DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR...

22
Februari 2002 ECN-C--01-127 DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN Een actualisatie naar aanleiding van recente ontwikkelingen N.H. van der Linden (ECN) J.P.M. Sijm (ECN) A.P.H. Dankers (ADventures in Sustainable NRG)

Transcript of DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR...

Page 1: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

Februari 2002 ECN-C--01-127

DE EVENWICHTSPRIJS VOOREMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN

Een actualisatie naar aanleiding van recente ontwikkelingen

N.H. van der Linden (ECN)J.P.M. Sijm (ECN)

A.P.H. Dankers (ADventures in Sustainable NRG)

Page 2: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

2 ECN-C--01-127

VerantwoordingDit rapport is tot stand gekomen in het kader van een opdracht van het Ministerie vanEconomische Zaken. De begeleidingsgroep voor dit project bestond uit medewerkers van hetMinisterie van Economische Zaken en het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijkeordening en Milieubeheer. Het project staat bij ECN geregistreerd onder Projectnummer 7.7420.

AbstractIn January 2000, ECN published a report on the potential and cost of emission reduction units inthe Annex I countries and in the non-Annex I countries. The ECN report presents an analysis ofthe equilibrium price of a GHG emission reduction unit assuming a fully transparent globalmarket for GHG reduction units. The ECN report was used as background information for theformulation of policies to achieve the emission reduction target of the Netherlands. Thesepolicies are presented in two documents: Uitvoeringsnota Klimaatbeleid deel I (UK I) coveringthe domestic reduction measures en Uitvoeringsnota Klimaatbeleid deel II (UK II) focusing onthe potential and costs of JI/CDM options.

In early 2002, The Ministry of Economic Affairs and the Ministry of Housing, Spatial Planningand the Environment intend to complete an evaluation of the progress on the implementation ofthe climate change policies presented in the UK I and UK II. The purpose of this evaluation is tomonitor the progress, to identify new developments which have occurred since the publicationof the UK I and the UK II and to assess whether these new developments warrant an adjustmentof the formulated policies. In this regard, the following recent developments are in particularrelevant:• the decision of the US not to ratify the Kyoto Protocol,• agreements achieved during the CoP6 and CoP7 meetings on the use of sinks,• new information became available on reduction cost of concrete projects implemented in

the framework of ERUPT, PCF and GEF,• new mitigation studies are available,• further agreement was reached during the CoP6 and CoP7 meetings on various aspects of

the implementation of the Kyoto Protocol.

The present study aims to bring up to date the ECN 2000 study by incorporating the aboverecent developments into the analysis. In particular, the present study aims to assess the impactof the above developments on the equilibrium price for an emission reduction unit. Thefollowing aspects have been analysed:• agreement on sinks reached during the CoP6 and CoP7 meetings,• exclusion of hot air from the market of tradable emission reduction units,• banking of reduction realised by CDM projects before the year 2008,• assumption that realisable potential of CDM/JI options is 50% of technical identified

potential.

The analysis show that as a result of the new developments the price of a reduction unit willdrop from US$ 4-14 per ton CO2 in the reference scenario to US$ <1-9 ton CO2 in the scenarioassuming Kyoto without the US and without a voluntary US reduction target and incorporatingthe above mentioned aspects. The price range reflects the situation whereby the no-regretoptions are included in the baseline (upper limit) and are not included in the baseline (lowerlimit).

The experiences from the implementation of concrete emission reduction projects so far indicatethat there is a lack of capacity concerning identification, evaluation and monitoring of CDM/JIprojects. This could seriously hamper a smooth implementation of the Kyoto Protocol.

Page 3: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 3

INHOUD1. ACHTERGROND 5

1.1 ECN-potentieelstudie 51.2 Recente ontwikkelingen 61.3 Doelstellingen 7

2. PRIJSVORMING EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN 82.1 Macro-analyse 82.2 Analyse van projectinformatie 13

2.2.1 Algemene observaties op basis van reeds uitgevoerde projecten 132.2.2 Belemmeringen bij het genereren van reductie-eenheden 15

3. REVIEW VAN RELEVANTE STUDIES 173.1 Review top-down studies 173.2 Vergelijking van modeluitkomsten 19

4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES 20

REFERENTIES 22

Page 4: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

4 ECN-C--01-127

Page 5: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 5

1. ACHTERGROND

In het kader van de internationale afspraken gemaakt tijdens de derde sessie van de Conferenceof the Parties (CoP) in Kyoto, Japan, in december 1997, heeft Nederland de verplichting op zichgenomen om in de periode 2008-2012 te komen tot een reductie van de emissie vanbroeikasgassen van zes procent ten opzichte van het niveau in het jaar 1990. Het beleid dat isontwikkeld om deze reductie te realiseren is beschreven in twee beleidsdocumenten:Uitvoeringsnota Klimaatbeleid (UK) Deel I, aangeboden aan de Tweede Kamer in juni 1999,beschrijft de maatregelen in Nederland; en Uitvoeringsnota Klimaatbeleid Deel II, aangebodenaan de Kamer in maart 2000, bevat een overzicht van het beleid met betrekking tot de aankoopvan emissiereductie-eenheden in het buitenland.

Als achtergrondinformatie bij het opstellen van UK Deel II is gedurende eind 1999 door ECNeen studie uitgevoerd in opdracht van DGIS waarbij een inventarisatie is gemaakt van debeschikbare potentiëlen en bijbehorende kosten van emissiereductiemogelijkheden in binnen- enbuitenland (Van der Linden et al, 2000). De ECN-studie, hieronder verder aangeduid als‘potentieelstudie’, had tot doel om meer inzicht te krijgen in de prijsvorming vanemissiereductie-eenheden die kunnen worden gerealiseerd in het binnenland of in het buitenlandvia Certified Emission Reductions (CERs), Emission Reduction Units (ERUs) of emissiehandel.

Begin 2002 vindt er een eerste ijking plaats van het Nederlands klimaatbeleid. Deze ijking heeftmet name tot doel om te bezien of er de afgelopen jaren ontwikkelingen zijn geweest diebepaalde aanpassingen van het geformuleerde klimaatbeleid noodzakelijk maken. Onderdeelvan deze ijking betreft een actualisering van de ECN-potentieelstudie met als doel hetidentificeren en analyseren van nieuwe ontwikkelingen die de prijs van een emissiereductie-eenheid kunnen beïnvloeden. Het voorliggende rapport beschrijft de resultaten van dezeactualisatie.

1.1 ECN-potentieelstudieDe ECN-potentieelstudie had tot doel een inventarisatie te maken van potentiëlen en kosten vanbroeikasgasreductieopties in binnen- en buitenland. Op basis van deze inventarisatie isvervolgens een vraag-aanbodanalyse op wereldschaal gemaakt om te komen tot een inschattingvan de prijs van emissiereductie-eenheden. Figuur 1.1 toont het resultaat van deze analyse.

-10

10

0 2000 4000 6000 8000

-50

-40

-30

-20

0

20

30

40

50

[USD

/ton]

[Mton]

zonder 'no-regret'

met 'no-regret'

vereiste reductie

Figuur 1.1 Geaggregeerde economische kostencurve voor de wereld als totaal

Page 6: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

6 ECN-C--01-127

Wereldwijde CO2-uitstoot in 1990 van Annex-I landen bedroeg circa 14,0 Gton CO2. Volgensde afspraak in het Kyoto Protocol moet dit teruggebracht worden in het jaar 2010 tot circa 13,1Gton CO2. Volgens het referentiescenario zal de uitstoot van Annex-I landen in 2010 circa 15,9Gton CO2 bedragen, dus de vereiste reductie (vraag naar reductieopties) bedraagt 2,8 Gton CO2(aangegeven in Figuur 1.1 door de verticale lijn). Het geaggregeerde wereldwijde aanbod vanreductieopties (in Annex-I en niet-Annex I landen) is in Figuur 1.1 weergegeven voor de situatiemet en zonder het meenemen van zogenaamde ‘no-regret’ opties. Deze vraag- enaanbodinventarisatie leidt vervolgens tot een (theoretische) evenwichtsprijs in de range van US$4 tot US$ 15 per ton CO2 afhankelijk van het wel of niet meenemen van ‘no-regret’ opties.

In de prijsrange tot US$ 50 per ton CO2 heeft de ECN-potentieelstudie een jaarlijksreductiepotentieel in het buitenland geïdentificeerd van circa 4400 Mton CO2 (2000 Mton inMidden- en Oost-Europa en 2400 Mton in de niet-Annex I landen). Dit totaal omvat ongeveer1650 Mton (800 Mton in Midden- en Oost Europa en 850 Mton in niet-Annex I landen) aanreductieopties met negatieve kosten (no-regret). Wordt alleen gekeken naar de positievekostenrange tot US$ 15 per ton CO2 (de no-regret opties worden dan buiten beschouwinggelaten), dan is het totaal geïdentificeerde jaarlijkse potentieel in het buitenland ongeveer 1150Mton CO2 (circa 200 Mton in Midden- en Oost-Europa en circa 950 Mton in niet-Annex I).

In de ECN-potentieelstudie is op basis van geïdentificeerde potentiëlen en kosten vanreductieopties een analyse gedaan om te komen tot een wereldevenwichtsprijs voor reductie-eenheden (permits). Het is goed om te beseffen dat er behalve de kosten en potentiëlen nogandere factoren zijn die niet zijn meegenomen in de analyse maar die wel degelijk de prijskunnen beïnvloeden. De belangrijkste overige factoren zijn:1. De politieke en economische situatie in een land zijn van groot belang voor de

investeringsbeslissingen van private investeerders.2. De locale capaciteit om projecten te initiëren, ontwikkelen en te implementeren vormt een

(grote) hindernis bij de realisatie van reductiepotentieel.3. Behalve CO2 zijn er nog vijf andere gassen gedefinieerd in het Protocol die kunnen

bijdragen aan de reductiedoelstelling.4. Het vastleggen van CO2 (sinks) is in beperkte mate toegestaan maar is nog niet

meegenomen in de bovenstaande analyse.5. De kosten verbonden aan de voorbereiding, uitvoering en monitoring van een project

(transactiekosten) zijn niet meegenomen.6. In de bovenstaande analyse is geen bovengrens gezet op de hoeveelheid credits die in het

buitenland gekocht kunnen worden.

1.2 Recente ontwikkelingenSinds de publicatie van UK Deel I en Deel II zijn er belangrijke nieuwe ontwikkelingen geweestbinnen het internationale klimaatbeleid die van invloed zijn op het potentieel, op de kosten endus ook op de prijs van emissiereductie-eenheden. Het gaat dan om de volgendeontwikkelingen:• Het besluit van de VS om het Kyoto Protocol niet te ratificeren. In het Kyoto Protocol is een

reductiepercentage van 7 procent ten opzichte van het basisjaar voor de VS voorzien. DeAmerikaanse president George W. Bush heeft echter besloten dat hij de senaat niet zalvragen om het Protocol te ratificeren. Waarschijnlijk gaan de Amerikanen wel werken aaneen alternatief plan, maar onduidelijk is wanneer dit klaar zal zijn en hoe het eruit zal zien.

• Het toestaan van het (ruimer) gebruik van sinks voor een aantal Annex-I landen, zowel ineigen land als in het buitenland via CDM. Op de CoP6 bis bijeenkomst in juli 2001, Bonn,en later op CoP7 in Marrakesh is hierover overeenstemming bereikt.

• Nieuwe informatie is beschikbaar met betrekking tot reductiekosten vanuit ERUPT,Prototype Carbon Fund (PCF) en Global Environment Facility (GEF).

Page 7: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 7

• Nieuwe studies zijn verschenen met betrekking tot potentiëlen en kosten vanreductiemaatregelen.

• Tijdens de CoP6 bis in Bonn is overeenstemming bereikt over de uitvoering van het KyotoProtocol. Tijdens CoP7 in Marrakesh hebben de partijen aangegeven het Protocol te zullenratificeren en is de Bonn-overeenkomst vastgelegd in een gedetailleerde besluitvormings-tekst.

1.3 DoelstellingenDeze nieuwe ontwikkelingen zijn aanleiding om de analyse gepresenteerd in de ECN-potentieelstudie te actualiseren. De belangrijkste doelstellingen van de actualisering zijn:1. Identificeren en kwantificeren van nieuwe ontwikkelingen die van invloed (kunnen) zijn op

de prijsvorming van emissiereductie-eenheden.2. Verzamelen en evalueren van informatie over reductiekosten van concrete projecten

uitgevoerd in het kader van ERUPT, PCF en GEF.3. Review van relevante studies uitgevoerd sinds de verschijning van UK Deel I en Deel II.

Page 8: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

8 ECN-C--01-127

2. PRIJSVORMING EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN

In dit hoofdstuk worden de belangrijkste effecten van recente ontwikkelingen en besluiten tenaanzien van het Kyoto Protocol op de prijsvorming van emissiereductie-eenheden (permits)gepresenteerd. Allereerst wordt gekeken naar de ontwikkelingen op macroniveau: wat wordt dewereldmarktprijs van een permit uitgaande van een situatie waarbij de drie flexibelemechanismen (emissiehandel, JI en CDM) volledig zijn geïntegreerd en er dus sprake is van eenvolledig transparant wereld emissiehandelssysteem? Uiteraard is dit een hypothetische situatie.Als er al een volkomen transparante wereldwijde markt zal ontstaan, dan zal het zeker nog velejaren duren voordat deze situatie is gerealiseerd. Toch is deze exercitie belangrijk om een idee tekrijgen voor de orde van grootte van de prijs van een permit.

Vervolgens wordt getracht om de macro-analyse te vergelijken met informatie over kosten enprijzen van concrete projecten die zijn of worden uitgevoerd. Deze projectinformatie is nog zeerbeperkt vanwege de simpele reden dat een emissiehandelssysteem eigenlijk nog niet bestaat.Wel komen er steeds meer initiatieven die het begin lijken aan te kondigen van het ontstaan vaneen dergelijk systeem. Het is belangrijk om deze ervaringen (hoe beperkt ook) goed te volgen ente ijken met de uitkomsten van de macro-analyse. Dit geldt met name voor landen als Nederlanddie op dit moment al heel actief bezig zijn met het uitvoeren van programma’s voor de aankoopvan emissiereductie-eenheden (first movers). Verder is het van belang om door deze projectenmeer inzicht te krijgen welke institutionele belemmeringen er zijn die de realisatie vancommercieel haalbare projecten verhinderen.

2.1 Macro-analyseDe macro-analyse heeft tot doel om tot een schatting te komen van de wereldmarktprijs van eenpermit in een situatie waarbij een emissiehandelssysteem is opgezet en er sprake is van eenvolkomen transparante emissiemarkt. Hiervoor is gebruik gemaakt van een statisch, partieelevenwichtsmodel dat het snijpunt bepaalt van de wereldwijde vraag en aanbod van CO2-emissiereductie-eenheden.

De vraag naar reductie-eenheden is het verschil in emissie-uitstoot tussen de baseline-ontwikkeling en de Kyoto-doelstelling voor een bepaald land. Het aanbod betreft de technischeen niet technische opties om CO2-emissies te reduceren. Reductieopties en bijbehorende kostenzijn geïdentificeerd in niet-Annex I landen (CDM), Midden- en Oost-Europa (JI) en overigeAnnex-I landen. Die opties worden gekozen waarmee in de vraag voorzien kan worden tegen delaagste kosten. Kwantitatieve informatie over potentiëlen en kosten van emissiereductie-eenheden per land (regio) is afkomstig van een review van mitigatiestudies die door de landenzelf zijn uitgevoerd (Van der Linden et al,1999).

In Tabel 2.1 staan de resultaten van de macro-analyse vermeld. Op de horizontale as staan driescenario’s met betrekking tot de mogelijke vraag naar emissiereductie-eenheden door deVerenigde Staten:1. Scenario 1 betreft het referentiescenario waarin uitgegaan wordt van de situatie dat de VS

zich volledig conformeren aan de afspraken zoals neergelegd in het Kyoto Protocol. Ditbetekent voor de VS een reductiedoelstelling in het jaar 2010 ten opzichte van de baselinevan 1650 Mt CO2.

Page 9: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 9

2. Scenario 2 beschrijft de situatie waarbij de VS niet meedoet aan Kyoto maar wel een eigenbeleid ontwikkelt om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan. Welke instrumentenhiervoor ingezet zullen worden is nog volstrekt onduidelijk, maar in dit scenario isaangenomen dat het beleid erop gericht is op een reductie die 50% bedraagt van de VS-doelstelling in het Kyoto Protocol, ofwel een reductie van 825 Mt CO2 in het jaar 2010 tenopzichte van de baseline. Verder is aangenomen dat deze doelstelling op een zo goedkoopmogelijke manier gerealiseerd dient te worden en het blijft dus mogelijk om reductieeenheden aan te kopen in het buitenland. Hierdoor blijft de VS een vragende partij in eeninternationaal handelssysteem.

3. Scenario 3 heeft als extreem maar op dit moment zeker niet onrealistisch uitgangspunt datde VS niet meedoet aan Kyoto en ook niet komt met een eigen reductie programma; er geldtdus geen enkele reductiedoelstelling.

Ten tijde van het verschijnen van de ECN-potentieelstudie was het nog niet duidelijk ofzogenaamde no-regret opties zich konden kwalificeren voor CDM/JI. Vandaar dat de resultatenin dat rapport gegeven zijn voor zowel de situatie met als zonder no-regret opties (zie Figuur1.1). Inmiddels is duidelijk dat kwalificatie voor CDM/JI enkel afhangt van de milieu-additionaliteit. Dit zou betekenen dat de situatie zonder no-regret niet relevant meer is en dat inFiguur 1.1 de evenwichtsprijs uitkomt op US$ 4 per ton CO2. Blijft echter nog wel de vraag ofno-regret opties wel of niet in de baseline moeten worden opgenomen. Dit zijn immerscommercieel haalbare opties die ook zonder klimaatbeleid financieel aantrekkelijk genoeg zijnom uit te voeren.1 Daar kan tegenin gebracht worden dat het feit dat no-regret opties (nog) nietgerealiseerd zijn een aanwijzing is dat er barrières bestaan die implementatie verhinderen. Hetverwijderen van deze barrières kan extra kosten met zich meebrengen waardoor opname in debaseline weer minder voor de hand ligt. Vanwege deze onzekerheid is in Tabel 2.1 voor iederscenario de case met en zonder no-regret opties gepresenteerd. Dit vergemakkelijkt devergelijking met de ECN-potentieelstudie, maar is ook een weergave van de onzekerheid overwelk deel van deze opties in de baseline moet worden meegenomen (Case A: alle no-regret inde baseline; Case B: geen enkele no-regret optie in de baseline).

De volgende relevante ontwikkelingen zijn geanalyseerd:

1. CO2-opname: de overeenkomst bereikt tijdens de CoP6 bis in Bonn en later aangepast tijdensCoP7 in Marrakesh geeft partijen de mogelijkheid om een deel van de reductieverplichting tevoldoen door middel van projecten die leiden tot een grotere capaciteit voor opname van CO2.Voor ieder Annex-I land is de maximale hoeveelheid aan CO2-opname in het eigen landvastgelegd (voor Annex I totaal circa 430 Mton CO2 en via CDM-projecten totaal circa 170Mton CO2) die kan meetellen voor de reductiedoelstelling2. Omdat dit type projecten in hetalgemeen beduidend goedkoper zijn dan energiegerelateerde projecten is er in deze analyse vanuitgegaan dat de toegestane hoeveelheid in zijn geheel gebruikt wordt.

2. Hot Air: hot air is de aanduiding voor het verschijnsel dat voor een aantal landen die eenperiode van ernstige economische terugval hebben ondervonden (met name Rusland en deOekraïne) de baseline beneden de Kyoto-doelstelling ligt en deze landen derhalve reductie-eenheden kunnen verkopen en toch aan hun doelstelling kunnen voldoen zonder een additioneelreductiebeleid te hoeven voeren. Schattingen van de beschikbare hoeveelheid hot air variërensterk (afhankelijk van baselineveronderstellingen). Uitgegaan is van 450 Mt CO2. Hoewel het istoegestaan om hot air te verhandelen, is het zeker niet ondenkbaar dat (een deel van) debeschikbare hot air wordt doorgeschoven naar de volgende budgetperiode. Door deterugtrekking van de VS is de prijs van een permit aanzienlijk gedaald waardoor het bewarenvan hot air voor een volgende budgetperiode wellicht aantrekkelijker is dan verhandelen. Het isook denkbaar dat landen om politieke redenen hot air niet willen gebruiken voor het halen van

1 Strikt genomen zouden no-regret opties om deze reden dus in de baseline opgenomen moeten worden. Voor JI-

opties leidt dit dan wel weer tot een toename van de hot air met dezelfde hoeveelheid.2 Dit is inclusief 174 Mton CO2 voor de VS.

Page 10: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

10 ECN-C--01-127

de reductiedoelstelling. In deze actualisatie wordt gekeken wat het effect is op de evenwichts-prijs als hot air niet verhandeld wordt en er dus een extra vraag ontstaat naar de overigeemissiereductieopties.

3. Banking: In het Kyoto Protocol is opgenomen dat voor reductieopties in niet-Annex I landendie via het CDM worden gerealiseerd de reductie-eenheden vanaf het jaar 2000 meegenomenkunnen worden (dit in tegenstelling tot JI- of reductieopties in Annex-I landen die pas vanaf hetjaar 2008 meetellen). Alle reductie-eenheden gegenereerd door CDM-projecten in de periode2000-2008 kunnen dus overgeheveld worden naar de eerste budgetperiode. Dit principe vanbanking leidt er toe dat het aanbod in deze budgetperiode groter wordt. In deze analyse is ervanuitgegaan dat CDM-projecten vanaf 2005 geleidelijk reductie-eenheden zullen gaan genererenen dat leidt ertoe dat in het jaar 2010 het totale aanbod van CDM reductie-eenheden ongeveer20% hoger ligt dan zonder banking.

4. Beperking CDM en JI potentieel: In de analyse is gebruik gemaakt van geaggregeerdeaanbodcurves voor CDM- en JI-reductieopties. Deze curven zijn opgesteld aan de hand van eeninventarisatie van mogelijke concrete projecten om CO2 te reduceren in de niet-Annex I landen(CDM) en de Annex-I landen van Oost- en Midden Europa (JI). Bij deze inventarisatie is alleengekeken naar de technische en economische haalbaarheid van projecten. Geen aandacht isbesteed aan allerlei mogelijke institutionele/politieke belemmeringen die ertoe zouden kunnenleiden dat potentieel economisch interessante projecten toch niet tot uitvoering komen.Vanwege deze belemmeringen is naar verwachting het daadwerkelijke reductiepotentieelduidelijk minder dan de hoeveelheid die geïnventariseerd is. Om een idee te krijgen van heteffect hiervan op de prijs is verondersteld dat het werkelijke reductiepotentieel van CDM en JI50% is van de geïdentificeerde hoeveelheid.

In Tabel 2.1 worden de resultaten gepresenteerd van de drie scenario’s in combinatie met degeanalyseerde ontwikkelingen.

Page 11: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 11

Tabel 2.1 Overzicht van effecten van recente ontwikkelingen en besluiten ten aanzien van deuitvoering van het Kyoto Protocol (uitsluitend CO2)

VS:Kyoto-doelstelling1

VS:Nationale doelstelling1

VS:Geen doelstelling1

Case A2 Case B2 Case A2 Case B2 Case A2 Case B2

Vereiste reductie Annex I in 2010t.o.v. baseline [Mt CO2] 2830 2830 2010 2010 1185 1185Uitgangssituatie3

Prijs emissierecht [US$/ton CO2] 14,1 3,8 7,9 <1 5,6 <1Recente ontwikkelingen:

Prijs emissierecht [US$/ton CO2 ]1. Inclusief CO2-opname 9,0 0,7 5,3 <1 2,4 <12. Exclusief hot air 18,6 6,0 10,3 1,9 9,0 <1

1+2 gecombineerd 12,6 3,0 7,6 <1 5,8 <13. Banking4 12,1 2,6 7,6 <1 4,9 <1

1+2+3 gecombineerd 9,9 1,6 6,5 <1 4,5 <14. Beperking JI en CDM-potentieel5 22,6 12,0 11,9 5,2 9,9 <1

1+2+3+4 gecombineerd 19,2 8,8 10,0 4,0 9,1 <11) Het scenario ‘VS: Kyoto-doelstelling’ refereert aan de situatie waarin de VS zich volledig conformeren aan de

afspraken zoals neergelegd in het Kyoto Protocol. Het scenario ‘VS: nationale doelstelling’ heeft betrekking opde situatie waarin de VS via (vrijwillig) nationaal beleid hun CO2-emissies reduceren. In dit scenario wordtverondersteld dat de reductiedoelstelling van de VS in absolute zin gelijk is aan de helft van de oorspronkelijkeKyoto-doelstelling. Dat wil zeggen, conform de Kyoto-doelstelling zouden de VS naar verwachting 1645 MtCO2 moeten reduceren. In het scenario ‘VS: nationale doelstelling’ is de reductiedoelstelling derhalve 825 MtCO2. In het scenario ‘VS: geen doelstelling’ neemt de VS geen enkele reductieverplichting op zich.

2) Case A: exclusief no-regret opties. Case B: inclusief no-regret opties. Voor de Annex-I regio - met name inMidden en Oost-Europa - wordt het no-regret potentieel geschat op 792 Mt CO2 en voor de niet-Annex I regioop 848 Mt CO2.

3) De uitgangssituatie waarin de VS zich conformeren aan de Kyoto-doelstelling komt het meest overeen met desituatie zoals uiteengezet in Van der Linden, et al. (2000). Het belangrijkste verschil is dat in de huidige studiede totale hoeveelheid ‘hot air’ (i.e. 450 Mt CO2) volledig wordt verdisconteerd in de berekeningen, terwijl inVan der Linden, et al. (2000) slechts een deel (i.e. 360 Mt CO2) werd meegenomen. Derhalve valt in de huidigestudie de variatiebreedte van de prijs iets lager uit (i.e. tussen 3,8 en 14,1 US$95 per ton CO2) dan in Van derLinden, et al. (2000) (4,2 en 14,9 US$95 per ton CO2).

4) Verondersteld wordt dat als gevolg van ‘banking’ van CDM credits in de jaren 2005-2007 het aanbod van dezecredits in de eerste budgetperiode van het Kyoto Protocol (2008-2012) zal toenemen met 20 procent.

5) Verondersteld wordt dat in de eerste budgetperiode van het Kyoto Protocol slechts 50 procent van het technischgeïdentificeerd potentieel aan reductiemogelijkheden in de niet-Annex I regio (CDM) alsmede in de Annex Iregio van Midden en Oost-Europa (JI) daadwerkelijk beschikbaar is.

Op basis van de resultaten gepresenteerd in Tabel 2.1 zijn de volgende observaties relevant:

1. Het niet ratificeren door de VS van het Kyoto Protocol leidt tot een daling van de vraag naaremissiereductie-eenheden van 2830 Mton CO2 naar 2010 Mton CO2 met een vrijwillige VS-doelstelling en naar 1185 Mton CO2 zonder VS-doelstelling. Het effect op de prijs van eenpermit van het niet ratificeren van de VS is aanzienlijk: de nieuwe evenwichtsprijs komt teliggen in de range US$ <1-6 zonder vrijwillige doelstelling van de VS en in de range US$<1-8 als de VS vrijwillig een doelstelling op zich neemt. De forse daling in prijs betekentook dat door het niet meedoen van de VS het voor de overige Annex-I landen beduidendgoedkoper wordt om aan hun verplichtingen te voldoen.

2. Wordt behalve de terugtrekking van de VS ook nog rekening gehouden met deBonn/Marrakesh-afspraken over CO2-opname, met de mogelijkheid dat het potentieel aanhot air pas in de volgende budgetperiode gebruikt gaat worden, met banking voor CDM enmet de aanname dat slechts 50% van het technische CDM/JI-reductiepotentieel ookdaadwerkelijk realiseerbaar is, dan wordt de prijsrange voor een permit US$ <1-9 /ton CO2zonder VS-doelstelling en US$ 4-10/ton CO2 met VS-doelstelling.

Page 12: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

12 ECN-C--01-127

3. De afspraken gemaakt tijdens de CoP6 bis in Bonn met betrekking tot CO2-opname zijn nietonbeduidend. Van de totale Annex-I emissiereductiebehoefte van 1185 Mton CO2 (Kyotozonder de VS) kan al 420 Mton CO2 (36%) gerealiseerd worden door middel van(goedkope) CO2-opname projecten. Het neerwaartse effect op de permitprijs van alleen ditaspect is dan ook aanzienlijk.

4. Na het wegvallen van de VS is het aspect van hot air nog belangrijker geworden. Degeschatte totale hoeveelheid hot air bedraagt circa 450 Mton CO2. Dit is bijna 38% van detotale vraag naar emissiereductie-eenheden na het wegvallen van de VS. Er wordtoverwogen (b.v. door PCF) om een deel van de hot air om te zetten in zogenaamde vroegeJI-akties.

5. De mogelijkheid van banking resulteert in een aanzienlijk groter aanbod van reductie-eenheden gedurende de eerste budgetperiode, en dus in een neerwaartse druk op deevenwichtsprijs. Banking voor CDM-projecten is volgens het Protocol toegestaan en dusreëel. In lijn hiermee is bij JI zogenaamde ‘early crediting’ mogelijk. Dit houdt in datgastlanden gevraagd wordt om een toezegging te doen aan investeerders in JI projecten datde reductie gerealiseerd voor 2008 wordt overgedragen in de vorm van Assigned Amounts(Rusland en Roemenië staan hier in principe al positief tegenover). Die overdracht moet danvoldoen aan de regels van emissiehandel. Early crediting verbetert de concurrentiepositievan JI-projecten ten opzichte van CDM-projecten.

In Figuur 2.1 wordt voor het referentiescenario en de Scenario’s 2 en 3 aangegeven welkeaanbodopties worden gebruikt om aan de totale vraag naar emissiereductie-eenheden te kunnenvoldoen. In het referentiescenario bedraagt de totale vraag 2830 MtCO2, in Scenario 2 is dit2010 Mton CO2 en in Scenario 3 is dit 1185 Mton CO2. Voor een goede interpretatie van Figuur2.1 is het belangrijk om te beseffen dat het referentiescenario (REF 1-A en REF 1-B) betrekkingheeft op de uitgangssituatie, de eerste twee kolommen (prijsrange US$4-14). Hier is hot air welopgenomen. Scenario’s Sc2-A, Sc2-B, Sc3-A en Sc3-B hebben betrekking op de laatste regel ende laatste twee kolommen in Tabel 2.1 (prijs range US$ 4-10 en US$ <1-9). In deze scenario’sis dus verondersteld dat: 1) hot air niet wordt verhandeld in de eerste budgetperiode; en 2) CO2-opname, banking en beperking CDM/JI potentieel is meegenomen.

�����������

���������

��������

���������� ������������������

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

REF 1-A REF 1-B Sc 2-A Sc 2-B Sc3-A Sc3-B

CO2-opname����CDMJI����EmissiehandelHot airBinnenland

[%]

Figuur 2.1 Gebruik van emissiereductieopties in verschillende scenario’s

Page 13: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 13

Het wegvallen van de VS betekent een veel lagere evenwichtsprijs en dus een groter beroep opCDM en JI door de Annex-I landen ten koste van binnenlandse maatregelen. Voor Scenario 3-B, dus inclusief de no regret-maatregelen, is het aanbod van reductie-eenheden zo groot invergelijking met de vraag dat de prijs in het model zakt naar 0. In de praktijk betekent dit datvraag en aanbod niet meer bepalend zijn maar dat andere factoren (welke verdeling tussenbinnen- en buitenland wordt als wenselijk ervaren) bepalend zijn voor de uiteindelijke uitkomst.

2.2 Analyse van projectinformatieDe macro-analyse zoals gepresenteerd in Paragraaf 2.1 is gebaseerd op informatie vangeïdentificeerde emissiereductieopties en een inschatting van de kosten van deze opties inAnnex-I landen en in de niet-Annex I landen. Deze informatie betreft dus een inschatting vankosten en prijzen van mogelijke projecten om tot een reductie van CO2 te komen.

Omdat theorie en praktijk soms twee verschillende dingen zijn lijkt het nuttig om detheoretische informatie te vergelijken met meer concrete informatie afkomstig van projecten diezijn of worden uitgevoerd. Deze concrete projecten kunnen behalve financiële informatie ookmeer inzicht geven in de institutionele aspecten die mogelijk belemmerend werken voor hetinitiëren en implementeren van CDM- en JI-projecten. Informatie over concrete projecten is nogschaars omdat de markt voor emissierechten nog niet bestaat maar heel voorzichtig aan hetontstaan is. Verder was het tot voor kort moeilijk om te spreken over marktwerking omdat zelfshet produkt waarvoor de marktwerking dient te gelden nauwelijks bestond door een gebrek aaneen internationaal geaccepteerde definiëring hoe dit produkt tot stand dient te komen. Tijdens deCoP7 in Marrakesh is hierover veel meer duidelijkheid ontstaan en dat zal zeker deontwikkeling van de emissiehandel bevorderen. De concrete projecten die in deze paragraafworden besproken dateren alle van voor Marrakesh en zijn het resultaat van ‘first marketmovers’ die bereid waren het risico te nemen omtrent het eigenhandig definiëren van hetprodukt met de verwachting dat dit op een later tijdstip door de internationale gemeenschap(UNFCCC/CDM Executive Board) zou worden overgenomen.

2.2.1 Algemene observaties op basis van reeds uitgevoerde projectenOp basis van een (beperkt) aantal concrete emissiereductieprojecten die de laatste jaren zijnuitgevoerd door verschillende instellingen kunnen de volgende algemene observaties gedaanworden die relevant zijn voor de totstandkoming van een markt voor emissiereductie-eenheden.

• De projecten die tot op heden zijn ontwikkeld komen vaak vanuit de hoek vanontwikkelingssamenwerking en richten zich op duurzame energie, rurale elektrificatie,stadsverwarming en in sommige gevallen energiebesparing in kleine en middelgroteindustrieën. Echter, nog geen projecten zijn gedaan in de sectoren waar naar verwachtinggoedkope reductie-eenheden kunnen worden gegenereerd zoals de petrochemische sectoren(inclusief affakkelen, aardgastransporten), transportsectoren en energiebesparing ingrootschalige industrieën. Projecten die tot nu toe uitgevoerd zijn resulteren dan ook inrelatief kleine hoeveelheden reductie-eenheden en vaak ook tot een relatief hoge prijs voordeze eenheden.

• Projecten worden vaak ontwikkeld door multilaterale instellingen en/of nationale overhedenin Annex-I landen. De particuliere sector is tot op heden nauwelijks betrokken geweest bijde directe projectontwikkeling, alhoewel mag worden verwacht dat deze het op een kosten-effectievere manier zou kunnen doen en dus voor een lagere aanbodprijs voor reductie-eenheden. Verder wordt verwacht dat de particuliere sector met name betrokken zal zijn bijprojecten die relatief grote hoeveelheden reductie-eenheden genereren.

Page 14: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

14 ECN-C--01-127

• Er is op dit moment een trend zichtbaar dat grote ondernemingen (oliemaatschappijen, groteelektriciteitsbedrijven verenigd in E7), alsmede publieke sectoren (nationale overhedenAnnex-I landen) bereid zijn om een hoge prijs te betalen voor reductie-eenheden. Dit heeftte maken met enerzijds de Public Relations-waarde van reductie-eenheden die voortvloeienuit duurzame energie/ontwikkelingssamenwerking projecten en anderzijds met de behoefteom deel uit te gaan maken van deze ontwikkelingen betrekking hebbende op een potentiële,interessante nieuwe markt (on-the-job-learning). Deze ontwikkelingen hebben tot resultaatdat in de prijsvorming van reductie-eenheden de kosten voor PR en on-the-job-learning zijnverdisconteerd en er dus een hogere prijs wordt betaald voor reductie-eenheden. Het isechter te verwachten dat dit laatste verschijnsel zich alleen in het beginstadium (eerste 5-6jaar) van CDM en JI zal voordoen en vervolgens zal uitfaseren.

• Een goede administratie van de ontwikkelingskosten van projecten in ontwikkelingslandenis meestal niet beschikbaar. Vaak lopen doelstellingen vanuit ontwikkelingssamenwerking(ODA) en doelstellingen vanuit klimaatbeleid door elkaar heen. Dit kan ertoe leiden datprojecten die zijn ontwikkeld binnen ODA kader maar daar verder geen financiering kunnenkrijgen overgeheveld worden naar klimaatbeleid. Een flink deel van de voorbereidings-kosten worden dan niet meegenomen in de uiteindelijke kostenbepaling vanemissiereductie-eenheden.

Uit bovenstaande observaties blijkt dat er nog vele belemmeringen bestaan die eentotstandkoming van een volledig transparante emissiemarkt bemoeilijken. Dit is echter nietverrassend en kenmerkend voor het ontstaan van een nieuwe markt. Er zijn ook duidelijktekenen van vooruitgang. Zo heeft de laatste CoP in Marrakesh weer meer duidelijkheidgebracht met betrekking tot het gebruik van de flexibele instrumenten. Ook het feit dat er 17particuliere bedrijven participeren in het PCF is een teken dat de private sectoren uit een aantallanden geïnteresseerd beginnen te raken.

Gerealiseerde prijzen van reductie-eenhedenOm een indruk te krijgen van de prijs van emissiereductie-eenheden van CDM- en JI-projectenzoals die op dit moment in de praktijk kan worden waargenomen zijn in Tabel 2.2 de resultatenvermeld van de projecten uitgevoerd binnen de PCF- en ERUPT-programma’s en de resultatenvan een recente analyse van een geselecteerd aantal projecten uitgevoerd door UNDP (GEF).

Tabel 2.2 Afgesproken prijzen van reductie-eenhedenPCF 1) PCF 2) ERUPT 3) UNDP/GEF 4)

Aantal projecten 8 13 5 8Laagste prijs [US$/ton CO2] 2 3 5,7 1~2Hoogste prijs [US$/ton CO2] 3 6,5 10,4 25~30Gem. prijs [US$/ton CO2] 2,5 3 9,7 1,5Gem. reductie per project [ton CO2] 2.500.000 1,282.400 903.600 2.226.0001) Projecten in uitvoering zoals vermeld in eerste PCF jaarlijks rapport (sept. 2001).2) Projecten in de pijplijn die reeds zijn goedgekeurd door het ontvangende land en door het PCF.3) Resultaten van de eerste Europese ERUPT tender.4) UNDP intern rapport: ‘Re-examining selected UNDP(GEF) projects as potential CDM projects’. Datakwaliteit

voor analyse was beperkt. Gemiddelde prijs per ton CO2 alsmede gemiddelde reductie per project wordengedomineerd door twee grote CH4-projecten. De overige projecten zijn allemaal kleinschalige CDM-projecten.

Op basis van Tabel 2.2 kunnen de volgende conclusies getrokken worden:1) De (theoretische) prijs voor een reductie eenheid uitgaande van een eigen doelstelling van

de VS ligt in de range US$ 4-10 per ton CO2 (zie Tabel 2.1). De ervaringen tot nu toe gevenaan dat voor die projecten uitgevoerd in het kader van een reductiedoelstelling (ERUPT) deprijs heel duidelijk aan de bovenkant van deze range zit. Dit is een gevolg van het feit dat opdit moment de emissiehandel nog niet geïntegreerd en zeer beperkt van omvang is. Naarverwachting kan deze prijs naar beneden gaan als de modaliteiten voor deze markt duidelijk

Page 15: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 15

zijn gedefinieerd. De prijs van een reductie eenheid voor projecten niet direct gericht op eenreductiedoelstelling (PCF, UNDP/GEF) ligt duidelijk lager. Dit kan verklaard worden uithet feit dat er geen risico wordt gelopen voor het niet realiseren van reductie-eenheden integenstelling tot b.v. ERUPT.

2) De prijs bij PCF ligt duidelijk lager dan bij ERUPT. Dit kan voor een belangrijk deelverklaard worden door het feit dat PCF-projecten CDM en/of early credits JI-projecten zijnen dat dus de reductie gegenereerd voor 2008 ook meegenomen worden in tegenstelling totERUPT.

3) De reductieomvang van de meeste projecten binnen PCF en ERUPT ligt in de orde vangrootte van 1 miljoen ton CO2.

2.2.2 Belemmeringen bij het genereren van reductie-eenhedenMomenteel zijn er een beperkt aantal spelers betrokken bij activiteiten gericht op hetontwikkelen en implementeren van CDM- en JI-projecten met als doel om gerealiseerdereductie-eenheden te verhandelen. Daaraan liggen een aantal institutionele, financiële,informatie en andere belemmeringen ten grondslag die hieronder zijn opgesomd. Dezeopsomming is niet volledig, maar geeft een beeld van de hoeveelheid en intensiteit aanbelemmeringen welke momenteel nog bestaan en waaraan intensief gewerkt dient te worden omeen versnelde ontwikkeling en implementatie van CDM- en JI-projecten, alsmede hetverhandelen van reductie-eenheden op grote schaal, mogelijk te maken:• Er is een groot gebrek aan capaciteit voor de identificatie, ontwikkeling, implementatie,

monitoring en evaluatie van CDM- en JI-projecten. Dit is met name het geval voor niet-Annex I landen en in mindere mate voor de groep Annex-I landen. Momenteel wordt demeeste capaciteit zoals hierboven beschreven aangetroffen bij de ‘first market movers’ zoalsbijvoorbeeld het PCF en Nederland. Echter, ook voor deze categorieën geldt dat zij zichonder aan de ‘learning curve’ bevinden en dat er nog veel capaciteit zowel in de breedte alsin de diepte dient te worden ontwikkeld om CDM- en JI-activiteiten op grotere schaal plaatste laten vinden. Door de beperkte capaciteit worden er weinig reductie-eenhedengegenereerd en zijn deze tevens relatief duur.

• Er is een gebrek aan duidelijke internationale regelgeving op het gebied van baselines,validatie en certificeringsprocedures. Hierdoor kan er niet met zekerheid geïnvesteerdworden in projecten die reductie-eenheden genereren. Het uitblijven van deze regelgevingintroduceert een risico waardoor de traditionele en conservatieve investeerders incombinatie met de financiële instellingen (beide categorieën vormen de meerderheid van deinvesteringsgemeenschap) op dit moment weinig interesse tonen om op significante schaaltoe te treden tot CDM- en JI-activiteiten.

• Als er al sprake is van internationale regelgeving en procedures dan zijn deze vaakingewikkeld en komen boven op bestaande investeringsprocedures. Huidige proceduresvoor bijvoorbeeld CDM (CDM project cycle) zijn zelfs ingewikkelder dan bestaandeprojectcycli zoals die worden gehanteerd binnen de WereldBank, Europese Unie, VerenigdeNaties Ontwikkelings Programma (UNDP), Global Environment Facility (GEF), etc. Dezeingewikkelde procedures vormen een belemmering voor potentiële nieuwkomers zoals dieworden verwacht uit de particuliere sectoren. Er is een tendens zichtbaar dat er wordtafgewacht tot er meer duidelijkheid is omtrent de procedures en vervolgens dat deprocedures worden vereenvoudigd zodat ze beter aansluiten bij reeds bestaandeinvesteringsprocedures zoals die internationaal worden gehanteerd (bijvoorbeeld ‘technicaland financial due diligence’). Er is al eerder opgemerkt dat de afspraken gemaakt tijdens deCoP7 in Marrakesh meer duidelijkheid geven wat betreft de modaliteiten van de flexibeleinstrumenten. Met name de benoeming van de Executive Board van de UNFCCC (adviescommissie met als taak supervisie van CDM) betekent een flinke stimulans voor hetduidelijk en transparant krijgen van de procedures en regelgeving voor de flexibeleinstrumenten.

Page 16: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

16 ECN-C--01-127

• Veel van de huidige ‘first market movers’ richten zich op relatief kleinschalige projectenwaarvan de transactiekosten naar verhouding hoog zijn. Er is tevens met name een focus opduurzame energieprojecten, terwijl sectoren met een groot potentieel zoals grootschaligeenergiebesparing, affakkelen van oliewinning, lekkages van aardgastransporten en detransport sector nog nauwelijks vertegenwoordigd zijn in CDM- en JI-activiteiten. Deredenen voor deze situatie moeten worden gezocht in een combinatie van gebrek aanbekendheid omtrent de mogelijkheden die CDM en JI te bieden hebben en gebrek aaninteresse om erin betrokken te raken (zie ook bovenstaande punten).

• De huidige ‘first movers’ bevinden zich met name in de multilaterale instellingen ennationale publieke sectoren. Historisch gezien zijn de contacten van deze ‘first movers’ metde privé-sectoren beperkt, maar zonder een gezamenlijke inspanning zal er nooit sprakekunnen zijn van significante CDM- en JI-activiteiten. CDM en JI zijn typische voorbeeldenvan ‘Public Private Partnerships’ (PPPs) en daar is nog weinig ervaring mee opgedaan. Eenvoorbeeld waarbij zo’n samenwerking wel duidelijk beoogd wordt is het PCF waarindeelnemen 17 particuliere bedrijven en 6 overheden. Verder wordt er vanuit deklimaatgemeenschap vaak gedacht in termen van klimaatprojecten en het volgen van dedaarbij behorende internationale regelgeving. Daarbij wordt vaak over het hoofd gezien datklimaatopbrengsten slechts een beperkt deel vormen van de totale investeringsbenodigd-heden (zo’n 10 tot 20% wanneer opbrengsten van reductie-eenheden worden vertaald naarinitiële investeringen). Deze verhouding van normaal investeringskapitaal en ‘klimaat-investeringsgelden’ impliceert dat de klimaatgemeenschap een ondergeschikte rol zalmoeten spelen in normale investeringsactiviteiten. Dit vergt een andere opstelling van dehuidige generatie klimaatprojectontwikkelaars die teveel trachten de klimaatdoelstellingenprimair te stellen in gezamenlijke investeringsprojecten.

Page 17: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 17

3. REVIEW VAN RELEVANTE STUDIES

Voor de analyse zoals gepresenteerd in Hoofdstuk 2 is de zogenaamde bottom-up methodegebruikt. Dit betekent dat informatie over kosten en prijzen van emissiereductieopties pertechnologie, per sector en per land zijn verzameld en vervolgens geaggregeerd tot regioniveau(Annex I, niet-Annex I) en wereldniveau. Deze methode van beneden af bevat dusgedetailleerde technologie informatie, maar houdt geen rekening met allerlei interacties tussende energiesector en de overige economische sectoren en ook niet met interacties tussenverschillende wereldregio’s (landen). Modellen gebaseerd op de zogenaamde top-downmethode hebben deze interacties wel meegenomen, maar zijn daarentegen over het algemeenveel minder rijk aan technologie-informatie.

In dit hoofdstuk worden de uitkomsten van de ECN bottom-up methode vergeleken met deresultaten van drie studies die ook als doel hebben te analyseren wat het effect is van het nietmeedoen van de VS op de evenwichtsprijs van een permit, maar die alle drie een top-downmethode gebruiken. De studies zijn uitgevoerd door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid enMilieu (RIVM, Nederland), het Center for International Climate and Environmental Research(CICERO, Noorwegen) en de International Energy Agency (IEA, Frankrijk).

3.1 Review top-down studies• Evaluating the Bonn agreement and some key issues; RIVMBelangrijkste doel van de in dit rapport gepresenteerde analyse is om aan te geven wat deeffecten zijn van de uitkomsten van het Bonn akkoord op de milieueffectiviteit en op deeconomische efficiency van het akkoord.

Gebruik is gemaakt van het door het RIVM ontwikkelde FAIR model. Het FAIR model bevateen kostenmodule met marginale emissiebestrijdingskostencurven waarmee de wereld-evenwichtsprijs voor een emissiepermit kan worden bepaald en vervolgens ook een inschattingwordt gegeven van de totale kosten die gemaakt moeten worden voor de implementatie van hetKyoto Protocol. In dit model wordt gewerkt met de marginale bestrijdingskostencurven van hetCPB WorldScan model.

Als referentiescenario is het IPCC SRES A1B-scenario gebruikt. Dit scenario beschrijft eensituatie met hoge economische groei (2,9% over de periode 1990-2100 voor de wereld alstotaal). Belangrijkste uitgangspunten bij de RIVM-analyse zijn:1. niet meedoen van de VS,2. Bonn afspraken betreffende CO2-opname,3. gekeken is alleen naar CO2-reductie en niet naar de overige broeikasgassen,4. transactiekosten zijn verondersteld 20% te zijn van de totale investeringskosten,5. verondersteld is dat slechts 10% van het theoretische CDM-potentieel daadwerkelijk

realiseerbaar is.

De belangrijkste uitkomsten staan vermeld in Tabel 3.1. In de Scenario’s 1 en 2 is uitgegaan vande situatie voor Bonn, met als cases wel en niet meedoen van de VS. In Scenario 3 is uitgegaandat de VS niet meedoet en zijn de Bonn afspraken met betrekking tot CO2-opnamemeegenomen. In alle scenario’s is uitgegaan van een volledig transparante en geïntegreerdewereldemissiehandelssysteem.

Page 18: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

18 ECN-C--01-127

Tabel 3.1 Scenarioresultaten RIVM-studieAnnex-I

CO2-reductie[Mton]

Annex-Ireductie i.v.m.

1990 niveau [%]

Reductiebinnenland

[%]

PrijsCO2 permit[US$/ton]

Annex-Ireductiekosten

[bUS$]1. Kyoto met VS 2790 -5,1 46 9,7 472. Kyoto zonder VS 870 +8 22 4,3 3,53. Kyoto zonder VS met Bonn 481 +10,6 14 2,4 1,8Bron: M.G.J. den Elzen en A.P.G. de Moor, RIVM

In het rapport wordt ook een gevoeligheidsanalyse gepresenteerd voor de belangrijkstevariabelen. De conclusies van deze analyse zijn als volgt kort samengevat:− Het gebruiken van IPCC SRES-scenario’s met duidelijk lagere economische groei heeft een

significant effect op de permitprijs. Voor het B1-scenario (economische jaarlijkse groei van2,5% over 1990-2100) en het A1-scenario (economische jaarlijkse groei van 2,3% over1990-2100) daalt de evenwichtsprijs naar 0.

− Het toepassen van een andere set van marginale bestrijdingskosten (in plaats van dekostencurven van het WorldScan model is gebruik gemaakt van de kostencurven van hetPoles model van de Universiteit van Pierre Mendes, Frankrijk (Patrick Criqui et al, 1999)heeft een duidelijk effect op de evenwichtsprijs die stijgt naar US$ 4,9/ton CO2.

− Verhogen van het percentage van CDM-opties dat daadwerkelijk gerealiseerd kan wordenvan 10% naar 30% heeft weinig invloed op de prijs.

− Verhogen of verlagen van de transactiekosten (van 20% naar 30% en naar 0%) heeft weinigeffect op de prijs.

• From small to insignificant: Climate impact of the Kyoto Protocol with and withoutUS: Center for International Climate and Environmental Research (CICERO); June2001

In deze notitie van CICERO, Oslo, wordt een inschatting gemaakt van de prijs van een permitzowel voor de situatie waarbij de USA meedoet met het Kyoto Protocol als in het geval dat deUSA niet meedoet.

Gebruik wordt gemaakt van een partieel evenwichtsmodel waarbij de wereld verdeeld is in 32landen en regio’s (top-down benadering). Er wordt alleen gekeken naar handel van creditstussen Annex-I landen. Omdat de modaliteiten van CDM nog niet bekend zijn wordt dezemogelijkheid verder niet meegenomen, maar opgemerkt wordt wel dat als CDM realiteit wordtdit de prijs verder zal doen dalen. De belangrijkste conclusies van deze berekeningen zijn:1. Het Kyoto Protocol met de USA leidt tot een wereldwijde reductie van de emissies van

5,5% ten opzichte van het referentiescenario in 2010. Zonder de USA daalt dit percentagetot 0,9%.

2. De prijs van een permit daalt van US$ 15/ton CO2 in een situatie waarbij de USA meedoet,naar US$ 5/ton CO2 in een situatie zonder de USA.

3. Bij het hanteren van een plafond voor het aankopen van credits zoals voorgesteld door deEU stijgt de prijs naar USD 16/ton CO2 als de USA niet meedoet.

• International Emission Trading: from concept to reality; IEA, 2001In deze IEA-publicatie wordt ook een kwantitatieve analyse gegeven van de gevolgen voor deemissiemarkt van het niet meedoen van de USA. The IEA-analyse is gebaseerd op eenpublicatie van de WereldBank waarin verschillende modellen worden gebruikt om de scenario’sdoor te rekenen. De resultaten van twee modellen worden overgenomen in de IEA-publicatie hetmodel EPPA van MIT, USA, en het model GTEM van ABARE, Australië.

Page 19: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 19

Deze twee modellen kijken niet alleen naar CO2-emissies, maar nemen ook de niet CO2-emissies mee. Met deze modellen zijn de volgende scenario’s doorgerekend:− Kyoto Protocol geïmplementeerd zoals afgesproken in december 1997− Kyoto Protocol zonder de USA− Kyoto Protocol zonder de USA en zonder hot air.

De scenarioresultaten worden gegeven in Tabel 3.2.

Tabel 3.2 Scenarioresultaten IEA-studieScenario/model Annex-I CO2-eq.-reductie Prijs [US$/ton CO2]

MIT ABARE MIT ABAREKyoto 2850 1325 43,4 16,4Kyoto zonder USA 900 52 23,6 0,9Kyoto zonder USA en zonder hot air 980 370 25,6 8,6Bron: IEA

Zowel voor MIT als voor ABARE geldt dat de evenwichtsprijs bepaald is voor handel binnenindustrie landen. Mogelijkheden voor reductie door middel van CDM zitten hier nog niet in. Degrote verschillen in berekende prijzen hebben met name te maken met verschillen in hetreferentie scenario en met de inschatting van de omvang van hot air. De hoge prijs in het MITAmodel gaat uit van een beperkte hoeveelheid hot air. De lage prijs van ABARE is een resultaatvan de lage vraag naar reductie-eenheden.

3.2 Vergelijking van modeluitkomstenIn Tabel 3.2 wordt een vergelijking gegeven van de wereld evenwichtspermitprijs zoalsberekend door de verschillende instituten voor de volgende situaties:1. Kyoto-1997: Kyoto Protocol inclusief VS en inclusief handel in hot air,2. Kyoto-2001, Sit. 1: Kyoto Protocol en Bonn akkoord zonder VS en incl. handel in hot air,3. Kyoto-2001, Sit. 2: Kyoto Protocol en Bonn akkoord zonder VS en geen handel in hot air.

Tabel 3.3 Vergelijking evenwichtsprijs voor permits [US$/ ton CO2]Kyoto-1997Referentie

Kyoto-2001 Situatie 1

Kyoto-2001Situatie 2

ECN 4-14 <1-5,6 <1-9RIVM 9,7 4,3 5,4 2)

CICERO 1) 15 5 16 3)

IEA GTEM 1) 16,4 0,9 3,4IEA EPPA 1) 43,4 23,6 32,01) betreft handel binnen industrielanden, dus zonder CDM2) betreft 50% banking van hot air naar volgende budgetperiode3) betreft implementatie EU voorstel m.b.t. beperkte emissiehandel.

Uit Tabel 3.3 blijkt dat ondanks de verschillende methodologieën, de evenwichtsprijs voor eenpermit waarop de top-down en bottom-up modellen uitkomen elkaar niet veel ontlopen. Alleenhet EPPA model van MIT zit duidelijk hoger dan de andere modellen. Voor een deel kan ditverklaard worden door het gegeven dat de hoeveelheid hot air in EPPA zeer gering is.

De huidige afspraken gemaakt tijdens CoP6 bis en CoP7 worden het best beschreven door hetscenario Kyoto-2001, Situatie 1. Rekening houdend met het feit dat bij de uitkomsten voor ditscenario voor CICERO en IEA EPPA nog geen rekening gehouden is met CDM, kangeconcludeerd worden dat de evenwichtsprijs voor dit scenario ergens ligt in de onderste helftvan de range US$ <1-5 ton/CO2. Deze zeer lage prijs kan een reden zijn voor verkopers van hotair om de hot air niet te verhandelen in de eerste budgetperiode, maar te banken voor de tweedebudgetperiode. Dit zal een duidelijk opwaarts effect hebben op de evenwichtsprijs.

Page 20: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

20 ECN-C--01-127

4. SAMENVATTING EN CONCLUSIES

Het Nederlandse beleid gericht op het halen van de Kyoto-doelstelling is beschreven in deUitvoeringsnota Klimaatbeleid Deel I en Deel II. Sinds de publicatie van deze beleids-documenten in respectievelijk 1999 en 2000 zijn er een aantal belangrijke ontwikkelingengeweest die van wezenlijke invloed zijn op het klimaatbeleid en wellicht aanleiding geven totbijstelling/aanpassing van dit beleid. Deze ontwikkelingen zijn:1. het besluit van de VS het Kyoto Protocol niet te ratificeren,2. de verdere invulling zoals afgesproken tijdens de CoP6 bis in Bonn en CoP7 in Marrakesh

van het Kyoto Protocol.

Het niet meedoen van de VS heeft een allesoverheersend effect op de milieueffectiviteit van hetKyoto Protocol. De totale reductie van de zes broeikasgassen voor de Annex-I landen in het jaar2010 ten opzichte van de geschatte baseline ontwikkeling daalt daardoor met circa 2000 MtonCO2-equivalent. Hierdoor zullen de broeikasgasemissies in de Annex-I landen in 2010 naarverwachting niet dalen met 5,2% maar stijgen met 6,2% ten opzichte van het basisjaar 1990.

Het wegvallen van de vraag naar reductie-eenheden uit de VS betekent ook een veel lagereevenwichtsprijs voor een reductie-eenheid. In de Uitvoeringsnota Klimaatbeleid Deel II is noguitgaan van een prijsrange van US$ 4-14 per ton CO2, waarbij US$ 4 de prijs is als alle no-regret opties worden meegenomen en US$ 14 per ton CO2 als de no-regret opties niet wordenmeegenomen. Zonder de VS zal de evenwichtsprijs naar verwachting terechtkomen in de rangeUS$ <1-6 per ton CO2 (Tabel 2.1, Regel 2, Kolom 5/6). Mocht de VS besluiten om zelf eenbroeikasgasreductieprogramma op te stellen met een doelstelling die gelijk is aan 50% van deKyoto-doelstelling dan zal de evenwichtsprijs naar verwachting uitkomen in de range US$ <1-8per ton CO2 (Tabel 2.1, Regel 2, Kolom 3/4). Wordt verder rekening gehouden met deafspraken over CO2-opname zoals die zijn gemaakt tijdens de CoP6 en de CoP7 dan daalt deprijs nog verder en komt uit op US$<1-3 per ton CO2 zonder VS-doelstelling (Tabel 2.1, Regel3, Kolom 5/6) en US$ <1-5 per ton CO2 met een vrijwillige VS-doelstelling (Tabel 2.1, Regel 3,Kolom 3/4).

De extreem lage prijs die het gevolg is van de hierboven genoemde ontwikkelingen zou eenreden kunnen zijn voor de aanbieders van hot air om te wachten met het verhandelen van hot airtot de volgende budgetperiode. Het niet verhandelen van hot air in de eerste budgetperiode incombinatie met de ontwikkelingen zoals beschreven in Paragraaf 2.1 zal de prijs van eenreductie-eenheid weer doen stijgen tot US$ <1-9 per ton CO2 in het geval zonder VS-doelstelling en to US$ 4-10 per ton CO2 met een vrijwillige VS-doelstelling (Tabel 2.1, Regel 4,Kolom 5/6 en 3/4).

Wordt tenslotte aangenomen dat slechts de helft van alle geïdentificeerde CDM\JI-optiesdaadwerkelijk realiseerbaar is en wordt ook rekening gehouden met de reductie-eenhedengegenereerd voor 2008 door CDM-projecten dan resulteert dat in een prijsrange van US$ <1-9per ton CO2 in het geval zonder vrijwillige VS-doelstelling en US$ 4-10 per ton CO2 met eenvrijwillige VS-doelstelling (Tabel 2.1 laatste regel).

Page 21: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

ECN-C--01-127 21

De belangrijkste conclusies die getrokken kunnen worden op basis van de analyse gepresenteerdin dit rapport zijn:

1. Door het niet ratificeren van het Protocol door de VS zal de totale Annex-Ireductieverplichting in het jaar 2010 dalen van circa 2800 Mton CO2 naar ongeveer 1200Mton CO2. In principe zou deze reductie al voor circa 70% gehaald kunnen worden als detoegestane hoeveelheid aan (goedkope) hot air en CO2-opname volledig wordt gebruikt. Ditbetekent wel dat de prijs van een reductie eenheid fors daalt naar een range US$ <1-3 perton CO2 als de VS verder geen doelstelling hanteert.

Deze extreem lage prijs zou een reden kunnen zijn voor de aanbieders van hot air om dehoeveelheid hot air te bewaren voor de volgende budgetperiode. Het wegvallen van de hotair leidt tot een prijsrange voor een reductie eenheid van US$ <1-9 per ton CO2 als de VSniet reduceert.

Uit de analyse in Hoofdstuk 2 blijkt dat het drukkende effect op de prijs van het meenemenvan de reductie eenheden gegenereerd door CDM-projecten voor 2008 en het opwaartseeffect van de aanname dat slechts 50% van het geïdentificeerde CDM/JI-potentieeldaadwerkelijk gerealiseerd kan worden ongeveer even groot zijn. De prijsrange die behoortbij de case waarbij alle recente ontwikkelingen zijn meegenomen is US$ <1-9 per ton CO2in het geval de VS geen eigen doelstelling heeft en US$ 4-10 per ton CO2 met een VS-doelstelling. De range wordt dan bepaald door het wel of niet opnemen van de no-regretopties in de baseline. Naar verwachting zal een belangrijk deel van de no-regret opties alsCDM\JI gerealiseerd kunnen worden en is het daarom aannemelijk dat de evenwichtsprijs inde onderste helft van deze range terecht komt.

2. Een vergelijking met andere studies die gekeken hebben naar de effecten van het nietmeedoen van de VS op de prijs van een emissiereductie-eenheid leert dat er een zekere matevan wetenschappelijke consensus bestaat daar waar het gaat om de omvang van het effectop de prijs en de absolute waarde van de nieuwe evenwichtsprijs.

3. De eerste ervaringen opgedaan bij de uitvoering van concrete projecten in het kader vanPCF, ERUPT en UNDP/GEF tonen aan dat de uitvoering van deze projecten over hetalgemeen moeilijk van de grond komt. Er bestaat nog veel onduidelijkheid over hoe debaselines opgesteld moeten worden en welke procedures precies doorlopen moeten worden.Ook is er een groot gebrek aan capaciteit voor de identificatie, ontwikkeling, implementatie,monitoring en evaluatie van CDM- en JI-projecten. Deze zaken verhogen het risico voor deinvesteerder en werken dus prijsverhogend. Dit is ook een verklaring waarom departiculiere sector tot nu toe nog weinig actief is geweest bij het ontwikkelen van projecten.Een grotere betrokkenheid van de particuliere sector zou tot een prijsdaling kunnen leiden.

Page 22: DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN … · DE EVENWICHTSPRIJS VOOR EMISSIEREDUCTIE-EENHEDEN ... • the decision of the US not to ratify the Kyoto ... een studie uitgevoerd

22 ECN-C--01-127

REFERENTIES

ADEME (2001): Cross country comparison on energy efficiency indicators. Phase 6, FinalReport to the EU (SAVE), Volume 1-4, Paris, 2001.

Cicero (2001): From small to insignificant: Climate impact of the Kyoto Protocol without US.Hagem, C., B. Holtsmark, Cicero Policy Note 2001:1.

Criqui, P, A. Mima, L. Viguier (1999): Marginal abatement costs of CO2 emission reductions,geographical flexibility and concrete ceilings: an assessment using the POLES model.Institut d’Economie et de Politique de l’Energie, Université Pierre Mendes, France,Energy Policy 27, 585-601.

Elzen, M.G.J. den, A.P.G. de Moor (2001): Evaluating the Bonn Agreement and some keyissues. RIVM rapport 7280016/2001, RIVM.

International Energy Agency (IEA): International Emission Trading. From concept to reality,2001.

Linden, N.H. v.d. et al (1999): Potential and Cost of Clean Development Mechanism options inthe Energy Sector; Inventory of options in non-Annex I countries to reduce GHGemissions. ECN-C--99-095, december 1999.

Linden, N.H. v.d. et al (2000): Een samenvattende analyse van potentiëlen en kosten vanbroeikasgasreductieopties in binnen- en buitenland. ECN-C--00-015, januari 2000.

Natsource (2001): Analysis of the Netherlands’ CDM Implementation Strategy. October 2001.Torvanger, A. (2001): An analysis of the Bonn agreement; Background information for

evaluating business implications. Cicero Policy Note 2001:3.UNDP (2001): Re-examining selected UNDP/GEF projects as potential CDM projects. October

2001, internal document.