De donkere getallen III: De grot van Merlijn - Luc ... groep 4_0607... · Anne Westerduin...

25
De donkere getallen III: De grot van Merlijn - Luc Descamps groep 4 door Els Debuyck Auteursinfo Luc Descamps (27-04-1962) was als kind al gek op ridder- en westernverhalen, zowel in boeken als op tv. Maar dat hij zelf ooit schrijver zou worden, had hij nooit gedacht. Hij werd leraar Nederlands, Engels en Duits. In een periode waarin werk vinden als leraar moeilijk was én na enkele losse baantjes, schreef hij zijn eerste boek voor volwassenen. Uitgeverijen bleken echter meer interesse te hebben in zijn jeugdboeken. Luc Descamps waagt zich zowel aan realistische verhalen als aan fantasieverhalen. Sommige van zijn boeken werden genomineerd voor de Kinder- en Jeugdjury. Het boek Kleuren kreeg de eerste prijs in Limburg. Hij vertelt je graag meer over zichzelf op www.lucdescamps.be . Startmoment Misschien is het leuk om bij dit boek, waarin getallen hoogtij vieren, te starten met enkele getallenraadsels. b.v. Je neemt een flap en je schrijft in het midden IK erop. Rond het woord IK noteer je getallen die met jezelf te maken hebben. Laat de kinderen raden in welke zin de getallen iets met jou te maken hebben: jouw leeftijd of geboortejaar, jouw schoenmaat, hoeveel kinderen je hebt, je geluksgetal, je huisnummer… en misschien ook het getal 119 om het extra spannend te maken = het aantal bladzijden van het boek dat we bespreken. b.v. In het wiskundetijdschrift Willem Bartjens met als vast onderdeel het Ei van Colombus vind je heel leuke rekenraadsels voor kinderen vanaf 10 jaar. Onder andere de truc ‘Raad mijn getal’. Zoek via Google: Willem Bartjens Ei van Colombus bij jaargang 23 nr.5, mei 2004. Daar staan de getalkaarten met de uitleg van de truc. Heel leuk om op die manier ‘indruk te maken’. Geef een kopie of de website mee met de kinderen. Zo kunnen ze zelf de kaartjes maken en – als ze dat leuk vinden - nog andere rekenraadsels oplossen. Bespreken van het boek (zie ook: een raamwerk van vragen uit Vertel eens van Aidan Chambers in de handleiding voor begeleiders op www.kjv.be ) Basisvragen Wat vond je goed aan dit boek? Waren er zaken die je stoorden? Waar had je meer over willen lezen? Was er iets dat jou verraste? Zag je bepaalde patronen of verbanden?

Transcript of De donkere getallen III: De grot van Merlijn - Luc ... groep 4_0607... · Anne Westerduin...

De donkere getallen III: De grot van Merlijn - Luc Descamps

groep 4

door Els Debuyck

Auteursinfo

Luc Descamps (27-04-1962) was als kind al gek op ridder- en westernverhalen, zowel in boeken als op

tv. Maar dat hij zelf ooit schrijver zou worden, had hij nooit gedacht. Hij werd leraar Nederlands,

Engels en Duits. In een periode waarin werk vinden als leraar moeilijk was én na enkele losse baantjes,

schreef hij zijn eerste boek voor volwassenen. Uitgeverijen bleken echter meer interesse te hebben in

zijn jeugdboeken.

Luc Descamps waagt zich zowel aan realistische verhalen als aan fantasieverhalen. Sommige van zijn

boeken werden genomineerd voor de Kinder- en Jeugdjury. Het boek Kleuren kreeg de eerste prijs in

Limburg. Hij vertelt je graag meer over zichzelf op www.lucdescamps.be .

Startmoment

Misschien is het leuk om bij dit boek, waarin getallen hoogtij vieren, te starten met enkele

getallenraadsels.

b.v. Je neemt een flap en je schrijft in het midden IK erop. Rond het woord IK noteer je getallen die

met jezelf te maken hebben. Laat de kinderen raden in welke zin de getallen iets met jou te maken

hebben: jouw leeftijd of geboortejaar, jouw schoenmaat, hoeveel kinderen je hebt, je geluksgetal, je

huisnummer… en misschien ook het getal 119 om het extra spannend te maken = het aantal bladzijden

van het boek dat we bespreken.

b.v. In het wiskundetijdschrift Willem Bartjens met als vast onderdeel het Ei van Colombus vind je

heel leuke rekenraadsels voor kinderen vanaf 10 jaar. Onder andere de truc ‘Raad mijn getal’. Zoek via

Google: Willem Bartjens Ei van Colombus bij jaargang 23 nr.5, mei 2004. Daar staan de getalkaarten met

de uitleg van de truc. Heel leuk om op die manier ‘indruk te maken’. Geef een kopie of de website

mee met de kinderen. Zo kunnen ze zelf de kaartjes maken en – als ze dat leuk vinden - nog andere

rekenraadsels oplossen.

Bespreken van het boek

(zie ook: een raamwerk van vragen uit Vertel eens van Aidan Chambers in de handleiding voor begeleiders op

www.kjv.be)

Basisvragen

Wat vond je goed aan dit boek?

Waren er zaken die je stoorden?

Waar had je meer over willen lezen?

Was er iets dat jou verraste?

Zag je bepaalde patronen of verbanden?

Specifieke vragen:

Wist je al iets over Tintagel, de grot van Merlijn,… uit andere boeken? Vertel.

Heb je zin om – na het lezen van dit boek – meer te weten te komen over Tintagel en/of Merlijn?

Heb je mooie zinnen ontdekt in het boek?

Welk hoofdstuk vond je het spannendst?

Zag je, tijdens het lezen, het verhaal voor je ogen gebeuren?

Waar speelt het verhaal zich af? Beschrijf het landschap zoals jij het je voorstelt.

Vind je de plaats en de omstandigheden van het verhaal interessant? Zou je er meer willen over weten?

(Er zijn sites met foto’s van de plaats waar de grot van Merlijn zich zou bevinden. Geef die mee aan de

geïnteresseerden)

Hoe lang duurt het verhaal?

Wat ga je zeker vertellen aan vrienden over dit boek? Wat ga je niet vertellen/verklappen?

Kan je je voorstellen hoe Harry erin slaagt om donkere getallen te zien?

Vind je de naam van de hoofdfiguur (Harry) goed gekozen? Waarom wel? Waarom niet?

Smaakt dit boek naar meer? (In september 2006 wordt deel IV uitgegeven: Katharentreden.)

Beoordelen van het boek

inhoud:

- Wat maakt dit boek tot een spannend boek voor jou?

- Is het verhaal voorspelbaar?

- Zijn er stukken die je eerder cliché vindt?

- Zijn er stukken die je origineel vindt?

- Dit boek is het derde deel uit de reeks De donkere getallen. Vind je het belangrijk dat je de twee

eerste boeken eerst leest om het boek beter te begrijpen of is dat niet noodzakelijk volgens jou?

- Hoeveel belangrijke dingen gebeuren er in dit boek? Vond je dat genoeg of mocht het iets meer

zijn?

personages:

- Kan je het verhaal aan de hand van de personages voldoende begrijpen?

- Welke elementen/personages horen er zeker bij?

- Zijn er elementen/personages die je overbodig/achterhaald vindt?

- Krijg je voldoende sleutels om de gebeurtenissen te begrijpen?

- Kan je je als lezer inleven?

- In wiens schoenen zou je wel/niet willen staan?

de structuur:

- Vind je de opbouw van het verhaal logisch?

- Vertel over de lagen in het verhaal.

de kaft, de lay-out:

- Vind je de illustratie op de kaft geslaagd? Wie wordt erop voorgesteld?

- Toon ook de kaften van de andere boeken uit De donkere getallenreeks. Van welke kaft hou je het

meest?

- Leest het boek vlot? Hoe komt dat volgens jou? (d.a. korte hoofdstukken, veel wit tussen de regels,

…)

- Ben je tevreden met dit lettertype?

andere opdrachten/activiteiten

- Wie kan tekenen hoe hij zich Tintagel voorstelt? (Daarna vergelijken met de foto’s die erover

bestaan)

- Op p. 2 wordt beschreven hoe een doemkrijger eruitziet. Kan iemand zo’n doemkrijger tekenen,

even griezelig als hij beschreven wordt?

- Vooraan in het boek staat een lijst uit de serie SCHRIKDRAAD BLAUW waartoe dit boek ook

behoort.

Overloop deze lijst met de lezers. Wie kent een boek uit deze reeks. Las je het graag of viel het

tegen? Welk boek zou je aan anderen aanraden?

- Laat enkele lezers een boek meebrengen dat ze ongelooflijk spannend vonden. Een volgende

vergadering mogen ze het aan de anderen voorstellen en er een (spannend) stuk uit voorlezen.

- Maak een lijst (groot formaat) met spannende boeken, uitgezocht door de lezers van je groep. Die

kan je achteraf uithangen in de bibliotheek.

over Ik vind…

Beste begeleider, als je praat over boeken, laat de lezers altijd beginnen met Ik vind dit boek … en nooit met: Het

is een … boek.

Wie met Ik vind… begint, toont meteen ook respect voor de mening van de ander.

Weg - Bettie Elias, ill. Anne Westerduin

groep 4

(door Els Debuyck)

Over de auteur en de illustrator

Het minste wat je van Bettie Elias (14-09-1953) kan zeggen is dat ze gevoelens hoog in het vaandel

draagt. Dat weerspiegelt zich in haar boeken. Als kind al verslond ze talloze boeken die ze op

zondagvoormiddag in de bib ging halen. Door later voor te lezen voor haar kinderen kreeg ze zin om

zelf ook boeken te schrijven. Meer dan twintig boeken later weet Bettie Elias zich verrijkt met vier

Boekenwelpen en twee bekroningen door de Kinder- en Jeugdjury. (Zoenen is voor grote mensen; De

meester is een schat.) Haar boek Jan en Jan. is gebaseerd op een interview met én opgedragen aan Jan

Hoet.

Houden kinderen van de boeken van Bettie Elias, raad hen dan zeker werk van Brigitte Minne en Els

Beerten aan. (Lees meer op www.villakakelbont.be )

Anne Westerduin (19-09-1945) vindt het ontzettend belangrijk dat kinderen zo vroeg mogelijk met

boeken én met beeldende kunst in contact komen. Dan gaat voor hen een heel andere, verrassende

wereld open. Tot hiertoe illustreerde ze al meer dan 120 boeken voor verschillende uitgeverijen in

Vlaanderen en Nederland. Ze maakt ook prenten voor educatieve tijdschriften. In 1996 won ze de

Boekenpauw voor haar illustraties in Een koekje voor Blekkie.

(Lees meer op www.villakakelbont.be en in Buiten de lijntjes gekleurd, door Marita Vermeulen en

uitgegeven bij Lannoo.)

Startmoment

Bij dit boek speelde wel vaker het lied De vluchteling door mijn hoofd. (Herman van Veen – Carré

Amsterdam live album) Hier kan je de bijeenkomst mee starten. Over De vluchteling bestaat een pakket

met 20 dia’s, een cassette met het lied en kindertekeningen als uitleenprogramma. Je kan het pakket

voor 5 euro per week lenen bij Wereldmediatheek vzw, Italiëlei 98a, 2000 Antwerpen, tel. 03/ 225 03

67, [email protected]. Dit project valt onder het uitleenprogramma vrede.

Het lied beluisteren (of de tekst lezen) vind ik een ideaal startmoment voor het bespreken van dit boek.

Geef zeker de tekst mee aan de kinderen!

De Vluchteling

Herman van Veen

Toen de vijand is gekomen

Als dieven in het donker

Werd mijn land vertrapt

En liet ik alles achter

Ik ben mijn naam vergeten

Heb vrouw en kind verloren

Maar ‘k ben niet alleen

De bergen zijn mijn vrienden

Een boerin heeft mij verborgen

Onder kolen in de kelder

Toen de vijand kwam

Ze stierf zonder iets te zeggen

Voor wie vlucht is elke schaduw

Een soldaat of een verrader

En er is steeds de angst

Die je nooit alleen laat

Nu de aarde is besmeurd

En de hemel wordt verscheurd

Door geschreeuw om hulp

Is het leven zinloos

En in Warschau of in Praag

1940 of vandaag

Er is geen verschil

Voor wie op de vlucht is

Hoor de wind, de wind die fluistert

En belooft als je goed luistert

Dat er vrede komt

Misschien vandaag of morgen

- Vind je dit lied (tekst en muziek) toepasselijk bij het boek? Vertel…

- Welk gevoel halen het boek én het lied naar boven? (angst door oorlog)

- Zijn er zinnen die je mooi vindt? Welke?

Filosoferen

Naar aanleiding van dit boek kan je verder filosoferen over ‘angst’. Vraag de groep om duidelijke argumenten. Zorg

ervoor dat het gesprek niet vervalt in een opsomming van anekdotes of persoonlijke ik-verhalen Alle antwoorden zijn

juist. Iedereen is volledig vrij om deel te nemen aan de discussie of niet. (zie ook: info over filosoferen met kinderen

in de handleiding voor begeleiders op www.kjv.be)

Zijn er veel soorten angst?

Welke?

Bestaat angst in gradaties?

Hoe weet je dat?

Waar komt angst vandaan? Waarvan worden mensen angstig?

Worden alle mensen van hetzelfde angstig?

Waarom wel/niet?

Wat kan angst met mensen doen?

Bestaan er mensen die nooit bang zijn echt?

Bestaan er mensen die altijd bang zijn?

Gaat angst over?

Wat is het tegenovergestelde van angst?

Bespreken van het boek

Zie ook: een raamwerk van vragen uit Vertel eens van Aidan Chambers in de handleiding voor begeleiders op

www.kjv.be.

basisvragen

Wat vond je goed aan dit boek?

Heb je stukken overgeslagen? Welke?

Wat was er moeilijk of onduidelijk?

Zag je bepaalde patronen of verbanden?

algemene vragen

Op de achterflap staat dat dit boek levensecht geschreven is. Ga je daarmee akkoord, na het lezen van

het boek? Vertel…

Zag je, tijdens het lezen, het verhaal voor je ogen gebeuren?

Welk deel raakte jou het meest?

Is er iemand die het boek op bepaalde momenten even aan de kant moest leggen? Waarom?

Waarover voelt Dinar zich schuldig?

Wat had jij in zijn plaats gedaan, denk je?

Kunnen wij ons dit soort angst voorstellen?

Ken je iemand die iets gelijkaardigs meemaakte?

Waarin vindt Dinar troost?

Wat denk je dat er met Dinars vader gebeurd is?

Ken je nog boeken die dit thema beschrijven en die je wil aanraden?

Enkele stijlkenmerken

Vraag de lezers wat ze vinden van de illustraties. Passen ze bij de tekst? Welke gevoelens drukken ze

uit? Welke illustratie raakte je het meest?

Laat een kind het hoofdstuk op p. 59-60 voorlezen. Geeft deze manier van opsommen een

meerwaarde aan het boek? Zag je dit al eerder in andere boeken?

Weg heeft een open einde. Hoe denk je dat het verhaal zal aflopen? Denk je dat Dinar zijn vader ooit

nog levend terugziet? Zal Dinar sterk genoeg zijn om dit een plaats te geven in zijn leven?

Andere opdrachten/activiteiten

Het hoofdstuk op p. 59-60 leent zich er uitstekend toe om met de groep naar voor te brengen.

Idee: passende achtergrondmuziek – donker – iedereen zit verspreid in de ruimte -één iemand leest het eerste en

laatste stuk voor – om beurt zeggen de anderen een woord/woordgroep…

Je kan de kinderen een tekening laten maken over hoe zij oorlog zien. Vergelijk wat zij maakten met

de tekeningen uit het boek Ik droom over vrede, Tekeningen en teksten door kinderen uit het voormalige

Joegoslavië (Voorw. Paul van Vliet, uitgegeven bij Unicef/Het Spectrum 1994). Daarin staan tekeningen

van kinderen die de oorlog echt meemaakten.

Ook zelfgemaakte affiches/gedichten/tekstjes met een vredesboodschap kunnen het lokaal opfleuren.

(bv. ‘Het was oorlog, maar niemand ging erheen.’,…)

Samen kan je het nawoord herlezen en daar nog even bij stilstaan.

over Ik vind…

Beste begeleider, als je praat over boeken, laat de lezers altijd beginnen met Ik vind dit boek … en nooit met: Het

is een … boek.

Wie met Ik vind… begint, toont meteen ook respect voor de mening van de ander.

Terug naar Hamelen - Bill Richardson, vert. Herman de Graef, ill. Mark Janssen

groep 4

(door Miche Bekaert)

Auteursinfo

Bill Richardson werd geboren in Winnipeg, Manitoba (in Canada). Hij heeft altijd veel en graag

gelezen en wist al vroeg dat hij schrijver zou worden. Als kind las hij zeer diverse genres, van avonturen

en poëzie tot komedies. De Alice in Wonderland-boeken waren zijn favorieten en hij houdt er nu nog

van. Bill werkte gedurende een aantal jaren als jeugdbibliothecaris en is in Canada bekend als radio- en

televisiefiguur.

Bill Richardson kon zich niet verenigen met het lot van de kinderen van het Duitse stadje Hamelen.

Daarom schreef hij een soort 'vervolg'. Terug naar Hamelen is zijn eerste kinderboek. Hij kreeg er al

meer dan een dozijn bekroningen en nominaties voor.

Als kind had Mark Janssen twee grote hobby's: tekenen en hard fietsen! Hij

moest immers elke dag 12 km naar de grote stad fietsen om naar de

middelbare school en later naar de kunstacademie te gaan. En omdat een

Tour de France fietsen te veel pijn zou doen, heeft hij ervoor gekozen om

van tekenen zijn beroep te maken. Hij maakt illustraties voor kinderboeken

en voor Nederlandse kranten en tijdschriften. Volgens hem moet er in de

penselen en potloden van een illustrator vooral veel fantasie zitten!

Lees meer op http://www.mark-janssen.nl.

Meer info:

http://www.clavis.be; http://www.eenhoorn.be; http://www.mark-janssen.nl;

http://www.villakakelbont.be; http://www.annickpress.com

Stijl – structuur – thema’s

Het verhaal begint waar de geschiedenis van ‘De rattenvanger van Hamelen’ eindigt. Het wordt verteld

door Penelope die nu 101 jaar oud is. In een vrij lange inleiding leert de lezer het verhaal van de

rattenvanger van Hamelen kennen, waarna het eigenlijke avontuur kan beginnen.

Het boek is ingedeeld in 7 grote delen die elk op hun beurt onderverdeeld zijn in kleine hoofdstukken.

Dit maakt het gemakkelijk leesbaar voor de jonge lezers.

Er zijn verschillende verhaallijnen. De rode draad is het avontuur dat de 101-jarige Penelope vertelt en

dat zich 90 jaar geleden afspeelde. Daarnaast is er het verhaal over Penelopes kindertijd (vóór haar elfde

verjaardag) en terwijl ze haar verhaal opschrijft, gebeurt er ook nog iets in het heden, in haar huisje vol

met harpen.

Deze verhaallijnen worden op zo’n manier met elkaar verweven dat ze voor de lezer toch duidelijk te

ontwarren zijn: het zijn de gedachten van een 101-jarige die af en toe van het verhaal afdwalen en het

vergt van haar een grote inspanning om aan één stuk door te schrijven.

Het boek kent een verrassend plot.

Tijdens haar fantastische reis maakt Penelope kennis met vreemde wezens die op een bijzondere manier

gebruik maken van taal. De leuke tekeningen geven de lezer een idee van de bizarre droomwereld en

zijn bewoners.

Er komen een heleboel thema’s aan bod: vertellen, sprookjes, geloof in eigen kunnen en talenten, durf,

magie en fantasie, de Middeleeuwen en het rollenpatroon, vriendschap en relaties, doof zijn, dromen.

Lees ook op:

http://www.iedereenleest.be/boeken/boeken.asp?AuteurFamilie=Richardson&AuteurVoor=Bill

http://www.wock.be/index.asp?boek=33&rubriek=63&actie=top5

enkele vragen en discussietips

- Kenden de kinderen het verhaal van de rattenvanger van Hamelen vóór ze het boek lazen?

- Weten de kinderen hoe het was toen hun grootouders hun leeftijd hadden? Kennen zij nog de

‘elving’? Of hoe werd bij hen de overgang van kind naar volwassene gevierd? Vieren de

kinderen dit nu ook nog?

- Kennen de kinderen een verhaal dat hun grootouders graag vertellen over vroeger? Vinden ze

dergelijke verhalen leuk om naar te luisteren?

- Worden de kinderen nu ook nog geconfronteerd met rollenpatronen?

- Vonden de kinderen de verhaallijnen verwarrend of niet? Kunnen ze er de verschillende

verhaallijnen uithalen?

- Wat vinden de kinderen van de titels van de hoofdstukjes?

- De fantasiewereld wordt zeer levendig beschreven en dankzij de vrolijke tekeningen krijgen we

een beeld van de rare wezens. Wat bleef de kinderen bij? Laat hen een tekening maken over

hoe voor hen die droomwereld en z’n rare wezens er uit zien.

- Kennen de kinderen hun eigen talenten? Doen ze er iets mee?

- Kennen de kinderen nog springtouwrijmpjes? Eventueel kunnen ze er samen een maken.

- Hoe denken de kinderen over dromen? Zijn ze bedrog? Komen ze uit? Zijn ze ook dapper in

hun dromen?

- Willen de kinderen 101 jaar worden? Hoe willen ze dat hun leven dan zal geweest zijn?

De zomer van de snoek - Jutta Richter

Groep 4

(door An Stessens)

Auteursinfo

Jutta Richter werd in 1955 in Duitsland geboren.

In de peutertuin vertelde ze verhalen aan haar doofstomme vriendje Martin. Toen ze vijftien was, wou

ze weg van huis en ging ze naar Amerika. Omdat ze bang was het Duits te verleren, besloot ze een

boek te schrijven. Dat werd meteen haar eerste boek. Terug in Duitsland studeerde zo onder meer

theologie en Duitse taal- en letterkunde.

De boeken van Jutta Richter zijn poëtisch geschreven. Het zijn vaak gevoelige verhalen die niet altijd

even vrolijk eindigen en die je doen stilstaan bij de dingen; bij het ontstaan van de aarde in De hond met

het gele hart bijvoorbeeld, of bij vriendschap en verraad in De dag dat ik spinnen leerde temmen.

Jutta Richter is een grote naam in Duitsland, waar ze onder meer de deutscher Jugendliteraturpreis

gewonnen heeft.

Thema’s

Titel

De titel De zomer van de snoek heeft een letterlijke en een meer symbolische betekenis (zie verder).

Bespreek de titel vóór de juryleden het boek gelezen hebben. Vraag hen waar ze denken dat het boek

over zal gaan, verwijs ook naar de achterflap en de kaft. Kom voor je de rest van het boek bespreekt

terug op hun verwachtingen.

- Is het, achteraf beschouwd, een goede titel?

- Vat de titel het verhaal (goed) samen?

- Wat moet een goede titel zijn? Moet hij het verhaal letterlijk samenvatten? Welke titels

vinden de juryleden goede titels?

Afscheid nemen, vrienschap, leven en dood

De zomer van de snoek gaat over grote gevoelens: afscheid nemen, vriendschap, angst, hoop, geloof. De

relaties tussen de personages en de gevoelens die daarbij komen kijken, staan centraal. Het verhaal, de

eigenlijke handeling, wordt hierrond gebouwd, waardoor De zomer van de snoek geen boek vol wilde

avonturen is.

- Wat gebeurt er in het verhaal? Laat de juryleden de gebeurtenissen in één korte zin

samenvatten. Gaat het verhaal over Gisela die ziek is en doodgaat? Over Lucas en Daniël die de

snoek willen vangen? Over Anna?

- Kunnen de juryleden in één woord zeggen wat volgens hen de kern, de essentie van het

verhaal is? Als je de verschillende antwoorden op een groot blad papier schrijft, krijg je zwart

op wit het hart van het verhaal.

- Is het een spannend boek?

- Wilde je verder lezen? Waarom? Wilde je weten hoe het verder ging en hoe het zou

eindigen?

Hoe het afloopt

Hoewel Daniël gezworen heeft dat Gisela beter zal worden wanneer ze de snoek vangen (zie p. 39),

gebeurt dit niet. Op het moment dat de snoek gevangen wordt, sterft Gisela en eindigt het verhaal. Dat

is een hard einde. Vraag de juryleden of ze dit een goed einde vinden.

- Hadden ze dit verwacht?

- Wordt de dood van Gisela in de loop van het verhaal aangekondigd, kan je het voorspellen?

(zie bijvoorbeeld ‘dat het onze laatste [zomer] zou worden, had toen niemand geloofd’ (p. 5),

Anna’s moeder die zegt dat Gisela zal sterven, de roddels in het dorp)

- Past het einde bij het verhaal?

- Zouden de juryleden het verhaal ook zo hebben laten eindigen?

Stijl- en vormkenmerken

Het beeld van de snoek en andere symboliek

De zomer van de snoek is een poëtisch, beeldend verhaal.

De titel De zomer van de snoek staat voor de zomer waarin Anna, Lucas en Daniël de snoek gingen

vangen, de snoek die ervoor moest zorgen dat Gisela zou blijven leven. De snoek staat als het ware

symbool voor het leven en de dood van Gisela.

Vraag de kinderen naar de betekenis van de snoek en zoek nog meer symbolen. Misschien staat de hete

zomer voor het volle leven (als contrast met de dood van Gisela) en verwijzen de dode dieren (waar

Anna niet mee geconfronteerd wil worden) naar de nakende dood van Gisela.

- Vinden de juryleden het leuk om een boek op deze manier te lezen? Vinden ze het te

vergezocht?

- Voegen symbolen iets toe aan het verhaal? Wordt het verhaal er beter van?

Perspectief

De zomer van de snoek wordt verteld door Anna. Je komt enkel te weten hoe zij de dingen beleeft en

aangezien zij niet van alles op de hoogte is, ben je dat als lezer ook niet. Wanneer Anna wegloopt van

het kasteel, loop je als lezer mee. Je weet niet wat er zich achter de gesloten jaloezieën van het huis van

Lucas en Daniël afspeelt. Die onwetendheid is een wezenlijk deel van het verhaal: de kinderen worden

niet betrokken bij de ziekte en dood van Gisela en de uitspraken van de volwassenen zijn vaak alleen

maar verwarrend voor hen.

Bespreek het perspectief met de juryleden:

- Is het jammer dat je niet alles heel precies weet?

- Maakt dat het verhaal mooier of net niet?

- Willen de juryleden liever alles weten?

- Wat voor een verhaal zou De zomer van de snoek zijn als je wél van bij het begin van alles op

de hoogte was?

Sfeer

De zomer van de snoek is een boek waarin de sfeer minstens even belangrijk is als de gebeurtenissen zelf:

de kasteelomgeving, de hete zomerdagen, de dreiging die in de lucht hangt. Waar denken de juryleden

aan als ze aan het verhaal denken? Laat hen vrij associëren en schrijf de antwoorden op een groot blad

papier.

Je kan de juryleden ook (op voorhand) huiswerk meegeven: vraag hen of ze elk iets meebrengen dat

hen doet denken aan het verhaal. Dat kan een steen zijn, een foto, een kleurpotlood of een stukje

papier in een bepaalde kleur, een tekening, een gedicht… Benadruk dat het gaat om sfeer en associaties,

en dat ze hun gevoel moeten laten spreken. Of vraag hen een favoriet fragment te kiezen. Tijdens de

bijeenkomst laat je iedereen zijn of haar fragment voorlezen en becommentariëren. Waarom hebben ze

dit fragment gekozen? Gaat het om de inhoud of om de vorm? Wordt er iets liefs gezegd tussen de

personages? Gaat het om een mooie zin of mooie woorden?

Als je de fragmenten op mooi papier schrijft en ze bij de voorwerpen hangt, heb je een De zomer van de

snoek-tentoonstelling – misschien is daar wel een plaatsje voor in de bib.

Joan, het heksenkind - Katrien Van Hecke

Groep 4

(door Karen Jaspers)

Auteursinfo

Katrien Van Hecke werd geboren in Torhout op 21 juni 1960. Ze ging naar school in Tielt en

studeerde geschiedenis in Gent. In Leuven, Antwerpen en Gent volgde ze opleidingen

voordracht, drama en vertel- en schrijftechniek. Vanaf 1988 werd ze professioneel verteller in onder

andere jeugdhuizen,gevangenissen en bibliotheken.

Als auteur debuteerde ze met de dichtbundel Een zwerver in mijn huid (1994). In 1998 verscheen

Twee koningen en andere verhalen. Katrien Van Hecke schrijft daarnaast voor verschillende tijdschriften. Momenteel woont ze in Gent.

Noëlle Smit maakte de illustratie op de omslag. Ze werd geboren in 1972 in Alkmaar, studeerde

aan het grafisch lyceum in Amsterdam en aan de Hogeschool voor Kunsten. In het najaar van 2006 zal

haar eerste prentenboek verschijnen en een tweede boek zou uitkomen in het voorjaar van 2007.

Thema’s

De burchtentijd

- strijd tegen de Engelsen voor de Schotse onafhankelijkheid

- Schotse geschiedenis

- hoe gebeurde de belegering van burchten toen?

- Welke oorlogstuigen werden gebruikt?

- Kennismaking met enkele historische figuren (vb. Braveheart, William Wallace)

Schotse Hooglanden

- natuur

- eigenschappen van de begroeiing - …

Keltische gebruiken

- Keltische feesten (Beltane , Halloween…)

- Bestaan en betekenis van steencirkels

- Religie/ godinnen

Oude sagen en verhalen /legendes

Verwijzing naar de tempeliers

Bestaan van kruidenvrouwen en magie

‘Heksen’ en de reactie van de mensen /van de godsdienst

Heksenvervolging

Vriendschap tussen mensen die in het begin ver van elkaar af staan

Algemeen thema dat kan besproken worden

‘Anders zijn’

- gepest worden, uitgesloten worden

- angst voor mensen die ‘vreemd’ zijn

- ‘onbekend = onbemind’

- kennis van natuur, gebruik van kruiden worden vaak wantrouwig bekeken

- ‘ben je een buitenbeentje, dan ben je beter sterk’

Doortrekken naar ‘nu’

- rituelen die nu nog voorkomen in verschillende culturen , godsdienstige feesten (verschilpunten,

gelijkenissen…)

- waarom worden mensen uitgesloten?

- Wat is ‘anders’?

- Wat is belangrijk om te kunnen samenleven?

- Bespreken van waarden en normen die belangrijk zijn in omgang met mensen

- Respect voor elkaar, ook voor de verschilpunten

- Interesse voor verschillende culturen vroeger en nu

Ravenhaar - Do van Ranst

groep 4

(door An Stessens)

Auteursinfo

Het eerste boek van Do van Ranst, Boomhuttentijd, verscheen toen hij 25 was. Sindsdien schreef hij een

tiental boeken, zowel voor kinderen als voor jongeren, en werd hij werd bekroond door de Kinder- en

Jeugdjury (groep 5) en met de Prijs Knokke-Heist Beste Jeugdboek 2004.

Do van Ranst schrijft geen grote avonturenverhalen, maar verhalen over kleine gebeurtenissen en

ontmoetingen die belangrijk zijn voor de hoofdpersonages. Zijn boeken gaan bijvoorbeeld vaak over

verliefdheid en vriendschap.

Do van Ranst woont in het Oost-Vlaamse Hamme, waar hij onder andere zijn eigen kindertoneelgroep

heeft. Zijn liefde voor theater heeft ook zijn weerslag op zijn boeken: Zeven zinnen en een zoen, Een

pruik en paarse lippen, Hoge hakken en een hoed gaan over Dina, die haar eerste stappen zet op de planken.

Meer informatie vind je op www.villakakelbont.be.

Thema’s

Gedwongen huwelijken

Het centrale thema in Ravenhaar is de problematiek van gedwongen huwelijken. Ravenhaar legt haar

vrienden haarfijn uit hoe er in haar cultuur getrouwd wordt, en wat haar dus misschien te wachten

staat. Gedwongen huwelijken zijn een actueel thema, waarover gemakkelijk gediscussieerd kan worden.

Discussiepunten die in het boek aan bod komen, kunnen zijn:

- vader kiest de echtgenoot

- trouwen op je veertiende (zo gauw een meisje vrouw wordt)

- onbevlekt het huwelijk ingaan

- Ravenhaars zussen die toch gelukkig zijn met hun mannen

Het boek zelf zal hier eerder de aanleiding dan het onderwerp van discussie zijn. Je kan het boek in de

bespreking brengen door vragen zoals:

- Is het verhaal geloofwaardig?

- Geeft het verhaal een goed beeld van Ravenhaars cultuur?

- Heb je iets bijgeleerd?

- Lees je om iets bij te leren, of om je te ontspannen?

Opgroeien

Een ander thema is dat van het opgroeien, groot worden, je kindertijd achter je laten. Bram wijst er

geregeld op dat dit hun laatste spel is en dat ze volgend jaar naar de middelbare school zullen gaan.

Het gesprek tussen Victor en Bram (p. 60-61) past goed binnen dit thema: ‘‘We zijn geen kleuters

meer, hoor.’ ‘Maar ook niet volwassen,’ zegt hij.’ (p. 60) Uit de dialoog blijkt dat vooral Victor het

moeilijk heeft met opgroeien. Hij luistert niet graag naar Ravenhaars volwassen verhalen en wil liever

dat alles nog blijft zoals het is.

Sommige juryleden zullen net zoals de personages in Ravenhaar en volgend jaar naar de middelbare

school gaan. Vertelt Ravenhaar volgens hen een herkenbaar verhaal? Zijn ze van plan dezelfde vrienden

te houden? Kan vriendschap een leven lang duren? Kunnen ze zich hierin inleven? Je kan ook vragen

of de juryleden zich willen inleven in een boek, of dat ze in boeken net weg willen van hun eigen

leven.

Het trouwfeest: het einde

Geen van de thema’s worden op het einde netjes afgerond. Vooral Ravenhaars verhaal heeft een open

einde: het is niet duidelijk hoe het verder zal gaan met haar, of zij net als haar zussen uitgehuwelijkt zal

worden.

Wat het thema van het opgroeien betreft, is het einde iets minder vaag: in de laatste woorden van Stan

wordt gesuggereerd dat de trouwerij tegelijk een groot afscheidsfeest is. Al is het afscheid niet absoluut:

Ravenhaar en Bram zullen bij elkaar blijven tot de dood hen scheidt.

Ga met de juryleden na wat het einde (de trouwerij) betekent voor de twee verhaallijnen. Vraag hen

naar hun appreciatie van het einde en wat zij denken dat er zal gebeuren. Zal het zogenaamde huwelijk

tussen haar en Bram standhouden? Zullen ze vrienden blijven zonder nog een spel te spelen? Waarom

zou Do van Ranst voor dit einde gekozen hebben?

Zie ook dit citaat van Do van Ranst: Boeken lezen helpt je te fantaseren. Wanneer je naar een film kijkt, is

alles al voor jou ingevuld, maar wanneer je een boek leest, is er nog zoveel ruimte over om zelf dingen te gaan

verzinnen. Ik ben zelf een schrijver die nog heel veel aan de lezer overlaat. Ik hou enorm van open eindes. Lezen

opent nieuwe werelden en daarom zouden alle kinderen moeten lezen. (www.villakakelbont.be)

Stijl- en vormkenmerken

Door de structuur leent Ravenhaar zich goed voor een gesprek over de technische aspecten van een

boek. Een boek bestaat immers uit twee dingen: het verhaal op zich (wat gebeurt er) en de manier

waarop de gebeurtenissen verteld worden. Vooral structuur, hoofdpersonages en vertelperspectief zijn

bij Ravenhaar interessant.

Je kan deze discussie abstract en neutraal houden, maar je kan ze ook kaderen binnen het beoordelen

van boeken (zie handleiding).

Structuur

Ravenhaar is geen rechtlijnig verhaal; het kent een grillige structuur met veel flashbacks. Het spel van de

trouwerij speelt zich af in het heden (verteld in de tegenwoordige tijd), maar geeft geregeld aanleiding

tot flashbacks (verteld in de verleden tijd). Op deze manier komt de lezer geleidelijk aan te weten wat

er bij het laatste spel gebeurd is en waarom Ravenhaar zo lang weggebleven is.

Je kan met de juryleden de structuur op zich bespreken (Hoe is het verhaal opgebouwd?), maar ook de

functie die de flashbacks hebben voor het hele verhaal (vb. spanning oproepen).

- Hoe is de tekst opgebouwd?

- Is de structuur logisch of verwarrend?

- Ken je andere boeken met een dergelijke opbouw?

Hoofdpersonage

Het verhaal wordt verteld door Bram, die stiekem erg verliefd is op Ravenhaar. Als lezer ben je

geneigd om hem als hoofdpersonage te zien – maar wat dan met Ravenhaar? Bespreek met de

juryleden wie het hoofdpersonage is in dit boek (en in boeken in het algemeen): degene die het verhaal

vertelt of degene die centraal staat in het verhaal?

- Wie is het hoofdpersonage?

- Over wie kom je het meest te weten?

- Wiens verhaal wordt verteld?

- Door wiens ogen zie je de gebeurtenissen?

Vertelperspectief

Een dergelijke bespreking van het hoofdpersonage is nauw verwant met een discussie van het

vertelperspectief: wie vertelt het verhaal en door wiens ogen zie je de gebeurtenissen. Bram vertelt,

maar door de dialogen krijgen we ook veel informatie rechtstreeks van Ravenhaar. Tenzij Bram een

onbetrouwbaar verteller is – hier kan je weer verwijzen naar Tracy Beaker en haar ‘leugentjes’. In

tegenstelling tot Tracy, waar het vertellen zelf meer deel uit maakt van het verhaal, is Bram een stuk

neutraler. Zijn doel is louter rapporteren wat er gebeurd is.

(Leg eventueel alle ik-vertellers van de nominatielijst naast elkaar en bespreek hun eigen(aardig)heden.)

Het kistje van Cleo - Hilde Vandermeeren, ill. Harmen van Straaten

groep 4

(door Els Debuyck)

Over de auteur en de illustrator

Hilde Vandermeeren werd op 25 september 1970 geboren in Waregem. Ze studeerde klinische

psychologie. Ze is gehuwd en heeft 2 dochters. Hilde werkt deeltijds als leerkracht en schrijft daarnaast

boeken voor kinderen. Een huis om in te verdwalen werd bekroond met de Nederlandse Woord en Beeld

Prijs vanwege de positieve manier waarop het leven van mensen met een verstandelijke handicap in

beeld gebracht wordt. Voor De twaalfde man ontving ze een Zilveren Griffel.

Zelf vergelijkt de auteur het schrijven van een boek met het bakken van een brood. (Lees maar op

www.villakakelbont.be.)

Harmen van Straaten (Arnhem, 1961) studeerde rechten maar had altijd al het tekenen in de vingers.

Intussen werkt hij ruim 15 jaar als illustrator. Hij heeft in die periode meer dan 250 boeken

geïllustreerd. Sinds enkele jaren schrijft hij ook zelf boeken. Voor Sesamstraat maakte hij al een paar

animatiefilmpjes.

Vooropdracht

Als je in dit boek een mooie zin of een mooi verwoorde gedachte leest, schrijf ze op en breng ze mee

naar de volgende bijeenkomst.

Bespreken van het boek

(Zie ook: ‘Een raamwerk van vragen’ uit Vertel eens van Aidan Chambers in de handleiding voor begeleiders op

www.kjv.be.)

• basisvragen:

- Wat vond je mooi aan dit boek?

- Wat is je opgevallen? (thema’s ,stijl, personages,…)

- Waren er stukken die je vervelend vond? Welke?

- Wat was er moeilijk of onduidelijk?

- Zag je bepaalde patronen of verbanden?

• algemene vragen: Hierbij kan je vertrekken vanuit de verschillende thema’s die in dit boek aan

bod komen. Laat de kinderen uitzoeken welke thema’s ze terugvonden. Vraag telkens wat

extra uitleg. Kan de leesgroep een hoofdthema bepalen? …

(bv. dood van papa – gemis - angst voor de politie/reacties van anderen op het niet kunnen

kopen van merkproducten – in een ‘slechte’ buurt wonen – dromen – tehuis – geheimen

(mooie en lelijke) – familie – kansarmoede – drugs …)

- Wat moet Cleo allemaal missen? Wat heeft zij niet wat de meeste andere kinderen wel

hebben?

- Waar groeide Cleo’s mama op?

- Waarom komt er een sociaal werkster langs bij Cleo? Vind jij dat haar moeder goed

voor de kinderen zorgt?

- Begrijp je het belang dat Cleo aan het kistje hecht?

- Vind je Cleo een dief? (cfr. de knuffelhond)

- Wat is er met het pakje op p.18? Waarom maakt Punch zich daarover boos, denk je?

- Waar droomt Beverly van? Zal ze haar droom waarmaken, denk je?

- Zie je een verschil in de manier waarop Cleo, Beverly en Punch met hun problemen

omgaan?

- Was er iets in dit boek dat je zelf al hebt meegemaakt?

- Was er een bepaalde gebeurtenis die/fragment dat jou geraakt heeft?

- Wat vind je erg / grappig / hoopvol in dit boek?

- Ken je andere boeken die hierop lijken?

- Is dit een boek om vlug te lezen of juist heel langzaam?

Beoordelen van het boek

Ieder spreekt voor zich en ieders mening is zeker goed! Leg hier de nadruk op.

• de personages:

In dit verhaal worden heel wat personages opgevoerd. Ze geven kleur aan het verhaal en helpen de

lezer om zich in te leven. Het lijkt me heel zinvol om hier even op in te gaan.

Je kan kaartjes met de personages apart uithangen of op de grond leggen. Wie wil, mag een kaartje

kiezen en vertellen over dit personage: CLEO – PUNCH (Jonas) – MAMA – ZUS MAMA –

BEVERLY – ELLIE – PAPA – MIRKO – KEVIN – OUDE MEVROUW – KLEINZOON OUDE

MEVROUW – JUF

Vraag bijvoorbeeld:

Wat beleeft dit personage?

Wat is zijn/haar verhouding tegenover de hoofdpersoon?

Is dit personage belangrijk voor het verhaal of vind je het eerder overbodig?

Wie zou je zelf het liefst willen zijn: Cleo of Beverly? Leg uit.

Zouden Cleo en Punch verliefd kunnen worden op elkaar? Of zijn ze het al, denk je?

Wat is de sterkte van Cleo? (haar verbeelding)

Waarin vindt Punch een uitlaatklep?

In welk personage kon je je het best inleven?

• de structuur:

Het verhaal is logisch opgebouwd. Elk element heeft zijn betekenis. Maar je hebt wat geduld nodig als

lezer. De auteur reikt puzzelstukjes aan die je niet altijd direct kunt plaatsen. Naar het einde toe merk je

het belang van zaken die eerst nogal onbelangrijk leken. Het leuke is dat op het einde alle puzzelstukjes

op hun plaats vallen.

• de stijl:

In dit boek toont de auteur zich zeer ijverig in het bedenken van mooie zinnen. Zie ook bij * (andere

activiteiten). Laat de lezers hun mooie zin of mooi verwoorde gedachte voorlezen. Stimuleer hen om

dit te blijven bijhouden (bijvoorbeeld in een apart schriftje). Je kan natuurlijk ook met je leesgroep een

mooie zinnenschrift beginnen.( Vergeet niet om de titel en pagina van het boek te vermelden.)

Wat de één mooi verwoord vindt, vindt de ander misschien vergezocht of storend. Laat de meningen

hierover gerust verdeeld zijn!

De auteur slaagt er in dit boek in om bepaalde gevoelens krachtig te beschrijven. Zinvol dus om enkele

fragmenten voor te lezen en reacties los te weken.

p. 79-80 Cleo’s BOOSHEID over het beeld.

p. 83 reactie van de kleinzoon-kunstenaar op de BOOSHEID

p. 56-57 GEHEIMEN – Wijs ook op de manier waarop Cleo hier in de 3de persoon spreekt.

Waarom doet ze dat?

p. 58 NACHTMERRIE Hierin zitten heel veel losse elementen uit het boek verweven.

• het vertelperspectief:

Cleo (de hoofdpersoon) vertelt de lezer zelf haar verhaal. Zou het boek anders (beter? slechter?) lezen

als het vanuit een ander vertelperspectief geschreven was?

Filosoferen

Bij dit boek dacht ik wel vaker aan deze uitspraken van Einstein, omdat ze Cleo op het lijf geschreven

zijn:

Logica brengt je van A naar B. Verbeelding brengt je overal.

OF

Imagination is more important than knowledge.

Bespreek met de kinderen of zij geloven in ‘de kracht van de verbeelding’. Denken ze dat Cleo

IEmand met een grote IE kan worden?

Andere activiteiten: (*)

In het boek staan heel wat zinnen die opvallen. Daar kan je veel mee doen. Laat de lezers bijvoorbeeld

deze zinnen beoordelen, hun lievelingszin uitzoeken,…

p. 5 De dag kruipt langzaam voorbij, als een insect dat je het liefst wilt doodmeppen.

p. 15 Het geritsel is even geruststellend als papa die fluistert dat alles wel in orde komt.

p. 35 De bliksem klieft door de avond en laat alles even oplichten.

p. 49 (Juf heeft het geld om veel lekkers te kopen, Cleo moet zich beperken tot het

hoogstnodige.)

Een beetje jaloers keek ik hoe ze met haar lekkere kar wegreed.

p. 54 De avond hangt lichtoranje sluiers in de lucht alsof ook de zon iets te verbergen heeft.

p. 55 Het lijkt wel of ze de betonblokken uitgeschud hebben.

De zon is in deze muur gekropen.

p.61 Het is een winderige dag alsof iemand die niks beters om handen had de zomer voor

de herfst heeft ingeruild.

p.66 De zon haalt de regen van de voorbije nacht dampend uit de aarde.

De dauw kruipt langs mijn voetzolen naar boven en weekt een herinnering los.

p70 (Ik vraag me af waarom Beverly zich zo opgetut heeft)

Het antwoord op die vraag valt later die middag huilend naar binnen.

p.75 Ellie heeft een ijsje in haar hand, maar de zon is sneller dan haar tong en de vanille

druipt in kleverige straaltjes langs haar vingers naar beneden.

p.79 De avond valt in dikke schaduwen over de binnenplaats.

p.83 Boosheid is net klei. Als het hard wordt, kun je het gebruiken om er dingen mee kapot

te slaan. Maar je kunt het ook kneden tot het zacht wordt en er iets moois onder je

handen kan groeien.

p.86 Ik val in een brokkelige slaap.

p.88 Juf kijkt wat onwennig in het rond, achternagezeten door de ogen van mijn moeder.

p.93 Punch en ik liggen als twee gevallen herfstbladeren in het gras.

p.95 Mijn moeder vond het heel fijn wat ik voor Beverly had gedaan. Ze had er zelfs een

zakdoek voor nodig.

Vorig jaar hadden wij een receptie voor het tienjarig bestaan van de Kinderjury in de bib waar ik een

groep lezers begeleid. Ik verzamelde alle mooie zinnen (uit het mooie zinnenschrift), de titels van de

lievelingsboeken van sommigen en sprokkelde ook nog wat gedichten, tekstjes over boeken bij elkaar.

Ik maakte van elke zin/gedicht/tekst een strookje en rolde het op in een stukje penne.(Italiaanse pasta)

Tijdens de receptie gingen de lezers uit mijn groep rond met deze boekenhapjes. Heel leuk om de

reacties van de mensen te zien…

over Ik vind…

Beste begeleider, als je praat over boeken, laat de lezers altijd beginnen met Ik vind dit boek … en nooit met: Het

is een … boek.

Wie met Ik vind… begint, toont meteen ook respect voor de mening van de ander.

Het verhaal van Tracy Beaker - Jacqueline Wilson

groep 4

(door An Stessens)

Auteursinfo

Jacqueline Wilson werd in 1945 geboren in Engeland en wist op haar zesde al dat ze schrijfster zou

worden. Ze werkte een tijdje als journalist en begon fulltime boeken te schrijven toen haar dochter

Emma geboren werd. Ondertussen zijn er meer dan 70 boeken van haar verschenen (waarvan een

tiental vertaald in het Nederlands) en is Jacqueline Wilson één van de meest populaire

kinderboekenschrijfsters in Engeland geworden.

Jacqueline Wilons boeken zijn doorgaans grappig en lezen lekker weg, maar ze hebben vaak een

ernstige ondertoon – vriendschappen en familiebanden worden geregeld op de proef gesteld,

personages sterven of worden gepest. Verschillende boeken van haar werden bewerkt voor televisie (bij

ons zijn Tracy Beaker en De tweeling op tv geweest).

Thema’s

Pleeggezinnen, weeshuis, adoptie

Weeskinderen en kindertehuizen spreken vaak tot de verbeelding en willen wel eens leiden tot lekker

ouderwetse avonturenverhalen. Niets daarvan in Het verhaal van Tracy Beaker, waar sprake is van weinig

tot de verbeelding sprekende maatschappelijk werksters, persoonlijke dossiers en woorden als

‘geïnstitutionaliseerd geraken’. Dit maakt dit boek realistisch, tussen de regels lees je over het leven

zoals het is in een kindertehuis. Vraag de kinderen hoe zij zich een kindertehuis voorstelden voor ze dit

boek lazen, en nadat ze het boek gelezen hebben. Zijn hun ideeën veranderd?

Onder Tracy’s wilde taal en woorden gaat Het verhaal van Tracy Beaker over de eenzaamheid en

onzekerheid bij kinderen die in een tehuis wonen en over het (tevergeefs) wachten op iemand die voor

hen wil zorgen. Dat klinkt beladen, maar door Tracy’s schrijfstijl ligt het boek toch niet zwaar op de

maag.

Je kan het met de juryleden hebben over dit contrast tussen stijl en inhoud.

- Is Het verhaal van Tracy Beaker een vrolijk of een ernstig boek? Moet je erbij lachen of huilen?

- Wat gebeurt er in het boek? Hoe voelt Tracy zich?

- Hoe voelde jij je toen je het boek las?

Vriendschap

Tracy heeft niet veel vrienden, ze stelt zich gesloten en vijandig op tegenover de andere kinderen en

haar begeleiders. Vraag de juryleden waarom ze dit doet (zie ook ‘personages: Tracy’).

Je kan deze zin als uitgangspunt gebruiken om te filosoferen over vriendschap (zie handleiding):

‘Vrienden maken is toch verloren moeite, want binnenkort verhuis ik waarschijnlijk weer’ (p. 13).

- Heb je vrienden nodig om gelukkig te zijn?

- Kan iemand zonder vrienden leven?

- Wat voegen vrienden toe aan je leven?

- Is het de moeite waard om vrienden te maken als je weet dat je gaat verhuizen?

- Is vriendschap iets dat altijd blijft duren?

- Kan je van andere mensen houden als je zelf ongelukkig bent?

Stijl- en vormkenmerken

De titel kon niet beter gekozen zijn: Het verhaal van Tracy Beaker is en blijft het verhaal van Tracy

Beaker. Dit komt vooral door het vertelperspectief (Tracy is de verteller en beslist wat en hoe ze

schrijft) en door de portrettering van de andere personages, die volledig in de schaduw van Tracy staan.

Personages: Tracy

Tracy is een gelaagd, complex personage, en levert daarmee genoeg stof tot discussie.

Ze doet zich heel stoer voor, maar heeft eigenlijk een klein hartje. Ze is in de war en boos, maar het

meest van al is ze bang om zonder familie te blijven. Daarom probeert ze hard (te hard) om mensen

voor zich te winnen en hen te overtuigen voor haar te zorgen, wat vaak tot tragikomische scènes leidt

(vb. wanneer ze zich opmaakt wanneer Cam voor het eerst het tehuis bezoekt, het artikel dat ze voor

Cam schrijft en wanneer ze Cam probeert te overtuigen haar pleegmoeder te worden).

De echte Tracy zit goed verstopt onder een dikke laag lawaai, woede-uitbarstingen en zogenaamde

leugentjes. Niet iedereen kan of wil haar daar vinden, dus krijgt ze het geregeld aan de stok met de

andere kinderen en de begeleiders van het tehuis en brengt ze behoorlijk wat tijd door in de Stille

Kamer.

Praat met de juryleden over Tracy en waarom ze de dingen doet die ze doet. Deze discussie is goed te

combineren met de bespreking van het vertelperspectief en Tracy’s ‘leugentjes’.

- Zou je Tracy als vriendin of pleegzus willen?

- Leer je Tracy goed kennen als je haar dagboek leest?

- Wat zegt het dagboek over Tracy?

Vertelperspectief

Het verhaal van Tracy Beaker is een soort dagboek, geschreven door Tracy zelf. Zij is de verteller en

bepaalt de inhoud. Omdat Tracy niet erg neutraal of objectief is, is er in dit boek duidelijk sprake van

‘Tracy’s waarheid’ in plaats van ‘de waarheid’. Tracy zelf geeft toe dat ze zich graag laat gaan bij het

schrijven en geeft toe dat ze ‘soms wel eens een leugentje durf te vertellen’ (p. 30), want dat ‘maakt

alles zoveel interessanter’ (p. 30)

Tal van scènes (vb. hooikoorts i.p.v. huilen, het verhaal van haar mam of van de wekker, het artikel dat

ze voor Cam schrijft) lenen zich uitstekend tot een bespreking van wat fantasie en wat werkelijkheid is,

en wat dit kan betekenen voor het personage van Tracy in het bijzonder en haar boek in het algemeen.

Zoek met de juryleden dergelijke ‘leugentjes’, ook als Tracy er zelf niet bij zegt dat het gelogen is, en

bespreek waarom Tracy dit doet. (zie ook ‘personages: Tracy’)

- Wat is er in werkelijkheid gebeurd/zou er in werkelijkheid gebeurd kunnen zijn en wat zegt

Tracy dat er gebeurd is?

- Hoe belangrijk is het om te weten wat ‘echt’ is en wat Tracy verzonnen heeft?

- Begrijp je waarom Tracy graag ‘sprookjes vertelt’? Is haar gedrag herkenbaar, geloofwaardig?

Ten slotte

Van Tracy Beaker is een televisieserie gemaakt die uitgezonden is op Ketnet. Als de juryleden vertrouwd

zijn met deze serie, kan je een gesprek voeren over de bewerking van Tracy Beaker en van andere

boeken. De laatste jaren wordt het ene na het andere kinderboek verfilmd (vb. Harry Potter, Sjakie en de

chocoladefabriek, Het betoverde land achter de kleerkast, Ellendige avonturen,…), stof tot discussie genoeg dus.

- Liever het boek of de serie?

- Wat doet de serie met het boek, hoe wordt het boek aangepast?

- Welke personages blijven, verdwijnen, komen erbij?

- Hoe is Tracy op tv? Hoe ziet ze eruit? Is ze even onhandelbaar of net liever dan in het boek?

- Het boek is een soort dagboek. Hoe wordt dat op tv opgelost?

- (Hoe) eindigt de serie? Wordt Cam pleegmoeder van Tracy?

Het lef van Tracy Beaker - Jacqueline Wilson

Groep 4

(door An Stessens)

Auteursinfo

Jacqueline Wilson werd in 1945 geboren in Engeland en wist op haar zesde al dat ze schrijfster zou

worden. Ze werkte een tijdje als journalist en begon fulltime boeken te schrijven toen haar dochter

Emma geboren werd. Ondertussen zijn er meer dan 70 boeken van haar verschenen (waarvan een

tiental vertaald in het Nederlands) en is Jacqueline Wilson één van de meest populaire

kinderboekenschrijfsters in Engeland geworden.

Jacqueline Wilons boeken zijn doorgaans grappig en lezen lekker weg, maar ze hebben vaak een

ernstige ondertoon – vriendschappen en familiebanden worden geregeld op de proef gesteld,

personages sterven of worden gepest. Verschillende boeken van haar werden bewerkt voor televisie (bij

ons zijn Tracy Beaker en De tweeling op tv geweest).

Tracy Beaker, deel II

Het lef van Tracy Beaker is het vervolg op Het verhaal van Tracy Beaker. Aangezien de juryleden allebei de

boeken lezen, is dit een mooi moment om de boeken met elkaar te vergelijken. Beperk de discussie

niet tot Tracy Beaker alleen, maar trek het gesprek open naar vervolgverhalen in het algemeen.

Het eerste boek over Tracy Beaker had een open einde: het was niet zeker of Tracy bij Cam zou gaan

wonen. Vraag de juryleden nadat ze Het verhaal van Tracy Beaker gelezen hebben hoe ze denken dat het

verder zal gaan. Wanneer ze hun ideeën opschrijven, kan je ze later gemakkelijk toetsen aan de

gebeurtenissen in Het lef van Tracy Beaker.

- Moet je het eerste boek over Tracy Beaker gelezen hebben om het tweede te kunnen

begrijpen? Is dat goed of net niet?

- Welke informatie (eigenschappen van personages, bepaalde gebeurtenissen,…) moet herhaald

of samengevat worden in een tweede deel? Welke niet? Is die verhouding goed in de boeken

over Tracy Beaker? Wordt er te veel of te weinig herhaald?

- Hebben Het verhaal en Het lef van Tracy Beaker hetzelfde thema? (zie ook Thema’s)

- Blijft Tracy Beaker ook in het tweede boek interessant of wordt het saai?

- Moet een tweede deel meer van hetzelfde zijn of mag het helemaal anders zijn? Wat moeten

ze zeker gemeen hebben?

Vergelijk deze boeken met andere vervolgverhalen, zowel boeken als films: de films van The Lord of the

Rings, de boeken over Harry Potter,… Laat de juryleden voorbeelden geven en bespreken.

- Welk deel is meestal het best?

- Hebben de verschillende delen elk een eigen functie (bijvoorbeeld een kennismaking in deel

1) of kunnen ze ook apart gelezen/gezien worden?

Vraag de juryleden ten slotte of ze vinden dat het verhaal van Tracy na Het lef van Tracy Beaker volledig

verteld is.(*)

- Moet/zou er nog een derde deel komen?

- Waar zou dat derde deel over gaan?

- Zouden ze het willen lezen?

(*)

Achtergrondinformatie: In 2006 verscheen in Engeland een derde deel: Starring Tracy Beaker. Hierin

krijgt Tracy onverwacht de hoofdrol in het kerststuk op school. Zal het haar lukken de knorrige

Scrooge met overtuiging te spelen? Terwijl Cam haar helpt haar tekst vanbuiten te leren, hoopt Tracy

dat haar echte moeder op tijd van Hollywood over zal komen om Tracy’s grote moment mee te

maken.

Thema’s

Een thuis en een moeder hebben

Het lef van Tracy Beaker gaat over wat het betekent om een moeder en een thuis te hebben (dit wordt

extra aangeduid door de hoofdstuktitels, die telkens beginnen met ‘Het huis van…’). Is een moeder

iemand die je altijd je zin geeft en je overstelpt met dure cadeautjes of iemand die bij je blijft wanneer

je ziek bent? Tracy hecht aanvankelijk erg veel belang aan het materiële, een standpunt dat ook

terugkomt in deze uitspraak van Voetbal:

‘Ja, ik denk dat je mam wel oké is, aangezien ze je al die spullen beloofd heeft. Je moet aan

jezelf denken, Tracy. Pakken wat je krijgen kunt. Kies degene die je het meest zal geven.’ (p. 87)

Wat vinden de juryleden van deze goede raad?

Bespreek met de juryleden de verschillende situaties en opvattingen die in het boek aan bod komen:

vergelijk de thuissituaties van Tracy, Voetbal en Alexander (zie ook Personages) en zet hun ideeën naast

elkaar.

- Wat is een goede moeder volgens Tracy? Wat vinden Voetbal en Alexander?

- Verandert Tracy in de loop van het verhaal van mening?

- Waar, wanneer?

- Hoe komt dat?

Evengoed is dit een onderwerp dat zich uitstekend leent tot een filosofie-sessie (zie

coördinatorenhandleiding op www.kjv.be) over moeders en vaders, familie, een huis en een thuis

hebben.

Boeken

Cam is schrijfster, maar zonder veel succes. Tracy droomt ervan bestsellerauteur te worden. Haar

voorkeur gaat uit naar spannende boeken: ‘Boeken waarin alle vrouwen mooi zijn en elegante kleren

dragen en alle mannen interessante banen en veel macht hebben en zij allemaal op de één of andere

manier aan elkaar gekoppeld worden, zodat het wemelt van de spannende stukken.’ (p. 20)

- Is Het lef van Tracy Beaker zo’n boek?

- Zouden de juryleden dergelijke boeken graag lezen? Liever dan Het lef van Tracy Beaker?

- Zou Tracy Het lef van Tracy Beaker graag lezen?

Stijl- en vormkenmerken

Wat personages en vertelperspectief betreft: zie ook het werkmodel bij Het verhaal van Tracy Beaker.

Personages

Ook hier kan je Het verhaal en Het lef van Tracy Beaker met elkaar vergelijken: de situatie waarin Tracy

terechtgekomen is, is totaal anders, maar is Tracy zelf ook veranderd? Evolueert zij als personage? Komt

ze tot bijzondere inzichten? Kalmeert ze? Leert ze iets bij?

Omdat Tracy een nieuw leven begonnen is bij Cam, spelen er allerlei nieuwe personages mee: de

mensen op school (juf Braak Bal, meneer Helderweg), de vriendinnen van Cam en natuurlijk Voetbal

en Alexander. De situaties van Tracy, Voetbal en Alexander worden uitdrukkelijk naast elkaar geplaatst.

Ze hebben alle drie problemen thuis en op school. Bespreek de verschillende problemen met de

juryleden en ga na hoe de verschillende personages met die problemen omgaan. Voor welk personage

hebben de juryleden het meest sympathie?

Vertelperspectief

Een bespreking van de personages kan perfect samengaan met een bespreking van het vertelperspectief.

Doordat Tracy het verhaal vertelt (en net als in Het verhaal van Tracy Beaker vertelt ze enkel wat ze wil

vertellen), kan je niet in het hoofd van de andere personages kijken.

- Kom je genoeg te weten over de andere personages?

- Hoe kom je iets over de andere personages te weten? Bespreek bijvoorbeeld de scène waarin

Tracy Cam en Lisa afluistert (p. 24).

- Is de informatie die je over de andere personages krijgt betrouwbaar en juist?

Vooral het personage van Cam, dat geregeld negatief voorgesteld wordt door Tracy, leent zich goed

voor een dergelijke bespreking. Is dit de echte Cam? Hoe denken de juryleden dat Cam echt is?

Kunnen ze überhaupt weten hoe Cam echt is? En is dat belangrijk?