Cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

18
Redactie Rob Meens en Carine van Rhijn Cultuurgeschiedenis middeleeuwen van de

description

 

Transcript of Cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

Als ergens ‘middeleeuwse toestanden’ heersen, is dat geen goed teken. ‘Middeleeuws’ staat vaak synoniem voor achterlijk, simpel en primitief. Deze waardering van de periode 500-1500 n.Chr. voert terug op humanistische opvattingen uit de 14e en 15e eeuw over het begrip ‘middeleeuwen’ als een tijd van achteruitgang en stagnatie.

Aan de andere kant zijn de middeleeuwen ook een grote bewondering ten deel gevallen. Zo vond men in deze periode de wortels van de moderne Europese naties. Katholieken zagen de middeleeuwen als de periode waarin Europa echt christelijk was, terwijl anderen juist spraken van een tijd vol van bijgeloof. Dergelijke oordelen over de middeleeuwen leven in de huidige samenleving nog volop.

Het handboek Cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen wil deze (voor)oordelen als uitgangspunt gebruiken voor een kennismaking met de cultuur van de middeleeuwen. Het boek laat zien waar dergelijke oordelen vandaan komen en hoe historici tegenwoordig over dit tijdperk denken. Het boek biedt zowel kennis van de middeleeuwse cultuur als een reflectie op het denken over de middeleeuwen.

Redactie Rob Meens en Carine van Rhijn

Cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

Cultuurgeschiedenis

middeleeuwenvan de

Cultuurgesch

iedenis van

de

middeleeuw

en

Cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen. Beeldvorming en perspectieven

RedactieRob Meens Carine van Rhijn

AuteursLex BosmanFrank Brandsma Mario DamenMayke de JongRob MeensMarco MostertJanneke RaaijmakersPeter Raedts Catrien SantingBram van den Hoven van GenderenArie van Steensel

VormgevingCarmen Hoeksema

BureauredactieChris Schreurs

Beeldredactie en rechtenverwerving Eelco Beukers tekst en productie, Utrecht, i.s.m. TGV, Leiden (Iris Toussaint en Birgit van den Hoven)

Vormgeving kaartenMarius Rieff (ontwerp)Paul van den Boorn (bureauredactie)

UitgaveOpen Universiteitwww.ou.nlWBOOKS, [email protected] ISBN 978 94 625 8047 3 NUR 694 © 2015 Open Universiteit

WBOOKS, Zwolle

Colofon

Ontwerp omslagFrank de Wit, Zwolle.

Omslag foto'sVoorzijde: Gebroeders Van Limburg, detail uit de miniatuur van de maand oktober in de Très riches heures du duc de Berry, Frankrijk, ca. 1440, perkament, Musée Condé, Chantilly, ms. 65, fol. 10v. Bridgeman Images CND8442.Achterzijde: Sir Maurice (Anthony Dawson) en Ivanhoe (Roger Moore) in de tv-serie Ivanhoe (1957-1958). Hollandse Hoogte U1298119.

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opge-slagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm, of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op welke andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Open Universiteit.

Inleiding: middeleeuwse toestanden 7 Rob Meens en Carine van Rhijn

1 Wat is middeleeuws? 13 Peter Raedts2 Een tijd van barbarij 31 Rob Meens3 Het ontstaan van naties. Politieke en religieuze orde in vroegmiddeleeuws West-Europa (ca. 500 - ca. 1000) 51 Mayke de Jong4 Een christelijke tijd? Kerk en religie in de middeleeuwen 71 Rob Meens5 Een tijd van bijgeloof en superstitie? Reliekverering en geloof in de late oudheid en vroege middeleeuwen 93 Janneke Raaijmakers6 De feodale middeleeuwen 111 Rob Meens7 De middeleeuwen als een tijd van stilstand? Markten en gemeenschappen in Europa, ca. 1000-1300 127 Arie van Steensel8 Ongeletterde eeuwen? Over de rol van het schrift in de middeleeuwen 149 Marco Mostert9 Ridders en toernooien, 1000-1300 171 Mario Damen10 Een hoofse tijd 189 Frank Brandsma11 Vervolging en inquisitie. Een omstreden middeleeuwse erfenis 207 Bram van den Hoven van Genderen12 Gotische kerken 227 Lex Bosman13 De vieze en ongezonde middeleeuwen? 249 Bram van den Hoven van Genderen14 Vreten, zuipen en dansen. Over het beeld van de ‘ongeciviliseerde middeleeuwen’ 267 Rob Meens15 De gouden tijd van de renaissance. Herleving, vernieuwing en continuïteit 285 Catrien Santing

Lijst van geraadpleegde literatuur 305

Overzichtskaart en lijst van geografische namen 308

Personen- en zakenregister 312

Over de auteurs 317

Inhoud

1.1 Gustave Doré, La vallé des larmes (Het tranendal), 1883, olieverf op doek, 413,5 × 627 cm, Le Petit Palais, Parijs.

13

1 Wat is middeleeuws?

Peter Raedts

1 TIJDPERKEN

Zolang het begrip middeleeuwen bestaat – en dat is al meer dan duizend jaar – is het een uitermate dub-belzinnig concept gebleken, een dubbelzinnigheid die al met de naam gegeven is. Wat in het midden ligt, heeft noch de oorspronkelijkheid of prilheid van het begin, noch de triomf en de rijpheid van het einde, het is niet goed en niet slecht, het ligt er altijd tussenin. Maar het is ook een dubbelzin-nigheid die naar het negatieve neigt: het midden staat al gauw gelijk met middelmatigheid.1

Ofschoon de officiële christelijke tijdrekening altijd gewerkt heeft met zes periodes of vier rijken (Babylon, Perzië, Griekenland en Rome) heeft er ook altijd iets van een driedeling in gezeten. Aan het begin stond de tijd van het leven van Christus zelf, een tijd die eindigde met zijn dood en opstanding, aan het einde staat het moment van zijn terugkeer bij het Laatste Oordeel, als alle rechtvaardigen met Hem ten leven zullen opstaan. In de tussentijd, vaak de tijd van de kerk genoemd, wachten de christenen met smart op dat glorieuze einde en stellen zij Christus en de toekomstige heerlijkheid tegenwoordig in de voorlopigheid van de sacra-menten (afb. 1.2).

Petrus Abaelardus (1079-1142) sprak van het ‘interim’ waarin de christen nu moet leven. De profeet Joachim van Fiore (ca. 1135-1202) wordt algemeen beschouwd als de eerste die de geschie-denis in drieën gedeeld heeft. Hij sprak van het tijdperk van de Vader, het Oude Testament, het tijdperk van de Zoon, het Nieuwe Testament en de kerk waarin de christen nu leeft, en hij verwachtte dat zeer spoedig het tijdperk van de Geest zou aan-breken, waarin kerk, priesters en wetten overbodig zouden worden, omdat alle mensen dan bezield zouden zijn door de liefde alleen. Joachims profe-tieën zijn eeuwenlang onder ontevreden en hervor-mingsgezinde christenen zeer invloedrijk geweest; zelfs in de zeventiende eeuw beriepen Oliver Cromwell en zijn puriteinen zich nog op Joachim.2 Het belangrijkste hier is dat Joachims hele ge-schiedbeschouwing gefundeerd was op zijn vaste overtuiging dat de tussentijd van schimmigheid en duisternis weldra voorbij zou zijn en dat het einde aanstaande was: de tijd van licht en goedheid stond op het punt om aan te breken. Die idee werd

overgenomen door de humanisten in de renaissan-ce, ook al gaven zij er een niet-religieuze draai aan.

2 ONWETENDHEID EN DUISTERNIS

Op paaszondag 8 april 1341 werd de humanist Francesco Petrarca op de heuvel van het Capitool in Rome met een lauwerkrans tot dichter ge-kroond (afb. 1.3). Zoiets had niet meer plaatsge-vonden sinds de eerste eeuw ten tijde van keizer Domitianus, en Petrarca was zich daar diep van bewust. Hij zag zijn kroning als symbool voor het afscheid van een tijd van duisternis die meer dan duizend jaar geduurd had en als het begin van een nieuwe herboren klassieke cultuur. Hij was de eer-ste die over die tijd van duisternis sprak als de middentijd: ‘Er was een gelukkiger tijd en er zal ooit weer een komen. Maar in het midden, in onze tijd, ziet ge hoe laagheid en smerigheid zijn samengevloeid.’3 Het midden werd door Petrarca gelijkgesteld met duisternis en smerigheid, een associatie die zo diep in het collectieve geheugen

1 Dit hoofdstuk is een uitgewerkte versie van Peter Raedts, ‘Tussen oud en modern. De periodisering van de Middeleeuwen’ in: M. Grever en H. Jansen ed., De ongrijpbare tijd. Temporaliteit en de constructie van het verleden, Publicaties van de Faculteit der Historische en Kunstwetenschap-pen. Maatschappijgeschiedenis 37 (Hilversum 2001) 49-63.2. M. Reeves, The influence of prophecy in the later Middle Ages: a study in Joachimism (Oxford 1969).3. Geciteerd naar T. Mommsen, ‘Petrarch’s conception of the “Dark Ages”’, Speculum 17 (1942) 226-242, 241. Vertaling PR.

1.2 Kring van Dieric Bouts

(mogelijk Aelbert Bouts), De ver-

rijzenis van Christus, ca. 1480,

olieverf op paneel, 28,5 × 23,5

cm, Mauritshuis, Den Haag.

De opstanding van Christus was

voor middeleeuwse christenen het

begin van een schimmige ‘tussen-

tijd’, die zou eindigen bij het

Laatste Oordeel.

14

cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

van Europa is doorgedrongen, dat zij in de eeuwen daarna tot nu toe onze blik op die middentijd in hoge mate heeft bepaald. Ondanks alle pogingen in latere tijd, vooral in de romantiek, om de midden-tijd tussen Rome en renaissance te herwaarderen, staat Petrarca’s oordeel nog altijd in het geheugen gegrift: de middeleeuwen zijn duister, smerig en barbaars.

Maar het is toch goed om even te kijken wat Petrarca niet deed. In later tijden is algemeen aan-genomen dat afscheid van de middeleeuwen en afscheid van het christendom op hetzelfde neer-kwamen. Tot op de dag van vandaag staat in de meeste schoolboeken – maar zijn er ook nog steeds gerenommeerde historici die volhouden – dat in de middeleeuwen God in het centrum stond, en dat de humanisten in de tijd van de renaissance de mens in het centrum stelden, vandaar dat zij humanisten genoemd worden. De klassieke cultuur ging ten onder en de middeleeuwen begonnen toen het christendom de heersende godsdienst werd. Maar dat zegt Petrarca helemaal niet. Volgens

Petrarca had het verval van Rome al eerder ingezet, lang voordat het christendom invloed begon te krijgen in het Romeinse rijk. In een van Petrarca’s gedichten roept de Romeinse held Scipio Africanus uit dat hij niet meer over de geschiedenis van Rome wil praten zodra de keizers niet langer echte Romeinen zijn, maar Spanjaarden en Afrikanen. Dit gebeurde voor het eerst in het jaar 98, toen de Spanjaard Trajanus de troon besteeg, en dat bete-kende voor Petrarca het einde van de klassieke Romeinse cultuur.4 Het christendom was voor Petrarca, en dat geldt evenzeer voor alle andere humanisten, even wezenlijk en onmisbaar als het voor zijn middeleeuwse voorouders was geweest. Een van de grote punten van kritiek die Petrarca aanvoerde tegen middeleeuwse scholastieke theolo-gen, was juist dat zij de heiden Aristoteles in de arm hadden genomen om het christendom uit te leggen en te verdedigen, waardoor het christelijk geloof veel te rationalistisch en te werelds gewor-den was. De taak van de humanisten was om het christendom te zuiveren door betrouwbare en filo-logisch verantwoorde edities van de heilige boeken te publiceren. Dat was ook wat Erasmus deed toen hij voor het eerst een uitgave van het Nieuwe Testament bezorgde in het oorspronkelijke Grieks.

Het zal dan ook geen verbazing wekken dat veel volgelingen van Luther en Calvijn in de zestiende eeuw enthousiaste humanisten waren. Petrarca en Erasmus dachten nog dat de kerk hervormd zou kunnen worden en teruggebracht tot haar oor-spronkelijke zuiverheid binnen de structuren van de middeleeuwse katholieke kerk. Maar na 1500 leek dat alleen mogelijk door met die middeleeuw-se kerk te breken (afb. 1.4). Daarmee versterkten de reformatoren het humanistisch besef dat de mensheid donkere tijden van achterlijk bijgeloof achter zich had gelaten en op de drempel stond van een nieuwe tijd, ofschoon dat zeker niet de bedoeling was van vroege hervormers als Luther en Melanchthon. In hun periodisering van de geschie-denis bleven zij de klassieke historische schema’s van de zes wereldtijden of de vier wereldrijken volgen.5 Maar het was een periodisering die niet langer aansloot bij het toen levend historisch besef, dat de geschiedenis eigenlijk bestond uit een drie-slag van oertijd, verval en herstel, en dat de mens-heid nu terugkeek over een langere donkere perio-de heen naar de tijd van zuiver geloof en ware letteren, die nu hersteld was. Renaissance en

4. Mommsen, ‘Petrarch’s conception’, 234.5. D. Mertens, ‘Mittelalterbilder in der frühen Neuzeit’ in: G. Althoff ed., Die Deutschen und ihr Mittelalter (Darmstadt 1992) 29-54, 42-46.6. E. Gibbon, Decline and fall of the Roman Empire, 6 delen (New York 1977), intr. C. Dawson (oorspr. 1776-1788), i, 19: ‘The various modes of worship, which prevailed in the Roman world, were all considered by the people, as equally true; by the philos- ophers as equally false; and by the magistrate as equally useful.’7. Gibbon, Decline and fall, vi. 553.

1.3 Justus van Gent, Portret van

Francesco Petrarca, ca. 1460-

1480, Hertogelijk Paleis, Urbino.

De gelauwerde dichter Petrarca,

ruim een eeuw na dato geschil-

derd.

15

wat is middeleeuws?

Reformatie samen deden het besef groeien dat er een hele lange duistere tijd geweest was waarin de klassieke Latijnse cultuur in vergetelheid was geraakt en het christelijk geloof overwoekerd was door bijgelovige en magische praktijken. Er was dus vanaf het midden van de zestiende eeuw een duidelijk besef dat de geschiedenis van Europa een opeenvolging te zien gaf van glorie, verval en herstel, maar pas in de zeventiende eeuw werden daarvoor de namen oudheid, middeleeuwen en nieuwe tijd geïntro-duceerd. De Leidse historicus Georgius Horn ge-bruikte deze namen in 1666 voor het eerst voor de kerkgeschiedenis. Een paar jaar later deelde de Duitse historicus Christoph Cellarius, hoogleraar in Halle, de hele Europese geschiedenis in in deze drie tijdvakken. Benadrukt moet worden dat die benaming wel neutraal lijkt, maar het niet is: de oudheid was het ideaal dat in de nieuwe tijd was wedergeboren na een donkere, droevige tussentijd: de middeleeuwen.

In het tijdperk van de verlichting in de achttien-de eeuw zonk de reputatie van de middeleeuwen nog verder weg. De verlichte filosofen wilden mensen leren om hun verstand te gebruiken, om zelf te denken en zich niet uit te leveren aan gees-telijke en wereldlijke autoriteiten die voorschreven wat mensen moesten denken en die volstrekte gehoorzaamheid eisten. Immanuel Kant zei dat de mens zich moest bevrijden uit de afhankelijkheid die hij zichzelf had opgelegd. De Franse verlichters hadden het met name gemunt op de kerk die eeu-wenlang door haar monniken, priesters en bis-schoppen de mensen bedonderd had (afb. 1.5). In de middeleeuwen had dat bedrog een hoogtepunt bereikt. Nu riep Voltaire op om deze walgelijke institutie te vernietigen. Ook de Engelse verlichte historicus Edward Gibbon moest niets van kerk en christendom hebben. Hij vond het Romeinse rijk voordat het christendom daar zijn intrede deed, het hoogtepunt van beschaving en tolerantie. Dat was de tijd dat alle mogelijke vormen van godsdienst door het volk als even waar beschouwd werden, door de filosofen als even onwaar, en door de bestuurders als even nuttig.6 Die tolerantie ver-dween toen het Romeinse rijk het christendom tot staatsgodsdienst maakte en alle andere vormen van godsdienst verbood. Het luidde de ondergang van Rome in en het begin van een periode van duizend jaar die Gibbon kort en krachtig aanduidde als de ‘triumph of barbarism and religion’.7

1.4 Anoniem, De begrafenis van de mis, 1566, houtsnede, Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel.

Op deze Zuid-Nederlandse spotprent uit 1566, het jaar van de Beeldenstorm, dragen geuzen de katholieke mis

symbolisch ten grave. Protestanten zagen de mis als een middeleeuws, magisch ritueel, dat niet te verenigen

was met het oorspronkelijke christendom.

1.5 Anoniem, De vierendeling van Robert François Damiens, januari 1757, tweede helft achttiende eeuw.

Onder achttiende-eeuwse verlichtingsdenkers stonden de middeleeuwen niet in hoog aanzien. Het was een

periode van barbarij, die werd gekenmerkt door onmenselijke lijfstraffen, zoals het vierendelen. De monniken

die op deze prent prominent op de voorgrond staan, representeren een ander negatief gewaardeerd aspect van

de middeleeuwen: de dominantie van de geestelijkheid.

16

cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

1.6 Károly Kisfaludy, De jammer-

klachten van Ossian, na 1822,

olieverf op doek, 105 × 120,5 cm,

Magyar Nemzeti Galeria, Boeda-

pest.

Rond 1800 was de (fictieve) dich-

ter Ossian voor veel romantische

kunstenaars een bron van inspi-

ratie. De Hongaarse schilder

Kisfaludy was een van hen.

1.7 Dante Gabriel Rossetti,

The legend of Saint George, ca.

1862, beschilderd glas in lood,

60,5 × 68,8 × 3,2 cm, © Victoria

and Albert Museum, Londen.

In de negentiende eeuw groeide de

artistieke belangstelling voor de

middeleeuwen, zoals blijkt uit dit

werk van de Britse prerafaëlitische

kunstenaar Dante Gabriel Rossetti.

17

wat is middeleeuws?

3 SCHOONHEID EN EIGENHEID

Maar op het ogenblik dat hij dit schreef, was de opstand tegen de heerschappij van de rede, die wij gewoonlijk associëren met de naam van Jean-Jacques Rousseau, al in volle gang. Simon Schama spreekt van de ontdekking van ‘the secular religion of sensibility’.8 Het bewustzijn groeide dat de mens zoveel meer was dan zijn verstand, dat ieder mens een rijk gevoelsleven bezat waardoor hij zich onderscheidde van alle andere mensen. Door dat gevoelsleven te cultiveren, kon ieder mens uit-groeien tot een uniek individu. Bij die cultus van het gevoel paste een poëzie die niet zo gelikt en volmaakt was als de klassieke, maar die ruw en eenvoudig was en tot het hart sprak. De humanis-ten en de verlichte denkers hadden de middel-eeuwse poëzie als barbaars afgedaan. Nu bleek dat barbaarse juist de aantrekkelijkheid ervan uit te maken: alles wat middeleeuws en gotisch was, sprak tot het gevoel en ging recht naar het hart. Vooral de uitgave van de gedichten van de oude Schotse bard Ossian (afb. 1.6) in 1760 – die later overigens een vervalsing bleken te zijn – maakte de middeleeuwse, barbaarse, noordelijke literatuur salonfähig. Goethe liet zijn tragische jonge held in zijn roman Die Leiden des jungen Werthers (1774) bekennen: ‘Ossian heeft in mijn hart Homerus ver-drongen.’9 Germaine de Staël vond klassieke litera-tuur oppervlakkig en afgekloven, het was classicis-me met een pruik op; alleen de middeleeuwse poëzie was authentiek. En François-René de Cha-teaubriand publiceerde in 1802 zijn buitengewoon invloedrijke boek Le génie du christianisme, waarin hij betoogde dat Europa zijn beschaving, schoonheid en geleerdheid alleen maar te danken had aan de middeleeuwse christelijke kerk.

Maar niet alleen individuele mensen waren onderling allemaal verschillend. Volgens Johann Gottfried Herder bestond er ook geen universele cultuur zoals de verlichte filosofen meenden. Herder ontmaskerde een dergelijke aanspraak als een poging van de Fransen om hun eigen cultuur aan andere volkeren op te leggen, iets wat hij totaal verwierp. Alle menselijke culturen waren totaal verschillend van elkaar en iedere cultuur had haar eigen Volksgeist, die het duidelijkste bleek uit de eigen taal en de eigen rechtsgewoonten.10 Ieder volk was geroepen die volksgeest telkens opnieuw vorm te geven. Dat kon het beste gebeuren door

8. S. Schama, Citizens. A chronicle of the French Revolution (Londen 1989) 29.9. J. von Goethe, Die Leiden des jungen Werther (sic), ed. J. Göres (achtste druk; Frankfurt a. M. 1982) 73, 110-111. Vertaling PR.10. J.G. Herder, Auch eine Philoso-phie der Geschichte zur Bildung der Menschheit, ed. H. Blumenberg e.a., Theorie 1 (Frankfurt a. M. 1967) 40: ‘Jede menschliche Vollkommenheit [ist] national, säkulär, und, am genauesten betrachtet, individuell’, en 44-45: ‘Jede Nation hat ihren Mittelpunkt der Glückseligkeit in sich wie jeden Kugel ihren Schwerpunkt’.

terug te keren naar de oorsprong van het volk en te bestuderen hoe toen het volksleven vorm had gekregen. Maar dat betekende voor de Europese volkeren dat niet de oudheid, maar de middeleeu-wen de cruciale periode was in de geschiedenis, want alle Europese naties wortelden in de middel-eeuwen. Nu alle Europese volkeren bedreigd wer-den door de overmacht van de Franse cultuur, moesten zij dit tegengaan door het zuivere middel-eeuws verleden weer tot leven te brengen. Het negentiende-eeuwse nationalisme ging door waar Herder ophield en spiegelde zich voortdurend aan het middeleeuwse verleden van de natie. Wilhelm ‘Barbablanca’ gold als opvolger van Frederik I Barbarossa, Jeanne d’Arc belichaamde de Franse volksziel en de Magna Carta zette de toon voor de geschiedenis van de Engelse liefde voor de vrijheid. Niet alleen politiek, maar ook sociaal bleken de middeleeuwen inspirerend. In de tweede helft van de negentiende eeuw begon op het vasteland van Europa de industrialisatie in alle hevigheid, met alle sociale consequenties van dien. De bevolking van de steden explodeerde, eeuwenoude tradi- ties en gemeenschapsvormen gingen verloren. Natuurlijk schiep dat voor enkelen ongekende mogelijkheden om rijkdom en macht te verzame-len, maar de meesten liepen verloren rond in een wereld die hen geen enkele bescherming meer bood. Alleen door nieuwe vormen van gemeen-schappelijkheid en solidariteit te scheppen, kon het proletariaat een vuist maken en zich beschermen tegen de macht van het kapitaal. In dat conflict werden de middeleeuwen een instrument in de handen van de critici van het individualisme, libe-ralisme en rationalisme. Het vage romantische ver-langen naar de verloren eeuwen van geloof, orde en verantwoordelijkheid voor elkaar, dat zo ken-merkend was voor de eerste helft van de negen-tiende eeuw, werd ter linker- en ter rechterzijde omgezet in een politiek programma waarin terug-keer naar de waarden van gemeenschap, solidari-teit, wederzijdse betrokkenheid en vaderlijk gezag centraal stond. Het zal niemand verbazen dat katholieke critici van het industrialiseringsproces, zoals de Duitse bisschop Wilhelm von Ketteler, de grondlegger van het Rijnlands model, zich beriepen op het voorbeeld van de middeleeuwse gilden. Veel verbazingwekkender is dat ook Karl Marx en zijn Engelse pupil William Morris in de gilden een schitterend voorbeeld zagen voor de nieuwe

18

cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

organisatie van de arbeidersklasse. Middeleeuwse ambachtslieden concurreerden elkaar niet kapot, maar werkten samen en maakten prijsafspraken. Als een lid van het gilde stierf, zorgden zijn broe-ders voor de weduwe en de kinderen. Samen ver-dedigden zij hun belangen bij het stadsbestuur en soms strekte de samenwerking zich nog veel verder uit, zoals in de Hanze, het grote gilde van koop-lieden dat eeuwenlang de Noord- en Oostzee beheerste. Wat Marx bewonderde in de middel-eeuwse samenleving was haar zin voor gemeen-schap, solidariteit en samenwerking. Die moest nu op een nieuwe manier weer vorm krijgen (afb. 1.7).

4 GEKNECHT DOOR DE KERK

Zo tegen het midden van de negentiende eeuw leek het erop alsof de middeleeuwen helemaal gerehabiliteerd waren en dat zij ieder, van katho-liek tot marxist, inspiratie boden bij de vormge-ving van een nieuwe, industriële samenleving. Maar dat is toch maar de helft van het verhaal. Bij een groot deel van de liberale burgerij bleven de middeleeuwen de tijd waarin pausen en bisschop-pen de mensheid geknecht hadden en de bescha-ving tot een dieptepunt was gezonken. Zij konden in de herleefde belangstelling voor deze tijd dan ook alleen maar een poging zien van de rooms-katholieke kerk om haar machtsposities van weleer weer te gaan innemen. Heinrich Heine heeft dat welsprekend verwoord in zijn pamflet Die romantische Schule (1836) waarin de romantische belangstelling voor de middeleeuwen als pure regressie wordt beschreven (afb. 1.8). Heine was woedend over de vele jonge dichters, zoals Joseph Görres en Clemens von Brentano, en schilders, zoals de Nazareners ‘die in de rij stonden om in de rooms-katholieke kerk te worden opgenomen en zich daardoor weer gevangen lieten nemen in de oude kerker van de geest waaruit hun voorvaderen zich met zoveel moed en kracht bevrijd hadden’.11 Zij waren de naïeve slachtoffers van jezuïeten (Jesuitis-mus) en andere papen die aan de politieke en reli-gieuze vrijheid van Europa weer een einde wilden maken en de alleenheerschappij van de kerk wilden herstellen. Heine schreef zijn pamflet met name voor Franse lezers om dit roomse complot te ont-maskeren.

1.8 Johann Friedrich Overbeck, Christus op de Olijfberg, 1827-1833, 298 × 200 cm, Hamburger Kunsthalle,

Hamburg.

De Duitse schilder Johann Friedrich Overbeck wordt gerekend tot de romantische schilderschool van de

Nazareners. Heinrich Heine had felle kritiek op hun verheerlijking van de christelijke middeleeuwen.

19

wat is middeleeuws?

Al even bitter over de oude kerk en de middeleeu-wen was de Franse historicus Jules Michelet. Aan-vankelijk liet hij zich in de delen van zijn Histoire de France die over de middeleeuwen handelden, positief uit over de kerk. Vooral de kruistochten, in Michelets ogen een Franse onderneming, zag hij als de eerste stap op de weg van dorpse ge-bondenheid naar historische, nationale vrijheid: ‘Zij zochten Jeruzalem en zij vonden de vrijheid’. Maar zijn grootste bewondering gold Jeanne d’Arc, die door haar campagne tegen de Engelsen en Bourgondiërs Frankrijk tot een echte natie gemaakt had: ‘Bij ons is het vaderland geboren uit het hart van een vrouw’.12 Maar toen hij in 1855 het deel over de renaissance in Frankrijk publiceerde, her-riep hij in de inleiding alles wat hij eerder over de middeleeuwen gezegd had. Nu zag hij in die tijd alleen een wereld waarin mensen niet in staat waren om te leven en daarom kozen voor de dood. De renaissance begon met ‘een onvoorstel-bare dood, een niets, zij vertrok vanuit het nul-punt’.13 Net als Heine hield hij vooral de geeste-lijkheid verantwoordelijk voor de castratie van de menselijke geest, die hij zo typerend achtte voor de middeleeuwen. Het zal niet toevallig geweest zijn dat Michelet in 1852 ontslagen was als profes-sor aan het Collège de France wegens zijn antikle-rikale uitlatingen. Pas toen besefte hij hoe machtig priesters in het Frankrijk van Napoleon III weer waren en dat de middeleeuwen nog steeds niet voorbij waren. Daaruit kwam zijn bittere kritiek voort op de geestelijkheid: ‘Getroffen door de tijd, de kritiek en de vooruitgang van het geestesleven, komt zij altijd weer terug door de kracht van op-voeding en gewoonten’.14

Maar misschien is wel het meest invloedrijke boek waarin de middeleeuwen worden weggezet als een tijd van onnozelheid en onnadenkendheid, Jacob Burckhardts Die Kultur der Renaisssance in Italien (1860). In tegenstelling tot Heine en Michelet was Burckhardt de katholieke kerk niet vijandig gezind, hij was zelf ongelovig en had voor kerk en gods-dienst alleen een antropologische en historische belangstelling. Toch zet hij in zijn boek de middel-eeuwen weg als de tijd waarin mensen zichzelf niet konden begrijpen als individu, maar alleen als onderdeel van een ras, volk of familie. Zij leefden maar half, meer dromend dan denkend, als onder een sluier van geloof, waan en kinderlijke bevan-genheid. Pas in de vijftiende eeuw in Italië werd

die sluier aan stukken gescheurd en ontdekte de mens zichzelf als handelend individu, als een per-soonlijkheid die voor haar eigen doen en laten ver-antwoordelijk was. Toen was ook de tijd rijp om de wereld te gaan verkennen, om nieuwe conti-nenten te ontsluiten en de Europese cultuur tot in de verste landen te verbreiden. Voor Burckhardt was de renaissance veel meer dan een literaire beweging, veel meer dan een herontdekking van de klassieke letteren, zij was het begin van de moderne tijd en de geboorte van het moderne bewustzijn. Dat Europa nu spoorwegen, industrie en koloniën had, was uiteindelijk te danken aan de fundamentele geestelijke ommekeer die de huma-nisten in de renaissance in gang gezet hadden. De invloed van dit boek kan nauwelijks overschat wor-den. Tot op de dag van vandaag beheerst het para-digma van de renaissance als het begin van de moderne tijd en dus van de middeleeuwen als de tijd van het antimoderne, de verbeelding van vrij-wel alle denkende mensen. Nog maar pas geleden was in Amerika het boek van Stephen Greenblatt, The swerve: how the world became modern (2011), waarin de vijftiende eeuw nog eens verheerlijkt wordt als de tijd van intellectuele wedergeboorte en het einde van religieuze onnadenkendheid, een van de grootste verkoopsuccessen van het jaar.15

5 PERIODISERINGEN

Natuurlijk hebben historici van de middeleeuwen zich hierbij niet neergelegd. Op allerlei manieren hebben zij geprobeerd de diep ingesleten voorstel-ling dat de val van Rome rond 500 een tijd van diep verval inluidde, die pas ten einde kwam toen de klassieke beschaving werd herontdekt in de veertiende en vijftiende eeuw, te doorbreken. De beste manier om dat te doen, is te laten zien dat de periodegrenzen niet kloppen, dat de grote data van de Europese geschiedenis misschien niet zijn het jaar 500, de val van Rome, en het jaar 1500, het begin van de moderne tijd.

Veertig jaar geleden liet de Engelse classicus Peter Brown zien dat de late oudheid helemaal geen periode van verval was maar een hoogtepunt in de ontwikkeling van de klassieke beschaving.16 De grandioze manier waarop het rijk in de derde eeuw de gelijktijdige aanval van Perzen en Ger-manen had afgeweerd, getuigde van een blij-

11. H. Heine, Die romantische Schule in: Idem, Historisch-kritische Gesamt-ausgabe der Werke 8, ed. M. Windfuhr (Hamburg 1972) 25.12. J. Michelet, Histoire de France, P. Viallanneix ed., Oeuvres complètes de Michelet 4-9 (Parijs 1974-1982) (oorspr. 1833-1867) iv. 444. Vertaling PR.13. Michelet, Histoire de France, vii. 54.14. Ibidem, vii, 52.15. S. Greenblatt, The swerve: how the world became modern (New York 2011). Vertaald als: De zwenking. Hoe de wereld modern werd (Amsterdam 2012).16. P. Brown, The rise of Western Christendom. Triumph and diversity, A.D. 200-1000 (3e druk; Oxford 2013).

20

cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

vende wil tot hervorming en aanpassing die wees op sterkte en niet op zwakheid. De acceptatie van het christendom als staatsgodsdienst had het Romeinse zelfbewustzijn niet verzwakt, maar juist versterkt. Aan hen niet slechts de taak om de wereld vrede te brengen, maar nu ook de ware godsdienst. Kortom, in 400 was Rome springle-vend. Tegelijkertijd werden er steeds meer vraagte-kens gesteld bij het concept ‘Volksverhuizing’. Was de inval van de Germanen wel zo plotseling en verwoestend geweest? Nieuw onderzoek wees uit dat al eeuwen lang Germaanse stammen tot het rijk waren toegelaten, meestal door ze als hulptroepen in dienst te nemen. Die rekrutering van Germanen nam na 400 wel sterk toe, maar was niets nieuws. Bovendien kwamen er steeds meer aanwijzingen dat de aantallen van Germanen die in de vijfde eeuw het rijk binnenkwamen, eigenlijk maar heel

1.9 Ulpiano Checa, De val van

Rome, 1887, prentbriefkaart van

een verloren gegaan schilderij.

Een negentiende-eeuws beeld van

de relatie tussen Romeinen en bar-

baren – in dit geval de Visigoten

tijdens hun plundering van Rome

in 410 n.Chr. Het idee dat Rome

toen ‘viel’, is inmiddels verlaten.

klein waren, niet meer dan groepjes soldaten die gemakkelijk geassimileerd konden worden. Ten slotte waren die Germanen helemaal geen onge-wassen barbaren die alles kapot wilden slaan wat op hun weg kwam. Integendeel, zij wilden opge-nomen worden in het leven van Rome en delen in de zegeningen van de Romeinse beschaving, door christen te worden, door Latijn te leren en het gezag van de keizer te eerbiedigen. Had Odoaker, de barbaarse koning die in 476 de laatste Romeinse keizer in het Westen afzette, niet de keizerlijke regalia teruggestuurd naar Constantinopel om te onderstrepen dat Italië nu weer onder de keizer van het Oosten viel? Om de vijfde eeuw te be-schrijven, gingen historici steeds meer verzoe- nende woorden gebruiken als ‘accommodatie’ en ‘transformatie’ en vermeden zij voortaan termen als ‘crisis’ en ‘confrontatie’. Op het ogenblik geldt

21

wat is middeleeuws?

17. Zie hoofdstuk 2 van dit boek. De aanduiding ‘van dit boek’ vervalt hierna bij de verwijzingen naar de hoofdstuk-ken.18. C. Haskins, The Renaissance of the twelfth century (Cambridge Mass. 1928).19. Zie hoofdstuk 7.

onder vakhistorici dat de continuïteit tussen late oudheid en vroege middeleeuwen heel groot is geweest en dat het niet langer mogelijk is te spre-ken over de val van Rome (afb. 1.9).17

Al veel eerder was de discussie losgebroken of de duizend jaar van 500 tot 1500 eigenlijk wel een gesloten periode geweest was, zoals de benaming middeleeuwen veronderstelt. In 1928 publiceerde Charles Homer Haskins een studie over het cultu-reel en intellectueel leven van de twaalfde eeuw die de programmatische titel droeg: The Renaissance of the twelfth century (afb. 1.10). In dat boek liet Has-kins zien dat de tijd tussen 1000 en 1200 een periode geweest was van ongehoorde literaire crea-tiviteit en oorspronkelijkheid, die niet alleen in niets onderdeed voor de echte renaissance, maar die er in feite de grondslag van gevormd had.18 Daarmee was een eerste bres geslagen in de muur die het reservaat van de middeleeuwen omringde. Het was alleen jammer dat Haskins zijn belangstel-ling voor de cultuur van de twaalfde eeuw meende te moeten rechtvaardigen door hiervoor de term ‘renaissance’ te gebruiken, en dus zo toch weer het humanistentijdperk tot norm van alle echte bescha-ving wist te verheffen. Daarmee werd aan de oor-spronkelijkheid van deze periode zwaar tekortge-daan, maar misschien kon dat in 1928 nog niet anders, en zeker niet als de cultuurgeschiedenis tot uitgangspunt werd genomen, dan lag immers de vergelijking met de renaissance van de zestiende eeuw voor de hand.

1.10 Portret van Aristoteles in

een dertiende-eeuws manuscript

van Averroës’ Commentarium

magnum Averrois in Aristotelis

‘De anima libros’, perkament,

Bibliothèque Nationale de France,

Parijs.

In de twaalfde eeuw herontdekten

West-Europese geleerden het werk

van de Griekse filosoof Aristoteles,

vooral doordat er vertalingen van

Arabische edities en commentaren

beschikbaar kwamen. Om die

reden introduceerde C.H. Haskins

in 1928 het begrip ‘twaalfde-eeuw-

se renaissance’.

1.11 Andrea Pisano, Paneel van

de dom in Florence, begin veer-

tiende eeuw, Museo dell’Opera del

Duomo, Florence.

Het jaar 1000 wordt steeds vaker

gezien als cesuur in de geschiede-

nis, onder meer vanwege de

opkomst van nieuwe landbouw-

technieken. Deze uitvindingen,

onder andere van nieuwe manieren

van ploegen, maakten economi-

sche groei mogelijk.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Haskins’ intuïtie dat de twaalfde eeuw een periode van ongehoorde vernieuwing en intellectuele bloei was, door Engel-se en Franse historici opnieuw opgepakt. Wat nu pas de aandacht begon te trekken, was de enorme groei van de bevolking die rond 950 inzette en aanhield tot 1300.19 Dat ging gepaard met een economische revolutie. Nieuwe landbouwmethodes werden ontwikkeld, de exploitatie van de grond werd revolutionair gereorganiseerd, overigens ten koste van de boeren. In de vroege middeleeuwen hadden zij aanzienlijke vrijheid genoten, nu wer-den zij meedogenloos door hun landheren uitge-buit. Het gevolg was wel dat de productie enorm steeg en dat niet iedereen meer in de landbouw hoefde te werken. Daardoor werden steden moge-lijk die hun voedsel betrokken van het omringende land, de handel herleefde en de geldeconomie werd hersteld (afb. 1.11). De intellectuele herle-ving die hiermee gepaard ging, is door Richard Southern getypeerd als middeleeuws humanisme. Niet in de renaissance, maar in de elfde en twaalf-de eeuw ontstond een cultuur waarin het individu centraal stond en die gekenmerkt werd door een niets ontziend rationalisme, wel binnen de grenzen van het christelijk geloof. De stichting van de uni-versiteiten, waarin onafhankelijk onderzoek en onderwijs centraal stonden, legde de grondslag van

22

cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

de wetenschappelijke voorsprong die Europa in de eeuwen daarna zou nemen. Vijftien jaar geleden sprak de Engelse historicus Robert Moore van de First European revolution, de tijd waarin de grondslag van Europa’s unieke ontwikkeling werd gelegd.20

Eigenlijk, zo dachten de historici, die het revolu-tionaire van deze eeuwen benadrukten, was niet 1500 maar 1000 het eigenlijke begin van de moderne tijd. Nu is het zeker zo dat de elfde en twaalfde eeuw een van de wezenlijke keerpunten zijn geweest in de Europese geschiedenis en dat deze eeuwen zonder meer het begin van een nieu-we tijd hebben ingeluid. Ook ben ik het hartgron-dig eens met de stelling dat in deze tijd er veel meer vernieuwing is geweest op politiek, sociaal, economisch en intellectueel gebied dan in de renaissance. Maar historici die beweren dat deze eeuwen het begin vormden van de moderne tijd, maken een klassieke vergissing, namelijk dat hun

oog alleen valt op de verschijnselen die zij ook voor de moderne wereld nog van belang achten (zoals de universiteiten), en dat zij de rest buiten beschouwing laten. Richard Southern is een goed voorbeeld van dit zogenaamde finalisme. In zijn pleidooi voor het humanistisch karakter van de middeleeuwse cultuur vergeet hij te vermelden dat in de elfde en twaalfde eeuw ook de kruistochten plaatsvonden, dat toen de inquisitie werd opgericht en dat de grote jodenvervolgingen in diezelfde tijd begonnen. Aan het einde van zijn leven heeft Southern overigens erkend dat hij hier een ernstige vergissing gemaakt had. In zijn laatste boek beperk-te hij zich ertoe te zeggen dat in de twaalfde eeuw de denkbeelden en instituties geschapen zijn die tot het einde van de achttiende eeuw Europa hebben beheerst.21

En die uitspraak van Southern brengt mij op een laatste poging om de periodisering van de middel-eeuwen te veranderen: de theorie van de zoge-naamde ‘lange middeleeuwen’. In 1924 publiceer-de Marc Bloch een studie van het middeleeuwse koningschap, Les rois thaumaturges. Zijn boek was revolutionair in die dagen, omdat Bloch volstrekt niet geïnteresseerd was in de bestuurlijke of mili-taire kwaliteiten van vorsten zoals al zijn collega’s tot dan toe, maar alleen in hun religieuze rol en in de manier waarop zij het koningschap ritueel en ceremonieel vorm gaven. In de middeleeuwen werden vrijwel alle vorsten gezalfd en gekroond: de keizer in Rome in de Sint-Pieter, de koning van Frankrijk in de kathedraal van Reims en de koning van Engeland in Westminster Abbey. Bovendien gold algemeen dat vorsten door hun zalving bij-zondere geneeskrachtige gaven ontvingen en dat zij door handoplegging allerlei ziekten konden gene-zen (afb. 1.12). Dat zal niemand verbazen als het over de middeleeuwen gaat, maar wat Bloch liet zien, was dat deze rituelen na 1500 gewoon door-gingen. Nog bij de kroning van Lodewijk XVI in 1775 stroomden uit heel Frankrijk grote menigten naar Reims om zich door de koning de handen te laten opleggen. Het was alsof de middeleeuwen na 1500 gewoon doorgegaan waren, zelfs in het ver-lichte Frankrijk. Bloch heeft dit nooit verder gethe-matiseerd, maar de onlangs overleden historicus Jacques Le Goff heeft laten zien dat de koningskro-ning niet de enige middeleeuwse traditie was die gecontinueerd werd tot aan de Franse Revolutie (afb. 1.13).

1.12 R. While, De koninklijke

gave om te genezen, 1684, gravure

uit J. Browne, Adenochoiradelogia

… or kings-evil-swellings: to-

gether with the Royal gift of hea-

ling (Londen 1648), Royal College

of Physicians, Londen.

De Engelse koning Karel II pro-

beert een jongen te genezen van

‘koningszeer’ (scrofulose). Dit

koninklijke genezingsritueel leefde

voort tot ver na de middeleeuwen.

20. R. Moore, The first European revo-lution, c. 970-1215 (Oxford en Malden, MA 2000).21. R. Southern, Scholastic humanism and the unification of Europe, 2 delen (Oxford 1995-2001).

23

wat is middeleeuws?

1.13 Anoniem, De koningskroning, eind achttiende eeuw, bruine inkt, waterverf en penseel, Musée du Louvre, Parijs.

Een ander middeleeuws ritueel dat lang heeft voortbestaan: de koningskroning. De tekening moet een beeld geven van de kroning van Lodewijk XVI van Frankrijk (1775), maar gaat terug op

een tekening van de kroning van Lodewijk XV in 1715. Illustratie uit Album du sacre de Louis XVI.

24

cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

De bevolkingsgroei tussen 1000 en 1300 was, zoals gezegd, mogelijk gemaakt door nieuwe tech-nieken, een betere organisatie van de landbouw en de uitbreiding van het landbouwareaal door groot-schalige ontginningen. Maar in 1300 was de rek eruit. Verdere groei zou alleen mogelijk geweest zijn door nieuwe producten of technieken, maar die kwamen er niet. Ook gingen landheren hun bezittingen steeds economischer exploiteren, waar-door veel landbouwgrond geconverteerd werd tot bos of tot heidegrond om schapen te houden, zodat de bevolkingsgroei stagneerde, mensen ondervoed raakten en hongersnood een normaal verschijnsel werd. Daardoor werden mensen ook vatbaarder voor epidemieën, zoals de grote pestepi-demie van 1347-1348. Daarna bleef de pest in Europa endemisch tot in de achttiende eeuw. Deze cyclus van overbevolking, ondervoeding en dode-lijke ziekte werd pas doorbroken toen in de jaren na 1750 er een dramatische verbetering in de landbouwmethodes plaatsvond, kunstmest werd gebruikt en vanuit Amerika nieuwe voedingspro-ducten zoals de aardappel werden geïntroduceerd. Pas toen werd de permanente hoge groei van de bevolking mogelijk, die een typisch kenmerk is geworden van de moderne tijd. Het moge duide-

lijk zijn dat alleen al vanuit het oogpunt van de bevolkingsontwikkeling en landbouwtechnieken de periode 1000-1800 als een gesloten eenheid beschouwd kan worden.

Le Goff meent dat ook op godsdienstig gebied de zestiende eeuw geen breuk betekende.22 Natuurlijk raakte in die tijd de middeleeuwse kerk verscheurd door de Reformatie. Maar wat niet ver-anderde, was dat katholieken en protestanten het er roerend over eens waren dat de christelijke kerk wezenlijk was voor de sociale en politieke cohesie van de staat. Zowel in protestantse als katholieke landen behield de kerk haar ideologische monopo-lie. Het enige dat veranderde, was dat voortaan de vorst bepaalde welke godsdienst zijn onderdanen moesten belijden. Zelfs in een tolerant land als de Republiek der Zeven Provinciën was burgerrecht voorbehouden aan leden van de reformatorische kerk, die dan ook terecht de heersende kerk ge-noemd werd. Pas na de Franse Revolutie hielden de meeste staten op één vorm van christendom voor te schrijven of zwaar te bevoordelen en werd het aan de gelovigen zelf overgelaten tot welke religieuze denominatie zij wilden behoren en of zij dat überhaupt wel wilden. Daarmee werd ook het principe losgelaten dat er in één staat eigenlijk maar één kerk mocht zijn; de staat was zo sterk en autonoom geworden dat zij voor haar innerlijke samenhang de godsdienst niet langer nodig had. De beroemde definitie die Schleiermacher in 1799 gaf van de godsdienst als ‘Sinn und Geschmack fürs Unendliche’, kan hier als markering dienen.23 Daarmee werd de godsdienst uit het publieke domein gehaald en geplaatst in het diepste gevoel van de individuele mens.

Ook op het gebied van de wetenschap verander-de er in de renaissance heel weinig. Vaak wordt het zo voorgesteld alsof de renaissance, immers de eeuw die het individu centraal stelde, zoals Burck-hardt beweerd had, ook het begin betekende van de wetenschappelijke revolutie waardoor Europa ging vooruitlopen op alle andere delen van de wereld (afb. 1.14). Maar dat is beslist onjuist. Vanaf de twaalfde eeuw werd er op hoog niveau wetenschappelijk onderzoek gedaan aan de univer-siteiten. Maar het uitgangspunt van alle weten-schappelijk onderzoek was de vaste overtuiging dat alles wat wetenswaardig was, al in de oudheid ont-dekt was en opgetekend. Wetenschappers aan mid-deleeuwse universiteiten baseerden zich dus – op

1.14 Leonardo da Vinci (1452-

1519), Mannenhoofd met propor-

tieschema, Galleria dell’Accade-

mia, Venetië.

De renaissance is lang beschouwd

als het eind van de middeleeuwen,

omdat in deze periode het individu

zou zijn ontdekt. Deze visie vindt

onder mediëvisten nog nauwelijks

gehoor.

22. J. Le Goff, Un long Moyen Âge (Parijs 2004).23. F. Schleiermacher, Über die Reli-gion. Reden an die Gebildeten unter ihren Verächtern (1799) in: Idem, Kritische Gesamtausgabe, Bd. I/2: Schriften aus der Berliner Zeit 1769-1799, ed. G. Meckenstock (Berlijn en New York 1984) 212.

319

9.1 Hollandse Hoogte U1298119. 9.2 Victoria and Albert Museum nr. S.2037-1986. 9.3 AKG-images/Quint & Lox AKG1995440. 9.4 Iris Toussaint/TGV, Leiden. 9.5 © RMN-Grand Palais (Musée du Louvre)/Martine Beck-Coppola. Musée du Louvre OA3297. 9.6 Musée de la Tapisserie, Bayeux, France, with special authorisation of the city of Bayeux/Bridgeman Images XIR169119. 9.7 Rijksmuseum Amsterdam BK-NM-9544. 9.8 Universitätsbibliothek Heidelberg Cod. Pal. germ 848, fol. 18r. 9.9 © bpk, Berlin/Kupferstichkabinett, SMB/Jörg P. Anders 00029585. Kupferstichkabinett Wenen Inv.Nr. KdZ 4260. 9.10 © bpk, Berlin/Fotostudio Otto 00010179. Haus-, Hof- und Staatsarchiv Wenen Inv.Nr. Blatt 575a, rechter- zijde. 9.11 Museum Altes Zeughaus MAZ 1145. 9.12 Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel ms. IV 684 fol. 43r. 9.13 Victoria and Albert Museum 1217-1864. 9.14 Museum Catharijneconvent, Utrecht RMCC m00198/foto 20600: Ruben de Heer. 9.15 Musée de la Tapisserie, Bayeux, France, with special autorisation of the city of Bayeux/Bridgeman Images XIR154190. 9.16 © 2014 Image copyright The Metropolitan Museum of Art/Art Resource/Scala, Firenze ME00484. Metropolitian Museum of Art, New York acc.nr. 25.26.1. 9.17 Koninklijke Bibliotheek Den Haag ms. 79 K 21, fol. 30r. 9.18 British Library ms. Add. 12228, fol. 214v-215r. 9.19 © 2014 Foto DeAgostini Picture Library/Scala, Firenze DA35291. 9.20 © British Library Board 2014, all rights reserved/Bridgeman Images BL10646. British Library ms. Add. 24098, fol. 23v.

10.1 Photographic Collection, Warwickshire County Record Office/Bridgeman Images WRK739755. 10.2 Bibliothèque Nationale de France ms. fr. 343, fol. 3r. 10.3 Bibliothèque Nationale de France ms. fr. 12577, fol. 149v. 10.4 British Museum 1859,0110.1. 10.5 Diomedia/Heritage Images, Diomedia 01A5MF2Y. 10.6 Mary Evans Picture Library 10086330. 10.7 Diomedia/The Art Archive/Gianni Dagli Orti, Diomedia 01AU0N3D. Real Biblioteca de lo Escorial hs. B.I.2/T.I.1, fol. 255r. 10.8 Fointevrault Abbey, Fontevrault, France/Bridgeman Images NUL265622. 10.9 British Library ms. Sloane 2435, fol. 9v. 10.10 © bpk, Berlin/Staatsbibliothek zu Berlin 00040633. Staatsbibliothek zu Berlin Ms. germ., fol. 282, fol. 66r. 10.11 Bibliothèque Nationale de France ms. fr. 118, fol. 219v. 10.12 British Museum 1856,0623.166. 10.13 British Library ms. Harley 4431, fol. 3r. 10.14 © RMN-Grand Palais (Musée du Louvre)/Daniel Arnaudet. Musée du Louvre OA 117. 10.15 © RMN-Grand Palais (Musée du Louvre)/droits réservés. Musée du Louvre OA 3131. 10.16 Mary Evans Picture Library 10685138. Musée Condé ms. 645, fol. 15v. 10.17 © bpk, Berlin/Kupferstichkabinett, SMB/Jörg P. Anders 00001533. Kupferstichkabinett Berlin Inv.Nr. 467-1908. 10.18 Private Collection/Archives Charmet/Bridgeman Images CHT167391. 10.19 © bpk, Berlin/Bayerische Staatsbibliothek 50034014. Bayerische Staatsbibliothek Inv.Nr. 3003. 10.20 Image courtesy of the Art Renewal Center ©, (ARC) www.artrenewal.org, image 9996.

11.1 Mary Evans Picture Library 10045351. 11.2 © bpk, Berlin 00001286. Zentralbibliothek Zürich Ms. F 23, S399. 11.3 Cliché CNRS-IRHT, Bibliothèques d’Amiens-Métropole ms. 357 F, fol. 231v. 11.4 British Library 1493.l.2. 11.5 Rijksmuseum Amsterdam RP-P-1921-2044. 11.6 © 2014 White Images/Scala, Firenze WH02380. 11.7 Photo © Tarker/Bridgeman Images TRK1031082. 11.8 Yvonne Wassink, Utrecht. 11.9 Österreichische Nationalbibliothek Cod. 2554 Han, fol. 62v. 11.10 © bpk, Berlin/British Library Board/Robana 50179720. British Library ms. Cotton Nero E. II pt.2, fol. 20v. 11.11 De Agostini Picture Library/S. Vannini/Bridgeman Images DGA918575. 11.12 Bibliothèque Municipale Lyon ms. Palais des Arts 36, fol. 135r. 11.13 Bridgeman Images XIR173407. Bibliothèque Municipale Avranches ms. 90, fol. 1v. 11.14 Staats- und Universitätsbibliothek Hamburg Cod. Hebr. 37, fol. 27r. 11.15 © 2014 White Images/Scala, Firenze WH00975. Museo Nacional del Prado P609. 11.16 Bibliothèque Nationale de France ms. Lat. 11560, fol. 1v. 11.17 Bibliothèque Nationale de France ms. NAF 16251, fol. 93r. 11.18 Bibliothèque Nationale de France ms. fr. 25425, fol. 74v (p. 148). 11.19 © bpk, Berlin/Kupferstichkabinett, SMB/Jörg P. Anders 00023296. Kupferstichkabinett, Staatliche Museen zu Berlin Min. 4215.

12.1 © bpk, Berlin/Nationalgalerie, SMB/Jörg P. Anders 00013136. Nationalgalerie, Staatliche Museen zu Berlin SM A.2. 12.2 Het Utrechts Archief 28594. 12.3 Diomedia/DeAgostini/DEA Picture Library, Diomedia 01AB8GBF. 12.4 Rob Tiley Spaces Images 2027_1910008. 12.5 © 2014 White Images/Scala, Firenze WH11670. 12.6 © 2014 Foto DeAgostini Picture Library/Scala, Firenze DA57896. 12.7 Diomedia/Leemage, Diomedia 01AESZW7. 12.8 Hervé Champollion/AKG-images AKG1030878. 12.9 © bpk, Berlin/Gemäldegalerie, SMB/Jörg P. Anders 00020685. 12.10 © bpk, Berlin 40013966. 12.11 Wikimedia. 12.12 Paul Williams/www.Shutterstock.com. 12.13 AKG-images/Monheim GmbH AKG401669. 12.14 Foto Koninklijke Bibliotheek Den Haag. 12.15 www.cathedrale.gotique.free.fr (nadere herkomst onbekend). 12.16 © bpk, Berlin 00020943. Bibliothèque Nationale de France ms. fr. 247, fol. 163r. 12.17 Diomedia/imageBROKER RM/Egon Bömsch, Diomedia 01AKZS4K. 12.18 AKG-images/Monheim GmbH AKG471734. 12.19 Foto Koninklijke Bibliotheek Den Haag. 12.20 Paul Williams/www.Shutterstock.com. 12.21 Diomedia/The Art Archive/Gianni Dagli Orti. Diomedia 01AU16WY. 12.22 Giraudonstudio, Saint-Denis, France/Bridgeman Images XIR414682. 12.23 Erwin Purucker, [email protected]. 12.24 AKG-images/Markus Hilbig AKG444239. 12.25 Biblioteca Marciana, Venice, Italy/Bridgeman Images XIR187052. 12.26 © Photo Scala, Firenze S038792. The Pierpont Morgan Library ms. 224, fol. 1.

13.1 Jonas De Ro. 13.2 National Film Trustee Company Limited. 13.3 Privatie Collection © Look and Learn/Bridgeman Images LAL263121. 13.4 British Library ms. Add. 27210, fol. 15r. 13.5 Stadtbibliothek Nürnberg Mendel I, Amb. 317.2°, fol. 60r. 13.6 © 2014 Foto Ann Ronan/Heritage Images/Scala, Firenze H500919. Trinity College Cambridge ms. R.17,1, fol. 284b. 13.7 British Library Maps R.17.c.10. 13.8 Erfgoed Delft en Omstreken. 13.9 Foto-dienst GAU (1955). Utrecht, Het Utrechts Archief 63582. 13.10 Stadtbibliothek Nürnberg Mendel I, Amb. 317.2°, fol. 55r. 13.11 Bibliothèque Nationale de France ms. NAF 18145, fol. 44r. 13.12 Koninklijke Bibliotheek Den Haag 76 F 21, fol. 15r. 13.13 © bpk, Berlin 20006617. 13.14 Dienst Stadsarcheologie Stad Gent. 13.15 Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel hs. 13076-77, fol. 24v. 13.16 Bridgeman Images CND60193. Musée Condé, Chantilly ms. 680 fol. 96r. 13.17 Museum Rotterdam 35498-A-B. 13.18 Rijksmuseum Amsterdam SK-A-2815-1. 13.19 Bibliothèque Nationale de France ms. fr. 995, fol. 26v. 13.20 Private Collection/Bridgeman Images XJF277679. 13.21 Universitätsbibliothek Heidelberg Cod. Pal. germ. 848, fol. 46v.

14.1 Jurjen Drenth. 14.2 Rijksmuseum RP-P-1944-1442. 14.3 British Library ms. Royal 14 E IV, fol. 244v. 14.4 British Museum nr. 1855,1201.118. 14.5 © Bibliothèque Municipale Besançon ms. 677, fol. 98v. 14.6 © Photo Scala, Firenze S136061. The Pierpont Morgan Library ms. M. 754, fol. 16v. 14.7 © 2014 Photo Scala, Firenze 0112342. Museo Nacional del Prado P02822. 14.8 Foto: Studio Tromp, Rotterdam. Museum Boijmans Van Beuningen St 25 (Bruikleen Stichting Museum Boijmans Van Beuningen). 14.9 © 2014 Photo Fine Art Images/Heritage Images/Scala, Firenze H76D858. Grafische Sammlung Albertina Inv.Nr. 7875. 14.10 © bpk, Berlin/Joseph Martin 00000619. Museo Nacional del Prado P01393. 14.11 © 2014 Photo Austrian Archives/Scala, Firenze AA00684. Kunsthistorisches Museum Wien GG 1059. 14.12 Bridgeman Images DTR114681. Detroit Institute of Arts acc.nr. 30.374, City of Detroit Purchase. 14.13 © bpk, Berlin/Hermann Buresch 00014347. Kunsthistorische Museum Wien GG 1016. 14.14 © bpk, Berlin/Lutz Braun 00005144. Kunsthistorisches Museum Wien GG 1027. 14.15 © 2014 Photo Austrian Archives/Scala, Firenze AA00688. Kunsthistorisches Museum Wien GG 1838. 14.16 © 2014 Photo Scala, Firenze 0054435. Národní Galeri inv. O 9299. 14.17 © bpk, Berlin/Hermann Buresch 00018076. Kunsthistorisches Museum Wien GG 1018. 14.18 Bridgeman Images CND8438. Musée Condé, Chantilly ms. 65 fol. 6v. 14.19 Universitätsbibliothek Leipzig Ms. Rep. I 11b/1, fol. 137v. 14.20 De Agostini Picture Library/G. Nimatallah/Bridgeman Images DGA504407. 14.21 © bpk, Berlin/Bayerische Staatsgemäldesammlungen 50010064. Bayerische Staatsgemäldesammlungen Inv.Nr. 8940.

15.1 Diomedia/Universal Images Group/Universal/History Archive. Diomedia 01AETK72. Musée du Louvre inv. 3820. 15.2 © 2014 Photo Scala, Firenze WH00976. Musée du Louvre M.I. 655. 15.3 © 2014 Photo Scala, Firenze 0091246, su concessione Ministerio Beni e Attività Culturali. 15.4 Foto: Studio Tromp, Rotterdam. Museum Boijmans Van Beuningen inv.nr. 2451 (OK). 15.5 Koninklijke Bibliotheek van België, Brussel ms. 9242, fol. 1. 15.6 Nationaal Archief Den Haag, Archief van de Graven van Holland, toegangsnr. 3.01.01, inv.nr. 2149, fol. 1r. 15.7 Diomedia/The Art Archive/Gianni Dagli Orti. Diomedia 01AU099M. Musée du Louvre inv. 1271. 15.8 Diomedia/Universal Images Group/Universal/History Archive. Diomedia 01AETKN8. National Gallery NG186. 15.9 © 2014 Photo Opera Metropolitana Sciena/Scala, Firenze 0091843. 15.10 Sotheby’s (via Wikimedia Commons). 15.11 © Royal Asiatic Society, London, UK/Bridgeman Images ASC140119. 15.12 Diomedia/DeAgostini. Diomedia 01ATPQ0V. National Gallery, NG3099. 15.13 Bridgeman Images XIR71584. Musée du Louvre MI 646. 15.14 © 2014 Photo Scala, Firenze/Fondo Edifici di Culto, Miniserio del-l’Interno 0150056. 15.15 © 2014 Photo Scala, Firenze 0089523. 15.16 © 2014 Photo Scala, Firenze 0119449, su concessione Ministerio Beni e Attività Culturali. 15.17 Palazzo Ducale, Urbino, Italy/Bridgeman Images AII80430. 15.18 © bpk, Berlin/Bayerische Staats-gemäldesammlungen 50010075. Alte Pinakothek München 9363. 15.19 Universitäts- und Landesbibliothek Düsseldorf, urn:nbn:de:hbz:061:2-21508, GW M13670. 15.20 © 2014 White Images/ Scala, Firenze WH09382. Bibliothèque Nationale de France CPL GE AA 562 (RES). 15.21 © bpk, Berlin 20027828. Bayerische Staatsbibliothek B-824.

Kaarten4.1 Kaart verspreiding van het christendomBron: CREDO - Christianisierung Europas im Mittelalter. Katalog zur Ausstellung Band I - Essays, p. 184. Michael Imhof Verlag (Petersberg) 2013.7.2 Kaart handelsroutes en -marktenBron: http://wps.ablongman.com/wps/media/objects/419/429222/thumbs/ch09_161.html

Als ergens ‘middeleeuwse toestanden’ heersen, is dat geen goed teken. ‘Middeleeuws’ staat vaak synoniem voor achterlijk, simpel en primitief. Deze waardering van de periode 500-1500 n.Chr. voert terug op humanistische opvattingen uit de 14e en 15e eeuw over het begrip ‘middeleeuwen’ als een tijd van achteruitgang en stagnatie.

Aan de andere kant zijn de middeleeuwen ook een grote bewondering ten deel gevallen. Zo vond men in deze periode de wortels van de moderne Europese naties. Katholieken zagen de middeleeuwen als de periode waarin Europa echt christelijk was, terwijl anderen juist spraken van een tijd vol van bijgeloof. Dergelijke oordelen over de middeleeuwen leven in de huidige samenleving nog volop.

Het handboek Cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen wil deze (voor)oordelen als uitgangspunt gebruiken voor een kennismaking met de cultuur van de middeleeuwen. Het boek laat zien waar dergelijke oordelen vandaan komen en hoe historici tegenwoordig over dit tijdperk denken. Het boek biedt zowel kennis van de middeleeuwse cultuur als een reflectie op het denken over de middeleeuwen.

Redactie Rob Meens en Carine van Rhijn

Cultuurgeschiedenis van de middeleeuwen

Cultuurgeschiedenis

middeleeuwenvan de

Cultuurgesch

iedenis van

de

middeleeuw

en