cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2...

67
Beveiliging en sturing/bediening Het Sepam-gamma Sepam serie 20 Installatie Gebruik Indienststelling

Transcript of cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2...

Page 1: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Beveiliging

en sturing/bediening

Het Sepam-gamma Sepam serie 20 Installatie Gebruik Indienststelling

Page 2: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Inhoudstafel

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

1

pagina

installatie 3

identificatie van het materieel 3 montage 4 aansluiting 6

gebruik 14

‘expert MMI’ 15 voorzijde 18 ‘geavanceerde MMI’ 19 gewone exploitatie (witte toetsen) 20 parameter- en andere instellingen (blauwe toetsen) 22

onderhoud 35

Modbus communicatie 36

Indienststelling 39 adres en codering van de gegevens 40 uur- en datumstempeling van de gebeurtenissen 49 toegang tot de instellingen vanop afstand 54 oscilloperturbografie 62

Page 3: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Voorzorgen

2 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Opslag De Sepam serie 20 kan in zijn oorspronkelijke verpakking worden opgeslagen in een geschikt lokaal waar de: temperatuur tussen –25° C en +70° C ligt vochtigheid < 90%. Het verdient aanbeveling de opslagvoorwaarden periodiek (minstens eenmaal per jaar) te controleren.

Indienststelling Nadat de Sepam serie 20

is uitgepakt, moet het apparaat zo snel mogelijk

onder spanning worden gezet, vooral wanneer de omgeving zeer vochtig is, d.w.z. bij een vochtigheidsgraad

van ≥ 90%. Een langdurige opslag van een niet-gevoede Sepam die niet in een verpakking is opgeborgen, kan tot schade aan het apparaat leiden.

Page 4: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Installatie Identificatie van het materiaal

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

3

Elke Sepam serie 20 wordt geleverd in een eigen

verpakking die het volgende bevat: de Sepam serie 20 de aansluittoebehoren (connectoren). De andere optionele toebehoren worden afzonderlijk verpakt geleverd. Voor een snelle en correcte installatie van de Sepam serie 20 raden we u aan de instructies vervat in dit document te volgen: identificatie van het materieel, montage, aansluitingen van de stroomingangen, aansluitingen van de optionele modules, aansluiting van de voeding en van de aarding verificatie vóór het onder spanning zetten. Elke Sepam serie 20-basiseenheid wordt geleverd met de volgende aansluittoebehoren: Connector CCA 630 (S20, T20, M20)

De andere connectoren worden op de producten gemonteerd geleverd.

Identificatie Om een Sepam serie 20

te identificeren, dient het etiket op de

rechterzijkant geverifieerd te worden. Het etiket vermeldt de functionele aspecten en het materiaal waaruit het product bestaat.

gamma materieelreferentie (Sepam, model en toepassing)

serienr.

Identificatieprincipe

Voorbeeld: S10 UX S 20 J 33 T U N

serie: S10 = Sepam serie 20

type: U = universele basis X = basis-MMI D = geavanceerde MMI

toepassingstype: S = onderstation T = transformator M = motor B = railstel

variante: 2X = volgordernr.

communicatie: J = Jbus/Modbus

code 2e taal: 33 = Frans XX = andere talen

Opnemertype: T = secundaire TC 1 A of 5 A hulpvoeding: U = universele 48 tot 250Vcc of 100 tot 240V AC

omgevingsvastheid: N = 0° C tot +55° C T = -25° C tot +70° C

Page 5: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Installatie Montage

4 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Basiseenheid Sepam serie 20

De Sepam wordt bevestigd door hem in te bouwen en vast te klemmen zonder extra schroefvoorziening.

Inbouw langs voorzijde

Bovenaanzicht

Montage met geavanceerde MMI en optionel module MES 114. Gewicht = ong. 1,6 kg

‘Klemmenblok’montage met steun AMT 840

Biedt de mogelijkheid de Sepam serie 20 achteraan in een kast te monteren, waarbij de aansluitconnectoren langs de achterzijde toegankelijk zijn. Montage verbonden aan het gebruik van de geavanceerde MMI op afstand (DSM 303)

Zijaanzicht Doorsnede

Steunplaat van < 3 mm dik

Page 6: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Installatie Identificatie van het materiaal

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

5

Montage van de module DSM 303 langs de voorzijde

De module wordt bevestigd door ze in te bouwen en

vast te klemmen zonder extra schroefvoorziening.

Gewicht: ongeveer 0,3 kg (1) diepte met aansluitsnoer: 70 mm.

Doorsnede Afmetingen van de doorsnede voor inbouwmontage (steunplaat van < 3 mm dik)

Page 7: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Installatie Aansluiting

6 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Samenstelling van de Sepam serie 20 Basiseenheid 1, A basiseenheidconnector:

voeding, uitgangsrelais, torussen CSH 30, 120, 200 B stroomingangconnector, C aansluiting communicatiemoduleverbinding

(groen), D aansluiting afstandsverbinding tussen

modules (zwart), 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108

of MES 114, K connector module MES 114.

Aansluitingen Basiseenheid

De Sepam serie 20 wordt aangesloten via wegneembare connectoren die zich op de achterzijde van het apparaat bevinden. Alle connectoren kunnen door vastschroeven worden vergrendeld. Bekabeling van de schroefconnectoren: draad met maximale doorsnede van 0,2 tot

2,5 mm² (≥ AWG 24-12) of 2 draden met maximale doorsnede van 0,2

tot 1 mm² (≥ AWG 24-16), aanbevolen bekabelingseindstuk: Telemecanique DZ5CE0155 voor 1,5 mm², DZ5CE0253 voor 2,5 mm², Striplengte met eindstuk: 17 mm, zonder eindstuk: striplengte: 10 tot 12 mm maximum 2 draden per klem.

2 1 L B A K M D C Plaatsing van de optionele module MES 108 of MES 114 Steek de 2 pennen van de module MES in de uitsparingen 1 van de

basiseenheid. Druk de module tegen de eenheid om ze in de connector 2 te pluggen. Draai de bevestigingsschroef 3 vast

2 3

1

Page 8: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

7

De secundaire van de stroomtransformators (1 A of 5 A) wordt aangesloten op de connector CCA 630 met merkteken B.

Principe- en aansluitschema van stroomtransformatoren 1 A of 5 A Deze connector bevat 3 adaptertorussen met doorgaande primaire, die voor de aanpassing en de isolatie tussen de 1 A- of 5 A-kringen en de Sepam serie 20 zorgen. Deze connector kan belast worden losgekoppeld aangezien het loskoppelen ervan de secundaire kring van de stroomtransformatoren niet opent.

Connector CCA 630 Open de 2 zijlingse afdekkingen om toegang te krijgen tot de aansluitklemmen. Deze afdekkingen kunnen indien nodig worden verwijderd om de bekabeling te vergemakkelijken. In dit geval dienen ze na de bekabeling teruggeplaatst te worden. Verwijder de doorverbindingstrip indien nodig. Deze strip verbindt klemmen 1, 2 en 3. Sluit de kabels aan met behulp van kabelschoenen met een oog van 4 mm. De connector is geschikt voor kabels met een doorsnede van 1,5 tot 6 mm² (AWG 16 tot AWG 10). Sluit de zijlingse afdekkingen. Plaats de connector op de 9-pins stekker op de achterzijde. Merkteken B:

Draai de 2 bevestigingsschroeven van de connector CCA 630 op de achterzijde van de Sepam serie 20 aan

B

(1) doorverbindingstrip geleverd met de CCA 630

Page 9: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Installatie Aansluiting (vervolg)

8 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

CSH 120, CSH 200 Het verschil tussen torus CSH 120 en CSH 200 is beperkt tot de binnendiameter (120 mm en 200 mm). Door hun laagspanningsisolatie mogen ze alleen worden gebruikt rond driefasige of drie monofasige kabels

Montage Groepeer de HS-kabel(s) in het midden van de torus. Houdt de kabel op zijn plaats met behulp van niet-geleidend materiaal. Vergeet niet de kabel voor de aarding van het scherm van de 3 HS-kabels opnieuw door de torus te steken.

Bekabeling

Aansluitschema van de CSH 120 en de CSH 200 Aarding van het scherm van de kabel

Montage op de HS kabels Montage op plaat De torus CSH 120 of CSH 200 wordt aangesloten op de 20-punts connector (merkteken A op de Sepam serie 20). Aanbevolen kabel: afgeschermde kabel in koker doorsnede van de kabel min. 0,93 mm² (AWG 18), lijnweerstand < 100 milliohm/m min. diëlektrisch vermogen: 1000 V Verbind de afscherming van de aansluitkabel door de kortst mogelijke verbinding met klem 18 van de Sepam serie 20. Plaats de kabel tegen de metalen massa’s van de cel. De afscherming van de aansluitkabel wordt in de Sepam serie 20

met de

aarding verbonden. Deze kabel mag op geen enkele andere wijze worden geaard. De maximumweerstand van de draden voor aansluiting op de Sepam

serie 20 mag niet groter zijn dan 4 ΩΩΩΩ.

Page 10: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

9

CSH 30 De torus CSH 30 moet worden gebruikt indien de aardstroom wordt gemeten door een stroomtransformator met secundaire (1 A of 5 A). Hij dient als adapter tussen de stroomtransformator en de torusstroomingang van de Sepam serie 20. De torus CSH 30 wordt op een symmetrisch DIN-profiel gemonteerd. Hij kan eveneens worden vastgemaakt op een plaat d.m.v. de bevestigingsgaten die in zijn voetstuk voorzien zijn.

Bekabeling De secundaire van de torus CSH 30 wordt aangesloten op de connector met merkteken A. Te gebruiken kabel: afgeschermde kabel in koker, doorsnede van de kabel min. 0,93 mm² (AWG 18) (max. 2,5 mm²),

lijnweerstand < 100 mΩ/m, min. diëlektrisch vermogen: 1000 V.

De torus CSH 30 moet worden geïnstalleerd in de buurt van de Sepam serie 20 (verbinding Sepam CSH 30 kleiner dan 2 m). Plaats de kabel tegen de metalen massa’s van de cel. De afscherming van de aansluitkabel wordt in de Sepam serie 20 met de aarding verbonden. Deze kabel mag op geen enkele andere wijze worden geaard.

Aansluitschema

De aanpassing aan het type stroomtransformator 1 A of 5 A gebeurt door windingen van de secundaire bedrading in de torus CSH 30: kaliber 5 A – 5 doorvoeringen kaliber 1 A – 2 doorvoeringen Voorbeeld met TC 5 A

Aansluiting op Aansluiting op secundaire 5 A secundaire 1 A Sluit aan op de connector. Sluit aan op de connector Voer de draad van de Voer de draad van de secundaire secundaire van de transformator 2-maal door de transformator 4-maal door torus CSH 30. de torus CSH 30.

Page 11: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Installatie Aansluiting (vervolg)

10 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

ACE 990 Door middel van de adapter ACE 990 kan de Sepam serie 20 worden aangesloten op een homopolaire torus met verhouding n begrepen tussen 50 en 1500.

Bevestiging op symmetrisch DIN-profiel.

Page 12: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

11

Communicatie interfacemodule (ACE 949) De communicatiekabel wordt aangesloten op klemmenblokken A en B die zich op de module bevinden. De RS 485-communicatieinterfaces (ACE 949 hiernaast, merktekens V- en V+) wordt, via de communicatiekabel, gevoed door een enkel toebehoren, de ACE 909-2 of de ACE 919, waardoor tot 25 eenheden kunnen worden aangesloten. Voor de bekabeling van het vanop afstand gevoed net wordt een afgeschermde kabel met 2 getwiste paren gebruikt. De karakteristieken van de aanbevolen kabel om de modules onderling aan te sluiten, zijn: getwist paar met afscherming door een vertind koperen streng, contactoppervlak > 65%

karakteristieke impedantie: 120 Ω. kaliber: AWG 24

lijnweerstand: < 100 Ω / km capaciteit tussen geleider: < 60 pF/m capaciteit tussen geleider en afscherming: < 100 pF/m

In het totaal mag de communicatiekabel niet langer zijn dan 250 meter.

Voorbeelden van compatibele kabels: leverancier: BELDEN referentie: 9842 leverancier: FILOTEX referentie: FMA–2PS. Elke module is uitgerust met een bijgeleverde prefabkabel CCA 612 van 3 m met groene eindstukken die aangesloten moeten worden op uitgang C van de Sepam serie 20. Nota: Meer informatie over de inwerkingstelling van het RS485-net vindt u in de ‘RS485-Modbus Network connection accessories instruction manual’ PCRED399074EN.

Page 13: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Installatie Aansluiting (vervolg)

12 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

De optionele modules MET 148, MSA 141 of DSM 303 worden volgens een aaneenschakelingsprincipe met de basiseenheid D verbonden d.m.v. prefabsnoeren die voorzien zijn van een zwart eindstuk en verkrijgbaar zijn in 3 lengten: CCA 770 (0,6 m) CCA 772 (2 m) CCA 774 (4 m) De totale lengte van de verbinding tussen de modules mag niet meer dan 10 m bedragen en de module DSM 303 mag enkel op het einde van de verbinding worden aangesloten.

Page 14: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

13

Module MET 148

(1) maat met snoer = 70 mm Bevestiging op symmetrisch DIN-profiel

Module MSA 141

(1) maat met snoer = 70 mm Bevestiging op symmetrisch DIN-profiel

Nota Indien verscheidene modules met elkaar worden verbonden zonder DSM 303, dient ruiter 1 op de stand RC (belastingsweerstand) van de laatste module van de keten (MET 148 of MSA 141) geplaatst te worden. Merkteken 2: gebruik een kabel uitgerust met een kabelschoen voorzien van een oog van 4 mm.

Page 15: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik Voorzijde

14 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

De Sepam serie 20 beschikt over 2 MMI-niveaus (MMI = mens-machine-interface), aangepast aan elke exploitatiebehoefte en aangevuld met een expert-MMI op PC (SFT 2841). (1) de SFT 2841-kit omvat: de instellings- en exploitatiesoftware de software voor het visualiseren van de oscillografie bestanden het snoer CCA 783

Page 16: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik “expert MMI”

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

15

Deze MMI is beschikbaar (als aanvulling op de basis-MMI of de geavanceerde MMI, die in het product geïntegreerd zijn) op het scherm van de PC die uitgerust is met de software SFT 2841 en aangesloten is op de RS 232-verbinding op de voorzijde van de Sepam (werkend met Windows

≥ 95 of NT). Alle informatie die voor een zelfde taak nuttig is, wordt op een enkel scherm verzameld om het gebruik ervan te vergemakkelijken. Menu’s en pictogrammen bieden rechtstreekse en snelle toegang tot de gewenste informatie.

Gewone exploitatie

weergave van alle meet- en exploitatieinformatie weergave van de alarmmeldingen met uur van verschijnen (datum, uur, minuten, seconden) weergave van de diagnose-informatie zoals: inschakelstroom, aantal schakelingen van de apparatuur en

som van de onderbroken stromen, weergave van alle waarden van de uitgevoerde parameter- en andere instellingen, visualisering van de logische toestanden van de ingangen, uitgangen en controlelampjes. Deze MMI vormt de ideale oplossing voor een tijdelijke plaatselijke exploitatie door veeleisend personeel dat snel over alle informatie wil beschikken.

Parameter- en andere instellingen (1)

weergave en instelling van alle parameters van elke beveiligingsfunctie op een zelfde pagina, instelling van de bedieningslogica, instelling van de algemene gegevens van de installatie en van de Sepam, de ingevoerde informatie kan worden voorbereid en in één enkele bewerking naar de Sepam worden doorgezonden (functie ‘down loading’) Hoofdfuncties uitgevoerd door de SFT 2841: wijziging van de paswoorden, invoer van de algemene parameters (kalibers, integratieperiode, enz.), invoer van de beveiligingsinstellingen, wijziging van de toewijzingen van de bedieningslogica, in- en buitenwerkingstelling van de functies, opslaan van de bestanden, de instellings- en de parametergegevens kunnen worden opgeslagen, het genereren van een verslag is eveneens mogelijk. Deze MMI biedt eveneens de mogelijkheid oscillografiebestanden te recupereren en ze met behulp van de SFT 2841 te analyseren. Exploitatiehulp

De gebruiker heeft via alle schermen toegang tot een hulprubriek met technische informatie nodig voor het gebruik en de inwerkingstelling van de Sepam.

Voorbeeld: scherm voor de weergave van de metingen (Sepam S20)

Voorbeeld: scherm voor de instelling van de maximumfasetroombeveiliging

Page 17: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik Voorzijde

16 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Algemene indeling van het scherm Een Sepam-document wordt op het scherm weergegeven via een grafische interface met de klassieke kenmerken van de Windows-vensters. Alle schermen van de software SFT 2841 hebben dezelfde lay-out: Ze bestaan uit: A: de titelbalk met:

de naam van de toepassing (SFT 2841), de identificatie van het weergegeven Sepam-document, systeemknoppen voor de manipulatie van het venster, B: de menubalk die toegang geeft tot alle

functies van de software SFT 2841 (de niet-toegankelijke functies worden in het grijs weergegeven), C: de werkbalk, bestaande uit contextuele

pictogrammen voor een snelle toegang tot de belangrijkste functies (eveneens toegankelijk via de menubalk), D: de werkzone die ter beschikking van de

gebruiker staat, in de vorm van tabbladen, E: de statusbalk, waarop de volgende

gegevens m.b.t. het actieve document verschijnen: aanwezigheid van alarm, identificatie van het verbindingsscherm, werkingsmodus van de SFT 2841,

verbonden of niet verbonden, type van de Sepam, merkteken van de betreffende Sepam, identificatieniveau, exploitatiemodus van de Sepam, datum en uur van de PC.

A

B

C

D

E

voorbeeld: configuratiescherm Sepam

voorbeeld: scherm voor de instelling van de beveiligingen

Page 18: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik “geavanceerde MMI”

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

17

Gebruik van de software SFT 2841 niet verbonden met de Sepam Parameter- en andere instellingen van de Sepam Het instellen van de parameters en andere gegevens van een Sepam met behulp van de software SFT 2841 bestaat uit het opstellen van het Sepam-bestand met alle karakteristieken eigen aan de toepassing. Dit bestand wordt later, bij de inwerkingstelling, in de

Sepam geladen. De volgende stappen moeten worden uitgevoerd: maak een Sepam-bestand, overeenkomstig het type Sepam serie 20 die ingesteld moet worden. (Het nieuw aangemaakte bestand bevat de in de fabriek doorgevoerde parameter- en andere instellingen van de Sepam serie 20), wijzig de parameters van de functiefiches van de Sepam-pagina en de instellingen van de functiefiches van de pagina ‘Beveiligingen’. Alle te wijzigen functiefiches kunnen in de natuurlijke orde worden doorlopen dankzij een geleide modus. In geleide modus kunnen de schermen worden aaneengeschakeld dankzij de functies ‘Vorig scherm’ en ‘Volgend scherm’ van het menu ‘Opties’; deze functies worden eveneens voorgesteld in de vorm van pictogrammen op de werkbalk. De schermen / functiefiches worden in de onderstaande volgorde aaneengeschakeld: 1 Configuratie van de Sepam-eenheid 2 Bedieningslogica 3 Algemene karakteristieken van de Sepam 4 De schermen voor de instelling van de beveiligingen, overeenkomstig het type Sepam 5 Matrix, instelling van de bedieningsmatrix. Wijziging van de inhoud van een functiefiche: de velden voor de invoer van de parameters en andere instellingen zijn aangepast aan de aard van de waarde: keuzeknoppen, velden voor de invoer van digitale waarden, dialoogvenster (keuzelijst), de wijzigingen aangebracht aan een functiefiche moeten worden ‘toegepast’ of ‘geannuleerd’ voordat de volgende tab wordt behandeld, de coherentie van de ingevoerde waarden voor de parameters en andere instellingen wordt gecontroleerd: een uitdrukkelijk bericht preciseert de incoherente waarde op de open functiefiche, de waarden die als gevolg van de wijziging van een parameter incoherent zijn geworden, worden vervangen

door “********” en moeten worden gecorrigeerd.

Gebruik van de software SFT 2841 verbonden met de Sepam serie 20 Voorzorg Indien een draagbare PC wordt gebruikt, moet de gebruiker, rekening houdend met de risico’s inherent aan de ophoping van statische elektriciteit, zich ontladen met behulp van het contact van een metalen massa verbonden met de aarde, voordat het snoer CCA 783 (geleverd met de kit SFT 2841) fysiek wordt verbonden.

Aansluiting op de Sepam serie 20 aansluiting van de 9-pin connector op een van de communicatiepoorten van de PC. Configuratie van de communicatiepoort van de PC via de functie ‘Communicatiepoort’ van het menu ‘Optie’. aansluiting van de 6-pin connector op de connector achter de afsluiter op de voorzijde van de Sepam serie 20 of van de DSM 303.

Verbinding met de Sepam serie 20 Er bestaan 2 mogelijkheden om de verbinding tussen SFT 2841 en de Sepam serie

20 tot stand te brengen:

de functie Verbinding van het menu Sepam, de functie Openen van het menu Bestand. Wanneer de verbinding met de Sepam serie 20

tot stand is gebracht, verschijnt de

informatie ‘Verbonden’ op de statusbalk; het verbindingsvenster van de Sepam serie

20 is dan toegankelijk via de werkzone.

Identificatie van de gebruiker Het venster dat de invoer van het 4-cijferige paswoord mogelijk maakt, wordt geactiveerd: via de tab ‘paswoorden’, via de functie ‘Identificatie’ van het menu Sepam, via het pictogram ‘Identificatie’. De functie ‘Terugkeer naar exploitatiemodus’ van de tab ‘paswoorden’ heeft de rechten voor toegang tot de parameter- en andere instellingen op.

Laden van de parameter- en andere instellingen Het laden van een bestand met de parameter- en andere instellingen in de aangesloten Sepam is slechts mogelijk in parametreermodus. Wanneer de verbinding tot stand gebracht is, dient de volgende procedure gevolgd te worden om een bestand met de parameter- en andere instellingen te laden: activeer de functie ‘Sepam laden’ van het menu ‘Sepam’, selecteer het bestand *.rpg, dat de afgesloten gegevens bevat.

Terugkeer naar fabrieksinstellingen Deze terugkeer is slechts mogelijk in parametreermodus, via het menu Sepam. Alle algemene parameters van de Sepam, de beveiligingsinstellingen en de bedieningsmatrix worden gereset op de standaardwaarden.

Afsluiten van de parameter- en andere instellingen Het afsluiten van het bestand met de parameter- en andere instellingen van de aangesloten Sepam is mogelijk in exploitatiemodus. Wanneer de verbinding tot stand is gebracht, dient de volgende procedure gevolgd te worden om het bestand met de parameter- en andere instellingen af te sluiten. activeer de functie ‘Sepam afsluiten’ van het menu ‘Sepam’, selecteer het bestand *.rpg dat de afgesloten gegevens bevat.

Plaatselijke exploitatie van de Sepam Wanneer de software SFT 2841 met de Sepam verbonden is, worden alle functies voor de plaatselijke exploitatie voorgesteld die via het scherm van de geavanceerde MMI beschikbaar zijn; ze worden verder aangevuld met de volgende functies: instelling van de interne klok van de Sepam, via de tab ‘Algemene karakteristieken van de Sepam’, activering van de oscillografiefunctie via het menu ‘OPG’: valideren /deactiveren van de functie, recupereren van de Sepam-bestanden, opstarten van de SFT 2841 raadpleging van de historiek van de laatste 64 Sepam-alarmen, met

uur- en datumstempel, toegang tot de diagnose-informatie van de Sepam, via de tab ‘Sepam’, verzameld onder ‘Sepam-diagnose’, in parameterinstellingsmodus kunnen de diagnosewaarden van de apparatuur worden gewijzigd: schakelingenteller, samenvoeging van de onderbroken KA²’s om deze waarden na verandering van het onderbrekingstoestel opnieuw te initialiseren.

Page 19: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik Voorzijde

18 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

‘Basis MMI’ Deze MMI omvat: 2 controlelampjes die de werkingstoestand van de Sepam weergeven, groen controlelampje ON: apparaat onder

spanning rood controlelampje ‘sleutel’: apparaat niet

beschikbaar (initialisatiefase of detectie van een intern defect).

9 gele instelbare meldingslampjes, voorzien van een standaardetiket (de SFT 2841 biedt de mogelijkheid een aangepast etiket af te drukken via een laserprinter). de toets Reset voor het wissen van fouten en

om een reset door te voeren, 1 aansluitpunt voor de RS232-verbinding met de PC (snoer CCA 783); het aansluitpunt wordt beveiligd door een schuifafdekking.

‘Geavanceerde MMI – vast of op afstand’ Deze versie biedt, naast de functies van de basis-MMI, ook het volgende een ‘grafisch’ LCD-scherm voor de

weergave van de meet-, parameter- en andere instellingswaarden en van de alarm- en exploitatieberichten. Aantal regels, grootte van tekens en symbolen: overeenkomstig de schermen en de taalversies. een toetsenbord met 9 toetsen volgens 2

gebruiksmodi: De witte toetsen zijn actief in de gewone-exploitatiemodus: 1 - weergave van de metingen. 2 - weergave van de diagnoseinformatie voor

apparaat en net. 3 - weergave van de alarmberichten. 4 – resetten van de beveiliging. 5 – opheffing en wissen van de alarmen. De blauwe toetsen zijn actief in parameter- en instellingsmodus: 7 - toegang tot de beveiligingsinstellingen. 8 - toegang tot de parameterinstellingen van de

Sepam. 9 - mogelijkheid tot het invoeren van de 2

paswoorden die voor het wijzigen van de parameter- en andere instellingen nodig zijn.

De toetsen “↵, t, u” bieden de mogelijkheid door de menu’s te navigeren en de weergegeven waarden te doorbladeren en te aanvaarden. Lamptesttoetsen 6:

voor het testen van alle controlelampjes.

1

2

3

9 8 7 6 5 4

Page 20: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik “geavanceerde MMI”

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

19

Toegang tot de metingen en de parameters Toegang tot de metingen en de parameters is mogelijk via de meet-, diagnose-, status- en beveiligingstoetsen. Deze bevinden zich op een reeks schermen zoals het schema hiernaast weergeeft.

Deze gegevens zijn per categorie verdeeld over 4 lussen, verbonden met de volgende 4 toetsen: de toets : de metingen, de toets de diagnose van de apparatuur,

en de aanvullende metingen de toets : de algemene parameters, de toets :de beveiligingsinstellingen. Door op de toets te drukken, wordt het volgende scherm van de lus geopend. Telt een scherm meer dan 4 regels, dan kunnen de gegevens in dit scherm d.m.v. de cursortoetsen

worden doorlopen (t,u).

De parameter- en andere instellingsmodi

Er bestaan 3 gebruiksniveaus: het exploitatieniveau biedt toegang tot alle schermen om deze te lezen en vereist geen paswoord. het regelniveau vereist de invoer van het 1e paswoord (toets 9: ) en biedt de mogelijkheid de beveiligingen in te stellen (toets ). het parameterniveau vereist de invoering van het 2e paswoord (toets ) en biedt eveneens de mogelijkheid de algemene parameters te wijzigen (toets 8: ).

Enkel de gebruiker die de parameters instelt, kan de paswoorden wijzigen. Deze paswoorden moeten 4 cijfers tellen.

Page 21: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik Gewone exploitatie (witte toetsen)

20 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

De toets De toets ‘meting’ maakt de weergave van de door

Sepam verstrekte metingen mogelijk.

De toets De toets ‘diagnose’ geeft toegang tot diagnosegegevens van het onderbrekingsapparaat en tot aanvullende meetwaarden, om de analyse van de fouten te vergemakkelijken.

De toets De toets ‘alarmen’ maakt het mogelijk de 16 meest recente alarmen die nog niet opgeheven zijn (clear), te raadplegen.

Page 22: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

21

De toets De toets ‘reset’ reset de Sepam (LEDS en beveiligingsfunkties indien de fout verdwenen is). De alarmmeldingen worden niet gewist.

De toets Wanneer een alarm op het scherm van de Sepam verschijnt, kan de gebruiker d.m.v. de toets ‘clear’ terugkeren naar het scherm dat werd weergegeven net voor het alarm werd gegenereerd of naar een ouder alarm dat nog niet is opgeheven. De Sepam wordt niet gereset. In de meet-, diagnose- of alarmmenu’s biedt de toets ‘clear’ de mogelijkheid de gemiddelde stromen, de stroommaximeters, de uurteller en de alarmen terug in te stellen op nul wanneer deze worden weergegeven op het display.

De toets De toets ‘lamptest’ start de test van de LED’s en het scherm. Wanneer er een alarm wordt weergegeven, kan de toets ‘lamptest’ niet worden gebruikt.

Page 23: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik Parameter en andere instellingen (blauwe toetsen)

22 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

De toets De toets ‘status’ maakt de weergave en de invoer van de algemene Sepam-parameters mogelijk. Ze definiëren de karakteristieken van de beveiligde uitrusting alsook de verschillende optionele modules.

De toets De toets ‘beveiliging’ maakt de weergave, de instelling en de in- of buitenwerkingstelling van de beveiligingen mogelijk.

De toets De toets ‘sleutel’ maakt de invoer van de paswoorden, die toegang geven tot de verschillende modi, mogelijk: instelling parameterinstelling en de terugkeer naar de exploitatiemodus (zonder paswoord). Nota: de parameterinstelling voor de controlelampjes en de uitgangsrelais vereist het gebruik van de software SFT 2841 en het menu ‘bedieningslogica’.

Page 24: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

23

De toets

De toets ↵↵↵↵ biedt de mogelijkheid de parameter- en andere instellingen alsook de paswoorden te valideren.

De toets Wanneer er geen alarm op het scherm van de Sepam wordt gemeld en de gebruiker de menu’s Status, Beveiliging of Alarm gebruikt, verplaatst

de toets tttt de cursor naar boven.

De toets Wanneer er geen alarm op het scherm van de Sepam wordt gemeld en de gebruiker de menu’s Status, Beveiliging of Alarm gebruikt, verplaatst

de toets uuuu de cursor naar beneden.

Page 25: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik Parameter en andere instellingen blauwe toetsen (vervolg)

24 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Gebruik van paswoorden De Sepam serie 20 beschikt over 2 4-cijferige

paswoorden. Het eerste paswoord, voorgesteld door een sleutel, biedt de mogelijkheid de beveiligingsinstellingen te wijzigen. Het tweede paswoord, voorgesteld door twee sleutels, biedt de mogelijkheid de beveiligingsinstellingen alsook alle algemene parameters te wijzigen. Invoer van de paswoorden

Wanneer u op de toets drukt, verschijnt het volgende op het scherm: De 2 in de fabriek ingestelde paswoorden zijn: 0000

Druk op de toets om de cursor op het eerste

cijfer te plaatsen: OXXX .

Doorloop de cijfers met behulp van de

cursortoetsen (t u)en valideer om naar het volgende cijfer te gaan door op de toets te drukken. Wanneer het met uw bevoegdheidsniveau overeenstemmende

paswoord is ingevoerd, drukt u op de toetsuom de cursor op het vakje ‘valideren’ te plaatsen. Druk nogmaals op de toets om te bevestigen. Wanneer de Sepam in instellingsmodus staat, verschijnt er een sleutel bovenaan op het scherm. Staat de Sepam in parameterinstellingsmodus, dan verschijnen er twee sleutels bovenaan op het scherm. Toegang tot de instellings- en parameterinstellingsmodi wordt gedeactiveerd: door op de toets te drukken automatisch indien 5 min. lang geen enkele toets wordt ingedrukt.

Wijziging van de paswoorden Alleen op het bevoegdheidsniveau Parameterinstellingen (2 sleutels) of via de SFT 2841 kunnen de paswoorden worden gewijzigd. Deze wijziging verloopt via het scherm voor de algemene parameters met de toets .

Verlies van de paswoorden De in de fabriek ingestelde paswoorden werden gewijzigd maar de gebruiker kan zich de laatst ingevoerde paswoorden niet herinneren… Om opnieuw toegang te krijgen tot de wijziging van de parameter- en andere instellingen, dient de gebruiker terug te keren naar de fabrieksinstellingen en -paswoorden (0000) via de SFT 2841. Nota: het verdient aanbeveling een volledig overzicht van de ingestelde

waarden op te stellen alvorens deze procedure te starten; die waarden gaan immers verloren bij het uitvoeren van de procedure.

Invoer van parameters of andere instellingen Principe van toepassing op alle schermen van de Sepam serie 20

(voorbeeld max.fasestroombeveiliging)

Invoer van het paswoord. Toegang tot het overeenstemmende scherm door herhaaldelijk

indrukken van de toets . Cursor verplaatsen met behulp van de toets u om toegang te krijgen tot het gewenste veld (voorbeeld: curve). Op de toets drukken om deze keuze te bevestigen en vervolgens

het type curve selecteren door op de toets t of u te drukken; tot slot bevestigen door op de toets te drukken.

Op de toets udrukken om naar de volgende velden te gaan en het

vakje valideren te gaan. Op de toets drukken om de instelling te

valideren.

Invoer van digitale waarden (voorbeeld stroomdrempelwaarde) Breng de cursor naar het gewenste veld met behulp van de

toetsen t u; bevestig de keuze door op de toets te drukken. Selecteer het eerste in te stellen cijfer d.m.v.

de toetsen t u (keuze , 0 …. 9). Druk op de toets om de keuze te bevestigen en naar het volgende cijfer gaan. De waarden moeten bestaan uit 3 zinvolle cijfers en een punt. De eenheid (b.v. A of kA) wordt gekozen met behulp van het laatste cijfer.

Druk op de toets om de invoer te bevestigen en op de toets u om naar het volgende veld te gaan. De ingevoerde waarden worden pas werkzaam na het valideren ervan door

een klik op het veld valideren onderaan op het scherm en het indrukken

van de toets

Page 26: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

25

Controles voor de indienststelling Deze controles moeten worden uitgevoerd voordat de Sepam serie 20 onder spanning wordt gezet.

Controles Voedingsspanning

Het is nodig te controleren of de spanning van de hulpvoeding van de cel overeenstemt met de werkingsspanning van de Sepam. Deze spanning staat vermeld op het etiket op de rechterzijkant (zie Identificatie). Klem 1: alternatief of positieve polariteit Klem 2: alternatief of negatieve polariteit.

Aarding

Er dient geverifieerd of de aarding correct werd aangesloten op klem 17 van de 20-punts connector.

Connectoren

Het is nodig te verifiëren of alle connectoren correct ingeplugd en vergrendeld zijn.

Onder spanning zetten Bij het onder spanning zetten van de hulpvoeding voert de Sepam serie 20

de volgende stappen uit,

die ongeveer 6 seconden in beslag nemen: groen controlelampje ON en rood controlelampje gaan branden. het rode controlelampje gaat uit. reset van het watchdog contact. Het eerste weergegeven scherm is het scherm met de fasestroom- of fasespanningmetingen, overeenkomstig de toepassing. De Sepam is dus in dienst.

Fabrieksparameters:

algemene parameters: fabrieksinstelling, beveiligingen: gedeactiveerd, bedieningslogica: standaardlogica (zie tabellen op volgende pagina’s).

Indienststelling De parameter- en andere instellingen moeten gebaseerd zijn op de selectiviteitsstudie van het net die voor de indienststelling moet worden uitgevoerd.

De parameter- en andere instellingsgegevens moeten worden ingevoerd.

Invoerfoutberichten

In bepaalde gevallen kan het wijzigen van een parameter- of andere instelling automatisch leiden tot het wijzigen van een andere of tot het creëren van een instellingsincompatibiliteit. In dit geval verschijnt er een bericht op het scherm dat de gebruiker vraagt de betreffende parameters – die knipperend worden weergegeven - te controleren. Zodra ze op de gewenste waarde zijn ingesteld, verdwijnt het foutbericht.

Tip

Het verdient aanbeveling de parameters in de onderstaande volgorde in te stellen om invoerfoutberichten te vermijden: de algemene parameters (toets ) vóór de beveiligingen, op een zelfde scherm dienen alle waarden ingevoerd te worden

voordat er wordt gevalideerd.

Page 27: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Gebruik

26 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Functies beschikbaar naargelang het type Sepam serie 20*

beveiligingen ANSI-code S20 T20 M20 B21 B22

maximum fasestroom (1) 50/51 4 4 4

maximum aardstroom (of nulleider) (1) 50N/51N 4 4 4

onevenwicht / inverse stroom 46 1 1 1

thermisch beeld 49 RMS 2 2

minimum fasestroom 37 1

te lange aanloop, rotorblokkering 48/51LR 1

begrenzing van aantal starten 66 1

minimum directe spanning 27D/47 2 2

minimum spanning 27R 1 1

minimum lijn spanning 27 2 2

maximum lijn spanning 59 2 2

maximum homopolaire spanning 59N 2 2

maximum frequentie 81H 1 2

minimumfrequentie 81L 2 2

df/dt frequentie criterium 81R 1 herinschakelaar (4 cycli) 79

thermostaat / Buchholz

temperatuurcontrole (2) 38/49T

metingen fasestroom I1, I2, I3, RMS

aardstroom lo

gemiddelde stroom I1, I2, I3

maximeter gemiddelde stroom IM1, IM2, IM3

lijnspanning U21, U32, U13

fasespanning V1, V2, V3

homopolaire spanning Vo

rechtstreekse spanning Vd / draairichting

frequentie

temperatuurmeting (2)

netdiagnose

uitschakelstroom I1, I2, I3, Io

onevenwichtpercentage /inverse stroom Ii

uurteller

verhitting

resterende werkingstijd vóór uitschakeling door overbelasting

wachttijd na uitschakeling door overbelasting

aanloopstroom en aanlooptijd

duur van het opstartverbod, aantal starten vóór het verbod

oscillografie

apparatuurdiagnose

samengevoegde onderbroken ampères²

bewaking van de uitschakelkring

aantal schakelingen

schakeltijd

tijd voor opspannen inschakelveer

autodiagnose

bewaking

test van de uitgangsrelais (3)

bediening en bewaking

bediening vermogenschakelaar / contactor (4)

bewaking van de uitschakelkring

logische selectiviteit

4 adresseerbare logische uitgangen

aanvullende modules

module MET 148 – 8 ingangen temperatuursensoren

module MSA 141 – 1 analoge uitgang laag niveau

module MES 108 – (4I/4O) of MES 114 – (10I/4O)

module ACE 949 – communicatieinterface RS485

basis, volgens parameterinstelling en optionele I/U-modules MES 108 of MES 114

Page 28: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

27

Metingen Sepam serie 20 geeft de metingen weer die voor de exploitatie nodig zijn. De waarden worden weergegeven als primaire waarde met de betreffende eenheid: A, V, Hz, ° C, ° F, enz.

Stromen Meting van de RMS-stroom voor elk van de 3 fasen van de kring.

Meting van de aardstroom.

Gemiddelde stromen en maximeters Metingen op elk van de 3 fasen van de gemiddelde stroom. Metingen op elk van de 3 fasen van de grootste waarde van de gemiddelde stroom (maximeter). De maximeters geven aan hoeveel stroom er tijdens belastingspieken wordt opgenomen. De periode voor de berekening van de gemiddelde waarde kan worden ingesteld tussen 5 en 60 minuten. Het resetten van de maximeters gebeurt d.m.v. de toets ‘clear’ wanneer de maximeters worden

weergegeven.

Uitschakelstromen Opslag van de waarden van de stromen van de 3 fasen en van de aardstroom op het moment waarop de Sepam het laatste uitschakelbevel heeft gegeven, om de foutstroom te kennen (foutanalyse). Deze waarden worden in het geheugen bewaard tot de volgende uitschakeling.

Onevenwichtpercentage / inverse stroom

Berekening van de inverse component op basis van I1, I2 en I3. De waarde wordt weergegeven als een percentage van de basisstroom lb. Verhitting Meting van de verhitting verbonden aan de belasting. Deze meting wordt weergegeven als een percentage van de nominale verhitting.

Spanningen

Metingen van de fase spanningen V1, V2, V3. Berekening of meting van de lijn spanningen U21, U32, U13. Berekening van de directe spanning Vd. Berekening of meting van de restspanning

Frequentie: meting van de frequentie.

Temperatuur

Meting van de temperatuur van elke sensor. Hulpfunctie bij de exploitatie van motoren: stroom en duur voor het starten van de motor Meting van de maximale waarde van de door de motor opgenomen stroom tijdens een startbeurt, alsook van de tijd die verstrijkt voordat de stroom de waarde van de basisstroom bereikt.

Duur van het opstartverbod / aantal starten vóór het verbod

Geeft aan hoeveel startbeurten nog toegelaten worden door de begrenzer van het aantal

startbeurten. Geeft aan hoe lang er gewacht moet worden voordat er opnieuw gestart mag worden, rekening houdend met de begrenzing van het aantal startbeurten en het thermische beeld. Werkingstijd die resteert vóór de uitschakeling door overbelasting Geeft aan hoeveel tijd er rest vóór de uitschakeling door de thermische beveiliging.

Metingen die helpen bij de apparatuurdiagnose Deze metingen moeten worden vergeleken met de gegevens die door de constructeur van het apparaat worden geleverd.

Som van de onderbroken ampères De weergegeven waarde biedt de mogelijkheid de toestand van de onderbrekingspolen van de vermogenschakelaar te evalueren.

Schakeltijd, resettijd Meting van de werkingstijd van het apparaat. Op basis van deze gegevens kan de toestand van de mechanische bediening van de polen worden geëvalueerd.

Aantal schakelingen Samenvoeging van alle openingen die door het apparaat worden uitgevoerd.

Uurteller Samenvoeging van de periodes waarin het beveiligde apparaat (motor of transformator) in werking is (l > 0,05 lb). De totaalwaarde wordt weergegeven in uren (0 tot 65535 uren) en wordt om de 6 uur opgeslagen. Door middel van de toets ‘clear’ kan de waarde opnieuw op nul worden ingesteld in parameterinstellingsmodus.

Karakteristieken meetfuncties nuttige bereiken nauwkeurigheid (1)

ampèremeter fasestroom 0,1 tot 1,5 In (2) ± 1% typisch (4)

aardstroom 0,1 tot 1,5 Ino (3) ± 5 %

stroommaximeter 0,1 tot 1,5 In (2) ± 1% typisch

uitschakelstroom fase 0,1 tot 40 In (2) ± 5 %

aarding 0,1 tot 20 Ino (3) ± 5 %

verhitting 0 tot 300 % (5) (4)

% onevenwicht (inverse str) 10 tot 500 % lb (6) ± 2 %

voltmeter spanningen

(fase of 0,05 tot 1,2 Unp (7) ± 1 % typisch lijn spanning) of Vnp (8) (4)

voltmeter directe spanning 0,05 tot 1,5 Vnp (2) ± 2 %

voltmeter restspanning 0,015 tot 3 Vnp (8) ± 5 %

frequentiemeter 50 Hz / 60 Hz ± 5 Hz ± 0,05 Hz (4)

temperatuur -30° tot +200° C (9) ± 1 ° C (4)

schakeltijd 20 tot 100 ms ± 1 ms typisch

resettijd 1 tot 20 sec 0,05 sec

uurteller 0 tot 65535 uren ± 1% of ± 0,5 uur

(1) in de referentieomstandigheden (IEC 60255-4), typisch voor ln of Un (2) ln: nominale primaire stroom van de TC (instelling van 1 tot 6250 A) (3) lno: ingangskaliber van de homopolaire torus CSH of nominale primaire stroom van de homopolaire torus TC. (4) toegankelijke metingen in analoog formaat volgens parameterinstelling en module MSA 141 (5) 100% is de verhitting van de te beveiligen uitrusting bij zijn nominale belasting: l = lb (6) lb basisstroom van de te beveiligen uitrusting (7) Unp: nominale primaire lijn spanning (instelling tussen 220 V en 250 kV)

(8) Vnp: primaire fase spanning Vnp = (Unp/√3) (9) Weergave in ° C of ° F volgens parameterinstelling, typische precisie van +20° C tot + 140° C.

Page 29: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

28 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Beveiligingen Maximumfasestroom (ANSI 50/51) Driefasige beveiliging tegen overbelasting en kortsluiting tussen fasen. De beveiliging omvat vier eenheden: tijdafhankelijk of tijdonafhankelijk ogenblikkelijk of vertraagd Verschillende curven voor de tijdafhankelijke beveiliging : SIT, VIT, LTJ, EJT, UIT en curve RI. Elke drempel beschikt over een regeling van de terugval (door een houdvertraging met tijdonafhankelijke vertraging) waardoor opnieuw optredende fouten worden gedetecteerd. Maximum aardstroom (ANSI 50/51N of 50/51G) Beveiliging tegen aardfouten. De aardstroom wordt gedetecteerd via: stroomtransformatoren van de drie fasen een stroomtransformator (1 A of 5 A), verbonden met een aanpassingstorus CSH 30 een specifieke torus CSH 120, CSH 200 naargelang de vereiste diameter; deze methode maakt een optimale gevoeligheid mogelijk. Omdat er tussen twee instelbare kalibers (2 A of 20 A) kan worden gekozen, is een zeer uitgebreid instelbereik mogelijk. De beveiliging omvat vier eenheden: tijdafhankelijk of tijdonafhankelijk Ogenblikkelijk of vertraagd. De karakteristieke curven zijn dezelfde als die voor de maximumfasestroombeveiliging. Elke drempel beschikt over een instelling van de terugvaltijd (door een houdvertraging met tijdonafhankelijk vertraging) waardoor opnieuw optredende fouten worden gedetecteerd. Elke drempel beschikt over een blokkering bij harmonische 2 om de stabiliteit bij inschakeling van de transformator te verzekeren.

Maximum inverse component (ANSI 46) Beveiliging tegen het onevenwicht van de fasen. Gevoelige beveiliging tegen tweefasige fouten op lange vertrekken. Beveiliging van de uitrusting tegen verhitting veroorzaakt door een onevenwichtige voeding. de omkering of het verlies van een fase, en zwakke overstroom tussen fasen. Karakteristieken tijdafhankelijk of tijdonafhankelijk.

Thermisch beeld (ANSI 49) Beveiliging van de uitrusting tegen thermische schade veroorzaakt door overbelasting. De verhitting wordt berekend d.m.v. een mathematisch model dat rekening houdt met: de RMS-stroomwaarde de meting van de wikkelingentemperatuur en van de omgevingstemperatuur. Deze functie omvat: een instelbare drempel voor de uitschakeling, een instelbare drempel voor de starttoelating, een vaste alarmdrempel transformatortoepassing. Het model houdt rekening met de tijdsconstanten bij verhitting en afkoeling van de transformator, naargelang de ventilatie natuurlijk of gedwongen is. ONAN, ONAF door een logische ingang. motortoepassing Het model houdt rekening met: - twee tijdsconstanten: de tijdsconstante bij verhitting, gebruikt wanneer de motor draait, en de tijdsconstante bij afkoeling, gebruikt wanneer de motor stilstaat, - het effect van de inverse component op de verhitting van de rotor. Dankzij een bijkomende regeling kan de beveiliging worden aangepast aan het thermische houdvermogen van de motor beschreven door de experimentele warmte- en koudecurven die door de constructeur van de machine zijn geleverd. Indien de sturingsvoorwaarden van het proces dit vereisen, kan deze thermische beveiliging worden gedeactiveerd.

Minimumfasestroom (ANSI 37) Beveiliging van pompen tegen de gevolgen van een leeglopen van de pomp. Deze beveiliging detecteert een vertraagde stroomdaling die overeenstemt met de onbelaste werking van de motor, wat kenmerkend is voor het leeglopen van een pomp. Te lange aanloop / rotorblokkering (ANSI 48/51LR) (1) Beveiliging van motoren die kunnen starten bij overbelasting of bij onvoldoende voedingsspanning, en/of van motoren die een last aandrijven die geblokkeerd kan raken (b.v. een breekmachine). De functie ‘rotorblokkering’ is een maximumstroombeveiliging die slechts wordt gevalideerd door een vertraging die overeenstemt met de normale aanloopduur. Begrenzing van het aantal starten (ANSI 66) (1) Beveiliging tegen overdreven verhitting veroorzaakt door te frequente startbeurten. Controle van het aantal: starten per uur, opeenvolgende starten De beveiliging belet dat de motor tijdens een vooraf ingestelde tijd onder spanning wordt gezet wanneer de toegelaten grenswaarden bereikt zijn. Herinschakelaar (ANSI 79) Automatisering die voor het hersluiten van de vermogenschakelaar zorgt na uitschakeling wegens een fout op een lijn (de functie telt 4 instelbare herinschakelcycli). Thermostaat, Buchholz, gasdetectie, druk, temperatuur Beveiliging van de transformatoren tegen een temperatuurstijging en tegen interne fouten via logische ingangen die verbonden zijn met de in de uitrustingen geïntegreerde inrichtingen. Temperatuurcontrole (sensoren) (ANSI 38/49T) Beveiliging die abnormale verhittingen van de wikkelingen en/of de lagers van de motoren uitgerust met temperatuursensoren detecteert. Deze beveiliging verwerkt 2 instelbare onafhankelijke drempels voor elke sensor. Maximum spanning (ANSI 59) Beveiliging tegen een abnormale hoge spanning of controle op de aanwezigheid van spanning die voldoende is voor een omschakeling van de voeding (drempel 1) en controle op de lijnspanningen U32 en U21 (drempel 2). Minimale directe spanning (ANSI 27D) (ANSI 47) Beveiliging van motoren tegen een slechte werking te wijten aan onvoldoende of onevenwichtige spanning. Detectie van de omgekeerde draairichting. Voor het gebruik van deze beveiliging dient de Sepam verbonden te zijn met spanningstransformatoren die de meting van U21 en U32 mogelijk maken. Minimale remanente spanning (ANSI 27R) Controle op het verdwijnen van de spanning veroorzaakt door de draaiende machines na opening van de kring. Deze beveiliging wordt gebruikt om de elektrische en mechanische storingen te vermijden die door de snelle vernieuwde voeding van de motoren worden veroorzaakt. Ze controleert de lijn spanning U21 of de fase spanning V1. Minimale lijn spanning (ANSI 27) Deze beveiliging wordt gebruikt hetzij voor automatiseringen (omschakeling, afschakeling), hetzij voor de beveiliging van motoren tegen een spanningsdaling. Deze beveiliging controleert de daling van elk van de gemeten lijn spanningen. Maximale restspanning (ANSI 59N) Detectie van een isolatiefout, op de netten met geïsoleerde nulleider, door de meting van de verplaatsing van het nulpunt. Deze beveiliging wordt meestal verbonden met de beveiliging van de transformatoraankomst of met de railstellen. Deze functie telt 2 drempels. Maximumfrequentie (ANSI 81H) Beveiliging tegen een abnormaal hoge frequentie. Minimumfrequentie (ANSI 81 L) Detectie van de afwijkingen t.o.v. de nominale frequentie om de kwaliteit van de voeding te handhaven. Deze beveiliging kan worden gebruikt voor uitschakeling of bij afschakeling van lasten. (1) mogelijkheid tot rekening houden met het opnieuw versnellen van de motor door een logische ingang

Page 30: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

29

Instelbereiken functies instellingen vertragingen

maximum fasestroom (1)

nominale stroom (ln) 1 A tot 6250 A

curve DT, SIT, VIT, LTI, EIT, UIT, RI

tijdsonafhankelijk 0,3 tot 24 In Inst: 0,05 tot 300 s

tijdsafhankelijk 0,3 tot 2,4 In 0,1 tot 12,5 s à 10 ls

maximum aardstroom (1) type opnemers

nominale stroom (lno) 1 A tot 6250 A

curve DT, SIT, VIT, LTI, EIT, UIT, RI

tijdsonafhankelijk 0,1 tot 15 Ino ∑ 31 ph Inst: 0,05 tot 300 s 0,2 tot 30 A CSH cal 2A 2 tot 300 A CSH cal 20A 0,1 tot 15 Ino TC 1 / 5 A of homopolaire torus (1)

tijdsafhankelijk 0,1 tot 1 Ino ∑ 31 ph 0,1 tot 12,5 s à 10 Iso 0,2 tot 2A CSH cal 2A 2 tot 20 A CSH cal 20A

0,1 tot 1 Ino TC 1 / 5 A of homopolaire torus (1)

Maximum inverse component

Tijdsonafhankelijk 0,1 tot 5 lb 0,1 tot 300 s

Tijdsafhankelijk 0,1 tot 0,5 lb 0,1 tot 1 s

Thermisch beeld regime 1 regime 2

coëfficiënt inverse component 0 – 2,25 – 4,5 - 9

tijdsconstante verhitting T1: 5 tot 120 mn T1: 5 tot 120 mn afkoeling

alarm; uitschakeling 50 tot 300% van de nominale verhitting

coëfficiënt van de wijziging van de koudecurve 0 tot 100 %

regimeveranderingsvoorwaarde door drempel ls instelbaar tussen 0,25 en 8 lb (motor) door logische ingang l26 (transformator)

max.temperatuur van de uitrusting 60 tot 200 ° C

minimum fasestroom

0,15 tot 1 lb 0,05 tot 300 s

te lange aanloop / rotorblokkering

0,5 tot 5 lb startduur ST 0,05 tot 300 s vertraging LT 0,05 tot 300 s

begrenzing van het aantal starten

1 tot 60 startbeurten per periode 1 tot 60 opeenvolgende startbeurten tijd tussen startbeurten 1 tot 6 uur

temperatuur (sensoren)

0 tot 180° C (of 32 tot 386° F)

maximale lijn spanning

50 tot 150% van Unp 0,05 tot 300 s

minimale directe spanning

30 tot 100% van Vnp (Unp/√3) 0,05 tot 300 s

minimale remanente spanning

5 tot 100% van Unp 0,05 tot 300 s

minimale lijn spanning

5 tot 100% van Unp 0,05 tot 300 s

maximale homopolaire spanning

2 tot 80% van Unp 0,05 tot 300 s

maximum frequentie

50 tot 53 Hz of 60 tot 63 Hz 0,1 tot 300 s

minimum frequentie

drempel 1 en drempel 2 45 tot 50 Hz of 55 tot 60 Hz 0,1 tot 300 s

Ter herinnering: de stroom ln, de nominale spanning Unp en de stroom lno zijn algemene parameters die bij de indienststelling van de Sepam worden ingesteld. Ze worden uitgedrukt in grootheden op de primaire van de meettransformators. ln is de nominale stroom van de stroomtransfo’s (kaliber van de TC’s) (instelbaar tussen 1 A en 6250 A). Unp is de nominale spanning tussen fasen van de primaire van de spanningsopnemers (instelbaar tussen 220 V en 250 kV). lno is het kaliber van de homopolaire stroom, transformatoren. lb is de stroom die overeenstemt met het nominale vermogen van de motor, instelbaar tussen 0,4 en 1,3 ln. De stroom-, spannings- en frequentiewaarden worden ingesteld door ze rechtstreeks in te voeren (resolutie: 1 A; 1 V; 0,1 Hz; 1° C of F). (1) instelbare terugval tijd 0; 0,05 tot 300 s, tijdsonafhankelijk. (2) met adaptertorus ACE 990 voor homopolaire torus met verhouding n begrepen tussen 50 en 1500 windingen.

Page 31: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

30 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Bediening en bewaking De Sepam serie 20 voert de basisbedienings- en de basisbewakingsfuncties uit die voor de exploitatie van het stroomnet vereist zijn, waardoor de hulprelais beperkt kunnen worden. Deze bedienings- en bewakingsfuncties kunnen worden ingesteld met behulp van de software SFT 2841. Elk type Sepam beschikt echter over een standaardparameterinstelling, waardoor een makkelijkere indienststelling mogelijk is die overeenstemt met de meest gebruikelijke toepassingen. Bediening van onderbrekingsapparaten Met behulp van de Sepam kunnen onderbrekingsapparaten worden bediend, die uitgerust zijn met verschillende soorten in- en uitschakelspoelen: vermogenschakelaar met uitschakelspoel werkend bij spanning of spanningsonderbreking (parameterinstelling via voorzijde (1) of via SFT 2841), contactor met vergrendeling, met uitschakelspoel werkend bij spanning. De bediening van het uitgangsrelais (standaard of met positieve veiligheid) kan worden ingesteld. Standaard is de logica aangepast aan de bediening van een vermogenschakelaar moet uitschakelspoel werkend bij spanning. Bediening ‘opening’ en ‘sluiting’ via de communicatie.

Vergrendeling / opheffing (ANSI 86) Het vergrendelen van de uitgangsrelais kan worden ingesteld. De uitschakelopdrachten met vergrendeling worden in het geheugen opgeslagen; het opheffen ervan is nodig voor het opnieuw in dienst stellen. Het opheffen gebeurt via het toetsenbord, vanop afstand via een logische ingang of via de communicatie.

Inschakelvergrendeling (ANSI 69) De Sepam belet het inschakelen van de vermogenschakelaar of van de contactor, naargelang de exploitatievoorwaarden. Deze functie wordt in werking gesteld door een gepaste bekabeling van de inschakelspoel.

Buitendienststelling van de thermische beveiliging Maakt het gedwongen starten van een motor mogelijk na uitschakeling door de thermische beveiliging via een logische ingang.

Opnieuw versnellen Hierdoor kan een logische ingang rekening houden met het heropstarten van de niet-stilgelegde motor.

Uitschakelen vanop afstand Het is mogelijk de vermogenschakelaar of de contactor vanop afstand uit te schakelen via een logische ingang of via de communicatie.

Toelating tot afstandsbediening Hierdoor kan een logische ingang rekening houden met de bedieningsmodus van de vermogenschakelaar op afstand via de communicatie.

Omschakelen tussen de instellingensets Maakt het mogelijk van de ene instellingenset voor de maximumfasestroom- en maximumaardstroombeveiligingen om te schakelen naar een andere instellingenset. Dit omschakelen kan gebeuren via de logische ingang l13 of via de communicatie.

Logische selectiviteit (SSL) (ANSI 68) Deze functie maakt een snelle en selectieve uitschakeling van de maximumfasestroom- en maximumaardstroombeveiligingen, zonder gebruik te maken van een tijdsinterval tussen de

beveiligingen stroomopwaarts en afwaarts. Het relais stroomafwaarts zendt een logisch wachtsignaal uit indien de drempel van deze beveiligingen wordt overschreden. Dit logische wachtsignaal wordt door het relais stroomopwaarts opgevangen via de logische ingang die voor het blokkeren wordt gebruikt. Een opslaginrichting zorgt ervoor dat de beveiliging werkt bij een probleem met de blokkeerverbinding.

Signaleringen (ANSI 30) De Sepam signaleert het verschijnen van een alarm door: controlelampjes op de voorzijde berichten op het scherm De adressering van de controlelampjes kan worden ingesteld. De volgende acties vinden plaats (geavanceerde MMI): bij het verschijnen van een evenement gaat het controlelampje branden en wordt het betreffende bericht weergegeven. wanneer de toets ‘clear’ wordt ingedrukt, wordt het bericht gewist, na het verdwijnen van de fout en het indrukken van de toets ‘reset’ gaat het controlelampje uit en/of wordt het bericht gewist en de beveiliging gereset. Instelbare uitgangsrelais kunnen worden geactiveerd voor signalering op afstand.

Signaleringen op afstand Maakt het overdragen van informatie – van het type vermogenschakelaarstand, alarm SF6-fout, enz. - op afstand mogelijk via de communicatie.

Bewaking van de uitschakelkring Detecteert fouten op de uitschakelkring (uitschakelspoel werkend bij spanning). Detecteert complementariteitsfouten in de informatie over de open/gesloten stand (uitschakelspoel werkend bij spanningsonderbreking).

Bewaking Signaleert de onbeschikbaarheid van de Sepam.

Test van de uitgangsrelais Deze functie maakt het activeren van elk uitgangsrelais (1) mogelijk.

Lijst van de belangrijkste berichten (1) Functies meldingen (2)

maximumstroom PHASE FAULT

maximumaardstroom lo FAULT

thermisch beeld THERMAL TRIP THERMAL ALARM

onevenwicht /inverse stroom UNBALANCE

rotorblokkering LOCKED ROTOT

te lange aanloop LONG START

begrenzing van het aantal startbeurten START INHIBIT

minimumstroom UNDERCURRENT

maximumspanning OVERVOLTAGE

minimumspanning UNDERVOLTAGE

minimale directe spanning UNDERVOLTAGE

maximale restspanning Vo FAULT

maximumfrequentie OVER FREQ.

minimumfrequentie UNDER FREQ. df/dt frequentie criterium ROCOF.

temperatuur (sensoren) OVER TEMP

thermostaat (3) THERMOSTAT

Buchholz (2) BUCHHOLZ

herinschakelaar PERMANENET FAULT

herinschakelaar CLEARED FAULT

(1) volgens het type Sepam en Sepam uitgerust met geavanceerde MMI of SFT 2841. (2) standaardberichten; de tekst van de berichten kan worden gewijzigd (gelieve ons te raadplegen). (3) of gas-, druk-, (DGPT) temperatuurdetector.

Page 32: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

31

Standaardbedieningslogica

Elke Sepam serie 20 beschikt over een standaardbedieningslogica overeenkomstig het gekozen type (S20, T20, enz.) en over een melding van de aanwijzingen die met de verschillende controlelampjes overeenstemmen. Deze toewijzing van de functies stemt overeen met het meest gangbare gebruik van de eenheid. Deze parameterinstelling en/of markering kan, indien nodig, worden aangepast met behulp van de software SFT 2851.

Voorbeeld van een parameterinstelling: Sepam S20 uitgerust met de optionele module MES 114

uitgang controlelampjes verbonden functies

01 02 03 04 011 012 013 014 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8

fasebeveiliging 50/51-1 g g g g bediening

50/51-2 g g g g schakelaar

aardbeveiliging 50N/51N-1 g g g g

50N/51N-2 g g g g

onevenwichtbeveiliging 46 g g g

herinschakelaar 79 g g

open stand l11 g bewaking

gesloten stand l12 g uitschakelkring

ontvangst logisch l13 logische wachtsignaal selectiviteit

open stand l14 lijnscheider (1)

uitschakeling l21 g door externe beveiliging

l22

l23

l24

toelating l25 afstandsbediening afstandsbediening

drukdaling SF6 l26 g g

verzending logisch g logische wachtsignaal selectiviteit

‘pick-up’ signaal oscillografische ontsteking

bewaking g

Uitgang Controlelampje

O1 – uitschakeling L1 - trip O2 – inschakelvergrendeling L2-1 > 51 O3 – verzending logisch wachtsignaal L3-lo > 51N O4 – bewaking L4-lo >>51N O11 – inschakelbevel L5-ext O12 – signalering fasefout L6-SF6 O13 – signalering aardfout L7-off O14 – signalering aardfout L8-on (1) of uitgetrokken stand

Page 33: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

32 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Voorbeeld van een parameterinstelling: Sepam T20 uitgerust met de optionele module MES 114

uitgang controlelampjes verbonden functies

01 02 03 04 011 012 013 014 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8

fasebeveiliging 50/51-1 g g g g g bediening

50/51-2 g g g g g schakelaar

aardbeveiliging 50N/51N-1 g g g g g

50N/51N-2 g g g g g

onevenwichtbeveiliging 46 g g g

open stand l11 g bewaking

gesloten stand l12 g uitschakelkring

ontvangst logisch l13 logische wachtsignaal selectiviteit

open stand l14 lijnscheider (1)

Buchholz l21 g g g g uitschakeling

thermostaat l22 g g g g uitschakeling

Buchholz l23 alarm

thermostaat l24 alarm

toelating l25 afstandsbediening afstandsbediening

drukdaling SF6 l26 g

verzending logisch g logische wachtsignaal selectiviteit

‘pick-up’ signaal uitschakeling oscillografie

bewaking g

Uitgang Controlelampjes

01 – uitschakeling L1- trip 02 – inschakelvergrendeling L2- l>51 03 – verzending logisch wachtsignaal L3-lo > 51N 04 – bewaking L4-lo >> 51N 011 – inschakelbevel L5-ext 012 – signalering fasefout L6-SF6 013 – signalering aardefout L7-off 014 – signalering externe fout L8-on (1) of uitgetrokken stand

Page 34: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

33

Voorbeeld van een parameterinstelling: Sepam M20 uitgerust met de optionele module MES 114

uitgang controlelampjes verbonden functies

01 02 03 04 011 012 013 014 L1 L2 L3 L4 L5 L6 L7 L8

fasebeveiliging 50/51-1 g g g g g bediening

50/51-2 g g g g g schakelaar

aardbeveiliging 50N/51N-1 g g g g g

50N/51N-2 g g g g g

onevenwichtbeveiliging 46 g g g

thermisch beeld 49RMS g g

min.stroombeveiliging 37 g

te lange aanloop, 48/51R g rotorblokkering

begrenzing van het 56 g aantal startbeurten

bewaking 49T alarmtemperatuur

bewaking 49T g g uitschakeltemperatuur

open stand l11 g bewaking

gesloten stand l12 g uitschakelkring

open stand l14 lijnscheider (1)

externe uitschakeling l21 g g g

opnieuw versnellen l22 motor

l23

l24

toelating l25 afstandsbediening afstandsbediening

drukdaling SF6 l26 g

verzending logisch g logische wachtsignaal selectiviteit

‘pick-up’-signaal uitschakeling oscillografie

bewaking g

Uitgang Controlelampjes

O1 – uitschakeling L1 - trip O2 – inschakelvergrendeling L2 – l > 51 O3 – verzending logisch wachtsignaal L3 – lo > 51N O4 – bewaking L4 – lo >> 51N O11 – inschakelbevel L5 - ext O12 – signalering fasefout L6 – SF6 O13 – signalering aardfout L7 - off O14 – signalering verhittingsfout L8 - on (1) of uitgetrokken stand

Page 35: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Onderhoud

34 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Sepam serie 20 beschikt over talrijke zelftests,

die worden uitgevoerd in de basiseenheid én in de aanvullende modules. Deze zelftests beogen het volgende: het detecteren van storingen die tot een ontijdige uitschakeling of tot de niet-uitschakeling bij een fout kunnen leiden. de Sepam in een veilige terugstelstand te zetten om elk ongewenste schakeling te

vermijden. het waarschuwen van de exploitant zodat deze het nodige onderhoud kan uitvoeren.

Stilstand in terugstelstand (1)

Controlelampje ON brandt Controlelampje van de basiseenheid brandt constant.

Relais 04 ‘bewaking’ staat in foutstand.

De uitgangsrelais staan in ruststand. Alle beveiligingen zijn gedeactiveerd.

(1) Deze modus wordt geactiveerd bij afwezigheid van de module MES indien

deze geconfigureerd is.

Beperkte werking

De basiseenheid werkt maar een van de optionele modules is niet beschikbaar (1).

Sepam met geïntegreerde geavanceerde MMI (basis-UD) controlelampje ON brandt controlelampje van de basiseenheid knippert (2).

controlelampje van de onbeschikbare module MET of MSA brandt constant. Op het scherm verschijnt een gedeeltelijke-foutmelding; de aard van de fout wordt aangegeven door een code: (voorbeeld weergave gedeeltelijke fout)

code 1: fout op het niveau van de verbinding tussen de modules code 3: module MET is onbeschikbaar. code 4: module MSA is onbeschikbaar. Deze werkingsmodus van de Sepam wordt eveneens doorgegeven via de communicatie.

Sepam met geavanceerde MMI op afstand UX-basis + DSM 303: controlelampje ON brandt, controlelampje van de basiseenheid knippert, controlelampje van onbeschikbare module MET of MSA brandt constant, controlelampje van onbeschikbare module DSM 303 knippert. de aard van de fout wordt d.m.v. een code op het scherm weergegeven (zie hierboven). Bijzonder geval van de onbeschikbare DSM 303: controlelampje ON brandt, controlelampje van de basiseenheid knippert, controlelampje van module DSM brandt constant. Het scherm werkt niet. Vervanging Zijn de Sepam serie 20 of een module gestoord, dan dient het betreffende apparaat door een nieuw vervangen te worden; deze elementen kunnen niet worden hersteld. (1) onbeschikbaar betekent: module defect, of module geconfigureerd maar niet aangesloten. (2) Ook wanneer het scherm in panne (uit) is.

01

Page 36: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

35

Presentatie De Modbus-communicatie biedt de mogelijkheid de Sepam serie 20 aan te sluiten op een supervisiesysteem voorzien van een Modbus-communicatiekanaal (Master-type) met een fysieke verbinding van het RS 485-type, of met een andere verbinding uitgerust met een aangepaste convertor. Het Modbus-protocol van de Sepams serie 20 bestaat uit een subgeheel dat compatibel is met het Modbus RTU-protocol (een Master Modbus-supervisiesysteem kan met verscheidene Sepams serie 20 communiceren). De Sepam serie 20 is steeds een Slave-station. Alle Sepams serie 20 kunnen worden uitgerust met de interface ACE 945 voor aansluiting op het communicatienetwerk. Gelieve het document PCRED399074EN ‘‘RS485-Modbus Network connection accessories instruction manual’ te raadplegen voor de inwerkingstelling van het net. (1) Modbus is een geponeerd merk van

Modicon.

Toegankelijke gegevens De metingen van de fasestromen van de lijn spanningen van de frequentie van de fasestroommaximeters van de uitschakelstromen van de temperaturen van de verhitting / werkingsduur vóór uitschakeling / wachtduur na uitschakeling, van het resterende aantal startbeurten en van de blokkeertijd, de opstartstroom en -duur, van de uurteller, van het aantal schakelingen, van de schakeltijd, van de resettijd, van het aantal uittrekkingen, van de som van de onderbroken KA²’s, van de reststroom, van het onevenwichtspercentage

De metingen zijn afhankelijk van het type Sepam serie 20. De toestanden de toestand van de ingangen de toestand van de 16 afstandsbedieningen (TC) de toestand van de 64 afstandssignaleringen (TS).

Afstandsbedieningen

het schrijven van 16 rechtstreekse of bevestigde afstandsbedieningen.

De andere functies de uur- en datumstempelfunctie, de functie voor het vanop afstand lezen van de beveiligingsinstellingen (afstandslezing), de functie voor het vanop afstand instellen van de beveiligingen (afstandsinstelling), de functie voor het overdragen van registratiegegevens van de oscilloperturbografiefunctie.

Page 37: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Onderhoud

36 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Modbus-protocol Karakterisering van de uitwisselingen Het Modbus-protocol biedt de mogelijkheid een of meerdere bits, een of meerdere woorden, de inhoud van de evenemententellers of de inhoud van de diagnosetellers te lezen of te schrijven.

Ondersteunde Modbus-functies Het Modbus-protocol van de Sepam serie 20 ondersteunt 11 functies: functie 1: lezing van n uitgangs- of interne bits, functie 2: lezing van n ingangsbits, functie 3: lezen van n uitgangs- of interne woorden, functie 4: lezen van n ingangswoorden, functie 5: lezen van 1 bit, functie 6: lezen van 1 woord, functie 7: snel lezen van 8 bits, functie 8: lezen van de diagnosetellers, functie 11: lezen van de Modbus-evenemententellers, functie 15: lezen van n bits, functie 16: schrijven van n woorden.

De ondersteunde uitzonderingscodes zijn: 1: onbekende functiecode, 2: incorrect adres, 3: incorrect gegeven, 7: niet-opheffing (afstandslezing en afstandsinstelling).

De uitwisselingen gebeuren op initiatief van de Master en omvatten een vraag van de Master en een antwoord van de Slave (Sepam serie 20). De vragen van de Master worden gericht aan een gegeven Sepam serie 20, geïdentificeerd door zijn nummer in de eerste byte van het vraagraster, of aan alle Sepams serie 20

(verspreiding). De verspreidingsopdrachten moeten schrijfopdrachten zijn. Er wordt geen antwoord verzonden door de Sepams serie 20.

Gedetailleerde kennis van het protocol is slechts onontbeerlijk wanneer de Master bestaat uit een computer waarvoor de overeenstemmende programmering moet worden uitgevoerd. Elke Jbus-uitwisseling telt 2 berichten: een vraag van de Master en een antwoord van de Sepam serie 20

.

Alle uitgewisselde rasters hebben dezelfde structuur. Elk bericht of raster bevat 4 types

slavenr. Functiecode gegevenszones controlezone CRC 16

het nummer van de Slave (1 byte): specificeert de Sepam serie 20-bestemmeling (0 tot FFh). Indien het nummer gelijk is aan nul, betreft de vraag alle Slaves (verspreiding) en is er geen antwoordbericht. de functiecode (1 byte): biedt de mogelijkheid een opdracht (lezen, schrijven, bit, woord) te selecteren en te controleren of het antwoord correct is. de gegevenszones (n bytes): bevat de parameters verbonden aan de functie: bitadres, woordadres, bitwaarde, woordwaarde, aantal bits, aantal

woorden, de controlezone (2 bytes): wordt gebruikt voor de detectie van overdrachtfouten. Synchronisatie van de uitwisselingen

Elk teken dat na een stilte van meer dan 3 tekens wordt ontvangen, wordt beschouwd als het begin van een raster. Tussen twee rasters in moet er op de lijn een stilte gelijk aan minstens 3 tekens worden gerespecteerd. Voorbeeld: bij 9600 baud is deze tijd ongeveer gelijk aan 3 milliseconden

Page 38: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

37

Diagnosetellers De diagnosetellers die door de Sepam serie 20 worden beheerd, zijn: CPT1, eerste woord: aantal correcte ontvangen rasters, waarbij de Slave al of niet betrokken is, CPT2: tweede woord: aantal ontvangen rasters met CRC-fout, of ontvangen rasters groter dan 255 bytes en niet geïnterpreteerd ,of ontvangen rasters met minstens één teken met pariteitsfout, ‘overrun’, ‘framing’, ‘break’ op de lijn. Een verkeerde snelheid leidt tot het vergroten van CPT2. CPT3: derde woord: aantal gegenereerde uitzonderingsantwoorden (zelfs indien deze niet worden verzonden, op basis van een vraag die via de verspreiding werd ontvangen). CPT4, vierde woord: aantal rasters specifiek gericht aan het station (buiten verspreiding), CPT5, vijfde woord: aantal rasters dat zonder fout via de verspreiding werd ontvangen, CPT6, zesde woord: niet van betekenis, CPT7, zevende woord: aantal gegenereerde antwoorden ‘Sepam serie 20 niet bedrijfsklaar’, CPT8, achtste woord: aantal ontvangen rasters met minstens één teken met pariteitsfout, ‘overrun’, ‘framing’, ‘break’ op de lijn, CPT9, negende woord: aantal correcte ontvangen vragen, die correct zijn uitgevoerd.

De tellers zijn toegankelijk via de specifieke leesfunctie (functie 11 van het Modbus-protocol). Wanneer de waarde van een teller gelijk is aan FFFFh (65535) wordt deze teller automatisch ingesteld op 0000h (0). Na een stroomonderbreking waarbij de diagnosetellers weer op nul worden ingesteld, kunnen de tellers CPT2 en CPT9 via de SFT 2841 worden gevisualiseerd.

Karakteristieken type overdracht asynchrone serie

protocol Modbus Slave snelheid 4800…38400 baud gegevensformaten 1 start, 8 bits, zonder pariteit, 1 stop 1 start, 8 bits, pare pariteit, 1 stop 1 start, 8 bits, onpare pariteit, 1 stop elektrische interface RS 485 conform de norm EIA RS 485 maximumafstand 250 m (1) aftakking kleiner dan 3 m aantal Sepams serie 20 op een lijn 25 aantal supervisiesystemen 1 type connector met schroef terugkoppelingstijd 15 ms

isolatietest

zie algemene karakteristieken Sepam serie 20

elektromagnetische compatibiliteit

zie algemene karakteristieken Sepam serie 20

(1) 1300m

Terugkoppelingstijd van de Sepam serie 20 De terugkoppelingstijd (Tr) van de communicatiemodule is kleiner dan 15

ms, stilte van 3 tekens inbegrepen: ongeveer 3 ms bij 9600 baud. Deze tijd wordt gegeven met de volgende parameters: 9600 baud formaat 8 bits, onpare pariteit, 1 stopbit.

Vraag verspreiding vraag antwoord

TR < 15 ms TR < 15 ms

Page 39: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Indienststelling

38 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Instelling van de communicatieparameters De indienststelling van de Sepam serie 20 uitgerust met een communicatiesysteem vereist de voorafgaande instelling van 4 parameters.

Verbindingstest Na bekabeling dient de aanwijzing gegeven door het groene controlelampje geverifieerd te worden. Er dienen lees- en schrijfcycli uitgevoerd te worden met gebruik van de testzone en de Modbus-echomodus. Er dient gebruik gemaakt van de software SFT 2809 voor het lezen van en het wegschrijven naar de testzone. De volgende Modbus-rasters, verzonden of ontvangen door een supervisiesysteem, worden gegevens voor testdoeleinden bij de inwerkingstelling van de communicatie. Voorbeeld:

keuze

van de overdrachtsnelheid instelbaar standaard 9600 baud tussen 4800 en 38400 baud

van het Slave-nummer toegekend aan de standaard nr. 001 Sepam serie 20, instelbaar tussen 1 en 255

van de pariteit: paar, onpaar, zonder pariteit standaard pare pariteit

rechtstreekse / standaard rechtstreeks bevestigde afstandsbedieningsmodus

Bij onderbreking van de voeding worden deze 4 paramaters opgeslagen.

Het Modbus Slave-nummer moet worden toegewezen vóór de aansluiting van de Sepam serie 20

op het communicatienetwerk.

Alle Sepams serie 20 hebben een Modbus Slave-nummer dat in de fabriek is ingesteld op 1. De communicatieparameters moeten worden ingesteld vóór de aansluiting van de Sepam serie 20

op het communicatienetwerk.

Een wijziging van de communicatieparameters tijdens de normale werking zal de Sepam serie 20

niet hinderen. Na een onder spanning zetten of een verandering van

de communicatieparameters door de SFT 2841 wordt het eerste raster dat door de Sepam serie 20

wordt ontvangen, genegeerd.

Groen controlelampje: Het groene controlelampje wordt geactiveerd door variaties van het elektrische signaal op het RS 485-net. Wanneer het supervisiesysteem met de Sepam serie 20 communiceert (verzending of ontvangst), gaat het groene controlelampje van de

ACE949 van elke Sepam serie 20 knipperen.

testzone

leesmodus

verzending 01 03 0C00 0002 (C75B) crc

ontvangst 01 03 04 0000 0000 (FA33) crc

schrijfmodus

verzending 01 10 0C00 0001 02 1234 (6727) crc

ontvangst 01 10 0C00 0001 (0299) crc

leesmodus

verzending 01 03 0C00 0001 875A) crc

ontvangst 01 03 02 1234 (B533) crc

Jbus-echomodus (zie functie 8 van het Modbus-protocol)

Verzending 01 08 0000 1234 (ED7C) crc

Ontvangst 01 08 0000 1234 (ED7C) crc

De CRC die door de Sepam serie 20 wordt ontvangen, wordt herberekend waardoor

de berekening van de door de Master verzonden CRC kan worden getest: indien de Sepam serie 20

antwoordt, is de ontvangen CRC correct

indien de Sepam serie 20 niet antwoordt, is de ontvangen CRC incorrect.

Abnormale werking Het verdient aanbeveling de Sepams serie 20

één voor één op het RS 485-net

aan te sluiten. De visualisering van de diagnosetellers via de SFT 2841 biedt de mogelijkheid de Modbus-uitwisselingen te controleren. Verifieer het nummer van de Slave, de snelheid, het formaat via de SFT 2841 of de MMI. Er dient geverifieerd of het supervisiesysteem rasters naar de betreffende Sepam serie 20

zendt én naar de RS 232 – RS 485-convertor indien

deze aanwezig is, en naar het groene controlelampje. Verifieer de bekabeling op elke verbindingsdoos ACE 949: L+ op klem 3, L- op klem 4 Verifieer of de schroefklemmen op elke ACE 949 goed zijn aangedraaid. Verifieer de verbinding van de kabel CCA 612. Verifieer de polarisatie die uniek moet zijn en de aanpassing die op de uiteinden van het RS 485-net geplaatst moet zijn. Verifieer of de gebruikte kabel van het aanbevolen type is. Verifieer of de gebruikte convertor ACE909 of ACE919 correct is aangesloten en ingesteld.

Page 40: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Adres en codering van de gegevens

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

39

Presentatie

Gegevens die vanuit het standpunt van de sturings-/bedieningstoepassingen homogeen zijn, zijn in aangrenzende adreszones gegroepeer

beginadres in eindadres toegelaten hexadecimalen Modbus-funct.

Synchronisatiezone 0002 0005 3, 16

Identificatiezone 0006 000F 3

eerste evenemententabel

uitwisselwoord 0040 0040 3, 6, 16

evenementen (1 tot 4) 0041 0060. 3

tweede evenemententabel

uitwisselwoord 0070 0070 3, 6, 16

evenementen (1 tot 4) 0071 0090 3

gegevens

toestanden 0100 0105 3, 4 1, 2*

metingen 0106 0131 3, 4

afstandsbedieningen 01F0 01F0 3, 4, 6, 16 1, 2, 5, 15*

bevestiging afstandsbediening01F1 01F1 3, 4, 6, 16 1, 2, 5, 15*

testzone 0C00 0C0F 3, 4, 6, 16 1, 2, 5, 15*

instellingen

lezing 2000 207C 3

leesaanvraag 2080 2080 3, 6, 16

afstandsinstellingen 2100 217C 3, 16

oscillografie

keuze overdrachtfunctie 2200 2203 3, 16

identificatiezone 2204 2228 3

uitwisselwoord OPG 2300 2300 3, 6, 16

gegevens OPG 2301 237C 3 toepassing

configuratie FC00 FC02 3

toepassingsidentificatie FC10 FC22 3

De niet-adresseerbare zones kunnen hetzij antwoorden door een uitzonderingsbericht, hetzij gegevens zonder betekenis leveren.

* deze zones zijn toegankelijk in woord- of in bitmodus.

Het adres van bit i (0 ≤ i ≤ F) van het adreswoord J is dan (J x 16) = i. Voorbeeld: 0C00 bit 0 = C000 OC00 bit 7 = C007.

Page 41: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

40 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Synchronisatiezone

De synchronisatiezone is een tabel die de datum en het absolute uur bevat om de evenementen een uur- en datumstempel te geven. Het schrijven van het uurbericht moet gebeuren in één blok van 4 woorden met behulp van functie 16 ‘woord schrijven’. Het lezen kan woord per woord of per groep woorden gebeuren met behulp van functie 3.

synchronisatiezone woordadres toegang toegelaten Modbus-functie

binaire tijd (jaar) 0002 lezen/schrijven 3, 16

binaire tijd (maand + dag) 0003 lezen 3

binaire tijd (uur + minuut) 0004 lezen 3

binaire tijd (milliseconde) 0005 lezen 3

zie ‘uur- en datumstempeling van de evenementen’ voor het formaat van de gegevens.

Identificatiezone

De identificatiezone bevat systeeminformatie over de identificatie van de Sepam serie 20-uitrusting. Bepaalde inlichtingen van de identificatiezone bevinden zich eveneens in de configuratiezone op het adres CF00h.

identificatiezone woordadres toegang toegelaten Modbus-functie formaat waarde

identificatie constructeur 0006 L 3 0100

identificatie uitrusting 0007 L 3 0

merkteken + type uitrusting 0008 L 3 id.FC01

com.versie 0009 L 3 id.FC02

toepassingsversie 000A/B L 3 niet geleid 0

Sepam-controlewoord 000C L 3 idem 0100

Synthesezone 000D L 3 niet geleid 0

Bediening 000 E L/E 3/16 niet geleid int. tot 0

adres zoneuitbreiding 000F L 3 FC00

Eerste evenementenzone

De evenementenzone is een tabel die maximaal 4 evenementen met uur- en datumstempel bevat. Het lezen moet gebeuren in één enkel blok van 33 woorden met behulp van functie 3. Het uitwisselwoord kan worden geschreven met behulp van functies 6 en 16 en kan afzonderlijk worden gelezen met behulp van functie 3.

identificatiezone woordadres toegang toegelaten Modbus-functie

uitwisselwoord 0040 lezen/schrijven 3, 6, 16

evenement nr. 1 0041-0048 lezen 3

evenement nr. 2 0049-0050 lezen 3

evenement nr. 3 0051-0058 lezen 3

evenement nr. 4 0059-0060 lezen 3

zie ‘uur- en datumstempeling van de evenementen’ voor het formaat van de gegevens.

Tweede evenementenzone

De evenementenzone is een tabel die maximaal 4 evenementen met uur- en datumstempel bevat. Het lezen moet gebeuren in één enkel blok van 33 woorden met behulp van functie 3. Het uitwisselwoord kan worden geschreven met behulp van functies 6 en 16 en kan afzonderlijk worden gelezen met behulp van functie 3.

identificatiezone woordadres toegang toegelaten Modbus-functie

uitwisselwoord 0070 lezen/schrijven 3, 6, 16

evenement nr. 1 0071-0078 lezen 3

evenement nr. 2 0079-0080 lezen 3

evenement nr. 3 0081-0088 lezen 3

evenement nr. 4 0089-0090 lezen 3

zie hoofdstuk ‘uur- en datumstempeling van de evenementen’ voor het formaat van de gegevens.

Page 42: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Adres en codering van de gegevens (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

41

Toestandzone

De toestandzone is een tabel die het Sepam-controlewoord, de vooraf toegewezen TS en de ingangen bevat.

toestanden woordadres bitadres toegang functie formaat

Sepam-controlewoord 100 1000 L ¾ of 1, 2, 7 X

TS1-TS16 101 1010 L ¾ of 1, 2 B

TS17-TS32 102 1020 L ¾ of 1, 2 B

TS33-TS48 103 1030 L ¾ of 1, 2 B

TS49-TS64 104 1040 L ¾ of 1, 2 B

ingangen 105 1050 L ¾ of 1, 2 B

Meetzones De meetzone bevat de analoge metingen. Toepassing S20, M20, T20.

metingen Modbus-adres toegang functie formaat eenheid

fasestroom l1 ( x 1) 106 L ¾ 16 NS 0,1 A

fasestroom l2 ( x 1) 107 L ¾ 16 NS 0,1 A

fasestroom l3 ( x 1) 108 L ¾ 16 NS 0,1 A

aardstroom lo ( x 1) 109 L ¾ 16 NS 0,1 A

gemiddelde fasestroom lm1 (x1) 10A L ¾ 16 NS 0,1 A

gemiddelde fasestroom lm2 (x1) 10B L ¾ 16 NS 0,1 A

gemiddelde fasestroom lm3 (x1) 10C L ¾ 16 NS 0,1 A

fasestroom l1 ( x 10) 10D L ¾ 16 NS 1 A

fasestroom l2 ( x 10) 10 E L ¾ 16 NS 1 A

fasestroom l3 ( x 10) 10F L ¾ 16 NS 1 A

aardstroom lo ( x 10) 110 L ¾ 16 NS 1 A

gemiddelde fasestroom lm1 (x10) 111 L ¾ 16 NS 1 A

gemiddelde fasestroom lm2 (x10) 112 L ¾ 16 NS 1 A

gemiddelde fasestroom lm3 (x10) 113 L ¾ 16 NS 1 A

fasestroommaximeter IM1 114 L ¾ 16 NS 1 A

fasestroommaximeter IM2 115 L ¾ 16 NS 1 A

fasestroommaximeter IM3 116 L ¾ 16 NS 1 A

uitschakelstroom ltrip1 118 L ¾ 16 NS 10 A

uitschakelstroom ltrip2 119 L ¾ 16 NS 10 A

uitschakelstroom ltrip3 11A L ¾ 16 NS 10 A

uitschakelstroom ltripo 11B L ¾ 16 NS 1 A

∑ i² 11C L ¾ 16 NS 1 kA²

aantal schakelingen 11D L ¾ 16 NS 1

schakeltijd 11E L ¾ 16 NS 0,1 ms

resettijd 11F L ¾ 16 NS 0,1 ms

uurteller 121 L ¾ 16 NS 1 u

verhitting 122 L ¾ 16 NS %

werkingsduur vóór uitschakeling 123 L ¾ 16 NS 1 min

wachtduur na uitschakeling 124 L ¾ 16 NS 1 min

onevenwichtpercentage 125 L ¾ 16 NS % lb

opstartduur 126 L ¾ 16 NS 1 s

opstartstroom 127 L ¾ 16 NS 1 A

opstartverbodduur 128 L ¾ 16 NS 1 min

aantal resterende startbeurten 129 L ¾ 16 NS 1

temperaturen 1 tot 8 12A/131 L ¾ 16 S 1° C

voorbehouden 132/1EF verboden

Nota: enkel de metingen overeenstemmend met de functie van de Sepam zijn van betekenis; de andere hebben waarde 0.

Page 43: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

42 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Toepassing B20

metingen Modbus-adres toegang functie formaat eenheid

lijnspanning U21 (x1) 106 L ¾ 16 NS 1 V

lijnspanning U32 (x1) 107 L ¾ 16 NS 1 V

lijnspanning U13 (x1) 108 L ¾ 16 NS 1 V

fasespanning V1 (x1) 109 L ¾ 16 NS 1 V

fasespanning V2 (x1) 10A L ¾ 16 NS 1 V

fasespanning V3 (x1) 10B L ¾ 16 NS 1 V

homopolaire spanning Vo (x1) 10C L ¾ 16 NS 1 V

directe spanning (x1) 10D L ¾ 16 NS 1 V

frequentie 10 E L ¾ 16 NS 0,01 Hz

lijnspanning U21 (x10) 10F L ¾ 16 NS 10 V

lijnspanning U32 (x10) 110 L ¾ 16 NS 10 V

lijnspanning U13 (x10) 111 L ¾ 16 NS 10 V

fasespanning V1 (x10) 112 L ¾ 16 NS 10 V

fasespanning V2 (x10) 113 L ¾ 16 NS 10 V

fasespanning V3 (x10) 114 L ¾ 16 NS 10 V

homopolaire spanning Vo (x10) 115 L ¾ 16 NS 10 V

directe spanning (x10) 116 L ¾ 16 NS 10 V

voorbehouden 117/131 L ¾ geïnit. op 0

voorbehouden 132/1EF verboden

Precisie

De precisie van de metingen is afhankelijk van het gewicht van de eenheid; ze is gelijk aan de waarde van het punt gedeeld door 2.

Afstandsbedieningszone

Voorbeelden

l1 eenheid = 1 A precisie = 1/2 = 0,5 A

U21 eenheid = 10 V precisie = 10/2 = 5 V

De afstandsbedieningszone is een tabel die de vooraf toegewezen TC’s

bevat. Deze zone kan worden gelezen of beschreven door de woord- of de bitfuncties (zie Afstandsbedieningen).

Afstandsbedieningen woordadres bitadres toegang functie formaat

TC1-TC16 01F0 1F00 L/E 3/4/6/16 B 1/2/5/15

STC1-STC16 01F1 1F10 L/E 1/2/5/15 B

Instelzone

De instelzone is een uitwisseltabel die de lezing en de instelling van de

beveiligingen mogelijk maakt.

instellingen woordadres toegang functie

buffer lezing instellingen 2000/207C L 3

vraag tot lezen van de instellingen 2080 L/E 3/6/16

buffer vraag afstandsinstellingen 2100/217C L/E 3/1

zie Instellingen

Page 44: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Adres en codering van de gegevens (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

43

Oscillografiezone

De oscillografiezone is een uitwisseltabel die het lezen van de registraties

mogelijk maakt.

oscilloperturbografie woordadres toegang functie

keuze overdrachtfunctie 2200/2203 L/E 3/16

identificatiezone 2204/2228 L 3

uitwisselwoord OPG 2300/237C L/E 3/6/16

gegevens OPG 2301/237C L 3

Zie Oscillografie

Testzone

De testzone is een zone van 16 woorden die, via de communicatie,

toegankelijk zijn voor alle functies, zowel voor lezen als voor schrijven, om de communicatietests te vergemakkelijken en om de verbinding bij de indienststelling te testen.

testzone woordadres bitadres toegang toegelaten functie formaat

test 0C00 C000-C00F lezen/schrijven 1,2,3,4,5,6,15,16 zonder geïnitialiseerd o

0C0F C0F0-C0FF lezen/schrijven 1,2,3,4,5,6,15,16 zonder geïnitialiseerd op 0

Configuratiezone

De configuratiezone bevat informatie over de hardware- en

softwareconfiguratie van de Sepam serie 20.

configuratiezone woordadres toegang functie formaat

configuratie

Modbus-adres (Slave-nr.) FC00 L 3

type Sepam (PF)/ hardwareconfig. (pf) FC01 L 3 (1)

type koppelmodule (PF)/ versie (pf) FC02 L 3 (2)

toepassingsidentificatie

naam van de toepassing (S20, L20, enz.) FC10/15 L 3 ASCll 12 tekens

toepassingsversie FC16/18 L 3 ASCll 6 tekens

merkteken van de toepassing FC19/22 L 3 ASCll 20 tekens

(1) woord FC01: zwaar = 10h (Sepam serie 20) licht: hardwareconfiguratie

bit 7 6 5 4 3 2 1 0

optie UD/UX voorbeh voorbeh DSM303 MSA141 MET148 MES114 MES108

model UX 0 0 0 x x x y y

model UD 1 0 0 0 x x y y

x = 1 indien optie aanwezig is y = 1 indien de optie aanwezig is, opties excl. (2) woord FC02: zwaar = 01h (Modbus) licht: XY (versie communicatie X.Y)

Page 45: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

44 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Codering van de gegevens Voor alle formaten Indien een van de metingen de maximaal toegelaten waarde voor het betreffende formaat overschrijdt, is de waarde die voor deze meting wordt gelezen de maximale waarde die voor dit formaat is toegelaten.

Formaat 16 NS

De informatie wordt gecodeerd op een woord van 16 bits, binair, in absolute waarde (niet getekend). Bit 0 (b0) is het lichte bit van het woord. Formaat 16 S metingen met teken (temperatuur, enz.)

De informatie wordt gecodeerd op een woord van 16 bits als aanvulling op 2. Voorbeeld: 0001 stelt +1 voor, FFFF stelt –1 voor. Formaat B: lx

Bit van rang i in het woord; i begrepen tussen 0 en F;

Voorbeelden F E D C B A 9 8 7 6 5 4 3 2 1 0

TOR-ingang woordadres 0105 26 25 24 23 22 21 14 13 12 11

Bitadres 105X

TS woordadres 0101 1 tot 16 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 bitadres 0101X

TS woordadres 0104 49 tot 64 64 63 62 61 60 59 58 57 56 55 54 53 52 51 50 49

bitadres 0104X

TC woordadres 01F0 1 tot 16 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 bitadres 01F0X

STC woordadres 01F1 1 tot 16 16 15 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1 bitadres 01F1X

Page 46: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Adres en codering van de gegevens (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

45

Formaat X: controlewoord van de Sepam serie 20

Dit formaat geldt enkel voor het Sepam-controlewoord dat toegankelijk is via het woordadres 100h. Dit woord bevat diverse inlichtingen over: de werkingswijze van de Sepam serie 20 de uur- en datum stempeling van de evenementen. Elke inlichting vervat in het Sepam-controlewoord is bit per bit toegankelijk, van adres 1000 voor bit b0 tot 100F voor bit b15.

Bit 15: aanwezigheid van evenement Bit 14: Sepam in ‘infoverlies’ Bit 13: Sepam niet synchroon Bit 12: Sepam niet ingesteld op correcte uur Bit 11: reserve Bit 10: Sepam in plaatselijke instellingsmodus Bit 9: Sepam in belangrijke fout Bit 8: Sepam in gedeeltelijke fout Bit 7: regelset A in gebruik Bit 6: regelset B in gebruik Bit 3 – 10: mappingnr. (1 tot 16) Andere bits in reserve (onbepaalde waarde). De toestandsveranderingen van de bits 6, 7, 8, 10; 12, 13 en 14 van dit woord leiden tot het verzenden van een evenement met uur- en datumstempel. De bits 3 tot 0 coderen een ‘mappingnummer’ (1 tot 15); op basis hiervan kan de inhoud van de Modbus-adressen, waarvan de toewijzing volgens de toepassingen varieert, worden geïdentificeerd.

Page 47: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

46 Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik - Indienststelling

Gebruik van de afstandssignaleringen De Sepam stelt 64 afstandssignaleringen ter beschikking van de communicatie. De afstandssignaleringen (AS) worden vooraf toegewezen aan beveiligings- of bedieningsfuncties die afhankelijk zijn van het model van de Sepam. De AS kunnen worden gelezen door de bit- of de woordfuncties. Elke storing van een AS wordt voorzien van een uur- en datumstempel en opgeslagen in de evenementenverzameling (zie Uur- en datumstempeling).

adreswoord 101: AS 1 tot 16 (bitadres 1010 tot 101F)

AS gebruik S20 T20 M20 B21/22

1 beveiliging 50/51 exemplaar 1 set A g g g

2 beveiliging 50/51 exemplaar 2 set A g g g

3 beveiliging 50/51 exemplaar 1 set B g g g

4 beveiliging 50/51 exemplaar 2 set A g g g

5 beveiliging 50N/51N exempl 1 set A g g g

6 beveiliging 50N/51N exempl 2 set A g g g

7 beveiliging 50N/51N exempl 1 set B g g g

8 beveiliging 50N/51N exempl 2 set B g g g

9 beveiliging 49 RMS exemplaar 1 g g

10 beveiliging 49 RMS exemplaar 2 g g

11 beveiliging 37 (min l) g

12 beveiliging 46 (max linv) g g

13 beveiliging 48/51LR (rotorblokkering) g

14 beveiliging 66 (aantal startb.) g

15 beveiliging 27 D (min Udir) exemplaar 1 g

16 beveiliging 27 D (min Udir) exemplaar 2 g

adreswoord 102: AS 17 tot 32 (bitadres 1020 tot 102F)

AS gebruik S20 T20 M20 B21/22

17 beveiliging 27 (min. lijn U) exemplaar 1 g

18 beveiliging 27 (min. lijn U) exemplaar 2 g

19 beveiliging 59 (max. lijn U) exemplaar 1 g

20 beveiliging 59 (max. lijn U) exemplaar 2 g

21 beveiliging 59N (max. Vo) exemplaar 1 g

22 beveiliging 59N (max. Vo) exemplaar 2 g

23 beveiliging 81H (max. F) g

24 beveiliging 81L (min. F) exemplaar 1 g

25 beveiliging 81L (min. F) exemplaar 2 g

26 voorbehouden

27 voorbehouden

28 voorbehouden

29 voorbehouden

30 voorbehouden

31 voorbehouden

32 voorbehouden

Page 48: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Adres en codering van de gegevens (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

47

adreswoord 103: AS 33 tot 48 (bitadres 1030 tot 103F)

AS gebruik S20 T20 M20 B21/22

33 voorbehouden

34 in dienst g

35 in uitvoering g

36 definitieve losser g

37 herinschakeling geslaagd g

38 verzending logisch wachtsignaal g g g

39 TR verbonden g g g g

40 TC’s verboden g g g g

41 Sepam niet gereset na fout g g g g

42 discordantie TC / stand g g g g

43 complementariteitsfout of g g g g Trip Circuit Supervision

44 registratie OPG in geheugen g g g g

45 voorbehouden

46 voorbehouden

47 voorbehouden

48 foutsensoren g g

adreswoord 104: AS 49 tot 64 (bitadres 1040 tot 104F)

AS gebruik S20 T20 M20 B21/22

49 beveiliging 49T alarmdrempel sensor 1 g g

50 beveiliging 49T uitschakelingsdrempel sens 1 g g

51 beveiliging 49T alarmdrempel sensor 2 g g

52 beveiliging 49T uitschakelingsdrempel sens 2 g g

53 beveiliging 49T alarmdrempel sensor 3 g g

54 beveiliging 49T uitschakelingsdrempel sens 3 g g

55 beveiliging 49T alarmdrempel sensor 4 g g

56 beveiliging 49T uitschakelingdrempel sens 4 g g

57 beveiliging 49T alarmdrempel sensor 5 g g

58 beveiliging 49T uitschakelingsdrempel sens 5 g g

59 beveiliging 49T alarmdrempel sensor 6 g g

60 beveiliging 49T uitschakelingsdrempel sens 6 g g

61 beveiliging 49T alarmdrempel sensor 7 g g

62 beveiliging 49T uitschakelingsdrempel sens 7 g g

63 beveiliging 49T alarmdrempel sensor 8 g g

64 beveiliging 49T uitschakelingsdrempel sens 8 g g

Page 49: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

48

Gebruik van de afstandsbedieningen De afstandsbedieningen worden vooraf toegewezen aan beveiligings-, bedienings- of meetfuncties. De afstandsbedieningen kunnen gebeuren volgens 2 modi (parameterinstelling via SFT 2841): rechtstreekse modus bevestigde modus SBO (select before operate)

Rechtstreekse afstandsbediening De afstandsbediening wordt uitgevoerd zodra gegevens in het afstandsbedieningswoord geschreven zijn. Het resetten gebeurt door de bedieningslogica na uitvoering van de afstandsbediening.

Bevestigde afstandsbediening SBO (select before operate) In deze modus telt de afstandsbediening 2 fasen: selectie, door het supervisiesysteem, van de bediening door het schrijven van het bit in het woord STC, en eventuele verificatie van de selectie door het herlezen van dit woord, uitvoering van de bediening door het schrijven van het bit in het woord TC.

De afstandsbediening wordt uitgevoerd indien het bit van het woord STC en het bit van het verbonden woord gepositioneerd zijn; het resetten van de bits STC en TC gebeurt door de bedieningslogica na uitvoering van de afstandsbediening. De selectie van het bit STC wordt opgeheven indien: het supervisiesysteem de selectie van het bit opheft door in het woord STC te schrijven het supervisiesysteem een ander bit selecteert (schrijven van bit) dan het reeds geselecteerde het supervisiesysteem een bit in het woord TC positioneert dat niet overeenstemt met de selectie. In dit geval zal er geen enkele afstandsbedieng worden uitgevoerd.

Het is mogelijk alle afstandsbedieningen te deactiveren via een TOR.I25-ingang van de module MES 114. De afstandsbedieningen voor het openen en sluiten van het apparaat en de in- of buitendienstsstelling van de herinschakelaar worden uitgevoerd indien de bedieningslogica van de vermogenschakelaar geldig is en de ingangen nodig voor deze logica aanwezig zijn; minstens module MES 108.

adreswoord 1F0: TC 1 tot 16 (bitadres 1F00 tot 1F0F)

TC gebruik S20 T20 M20 B21/22

1 uitschakeling g g g g

2 inschakeing g g g g

3 omschakeling naar instellingenset A g g g

4 omschakeling naar instellingenset B g g g

5 reset Sepam g g g g

6 reset maximeters g g g g

7 deactivering thermische beveiliging g g

8 deactivering uitschakeling OPG g g g g

9 validering uitschakeling OPG g g g g

10 manuele uitschakeling OPG g g g g

11 inwerkingstelling herinschakelaar g

12 buitenwerkingstelling herinschakelaar g

13 voorbehouden

14 voorbehouden

15 voorbehouden

16 voorbehouden

Page 50: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Uur- en datumstempeling van de gebeurtenissen (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

49

Presentatie De communicatie zorgt ervoor dat de informatie die door Sepam serie 20 wordt verwerkt, een uur- en datumstempel krijgt. De uur- en datumstempelfunctie biedt de mogelijkheid de precieze datum en het precieze uur toe te kennen aan toestandsveranderingen, zodat ze nauwkeurig chronologisch gerangschikt kunnen worden. Deze informatie met uur- en datumstempel bestaat uit evenementen die op afstand door het supervisiesysteem geëxploiteerd kunnen worden met behulp van het communicatieprotocol; zo kunnen de functies voor het opslaan en restitueren van evenementen in chronologische volgorde worden uitgevoerd. Deze door de Sepam serie 20 van een uur- en datumstempel voorziene informatie bestaat uit: uitgangen: afstandssignaleringen informatie over de Sepam serie 20-apparatuur (zie Sepam-controlewoord). Het toekennen van de uur- en datumstempel gebeurt systematisch. Het restitueren, in chronologische volgorde, van deze informatie met uur en datumstempel dient uitgevoerd te

worden door het supervisiesysteem.

Uur- en datumstempeling

Voor de datering van de evenementen in de Sepam serie 20 wordt gebruik gemaakt van het absolute uur (zie Datum en uur). Wanneer een evenement wordt gedetecteerd, wordt het absolute uur, dat door de interne klok van de Sepam serie 20 wordt uitgewerkt, aan het evenement toegewezen. De interne klok van elke Sepam serie 20 moet worden gesynchroniseerd zodat afwijkingen worden vermeden en ze precies gelijk staat met die van de andere Sepams serie 20. Zo kan een chronologische rangschikking tussen de Sepams serie 20 worden doorgevoerd. Om de interne klok te beheren, beschikt de Sepam serie 20 over 2 mechanismen: uur instellen:

om het absolute uur te initialiseren of te wijzigen. Dankzij een speciaal Jbus-bericht, het “uurbericht’ genoemd, kan het juiste uur voor elke Sepam serie 20 worden ingesteld. synchronisatie:

om te voorkomen dat de interne klok van de Sepam serie 20 afwijkt en om

de synchronisatie tussen verscheidene Sepams serie 20 te garanderen. Dit synchroniseren kan op twee manieren gebeuren: interne synchronisatie: via het communicatienet, zonder aanvullende bekabeling. externe synchronisatie: via een ingang, met aanvullende bekabeling. Bij de indienststelling moet de exploitant de synchronisatiemodus instellen. Initialisatie van de uur- en datumstempelfunctie

Bij elke initialisatie van de communicatie (onder spanning zetten van de Sepam serie 20) worden de evenementen in de onderstaande volgorde gegenereerd: verschijnen van ‘informatieverlies’ verschijnen van ‘incorrect uur’ verschijnen van ‘niet synchroon’ verdwijnen van ‘informatieverlies’. De functie wordt geïnitialiseerd op de huidige waarde van de toestanden van de afstandssignaleringen en van de ingangen zonder evenementen te creëren m.b.t. deze informatie. Na deze initialisatiefase wordt de evenementendetectie geactiveerd. Ze kan slechts worden opgeschort door een eventuele verzadiging van de interne rij voor het opslaan van de evenementen of door de aanwezigheid van een ernstige fout in de Sepam serie 20.

Datum en uur De Sepam serie 20 beheert intern een datum en een uur bestaande uit jaar: maand: dag: uur: minuut: milliseconde. Het formaat van de datum en het uur is genormaliseerd (ref. 870-5-4). De gegevens van de interne klok van de Sepam serie 20 worden niet opgeslagen: het juiste uur moet via het communicatienet worden ingesteld telkens wanneer de Sepam serie 20 onder spanning wordt gezet.

B15 b14 b13 b12 b11 b10 b09 b08 b07 b06 b05 b04 b03 b02 b01 b00 mot

0 0 0 0 0 0 0 0 0 A A A A A A A mot 1

0 0 0 0 M M M M 0 0 0 J J J J J mot 2

0 0 0 H H H H H 0 0 mn mn mn mn mn mn mot 3

ms ms ms ms ms ms ms ms ms ms ms ms ms ms ms ms mot 4

A – 1 byte voor het jaar: van 0 tot 99 jaar.

Het supervisiesysteem moet controleren of het jaar 00 groter is dan 99. M – 1 byte voor de maand: van 1 tot 12. J – 1 byte voor de dag: van 1 tot 31. H – 1 byte voor het uur: van 0 tot 23. mn – 1 byte voor de minuten: van 0 tot 59. ms – 2 bytes voor de milliseconden: van 0 tot 59999.

Deze informatie wordt binair gecodeerd. Het instellen van het uur voor de Sepam serie 20 gebeurt met behulp van de functie ‘woord schrijven’ (functie 16) op het adres 0002, met een uurbericht dat uit 4 woorden moet bestaan. De bits die in de beschrijving hiervoor op ‘0’ staan, stemmen overeen met formaatvelden die niet worden gebruikt en die ook niet worden beheerd door de Sepam serie 20. Deze bits kunnen met een willekeurige waarde aan een Sepam serie 20 worden overgedragen; de Sepam serie 20 voert de nodige invalidaties uit. De Sepam serie 20 voert geen enkele coherentiecontrole of validetitscontrole uit op de ontvangen datum- en uurgegevens.

Synchronisatieklok Om de datum en het uur in te stellen voor de Sepam serie 20 , is een synchronisatieklok nodig; Merlin-Gerin heeft het materiaal van de volgende leveranciers getest: Gorgy Timing, ref. RT300, uitgerust met de module M540. SCLE, ref. RH 2000-B.

Page 51: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Uur- en datumstempeling van de gebeurtenissen

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

50

Evenementen lezen De Sepam serie 20 stelt 2 evenemententabellen ter beschikking van de Master(s). De Master leest deze tabel en heft op door het schrijven van het uitwisselwoord. De Sepam serie 20 werkt zijn evenemententabel bij. De door de Sepam serie 20 verzonden evenementen worden niet chronologisch gerangschikt.

Structuur van de eerste

evenemententabel: uitwisselwoord 0040h evenementnr. 1 0041 h …0048 h evenementnr. 2 0049 h….0050 h evenementnr. 3 0051 h …0058 h evenementnr. 4 0059 h …0060 h

Structuur van de tweede

evenemententabel: uitwisselwoord 0070h evenementnr. 1 0071 h …0078 h evenementnr. 2 0079 h …0080 h evenementnr. 3 0081 h …0090 h evenementnr. 4

Het supervisiesysteem moet een blok van 33 woorden lezen op het adres 0040h/0070h, of 1 woord op het adres 0040h/0070h.

Uitwisselwoord

Het uitwisselwoord biedt de mogelijkheid een specifiek protocol te beheren zodat er zeker geen evenementen verloren gaan wegens een communicatieprobleem; speciaal hiervoor is de evenemententabel genummerd. Zware byte = uitwisselnummer (8 bits): 0..255,

b15 b14 b13 b12 b11 b10 b09 b08

Uitwisselnummer: 0..255, .

Beschrijving van de zware byte van het uitwisselwoord.

Het uitwisselnummer bevat een nummeringsbyte die het identificeren van de uitwisselingen mogelijk maakt. Na het onder spanning zetten wordt het uitwisselnummer geïnitialiseerd op nul. Wanneer dit nummer zijn maximumwaarde (FFh) bereikt, wordt het automatisch opnieuw ingesteld op 0. De nummering van de uitwisselingen wordt uitgewerkt door de Sepam serie 20 en opgeheven door het supervisiesysteem. Lichte byte = aantal evenementen (8 bits): 0..4,

b07 b06 b05 b04 b03 b02 b01 b00

Aantal evenementen: 0..4 .

Beschrijving van de lichte byte van het uitwisselwoord.

De Sepam serie 20 geeft het aantal belangrijke evenementen in de evenemententabel aan via de lichte byte van het uitwisselwoord. Elk woord van de niet-belangrijke evenementen wordt ingesteld op nul.

Opheffen van de evenemententabel

Om de Sepam serie 20 te melden dat het zonet gelezen blok goed werd ontvangen, moet het supervisiesysteem in het veld ‘uitwisselnummer’ het nummer van de laatste door het systeem uitgevoerde uitwisseling schrijven; het veld ‘aantal evenementen’ van het uitwisselwoord wordt ingesteld op nul. Na dit opheffen worden de 4 evenementen van de evenemententabel ingesteld op nul; de oude opgeheven evenementen worden uit de Sepam serie 20 gewist. Zolang het door het supervisiesysteem geschreven uitwisselwoord niet gelijk is aan ‘X,0’ (X = het vorige uitwisselnummer dat het supervisiesysteem wil opheffen’), blijft het uitwisselwoord van de tabel ingesteld op ‘X’, aantal vorige evenementen’. De Sepam serie 20 vergroot het uitwisselnummer slechts wanneer nieuwe evenementen aanwezig zijn (X+1, aantal nieuwe evenementen). Indien de evenemententabel leeg is, voert de Sepam serie 20 geen enkele bewerking uit op een lezing door het supervisiesysteem van de evenemententabel of van het uitwisselwoord. De informatie wordt binair gecodeerd.

Page 52: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Nota’s

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

51

Beschrijving van de codering van een evenement

Een evenement wordt gecodeerd in acht woorden met de volgende structuur:

zware byte lichte byte

woord 1: type evenement

08 00 voor afstandssignaleringen, interne info 09 00 voor ingang

woord 2: adres van het evenement

zie bitadressen 1000 tot 105F

woord 3: reserve

00 00

woord 4: dalende flank: verdwijnen; stijgende flank: verschijnen

00 00 dalende flank 00 01 stijgende flank

woord 5: jaar

00 9 tot 99 (jaar)

woord 6: maand – dag

1 tot 12 (maanden) 1 tot 31 (dagen)

woord 7: uren – minuten

0 tot 23 (uren) 0 tot 59 (minuten)

woord 8: milliseconde

0 tot 59999

Page 53: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

52

Synchronisatie De Sepam serie 20 aanvaardt twee synchronisatiemodi: interne synchronisatie via het net, door de algemene verspreiding van een ‘uurbericht’-raster via het communicatienet. externe synchronisatie, via een ingang. De synchronisatiemodus wordt bij de indienststelling geselecteerd door SFT 2841.

Architectuur “interne synchronisatie via het communicatienet’

Interne synchronisatie via het net

Het ‘uurbericht’-raster wordt gebruikt voor het instellen van het uur en voor de synchronisatie van de Sepam serie 20. In dit geval moet het regelmatig – met intervallen van 10 tot 60 seconden - worden overgedragen om het uur synchroon te houden. Bij elke ontvangst van een uurraster wordt de interne klok van de Sepam serie 20 bijgesteld en wordt het synchronisme bewaard indien de bijstelling minder dan 100 milliseconden bedraagt. Bij interne synchronisatie via het net is de precisie afhankelijk van de Master en diens beheersing van de tijd voor de overdracht van het uurraster via het communicatienet. De synchronisatie van de Sepam wordt onmiddellijk na ontvangst van het raster uitgevoerd. Elke uurverandering wordt uitgevoerd door de verzending van een raster, met een nieuwe datum en een nieuw uur, naar de Sepam serie 20 . De naar de Sepam serie 20 bevindt zich dan voorbijgaand in niet-synchrone toestand.

Wanneer de Sepam 2000 zich in synchrone toestand bevindt, wordt het evenement ‘niet synchroon’ gegenereerd wanneer er 200 seconden lang geen uurbericht wordt ontvangen.

Page 54: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Uur- en datumstempeling van de gebeurtenissen (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

53

Externe synchronisatie via een ingang

De Sepam serie 20 kan op externe wijze worden gesynchroniseerd door middel van een ingang (l21). De synchronisatie wordt doorgevoerd op de stijgende flank van de AON-ingang. De Sepam serie 20 zal zich aanpassen aan elke periodiciteit van de synchronisatie-‘top’ tussen 10 en 60 seconden, in stappen van 10 seconden. Des te kleiner de synchronisatieperiode, des te groter de uurstempelprecisie van de toestandsveranderingen. Het eerste uurraster wordt gebruikt om de Sepam serie 20

te initialiseren

met de datum en het absolute uur (de volgende dienen om een eventuele uurverandering te detecteren). De synchronisatie-‘top’ wordt gebruikt om de waarde van de interne klok van de Sepam serie 20

bij te stellen.

Wanneer de Sepam serie 20 in de initialisatiefase in ‘niet-synchrone’

modus staat, is een bijstelling van ± 4 seconden toegelaten. In deze initialisatiefase is het vergrendelproces (overgang van de Sepam serie 20

naar de ‘synchrone’ modus) gebaseerd op een meting van het verschil tussen het huidige uur van de Sepam serie 20

en de dichtstbijzijnde tiende

van een seconde. Deze meting wordt uitgevoerd op het ogenblik van ontvangst van de ‘top’ volgend op het initialisatieuurraster. Vergrendeling is toegelaten wanneer de waarde van het verschil kleiner is dan of gelijk is aan 4 seconden; in dit geval gaat de Sepam serie 20

naar ‘synchrone’

modus over. Het bijstelproces (na overgang naar ‘synchrone’ modus) is gebaseerd op de meting van een verschil (tussen het huidige uur van de Sepam serie 20

en de dichtstbijzijnde tiende van een seconde op het

ogenblik van ontvangst van een ‘top’) dat wordt aangepast aan de periode van de ‘top’. De periode van de ‘top’ wordt automatisch door de Sepam serie 20 bepaald wanneer deze onder spanning wordt gezet en wel op basis van de 2 eerste toppen die worden ontvangen: de ‘top’ moet dus operationeel zijn voordat de Sepam serie 20 onder spanning wordt gezet.

De synchronisatie functioneert alleen na het instellen van een uur op de Sepam serie 20, d.w.z. na het verdwijnen van ‘incorrect uur’.

Elke bijstelling van meer dan ± 4 seconden gebeurt door het verzenden van een nieuw uurraster. Hetzelfde geldt voor de omschakeling van zomer- naar winteruur (en omgekeerd). Het synchronisme gaat tijdelijk verloren wanneer het uur wordt gewijzigd. De externe synchronisatiemodus vereist het gebruik van een bijbehorend kloksynchronisatieapparaat om op de ingang een nauwkeurige periodieke synchronisatie-‘top’ te genereren. Indien de Sepam serie 20

op het juiste uur is ingesteld en ‘synchroon’

staat, gaat hij naar ‘niet-synchrone’ toestand over en wordt het evenement ‘niet synchroon’ gegenereerd indien de synchronisatieafwijking tussen de dichtstbijzijnde tiende van een seconde en de ontvangst van de synchronisatie-‘top’ groter is dan de synchronisatiefout tijdens 2 opeenvolgende ‘toppen’. Indien de Sepam serie 20 op het juiste uur is ingesteld en ‘synchroon’ staat, wordt het bericht ‘niet synchroon’ gegenereerd wanneer er 200 seconden lang geen top wordt ontvangen. Sepam serie 20 in de toestand ‘informatieverlies’ (1) / ‘geen informatieverlies’ (0)

De Sepam serie 20 beschikt over een interne opslagrij met een capaciteit van 64 evenementen. Is deze rij vol (d.w.z. bij 63 evenementen), dan genereert de Sepam serie 20

bij het 64e evenement het evenement

‘informatieverlies’; het detecteren van evenementen wordt voortgezet.

De oudste evenementen gaan verloren om plaatst te maken voor de meest recente.

Page 55: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

54

Lezen van de instellingen vanop afstand (afstandslezing) Instellingen toegankelijk door lezing vanop afstand De instellingen voor alle beveiligingsfuncties kunnen vanop afstand worden gelezen. Uitwisselprincipe Het vanop afstand lezen van de instellingen (afstandslezing) gebeurt in twee fasen: eerst geeft het supervisiesysteem de code van de functie waarvan het de instellingen wil kennen door middel van een ‘vraagraster’ aan. Deze vraag wordt in Modbus-zin opgeheven om het net vrij te maken. daarna leest het supervisiesysteem een antwoordzone, die de gezochte informatie bevat, door middel van een ‘antwoordraster’. De inhoud van de antwoordzone is functiespecifiek. De tijd tussen de vraag en het antwoord is afhankelijk van de tijd van de niet-prioritaire cyclus van de Sepam serie 20 en kan van enkele tienden tot enkele honderden milliseconden gaan.

Vraagraster

De vraag wordt gelanceerd door het supervisiesysteem. Hiertoe schrijft dit systeem een raster van 1 woord weg naar het adres 2080h met behulp van de functie ‘woorden schrijven’ (code 6 of 16 ); dit raster van 1 woord is als volgt samengesteld:

Functiecode exemplaarnummer

De inhoud van het adres D080h kan opnieuw worden gelezen met behulp van de Jbus-functie ‘woorden lezen’ (code 3). Het veld Functiecode kan de volgende waarden bevatten: 01h tot 99h (codering BCD) voor de beveiligingsfuncties (zie meet- en beveiligingsfuncties). Het veld ‘exemplaarnummer’ wordt als volgt gebruikt: voor de beveiligingen geeft dit veld het betreffende exemplaar aan; het gaat van 1 tot N, waarin N het aantal exemplaren is dat in de Sepam serie 20 beschikbaar is.

Uitzonderingsantwoorden

Naast de gebruikelijke antwoorden kan de Sepam serie 20 een Jbus-

uitzonderingsantwoord van het type 07 (niet-opheffing) verzenden indien er net een andere afstandslezingsaanvraag wordt verwerkt.

Antwoordraster

Het door de Sepam serie 20 verzonden antwoord is vervat in een zone die

maximaal 125 woorden kan tellen en te vinden is op het adres D0000h; het antwoord is als volgt samengesteld:

functiecode exemplaarnummer

instellingen (functiespecifieke velden) Deze zone moet worden gelezen door een de Jbus-functie ‘woorden lezen’ (code 3) op het adres D000h. De lengte van de uitwisseling kan betrekking hebben op: het eerste woord en uitsluitend dit (validiteitstest) de maximumgrootte van de zone (125 woorden) de nuttige grootte van de zone (bepaald door de geadresseerde functie).

Het lezen moet echter steeds starten met het eerste woord van de zone (elk ander adres leidt tot het uitzonderingsantwoord ‘adres incorrect’). Het eerste woord van de zone (functiecode en exemplaarnummer) kan de volgende waarden hebben: xxyy: met

functiecode xx verschillend van 00 en FFh, exemplaar nummer yy verschillend van FFh. De instellingen zijn beschikbaar en gevalideerd. Dit woord is de kopie van het ‘vraagraster’. De inhoud van de zone blijft geldig tot de volgende vraag. De andere woorden zijn niet belangrijk. FFFFh: het ‘vraagraster’ werd verwerkt maar het resultaat in de

‘antwoordzone’ is nog niet beschikbaar. Er dient een nieuwe lezing van het ‘antwoordraster’ uitgevoerd te worden. De andere woorden zijn niet belangrijk.

xxFFh: met de functiecode xx verschillend van 00 en FFh. De vraag de

instellingen van de aangeduide functie te lezen, is niet geldig. De functie bestaat niet in de betreffende Sepam serie 20, waar ze niet toegelaten is bij afstandslezing. Raadpleeg de lijst van de functies die de afstandslezing van de instellingen ondersteunen.

Page 56: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Toegang tot de instellingen vanop afstand

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

55

Page 57: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

56

Instelling vanop afstand (afstandsinstelling) Informatie instelbaar vanop afstand

De instellingen voor de beveiligingsfucties kunnen vanop afstand worden geschreven.

Uitwisselprincipe

Instellingen vanop afstand zijn toegelaten voor de Sepam serie 20. Instellingen vanop afstand (afstandsinstellingen) gebeuren, voor een bepaalde functie, exemplaar per exemplaar. Het doorvoeren van de instelling gebeurt in twee fasen: eerst geeft het supervisiesysteem de code van de functie en het exemplaarnummer, gevolgd door de waarden van alle instellingen in een ‘schrijfaanvraagraster’ aan. Deze vraag wordt opgeheven om het net vrij te maken. daarna leest het supervisiesysteem een antwoordzone die bestemd is om te verifiëren of de instellingen werden uitgevoerd. De inhoud van de antwoordzone is functiespecifiek. Hij is identiek aan die van het antwoordraster van de afstandslezingfunctie De instellingsconsole geniet prioriteit op de instelling, wat betekent dat de functie voor de afstandsinstellingen niet operationeel kan zijn zolang de instellingsconsole in parameterinstellingsmodus staat. Voor het instellen vanop afstand moeten alle instellingen van de betreffende functie worden doorgevoerd, zelfs indien bepaalde daarvan onveranderd zijn.

Het supervisiesysteem lanceert de vraag door het ‘schrijven van n woorden’ (code 16) op het adres 2100h. De schrijfzone kan maximum 125 woorden tellen. Ze bevat de waarden van alle instellingen en is als volgt

samengesteld:

functiecode exemplaarnummer

instellingen

functiespecifieke velden

De inhoud van het adres 2100 h kan opnieuw worden gelezen met behulp van ‘lezen van n woorden’ (code 3). Het veld ‘functiecode’ kan de volgende waarden bevatte,: 01h tot 99h (codering BCD) voor de lijst van de beveiligingsfuncties F01 tot F99. Het veld ‘exemplaarnummer’ wordt aldus gebruikt: voor de beveiligingen geeft dit veld het betreffende exemplaar aan, gaande van 1 tot N, waarin N het aantal exemplaren is dat in de Sepam serie 20 beschikbaar is. Het nummer kan nooit 0 zijn.

Uitzonderingsantwoord

Naast de gebruikelijke antwoorden kan de Sepam serie 20 een

uitzonderingsantwoord van het type 07 (niet-opheffing) verzenden indien: net een andere vraag tot lezen of instellen wordt uitgevoerd, de Sepam serie 20

in parameterinstellingsmodus staat (plaatselijke

instelling in uitvoering), de afstandsinstellingsfunctie gedeactiveerd is.

Page 58: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Toegang tot de instellingen vanop afstand (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

57

Antwoordraster

Het door de Sepam serie 20* verzonden antwoord is identiek aan het antwoordraster van de afstandslezing. Het is vervat in een zone van maximum 125 woorden op het adres 2000h en bestaat uit de effectieve instellingen van de functie na een semantische controle: functiecode exemplaarnummer instellingen functiespecifieke velden Deze zone moet worden gelezen door de Jbus-functie ‘lezen van n woorden’ (code 3) op het adres 2000h. De lengte van de uitwisseling kan betrekking hebben op het eerste woord en uitsluitend dit (validiteitstest), de maximumgrootte van de zone (125 woorden), de nuttige grootte van de antwoordzone (bepaald door de geadresseerde functie).

Het lezen moet echter steeds starten met het eerste woord van de adreszone (elk ander adres leidt tot het uitzonderingsantwoord ‘adres incorrect’). Het eerste woord van de antwoordzone (functiecode en exemplaarnummer) heeft dezelfde waarden als diegene beschreven voor het antwoordraster van de afstandslezing. xxyy: met:

functiecode xx verschillend van 00 en FFh, exemplaarnummer yy verschillend van FFh. De instellingen zijn beschikbaar en gevalideerd. Dit woord is de kopie van het ‘vraagraster’. De inhoud van de zone blijft geldt tot de volgende vraag. 0000h: er werd nog geen enkel ‘vraagraster’ geformuleerd. Dit is meer

bepaald het geval bij het onder spanning zetten van de Sepam serie 20. De andere woorden zijn niet belangrijk. 00FFh:

de Sepam serie 20 staat in parameterinstellingsmodus (plaatselijke instelling in uitvoering), FFFFh: het ‘vraagraster’ werd verwerkt maar het resultaat in de ‘antwoordzone’ is nog niet beschikbaar. Er dient een nieuwe lezing van het ‘antwoordraster’ uitgevoerd te worden. De andere woorden zijn niet belangrijk. Dit antwoord wordt eveneens gebruikt wanneer de Sepam serie 20

plaatselijk aan het instellen is (parameterinstellingsmodus).

xxFFh: met functiecode xx verschillend van 00h en FFh. De vraag de

aangeduide functie in te stellen, is niet geldig. De functie bestaat niet in de betreffende Sepam serie 20 of de instellingen zijn niet toegankelijk, noch om ze te lezen, noch om ze te schrijven.

Page 59: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

58

Beschrijving van de instellingen Formaat van de gegevens

Alle instellingen worden overgedragen in de vorm van hele ondertekende 32 bits (codering, als aanvulling bij 2). Bijzondere instellingswaarde 7FFF FFFFh betekent dat de instelling buiten het geldigheidsbereik ligt. 1 - De instelling IN of BUITEN dienst wordt als volgt gecodeerd:

0 = buiten dienst, 1 = in dienst 2 – De instelling van de uitschakelcurve wordt als volgt gecodeerd:

0 = DT 1 = SIT 2 = VIT 3 = LIT 4 = EIT 5 = UIT 6 = RI 3 – De instelling van de terugvalcurve wordt als volgt gecodeerd:

0 = DT 4 – De blokkering bij H2 wordt als volgt gecodeerd:

0 = blokkering bij H2 1 = geen blokkering bij H2 5 – De instelling van de uitschakelcurve is:

0 = constant 1 = tijdsafhankelijk 6 – De wisselcomponentfactor is:

0 = zonder (0) 1 = zwak (2,25) 2 = gemiddeld (4,5) 3 = sterk (9) 7 – De verwerking van de omgevingstemperatuur wordt als volgt

gecodeerd: 0 = neen 1 = ja 8 – De keuze van de sensor waardoor de omgevingstemperatuur kan worden gemeten, wordt als volgt gecodeerd:

0 = sensor 1 1 = sensor 2 2 = sensor 3 3 = sensor 4 4 = sensor 5 5 = sensor 6 6 = sensor 7 7 = sensor 8 9 – De instelling van de vergrendeling en van het logische wachtsignaal wordt als volgt gecodeerd:

0 = geen vergrendeling 1 = alleen vergrendeling herinschakelaar 2 = vergrendeling en logisch wachtsignaal 10 – De keuze van de ingang voor de vergrendeling wordt als volgt gecodeerd: 11 – De activeringsmodus voor elk van de cycli wordt als volgt gecodeerd:

0 = activering bij vertraagde werking 1 = activering bij ogenblikkelijke werking Nota: de instelling ‘in dienst’ of ‘buiten dienst’ van de herinschakelaar en van elk van de cycli wordt als volgt gecodeerd: 0 = buiten dienst 1 = in dienst

Page 60: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Toegang tot de instellingen vanop afstand (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

59

Instellingen van de maximumfasestroombeveiliging

Functienummer: 01xx Exemplaar 1: xx = 01 Exemplaar 2: xx = 02

Instelling gegevens formaat/eenheid

1 set A – IN of BUITEN dienst 1

2 set A – uitschakelcurve 2

3 set A – drempelstroom 0,1 A

4 set A – uitschakelvertraging 10 ms

5 set A – terugvalcurve 3

6 set A – terugvaltijd 10 ms

7 reserve

8 reserve

9 set B - IN of BUITEN dienst 1

10 set B – uitschakelcurve 2

11 set B – drempelstroom 0,1 A

12 set B – uitschakelvertraging 10 ms

13 set B – terugvalcurve 3

14 set B – terugvaltijd 10 ms

15 reserve

16 reserve

Instellingen van de maximumaardstroombeveiliging

Functienummer: 02xx Exemplaar 1: xx = 01 Exemplaar 2: xx = 02

instelling gegevens formaat/eenheid

1 set A – IN of BUITEN dienst 1

2 set A – uitschakelcurve 2

3 set A – drempelstroom 0,1 A

4 set A – uitschakelvertraging 10 ms

5 set A – terugvalcurve 3

6 set A – terugvaltijd 10 ms

7 set A – blokkering bij H2 4

8 reserve

9 set B - IN of BUITEN dienst 1

10 set B – uitschakelcurve 2

11 set B – drempelstroom 0,1 A

12 set B – uitschakelvertraging 10 ms

13 set B – terugvalcurve 3

14 set B – terugvaltijd 10 ms

15 set B – blokkering bij H2 4

16 reserve

Instellingen van de maximum inverse stroombeveiliging

Functienummer: 0301

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 uitschakelcurve 5

3 drempelstroom %

4 uitschakelvertraging 10 ms

Page 61: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

60

Instellingen van de thermisch-beeldbeveiliging

Functienummer: 0401

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 inverse stroomfactor 6

3 stroomdrempel die de omschakeling van set 1 naar set 2 mogelijk maakt 0,1 A

4 verwerking van de omgevingstemperatuur 7

5 max.temperatuur van de uitrusting °C

6 sensor om de omgevingstemp te meten 8

7 set 1= IN of BUITEN dienst 1

8 set 1: verhittingsdrempel voor alarm %

9 set 1: verhittingsdrempel voor uitschakeling %

10 set 1: tijdsconstante bij verhitting minuten

11 set 1: tijdsconstante bij afkoeling minuten

12 set 1: waarde van de initiële verhitting %

13 set 2: IN of BUITEN dienst 1

14 set 2: verhittingsdrempel voor alarm %

15 set 2: verhittingsdrempel voor uitschakeling %

16 set 2: tijdsconstante bij verhitting minuten

17 set 2: tijdsconstante bij afkoeling minuten

18 set 2: waarde van de initiële verhitting %

Instellingen van de minimumfasestroombeveiliging

Functienummer: 0501

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 stroomdrempel %

3 uitschakelvertraging 10 ms

Instellingen van de rotorblokkeringsbeveiliging, beveiliging bij te lange aanloop

Functienummer: 0501

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 stroomdrempel %

3 vertraging voor te lange aanloop 10 ms

4 vertraging voor rotorblokkering 10 ms

Instellingen van de begrenzing van het aantal startbeurten

Functienummer: 0701

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 totale aantal startbeurten 1

3 aantal opeenvolgende warme startbeurten 1

4 aantal opeenvolgende koude startbeurten 1

5 vertraging tussen startbeurten 10 ms

Page 62: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Toegang tot de instellingen vanop afstand (vervolg)

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

61

Instellingen van de beveiliging ‘minimale directe spanning’

Functienummer: 08xx Exemplaar 1: xx = 01 Exemplaar 2: xx = 02

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 spanningsdrempel % vnp

3 uitschakelvertraging 10 ms

Instellingen van de beveiliging ‘minimale remanente spanning’

Functienummer: 0901

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 spanningsdrempel % Unp

3 uitschakelvertraging 10 ms

Instellingen van de beveiliging ‘minimale lijnspanning’

Functienummer: 0Axx Exemplaar 1: xx = 01 Exemplaar 2: xx = 02

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 spanningsdrempel % Unp

3 uitschakelvertraging 10 ms

Instellingen van de beveiliging ‘maximale lijnspanning’

Functienummer: 0Bxx Exemplaar 1: xx = 01 Exemplaar 2: xx = 02

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 spanningsdrempel % Unp

3 uitschakelvertraging 10 ms

Instellingen van de beveiliging ‘maximale restspanning’

Functienummer: 0Cxx Exemplaar 1: xx = 01 Exemplaar 2: xx = 02

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 spanningsdrempel % Unp

3 uitschakelvertraging 10 ms

Page 63: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

62

Instellingen van de maximumfrequentiebeveiliging

Functienummer: 0D01

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 frequentie drempel 0,1 Hz

3 uitschakelvertraging 10 ms

Instellingen van de minimumfrequentiebeveiliging

Functienummer: 0Exx Exemplaar 1: xx = 01 Exemplaar 2: xx = 02

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 frequentie drempel 0,1 Hz

3 uitschakelvertraging 10 ms

Instellingen van de temperatuurcontrolebeveiliging

Functienummer: 0Fxx Exemplaar 1: xx = 01 Exemplaar 2: xx = 02 Exemplaar 3: xx = 03 Exemplaar 4: xx = 04 Exemplaar 5: xx = 05 Exemplaar 6: xx = 06 Exemplaar 7: xx = 07 Exemplaar 8: xx = 08

instelling gegevens formaat/eenheid

1 IN of BUITEN dienst 1

2 alarmdrempel %

3 uitschakel drempel %

Instellingen van de herinschakelfunctie

Functienummer: 1101

instelling gegevens formaat/eenheid

1 herinschakelaar: IN of BUITEN dienst 1

2 herinschakelaar: vergrendeling en logisch wacht 9

3 herinschakelaar: ingang voor vergrendeling 10

4 herinschakelaar: vrijmaakvertraging 10 ms

5 herinschakelaar: vergrendelvertraging 10 ms

6 cyclus 1: IN of BUITEN dienst 1

7 cyclus 1: activeringsmodus 11

8 cyclus 1: isolatievertraging 10 ms

9 cyclus 2: IN of BUITEN dienst 1

10 cyclus 2: activeringsmodus 11

11 cyclus 2: isolatievertraging 10 ms

12 cyclus 3: IN of BUITEN dienst 1

13 cyclus 3: activeringsmodus 11

14 cyclus 3: isolatievertraging 10 ms

15 cyclus 4: IN of BUITEN dienst 1

16 cyclus 4: activeringsmodus 11

17 cyclus 4: isolatievertraging 10 ms

Page 64: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Modbus communicatie Oscilloperturbografie

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

63

Presentatie Met de oscillografiefunctie kunnen analoge en logische signalen gedurende een tijdsinterval worden geregistreerd. De Sepam serie 20 kan twee registraties in het geheugen opslaan. Elke registratie bestaat uit twee bestanden: een configurariebestand met de extensie .CFG een gegevensbestand met de extensie .DAT. De gegevens van elke registratie kunnen via de verbinding worden overgedragen. Het is mogelijk 1 of 2 registraties naar een supervisiesysteem over te dragen. De registratie kan zovaak als nodig worden overgedragen zolang ze niet door een nieuwe wordt gewist. Indien de Sepam serie 20 een registratie doorvoert terwijl de oudste registratie wordt overgedragen, wordt deze laatste veranderd. Indien een opdracht (b.v. een vraag m.b.t. een afstandslezing of een afstandsinstelling) wordt uitgevoerd tijdens de overdracht van een oscillografieregistratie, wordt deze niet verstoord.

Instellen van het uur Elke registratie kan worden gedateerd. Het instellen van het uur voor de Sepams serie 20is enkel mogelijk via het supervisiesysteem. Dit instellen van het uur gebeurt net zoals het instellen van de uur- en datumstempeling (zie Synchronisatie).

Overdracht van de registraties De overdrachtaanvraag gebeurt registratie per registratie, wat een configuratiebestand en een gegevensbestand per registratie betekent. Het supervisiesysteem verzendt de opdrachten om: de karakteristieken te kennen van de registraties opgeslagen in een identificatiezone, de inhoud van de verschillende bestanden te lezen, elke overdracht op te heffen, de identificatiezone opnieuw te lezen om te controleren of de registratie steeds in de lijst van de beschikbare registraties is opgenomen.

Lezen van de identificatiezone Rekening houdend met het volume van de over te dragen informatie moet het supervisiesysteem controleren of er info voor overdracht bestaat; daarna moet het de uitwisseling voorbereiden. Het lezen van de hierna beschreven identificatiezone gebeurt door de Jbus-functie ‘lezen van n woorden’ op het adres 2204h: 2 gedwongen reservewoorden op 0, grootte van de configuratiebestanden van de registraties gecodeerd in 1 woord grootte van de gegevensbestanden van de registraties gecodeerd in 1 woord aantal registraties gecodeerd in 1 woord datum van de registratie (de meest recente) gecodeerd in 4 woorden (zie onderstaand formaat) datum van de registratie (de oudste) gecodeerd in 4 woorden (zie onderstaand formaat) 24 reservewoorden Al deze informatiegegevens volgen elkaar op.

Inhoud van de verschillende bestanden lezen Vraagraster

De vraag wordt gelanceerd door het supervisiesysteem, door de datum van de over te dragen registratie weg te schrijven (code 16) in 4 woorden op het adres 2200h. Opgelet: wanneer een nieuwe registratie wordt aangevraagd, worden de overdrachten in uitvoering onderbroken. Dit geldt niet voor een overdrachtaanvraag m.b.t. de identificatiezone. A – 1 byte voor de jaren: van 0 tot 99 jaren Het supervisiesysteem moet controleren of het jaar 00 groter is dan 99. M – 1 byte voor de maanden: van 1 tot 12 J – 1 byte voor de dagen: van 1 tot 31 H – 1 byte voor de uren: van 0 tot 23 mn – 1 byte voor de minuten: van 0 tot 59. ms – 2 bytes voor de milliseconden: van 0 tot 59999.

Antwoordraster

Elk registratiedeel van de configuratie- en gegevensbestanden wordt gelezen door een leesraster (code 3) van 125 woorden op het adres 2300h. uitwisselnummer aantal nuttige bytes in de gegevenszone gegevenszone Het lezen moet steeds starten bij het eerste woord van de adreszone (elk ander adres leidt tot het uitzonderingsantwoord ‘incorrect adres’. De configuratie- en gegevensbestanden worden integraal gelezen in de Sepam serie 20. Ze worden aangrenzend overgedragen.

Page 65: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

64

Indien het supervisiesysteem meer uitwisselingen dan nodig vraagt, blijft het uitwisselingsnummer onveranderd en wordt het aantal nuttige bytes gedwongen ingesteld op 0. Om de overdracht van de gegevens te garanderen, dient een terugkoppelingstijd van 500 ms voorzien te worden tussen elke lezing van het adres 2300h. Het eerste overgedragen woord is een uitwisselwoord. Dit uitwisselwoord telt twee velden: de zware byte bevat het uitwisselnummer. Na een onder spanning zetten wordt dit ingesteld op nul. Bij elke geslaagde overdracht wordt dit nummer door de Sepam serie 20

met 1 verhoogd. Zodra de waarde FF

wordt bereikt, wordt het nummer automatisch gereset. de lichte byte bevat het aantal nuttige bytes in de gegevenszone. Na een onder spanning zetten wordt dit ingesteld op nul; het moet verschillend zijn van FFh.

Het uitwisselwoord kan eveneens de volgende waarden hebben:

xxyy: het aantal nuttige bytes in de gegevenszone yy moet verschillend zijn van FFh, 0000h: er werd nog geen enkel ‘leesaanvraagraster’ geformuleerd. Dit is meer bepaald het geval bij het onder spanning zetten van de Sepam serie 20. De andere woorden zijn niet belangrijk.

De woorden volgend op het uitwisselwoord vormen de gegevenszone. Omdat de configuratie- en de gegevensbestanden aangrenzend zijn, kan een raster het einde van het configuratiebestand en het begin van het gegevensbestand voor een registratie bevatten. De software van het supervisiesysteem moet de bestanden heropbouwen overeenkomstig het aantal nuttige overgedragen bytes en de grootte van de bestanden aangegeven in de identificatiezone.

Opheffen van de overdracht Om de Sepam serie 20 de goede ontvangst van een net gelezen registratieblok te melden, moet het supervisiesysteem het nummer van de laatst uitgevoerde uitwisseling in het veld ‘uitwisselnummer’ schrijven en het veld ‘aantal nuttige bytes in de gegevenszone’ van het uitwisselingswoord instellen op nul. De Sepam serie 20

vergroot het uitwisselnummer slechts wanneer nieuwe

gegevens voorhanden zijn.

Herlezen van de identificatiezone Om te controleren of de registratie tijdens de overdracht niet door een andere registratie werd gewijzigd, herleest het supervisiesysteem de inhoud van de identificatiezone en verifieert het of de datum van de registratie nog steeds aanwezig is.

Page 66: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Nota’s

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik – Indienststelling

65

Page 67: cover handleiding 20 seriesms.schneider-electric.be/Main/Sepam/instructions/Sepam_20_nl.pdf · 2 optionele I/O-modules (MES 108 of MES 114) L M connectoren module MES 108 of MES 114,

Sepam serie 20 - Installatie – Gebruik –

Indienststelling

66

Schneider Electric nv/sa

Dieweg 3 1180 Brussel Tel: 02/373 75 02 Fax: 02/373 38 50 Website: www.schneider-electric.be Omwille van de evolutie van de normen en van het materieel verbinden de karakteristieken vermeld in de teksten en weergegeven door de illustraties ons slechts na bevestiging door onze diensten. Uitgave: Schneider Electric