De aantrekkingskracht van Brabant

28
De aantrekkingskracht van Brabant 16 november 2015

description

De aantrekkingskracht van Brabant: achtergronden van de aantrekkingskracht van de 14 grootste Brabantse gemeenten. Onderzoek door Atlas voor gemeenten in opdracht van BrabantKennis, november 2015.

Transcript of De aantrekkingskracht van Brabant

Page 1: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant

16 november 2015

Page 2: De aantrekkingskracht van Brabant

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

Eindredactie: Nadine van den Berg Atlas voor gemeenten Postbus 9627 3506 GP UTRECHT T 030 2656438 F 030 2656439 E [email protected] I www.atlasvoorgemeenten.nl © Atlas voor gemeenten, Utrecht, 2015

Page 3: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant Achtergronden van de aantrekkingskracht van veertien Brabantse

gemeenten

Page 4: De aantrekkingskracht van Brabant
Page 5: De aantrekkingskracht van Brabant

Inhoud

1  Aanleiding en achtergrond 7 

2  De aantrekkingskracht van steden en regio’s 8 2.1  Verschillen in aantrekkingskracht 8 2.2  Locatietheorieën 9 2.3  Wat verklaart verschillen in aantrekkingskracht? 11 

3  De benchmark 14 

4  De Brabantse steden vergeleken 15 

5  Zes middelgrote Brabantse gemeenten vergeleken 21 

Bijlage: beschrijving indicatoren 25 

Page 6: De aantrekkingskracht van Brabant
Page 7: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

7

1 Aanleiding en achtergrond Brabant Kennis is het kennisplatform voor en over de provincie Noord-Brabant. Eén van de onderwerpen waar Brabant Kennis zich mee bezighoudt is wonen. Na een lange periode van bevolkingsgroei in de Brabantse gemeenten zal de toekomstige bevolkingsontwikkeling naar verwachting veel diverser worden. Bepaalde gemeenten zullen naar verwachting verder (door)groeien terwijl andere gemeenten met een krimpende (beroeps)bevolking geconfronteerd kunnen worden. Dit roept de vraag op wat mensen drijft in hun woonkeuzes en wat de verschillen zijn tussen de gemeenten in Brabant op deze verschillende factoren. Atlas voor gemeenten heeft de laatste jaren veel empirisch onderzoek gedaan naar factoren die meetbaar van invloed zijn op de keuze van mensen om ergens te gaan wonen. Dat onderzoek dient als basis voor dit rapport, dat inzicht geeft in de achtergronden van de relatieve aantrekkingskracht van veertien Brabantse gemeenten. Concreet gaat het om Bergen op Zoom, Breda, Den Bosch, Eindhoven, Etten-Leur, Helmond, Oosterhout, Oss, Roosendaal, Tilburg, Uden, Veghel, Veldhoven en Waalwijk. In hoofdstuk 2 wordt allereerst stilgestaan bij de achtergronden van verschillen in bevolkingsontwikkeling en -samenstelling tussen gemeenten. Hierbij wordt ingegaan op de inzichten die verschillende locatietheorieën bieden en de resultaten van empirische analyses naar factoren die verschillen in aantrekkingskracht verklaren. Deze analyses vormen de basis voor een vergelijking van de Brabantse gemeenten. Omdat een vergelijking altijd relatief is, wordt in hoofdstuk 3 stilgestaan bij het bepalen van de benchmark. In hoofdstuk 4 en 5 wordt aan de hand van grafieken de relatieve aantrekkingskracht en achterliggende factoren van elk van de veertien gemeenten inzichtelijk gemaakt.

Page 8: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

8

2 De aantrekkingskracht van steden en regio’s Na decennialange suburbanisatie groeien de Nederlandse steden sinds de jaren negentig weer. Hoogopgeleiden trekken massaal naar de stad, de prijzen van woningen in e stad zijn sinds de jaren negentig geëxplodeerd en de steden lijken ook het snelst te herstellen van de crisis op de woningmarkt. Deze ontwikkelingen zorgen ervoor dat er in de wetenschappelijke literatuur over de ‘Triomf van de Stad’1 wordt gesproken. Maar de praktijk is dat niet elke stad triomfeert; verschillende steden in Nederland hebben de afgelopen jaren juist te maken gehad met een dalend inwoneraantal. En omgekeerd is het niet zo dat alle niet-stedelijke gemeenten te maken hebben met leegloop of een braindrain van hoogopgeleiden naar de stad. De dynamiek en verschillen in bevolkingssamenstelling en -ontwikkeling tussen gemeenten en regio’s in Nederland zijn groot. Verschillen in de aantrekkingskracht op verhuizende huishoudens vormen een belangrijke factor achter deze dynamiek. Dat roept de vraag op wat ervoor zorgt dat de ene gemeente aantrekkelijker wordt gevonden dan de andere. Dit hoofdstuk gaat in op deze vraag.

2.1 Verschillen in aantrekkingskracht De verschillen in de bevolkingssamenstelling en -ontwikkeling tussen gemeenten zijn voor een deel historisch bepaald. Daarnaast spelen geboorte en sterfte een rol. En tot slot bepaalt migratie een deel van de verandering van de bevolkingssamenstelling. Bij het verklaren van de verschillen in aantrekkingskracht ligt de nadruk op die migratie. De reden hiervoor is dat het veelal jonge, hoger opgeleiden en mensen uit de midden- en hogere inkomensgroepen zijn die tussen gemeenten en steden migreren en daarmee op termijn bepalend zijn voor verschillen tussen steden, gemeenten en regio’s op bijvoorbeeld sociaal-economisch gebied. Maar bovenal maakt het verhuisgedrag van mensen het mogelijk om inzicht te krijgen in de waardering voor verschillende factoren van het woon- en leefklimaat. Op de plekken waar mensen graag willen wonen, zal logischerwijs het woon- en leefklimaat het meest aantrekkelijk worden gevonden.

1 Zie E.L. Glaeser, 2011: Triumph of the City (Penguin Books, New York).

Page 9: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

9

In een vrije woningmarkt stemmen mensen met hun voeten; ze verhuizen van plekken met het minst aantrekkelijke woon- en leefklimaat naar plekken met een aantrekkelijker woon- en leefklimaat. Verschillen in verhuispatronen vormen daarmee in principe dan ook goede indicatoren voor verschillen in aantrekkingskracht; plekken waar mensen naartoe verhuizen worden gemiddeld genomen aantrekkelijker gevonden dan plekken waar vandaan mensen wegtrekken. Alleen kan in de praktijk niet iedereen wonen waar hij wilt. In Nederland is er namelijk geen sprake van een vrije woningmarkt. Het woningaanbod is gerantsoeneerd en afhankelijk van (deels nationaal) beleid. Op locaties waar de vraag naar woningen toeneemt, neemt niet automatisch het aanbod toe. Die toename van het aanbod heeft in Nederland de laatste decennia vooral plaatsgevonden op de van overheidswege meest gewenste uitbreidingslocaties. Dit zijn niet noodzakelijkerwijs de plekken waar de vraag naar woningen het hoogst was. Niet iedereen kan in deze situatie op de locatie van zijn eerste keuze wonen; er zijn simpelweg niet voldoende woningen – of in elk geval betaalbare woningen – op de plekken waar mensen het liefst zouden wonen. Het gevolg hiervan is dat de woonvoorkeur (en de waardering van de voor- en nadelen van verschillende locaties) tot uiting komt in huizenprijzen: hogere prijzen op de meest aantrekkelijke woonlocaties en lagere prijzen op woonlocaties die minder aantrekkelijk worden gevonden. Daarmee vormen huizenprijzen een goede indicator voor de aantrekkingskracht: op plekken die aantrekkelijk worden gevonden willen veel mensen wonen waardoor de prijs daar omhoog gaat. Zogenaamde locatietheorieën bieden inzicht in factoren die een verklaring kunnen bieden voor deze verschillen in aantrekkingskracht. In de volgende paragraaf worden de belangrijkste locatietheorieën kort besproken.

2.2 Locatietheorieën In het industriële tijdperk gingen jonge huishoudens om de fabriek wonen waar de kostwinner werkte. Op die manier groeiden de plekken waar fabrieken zich vestigden (vaak bij zeehavens, op een kruispunt van spoorwegen of in de buurt van grondstoffen) vaak snel uit tot steden. Ook in de zogenoemde New Economic Geography van Nobelprijswinnaar Krugman2

2 P.R. Krugman, 1991: Increasing returns and economic geography, in: Journal of Political Economy, 99, pp. 483-499.

Page 10: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

10

ligt de nadruk op de voordelen van stedelijke agglomeraties voor bedrijven. Variërend van meer keuze uit toeleveranciers (input sharing), een groter aanbod potentiële medewerkers (labor market pooling) tot een grotere potentiële afzetmarkt en zogenaamde kennisspillovers. Het gevolg van deze zogenaamde agglomeratievoordelen is een concentratie van banen en werkgelegenheid in bepaalde (stedelijke) regio’s. Hierdoor ontstaan verschillen in de beschikbaarheid van banen tussen plekken, wat binnen de New Economic Geography vervolgens de belangrijkste reden is voor verschillen in aantrekkingskracht op verhuizende huishoudens. Wonen volgt in deze theorie met andere woorden werken. Maar waar dit vroeger betekende dat iemand min of meer naast de werkplek moest wonen is het door opeenvolgende transportrevoluties (trein, auto, vliegtuig, hogesnelheidslijn, internet) mogelijk om steeds verder van huis te gaan werken. Dat betekent omgekeerd dat het steeds makkelijker is een woonplek te kiezen, verder weg van het werk. Of zelfs onafhankelijk van de exacte plaats van het werk, op een plek in het land van waaruit zoveel mogelijk banen binnen acceptabele tijd te bereiken zijn; de huidige baan, de huidige baan van de partner, de toekomstige baan, de toekomstige baan van de partner, etc. Het gaat – in tegenstelling tot vroeger – niet zozeer om het aanbod banen in de directe woonomgeving of eigen woongemeente, maar om het aantal banen dat binnen acceptabele reistijd te bereiken is. Het groeiend aantal tweeverdieners zorgt ervoor dat dit effect wordt versterkt. De vraag naar strategische woonplaatsen waar beide partners hun carrièrewensen kunnen verwezenlijken neemt toe en daarmee het belang van het aanbod aan banen binnen acceptabele reistijd.3 Andere locatietheorieën4 gaan ervan uit dat huishoudens zich in hun woonbeslissing niet (alleen) laten leiden door de plek van het werk, maar een woonbeslissing nemen die is gebaseerd op de attractiviteit van de woning en de woonomgeving. Als de plek van het werk niet meer doorslaggevend is in de woonplaatskeuze kunnen andere factoren een rol gaan spelen. Mensen gaan in toenemende mate wonen waar de kwaliteit van de woonomgeving hoog is. Voor sommige mensen betekent dat een zo groot mogelijk huis in een zo groen mogelijke omgeving. Anderen wonen liever in een stad. Maar

3 J. Compton, R.A. Polak, 2004: Why are power couples increasingly concentrated in large metropolitan area’s, NBER working Paper 10918; D. Costa, E. Kahn, 2000: Power couples: changes in the locational choice of the college educated, 1940-1990, in: Quarterly Journal of Economics, 115, 4 pp. 1287-1315. 4 Zie o.a. E.L. Glaeser, J. Kolko, A. Saiz, 2001: Consumer City, in: Journal of Economic Geography, pp. 27-50.

Page 11: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

11

de kwaliteit van die woonlocaties varieert. Vanuit de stedelijke economie wordt het belang van stedelijke consumptievoordelen voor huishoudens benadrukt. Glaeser focust in de consumer city theorie op het belang van specifiek stedelijke consumptiemogelijkheden die steden aantrekkelijke woonplekken maken.5 Het gaat hierbij om een combinatie van een groot en divers aanbod aan cultuur, horeca, winkels, evenementen – zogenaamde amenities of woonattracties – die uniek zijn voor stedelijke gebieden. Deze voordelen komen primair terecht bij huishoudens in en nabij deze steden. De opleving van de stad sinds de jaren negentig wordt dan ook vooral verklaard door een toenemende behoefte aan stedelijke voorzieningen in de buurt van de woning.

2.3 Wat verklaart verschillen in aantrekkingskracht? Empirisch onderzoek in Nederland laat zien dat de beschikbaarheid van werk en woonattracties het verhuisgedrag van Nederlandse huishoudens beide voor ongeveer de helft verklaren.6 Dat onderzoek is gedaan aan de hand van zogenaamde regressieanalyses: een statistische methode waarmee achterhaald kan worden welke factoren ervoor zorgen dat de ene gemeente meer en de andere minder in trek is bij verhuizende huishoudens. In onderstaande tabel zijn de uitkomsten uit die analyses gestileerd weergegeven.7 De bereikbaarheid van banen bleek de belangrijkste verklarende variabele voor de aantrekkingskracht te zijn. Het gaat hierbij niet alleen om banen in de stad of gemeente zelf, maar ook (en vooral) om de bereikbaarheid van banen vanuit de stad. De indicator die hiervoor is gebruikt, houdt rekening met alle banen die op acceptabele afstand van de stad liggen, de werkelijke reistijden per OV en auto en het effect van files daarop. De omgeving van een stad speelt hierbij dus een belangrijke rol voor de economische kansen van de stedelijke bevolking: zijn er veel of weinig banen binnen acceptabele reistijd?8 Ook het culturele en culinaire aanbod in de stad is van groot belang voor de aantrekkingskracht. Bij het culturele aanbod blijkt het vooral te gaan om het

5 E.L. Glaeser, J. Kolko, A. Saiz, 2001: Consumer City, in: Journal of Economic Geography, pp. 27-50. 6 G.A. Marlet, 2009: De aantrekkelijke stad (VOC Uitgevers, Nijmegen). 7 In de bijlage is een beschrijving van verschillende achterliggende indicatoren opgenomen. 8 Zie voor een uitgebreide beschrijving van die indicator: G.A. Marlet, C.M. van Woerkens, 2005: Atlas voor gemeenten 2005, thema bereikbaarheid (Atlas voor gemeenten, Utrecht).

Page 12: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

12

reguliere aanbod aan concerten en uitvoeringen in de podiumkunsten en in mindere mate om de nabijheid van musea voor beeldende kunst en cultuurhistorische musea.9 Ook het aanbod aan winkels voor mode en luxe (funshopping) blijkt belangrijk te zijn, terwijl een hoge mate van winkelleegstand juist nadelig uitpakt. Tabel 2.1 Wat bepaalt de aantrekkingskracht van een plek? Aantrekkingskracht ECONOMIE Bereikbaarheid van banen +WOONOMGEVING Natuurlijke ligging Nabijheid Noordzeekust +Nabijheid natuurgebieden +Aandeel oppervlaktewater +VoorzieningenAanbod winkels mode en luxe (funshopping) +Leegstaande winkels -Aanbod podiumkunsten +Culinaire kwaliteit +

Aanbod musea (voor beeldende kunst en cultuurhistorie)

+

Woningvoorraad Aandeel vrijstaande woningen +Aandeel tweekappers +Aandeel tussenwoningen Aandeel appartementen -Aandeel sociale huurwoningen -Aandeel vooroorlogse woningen +Gemiddelde afstand tot het centrum -Gentrification +Universiteit Universiteitsstad +Historiciteit Monumenten +OVERLAST EN ONVEILIGHEID Overlast (index) -Vernielingen -Geweldsmisdrijven -

De tabel is een gestileerde weergave van de uitkomsten uit de modellen waarmee de aantrekkingskracht van steden en dorpen wordt verklaard. Een + betekent dat die factor positief van invloed is op die aantrekkingskracht. Een - betekent dat die factor daar negatief mee samenhangt.

9 Zie: G.A. Marlet, 2009: De aantrekkelijke stad (VOC Uitgevers, Nijmegen).

Page 13: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

13

Ook biedt de aanwezigheid van historische gebouwen, afgemeten aan het aantal Rijksmonumenten, een significante verklaring voor de aantrekkingskracht. De nabijheid van natuur doet er ook toe. De nabijheid van natuur duidt op het belang dat mensen hechten aan de mogelijkheid voor natuurrecreatie binnen acceptabele reistijd.10 Ook hier gaat het niet zozeer om het aanbod natuur in de gemeente zelf, maar vooral het aanbod dat te bereiken binnen acceptabele reistijd: de (wijdere) omgeving heeft hier dus een belangrijke functie voor het woonklimaat in een gemeente. Hiernaast doen ook de aanwezigheid van water in de directe woonomgeving en de nabijheid van de Noordzeekust er toe. Overlast en onveiligheid heeft uiteraard een negatief effect op de aantrekkingskracht. Vooral de indicatoren voor geweld en overlast bieden een negatieve verklaring voor de aantrekkingskracht van een stad en regio. De gebruikte overlastindicator is een samengestelde indicator waar zowel overlast van jongeren en omwonenden onderdeel van uitmaakt als vervuilingsaspecten zoals bekladding en rommel op straat. Behalve ligging, voorzieningen en een veilige woonomgeving zijn ook de kenmerken van de woningvoorraad van invloed op de aantrekkingskracht. Het aandeel sociale huurwoningen is bijvoorbeeld negatief van invloed op de aantrekkingskracht op kansrijke bevolkingsgroepen, het aandeel vooroorlogse woningen positief. De in de tabel getoonde indicatoren zijn gemiddeld van invloed op de aantrekkingskracht van Nederlandse steden en dorpen. De relatieve aantrekkingskracht wordt bepaald door de score van een gemeente op elk van deze factoren. De vraag is vervolgens welke van deze factoren van belang zijn voor de veertien Brabantse gemeenten die centraal staan in dit onderzoek.

10 Bij de constructie van de ruimtelijke indicator ‘nabijheid natuur’ werd de reistijdwaardering voor recreatieve functies gebruikt (bron: RIVM).

Page 14: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

14

3 De benchmark Voor elk van de veertien Brabantse gemeenten wordt de relatieve aantrekkingskracht inzichtelijk gemaakt en verklaard aan de hand van de (relatieve) scores op de indicatoren uit tabel 2.1. Om dat te kunnen doen is het als eerste van belang om een benchmark te bepalen. Het gaat immers altijd om een vergelijking van de aantrekkingskracht en de achterliggende factoren ten opzichte van (het gemiddelde van) andere gemeenten. De vraag is welke andere gemeenten dat zijn. Dat kan het gemiddelde van alle Nederlandse gemeenten zijn, maar ook het gemiddelde zijn van gemeenten die in zekere zin vergelijkbaar zijn met de gemeente die centraal staat. Of alleen gemeenten in de provincie Brabant. In dit rapport is voor de laatste optie gekozen. Hierbij staan de verschillen tussen de veertien Brabantse gemeenten ten opzichte van de provincie als geheel centraal. De factoren waarop de gemiddelde score van Brabant hoger of lager is dan die van de rest van Nederland komen hierbij dus niet naar voren. Het kan dus bijvoorbeeld zo zijn dat het aantal banen in de Brabantse gemeenten ten opzichte van het Nederlandse gemiddelde relatief hoog is. In een vergelijking met de rest van Nederland vertaalt dit zich in een positieve bijdrage aan de relatieve aantrekkingskracht. Maar als dit een kenmerk is van alle Brabantse gemeenten zal dit bij een vergelijking met het gemiddelde van Brabant kunnen leiden tot een relatief lage of gemiddelde score op deze factor. In de volgende twee hoofdstukken worden de veertien Brabantse gemeenten met het gemiddelde van Brabant vergeleken. Daarbij is een onderscheid gemaakt tussen de acht gemeenten die in een eerder onderzoek11 als (centrum)stad naar voren kwamen – samen met 49 andere gemeenten in Nederland (hoofdstuk 4). Het gaat dan om Bergen op Zoom, Breda, Den Bosch, Eindhoven, Helmond, Oss, Roosendaal en Tilburg. De overige gemeenten behoren volgens dat onderzoek tot het ommeland van één van deze acht gemeenten. Het gaat dan om Etten-Leur, Oosterhout, Veghel, Veldhoven, Uden en Waalwijk (hoofdstuk 5). De benchmark is in beide hoofdstukken het gemiddelde van Brabant.

11 Zie G.A. Marlet en C. van Woerkens, 2014: De nieuwe gemeentekaart (VOC uitgevers, Nijmegen).

Page 15: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

15

4 De Brabantse steden vergeleken In figuur 4.1 tot en met 4.8 wordt de aantrekkingskracht van de acht Brabantse steden ten opzichte van het gemiddelde van Brabant weergegeven. De eerste staaf van elke figuur laat zien of de aantrekkingskracht hoger (staaf wijst omhoog) of lager (staaf wijst omlaag) is dan gemiddeld. De overige staven laten de bijdrage van de verschillende factoren zien aan deze hoger of lager dan gemiddelde aantrekkingskracht. De factoren bestaan uit de achterliggende indicatoren in de verschillende categorieën in tabel 2.1. Wijst een staaf omhoog dan draagt de score van een stad op deze factor positief bij aan de relatieve aantrekkingskracht, wijst een staaf omlaag dan draagt deze indicator negatief bij. Hoe langer de staaf hoe groter de bijdrage aan de negatieve dan wel positieve afwijking van het Brabants gemiddelde. De kleur van de staaf laten zien of deze afwijking ook significant verschilt van de spreiding van de afwijkingen van alle gemeenten in Brabant. Hiermee wordt een indicatie gegeven van hoe groot de afwijking is ten opzichte van de gemiddelde afwijking. Is de staaf grijs dan betekent dit dat de afwijking niet significant is. Met andere woorden: er zijn relatief veel gemeenten die een vergelijkbare afwijking hebben. Als de staaf oranje of rood (gestreept) is betekent dit dat de afwijking op deze factor negatief en significant is ten opzichte van het gemiddelde van Brabant, waarbij rood een hoger significantieniveau aanduidt dan oranje. Omgekeerd geldt dat een lichtgroen of donkergroen (gestreept) staafje betekent dat de score positief en significant is ten opzichte van het gemiddelde, waarbij donkergroen een hoger significantieniveau aanduidt dan lichtgroen. Het laatste staafje in elke grafiek is het zogenaamde residu: dat deel van de relatieve aantrekkingskracht dat niet verklaard kan worden door de factoren in het model. Dat kan te maken hebben bepaalde kenmerken van een stad of gemeente waarvoor geen landsdekkende gegevens beschikbaar waren maar ook met bijvoorbeeld het imago van een stad. Is het imago van een stad erg positief dan is het denkbaar dat het residu positief (en ‘groen’ is): de aantrekkingskracht is dan groter dan verwacht. Is het imago negatief dan kan dat juist een negatief residu tot gevolg hebben. Uit figuur 4.1 blijkt dat de aantrekkingskracht van Bergen op Zoom relatief laag is ten opzichte van het gemiddelde van Brabant. Het eerste staafje wijst

Page 16: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

16

naar beneden en kleurt oranje. Deze lager dan gemiddelde aantrekkingskracht is vooral het gevolg een lager dan gemiddeld aantal banen dat vanuit Bergen op Zoom te bereiken is (tweede staaf die naar beneden wijst). Het is opvallend dat het aanbod voorzieningen niet of nauwelijks bijdraagt aan de aantrekkingskracht, terwijl een ruim aanbod voorzieningen over het algemeen één van de voordelen van een stad is. Daar staat tegenover dat de stad profiteert van het grote aanbod natuur. Het residu is in het geval van Bergen op Zoom positief maar erg klein, wat betekent dat het model de aantrekkingskracht van de stad goed voorspelt. Figuur 4.2 tot en met 4.8 laten op vergelijkbare wijze de achtergronden bij de relatieve aantrekkingskracht van de andere Brabantse steden zien. Hieruit komt een divers beeld naar voren. Over het algemeen draagt het aanbod banen binnen acceptabele reistijd voor de meeste steden positief bij aan de aantrekkingskracht. In sommige steden gaat dat bovendien gepaard met een relatief groot aanbod voorzieningen, zoals in Den Bosch (figuur 4.3) en, of met de aanwezigheid van een universiteit (Eindhoven en Tilburg). Daar tegenover staat dat de overlast en onveiligheid in de steden wel hoger is dan gemiddeld. In het geval van Roosendaal staat daar een bovengemiddeld aanbod natuur tegenover, maar daar is het aanbod banen juist benedengemiddeld. Helmond profitereert van een bovengemiddeld aanbod banen, maar scoort op de meeste andere factoren ongunstig. Net als Oss waar ook het banenaanbod rond het Brabants gemiddelde ligt.

Page 17: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

17

Figuur 4.1 De aantrekkingskracht van Bergen op Zoom (ten opzichte van

het gemiddelde van Brabant)

-300

-200

-100

0

100

200

300

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

wonin

gvoorra

ad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Op de y-as staat een indexscore van de aantrekkingskracht van de stad. De eerste staaf laat zien in welke mate deze afwijkt van het gemiddelde (omhoog betekent hoger dan gemiddeld; omlaag lager dan gemiddeld). De overige staafjes laten zien hoe die afwijking te verklaren is; omhoog betekent een relatief positieve bijdrage; omlaag een relatief negatieve bijdrage.

Bron: Atlas voor Gemeenten

Figuur 4.2 De aantrekkingskracht van Breda (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-200

-150

-100

-50

0

50

100

150

200

250

300

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Page 18: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

18

Figuur 4.3 De aantrekkingskracht van Den Bosch (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-200

-100

0

100

200

300

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor gemeenten

Figuur 4.4 De aantrekkingskracht van Eindhoven (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-250

-200

-150

-100

-50

0

50

100

150

200

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leef

baarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Page 19: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

19

Figuur 4.5 De aantrekkingskracht van Helmond (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-350

-300

-250

-200

-150

-100

-50

0

50

100

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

wonin

gvoorra

ad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leef

baarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Figuur 4.6 De aantrekkingskracht van Oss (ten opzichte van het gemiddelde

van Brabant)

-240

-200

-160

-120

-80

-40

0

40

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke li

gging

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Page 20: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

20

Figuur 4.7 De aantrekkingskracht van Roosendaal (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-350

-300

-250

-200

-150

-100

-50

0

50

100

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

wonin

gvoorra

ad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leef

baarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Figuur 4.8 De aantrekkingskracht van Tilburg (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-250

-200

-150

-100

-50

0

50

100

150

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leef

baarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Page 21: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

21

5 Zes middelgrote Brabantse gemeenten vergeleken In figuur 5.1 tot en met 5.6 worden de zes gemeenten die in het ommeland van één van de bovenstaande steden liggen, vergeleken met het gemiddelde van Brabant. Een deel van deze gemeenten heeft een relatief groot aanbod banen wat bijdraagt aan relatief grote aantrekkingskracht (ondere andere Oosterhout, Veghel en Waalwijk), terwijl Veldhoven hiernaast ook profiteert van een bovengemiddeld aanbod natuur. Het aanbod voorzieningen in de middelgrote gemeenten ligt rond het gemiddelde van Brabant. Figuur 5.1 De aantrekkingskracht van Etten-Leur (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-200

-150

-100

-50

0

50

100

150

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leef

baarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Page 22: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

22

Figuur 5.2 De aantrekkingskracht van Oosterhout (ten opzichte van het

gemiddelde Brabant)

-100

-80

-60

-40

-20

0

20

40

60

80

100

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

wonin

gvoorra

ad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Figuur 5.3 De aantrekkingskracht van Uden (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-100

-50

0

50

100

150

200

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Page 23: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

23

Figuur 5.4 De aantrekkingskracht van Veghel (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-120

-100

-80

-60

-40

-20

0

20

40

60

80

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Figuur 5.5 De aantrekkingskracht van Veldhoven (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-150

-100

-50

0

50

100

150

200

aantre

kkin

gskra

cht

bereik

baarh

eid b

anen

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Page 24: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

24

Figuur 5.6 De aantrekkingskracht van Waalwijk (ten opzichte van het

gemiddelde van Brabant)

-250

-200

-150

-100

-50

0

50

100

aantre

kkin

gskra

cht

berei

kbaa

rhei

d ban

en

voorz

ienin

gen

historic

iteit

woningvo

orraad

natuurli

jke l

iggin

g

universi

teit

leefb

aarh

eid

resid

u

Bron: Atlas voor Gemeenten

Page 25: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

25

Bijlage: beschrijving indicatoren Bereikbaarheid van banen Bij de bereikbaarheid van banen gaat het om de bereikbaarheid van werk vanuit de gemeente, vanuit het perspectief van de inwoners (huishoudens). Ofwel: hoe goed kunnen mensen die in de betreffende gemeente wonen een gevarieerd aanbod banen in die gemeente en alle andere gemeenten in Nederland bereiken? Daarbij tellen banen die verder weg liggen minder zwaar mee dan banen dichtbij. De bereikbaarheid van banen is gebaseerd op de gemiddelde reistijdwaardering van Nederlandse werknemers. Daarbij is gerekend met werkelijke reistijden. Index Overlast & Onveiligheid Een gewogen samengestelde index die bestaat uit de indicatoren geweldsmisdrijven, overlast door drugsgebruik, overlast door dronken mensen, overlast van jongeren, overlast van omwonenden, vernielingen, bekladdingen, rommel op straat, inbraak in woningen, auto-inbraak en fietsendiefstal. De selectie van de indicatoren voor de index volgt uit een objectieve analyse van het woongedrag van de mensen in de wijk, en geeft aan welke aspecten van leefbaarheid mensen in de wijk zelf belangrijk vinden en in welke mate. Van die indicatoren is een gewogen combinatie gemaakt op basis van de coëfficiënten die aangeven welk effect ze hebben op de waardering voor de woonomgeving.12 Die index is uitgedrukt in een waarde die is te interpreteren als: ‘het aandeel van de bevolking dat serieus last heeft van problemen op het gebied van overlast, verloedering en onveiligheid in zijn woonomgeving’. Geweldsmisdrijven Het aantal geregistreerde geweldsmisdrijven per 1000 inwoners. Geregistreerd betekent: bekend bij de politie, dat wil zeggen schriftelijk vastgelegd in een proces-verbaal, dagrapport of aangifteformulier (Bron: CBS/KLPD). Gentrification Gentrification is een verschijnsel waarbij delen van de stad ineens populair zijn bij bepaalde trendsettende bevolkingsgroepen. Die wijken worden hip

12 Zie voor een uitgebreide beschrijving van de methode achter die selectie en weging: G.A. Marlet, C.M.C.M. van Woerkens, 2007: Op weg naar Early Warning. Omvang, oorzaak en ontwikkeling van problemen in de wijk (Atlas voor gemeenten, Utrecht).

Page 26: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

26

en trekken als gevolg daarvan steeds meer mensen aan uit de midden- en hogere inkomensgroepen, die huizen opknappen, de detailhandel stimuleren en daardoor de wijk verder weten op te waarderen. Als indicator voor de mate van gentrification ‘van het eerste uur’ in de wijken van de steden is de omvang van de homoscene en de kunstenaarsscene genomen. Van die scenes wordt aangenomen dat ze trendsettend zijn.13 Sociale huur Het aantal sociale huurwoningen als percentage van de woningvoorraad (bron: BAG; SYSWOV). Vooroorlogse woningen Het percentage woningen dat is gebouwd voor 1945 (bron: BAG; SYSWOV). Vrijstaande woningen Het percentage vrijstaande woningen (bron: NVM). Tweekappers Het percentage twee-onder-één-kapwoningen (bron: NVM). Tussenwoningen Het percentage tussenwoningen (bron: NVM). Appartementen Het percentage appartementen (bron: NVM). Gemiddelde afstand tot het centrum Afstand (in kilometers) tot dichtstbijzijnde stadscentrum (bron: Atlas voor gemeenten op basis van ESRI). Winkels mode en luxe Het aantal winkels voor mode en luxe per 1000 huishoudens (bron: Vastgoedmonitor). Winkelleegstand Het aandeel leegstaande winkels (bron: Vastgoedmonitor).

13 Zie: G.A. Marlet, 2009; De aantrekkelijke stad (VOC Uitgevers, Nijmegen)

Page 27: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

27

Podiumkunsten Het aantal theatervoorstellingen en concerten in de gemeente, opgesplitst in drie categorieën: theater, klassieke muziek en popmuziek. Onder de categorie theater vallen toneel, ballet, dans, cabaret, musical. Onder popmuziek vallen ook jazz, lichte muziek en wereldmuziek. Klassieke muziek bevat ook de categorie opera. Voor het aanbod podiumkunsten is gebruikgemaakt van het aantal voorstellingen in de theaters en poppodia die aangesloten zijn bij de Vereniging voor Schouwburg- en Concertgebouwdirecteuren (VSCD), de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF), het Nederlandse Uitburo of die opgenomen zijn in het bestand van EM-Cultuur en waarvoor de data bij de afzonderlijke instellingen verzameld zijn.14 Het culturele aanbod per gemeente is gecorrigeerd voor het aantal inwoners. Culinaire kwaliteit Het kwalitatieve aanbod van restaurants is gemeten aan de hand van het oordeel van de rapporteurs van restaurantgids Lekker en de Michelingids. In de Michelingids zijn ongeveer zeventig Nederlandse restaurants opgenomen. De restaurantgids Lekker presenteert jaarlijks vijfhonderd Nederlandse kwaliteitsrestaurants. Bovendien wordt uit deze vijfhonderd een top 100 samengesteld. Om tot de culinaire kwaliteitsindicator te komen hebben gemeenten per restaurant met vermelding in de Lekker één punt gekregen. Vermelding in de top 100 leverde één bonuspunt op, en de eerste plaats nog eens één bonuspunt (in totaal dus drie punten voor het restaurant op de eerste plaats in de Lekker). Elke ster in de Michelingids leverde eveneens een punt op (een restaurant met drie sterren kreeg dus drie punten, gelijk aan een eerste plaats in de Lekker top 100). Al die punten zijn vervolgens opgeteld, zodat feitelijk een gemiddelde is genomen van het oordeel van de Lekker-rapporteurs en de Michelin-rapporteurs. De score per gemeente is tot slot gedeeld door de bevolkingsomvang. De kwaliteitsindicator is zo een maat voor de dichtheid van kwaliteitsrestaurants in een bepaalde gemeente. Die indicator is uiteindelijk weergegeven als het aantal culinaire kwaliteitspunten per 50.000 inwoners.

14 Zie voor een uitvoerige beschrijving van de gebruikte mtehode en bronnen: N. van den Berg, G. Marlet, R. Ponds en C. van Woerkens, 2011: Podiumpeiler 2011. Jaarlijkse monitor voor de podiumkunsten en muziekindustrie (VOC uitgevers, Nijmegen).

Page 28: De aantrekkingskracht van Brabant

De aantrekkingskracht van Brabant, Atlas voor gemeenten

28

Cultuurhistorische musea Het aantal cultuurhistorische musea in de gemeente per 100.000 inwoners gebaseerd op de data van de Nederlandse Museumvereniging.15 Musea beeldende kunst Het aantal musea voor beeldende kunst in de gemeente per 100.000 inwoners gebaseerd op de data van de Nederlandse Museumvereniging.16 Historie Als indicator voor het historische karakter van een gemeente is het aantal Rijksmonumenten (bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) als percentage van de totale woningvoorraad opgenomen. Nabijheid natuur De bereikbaarheid van natuur is op een vergelijkbare manier berekend als de bereikbaarheid van banen. Het aantal banen is echter vervangen door de oppervlakte van natuurgebieden (bron: CBS, Bodemstatistiek). Onder natuur zijn bossen, duinen en heidegebieden meegerekend. Op die manier is berekend hoeveel natuur vanuit een gemeente binnen een bepaalde tijd bereikt kan worden. Daarbij is gerekend met reistijden per auto, zonder filecorrectie, omdat ervan wordt uitgegaan dat mensen buiten de spits naar recreatiegebieden rijden. De waarderingsfunctie is gebaseerd op het werkelijke reisgedrag van mensen ten behoeve van recreatie. Die wijkt af van de tijdwaardering in het woon-werkverkeer, die werd gebruikt bij het berekenen van de bereikbaarheid van banen. Nabijheid kust Voor de bereikbaarheid van de zeekust is de kortste route vanuit een gemeente naar de Noordzeekust als maat genomen. Reistijden en reistijdwaardering zijn conform de methode voor de nabijheid van natuur. Aandeel oppervlaktewater Aandeel oppervlaktewater in totale oppervlakte (Bron: CBS, bodemstatistiek).

15 Zie voor meer informatie: G. Marlet, J. Poort, C. van Woerkens, 2011: De schat van de stad. Welvaartseffecten van de Nederlandse musea (Atlas voor gemeenten, Utrecht). 16 Idem.