D VLT RX - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse … Phlph d l èr (84 tf. n ht Dth vrhn,...

212
ARTHUR WAUTERS DE EVOLUTIE VAN HET MARXISME WERK BEKROOND door de KONINKLIJKE BELGISCHE AKADEMIE DE WILDE ROOS, BRUSSEL 1925

Transcript of D VLT RX - dbnl · digitale bibliotheek voor de Nederlandse … Phlph d l èr (84 tf. n ht Dth vrhn,...

ARTHUR WAUTERS

DE EVOLUTIEVAN HET

MARXISMEWERK BEKROOND

door de

KONINKLIJKE BELGISCHE AKADEMIE

DE WILDE ROOS, BRUSSEL

1925

DE EVOLIJTIE VAN HET MARXISME

Ter gedachtenis van

MATHILDE en CHARLES WA LITERS

gestorven

in den dienst der arbeidersklasse.

A. W.

`^

ARTHUR WAUTERS

DE EVOLUTIEVAN HET

MARXISMEWERK BEKROOND

door de

KONINKLIJKE BELGISCHE AKADEMIE

BRUSSELNationaal Uitgevershuis DE WILDE ROOS

Kooperatieve Maatschappij

20, DE LENGLENTIERSTRAAT, 20

1925

KARL MARX

De groote theoretikus van het socialisme, de stich-ter van de Eerste Internationale, werd geboren teTrier, op 5 Mei 1818.

Daar hij aan de Hoogescholen van Bonn en Berlijn,eerst recht, daarna geschiedenis en wijsbegeerte stu.-deerde, onderwees hij gedurende eenige tijd wijsbe-geerte te Bonn, nadat hij de doktersgraad verworvenhad. In 1840 verliet Marx het onderwijs om aan deredaktie van de Rheinische Zeitung te komen. Hij on-derscheidde zich daar zoodanig dat hem, in 1842, hetbestuurderschap werd toevertrouwd. Maar de verorft-ruste machthebbers dwongen hem, om zijn blad tekunnen uitgeven, tot het verkrijgen van het « impri-matur van de gewone recensent en de toestemmingvan de stadhouder van Keulen. Daar dees toezicht on-voldoende bleek, werd de Rheinische Zeitung in 1843geschorst.

Karl Marx kwam toen naar Frankrijk en, met dokterRuge, gaf hij Les Annales Franco-Allemandes uit,in Pruisen verboden werden. Sommige reeksen arti-kelen trokken de aandacht, namelijk een « Revisioncritique de la philosophie du droit de Hegel D, en La

. . 10 -

Sainte Famille (contre Bruno Bauer et consorts) »,een schimpschrift tegen het Duitsche idealisme. UitFrankrijk verbannen op aanvraag van de Pruisischeregeering, ging hij naar Brussel waar hij, in hetFransch, zijn Discours sur le Libre-Echange (1846)en Misère de la Philosophie in antwoord op P.-J .

Proudhon's Philosophie de la Misère (1847) uitgaf.In het Duitsch verscheen, in samenwerking met Fre-deric Engels, het Kommunistisch Manifest (1848) dataangenomen was op het Kongres van Londen, in 1847.

IJverig zette hij, in de Gazette allemande de Bru-xelles, zijn socialistische propaganda en zijn aanval-len tegen de Pruisische regeering voort. Deze laatstehad juist zijn verbanning uit België verkregen toen,in Frankrijk, de omwenteling van Februari 1848 uit-brak. Marx keerde naar Parijs terug, maar, daar deomwenteling zich tot in Duitschland uitbreidde, ginghij weer naar Keulen om daar de Neue RheinischeZeitung te stichten. Toen, in September 1848, dePruisische regeering de Nationale Vergadering uitBerlijn verjoeg, deed Marx een oproep tot het volken zette het aan tot het weigeren de belasting te beta-len. Keulen werd in staat van beleg verklaard en hetblad van Marx werd geschorst. Hij zelf werd verschil-lende malen vervolgd maar steeds door de rechtersvrijgesproken.

Uit Pruisen verbannen kwam hij, in de Lente van1849, terug te Parijs; doch de Fransche regeering

wilde hem in de Morbihan interneeren, ter wille vanhet medegevoel dat hij geuit had tegenover de op-standelingen van Juni ; hij ging zich dan te Londenvestigen. Korte tijd daarna poogde hij de Neue Rhei-nische Zeitung opnieuw uit te geven, maar in 1851hield het blad op te verschijnen.

Achtereenvolgens gaf hij dan uit : Le dix-huit Bru-maire de Louis Bonaparte; Revolution et contre-révo-lution en Allemagne, en zijn werk Critique de l'éco-nomie politique dat als een voorspel is van Het Kapi-taal. Terzelfder tijd was hij medewerker aan de New-York Tribune, waarin hij talrijke hoofdartikelen eneen Engelsche briefwisseling schreef.

Op dat oogenblik was Marx tot volle intellektueelerijpheid gekomen. In Engeland bevond hij zich in debeste omstandigheden om grondig staathuishoudkundete studeeren. Hij bereikte toen het toppunt van zijngenie. Hij ging de grondslag leggen van het weten-schappelijk socialisme steunend op een materialistischbegrip van de geschiedenis. Hij vroeg alleen aan hetproefondervindelijke de wetten van de toekomst maat-schappij. Het wetenschappelijk socialisme, steunendop de proefondervindelijke methode, zou als uitgangs-punt de werken van Darwin hebben, de ontdekkingenvan de biologische wijsbegeerte, en, om de nieuwemaatschappij daar te stellen, zich grondvesten op destudie van de samenstelling van het menschelijk we-zen, op de natuur- en de maatschappijleer. Zoo ont-

— 12 —

stond in Marx het begrip van de twee groote werkendie hij ons gaf : Het Kapitaal en t'Histoire des doc-trines économiques.

Het Kapitaal is een reusachtig gewrocht, krachtig, .

vol, rijk aan feiten en gedachten. Toen hij dit werkschreef, stelde Marx zich op hetzelfde terrein als, demeesters der staathuishoudkunde. Maar waar dezelaatsten onveranderlijke natuurwetten zagen heeft hijgetracht ons te bewijzen dat er slechts geschiedkun-dige , wetten zijn.

L'Histoire des doctrines économiques is een bui-tengewoon diepgaande studie van alle theoriën diepoogden een verklaring te geven van de meerwaarde.Dit werk is minder gekend dan Het Kapitaal; slechtsonlangs verscheen het in het Duitsch. Nochtans isdezeoordeelkundige uiteenzetting, objektief en weten-schappelijk, een prachtige vollediging van Het Kapi-taal en doet zij de krachtige oorspronkelijkheid vanlaatstgenoemd werk nog meer op den voorgrond ko-men. Beiden zullen, in de wereldgeschiedenis, de tweevoornaamste prachtgebouwen van het Socialisme daar-stellen.

Het is rond 1862 dat Marx zich wijdde aan de vor-ming van de Eerste Internationale. Het was echterslechts op 28 September 1864 dat de Internationalegesticht werd op de meeting van Sint-Martin-Hall ., teLonden. Karl Marx maakte deel van de AlgemeeneRaad die de statuten opstelde welke, in 1866, op het

— 13 —

Kongres van Geneva aangenomen werden. Hij werdschrijver van de Algemeene Raad en briefwisselaarvoor Duitschland en Rusland.

Gedurende de Commune, te Parijs, schreef hij, innaam van de Internationale en onder het opschrift Laguerre civile en France, een manifest dat grootendeelsde oorzaak was van de aanvallen waarvan de Inter-nationale spoedig het voorwerp werd. Op het Kongresvan Den Haag, in 1872, werd de splitsing tusschenMarx en Bakounine een voltrokken feit en het Kon-,gres, op voorstel van Marx, besloot den zetel van deVereeniging naar New-York over te brengen, waar zij,korte tijd daarna, te niet ging.

De laatste levensjaren van Marx werden gewijd aande voortzetting van zijn twee groote werken. Hij stierfte Londen, op 14 Maart 1883.

Zooals een naamlooze levensbeschrijver, die geenmedegevoelen aan den dag legde, noch voor de gedach-ten, noch voor de daden van Marx, het moest beken-nen, « was Karl Marx een wijsgeer en een denker dievoorzeker te duchten was om zijn vermogens als in-richter, om zijn wonderlijke aanleg tot begripsverbinding, om zijn alomvattende wetenschappelijke kennis,om zijn volhardingsvermogen, gesteund door het on-afhankelijke van zijn toestand, de lieftalligheid vanzijn voorkomen, de kennis van alle Europeesche talenen een onvermoeibare aanleg tot de meest dorretaken ».

De Evolutie van het Marxismesedert de dood van Marx

HOOFDSTUK I.

Het Marxisme en de oorzaken van zijn evolutie.

Verscheidenheid der bronnen van het Marxisme. — Marx, manvan de daad. — Invloed van de kritiek op deevolutie vanhet Marxisme. Het Marxisme tegenover de ;gebeurtenis-sen. -- De grondbeginselen van het Marxisme : 1° Theorievan de waarde en van de meerwaarde. 2° De kon entratie-wet. De verarming der massa's. De klassestrijd. De ineen-storting. 3° Het historisch materialisme.

De evolutie van de marxistische theoriën wordtdoor niemand meer ontkend. Twee marxisten, wiertrouw aan de leer niet mag in twijfel getrokken war-den, hebben dit stellig bekend : Vandervelde, in zijnlaatste boek : Het Na-oorlogsch Socialisme (1) (bldz.112), en H.-M. Hyndman in The Economics ofSocialism (2) (bldz. IX en XI van het Voorwoord).

(1) Uitgaaf der Wilde Roos, Brussel, 1923.(2) Uitgaaf Grant Richards, Londen, 1922.De verklaringen van Hyndman zijn van bijzonder belang

door het feit dat hij een persoonlflk vriend van Karl Marx was.Hyndman haalt gesprekken aan die hij met Marx had en de-

gene die Engels had met Belfort Bax. Zij laten niet den min-sten twijfel bestaan omtrent een evolutie van het Marxismedie het afsterven van den stichter zou zijn voorafgegaan.

-- 16 —

Wij zouden andere getuigenissen kunnen inroepen;het weze ons voldoende deze twee namen voorop tezetten, die, aangezien de plaats die zij bekleeden tus-schen de volgelingen van Marx, volkomen bevoegdzijn.

Buiten de faktoren die alle dingen doen evolueeren,hebben de marxistische theoriën veranderingen onder-gaan die aan oorzaken te wijten zijn welke aan dezetheoriën eigen zijn.

Het is nuttig ze bij den aanvang dezer studie aan teduiden. Zij zullen et plan verduidelijken dat de schrij-ver van dit werk geleid heeft.

A. -- VERSCHEIDENHEID DER BRONNENVAN HET MARXISME

De marxistische theoriën zijn verspreid in een zes-tal werken op verschillende tijdperken geschreven. Dedrie voornaamste werken waarin de marxistische be-ginselen uiteengezet werden zijn: Het KommunistischManifest (1848) La contribution a la critique del'économie politique ( 1859), en Het Kapitaal, waarvande drie boekdeelen achtereenvolgens verschenen in1867, 1885 en 1894.

De twee laatsten werden, gedeeltelijk ten minste,door Engels opgesteld, met de gegevens die Marxhem, na zijn dood, naliet (1883).

Er verliepen dus schier vijftig jaren tusschen hetverschijnen van het Kommunistisch Manifest en het

17 —

verschijnen van het laatste boekdeel van Het Kapitaal.Men mag, dit `in overweging nemend, niet te strengbeoordeelen wanneer, in de boeken die de leer uit-eenzetten, de meesters van het marxisme eenigszinsuiteenloopende vertolkingen geven. Wij kunnen er,terloops, twee belangrijke aanhalen, naast andere vanminder belang.

Zoo is het dat Marx, in 1850, in de RheinischeZeitung schrijft dat « de verbetering van het lot derproletariërs alleen kan verwezenlijkt worden door desociale revolutie ». Daarentegen, in het Manifest' derInternationale, verschenen in 1868, neemt hij aan datde politieke strijd de verovering van betere levensvoorwaarden als gevolg kan hebben. (1)

De « enge » vertolkers van het marxisme zullenniet nalaten vast te stellen dat de meester zijn oordeelveranderde aangaande het beginsel van de verarmingder massa's en het begrip der revolutie en der poli-tieke aktie.

Vandervelde teekent aan in dezelfde syllabus(8e les) dat de marxisten niet meer betwisten dat« wanneer de Pekonomische verschijnselen zedelijke,rechtskundige en andere verschijnselen teweeg bren-gen, deze, op hun beurt, terugwerken op de eerste.

(1) VANDERVELDE. Syllabus van zijn kursus over Ekono-misehe en Socialistische Leerstellingen, gegeven aan de« Arbeidershoogeschool », 1329, Waterloosche steenweg, feUkkel, bij Brussel (10 0 les).

2

— 18 —

De brieven geschreven door Engels tusschen 1890 en1895 bekennen het feit ».

Dit stelt, voorzeker, een beteekenisvolle verzach-ting daar aan de strengheid van het beginsel, door hethistorisch materialisme verkondigd.

De lange tijdruimte die verliep tusschen het op-stellen van ieder der voornaamste boeken van hetmarxisme, de gebeurtenissen die deze tijdperken ken-merkten, zijn voldoende om uit te leggen waarom detheoretikers rekenschap hielden met de o verbeterin-gen die de tijd » (1) had aangebracht en hoe ze som-mige hunner beoordeelingen terechtwezen. Het meesttreffende voorbeeld van een, dergelijke terechtwijzi-ging is het oordeel dat Marx er op na hield in 1848 enlater, over de sociale revolutie. In het KommunistischManifest :spi eken Marx en Engels over de sociale re-volutie zonder de minste terughouding. Zij stellen haarniet op het eindtijdperk van een lange evolutie. Zijstellen niet als voorafgaande voorwaarde aan die revo-lutie dat zij zou kunnen steunen op een proletarischemeerderheid. De verwezenlijking van het socialismeschijnt hun nakend.

Deze vergissing is verklaarbaar. In 1848 wordtEuropa geschokt door revolutionnaire bewegingen.Niemand kan gissen hoe verstrekkend zij zullen zijn.Voor hen die in den strijd staan, is het natuurlijk dat

(1) VANDERVELDE. Het na-oorlogsch Socialisme. UitgaafDe Wilde Roos, Brussel, 1923, blz. 11 2.

—•,' 19 —

zij de hoop koesteren hun programma ten volle verwe-zenlijkt te zien. Gelijktijdig met deze politieke ge-beurtenissen was er onrust in de nijverheid. Marx enEngels zagen hierin misschien het opkomen, van dienieuwe voortbrengende krachten die de tot hier toeheerschende zouden opvolgen.

Later dringen Marx en Engels op het feit aan, deeerste in La Critique de l'économie politique, detweede in La Guerre civile en France, dat de revo-lutie slechts kan losbreken op het oogenblik dat debestaande voortbrengende krachten tot hun toppuntvan rijpheid zijn gekomen en wanneer tevens de nieuweproduktiekrachten voldoende rijp zijn om de oude tevervangen.

B. -- MARX, MAN VAN DE DAAD

Een ander feit, dat van belang is wanneer men op-vallende schakeeringen vaststelt in de gedachte vanMarx, is dat hij geen boeken-ekonomist was.

Hij nam deel aan de gebeurtenissen die het tijdperkkenmerkten waarin hij zijn voornaamste werkenschreef, als agitator, dagbladschijver, polemist en orga-nisator. Het is tamelijk van zelf sprekend dat zijn oor-deel op het ,dwaalspoort gebracht werd door de harts-tochten van het oogenblik, die hem nooit onverschilliglieten. De spottende, bittere, bijtende stijl van zijnwerken bewijst dit meer dan ten volle.

Als dagbladschrijver werd Marx er misschien wel

20 --

toe gebracht om zijn argumenten eenigszins te over-drijven,, om hun een vorm te geven die niet heelemailin overeenstemming was met zijn eigen denkbeeld (1).Voorzeker was dit het geval met het historisch mate-rialisme.

C. — INVLOED VAN DE KRITIEK OP DE EVOLUTIEVAN HET MARXISME

Wij hebben een weinig aangedrongen op de veran-deringen die door Marx .zelf aan zijn eigen beginselenwerden toegebracht. Deze schakeeringen in zijn ge-dachtengang waren van aard om zijn hekelaars aan temoedigen.

Weinige staathuishoudkundige theoriën werden zoozeer betwist als het marxisme. Het onderging terzelf-der tijd de van buiten komende aanvallen van zijnvijanden en een stormloop van degenen onder zijn aan-hangers die, onder de naam van revisionnisten, demarxistische stellingen aan een duchtig onderzoek on-derwierpen en ze van hunne gestrengheid ontdeden.

De tegesnstrijdigheden die in de marxistische theo-riën te vinden zijn werden op zeer handige wijze uit-gebuit door de tegenstrevers en de revisionnisten.

(1) « Het geweldige van zijn schimpen en zijn grijnzendepolemiek waren het gebrek van een krachtigen geest, dietrouwens geplaa gd werd, niettegenstaande zi;n, gewoonlijkescherpte, door onoplosbare tegenstrijdigheden. » JAURts. Ar-mée nouvelle, blz. 442. Uitgaaf der Humanité, Parijs, 1915.

Niemand beter dan Bernstein (1) heeft de tweestroomingen duidelijk gemaakt die het marxisme be-zielen. Wij achten het nuttig zijn vertoog hier weer tegeven. « In de hedendaagsche socialistische bewegingkunnen wij twee hoofdstroomingen onderscheiden die,op verschillende tijdperken en onder verschillendevormen, strijdig tegenover elkander staan. De eene,van opbouwenden aard, is een voortzetting van dehervormende gedachten door socialistische denkersuiteen gezet ; de andere ontleent haar ingevingen aande revolutionnaire volksbewegingen en heeft, in feite,vernieling als eenig doel. Volgens de mogelijkhedenvan het oogenblik komt ons de eene voor als zijndedroombeeldig, sektarisch, evolutionistisch in vredelie-vendheid, de andere als samenzwerend, demagogisch,schrikaanjagend. Hoe meer wij het hedendaagschenaderen, hoe duidelijker wordt het wachtwoord, hier:ontvoogding door ekonomische organisatie, en daar :ontvoogding door politieke onteigening. »

« De marxistische theorie poogde de wezenlijkegrond van deze twee stroomingen te vereenigen. Aande revolutionnairen ontleende, zij het idee van de ont-voogdingsstrijd der arbeiders als zijnde een politiekeklassestrijd, en aan de socialisten de noodzakelijk-heid der kennis van de ekonomische en sociale voor-

(1) De Voorwaarden tot het Socialisme en de Taak der So-ciaaldemocratie (vertaling Ankersmit, Cohen, Amsterdam) .

22 ----

waarden der arbeidersontvoogding. Maar deze samen-brenging beteekende nog niet het opheffen vaan detegenstandigheid. Zij was eerder een verdrag, zooalsEngels het voorstelde aan de Engelsche socialisten inDe Toestand der arbeidende klassen, ondergeschikt-heid van het bijzonderlijk socialistisch element aan hetpolitiek-radikale en sociaal-revolutionnaire element.En hoe ook de marxistische theorie in den loop derjaren evolueerde, nooit kon zij zich ontdoen van deeigenschappen van dees verdrag, noch van zijn twee-voudigheid. Dààr moeten wij den uitleg zoeken vanhet verschijnsel dat het marxisme zich veropenbaart,bij zeer korte tusschenpoozen, onder zeer verschil-lende gedaanten. Er is hier geen sprake van dezesoort veranderingen die afhangen, voor iedere hande-lende partij, van de veranderlijke eischen der taktiek,maar van die plotse en totaal onnoodige veranderingendie uitsluitelijk veroorzaakt zijn door innerlijke tegen-strijdigheden. »

Verder nog schrijft Bernstein:

« Een tweevoudigheid die hierin bestaat, dat hetwerk beweert een wetenschappelijk onderzoek te wil-ten zijn en tegelijk de verklaring eener thesis diegeheel gereed was lang alvorens het werk ontstonddat het als grondslag een onderstelling heeft waarvande oplossing die het wilde bereiken op voorhand be-paald was. Het terugkeeren tot het Kommunistisch

--- 23 —

Manifest veropenbaart• ons een zeer werkelijk over-blijfsel van utopie in het marxistische stelsel. Marxhad, in princiep, de oplossing der utopisten aangeno-men, maar hij had de ongenoegzaamheid van hun mid-delen en hun bewijzen vastgesteld. Hijondernam dusde verbetering met vlijt, kritische zin en de waarheids-liefde eigen aan een wetenschappelijk genie. Hijverborg geen enkel voornaam feit, trachtte ook niet dedraagwijdte van die feiten geweld aan te doen door zete verminderen, zoolang het voorwerp van zijn onder-zoek niet in rechtstreeks verband stond met het eind-doel van de te bewijzen onderstelling. Tot daar blijftzijn werk vrij van alle strekking die aan zijn weten-schappelijke waarde zou kunnen afbreuk doen. Hetalgemeene medegevoel voor de ontvoogdingspogingender arbeidende klasse is immers geen hinderpaal voorwetenschappelijke opzoekingen. Maar waar Marx depunten nadert waar het bewuste einddoel ernstig tersprake komt, daar wordt hij nevelig en onzeker enkomt hij tot tegenstrijdigheden zooals degene die ik, indeze studie, heb aangehaald in het hoofdstuk over debeweging der inkomsten in, de hedendaagsche maat-schappij. En dan wordt het duidelijk dat deze groottiwetenschappelijke geest, niettegenstaande alles, tochde gevangene van een leerstelsel was. Hij heeft, in hetkader van een vooraf ontstane konstruktie, een mach-tig gebouwopgericht, waarin hij zich stipt aan de wet-ten der wetenschappelijke bouwkunde heeft gehouden,

— 24 —

zoolang zij niet in tegenstelling kwamen met de voor-waarden hem door de vorm van het oorspronkelijkkader voorgeschreven, maar die hij ter zijde liet ofwist te omzeilen op de plaatsen waar het kader te engwerd om toe te laten dat er van hun bestaan rekeninggehouden werd. In plaats van het kader zelve af te bre-ken, aan de knellende punten, wijzigde hij zijn eigenkonstruktie, tot nadeel van haar evenredigheid, enmaakte haar alzoo afhankelijk van de eischen van hetkader. »

De juistheid van zijn argumenten werd betwist doorde vurigste discipelen van het marxisme. Wat ookhare waarde weze, de revisionnistische thesis heeftdiepe indruk gemaakt op al degenen die zich aanhan-gers van het marxisme noemen, zonder ze ten volle teovertuigen ; zij heeft een verduidelijking teweegge-bracht der vooropgezette waarheden. In ieder gevalbiedt zij ons het voordeel een leiddraad daar te stellenin onze opzoekingen naar de strekkingen der evolutievan het marxisme. Maar toch zou het gevaarlijk zijnonze nasporingen uitsluitelijk in deze richting teoriënteeren (1).

Naast Bernstein, wiens ophefmakende kritiekenstap voor stap de theoriën van Marx volgden, vinden

(1) De strijd stusschen de « Marxisten » en de « Possibilis-ten » ging den dood van Marx vooraf. Men zal hiervan het om-standig en zeer volledig verhaal vinden in het boek van denEngelschen Marxist H.-M. Hyndman, Thee 'Evolution of Revo-lution. Uitgaaf Grant Richards, Londen, blz. 345 tot, 348. Het

-.._25 —

wij bij diegenen die, langs andere banen, de verwe-zenlijking van een kollektivistische maatschappij na-streefden, mannen die het marxisme in zijn geheelverwierpen. Dan Wanneer de nieuwe leer met groeien-de bijval werd ontvangen in Duitschland, in Oosten-rijk, in Rusland, in Holland, wanneer zip in Belgiëwerd aangenomen met zulke , hoogst belangrijke terecht-wijzingen dat zij van de Belgische arbeidersbewegingiets ,eenigs in het internationale socialisme maakte,drong zij niet zoo zegevierend door in Frankrijk nochin Engeland. Zij had nochtans in deze beide landenberoemde volgelingen, zooals Guesde, Lafargue enHyndman.

In Frankrijk, naast een zwakke marxistische stroo-ming met een sterke po ,ssibilistische strekking dievanaf den beginne de waardeleer verwierp, zag men irde beroepsorganisaties der arbeiders een nieuweschool ontstaan die aan het marxisme alleen het prin-ciep van den klassestrijd ontleende, het uitbatend tothet uiterste. Wij zullen deze strekking opnieuw be-spreken in het hoofdstuk date bijzonder deze vraagbehandelt.

De Engelschen bleven lang onverschillig aan het

verhaal van deze twisten is daarin op zeer iobjektieve wijze ge-daan. Hyndman wijst herhaaldelijk en dringend op de onver-draagzaamheid der Marxisten en op het verlangen der Duit-schers om zich meester te maken van de internationale arbei-dersbeweding.

- 26 -

marxisme. En bijaldien de leer er eenige vooruitgangmaakt, zoo is deze zwak en weinig snel (1).

Deze eigenaardigheid van de Engelsche arbeidersbeweging is gedeeltelijk verklaarbaar door het feit datin Engeland de sociale eischen, tot hier toe, geen volkomen vijandschap ontmoetten vanwege de regeerendeklassen, die een politiek van breedopgevatte hervor-mingen voerden.

Deze geestestoestand der bezittende klassen kanmen ook uitleggen door de afwezigheid, in het Veree-nigd Koninkrijk, van het klein grondeigendom dat,door zijn konservatief karakter, een tegengewicht hadkunnen vormen tegenover de eischen der nijverheids-arbeiders. (2)

(1) Men stelt nochtans een zeer merkbare evolutie vast bijtheoretikers zooals S. en B. Webb, de leiders van de « FabianSociety ». Vandervelde, in zijn onlangs verschenen boekdeel :Het na-oorlogsch Socialisme (werk reeds vermeld), stelt vast :« Sidney en Beatrice Webb, bij voorbeeld, in hun prachtigeGeschiedenis van het Britsche Vakvereenigingswezen, of inThe Break up of the Poor Law, hadden zich steeds op hetstandpunt geplaatst van praktische verbeteringen, die zich zou-den kunnen verwezenlijken in het kader der tegenwoordigemaatschappij. Gansch anders is het in hun laatste boek : TheDecay of capitalist Civilisation. Voor de eerste maal, sedertmeer dan dertig jaar dat zij in de socialistische arbeidersbewe-ging zijn, formuleeren de Webb's een rekwisitorium tegen hetkaiptalistische stelsel op zich zelve ; want op dezen stond, tenoverstaan van den huidigen stand van zaken en tegenover dekontra-revolutionnaire strekkingen die overal tot uiting ko-men, is het de wortel zelve van het kwaad, welke dient uitge-roeid te worden ; het is het beginsel zelve van de kapitalisti-sche toaigenin ,g dat ter sprake moet komen. » (Blz. 85.)

(2) Zie Hyndman. The Economics of Socialism, reeds ver-meld, blz. 35.

.1..MA 27 —

Maar sedert de oorlog is het princiep van het privaat-eigendom vinnig betwist geworden ; de Engelschearbeidersbeweging, die tot hiertoe geen belangstellingvoor de politiek aan den dag legde, heeft een omkeerondergaan wiens orienteeri ,ng geen twijfel laat be-staan, zonder daarom reeds bijzonder veel sympathiete betuigen voor de marxistische theoriën. (1)

Hoe het ook weze, men had reden te verwachtendat de beweging van het meest industrieele land vanEuropa de ingeving van Marx zou gevolgd hebben. Wijzien daarentegen de leider van deze beweging, RamsayMacdonald, officieel het hoofd der arbeidersoppositiein het Engelsche Parlement, Marx bestrijden met eentheorie die hem eigen is. (2)

Ramsay Macdonald (3), nadat hij er aan herinnerdheeft hoe verdienstelijk Marx geweest is, die de He-geliaansche redekunde gebruikte om wetenschappelijk

(1) J. Shield Nicholson, leeraar van staathuishoudkunde aande Hoogeschool van Edimburg, heeft het feit vastgesteld in eenmerkwaardig boek : The revival .of Marxism. Uitgaaf JohnMurray, Londen, 1921.

(2) In dit hoofdstuk, gewijd aan de beknopte uiteenzettingder kritieken waarvan het Marxisme, in zijn geheel, het voor

-werp was, hebben we met opzet daargelaten degenen die uit-gingen van de vijanden van het Marxisme en van het Socia-lisme. Wij vermelden ze in de hoofdstukken adie afzonderlijkieder der groote Marxistische beginselen behandelen, voorzoover zij zich met eenigen bijval uitgeoefend hebben op degroote leidgedachten van de leer, hetzij om ze te bestrijden,hetzij om ze te bevestigen, en dat zij ons voorkomen als zijndeinvloedrijk geweest op de evolutie van de Marxistische leer,

(3) Le Socialisme et la Société. Uitgaaf Flammarion, Parijs,1922, blz. 15O.

-- 28 --

een juist begrip van het proces van de vooruitgang teformuleeren, stelt tegenover de thesis van Marx zijneigen biologische thesis van de evolutie der maat-schappijen.

Het weergeven van deze zoo oorspronkelijke ge-dachten valt, ongelukkig, buiten het kader van dezestudie. Maar zij die belang stellen in de Engelschearbeidersbeweging, in haren aard en in haar bijzondervoorkomen, zullen de uiteenzetting van Macdonald'sgedachten vinden op de bladzijden 156 en volgende,251 en 256 van zijn boek. (1)

D. — HET MARXISME TEGENOVER DEGEBEURTENISSEN

Het marxisme, als ekonomisch beginsel, was nietalleen de ingever van akademische redetwisten en vantheoretische gedachtenwisselingen. Het werd spoedigde aanvuurder van de belangrijkste fraktie der Euro-peesche socialistische beweging. Als bezieler van poli-tieke partijen en beroepsorganisaties, die op de pu-blieke opinie en op de ontwikkeling van zekere landeneen aanzienlijke invloed uitoefenen, kwam het marxis-me spoedig tegenover de verantwoordelijkheden testaan die oprijzen uit de dagelijksche gebeurtenissen.

(1) Een ander Engelschman, G.-D.-H. Cole, verwerpt debiologische thesis, in een onlangs verschenen boek : SocialTheory, uitgaaf Methuen & Co, Limited, Londen, 1920(blz. 14).

— 29 _.

De werkelijkheid, met dewelke het marxisme op zooruwe wijze in aanraking kwam, moet ook, in zekeremate, zijn evolutie beïnvloed hebben.

Het verschijnsel teekende zich scherper af toen deoorlog uitbrak. Talrijke staatslieden, die zich aanhan-gers van het marxisme noemden, werden er toe ge-bracht, gedurende of na de oorlog, aan de regeeringdeel te nemen : in Frankrijk, in Italië, in Duitschland,in België, in Zweden, in Oostenrijk, in Tsjecho-Slowa-kije, in Lettland en elders. Hunne tegenwoordigheidaan het hoofd der regeeringszaken was, meestendeels,te kortstondig om hen toe te laten proefnemingen teondernemen waaruit voldoende gevolgtrekkingen had-den kunnen gehaald worden. De omstandigheden lietenhen haast nooit toe te pogen hun theoriën in de prak-tijk te brengen. Overal bleken zij voorbarig te zijn.Zij erkenden dit. Ten andere, de samenwerking metstaathuishoudkundigen van vijandelijke scholen dwonghen tot onvermijdelijke toegevingen.

Niettemin had de aanwezigheid van deze marxistenin de regeeringskolleges, haar weerklank op hunne ge-dachtenontwikkeling. Bij velen onder hen kon men eenware interpolatie van de waarde der marxistischebeginselen nagaan. De strengheid van zekere theoriënverminderde. Beginselen die eertijds van ondergeschiktbelang schenen te zijn kwamen nu op het voorplan.Andere ondergingen het tegenovergestelde lot.

Maar met de bolsjevistische omwenteling van Fe-

bruari 1918 nam het verschijnsel reuzenafmetingenaan.

De regeering van een land welks oppervlakte eenachtste van de wereld bedekt, ging over in de handenvan marxisten wier radikalisme nooit overtroffen werd.Wij, hebben een paging van de • toepassing van hetmarxisme bijgewoond die van een boeiend en tragischbelang was. En het is op dezen stond nog niet mogelijkom met zekerheid de gevolgen te bepalen die dezeproefneming op de evolutie van het marxisme hebbenzal. Het blijkt nochtans niet dat zij zijn aanzien ver-zwakt zou hebben bij de massa's die zijn beginselenaankleefden.

E. DE GRONDBEGINSELEN VAN HET MARXISME

Nu wij de hoofdfaktoren hebben aangeduid die,naar het ons schijnt, de evolutie van het marxismebespoedigd hebben, past het een duidelijke en be-knopte uiteenzetting te geven van de marxistischetheoriën. In de volgende hoofdstukken zal het dan vol-doende zijn uiteen te zetten welke veranderingen degroote marxistische theoriën hebben ondergaan, aan teduiden welke hun belangrijkheid was en naar welkeneigingen zij geëvolueerd hebben.

Bezield met de zorg om onpartijdig te blijven, heb-ben wij de korte uiteenzetting der belangrijkste theo-riën van Karl Marx aan schrijvers ontleend wier neu-traliteit algemeen erkend wordt.

31 —

Ch. Gide en Ch. Rist, in hunne Histoire des doc-trines économiques (1), vatten ze samen als volgt :

1 0 De theorie van de waarde en van de meerwaarde.

« Marx begint met te betoonen, dat de arbeid nietalleen de maat of de oorzaak is, maar het wezen zelfvan de waarde. Wij weten dat reeds Ricardo zoo dacht,maar op nog eenigszins weifelende wijze. Met Marxwordt deze meening duidelijk bevestigd. Hij betwistvoorzeker niet dat de nuttigheid de noodzakelijke voor-waarde van iedere waarde is, en zelfs de eenige diein aanmerking dient genomen te worden, wanneer ersprake is van gebruikswaarde. Maar de nuttigheidkan de ruilwaarde niet uitleggen, vermits iedere ruiliets gemeenschappelijks, iets gelijks veronderstelttusschen de geruilde waren. Welnu, van waar komtdie eenzelvigheid? Het is voorzeker niet van de nut-tigheid, vermits, integendeel, deze nuttigheid ver-schillend is in iedere waar en dat het juist dit verschilis dat de eenige reden van de ruil daarstelt. »

Dit gemeenschappelijk iets, gelijkaardig voor warendie nochtans alle verschillend zijn, is de hoeveelheidarbeid die ze alle in mindere of meerdere mate be-vatten.

(1) Uitgever : « Librairie du Recueil Sirey », 22, rue Souf-flot, Parijs, 1913 (blz. 531 en volgende) .

32 ---

« Als waarde beschouwd, is iedere waar slechtsgekristalliseerde menschelijke arbeid. »

En haar waarde is te bepalen volgens zij min ofmeer van deze gemeenschappelijke arbeid inhoudt,geschat volgens het gemiddelde aantal uren die er aanbesteed werden.

Dees aangenomen zijnde, beschouwen wij een ar-beider, een loontrekker die hetzij gelijk welk werkverricht en tien uren per dag arbeidt. Welke zal deruilwaarde van de voortbrengst van zijn arbeid zijn?Zij zal zijn : tien uren, wat hij ook voortgebracht zalhebben : schoenen, laken, kolen, om het even. Envermits, steunend op het loonkontrakt, de patroonde kapitalist, zooals Marx hem steeds noemt voorzichzelf het eigendom van de arbeidsvoortbrengst be-waart, zal hij het voortgebrachte verkoopen aan zijnwaarde, zijnde tien uren.

Maar wat geeft hij aan den arbeider? Zijn loon,zonder meer. Welnu, wat vertegenwoordigt dat loon?Het loonstelsel bestaat hierin dat de kapitalist de ar-beidskracht (Arbeitskraft) van den arbeider koopt omer, naar zijn goeddunken, over te beschikken. Aanwelke prijs betaalt hij ze? Aan haar juiste waarde. Endeze waarde wordt bepaald door dezelfde wet die alde ruilwaarden beheerscht en die wij komen uit tedrukken. De arbeidskracht, de handenarbeid, is eenwaar zooals een andere en haar waarde wordt insge-

— 33 —

lijks bepaald door het aantal arbeidsuren die noodigzijn om haar voort te brengen.

« De hoeveelheid arbeid die noodig is om arbeids-kracht voort te brengen », - ziehier iets dat, op 'teerste zicht, eenigszins onthutsend schijnt. Het is hetpunt dat het moeilijkst is om vatten, voor degenen diezich in de marxistische leer willen laten inwijden ;nochtans is het het voornaamste punt, want allesdraait er omheen als om een as. Er is echter geengeheim aan verbonden. Laten wij veronderstellen dathet hier, in plaats van de arbeid van een werkman, dearbeid van een machien geldt ; geen enkel ingenieurzal het zonderling vinden indien hem gevraagd wordthoeveel een paardenkracht kost. Hij zal u antwoorden.,volgens het geval, dat zij 1 of 2 kilos kolen peruur, 8 of 10 kilos per dag kost ; en daar de waarde vandeze kolen zelf niets anders voorstelt dan een zekerehoeveelheid mijnwerkersarbeid, is er niets gemakke-lijker dan deze te schatten, indien men wil, als arbeid.Welnu, onder het loonstelsel is de arbeider slechts eenmachien, en het werk van de een verschilt in niets,voor wat de waarde betreft, met het werk van deandere. Een uur of een dag menschelijke arbeid kostde noodige hoeveelheid gebruikslichamen om eenarbeider, gedurende een uur of een dag, in staat vanvoortbrengst te behouden. Iedere patroon die arbeidersgebruikt die in natura betaald worden, wat nog voor-valt in het landbouwbedrijf, zal deze berekening wel

3

34 —

kunnen maken ; welnu, het blijft hetzelfde wanneer hetloon in geld uitbetaald wordt; het gegeven geld steltniets anders voor dan de prijs van bovengemelde ge-bruikslichamen.

Laten we nu een stap verder gaan. De waarde dergebruikslichamen die nodig blijken om een zekere .

arbeid te onderhouden is nooit gelijk aan de waardevan wat diezelfde arbeid heeft voortgebracht. In hetgegeven voorbeeld zal die waarde niet gelijk zijn .aan ..

tien uren, laten we zeggen vijf uren, misschien min-der. De menschelijke arbeid, in gewone omstandig-heden, laat altijd een te veel der voortgebrachtewaarde op de gebruikte waarde.

Wel, wij naderen de knoop van het betoog. Ziehier« het geheim der kapitalistische voortbrengst ont-sluierd ! » Inderdaad, merk op dat de door den arbeidvoortgebrachte waarde door den kapitalist ontvange n .

wordt bij het verkoopen der voortbrengst, terwijl dedoor den arbeid verbruikte waarde degene is die denarbeider ontvangt als loon : daaruit volgt noodzakelij-kerwijze dat geheel het verschil tusschen beide in dehanden blijft van de kapitalisten. Terwijl de kapitalistde voortbrengst verkoopt aan tien uren arbeid, geefthij aan den arbeider slechts de evenwaarde van vijfuren arbeid, en hij behoudt het overschot. Het is aandat overschot dat Marx de befaamd geworden bena-ming geeft van meerwaarde (Mehrwerth).

Hieruit volgt dus dat, in feite, de kapitalist de tien

35 —

uren arbeid van de werkman opstrijkt en er hem slechtsvijf betaalt; in andere woorden, de arbeider levert aande kapitalist vijf uren arbeid gratis. Gedurende de vijfeerste uren brengt hij de evenwaarde van zijn loonvoort, maar te beginnen van het vijfde uur werkt hijvoor niet. Dit overschot van nietbetaalde werkuren,die de meerwaarde voortbrengen, wordt door Marxmeerarbeid genoemd : daarmee bedoelt hij een over-tollige arbeid waarbij de arbeider niet de minste winstheeft, een nuttelooze overlast die slechts de rijkdom -

van de kapitalist vergroot.Het is natuurlijk in het belang van de kapitalist db

meerwaarde, die zijn winst daarstelt, zooveel moge-lijk te vergrooten. Daarin slaagt hij bij middel van eenreeks handelwijzen wier ontleding een der eigenaar-digste onderdeelen der marxistische leer daarstellenmen kan ze in twee hoofdpunten samenvatten :

a) De duur van den arbeidsdag zooveel mogelijkverlengen om het aantal uren meerarbeid te vergroo-ten. Indien de patroon er in slaagt de arbeidsdag teverlengen tot twaalf uren, bij voorbeeld, dan zal zijnmeerwaarde gelijk zijn aan zeven uren in plaats vanvijf. En dat is het juist wat alle fabrikanten volijverigdeden, tot onlangs de wetten, die de duur van denarbeidsdag beperken, deze eerste bron van meer-waarde kwamen opdrogen (alleen daar waar zij toepas-selijk zijn).

b) Het aantal uren verminderen die de wedervoort-

36 --

brengst daarstellen van de gebruikslichamen die dearbeider noodig heeft. Kan de patroon ze herleiden totdrie in plaats van vijf, dan is het duidelijk dat hij doordeze handelwijze, ofschoon in tegenstelling met devoorafgaande, zijn meerwaarde ook zal doen stijgenvan vijf tot zeven uren. Welnu, deze verminderinggeschiedt van zelf door het enkele gevolg van alleverbeteringen die op het gebied der nijverheid inge-voerd worden of door de stichting van welke onderne-mingen ook die voor doel hebben de levensduurte tebestrijden, bij voorbeeld de kot;peratieve verbruiks-maatschappijen. Maar de kapitalist, van zijn kant,kan naar hetzelfde doel stuwen, namelijk door hetopenen van zoogezegd liefdadige instellingen of doorhet bezigen van vrouwen en kinderen, die voor hunonderhoud een mindere hoeveelheid gebruikslichamennoodig hebben dan volwassen arbeiders. Het is alweerwat de fabrikanten zich gehaast hebben te doen ; daar-door werd de vrouwen- en kinderarbeid zoo algemeen,dat aan den man niets anders overbleef dan te huis teblijven en voor het eten te zorgen, tot op de dag datde wetten die de vrouwen- en kinderarbeid verbiedenof regelen deze taktiek der patroons kwamen ver-ijdelen.

37 --

2° De koncentratiewet. De verarming der massa's.De klassestrijd. De ineenstorting.

De wet der zoogezegde koncentratie tracht te bewij-zen, door de wel vertolkte ekonomische geschiedenis,dat het regiem waaronder wij leven, zijnde dat van deprivaat-onderneming en de privaat-toeeigening, plaatsmaakt voor een nieuw regiem dat zal zijn het regiemvan de kollektieve onderneming en van het maatschap-pelijk eigendom en daarom het kollektivisme zal ge-noemd worden. Ziehier hoe dit toegelicht wordt :

Ditmaal alweer moeten wij een heel eind achteruitkijken, tot in de XVie eeuw. Toen is het tegenwoor-dige ,kapitalistische tijdperk begonnen. Tot dan toebestond er geen kapitaal en zelfs geen kapitalist. Hetkapitaal bestondslechts in den zin die de staathuis-houdkundigen er aan geven, het is te zeggen onderden vorm van produktiemiddel. Maar voor de socialis-ten heeft het woord « kapitaal » een beteekenis die vande vorige verschilt en die, met moet het bekennen,dichter staat bij den alledaagschen zin : het kapitaal isdatgene wat een rente voortbrengt, en wie rente zegt,zegt inkomsten voortgebracht niet door het werk vanden kapitalist, maar door andermans werk. Welnu,onder het ambachtsregiem waren de meeste arbeidersde persoonlijke bezi tters van hunne produktiemidde-len. Dan ontstonden er een reeks oorzaken die we hierniet kunnen ontleden, maar waarvan men de zeer dra-

— 38 —

matische uiteenzetting lezen moet in de boeken vanMarx, - het openen van nieuwe verbindingswegen enbijgevolg van nieuwe wereldmarkten, dank zij degroote zeevaartontdekkingen en de opridhting dermoderne Staten, het stichten van groote banken engroote kolonisatiemaatschappijen, de vorming vanopenbare schulden, enz., - die alien voor gevolghadden het kapitaal op te stapelen in de handen vanenkelingen en de kleine ambachtseigenaars te ont-eigenen.

Nochtans was dit slechts een begin. Opdat het kapifoal, in den werkelijken zin van het woord, het is tezeggen als middel om zich inkomsten aan te schaffendoor andermans arbeid, zou kunnen ontstaan en uit-breiding nemen ; opdat de meerarbeid en de meer-waarde die wij ontleed hebben zouden kunnen dienentot het vormen en het onderhouden van dit kapitaal,moest de kapitalist op de arbeidsmarkt die waar te koopvinden die de wonderlijke eigenschap bezit om meer-waarde voort te brengen. Maar opdat de arbeidskracht .

zou kunnen gekocht worden, moest zij beschikbaargemaakt worden, los van hare produktiemiddelen en .

van haar midden, ontdaan van al de banden van hetkleineigendom, van de slavernij, van het ambachtsregiem. De arbeid moest vrij warden; vrij zich te ver-koopen of, beter gezegd, « verplicht zich vrijwillig teverkoopen omdat de arbeider niets anders te verkao-pen had ». Inderdaad, gedurende langen tijd verkocht

- 39 -

de ambachtsman zijn produkten aan het publiek zonderbemiddelaar, maar de dag kwam waarop hij dit nietlanger doen kon en hij, in plaats van zijn produkten,zichzelf verkoopen moest.

Om het nieuwe eigendom te stichten dat zich ginggrondvesten op den arbeid van den evennaasten, moestmen beginnen met het primitief eigendom, dat ge-grondvest was op persoonlijke arbeid, te dooden enhet vervangen door het hedendaagsch proleta-riaat. Het is aan deze taak dat de bourgeoisie ge-durende drie eeuwen werkzaam was, en de verkondi-ging van de Vrijheid van den Arbeid en van de Rechtenvan den Mensae was slechts de verkondiging van harezegepraal. Haar werk was voleindigd ; de onteigeningvan den ambachtsman, voortaan verstooten naar demassa van het proletariaat, was een gedane zaak !

Waarheidshalve is dit nog niet geheel volbracht,zelfs in de landen waar het kapitalisme het verst gevor-derd is, maar het voltrekt zich, van lieverlede, en weldoor de volgende oorzaken :

a) Door de voortdurende ontwikkeling der grooteproduktie, hetzij onder den vorm van machinisme,hetzij onder den vorm van organisaties voor Marx nogonbekend, maar die zijn voorspellingen bevestigen,zooals de nijverheidssyndikaten en de trusts, - vooraldeze laatsten, - wier socialistische beteekenis ZO)

groot is, vermits zij althans de middelmatige kapitalistonteigenen ten voordeele van de miljardairen. Zoo

40 —

heeft de ontwikkeling der groote produktie als keer-zijde de groeiende proletariseering der massa. Zoo ver-meerdert het kapitalisme tot het oneindige het aantalloontrekkers, in andere woorden, geboren vijandenvan het kapitaal. « De bourgeoisie brengt vooreersthaar eigen grafdelvers voort. ))

b) Door de overproduktie die werkeloosheid mede•brengt en een overtollige arbeidersbevolking scheptdie zich steeds op de arbeidsmarkt aanbiedt, een waar« nijverheidsreserveleger » waaruit de kapitalist naarwillekeur put, ellendige wrakken die onophoudelijkheen en weer geslingerd worden door de gedurige rij-zing en daling der spasmodische nijverheidskrisissen.

c) Door de koncentratie van de landelijke bevolkingin de steden, op haar beurt veroorzaakt door het ver-dwijnen van het kleineigendom, door het vervangender bouwlanden door weilanden, enz., wat er ook toebijdraagt om een groeiend aantal eigenaars en voort-brengers, die tot dan onafhankelijk waren, tusschen dt;rangen van het onteigende proletariaat te brengen.

Zoo is het dat de kapitalistische klasse geborenwerd en groeide. « Zij kwam ter wereld bloed en slijkzweetend door al haar poriën. » Men ziet hoe weinighaar ware geschiedenis gelijkt op het idyllische ver-haal dat ons de ekonomisten deden, als zij ons hetkapitaal voorstelden als zijnde de langzaam gerijptevrucht van persoonlijken arbeid en ontberingen, en onshet samenbestaan van twee klassen uitlegden : de kapi-

41 —

talistische en de bezoldigde, « door een avontuur datzou plaats gegrepen hebben eenige dagen na de we-reldschepping »; de goeden en de wijzen zouden denstijgenden, hoogen weg genomen hebben, de luiaardsen de slechten, den dalenden, lagen weg.

Bijgevolg is het door de klassestrijd dat het kapita-listische regiem ontstaan is. En het is ook door deklassestrijd dat het aan zijn einde komen zal. En hetzal eindigen juist zooals het begonnen is: « de ontei-genaars zullen onteigend worden ». Hoe zal zich dezeonteigening volbrengen? Karl Marx geeft geen bijzon-derheden desaangaande: hij onthoudt zich van allenuttelooze toekomstvoorspellingen en onderscheidtzich daardoor, op verheugende wijze, van vele socia-listische romanschrijvers die het over het jaar 2000hebben. Hij bepaalt zich bij het betoogen dat dezelfdewetten die het ontstaan en de evolutie van het kapita-listische regiem hebben veroorzaakt, ook zijn vernie-tiging zullen veroorzaken. Zij zal zich volbrengen doorde onbewuste macht der gebeurtenissen: zij zal eenzelfvernieling zijn. « Het kapitalistische regiem, zegteen socialist van de marxistische school (1), brengtzijn eigen verloochening voort met de onafwendbaar-heid die de gedaanteverwisselingen in de natuur re-geert. »

( 1) Labriota.3*

— 42 —

En ziehier eenige der feiten die ons veropenbarendat deze zelfvernieling op weg is zich te verwezen-lijken :

a) Krisissen van overproduktie (of eerder van onder-verbruik) die kroniek warden. Zij brengen het kapi-talistische regiem ten onder en zijn er nochtans, oponafscheidbare wijze, aan verbonden. Inderdaad, doorde voortdurende aangroei van het vast kapitaal inverhouding met het beweeglijk kapitaal (in anderewoorden, door het gebruik van machienen) wat eenbeperking van den handenarbeid medebrengt, moet dewet der meerwaarde steeds naar vermindering neigen.Om deze daling te bestrijden, zien de kapitalisten zichverplicht de produktie steeds uit te breiden om hunneschade in te winnen op de kwantiteit.

Ten andere bevinden zich de arbeiders in de steedsgrooter wordende onmogelijkheid om met hun loon devoortbrengst van hun arbeid terug te koopen, omdatzij, ais loon, nooit een waarde ontvangen die gelijk isaan de produktie van hun arbeid en omdat zij, trou-wens, herhaaldelijk tot werkeloosheid gedwongen zijn.Dit was, zooals wij het reeds zagen, een der gelief-koosde gedachten van Proudhon, en in dit gevalschijnt de invloed van Proudhon op Marx moeilijk teontkennen.

De kenschetsende gedachte van de marxistischetheorie is dus dat iedere krisis te wijten is aan hetverbreken van het evenwicht tusschen het beweeglijk

43 —

kapitaal en het vast kapitaal, omdat aan da laatste, datsteeds grooter wordt, op een gegeven oogenblik degrondsteun ontbreken gaat, maar dat de krisis opzichzelf, terwijl zij de ineenstorting van een deel vanhet vast kapitaal meesleept, aan de meerwaarde toe-laat een nieuwe vlucht te nemen tot een nieuwe over-drijving der kapitalisatie bereikt is, die weer eennieuwe krisis zal veroorzaken, enz. ;

b) De uitbreiding der volksarmoede, als gevolgvan bovengemelde krisissen en werkeloosheid. Dekapitalistische klasse « is tot regeeren onbekwaamgeworden, want zij kan hare slaven niet langer denoodige gebruikstoffen verschaffen die hun toelaten deslavernij te dragen. Zij is verplicht om ze in een toe-stand te laten vervallen waarin zij ze voeden moet, inplaats dat zij door hen gevoed zou worden. »

c) De vermenigvuldiging der naamlooze maatschap-pijen. Daardoor vervliegt het persoonlijke eigendom i+

stukjes papier; het wordt herleid tot een titel ; het

wordt waarachtig, zooals de wet het zegt, naamloos.Het profijt verschijnt in al zijn naaktheid, als winst-aandeel dat onafhankelijk is van allen persoonlijkenarbeid en geheven wordt op den arbeid van de werk-lieden. De ondernemersfunktie ontdoet zich van al deeigenschappen van leiding, van initiatief, van persoon-lijken arbeid, die haar bedekten en verrechtvaardigdenin de individueele onderneming: zij ontbindt zich nuin twee funkties, aan den eenen kant die van groote, ,

44 --

woekerende aandeelhouder, aan den anderen kant dievan bezoldigd beheerder.

Vanaf den dag waarop alle ondernemingen van eenland onder vorm van naamlooze maatschappijen zullenzijn of, beter nog, van trusts die als de hoogste uit-drukking van de naamlooze maatschappij zijn, zullenze rijp zijn voor de socialistische onteigening, vermitshet zal voldoende zijn, door een eenvoudige schrijf-akte, om al de titels die op naam der aandeelhoudersopgeschreven stonden op den naam der Natie over tedragen. Men zal zelfs niet gewaar worden dat er ietsveranderd is in het ekonomische raderwerk.

cc Alzoo zal de onteigening der bourgeoisie veelvlotter van stapel loopera dan dit het geval was, eeuwengeleden, met de onteigening der ambachtslieden doorde kapitalisten. » Want om die onteigening uit het ver-leden te volbrengen moest men komen tot « de ontei-gening der massa door eenige onrechtmatige inbezit-nemers », terwijl het, in de toekomst, voldoende zijnzal, dank zij de koncentratiewet, te komen tot « deonteigening van eenige onrechtmatige bezittenden doorde massa ».

« De socialisten van de eerste helft der XIX' eeuwomvatten, in hun breed opgevatte menschenliefde,alle schepselen, zonder onderscheid tusschen arbeideren bourgeois, en wij zagen zelfs dat Owen, Saint-Simon, Fourier, op de rijken, op de regeerende klassen

— 45 —

rekenden om de toekomstmaatschappij te gronden.Gansch verschillend is het marxisme: het verstoot methevigheid iedere verstandhouding, zelfs ieder verdragmet de bourgeoisie, niet alleen met de kapitalisten,maar ook met de intellektueelen en met « heel de op-perstruktuur der lagen die de officieele maatschappijvormt »: het ware socialisme is niets anders dan hetgeheel der belangen van de arbeidersklasse en hunalgeheele verwezenlijking is slechts mogelijk wanneerdeze klasse aan het bewind komt.

» Er mag gezegd worden dat, ten allen tijde, hetsocialisme niets anders geweest is dan de twist vande armen tegen de rijken, maar het was op het terreinder gerechtigheid bij de verdeeling dat deze twist ont-stond, en daardoor was hij zonder uitweg. Met hetmarxisme wordt deze strijd verheven tot een weten-schappelijke wet onder den naam van klassestriid,arbeidersklasse tegen kapitalistische klasse, wat niethetzelfde is als armen tegen rijken, want het gaat hierniet om een verschil in hoedanigheid, maar wel omeen verschil in samenstelling. Klassestrijd ! Hoezeerheeft dit wachtwoord er niet toe bijgedragen om denbijval van het marxisme te verzekeren, want zelfs de-genen die geen woordje snappen van de marxistischetheorien (het is te zeggen de kwasi-totaliteit van dearbeidersklasse) zullen toch deze formule niet ver-geten zij zal voldoende zijn om de hartstocht steedswakker te houden.

— 46 —

» De klassestrijd is geen nieuw feit : « de geschie-denis vanvan iedere maatschappij, tot in het' hedendaag-ache, is niets anders geweest dan de geschiedenis derklassestrijden ». Maar, al is het immer zoo geweest,toch zal het niet immer zoo blijven. De klassestrijddien wij beleven, en daaruit bestaat zijne tragischebelangrijkheid, zal de laatste zijn, omdat het kollekti-vistische regiem, « door de afschaffing der oorzakendie de vijandigheid der klassen voor gevolg hebben,tevens de klassen zelve afschaffen zal ». Laten wij, ter-loops, opmerken dat deze voorspelling niet ontbloot isvan een stevige dozis van dat droombeeldige opti-misme dat de marxisten zoo hardvochtig verwijten aanonze oude Fransche socialisten.

» Ten slotte onderscheidt zich het marxisme van demeeste voorafgaande socialistische scholen door eenzeer bepaald revolutionnair karakter en zelfs, zooalswel eens gezegd wordt, door een katastrofaal karakter.Het woord zelve van « klassestrijd », dat zijn leuze is,spreekt duidelijk genoeg. Nochtans, wanneer men be-denken gaat dat dit revolutionnair hoedanigheidswoordtoegepast wordt door de marxisten op de aktie derbourgeoisie zelf, zal men begrijpen dat het hier nietgansch in den werkelijken zin moet opgevat worden.

» De revolutie zal bestaan uit de uitdrijving der be-zittende klasse door de arbeidersklasse, maar zulkskan best geschieden zonder guillotien en zelfs zonderstraatgevechten. Het kan op vreedzame wijze gebeu-ren, hetzij langs politieke en wettelijke weg, indien de

— 47 —

arbeidersklasse de meerderheid verovert in het Parle-ment, een mogelijkheid die tamelijk redelijk schijntvermits zij reeds over de verkiezingsmeerderheid be-schikt, ten minste in de landen met algemeen stem-recht ; hetzij langs ekonomische weg, indien de arbei-dersvereenigingen er in slagen om, bij voorbeeld, allekonomische diensten rechtstreeks in te richten zoodat-het kapitalisme, als een lege eierschaal, kan achter-gelaten worden.

D Het einde, de katastrof ale ineenstorting, kan ookop eene andere wijze komen, en wel zooals de marxis-ten haar meestal verwachten, onder den vorm van eeneekonomische krisis die het kapitalisme naar den af-grond meeslepen zal en die het noodzakelijke gevolgzijn zal van het kapitalistische regiem zelf ; zoodanigdat het kapitalisme aan zijn einde komen zal door eensoort zelfmoord, door zelfvernieling. »

De krisissen, zooals men ziet, spelen een zeergroote rol in de leer van Marx.

Niettemin, al sluit het marxisme niet noodzakelij-kerwijze geweld in zich, toch sluit het het ook niet uit.Hij aanziet het zelfs als tamelijk waarschijnlijk, omdatde gang der evolutie misschien niet voldoende zal blii-ken om uit de oude maatschappelijke vormen denieuwe te doen ontstaan, om het popje in een vlinderte veranderen.

« Het geweld is de vroedvrouw van iedere barendemaatschappij.

48 —

« Hier kan onoprechte gevoelerigheid gemist war-den. Pijn en lijden zijn onmisbare veerkrachten voorde evolutie. Indien men de slavernij had kunnen af-schaffen, of de lijfeigenschap, of de onteigening derambachtslieden door de kapitalisten, enz., zoo zoumen de veerkracht der evolutie verbroken hebben ; erzou meer kwaad dan goed uit voortgekomen zijn.

Iedere vooruitgang sluit in zich betreurenswaardigeomstandigheden, die echter onmisbaar zijn bij het be-reiken van meer volmaakte vormen. Het is om dezereden dat het reformisme der menschlievende bour-geoisie, haar prediken voor sociale vrede noodlottigzouden zijn, indien zij doelmatig waren. Geen vooruit-gang zonder strijd.

3° Het historisch materialisme.

Het begrip van het historisch materialisme (I)wordt door Gide en Rist als volgt samengevat: (demeeste marxisten hebben deze benaming vervangendoor « ekonomische vertolking v an de geschiedenis ».Deze verbetering in de terminologie duidt reeds eeneevolutie aan die wij later nader zullen bespreken).

« Het marxisme scheidt zich van de vroegere socia-listische scholen af door het feit dat het alle bekom-mernis om gerechtigheid en broederschap, die in de

(1) Op. cit., bldz. 551 en volgende.

— 49 —

Fransche socialistische beweging zulke groote plaatsinnam, laat varen. Het komt er niet op aan te wetenwat het meest rechtvaardige zijn zal maar wel wat zijnzal, = kortweg. « De theoretische beginselen derkommunisten berusten geenszins op gedachten. Zijzijn slechts de algemeene uitdrukking der gegevenfeitelijke voorwaarden.

» En het is niet alleen op het ekonomisch terrein

dat zij aan de feiten zulk overwegend belang toeken-nen : hetzelfde geldt voor alle maatschappelijke ver-houdingen, zelfs voor degene van zoogezegd verhevenrang, voor de politiek, de letterkunde, de kunst, dezedenleer, de godsdienst. Alle warden uitgelegd doorfeiten van ekonomischen aard : eerst en vooral door defeiten die betrekking hebben op de voortbrengst en,daaronder, meer in 't bijzonder nog, zij die de tech-nische werktuigen der voortbrenging en hunne aan-wending aangaan. Bij voorbeeld, het voortbrengen vanhet brood en, in deze voortbrengst, de achtereenvol-gende etappen van den handmolen der oudheid, dewatermolen der middeleeuwen, tot den stoommoleAvan heden, — ziehier wat de overgang bepaalt van degezinsnijverheid naar de kapitalistische nijverheid envan deze naar de grootnijverheid, en van het regiemder slavernij, der lijfeigenschap, naar het loonstelsel,en zelfs de achtereenvolgende tijdperken der bescha-ving in het algemeen ; ziehier wat dit alles veel duide-lijker maakt dan de vooruitgang van het streven naar

50 —

vrijmaking en andere burgerlijke uitvluchten. Ziehierde ware grondvesten, de onderstruktuur waarop al het e

overige gebouwd is. Deze opvatting, die het terrein :

van de eigenlijke staathuishoudkunde verre over-schrijdt en eene gansche wijsbegeerte der geschiedenisdaarstelt, is beroemd geworden onder den naam vanhistorisch materialisme.

Deze materialistische opvatting, in den vulgairenzin van het woord genomen, schijnt van het marxismeelke moreele voorbezorgdheid, elke sentimentaliteit teverwijderen en van de sociale kwestie, naar het woordvan Schaeffle, een « maagkwestie » te maken. Ookwerd deze opvatting slechts moeilijk door de Franschesocialisten aangenomen en hebben zij zich beijverdom haar toch een zekere aureool te geven.

» Maar de zuivere marxisten beweren dat deze ver-beteringen overbodig zijn en het bewijs leveren vaneen totale onbekwaamheid om het materialisme te - be-grijpen; want, in zijn juiste zin beschouwd, het is tezeggen in den diepst mogelijken zin, zooals men trou-wens gansch de marxistische leer beschouwen moet,sluit het historisch materialisme geenszins het idea-lisme uit : hetsluit alleen de ideologie uit, wat zeerverschillend is. Het wil niet dat de mensch zich onder-werpen zal aan de rampspoeden van zijn materieelmidden : het ziet, integendeel, de evolutie in de « ge-stadige krachtinspanning, ofschoon deze tegengewerktwordt, en het streven van den mensch om zich uit den

— 51 —

maatschappelijken toestand waarin hij zich bevindt, teverheffen ».

» Het historische materialisme zou dus, ten slotte,een soort wijsgeerige leer van het streven zijn.

HOOFDSTUK II.

De evolutie van de marxistische leer,van de waarde, van de meerarbeid

en de meerwaarde.

De theorie van de arbeidswaarde en de antisocialisten. — Detheorie van de arbeidswaarde en de socialisten. — De meer-arbeid. — De meerwaarde en de antisocialisten. — Demeerwaarde en de socialisten.

A. — DE THEORIE VAN DE ARBEIDSWAARDEEN DE ANTISOCIALISTEN

Men kan bevestigen dat, van al de beginselen dieMarx uitgedrukt heeft, het beginsel der waarde hetminst heeft kunnen weerstaan aan de aktie der kritieken aan de toets van den tijd. Er zijn nochtans nog eenflink aantal zoogezegd « enge » marxisten die het nierverlaten hebben. Weliswaar beroepen zi j er zich atlanger hoe minder op. Onder hen zijn Hyndman, La-briola en Kautsky.

Het marxistische begrip van de waarde gemetenvolgens de hoeveelheid maatschappelijke arbeid heeft

— 52 —

terrein verloren ten voordeele van het begrip van dewaarde gegrond op de nuttigheid. De tegenstreversvan het socialisme hebben, met verwoede ijver en eendes te grootere doordrijvende wilskracht de marxisti-sche waardetheorie afgebroken, naarmate zij in haarhet grondbeginsel der marxistische theoriën zagen. Zijrekenden er op dat, eens deze vernield, alle de anderenvolkomen zouden ineenstorten. Men mag, van nu af,met zekerheid verklaren dat hunne hoop zich niet ver-wezenlijkt heeft. Wij zullen verder zien dat de neo-marxisten, terwijl zij de theorie van de arbeidswaardeverlieten, geenszins het overige van de leer verloo-chend hebben. De antisocialisten werden in hunnehoop aangemoedigd door het hoofdzakelijk belang datde meest overtuigde aanhangers van Marx aan hetbegrip hechtten. Kautsky schreef in de Neue Zeit (1):« Wij, marxisten, zoeken in het begrip der waardeslechts den sleutel van de kapitalistische produktie endit begrip werkt prachtig. »

De tegenstrevers waren vlug in het ontdekken vandergelijke verklaringen die elders, door anderen, her-haald werden onder andere vormen. En zij beijverdenzich om het begrip der nuttigheid als een wig in demarxistische thesis te drijven. Men moet bekennen datzij er in slaagden om haar te ontwrichten. Het is on-mogelijk om hier al de aanvallen (2) weer te geven

(1) XVII-II, 1899, blz. 69.(2) Van de tegenstrevers van het socialisme.

53

waarvan de marxistische theorie het voorwerp werd.Wij zullen ons bepalen bij de aanduiding van de aan-vallen die het kortst geleden plaats grepen, tusschendegenen die de aandacht der staathuishoudkundigengetrokken hebben.

Gide en Rist (1), evenals Nic ►holson (2) en Afta-lion (3), stellen tegenover Marx de wet van aanbod envraag, de theorie der nuttigheid. Aftalion is zeer dui-delijk in zijn bevestigingen. Hij schrijft (bldz. 7) : « Deopzoekingen der hedendaagsche staathuishoudkundehebben naar het bepaalde verwerpen _van deze theorieder waarde (arbeid) gevoerd en hebben met groeiendebijval vastgesteld dat de waarde op de nuttigheid be-rust. Het stelsel van de nutswaarde komt voor als eender kostbaarste aanwinsten van de ekonomische we-tenschap en zijn aanhangers worden at langer hoetalrijker.

De enge marxisten hebben gepoogd deze kritiekente weerleggen. Ziehier wat ze geantwoord hebben (4) :

« Gemeten volgens de nuttigheid, kenteekent dewaarde slechts verhoudingen van menschen tot dingen

(1) Op. cit., blz. 540 en 558.(2) Op. cit., blz. 65 en volgende.(3) Les fondements du Socialisme, uitgaaf Riviére, Parijs,

1923.(4) Het Kapitaal, van Karl Marx, blz. 5 en 7, syllabus der

lessen gegeven aan de Centrale voor Arbeidersopvoeding, doorH. Vanderydt. Uitgaaf : Opvoedingscentrale, Brussel, 1918.

Daar het hier gaat om een objektieve uiteenzetting der mar-xistische theoriën, mag men niet verklaren dat de lieer Van-derydt deze meering deelt.

4

— 54 —

en niet rechtstreeksche verhoudingen van menschentot menschen. Deze wijze om de waarde te meten ont-moet men in alle maatschappelijke inrichtingen (het iseen eeuwigdurende orde) ; het is geen maatwijze dieeigen is aan de kapitalistische maatschappij (geschied-kundige orde) en die haar aanhangig is.

» Hoe rekenschap gehouden, in een formule of eenmaat, van een faktor (het verlangen) die, ten minstetot nu toe, geen eenheidsmaat heeft? Kortom, in deveronderstelling dat het verlangen een rechtstreekschemaat kon hebben, dan zou deze faktor, wanneer mende ruilen in hun geheel beschouwt, toch steeds vaneen ondergeschikt belang zijn of zelfs totaal waarde-loos tegenover de oorspronkelijke faktor : de gegevenarbeid. »

Maar men zal opmerken dat deze weerlegging zelf,op zeer bescheiden graad weliswaar en op bijkomendewijze, de invloed van een faktor bekent die vreemd isaan den arbeid, in het scheppen van de waarde.

B. — DE THEORIE VAN DE ARBEIDSWAARDEEN DE SOCIALISTEN

De socialisten hebben zich niet toegevender getoonddan hunne tegenstrevers, in het onderzoeken der theo-rie van de waarde. Wij hebben hooger reeds vermelddat Benige zéldzame uitzonderingen voortgaan het, .

— 55 —

standpunt van Marx te steunen. Wij moeten Jaurès bijhen voegen, hoe zonderling dit ook schijnen moge.Wanneer de Fransche vereenigde socialistische partijhet marxisme slechts aanvaardde mits het verwerpenvan de theorie der waarde en van het historisch mate-rialisme behalve Guesde, Lafargue en een paarandere verdedigt Jaurès, tot tweemaal toe, de ar-beidswaardeleer (1). Deze zienswijze, in aanmerkinggenomen de persoon die ze uitdrukte, verdiende aan-gehaald te worden. Weliswaar zullen de tegenstreversaan Jaurès alle gezag "op gebied van staathuishoud-kunde ontkennen. Wat er ook van zij, het oordeel vande Fransche socialistische leider wordt in verre na nietgedeeld door de groote meerderheid der socialistischetheoretikers, die de marxistische opvatting hebbenlaten varen.

Zoo is het dat Vandervelde, die een bijzondereplaats bekleedt tusschen de vertolkers van het marxis-me, door de oorspronkelijkheid van zijn zienswijze, inde meeste zijner werken vrijwillig de theorie .van dearbeidswaarde schijnt over het hoofd te zien.

Bernstein, daarentegen, die er zich mede bezig-houdt, neemt de Engelsch-Oostenrijksche (2) theorie

(1) In L'Armée nouvelle, reeds vermeld, blz. 382 en 383,en in Pages choisies, uitgaaf F. Rigider & Cie, Paris, 1922,blz. 377.

(2) Voor de theorie van Jevons, zie Nicholson, reeds ver-meld, blz. 65 en volgende.

---. 56 —

(Jevons-Boehm) aan, naast die van Marx (1). Op blad-zijde 75 spreekt Bernstein zonder terughouding overde « onklaarheden van de theorie der waarde » en hijkent haar slechts de waarde toe van een sleutel en vaneen ideologisch beeld. Deze laatste uitlating schijntwel de grens aan te duiden van de evolutie der socia-listische gedachten. In hun geest bestaan er, naast denarbeid, wiens rol belangrijk blijft, andere faktoren diede waarde tot stand brengen.

C. -- DE MEERARBEID

Het was te verwachten dat het verminken van hetbeginsel natuurlijkerwijze de ineenstorting van zijntwee toevoegsels zou voor gevolg hebben : de meer-arbeid en de meerwaarde.

Zulks gebeurde niet.« De neo-marxisten beweren dat het feit van de

meerarbeid en dat van de meerwaarde valkomen inkracht blijven buiten de theorie van de arbeidswaardeen dat beide meer dan voldoende bewezen zijn doorhet bestaan, in de maatschappij, van een klasse vanmenschen die leven zonder werken : het is dus zeerduidelijk dat zij alleen leven kunnen van de opbrengstvan den arbeid van anderen (2). »

(1) De Voorwaarden tot het Socialisme en de Taak der So-ciaaldemocratie.

(2) GIDE en RIST, reeds vermeld, biz. 558.

— 57 —

De ijzeren loonwet van Lassalle wordt voorzekerniet meer ingeroepen. Men heeft haar tendentieuskarakter ingezien.

De mogelijkheid om er verbeteringen aan te bren-gen door sociale wetgeving wordt niet langer betwist.Maar het beginsel van de meerarbeid wordt haast inzijn geheel staande gehouden, zelfs door revisionnistenzooals Bernstein. Voor hem is de meerarbeid eenproefondervindelijk feit, dat betoogbaar is bij onder-zoek en dat geen andere afleidende bewijzen behoeft.

Men gaat dus voort met aan te nemen dat de arbei-der altijd aan de kapitalist een deel arbeid gratislevert. Dit deel draagt er toe bij om de meérwaarde tescheppen die geheel en al aangeslagen wordt ten voor-deele van het kapitaal. Maar twee feiten neemt menaan

1° De inspanningen van de vereenigde arbeiderskunnen de verhouding verbeteren tusschen den betaal-den arbeid en den arbeid dien zij leveren onder denvorm van meerarbeid (1). Dit is van groot belang,

(1) Het is haast overbodig het bewijs te leveren dat dezemeening algemeen wordt aangenomen. Alleen het 'bestaan va nberoepsorganisaties, al langer hoe talrijker en al langer hoemachtiger, zou reeds een voldoende bewijs zijn.

Niemand zou op de idee komen om te gaan beweren dat dearbeiders zich alzoo vereenigd hebben met het ulitsluitelijkedoel om het bestaande ekonomische regiemomver te werpen.Hun dagelijksche bedrijvigheid is gericht naar de veroveringvan hervormingen die onmiddellijke gevolgen hebben.

Wij zouden het oordeel van talrijke socialisten kunnen aan-

58 —

want de strijd tusschen de voorstanders van socialehervormingen en de zuivere revolutionnairen onder-

halen. Wij zullen ons echter beperken bij dat van een marxisten dat van een revisionnist.

In een studie over de syndikale neutraliteit, waarin hij deAmerikaansche loonen met de Europeesche vergeleek, schreefde Brouckère (Propositions et projets de resolution avec rap-ports explicatifs présentés au Congres socialiste internationalde Stuttgart [18-24 gout 1907], uitgaaf van het InternationaalSocialistisch Bureau, blz. 38) :

u Ieder loon kan in twee deelen ontleed worden : het eerste,dat veruit het grootste is , bevat wat voor den arbeider onmis-baar is om zijn arbeidskracht teherstellen : laten wij het noe-men, ,de produktswaarde van den arbeid. Het tweede bestaatuit wat overblijft wanneer de proletariër zijn onderhoud verze-kerd heeft, als zwoegmachline : het zal de winst daarstellenvan het proletarische bestaan, dat wat zal kunnen gebruiktworden om te leven, en niet alleenlijk om het leven te onder-houden. De betere of minder ,goede levensstandaard van denarbeider kan geschat worden volgens de waarde van dit twee-de deel. Het spreekt ook van zelf dat, hoe grooter dit deel zalzijn, hoe grooter ook het percent zijn zal van het loon dat nietopgeslorpt is door de onkosten voor voeding, woonst en klee-ding. Deze twee hoeveelheden versmelten zich niet, maar heb-ben klaarblijkelijk een onderling verband. Engel,reeds, meerdan een halve eeuw geleden, gaf het beschikbare percent aanals een zekere maatstaf voor de welvarendheid van een ar-beidersklasse. Hij toonde aan hoe het regelmatigsteeg, samenmet het loon, en zijne werken hebben aan dezen regel dewaarde van een wet gegeven.

» Welnu, de wet van Engel ondergaat hier een bemerkens-waardige uitzondering. Met een werkelijk loon dat ongeveertweemaal zoo groot is als dat van een Duitschen arbeider, be-schikt de Amerikaansche arbeider slechts over een betrekke-lijk kleiner overschot en bevindt zich alzoo in een mindergunstigen toestand. Alles wat hij meer ontvangt dan zijn Dulit-sche kameraad, moet hij voor zichzelf gebruiken om zijn taakte kunnen voortzetten. Dit komt omdat een meer volmaaktetekniek den werkgevers toelaat den arbeid intensiever te ma-ken, uit den arbeider te persen al wat hij geven kan aan aan-

..._ 59 —

ging den invloed van de erkenning van di feit, zooalswij het later zien zullen.

dacht, wilskracht en macht ; de arbeider uit de Vereenigde Sta-ten kan deze grootere krachtinspanning alleen volhouden, opvoorwaarde dat hij anders leeft, in meer overvloed, dan zijnbroeder uit Europa. Verkrijgt hij een grooter loon, dan is hetslechts in de juiste verhouding tot de hoogere winst van zijnpatroon. De patroon, eigenlijk, staat hem hetzelfde voordeel toeals een slimme en beraden pachter aan zijn paard ofzijn koe toestaat, niets meer. Er blijft hem minder over danden proletariër van hier, om een menschelijk bestaan te kun-nen slisten. Hij heeft — en ik voeg er aan toe dat mijn persoon-lijke indruk bevestigd werd door de statistieken -- minderkracht en geld om zich te verstrooien en te vermaken, minderrust, minder tijd en minder vreugde. Hij heeft alleenlijk meervoedsel en meer komfort om te zetten in arbeid ten dienste vanhet kapitalisme. Het zou een droevig proletariaat zijn dat zulklot zou benijden, dat als ideaal het vetgemeste varken zounemen. »

Men zal zien, volgens dit uittreksel, dat Engel zelve deijzeren loonswet van Lassale reeds verlaten had. Deze uiteen-zetting van de Brouickère stelt insgelijks een bevestiging daarvan het princiep der vermeerdering van de meerwaarde doorde verbetering der teknische middelen en het verdichten vanden arbeid.

Bernstein, in De Voorwaarden tot het Socialisme en de Taakder Sociaaldemocratie, drukt zich op nog krachtigere wijze uitover de verbeteringen die de theorie van den meerarbeid on-derging :

« De theorie der waarde veronderstelt, daarbij, een volko-men vrijheid in den handel met de waar « arbeidskracht », zoo-dat iedere vermindering op de kosten van deze waar (het is tezeggen, op de bestaansmiddelen van den arbeider) terzelfdertijd een vermindering van haar prijs medebrengt, zijnde hetloon. Welnu, voor een groot deel der arbeiders, tegenwoordig,vallen deze verminderingen veel minder vaak voor, dank zijde vakbonden, de wetten die den arbeid beschermen, demacht van de openbare meening, enz. »

Men mag deze uiteenzetting van Bernstein aanvullen doorer bij te voegen dat, in de meeste landen, sedert den oorlog,

--- 60 —

2° De kapitalisten, om de meerwaarde te vergroo-ten, gebruiken arbeidskracht van lage hoedanigheid(vrouwen en kinderen).

D. — DE MEERWAARDE EN DE ANTISOCIALISTEN

Aangemoedigd door den bijval die zij oogstten methunne kritiek op de marxistische waardetheorie, heb-ben de antisocialisten het beginsel der meerwaardeaangevallen.

J. Shield Nicholson, in zijn boek : The revival ofMarxism (reeds vermeld), erkent het bestaan der trustsen wijst als het doel van , hun streven aan: de vergroo-ting der meerwaarde. Maar hij voegt er aan toe dat dealzoo geschapen meerwaarde, in hare natuur en haaroorsprong, verschilt met de meerwaarde volgens hetmarxistische begrip (bldz. 5) ; verder (bldz. 27), haalthij de meening aan die professor Bowley uitdrukt inzijn werk : Changes in the distribution of the nationalincome (1880-1913). Bowley houdt staan dat « de

de volkomen vrijheid in den handel met de arbeidskracht opaanzienlijke wijze beperkt werd. Deel XIII van het Verdragvan Versailles verklaart plechtig dat arbeid niet langer als eenwaar mag beschouwd worden. De landen die het verbond on-derteekenden hebben internationale overeenkomsten opge-steld die den arbeidstijd regelen, alsook den vrouwen- en kin-derarbeid. Nochtans werden deze overeenkomsten nog nietalle goedgekeurd door de wederzijdsche Parlementen. Ten an-dere, de stichting van werkloozenkassen of krisisfondsen dievergoedingen uitkeeren aan de onwillekeurige werkloozen,heeft den voorraad aan goedkoope arbeidskracht beperkt.

--- 61 —

grond en het kapitaal, gedurende dit tijdperk, niet instaat waren zich een grooter deel van het nationaleinkomen toe te eigenen, zooals de marxisten het lieten .

voorzien, maar dat zij, integendeel belangrijker dien-sten hebben bewezen voor een mindere vergoeding ».

Maar Nicholson moet nochtans herhaaldelijk stil-zwijgend de vermeerdering der meerwaarde bekennen.Hij ziet zelfs daarin een der bepalende oorzaken derherleving van het marxisme (namelijk op bldz. 85).

E. -- DE MEERWAARDE EN DE SOCIALISTEN

Tusschen die kritieken van Shield Nicholson is ereen die de socialisten niet meer geheel verwerpensedert zij de algeheele theorie van de arbeidswaardeverlieten ; zij nemen gedeeltelijk aan dat de meer-waarde verschilt in haar oorsprong en in haren aardvan het marxistische begrip. Zij nemen aan dat ziiverschillende oorsprongen hebben kan. Maar de mees-ten onder hen blijven het beginsel aankleven (1).

Vandervelde, in zijn onlangs verschenen boek (2),aannemend dat het totale bedrag der geschapen meer-waarde beperkt is sedert den oorlog, door oorzaken

(1) Een Italiaan, Grazziadei, heeft wel beweerd dat wat dekapitalist als winst behoudt, niet een zekere hoeveelheid ar-beid is, diedoor den arbeider aan het produkt gegeven wordt,maar wel eendeel van dit produkt zelve.

Deze theorie, die waarschijnlijk wel wat te spitsvondig is,schijnt niet veel aanhangers gevonden te hebben.

(2) Het na-oorlogsch Socialisme, werk reeds vermeld.

--- 62 ---

die hij in hun bijzonderheden uitlegt (bladz. 52), be-vestigt de uitbreiding van den vrouwen- en kinderar-beid (bldz. 75). Het feit is erkend geworden door eenander socialist die, voorzeker, niet van marxisme kanverdacht worden : Ramsay Macdonald, in zijn boek :Le Socialisme et la Societe (reeds vermeld, bldz. 89en 277) stelt, tot tweemaal toe, in de volgende woor-den, het feit vast:

« Maar het gebruik der machines vergroot op aan-zienlijke wijze de macht van den kapitalist op denloontrekker. Op een zekere graad wordt, door het gebruik der machines de verhouding der geschooldearbeiders in de gemeenschap verminderd en laat aanden kapitalist toe de hulp in te roepen van de zwakke-lingen en de gelegenheidsarbeiders, meestal de vrou-wen en de kinderen, die de mannen vervangen enhunne loonen doen dalen. Geen gevoel, geen traditie,geen enkel maatschappelijk belang kan weerstaan aande gebiedende wil die overweegt in de huidige ekono-mische toestand, tot het gebruiken, in de fabriek, vade voordeeligste arbeidskracht de voordeeligstevoor den kapitalist. Terwijl onze tegenstrevers, bijvoorbeeld, praten over de heiligheid van het familie-leven, laten zij de uitbreiding van het machinisme deekonomische grondvesten van het familieleven vernie-tigen. Een strenge partijganger van de zondagscherust kan aan zichzelf wijsmaken, op afdoende wijze,

— 63 --

dat zijne fabrieken zeven dagen in de week werkenmoeten (het ekonomische « moeten » en niet het mo-reele « moeten ») ; een man, vol met mooie frazenover menschenliefde, doet gehuwde vrouwen en jongemeisjes werken met het doel het loon der mannen tedoen dalen wanneer hij goedkoope arbeidskracht noo-dig heeft; hij zet de mannen aan de deur.

» In verschillende steden beleven wij tegenwoordigals voorbeeld kunnen wij aanhalen die welke zich

wijden aan schoen- en witgoedmakerij een bewe-ging die van vrouwen en meisjes de broodwinners vanhet gezin maken zal en van de mannen en jongens,gelegenheidsarbeiders, doch meestal landloopers. »

Deze neiging om de arbeidskracht sterk uit te bui-ten, met het doel de meerwaarde te vergrooten, wasook Jaurés opgevallen (1) .

Eindelijk, om dit hoofdstuk te sluiten willen wij deaandacht trekken op het feit dat Marx de verminderingvan de levensduurte aanhaalt, als een der middelendie door de kapitalisten gebruikt warden om de meer-waarde te vergrooten. Men moet echter bekennen datdit middel door hen niet werd toegepast gedurende enna den oorlog. Groote ondernemingen hebben bij hetloon een onbestendig deel ingelijfd, onder den vormvan vergoedingen in natura ; op een gegeven oogen-blik was dit stelsel zeer in voege, namelijk in Duitsch-

(1) Armée nouvelle, blz. 405.

_-._ 64 __..land. Men zou er een bevestiging kunnen in zien vaneen der marxistische stellingen, een der minst belang-rijke, weliswaar. Doch, al handelend in dezen zin, be-kommerden de kapitalisten zich meer om het tot beda-ren brengen van dreigende ontevredenheden, om hetrevolutionnaire gevaar te bezweren dan om hunnemeerwaarde te vergrooten.

Maar indien men aandachtig het vraagstuk van delevensduurte onderzoekt, stelt men vast dat de kapita-listen, door tusschenkomst hunner banken, een beslis-sende invloed hadden kunnen uitoefenen op de prijzendoor kredieten te weigeren aan de spekulanten. Zijhebben het niet gedaan. En zoo heeft, op dit terrein,de marxistische stelling een lichte evolutie ondergaan,en de stelling van Aftalion (1), die beweert dat dearbeider uitgebuit wordt als verbruiker en als voort-brenger, is bevestigd.

(1) Les Fondements du Socialisme, reeds vermeld.

— 65 __

HOOFDSTUK IiI.

De verarming der massa's en de koncentratie.

Het beginsel der verarming vóór den oorlog. — Het beginselder verarming na den oorlog. — De kapitalistische koncen-tratie vó6r den oorlog. — De kapi talistische konoentratlie naden oorlog.

A. — HET BEGINSEL DER VERARMINGVOOR DEN OORLOG

Wij hebben gezegd (hoofdstuk I-A.) dat Marx, in1868, erkend had dat de politieke strijd betere levens-voorwaarden aan de arbeidersmassa's kon verschaffen.Men zou, desnoods, deze vaststelling kunnen vertol-ken als een voorbarige evolutie van de marxistischegedachte, ofschoon Marx, naar het schijnt, beweerdegeen marxist te zijn ! In ieder geval, men mocht ver-wachten dat de aanhangers zouden handelen naar hetvoorbeeld van den meester en het beginsel van deverarming met minder gestrengheid zouden handha-ven. Toch schijnt dit niet het geval te zijn, zooals wijverder zien zullen.

Maar Bernstein, zonder trouwens veel belang tehechten aan de verklaringen van 1868, heeft op vin-nige wijze de juistheid van het beginsel betwist. Zie-hier wat hij . er over zegt (1) :

( 1 ) Op. ,cit., blz. XV van het voorwoord.

66 —

<c Men mag niet zeggen dat tegenwoordig de ellende.de knechtschap en het verval vergrooten in de voorui`-strevende landen. Want de maatschappelijke reaktie,tegen de verderfelijke strekkingen van het kapitalis-tische regiem, heeft reeds aangevangen en belet deverwezenlijking van de uiterste gevolgen dezer strek-kingen. Dit kan men aannemen zonder in iets aan desocialistische gedachte te schaden. »

Wanneer hij de gedachte der koncentratie gaat be-kampen, waarover we verder spreken, gaat Bernsteinopnieuw tot den aanval over en betwist hij de prole•tarisatie van zekere maatschappelijke lagen, deze pro-letarisatie zijnde door vele theoretikers vertolkt alseen bevestiging van het verarmingsbeginsel.

Maar de kritieken der reformisten schijnen niet bij-zonder veel invloed uitgeoefend te hebben op het oor-deel der marxisten. Het is niet alleenlijk in de theore-tische werken dat men, vóór den oorlog, de herhaaldebevestiging van de verarming der massa aantreft. Deverslagen, door de verschillende socialistische par-tijen op internationale kongressen neergelegd, halenhet feit aan en roepen er de aandacht op, ter wille vanvraagstukken van praktischen aard en van een onbe-twistbaar onmiddellijk belang.

De Zwitsersche Socialistische Partij, op het Kongresvan Amsterdam, in 1904 (1), toont het grooter wor-

(1) L'organisation socialiste et ouvrière en Europe, Amé-rique et Asie, uitgaaf van het Internationaal Socialistisch Bu-reau, 1904, blz. 466 en 467.

67 —

dende aantal armoelijders aan, hun meer knellendeafhankelijkheid, hun onzekerder bestaan en hun steedsongelukkiger wordende toestand in verfhouding (sic)tot de gemeenschappelijke rijkdom.

In 1907, op het Kongres van Stuttgart, beweesLouis de Brouckè"re (1) dat « de mogelijkheid van deAmerikaansche fabriekarbeider om zijn eigen produktaan te koopen met een zesde verminderd is gedurendehet tijdperk dat valt tusschen de twee laatste opne-mingen. »

In een flink antwoord op de kritieken van Bernsteinen van M. Leroy-Beaulieu, toont H.-M. Hyndmanaan, met een verslag over de toestand in Indië (2),hoe de massa's op groote schaal verarmen. Dezelfdebevestiging werd tot tweemaal toe herhaald door deRussische sociaal-revolutionnairen in hun verslag ophetzelfde Kongres (3), en door de Bulgaren (4) op hetKongres van Kopenhagen.

Trouwens, Jaurés zelf stelt vast, in L'A rmée nou-velle, dat de twee maatschappelijke klassen niet gelijk

(1) Op. cit., blz. 37.(2) Propositions et Projets de résolutions au Congrès de

Stuttgart, reeds vermeld, blz. 135.(3) L'Internationale ouvrière et socialiste, uitraaf van het

Internationaal Socialistisch Bureau, 1907, blz. 192 en 197.(4) Rapport spécial des*socialistes bulgares, uitgaaf van het

Internationaal Socialistisch Bureau, 1910, blz. 1.

68 —

staan in het genieten der gemeenschappelijk verwe •zenlijkte vorderingen (1).

Ramsay Macdonald, op zijn beurt, schrijft (2) :« Het is misschien niet letterlijk waar dat de rijkenrijker worden en dat, tegelijkertijd, de armen armerworden. Het hangt af van de uitgestrektheid van hetvergelijkingstijdperk ; het is letterlijk waar wanneerwij de XIV' eeuw met de XIX' vergelijken ; het is nietmeer waar wanneer wij 1800 met 1900 vergelijken.Maar het is ontegensprekelijk dat, het lot der armeklassen al langer hoe ellendiger wordt naarmate hetwelvaren der gegoede klassen zich scherper afteekent,en dat de hedendaagsche levensvoorwaarden al langerhoe zwaarder drukken op de nietbezittende klassen. »

M. Gide, volgens C. Van Overberg (3), erkent « dathet stijgen der honen niet in verhouding is met de ont-wikkeling van den algemeenen rijkdom [en dat] hetinkomen van de arbeidersklasse niet in gelijke verhou-ding gestegen is met de algemeene rijkdom ».

Nog M. Gide « is geneigd te besluiten dat de oor-zaken die de ontwikkeling der armoede voor gevolghebben, in onze hedendaagsche maatschappij werkza-mer zijn dan degene die de armoede zouden kunnenverminderen ».

(1) L'Armée nouvelle, reeds vermeld, blz. 408.(2) Bladzijden 15 en .16 van het reeds vermelde werk.(3) La classe sociale, uitgaaf 0. Schepens & C 'o, 16, Treu-

renbergstraat, Brussel, 1905, blz. 93 en 97.

69 —

Ziedaar in welke mate het beginsel van de verarmingder massa's voor den oorlog evolueerde. Nu zullen wijonderzoeken wat er van geworden is sedert dezegebeurtenis.

B. — HET BEGINSEL DER VERARMINGNA DEN OORLOG

De oorlog, die de ekonamische voorwaarden dervolkeren omvergeworpen heeft en eene nieuwe ver-deeling der rijkdommen veroorzaakte niet alleen tus-schen de naties, maar ook tusschen de enkelingen,moest, onvermijdelijk, de evolutie van het marxistischeverarmingsbeginsel verhaasten.

De « enge » marxisten, zooals Hyndman, die reedsvóór den oorlog het beginsel in zijn geheel haddenstaande gehouden, komen niet op hun oordeel terug.Voor hen, integendeel, is het verschijnsel nu nogscherper afgeteekend. Op de bladzijden 206 en 207van zijn boek : The Economies of Socialism, herinnertHyndman aan het onderzoek dat gedaan werd te Lon-den, tusschen 1884 en '1887, door de « Social-Demo--cratic Federation '». De onderzoekers hadden vastge -

steld dat 25 t.h. der arbeiders onvoldoende loonentrokken en in een onvermijdelijke ellende gedompeldbleven. De juistheid van deze statistieken werden be -twist en naar aanleiding daarvan bekende een rijkbevrachter dat 30 t.h., en niet 25 t.h., der arbeiders-

5

-- 70 --

klasse in verval leefden ten gevolge van onvoldoendeloonen, overbevolking, huisvesting en ondervoeding.

Hyndman erkent dat er tusschen 1914 en 1918 eenkleine vooruitgang aan te teekenen viel. Maar hij voegter aan toe dat deze zich niet staande wist te houdenen dat, sedert dien datum, de Engelsche arbeidersopnieuw daalden tot het levenspeil dat ze kenden vóórde vijandelijkheden. En hij legt er de nadruk op omtegelijkertijd de waarheid te bewijzen van het beginselder verarming en der koncentratie. Hij steunt zichhiervoor op het feit dat de ekonomische krizissen,volgens hem, langer en langer duren en zich in steedskorter wordende tijdsruimten herhalen, terwijl ze eensteeds grooter wordend aantal kleine kapitalisten ver-nietigen en in het proletariaat werpen (1).

Het programma der Duitsche socialisten, dat her-zien werd te Gárlitz, op 23 September 1921, verklaa •tdat « talrijke kleine en middelmatige eigenaars, gees-tesarbeiders, ambtenaren, bedienden, schrijvers enonderwijzers tot proletarische levensvoorwaarden ge-dwongen werden ».

Andere Duitschers hebben het feit erkend. Zoo deedhet Rathenau, in zijn boek La Triple Révolution (2).

Meneau (3) deelt insgelijks deze meening. Cail-

(1) Bladzijden 215 en 221 van hetzelfde werk.(2) WALTHER RATHENAU. La Triple Révolution, uitgaaf

« Aux Editions du Rhin », Parijs-Bazel, 1921, blz. 6.(3) Revue économique internationale, Januari 1922.

— 71

laux (1) trekt de aandacht op de proletarisatie derkleine Bretoensche pachters.

Het oordeel dezer menschen, die alles behalvemarxisten zijn, had de volgelingen van Marx moetenaanmoedigen.

Vandervelde is niet zoo absoluut. In zijn laatstewerk (2) onderzoekt hij het vraagstuk op zeer gron-dige wijze. Hij begint eerst met een algemeene verar-ming aan te stippen (bldz. 26). Daarna toont hij aandat deze verarming ongelijk verdeeld werd over deverschillende landen.

Hij beweert zelfs dat het tegenovergestelde ver-schijnsel zich veropenbaarde op sommige plaatsen

r(bldz. 30 en 31) . Dan stelt hij vast dat, in zekere landen,de algemeene daling der voortbrenging de droevigsteweerklank op de loonen heeft gehad. Maar toch nietoveral. En zoo denkt hij dat in de Vereenigde-Statenen in België de toestand der arbeiders zich verbeterdheeft (bldz. 42 en 46). Hij beweert dat, in verschil-lende rijverheden van dit laatste land, deze verbete-ring zich voorgedaan heeft op betrekkelijke en vol-strekte wijze. En hij volledige deze aanmerkingen doorde aandacht te trekken op de merkelijke groei dermacht van het proletariaat, als klasse (3).

(1) Ou va la France ? Ou va le monde ? Uitgaaf « La Sirè-ne », boulevard Malesherbes, 29, Parijs, 1922, blz. 95.

(2) Het na-oorlogsch Socialisme, reeds vermeld.(3) Men kan zelfs, terloops, twee feiten aan,teekenen : 1° de

72 --

Kortom, het verarmingsbeginsel heeft, volgens ons,geëvolueerd als volgt: de verarming der massa's isnoch algemeen, noch gestadig, noch volstrekt. Zij isniet op gelijke voet verspreid in alle landen en, opsommige plaatsen, bestaat er zelfs verbetering. Dezetwee tegenstrijdige verschijnselen verschille n zelfs insterkte volgens de beroepen. Het gebeurt ook dat, ineen gegeven geschiedkundig tijdperk, het verschijnselzich scherper afteekent, of vertraagt, ofwel geheelstilstaat. De verarming is betrekkelijk en niet vol-strekt. Zoo is, naar het schijnt, de tegenwoordige alge-meene strekking, aangaande dit marxistische beginsel.

C. — DE KAPITALISTISCHE KONCENTRATIEVOOR DEN OORLOG

Het is noodzakelijk om, in hetzelfde hoofdstuk, deevolutie van het verarmingsbeginsel der massa's enhet beginsel van de kapitalistische koncentratie te be-

groei der rijkdommen van het proletariaat als klasse (vermeer-dering van het bezit der vakbonden, merkelijke ontwikkelingvan de arbeiderskooperatieven, enz.) ; 2° de politieke machtvan het proletariaat overtreft verre zijn ekonomische macht.Dit gebrek aanovereenstemming tusschen de politieke machten de ekonomische bekwaamheid legt misschien uit waarom,al zijn in zekere landen de nodige voorwaarden tot een poli-tieke onwenteling voorhanden, deze niet uitbreekt, omdat deleaders der beweging zich waarschijnlijk rekenschap geven vanhaar ongelegenheid en de noodzakelijkheid inzien om het uurte verdagen, waarop de arbeidersklasse de geschiedkundigetaak volbrengen zal waartoe zij haar geroepen denken.

73 —

studeeren. Niet omdat het eerste verschijnsel noodza-kelijkerwijze en mathematisch zou voortvloeien uit hettweede, zooals sommigen het beweren, maar omdat zijonderling een aantal aanrakingspunten hebben diehunne scheiding moeilijk maken.

Marx, wiens gedachte, waarschijnlijk met opzet,zeer vaag bleef op sommige plaatsen van zijn werk,was bijzonder duidelijk waar het de kapitalistischekoncentratie, of de automatische onteigening, zooalswel eens gezegd wordt, gold. Anderen hadden, vóórhem, deze strekking onderlijnd (Vidal, Pecqueur,Considerant). Maar hij zou er de wetenschappelijkeformule voor geven. Hij werd zeer getroffen door defeiten die de ekonomische en maatschappelijke evo-lutie kenmerkten, in Engeland, op het einde derXVIIIe eeuw. Zijn verblijf in dit land, dat geen kleinlandbouweigendom kent, legt misschien uit waaromhij zoo vlug was in het veralgemeenen van deze ideeder koncentratie. Voor hem was de landbouw, zoo goedals de handel en de nijverheid, aan deze wet onder-worpen.

Maar toch had hij er reeds zorg voor gedragen tedoen opmerken dat de akkumulatie door twee fazenging (1).

« Eerst doet zich, tusschen de handen van een deelder kapitalisten, een, koncentratie voor van de voort-brengstmiddelen en van de middelen om den arbeid

(1) VANDERRYDT. Op. Cit., blz. 17.

-- 74

te onderhouden. Gedurende een heele tijd groeien dezeakkumulatie- en koncentratiecentra in aantal en inmacht. Dan, op ,een zeker stadium van de ekonomischeontwikkeling, doet zich een beweging in tegenover-gestelde richting voor. Nu is het niet meer de kon-centratie die gelijk loopt met de akkumulatie, maar decentralisatie, het is te zeggen het samensmelten in eerkleiner aantal van een grooter aantal reeds gekoncen-treerde kapitalen. »

De evolutie van het beginsel dat ons bezig houdtwas verschillend vóór als na den oorlog. Vóór den oor-log betwistte men zijn algemeen en volstrekt karakter.De tegenstrevers van Marx namen aan dat de koncen-tratie gedeeltelijk waar was in de nijverheid, twijfel-achtig in de handel, en niet bestond in de landbouw.Zoo liep de algemeen lijn die door het beginsel ge-volgd werd op dit tijdstip. Het past nu van dichter bijde thezissen te onderzoeken van degenen die demarxistische voorspellingen betwistten en de argu-menten die aangehaald werden door degenen die zeverdedigden.

Zij werden op schitterende wijze bekrachtigd op hetgebied der nijverheid, door het ontstaan der nijver-heidsvakbonden en der « trusts » wier geboorte Marxniet had kunnen voorzien.

Gide en Rist (1) dringen, met reden, op het hooge

(1) Op. cit., blz. 543.

...... 75 .....

socialistische belang dezer organisaties aan, vermitszij de kleine kapitalisten onteigenen ten voordeele vande groote.

Bernstein, wiens waakzame kritiek wij eens te meerterugvinden, wil de draagkracht, den aard en de be-langrijkheid van het koncentratie verschijnsel vermin-deren:

Hier volgt een samenvatting van zijn voornaamstebezwaren

De koncentratie in de nijverheid en de handel is eenonweerlegbaar feit. Maar zij is niet zoo ver gevorderdals de leer het zegt. In de landbouw doet zich eentegenovergesteld verschijnsel voor.

De evolutie der nijverheid verraadt een oneindigeineenschakeling der ondernemingen. En zelfs, indienmen een centralisatie van de ondernemingen aanne-men kan, zoo moet men het idee van een koncentratieder rijkdommen verwerpen (1).

Het aantal der bezitters vertoont een neiging zich tevermeerderen. Dit wordt bewezen door de ontwikke-ling der naamlooze maatschappijen en de vermenigvul-diging der aandeelhouders (2).

(1) Terloops moet hier aangestipt worden dat Bernstein, inzijn redetwisten met Rosa Luxembourg, zelfs beweert dat degroepeering der ondernemingen een weldoenden tinvloed kanhebben om de ekonomische krizissen te verzachten of te be-zweren. (De Voorwaarden tot het Socialisme en de Taak derSociaaldemokratie.)

(2) Hyndman, die natuurlijk deze gezegden bestrijdt, doet

— 76 —

In den handel maken de kleine winkels vooruit-gang. In de landbouw is er verbrokkeling. Ziedaar dethezis van de Duitsche revisionnist.

Kautsky en Vandervelde hebben getracht de rede-neering van Bernstein te weerleggen.

Vandervelde legt eerst den nadruk op het verval vanhet privaateigendom en het geleidelijk verdwijnen deronafhankelijke voortbrengers. Er is een min of meersnelle nadering tot de koncentratie. Deze laatste, ophet gebied der nijverheid, gaat ongetwijfeld gepaardmet de vermenigvuldiging der kleine ondernemingen.Maar het is de koncentratie zelf die ze in het levenroept. Het zijn kleine nijverheden, met « een plaatse-lijk, bijzonder, kunstvol of weelde karakter » (1) diezich nog niet tot de maatschappelijke produktievormleenen. Zij zijn « het stof der kleine, nieuwe nijver-heden die het grootkapitaal langs zijn baan doet op-dwarrelen (2), het waterstof rond de waterval » (3).

Het belangrijke, volgens Vandervelde, is dat dezekleine uitbatingen slechts een voortzetting der grootezijn. Zij zijn er schatplichtig aan. Het zijn satellieten

opmerken idat Bernstein, in twee voordrachten die hij hieldte Budapest in 1913, erkende dat dlit feit zich niet noodzake-lijkerwijze uitte door een meer uitgestrekte verdeeling derrijkdommen. ( The Economics of Social, blz. 247.)

(1) VANDERVELDE. Het collectivisme en de nijverheids-evolutie.

(2) JAURts. Armée nouvelle, blz. 423.(3) Idem. Pages choisies, blz. 391.

-- 77 —

en zij vertegenwoordigen een weinig belangrijke massanaast het enorme blok der gecentraliseerde onderne-mingen.

Wat de spaargelden der arbeiders betreft, het warebelachelijk er over te spreken.

Vandervelde neemt vervolgens aan dat op dit eerstetijdperk van centralisatie in de nijverheid een decen-tralisatie in den handel volgde. Doch zij was van kor-ten duur. De groote winkels kwamen spoedig te voor-schijn. Wat de menigte der makelaars en tusschen-personen betreft, deze zijn slechts in schijn onafhan-kelijk. In werkelijkheid zijn zij bedienden der grootefabrieken (1).

Vandervelde, in tegenstelling met Bernstein (vóórzijn verklaringen in 1913) ziet in de vermenigvuldi-ging der maatschappijen op aandeelen en in de ver-spreiding van dezeeigendomstitels onder een al langerhoe uitgebreider publiek, een wonderlijk middel omde kleine kapitalen in weinige handen samen te trek-ken.

Vandervelde noch Kautsky kunnen nochtans looche-nen dat de koncentratie zich niet in den landbouwvoordoet. Vandervelde heeft niettemin de achteruit-gang aangehaald (2) van het Belgische landeigendomen de vermindering van het aantal onafhankelijke

(1) Het Collectivisme en de Nijverheidsevolutie.(2) Ibid., blz. 37.

— 78 —

kleine landbouwarbeiders, in alle landen. Deze onaf-hankelijkheid bestaat des te minder waar de landbou-wers onder de dwang staan der trusts, der fabrikantendie de landbouwvoortbrengst gebruiken als grand-stof, der spoorweg- en scheepvaartmaatschappijen diede landbouwprodukten vervoeren. Het is zoo dat zijde gevolgen der koncentratie ondergaan terwijl destukjes grond die zij bezitten nog niet aan de automa-tische onteigening onderworpen werden.

Bij gebreke aan het bewijs van het bestaan eenerautomatische onteigening in den landbouw, heeftKautsky uitgelegd welke de ekonomische en teknischeoorzaken zijn die de koncentratie in de landbouw be-lemmeren (1).

Volgens deze twee aanhangers van Marx was dus,vóór den oorlog, de onteigening der kleine voortbren-gers door de groote nijveraars en handelaars een feit,dat door de enkele zeldzame uitzonderingen bevestigdwerd.

Deze uitzonderingen zijn, ofwel overblijfsels zooalser altijd bestaan in de overgangstijdperken, ofwel plotsontstane scheppingën, die door hun aard niet geschiktzijn voor centraliseering en wier koncentratie voorba-rig en ontijdig is.

Voor hen is het van het grootste belang dat het

(1) Ibi,d., blz. 106.

79 --

kapitalisme in het bezit blijft der voornaamste organenvan de voortbrengst en den ruil (1). .

De meening dezer twee marxisten is de tamelijktrouwe samenvatting van de neigingen der evolutievan het koncentratiebeginsel, hetwelk dus, vóór denoorlog, een verzwakking onderging.

Het zal ons voldoende wezen hieraan toe te voegendat het beginsel aangenomen was met min of meerstrengheid door personaliteiten als Guesde, Hyndman,Labriola, de Leon (Vereenigde-Staten), dat Jaurës erherhaaldelijk op aandringt in zijn redevoeringen envoordrachten, dat Ramsay Macdonald het geen ooggin-blik in twijfel trekt en dat verschillende verslagen opinternationale socialistische kongressen de aandachttrekken op de automatische onteigening als zijnde eenonbetwistbaar verschijnsel (2).

Ook is het belangwekkend het oordeel van Hynd-man te onderlijnen, die in de koloniale uitbreiding der

(1) Het Collectivisme en de Nijverheidsevolutie.(2) Rapport du Parti socialdémocrate hongrois an Congrès

de Copenhague, 1910, blz. 47.Rapport d'u « Socialist Party » américain, blz. 1 en 27. So-

cialistische Arbeidersinternatlionale (Kongres van Stuttgart,1907) . Uitgaaf van het Internationaal Socialistisch Bureau,Brussel, 1907.

Rapport des Partis socialisten allemande. Ibid., blz. 221 envolgende. Dit laatste verslag behelst een belangwekkende be-vestiging. Het haalt aan, als een der faktoren die de koncen-tratie in de nijverheid zouden uitgelokt hebben, de toepassingder maatschappelijke wetten en die der beschermende tarieven.

80 —

groote moderne Staten een faktor ziet die de koncen-tratie merkelijk doet versnellen. De opeenstapeling derkoloniale rijkdommen in de handen van Benige we-reidstadkapitalisten schept werkzame centralisatie-centra.

D. -- DE KAPITALISTISCHE KONCENTRATIE .

NA DEN OORLOG

De nieuwe verdeeling der rijkdommen, die een ge-volg van den oorlog was, tastte noodzakelijkerwijzehet koncentratiebeginsel aan.

De antisocialisten pogen niet langer het verschijnselte loochenen, noch er de draagkracht van te vermin-deren, zelfs dan wanneer ze de besluitselen verwer-pen die de staathuishoudkundigen der socialistischeschool er uit trekken.

In de Vereenigde Staten en in Engeland wekte degroeiende macht der trusts zoozeer de onrust deropenbare opinie, dat de regeeringen zich verplichtzagen onderzoekskommissies in te stellen. Het gevolgvan hunne onderzoekingen bevestigde zeer duidelijkde voorspellingen van Marx. In de Vereenigde Statenveropenbaarde het onderzoek dat deze « trusts » schierde algeheelheid der landbouwprodukten beheerschten,ofschoon het landbouweigendom er nochtans niet ge-koncentreerd is. In Engeland bracht de kommissie hetzelfs tot de verklaring dat de mededinging van de geld-

81 —

markt verdwenen en dat het monopool wet gewordenwas (1).

Wij hebben hier voorafgaand reeds de meening vanCaillaux aangehaald, die beweert dat men in, Bretanjeeen nieuwe samenstelling van het landeigendom bij-woont. Andere personaliteiten, vreemd aan het marxis-me, beschrijven het verschijnsel. Nestor Tricochespreekt erover in een artikel van de Revue d'Economiepolitique (2). Vandervelde ook (3) haalt de meeningvan professor Moride aan, die schrijft:

« Men moet erkennen dat het koncentratieprocesdat door Marx beschreven werd, in bladzijden van eenmerkwaardige kracht, zich in zijn groote lijnen verwe-zenlijkt heeft op een zeer breede schaal. » Anderestaathuishoudkundigen, zooals M. Arthur Fontaine,bestuurder aan het Ministerie voor Arbeid van Frank-rijk, heeft belangrijke werken gewijd aan het onder-zoek der centralisatie in de nijverheid. M. Canbouemaakte er een studie van in de Revue d'Economiepolitique (4).

En eindelijk Rathenau, wiens groep gedurendelangen tijd de vijand was van de geniale « centralisa-tor » die Hugo Stinnes was, ziet in de verplichtende

(1) NICHOLSON. Op. cit., blz. 91.(2) Les Magasins a succursales multiples et l'organisation

du commerce de détail aux Etats-Unis, Oktober 1921.(3) Het na-oorlogsch Socialisme, blz. 67.(4) La Concentration des entreprises en France de 1914 a

1919, Juli-Augustus 1920.

-- 82 --

syndikalisatie der voornaamste nijverheden onderkontrool van den Staat, de eenige redding.

Deze eigenaardige meening van de gewezen Rijks-minister doet eenige overwegingen ontstaan. Sommi-gen zien hierin misschien een herleving, onder eenigszins gewijzigde , vormen, van het Staatssocialisme vanBismarck. Wat vast staat is dat de Staten, gedurendeen na den oorlog, de koncentratie aangemoedigd heb-ben.

Gedurende de vijandelijkheden heeft het te kortaan grondstoffen de fabrieken verplicht een verbondte sluiten ten einde een rechtvaardige verdeeling daarte stellen. Het verdeelen der Staatsbestellingen ge-beurde langs den weg van dergelijke organismen. Hetis zoo dat men, in schier alle landen, textiel- en ijzer-centralen zag ontstaan, nationale inrichtingen voorkolenverdeeling, groepeeringen van bevrachters, vangraankooplieden, van maalders, enz.

Toen de Staatskontrool werd afgeschaft gingennochtans niet alle groepeeringen te niet: Sommige on-der hen, ontdaan van hun bureaukratisch keurslijf,,stelden zich weer samen volgens formulen eigen, aanhet beroep en volhardden in den weg der koncentratie.

Het marxistische beginsel der automatische ontei-gening, dat vóór den oorlog merkbaar verzwakt was,kwam dus versterkt uit den oorlog.

Belangrijke tegenwerpingen worden nochtans steedsgeuit. De uitbreiding van den kleinhandel is er een.

— 83 —

Vandervelde heeft daarop geantwoord door, met reden,de juistheid der statistieken te betwisten. De opgavenwerden gedaan zonder dat men zich overtuigd had vande werkelijke onafhankelijkheid der ondernemingen.Zij toonen de uitbreiding der handelsondernemingenmet talrijke bijhuizen, naast de groote winkels.

Het begrip werd ,niettemin, niet bevestigd in delandbouw. De marxisten trachten ook niet het te loo-chenen.

Sommigen, zooals Vandervelde, leggen de nadrukop de macht die de boerenbeweging verwierf in ganschOost-Europa, beweging die een einde maakt aan hetleenroerig eigendom zonder nochtans het begin van dekapitalistische landbouw i n te luiden (1).

(1) Het spreekt vanzelf dat de agrarische hervormingen,zooals die welke toegepast werden in Roemenië en in Lettland,een verbrokkeling daarstellen. In dit laatste land werden ,deeigendommen der Baltische vrijheeren verdeeld in brokkenvan gemiddeld 22 hektaren. Er is een ander verschijnsel waar-omtrent Tuiste gegevens ongelukkig ontbreken : in Engelandzijn er zekere « land-lords » die, overladen met belastingen,hunne domeinen verknopen. Het ware belangrijk de bestem-ming dezer eigendommen en de verminking en verbrokkelingwaaraan zij onderworpen zijn, te kennen. Het blijkt dat menook daar niet een bevestiging moet gaan zoeken van het kon-centratiebeginsel.

Voegen wij hier aan toe, om deze persoonlijke opmerkingente eindigen, dat eens de oorlog voorbij, talrijke Belgische boe-ren zich vrij maakten van hunne hypotheken en er zelfs inslaagden hunne eigendommen af te ronden. Tot wiens nadeel ?En in welke maat werd deze voorspoed getroffen door de kri-sis van 1921? Het is ons niet bekend. Ten slotte, de agrari-sche hervorming in Rusland had als praktisch ;gevolg het opt ,staan van een klein-boereneigendom.

84 —

De marxisten hebben doen opmerken dat deze ontei-gening der groote grondeigenaars dikwijls gepaardging met de vorming van boerenkoóperatieven. Vroe-ger, in een verslag neergelegd op een landbouwkan-gres (1), nam Vandervelde aan dat het persoonlijkeigendom kan overgaan in kotiperatief of maatschap-pelijk eigendom, zonder noodzakelijkerwijze de kapi-talistische faze door te moeten maken. Maar hier gaathet niet meer om koncentratie (2).

De andere, zooals Hyndman, toonen de knellendeonderwerping aan waarin de landbouwers gehoudenworden door de kredietinstellingen. Hij onderlijnt letsamenstellen van krachtige pachterspartijen in Kanadaen in de Vereenigde Staten om te kunnen ontsnappenaan de macht van het groot, gecentraliseerd kapitaal.

In samenvatting, na den 'oorlog toonde de evolutievan het koncentratiebeginsel een sterkere afteekeningaan der waarheid van het beginsel op nijverheids- en

(1) Het Collectivisme en de Nijverheidsevolutie.(2) De Poolsche Sociaal-demokratische Partij van Oosten-

rijk haalde aan, in haar verslag op het Internationaal Socialis-tisch Kongres te Stuttgart, in 1907, dat een evolutie in de lan-delijke ekonomie van Galicië het leenroerig eigendom deedvervangen door de kooperatieve voortbrengst.

In België kent men de machtige beweging der Boerenbon-den, met scherp afgeteekend kooperatief karakter. Maar vanuit zuiver marxistisch standpunt moet de kooperatie, die streeftnaar de vermenigvuldiging van het eigendom, veroordeeld wor-den, vermits het marxisme zijn afschaffing beoogt. De socia-listische kooperatisten antwoorden op deze tegenwerping datde kooperatie naar de onteigening voert, dank aan het spelder bestaande ekonomische wetten.

85

handelsgebied. In de landbouw werd zijn juistheid nogniet bewezen, hoewel het landeigendom reeds diep-gaande wijzigingen heeft ondergaan.

HOOFDSTUK IV.

De klassestrijd.

Is de klassestrijd ,onvermijdeli;k ? -- Zijn de klassen op zich-zelf niet verdeeld door innerlijke konflikten ? — De elemen-ten tusschen de proletariërs- en de kapitalistenklasse. -- De`

klassegeest bij de proletariërs. -- De samenwerking derklassen. -- De vakbonden en de politieke aktie. --- Het in-ternationalisme en de vaderlandgedachte.

Uit den strijd tusschen de rijken en de armen, diezoo oud is als de beschaafde wereld en die slechts eenaanvankelijke vorm van den klassestrijd is, heeft Marxeen wetenschappelijke wet gehaald. Voor hem gaat hetniet langer om een hoedanigheidsverschil, maar welom een verschil in de samenstelling. Voor Marx isdus de maatschappij duidelijk in twee groepen ver-deeld die elkaar bestrijden. En deze strijd moet, vol-gens hem, tot ,een logisch einde komen : de vernieti-ging van een der tegenstanders.

Dit marxistisch beginsel is misschien wel datgenehetwelk het minst betwist werd. Maar zijn vertolkingheeft twisten verwekt die nog lang niet bedaard zijnen die . verdeeling brachten niet alleen tusschen de

6

— 86 —

socialisten en hunne tegenstrevers, maar ook bij demarxisten onderling. Het marxistische klassen- enklassestrijd-idee heeft talrijke vraagstukken daarge-steld. In hoever is deze verdeeling der maatschappijjuist? Zijn er geen tusschenstaande klassen? Hebbende proletariërs het zeer duidelijke en overal gelijkebesef tot een klasse te behooren wier belangen insterke tegenstelling staan tot de belangen van een an-dere groep? En mogen zij, zoo zij het konflikt erken-nen, met de tegenstrever samenwerken aan maat-schappelijke, politieke en ekonomische taken? Bestaater een zekere solidariteit tusschen de klassen van eenzelfde land? Moet de internationale solidariteit onderde leden van een zelfde klasse niet de eenige gedrags-regel zijn van allen die zich aanhangers van hetmarxisme noemen?

De antwoorden op deze vragen gegeven door devolgelingen van Marx (of eenvoudiger nog, door de-genen die de invloed van zijn leer ondergingen) gaanons aanduiden welke de strekkingen zijn der evolutievan het marxisme, op dit terrein.

A. — IS DE KLASSESTRIJD ONVERMIJDELIJK?

Voor de ,overgroote meerderheid der socialisten laatde verdeeling der maatschappij in twee vijandige groe-pen niet de minste twijfel. De aktie der vereenigingendie de socialisten nationaal of internationaal groepee-

87 -----

ren is gegrondvest op het beginsel van de klassestrijd,dat plechtig uitgeroepen wordt in de inleidingen vanalle beroeps- of politieke programma's.

Het bestaan van deze klassenoorlog werd ook doorniet-socialisten erkend. M. Cyr. Van Overbergh,schrijft in zijn studie over La Classe sociale (1), .

bldz. 13:

« Zijn de kapitalistische geest en de arbeidersgeestniet oneindig veel machtiger in de moderne grootnij-verheid dan de geest van beroepssolidariteit tusschende kapitalisten en de arbeiders? De hedendaagschemaatschappelijke strijd voltrekt zich niet hoofdzakelijktusschen de ambachten en de beroepen, maar wel,boven de beroepen heen, tusschen degenen die deproduktiemiddelen bezitten en zij die er van beroofdzijn. De klassenoorlog is de oorlog tusschen de kapita-listen en de proletariërs. Dit zijn banale waarhedendie opgehelderd worden door de stakingen die dagelijksvoorkomen in alle beschaafde landen. »

En op bladzijde 172:

« Het moderne stelsel ontwikkelt voornamelijk tweeklassen die zich, in krizistijden, min of meer vinnigom de opbrengst van het nijverheidsprodukt bestrij-den : de klasse van de ondernemers-kapitalisten en deklasse van de bezoldigde proletariërs. Wie zal ont-

(1) Uitgever : Oscar Schepens & Co, 16, Treurenbergstraat,Brussel, 1905.

— 88 —

kennen dat beider bazis, het bezitten en het niet-bezitten van de rijkdom is? De eenen zijn eigenaarsvan de produktieve rijkdommen ; de anderen arbeidenen trekken het loon, omdat zij van deze rijkdommenberoofd zijn : beiden trachten • het grootst mogelijkdeel van de opbrengst te bemachtigen.

» Deze waarneming die niet meer betwist wordt,hangt niet samen, zooals beweerd werd, met de meer-waardetheorie van Marx, noch met zijn wet derwaarde. »

Maar, in 'tegenstelling tot de wetenschappelijkesocialisten, aanziet M. Cyr. Van Overbergh de klasse-strijd niet als een onvermijdelijk noodlot. Deze strijdis abnormaal en verbreekt de natuurwet (1). Hij haaltde encykliek Rerum Novarum aan en het oordeel vanDurkheim, die dezen staat van oorlog aanziet als eenpathologische staat.

Dit stelt dus een eerste en belangrijke tegenwerpingdaar.

Een andere personaliteit van belang, M. L. Bour-geois, van de solidaristische school, erkende in 1905,op het Kongres der Fransche radikaal-socialistischePartij, het bestaan van het verschijnsel doch betreurdehet. Hij dacht dat de harmonie tusschen de maatschap-pelijke groepen mogelijk was.

Wij vinden dezelfde opmerking, onder een andere

(1) La Classe sociale, blz. 216.

— 89 —

vorm uitgedrukt en ditmaal bij een socialist. RamsayMacdonald (1) verwerpt op krachtdadige wijze de bio-logische uitleg die Ferri trachtte te geven aan denklassestrijd. Ferri zag in den klassestrijd een belicha-ming van den strijd om het bestaan. Macdonald be-weert dat de strijd om het bestaan zich vervolgt doorde wederzijdsche kotiperatie en door de organisatievan de groep. Verder (2), drukt hij zich nog duide-lijker uit :

« Het syndikalisme is de beste bestaande uitdruk-king van den klassenoorlog. Het syndikalisme berustop de onderstelling dat het kapitaal zal pogen denarbeid uit te buiten en dat de arbeid alles zal doen watin zijn macht ligt om te beletten dat het kapitaal zouzegevieren. Deze onderstelling werd, tot heden toe,door de ondervinding bevestigd. De toestand die hieruitvoortvloeit is de zuivere en eenvoudige erkenning vaneen bestaand industrieel feit. Het valt geen enkeleandere tegenstelling aan dan degene die bestaat tus-schen het kapitaal en de arbeid, noch andere belan-genvereenigingen dan de belangen van het salariaat.Het geeft geen uitkomst, want het heeft geen enkelideaal doel ; het kan geen andere gevolgen hebben danslaven te maken van de een of van de anderen. Dit ishet ware beeld van de klassenoorlog. Meer nog, het iswaarachtig de klassenoorlog. »

(1) Op. cit., blz. 172.(2) Op. cit., blz. 184.

— 90 —

Niet minder streng is hij op bladzijde 186 :

« Op welke wijze men het ook aanziet, de oproeptot klassebelang is een oproep tot persoonlijk belang.De socialikische propaganda, gevoerd als klassenoor-log, is geen aansporing tot de idealen van burgerdeugd,en moraal waaraan de socialistische litteratuur zoo rijkis: « ieder voor allen en allen voor ieder »; « de ge-meenschap dienen is het eenige eigendomsrecht », enzoovele anderen. Het is een oproep tot het individua-lisme, en zijn eenig gevolg is de menschen socialisti-sche formules te doen aannemen zonder van hensocialisten te maken.

S. en B. Webb, in hun boek A Constitution for theSocialist Commonwealth of Great-Britain (1), betreu-ren het verschijnsel dat nadeel berokkent aan de ge-meenschap. Telzelfder tijd echter, erkennen zij dat demaatschappelijke strijd met versterkte kracht na denoorlog hernomen heeft. Zij onderlijnen tevens de hou-ding van Lloyd George die, bijaldien hij een oproepdeed voor een verbond tusschen de behoudsgezindenen de liberalen, tegen de Labour Party, tijdens de ver-kiezingen van 1920, zelf de verscherping der tegen-stelling tusschen de klassen erkende.

Talrijke socialisten echter hebben, daarentegen, indit voortdurende konflikt een weldoende aktiviteit

(1) Uitgaaf « The Fabian Society », 25, Tothill street, Lon-den, 1920.

91 —

gezien die de tegenstrevers wakker houdt en ze ver-plicht tot gestadige verbetering, deze verbeteringenzijnde een onbetwistbare aanwinst voor de gemeen-schap.

B. — ZIJN DE KLASSEN OP ZICHZELF NIETVERDEELD DOOR INNERLIJKE KONFLIKTEN ?

Een nieuwe opmerking komt spoedig naar voren.Zij die ze uiten zeggen : « Nemen wij aan dat de maat-schappij in twee klassen verdeeld is. Maar is hunnetegenstelling gestadig? Is iedere klasse op zichzelfniet verdeeld door innerlijke konflikten? » En zij halenden strijd aan, in den schoot van de kapitalistischeklasse, tusschen de ontleeners en de renteniers, tus-schen de fabrikanten en de handelaars, tusschen degrondeigenaars en de anderen (1). Zij toonen de vijan-digheid aan, in den schoot van de arbeidersklasse,tusschen de roode en de gele vakbonden, tusschen dearbeiders die bevoordeeligd zijn door betere loonen,betere arbeidsvoorwaarden en degene die ekonomischminder voordeel genieten.

Deze opmerking vond weerklank bij zekere socia-listen. Dit was het geval bij Bernstein en Ramsay Mac-donald. Deze laatste deed buitengewoon duidelijk detegenstelling uitkomen tusschen de verbruiker en devoortbrenger (2). En hij onderlijnde het feit dat de ver-

(1) GIDE. Op, cit., blz. 562.(2) Op. cit., blz. 175.

92— ^w

bruiker en de voortbrenger dikwijls in denzelfdenmensch vereenigd zijn (1).

Deze opmerking bleef niet zonder antwoord. In eenverslag aan het Internationaal Socialistisch Bureau (2),in 1904, trok de Fransche socialistische partij de aan-dacht op het feit dat de verdeelingswijze van de eigen-dommen, in Frankrijk, in den schoot der bezittendeklassen niet dezelfde ekonomische wedijver tot standbracht die, in Engeland, de financiers en de grondei-genaars tegen elkaar in 't harnas joeg. Hetzelfde ver-slag doet opmerken dat deze vijandschap de Engelschearbeidersklasse toeliet belangrijke ekonomisdhe voor-deelen te veroveren.

Het is van zelf sprekend dat dit laatste feit het eer-ste niet vernietigt. Maar wat uit het voorafgaande dientonthouden te warden is dat voor zekere socialisten,deze konflikten onder kapitalisten niet algemeen zijnen dat zij plaatselijk blijven.

Een ander antwoord werd gegeven dat, naar onsdunkt, meer waarde dan het vorige heeft: deze kon-flikten onder kapitalisten bestaan ongetwijfeld, maarzij hebben geen ander doel dan verwisseling va an rijk-dommen tusschen groepen kapitalisten ; zij streven

(1) Deze gedachte maakte het voorwerp uit van een zeerdiepgaande studie, in een hoofdstuk uit het boek van M. Afta-lion : Les Fondements du Socialisme, reeds vermeld.

(2) L'organisation socialiste et ouvrière en Europe, Amé-rique et Asie, uitgaaf van het Internationaal Socialistisch Bu-reau, Brussel, 1904, blz. 372.

— 93 —

niet, zooals de klassestrijd die ze beheerscht, naar hetafschaffen van het tegenwoordige eigendomsregiem.Daarbij herstelt de bezittende klasse haar fronteenheidzoodra ze voelt dat het beginsel van het privaateigen-dam bedreigd is. Welke ook de bijkomende voorvallenzijn die den strijd kenschetsen, alleen het konflikt tus-schen loontrekkers en kapitalisten is van belang.

M. Van Overbergh (1) heeft geantwoord aan dege-nen die gewicht hechten -aan de verdeeling. van hetproletariaat in roode en gele vakbonden:

Een tegenwerping komt naar voren. M. Schmollerverklaart dat de Duitsche socialistische partij niet heelhet Duitsche proletariaat omvat.

» Zonder twijfel, maar buiten het feit dat zij er eengroot deel van omvat, dient aangeteekend te wordendat de kristene arbeiders, die de tweede grootste frak-tie van het Duitsche proletariaat uitmaken, ook in denvorm van een politieke partij georganiseerd zijn. Gaataandachtig het programma van de een en de anderena ; schrabt de zinsneden die betrekking hebben opkollektivisme en op godsienst, op wat niet de essentieder klasse daarstelt; de praktische eischen, in denschoot der huidige maatschappij, zijn haast dezelfde.Beide werkzaam zijnde midden in het Duitschland vanhet einde der XIX° en het begin der XX° eeuw, hebbenzij haast de zelfde politieke vorm aangenomen. »

(1) Werk reeds vermeld, blz. 190.

6*

94 --

Maar de socialisten gaven hierop een ander ant-woord : « Het bestaan der gele vakbonden bewijst nietstegen het beginsel van den klassestrijd, wel integer.deel. Zij die deel maken van deze vereenigingen zijnofwel overloopers ofwel omgekochten en zij nemen alszoodanig deel, aan de zijde van de kapitalisten, aan .

den strijd tegen de proletariërs. »

Blijft de vijandschap tusschen de bevoorrechte kate-goriën van de arbeidersklasse en de lagere kategoriën.

Het feit was niet te loochenen. Doch de socialistenbeweren dat deze vijandschap neiging toont te ver-dwijnen. Hier volgt wat L. de Brouckère desaangaandeschreef (1) :

« Het is een feit dat dagelijks kan opgemerkt wor-den dat de syndikale eischen een groeiend karaktervan algemeenheid aannemen en klasse-eischen war-den. Sidney en Beatrice Webb, die deze evolutie inEngeland in al haar bijzonderheden bestudeerden,iconen aan dat de beperkende regels der vakbondensteeds meer en meer wegvallen en dat de algemeeneregels meer en meer warden aangenomen. Onder deeersten bevinden zich de beperking yan het aantalleerjongens, de uitsluiting van zekere kategoriën vanarbeiders, het verbod om zekere machines en zekere

(1) Propositions et projets de résolutions présentés an Con-►rés socialiste international de Stuttgart (1907), reeds ver-

meld, blz. 46-47.

_._. 95 —werkwijzen te gebruiken, het beperken van de voort-brengst (gemaskerde vorm van sabotage). Zij ver-toonen twee gemeenschappelijke karaktertrekken : deeen wil aan een beperkte groep arbeiders het veiligebezit en het monopool van een bijzonder vruchtbaar ofaangenaam werk verzekeren; de andere is nadeeligvoor het proletariaat in zijn geheel, dat schade onder-gaat door de verenging van de arbeidsmarkt of doorde prijsstijging der produkten. Zij brengen dus nood-zakelijkerwijze een heimelijke of openlijke strijd tus-schen de proletariërs mede, voortvloeiend uit eenklaarblijkelijke tegenstelling van belangen. »

Ten slotte werd nog een tweede antwoord gegevende geschoolde arbeiders, « bevoorrechten », in Enge-land, in de Vereenigde Staten, in Zwitserland, zelfsin Frankrijk en in Duitschland, hebben, in zekeremate, strijd kunnen voeren tegen hunne minder be-gunstigde kameraden. Maar heden zijn zij tot de over-tuiging gekomen dat hun lot solidair is met dat derminder gelukkige arbeiders, dat de aanwezigheid, on-der hen, van eene reserve goedkoope arbeidskrachteen gestadig gevaar Jaarstelt voor den toestand dienzij veroverd hebben. Zij trachten tegenwoordig hunnebelangen te vereenigen met die van de proletarischemassa.

96 --

C. -- DE ELEMENTEN TUSSCHEN DE PROLETARIERS-EN DE KAPITALISTENKLASSE

Wanneer Marx en Engels verklaarden dat de maat-schappij in twee groote klassen verdeeld is, hebbenzij het bestaan van een middenstand niet betwist. Maarvolgens hen speelde deze klasse een bespottelijke rolen was geroepen spoedig te verdwijnen.

Het bestaan van een klasse tusschen de proletariërsen de kapitalisten werd door niemand bepaald geloo-chend. Bernstein, in zijn kritiek van het marxisme,heeft er sterk op gedrukt. Hij ging zelfs zoover tebeweren (1) dat de solidariteit die de oneindige ver-scheidenheid der frakties van de arbeidersklasse ver-eenigt, niet zou weerstaan aan haar triomf over debourgeoisie. « Zoodra de tegenwoordige bezitters enregeerders afgesteld of onteigend zijn, zullen de on-gelijkaardige elementen zich spoedig rekenschap ge-ven van de verscheidenheid hunner behoeften enhunner wederzijdsche belangen. »

Jaurès heeft deze tusschensoortige elementen goedgekenschetst (2) :

Tusschen de maatschappelijke polen zijn talrijketusschensoortige krachten trapsgewijze verdeeld. Vande groote kapitalistische bourgeoisie tot de bescheiden

(1) Op. cit., blz. 153.(2) Armée nouvelle, reeds vermeld, blz. 417.

— 97 —

bourgeoisie en de ambachtslieden zijn er ontelbaregraden. Van de proletariërs, opeengehoopt in degroote fabrieken, tot de haast zelfstandige arbeiders,dorpsmetsers of schrijnwerkers, bestaan er, niette-genstaande een zekere algemeene gemeenschappelijk-heid van klasseninstinkt, ontelbare schakeeringen vangevoelens en gedachten. Er zijn, in de nijverheid,den handel, in den landbouw, middenkategoriën dieeigenlijk terzelfder tijd deel maken van de twee klas-sen ; die, zooals de pachters, zooals de onderaannemers, zooals de zaakleiders, onder de heerschappij van}let kapitaal staan en op hunne beurt de proletariërs,beheerschen. Millioenen boereneigenaars staan, vol-gens hun graad van welstand, of, integendeel, vangeldnood en miserie, volgens hun min of meer grooteekonomische onafhankelijkheid van de schuldeischersen de groote koopers, ofwel dichter bij de bourgeoisie,ofwel dichter bij het• proletariaat. Maar zij versmeltenniet geheel, noch met de eene, noch met de andereklasse. »

En Kautsky zelf heeft moeten erkennen dat eennieuwe middenklasse geboren wordt uit de klasse derontwikkelden. Hij loochent ook niet dat overgeleverdevooroordeelen haar buiten het proletariaat houden.Maar hij gelooft nochtans dat zij vroeg of laat meege-sleept zal zijn naar het proletariaat. Daarbij, de weten-schappelijke socialisten rekenen niet bijzonder op de

98 —

medewerking van deze achterblijvende elementen (1).

Ten slotte heeft Lenin zelf zeer duidelijk uiteenge-zet (2) hoe deze tusschensoortige elementen geschapenwerden. De uitbreiding van het fonktionnarisme enhet militarisme is, volgens hem, de voornaamste faktordie het verschijnsel veroorzaakt.

Gide en Van Overbergh gelooven dat deze midden-klasse leven en gedijen kan. Volgens hen kunnen deonafhankelijke voortbrengers zich vermenigvuldigenen gedijen. De rol van deze klasse is niet ten einde.« Hij kan belangrijker zijn in de toekomst, dank aanmogelijke t uitvindingen in verbinding met nieuwe ver-eenigingsformulen. »

Ziedaar hoe ver de evolutie van het marxistische

(1) In zijn verslag aan het Kongres van Stuttgart (1907),doet de Amerikaansche socialistische partij opmerken dat inde Vereenigde Staten de maatschappelijke elementen snel vande eens klasse tot de andere overgaan. De verslaggever zietzelfs daarin de reden der zwakheid van de socialistische be-weging in dit land. (L'Internationale ouvrière et socialistereeds vermeld, blz. 48 en 49.)

Daarentegen, in het verslag dat neergelegd werd in 1904, ophet Internationaal Socialistisch Bureau (Organisation socialisteet ouvrière, werk reeds vermeld, blz. 354-355) , toont de Pool-schre socialistische partij aan hoe de algemeene ellende de oor-zaak was dat de arbeidersklasse aanhangers vond in klassenwaarvan, in de rijke landen, de leden niet tot het proletariaat:behooren, maar wel tot de bourgeoisie. Het verslag haalde na-melijk het geval der apothekers aan.

(2) L'Etat et la Révolution, uitgaaf van L'Humanité, 142,rue Montmartre, Parijs, 1921, blz. 43.

— 99 —

beginsel stond, vóór den oorlog. Maar deze gebeurte-nis bracht haar op andere banen.

De stichting van vakbonden van intellektueelen, inverschillende landen, schijnt aan Kautsky gelijk te•geven waar hij zegt dat de « Intelligenz » zich spoedigmet de arbeidersklasse zal solidariseeren. Maar totheden toe schijnt de aktie van deze groepeeringen eer--der gelijk te geven aan M. Van Overbergh, die denktdat deze elementen geen enkel gemeenschappelijkklassebelang hebben, doch alleenlijk beroepsbelan-gen (1).

De stichting van bediendenvakbonden is een ernsti-ger verschijnsel. Hunne houding kwam tot uiting inden zin door Kautsky aangegeven.

Wat de kleine burgerij betreft, de gebeurtenissenschijnen niet te beantwoorden aan de verwachtingendie M. Gide ten haren opzichte gekoesterd had. Destaathuishoudkundigen stellen eensgezind hare ineen-storting vast in alle nijverheidslanden. De geproletari-seerde kleinburgerlijke elementen weigeren nog altijdzich te beschouwen als deel makend van de arbeiders-'Masse, ofschoon zij verplicht waren in den loonarbeidde aanvullende inkomsten te zoeken die hen toelatenle leven.

Er zijn trouwens tamelijk talrijke gegevens die dezeachteruitgang der kleinburgerij aanduiden. In België,

(1) La Classe sociale, reeds vernield, blz. 61.

— 100 —

bij voorbeeld, stelt de dienst van ambachten en nering-doeners geen groeiende bedrijvigheid van deze klassevast.

Wanneer de middenklassen, op het politiek terrein,den strijd tegen de andere klassen aangingen, verkre-gen zij minder dan bescheiden uitslagen, en zij her-nieuwden hunne poging niet.

Maar deze achteruitgang der middenklasse gebeurdeniet op dezelfde schaal in alle landen. In Duitschlandteekende hij zich bijzonder scherp af.

Daarentegen deed zich een tegenovergesteld ver-schijnsel voor in eenige landen die, vóór den oorlog,het groot leenroefig landbouweigendom kenden. Zoois het dat in Roemenië, in Lettland en in Rusland (indit laatste land in praktijk, zooniet in theorie) de agra-rische hervorming, die de grond aan de boeren geeft,een kleinboerenburgerij in het leven riep die echternog geen blijken van levenskracht en macht gegevenheeft.

D. — DE KLASSEGEEST BIJ DE PROLETARIERS

In welke maat heeft het marxistische begrip van denklassestrijd de arbeidersmassa's beinvloed? Welkevorderingen heeft het gemaakt in den geest der fir-beiders?

Alle socialistische partijen der wereld hebben deklassestrijd in hunne beginselverklaring opgenomen.

— 101 —

Maar naast deze zuiver politieke lichamen, zijn de ar-beiders vereenigd in ekonomisehe- en beroepsorgani-saties, koöperatieven en vakbonden, die niet altijd hetwachtwoord van den klassestrijd aankleven.

De klassegeest verschilt volgens de beroepen envolgens de landen. Hij is sterk ontwikkeld bij de nii-verheidsarbeiders, hij is zwak bij de bedienden en delandbouwarbeiders. Hij heeft snelle vorderingen ge-maakt in kontinentaal Europa. De Angelsaksische lan-den bleven er langen tijd onverschillig aan, ja stondener soms vijandig tegenover. In het algemeen, zoo menals grondslag aanneemt het aantal aangeslotenen bijhet Internationaal Vakverbond van Amsterdam, dat desyndikalistische strekking vertegenwoordigt welke denklassestrijd erkent, zoo heeft hij een groote stap voor-waarts gedaan sedert den oorlog (1).

Met het oog hierop, is het noodwendig de evolutieaan te toonen die de Engelsche arbeiders vervolgden.Ieder heeft opgemerkt hoe zwak de klassegeest is diebij de Engelsche arbeidersmassa heerscht. Hyndmanzelf, alhoewel hij erkent dat er een merkbare vooruit-gang is, verklaart dat de Engelsche arbeiders van delaatste tien jaren in mindere mate het gevoel hebbenaan een klasse te behooren die vijandig tegenover een

(1) Het internationaal verslag van 1907 over de syndikalebeweging meldde 4,469,803 aangeslotenen. De laatste gege-yens van het Internationale Vakverbond van Amsterdamspreekt over 25 millioen bijdragen betalende leden.

— 102 —

andere klasse staat, dan de arbeiders van het chartis-tisch tijdperk. Deze gedaclhte is, aan velen onder hen,nog zeer onaangenaam, en nochtans hebben ze herhaaldelijk de grootste armoede geleden.

Vroeger werden de belangen der Engelsche arbei-dersklasse dikwijls verdedigd, in het Parlement,door personen die, in feite, deel maakten van de liberale groep. De oorzaken van dezen geestestoestand zijnbreedvoerig uitgelegd. Volgens Hyndman staat de vor-ming, in den schoot van het proletariaat, van een aris-tokratie van bezoldigden die zich van het lot der min-der begunstigden niets aantrekken, in verband metbovengemeld verschijnsel. Maar het staat vast dat deEngelsche bezittende klassen, met niet te ontkennenwelslagen, een aanpassingspolitiek ten opzichte van dearbeidersklasse gevolgd hebben. Deze neiging werdaangeklaagd door talrijke socialisten, verontwaardigdover de onomstootbare solidariteit die de klassen inEngeland verbond en die alle elementen der natie hadweten te vereenigen tot de ekonomische veroveringvan de wereld.

Onder een andere vorm, bestond dezelfde geestes-toestand in Amerika. Louis de Brouckère heeft hemals volgt beschreven (1):

(1) Rapport au Congrès International de Stuttgart (1907),reeds vermeld, blz. 35.

— 103 —

« De uitsluitende bekommering om het verkrijgenvan voordeelen voor hun eigen beroep heeft de arbei-ders naar de sociale vrede en de verstandhouding tus-schen de klassen gebracht. Velen onder hen beschou-wen de patroon als een deelgenoot met dewelke mensoms eens ruzie heeft bij de afrekening, maar aandewelke men moet trachten zooveel mogelijk geld tedoen verdienen, opdat hij gewilliger hooge bonen zoubetalen. En men kan de vakbondsleiders zien zetelenmet de groote miljardairs, met de Carnegie's en deHanna's, in de National Civic Federation, die voordoel heeft: de verbroedering van alle « goede bur-gers. »

Maar wanneer men in Amerika geen enkel ernstigspoor van verandering kan waarnemen, zoo is, daaren-tegen, in Engeland, de evolutie even klaarblijkelijk alssnel. De vakbeweging heeft een ongelooflijke uitbrei-ding genomen. De koöperatieve beweging is op zeerbeteekenisvolle wijze nader gekomen tot de syndikaleen politieke organisaties der Labour Party. Deze heeftbezit genomen van de bank der offlcieele oppositie inhet Parlement van waar uit een van haar meest ge-waardeerde leiders, Mr. Philippe Snowden, in Maart1923, een interpellatie ontwikkeld heeft « over degeschiktheid om het regiem van het kapitalistischeigendom te vervangen door een regiem dat beter zouovereenstemmen met de belangen der kollektiviteit ».

- 104 —

Maar de kiassegeest is tot uiting gekomen met demeest verwonderlijke kracht , in de stakingen die, doorhunne uitgebreidheid en hunne doeleinden een revo-lutionnair karakter aannamen dat niemand poogt teontkennen. Deze bewegingen bleken van aard te zijnde meest vooraanstaande Engelsche staatslieden angstaan te jagen.

E. DE SAMENWERKING DER KLASSEN

Heeft Marx, wanneer hij zijn klassestrijdbeginseluitdrukte, de gedachte aan een gestadige, of kortston-dige, of toevallige samenwerking van proletariërs enkapitalisten, uitgesloten? De verslagen der nationaleen internationale kongressen van de socialistische be-weging melden op ieder oogenblik de hartstochtelijketwisten die gevoerd werden tusschen de « onverzoen-baren » en de voorstanders van de samenwerking -derklassen.

Lassalle en Schweitzer, die alle verbinding, zelfskortstondig, met de kapitalisten verwierpen, ontbrakhet niet aan navolgers. De meest schitterende onderdeze waren Guesde, Hyndman, Lenin en eenige an-deren. Wij zullen aanstonds zien hoever deze driemarxisten de baan der samenwerking opgingen.

Maar alle . marxisten vertolkten de leer niet op zulkeenge wijze. In 1900 deed Kautsky, op het Internatio-naal Kongres, te Parijs, een resolutie stemmen die de

105 —

mogelijkheid van een samenwerking inzag. Maar hijwenschte deze samenwerkingen niet. Hij nam aan datzij kwamen, op voorwaarde dat zij kortstondig warenen in niets afbraak deden aan de gaafheid van het pro-letariaat dat terug tot zijnonafhankelijkheid moestkeeren zoodra de omstandigheden het toelieten.

Maar in talrijke landen hadden de socialistischepartijen deze toestemming niet afgewacht om in we-derzijdsche overeenstemming met de bourgeoisie tewerken, meestal op politiek terrein. De medewerkingdie alzoo aan de bezittende klassen verleend werd,nam oneindig veel vormen aan en doorliep verschil-lende graden.

En, indien in sommige landen het proletariaat geenmedewerking verleende, dan was het omdat er niet omgevraagd werd, daar zijn kracht te onaanzienlijk was.

In Frankrijk stelde Jaurés, tegenover de onbuig-zaamheid van Guesde, het nut van herhaalde betrek-kingen met de tegenstanders. Hij zag er een weldoendeuiting van de beweging in. Deze samenwerking zou,volgens hem, in niets de organische vijandschap diede twee klassen scheidt, verminderen. Hij verwierpmet verontwaardiging de opvatting van Bernstein, diezoozeer den, nadruk legde op de tusschenschakeerin-gen die de twee groepen verbinden, dat hij ze ten slotteniet meer wist te onderscheiden en ze verbond.

In 1895 verleende de Fransche socialistische partijhare medewerking aan het Kabinet Bourgeois, Zij

7

-- 106 --

steunde het met haar stemmen in de Kamer en namzijn verdediging tegenover de openbare meening.

In 1898, tijdens de krisis der Dreyfuszaak, niette-genstaande een minderheid van tegenstanders, ver-bond de Fransche socialistische partij zich met devooruitstrevende republikeinen voor de verdedigingder Republiek, die zij aanzag als de politieke vorm vanhet kollektivisme.

Later bood Waldeck-Rousseau een portefeuille aanMillerand aan. De Fransche socialistische partij ver-ioochende Millerand maar veroordeelde het princiepder samenwerking niet (1).

De partij werd aanhoudend geteisterd door scheu-ringen. Maar toen de oorlog uitbrak zag men Guesdezelf een portefeuille aannemen in den schoot van hetkabinet der heilige unie.

In Italië ook kwam er herhaaldelijk samenwerkingtot stand; zij, uitte zich onder dezelfde vormenen ontmoette dezelfde vijandschap vanwege eenbelangrijke minderheid. In 1901 steunt de partijhet kabinet Zanardelli-Giojitti ; in 1904 neemt hetKongres van Bologne een, resolutie aan die tegelijkde reformistische strekking verwerpt die door Bissolativerdedigd werd en de onverzoenlijke houding vanLabriola. Intusschenondersteunt de Italiaansche socia-

(1) Hetzelfde geval greep plaats in Finland, in 1906, waartsaar Nikolaas II een portefeuille aanbood aan den socialistJ. -K, Kari, die hetzelfde lot als Millerand onderging.

107 —

listische parlementaire groep het ministerie, zelfs nade slachting van arbeiders te Berra-Ferrarese.

Toen de oorlog uitbrak was de eensgezindheid voorsamenwerking niet zoo groot in Italië als in Frankrijk,en de 'onverzoenlijken oefenden een ontegensprekelij-ken invloed uit.

In België was de vraag, tot op het oogenblik vanden oorlog, slechts van theoretisch belang. Maar deneiging tot voorwaardelijke samenwerking was altijdoverheerschend. Vandervelde maakte deel van het oor-logskabinet zonder tegenkanting te ontmoeten in denschoot der Belgische Werkliedenpartij. Bij den wapen-stilstand waren er vier socialisten die deel maaktenvan het koncentratieministerie. En alhoewel zij afge-treden zijn is de Partij waarschijnlijk bereid om hunten nieuw mandaat toe te vertrouwen opdat zij, in deRegeering, een minimum-programma zouden kunnenverwezenlijken.

In Duitschland, in Tsjecho-Slowakije, in Zweden, inEngeland, in Rusland na de revolutie van Oktober1917, in Lettland, in Oostenrijk, in Polen, in de meesteEuropeesche landen, hebben socialisten (en onder henrekent men de meest beroemde volgelingen van, Marx)met de kapitalistische klasse samengewerkt.

In. Duitschland hebben belangrijke minderheden,zooals de onafhankelijke socialisten, bij voorbeeld,onder voorbehoud of slechts bij tusschenpoozen met dekapitalisten samengewerkt. Daarentegen, in vele

108 —

Tanden, zooals in Saksen of in Thuringen, hebben dekommunisten zelf deelgemaakt van koalities wier sa-menstelling dikwijls twijfelachtig was. Zij herinnerdenzich op het gepaste oogenblik dat de schijnbare onbuig-zaamheid van Marx soms toeliet dat het proletariaat« de vijanden van zijn vijanden » zou steunen.

In Thuringen, in September 1923, hebben de kom-munisten zich vereen.igd met de burgerlijke partijenom de socialistische regeering omver te werpen.

In Bulgarije, na de Staatsgreep Zankof, die Stam-boulisky deed vallen, zond de sociaal-demokratischepartij een harer leden als minister in den schoot vanhet kabinet.

Dit alles voor wat betreft de samenwerking op poli-tiek terrein die, noodzakelijkerwijze, de arbeiders-klasse èr toe gebracht heeft om ook bij ekonomischetaken samen te werken met de bourgeoisie.

Ten overstaan van de geestesgesteldheid der Engel-sche arbeidersklasse is het niet verwonderlijk dat desamenwerking er ten allen tijde goedgekeurd werd.Het marxisme heeft op de arbeidersbeweging vanGroot-Brittanje slechts een zeer bescheiden invloedgehad. En Hyndman, zijn meest beroemde vertegen-woordiger, was, gedurende den oorlog, de ijverigsteondersteuner van zijn regeering.

De Webb's en Ramsay Macdonald hebben de strek-king naar vereeniging der krachtinspanningen vanbeide klassen steeds aangemoedigd. Ook waren, op het

— _ 1 09 —

administratief en het .ekonomisch terrein, de verbindingen met het burgerlijk element zeer .. talrijk. Degelijktallige kommissies voor het beslechten der kon-flikten in de nijverheid, die nochtans volgens sommigemarxisten een reuzenketterij daarstellen, werden doorhet proletariaat goed onthaald. Aan talrijke arbeiders-leiders werden belangrijke administratieve postentoevertrouwd : zij werden tot vrederechter, koloniaalgouverneur, enz., benoemd (1).

In Rusland, waar de enge marxisten triornfeeren,heeft de gedachte van de samenwerking der klasseneen evolutie ondergaan die verdient onderlijnd teworden.

Wij gaan de samenstelling van het demokratischekoalitie-kabinet, onder voorzitterschap van den sociaal-revolutionnair Kerensky ,na de revolutie van Oktober1917, voorbij. Lenin, Kerensky's opvolger, koesterdesedert lang onverzoenlijke meeningen ten opzichte vanhet klassestrijdbeginsel. Zooals wij later zien zullen is,voor hem, de Staat het orgaan van de kapitalistischeonderedrukking. Zijn vernietiging, alleen, kan op auto-matische wijze de afschaffing der klassen medebren-gen.

Vanaf het oogenblik dat hij aan het bewind kwam,regde de diktator zich toe op de algeheele toepassing

(1) Dat was het geval met Sydney Olivier, lid van de « Fa-bian Society », die aangeduid werd als gouverneur van Jamai-ca, in 1906.

-- HO —

van dit programma. Men weet hoe hij schipbreuk leed.Om Rusland ekonomisch te herstellen, bevorderen demarxisten, die nu het land besturen, het sluiten vanhandelsverdragen met de burgerlijke Staten en vanmilitaire bondgenootschappen met andere landen ; zijdoen een oproep tot medewerking aan vreemde kapi-talisten om de rijkdommen van de socialist :iscihe fede-ratieve Sovjet-Republiek van Rusland uit te baten.

Uit wat voorafgaat kunnen wij als volgt de karakter-trekken der evolutie van de idee der klassesamenwer-king samenvatten : de vijandschap tegenover deze sa-menwerking is verzacht. De socialisten nemen erhunne toevlucht toe volgens de noodzakelijkheden.Wanneer de ekonomische welvaart of de politieke een-heid van hun land bedreigd is, keuren zij meestal degedachte der samenwerking goed. Zoo gebeurde het,gedurende de oorlog, dat in alle oorlogvoerende landende klassen één waren. Maar de klassestrijd herneemtmet nieuwe kracht, noodra de onrust vervlogen is.

F. — DE VAKBONDEN EN iDE POLITIEKE AKTIE

Deze studie over den klassestrijd zou onvolledigzijn indien wij niet spraken, over de houding der be-roepsvereenigingen tegenover de politieke aktie. Deverkondiging van het marxistische klassestrijdbeginselen van het onvermijdelijke konflikt dat proletariërs enkapitalisten scheidt, bracht, in bijna ieder land, de

-- 11.1. —_aktie der vakbonden op politiek terrein, langs verschil-lende wegen.

In Frankrijk -en in Italië verkondigden de arbeiders-organisaties de ijdelheid van de politieke strijd ondereen sociaal regiem waar de ploetokratie de demokratiebespottelijk maakt. Sorel (1), wiens gedachte op tame-lijk juiste wijze de Fransche syndikalistische strekkin-gen vertolkt (hij oefende trouwens op deze laatsteneen groote invloed uit), verklaart het volgende

(( Het marxisme is niet geschikt tot redeneeren overde meesters der maatschappij, met wie de utopistenzich onophoudelijk bezighielden. Men zou moeten zeg-gen dat het een wijsgeerige leer der fizieke kracht i s .

en niet van het hoofd, want het heeft slechts één doelvoor oogen : de arbeidersklasse doen beseffen datgansch haar toekomst afhangt van het begrip van deklassestrijd ; haar op een baan brengen waar zij, zichvoorbereidend tot den strijd, de middelen vindt welkehet haar mogelijk moeten maken het zonder meesterste stellen ; haar tot de overtuiging brengen dat zijgeene voorbeelden moet zoeken bij de bourgeoisie.Aan den anderen kant kan het marxisme zich niet ver-smelten met politieke partijen, hoe revolutionnair zijook zijn mogen, omdat deze verplicht zijn te werkenzooals de burgerlijke partijen, hunne houding veran-

(1) GEORGES SOREL. Décomposition du Marxisme, blz.60.Uitgaaf Marcel Rivière & Co, 31, rue Jacob, Parijs, 1910.

-- 112 —

derend naarmate de noodzakelijkheden door kiesbelan-gen opgedrongen en, desnoods, een kompromis slui-tend met andere groepen die een gelijkaardige kies-kliënteel hebben, dan wanneer het marxisme onveran-derlijk gehecht blijft aan het begrip eener volstrekterevolutie. »

Maar in de landen, waar deze gedachten bijval ge-noten, hebben zich de vakbonden nochtans niet geheelkunnen afwenden van de bedrijvigheid op wetgevendgebied, in de Parlementen. Zij werden er dikwijls toegebrachtondersteuning te geven aan deze of genepolitieke groep (meestal een socialistische) die in deKamers streed voor de verovering of de verdedigingvan zekere hervormingen.

In Engeland had een gansch verschillende geestes-toestand gelijkaardige gevolgen. Wij hebben geziendat de klassestrijd-idee aan den Engelschen arbeidergansch vreemd bleef. Het wachtwoord was : No politicsin the Unions. Er bestond nochtans geen vijandschaptegenover de socialistische beweging. Zoo , namen,reeds in 1896, de Trade-Unions deel aan de organisa-tiekosten van het Internationaal socialistisch Kongreste Londen. Maar de evolutie was traag. Eerst stichttende Trade-Unions een Interparlementair Komiteit,waardoor zij invloed uitoefenden op de wetgeving. Danwerd het « Labour Representation Committee » ge-sticht en de « Labour Party ».

Op dit tijdstip 'is de orienteering der Engelsche

-- 113 —

massa's nog zeer aarzelend. De klassestrijd schrikthen af. In 1906, op het Internationaal Kongres teStuttgart, verdedigt Bruce Glacier, van de « Inde-pendent Labour Party » een amendement (dat trouwensverworpen werd)) dat voor doel heeft, in de reglemen-ten der Internationale, de gestrengheid van het klasse-strijdbeginsel te verzachten « opdat het mogelijk zouworden, voor honderdduizenden mijnwerkers, zich bijde Labour Party aan te sluiten ». De opsteller dezermotie verklaart dat de klassestrijdformule in Engelandniet altijd goed begrepen wordt. Men begrijpt er veelbeter de volgende formule : « onafhankelijke strijd derarbeidersklasse tegen het kapitalisme ». Deze spits-vondigheid werd ter zijde geschoven.

Wij hebben, gezien (1) dat er, sedert de oorlog, eenware revolutie plaats gegrepen heeft in de geestesge-steldheid der Engelsche vakbonden, die zich op dui-delijke wijze georienteerd hebben naar een krachtigepolitieke aktie.

In de andere landen was de overgang van de alge-heele neutraliteit der vakbonden naar de samenge-voegde aktie met de socialistische partij veel vlugger.Schier alle landen hebben, in den beginne, onzijdigeberoepsorganisaties gekend. Nu bestaat er nog steeds,haastoveral, een organische onafhankelijkheid derpolitieke en ,ekonomische bewegingen, maar er zijn,

(1) Zie afdeeling E van het vorige hoofdstuk.

--- 114 ---

tusschen de verschillende organismen, zulke bandengegroeid dat een gestadige eenheid der aktie de regelis. Er bestaan wel sommige vakbonden die zich blijvenafzonderen, maar er kan met zekerheid gezegd wordendat de groote massa der gesyndikeerden in Duitsch-land, in Holland en in België, deel neemt aan de poli-tieke aktie.

Al langer hoe meer wordt de syndikale aktie (dieeerst slechts de patroons bekampte) gericht tegen deburgerlijke Staat en heel de tegenwoordige maatschap-pelijke organisatie.

Deze evolutie is, klaarblijkelijk, een veroveringvoor het marxisme.

O. -- HET INTERNATIONALISME EN DEVADERLANDGEDACHTE

De opvatting die Marx zich maakte over de klasse-strijd, brengt hem tot de vermaarde zin uit het Kom-munistisch Manifest: « De proletariërs hebben geenvaderland ! »

Een klein aantal volgelingen van Marx hebben dezeverklaring letterlijk opgenomen. Volgens hen moetende klassebelangen der arbeiders vóór alle andere be-langen gaan ; om ze te verdedigen moeten zij zich zon-der aarzelen met de arbeidersklassen van andere lan-den versenigen, en er desnoods hunne burgerplichtenvan nationale verdediging voor terzijde laten. Men kentde ophefmakende thezissen van Hervé, dienaangaande.

-- 1 1 5 --

Hij was nochtans geen marxist. Men kent nog beter desnelheid en de uitgestrektheid van zijnevolutie in dentegenovergestelden zin.

Lenin heeft zijn meening aangaande de nationaleverdediging zeer duidelijk geuit. Hij schrijft (1) :

« Het beginsel van « verdediging van het vader-land » is een verraad tegenover het proletariaat en eenverrechtvaardiging van den oorlog. En aangezien deoorlog, onder de republiek zoowel als onder het koning-dom, of de vijandelijke legers zich op eigen of opvreemd grondgebied bevinden, imperialistisch blijft,zoo is het beginsel van vaderlandsverdediging in feiteslechts een medeplichtigheid met de imperialistischeen veroverende bourgeoisie, een waar verraad tegen-over het socialisme. »

De enge vertolking van dit marxistische beginselwerd door haast alle socialisten bestreden, zoowel doormarxisten als revisionnisten. Op het Kongres vanStuttgart, in 1907, deed Bebel reeds opmerken, ant-woordend aan Hervé, dat de leerlingen van Marx enEngels niet meer Vakkoord gingen met het Kommu-nistisch Manifest, en dat verschillenden onder hen eenbeslissende houding hadden aangenomen in Europee-sche kwesties van nationaal belang.

(1) LENIN. La Revolution prolétarienne et le Renégaï Kaut-

sky, uitgaaf der Humanité, Parijs, 1921, blz. 80.

— 116 _.._Jaurès (1), terwijl hij vaststelt dat de internationale

solidariteit der verschillende onderdoelen ener zelfdeklasse, van dag tot dag duidelijker en wezenlijkerwordt, en dat dit een klaarblijkelijke richting der ge-beurtenissen en der geesten daarstelt, gelooft nochtansniet dat men naar een volkomen en aanvallend inter-nationalisme gaat en dat de landen niet het onver-schillig terrein van een wereldstrijd zullen warden.Het is in ditzelfde Armée nouvelle dat de Franschesocialistische leider de meest welsprekende bladzijdenwijdt om te bewijzen dat de proletariërs een vaderlandhebben.

En wanneer wij de meening van ieenige marxistennagaan, vernemen wij van Hyndman dat het wensche-lijk is « dat er een , zekere solidariteit bestaat onder dearbeiders van, verschillende landen. Nochtans moeten,in ieder geval, de vraagstukken in iedere Staat opge-lost warden volgens de ontwikkeling door ieder landbereikt en in overeenstemming met de geschiedkundigeoverleveringen » (2).

Kautsky, op zijn, beurt, in een artikel dat hij schreefin de Neue Zeit, en dat aangehaald wordt in een ver-slag door de Syndikale Kommissie en de Sociaal-demokratische Arbeiderspartij van Tsjecho-Slowakijegericht aan het Internationaal socialistisch Kongres

(1) JAURÉS. Armée nouvelle, reeds vermeld, blz. 412.(2) H.-M. HYNDMAN. The Evolution of Revolution, reeds

vermeld, blz. 323.

-- H7

van Kopenhagen, in 1910, verklaart dat « de socialis-tische propaganda en organisatie uitdrukkelijk natio-naal moeten zijn, alhoewel ze internationaal zijn doorhun inhoud, hunne gedachten en hunne beginselen ».

Hij is niet minder duidelijk in zijn brochuur RosaLuxembourg et le Bolchevisme (1). Maar, in werke-lijkheid, hebben deze verklaringen van Kautsky slechtsbetrekking op het beginsel van de eerbied der natio-naliteiten, dat altijd door de socialisten verkondigdwerd (2).

Maar Vandervelde, in zijn laatste boek : Het na-oorlogsch Socialisme, haalt de teksten van Marx zelfaan om te bewijzen dat het proletariaat voor plichtheeft naar de wapens te grijpen indien zijn land in eenverdedigingsoorlog meegesleept wordt. Hij geeft alsvoorbeeld de twee manifesten der Internationale tij-dens den oorlog van 1870, waarin een zeer duidelijkeonderscheiding gemaakt wordt tusschen een offensieveen defensieve oorlog en waarin de plicht der arbeiders,in beide gevallen, duidelijk aangetoond wordt.

Wat er ook van zij, de oorlog heeft het oorspronke-lijke marxistische beginsel in zijn evolutie fel beïn-vloed en het is duidelijk in welken zin. In geen enkelder oorlogvoerende landen heeft de arbeidersklasse,in 1914, zich de vermaarde zin van het Manifest her-

(1) Brussel, « Librairie du Peuple », 6, rue d'Assaut, 1922.(2) De Bolslew►isten hebben het verkondigd vóór hunne re-

volutie ; daarna hebben zij het verloochend.

-- 118 --

innend. En indien zij hare houding veranderde, op heteind van den oorlog, dan dient nog onderzocht te war-den in welke mate de oorlogsmoeheid, eerder dan deinternationale solidariteit, deze nieuwe geestestoestandin het leven heeft geroepen.

Voor wat de eigenlijke internationalistische geestbetreft, moeten wij erkennen dat hij belangrijke vor-deringen heeft gemaakt, niet alleen bij de arbeiders-massa's, maar ook in zeer talrijke andere middens.

Deze strekking der klassen om de landsgrenzen teoverschrijden wordt dagelijks opgemerkt. M. C. VanOverbergh vraagt zich af of wij hierin een toepassingmoeten zoeken van de wet der geschiedkundige uit-breiding.

Vermits deze strekking aanwezig is, is het de moeitewaard te onderzoeken hoe zij evolueerde en op welkewijze zij tot uiting kwam bij de massa's die den invloedvan het marxisme ondergingen.

De lezing van het verslag der internationale socia-listische kongressen, de geschiedenis van de herhaal-delijke splitsingen die zich voordeden in de verschil-lende Internationalen, toonen aan dat, alhoewel hetbeginsel van Marx wordt 'aangenomen, zijn toepassingtoch zeer veel moeilijkheid schijnt op te leveren.

Er zijn nochtans talrijke betoogingen van de solida-riteit van het proletariaat der verschillende landen ge-weest. De Duitsche mijnwerkers uit de Ruhr werdenin 1906 tijdens hunne staking gesteund door de Bel-

1. 1 9 --

gische mijnwerkers die insgelijks het werk neerlegden :toen de Zweden en de Belgen de algemeene stakinguitriepen voor de verovering van het Algemeen Stem-recht, werden zij ondersteund. Kortere tijd geledenkwam de internationale onderlinge hulp tot uiting bijtalrijke omstandigheden : hongersnood in Oostenrijk,hongersnood in Rusland, staking der Engelsche mijn-werkers, oorlog tusschen Rusland en Polen, boycot-tage van Hongarije gedurende de witte terreur, Ruhr-bezetting en vraagstuk van het Herstel.

Het proletariaat van een der grootste industrieelenaties der wereld, de Vereenigde Staten, hield zichsteeds afzijdig van de Europeesche arbeidersbeweging.Men heeft alle moeite om in zijn annalen het minsteblijk van internationale solidariteit te ontdekken, bui-ten wat goedkoope woordenkramerij.

Eigenlijk hadden de verschillende rassen die delandverhuizing er heen voert zich moeten versmeltentot een harmonisch geheel, waarin het klassebewust-zijn des te sterker zou geweest zijn, naarmate denationaliteiten die de klassen samenstellen meer ver-wijderd en onafhankelijk zijn van de overleveringenen de vooroordeelen der oude landen.

Deze rasverscheidenheid wordt integendeel, samenmet de mogelijkheid, voor ieder Amerikaansch burgerom snel van de eene tot' de andere klasse over te gaan,als een der oorzaken van de zwakheid der Amerikaan -sche socialistische beweging beschouwd.

120 —

Het eigenaardige van deze sympathiebetoogingen ishun gebrek aan gelijktijdigheid en de wisselvalligesterkte van aktie volgens het tijdperk en de omstan-digheden. Zoo is het ons niet gegeven een voorbeeldvan internationale staking te kunnen aanhalen die zougeslaagd zijn.

Het marxistische beginsel van internationalisme,dat zoo krachtdadig werd uitgedrukt, werd aangeno-men onder een eerst zeer verzachte vorm. Maar hetdunkt ons wel dat het tegenwoordig vorderingenmaakt.

HOOFDSTUK V.

De ineenstorting.

De thezis der ineenstorting. — De ;algemeene revolutionnairestaking. — De openbare diensten. De sociale hervor-mingen. De kooperatie. — Het geweld. De vernieling vanden Staat. Diktatuur of ,De ,mokratie ?

In het vorige hoofdstuk hebben wij aangedrongen opde hevigheid van den geloofsstrijd die scheidingbracht in de socialistische arbeidersbeweging vanmarxistische essentie, toen zij het klassestrijdbeginselvertolkte. De twisten waren noch minder vinnig, nochminder talrijk wanneer het gold de marxistische thezisder ineenstorting te vertolken. Laten wij terloops her-halen dat, volgens de ontwerper der leer, het kapita-listische regiem zal weggeseleept worden in een reus-

— 121 ___

achtige ekonomische krizis. Maar de uitschakeling derburgerij zal ook kunnen verwezenlijkt warden door deverovering van de politieke macht of langs de ekono-mische weg, indien de arbeidersvereenigingen er inslagen zich meester te maken van gansch het produk-tie-apparaat. Het marxisme sluit niet noodzakelijker-wijze het gebruik van geweld in zich, maar sluit hetook niet uit.

Daar Marx zooveel verschillende wegen open laattot het bereiken van het einddoel dat hij zijn volgelin-gen aanduidt, is het licht begrijpelijk dat deze laatstenden weg kozen die het best beantwoordde aan huntemperament, hun midden, aan de nationale overleve-ringen wier invloed zij, goed- of kwaadschiks, onder-gingen. De twisten over scholen en methoden warenbijzonder scherp; de strekkingen der evolutie van hetmarxisme volgden de meest uiteenláopende wegen.Het zal niet altijd gemakkelijk zijn, voor wie dezestrekkingen, bestudeert, ten overstaan van de tegen-woordige sociale, ekonomische en politieke wereld-evolutie, in de wanorde der huidige gebeurtenissen,om op stipte wijze de overheerschende strooming aante duiden. En zou hij het toch wagen, dan loopt hijgevaar om 's anderendaags gelogenstraft te worden.De gebruikte methoden worden met een verbazendesnelheid verloochend, om korten tijd daarna hernomente worden.

Zoo gebeurt het, om slechts het voorbeeld van het

8

--- 122 —

geweld aan te halen, dat socialistische partijen, inzekere landen waar nooit sympathie voor geweldda-digheid tot uiting kwam, er toe gebracht worden omgeweld te gebruiken, wanneer de omstandigheden hendaartoe verplichten.

Wat er ook van zij, de gedachte der katastrofale in-eenstorting heeft talrijke twisten ontketend, die zichaanhoudend hernieuwden, tusschen revolutionnairenen reformisten, tusschen de partijgangers van politiekeaktie en deze van direkte aktie, tusschen de vijandenvan geweld, van de diktatuur, van de vernietiging vanden Staat, en zij die voorstanders zijn van minder radi-kale methoden. Onder een andere vorm, en op eenverschillend plan, is het de voortzetting van den strijdtusschen de Proudhonisten en de Blanquisten. Dezetwist werd gekenteekend, vóór den oorlog, door depolemieken tusschen Jaurès en Guesde, Sorel en Vail-lant, in Frankrijk; de Brouckère, Dewinne, Betrand,in België ; Labriola en Bissolati, in Italië ; Bernsteinen zijn tegenstrevers, in Duitschland ; Vliegen en Wijn-koop, in Holland. Het ware evenwel overdreven, iederdezer personen zuiver te rangschikken onder de volge-lingen van Proudhon of Blanqui, daar geen enkel hun-ner de verschijnselen nog beschouwt als het de tweeFranschen deden ; ieder brengt in de redetwist belang-rijke en nieuwe gedáchtenschakeeringen.

En wij moeten wel bekennen dat de onklaarhedenen de veranderingen in de gedachten van Marx zelf er

123 --

ruimschoots hebben toe bijgédragen om deze twistenaan te moedigen.

In 1848, in het Kommunistisch Manifest, gelooftMarx aan de noodzakelijkheid eener geweldaktie. Hijverklaart zich voorstander van het schrikbewind in deNeue Rheinische Zeitung van 13 Januari 1849. Daar-entegen, op het Kongres van Keulen in 1850, legt hiier zich op toe de ongeduldigen tot bedaren te brengen.Hij doet dit zonder omzichtigheid. ln de derde uitgaafvan het Guerre civile en France (bldz. 38) (1), ver-werpt hij het schrikbewind, dat hij aanziet als een ken-merk der revolutie van de « hoogere standen ».Engels deelt zijn meening.

Aan den vooravond der Commune oefent hij eenmatigende invloed uit ; hij keurt de onbezonnen dadenaf. Maar zoodra de Commune zegeviert, verlaat hijzijne voorzichtige houding.

Heeft in 1872, op het Kongres van. Den Haag,Marx de gedachte van de socialistische demokratie nietdoen zegevieren over het Russische terrorisme vanBakounine?

Deze evolutie, die de dood van Marx voorafging, zoueigenlijk niet in het kader van deze studie moeten val-len ; wanneer wij er op aandringen, dan is het omdat,in dezen tijd, de evolutie tot haar uiterste kan gevoerd

(1) Aangehaald door Kautsky, in Terrorisme et Commu-nisme, blz. 59. Uitgaaf Jacques Povolozky & Co, 13, rueBonaparte, Parijs, 1919.

124 —

warden, door het bestaan, in een der grootste landenvan de wereld, van een regeering wier leden zich aan-hangers noemen van de meest radikale strekking vanhet Marxisme.

A. — DE THEZIS DER INEENSTORTING

De gedachte dat de evolutie der kapitalistische maat-schappij moet eindigen met een katastrofe die denieuwe maatschappij zal aankondigen, wordt als eenonherroepelijke waarheid aanvaard door de engemarxisten (Lenin, Hyndman, Guesde, enz.) ; toch ishet denkbeeld niet eigen aan de volgelingen van Marxalleen. Sociologen en staathuishoudkundigen, dievreemd zijn aan de socialistische school, hebben deonderstelling niet geheel verworpen.

Het is waar dat zij niet gelooven dat het einde vandeze gebeurtenis (de ineenstorting) tevens het beginzal daarstellen van een kollektivistisch regiem vanvoortbrenging en ruil. Pessimistenonder hen zagenhierin zelfs de vernietiging der beschaving. Onder deaanhangers van de thezis der ineenstorting zijn er, zoo-als Guesde, die meenen dat de ineenstorting niet alleenzal veroorzaakt warden door een ekonomische krisis,maar ook door een wereldoorlog.

o Die diepgaande schokken zullen van uit de losge-scheurde aarde de revolutionnaire kracht doen sprui-ten ; de grootste rampen zullen de rijkste vruchten

— 125 —

dragen. Die bloedige botsingen tusschen groote volke-ren dragen in hun schoot de sidderingen der komendernátschappelijke oorlogen. In die oorlogen zullen denationale organisaties van het universeel kapitalismezich wederzijdsch kwetsen en vernietigen ; alle hinder-palen die de aanloop van het revolutionnaire proleta-riaat belemmeren zullen neerstorten, enz. (1). »

Het lijdt geen twijfel dat het, naar de meening vanGuesde, hier gaat om een sociale en niet nationalerevolutie, volgend op een gewapend konflikt tusschende volkeren.

Deoorlogen hebben hem gedeeltelijk gelijk gegeven.Sociale revoluties zijn losgebroken in Rusland, in

Beieren, in Saksen, in Hongarije, gedurende of na denoorlog van 1914-1918. Doch enkel in heteerste dezerlanden heeft men een kommunistisch regiem kunnenrecht houden, ten koste van zulke diepgaande omvor-mingen dat het onkennelijk werd. Elders was het be-staan der kommunistische regeeringen van kortenduur.

Het is ook juist dat, voor sommige landen, deoorlogeen uitbreiding der demokratische instellingen voorgevolg had. Turkije, Duitschland, Oostenrijk en al deStaten voortgesproten uit het Oostenrijk-Hongaarschrijk (met uitzondering van Hongarije) en uit het Rus-sische Keizerrijk. Maar voor andere was het het tegen-

(1) Jean Jaurès, door Charles Rappoport (blz. 369). Uit-gaaf « L'Emanci,pa'trice », 3, rue de Pondichry, Parijs, 1906.

126 --

overgestelde (Italië, Spanje, Hongarije). Deze wijzi-gingen hebben trouwens zeer weinig gemeens met desociale omwenteling zooals Jules Guesde haar opvatte.

Kortom, het is niet juist te beweren dat « de natio-nale organisaties van het wereldkapitalisme vernietigdzijn door het konflikt ». Het was eerder het tegenover-gestelde dat zich voordeed.

Een ander marxist, Martof, dacht eertijds dat, naastde ,ekonomische krizissen en de oorlogen, de hongers-nood het teeken ieener revolutie zijn zou. Het duurdeniet lang of hij moest deze opvatting laten vallen.

* * *

Toch werd de gedachte der katastrofale ineenstortingniet als een onweerlegbare waarheid aangenomen doorallen die de hervorming der kapitalistische maat-schappij in kollektivistisch regiem nastreven. Bern-stein, Jaurés en Macdonald gelooven er niet aan. En,op eenige gedachtensc ►hakeeringen na, voor dezelfderedenen :

« Hoe meer de politieke instellingen der modernenaties zich demokratiseeren, hoe meer ook de nood-zakelijkheid en de mogelijkheid der groote katastrofenverdwijnen (1).

» Een beweging naar een doelmatigere organisatie

(1) BERNSTEIN, De Voorwaarden tot het Socialisme en deTaak der Sociaaldemocratie.

-- 127 --

wordt noodzakelijkerwijze voorafgegaan door meerdirekte begrippen van sociale nuttigheid en van eenduidelijker onderscheid van het goede en het kwade.Vermits, bij demokratie, de sociale organisatievormrechtstreeks afhangt van de behoefte der kollektivi-teit, standvastig uitgedrukt naarmate zij zich ontwik-kelt en niet ingehouden totdat haar drukking onweer-staanbaar wordt, zoo zijn wij al langer hoe meer ver-zekerd tegen de katastrof ale ineenstorting en betergewaarborgd tegen de revolutie. De omvorming wordtorganisch in hare methode. De strijd tusschen hetorganisme en de funktie, tusschen de maatschappijen een klasse, tusschen de kollektiviteit en degevestigde belangen vervormt zich in een aanhou-dend losgeraken der deelen van een geheel, voor het-welk het moeilijk valt een dag en een datum te bepalen,want de vervorming werd door geen enkele plotsekrizis gekenschetst (1). »

Jaurès, op zijn beurt, terwijl hij aandringt opde geschiedkundige voortdurendheid der evolutie,schrijft (2) :

« De demokratie, niettegenstaande onvoldoende envervalschte inlichtingsorganen, kent ten slotte tochaltijd de voornaamste feiten van het openbare leven,

(1) RAMSAY MACDONALD, Le Socialisme et la Société,werk reeds vermeld, blz. 104.

(2) Armée nouvelle, blz. 416.

^ - 128 ---v

en, met een zekere benadering, teekent zij de geestes-toestand op. Zoo worden, eenerzijds, de bezittendeklassen verwittigd van de uitgebreidheid der ontevre-denheden van het volk, van de macht en de aanhou-dendheid van zijn eischen, en de proletarische klassenmeten de weerstandsmacht en de omvang der hinder-palen. De bourgeoisie is dus verplicht tot gepaste toe-gevingen en het proletariaat wordt afgeleid van derazende en ijdele opstanden. »

B. -- DE ALGEMEENE REVOLUTIONNAIREWERKSTAKING

Voortaan gaat de kloof, die de reformisten en derevolutionnairen (1) scheidt, zich steeds verbreeden.De eenen zullen de nieuwe orde voorbereiden doorstilaan de gebreken te herstellen van het regiem datzij willen hervormen; de anderen zullen het willenveranderen door een gewelddaad ; deze laatste predi-ken het geweld en organiseeren het; de anderen, zon-der het te verwerpen en er zich, zoo de omstandig-heden het ,ei .schen, aan onderwerpend, bevelen hetniet aan.

(1) Het past inlet deze twee uitdrukkingen in den le tter-lijken zin op te nemen. De revolutionnairen zooals de refer-misten trouwens, zijn onderverdeeld in een oneindig aantalafzonderlijke elementen, die verschillen door soms zeer fijnegedachtenschakeeringen. Het ware j uister te zeggen : maxi-malisten en mlinimalisten.

— 1 29 "°r'°

Maar vooraleer het konflikt tusschen deze twee op-vattingen uiteen te zetten en te pogen er de hoofd-strekking van te bepalen, moeten wij de belangrijkeleer van het integraal revolutionnair syndikalisme aan-halen, die aan het Marxisme een nieuwe en oorspron-kelijke richting gaf. Alhoewel anderen vóór en na hemdezelfde thezis verdedigden, wordt algemeen deFranschman. G. Sorel aanzien als de erkende theore-tikus van de nieuwe formule, die vele aanhangers vondin Frankrijk, in Italië en zelfs, in een mindere graad,in Holland.

De ontwikkeling der nieuwe leer wil samen met deintrede van anarchistische elementen in de Franschevakbonden. Deze leerden aan de arbeiders dat zij niette blozen hadden over gewelddaden. Zij moeten aan-zien worden als normale uitingen van den klassestrijd.Het geweld, trouwens, is een weldaad. Het houdt debourgeoisie wakker, onderhoudt haar vechtlust, ver-hindert haar weekwordën en verplicht haar haar ver-dedigingsstelsel steeds te verbeteren, hetwelk de ar-beidersklasse erven moet. Het vermijdt de gevaarlijkeklip van het uitlokken eener revolutie op een oogen-blik van ekonomiseh verval. In feite « redt dit geweldde wereld van de barbaarschheid ».

Voor de arbeiders is deze revolutionnaire gymnas-tiek een voorbereiding tot de revolutie, die uitsluitelijkafhangt van de inrichting van een hardnekkige,groeiende .en hartstochtelijke weerstand tegen de orde

— 130 .....,..

der bestaande dingen. Deze opvolging van aanhou-dende gevechten moet zich eens ontwikkelen tot eengroote « napoleoniaansche » slag, waarbij alle saam-getrokken massa's deelnemen aan de algemeene revo-lutionnaire staking die de ineenstorting uitlokt en zich,in zekere zin, met haar vereenzelvigt.

Trouwens, de vereenigde industrieele arbeiders-klasse, gedisciplineerd en georganiseerd door het me-kanisme zelf der kapitalistische produktie, beschiktjuistover de noodige samenhang om deze taktiek uitte voeren.

Sorel ontkent de in kleinigheden schuilende onjuist-heden niet die de hoofdwerken van Marx bevatten.Maar Volgens hem moet alleen het geheel, welks waar-heid nooit betwist werd, beschouwd worden. Zijnformule, echter, verwerpt de gedachte dat de burgerijter dood veroordeeld is en dat haar verdwijnen slechtseen kwestie van tijd is.

Deze strijdmethode verwerpt tegelijk de politiekeaktie, zelfs degene die zich voordoet onder het meestrevolutionnaire stempel (zooals dit het geval was metVaillant, in Frankrijk), veroordeelt het koöperatisme,de hervormingen bekomen door wetgeving, enz.

De politieke aktie bederft het juiste begrip van denklassetrijd. De bezorgdheid der politiekers omvat nietlanger alleenlijk de proletariërs; zij strekt zich uit totalle verdrukten, alleontevredenen. Hieruit ontstaateen verbreking van de eenheid der troepen. Het socia-

--- 131 --

lisme moet uitsluitend arbeidsgezind zijn, moet allekleinburgerlijke en intellektueele elementen verwer-pen (1) . Sorel loochent ook dat hij een navolger is vanBlanqui, die verdacht is van aan politieke aktie tedoen.

Wat de hervormingen betreft, zij kunnen slechts desamenvoeging van het proletariaat met de bourgeoisieveroorzaken en het .er solidair mee maken. De demo-kratie is vol gevaren. Zij oriënteert de arbeidersbewe-ging naar het trade-unionisme en belet alzoo, op daad-werkelijke wijze, de vooruitgang van het socialisme.

In de praktijk wil de nieuwe leer alle funkties enwerkzaamheden van den Staat aan de vakbonden over-dragen. Zij wil de Staat « leeg » maken. Zij streeftnaar de rechtstreeksche onteigening der teknischeproduktiemiddelen door de vakbonden, aan dewelkehet eigendom zal toegekend warde n.

Zoo is dus, in 't kort uiteengezet, de nieuwe leer.Ons blijft nu te zien hoe zij onthaald werd. Zooals wijreeds zegden, het is in Frankrijk en in Italië dat zijmeest bijval genoot.

Het Fransche syndikalisme hield zich steeds zorg-

(1) Deze .gedachte werd letterlijk toegepast door de IIIe In-ternationale van Moskou, wier Uitvoerend Komiteit, in ,ge-draglijnen die gericht waren tot het Uitvoerend Komiteit vande Fransche Kommunistische Partij, de verhouding der in-tellektueelen die mochten deelnemen aan dit kollege, op10 th. bepaalde. En het sloot de vrijmetselaars en de ledenvan den Bond voor de Rechten van den Mensch uit.

- 132 -

vuldig afzijdig van de politieke geschillen. Tegenwoor-dig is het verzwakt en in twee verdeeld. De vroegereC. G. T., geleid door Jouhaux, heeft nochtans toege-staan dat deze laatste zou zetelen in de ekonomischeregeeringsraden, in het Internationaal Bureel van denArbeid en in de Volkerbond.

De andere fraktie, de C. G. T. U., aangesloten bijde Kommunistische Syndikale Internationale, verwerptiedere vorm van samenwerking.

De scheuring die tusschen de twee groepen ontstondwerd veroorzaakt door de onverzoenbare houding vanMoskou, en ook door het feit dat men. in Frankrijk,na den oorlog, de oproerige overleveringen der Blan-quisten en de antiparlementaire tradities van Proud-hon, in het ;syndikalisme zich vermengen zag op demeest zonderlinge wijze.

De tegenstrijdigheden die een dergelijk mengelmoesbevatten, moesten onvermijdelijk tot uitbarsting ko-men.

In Italië was de evolutie ongeveer dezelfde. Zagmen nietonlangs het Italiaansche syndikalisme, vande groep Baldesi, een toenadering tot stand brengenmet de diktatoriale regeering van Mussolini, ofschoonhet van deze regeering geweld en brutaliteiten te ver-duren had? Wij moeten nochtans de krachtige weer .stand aanstippen die tot uiting kwam bij de tegenstre-vers der nieuwe leer, noodra deze bij hen ingevoerdwerd.

-- 133 —

Op het Kongres van Rome (1906) lieten de integra-listen een dagorde stemmen die, zooals de meestedezer dokumenten, met uiterste fijnheid, de meestuiteenloopende strekkingen tracht te verzoenen. Dezedagorde verklaart dat de Partij wettige middelen ge-bruikt, doch zich het recht voorbehoudt zich vangeweld te bedienen. Zij verbindt zich tot het doenzegevieren, zelfs door de algemeene staking, van degroote proletarische ieischen. Maar zij verwerpt hetherhaalde enoverdreven gebruik der algemeene sta .-king, de dringende oproep tot geweld die de praktischearbeid der proletarischeorganisaties stoort enstillegt,en verwerpt ook het stelsel der overbrenging op devakbonden van het afgeschafte eigendom.

In Holland, na een korte bloeiperiode, verloor denieuwe leer spoedig haar invloed. Men vindt ze slechtsterug in enkele kleine vakbonden van anarchistischestrekking, met een zeer klein aantal leden, onder an-dere bij de arbeiders uit het bouwbedrijf.

Elders drongen de gedachten van Sorel haast niettot de arbeidersbeweging door. Het is meestal in dekrachtigste organisaties en in de landen waar de machtder arbeiders het grootst is dat de nieuwe theorie hetvolledigst schipbreuk leed.

In België, in Engeland en in Duitschland, bij voor-beeld, is men van meening dat daar waar vrijheid vanwoord en van vereeniging bestaat, tegelijk met hetstemrecht en de politieke vrijheid, de politieke aktie,

134 —

ten langen laatste, doelmatiger is. Indien arbeidersnog zoo. onwetend zijn om niet te stemmen voor dege-nen die hunne belangen verdedigen, zoo zullen zijvoorzeker niet bereid zijn het werk neer te leggen,noch geweld te gebruiken tot het bekomen van voordeelen die zij niet in staat zijn te waardeeren. Indiende proletariërs op het politiek terrein zegevieren, zoozijn zij in voordeeliger voorwaarden om tot den, bur-geroorlog ..over te gaan, wanneer de noodzakelijkheidzich opdringt, om zich van de regeering meester temaken ten voordeele van de gemeenschap. De recht-streeksche aktie, met haar opeenvolgende en her-haalde stakingen, kan slechts het voortbrengings- enverdeelingsapparaat ontredderen, waarvan zij verlan-gen zich meester te maken.

Jaurès, die tegen het princiep van de algemeenestaking gestemd had pop het Kongres van 1900, dacht« dat de maatschappij zou terugdeinzen voor de holleen onbepaalde onderneming die de syndikalistischestaking daarstelt ».

Blijft de gedachte der algemeene staking. Geenenkele arbeiderspartij heeft haar ooit geheel opgege-ven. En ofschoon er landen zijn, zooals Engeland en deVereenigde Staten, die haar niet kenden, mag men tochzeggen dat schier alle Europeesche landen haar invloedondergingen. Meestendeels werd zij ontketend voor deverovering of de bescherming van belangrijke politiekehervormingen ; zoo gebeurde het in Italië, in Oosten-

-- 135 —

rijk, in Holland, in Zweden, in Spanje, in Finland, inBelgië (tot driemaal toe in dit laatste land) en inDuitschland, waar de algemeene staking voor de vrij-waring der Republiek de monarchistische Staatsgreepvan Kapp in 1920 verijdelde.

Maaroveral ontmoette de algemeene staking tegen-stand. Wij hebben het geval van Jaurès, in 1900, aan-gehaald. Bebel deed het princiep stemmen op hetnationaal Kongres van Jena, door 287 stemmen te-gen 14. Kautsky, die het princiep verwerpt als op-perste middel in den ekonomischen strijd, erkent datde algemeene staking als gebeurlijk vechtmiddeldienst kan doen in den politieken strijd. Ledebour ver-werpt haar op het internationaal Kongres van Kopen-hagen in 1910, als ontoepasselijk in den strijd tegenden oorlog.

In 't kort, de gedachte der algemeene staking wordtniet opgegeven. Maar zij wordt niet meer aanbevolenals het uitsluitelijk en eenig strijdmiddel. Zij wordtaanzien als een middel waarnaar men grijpt in hope-booze en plotse gevallen en dat men in volle bewust-heid gebruiken moet. En wanneer zij gebruikt word:is het altijd om een beperkt en nabijgelegen doel tebereiken.

— 136 —

C. — DE OPENBARE DIENSTEN. — DE SOCIALEHERVORMINGEN. DE KOOPERATIE

Onder de parlementaire socialisten ontstonden e•

spoedig zeer erge meeningsverschillen over de gepast-heid der sociale hervormingen, over het nut der koó-peratie, en over .de noodzakelijkheid om over te gaantot proefnemingen van gemeenteuitbatingen of socia-lisatie. Eigenlijk was de strijd beperkt tot degenen diedenken dat het socialisme moet doordringen in hetpantser van de kapitalistische maatschappij en zich eenlange voorbereiding opleggen en degenen die slechtsgelooven in een beslissende en plotse beweging diehet proletariaat meester zou maken van het lot dermaatschappij. Voor deze laatsten beteekent het zichop de reformistische baan begeven, verraad tegenoverhet katastrofale Marxisme. Zij aanzien de organisatieder openbare diensten door den modernen Staat alseen noodlottige theorie. Deze proefnemingen verster-ken den Staat, wiens vernietiging men. nastreeft (1).

Deze produktiewijze zou er alleen toe leiden de uit-buiting der arbeiders tot « _de tweede macht » tebrengen en slechts knechtschap en ellende beteekenenvoor het proletariaat, beheerscht door een kollektief,eensgezind en gecentraliseerd kapitalisme.

Vooral Guesde en de Duitsche socialisten hadden

(1) Zie verder de meening van Gabriel Deville over ditonderwerp.

— 137 —

een hekel aan deze gedachte. Ook de enge marxistenveroordeelen in bun geheel alle hervormingen dieslechts bespotting en bedrog zijn voor de arbeiders,die week gemaakt worden en wier aktie ontzenuwdwordt door schijnverbeteringen van hun lot.

En voor wat de koöperatieven betreft, die nooit opzichzelf zullen kunnen bestaan, noch eenige socialis-tische beteekenis hebben, zij stellen een zeer grootgevaar daar, omdat zij kunnen, veroverd worden doorde burgerelementen, die er zich meester zouden vanmaken om zich tegen het proletariaat te keeren. Inwerkelijkheid zijn zij slechts werktuigen van opper-miserie, vermits zij, door te helpen aan de verlagingder levensduurte, aan de patroons toelaten den prijsvan den arbeid te verminderen.

Alle marxisten hebben deze uiterste meeningen nietaangenomen.

Een al langer hoe groomer wordend aantal socialistenmoedigen de geleidelijke socialisatie, het gedeeltelijkekollekfivisme aan, ofschoon zij duidelijk verklaren datde uitbreiding van het kollektieve eigendom in geengeval mag gelijkgesteld worden met kollektivisme ;ofschoon zij de diepgaande gebreken van de Staatuit-bating inzien ; ofschoon zij onderlijnen dat « de open-bare ondernemingen noodzakelijkerwijze kapitalisti-sche ondernemingen blijven, uitgebaat door den Staatals patroon, zoo niet in het uitsluitelijk belang derheerschende klassen, dan toch op de grootste schaal

9

— 138 —

rekening houdend met hunne belangen (1) ». Maar,volgens hen, kan deze doenwijze niet zonder nadeeluitgebreid worden tot zekere nijverheden.

Zij zien in dit leerstelsel een nadering tot de nieuweproduktiewijzen. De arbeidersklasse kan hier eenheilzame leerschool volgen waarin zij de verantwoor-delijkheden zal leeren kennen die zij alleen wenschtte dragen. Sommigen gaan zelfs zoo ver te bewerendat de Staat niet zoo uitsluitelijk kapitalistisch is als dekapitalistische klasse zelf, dat hij meer « doordring-baar » is. En waar de syndikale vrijheid bestaat, is,gegeven een maatschappij wier kollektieve behoeftensteeds stijgen, het lot der staatsbedienden en staats-arbeiders de standaard tot dewelke de loontrekkendenuit de privaatnijverheid zich trachten te verheffen.

En zoo is het dat een marxist als Vandervelde alsde beste wijze tot socialisatie aanziet : de onteigeningder groote nijverheden, het indringen van den Staat in.de nieuwe ondernemingen, de kotiperatieve groepee-ring, met of zonder tusschenkomst der openbaremachten.

Voor het oogenblik hoeven wij ons slechts te bekom-meren om de tweede wijze, die opvallende overeen-komst vertoont met het plan van vrije socialisatie datneergelegd werd in den Belgischen Senaat door E. Sol-vay, op 27 December 1899. Mits verbeteringen aan-

(1) VANDERVELDE, Het Collectivisme én de Nijverheids-evolutie.

— 139 —

gaande de arbeidsvoorwaarden van het personeel derondernemingen waarin de Staat betrokken is, hebbende Belgische socialisten over het algemeen dit stelselaangenomen als een overgangsproef. Het werd toege-past op de Gemeentelijke waterleidingen, op de Natio-nale Maatschappij van Buurtspoorwegen, op de Natio-nale Maatschappij voor Goedkoope Woningen, op deSpoorwegmaatschappij van Congo (1).

De strekking tot het invoeren van het gemeentestel-sel heeft de onverzoenbaren overwonnen. Zij werdaangemoedigd door de proefnemingen die wij hoogeropnoemden en door de proefnemingen op grootereschaal die gewaagd werden gedurende den oorlog.Niettegenstaande hunne onvolmaaktheden, hunneoverhaastige verwezenlijking, hunne onvolledige voor-bereiding, hun « wild » karakter, hebben zij gevoeligeslagen toegebracht bij degenen welke reeds de rechts-toestand van het privaateigendom aan het wankelenbrachten.

De onverzoenbaarheid der enge marxisten is ookaan het verzwakken, voor wat de sociale hervormin-gen betreft. De meest strengen onder hen hebben aanhun triomf medegewerkt, en er blijven slechts enkelekommunisten over om ze te verachten.

(1) Het is tamelijk «pikant» op te merken dat de Sovjets, dieeerst de Staatsuitbating tot het uiterste dreven, in hunne nieu-we ekonomische politiek •teruggegaan zijn tot dezelfde for-mule van Staatstusschenkomst in de groote ondernemingen.

— 140 —

Voor wat de koliperatie betreft, hebben de socia-listen die haar verdedigden zich niet de minste illusiesgemaakt aangaande de mogelijkheden die zij open-stelde. Voor hen is de ko6peratie nog geen socialisme,dodh zij is er de voorbereiding van. Zij weten dat zijsteeds dreigt de klassestrijd te verlaten, dat het droom-beeldig is zich voor te stellen dat de private vereeni-ging der arbeiders de groote produktiemiddelen kanveroveren. Maar zij zien in de kotiperatie een machtigmiddel tot rechtstreeksche aktie, een bron van weer-stand voor de arbeiders en een voorbereidende schoolvoor het proletariaat. Doch, de kommercieele doelein-den zouden moeten• vervangen worden door propa-ganda doeleinden.

Het Marxisme toont zich niet meer zoo streng tegen-over de kaiiperatie.

D. — HET GEWELD. — DE VERNIETIGING VAN DENSTAAT. DIKTATUUR OF DEMOKRATIE?

Het debat tusschen marxisten die partijgangers oftegenstanders zijn van het geweld droeg, tot onlangs,een onschadelijk, akademisch karakter. Doch plotsverliet het het theoretisch terrein om het terrein derfèiten te betreden, naar aanleiding van een gebeurte-nis van onmeetbare draagwijdte, en wier gevolgenslechts door waanwijzen durven geschat worden. Wijbedoelen de Bolsjevistische Revolutie.

Op 25 Oktober 1917 werd de koalitieregeering van

— 141 —

Kerenski, te Petrograd, omvergesmeten door een mi-noriteit van gewapende marxisten, klern in getal, maarvastberaden. De revolutionnairen joegen de Consti-tuante uiteen, vernietigden het parlementarisme,schaften de persvrijheid af, de vrijheid van het woord,van vergadering en vereeniging; zij riepen de dikta-tuur uit en regeerden bij middel van het schrikbewind.Van 1917 tot 1920 was de Russische nationale ekono-mie in haar geheel onderworpen aan de macht van den

• revolutionnairen Staat. Gansch de Russische nijver-heid werd door den Staat uitgebaat, alle overschottenvan de landbouwopbrengst door den Staat opgeëischt,,de, handel volkomen afgeschaft. De onteigenden ont-vingen niet de minste vergoeding. De Staat eischte delandbouwvoortbrengst op en verdeelde deze onder debevolking der steden. De Staat vervoerde de nijver-beidsprodukten van zijn fabrieken naar het plattelanden verdeelde ze onder de boeren (1). In de fabrieken

(1) Deze omverwerping gebeurde niet zonder eenige wan-orde. In plaats van eene geordende en methodische agrarischehervorming, zag men de boeren zich meester maken van degronden der groote landeigenaars. De Sovjet-regeering gingvoort te verklaren dat de grond Staatseigendom bleef, maardit was slechts theorie. Lenin zelf zegde : « Steel wat gesto-len werd! », en hij beschreef deze plundering der bourgeoisen boeren, bezitters van eenig goed, als eene daad van « pro-letarische onteigening der bourgeoisie », aan dewelke het op-standige volk de vruchten van de uitbuiting van den arbeidontnam. (TH. DAN, La politique économique et la situationde la classe ouvrière en Russie soviétique. Uitgaaf « De WildeRoos », 8, Jozef-Stevensstraat, Brussel, 1923, blz. 14.)

— 142 —

werden de arbeiders gemilitariseerd. Het regiem vangedwongen arbeid werd hun opgelegd en men poogdeze in natura te betalen.

Dit alles werd volbracht in naam der marxistischebeginselen. Wij zullen zien op welke wijze zij werdeningeroepen om deze diepgaande hervormingen terechtvaardigen.

In 1921 kon de Sovjetregeering de mislukking vanhare methoden niet meer ontkennen en was zij ver-plicht terugtocht te maken, op het ekonornisch terrein.Zij stelde opnieuw de vrijheid van verhandelingen in.

Het systeem van militaire opeischingen werd afge-schaft. De boeren moesten voor den Staat slechts eenbepaald aandeel van hunnen oogst voorbehouden (mennoemde dit « de belasting in natura »); over het ove-rige mochten zij vrij beschikken. Zoo werd de « vrij-heid van den handel » het eerst hersteld voor degranen.

De Sovjetregeering heeft niet alleen de kapitalis-tische handel terug vrij gemaakt, maar biedt in ver-pachting aan inheemsche en buitenlandsche kapitalis-ten, fabrieken, mijnen, bosschen die gesocialiseerdwerden gedurende den oorlog. En tegelijker tijd trachtzij de voorwaarden van den handel en de kapitalistischevoortbrengst, in Rusland, te herstellen : zij heeft harepolitiek van financiën en muntstelsel geheel gewijzigd;zij herstelt de geldbanken, zij herziet hare privaat-rechtwetgeving; zij verklaart zich, tegenover het

— '143 —

vreemde kapitaal, bereid om alle buitenlandscheschulden, van de tsaristische regeering te betalen (1).

Deze snelle terugkeer naar de vroegere ekonomischemethoden ging niet gepaard met een evolutie, in den-zelfden zin, op het politiek terrein. Niets, of haastniets, werd er gewijzigd in de politieke gedragslijn derSovjetregeering.

Deze verandering van houding der kommunistenvoltrok zich geleidelijk. Telkens moesten er nieuwethezissen gevonden worden om de theorie in harmoniemet de feiten te brengen. En al verdient de vrucht-baarheid der kommunistische theoretikers in marxis-tische schriftverklaring bewonderd te worden, tochmoet men erkennen dat de opeenvolgende recht-vaardigingen die zij aanhaalden bij de veranderingenhunner aktie, niets nieuws bijbrachten van uit marxis-tisch standpunt. Voor het oprichten dezer theoriën,zooals voor degenen die zij verlieten, hebben zij demarxistische terminologie gebruikt, zooals hunnemarxistische tegenstrevers deze zelfde terminologiegebruikten om hen te bestrijden.

Indien men, zich bedienend van de nieuwe ekono-mische politiek der Sovjets, een tijdelijke strekkingvan de evolutie van het marxisme kan aanwijzen, danmoet men erkennen dat, na utopische doeleinden na-

(1) OTTO BAUER, Le cours nouveau dans la Russie des So-viets. Vertaling van BRACKE. Uitgaaf « De Wilde Roos »,8, jozef-Stevensstraat, Brussel, 1923, blz. 16 en 17.

— 144 —

gejaagd te hebben, na gepoogd te hebben voorbarigeproduktiemethoden te verwezenlijken en ekonomischeformulen op te dringen die de onvolledige ontwikke-ling der produktiefkrachten in Rusland nog niet toe-lieten, na het kapitalisme in zijn aanvangsstadium ge-dood te hebben, de kommunisten zich verplicht zagende ontwikkeling van dat opkomend kapitalisme aan remoedigen, in afwachting dat zij zich kunnen meestermaken van de ekonomische uitrusting die het zal ge-reed gemaakt hebben.

Deze strekking van de evolutie van het RussischMarxisme laat dus geen twijfel over (1).

* * *

Er blijft ons nu de theoriën uiteen te zetten waarvande kommunisten zich bedienden om hun verschillendehoudingen te rechtvaardigen. Daarna zullen wij dethezissen hunner tegenstrevers nagaan en trachten diestrekking te bepalen die het op de andere schijnt tezullen halen.

Max dacht niet dat geweld noodzakelijkerwijzeoveral zou moeten gebruikt worden om het welgeluk-ken der revolutie te verzekeren. Zoo verklaarde hij ophet internationaal Kongres van Den Haag, in 1872,dat de arbeiders van zekere landen, zooals Amerika en

(1) Zie LENIN, Die Vorbedingungen and die Bedeutungder neuen Politik Sowjet Russlands. Kommissionsverlag :Frankes Verlag G. M. B. H. Leipzig, 1921, blz. 43 en 44.

-- 145 ---

Engeland, hun doel zouden kunnen bereiken met vre-delievende middelen.

Lenin en zijn vrienden hebben zich om dit aar-drijkskundig onderscheid heelemaal niet bekommerd.Voor hen is de vervanging van de burgerlijke Staatdoor de proletarische Staat niet mogelijk zonder eengeweldrevolutie. Wat betreft de volstrekte noodzake-lijkheid den Staat te vernietigen, deze wordt geen en-kel oogenblik in twijfel getrokken. Ten andere, zijstaan niet alleen om deze stelling te verdedigen. Wijhebben gezien wat Sorel hierover dacht. Een dermeest gewaardeerde vertolkers van Marx, GabrielDeville, schrijft (1) :

« 11e Staat is niet het geheel der reeds ingesteldeopenbare diensten, d. w. z. iets dat alleen links enrechts wat verbeteringen behoeft. De Staat dient nietverbeterd, maar wel opgeheven te worden... Het iseen slecht stelsel iets te versterken dat men wil ver-nietigen. En men zou het weerstandsvermogen vanden Staat verhoogen door het aan te moedigen dat hijzich meester maakt van de produktiemiddelen, d. w. z.de middelen om te heerschen. »

(Door deze aanhaling zal men tegelijkertijd devijandschap van zekere marxisten ten opzichte van deontwikkeling der openbare diensten begrijpen.)

(1) GABRIEL DEVILLE, cc Le Capital » de Karl Marx. Uit-gaaf E. Flammarion, 26, rue Racine, Parijs, zonder datum,blz. 16 en 17.

9*

— 146 —

Een der belangrijkste gevolgen van de vernietigingvan den Staat op dewelke Lenin, in de eerste faze derrevolutie, den nadruk legde, was de verdwijning vanden klassestrijd. De Staat, onderdrukkingswerktuigeener klasse, opgeheven zijnde, zoo zijn het de klas-sen ook, en het proletariaat, als proletariaat, verdwijntvan zelf.

Voor de kommunisten dus kan de burgerlijke Staatde plaats aan den anderen niet afstaan langs den wegvan het verval. Iedere andere opvatting is strijdig metde gedachte van Engels, op wie Lenin zich het meeststeunt. Zij die deze meening deelen, stellen zich desociale omkeering, de ineenstorting van de kapitalis-tische maatschappij, die men moet uitlokken en nietafwachten, slechts voor als « een langzame,

progessieve verandering, zonder een enkel on-verwachte sprong, zonder storm, zonder revolu-tie » (1).

« Het geweld is de vroedvrouw van elke verouderdemaatschappij die zwanger is van een nieuwe ; het ge-weld is het wapen waarmee de sociale beweging zicheen weg baant en de vergane en doode vormen ver-brijzelt » (2).

Ten andere, in den loop van het vervormingsproces

(1) LENIN, L'Etat et la Révolution. Bibliothèque Commu-niste, 123 , rue Montmartre, Parijs, 1921, blz. 27.

(2) Engels, aangehaald door LENIN, in hetzelfde werk,blz. 31.

langzame,

— 147 —

van, den burgerlijken , Staat, die het onderdrukkings-werktuig eener klasse is, erft het proletariaat dezeonderdrukkingsfunktie, die het uitoefent bij middelder diktatuur. En dan, de vernietiging der uitbuitersis een gebiedende noodzakelijkheid. Ziehier hoe Leninhaar uitlegt (1):

« Lange tijd na de revolutie behouden de uitbuitersonvermijdelijk een menigte aanzienlijke voordeelenhun blijft het geld (men kan het geld niet ineens af-schaffen), een min of meer aanzienlijk /ioerend fortuinen betrekkingen ; zij zijn op de hoogte der organisatieen der administratie, zij kennen al de geheimender administratie (gewoonten, methoden, gebruiken.mogelijkheden); er blijft hun een verder gevor-derd onderricht, affiniteiten met het hooger teknischpersoneel dat naar burgerlijke wijze leeft en denkt ; erblijft hun een oneindig meerwaardige ondervinding derkrijgskunde, iets wat zeer belangrijk is, enz., enz.

» Indien de uitbuiters slechts in een land neerge-slagen zijn, en dat is de algemeene regel,. daar eengelijktijdige revolutie in een reeks landen tot de zeld-zame uitzonderingen behoort, dan nog blijven zij ster-ker dan de uitgebuitenen, dank aan hunne machtigeinternationale betrekkingen. »

Eindelijk « is de verplettering eener minderheid van

(1) LENIN, La Révolutiori prolétarienne, reeds aangehaaldwerk.

— 148 —

uitbuiters door de meerderheid der vroegere loonsla-ven een zaak die betrekkelijk zoo gemakkelijk, zooeenvoudig en zoo natuurlijk is, dat zij de menschheidveel minder bloed zal kosten dan de verplettering deropstanden van slaven, lijfeigenen en loontrekkendearbeiders (1) ».

De arbeidersklasse moet zich dus niet alleen mees-ter maken van den _ Staat, zij moet hem vernietigen.Het werktuig dezer vernietiging is de diktatuur vanhet proletariaat (2).

« Als gevolg van zijn ekonornische rol in de grooteproduktie is het proletariaat alleen in staat de aan-voerder te zijn van alle arbeiders en van alle massa'sdie dikwijls uitgebuit, geknecht en verpletterd worden,evenveel en zelfs meer nog dan de proletariërs, maardie onbekwaam zijn te strijden voor hunne bevrijding.

» Het stelsel van den klassestrijd, door Marx toege-past op het vraagstuk van den Staat en der socialis-tische revolutie, leidt fataal tot het erkennen der poli-tieke heerschappij, de diktatuur van het proletariaat,d. w. z. een macht die met niemand gedeeld wordt endie zich rechtstreeks steunt op de gewapende machtder massa's. De omverwerping der bourgeoisie isslechts te verwezenlijken wanneer het proletariaatzich in heerschende klasse vervormt, bekwaam om deonvermijdelijke, wanhopige weerstand der bourgeoisio

(1) LENIN, L'Etat et la I? évolution, blz. 114 en 115.(2) IDEM, Ibidetn, blz. 37 en 38,

— 149 —

klein te krijgen en alle arbeidende .en uitgebuite mas-sa's te organizeeren voor een nieuwe vorm van ekono-misch leven.

» Het proletariaat moet beslist de Staatsmacht be-zitten, die een organisatie is van saarngetrokken kracht,van brutale macht, ten einde den weerstand der uit-.buiters te onderdrukken en ten einde de enormemassa der bevolking, de boerenklasse, de kleinburge-rij, de halfproletaren, mee te sleepen in de 'organisatievan het socialistisch ekonornisch regiem. »

Om het welgelukken der operatie te verzekerenmoet men het bestendig leger afschaffen en vervangendoor de gewapende natie (1) ; en Lenin roept eens temeer de meening van Engels in, die hij aanhaalt (2) :

« De revolutie is ongetwijfeld de nicest autoritairezaak die mogelijk is. De revolutie is de daad waarmedeeen deel der bevolking haar wil aan het andere oplegtmet behulp van geweren, bajonetten en kanonnen,d. w. z. met de meest autoritaire middelen. »

En deze diktatuur moet uitgeoefend worden gedu-rende al de tijd die er noodig is om de kapitalistischemaatschappij in een kommunistische te vervormende periode der revolutie.

* * *

(1) De socialistische partijen hebben altijd in alle landende afschaffing der staande legers nagestreefd. Het is duidelijkdat deze eisch, buiten de gelijkheidsbeweegreden der harmo-nieuze verdeeling der militaire lasten over alle burgers, eenverdere en gewichtigere strekking had.

(2) LENIN, L'Etat et la Révolution, blz. 81.

— 150 —

Al deze methoden zijn de ontkenning zelf derdemokratie. Voor Lenin weegt deze laatste niet heelzwaar. Hij neemt nochtans aan dat de beperkingen aanhet algemeen stemrecht toegebracht, slechts een spe-ciale en nationale kwestie uitmaken, die eigen is aande Russische Revolutie. Hij neemt ook aan dat dekomende proletarische revoluties in Europa niet allen,noodzakelijkerwijze, beperkingen zullen toebrengenaan het stemrecht der burgerij. Engels aanhalend, be-vestigt hij (1) « dat het algemeen stemrecht slechtseen kenmerk is van de rijpheid der arbeidersklasse.Het kan niets meer geven en het zal ook nooit meergeven in de huidige staat ».

En hij voegt er aan toe (2):

« De demokratie is voor de bevrijding der arbei-dende klasse van enorm belang in haar strijd tegende kapitalisten. Maar de demokratie is niet een grensdie men niet 'mag overschrijden, zij is enkel een mijipaal op den weg der feodaliteit naar het kapitalisme,en van het kapitalisme naar het kommunisme. »

Nochtans moet men doen opmerken dat na de bols-jewistische Staatsgreep, de kommunisten het beginselder volkssouvereiniteit aannamen, vermits zij over-gingen tot de verkiezingen voor de Constituante. Zij

(1) LENIN, L'Etat et la Révolution, blz. 24.(2) IDEM, Ibidem, blz. 12,5.

— 151 —

hebben haar met mitrailleuzen uiteengejaagd, enkelnadat zij vastgesteld hadden dat de uitslagen der kie-zing noodlottig waren voor hunne partij (1).

Lenin doet opmerken dat de opheffing van elkesoort Staat noodzakelijkerwijze de opheffing van alledemokratie na zich sleept.

Bovendien, welke waarde heeft die demokra-tie (2)?

« De kapitalistische maatschappij biedt ons, in dc;meest gunstige ontwikkelingsvoorwaarden, een min ofmeer volledig demokratisme in de demokratische repu-bliek. Maar de demokratie wordt er altijd saatnge-drongen in het enge raam der kapitalistische uitbui-ting; ook is zij, in den grond, nooit iets anders alsdemokratie eener minderheid, der bezittende klassen.der rijken. De vrijheid der kapitalistische maatschap-pij blijft altijd, op weinig na, de vrijheid de republic-ken van het Griekenland der oudheid : de vrijheid derslavenmeesters. De loontrekkende slaven van vandaagblijven, dank aan de van kracht zijnde kapitalistischeuitbuiting, zoodanig ter neer gedrukt door den nood

(1) De bolsjewieken pasten de demokratische beginselenzoomlin in hunne buitenlandsche politiek toe als in hunnebinnenlandsche politiek. Na het zelfbeschikkingsrecht dervolkeren verkondigd te hebben, overvielen zij Geared, datzich als onafhankelijken Staat ingericht had, zoodra zij overeen machtig leger beschikten.

(2) LENIN, L'Etat et la Révolution, blz. 110 en 111.

— 152 —

en de ellende, dat zij niet den tijd hebben zich bezigte houden met « demokratie » of met « politiek » en

dat, in den gewonen en vredelievenden loop der ge-beurtenissen, de meerderheid der bevolking van hetpolitiek en sociaal leven verwijderd is.

» Demokratie voor een uiterst kleine minderheid,demokratie voor de rijken, ziedaar het demokratisme

der kapitalistische maatschappij. Indien wij van nabij

het mekanisme der kapitalistische demokratie beschou-

wen, zullen wij immer en overal, en in de kleine (zoo-gezegd kleine) bijzonderheden van het kiesrecht

(wooncijns, uitsluiting der vrouwen, enz.), en in de

tekniek der vertegenwoordigende instellingen, en inde feitelijke belemmeringen die het recht van vergade-

ren beperken (de openbare gebouwen zijn niet bestemd

voor de armen), en in de zuiver kapitalistische struk-

tuur der dagelijksche pers, enz., enz., slechts beper-

kingen zien van het demokratisch beginsel. Deze be-

perkingen, uitzonderingen, uitsluitingen, hinderpalen

voor de armen schijnen onaanzienlijk, vooral voor hen

die nooit nood gekend hebben en nooit de kringen der

verdrukten bezocht noch van nabij hun leven bestu-

deerd hebben (en dat is het geval voor de negen tien-

den, zooniet de negen en negentig honderdsten der

burgerlijke publicisten en politiekers), maar in hut,

geheel genomen verwijderen en verjagen deze beper-

kingen de armen van de politiek en van de aktieve

deelname aan de demokratie. »

— 153 —

Ziedaar het schouwspel dat ons de burgerlijke de-mokratie biedt. Daarentegen is haar de proletarischedemokratie veruit meerderwaardig (1).

« De proletarische demokratie, waarvan het sovjet-regiem een der vormen is, heeft aan de demokratie eentot nog toe in de wereld ongekende ontwikkeling enuitbreiding gegeven, ten voordeele van de overgrootemeerderheid der bevolking, ten voordeele der uitge-buitenen en der arbeiders.

» Is er een enkel land ter wereld, onder de meestdemokratische burgerpartijen, waar de eenvoudige ge-middelde arbeider en de dorpshalfproletaar, d. w. z.de vertegenwoordigers der verdrukte klasse, der over-groote meerderheid der bevolking, van de vrijheid ge-nieten hunne vergaderingen te houden in de bestelokalen, van de vrijheid over de grootste drukkerijenen de beste stocks papier te beschikken om hunnegedachten te uiten en , hunne belangen te verdedigen,van de vrijheid mannen van hunne klasse aan het be-wind en aan den « opbouw » van den Staat te brengen,en dat in een graad die ook maar van verre SovjetRusland benadert? »

Wij zien ons verplicht uitgebreide uittreksels' derwerken van Lenin te geven ; zij zijn onmisbaar als mennauwkeurig de veranderingen zijner gedachten en de

(1) LENIN, La Révolution prolétarienne, blz. 32 en 35.

154 —

uitgestrekte evolutie wil volgen die de leerstelling on-der zijn stuwing ondergaan heeft.

Zonder voor de wereldrevolutie een vaste datum tebepalen, hebben de Russen haar, in de eerste faze

hunner eigen beweging, nabij geloofd (1). Niet alleen ,

is zij nabij, maar de organisatie van het nieuw regiem .

is uiterst gemakkelijk (2). Heeft het kapitalisme zelfniet met voldoende benadering de cijfers der nationale -

en zelfs der internationale produktie geschat? Hier iseen duidelijke voorbereiding die ontegensprekelijkebanden van verwantschap tusschen het kapitalisme en ;.

het socialisme daarstelt en er ligt daar ook een (( ar-gument ten voordeele der nabijheid, der gemakkelijk- ..

heid, der onmiddellijke noodzakelijkheid der socialis-tische revolutie (3) ».

Het sociaal mekanisme is geheel klaar (4).

(( De kapitalistische beschaving heeft de groote pro-duktie geschapen, de fabrieken, de post, de telefoon,

(1) 'Dat was in 1848 reeds het oordeel van Marx. Sedertdien ;

hebben verschillende socialistische parti!en, en namelijk de'Pransche Socialistische Partij (Union Socialiste Révolution-naire), wier sekretaris een der meest uitmuntende volgelin-gen van Marx was (Bracke), aan haar nabijzijn geloofd. (Zieblz. 311 van L'Organisation socialiste et ouvriére en Europe, .

etc. Uitgaaf van het Internationaal Socialistisch Bureau,1904.)(2) Zie hooger wat Lenin zegt aangaande de gemakkelijk-

held om de uitbuiters te verpletteren.(3) LENIN, L'Etat et la Révolution, blz. 88.(4) IDEM, Ibidem, blz. 57 en 58.

— 155 —

enz. ; op deze basis nu hebben de funkties der oude(i Staatsmacht » zich zoozeer vereenvoudigd en kun-nen zij herleid worden tot zulke eenvoudige bewer-kingen van aanteekening, uitschrijving, kontrool, datdeze funkties ten volle toegankelijk worden voor alleburgers die lezen kunnen, tegen het « gewoon arbeids-loon »; zij kunnen en moeten tot zelfs de schaduw vanalle bevoorrecht en rangopvolgend karakter verliezen. »

* * *

Het duurde niet lang of de gebeurtenissen leiddende evolutie van het Marxisme op nieuwe banen. Omdeze belangrijke verandering toe te lichten, kunnenwij niet beter doen dan haar door Lenin zelf te latenbeschrijven (1):

« Een overheerschende meerderheid onder u, ka-meraden, heeft kommunistische opinies en velen onderxi hebben, spijts hun jeugdige ouderdom, in den loopder eerste jaren der revolutie, een groote arbeid alskommunisten verricht, in het raam onzer algemeenepolitiek. Het is omdat gij zelf uw aandeel in het werk

i sgenomen hebt dat men u niet mag in onwetendheidlaten over de belangrijke koersverandering welke onzeRadenregeering en onze kommunistische partij aange-nomen hebben als zij overgegaan zijn tot de ekono-

(1) Rede uitgesproken op 17 Oktober 1921 op het Kongresvan de « Organisatie voor politieke opvoeding », aangehaald-door OTTO BAUER, in Le cours nouveau dans la Russie desSoviets, reeds vermeld, blz. 17, 18 en 19.

— 156 —

mische politiek die men de « nieuwe » noemt, d. w. z.nieuw in vergelijking met onze vroegere ekonomischepolitiek. En nochtans zijn er, in den grond, veel meeroude elementen in die ekonomische politiek dan in dievan het verleden. Welnu, waarom is dat zoo? Omdatonze vroegere ekonomische politiek in zekere maat eenonmiddellijke overgang der oude Russische ekonomienaar een Staatsproduktie en naar een verdeeling dergoederen op kommunistische bazis veronderstelde.Indien wij ons onze vroegere ekonomische litteratuurterug in het geheugen roepen, indien wij ons herinne-ren wat de kommunisten geschreven hebben vóór zezich meester hadden gemaakt van de macht of onmid-dellijk daarna, bij voorbeeld in het begin van 1918,zoo zien wij dat, in deze eerste periode, als wij onzealgemeene taak volbracht hadden, namelijk de inrich-ting der Radenregeering, wij met veel meer voorzich-tigheid en behoedzaamheid van onze ekonomischeorganisatietaak spraken dan in de tweede helft van1918 en gedurende de volgende jaren, 1919 en 1920.Misschien onder den invloed der militaire opgaven voordewelke wij ons geplaatst zagen, van de hopeloozetoestand waarin zich de Republiek beyond zooals ookten gevolge van andere omstandigheden waarvan iknu niet spreken wil, hebben wij de fout begaan eenonmiddellijke overgang naar de kommunistische produktie en konsumptie te willen verwezenlijken. Het iswaar, ik kan niet zeggen dat wij opzettelijk een • derge:-

— 1 57 —

lijk plan gevormd hebben. Maar wij hebben haast indien geest gehandeld. Het is, ongelukkig, een feit.

Ik zeg ongelukkig, omdat ,een tamelijk korte onder-vinding ons geleerd heeft dat onze konstruktie mankging,omdat zij inopen tegenstelling :stond met onzevroegere bevestigingen aangaande de overgang vankapitalisme naar kommunisme ; met de theoretischeovertuiging dat wij zelfs niet de laagste graad van hetkommunisme konden bereiken indien we niet eerstdoor een periode van socialistische boekhouding enkontrool gingen. In onze theoretische litteratuur vanbegin 1918, toen het vraagstuk zich van de machtmeester te maken Taan de bolsjevieken gesteld is ge-weest en het door hen, vóór de geheele natie, is opge-lost geworden, heeft men duidelijk bevestigd dat eenlange en komplexe overgang van de kapitalistischemaatschappelijke orde naar het lagere stadium derkommunistische maatschappij, langs den weg van desocialistische boekhouding en kontrool,onvermijdelijkzijn zou. Toen wij, in den maalstroom van den burger-oorlog, de noodige stappen voor de organisatie moes-ten doen, hebben wij deze bevestiging om zoo te zeg-gen vergeten. Onze nieuwe iekonomische politiekheeft, in den grond, maar een beteekenis, die is datwe, in deze poging, een zware nederlaag hebben opge-loopen en dat we een strategische terugtocht begonnenzijn. Terwijl we nog niet gansch verslagen zijn, willenwij ons terugtrekken en alles op een nieuwe, maar

10

-- 158 —

des te zekerdere bazis vestigen. Wij, kommunisten,wij kunnen het niet meer tegenspreken dat wij op hetekonomisch front een ekonomische nederlaag hebbenopgeloopen, en dat in een zeer ernstige vorm. Ziedaarwaarom wij, in volle bewustzijn, het vraagstuk dernieuwe ekonomische politiek stellen ! »

En voortaan gaan de kommunisten hunne uitlatin-gen, om hunne koersverandering te verklaren, verme-nigvuldigen. Het is Rakowsky, bolsjevistisch afge-vaardigde op de Konferentie van Genua, in April 1922,die in een brochuur, uitgedeeld aan de afgevaardigdenen aan de pers, verklaart :

« Het zou onjuist zijn te denken dat de geheeleverstaatlijking van het ekonomisch apparaat, zooals zijzich geleidelijk voltrokken heeft in den loop der eerstejaren van de Sovjetmacht, doorgevoerd is volgens eenvooraf getrokken plan. Integendeel, de nationalisatievan handel en nijverheid, d. w. z. de gedwongen ontei-gening, zonder schadeloosstelling, van alle handels- ennijverheidsondernemingen en die zich, op Benige zeld-zame uitzonderingen na, over de geheele ekonomievan het land uitstrekte, was minder een socialistischeproefneming dan wel een geheel van politieke en mili-taire maatregelen stilaan opkomend onder den drukvan gebiedende omstandigheden en geen ander doelhebbend dan het behoud van de Revolutie en van denStaat. »

159 —

En van zijn kant kondigt Lenin aan dat de Sowjet-republiek een uiterst ernstige beslissing genomenheeft. Zij duidt het ,essentieele punt aan der evolutiedie wij beschrijven (1) :

« In onze politieke kombinaties kunnen wij nietmeer rekenen op een snelle overwinning der wereld-revolutie » verklaarde Lenin, en hij haalde er de vol-gende gevolgtrekking uit : « Het is daarom dat deSowjetregeering aan de orde van den dag de kwestieder verdragen met de burgerregeeringen geplaatst enhet besluit genomen heeft koncessies aan buitenland-sche kapitalisten te verleenen. »

Het dekreet op de verpachting van Staatsinstellingenaan kapitalisten, werd op 10 Juli 1921 afgekondigd.Het verscheen in de Economist Shisn, de 19" van de-zelfde maand :

« Het wordt de provinciale ekonomische Raden toe-gelaten kleine en middelmatige instellingen te verpach-ten zonder de toestemming van de Centrale Regeeringte vragen. Indien zij groote instellingen willen ver-pachten, moeten zij hiervan bericht geven aan de op-perste ekonomische Raad. Indien deze binnen eenmaand geen bezwaar uitbrengt, kunnen zij, zonder hetantwoord af te wachten, tot de verpachting overgaan.

(1) Aangehaald door DAN, La politique économique et lasituation, enz., reeds vermeld, blz. 40.

160 —

Er is, in het dekreet zelfs geen sprake van een maxima-duur van de verpachtingen' (1).

Terzelfder tijd tracht de 'Sowjetregeering ook hareinkomsten te verhoogen door de invoering van nieuwebelastingen. Daar de rechtstreeksche belastingenslechts weinig opbrengen, neemt men reeds in over-weging de herinvoering van onrechtstreeksche belas-tingen en fiskale monopolies (2).

De Sowjetregeering keert aldus terug tot een zuiverkapitalistische finantieele politiek.

Deze achteruitgang op het ,ekonomisch terrein is,wij herhalen het, niet vergezeld gegaan van een gelijk-aardige achteruitgang op het politiek terrein. Na dezetamelijk lange uiteenzetting van gebeurtenissen dieeen grondigonderzoek verdienden, moeten wij dethezis der tegenstrevers van het Slavisch Marxismeaanduiden.

* * *

Het zijn vooral de marxisten van midden-Europa(Kautsky, Bauer) die zich gelast hebben de n aximalis-tische thezissen te weerleggen. Twee uitleggingen zijner aan dit feit te geven : eerstens werd de Russischelitteratuur altijd ,spoediger in het Duitsch dan in het

(1) SPECTATOR, Der Nette Kurs in der W irtscha f is PolitikSowjet Russlands. Uitgaaf A. Seehof & Co, Berlijn, 1921,blz. 19.

(2) IDEM, Ibidem, blz. 66.

1 61 —

Fransch vertaald. Daarbij zijn Oostenrijk en Duitsch-land, alsoverwonnen landen, ten prooi aan belang-rijke politieke omwentelingen; in beide landen grijpenbewegingen plaats die nog geen bepaalde richting aan-namen en die, op ieder oogenblik, dreigen de kom-munistische ingevingen te volgen. Leiders zooalsKautsky en Bauer, die erg linksch staan in de arbeiders-partij van hun land, hebben zwaardere en meer on-middellijke verantwoordelijkheden.

De tegenstrevers van het kommunisme verwerpenhet princiep van het geweld niet als revolutionnairmiddel. Wat de meesten onder hen veroordeelen is hetverspreiden van de gedachte dat alleen het geweld hetwelslagen der revolutie kan verzekeren. Het is eenmiddel, dat zich niet noodzakelijkerwijze opdringt alseenonvermijdelijke uitweg, maar het is niet het eenigemiddel.

De gedachte om tot gewapende opstand over te gaanwerd verdedigd door marxisten zooals Labriola en deBràuckëre. Maar zij hebben dit steeds aanzien als eenwanhoopsmiddel (1).

Een ander marxist, Otto Bauer, schrijft (2) dat zij

(1) In de landen waar de grondwettelijke vrijheden nietbestonden, waar het absolutisme de meester was, verlietende socialisten hetterrorisme als dagelijksch aktiemiddelslechts op het :oogenblik dat er instellin gen verwezenlijktwerden die gesproten waren uit den volkswil, bron der machsen der wetgeving.

(2) OTTO BAUER, De Weg naar het Socialisme.

— 1.62 --

die geloofd hebben dat de maatschappij in vrede evo-lueeren kon in socialistische richting, zonder dat eengewelddadige revolutie noodig blijken zou, een dwa-ling begingen.

Hyndman, die het geweld veroordeelt, vreest noch-tans doodelijke botsingen. Hij denkt dat de bezittendeklassen niet steeds het noodige doorzicht zullen aanden dag leggen om trapsgewijze toe te geven aan deeischen der arbeiders en dat zij zullen pogen sluwheiden macht te gebruiken. Ten andere zullen de arbei-ders, die zich rekenschap geven van het bespottelijkeen het bedrieglijke der opeenvolgende loonsverhoogin-gen, op steeds meer bevelende wijze, ja zelfs metanarchistische middelen, de toepassing van methodeneischen welke de wijsheid niet toelaat aan te nemenzonder slag of stoot (1).

•Jaurès ook, die het geweld zou aanvaard hebben alsverzetmiddel tegen den oorlog, dringt er op aan debeweging in de richting van de wettige evolutie te be-houden. Men moet met voorbedachtheid de overgange•isparen om de revolutie der gewoonten te doen ontstaan.

Men moet de bezittende oligarchie] omringen metaanhoudende bevestigingen van het nieuwe ideaal tot tzi;hetonvermijdelijke gaat erkennen, tot haar wederstandslechts gedeeltelijk en bij tusschenpoozen tot uiting

(1) H.-M. HYNDMAN, The Evolution of Revolution, reedsvermeld, blz. 319.

+-- 163 —

komt en zij voorzichtige verhandelingen aanvaardt (1).Maar, zooals Hyndman, vreest hij bloedige kon-

flikten. Misschien zal de arbeidersklasse zich te ver-dedigen hebben « tegen de brutale aanvallen der- re-geerders, tegen de gewelddaden der bevoorrechten '».De beestachtigheid die het « onthersenende » natio-nalisme in de « hoogere » klassen en. in den midden-stand ontketent, laat niet toe de idyllische hoop •ekoesteren eener volkomen vredelievende evolutie (2).

En Jaurés herinnert aan den strijd, in 1850 doorMarx gevoerd tegen de Duitsche revolutionnaire frak-tie Willuich-S,chapper, die nog geloofde aan de goedeuitslag van romantische samenzweringen en opstootendie op voorhand tot mislukking gedoemd waren.

Kautsky meent dat de gewapende opstand slechtsmogelijk is in geheel uitzonderlijke gevallen. In hetalgemeen brengt deze methode het proletariaat naareen nederlaag. Het proletariaat moet leeren overwin-nen zonder de gewapende opstanden te gebruiken (3).

Bernstein, op zijn beurt, haalt Engels aan . (Voor-woord van Klassestrijd), aandringend op de onvrucht-baarheid van de gedachte. aan machtsverovering doorrevolutionnaire schermutselingen (Engels doet hierinde geringheid .der kansen van welgelukken uitschijnen

(1) jean jaurès, door RAPPOPORT, reeds vermeld,blz. 221.

(2) RAPPOPORT, blz. 224.(3) KAUTSKY, Von der Demokratie zur Staatsklaverei.

Verlagsgenossenschaft « Freiheit », 8-9, Breite strasse, Ber-lin C. 2, blz. 124.

— 164 --

welke voortaan de opstanden van bewuste minderhedenhebben zouden) (1).

Eenige maanden vóór zijn dood drukte Engels demeening uit dat het in het belang der Duitsche demo-kratie lag om zooveel mogelijk de konflikten te ver-rnijden tusschen hare macht en de gewapende machtvan den Staat.

Het dunkt ons dat de opinie van Vandervelde dehuidige strekking van het Marxisme weergeeft, voorwat het geweld als middel van machtsverovering aan-gaat.

« Het is voorzeker eenvoudiger , om zich het in be-slag nemen van den Staat door de arbeiders als eenmachtsgreep voor te stellen, die hun, uit één stuk,heel de « regeeringsmachine » zou overleveren (2). »

Maar hij voegt er aan toe (3) :

« Wat er gebeurd is, hetzij in Rusland, hetzij inDuitschlan.d, toont eenvoudig aan dat, in de tegen-woordige voorbereidende staat van het proletariaat,van « rijpwording » der nieuwe maatschappelijke vor-men, er geen spraak mag zijn om, door een machts-greep, of door een verordening, de plotse overgangvan het kapitalistisch naar het socialistisch regiem tevoltrekken.

(1) BERNSTEIN, reeds vermeld, blz. 61.(2) VANDERVELDE, Het na-oorlogsch Socialisme, reeds

vermeld, blz. 117.(3) IDEM, Ibidem, blz. 178.

165 —

» Een dergelijke revolutie kan slechts de uitslag zijnvan een reusachtige voorafgaande inspanning der ar-beiders, om het geheele der politieke, zedelijke enintellektueele voorwaarden te verwezenlijken, die haarzulks mogelijk zullen maken. »

Op bladzijde 120 schrijft hij, sprekend over de lan-den in dewelke het proletariaat machtig georganiseerdis •

» Op deze graad van sociale en politieke ontwikke-ling, komt ons de socialistische machtsverovering, langswettige weg, niet langer voor als een droomvizioen,als een toekomstbeeld, maar wel als een vooruitzichtdat misschien niet ver meer verwijderd is.

» Volgt hieruit dat, in een wereld waar overal ge-weld aan de dagorde staat, deze inbezitneming dermacht door de arbeiders kans heeft zich te volbrengenzonder slag of stoot?

» Volgt hieruit vooral dat het tot stand .brengen vaneen socialistische parlementaire meerderheid en ditin een afgezonderd land voldoende zou zijn om aanhet proletariaat de werkelijke verovering van denStaat, van de macht, te verzekeren?

» Zich zulks voorstellen staat gelijk met de ergsteteleurstellingen te gemoet gaan. »

Heeft de schrijver trouwens hooger niet doen op-merken (1) dat niemand voorzeggen kan of de revo-

(1) Werk reeds vermeld, blz. 97.

-- 166 --

lutie in het teeken van het geweld zal staan of dervredelievendheid, <c in een wereld waar het geweld, inal zijn vormen, als een ziekte heerscht »?

De tegenwoordige strekking van. het Marxisme iszeer moeilijk te bepalen. Maar het schijnt wel alsofde meerderheid der volgelingen van Marx, zonder hette wenschen, en in alle oprechtheid hopend dat dezebeproeving hen zal bespaard blijven, het geweld aan-zien als een mogelijkheid die de omstandigheden zalopdringen, maar die niet van hun wil afhangen zal.

***

Wanneer het systematische gebruik van het geweldveroordeeld wordt, verdwijnen tevens zijn gevolgen :voorbarige revolutie, diktatuur, schrikbewind; Staats-vernieling. En zoo men eenige lichte schakeeringenaanstippen kan tusschen de meeningen van de socia-listen uit midden-Europa en uit West-Europa, aan-gaande het princiep van het geweld, toch stelt menvast dat zij het roerend eens zijn in hun afkeuren vande Russische methoden. Ziehier waarop hunne rede-neering hoofdzakelijk neerkomt :

Rusland, zoo min als het zij gelijk welk ander land,kon de fazen die nodig zijn tot de evolutie niet metéén sprong achter zich laten. Aangezien zijn achterlijk-heid op staatkundig gebied, was het niet in staat omonmiddellijk tot het socialisme over te gaan.

Hadden Marx en Engels, in het voorwoord der

-- 167 --

nieuwe uitgaaf van het Kommunistisch Manifest, in1872, trouwens niet erkend dat « de Parijsche Com-mune het bewijs geleverd had dat de arbeidersklassezoo maar niet, eenvoudig weg, de hand kan leggen opde Staatsmachine en ze voor haar eigen rekening inbeweging zetten (1) »?

Bernstein (reeds aangehaald werk) en Bauer (in zijnCours nouveau dans la Russie des Soviets) hebbenbreedvoerig bewezen dat de hedendaagsche revolu-ties steeds de meest uiterste elementen aan hetbewind brengen; deze trachten dan tevergeefsdroombeeldige doelen te verwezenlijken, die tegen-strijdig zijn met de ekonomische gesteldheid van hetland. Deze elementen bereiden, door hunne misluk.king, de wegen voor, voor minder revolutionnairekrachten dan zij zelf, die weldra de vruchten plukkender inspanning van de extremisten.

Kautsky, nadruk leggend op deze gedachte, herin-nert aan een zin van Engels (de werkelijke en niet dedroombeeldige doeleinden •eener revolutie wordensteeds verwezenlijkt door de gevolgen van deze revo-lutie), en stipt de marxistische dwaling door de kom-munisten bedreven, aan :

« De ekonomische wetten herstellen zich altijd, wat

(1) Weliswaar schreef ENGELS, vijf jaar later, in zijnpamflet tegen Duhring : « Het proletariaat maakt zich mees-ter van de openbare macht en verandert, eerst en vooral, deproduktiemiddelen in Staatseigendom. »

168 —

ook de Staatsorganisatie weze, absolutisme, demokratie, sowjetregeeringsvorm. Iedere poging om dezewetten geweld aan te doen, om het ekonomische door-zicht te vervangen door het eenige geweld en om, indien zin, de diktatuur in te stellen, op hetzij gelijkwelke grondwettelijke basis, kan niets veranderen aayiden, einduitslag, die op voorhand bepaald is door deekonomische voorwaarden. Het kan alleen een proef-neming zijn, die ten slotte mislukt, nadat zij zeergroote opofferingen gekost heeft. Niets kan er, van uitmarxistisch standpunt, onzinniger zijn dan een Staats-samenstelling te zoeken die, buiten de ekonomiscihevoorwaarden om, de verwezenlijking van het socia-lisme waarborgt (1) . »

Het is daarom dat men het niet te verwezenlijkenplan om onmiddellijk het socialisme in te stellen, moetter zijde laten. Wat men moet doen, is de voorafgaan-delijke voorwaarden scheppen die zijn verwezenlijkingzullen mogelijk maken. De meest belangrijke is dedemokratie (2). Deze laatste, in de huidige ekono-mische en teknische omstandigheden, komt ons voorals een « historische noodzakelijkheid ».

(1) KAUTSKY, Rosa Luxembourg et le Bolchevisme. Uit-gad der Boekerij van de Peuple, 6, Stormstraat, Brussel,blz. 14.

(2) Men weet dat ROSA LUXEMBOURG, in een brochuurdie na haar dood uitgegeven werd, La Révolution russe. Exa-men critique, Parijs, Librairie Populaire, 1922, aan debolsjevieken verweet de meest belangrijke ,demókr,atliscliewaarborgen voor een gezond openbaar leven afgeschaft tehebben.

169 —

De funkties van een moderne Staat zijn zoo talrijken zoo ingewikkeld dat zij alleen kunnen verzekerdwarden door de vlijtige medewerking der gemeenschap,die over het meest uitgebreide recht tot kritiek be-schikken moet. Het uitoefenen van dit recht tot kritiekis bijzonder heilzaam ; het verwijdert het verderf enkampt tegen de engheid van geest der bureaukr 'atie (1) .De vrijheid der parlementaire diskussie, de vrijheidder pers, der koalitie zijn niet alleen noodzakelijk inde landen waar het proletariaat strijdt, maar ook in delanden waar het regeert (2) . Want een regeerendeklasse vereenzelvigt zich nooit volkomen met hareregeering en de organen die haar uitoefenen. Alleende demokratie, met de uitoefening harer elementairerechten, kan in de massa's de hoedanigheden die zijbezitten moeten, ontwikkelen.

Kautsky onderzoekt de waarde der kiesstrijden, enschrijft (3) :

« De kiesstrijden stellen een middel daar zich enzijn vijanden te tellen ; zoo geven zij een juist idee vande machtsverhouding tusschen klassen en partijen, vanhunne vorderingen en hun achteruitgang ; zij belettenalzoo onbedachtzame daden en behoeden voor neder-

(I) KAUTSKY, Von der Demokratie zur Staatsklaverei,reeds vermeld, blz. 27.

(2) IDEM, Ibidem, blz. 30.(3) Terrorisme et Communisme, blz. 157. Aanhaling uit

zijn boek La Révolution sociale, verschenen in 1902.'

-- 170 --

lagen ; maar zij maken bet eveneens mogelijk dat devijand zijn onmacht tot het behouden van deze of genestelling zelf erkent en ze vrijwillig opgeeft in geval dezetoegeving zijn levensbelangen niet schaadt. Zoo maaktde strijd minder slachtoffers; hij wordt minder wreeden hangt in mindere mate af van het blinde toeval. »

De diktatuur verlamt de intellektueele ontwikkelingder massa. Zij maakt haaronbekwaam hare vrijma-king en de stichting van socialistische instellingen teverzekeren, die slechts het werk kunnen zijn der ar-beidende klasse en niet van een bureaukratie of vaneen partijdiktatuur (1).

Met de gewapende macht kan men heel goed hetproduktieproces onderbreken, maar men kan het geennieuwe bazis geven, noch het in werking houden.

In zijn boek : De Diktatuur van het Proletariaat, dathij aanhaalt op bladzijde 13 van zijn brochuur RosaLuxembourg en het Báisjevisme (reeds vermeld),maakt Kautsky het onderscheid tu:sschen de diktatuurals toestand en de diktatuur als regeeringsvorm. Hijis alleen tegenstander van deze laatste.

En Kautsky, die door Trotsky beschuldigd werd dematerialistische dialektiek te hebben verlaten om naarhet, natuurlijk recht terug te keeren, erkent dat hetmoeilijk zijn zou om in de minachting van Trotsky voorde demokrátie, de minste spoor van natuurlijk recht

(1) Ibidem, blz. 31.

— 1711 —_

of zelfs van recht alleen te ontdekken, zelfs geenspoor van de ethiek van Kant of van zuivere ethiek,evenmin als sporen van de gedachte van Marx. Dezeminachting voor de demokratie is uitsluitelijk ingege-ven door het verlangen om een gezag te bewaren datuitzonderlijke omstandigheden hem in de handen ga-ven. En hij besluit, niet zonder schalksheid, dat ditvoorzeker een vorm van het materialisme is. Maar hijbetwijfelt dat de toekomst er zich meester zal vanmaken. De kommunisten trouwens, die weten dat zijnooit de meerderheid zullen halen in een enkel be-schaafd land, hebben uitstekende beweegredenen omde demokratie te verwaarloozen.

Voor Kautsky is het kenschetsende van het bolsje-vistische regiem de minachting der persoonlijkheid.En het schrikbewind dat het uitoefent martelt wezenszonder verdediging. Het kan vereenzelvigd wordenmet het afmaken der gevangenen, in oorlogstijd.Kautsky is verontwaardigd wanneer de kommunistenpogen de gruwelen van het oogenblik te rechtvaar-digen door te beweren dat zij gepleegd werden in naamvan het proletariaat (1).

Vandervelde, de thezis van Kautsky aangaande de

(1) KAUTSKY, Von der Demokratie zur Staatsklaverei,werk reeds vermeld, blz. 125. — Wij hebben deze ar,gumenten in hun haast ioorspronkeliike vorm weergegeven, an hunstijl van hartstochtelijke polemiek. Het kwam ons voor, datzij een belangrijke strekking aanstippen : de duidelijke reaktietegen de ;geweldmethoden.

172 —

diktatuur steunend, gaat argumenten putten bij Engels.Hij haalt aan (1), uit de Anti-Duhring van Engels :

« De kapitalistische produktiewijze, wanneer zijgeleidelijk de groote meerderheid der bevolking totproletariërs hervormt, schept de macht die, op gevaarvan den dood, verplicht is deze revolutie te volbren-gen. Het proletariaat maakt zich meester van deStaatsmacht en verandert eerst en vooral de produktie-middelen in Staatseigendom. Daardoor vernietigt hetzichzelf, als proletariaat; het schaft alle klasseonder-scheid af en alle klassevijandschap en tegelijkertijdook den Staat, als Staat.

» Men kan, de plotse tegenstellingen van deze dia-lektiek een beetje verouderd vinden. Maar het feit isdat, voor Engels zooals voor Marx, de diktatuur vanhet proletariaat de diktatuur van de meerderheid is,van de groote meerderheid der bevolking, in het landwaar de uitbreiding van het kapitalisme deze grootemeerderheid tot proletariaat gemaakt heeft. »

En alle marxisten zullen aandringen op de noodza-kelijkheid, voor de revolutie, om met haar de meer-derheid der werkende klassen te hebben. Dit brengtons naar het weergeven van de opvatting der revolutieder westelijke marxisten.

Otto Bauer wijst dringend op het demokratische

(1) Het na-oorlogsch Socialisme , blz. 100.

.-- 173 --

karakter dat het beheer van het nieuwe regiem bezit-ten moet (I):

« Maar • hare innerlijke voorwaarde is dat het volk,de breede massa's van het volk dat arbeidt, in desteden en op het land, de sociale verandering willen.Sommigen, weliswaar, meenen dat het voldoende is,zoo een duizendtal mannen, die hart en durf hebben,zich door een handgreep meester maken der openbaremachten, en dan de socialisatie verkondigen aan degroote volksmassa's. Maar dit is verkeerd. Inderdaad,hoe zou een kleine minderheid, indien zij door schrik-aanjagende middelen de groote volksmassa's dwongzich aan haar wil te onderwerpen, het groote voort-brengingsapparaat der maatschappij kunnen beheeren?Zij ook zou, voorzeker, bij middel van een onverbid-delijk schrikbewind, de kapitalistische klasse kunnenonteigenen ; zij ook zou, van uit hetzij gelijk welkrevolutionnair middenpunt, over het produktieapparaatkunnen regeeren. Maar het zou een bureaukratischsocialisme zijn en geen demokratisch socialisme, wantde revolutionnaire centra zouden de fabrieken nietkunnen beheeren, de mijnen noch de domeinen daldoor een door hen ingestelde bureaukratie, wier beve-len door het leger met het geweld zouden uitgevoerdwarden. Welnu, wij willen niet hopren van een bu-reaukratisch socialisme, dat de heerschappij van een

(1) OTTO BAUER, De Weg naar het Socialisme.11

--- 174 —

kleine minderheid over het geheel der bevolking zoubeteekenen. Wij willen het demokratische socialisme,d. w. z. het ekonomische beheer van gansch het volkdoor het volk zelf. Het volk moet zelf zijn ekonomiscnleven beheeren bij middel van gansch een stelsel vandemokratische organisatie dat wij in de vorige hoofd-stukken beschreven hebben. »

Vandervelde dringt herhaaldelijk aan op deze ge-dachte der revolutie, als werk van de meerderheidder massa's (1).

(( Voor ons, zooals voor Marx en Engels`, is de socia-listische Revolutie alleen mogelijk in de landen die toteen hoogen graad van kapitalistische en industrieelekoncentratie gekomen zijn, waar het proletariaat degroote meerderheid van de bevolking vormt en waardeze proletarische meerderheid zich tot volle bewust;

heid van hare klassebelangen verheven heeft, door eenlang en hardnekkig streven naar ontwikkeling en orga-nisatie, en waar het proletariaat de politieke machtverovert, hetzij goedwillig of met geweld.

» Zij alleen die het geduld zullen gehad hebben derevolutie tot volle rijpheid te laten komen, tot, doorhet feit zelf der evolutie, het proletariaat niet meer deminderheid weze, maar de meerderheid der arbei-dende bevolkingen al moesten ze eens verplichtworden geweld te gebruiken zullen het geborenworden der nieuwe wereld bevorderen.

( 1) VANDERVELDE, Réalisations socialistes, werk reedsvermeld, blz. 207, 223 en 224.

175 —

» Sommigen, mogen oordeelen dat zulke vooraf-gaande voorwaarden overbodig zijn ; dat het systema-tische geweld voldoende is; dat de werkelijke toestem-ming der massa's niet onmisbaar is om ze aan hetknechtschap te ontrukken.

» Meer dan ooit heb ik, na de proefneming der Rus-sische revolutie, de overtuiging dat zij op een dwaal-spoor zijn, en ik herhaal, met Jaurès :

» Hij die rekent op de gunst der gebeurtenissen ofde toevallen der macht en er aan verzaakt om de over-groote meerderheid der wereldburgers tot onze gedachten te bekeeren, verzaakt daardoor tevens aan dehervorming der maatschappelijke orde. »

Kautsky stelt het vraagstuk der vervorming van hetkapitalistisch in het socialistisch regiem zelf, w anneerhij schrijft (1) :

« 15e arbeidende klasse is dus niet, op alle oogen-blikken en in alleomstandigheden, rijp om de machtin handen te nemen. Zij moet overal een zekere evo-lutie doormaken die haar daartoe bekwaam maakt. Zijkan immers het oogenblik niet uitkiezen dat haar aanhet roer zal brengen. Maar komt zij er aan, dan heeftzij het recht niet om, zonder meer, de voortbrengings-wijze tegenover dewelke zij komt te staan, omver tesmijten ; zij moet de bestaande voorwaarden als uit-gangspunt nemen en deze ontwikkelen ten voordeele

(1) KAUTSKY, Terrorisme et Communisme, reeds ver-meld, blz. 106.

176 —

van het proletariaat; zij moet « de elementen dernieuwe maatschappij vrij maken », wat gelijk staat, inverschillende omstandigheden, aan totaal verschillendedingen. En zij zal des te gemakkelijker ontdekken watredelijk is op een ..gegeven oogenblik, zoo zij zich eenjuister oordeel zal gevormd hebben over de meer wer-kelijke voorwaarden en zoo zij er het meeste reken -schap mede houdt. »

Dus, voor de marxisten der westelijke .school, moe-ten de afschaffing van het privaateigendom der pro-duktiemiddelen en de instelling van de gemeenschap-pelijke voortbrengst « voorwaardelijk » afhangen, aanden ,eenen kant, van een voldoende materieele Ont-wikkeling van het kapitalisme en, aan den anderenkant, van een voldoende zielkundige evolutie van hetproletariaat. De socialisatie der groote voortbrengst-middelen kan slechts dan verzekerd warden wanneerhet zedelijk peil der voortbrengers geëvolueerd heeftin een zin die gunstig is aan hare werking. Overalwordt deze gedachte op dringende wijze herhaald. 'Wijontmoeten haar bij Bauer zooals bij Vandervelde, bijKautsky zooals by Hyndman (1).

*

Zoo wordt, bij alle marxistische socialisten, de ge-dachte ah langer hoe duidelijker om geleidelijk tot de

(1) Bij deze laatste, op bladzijde 19 van zijn boek : TheEconomics of Socialism, werk r11e .ds vermeld, en op bladzijde323 van zijn ander werk : The Evolution of Revolution.

— 177/ —

socialisatie over te gaan. Het is bij Vandervelde datzich het denkbeeld het scherpst afteekent (1).

Hijerkent dat de mogelijkheden tot socialisatiesteeds beperkt zullen blijven zoolang de arbeiders deverovering van de macht niet zullen verwezenlijkthebben. « Onder hun invloed, zal men nog niet uit-gebate natuurlijke rijkdommen onder gemeenschappe=lijk bezit kunnen bewaren. Men zal, voor redenen vanteknischen, of zelfs maatschappelijken aard, nieuweregies kunnen stichten. Men zal de vroegere van hunbureaukratisch keurslijf kunnen verlossen. Maar zon-der zichzelf te verloochenen, zou het de burgerij nietmogelijk zijn op ernstige wijze den weg der socialisatie,d. w.. z. den weg naar het socialisme in te slaan (2). »

Terloops verklaart hij voorstander te zijn der ontei-gening mits vergoeding. En hij onderlijnd trouwensdat •

(1) Het is geraadzaam om de belangrijkheid der meeningvan den Belgischen socialistischen leider aan te stippen. Zijngedachte wordt ingegevendoor de verwezenlijkingen van eerrearbeidersklasse wierorganisatie en methodendikwijls aan-zien worden als de meest volmaakte. Zij hebben eigenschap-pen die men in geen enkel ander land ontmoet. Alleen deEngelsche arbeidersbeweging kan tamelijk goed met de Bel-gische Werkliedenpartij vergeleken worden. De samenstellingvan deze laatste legt zich uit door het feit dat zij zich ont-wikkeld heeft in het meest kapitalistische land der wereld,en door dit ander feit, dat zij op het kruispunt staat dergroote gedachtenstroomingen van de wereld.

(2) VANDERVELDE, Het na-oorlogsch Socialisme, blz. 170.

--r- 178 --

« Sedert lange jaren reeds was het de gewoonlijkedoenwijze der socialistische partijen ten minste inde landen van West-Europa om er naar te strevenhetopenbaar bezit uit te breiden ten koste van de ka-pitalistische alleenhandel, en om, anderzijds, deStaatsondernemingen te veranderen in zelfstandigeregies (1). »

In zijn uiteenzetting over het minimum-program derBelgische Werkliedenpartij, toont hij zich niet vijan-dig aan een regiem van gemengde ekonomie, d. w. z.deelneming van den Staat aan nijverheidsmaatschap-pijen in dewelke hij de meerderheid der aandeelginbezit (2).

De socialistische marxisten zijn niet van oordeel datdeze doenwijzen den gang der revolutie zullen belem-meren. Zij aanzien het tijdperk der revolutie als zijndegeopend. Zij beweren dat de wereldoorlog een tijdperkheeft ingeluid dat tevens het einde daarstelt der kapi-talistische en het begin van een socialistische evolutie.Is het systeem der belastingen in verschillende landen(belastingen op het inkomen, op het kapitaal, enz.)niet door het socialisme ingegeven? Zijn er daar nietduidelijke pogingen voorhanden om op meer harmo-nieuze wijze het nationaal inkomen te verdeelen?Hebben de Staten, gedurende denoorlog, hun toe-

(1) Werk reeds vermeld, blz. 125.(2) Wij hebben hooger reeds over deze proefnemingen ge-

sproken.

— 179 -.--

vlucht niet moeten nemen tot ekonomische formulenaan de socialistische opvattingen ontleend, om hun be-staan te vrijwaren? En, zeggen zij, zoo deze formulenniet altijd bevredigend waren, dan is het omdat ze oponvolledige wijze werden toegepast, in den haast, zon-der durf, door onwetenden die, zelfs in die oppersteoogenblikken, poogden om zekere privaatbelangen, inkonflikt met het algemeen belang, niet te schaden. Ineen gansche reeks nijverheden werd het zuiver kapi-talistische stelsel verlaten. Zelfs vijanden van hetsocialisme zijn het idee der socialisatie toegetreden,dat zij aanzien als het ieenige bekwame tot het verze-keren van de redding der wereldekonomie.

* * *

Ons blijft de taak nog over om kort uiteen te zettenwelk begrip aangaande den Staat de socialistischemarxisten tegenover de kommunisten stellen.

Laten we eerstopmerken dat de gedachte om denstaat te ontslaan van sommige zijner funkties nietalleenlijk door de kommunisten verdedigd wordt.G.-D.-H. Cole, in zijn studie : Social Theory (1),neemt aan dat zekere dwangorganen door den Staatgehouden, afgeschaft of aan andere sociale lichamen,in den schoot van dienzelfden Staat, zouden toever-trouwd worden. Maar deze opvatting verwijdert zich

(1) COLE, Social Theory. Uitgaaf Methuen & Co, Londen,1920, blz. 126.

--- 180 --

eenigszins van het k'onfl ,ikt dat de socialisten tegenoverde kommunisten stelt.

Kautsky, sprekend over de algemeene staking enhare gevolgen voor den Staat, verklaart (1) :

« De taak der algemeene staking mag nooit, zijn devernieling der Staatsmacht te bewerken, maar alleende Regeering tot toegevingen over te halen op eengegeven vraag ofwel een Regeering die vijandig staattegenover het proletariaat te vervangen door . een Re-geering die zijn verlangens zou tegemoet komen..,Maar nooit, en in geen enkel geval, mag dit (dezeoverwinning van het proletariaat op een vijandigeregeering) tot de vernietiging van de Staatsmacht lei-den, maar slechts tot een zekere verplaatsing van dekrachten die in den schoot van de Staatsmacht aanwe-zig zijn... Het doel van onze politiek blijft hierin zooalshet vroeger was: de verovering van de Staatsmachtdoor het verkrijgen der meerderheid in het Parlementen de vervorming van het Parlement in opperste Re-geering. »

Vandervelde erkent dat de Staat het verdrukkings-lichaam eener klasse is (2) en dat hij dient afgeschaftte worden. Er bestaat alleen meeningsverschil omtrentde middelen om dit doel te bereiken.

(1) Aangehaald door LENIN, blz. 149 van L'Etat et la Ré-volution.

(2) VANDERVELDE, Het na-oorlogsch Socialisme, blz. 95,96 en 209.

-- 181 —

Maar heeft hij ook niet gezegd (1) :

« Zoolang de maatschappij in vijandige klassen ver-r deeld blijft, is het duidelijk zelfs voor de utopisten

dat de Staat als macht niet mag verdwijnen. Devraag is of men ernstig beweren mag dat de Staat,onder zijn huidige vorm, slechts een regeerings-lichaam is; of hij ook niet, van nu af, een lichaam vanbeheer is; of er voor de socialistische demokratie geenandere wegen naar de toekomst bestaan dan degenedie aangeduid zijn in dit bolsjevistisch schema : ge-welddadige revolutie ; vernieling van de burgerlijkeregeeringsmachine ; instelling van de klasseheerschap-pij van het proletariaat ,en « uitsterving » van denStaat naarmate de klassetegenstrijdigheden geleidelijkverdwijnen »?

***

Uit heel deze lange uiteenzetting moeten we vannu af trachten een strekking te ontcijferen.

De terugkeer der kommunisten naar ekonomischeformules die minder radikaal zijn, hunne samenwer-king met het buitenlandsch kapitalisme, de stichting,in Rusland, van een kleinboereneigendom, hebbenontegensprekelijk een gevoeligen slag toegebracht aanden invloed der strekking welke zij vertegenwoordigen.De voorspellingen hunner tegenstrevers hebben zichverwezenlijkt op het ,ekonomisch terrein. Op het poli-tieke terrein werden zij nog niet bevestigd, ofschoon

(1) IDEM; Ibidem, blz. 102 en 103.

-- 182 —

men de mislukking der kommunistische revoluties inBeieren en in Hongarije als zoodanig zou kunnenaanzien.

Indien wij, anderzijds, de wederzijdsche krachtenschatten welke zich achter ieder dezer beide strekkin-gen scharen, moeten wij vaststellen dat een dezer hetzeer groote voordeel heeft om over een Regeering tebeschikken, waarin zij zich staande houdt zonder dateen enkel voorteekén een verzwakking laat voorzien.Weliswaar vertegenwoordigt de kracht in getal derkommunistische partij slechts een onaanzienlijk deelder Russische bevolking. Buiten Rusland geeft hetkommunisme alleen in Duitschland eenige teekenenvan leefbaarheid (1).

(1) In zijn reeds vermeld boek : Terrorisme et Commu-nisme, heeft KAUTSKY een uitleg gegeven (blz. 164 en vol-gende) , die verdientonthouden teworden, want hij kan onshelpen om de strekking die de evolutie van het Marxismevolgen zal, te bepalen. Na vastgesteld te hebben dat dehoe-d ani gheid der arbeidersklasse merkelijk verlaagd is, na onderlijnd te hebben dat het de arbeiders zijn die •op teknischgebied de meeste bekwaamheden bezitten, die de • stevigstevakbonden hebben gesticht, de meest ernstige en de meest .tuchtvolle, doet de oude Duitsche Marxistopmerken dat hetMarxisme (en hij bedoelt klaarblijkelijk met ideze uitdrukkingde leer welke hij verdedigt en die in t11genstelling staat metde leer van Lenin en van zijn vrienden), moeilijk wortel schietin de massa's omdat het een zekere hoeveelheid geschied-kundige en ekonomische kennissen eischa. De vertwiifeldemassa's eischen radikale en onmiddellijke veranderingen ;hun voorkeur gaat instlinktmatig tot de formulen wier verwe-zenlijking belooft een spoedig einde te stellen aan hun lijden,in plaats van hen een lange, voorbereidende krachtinspannin,gop te leggen.

-- 183 ---

Elders is het in, ontbinding (Italië, Holland, Frank-rijk, : Denemarken, Zweden). Elders nog (Amerika,Engeland en België) is het zonder beteekenis.

Wat de andere strekking betreft, deze heeft aanzien-lijke vorderingen gemaakt. Maar zij zelf gaat achteruit.Zij lijdt onder de scheuringen en onder de machtigereaktie, die haar tegenovergesteld wordt onder allevormen : diktaturen in Italië, Spanje, Griekenland,krizissen van het parlementarisme en hardnekkigestrijd tegen de sociale hervormingen . en het koalitie-recht in de andere landen.

HOOFDSTUK VI.

Het historisch materialisme.

In de uiteenzetting van zijn thezissen over het histo-risch materialisme geeft Marx blijken van een zekereneiging tot overdrijvingen die men dikwijls aantreft inzijn geschriften. Dit feit kan uitgelegd worden. Hijkwam er toe om de taak der ekonomische faktoren inde geschiedenis te overdrijven, om hun steeds deoverheerschende plaats te geven, om met goed gevolgte kunnen reageeren tegen de voorstanders van deabstrakte theorie der geschiedenis. Deze overdrijvingkan ook uitgelegd worden door het verlangen vanMarx om zijne socialistische opvattingen te doen zege-

184 —

pralen door zijn geschiedkundige wijsbegeerte heen.Het is klaar dat hij, terwijl hij deze laatste uiteenzette,zeer bekommerd was om het lot zijner ekonomischestelsels, aan dewelke zijn vertolking der geschiedeniseen stevige steun moest brengen.

Hij had volgelingen zooals Kautsky, Lafargue, Plek-hanof, Labriola, die zijn thezis, in al haar ruwheid,verdedigden. Volgens hen is alleen de ekonomischevorm beslissend. Het is hij die de gang van het mensch-dom regelt. De overige politieke en ideologische ele-menten oefenen niet de minste invloed uit. Alle histo-rische verschijnselen zijn uit te leggen door de zuiverekonomische evolutie. De menschelijke gedachten zijnvreemd aan de gang der maatschappijen. Het zijn deiekonomische ontwikkelingen die hun gang oriëntee-ren ; deze wordt beheerscht door onveranderlijke wet-ten die onverschillig blijven aan de verlangens en degrillen van den mensch. Heel de maatschappelijke op-bouw verandert noodra de ekonomische voorwaardenveranderen. De ,ekonomische faktor bezit een schieronbeperkte beslissende macht. Zekere marxisten gin-gen zelfs zoo ver staan te houden dat de zedenleerzelf (en niet alleen de gerechtelijke, godsdienstige enesthetische vormen) een funktie is van het ekonomi-sche apparaat. Volgens hen is het historische mate-rialisme een wijsgeerige wereldleer, die overal en tenallen tijde geldig is.

* **

185 —

Naast deze rechtgeloovige marxisten vinden wij devolstrekte vijanden der thezis van Marx. Zij stellen detheorie der menschelijke rede tegenover de theorie dergeschiedkundige noodzakelijkheid. De menschheid,volgens hen, is niet aan een somber noodlot onder-worpen ; zij evolueert uiterlijk.

Er is een intellektueele oorzaak die handelen doet:zij is sterker dan de ekonomische oorzaak. Zonderhaar zou de iekonomische strijd alle opbouwendewaarde missen. De rede is de bezielende en schep-pende kracht van de geschiedenis der menschheid.Voorzeker zijn de ekonomische behoeften machtigedrijfkrachten voor de geschiedenis, maar zij zoudenonmachtig zijn zoo zij niet onderworpen waren aan eenintellektueele leiding.

« Ieder levend ding ontwikkelt zich volgens de wetaan zijn wezen eigen, in den schoot der gemeenschapvan dewelke het een deel is. Iedere funktie der maat-schappij is, ten slotte, beperkt in hare aktie door hetmaatschappelijk leven in zijn geheel. De levende enbewuste eenling onderwerpt zich gedeeltelijk aan dezewet, volgens de meening der deterministen, maar hijgehoorzaamt ook gedeeltelijk aan de opvatting die hijzich vormt over deze wet, werkend in een meer vol-maakte wijze en volgens vervormde verhoudingen. Demensch ziet slechts gedeeltelijk wat hij is, maar zietgeheele wat hij hoopt te zijn. Hij kan zich dus uit hetvaste tegenwoordige verplaatsen en zich eenige der

—r 186 —

beste toekomstvoorwaarden verzekeren. Wij mogenzeggen dat men ons de levensdraad gegeven heeft,maar dat wij vrij zijn hem te spinnen volgens een mo-del naar onze keuze (1). »

Er is bij Marx trouwens, voor zijn tegenstrevers,tegenspraak tusschen de door hem aangenomen socio-logische stelling en de rekonomische bazis die hij aande geschiedenis gaf. Indien het juist is dat de wereldin haar geheel zich voordoet onder vorm eener evo-lutie, kan men dan niet beseffen dat iedere onderver-deeling van het leven een onafhankelijke ontwikkelingen een eigen bestaan bereiken kan?

Te meer, de bewering van Marx, als zou ieder tijd-perk zijn kenschetsende en bijzondere ontwikkelings-wet bezitten, is in tegenspraak met zijn bewering datde ekonomische vormen .de eenige drijfkrachten zijnder historische evolutie.

Maar tusschen deze twee uiterste meeningen in, iser een derde.

Deze is het, indien wij er in slagen om ze goed uitte drukken, die ons de strekking der evolutie van dezelaatste marxistische thezis aanduiden zal, einde vanons werk.

Zonderling feit, het was de kameraad van Marx,

(1) RAMSAY MACDONALD, Le Socialisme et la Société.Op. cit., blz. 76.

— 187 —

Engels, die de eerste was om eenige verbeteringen aande opvattingen van den meester te brengen. In eenreeks brieven die hij schreef na het afsterven van denstichter der leer (1), legde hij uit hoe de meester dik-wijls verkeerd begrepen werd en hoe hij nooit beweerdhad een volstrekte voorrang toe te kennen aan de eko-nomische faktoren, bij uitsluiting. van alle andere. Maarhij meende dat deze ekonomische faktor in laatste aan-leg werkte, wanneer een zeker aantal machten aanwe-zig zijn. De ekonomische aktie van den eenling isontegensprekelijk beïnvloed door zijn maatschappelijkmidden. Engels was zelfs geneigd om bij de' ekono-mische voorwaarden ook de aardrijkskundige bazis terekenen Voor de aanvankelijke tijdperken nam hijzelfs aan dat de voortplanting van het ras ook in aan-merking moest komen, naast de industrieele voort-brenging.

Beweren dat de ekonomische faktor het uitsluitelijkeelement is, zegde Engels (2), is de opvatting vanMarx herleiden tot een van allen zin ontbloot, abstrakten dom gezegde.

« De ekonomische voorwaarde is de bazis, maar deafwisselende elementen der superstruktuur, de poli-tieke vormen der klassestrijden en hunne gevolgen, de

(1) Tusschen 1890 en 1894. Zij werden uitgegeven in dag-bladen en ti jdschr iften.

(2) Aangehaald door SELICMAN, L'inteirpréiCrtion économi-que de l'histoire. Parijs, Marcel Riviére, 1911, blz. 149.

188 —

regeeringsvormen, de gerechtelijke vormen en ook alleweerkaatsingen van die werkelijke strijden in de gees-ten van hen die er aan r deelnemen, de politieke, ge-rechtelijke en wijsgeerige theoriën, de godsdienstigeovertuigingen, al deze dingen oefenen invloed uit opde ontwikkeling der historische strijden en bepalenhunne vormen, in talrijke gevallen. »

Ziehier hoe Engels verder het vraagstuk in zijnwaar licht stelt (1) :

« Het zijn dus ontelbare krachten, die zich steedskruisen ; een oneindige groep krachtparallelogrammendie een samengestelde kracht teweeg brengen ; degeschiedkundige gebeurtenis, dewelke, op haar beurt,mag aanzien warden als het produkt van een faktordie werkt als een onbewust en willoos iets. Want, het-geen iedere dezer krachten wil wordt belet door al deandere, en het gevolg van hunne saamgevoegde aktieis iets wat geen hunner gewild heeft. » (Brief van1890.)

« De politieke, gerechtelijke, wijsgeerige, godsdien-stige, letterkundige, artistieke, enz. evolutie, heeftde ekonomische evolutie voor bazis. Maar allen rea-geeren de eene op de andere en op de ekonomischebazis. '» (Brief van 1895.)

Bernstein en Jaurès hebben zich krachtig verzet

(1) Aangehaald door BERNSTEIN, De Voorwaarden tot hetSocialisme en de Taak der Sociaaldemocratie.

-- 189 —

tegen het dogma der geschiedkundige noodzakelijk-heid. Volgens beide verwerft de menschheid al langerhoe meer het vermogen om de 'ekonomische evolutiete besturen. En het . is juist omdat zij de aanzienlijkebelangrijkheid der ekonomische faktoren begrepenheeft, dat zij al haar aandacht op hen samentrekt,opdat zij niet aan haar toezicht zouden ontsnappen.Overal waar het gemeenschappelijk belang zegeviertover het eigen , belang, verzwakt en vermindert deonbewuste aktie der ekonomische krachten.

Volgens Bernstein is de moderne maatschappij rijkeraanonbepaalde ideologie dan de maatschappijen vanvoorheen.

Jaurès heeft gepoogd, naar aanleiding van het historisch materialisme, een verklaring te geven van desynthezis der tegenstellingen (1) :

« De moderne gedachte van de identiteit der tegen-stellingen vindt men ook terug in dit andere prachtigbegrip van het Marxisme : De menschheid werd tothiertoe om zoo te zeggen gedreven door de onbewustemacht der geschiedenis; tot hiertoe zijn het niet demenschen die zichzelf bewegen ; zij bewegen, maar deekonomische evolutie leidt hen ; zij denken dat zij degebeurtenissen doen ontstaan of meenen dat zij, alseen plant,steeds op dezelfde plaats blijven, maar de

(1) J. JAURts, Pages choisies. Uitgaaf F. Rieder & Co,'7, place Saint-Sul,pice, Parijs, blz. 364-365.

12

-- 190 —

ekonomische veranderingen voltrekken zich buitenhun weten, •en buiten hun weten worden zij hierdoorbeïnvloed. De menschheid is ,eenigszins als een inge-slapen passagier geweest die zou gedragen wordendoor den vloed van een stroom zonder aan de bewegingdeel te nemen, of ten minste zonder zich rekenschapte geven van de richting, van afstand tot afstand wak-ker wordend en bemerkend dat het landschap veran-derd is.

« Welnu ! wanneer de socialistische revolutie zalverwezenlijkt zijn, wanneer er geen klassevijandschapmeer zal bestaan, wanneer de gemeenschap dermenschheid meester zal zijn van de groote voort-brengstmiddelen naar de gekende en vastgestelde be-hoeften der menschen, dan zal de menschheid losge-rukt zijn uit het lange tijdperk van onbewustheid datzij sedert eeuwen doorschrijdt, gedreven door de blindemacht der gebeurtenissen, en zij zal binnengetredenzijn in het nieuwe tijdperk waarin de mensch, inplaats van aan de gebeurtenissen onderworpen te zijn,den gang der gebeurtenissen regelen zal. Maar ditkomend tijdperk van volle bewustheid en klaarte, isalleen tot mogelijkheid gemaakt door een lang tijdperkvan onbewustheid en duisternis. »

jaurés kent ook een groote plaats toe, in de evolutieder maatschappijen, aan « het onrustig verlangen datde menschheid bezielt naar een hoogere levensvorm ».Het is hem onmogelijk om, zooals Marx het gewild

— 191 —

heeft, het ekonomisch en het zedelijk leven te schei-den, om het een aan het ander ondergeschikt te maken.

En Jaurès verwerpt evenmin de mogelijkheid omhet historisch materialisme met het hoogste idealismete verzoenen en te vereenigen.

Niemand ontkent nog dat de verwezenlijking vaneen hoogstaand ideaal kan volbracht worden zondereen ekonomische hervorming. Op fijne wijze tracht hijde gedachte zelf van Marx te vatten. Hij schrijft (1) :

« Marx zegt: « Het menschelijk brein schept nietuit zichzelf een begrip van recht dat ijdel en hol zijnzou ; er is in gansch het leven, zelfs in het geestelijkeen in het zedelijk leven der menschheid, slechts eenweerschijn van de ekonomische verschijnselen in hetmenschelijk brein. »

» Welnu, ik neem het aan ! Ja, er is in heel de ont--wikkeling van het geestelijk, zedelijk en godsdienstigleven der menschheid slechts een weerschijn der eko-nomische verschijnselén in het menschelijk brein ; ja,maar er is terzelfder tijd het menschelijk brein ; er isbijgevolg de cerebrale voorvorming der menschheid.

» De menschheid is het produkt van een lange phy-siologische opvoeding die de historische evolutie voor-afging, en wanneer de mensal, volgens deze physiolo-gische evolutie, zich uit de onmiddellijke minderwaar-

(1) Jean jaurès, door CH. RAPPOPORT, werk reeds ver-meld, blz. 404,,

— 192 —

dige dierlijkheid verheven heeft, waren er reeds, inhet eerste brein der opkomende menschheid, zekerevoorbereidingen, zekere strekkingen. »

En hij besluit dat de grondkrachten van het breintusschenkomen in het ekonomisch leven.

* * *

Andere hebben de juistheid der theorie aangenomenmits ze te beperken tot de ontwikkeling de- kapitalis-tische maatschappij, heden en in het verleden. Zijmeenen dat de theorie zal ineenstorten met het kapiztalistische regiem en dat het verdwijnen der klasse,konflikten zal samenvallen met dat van de marxistischewijsbegeerte der geschiedenis. Deze laatste zou dusniet op alle tijdperken toepasselijk zijn. Volgens henkunnen de ekonomische faktoren de vorm der anderesociale verhoudingen bepalen zonder er de werkingvan te bepalen.

Andere nog hebben de theorie van het historischmaterialisme vergeleken met eenige belangrijke histo-rische feiten. Zij hebben eerstens in iedere maat-schappij, zelfs in de meest geëvolueerde, overblijfse-len aangeduid der afgeschafte regiemen. Zij hebbenvooral aangedrongen op het feit dat de gerechtelijkevormen dikwijls dergelijke overtollige overlevingenopenbaren. Zij schrijven het bestaan van deze verou-derde sociale verhoudingen toe aan de gewoonte, die

— 193 —

machtiger schijnt, in vele gevallen, dan de meestklaarblijkelijke ekonomische voorwaarden.

Hyndman, die kortweg de enge opvatting van hethistorisch materialisme verwerpt, wijst, tusschen an-dere historische gebeurtenissen die door ekonomischefaktoren niet uit te leggen zijn, op de stichting en deontwikkeling van den mahomedaanschen godsdienst.Toen Mahomed zijn godsdienstige leer begon aan teprediken, was de ,ekonomische levenswijze der Arabie-ren sinds honderden, zelfs duizenden jaren, onveran-derd gebleven. De produktievormen, herderlijke enlandelijke, hadden niet de minste verandering onder-gaan. Als Arabieren oefenden zij slechts een zeerzwakke invloed uit op de naburige landen. Niets liettoe te zeggen dat dit ras zich voorbereidde tot een deromvangrijkste bewegingen van verovering en aanvaldie de wereld ooit gekend heeft. Er bestond geenenkele ekonomische reden om uit te leggen dat eennieuwe godsdienst zou kunnen ontstaan en zich ont-wikkelen met zulke bijval.

Hyndman haalt ook de eerste kruistochten aan.Indien de geschiedkundige thezis van Marx juist

was, dan had de poging tot de instelling van een kom-munistisch regiment die plaats greep te Parijs, in 1870,zich moeten voordoen te Londen en in Engeland, waarde ekonomische vormen aanzienlijk verder gevorderdwaren dan in Frankrijk. En op dit oogenblik is het nogsteeds het geval, vermits men ziet hoe de Fransche

–, 194 —

arbeidersklasse beter de klassetegenstanden vat danhet Engelsche proletariaat.

Het is ook onjuist staan te houden dat dezelfdevoortbrengstvormen dezelfde sociale superstruktuurscheppen. In China en in Indië, waar de zelfde vormvan landbouwvoortbrengst bestaat, zijn de vereeni-gingswijzen der menschen, het type van regeeringgansch verschillend. Hetzelfde voor wat Egypte enItalië betreft. De Engelsche marxist ontkent zelfs nietgansch dat groote mannen den loop der geschiedenisbeïnvloeden.

En Hyndman herhaalt wat anderen reeds zegden :Naarmate de mensch zich vrij maakt van materieelebehoeften, oefenen de zielkundige faktoren een grooterwordende invloed uit op de maatschappelijke evolutie.

Wat er ook van zij, niemand denkt er nog aan omde duidelijke invloed te ontkennen die de ekonomischevormen uitoefenen op de geschiedkundige ontwikke-lingen. Heeft M. C. Van Overbergh zelf, zonder zicheens te verklaren met het volstrekt determinisme vanMarx, de invloed van deze faktoren niet erkend (1) ?En hoeveel sociologen, staathuishoudkundigen en ge-schiedkundigen hebben er de thezis van Karl Marxgebruikt als opzoekingsmethode! (Hebben bij ons DesMarez, Pirenne, Van der Linden deze werkwijze nietin toepassing gebracht?)

(1) La Classe sociale, blz. 173-183.

195

Er blijft ons een laatste tegenstrijdigheid aan testippen der marxistische thezissen:

Indien de ekonomische vormen alle andere bepalen,waartoe dient dan de verovering der politieke machtdoor de arbeidersklasse? Zal deze, door de onvermij-delijke gang der geschiedenis, niet op automatischewijze, door de ontwikkeling der produktiefkrachten, inhet bezit gesteld worden van heel het apparaat dermaatschappelijke organisatie? Hoe deze meening ver-zoenen met marxisten als Guesde, Varga, Vander-velde (1), die meeven dat de socialisatie der grootevoortbrengingsmiddelen, de onteigening onmogelijkzijn zonder de verovering van de macht? Vanderveldezegt (2), in het minimumprogramma dat hij toewijstaan de. Belgische arbeidersklasse, dat de veranderingvan het kapitalistisch regiem in een kollektivistischregiem noodzakelijkerwijze moet gepaard gaan metgelijksoortige veranderingen van zedelijken en, politieken aard.

Hierin ligt, blijkbaar, de bescheiden bekentenis datbegripsleeren uit de zedelijke en politieke kategoriënreageeren op de ekonomische ontwikkelingen.

Om drie voorbeelden te nemen : men moet aanne-men dat de vereeniging der Duitsche Staten een ge-volg was van de ekonomische ontwikkeling. Het kapi-talisme was lam geslagen in zijn uitbreiding door de

(1) VANDERVELDE, Het na-oorlogsch Socialisme, blz. 170.(2) IDEM, Ibidem, blz. 306.

1.9 6 —

veelvoudigheid der Staten. In 1859 schept de Duitscheburgerij een beweging ten voordeele van de Federatieder Staten. Zij wilde dat Duitschland één geheel zouvormen, één in zijn handel en met één tolbestuur,waar het metriekstelsel, de fiskale rechten, de spoor-en posttarieven, het handels- en zeevaartrecht, deindustrieele bescherming, de wetgeving voor handel ennijverheid, enz., eenvormig zouden gemaakt worden.Wij bevinden ons hier ongetwijfeld in tegenwoordig-heid van een geval in hetwelk de ekonomische vor-men de politieke vorm bepaald hebben.

Maar men kan in de Europeesche geschiedenis dervijftig laatste jaren gansch tegenovergestelde gevallenvinden. Nemen wij het voorbeeld van een land metzeer zwakke kapitalistische ontwikkeling : Bulgarije.Zoocdrà dit land, na den Balkanoorlog, afgescheiden-werd van het Ottomaansch Keizerrijk, gesloten enfeodaal, drong het kapitalisme, met zijne hem eigenproduktievormen, in Bulgarije binnen. Het ekonomi-sche uitzicht veranderde op diepgaande wijze onderden invloed van een politieke faktor.

Ten slotte, laten wij eindigen door de thezissen vanMarx over historisch materialisme toe te passen opde ekonomische theoriën. De kapitalistische koncen-tratie gaat veel sneller in de Vereenigde Staten dan inEuropa. Het is onbetwistbaar dat de verdeeling vanEuropa in een dertigtal Staten (politieke faktor) hetdoor Marx voorspelde koncentratieproces vertraagt.

* * *

-- 197 --

Welke was de strekking der evolutie van het histo-Tisch materialisme?

Het historisch materialisme als wijsgeerige wereld-leer is haast volkomen verlaten. Het is duidelijk dathet slechts een betrekkelijke waarde heeft en dat hetniet toepasselijk is op alle tijdperken en op alle mid-dens. Te meer, de waarheid dezer theorie schijntgrooter te zijn voor het verleden. Het komt voor alsofzij van hare waarde verliezen gaat naarmate demenschheid vorderen zal.

Maar als opzoekingsmetlhode heeft het historischmaterialisme talrijke aanhangers veroverd. Men er-kent dat de marxistische thezissen er kunnen toe bij-dragen om een helder licht te werpen op de ontwik-keling der menschelijke maatschappij, dat zij de oor-sprong van zekere slecht verklaarde of onvoldoendgekende feiten kunnen duidelijker maken. Als dusda-nig heeft het historisch materialisme toegelaten omkonkrete krachten op te sporen wier aktie slecht ge-kend was : het heeft zekere voorspellingen bekrach-tigd en het heeft aan zekere stelsels een aktiecriteriumgegeven.

12*

IN HOUDSTAFEL

Bladz.HOOFDSTUK I.

HET MARXISME EN DE OORZAKEN VAN ZIJNEVOLUTIE 15

A. — Verscheidenheid der bronnen van hetMarxisme 16

B. — Marx, man van de daad 19C. — Invloed van de kritiek op de evolutie van

het Marxisme 20D. — Het Marxisme tegenover de gebeurtenis-

sen . . 28E. — De grondbeginselen van het Marxisme . 30

1° Theorie van de waarde en van de meer-waarde 31

2° De koncentratiewet. De verarming dermassa's. De klassenstrijd. De ineen-storting . . . . 37

3° Het historisch materialisme . . 48

HOOFDSTUK II.

DE EVOLUTIE VAN DE MARXISTISCHE LEERVAN DE WAARDE, VAN DE MEER-ARBEID EN DE MEERWAARDE . . 51

A. — De theorie van de arbeidswaarde en deantisocialisten

- 200 -Bladz.

B. — De theorie van de arbeidswaarde en desocialisten 54

C. — De meerarbeid . 56D. — De meerwaarde en de antisocialisten 60E. — De meerwaarde en de socialisten . 61

HOOFDSTUK III.

DE VERARMING DER MASSA'S EN DE KON-CENTRATIE . 65

A. — He beginsel der verarming vóór den oor-log 65

B. — Het beginsel der verarming na den oorlog 69C. — De kapitalistische koncentratie vóór den

oorlog . . . 72D. — De kapitalistische koncentratie na den oor-

log . 80

HOOFDSTUK IV.

DE KLASSENSTRIJD . 85A. — Is de klassenstrijd onvermijdelijk? . 86B. — Zijn de klassen op zichzelf niet verdeeld

door innerlijke konftikten 91C. — De elementen tusschen de proletariërs-

en de kapitalistenklasse . 96D. — De klassegeest bij de proletariërs 100E. — De samenwerking der klassen . . 104F. — De vakbonden en de politieke aktie . 110G. — Het internationalisme en de vaderland-

gedachte 114

-- 201 ---Bladz-

HOOFDSTUK V.

DE INEENSTORTING . . 120A. — De thesis der ineenstorting 124B. — De algemeene revolutionnaire staking 128C. — De openbare diensten. De sociale hervor-

mingen. De kooperatie 136D. — Het geweld. De vernieling van den Staat

Diktatuur of demokratie ? 140

HOOFDSTUK VI.

HET HISTORISCH MATERIALISME 183

inhoudstafel 199Index 203

INDEX

De namen der aangehaalde schrijvers zijn in kursief gedrukt.

Altalion : 53, 64, 92.Agrarische hervorming : 83, 100.Amerikaansch arbeider : 59.Arbeidswaarde : 25, 31, 51.Baldesi : 132.Bakounine : 123.Bauer : 161, 167, 172, 176.Bebel : 115, 135.Belfort-Bax : 15.Bernstein : 21, 55, 65, 67, 75, 76, 77, 91, 96, 122, 126, 163,

167, 189Bertrand : 122.Bismarck : 82.Bissolati : 106, 122.Blanquisten (Blanqui) : 122, 131.Boerenbonden : 84.Bourgeois (Leon) : 88, 104.Rowley : 60.Bracke : 143.Bruce, Glacier : 113.Caillaux : 71, 81.Canbone : 81.C. G. T. : 132.C. G. T. U. :132.Chartisme : 102.Critique de l'économie politique : 16.Cole (G. D. H.) : 20, 179.Commune : 123, 167.Concentratie : 40, 70, 72, 196.Considérant : 73.

- 204 -

Cooperatieven : 36, 84.Dan : 141, 159.De Brouckère :Deelneming aan de regeering : 29.De Leon : 79.Des Marez : 194.Deville : 145.De Winne : 122.Dreyfus (zaak) : 106.Diihring : 172.Durkheim : 88.Economist Shïsn : 159.Encyclique Rerum Novarum : 88.Engels : 15, 16, 18, 22, 59, 96, 146, 149, 164, 172, 187.Ferri (Enrico) : 89.Fontaine (Arthur) : 81.Fourier : 44.Georgie : 151.Gide : 31, 48, 53, 68, 74, 99.Giolitti : 106.Gtirlitz (Programma van) : 70.Grazziadei : 61.Guesde : 25, 79, 106, 122, 124, 136, 195.Hegel : 27.Hegeliaansche dialectiek : 27.Hervé : 114.Historisch materialisme : 25, 48, 183.Hyndmann : 15, 24, 25, 67, 69, 70, 75, 79, 101, 104, 108,

116, 124, 162, 176, 193.IJzerloonwet : 57, 59.Indië : 67.Ineenstorting : 47, 122, 124.Internationaal Bureel van den Arbeid : 132.Internationale : 17, 117, 131.Internationale van Amsterdam : 101.Jaurès : 20, 55, 63, 67, 76, 79, 96, 105, 116, 126, 134, 135,

162, 175, 188.

--- 205 --

Jevons-Boehm : 56.jouhaux : 132.Kapp 135.Kapitaal : 16.Kautsky : 52, 76, 77, 78, 97, 99, 104, 117, 135, 160, 161,

171, 175, 180, 182, 184.Kerensky : 100, 141.Kinderarbeid : 36, 60, 62.Klassenstrijd : 25, 41, 45, 85.Klein eigendom : 41, 73, 76.Klein grondeigendom : 26, 83, 93, 100.Koloniën 79.Konferentie van Genua : 158.Kongres van Amsterdam : 66.

• Bologna : 106.» Keulen : 123.• Kopenhagen : 67, 79, 117, 135.» Jena : 135.• Den Haag : 123, 144.• Parijs : 104.}} Rome : 133.• Stuttgart : 58, 67, 79, 84, 94, 98, 102, 113, 115.

Kommunistische partij (Fransche) : 131.(Russische) : 180.

Krizissen : 42, 43, 70.Labour-Party : 90, 103, 112.Laf argue : 25, 184.Labriola : 41, 51, 106, 122, 161, 184.Lasalle : 57, 59, 104.Ledebour : 135.Lénine : 98, 144, 109, 115, 124, 150, 155, 159.Leroy-Beaulieu : 159.Loon : 59.Mac Donald Ramsay : 27, 62, 68, 79, 89, 91, 108, 126, 186.Alachinisme : 39, 62.Mahomet : 193.Martof : 126.

- 206 -

Meerarbeid : 56, 57.Meerwaarde : 31, 43, 60.Meneau : 70.Millerand : 106.Monde 81.Mussolini : 132.Naamlooze Vennootschappen : 43.Neue Zeit : 52, 116.Neue Rheinische Zeitung :Neutralité syndicale : 58.Nicholson : 27, 53, 60, 81.Onteigening : 41, 44, 48, 73, 79.Overproductie : 40, 42.Pecqueur : 73.Pirenne : 194.Plekhanot : 184.Privaat eigendom : 26, 43, 93.Proudhoniens (Proudhon) : 122, 132.Rakowsky : 158.Rathenau : 70, 81.Russische Revolutie : 29, 83, 109, 140.Rheinische Zeitung : 17.Ricardo : 31.Rist : 31, 48, 53, 60, 74.Saint-Simon 44.Schaeffle : 50.Schmoller : 93.Schweitzer : 104.Seligman : 187.Shield Nicholson : 27.Socialistische partij (Amerikaansche) : 79, 98, 103.

(Bulgaarsche) : 67.(Duitsche) : 70, 79, 93.(Fransche) : 25, 92.(Hongaarsche) : 79.(Poolsche) : 82, 98.Tcheko-Slovakijesche) : 116.

207 ""_

Snowden : 103.Solidarisme : 88.Solvay : 138.Sorel : 111, 122, 129, 131, 133.Spectator : 180.,Seinnes : 81.Sidney Olivier : 109.Tricoche : 81.Trotsky : 170.Trusts : 39, 44, 74, 78, 80.Vaillant : 122, 130.Vaderland : 114.Vakbonden : 59, 74, 89.Vanderlinden : 194.Vandervelde : 15, 17, 55, 61, 71, 76, 77, 83, 84, 107, 117,

138, 174, 177, 180, 195.Vanderydt : 53, 73.Van Overbergh : 68, 87, 93, 118, 194.Varga : 195.Verarming : 65.Verdrag van Versailles : 60.Vidal : 73.VIiegen : 122.Volkenbond : 132.Volksarmoede : 43.Vrouwenarbeid : 36, 60, 62.Waldeck-Rousseau : 106.Webb (S. en B.) : 26, 90, 94, 106.Willich : 163.Wynkoop : 122..Zanardelli : 106..Zanko f : 108.

Uitgaven der WILDE ROOS

A. — Vuigarisatiebroohuras.

Bauer, H. — De Nieuwe Koers in de Soviets . . fr.Slum, Is. — Tien Beroemde Vrouwen Bomrquin, J. — Het Heelal . • .Delattre, A. — De Nationaliseering der Koolmijnen . . .Idem. — Moderne Methoden van het VakvereenigingswezenDoms, J. -- De Petroolpotitiek • . .Kreglinger, R. --- Verband tusschen Godsdienst en Zeden-

leer Eiij de Oosterscha Volkeren . • • • •Lamennais. — Moderne Slavernij Landsvreugt. — De Medezeggingschap Mahaim, E. — De Wettelijke Bescherming van de ArbeidersMahlman. -- De Haven van Antwerpen Molter, A. -- De Arbeid en de Letterkunde Idem. — De Kempen Piérard, L. — Het Fascisme Schraenen, W. -- De, Financieele Concentratie in het Elecsri-

citeitshedrijf in Belg ië Troclet. — Het Militaire Vraagstuk .Van Hove. — Japan Van Laar. -- De Guldensporenslag en de Klassenstrijd in

de Middeleeuwen . . . . . . . . .Verbrugghe, L. — De Zeevischvangst De Roods Vloot . .Wauters, Jos. ----- Socialisme op den Buiten

Wauters, Arth. -- Een Travaillistenministerie in Engeland

B. — Serie der aktualiteiten.

De Swaef, L. -- De Spoorwegstaking 1,-Fimmen, E. — Oorlog aan den Oorlog 1.-Piérard, L. -- De Huishuurwet van 1923 1Renier, H. --- De Waarheid over de Roerbezetting . . 1.—Vandervelde en Fesder. --- Vrouwenstemrecht : Nu of later. Uitg.Verscheidenen. — Vijt Vormen der Reactie 1.—

C. --- Werken van grooteren omvang.