Creativiteit in onderwijs, Fins perspectief Hemssems
-
Upload
hesther-hemssems -
Category
Documents
-
view
27 -
download
0
Transcript of Creativiteit in onderwijs, Fins perspectief Hemssems
Leren en innoveren Capita Selecta
Creativiteit in onderwijs
Hesther Hemssems
Van 26-‐31 oktober vond in Tampere (Finland) het symposium over creativiteit in onderwijs plaats. Het symposium bestond uit meerdere lezingen, schoolbezoeken en gesprekken met
docenten, deans en beleidsmakers. Dit verslag is bedoeld voor collega’s die geïnteresseerd zijn in het Finse onderwijsmodel. Daarnaast geeft het verslag een visie over hoe docenten
creativiteit in het eigen onderwijs een plaats kunnen geven.
Tampere, 2014
2
“Het grootste gevaar is dat je door goede PISA scores als land
lui wordt en stopt met innoveren“
Harri Jaskari Parlementslid
Wat onderzoek ons vertelt over de kwaliteit van onderwijs
1
Het Programma for International Student Assessment (PISA) is een internationaal onderzoek onder 15 jarige scholieren. Het doel is om het niveau van deze scholieren te testen op verschillende soorten van kennis en vaardigheden. Ongeveer 70 landen participeren in het PISA onderzoek dat elke drie jaar wordt uitgevoerd. In Nederland is het CITO verantwoordelijk voor de uitvoering.
In 2012 zijn de scholieren onderzocht op het gebied van lezen, rekenen en wetenschappelijke vaardigheden. Daarbij werden in 44 landen studenten ook getest op hun probleemoplossend vermogen. In totaal scoren Nederland en Finland beide even goed in vergelijking met de landen om ons heen. Korea, Hong-‐Kong China en Japan scoren, met name op exacte vakken, hoger. Eén van de conclusies in het rapport is dat wanneer de betrokkenheid van de docenten op scholen hoger is de leerlingen op alle gebieden beter scoren.
Bron: Het PISA rapport 2012 (http://www.oecd.org/pisa/keyfindings/pisa-‐2012-‐results-‐overview.pdf)
Hoewel de scores van Nederland en Finland niet zo gek ver uit elkaar liggen in het PISA rapport, is het toch interessant om naar het Finse onderwijssysteem te kijken omdat dit systeem wezenlijk verschilt van het Nederlandse onderwijssysteem. In Nederland zouden we hier inzichten uit kunnen gebruiken om ons onderwijs nog beter te maken.
De visie op het onderwijs wordt in Finland op alle overheidsniveaus (ministerie, gemeenten, scholen) uitgedragen en in praktijk gebracht.
2
Kernwaarde: een systeem dat gelijke kansen biedt aan iedereen en waarin iedereen goed leert (Mellin, persoonlijke communicatie, oktober 2014).
In Nederland wordt met gemengde gevoelens naar het Finse onderwijssysteem gekeken. Er worden namelijk ook heel veel vakken niet getoetst in het PISA onderzoek die in Nederland wel aan bod komen op de middelbare school. Ook scoort Finland minder goed in onderzoeken waarin de mate waarin kinderen gelukkig zijn op school wordt onderzocht (Visser, 2013). Johannes Visser is docent in het middelbaar onderwijs en schrijft opiniërende stukken in de Correspondent over alles wat te maken heeft met onderwijs. Johannes heeft een tijd lang via Skype contact gehad met een Finse leerling en heeft in zijn journalistieke research de nadruk gelegd op de mate van gelukkig zijn van de leerlingen in Finland.
Bron: Johannes Visser: Finland is niet het beste jongetje van de klas. (https://decorrespondent.nl/446/Finland-‐is-‐niet-‐het beste-‐jongetje-‐van-‐de-‐klas/28929524184-‐b7cef5f4)
3
Het Programme for the international Asssessment of Adult Competencies (PIAAC) is een grootschalig onderzoek dat het niveau en het gebruik van vaardigheden onder 16-‐65 jarigen in kaart brengt. Het onderzoek wordt onder leiding van het OECD uitgevoerd in 24 landen en meet het niveau van taalvaardigheid, rekenvaardigheid en probleemoplossend vermogen van volwassenen . Het geeft daarnaast inzicht in de economische opbrengst ervan (www.piaac.nl, 2015). Uit het PIAAC onderzoek, uitgevoerd in 2012, blijkt dat volwassenen in Finland, na Zweden, het best zijn in probleemoplossend vermogen. Of er een causaal verband is tussen het onderwijssysteem en dit succes is niet aangetoond maar het is wel interessant om uit te zoeken welke correlaties er zijn tussen het onderwijs en het succes op gebied van technische innovatie en economisch succes. Te meer omdat probleemoplossend vermogen en creativiteit een sterke correlatie hebben (Kaufman, 2009, Wallas, 1924, Nickerson, 1999, Czikszenmihalyi, 1999).
Bij figuur 1:
Finland neemt, samen met Nederland, België, Zweden en Noorwegen, de tweede positie in op het gebied van reken-‐ vaardigheid, en de derde positie voor taalvaardigheid en voor probleemoplossend vermogen. Naast een hoog gemiddelde zien we dat er relatief weinig Nederlanders zijn die over heel lage vaardigheidsniveaus beschikken (zoals laaggeletterden). Relatief veel mensen presteren op het hoogste niveau (excellenten). Dat geldt voor zowel taal-‐ als rekenvaardigheden. Wat probleemoplossend vermogen betreft, beschikt Nederland over minder excellenten. We nemen hierin een gemiddelde positie in ten opzichte van andere landen. Finland scoort op beide onderdelen hoger dan Nederland.
Figuur 1. Bron: PIAAC 2012, de belangrijkste resultaten. Buisman, ea., Ecbo, 2013)
4
Om te begrijpen hoe de Finnen over onderwijs denken en hoe dit zich in praktijk uit, is het nuttig om de opbouw van het onderwijssysteem eerst te verkennen.
Het onderwijssysteem in Finland is eind jaren 60, begin jaren 70 ontworpen. Rond die tijd veranderde het land door de intensieve verstedelijking. Er was veel armoede en in het onderwijssysteem zat veel ongelijkheid.
De verandering van het sociale systeem met name op het gebied van de gezondheidszorg en het onderwijs is begonnen met het formuleren van de belangrijkste kernwaarde, namelijk ‘gelijkheid’. In het Finse onderwijssysteem heeft iedereen evenveel kans om onderwijs te volgen tot zover hij wil. Het onderwijs wordt voor 57% door de staat en 43% door de gemeenten gefinancierd, inclusief schoolboeken en de schoolmaaltijden (Mellin, persoonlijke communicatie, oktober 2014).
In theorie zou iemand zijn hele leven op kosten van de staat kunnen studeren want er is geen limiet aan de lengte van de studie of het aantal studies dat iemand volgt. Het gebeurt dus ook dat studenten soms 4 studies na elkaar volgen en pas rond hun 35ste beginnen met werken. Een groot voordeel is dat het onderwijs ook voor mensen binnen elke sociale klasse toegankelijk omdat het gratis is.
De opbouw van het onderwijs in Finland verschilt van de opbouw van het onderwijs in Nederland. Lees hoe het onderwijs in Nederland georganiseerd is op http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen (Onderwijs en Wetenschap).
In Finland gaan kinderen vanaf zeven jaar naar school. Dit heet de “Basic education”. Het is mogelijk om naar een soort kleuterschool te gaan op zesjarige leeftijd maar deze is niet gratis. De “Basic education” is voor kinderen van 7-‐16 jaar oud. Kinderen doorlopen 9 klassen met dezelfde groep en deze groepen bestaan uit ongeveer 22 leerlingen en 1 ‘classroomteacher’. Deze ‘classroomteacher’ loopt een aantal jaren met de leerlingen mee waardoor hij ze goed leert kennen.
Hoe het onderwijs in Finland in elkaar zit
5
“De Finnen hebben een sterk vertrouwen in de
staat. De staat is er om je te ondersteunen in je eigen kunnen, onafhankelijk van je achtergrond of status“
Harri Mellin
Vice Rector of University of Tampere
Een groot aantal vakken wordt door de classroomteacher gegeven. Voor de technische vakken en de vreemde talen wordt een ‘subjectteacher’ gevraagd om les te geven. Een lesdag bestaat voor kinderen tot 11 jaar uit 4 lessen van 45 minuten. Na elke les spelen de kinderen 15 minuten buiten. Het aantal lessen loopt op tot 6 per dag. De kinderen eten elke dag op school.
Na negen jaar ‘Basic education’ kunnen de leerlingen uit twee alternatieven kiezen, de ‘General upper secondary school’ (high school) die voorbereidt op een bachelor of master studie op universiteit. Het alternatief is de ‘Vocational institute’ waarin de student wordt opgeleid tot een bepaalde baan op de arbeidsmarkt, vergelijkbaar met het MBO in Nederland. Het is mogelijk om van de ene onderwijsvorm over te stappen naar een andere. Hier gelden natuurlijk bepaalde voorwaarden voor.
Een leerling heeft na de ‘Basic education’ nog de mogelijkheid een tiende jaar te blijven en daarna pas een keuze te maken of hij kan een paar jaar werkervaring opdoen in een bedrijf.
De directe betrokkenheid van het bedrijfsleven op het onderwijs is redelijk uniek in Finland. Dit uit zich in de opdrachten en de stages die leerlingen tijdens schoolopdrachten doen.
The National board of Education bepaalt de inhoud van het curriculum in het onderwijs. Dit curriculum wordt om de vier jaar vernieuwd. Het curriculum staat vast voor elke school. Het beschrijft einddoelen die behaald moeten worden. Scholen kiezen zelf de lesmethode, de manier van toetsen, en eventuele aanvullende vakken zoals drama, vreemde talen en sport. De leden van The National Board of Education zijn allemaal docent (geweest). Dit is een vereiste omdat deze ervaring ervoor zorgt dat het onderwijs ook aansluit bij de huidige onderwijspraktijk (Juusenaho, persoonlijke communicatie, oktober, 2014).
Onderwijswaarden 1. Studietijd
Een schooldag duurt gemiddeld 5 uur, waarvan meer dan een uur speeltijd. Daarnaast krijgen leerlingen weinig huiswerk.
2. Toetsen
Er zijn vrijwel geen gestandaardiseerde toetsen. Leerlingen komen daar pas mee in aanraking op de universiteit.
3. Techniek
Scholen gebruiken weinig technologie in het klaslokaal. In Finland besteden leerlingen het grootste deel van de tijd in de 'echte' wereld. Docenten nemen leerlingen vaak mee naar buiten.
6
Docent word je niet zomaar Het is niet eenvoudig om docent te worden in Finland. Een mastertitel in een bepaald vakgebied is niet voldoende, docenten moeten ook een master in education behalen. Alle docenten moeten een master of education hebben om in Finland les te mogen geven. Dit geldt ook voor de docenten die op de pre-‐education (kleuterschool) les willen geven. Het beroep van docent heeft een hoog aanzien en wordt door de gemeenschap erg belangrijk gevonden. Een deel van de toekomst van het land ligt namelijk in hun handen. Alle politieke partijen vinden onderwijs belangrijk, dat is een van de redenen dat het systeem zo goed werkt, het wordt niet na elke verkiezing veranderd. Een docent wordt betaald door de staat. Het loon is zo’n 2.800 euro per maand. Wat een docent verdient is afhankelijk van zijn gemaakte lesuren. Dit kan variëren van 24 lesuren tot 34 lesuren per week (Mellin, 2014). Volgens classroom teachers Miika Lehtovara en Sally Juusenavo, die we spraken in hun school, krijgt een docent veel vertrouwen omdat hij goed is opgeleid. Er is in Finland dan ook geen controlesysteem, geen inspectie, geen audits en geen standaard toetsen. De redenatie hierachter is: als je als land goede docenten opleidt dan kan je erop vertrouwen dat ze hun werk goed doen. Slechts 10-‐15% van de studenten die naar de School of education (university) willen, wordt toegelaten. Er is een strenge intakeprocedure. De universiteit selecteert alleen de beste studenten. Daarnaast is een docent nooit uitgeleerd en hij neemt deel aan permanente educatie.
“Good practice comes from the individual teacher who is willing to put her/himself
on the line as a human being and a teacher, consider his/her actions and who dares to be present as a whole human being with the students
in all the situations. Being real and present in all the situations with the students is an
essential part of teaching.” Miika Lehtovara Classroom teacher
Het lifeling learning principe wordt hier actief nagestreefd. Lifelong learning gebeurt op meerdere vlakken (Juusheventu, persoonlijke communicatie, oktober 2014).
Lifelong learning in Fins onderwijs volgens classroomteacher Miika Lehtovara.
# Er wordt actief in de klas meegekeken bij docenten door collega’s. De rector van een bezochte ‘Basic education school’ zei hierover. “We beoordelen docenten op wat ze in het lokaal doen, niet op wat ze er allemaal nog naast doen.”. Door mee te kijken in elkaars lessen en elkaar te voorzien van feedback werkt een docent aan zijn didactische/pedagogische skills.
# Ouders vinden het onderwijs belangrijk, zij zijn daarom ook vaak actief bezig met het leren van hun kind. Via een digitale tool heeft de docent veel contact met de ouders van de leerlingen. Er zijn ook gesprekken op school over de leerling, hier is de leerling altijd bij aanwezig. Alles gaat in volle openheid.
# Teacher in training: er zijn speciaal aangestelde docenten die andere docenten opleiden on the job. Zij scholen docenten ook op bepaalde onderwerpen bij.
# Scholen werken samen met universiteiten en bedrijfsleven. Ze zijn betrokken bij innovatie en industrie (zie ook als voorbeeld: http://newfactory.fi).
Miika Lehtovara
7
Leerprincipe 1: Vetrouwen & Vrijheid
Het is bijzonder om te merken dat vertrouwen zo’n vanzelfsprekende waarde is in het Finse onderwijssysteem. Finnen vinden onderwijs belangrijk, iedereen heeft gelijke kansen in de basic education, de docenten zijn professionals en de student staat centraal in het leren. Deze uitgangspunten voorkomen dat het onderwijs constant beoordeeld wordt. Scholen worden niet tegen elkaar afgezet. Als je vertrouwen hebt in het functioneren van het onderwijs, hoef je dat niet te doen. Alle scholen zijn gewoon goed. Volgens de docenten die we spraken levert dit rust op, ze hoeven zich niet telkens te verantwoorden, hoeven geen lesplannen te schrijven, geen matrixen in te vullen, etc. Zij kennen de doelen van het curriculum en werken hier op eigen inzicht en tempo met de klas naartoe. Daarnaast neemt toetsing een minder belangrijke rol in in het onderwijs. De individuele ontwikkeling en het leren van elke student staat centraal. Daarbij moet er ruimte zijn voor de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid, zijn moraal, zijn creativiteit. Doordat een classroom teacher lange tijd aan een leerling gekoppeld is wordt dit nauwgezet bijgehouden De docenten op de scholen beamen allemaal het belang van het vertrouwen en de vrijheid die je als docent krijgt. Door een nauwe samenwerking met collega’s kan je veel bereiken in het leerproces van studenten (Lethovara, persoonlijke communicatie, oktober, 2014).
Leerprincipe 2: Iedereen doet mee
In de basic education gaan de docenten er vanuit dat leerlingen allemaal een andere achtergrond hebben. De kennis en vaardigheden die ze hebben opgedaan over de wereld wanneer ze starten met onderwijs worden ook wel pre-‐concepts genoemd. De docent heeft de taak om aan te sluiten bij de pre-‐concepts die leerlingen al hebben. De grootste valkuil is dan ook om teveel in te zoomen op hoe iets gedaan moet worden in plaats van wat er gedaan moet worden. Wanneer je focust op het einddoel kan je studenten vrij laten op de wijze waarop ze dit einddoel bereiken. Een te strakke focus op stappen binnen het proces kan ertoe leiden dat studenten de denkstappen van de docent leert overnemen zonder dat hij daar zelf nog over na denkt. Door studenten zelf aan de slag te laten gaan met vraagstukken leer je ze gebruik te maken van hun eigen voorkennis, deze met elkaar te delen en zo tot het einddoel te komen.
Het belangrijkste punt is dat docenten hoog worden opgeleid en daarin als basis meekrijgen dat elk persoon uniek is en uniek moet blijven. Dit principe blijkt ook uit de aversie tegen het labelen van leerlingen met ADHD, asperger, etc. Kinderen met speciale behoefte worden in de klas opgenomen, doen mee in de klas en krijgen waar nodig extra aandacht zonder ze uit de klas te halen. Aan de ander kant is er geen ruimte voor differentiatie. Dit kan natuurlijk ook frustrerend zijn voor de begaafde leerlingen omdat het tempo voor hen laag is (Juusenavo, persoonlijke communicatie, oktober 2014).
LEERPRINCIPES
8
Leerprincipe 3: Fun
Lachen en leren gaan gelijk op. Lachen met studenten kan als je een omgeving van respect en veiligheid creëert in de klas.
De funprincipes zijn niet alleen in het onderwijs belangrijk, ook in het bedrijfsleven. Vele docenten die we spraken gaven aan dat ze (mede) door plezier te hebben in wat ze doen eerder in een creatieve flow komen. De Finnen geloven dat deze funprincipes ook leiden tot innovatie. Het plezier hebben gaat verder dan dingen doen die je leuk vindt en plezier hebben met elkaar. Ook uit de dingen die minder goed gaan moet je het positieve halen. Het is niet erg om te falen, door te falen leer je juist meer en word je beter (Jaskari, persoonlijke communicatie, oktober 2014). De omgeving moet je daarvoor de ruimte geven. Als mens moet je anderen daarvoor ook de ruimte geven. Op TedX kan je hierover zeer boeiende video’s kijken van Sir Ken Robinson, pleitzorger voor creatiever en leuker onderwijs.
Check: https://www.youtube.com/watch?v=iG9CE55wbtY
9
1
Creativiteit en talent, iedereen is ergens goed in Over creativiteit, talent, plezier, authenticiteit, lef, flexibiliteit, onafhankelijkheid, nieuwsgierigheid etc.
Creativiteit laat zich niet zo makkelijk door één definitie vangen. Kari Uusikyla is professor op het gebied van creativiteit, talent en intelligentie is verbonden aan de school of education in Tampere. Hij was de keynote speaker op het congres Creativiteit en educatie. Hier volgt een samenvatting van zijn lezing.
Er wordt vaak verondersteld dat slechts een beperkt aantal mensen over creativiteit beschikt. Uusikyla weerspreekt dit, en trekt het begrip creativiteit daarmee ook veel breder. Iemand kan al creatief zijn in de kleinste dingen die hij doet. Wat wij vaak zien als creatief talent zijn mensen die minstens 10.000 uur hebben geoefend voordat ze zo goed werden (experts). Iedereen kan expert worden als je maar lang en hard genoeg probeert. Het moeilijke om expert te worden is om iets te vinden waar je helemaal voor gaat. Er moet dus wel interesse zijn in een bepaald vakgebied om talent of expertise verder te ontwikkelen. Studenten kan je hun eigen talenten laten ontdekken door ze kansen te bieden en kennis laat maken met diverse vakgebieden.
In scholen binnen Europa krijgen leerlingen volgens Uusujayla snel een stempel op gedrukt ‘dom’, ‘artistiek’, etc. Het is vervolgens heel moeilijk om het stempel kwijt te raken. In de Europese maatschappij wordt hiermee voorbij gegaan aan het feit dat mensen zich een leven lang ontwikkelen. En dus op den duur pas hun talenten gaan ontdekken.
2
“You shall not deny your uniqueness.“
Prof. Kari Uusikyala School of education
Er is een aantal eigenschappen die mensen kunnen gebruiken om hun creativiteit te ontwikkelen. Dit zijn ook eigenschappen die in het onderwijs terug kunnen komen om studenten te helpen bij het ontdekken van hun eigen talenten, en daarmee ook meestal hun interesses. De eerste is de intrinsieke nieuwsgierigheid van de student, is de student gemotiveerd om zich te verdiepen in het vakgebied? De tweede eigenschap is de mate waarin de student divergent kan denken. Is de student nieuwsgierig, wil de student een onderwerp ontdekken? En de derde eigenschap die aangespoord moet worden bij studenten zijn de meer persoonlijke kenmerken, heeft de student lef? Is hij flexibel? Kan hij zelfstandig werken? Dit zijn allemaal eigenschappen die bij de student aanwezig moeten zijn om creativiteit te kunnen ontwikkelen. Maar het zijn niet allemaal eigenschappen die iemand per definitie wel of niet heeft. In het onderwijs, als docent kan je deze juist activeren bij een student door een onderwijsklimaat te bieden waarin deze ontwikkeling mogelijk wordt. Uusikyla geeft een aantal tips aan docenten om deze ontwikkeling mogelijk te maken:
# Laat studenten kennis maken met verschillende vakgebieden, en geef ze de kans om hierin te experimenteren.
# Creëer eerst interesse, dan volgt nieuwsgierigheid vanzelfsprekender. # Doe rustig aan. Geef tijd om te ontdekken en te ‘spelen’. # Geef studenten geen (waarde)labels. # De feedback die je aan studenten geeft moet ondersteunen en studenten stimuleren tot
verdere ontwikkeling. # Wees positief en realistisch als je feedback geeft.
Bij de ontwikkeling van ideeën van studenten is het belangrijk om hun bedachte idee niet met de grond gelijk te maken. Zeg dus nooit ‘wat een dom idee’. Luister goed naar wat studenten te zeggen hebben, doorvragen en meedenken is zoveel belangrijker dan een waardeoordeel geven. Uiteindelijk is het doel van onderwijs ook om de studenten voor te bereiden op hun werkzame leven waar juist creativiteit, authenticiteit, nieuwsgierigheid en lef worden gevraagd van jonge professionals in het media vakgebied.
11
Het belang en effect van flow Goed onderwijs is de basis voor een goede industrie in een land. In Finland wordt niet alleen ingezet op goed onderwijs voor jonge mensen maar ook voor mensen die al aan het werk zijn. Kennisontwikkeling is noodzakelijk om economisch succesvol te blijven als land. Finland heeft een enorme houtindustrie waar onder andere papier mee wordt gemaakt. Maar doordat er minder papier wordt gebruikt neemt de vraag af. Door te kijken naar moderne technieken en veranderende behoeften van consumenten worden er nieuwe kansen op de markt gevonden. Het Finse hout wordt nu gebruikt voor Biodiesel, een product waarmee zij in Europa op de eerste plek staan. Ook heeft Finland, net als Nederland, een booming game-‐industrie met bedrijven als Supercell en Rovio, ook op de universiteit wordt vol ingezet op gaming, ict en vormgeving. Volgens Harri Jaskari zijn de innovatieve vermogens van de Finnen te danken aan de flow die er heerst in het land. Flow die al bij jonge mensen aangewakkerd wordt door ruimte te geven voor iedere student en zijn ideeën, door in te zetten op talentontwikkeling en door positieve, realistische feedback. Flow is de staat waarin iemand is die ‘lekker aan de gang is’. Iemand die niet bang is om te falen en zijn ideeën durft te delen en die daartoe uitgedaagd wordt kan in een flow komen. Harri Jaskari ziet dat individuele flow leidt tot community flow (vb. In bedrijven). De community flow wordt versterkt door de openheid en samenwerking. Volgens hem zijn crowd innovation en open scource kernwaarden van waaruit een land kan groeien waardoor ook de society flow (iedereen doet mee) op gang komt.
“Innovation is glocal,
The constantly changing global playfield is full of opportunities.”
Harri Jaskari
Parlementslid
INDIVIDUAL FLOW
COMMUNITY FLOW
SOCIETY FLOW
De toekomst van onderwijs Innovatie, technologie en onderwijs gaan hand in hand. Er wordt heilig geloofd in het effect van goed life-‐long onderwijs en innovatie voor economisch succes. Het onderwijs verandert mee met de globalisatie en de technische ontwikkelingen. De volgende acht uitgangspunten zijn gebaseerd op expert interviews gehouden door onderzoekers aan de universiteit van Tampere.
# De toekomst van leren is persoonlijk, onderwijs wordt steeds persoonlijker.
# Leerresultaten worden steeds belangrijker. # Docenten blijven het middelpunt van de leeromgeving. # Docenten en scholen geven de voorkeur aan geïntegreerde
digitale leeromgevingen. # Digitalisatie heeft een aantal jaren nodig om tot goed door
te ontwikkelen. # Hybride oplossingen blijven populair in de nabije
toekomst. # Het curriculum blijft lokaal gebonden.
Meer informatie over educatie en ICT: 4 in balans: http://www.kennisnet.nl/fileadmin/contentelementen/kennisnet/Over.kennisnet/Vier_in_balans/Vier_in_balans_monitor_2013.pdf. TPACK: http://www.tpack.nl
12
“We do not pursue
knowledge, we pursue
marks” Wai-chi Chee
Researcher Scool of modern
languages and cultures
Hong-Kong
Creativiteit en assessments
1
Het nastreven van creativiteit in onderwijs heeft ook de consequentie dat je als docent kritisch moet gaan kijken naar je eigen toetsing. Wordt creativiteit wel beloond of bestaat je beoordeling vooral uit het toetsen van randvoorwaarden? Wai-‐chi Chee heeft in Hong-‐Kong een onderzoek gedaan naar creativiteit in onderwijs in relatie tot toetsing. Het doel van het onderzoek was om te zoeken naar de samenhang van hetgeen zich in de klas afspeelt in relatie tot de toetsing van het onderwijs. Uit haar onderzoek blijkt dat studenten het onderwijs veelal als goed en creatief ervaren maar dat de toetsing rigide is aangezien er vrijwel alleen schriftelijke toetsen (tentamens) zijn. Wanneer studenten niet precies aan het antwoordmodel voldoen behalen ze geen enkel punt. Docenten beoordelen niet op wat er staat maar hoe het er staat, dus of er bepaalde woorden in het antwoord voorkomen. Omdat schoolresultaten in Hong-‐Kong van enorm belang zijn om verder te kunnen studeren nemen veel leerlingen tutor-‐lessen. Tijdens deze lessen leren ze hoe ze toetsen moeten maken. Hier ontpopt zich ook het paradox van de gestandaardiseerde toetsing versus creativiteit. Ofwel tussen betrouwbaarheid en eerlijkheid en relevantie. Wai-‐chi stelt dat de nadruk in toetsen veel meer verschoven moet worden naar het proces, ‘hoe zijn studenten tot het eindwerk gekomen?’ Haar stelling is dat als een docent tijdens het proces vragen stelt hij tot een oordeel kan komen dat meer recht doet aan de ontwikkeling en het niveau van de student. Riita Juusenaho ziet creativiteit als de sleutel tot succes. Riita is begonnen als classroom teacher, vervolgens directeur op een school geworden en nu werkzaam als beleidsmaker voor de gemeente Tampere. Vanuit haar ervaring geeft ze een aantal richtlijnen voor scholen waarmee ze recht kunnen doen aan creativiteit in toetsing.
# De kwaliteit van iemands werk is altijd gebaseerd op de context waarin dit werk gedaan wordt (de gegeven opdracht, leerjaar).
# Het proces van leren is van belang. # Het onderwijs en de toetsing moet gebaseerd zijn op doelen
die geformuleerd zijn (kerndoelen). Iedereen moet de doelen kennen.
# Vermijd competitie binnen teams, maar streef naar natuurlijke samenwerking. Competitie tussen teams kan wel. Beloon groepen als geheel.
2
Als docent heb je grote invloed op de creativiteit ontwikkeling van je studenten. Een creatief proces begeleiden vergt een meer coachende rol van de docent waarin hij sterkt in het proces betrokken is. ‘Practice what you preach’ Docenten zijn rolmodellen voor hun studenten. Wanneer je als docent zelf ook bezig bent met creativiteit dan kan je studenten hier ook veel beter in begeleiden. Zorg dus dat je niet alleen bezig bent met je onderwijstaken maar werk ook aan eigen projecten. Teresa Amabile is de Edsel Bryant Ford Professor of Business Administration in de Entrepreneurial Management Unit aan de Harvard Business School. Zij doet veel onderzoek naar processen in bedrijven en hoe deze werknemers beïnvloeden op gebied van individuele prestaties, creatieve samenwerkingen en organisatie-‐innovaties. Teresa Amabile en Steven Kramer (2011) geven een aantal ‘creativity killers’ , valkuilen eigenlijk, waar docenten snel intrappen bij het toetsen van studenten.
# Te snel, teveel resultaten willen zien. Daardoor te snel ingrijpen in het proces.
# Te veel bezig zijn met de evaluatie van het onderwijs i.p.v. met het onderwijs zelf.
# Een beloningssysteem, een focus op de beloning (cijfer) is niet stimulerend.
# Competitie tussen studenten. # Beperking van keuzevrijheid van de student door
het opwerpen van eisen en richtlijnen. # Het constant controleren van de student, op de
huid zitten van de student. http://www.nytimes.com/2011/09/04/opinion/sunday/do-‐happier-‐people-‐work-‐harder.html?_r=0
13
“Evaluatie is geen inspectie, maar kwaliteit.”
Riita Juusenaho
Project director Learning environments.
City of Tampere.
1
Hoewel Finland geen onderwijsinspectie kent is er wel degelijk sprake van kwaliteitszorg.
De school, de leraren, de leerlingen en de ouders evalueren het onderwijs samen. Allemaal leveren ze hieraan op hun eigen manier een bijdrage. Ouders door directe terugkoppeling naar de docent, leerlingen door lessen te evalueren, de leraren door met elkaar in gesprek te blijven en de school in de persoon van principle die de vinger aan de pols houdt en kijkt wat er in de lessen gebeurt.
Het evalueren van onderwijs moet een duidelijk doel dienen: het gaat over de kwaliteit van het onderwijs. Onderwijs wordt niet elke periode geëvalueerd. Door continu te evalueren loop je het gevaar te snel te reageren op kleine details en de grote lijnen uit het oog te verliezen. Daarom wordt het onderwijs om de drie jaar geëvalueerd, nieuwe initiatieven hebben dan de kans gehad om zich uit te ontwikkelen.
De kwaliteit van het onderwijs wordt gemeten aan de hand van de gestelde doelen. Worden deze doelen behaald? Het evalueren van de doelen wordt zowel op lokaal, nationaal als internationaal niveau gedaan. Door evaluaties op verschillende niveaus naast elkaar te leggen wordt het grotere verband zichtbaar.
Met name in het beroepsonderwijs zijn de laatste jaren grote veranderingen doorgevoerd. Zo kwam uit een onderzoek dat er over een aantal jaren een tekort aan buschauffeurs zou zijn. Hier speelt het onderwijs op tijd op in door voor deze beroepsopleiding meer studenten toe te laten. Door het bekijken van trends op de arbeidsmarkt voorkom je als land enorme werkloosheid en arbeidsmigratie.
2
De onderwijsinspectie in Bahrein
Tijdens het congres sprak ook Khaled Albaker, hij is in Bahrein verantwoordelijk voor accreditaties van scholen. De beoordeling gaat daar door mee te kijken in klassen. De scholen leveren dus geen rapporten op maar de inspectie komt in de klas meekijken en observeert hoe er lessen worden gegeven. In zijn lezing vertelde hij over zijn persoonlijke ervaring vanuit zijn werk als onderwijsinspecteur. Zijn eerste stelling was dat inspectie mensenwerk is. Nuanceren is daarom altijd van belang omdat het in zijn werk gaat om een professioneel oordeel te vellen over het onderwijs op een bepaalde school.
Khaled Albaker geeft aan dat goed onderwijs begint bij goede onderwijsleiders. Leiders moeten hun focus hebben op de dingen die in de klas gebeuren. Een school moet sterkt inzetten op docentprofessionalisering om de kwaliteit van het onderwijs goed en up to date te houden. Ook moeten leiders in de gaten houden dat deze professionalisering ook in de praktijk doorgevoerd wordt.
De docenten moet geleerd worden om studenten op verschillende niveaus uit te dagen. Differentiatie in het onderwijs is volgens hem een manier om leerlingen te motiveren om te leren.
In Bahrein speelt daarnaast de organisatie in de klas een belangrijke rol. Anders dan in de meeste Europese landen zijn de klassen in Bahrein groot. Daardoor is het voor een docent een extra voorwaarden om orde, rust en structuur aan te brengen.
Kwaliteitszorg, een gedeelde verantwoordelijkheid
Hesther Hemssems Saxion, University of Applied Science
Master Leren en innoveren, jaar 2, Capita Selecta
Bronnen:
Buisman, M., Allen, J., Fouarge, D., Houtkoop, W., van der Velden, R. (2013). PIAAC 2012, de belangrijkste resultaten [online publicatie]. Gedownload op 15 november 2104, van http://www.piaac.nl/_images/user/20131008093933ecbo.13-‐177_PIAAC2012DeBelangrijksteResultaten_web_def.pdf
Csikszentmihalyi, M. (1999). Creativiteit over flow, schepping en ontdekking. Amsterdam: Boom.
Kaufman, J. C., & Beghetto, R. A. (2009). Beyond Big and Little: The Four C Model of Creativity. Review of General Psychology, 13, 1-‐12.
Nickerson, R. S. (1999), in R. J. Sternberg. (2003). Wisdom, Intelligence, and Creativity Synthesized. Cambridge: Cambridge University Press.
OECD. (2012). Pisa 2012 results overview [online publicatie]. Gedownload op 15 november 2014, van http://www.oecd.org/pisa/keyfindings/pisa-‐2012-‐results-‐overview.pdf
Wallles, G.(1926). Art of Thought . New York: Harcourt Brace.
Visser, J. (13 december 2015). Finland is niet het beste jongetje van de klas. De correspondent
Amibele, T., Kramer, S. (3 september 2011). Do happier people work harder?. NY Times