OBP actief! 24 november 2008 Jacqie van Stigt Projectleider LBP FNV Bondgenoten.
De betekenis van Joop van Stigt voor de Nederlandse ...17 hoogleraar). André, die ik zijdelings...
Transcript of De betekenis van Joop van Stigt voor de Nederlandse ...17 hoogleraar). André, die ik zijdelings...
16
Voor Joop was het niet nodig om evenals z’n
vele broers naar het gymnasium te gaan. Hij
wilde leren timmeren en dan leren bouwen om
later z’n broer, die missionaris werd, te gaan
helpen om scholen en huizen te bouwen.
Hij leerde timmeren, tekenen en bouwen en
werd één van onze belangrijkste architecten.
Dat hij via een onwaarschijnlijk boeiende omweg
uiteindelijk scholen zou bouwen voor verre
volken lijkt een speling van het lot, maar is de
consequentie van de gedrevenheid van Van
Stigt, om altijd te doen wat nodig is.
Dit hoofdstuk moet gaan over de plaats van de
“Van Stigten” binnen de Nederlandse architectuur.
De Van Stigten zijn vader Joop & zoon André, die
samen een bureau drijven en zeker op het gebied
van restauratie en renovatie een uitzonderlijke
plaats innemen.
Daarbij moet de “nuchtere” Gonny – echtgenote
en moeder – die alles ziet, alles regelt en zeer
veel gelaten tolereert, niet worden onderschat.
Ik ken Joop al meer dan 40 jaar als één van mijn
beste collega’s (eerst als architect, later als collega
Door Wiek Röling
De betekenis van Joop van Stigt voor de Nederlandse bouwkunst
In het vliegtuig naar Amerika, volarchitecten die in november 1971met de vereniging A+A(Architectura et Amicitia) een tochtnaar New York, Chicago enPhiladelphia maakten, liep een watonwennige man door het gangpad,iemand die niet geheel was aan-gepast aan het gezelschap. “Dat isonze toekomst“, hoorde ik iemandzeggen. “Dat is de begaafdste vande nieuwe generatie, we zullen nogveel van hem horen”. Het was Joopvan Stigt.Joop, die het vak van “onderop”had geleerd. De enige manier omhet vak echt te leren: Rietveld enDuiker zijn ook met timmerenbegonnen.
Joop van Stigt voor een school in Dogon, Mali
Joop met Aldo (en Hannie) van Eyck en missionarisbroer Wout bij zijn ambtsaanvaarding als professor in Delft.
17
hoogleraar). André, die ik zijdelings ken, vind ik
een prettige man, die, denk ik, veel orde in de
chaos brengt en een uiterst intelligente gespreks-
partner is, maar als ik over de “Van Stigten”
denk, is Joop mijn “ingang”.
Vandaar dat mijn oordeel over de plaats van de
“Van Stigten” is gebaseerd op mijn kennis van
het werk en denken van Joop.
Mijn eerste kennismaking met het werk van
Joop was een bezoek, samen met de familie
Hertzberger, aan de twee nieuwe gebouwen, die
de Prix de Rome Laureaten, op verzoek van Van
Tijen op de campus Drienerlo van de Universiteit
Twente hadden gebouwd.
Van Tijen zag terecht Blom en Van Stigt als de
“coming men” van de Nederlandse architectuur
en het getuigt van zijn visie en generositeit dat
hij zo nadrukkelijk de nieuwe generatie een kans
bood. Blom die later ook nog de studentenmensa
“bastille” bouwde, kreeg de rol van de nar in het
gezelschap en verbouwde “de boerderij” tot
tijdelijke mensa voor studenten.
Van Stigt, rigide en serieus als altijd, bouwde de
kantine voor het personeel volgens een uiterst
“structuralistisch’” ontwerp, gebaseerd op een
spel van vierkanten in een integraal getimmerde
constructie: sober, binnen het vastgestelde
budget, streng (zwart-wit) en doelmatig. Hoewel
Piet Blom over het algemeen meer aandacht
kreeg, koos ik bij die eerste kennismaking voor
Van Stigt.
Het is opmerkelijk dat bij die eerste manifestatie
van “de nieuwe generatie”, behalve het feit dat
de “voorhoede” van de architectuur niet meer
uit Delft maar van de Academie van Bouwkunst
kwam, Blom opviel door een verbouwing en
herinterpretatie van een oud gebouw, terwijl Van
Stigt zich manifesteerde met (tijdelijke?) nieuw-
bouw. Hoe groot de betekenis van de architectuur-
benadering bij nieuwbouw van Van Stigt ook is,
(faculteit der Letteren van de Rijksuniversiteit
Leiden, de Gouden Leeuw in de Bijlmer, de kerk
in de van Ostadestraat in de Pijp en het stadhuis
in Ter Aar), zijn unieke plaats in de Nederlandse
architectuur heeft hij te danken aan z’n vele
hergebruikprojecten.
Hoewel er onder architecten de neiging bestaat
om enigszins neer te kijken op verbouwings-
en hergebruikopgaven, is voor verbouwing en
hergebruik meer kennis noodzakelijk.
Als uitgangspunt is een nieuwbouwplannetje
eenvoudiger te maken dan een verantwoorde
restauratie of het plan voor een nieuwe functie
in een bestaand gebouw.
Omdat nieuwbouw bovendien minder onverwachte
problemen kent, zijn architecten geneigd een
opdrachtgever te laten kiezen voor sloop en
nieuwbouw. De zogenaamde bouwadviesbureaus
– de epidemie die woekert in de bouwwereld –
waar men op “zekerheid” speelt en iedere
verantwoordelijkheid uit de weg gaat, zijn al
helemaal geneigd om renovatie of hergebruik
te ontmoedigen.
Hergebruik en de schatting kunnen maken wat
een gebouw nog waard is en waar problemen
te verwachten zijn (of waar de zogenaamde
belemmeringen ingegeven zijn door gebrek aan
inzicht), eisen een uitzonderlijk gedegen vakkennis.
Die kennis is niet “in de mode” bij opleidingen
en architecten, maar is in hoge mate aanwezig
op het architectenbureau Van Stigt.
Joop van Stigt liet het al zien bij zijn gebouwtje
in Drienerlo en later bijvoorbeeld bij het woning-
bouwcomplex in de Bijlmermeer. (Het gaat hier
Prix de Rome maquette
Raadhuis ter Aar
Personeelskantine Twente
Schema R.U. Leiden; voorbeeld van het structuralisme
om het principiële uitgangspunt van “de nieuwe
zakelijkheid”, “het functionalisme” of “het Nieuwe
Bouwen”: door (kennis van) techniek meer kunnen
leveren voor hetzelfde of minder geld.)
Die kennis doe je op door nieuwsgierig te zijn,
hard te werken, goede voorbeelden te leren
kennen (goed worden geïnstrueerd door mensen
die zelf over die vakkennis beschikken) en een
tijdje met je poten in de praktijk te staan. Om een
goede architect te zijn komt daar dan ruimtelijk
inzicht, een beetje intelligentie en smaak bij.
Het vakmanschap heeft Joop van Stigt, door het
door hem gekozen studiepad, zich eigen gemaakt.
André van Stigt kreeg het met de paplepel
ingegoten en voltooide bovendien, in uiterst
korte tijd, z’n studie aan de Technische Universiteit
in Delft, waar hij dankzij z’n intelligentie en
nieuwsgierigheid niet het aanbod accepteerde,
maar op zoek ging naar wat hij (nog) niet wist
maar nog steeds te vinden was op de faculteit
Bouwkunde.
Uiteraard zijn de Van Stigten niet de enigen in
Nederland die over een zo gedegen vakmanschap
beschikken. Maar de brede kennis (rekenen en
tekenen, constructief inzicht, oog voor ruimtelijke
consequenties) verenigd in één persoon is vrij
zeldzaam. Als dan ook nog eens een bepaalde
mentaliteit (waar ook weer de Van Stigten niet
over het alleenrecht beschikken) aanwezig is,
gecombineerd met een gebrek aan lafheid,
begrijp je toch meer van hun tamelijk unieke
positie binnen de architectuur.
Wat onderscheidt hen dan van de meeste
collega’s? Bij een bouwopgave gaan ze uit van
de gegeven situatie en niet van wat opdracht-
gever of overheid erover zegt of graag wil horen.
Op een bepaalde wijze is hun handelen een
bedreiging voor de gemakzuchtige vakbenade-
ring. Daar gemakzucht, zowel bij vakgenoten als
bij opdrachtgevers, eerder regel dan uitzondering
is, zijn de Van Stigten bedreigend.
Toch bleef erkenning niet uit. Ze ontvingen
zowel de zeer prestigieuze Europa Nostra Prijs,
als inmiddels 3 x de Nationale Renovatie Prijs.
Is hun wat eenzame positie in strijd met dit eer-
betoon? Nee, want de aandacht voor renovatie
en de toekenning van de prijzen komt uit de
hoek van geestverwanten. De Renovatieprijs
wordt toegekend op voordracht van een jury die
in wezen hetzelfde nastreeft als de Van Stigten.
Bureau Van Stigt heeft al verscheidene malen
een inzending gedaan (of opdrachtgevers
brachten met gepaste trots hun werk naar voren),
die volledig tegemoet komt aan de doelstellingen
van de prijs.
18
Joop ontvangt de BNA kubus (op foto met Gonny, André en Ed Nijpels (links) en Louis Genet (rechts)
Oorkonde met renovatieprijs EntrepotdokJoop van Stigt wandelt met minister Nijpels langs het
Entrepotdok
Plaats van Van Stigt in de na-oorlogse architectuur-geschiedenisUitgangspunt bij de vakbeoefening door de Van
Stigten is het vakmanschap en het (soms bijna
pietluttige) doordringen tot in het kleinste detail.
Niet alleen de passende constructie en passend
materiaalgebruik worden gezocht, maar ook
begrotingen worden uitputtend doorgerekend.
Dit grenst soms aan muggenzifterij, maar dwingt
wel respect af bij de aannemers. Als er in de
materialenlijst staat 6 kilo draadnagels, dan
vraagt Joop van Stigt zich af: hoeveel spijkers
zijn dat en hebben we al die spijkers wel nodig?
Hij is in staat om een pond spijkers te wegen,
het aantal te tellen en dan te concluderen dat
als je goed kan timmeren 4 kilo spijkers wel
voldoende is.
1 Hij gaat ervan uit dat de aannemer een
timmerman naar het werk stuurt die niet te
veel spijkers krom slaat.
2 Er komt een verdedigbare minpost bij de
onderhandelingen en de aannemer let er wel
op geen onzin in z’n begroting op te voeren.
3 Sommige collega’s beoordelen dit gedrag als
“spijkers op laag water zoeken”.
Voor een heilzame ontwikkeling in de bouw is
het nodig dat wij op de schouders van onze
voorgangers gaan staan, niet om ze naar beneden
te trappen, maar om hogerop te komen. De Van
Stigten hebben respect voor degenen die hen
het vak leerden. Ze behoren tot de te kleine
groep in het bouwproces, die zich bewust is van
het belang van continuïteit en ze werken eraan
mee die historische architectonische en steden-
bouwkundige continuïteit te bewaren. Ze stellen
zich teweer tegen de stelselmatige onttakeling
van ons vak en zijn daarin pioniers.
In dit kader past ook het werk van Van Stigt als
hoogleraar in Delft en de redes die hij daar hield.
Hij formuleerde de “nieuwe bouwopgave”.
In de monumentenzorg ging consolidatie en
behoud al vóór reconstructie. Bij de “nieuwe
bouwopgave” gaat hergebruik vóór sloop.
(Volgens Van Stigt zal in de naaste toekomst het
meeste werk in de bouw bestaan uit renovatie
en hergebruik. De opleiding is echter nog steeds
gebaseerd op het ontwerpen van nieuwbouw).
Kwaliteiten van bestaande bouwwerken (uit welke
bouwperiode ook) kunnen een extra kwaliteit
bieden aan een nieuwe bouwopgave.
Binnenruimtes kunnen vaak groter en hoger zijn.
Detaillering is noodzakelijkerwijs zorgvuldiger –
handarbeid was goedkoop, dus een versiering
betaalbaar. Het materiaal is vaak van een veel
grotere kwaliteit (fijne houtsoorten, natuursteen,
etc.).
Om nu te zeggen dat je voor deze eigenschappen
een specialisatie in ons vak nodig hebt is onzin.
Het gaat er juist om dat een architect z’n vak
hoort te verstaan. Als hij z’n vak verstaat kan
hij nieuw bouwen, restaureren en renoveren.
We zagen alleen dat verbouwen minstens zo
moeilijk is als nieuw bouwen en dat de minach-
ting voor verbouwen eerder voortkomt uit een
gebrek aan vakkennis, dan uit een vermeende
belemmering in het uiten van creativiteit.
Interessant is hierbij dat een onderzoek, uit de
tijd van Jan Schaefer, naar het verschil tussen
restauratie en renovatie (alles werd onderzocht:
kosten, vakkennis, inspanning, te besteden tijd
etc.) bleek, dat er uitsluitend verschil was in de
honorering van de architect. Bij restauratie
“verdiende” hij ruim 3 x zoveel als bij renovatie
(behoud en hergebruik).
Een adagium van het functionalisme is “Form
follows Function”. Dat is een uitspraak van
Sullivan, de leermeester van Frank Lloyd Wright.
De Van Stigten draaien het soms om en stellen:
“Function follows Form”. Het is een interessante
en een uiterste consequentie van het vergaande
belang dat ze stellen in hergebruik. Een gebouw
kan soms niet meer gangbare bijzonderheden
hebben als een extreem hoge toegestane vloer-
belasting, afwijkende verdiepingshoogte of
wisselende traveemaat. Dit kan leiden tot meer
dan bruikbare oplossingen en tot onvermoede
welkome uitbreiding van het programma van
eisen (wensen). Tot een ruimer gebruik van het
“nieuwe gebouw”.
19
Joop als professor Joop met BNA kubusVoorpagina dictaat
De architect in het bouwproces Een van de grootste bedreigingen van ons vak
– helaas veroorzaakt door ons eigen falen – is
de positie die men tegenwoordig toekent aan
de architect. In een tijd van ongekend consu-
mentisme, weelde en spilzucht wenst men te
“bezuinigen” op de architect. Als de schoon-
heidscommissie z’n plannetje heeft goedgekeurd
is het werk van de architect wel gedaan.
Eén van de belangrijkste taken van de architect,
is het begeleiden van de uitvoering van de
bouw, de zogenaamde directievoering.
Daarbij komen zaken aan de orde die “ter plaatse”
moeten worden opgelost, die creativiteit,
inventiviteit, daadkracht en uiteraard vakkennis
vereisen. De aannemer denkt: dat kan ik zelf wel,
daar ga ik geen geld aan uitgeven. En helaas
heeft de aannemer soms een beetje gelijk:
tekeningen worden soms slordig aangeleverd
en er worden oplossingen voorgesteld die niets
met de praktijk van doen hebben. Kortom, het
stuntelige gedrag (gebrek aan basiskennis) van
vele architecten (of opzichters namens hen)
maakt dat de directievoering te vaak als over-
bodig kan worden “wegbezuinigd”. Maar het
is wezenlijk voor het behalen van een goed
resultaat (een prachtig, bruikbaar bouwwerk) dat
de architect tot de “eindoplevering” de vinger
aan de pols houdt.
De Van Stigten eisen dat ze al het werk van de
architect, inclusief werktekeningen en directie-
voering leveren. Daarin betrekken ze het enig
juiste standpunt. Een architect die z’n vak
verstaat, betaalt zichzelf altijd terug.
“Bezuinigingen” op de architect betaal je
dubbel terug in de rest van het bouwproces.
De “oplossing” via bouwadvies- en –management-
bureaus (zeer geringe uitzonderingen daar-
gelaten) bederven het proces al helemaal.
De zogenaamde managementbureaus hebben
niet de noodzakelijke kennis in huis en ze nemen
geen verantwoordelijkheid. Ze kosten geld dat
niet ten goede komt aan de kwaliteit en ze
leveren opdrachtgevers schijnzekerheid.
De architect behoort ook de regisseur van het
bouwproces te zijn. Een architect moet zoveel
van draagconstructie, fysisch gedrag van materi-
aal en invloeden daarop door gebruik en kli-
maat, bouwfysica en organisatie weten (alweer
de opleiding!!) dat hij z’n adviseurs begrijpt en
kan aansturen.
Vele gebouwen en bouwopdrachten kennen
zoveel aspecten dat bijna steeds in bouwteams
moet worden gewerkt. Eén moet weten welk
eindresultaat hem voor ogen staat (waarover hij
het eens moet zijn met de opdrachtgever en wat
hij zo inzichtelijk moet maken aan die opdracht-
gever dat deze weet wat hij wenst en kan ver-
wachten) en de architect moet zijn medewerkers
dat laten bereiken. De rol van de architect is ver-
gelijkbaar met de dirigent die geen piccolo kan
spelen, maar wel weet wat er op de piccolo kan
en wat hij van de muzikant mag verwachten.
Het is natuurlijk handig als een architect plezierig
met de toekomstige gebruikers van z’n gebouw
kan omgaan en dat hij zich kan inleven in alle
gebruikers. In het ziekenhuis niet alleen in de
“economisch” directeur of de dokter, maar ook
(juist!) in de patiënt en de verpleegster. In een
kantoor niet alleen in de mannen achter het
bureau, maar ook in de schoonmakers, de bodes
en de koffiejuffrouw. In de woning niet alleen in
de man of vrouw die betaalt, maar ook in
degene die de afwas doet.
Dat aan sommige mensen nog moet worden
uitgelegd hoe belangrijk dat is, geeft op zichzelf
de vreemde situatie in de bouw en het beheer
van onze omgeving weer.
Dat een zorgvuldig omgaan met onze gebouwde
omgeving (deel van ons “collectief geheugen”)
een taak van ons allen, maar – zou je zeggen –
architecten in de eerste plaats is, lijkt ook
logisch, maar helaas blijken de Van Stigten bij
de uitzonderingen te behoren.
Ik herinner me dat ik de schrijver Joop Waasdorp
sprak nadat hij, na 25 jaar emigratie in Australië,
terug was in Amsterdam: “Ze hebben me m’n
stekkie afgenomen”. Daar moeten we ons zorgen
over maken. Dat er zo weinigen zijn die zich
zorgen maken, dat de politiek, de gebureau-
cratiseerde ambtenarij en een dienst als
Monumentenzorg de ontwikkelingen niet zien of
gelaten over zich heen laten komen, vereist
actie. Het bureau Van Stigt is een steun bij deze
actie en initieert de actie soms zelf.
20
Joop met prinses Juliana; toelichting op hetbouwplan van het Begijnhof
Entrepotdok: André, Joop en Willem van Stigt, de bouwmeesters
Schoolgebouw in Dogon, Mali
Om de cirkel te sluiten: inmiddels besteedt Joop
van Stigt een groot deel van zijn tijd en energie
aan daadwerkelijke steun in Afrika. In Mali bouwt
hij scholen in een daar passende techniek en in
een stijl die aansluit en begrepen wordt door de
daar levende mensen.
Als er honger is en het transport ontbreekt om
met graan de mensen te bereiken, koopt hij een
vrachtauto om het zelf te brengen. Dat maakt
voor mij de mens Van Stigt volledig.
Op één van z’n tochten door de binnenlanden
van Afrika kwam hij, bij een brug over een rivier,
Kofi Annan, de Secretaris Generaal van de de
Verenigde Naties, tegen. Je zou kunnen zeggen
(willen zeggen) de president van de wereld.
Joop werd door z’n begeleiders op handen naar
hem toe gedragen, ter begroeting, en de
Malinezen wilden aan Kofi Annan uitleggen wat
Joop daar in Afrika deed. Welke Nederlandse
architect (welke Nederlander?, Europeaan?,
Westerse mens?) kan terugzien op zo’n belevenis?
Een jongensdroom werd werkelijkheid: Joop
voldoet op de meest dienstbare wijze aan z’n
missie.
21
Joop met Hoos Blotkamp, directeur Filmmuseum
Klaslokaal in Dogon, Mali
Waterput in Dogon, MaliWaterput in Dogon, Mali