DDG Gazet 2008/2

20
FERA-vergadering in Dublin Beleidsplan Film- fonds 2 Van de voorzitter 2 Gastcolumn 6 In Memoriam 7 Ciné rendez-vous 8 De locatie 10 Recht en regel 14 Het Platform 17 De introductie 20 De jaarlijkse vergadering van de FERA, de Europese koepelorganisatie van regisseursverenigingen, vond eind mei plaats in Dublin. De belangrijkste kwesties: auteursrecht, digitale ontwikkelingen en de afnemende mogelijkheden om persoonlijke, auteursgedreven films te maken. Ook werden een nieuwe voorzitter en drie nieuwe bestuursleden gekozen. door Martijn Mewe De meetings stonden in het teken van afscheid nemen en nieuwe uitdagingen aangaan. Op de eerste ochtendvergadering nam President Liv Ullmann afscheid van FERA. Zij heeft zich vijf jaar met hart en ziel ingezet voor de organisatie. In een bewogen afscheidsspeech riep Ullmann de leden op om vol kracht door te gaan met het verdedigen van de rechten van regisseurs. De aan- wezige vertegenwoordigers kozen de Hongaarse filmmaker István Szabó als hun nieuwe voorzitter. Hij benadrukte in zijn aanvaar- dingsspeech om in het lobbyproces vooral partnerships aan te gaan in plaats van vijanden te maken. Nieuwe uitdagingen zijn er vooral op auteursrechtelijk terrein. Net als in Nederland leiden de digitale ontwikkelingen er bij onze collega-regisseurs toe dat grote, machtige exploitanten als Ame- rikaanse filmdistributeurs en nationale omroepen, meer en meer rechten naar zich toe trekken. FERA riep de Europese Commissie op om in nieuwe regelgeving voor de mediasector rekening te houden met de positie van onafhankelijke filmmakers. Behoud van (culturele) diversiteit is voor de onafhankelijke sector van groot belang. Hiervoor moeten ook in de toekomst voldoende (overheids)middelen beschikbaar blijven. Op de tweede dag van de vergadering werden drie nieuwe bestuursleden gekozen, waaronder onze DDG-voorzitter Ger Poppelaars. Hij zal de komende twee jaar als een van de drie Vice-Presidents de belangen van regisseurs op Europees niveau behartigen. Dat betekent dat we als DDG nog meer invloed kunnen uitoefenen op het reilen en zeilen van onze Europese koepelorganisatie. Hoewel het vorige FERA-bestuur in de afge- lopen twee jaar keihard gewerkt heeft aan de reorganisatie van FERA, zijn er nog wel wat punten te verbeteren. De onderlinge uitwisseling van ervaringen en best pratices – zeker via een medium als internet – kan bijvoorbeeld veel beter. We kunnen namelijk een heleboel leren van sommige van onze zustervereni- gingen (en anderen weer van ons!), maar het is jammer dat die kennisuitwisseling vaak beperkt blijft tot de twee dagen per jaar dat zo’n club bijeenkomt. Behalve vergaderen en praten was er ook tijd ingeruimd voor ontspanning. Tijdens de openingsavond werd als eerbetoon aan Liv Ullmann haar laatste speelfilm Faithless (2000) vertoond. Het vraaggesprek dat na afloop plaatsvond was zeer speciaal: Ullmann werd geïnterviewd door een andere icoon van de Euro- pese cinematografie, Neil Jordan. De twee waren erg onder de indruk van elkaar en elkaars werk, wat resulteerde in een zeer bijzondere en persoonlijke uitwisseling. 2008 Nummer 2 GER POPPElAARs tREEDt tOE tOt bEstuuR Liv Ullmann en Ger Poppelaars Foto: Martijn Mewe

description

Het magazine van de Dutch Directors Guild. Editie 2 jaargang 2008.

Transcript of DDG Gazet 2008/2

Page 1: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 2

FERA-vergadering in Dublin

Beleidsplan Film-fonds 2Van de voorzitter 2Gastcolumn 6 In Memoriam 7

Ciné rendez-vous 8De locatie 10Recht en regel 14Het Platform 17De introductie 20

De jaarlijkse vergadering van de FERA, de Europese koepelorganisatie van regisseursverenigingen, vond eind mei plaats in Dublin. De belangrijkste kwesties: auteursrecht, digitale ontwikkelingen en de afnemende mogelijkheden om persoonlijke, auteursgedreven films te maken. Ook werden een nieuwe voorzitter en drie nieuwe bestuursleden gekozen.

door Martijn Mewe

De meetings stonden in het teken van afscheid nemen en nieuwe uitdagingen aangaan. Op de eerste ochtendvergadering nam President Liv Ullmann afscheid van FERA. Zij heeft zich vijf jaar met hart en ziel ingezet voor de organisatie. In een bewogen afscheidsspeech riep Ullmann de leden op om vol kracht door te gaan met het verdedigen van de rechten van regisseurs. De aan-wezige vertegenwoordigers kozen de Hongaarse filmmaker István Szabó als hun nieuwe voorzitter. Hij benadrukte in zijn aanvaar-

dingsspeech om in het lobbyproces vooral partnerships aan te gaan in plaats van vijanden te maken.Nieuwe uitdagingen zijn er vooral op auteursrechtelijk terrein. Net als in Nederland leiden de digitale ontwikkelingen er bij onze collega-regisseurs toe dat grote, machtige exploitanten als Ame-rikaanse filmdistributeurs en nationale omroepen, meer en meer rechten naar zich toe trekken. FERA riep de Europese Commissie op om in nieuwe regelgeving voor de mediasector rekening te houden met de positie van onafhankelijke filmmakers. Behoud van (culturele) diversiteit is voor de onafhankelijke sector van groot belang. Hiervoor moeten ook in de toekomst voldoende (overheids)middelen beschikbaar blijven.

Op de tweede dag van de vergadering werden drie nieuwe bestuursleden gekozen, waaronder onze DDG-voorzitter Ger Poppelaars. Hij zal de komende twee jaar als een van de drie Vice-Presidents de belangen van regisseurs op Europees niveau behartigen. Dat betekent dat we als DDG nog meer invloed k unnen uitoefenen op het reilen en zeilen van onze Europese koepelorganisatie. Hoewel het vorige FERA-bestuur in de afge-lopen twee jaar keihard gewerkt heeft aan de reorganisatie van FERA, zijn er nog wel wat punten te verbeteren. De onderlinge uitwisseling van ervaringen en best pratices – zeker via een medium als internet – kan bijvoorbeeld veel beter. We kunnen namelijk een heleboel leren van sommige van onze zustervereni-gingen (en anderen weer van ons!), maar het is jammer dat die kennisuitwisseling vaak beperkt blijft tot de twee dagen per jaar dat zo’n club bijeenkomt.

Behalve vergaderen en praten was er ook tijd ingeruimd voor ontspanning. Tijdens de openingsavond werd als eerbetoon aan Liv Ullmann haar laatste speelfilm Faithless (2000) vertoond. Het vraaggesprek dat na afloop plaatsvond was zeer speciaal: Ullmann werd geïnterviewd door een andere icoon van de Euro-pese cinematografie, Neil Jordan. De twee waren erg onder de indruk van elkaar en elkaars werk, wat resulteerde in een zeer bijzondere en persoonlijke uitwisseling.

2008Nummer 2

G E R P O P P E l A A R s t R E E D t t O E t O t b E s t u u R

Liv Ullmann en Ger Poppelaars

Foto

: Mar

tijn

Mew

e

Page 2: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

De nieuwe plannen van het Filmfonds maken er geen geheim van: ‘Meer geld, voor minder films’.Natuurlijk is het goed dat er voor sommige producties extra geld wordt gereserveerd voor meer draaidagen, meer spe-cial effects, meer kostuums of grotere decors. En dan is het jammer dat niet iedereen in de prijzen kan vallen. Want meer dan ooit bepalen televisie en de mogelijke dis-

tributie van onze films in art-houses dan wel in reguliere bioscopen, of we in aanmer-king komen voor de vetpotten van het Filmfonds. Is dat erg? Niet als je subsidie krijgt natuurlijk.

Het probleem is echter dat de spoeling opnieuw dunner zal worden, dat er voor vele regis-seurs nog minder mogelijkhe-den zullen zijn om een speel-film te maken, dat er nog

meer gebruik zal worden gemaakt van de ozo interes-sante ervaring die het schrijven van een scenario ongetwijfeld is, maar die toch een complete mislukking is als dat scenario nooit gerealiseerd wordt. En opnieuw indienen helpt al snel niet meer want in de nieuwe plannen mag je nog maar twee keer hetzelfde project indie-nen. En daarna is het voorbij, die ozo mooie ervaring van het scenarioschrijven.

V A N D E V O O R z i t t E R

Een pocket in zwart en goud, zo ziet het beleidsplan 2009-2012 van het Nederlands Fonds voor de Film eruit. Die opmaak is een schot in de roos, want de beschreven ambities lijken olympisch, maar netto blijft het kleinschaligheid troef.

door Patrick Minks

Het Filmfonds heeft met zijn beleidsplan Ruimte voor talent een ‘gouden boekje’ gemaakt. Men is optimistisch op de Jan Luykenstraat. In de inleidende teksten wordt gesproken van ‘een springlevende Nederlandse film’, ‘unieke records’ en andere superlatieven. Mijn pdf-viewer telde in het hele document 44 keer het woord ‘succes’. Met een budgetverhoging van 10% (=3,5 miljoen) wil het fonds de komende vier jaar ‘bijdragen aan een vitaal filmklimaat’. Da’s nogal wiedes, want dat

is de taak die het fonds van oudsher heeft. Maar laat ik niet lullig doen over zinnetjes die open deuren intrappen.

VoorkeursbehandelingDe kort geformuleerde paragrafen in het beleidsplan kenmerken zich door een hoge mate aan ambitie, maar weinig concrete uitwerking. Een van de meest in het oog springende nieuwe maatregelen is het plan om 12 speelfilmproductiehuizen een voor-keursbehandeling te geven:“Door subsidies te verstrekken aan een beperkter aantal makers hoopt het Film-fonds een bijdrage te leveren aan de concentratie en daarmee aan de professio-nalisering van de Nederlandse filmsector. Concreet betekent dit dat het fonds het subsidiebedrag voor speelfilm opdeelt: tweederde gaat naar de meest succesvolle makers en éénderde naar jong talent. (...)

op grond van bewezen artistiek en com-mercieel succes (wordt) bepaald welke twaalf producenten in aanmerking komen (...)”Tweederde? Voor 12 producenten? Zo in het handje? Ik lees snel door voor de uit-werking hiervan. Helaas is er niets meer over dit plan te vinden. Navraag hierover bij directeur Toine Berbers levert enige verheldering op:‘We werken aan een rangorde. Met de Universiteit van Twente wordt een systeem ontwikkeld dat zowel commercieel als artistiek succes beloont met de nadruk op recent succes. We gaan ervan uit dat die lijst ruim voor 2009 bekend is. Het Fonds houdt met ingang van het nieuwe kunsten-plan een lijst bij van realiseringstoekennin-gen. Alles wat naar die twaalf geselecteer-den gaat, wordt opgeteld, zodat commissie en intendanten de stand kennen en indien

Pocket vol plannen

b E l E i D s P l A N F i l M F O N D s

Page 3: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

Tja, wie is er dan nog zo gek om een scenario te schrijven of samen met een scenario-schrijver in zee te gaan, met in zijn achterhoofd het schrij-nende gevoel dat op basis van de statistieken er nauwelijks kans is dat zijn film ooit gerea-liseerd zal worden? Niemand toch? We willen toch allemaal dat onze film gemaakt wordt?

‘Meer geld, voor minder films’. Prachtige slogan. En goed

voor de gelukkigen die tot de hype van de dag behoren en in staat zijn continu te produce-ren. Maar niet iedereen is een hype. Velen van ons investeren al hun tijd en energie om hun films mogelijk te maken, even-tueel zonder de financiële tegemoetkoming die tegenover al die inspanningen zou moe-ten staan. Elke dag opstaan met het gevoel dat we het mooiste vak van de wereld hebben is weliswaar fijn,

maar de schoorsteen moet ook roken.

‘Meer geld voor minder films’. Het is een mantra waar we niet echt gelukkig van worden. Maar moeten we dan soms naar een systeem dat iedereen even weinig krijgt en om eens wat te noemen, er geen enke-le sprake is van prijscompen-satie? Hoe dan ook, de wereld draait door, we moeten ons aanpas-

sen maar pijn doet het wel. We komen hier met het DDG-bestuur bij u op terug.Maar laat niemand een mooie zomer van u afnemen.

Ger Poppelaars

nodig kunnen bijsturen. Het idee is dat staat van dienst voor deze twaalf zwaarder weegt. Het doel is een verschuiving van 11 procent maakgeld teweeg te brengen naar succesvolle producenten. Voorheen ging 55 procent naar de twaalf grootste producenten. Dat moet 66 procent worden naar de twaalf succesvolste producenten.’De maatregel is een poging van het fonds om de versnippering van productiehuizen terug te dringen. Op zich een nobel streven: die versnip-pering is slecht voor de continuïteit van productiebedrijven en filmmakers. Schrijvers en regisseurs zullen nu meer naar de productie-huizen toe trekken waar kans op realisering g roter is. Andersom zullen producenten vooral die filmmakers aan zich willen binden met wie ze een succesvolle bedrijfsvoering bereiken. Daar valt wat voor te zeggen, maar het nemen van risico’s wordt in de toch al moeizame film-praktijk van alledag wel steeds onaantrekkelijker. Dat komt innovatie en talentontwikkeling niet ten goede. Wat ontbreekt aan de voorgenomen maat-regel is een onderliggende visie die helder maakt wat het precieze doel is van de maatregel. Het feit dat twaalf productiehuizen in de afgelopen jaren reeds 55% van de realiseringssubsidies wisten te verkrijgen, duidt erop dat slechts een kleine groep producenten in staat is continuïteit in speelfilmproductie te genereren. De recente fusie van Motel Films en ID Film wijst er tevens op dat die producenten schaalvergroting zien als een manier om tot betere (bedrijfs)resultaten te komen. Ook kleinere productiehuizen zoeken elkaar steeds vaker op in de co-productionele sfeer om zo hun draagkracht te vergroten. Is dat

Page 4: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

wat het fonds bedoelt met cultureel onder-nemerschap bevorderen? Waarschijnlijk, maar waarom dat het heil voor de natio-nale speelfilmproductie zal brengen, blijkt niet uit het beleidsplan. Uiteindelijk blijft de vraag ‘hoe verhoudt een gezonde bedrijfsvoering van productiehuizen zich tot het bevorderen van culturele diversiteit in speelfilmproductie’ onbeantwoord. Het verband met de beleidswens van het fonds documentaire, animatie en artistieke speelfilm prioriteit te geven, is in dit kader lastig te zien.

Wassen neusHet fonds vraagt de minister een nood-zakelijke budgetverhoging: documentaire en animatie verdienen de komende jaren een extra impuls en om bij de publieke

omroep projecten als Telefilm, One Night Stand en Kort! in stand te houden is de bijdrage daaraan van het Filmfonds helaas onontbeerlijk. Om de ambitie van structu-rele deelname van Nederlandse films aan hoofdcompetities in Cannes, Berlijn en Venetië te verwezenlijken zal de output van speelfilms toch echt hoger en beter moeten. Maar eigenlijk is de gevraagde 3,5 miljoen een wassen neus. Want de laatste drie jaar kreeg het fonds uit de Filmbrief van de vorige staatssecretaris 2,5 miljoen per jaar voor productie en vertoning van artistieke speelfilms. Die tijdelijke bijdrage vervalt in 2009. Ergo, het fonds vraagt geen 3,5 miljoen erbij, maar 1 miljoen. En van de 3,5 wil het twee reserveren voor voort-zetting van het bestaande arthousebeleid. Voor alle plannen die het fonds in het ‘gou-den boekje’ verder nog presenteert wordt dus 1,5 miljoen extra gevraagd. Voor de nationale speelfilmproductie betekent dit dat er nauwelijks een cent extra bijkomt.En wat als minister Plasterk die 3,5 mil-joen niet geeft in september? Is er een noodplan?Berbers: ‘Afgesproken is dat in geval van nood de klappen niet vallen bij talentont-

wikkeling, artistieke film, animatie en documentaire. Zij krijgen de komende vier jaar extra aandacht en geld. Dat betekent dat in het slechtste geval elders klappen vallen. We gaan niet kaasschaven. Het aantal speelfilms kan zonder extra geld niet omhoog, maar we kunnen wel pro beren het beschikbare geld slimmer te investeren.’

EredivisieVier jaar geleden was er veel kritiek op het toenmalige beleidsplan van het Filmfonds. Sector en journaille laakten het gebrek aan visie. Alle blingbling van de beleids-pocket 2008 ten spijt, de inhoud is niet veel anders gebleken dan toen. Ook de Raad voor Cultuur is tot die conclusie gekomen: “(...)het beleidsplan (is) in hoge mate

instrumenteel van karakter (...) een aan-eenschakeling van praktische voornemens, zonder duidelijke inhoudelijke samenhang. Evenmin kent het beleidsplan een uitge-werkte analyse van de invloed van de (mondiale) ontwikkelingen in de film- en mediawereld op het Nederlandse fi lmklimaat en dus op de taak, positie

en identiteit van het fonds op de korte en langere termijn.” [zie ook kadertekst]Tijdens de NVS-dag over talentontwik-keling op 17 april jl. stelde ik dat als je scherpe keuzes wil maken en toptalent wil bevorderen, je misschien niet alles moet willen. De reactie daarop van fonds-directeur Toine Berbers was echter dat je juist wel alles moet willen. Maar met de traditioneel te lage overheidsbijdrage aan de Nederlandse film wordt dat van alles een beetje. Ook al staat er in het gouden boekje: “Een filmplan met realiserings-subsidie van het fonds dringt nu door tot de eredivisie. Dat geldt in alle categorieën. Het strookt met de wens van minister Plasterk van Cultuur dat fondsen toptalent meer ruimte geven en niet van alles een beetje doen.”Maar feit is dat die eredivisie al jaren bestaat, en filmprojecten bevat die ondanks een realiseringssubsidie van het fonds nooit geproduceerd zijn omdat o.a. de Publieke Omroep verstek liet gaan of internationale coproducties strandden. Om in voetbaltermen te blijven: de kwa-liteit van de ploeg is op eredivisieniveau, maar niemand wil de spelers betalen en de dug-out zit zo vol als een Eerste Hulp op zondag. Dus moet er regelmatig een wedstrijd worden afgelast. Het nieuwe beleidsplan van het Filmfonds gaat daar geen verandering in brengen.

De Raad voor Cultuur heeft op 15 mei zijn advies gepresenteerd over de basisinfrastructuur in de cultuur voor de periode 2009-2012. Voor het Film-fonds adviseert de Raad 2,4 miljoen extra (in plaats van de aangevraagde 3,5 miljoen):- 9 ton extra voor animatie, internatio-

nale coproductie, festivalregeling, distributieregeling en snelloket.

- 1,5 miljoen extra krijgen voor artis-tieke film en daarbovenop 1 miljoen uit de eigen begroting extra reserve-ren voor artistieke film.

- Het Filmfonds moet extra investeren in documentaire, maar de middelen hiervoor halen uit de eigen begroting.

Materieel komt dit neer op een daling van een ton, omdat het Filmfonds wel-iswaar 2,4 miljoen extra krijgt, maar de 2,5 miljoen extra uit de Filmbrief van 2006 weer verliest.Waarschijnlijk is het straks weer hele-maal anders. De Minister heeft gemeld dat er geen extra geld is en aan de Raad voor Cultuur gevraagd om met een aanvullend advies te komen dat binnen het budgettaire kader blijft. (bron: Joost Dekkers/Federatie Film-belangen)

De Adviezen van de Raad voor Cultuur zijn te vinden op: http://www.cultuur.nl/subsidieplan.html

Alle blingbling van de beleidspocket 2008 ten spijt, de inhoud is niet veel anders gebleken dan toen.

beleidsplan Filmfonds

Page 5: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

www.binger.nl

dé plek voor talentontwikkelingpresenteert

het Script Development Programma in september

voor schrijvers en schrijver / regisseurs die hun speelfilmscript willen ontwikkelen

in een inspirerende omgeving en onder begeleiding van (inter)nationale experts

het Creative Producers Programme in septembervoor producenten die samen met hun schrijver

een speelfilmscript willen ontwikkelen

het Directors’ Coaching Programma in maarteen uniek en intensief coachingstraject voor regisseurs

ter voorbereiding op het draaien van een speelfilm

en

kortere masterclasses en workshops voor filmprofessionals in het à la Carte programma

Kijk op onze website voor de laatste updates:

Page 6: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

door Hans Maarten van den Brink

Als fondsdirecteur geloof ik natuurlijk heilig in het structureren van beleid: eerst een conceptplan maken, dan met zoveel moge-lijk partijen overleggen, vervolgens het concept herzien, een perfecte tekst vast-stellen, constateren dat er te weinig geld is voor het nieuwe beleid, een knap getoon-zette klaagzang daarover aanheffen, het advies van de Raad voor Cultuur afwachten, samen met de Raad nog harder roepen dat er meer geld nodig is dat gedurende vier jaar op de gezamenlijk vastgestelde inten-siveringspunten dient te worden ingezet - en als dat allemaal gelukt is wordt onze inspanning beloond met een reeks speel-films, documentaires, radioprogramma’s en internetproducties van een nooit eerder in dit land vertoonde kwaliteit. Als fonds-directeur geloof ik daar heilig in. In mijn functiebeschrijving staat trouwens ook dat ik dat moet doen. En zelfs als dat niet zo was, dan zouden de verschillende belangengroepen in de sector elektronisch beeld-en-geluid mij er wel op wijzen dat alles wat er misloopt te wijten is aan falend overheids- en fondsenbeleid. Als persoon twijfel ik wel eens. Soms knaagt er iets bij zoveel stelligheid. Zo denk ik bijvoorbeeld dat beperkingen - van welke aard dan ook: inhoudelijk, organisatorisch, financieel - een absolute voorwaarde zijn voor creativiteit. Vrijheid en overvloed daarentegen zijn de pest. ‘Structurele aanpak van problemen’ klinkt zo mooi dat je er nauwelijks tegen kunt

zijn. Maar het heeft ook iets makkelijks, de aanhoudende roep om meer visie, beleid en geld. Het onbestemde gevoel van twijfel wat ik daarbij soms heb, werd onlangs exemplarisch verwoord in een artikel dat in NRC Handelsblad verscheen, op woensdag 4 juni 2008 om precies te zijn . Het stuk gaat over de rozenkwekerij. De rozen-kwekerij in Rusland. ‘Eerst drinken, dan misschien werken’ stond er boven. Ter toelichting was er nog een tweede kop geplaatst: ‘Arbeidsethos van Russen botst met die van Nederlandse rozenkwekers’. Maar bij lezing blijkt alcohol helemaal niet de grote boosdoener. Agronoom Kees Pouw legt haarscherp het verschil uit in mentaliteit. ‘De Russen willen in alles structuur aanbrengen,’ zegt hij. ‘Maar dat kost zoveel tijd dat er allerlei fouten in het productieproces sluipen die je zonder die structuur had kunnen vermijden. En dat is iets dat je in Rusland overal tegen-komt. Bovendien zijn Russen goed in het ontlopen van hun verantwoordelijkheden.’ Als ik niet zo’n sukkel was, schreef ik nu een baanbrekend managementhandboek dat begint bij de rozenkwekerij en ver-volgens betoogt dat in alle takken van bedrijvigheid structuur bestreden dient te worden. Maar ik besef ook wel dat dit inzicht alleen maar kan ontstaan en vruch-ten kan afwerpen bij wie juist een goed oog heeft voor structuur. Dus nemen wij het telefoonboekdikke Cultuurraadadvies nog maar eens ter hand, kijken gespannen uit naar de beleidsbrief voor documentaire en animatie, verdiepen wij ons in de organisa-

tie van talentontwikkeling en zetten wij ons dagelijks rond de vergadertafel ter formu-lering van almaar beter beleid en wachten we gespannen op een beslissing van de Minister. Maar wel in de wetenschap dat iedere slechte film bewijst dat ons beleid niet heeft gedeugd en iedere goede film de overbodigheid daarvan bevestigt. Dat noopt tot nederigheid, het relativeert en bezorgt me eigenlijk een opperbest humeur.

Hans Maarten van den Brink is directeur van het

Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Omroep-

producties.

Wijn en rozen

G A s t C O l u M N

Hans Maarten van den Brink

Page 7: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

i N M E M O R i A M

Gerrard Verhage 1948 - 2008

door Gerrit van Elst

Midden jaren 70. Gerrard en ik hadden beiden dezelfde vriendin. Ik eerst en even later hij. Dat geeft soms een band, want op een dag stond Gerrard, in een blauwe Maokiel, in mijn huis met de vraag of ik bij het Amsterdam Stads Journaal wilde. Dat móest ik doen. Ik bracht toentertijd veel tijd door met het lezen van kranten, dus dat wilde ik wel. Gerrard was een van de oprichters van het A.S.J. zoals, en later, van de DDG. Hij was bij het A.S.J. de ideoloog. Hij wist veel van het marxisme-leninisme en Bertolt Brecht. Gerrard was gedre-ven, soms op het autoritaire af. Maar je kon ook lachen om zijn felle wijze van argumenteren, omdat hij nogal eens de hyperbool, de overdrijving, hanteerde. Hij had een scherpe geest en wij moesten natuurlijk véél meer lezen, zoals Marx. Een aantal jaren later begon hij afstand van het marxisme en socialisme te nemen. Dat was ongeveer toen hij, eind jaren zeventig, De Berg maakte. Een goede documentaire waarin, merendeels ex-communisten, vertelden over de Partij en de pijn die hun afscheid daarvan veroorzaakte. Al vrij snel kreeg hij toen een nieuwe ideologie: het conservatisme. Mensen moeten voor zich zelf opkomen en voor zich zelf zorgen. En hij distantieerde zich ferm van zijn vroegere ‘geloof’. Wij vonden die snelle en radi-cale ommezwaai nogal merkwaardig, maar Gerrard heeft altijd zijn hart gevolgd, ook in dit soort zaken. Daarna is hij fictie gaan maken. Met een paar hoogtepunten: Afzien, Ik ga naar Tahiti, Dichter op de Zeedijk en De Dominee.Er is iemand weggevallen uit het Nederlandse filmland, waar we nog veel van zouden hebben gehoord. Het is dan ook ontzettend jammer dat hij o.a. zijn laatste twee scripts niet heeft kunnen afschrijven en verfilmen. Ook omdat Gerrard een steeds betere scriptschrijver werd en steeds beter ‘zijn thema’ leek te vinden. In zijn laatste speelfilm De Dominee, kristalliseerde dat, vooral persoonlijke, thema zich reeds uit. Dat thema is: mannenvriend-schap, die zwaar onder druk komt te staan. En waarin loyaliteit en disloyaliteit een rol spelen. En, daar doorheen, maar in min-dere mate: de vader, die bepalend is voor de persoonlijkheid van de zoon. Als filmmakers weten wij hoe moeilijk het is om een persoonlijke film te maken met je écht eigen thema’s.

Gerrard was, ook als vriend, iemand om rekening mee te houden. Meestal was hij aardig en hartelijk, maar hij kon ook streng, en soms op het harde af, confronterend en zelfs beledigend zijn. Dat strenge paste hij ook op zich zelf toe en zeker in zijn werk. Ik heb vaak van Gerrard genoten vanwege zijn persoonlijkheid en zijn capaciteiten en heb hem bewonderd omdat hij ‘leefde’. Want hij was altijd gedreven op zoek naar het leven of hoe de maatschap-pij in elkaar stak, maar steeds vaker naar waar een film over zou moeten gaan. Tijdens onze ontmoetingen gebeurde er altijd wel wat. Nooit was het saai, vrijwel altijd enerverend.Tot verbazing van velen is Gerrard heel recentelijk katholiek geworden. Ik hoop maar dat hij daarin de rust, de warmte en de liefde heeft gevonden, waarnaar hij zo op zoek was. Want ook al werkte hij hard aan zijn films, bouwde hij een eigen huis, omarm-de hij hartstochtelijk ideologieën, de echte vriend, of een vader, is misschien altijd voor hem op afstand gebleven. Misschien heeft hij die nu tóch nog gevonden.Dag Gerrard, ik wens je een heel goede reis. En mocht er ergens een streep zijn, dan kom jij vast aan de goede kant daarvan terecht. We zullen je missen in filmland.

Foto

: Dut

ch M

ount

ain

Mov

ies

Page 8: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

in Happy-Go-lucky volgen we Poppy, een dertigjarige onderwijzeres die met een onverwoestbaar optimisme in het leven staat. Als haar fiets wordt gejat neemt ze rijles. scott, de rij-instructeur, leeft in een sombere, geobsedeerde wereld zoals we die kennen uit een andere film van Mike leigh: Naked.Poppy’s kwinkslagen drijven scott tot waanzin. briljante scènes tussen sally Hawkins en Eddie Marsan.

Pieter Verhoeff is de regisseur en Gert Brinkers de production-designer van De Brief voor de Koning, gebaseerd op het boek van Tonke Dragt.

door Erik van Zuylen

Gazet: Happy-Go-lucky.G.B.: Ik heb me fantastisch vermaakt. Ik wist helemaal niet waar ik naar toeging. Maar ik vond het een mooie film. Ik dacht bij mezelf ik ga tegen mijn vrouw zeggen dat ze ook deze film moet zien. Hij is posi-tief. Over hoe moeilijk het allemaal ook is, het heeft echt toch wel zin.P.V.: Zoiets kun je bij Mike Leigh wel ver-wachten. Ik vond het een heel aangename, prettige film en ik ben blij dat er ook films gemaakt worden over dit soort mensen. Hij heeft heel zwarte films gemaakt maar dit keer heeft hij voor iemand gekozen zoals ze ook bestaan. Er zijn mensen die hebben mededogen, die hebben het vermogen om gelukkig te zijn en kunnen zich ook nog inleven in anderen.Even dacht ik: je laat haar godverdomme

direct toch niet doodrijden! Nee hoor. Gelukkig liep het einde zoals het moest eindigen.Ook al gaan we allemaal dood, dat zeggen haar vriendinnen ook tussendoor. Die meisjes zeiden mooie dingen, maar met een soort kwinkslag. Wanneer het op alge-mene levenswijsheden aankwam zetten ze er altijd een gezicht bij van nou ja, zoiets, in die zin, ze ironiseerden die gedachte.Mike Leigh is heel scherp in zijn karakter-tekening, dat is ook zijn meesterschap, zijn oog voor details.G.B.: Details van het dagelijkse leven.

Worden dit soort mensen over het alge-meen over het hoofd gezien, denk je, als filmpersonage?P.V.: Door veel makers en kunstenaars wel, heb ik het gevoel. Soms is een film eigen-lijk alleen maar goed, als ie niet goed afloopt. Alsof je pas een kunstenaar bent wanneer je een sad story vertelt. Mike Leigh heeft dat ook wel gedaan, maar die man heeft een groot invoelingsvermogen.G.B.: Ik heb ook naar de aankleding geke-ken, dat is allemaal vrolijkheid, niet over-dreven vrolijkheid, maar het is zomer, lente, groen, prachtige jurkjes, ook weer niet te opvallend. Alle ellende of niet-ellen-de die je tegenkomt in je leven, daar doe je wat mee. Het is totaal niet somber. Maar aan het eind, de dialoog tussen haar en de rij-instructeur, daar pakt ie je.P.V.: En het begon bij het jongetje. Ze ziet dat hij een ander kind in elkaar slaat. Ze treedt dan heel rustig op, haalt hem in de klas, gaat naast hem zitten. Dan was het

even stil en zij keek heel ernstig.Ik was voor het eerst ontroerd in de film toen ze naast dat jongetje zat.

Je zag dat ze een andere kant had.P.V.: Ja die vermoedde je wel, maar je dacht wanneer komt dat nou ‘s. En dat het op zo’n eenvoudig moment wordt neergezet, dat is toch het meesterschap van Mike Leigh.Als je het over de vormgeving hebt, de cameravoering, Hij maakt zulke prachtig shots, maar je hebt nergens het gevoel: het werkt niet, want je kijkt tegen een kun-stenaar aan. Het is altijd de eenvoud zelf.

Wat denk je, is het geheim?P.V.: Hij wordt wel een Vermeer genoemd,

Pieter Verhoeff en Gert brinkers zagen Happy-Go-lucky van Mike leigh

Er zijn mensen die hebben mededogen

C i N É R E N D E z - V O u s

Foto

: RC

V

Page 9: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

maar als je dit ziet gaat het meer in de richting van het Engelse kitchen sink rea-lisme. Toch stijgt het daar bovenuit. En de kaders die hij neerzet, zoals bij ons de documentaire maker Maarten Schmidt dat ook kan. Die maakt ook prachtige kaders zonder dat je denkt wat is dat esthetisch. Het is altijd functioneel, altijd precies, vol met details, en ze emotioneren.G.B.: En hij zit bovenop het gezicht van zijn personages.P.V.: Wat hij ook zo goed kan is gewone mensen in hun gewone beroep neerzetten.Zoals in Secrets and Lies de fotograaf die alleen maar foto’s moet maken van men-sen die getrouwd zijn of gelukkig zijn; die momenten van geluk, of cliché-geluk moet proberen vast te leggen. En hier had je een rij-instructeur, een onderwijzeres, wat was er nog meer?G.B.: De fysiotherapeut!P.V.: Het is zo getekend als je het elke dag om je heen ziet en toch is de observatie bijzonder. Hij laat zien waar je bijna elke dag aan voorbij loopt.G.B.: Hij maakt dat je met een andere bril naar de werkelijkheid gaat kijken.P.V.: Een microscoop op de werkelijkheid en dat is zo interessant, blijkbaar, het gewone leven.

Je hebt nu de werkelijkheid gezien door de ogen van Mike leigh. Maar jullie heb-

ben de afgelopen maanden heel anders naar de werkelijkheid gekeken. De wer-kelijkheid die past in de middeleeuwse setting van De brief voor de KoningG.B.: Het is een tocht van het ene gebied naar het andere, over de bergen en daarna gaan ze weer terug. Het is niet alleen een letterlijke tocht, maar ook een tocht in de belevingen en ervaringen en in het zoeken naar goed en kwaad. Zeg ik het goed? Wie is goed en wie is slecht. Ik heb Pieter een boek laten zien met foto’s die ik had verza-meld. Hier beginnen we, zo ziet die wereld eruit.

Heb je heel Europa af gereisd?G.B.: Nee, als je 65 bent heb je meer gezien van het leven dan als je 23 bent.

Dus het is ervaring.G.B.: Ervaring en lezen en via internet kan je tegenwoordig ook veel verzamelen.P.V.: En je was al overal geweest.G.B.: Ik was al overal geweest. Ik weet nog wel we hadden een vergadering in Schot-land of was het Keulen en toen vroeg de Duitse producent zich af: Hoe gaat de film eruit zien. En toen kwam ik met het foto-boek. En toen zeiden ze: Oh maar nu weet ik ongeveer hoe de film eruit gaat zien. En dan ga je er nog aan beginnen. Het is niet mijn film. Alleen. Het is de film van Pieter.

En wanneer heb je die tocht gemaakt?G.B.: In grote lijnen voor we begonnen met de opnames. Gaande het traject gingen we natuurlijk wel linksaf of rechtsaf. Er zijn wat dingen afgevallen, wat ik toch wel spij-tig vond. Bijvoorbeeld Schotland ging niet door.P.V.: Het verhaal speelt zich af in een soort fantasie middeleeuwen.G.B.: Legende-achtig.P.V.: Maar we hebben het toch min of meer geplaatst in de late middeleeuwen. En dan moest het allemaal kloppen. Als je kastelen zoekt, Duitsland komt om in de kastelen, maar er zijn er maar 3 of 4 die Gert geschikt achtte voor de film.G.B.: Voor de late middeleeuwen.P.V.: De rest was kitsch, of ze waren verbouwd, of het waren musea.G.B.: Of ze waren gedateerd. Kijk, de middeleeuwen waren heel barok. Veel kastelen die tot in detail terug gerestau-reerd zijn, dat lijkt net op een Hindeloopen interieur. Als je daar een barok kostuum in zet, dan vraag je je meteen af: Waar is de acteur? Daar waren we het heel snel over eens, hè Pieter? We kozen voor de vertelling.G.B.: Pieter heeft meermalen tegen me gezegd: je kan me nog meer vertellen met een mooie locatie, als ik m’n verhaal niet goed kan vertellen, dan heb ik er niets aan.

Foto

: RC

V

Foto

: BFD

Happy-Go-Lucky

Page 10: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

De tol bij de RegenboogrivierDe locatie

Page 11: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

‘Laat in de middag voerde de weg hen over een heuvel-rug heen, en toen ze op het hoogste punt stonden, zagen ze de Regenboog Rivier voor zich liggen. De rivier was heel breed en glinsterde in de zon. Er was een stenen brug overheen gebouwd, en links daarvan, vlak ernaast, stond op de oostelijke oever een machtige burcht.’‘Wie de Regenboog Rivier over wil steken - hoe dan ook - moet tol betalen,’ zei de wachter. ‘Je moet tol betalen of je nu over de brug gaat, of in een boot, of zwemmend. Maar dat laatste zou ik je niet aanraden.’

Tonke Dragt, De Brief voor de Koning.

Ik wist een hele mooie rivier met een prachtige tolbrug, in Cahors, bij Carcassonne in de buurt, maar die plek zat er niet in, dat was veel te ver weg. We draaiden ook op de Wartburg, waar Luther heeft gezeten. Daar in de buurt is een middeleeuwse brug, die had ik op m’n lijstje staan. Ik had foto’s op internet gezien, die zagen er veelbelovend uit. Maar toen ik op die plek aankwam zag ik een enorme steiger, de middel-eeuwse kapel stond in de steigers, het water kwam bijna tot de brug en lag vol plastic zakken en rotzooi. Overal huizen, aan de andere kant van de brug zie je een moderne stad liggen, het was gewoon een ramp.

Maar de brug zelf was van oorsprong uit veertienzoveel. In de Tweede Wereldoorlog hebben ze hem laten explo-deren, hij was verdwenen, maar is weer opgebouwd.Het ging om een heel belangrijke scène en ik zei dat moeten we hier doen. We hebben geen andere mogelijk-heid. Kan je dan een wand om die steiger heen zetten? Ik zei ja, ik ga een kerk om een kerk bouwen! Zo gek ben ik toch niet!?De steiger ging weg, dat geld konden ze goed gebruiken voor de restauratie. En we hebben een poort gebouwd, zodat je in de decou-page de dingen die je niet wil zien uit beeld kunt houden.

Gert Brinkers (production-designer van De Brief voor de Koning).

Page 12: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

P.V.: Ja, dat heeft ook weer te maken met de eenvoud van Mike Leigh, met de film die we net gezien hebben, die bewijst weer dat het niet om de esthetische buitenkant gaat, want schoonheid verveelt heel erg snel.We zagen de eerste versie, met al die mooie locaties en beelden, en je zat je de pleuris te vervelen omdat het verhaal nog niet op orde was, allerlei details nog niet goed waren. Enzovoorts. Ik weet niet wat er nu van is gekomen, je zweeft altijd t ussen twijfel en hoop. In elk geval, de schoonheid, de mooie locaties, mooie mensen, mooie kleren, mooi licht, als ze niet in dienst staan van wat je wil vertellen dan werkt het gewoon niet. Dan is alle moeite vergeefs.G.B.: We hadden ook wel ‘s locaties die planmatig niet door konden gaan. Dus die werden naar achteren geschoven. En daar-na zaten we in een ander gebied waar we een mindere locatie hadden.P.V.: En dan moest het toch gebeuren.G.B.: Ja, dan moest je toch daar draaien. En dan zeiden we: nou je kan nog wel je voordeel ermee doen, want dan ga je niet uitpakken. Je moet je bezighouden met de decoupage en wat je nodig hebt voor de scènes. En vervolgens zijn dat de mooiste scènes.P.V.: Ja? Noem er ‘s één?G.B.: Nou, nee!P.V.: Ik zit natuurlijk voortdurend aan de film te denken die ik aan het maken ben,

omdat ik er nog middenin zit. En als ik dan iets met bewondering bekijk, dan denk ik aan m’n eigen film en dan vraag ik me af waarom maak ik toch niet zulke films! Als die Mike Leigh! Altijd al die zogenaamde droomachtige dingen van vroeger, waarom niet gewoon de wereld van nu constateren en daarover verhalen vertellen? Ik krijg een beetje een hekel aan m’n eigen film!G.B.: Maar ja, of het nou een middeleeuw-se film is of deze film die we net gezien hebben. Het is niet zo van zet de camera maar aan en het komt in orde.P.V.: Nee, nee.G.B.: Het heeft allemaal z’n eigen proble-men. Hè Pieter? Wie weet wat voor worste-ling aan deze film ten grondslag ligt.

P.V.: Ja, ja deze man worstelt wat af. En bovendien, hij zondert zich een paar maan-den af met zijn acteurs. Ik weet niet hoe het met deze film is, maar met Secrets and Lies heeft hij een paar maanden een afge-zonderd leven geleid met de acteurs. Hij bouwt dat scenario op uit improvisaties en dan gaat hij schrijven. En maar kijken of hij de authenticiteit van het leven met al zijn dubbelzinnigheid te pakken kan krijgen.

Hoe maakte je kennis met het boek van tonke Dragt, De brief voor de koning?P.V.: Zeven jaar geleden las ik het boek aan mijn zoon voor. In bed, ‘s avonds voor zijn slapen gaan. En toen dacht ik halver-wege het boek: als ik nou ooit een jeugd-serie wil maken, dan over dit boek. Het is niet alleen een mooi avonturenverhaal, maar het gaat over een jongen die leert kijken. Die leert waarnemen. Die leert onderscheiden tussen goed en slecht. Over mensen die je kunt vertrouwen en wie niet.Iemand die leert kijken is toch inte-ressante thematiek, voor een filmer.Ik bood het aan aan een producent en die had het een jaar later nog op zijn nacht-kastje liggen. Daarna was het bij een andere producent. En uiteindelijk kwam ik terug bij de producent waar ik graag mee werkte, Egmond die nu in Eyeworks zit.En daar lag het zomaar op tafel, zonder dat iemand me had gezegd ‘dat is het boek wat wij nu gaan doen’. Met Pieter Kuipers als regisseur, een zeer gerespecteerde

Ciné rendez-vous

Foto

: BFD

Foto

: BFD

Page 13: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

jongere collega, maar ze hadden mij niks gezegd.Ik ben natuurlijk kwaad geworden, zo ga je niet met elkaar om. De producent zei: ja, maar jij bent met Ali en Nino bezig. Dat is mijn grote droomproject waar ik al bijna 20 jaar mee bezig ben.Vorig jaar mei komt Hans de Weers terug uit Cannes met een zeer dramatisch ver-haal. Hij was er naar toe gegaan met de hoop: nu gaan we het maken. En hij komt terug met het bericht, ik krijg het niet gefinancierd in het buitenland.Maar in dezelfde mail schreef hij: een ander lievelingsproject van je is toch De Brief voor de Koning? Nou, de regisseur is ons ontvallen.Ik dacht dat ie dood was. Maar Pieter Kui-pers wilde niet en kon niet. Dus De Brief voor de Koning is voor mij een troostfilm.

Ik stapte van het ene in het andere van-wege het verlies van Ali en Nino.

toch geen schrale troost, het is een mooie troost.P.V.: Ja, dat hoop ik maar.G.B.: Pieter, jij belde mij, en we hebben met elkaar erover gesproken en het fijne was dat jij zei dat je meer wil vertellen dan alleen maar een plaatjesfilm. Jij wil de mensen emotioneren. Nou, dat hoop ik ook.P.V.: Dat dat is gelukt?G.B.: Ja.P.V.: Nou dat weet ik nog niet zeker.G.B.: Want wat heb je nou aan anderhalf uur locaties aan elkaar geplakt?P.V.: Niks. Maar ik weet het nog niet zeker. Ook die prachtige thematiek van waarnemen en leren kijken.

Met waarnemen bedoel je niet alleen zien maar ook begrijpen wat er in de koppen van andere mensen omgaat?P.V.: Ja! Dat je leert onderscheiden. Er zijn mensen die leren nooit kijken. En er zijn mensen die doen er een half leven over om te leren onderscheiden. Het is toch een belangrijk deel van het opgroei-en. In een korte, bijzondere tijd, in een oorlog zoals binnen dit verhaal kun je daar soms in korte tijd wat van opsteken. Maar ik weet niet of het zo werkt in een droom. Die thematiek in een droomach-tige film. Ik weet niet of dat allemaal is gelukt. Dat weet ik niet omdat je mis-schien iets te weinig reflectie hebt. Ik weet eigenlijk niet zo goed wat voor film het is geworden.

We gaan het zien.

GOUDEN KALVERENPREMIERES

DE MEESTER EN DE LEERLINGGAST VAN HET JAAR

MONIC HENDRICKX

SPEELFILMS

KORTE FILMS

TELEVISIEFILMS

DE KEUZE VAN...

TALKSHOWMET MATTHIJS VAN NIEUWKERK

UITGELICHT: JOHN FERNHOUT

RE:VISIE48 HOUR FILM PROJECT

NEDERLANDS ONLINEFILM FESTIVAL

ETEN BIJ DEBIOS

DOCUMENTAIRES

FILMFEESTEN

NIEUWE LICHTING

KIDSBIOS HOLLAND FILM MEETING

Page 14: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

R E C H t E N R E G E l

beste Redactie van de DDG Gazet,Zoals gewoonlijk bladerde ik met instem-ming door de laatste editie van uw prach-tige blad. En nadat ik de column van de voorzitter had gelezen, begon ik monter aan het epistel van advocaat Katz van bureau Kalff Katz.Met stijgende verbazing zat ik dit broddel-

werkje te lezen, dat blijkbaar maar een doel heeft: argeloze regisseurs te lokken naar zijn kantoor om te betwisten dat de producent van een Nederlandse speelfilm ook wel degelijk de producent is. Door zijn woordkeus (‘quasi-producent’), maar vooral door zijn quasi juridische redenering, geeft de heer Katz een volstrekt verkeerd signaal

af en stookt hij nodeloos in het over het algemeen goede huwelijk tussen regisseur en producent.Hier past geenszins een meewarige blik van de producent, maar veeleer een van forse afkeuring.

Door de juridische redenering achter de ‘kattenvoer-casus’ (een overduidelijke opdrachtfilm-situatie, waarin - zoals iedereen weet - inderdaad eerder sprake is van een uitvoerend-producentschap dan van een producentschap) eenvoudigweg ee n-op-een toe te passen op alle ‘film-producties in Nederland’, meent hij alle Nederlandse producenten over een kam te kunnen scheren en lijkt hij bewust(?) een verkeerde voorstelling van zaken te willen geven.

Katz zijn redenering gaat immers al on middellijk mank vanwege het feit dat bij een opdrachtfilm het initiatief niet bij de producent ligt, de inhoud (doorgaans) niet door de producent wordt bepaald en de producent de financiering niet (zelf) hoeft binnen te slepen. Vervolgens zijn ook het ontbreken van ‘drie vereisten voor producentschap’ eenvoudig onderuit te halen:

Een: Volgens Katz verschaffen producenten in Nederland geen kapitaal. Dit doen zij wel degelijk. Enerzijds door zelf risicovol te investeren, maar daarnaast door partijen (fondsen, coproducenten, sales agents, distributeurs, etc.) de film

Reactie op Kattenbrokken

in het vorige nummer begon Mr P. Katz met een serie over het recht en de positie van de regisseur. We kregen hierop een reactie van producent Michiel de Rooy. Hier eerst de ingezonden brief, gevolgd door de reactie van Patrice Katz.

Page 15: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

door Mr P. Katz

Het gaat de goede kant op: al meteen na mijn eerste column een boze brief met veel retoriek en beledigende kwalificaties. En afkomstig van niet de eerste de beste. Zo mag ik het graag zien. Opkomen voor je vak en je vakgenoten, van je afbijten, that’s the spirit. Met name als je wordt aangevallen door een buitenstaander, of erger door een sukkel van een advocaat die de brutaliteit heeft om de meeste producenten het wet-telijke producentschap te ontzeggen. De non-valeur!

Laat ik er meteen aan toevoegen dat ik de verontwaardiging van de Boze Brieven-schrijver helemaal onderschrijf. Maar niet om de redenen die de Boze Brievenschrijver opvoert. Ik ben het helemaal met hem eens

dat producenten zich een slag in de rondte werken om te zorgen dat er kapitaal wordt vergaard. Ik ben het ook volledig met hem eens dat de producent de makers contrac-teert en de film daadwerkelijk produceert. En ook ben ik het van harte met hem eens dat de producent het risico van bijvoorbeeld overbudgets en onverzekerbare natuurram-pen voor zijn rekening neemt. Is er dan nog iemand die durft te twijfelen aan het produ-centschap? Niemand natuurlijk…behalve de wetgever en met hem de rechters. En daar loopt het betoog van de Boze Briefschrijver op vast.

Het zal niemand ontgaan zijn dat er regel-matig geklaagd wordt over de kwaliteit van wetten: niet uitvoerbare wetten, wetten met mazen, wetten die niemand begrijpt, wetten waar niemand op zit te wachten, wetten die

voor de een zijn bedoeld maar onredelijk uitpakken voor de ander, wetten die in strijd zijn met andere wetten, vage wetten, enfin wetten die niet deugen, die ongewenst zijn en waar niemand iets mee kan. Het zijn vaak de vruchten van overmatige regel-zucht, een gebrek aan kennis en kwaliteit. Maar vooral zijn het de vruchten van pure luiheid: luiheid van denken, luiheid bij de uitvoering, luiheid bij de controle door het parlement, kortom de vruchten van luie ambtenaren, luie ministers en luie kamer-leden. Luie wetgeving, dat is ook bij uitstek de kwalificatie van de wetsartikelen die over filmwerken gaan. Neem nu de wetsbepaling die de filmproducent kwalificeert. Deze luidt: ‘Producent van het filmwerk is de natuurlijke of rechtspersoon die verant-woordelijk is voor de totstandbrenging van het filmwerk met het oog op de exploitatie

te laten (mee)financieren. Zij brengen dus kapitaal aan bij de film.

twee: Volgens Katz zijn producenten in Nederland zelf maker en worden door de ‘opdrachtgever’ (wie is dat in hemelsnaam bij (b.v.) een speelfilm?) gecontracteerd. In Nederland engageert de filmproducent alle partijen die bijdragen aan de film. Het is alleen de producent die arbeid (van regisseur tot runner) en kapitaal bij elkaar brengt en daarmee de film daadwerkelijk produceert.

Drie: Volgens Katz lopen producenten geen risico. Ik noem er hier een paar van de vele: - de producent besteedt veel tijd en geld aan de ontwikkeling, financiering en pre-produc-tie van diverse filmscripts (waarvan er overi-gens slechts enkele zullen slagen); in deze fase wordt (o.a.) de schrijver al wel voor zijn/haar arbeid gehonoreerd, terwijl nog aller-

minst vaststaat dat de film er ook daadwer-kelijk zal komen. Slechts door de inspanning van de producent (en uiteraard de kwaliteit van het script en regie-opvatting) zal die film er uiteindelijk komen. De producent verdient hiervoor terecht het predikaat cultureel ondernemer. - in het productieproces loopt de producent het risico om over budget te gaan b.v. als gevolg van (binnen de Nederlandse budget-ten onverzekerbare) weersomstandigheden, ziekte, rampen, etc.; dit overigens in een fase waarin een regisseur ‘risicoloos’ zijn honorarium verdient. - de producent loopt te allen tijde het gevaar zijn investering te verliezen, wanneer de film het in de exploitatiefase onverhoopt niet of onvoldoende doet.

Het lijkt mij dus zonneklaar dat de Neder-landse filmproducent voldoet aan alle drie

de kenmerken die de wet stelt om als producent te kunnen worden aangemerkt.

Kortom: het lijkt er verdacht veel op dat Katz niet verder heeft willen kijken dan zijn neus lang is om een zogenaamd juridisch slimmigheidje te kunnen ventileren. Anders kan het stuk alleen maar worden gelezen als een getuigenis van een (inder-daad) totaal gebrek aan kennis van het metier, dan wel van kortzichtigheid of zelfs van regelrechte kwaadwil. Aan u de keus. Mijn keus is duidelijk. Het schrijfsel van de heer Katz verdwijnt vandaag nog in de kattenbak, waar mijn kat, gegeten te hebben van het voedsel van de kattenbrokkenfabri-kant, het epistel van zijn enige juiste reactie zal voorzien.

Michiel de Rooij(producent BosBros. Film-TV Productions BV)

De luie wetgever

Page 16: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

daarvan’. Wie deze bepaling vluchtig leest denkt meteen: nou en, dat wisten we al lang, dus waarom deze definitie? Wie de bepaling vervolgens aandachtig analyseert, stuit op de begrippen ‘verantwoordelijk’ en ‘met het oog op de exploitatie’. Hebben die begrippen een zelfstandige betekenis? En zo ja, welke? Een paar kamerleden vroe-gen de minister bij de kamerbehandeling wat hij met de definitie nou precies voor ogen had. De minister antwoordde dat hij daarmee tot uitdrukking heeft willen bren-gen dat de producent de makers enga-geert, het kapitaal verschaft en het risico draagt. Toen de kamerleden vervolgens vroegen waarom dat dan niet in de wetsbe-paling is opgenomen, kon de minister niet meer uitbrengen dat deze definitie op die manier ook in de Franse wet staat. Einde discussie. En niemand die riep: flauwekul, als u, Minister, vindt dat de producent aan bepaalde kennelijk belangrijke specifieke voorwaarden moet voldoen, dan zet u het maar helder en niet voor tweeërlei uitleg

vatbaar in de wet. En anders gaat het feest niet door. Wij willen heldere wetgeving en geen slappe teksten die in Frankrijk zijn verzonnen. Dat gebeurde dus niet en nu, 20 jaar later, moeten u en ik naar de bibliotheek van de Tweede Kamer om het stenografische verslag van de kamer-debatten te raadplegen om er achter te komen wat de wetgever precies heeft bedoeld met de vage definitie van film -producent. Maar dan zijn we er nog niet, de lijdensweg gaat verder. Kennelijk heeft niemand zich vervolgens de vraag gesteld: wat nu als de producent bijvoorbeeld niet al het kapitaal verschaft, of niet alle makers engageert of niet al het risico draagt? Is hij bijvoorbeeld dan geen producent als hij slechts 90% van het kapitaal fourneert, maar wel alle makers engageert en al het risico neemt? Of wat gebeurt er als de producent alle makers engageert, op één bijrolletje na? Moet hem dan het wettelijk producent-schap worden ontzegd? En niemand, geen

ambtenaar, geen minister en geen kamer-lid die zich vervolgens de voor de hand lig-gende vervolgvraag heeft gesteld: stel dat de producent inderdaad niet het wettelijk producentschap kan claimen omdat hij bijvoorbeeld niet al het kapitaal heeft gefourneerd, wie mag dan de film exploite-ren als er geen contract of een gebrekkig contract is gesloten? De regisseur? De overige makers? Niemand? In ieder geval niet de producent. Die heeft geen rechten verkregen. En hoe zit het met coproducties waarbij het kapitaal door meerdere produ-centen wordt gefourneerd? Moeten we al het kapitaal bij elkaar optellen en de co producenten als één producent zien of moeten we de aanspraken van iedere coproducent zelfstandig beoordelen? Stilte in de parlementsbanken.

Het gevolg van dit soort luie wetgeving is dat het probleem vervolgens op het bord van rechters wordt gedumpt. Tsja, en dan is het met de billen op elkaar maar afwachten wat zij erover te zeggen heb-ben. Spijtig voor de Boze Brievenschrijver is dat de Nederlandse rechter de risico’s die hij opsomt niet erkent als relevante risico’s en dat hij het regelen van kapitaal bij fondsen, sales agents en distributeurs niet erkent als een eigen investering. En daarmee valt het doek voor het betoog van de Boze Brievenschrijver.

De Boze Brievenschrijver richt zijn pijlen op de verkeerde. Mijn advies zou zijn, haal mijn inmiddels flink ondergepoepte epistel uit de kattenbak, ga ermee naar de minister, kwak het op zijn bureau en roep: en nu is afgelopen met dit soort luie wetgeving. Aan het werk ja, en zorg dat wij producenten kunnen rekenen op een regeling die helder is, sluitend is en voor iedereen begrijpelijk is. O ja, en nu ik er toch ben, graag meteen een betere regeling voor de billijke vergoe-ding voor regisseurs. Want ook de bepaling over de billijke vergoeding is een voorbeeld van luie wetgeving en lijkt werkelijk nergens naar. Maar daarover een andere keer.

Mr P. Katz is advocaat bij Kalff Katz Advocaten

in Amsterdam

recht en regel

Witness for the prosecution

Foto

: Arc

hief

Film

kran

t

Page 17: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

door Hans Hylkema en Ger Rakhorst

Film en internetIn Denemarken bijvoorbeeld plegen jonge-ren miljoenen - betaalde - downloads op mobiele telefoontjes. Ze kijken ernaar ter-wijl ze ook hun andere dingen blijven doen. Op basis van die indrukken van de film

besluiten ze of ze die film in de bioscoop willen zien. Dus dan betalen ze twee keer voor die film. De bioscoopexploitant moet er voor zorgen dat de bioscoop een echte ‘media entertain-mentplek’ wordt, waar ruimte is voor expe-riment. Hij moet weten wat leeft bij zijn publiek, de mensen die in een straal van

zo’n 50 km rond de bioscoop wonen. Met behulp van internet zou hij dat contact weer moeten versterken. Anders houden we in Nederland het laagste bioscoopbe-zoek van Europa.Ook staan films, zeker voor mensen met kinderen, op een verkeerde tijd, en draaien vaak veel te kort, want films moeten sinds de jaren 80 in het eerste weekend scoren. Dat is slecht voor de artistieke film met een beperkt reclamebudget. Door internet komt de keuze weer bij de consument te liggen hij kiest de film en het moment waarop die hem wil zien. Dan zie je verrassende patronen ontstaan die de tus-senhandel nooit had kunnen voorspellen. Die zijn nogal conservatief. Dat zag je aan Shouf shouf Habibi: niemand wilde die film hebben of er geld voor geven. Zo’n film komt er dan uiteindelijk lowbudget doorheen. En door gebleken succes zijn meer van dat soort films mogelijk. Filmplannen waar in eerste instantie gereserveerd op wordt gere-ageerd zouden via het Platform voortijdig een positieve wending kunnen krijgen.

Film, video en dvdVoor de introductie van de video was de verdeling tussen distributeur en producent 20 / 80. Dus de producent, die ook weer de makers moest betalen kreeg 80 % van de opbrengst van de film. Toen de video kwam werd die verhouding omgedraaid: De distributeur krijgt tussen de 85 en 70% van de videoverkoop (en later de dvd-verkoop) en 15 tot 30% gaat als royalty terug naar de film. Maar alle niet terugverdiende kosten die gemaakt zijn voor het uitbrengen op film, worden vaak eerst afgetrokken van die 30% voor de pro-ducent. De dvd-opbrengsten zijn inmiddels driemaal zo groot als de filmopbrengsten.

Het PlatformHet celluloid lijkt binnenkort uit de bioscopen te verdwijnen om plaats te maken voor digitale projectie. Ook bestaat er de vrees dat het publiek het zal laten afweten en lekker thuis via dvd en vooral internet in zijn Home Entertainment Center gaat zitten. uitgere-kend iemand die letterlijk in de bioscoop (the Movies) opgroeide en als filmproducent haar geld verdient is de motor achter Het Platform: het project om het hele Nederlandse filmerfgoed via internet aan te bieden. En ze ziet juist nieuwe kansen voor de bio-scoop. Een gesprek met Petra Goedings.

F i l M O P i N t E R N E t

Foto

: Ger

Rak

hors

t

Page 18: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

De bioscoop is nu een soort etalage, een marketingmiddel voor de dvd-verkoop. De commerciële Nederlandse film komt vaak wel uit de kosten, de artistieke vaak niet. Je moet bij een middelgrote uitbreng minimaal 100.000 bezoekers trekken om uit de kosten te komen. Bij films die dat aantal bezoekers niet halen, maar wel tussen de 30.000 à 50.000 aan dvd-verkoop realiseren, maakt de distributeur winst en de produ-cent krijgt de dertig procent niet omdat de uitbrengkosten nog ver rekend moeten wor-den. De maker en de financier van de film zullen nooit iets terugzien.

Hoe het begonWe waren uitgenodigd voor een denktank-bijeenkomst waar mensen uit heel Europa bijeen kwamen om na te denken over film-distributie over vijftien jaar. Hoe zou dat eruit moeten zien, volgens jou, en zonder te letten op regels en praktische bezwaren. Dat was erg inspirerend en toen bleek dat er meer producenten bezig waren om los te komen van de tussenhandel.Ik ben wat rebels en bij de internetontwik-keling wil ik dat de contentleverancier weer de baas wordt. Een bioscoop, dvd-distributeur of een internetprovider heeft

niets als er geen content is. Dat kun je niet in je eentje bereiken, maar als je het mas-saal doet, en met de hele Nederlandse film-geschiedenis, dan praat je over minimaal 5.500 uur film en uiteindelijk over 22.000 titels. Dan ben je opeens wel de baas en kun je beginnen met een nieuwe structuur.

Wat het Platform wil, is dat er een collec-tieve afdracht komt per download, direct naar de makers, en dat zijn de schrijver, de regisseur, de componist en de producent, en anderen die zich een plaatsje in dat rijtje weten te veroveren. (In Nederland is niet helemaal duidelijk wie ‘de makers’ van een film zijn). Dus rechtstreekse betaling en volledige transparantie.Het Platform hanteert in eerste instantie de verdeling 65% voor de makers, 35% voor het Platform, met de intentie om dat op te waarderen naar de vroegere bioscoopver-houding 80/20. Dat heeft 70 jaar bestaan en toen kon ook iedereen rijk worden.

De opzetDe eigenaar wordt een stichting en in de stichting zitten de DDG, het Netwerk Scena-rioschrijvers, de Nederlandse Vereniging van Speelfilmproducenten, het Filmmuseum en de financiers. Daaronder komt een BV te hangen want we willen wel een commerci-eel directeur hebben die gaat onderhande-len, binnen de richtlijnen van de stichting. Dat is dus geen belangenbehartiger.

Wat ik heb ingebracht is de collectieve incasso. Dat wordt belangrijk als alle films gedigitaliseerd zijn en het Platform goed functioneert. Dan kunnen exploitanten rechtstreeks bij het Platform hun film bestellen en zullen ze net als voor Buma/Stemra, ook voor beeldmakers een percen-tage per bioscoopkaartje moeten afdragen. Dat is nu niet het geval. Buma/Stemra krijgt per verkocht kaartje wel een afdracht om de filmcomponist te betalen. De compo-nisten hebben dat al in de jaren dertig geregeld, terwijl wij, de beeldenmakers door die verdeeldheid nog steeds niets hebben. Je moet de handen ineen slaan om dezelfde positie te krijgen.

De inhoudWe beginnen met de collectie en de nieuwe

film op internet

Foto

: Ind

epen

dent

Film

s

Page 19: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

films. Die collectie wordt in vijf jaar toe-gevoegd. Dat gaat in samenwerking met Beelden voor de Toekomst en het Film-museum. Het unieke van dit Platform is de kwaliteit die we leveren. Voor Beelden voor de Toe-komst hebben we voor elkaar gekregen dat er op JPG2000/2K gedigitaliseerd wordt, de hoogste norm van dit moment, en geschikt voor bioscoopprojectie. Op dat vlak zijn wij koploper in de wereld geworden.

Films vanaf 1990 worden zo snel mogelijk aangeboden, de oudere komen er in de loop van de vijf jaar stapsgewijs bij. Maar er komen ook buitenlandse films beschikbaar via andere door makers beheerde Platfor-men uit Spanje, Denemarken, Frankrijk en Duitsland, Italië.

Het Platform bepaalt niet hoeveel een download gaat kosten, dat bepalen de makers. Maar als je het te duur maakt zullen de mensen het niet kopen. De maker levert het materiaal aan het Platform en dat wordt er gratis opgezet, er wordt gekeken wie de rechthebbenden zijn er wordt een contract getekend. Het geld komt binnen via de creditcard op een collectieve incasso en die verdeelt volgens het contract het geld rechtstreeks aan de makers: de producent, de regisseur, collec-tieve rechtenorganisaties, etc.

Wie bepaalt of jouw film erop mag?Dat moeten we nog duidelijker bespreken.

Duidelijk is dat het korte of lange speel-films of documentaires zijn of animaties en kwaliteits Tv-series. In principe komt alles van professionele makers erop. Maar wie bepaalt wat een professioneel maker is? Daarom zouden DDG, NVS en LIRA moeten definiëren wat film is.

Hoe is de stand van zaken?Het bestuur van FINE heeft unaniem aan de politiek geadviseerd om geld in het project te stoppen. FINE wordt opgeheven, maar heeft nog een potje geld over dat bestemd was voor de innovatie van de Nederlandse filmproductie. Het ligt nu bij de politiek of dat geld ook inderdaad vrij-komt, en het is aan ons om te lobbyen om dat geld te krijgen.

Er is ook een businessplan; dat is aange-boden aan de politiek. Beelden voor de Toekomst, Beeld en Geluid en de NVS hebben er in geïnvesteerd, en we hopen dat er nog wat meer geld komt uit het veld, zoals de Vevam en LIRA. Dat zou dan ook meer de gelijkwaardigheid van de verschillende belanghebbenden bena-drukken.

Wat kost het?We hebben financiering gevraagd van verschillende partijen zodat het Platform volledig gefinancierd is voor de eerste vijf jaar. Het kost 2,5 miljoen voor die vijf jaar, en dan zou het al rendabel moeten zijn. In die 5 jaar, de aanlooptijd waarin het aan-

bod nog moet worden opgebouwd, gaat er toch al 7 ton naar de makers en 4,9 mil-joen naar de recoupment van film. Na die vijf jaar kan het Platform volledig draaien op de 35% van de opbrengsten.

De prognoses waarop deze vooruitzichten zijn gebaseerd worden door veel onder-zoeken ondersteund. En in de berekening zijn alleen de inkomsten via de gewone consumenten meegenomen. Er komt ook nog een Business to Business aanbod. Nu bijvoorbeeld, moeten we dvd’s sturen naar festivals, dat kost veel geld en bevordert de mogelijkheden tot illegale downloads. De maker van de film deelt wachtwoorden uit waardoor professionals de film kunnen bekijken. En producenten kunnen tegen een jaarlijks bedrag toegang krijgen tot die functionaliteit en zijn daarmee af van het gedoe met screeners.

is er een streefdatum waarop we kunnen beginnen met klikken?Er is een heel ambitieuze datum: tijdens het Nederlands Film Festival zou de eer-ste honderd uur beschikbaar moeten zijn. Als dat niet lukt, wordt het januari 2009.Het hangt voornamelijk af van de snelheid van OCW.

RedactieHans Hylkema, Janette Kolkema, Patrick Minks, Ger Rakhorst, Erik van Zuylen

Medewerkers aan dit nummerHans Maarten van den Brink, Gert Brinkers, Gerrit van Elst, Petra Goedings, Mr P. Katz, Martijn Mewe, Janice Pierre, Ger Poppelaars, Fedor Sendak, Pieter Verhoeff

VormgevingAtelier van GOG, Amsterdam

KopijInzenden voor 15 juli, bij voorkeur per email naar [email protected]

bureau DDG/redactieadresRokin 911012 KL Amsterdamtel.: 020 6842807fax: 020 6885299

e-mail: [email protected]

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de betrokken auteurs. De redactie heeft getracht de rechthebbenden van het beeldmateriaal te ach-terhalen. Wie desondanks meent beeldrecht te kunnen

doen gelden, wordt verzocht contact op te nemen met het DDG-bureau.

C O l O F O N

Films moeten sinds de jaren 80 in het eerste weekend scoren.

Page 20: DDG Gazet 2008/2

273426_DDG_voordruk 08-11-2007 11:15 Pagina 4

D E i N t R O D u C t i E

door Janice Pierre

Een film die ik had willen maken? Dat zijn er honderden. Serieus. Ik dacht in eerste instantie om al die honderden films die ik had willen maken op te schrijven, klaar! Maar dat was misschien toch een beetje te flauw geweest… Dan maar de laatste film die ik gezien heb waarbij ik dat had

en dat was Paranoid Park van Gus Van Sant. De film gaat over de zestien-jarige skater Alex, die door een naar ongeluk verantwoor-delijk is voor de dood van een beveiligingsagent. Perfect voorbeeld van op het verkeer-de moment op de verkeerde plaats te zijn. Dit leidt tot een prachtige ‘coming of age’ film, waarbij je bijna helemaal in

het hoofd van de jongen zit.Er spreekt zo’n waarachtigheid en eenvoud uit de film waar ik enorm van onder de indruk was. De cameravoering van Christopher Doyle en Rain Kathy Li is prachtig, de beelden zijn naturel en heel sfeervol. De lange shots, de beelden van Alex’ omgeving, van het skate-park waar Alex rondhangt. De cameraman skatet op bepaal-de momenten ook mee met een super 8 camera, dit is aan het begin van de film waardoor je het gevoel krijgt er echt bij te zijn maar ook het gevoel van het ‘skaten’ an sich goed mee-krijgt. Je wordt meegezogen in het skatewereldje.

De film lijkt zo simpel be -dacht, zo vanzelfsprekend. Maar als filmmaker weet je dat dat niet zo is. Over elk detail is nagedacht en ik denk dat ze lang in de montage hebben gezeten.

De ingetogenheid waarmee Gus Van Sant zijn verhaal vertelt, vind ik bewonderens-waardig. Er is een scène waarbij Alex onder de douche staat en hij beseft wat er is gebeurd. De scène is heel lang, op zijn gezicht, het geluid van kletterend water wordt steeds harder, wat mij betreft de mooiste scène uit de film. Zo simpel gedaan en het werkt zo goed.

Ik vind Van Sant sowieso een opmerkelijke filmmaker en kijk altijd uit naar nieuw werk van hem. Toen ik bezig was met mijn film Zoenen of schoppen. (in de reeks One Night Stand) ontstond het idee met mijn cameraman, om de hoofdpersoon, een jongen van twaalf die op kamp gaat met zijn klas, dicht te volgen, hem continu op de huid te zitten met de camera; hem volgend, van achter, handheld, niet wetend wat er nu weer gaat gebeuren. De spanning die de jongen ervaart op zo’n kamp en zijn onbeholpenheid moest duidelijk voelbaar zijn. Tijdens de première van de film kwam er een cameraman op mij af die zei dat de film qua sfeer veel weg had van Elephant van Gus Van Sant. Toen ik de film een tijdje later zag, wist ik dat de man mij geen beter com-pliment had kunnen geven.

De film lijkt zo simpel bedacht

Nieuwe leden van de DDG stellen zich voor via een film die ze hadden willen maken

Foto

: A-f

ilm