coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief...

45
coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs Samen taal leren in groep 1 tot en met 4 Bouwsteen interactief taalonderwijs nr. 2 Mariet Förrer, Resi Damhuis, Marieke Tomesen, Akke de Blauw, Margareth van Kleef en Marijke Kienstra maart 2000

Transcript of coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief...

Page 1: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

Samen taal leren in groep 1 tot en met 4

Bouwsteen interactief taalonderwijs nr. 2

Mariet Förrer, Resi Damhuis, Marieke Tomesen, Akke de Blauw, Margareth van Kleef en MarijkeKienstra

maart 2000

Page 2: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

2

inhoudsopgave

Vooraf 3

1. Praktijkschets 4

2. Coöperatief leren 6

3. Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 10

4. Coöperatief leren met jonge kinderen 12

5. Toepassen van coöperatief leren in de groep 15

6. Werkvormen voor jonge kinderen 23

7. Suggesties voor activiteiten in de groep 28

Perspectief 40

Literatuur 41

Bijlagen 42

Page 3: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

3

vooraf

Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs op de basisschool te verbeteren.Centrale doelstelling is de implementatie van interactief taalonderwijs in het basisonderwijs.Uitgangspunten van interactief taalonderwijs zijn: sociaal leren, betekenisvol leren en strategisch leren.Het Expertisecentrum werkt samen met scholen, schoolbegeleiders en opleiders aanontwikkelprojecten rond de onderwerpen: Mondelinge communicatie, Woordenschat, Geletterdheid,Interventie bij leerproblemen en Kinderen volgen in interactief taalonderwijs.Coöperatieve werkvormen geven veel kansen tot interactie tussen kinderen onderling. In dezebouwsteen verkennen we hoe coöperatief leren kan bijdragen aan taalontwikkeling binnen interactieftaalonderwijs.

In onze verkenning richten we ons op:. Coöperatief leren voor kinderen van 4 tot 8 jaar: welke mogelijkheden, voorwaarden en

aandachtspunten gelden voor deze leeftijdsgroep?. Coöperatief leren en taalontwikkeling in het perspectief van interactief taalonderwijs

Deze bouwsteen wil leerkrachten die bezig zijn met het invoeren van interactief taalonderwijs,attenderen op en enthousiast maken voor coöperatieve werkvormen. Leerkrachten die ermee aan deslag gaan zullen ervaren dat coöperatieve werkvormen een aanvulling kunnen zijn op hun manier vanwerken in de groep.

We beginnen de bouwsteen met een voorbeeld uit de praktijk. Vervolgens geven we in hoofdstuk 2vanuit de literatuur een overzicht van de basisprincipes die kenmerkend zijn voor coöperatief leren. Inde twee daarop volgende hoofdstukken onderzoeken we de mogelijke bijdrage aan de taal- endenkontwikkeling van kinderen van 4 tot 8 jaar. Veel aandacht blijkt er nodig te zijn voor hetontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden en het stimuleren van interactie tussen de kinderen. Inhoofdstuk 5 geven we leerkrachten praktische aandachtspunten voor de voorbereiding, begeleiding enevaluatie van coöperatieve activiteiten. We worden steeds praktischer, want in hoofdstuk 6 zetten wewerkvormen voor vier- tot achtjarigen op een rij die voldoen aan de basisprincipes van coöperatiefleren en die inzetbaar zijn binnen interactief taalonderwijs. In het laatste hoofdstuk geven we metvoorbeelden uit de praktijk van Nederlandse scholen u een beeld van hoe coöperatief leren er ook opuw school uit kan zien. We laten zien op welke manier in de praktijk van interactief taalonderwijstaaldoelstellingen gekoppeld worden aan coöperatieve werkvormen.

Deze bouwsteen over coöperatief leren met jonge kinderen is het resultaat van samenwerking tussende ontwikkelprojecten Mondelinge communicatie, Woordenschat en Geletterdheid van hetExpertisecentrum Nederlands en CPS onderwijsontwikkeling en advies. Vanuit CPS is Mariët Förrer alsimplementatiemedewerker verbonden aan het project Geletterdheid van het ExpertisecentrumNederlands. Zij heeft de grondslag gelegd voor deze bouwsteen.

Wij danken alle leerlingen en leerkrachten van de diverse projectscholen die met elkaar en met onssamenwerken aan de realisering van coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs.

Page 4: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

4

1. praktijkschets

Kunnen vier- tot achtjarige kinderen coöperatief leren? Welke mogelijkheden zijn hiervoor binnen hettaalonderwijs? En op welke moeilijkheden en welke aandachtspunten moeten leerkrachten dan alertzijn?Kinderen vinden het leuk om in de klas met elkaar iets te maken. Maar wat leren ze ervan?

De vijanden van de kikker…. ofwel met elkaar een presentatie voorbereiden

In het volgende voorbeeld laten we een groep 3 zien op een school met veel allochtoneleerlingen. De school doet mee aan het project Woordenschat van het ExpertisecentrumNederlands. Vera, de leerkracht van groep 3, laat de kinderen regelmatig in groepjes aangezamenlijke opdrachten werken. Aan het eind van de morgen volgt dan een presentatie, waarinde kinderen per groepje aan elkaar vertellen wat ze gemaakt hebben en hoe het werkstuk totstand gekomen is.

Sinds een aantal weken draaien er in de groep vele activiteiten om kikkers. We volgen eengroepje van vijf kinderen dat een collage maakt. Voorafgaand aan deze opdracht leest Vera hetprentenboek 'Valentino de kikker' voor. Het verhaal is al eerder voorgelezen. Interactiefvoorlezen in kleine groepjes in het kader van woordenschatvergroting behoort tot destandaardactiviteiten in de groep. In het verhaal is Valentino de kikker bang voor dieren die hemwillen opeten. Dat zijn zijn vijanden en het zijn er vier: de slang, de egel, de ooievaar en de rat.Na het voorlezen en een nadrukkelijke bespreking van de passage over ‘de vijanden’, krijgen devijf kinderen de opdracht om met elkaar een collage te maken van 'de vijanden van de kikker'.Ze krijgen aan materialen mee: krijtjes, zwarte ronde vellen papier en een groot vel rood kartonom de tekeningen op te plakken. Vera geeft de opdracht eerst de vijanden te tekenen en daarnade naam van het dier erbij te schrijven. Vervolgens zullen de tekeningen op het grote vel kartongeplakt moeten worden. Als alles klaar is zullen ze voor de klas een presentatie mogen verzorgenover: de vijanden van de kikker.

Page 5: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

5

Vera geeft hun letterlijk de volgende instructie mee:"Jullie moeten allemaal even goed afspreken wie wat doet. Want anders krijgen we straksallemaal slangen. […] Als je klaar bent met tekenen ga je 't opplakken. Moet je het even goedafspreken wat waar moet. Want er moeten (telt het aantal kinderen ) 1, 2, 3, 4, 5 op. Nou regelhet maar met elkaar."

Dat doen ze. We zullen zien wat er precies gebeurt en hoe dat gebeurt. De kinderen gaan zittenrond vier tegen elkaar geschoven tafeltjes. De twee meisjes naast elkaar aan één kant, de driejongens elk aan de drie overige zijden. Alle kinderen gaan onmiddellijk aan de slag. Er isnauwelijks overleg over wie welk dier zal gaan tekenen. Ieder kiest voor zichzelf. Het meisjeRaisa is de enige die wat vraagt: 'Wie gaat die ene met de prik maken?' Er komt geen antwoord.Eén van de jongens zegt tegen z’n buurman : 'Ik ga óók slang maken'. 'Nee', zegt die, 'moeteentje zijn, moet eentje zijn'. Er worden twee aan twee wel aanwijzingen aan elkaar gegeven:'Rat, doe jij rat'.Onder het tekenen blijft men elkaar wel in de gaten houden, waarbij opvalt dat de jongens vaakrivaliseren, en de meisjes meer overleggen. De taken zijn blijkbaar toch niet helemaal duidelijk.Als een van de jongens zegt: 'Ik ga rat', zegt een ander: 'Ik ga muis', waarop de eerste antwoordt:'Muizen eten geen kikkers. Ratten eten kikkers'.De beide meisjes werken ondertussen rustig door.

Vera, die ook de andere groepjes kinderen in de klas begeleidt, komt even informeren naar degang van zaken en vraagt: “Hebben jullie het afgesproken met elkaar?" Een van de jongensklaagt erover dat hij wordt nageaapt. Vera gaat hier niet op in en zegt: "Nou ik hoor het strakswel. Jullie mogen het straks vertellen, ja?"

De jongens geven elkaar aanwijzingen over het gebruik van letters, het moeten schrijfletters zijn.Ozan komt naar voren als leider. Hij is het die de tekeningen op het grote rode vel karton gaatplakken. Inmiddels is Wendy erachter gekomen dat de door haar getekende eekhoorn geenvijand van de kikker is. Vera wordt te hulp geroepen en deze reikt haar het boek aan om in op tekunnen zoeken wie de vijanden van de kikker ook al weer waren. Wendy begint meteen met eennieuwe tekening. Iedereen is geanimeerd bezig en ook de jongens hebben er zin in en beginnenaan een tweede tekening. Raisa wil niet dat Ozan ook haar tekening opplakt en heeft een eigenlijmpot gepakt van elders uit het lokaal.

Vera komt nog een keer langs en checkt de voortgang: "Hebben jullie alles opgeplakt? Is er aleen bordje bij?" (Ze bedoelt het onderschrift ‘vijanden’.)Wendy zoekt nu op eigen houtje een geschikte plek voor de strook met daarop het woord'vijanden'. De collage is af en Vera geeft aan dat het tijd is om te stoppen.

Wat we met dit voorbeeld willen laten zien is dat kinderen het leuk vinden om samen te werken, metelkaar aan een product te werken en er over te vertellen. Dit samenwerken maakt overlegnoodzakelijk. Overleg dat, zoals we zien, best enige verbetering verdient. Werk voor de leerkrachtdus.

Page 6: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

6

2. coöperatief leren

Coöperatief leren is gebruik maken van kleine groepen om het leren van kinderen te optimaliseren.Kinderen werken samen aan gezamenlijke doelen en leren met elkaar en van elkaar. Coöperatief lerenheeft steeds twee doelen: een sociaal doel en een cognitief doel. In het kader van interactieftaalonderwijs is het cognitieve doel het stimuleren van de taal- en denkontwikkeling. Het sociale doelis het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden. Daarnaast kan coöperatief leren een positiefeffect hebben op de onderlinge relaties in de groep.

Coöperatief leren wordt vanuit verschillende onderzoeksinstituten op een verschillende maniergedefinieerd. Wat de definities gemeen hebben is dat leerlingen in heterogeen samengesteldegroepjes samenwerken aan een gezamenlijke opdracht.Een heterogene samenstelling kan betrekking hebben op veel dimensies, bijvoorbeeld ontwikkelings-of prestatieniveau voor een bepaald vakgebied, sekse, culturele achtergrond, sociaal-economischeachtergrond enz. Welk criterium of welke criteria de leerkracht kiest voor een indeling van deleerlingen in groepjes, is afhankelijk van het doel van de activiteit.

Basisprincipes

Door samen te werken kunnen kinderen op verschillende manieren van elkaar leren. Soms gebeurt ditvanzelf, in spontane situaties. In aanvulling hierop heeft de leerkracht een belangrijke rol. Zij realiseertcondities waaronder het samenwerken het beste kan gebeuren. Werken in groepjes is niet per definitiehetzelfde als coöperatief leren. Samenwerken heeft alleen een positief effect op het leren van kinderenals de situatie waarin en de activiteit waaraan kinderen samenwerken bepaalde kenmerken heeft. Omte kunnen spreken van coöperatief leren moet de leerkracht een aantal basisprincipes toepassen.

De twee basisprincipes die in alle literatuur genoemd worden als cruciaal voor coöperatief leren zijn:

1. Positieve wederzijdse afhankelijkheidLeerlingen zijn van elkaar afhankelijk om de activiteit goed uit te voeren. Om het doel te bereiken issamenwerking en ieders inzet nodig. Iedereen doet actief mee en krijgt gelegenheid een inbreng tehebben. Een leerling voelt zich verantwoordelijk voor het werk van de groep. Leerlingen zijn bereidgroepsleden te helpen zodat ook zij hun bijdrage kunnen leveren en de groep als geheel de opdrachtmet succes kan uitvoeren.

2. Individuele verantwoordelijkheidIedere leerling is verantwoordelijk voor zijn eigen inzet en bijdrage aan het werk van de groep. Allegroepsleden leveren een bijdrage. Niet alle groepsleden hoeven echter hetzelfde te kunnen ophetzelfde moment.

Naast deze twee kenmerken noemen verschillende onderzoekers verschillende kenmerken. Deopsomming van Johnson, Johnson en Holubec (1994) wordt in brede kring gedeeld:

3. Directe interactieLeerlingen in een groepje moeten samen een opdracht uitvoeren. Hierbij is voortdurend sprake vaninteractie. Kinderen praten met elkaar over de inhoud van de opdracht, maar ook over de voortgangvan het werk. Ze moedigen elkaar aan en helpen elkaar. Wanneer verschillende groepjes tegelijk aanhet werk zijn, is sprake van simultane interactie. Meerdere kinderen zijn aan het woord en hebbengelegenheid actief taal te gebruiken.

Page 7: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

7

4. SamenwerkingsvaardighedenDoor coöperatief leren ontwikkelen leerlingen hun samenwerkingsvaardigheden. Om echter metsucces samen te kunnen werken in groepjes, is een basis van een aantal elementaire vaardighedennodig. Leerkrachten besteden tijd aan het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden.

5. Evaluatie van het groepsprocesBelangrijk is na een coöperatieve werkvorm met de leerlingen terug te kijken op de activiteit en na tegaan hoe deze is verlopen. Het gaat hierbij om het inhoudelijke doel maar vooral ook om het proces:Hoe hebben de leerlingen samengewerkt? Lukte het om samenwerkingsvaardigheden toe te passen?Wat ging goed en moeten we vasthouden? Wat kunnen we volgende keer nog anders doen?

Hoe komt het dat kinderen leren van samenwerken?

Er is overeenstemming over het positieve effect van coöperatief leren op het leren van kinderen. Ditblijkt uit de omvattende overzichtsstudie van Slavin (1995), waarin ook enkele Nederlandseonderzoeken zijn meegenomen. Er is nog weinig overeenstemming over hoe het komt dat coöperatiefleren positief effect heeft en onder welke condities zich deze effecten voordoen. Vanuit verschillendeinvalshoeken zijn verklaringen geformuleerd voor het effect van coöperatief leren (Slavin, 1995). Dedrie belangrijkste zijn:

1. Motivatie perspectief

Coöperatief leren heeft effect door het stellen van groepsdoelen en het belonen van de groep alsgeheel. Het is vanuit deze invalshoek bepalend hoe de opdracht aan de groep is geformuleerd.Coöperatieve opdrachten moeten zo geformuleerd zijn dat individuele groepsleden alleen succesvolkunnen zijn als de groep als geheel succes heeft. Door de groepsdoelen en de groepsbeloning zijnleerlingen voor hun eigen resultaat afhankelijk van de inzet van anderen. Dit is voor hen een motivatiehun groepsleden aan te moedigen en te helpen.Wel is duidelijk geworden dat het belonen van de groep als geheel alleen effect heeft als het resultaatvan de groep gebaseerd is op de individuele prestaties van de groepsleden afzonderlijk. Groepsledenhelpen elkaar, maar worden individueel beoordeeld. Individuele beoordeling is nodig om ervoor tezorgen dat de leden van de groep elkaar werkelijk helpen en om te voorkomen dat de meest vaardigeleerlingen het werk voor de hele groep verrichten.Individuele beloning is ook nodig om recht te doen aan verschillen tussen leerlingen. Het gaat eromdat leerlingen beoordeeld worden op hun vooruitgang ten opzichte van hun eigen eerdere prestaties.

2. Sociaal perspectief

Vanuit dit perspectief bezien wordt het effect van coöperatief leren in sterke mate bepaald door desamenhang binnen een groepje en de onderlinge beïnvloeding. Kinderen die samenwerken in eengroepje zijn ‘intrinsiek gemotiveerd’ hun groepsleden te helpen.

In deze benadering ligt een sterk accent op teambuildingsactiviteiten voorafgaand aan de coöperatieveopdrachten. Ook is er aandacht voor groepsevaluatie: tijdens en na afloop van de opdrachten gaat degroep zelf na hoe het samenwerken verlopen is. Een verbijzondering vanuit dit perspectief is hetverdelen van taken/rollen binnen de groep.

3. Cognitief perspectief

De cognitieve invalshoek benadrukt dat coöperatief leren een positief effect heeft op ontwikkeling vankinderen omdat interactie tussen leerlingen leidt tot actieve mentale processen.

Page 8: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

8

Een belangrijke aanname binnen dit perspectief is dat de interactie tussen kinderen rond geschiktetaken hun beheersing van belangrijke concepten bevordert. Piaget stelde al dat sociaal-arbitrairekennis zoals taal, waarden, regels, moraal en symboolsystemen, alleen geleerd kan worden ininteractie met anderen. Ook Vygotksy is van mening dat gezamenlijke activiteiten van kinderen hungroei stimuleert, omdat kinderen van ongeveer dezelfde leeftijd ‘handelen’ in elkaars zone van denaaste ontwikkeling. In de groep kunnen ze met elkaar net iets meer dan ze als individu zoudenkunnen. In een latere fase kunnen kinderen individueel wat ze eerst alleen samen met anderenkonden.Vanuit dit perspectief zorgt met name de interactie binnen coöperatieve opdrachten voor een positiefeffect op ontwikkeling. Leren vraagt een actieve verwerking van informatie Er moeten relaties gelegdworden tussen informatie die een kind al heeft verworven en nieuwe informatie. Kinderen leren vanelkaar als zij over inhouden praten. Hardop denkend brengen ze hun gedachten onder woorden.Onjuiste redeneringen worden door de anderen gecorrigeerd. Leerlingen die iets verder zijn fungerenals model en geven uitleg en hulp.Alle drie de perspectieven worden ondersteund door onderzoeksgegevens. Slavin (1995) geeft eenoverzicht van onderzoeksresultaten die binnen de verschillende perspectieven zijn verricht.

Kiezen of delen?

Het is niet nodig een keuze te maken tussen de drie genoemde perspectieven. Ze zijn als elkaaraanvullend te beschouwen. Vanuit elk perspectief kunnen we inzichten meenemen.Het cognitieve perspectief sluit aan bij het constructivisme dat voor het Expertisecentrum Nederlandshet theoretisch kader is voor haar activiteiten. Binnen dit perspectief gaat men er van uit dat interactieleidt tot actieve constructie van kennis en taalontwikkeling.Vanuit het motivatieperspectief is het belangrijk aandacht te besteden aan de formulering van deopdracht. Het is belangrijk dat alle kinderen in een groepje een bijdrage leveren en daarvoor wordengewaardeerd (op hun eigen niveau). Daarom worden activiteiten en opdrachten zo geformuleerd datdeze de kinderen noodzaken tot samenwerken. Op deze manier kan voorkomen worden dat een oftwee groepsleden het werk verrichten. Daarom moet duidelijk zijn wat de individuele kinderenbijgedragen hebben.

Page 9: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

9

Vanuit het sociale perspectief voegen we toe de aandacht voor de sociale relaties in het groepje en desociale vaardigheden die daarvoor nodig zijn. Een tweede belangrijk thema vanuit het socialeperspectief is de aandacht voor het groepsproces. Het is belangrijk samen met de kinderen terug tekijken op de manier waarop is samengewerkt. Door het groepsproces samen met de leerlingen teevalueren leren kinderen sociale gedragingen te benoemen en krijgen ze er beter inzicht in.

Als we de theorieën die verklaren waarom kinderen van elkaar kunnen leren heel concreet maken,kunnen we stellen dat kinderen tijdens coöperatieve activiteiten van elkaar leren wanneer ze:. naar elkaar kijken en elkaar nadoen;. luisteren naar een kind dat hardop denkend een handeling uitvoert;. aan elkaar vragen stellen;. aan elkaar iets uitleggen;. eerst samen een handeling uitvoeren en het vervolgens zelf doen;. aan een ander vertellen wat je vindt, wilt of voelt, omdat je hiervoor je eigen denken moet

ordenen en je gedachten onder woorden moet kunnen brengen;. tijdens het samenwerken directe feedback krijgen op wat je doet of zegt;. tijdens het samenwerken merken dat anderen iets anders vinden, willen of voelen dan jij en dan

nadenken over waarom je het zelf anders vindt, wilt of voelt;. elkaar corrigeren;. elkaar aanmoedigen en motiveren.

Page 10: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

10

3. coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs

Het Expertisecentrum Nederlands maakt samen met scholen werk van interactief taalonderwijs ingroep 1 tot en met 4 van het basisonderwijs. Hierbij staan de volgende uitgangspunten centraal:sociaal leren, betekenisvol leren en strategisch leren (Sijtstra, Aarnoutse & Verhoeven, 1999). Pastcoöperatief leren binnen deze uitgangspunten?

Sociaal leren

Sociaal leren heeft niet alleen betrekking op de interactie van kinderen met de leekracht, maar ook opde interactie tussen leerlingen onderling. Het is juist deze onderlinge interactie die binnen coöperatievewerkvormen alle kans krijgt zich te ontwikkelen. Coöperatief leren gaat uit van heterogeensamengestelde groepen. Binnen interactief taalonderwijs heeft heterogeniteit in de eerste plaatsbetrekking op taalontwikkeling. Meer- en minder-taalvaardige kinderen werken samen. Detaalvaardige kinderen fungeren als model voor de minder-taalvaardige kinderen. Ook de meer-taalvaardige leerlingen profiteren van de samenwerking. Uitleggen, voordoen en helpen stimuleerthun eigen taalvaardigheid.

Betekenisvol leren

Samenwerken aan een activiteit vindt plaats in een betekenisvolle context. De inhoud van de activiteitstaat centraal en sluit aan bij de beleving en interesse van de leerlingen. De inhoud en activiteiten zijnbetekenisvol voor kinderen en lokken uit tot samenwerken. Dit leidt tot actief gebruik van taal: jemoet met elkaar overleggen om de activiteit goed uit te kunnen voeren. Binnen coöperativeopdrachten kunnen verschillende taalfuncties – luisteren, spreken, lezen en schrijven – op eennatuurlijke manier en in een functionele context aan elkaar gekoppeld worden.

Strategisch leren

Samenwerken draagt bij aan het ontwikkelen van strategisch leren. Juist omdat je niet alleen werktmaar met anderen, worden leerlingen gedwongen hun aanpak, gedachtegang, ideeën,oplossingsstrategie, enzovoort onder woorden te brengen en aan de groepsleden te vertellen. Als jeaanpak-, denk- en leerstrategieën aan een ander moet vertellen, moet je het voor jezelf ook helderhebben. Samenwerken bevordert het ontwikkelen van een planmatige aanpak. Samenwerken aan eenopdracht vraagt het plannen vooraf, het verdelen van taken, het in de gaten houden van het verloopen het nabespreken ervan. Kinderen kunnen elkaar helpen denkstrategieën beter toe te passen.Bijvoorbeeld als een kind hardop denkend iets voordoet en de anderen hierop reageren en het ooknadoen. Leerlingen kunnen het toepassen van strategieën een voorbeeldfunctie hebben naar andereleerlingen.

We zien dat coöperatief leren past binnen de uitgangspunten van interactief taalonderwijs. Via dezeuitgangspunten wil interactief taalonderwijs de taal- en denkontwikkeling van kinderen stimuleren.Wat kan de bijdrage zijn van coöperatief leren aan de taal- en denkontwikkeling?

Taal- en denkontwikkeling

Wanneer kinderen met elkaar samenwerken wordt de taal/denkontwikkeling op verschillendemanieren (niveaus) gestimuleerd:. de activiteit heeft een inhoudelijk taaldoel; kinderen zijn bezig met talige activiteiten;. kinderen praten met elkaar en oefenen en vergroten al doende hun spreek- en luistervaardigheid;. kinderen oefenen denkstrategieën

Page 11: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

11

Inhoudelijk taaldoel

De leerkracht heeft een bepaald taaldoel geformuleerd en wil dit bereiken door kinderen met elkaarsamen te laten werken. Samenwerkingsactiviteiten worden door de leerkracth in een betekenisvolletaalactiviteit ingebed. Het samenwerken draagt bij aan het bereiken van het taaldoel in die situatie.

Oefenen van spreek- en luistervaardigheid

Kinderen die samen aan een activiteit werken zijn voortdurend met elkaar in gesprek. Hierdoor krijgenze gelegenheid hun mondelinge taalvaardigheid te oefenen en uit te breiden. Het gaat dan omvaardigheden zoals:. naar elkaar luisteren. elkaar vragen stellen. ingaan of reageren op wat een ander zegt. duidelijk formuleren. een gespreksonderwerp vasthouden. informatie geven die er op dat moment toe doetDoor samen te werken doen kinderen ervaring op in het communiceren met elkaar in een natuurlijke,functionele situatie. Kinderen die hierin al vaardiger zijn, kunnen een voorbeeld zijn voor anderen.

Oefenen van denkstrategieën

Door samenwerking en interactie met leeftijdgenoten oefenen kinderen cognitieve strategieën. Metelkaar een activiteit uitvoeren betekent dat je van te voren moet bedenken hoe je dat kunt gaan doen.Kinderen leren hun eigen kennis en aanpak duidelijk te maken aan hun groepsgenoten. Ze ervaren datandere kinderen andere dingen weten die misschien in tegenspraak zijn met wat ze zelf weten. Danmoeten ze gaan onderzoeken wat waar is en zo nodig hun eigen kennis aanpassen. Kinderen ervarendat er misverstanden kunnen ontstaan en hoe je daarmee om moet gaan. Ze leren dat er een verschilis tussen subjectieve en objectieve kennis.

Voorwaarde voor het leren van elkaar is dat er werkelijk veel interactie tussen leerlingen plaatsvindt.Het gaat er om dat leerlingen willen en kunnen samenwerken. Met name voor jonge kinderen is diteen belangrijk aandachtspunt. Binnen coöperatief leren ligt voor jonge kinderen een belangrijk accentop het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden.

Page 12: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

12

4. coöperatief leren met jonge kinderen

Binnen coöperatief leren ligt in de onderbouw een sterk accent op het opbouwen van debetrokkenheid van kinderen op elkaar en het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden. Om tekunnen leren van elkaar, moet je goed kunnen samenwerken. Samenwerken heeft te maken metwillen en kunnen. Met jonge kinderen wordt veel aandacht besteed aan het willen samenwerken ende betrokkenheid op elkaar. Vanuit het perspectief van interactief taalonderwijs moet dezebetrokkenheid op elkaar ook leiden tot veel interactie tussen leerlingen.

Jonge kinderen hebben ervaring met samenwerkingsrelaties met ouders of verzorgers. In de ouder-kind interactie kan de ouder verschillende rollen op zich nemen. De ouder neemt initiatief, maarondersteunt en helpt ook als het kind zelf initiatieven neemt. In deze samenwerking is het jonge kindnog sterk op zichzelf gericht. Jonge kinderen die starten op de basisschool, hebben minder ervaringmet samenwerkingsrelaties met andere kinderen.In de eerste jaren van het basisonderwijs is een belangrijk doel het verbreden van het ‘ik-perspectief’ inde richting van het ‘wij-perspectief’. Geleidelijk aan leren kinderen rekening te houden met anderekinderen in de groep en zich in het standpunt van een ander te verplaatsen. Leerkrachten bestedendaarom bijvoorbeeld veel aandacht aan het delen van materiaal, het ‘om de beurt’-principe en hettonen van belangstellend en zorgzaam gedrag naar anderen toe. Door kinderen in situaties te brengendie uitlokken tot samenwerken en interactie willen we het gericht-zijn op en rekening houden metandere kinderen stimuleren. Coöperatieve werkvormen zijn hier geschikt voor.

Het leren samenwerken start voor jonge kinderen vanuit handelen en ervaren. Spelenderwijs ervarenkinderen dat je met elkaar iets kunt maken of doen en dat het dan belangrijk is dat alle kinderen eenbijdrage leveren. Bijvoorbeeld samen een tafel versjouwen, samen bouwen, samen opdrachtenuitvoeren in de speel/gymzaal. Hier kan aan den lijve ondervonden worden wat er gebeurt als iemandniet meedoet: de tafel valt, enz. Belangrijk is dat kinderen ervaren dat je door iets samen te doen vaakmeer kunt bereiken dan door iets alleen te doen. Achteraf bespreekt de leerkracht met de leerlingenna wat er gebeurd is en maakt het verbaal. Als samenwerkingsactiviteiten regelmatig plaatsvinden enmet de kinderen besproken worden, stimuleert dit het gevoel voor gezamenlijkheid en samenwerkenen leren de kinderen de woorden die daarbij horen.

In samenwerkingsactiviteiten van jonge kinderen binnen interactief taalonderwijs is er veel aandachtvoor het ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden en het uitlokken en stimuleren van interactietussen kinderen. Dit vindt zoveel mogelijk plaats in situaties die voor de kinderen betekenisvol enmotiverend zijn. Voor de kinderen staat de inhoud van een activiteit centraal. Kinderen gaan samenwerken aan een betekenisvolle taak. Binnen dat kader is het oefenen en toepassen van socialevaardigheden functioneel. Binnen interactief taalonderwijs kiezen we ervoor de inhoud van eenactiviteit centraal te stellen en daarin het aanleren en oefenen van sociale vaardigheden ‘in te weven’.Dat sluit niet uit dat in sommige situaties (met sommige taken en sommige kinderen) het misschienwenselijk zal zijn sociale vaardigheden apart te oefenen.

Samenwerkingsvaardigheden

Door samen te werken ontwikkelen kinderen samenwerkingsvaardigheden. Het is echter wel zo datkinderen over een paar basisvaardigheden moeten beschikken om met succes en plezier in een tweetalof groepje samen te kunnen werken. De leerkracht observeert de kinderen in de groep en gaat na inhoeverre kinderen over de nodige vaardigheden beschikken om samen te kunnen werken. Kinderendie nog weinig vaardigheden beheersen kunnen ook meedoen. Zij kunnen samenwerken met een kinddat al wat vaardiger is en model kan zijn. Ook zal de leerkracht bij deze kinderen wat vaker langslopen, vragen stellen over het samenwerken of even meewerken en zelf ook de vaardigheden latenzien. De periode waarin kinderen samenwerken zijn voor beginnende samenwerkers nog kort.Geleidelijk aan, door regelmatig samen te werken ontwikkelen samenwerkingsvaardigheden zich

Page 13: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

13

verder en vindt een verdieping en een verbreding plaats. Hieronder volgt een overzicht vansamenwerkingsvaardigheden die we voor jonge kinderen belangrijk vinden. Achter de meest basalevaardigheden zetten we een *:

Samenwerken is gebaseerd op een prettige omgang met elkaar:. kinderen gebruiken elkaars naam als ze elkaar aanspreken *. kinderen kijken elkaar aan als ze met elkaar praten *. kinderen reageren vriendelijk op elkaar *. kinderen geven elkaar gelegenheid mee te doen *

Samenwerken vraagt eigen initiatief:. kinderen durven een inbreng te hebben *. kinderen praten zo hard dat anderen ze kunnen verstaan *. kinderen werken mee aan de groepsactiviteit *

Samenwerken vraagt gericht-zijn op anderen:. kinderen laten elkaar uitpraten *. kinderen accepteren de inbreng/bijdrage van een ander *. kinderen moedigen elkaar aan. kinderen geven elkaar een complimentje

Samenwerken vraagt luister- en spreekvaardigheid:. kinderen kunnen hun eigen bedoeling onder woorden brengen. kinderen kunnen naar elkaar luisteren (kijken, luisteren, handen rustig) *. kinderen kunnen herhalen (of samenvatten) wat een ander zegt. kinderen reageren op wat een ander zegt. kinderen stellen elkaar vragen

Page 14: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

14

Samenwerken houdt in dat je je aan afspraken houdt:. kinderen blijven bij hun groepje *. kinderen werken en praten rustig, storen de andere groepen niet *. kinderen delen materiaal met elkaar. kinderen praten om de beurt. kinderen werken door tot de activiteit klaar is

Samenwerken betekent elkaar helpen:. kinderen vragen hulp als het nodig is. kinderen bieden hulp aan. kinderen kunnen elkaar helpen

Ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden

Leerkrachten die werken met jonge kinderen zijn voortdurend bezig met het ontwikkelen vansamenwerkingsvaardigheden. Het alert zijn op ‘hoe gaan we in de groep met elkaar om’ is bij demeeste leerkrachten vanzelfsprekend aanwezig. Bij het ontwikkelen van desamenwerkingsvaardigheden van jonge kinderen volgt de leerkracht twee lijnen:. De leerkracht neemt gericht initiatief om aandacht te besteden aan een

samenwerkingsvaardigheid. Ze integreert dit in een inhoud die aan de orde is.. De leerkracht speelt in op de situaties die zich in de groep voordoen, verwoordt wat er gebeurt en

reflecteert erop met de kinderen.

Ontwikkelen van samenwerkingsvaardigheden kan op verschillende manieren gebeuren.1. De leerkracht laat zien hoe de vaardigheid eruit ziet (demonstratie, modeling).2. Leerkracht en leerlingen bespreken welke woorden en welke handelingen/ gedrag passen bij een

vaardigheid.3. Leerlingen demonstreren de vaardigheid aan elkaar (bijvoorbeeld in een rollenspel) en krijgen

daarop een constructieve reactie.4. Leerlingen oefenen de vaardigheid zelf in een samenwerkingsactiviteit. Achteraf praten we erover

na of het is gelukt.5. Leerlingen passen de vaardigheid uit zichzelf toe in verschillende situaties.

In de opsomming van deze activiteiten zit een opbouw, van een sturende rol van de leerkracht naareen zelfstandige uitvoering door de leerlingen. Een dergelijke opbouw is echter een hulpmiddel. Langniet altijd zal het precies zo gaan. Niet alle stappen komen in een activiteit aan de orde. Ook is het nietvoldoende om alle stappen slechts een keer te doorlopen. Samenwerkingsvaardigheden moeteninslijpen. Hiervoor is veel herhaling nodig. De rol van de leerkracht als model blijft altijd belangrijk, ookals de leerlingen een vaardigheid al zelfstandig toepassen.

Naar elkaar luisteren

Ziet er uit als:

Kijken naar degene die praatDichtbij elkaar zittenAf en toe knikken om te latenzien dat je luistert

Klinkt als:

MmmJaWat zeg je?Wat bedoel je?

voorbeeld van een T-kaart

Page 15: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

15

5. toepassen van coöperatief leren in de groep

Coöperatief leren zien we als een waardevolle aanvulling op wat er in de groep gebeurt. Leerkrachtenwerken vanuit een visie op de ontwikkeling van kinderen en vanuit een een visie op taalontwikkelingdie daarbij past. De dag heeft een bepaald ritme waarin verschillende manier van werken elkaarafwisselen: activiteiten in de grote groep, in kleine groepjes en door kinderen individueel. Afhankelijkvan het onderwerp dat aan de orde is en de doelen die de leerkracht wil bereiken, bepaalt deleerkracht welke manier van werken het beste past. Een van die manieren kan zijn het toepassen vancoöperatief leren aan de hand van coöperatieve werkvormen. Deze werkvormen zijn geschikt om deinteractie tussen kinderen te stimuleren. De leerkracht is zich er hierbij van bewust dat er een verschil istussen het leren van elkaar door kinderen onderling en het leren van de leerkracht..

Kinderen de gelegenheid bieden met en van elkaar te leren vraagt vaardigheden van de leerkracht. Deleerkracht moet in de groep de vijf genoemde basisprincipes concreet handen en voeten geven.Daarnaast plaatsen we coöperatief leren in dit katern binnen interactief taalonderwijs. Dit betekent dathet naast het toepassen van de basisprincipes ook belangrijk is coöperatieve talige activiteiten in tebedden in voor de leerlingen betekenisvolle contexten.Het toepassen van coöperatieve werkvormen heeft consequenties voor de rol die de leerkracht vervult.De leerkracht zorgt voor de structuur waarbinnen de leerlingen coöperatief kunnen leren.Coöperatieve activiteiten worden zorgvuldig voorbereid. Als kinderen met elkaar aan het werk zijnheeft de leraar een voorwaardescheppende en begeleidende rol. Belangrijk is na afloop de activiteitenmet elkaar, onder leiding van de leerkracht, af te sluiten en te reflecteren op het verloop van desamenwerking.

De leerkracht die concreet met coöperatief leren in de groep aan de slag wil gaan zal op een aantalaspecten wellicht haar gebruikelijk werkwijze aanpassen. We geven in deze paragraaf praktischeaandachtspunten voor de voorbereiding, begeleiding en evaluatie van coöperatieve activiteiten.Daarnaast geven we handreikingen voor het invoeren van tweetalgesprekken in de groep.Tweetalgesprekken kunnen ingezet worden als een eerste vorm van samenwerken waarin leerlingensociale basisvaardigheden en taalvaardigheden die daarbij horen, kunnen verwerven. Geleidelijkkunnen tweetalgesprekken op allerlei manieren uitgebouwd worden tot vollediger vormen vancoöperatief leren.

Voorbereiding van coöperatieve activiteiten

Als de leerkracht rondom een inhoud samenwerkingsactiviteiten wil gaan uitvoeren vraagt dit eenzorgvuldige voorbereiding. De leerkracht bereidt zich voor aan de hand van de volgende vragen:

1. Hoe kan ik in het onderwerp dat aan de orde is in samenwerkingsactiviteiten inpassen?

In het werken met jonge kinderen zal in de praktijk de inhoud vaak een gegeven zijn, het is het themawaar de groep op dat moment mee bezig is. Dit kan zowel een thema zijn dat door de kinderen zelf isaangedragen, als een thema dat gekozen is door de leerkracht. Binnen dat thema zoekt de leerkrachtnaar situaties en activiteiten die de leerlingen gelegenheid bieden tot samenwerken. Door deopdracht/activiteit zorgvuldig te structureren, lokt de leerkracht taalontwikkeling en ontwikkeling vansamenwerkingsvaardigheden uit.

2. Welke doelen formuleer ik voor de samenwerkingsactiviteit?

De leerkracht brengt onder woorden wat zij beoogt dat de kinderen van de activiteit leren. Bijcoöperatieve activiteiten zijn er steeds twee doelen: er is een taaldoel en er is een samenwerkingsdoel.

Page 16: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

16

Beide doelen komen aan de orde in het kader van een inhoud die voor de kinderen betekenisvol enauthentiek is.De inhoudelijke component en de sociale component van een activiteit zijn van elkaar afhankelijk enbeïnvloeden elkaar. Samenwerking en interactie zijn nodig om tot taalontwikkeling te komen. Eenonderwerp is nodig om de samenwerking inhoud en richting te geven. Je werkt niet ‘zomaar’ samen,er is iets om met elkaar aan te werken. Een goede samenwerking heeft een positief effect op hetbereiken van het taaldoel. Evenzogoed heeft een uitdagende inhoud een stimulerend effect op demanier waarop wordt samengewerkt.

3. Wat gaan de leerlingen doen?

Het formuleren van de opdracht of het bedenken van een activiteit vraagt veel aandacht, omdat hierinzo veel mogelijk de basisprincipes gerealiseerd moeten worden:. Directe interactie: Hoe lok ik interactie uit?. Wederzijdse afhankelijkheid: Hoe lok ik samenwerking en elkaar helpen uit?. Individuele verantwoordelijkheid: Hoe zorg ik ervoor dat ieder kind een bijdrage levert?. Sociale vaardigheden: Welke samenwerkingsvaardigheid wil ik in het bijzonder uitlokken?. Reflectie op het groepsproces: Hoe kijk ik met de kinderen terug op de activiteit?

Het is niet realistisch te veronderstellen dat je in elke activiteit alle basisprincipes optimaal aan bodkunt laten komen. Per activiteiten zullen er accentverschillen zijn.

Globaal kunnen we drie soorten opdrachten onderscheiden:. Doe-opdrachten. Praat-opdrachten. Oefen-opdrachten

Bij jonge kinderen is het handelen heel belangrijk. Voor hen zullen veelal doe-opdrachten de eerstekeuze zijn. Binnen een activiteit waarbij kinderen samen ‘iets maken’ of ‘iets doen’ proberen weinteractie uit te lokken.Als de taalontwikkeling van kinderen al iets verder is, zijn ook praat-opdrachten een mogelijkheid.Bijvoorbeeld:. uitwisselen van ervaringen, meningen of gevoelens naar aanleiding van ervaringen. inventariseren. alternatieven bedenken. vind je van wel of vind je van niet? En waarom?. praten over iets dat niet helemaal duidelijk isBij de oefenopdrachten helpen kinderen elkaar met het oefenen van bepaalde vaardigheden.Bijvoorbeeld bij woordenschatontwikkeling is oefenen door herhaald opschrijven belangrijk voor hetinslijpen van nieuwe woorden. Kinderen kunnen elkaar hierbij helpen.

Bij het formuleren van een opdracht is het belangrijk een inschatting te maken van de hoeveelheid tijddie kinderen voor de opdracht nodig hebben. Kinderen die nog niet veel ervaringen hebben met hetsamenwerken, hebben in het begin genoeg aan opdrachten die maar kort duren.

Ook is het bij het formuleren van de opdracht nodig te beslissen of de kinderen werken aan eengezamenlijk produkt of aan een individueel produkt. Als we kiezen voor een gemeenschappelijkprodukt willen we er wel voor zorgen dat alle groepsleden een bijdrage leveren en dat hun bijdrageook herkenbaar is. Als we kiezen voor een individueel produkt moet in de opdracht duidelijkgeformuleerd zijn hoe kinderen toch met elkaar samenwerken en elkaar helpen.Hiermee hangt samen de vraag welk materiaal nodig is en in welke mate de kinderen samen moetendoen met het materiaal.

Page 17: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

17

Vooral in de Verenigde Staten is een groot aantal werkvormen bedacht die ook zijn uitgeprobeerd inde praktijk. In hoofdstuk 6 beschrijven we een aantal van deze werkvormen die ook met jongekinderen toegepast kunnen worden. Ze zijn bedoeld om ideeën op te doen.

Als kinderen enige ervaring hebben opgedaan met het samenwerken, is het mogelijk binnen degroepjes te experimenteren met het vervullen van verschillende rollen. Bijvoorbeeld de rol van degroepsleider of de rol van de ‘materialenbaas’. Rollen kunnen er aan bijdragen dat de taken binneneen groepje duidelijk zijn en geven kinderen de gelegenheid te oefenen met het vervullen vanverschillende functies in een groepje.

4. Welke kinderen gaan samenwerken?

Bij het samenstellen van groepjes is de eerste vraag hoe groot de leerkracht de groepjes wil maken.Hoe meer leerlingen in een groepje, hoe ingewikkelder de communicatie wordt. Voor kinderen die nogniet veel ervaringen hebben met samenwerken, is het aan te raden te beginnen met het werken intweetallen. Geleidelijk aan kunnen de groepjes groter worden: drie of vier kinderen. Met drie of vierkinderen in een groep is er voldoende inbreng zonder dat de interactie te ingewikkeld wordt. Ingrotere groepen wordt de kans dat een leerling niet meedoet groter.

Uitgangspunt voor coöperatief leren is een heterogene samenstelling van de groepjes. We willenbereiken dat de taalontwikkeling en de samenwerkingsvaardigheden van leerlingen wordenbevorderd. Daarom ligt het voor de hand kinderen met verschillende taalontwikkeling en eenverschillend niveau van sociale vaardigheid met elkaar samen te laten werken. We moeten hierbij inhet oog houden dat er grenzen zijn aan de heterogeniteit. Als de verschillen in een groepje te grootzijn is dit frustrerend voor zowel de zwakkere als de betere leerlingen.

Uitgangspunt voor het samenwerken is dat de de groepsleden met elkaar willen samenwerken en tenminste redelijk met elkaar overweg kunnen. Bij het indelen van de groepjes is het dan ook belangrijkrekening te houden met de sociale relaties in de klas. We werken er wel aan dat leerlingen niet alleenwillen en kunnen samenwerken met vriendjes en vriendinnetjes, maar ook met andere kinderen.

Vaak is het bij het indelen van groepjes ook wenselijk rekening te houden met bepaalde kenmerkenvan kinderen. Het werkt bijvoorbeeld niet goed om drie kinderen die zich moeilijk langer op een

Page 18: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

18

opdracht kunnen concentreren met elkaar samen te laten werken. Juist voor deze kinderen zoeken wegroepsgenoten die model kunnen zijn .

Bij het samenstellen van de groepjes wordt dus rekening gehouden met verschillende criteria. Daaromkan de leerkracht het beste de groepjes zelf samenstellen. Dit betekent niet dat leerlingen ook niet opbasis van eigen keuze met elkaar kunnen samenwerken. Vooral in groep 1 en 2 werken en spelenkinderen vaak al vanzelfsprekend in wisselende groepjes.

Kinderen die samenwerken hebben vaak tijd nodig om aan elkaar te wennen en op elkaar ingespeeldte raken. Daarom is het goed ze hiertoe tijd en gelegenheid te geven en de samenstelling van degroepjes niet te snel weer te veranderen. Een belangrijk aspect van het leren samenwerken is hetoplossen van ‘problemen’ die zich tijdens het samenwerken voordoen. Kinderen moeten dit ook leren.Richtlijn is dat de kinderen eerst proberen problemen met elkaar op te lossen en pas in tweedeinstantie de leerkracht te hulp roepen. De leerkracht is terughoudend met het ingrijpen in desamenstelling van het groepje.

5. Hoe leg ik de opdracht aan de kinderen uit?

Niet alleen is belangrijk dat de leerkracht de opdracht voor zichzelf helder heeft, ook de formuleringvan de opdracht naar de kinderen toe is belangrijk. De leerkracht maakt duidelijk dat het niet alleengaat om de inhoud, maar dat het ook gaat om het samenwerken. De leerlingen moeten weten welkgedrag van hen verwacht wordt. Dit heeft ook te maken met de routines en de afspraken die in degroep gemaakt zijn rondom het samenwerken.

Het is vaak nodig deze nog even met de kinderen aan de orde te stellen voordat ze aan het werkgaan.Er zijn afspraken over:. Zachtjes overleggen, anderen niet storen. Bij je groep blijven. Materiaal pakken en terugleggen. Hulp vragen van de leerkracht. Wat doen als het groepje klaar is

Deze regels kunnen worden weergegeven in pictogrammen en opgehangen worden in de klas.Pictogrammen zijn element van een geletterde leeromgeving. Ze herinneren de leerlingen aan deafspraken en maken het gemakkelijk er tijdens het werk nog eens naar te verwijzen.

Begeleiden van het samenwerken

Als leerlingen gaan samenwerken zorgt de leerkracht voor een duidelijke start. De kinderen weten metwie ze gaan samenwerken, wat ze moeten doen, welke spullen ze nodig hebben en waar ze diekunnen vinden. Het is belangrijk vooraf te checken of de leerlingen de opdracht goed begrepenhebben.Als het nodig is tafels te verplaatsen is het belangrijk dat dit vlot verloopt. De leerkracht bedenkt vante voren hoe het gemakkelijkst groepjes gemaakt kunnen worden. Het is handig steeds dezelfdeopstelling te maken en dit met de leerlingen te oefenen, zodat het plaatsen van de tafels in groepjeseen routine wordt die niet veel tijd kost.

Een belangrijke afspraak is het stiltesignaal. Als kinderen met elkaar samenwerken is hun aandachtgericht op wat er in hun groepje gebeurt en niet op de leerkracht. Als de leerkracht de aandacht weercentraal wil hebben is het belangrijk dat dit snel gebeurt. Een leerkracht zal voor zichzelf een signaalhanteren om de aandacht te vragen, bijvoorbeeld door het opsteken van haar hand, de vinger op demond leggen, het laten horen van een instrumentje of het zingen van een liedje, eventueel ook metgebaren. Leerlingen waarschuwen elkaar als ze het stiltesignaal horen of zien. Wanneer het stilte

Page 19: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

19

signaal een gebaar is, werkt het goed wanneer de kinderen het gebaar overnemen. Dit dwingt hen testoppen waarmee ze bezig zijn. Ook dit wordt een routine waardoor de wachttijd minimaal is.

Als de leerlingen aan het werk zijn, is de leerkracht in de gelegenheid kinderen te observeren. Deleerkracht stelt zich terughoudend op. Belangrijk is dat de leerlingen vragen en problemen eerst in hungroepje oplossen en niet direct hulp vragen aan de leerkracht. Pas als ze er met elkaar echt nietuitkomen roepen ze de leerkracht te hulp. Als de leerkracht ziet dat de leerlingen goed samenwerken,geeft zij positieve feedback aan een groepje. Ze brengt heel concreet onder woorden wat ze ziet enwaardeert dit. ‘Ik zie dat Tim heel goed luistert naar wat Bas zegt: hij kijkt hem ook aan, goed zo!’ Alsde samenwerking in een groepje niet goed verloopt geeft de leerkracht aanwijzingen specifiek aan datgroepje zonder het werk van de anderen stil te leggen.

Als de leerlingen zelfstandig in groepjes bezig zijn heeft de leerkracht gelegenheid gericht aandacht tebesteden aan een groepje. De begeleiding van de leerkracht richt zich dan zowel op het taaldoel als ophet stimuleren van samenwerkingsvaardigheden.

Als de leerkracht ziet dat een groepje klaar is met de activiteit, zorgt ze ervoor dat ze nog eenaanvullende opdracht achter de hand heeft, waamee het groepje nog verder kan tot de anderegroepjes ook klaar zijn.

Evaluatie en reflectie

Net zo belangrijk als een gezamenlijke start is het met elkaar afsluiten van de activiteit. Na hetuiteengaan in groepjes komt de grote groep bij elkaar.Er is dan aandacht voor de opdracht die de leerlingen uitgevoerd hebben. Kinderen kunnen er ietsover vertellen en iets aan elkaar laten zien.Ook wordt aandacht besteed aan de manier waarop kinderen hebben samengewerkt: Lukte het omsamen te doen met het materiaal? Bleef de groep bij elkaar? Heeft iedereen meegedaan? Wat ging ergoed en waar moeten we de volgende keer nog extra aan denken? Door samen met de leerlingenhierover te praten worden nogmaals de samenwerkingsvaardigheden onder de aandacht gebracht. Deleerkracht kan terugkomen op wat haar tijdens de observatie van de groepjes is opgevallen.Leerlingen spelen een belangrijke rol in het evalueren van coöperatief leren. De evaluatie is interactief.

De fase van gezamenlijke evaluatie hoeft niet lang te duren. Niet iedereen hoeft aan het woord tekomen. Het is wel heel belangrijk dat deze afsluiting er niet bij inschiet en dat we op een rustigemanier met elkaar kunnen afsluiten. Dit vraagt van de leerkracht een goede bewaking van de tijd.

Handreikingen voor het invoeren van tweetalgesprekken in de groep1

Leerlingen kunnen niet zomaar vanzelf samenwerken in een groepje. Dat moeten ze leren. Eengeschikte stap op weg daarnaartoe is het leren voeren van tweetalgesprekjes: de klas splitst zich op intweetallen; ieder tweetal voert een gesprekje, zonder zo luid te worden dat ze andere tweetallenstoren. De gelegenheid per kind om actief te luisteren en te spreken neemt op deze manier enorm toeten opzichte van het klassikale leergesprek. De sociale vaardigheden en de mondelingetaalvaardigheden die leerlingen in tweetalgesprekken leren, kunnen ze in werkvormen van coöperatiefleren goed toepassen.

1 Dit is een werkdocument uit het project Mondelinge communicatie, prototype 3 ‘Gesprekken om teleren’.

Page 20: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

20

Actief spreken èn luisteren

In de tweetalgesprekjes willen we uiteindelijk niet alleen het actief spreken bevorderen, maar ook hetactief luisteren, dat wil zeggen echt luisteren naar de ander en ingaan op wat die ander zegt, zodat ersprake is van een echt gesprek. Daarom maken we het tweetalgesprek interactief: het moetnoodzakelijk worden dat de leerlingen op elkaar gaan reageren, zodat er een echt gesprek ontstaat.Hiermee ontwikkelen leerlingen zich van het ik-perspectief naar het wij-perspectief: naar meer opelkaar betrokken zijn (zie hoofdstuk 4).

Reageren op elkaar: een echt gesprek

In een echt gesprek reageren deelnemers op elkaar. Dat willen we de leerlingen ook leren. Daarbijkunnen diverse soorten reacties aan de orde komen. We zetten er hier een paar op een rij:. Snap je wat de ander zegt?

. Nee? Dan vraag je wat je niet snapt: Hoe ging dat dan? Wat deed je nou precies?. Wil je meer weten over wat de ander vertelt?

. Ja? Dan vraag je daarnaar: En hoe ging dat toen? Maar daarna, wat gebeurde er daarna?Maar wat deed x toen? Waarom deed je dat?

. Wat vind jijzelf van wat de ander zegt?. Je vertelt aan de ander wat jijzelf vindt van wat die ander vertelt. Vind je het leuk of

spannend? Of gek? De ander kan dan vervolgens vragen waarom je dat vindt, en zelf weerdaarop reageren. Zo krijg je een echte uitwisseling.

. Heb je zelf ook weleens iets meegemaakt zoals de ander vertelt?. Je vertelt aan de ander iets van jezelf dat lijkt op wat de ander heeft verteld. Dat kan voor de

ander weer aanleiding zijn om uitleg te vragen, om meer te weten te komen of om tezeggen wat hij daarvan vindt.

Hoe leren we leerlingen interactieve tweetalgesprekken te voeren?

Reacties zoals die hiervoor opgesomd zijn, geven kinderen misschien niet uit zichzelf. De leerkrachtkan de kinderen geleidelijk aan leren hoe ze zo'n interactief tweetalgesprek kunnen voeren.

Opbouw:. interactief tweetalgesprek met minuutregeling:

. minuut 1: leerling A vertelt,

. minuut 2: leerling B reageert daarop

. minuut 3: leerling B vertelt,

. minuut 4: leerling A reageert daarop.. interactief tweetalgesprek zonder minuutregeling:

Het is nu vrij wie wanneer vertelt en wie wanneer reageert. Het is belangrijk om in het begin enook later nog geregeld na te bespreken of deelnemers tevreden zijn over het verloop: zo kunnenleerlingen aangeven of zij voldoende aan bod kwamen met vertellen en voldoende kondenreageren.

Een eerste manier om het interactieve tweetalgesprek aan te leren, is door het voor te doen: deleerkracht doet een interactief tweetalgesprek voor met een vaardige leerling. Daarna gaan alleleerlingen zo'n gesprek oefenen. Na de oefening kan de leerkracht nabespreken hoe het is gegaan.Hier kan een opbouw gevolgd worden in de tijd: steeds één soort reactie centraal stellen en oefenen.In de loop van enige tijd kunnen zo alle soorten reacties aan de orde gesteld worden. De volgordewaarin de reacties hierboven beschreven staan, is meteen een ordening naar oplopende moeilijkheid.De leerkracht kan ze eventueel op flap of poster zetten: steeds één erbij schrijven. Uiteindelijk is er dande complete poster, die in de klas kan hangen als geheugensteun voor de leerlingen. Per soort reactiezou de leerkracht ook een T-kaart kunnen maken (zie hoofdstuk 4).

Page 21: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

21

Doorvragen als je niet snapt wat de ander vertelt

Ziet er uit als:

Degene die vertelt aankijken.Vragend gezicht trekken naardegene die vertelt.

Klinkt als:

Hè?Hoe kan dat nou?Hoe ging dat dan?Wat deed je nou precies?Wat bedoel je daarmee?

voorbeeld van een T-kaart bij doorvragen

Een andere manier om leerlingen te leren tweetalgesprekken te voeren, is door te starten vanuit dekinderen. De leerkracht instrueert de leerlingen dat ze nu op een andere manier tweetalgesprekjesgaan voeren, namelijk 'uitgebreide' tweetalgesprekken, en legt uit, dat de gesprekken er als volgt uitgaan zien:. eerst krijgt de eerste leerling een minuut om te vertellen.. dan krijgt de tweede leerling een minuut om erover te vragen en antwoorden te krijgen van de

eerste leerling. Daarbij geeft de leerkracht nog geen uitvoerige uitleg over soorten vragen ofreacties, dat laat ze aan de kinderen over. Ze noemt eventueel wel een paar voorbeelden:"Bijvoorbeeld als je iets niet snapt, of als je meer wilt weten."

. de derde minuut is voor leerling 2 om te vertellen.

. de vierde minuut is voor leerling 1 om daarover te vragen en antwoorden te krijgen van detweede leerling.

De leerkracht en de kinderen bespreken dan na hoe de gesprekken zijn verlopen. Sameninventariseren ze wat voor vragen leerlingen aan elkaar gesteld hebben en maken zo een lijst vandingen die je aan elkaar kunt vragen, op flap, poster of T-kaart. De lijst kan als geheugensteungebruikt worden voor de leerlingen. Hij kan ook uitgebreid worden al naar gelang de inbreng van deleerlingen.

Belang van samen praten

Het moet duidelijk worden voor de kinderen dat samen praten ook tot méér leidt, dan wanneer zealleen iets doen. Twee weten meer dan één. Dat betekent dat de activiteiten steeds duidelijker eengezamenlijk doel moeten krijgen, en dat het voor het doel essentieel wordt dat beide kinderenbijdragen.Suggesties:. samen tot één oplossing komen (zoals in de werkvorm Denken delen uitwisselen in hoofdstuk 6).. samen zoveel mogelijk oplossingen bedenken (zoals in de werkvorm Om de beurt in hoofdstuk

6).. samen één tekst maken als resultaat van het tweetalgesprek (al of niet met herkenbare bijdragen

per kind).. kinderen hebben elk een ander informatieboek geraadpleegd en gaan samen de informatie in één

tekst bij elkaar zetten.

Verwerkingsvormen

De tweetalgesprekjes op spreken èn luisteren richten, gebeurt al door het tweetalgesprek interactief temaken. Het kan nog versterkt worden door de opdracht die aan het tweetalgesprek gekoppeld wordtzo te maken dat elk kind ook nog moet weten wat de ander vertelde. Bijvoorbeeld:niet de zin uit je eigen verhaal op de strook schrijven, maar een zin uit het verhaal van de ander;bij een gezamenlijk product kan óf een van beiden alles aan de groep vertellen, óf de een kan over debijdrage van de ander vertellen en dan omwisselen.

Page 22: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

22

Dergelijke opdrachten zijn alweer een stapje verder en moeten dus niet meteen gedaan worden metleerlingen die de eenvoudige vorm nog niet gewend zijn. Maar het is wel een belangrijkeontwikkelingsstap om na de eenvoudige vorm met deze moeilijker vorm te gaan werken.

Doel van het tweetalgesprek

In eerste instantie wordt het tweetalgesprek gebruikt om 'op verhaal te komen', om leerlingen degelegenheid te geven hun eigen gedachten op orde te krijgen over een onderwerp. Kinderen krijgen intweetalgesprekken veel meer gelegenheid om te praten dan in het klassikale gesprek.Een volgende stap is dichter naar coöperatief leren toe: de gesprekjes worden gebruikt om tot ééngezamenlijke oplossing per tweetal te komen. Ieder tweetal werkt naar een gezamenlijke uitkomst toeen moet het daarover eens worden.Nog een volgende stap is om zulke gesprekken te gebruiken met het doel om méér te weten tekomen. Tweetalgesprekjes kunnen dan dienen om leerlingen informatie die ze individueel hebbenopgezocht (of gekregen), te laten uitwisselen. Tweetalgesprekjes worden dan onderdeel van eenleerproces dat in de richting van zaakvakonderwijs gaat. De mondelinge communicatie over deinformatie biedt niet alleen een bijdrage aan de brede ontwikkeling van kinderen en hun kennis overde wereld, maar levert juist ook een belangrijke bijdrage aan de taalontwikkeling van de leerlingen.

Het tweetalgesprek uitbouwen tot een drie- en viertalgesprek

Een andere stap in de ontwikkeling van gesprekken bij het leren is het opvoeren van het aantaldeelnemers in het gesprek. Bij jonge kinderen (groep 1/2) is een tweetalgesprek de eerste, enmisschien enige, stap. Bij iets oudere kinderen (groep 3/4) kunnen de gesprekken vervolgens indrietallen en dan in viertallen gevoerd worden. Daarbinnen kan dan een opbouw gehanteerd worden:. eenvoudig gesprek in drietal: om de beurt vertellen met minuut-regeling, zonder dat de anderen

onderbreken of vragen;. interactief gesprek met minuut-regeling: leerling A 1 minuut vertellen, dan leerling B 1 minuut

vragen en antwoord krijgen, dan leerling C 1 minuut vragen en antwoord krijgen. Daarna leerlingB 1 minuut vertellen, leerling A en C elk 1 minuut vragen en antwoord krijgen. Tenslotte leerlingC 1 minuut vertellen, en leerling A en B elk 1 minuut vragen en antwoord krijgen;

. interactief gesprek zonder minuut-regeling;

. vervolgens dezelfde stappen doorlopen met viertallen.

Overzicht van de opbouwlijnen:. spreken en luisteren: alleen vertellen vertellen, luisteren en ingaan op elkaar. aard van het gesprek: interactief tweetalgesprek met minuutregeling interactief tweetalgesprek

zonder minuutregeling. soort reacties: snappen meer weten wat vind je ervan soortgelijke ervaring. verwerkingsactiviteit: verwerking van eigen bijdrage verwerking bijdrage van de ander. doel van gesprek: eigen gedachten op orde tot gezamenlijke oplossing komen meer te

weten komen. omvang groepje: tweetalgesprek drietalgesprek viertalgesprek

Page 23: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

23

6. werkvormen voor jonge kinderen

De onderstaande werkvormen zijn ontleend aan Spencer Kagan ‘Cooperative learning’ (1994). Zegeven een korte beschrijving van coöperatieve activiteiten van leerlingen. Het voordeel van dezewerkvormen is dat ze niet gebonden zijn aan een bepaalde inhoud. De leerkracht kan zelf beslissenover de inhoud van de activiteit en deze inpassen in wat er in de groep aan de orde is.

Werkvormen zoals hieronder beschreven zijn, zijn een middel om de basisprincipes van coöperatiefleren te realiseren. Het gaat uiteindelijk om de basisprincipes:. positieve wederzijdse afhankelijkheid. individuele verantwoordelijkheid. directe interactie. samenwerkingsvaardigheden. evaluatie van het groepsproces

Denken delen uitwisselen

2 leerlingen

1. De leerkracht stelt een vraag.2. De leerlingen denken zelf na over hun antwoord (schrijven dit eventueel op)3. Uitwisselen met je maatje: komen tot een gezamenlijk antwoord4. Klassikale uitwisseling: enkele leerlingen worden aangewezen om het antwoord dat ze met hun

maatje geformuleerd hebben aan de groep te vertellen

Deze werkvorm kun je vooral goed gebruiken bij open vragen en vragen die een creatieve oplossingvragen. De werkvorm is heel geschikt om voorkennis van kinderen rond een thema te activeren.Leerlingen ervaren dat de antwoorden van henzelf en hun maatje elkaar aanvullen en dat je samenmeer weet dan alleen.

Om de beurt

2 leerlingen

1. De leerkracht stelt een open vraag.2. De leerlingen geven in tweetallen om de beurt een antwoord, samen proberen ze zoveel mogelijk

te bedenken. Er zijn twee varianten: kinderen kunnen hun antwoorden noemen of opschrijven.3. Klassikale uitwisseling:. enkele leerlingen worden aangewezen om het antwoord te vertellen (bij de schriftelijke variant). evaluatie van het samenwerken: lukte het om de beurt een antwoord te geven?

Ook deze werkvorm gaat uit van open vragen: Bijvoorbeeld:. Noem woorden die beginnen met een s. Noem woorden die rijmen op aan. Wat neem ik mee als ik ga zwemmen?. Wat kan ik kopen in de supermarkt?. Noem dingen die rond zijn. Wat zie je in de huiskamer?Als kinderen hun antwoorden opschrijven, is het handig als ze alle twee een andere kleur pengebruiken. De individuele bijdrage is dan duidelijk.

Page 24: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

24

Rotonde

Grote kring

1. De leerkracht stelt een vraag. Voor deze werkvorm zijn vragen geschikt waar kinderen een kortantwoord op kunnen geven, bijvoorbeeld meningsvragen.

2. De leerkracht vertelt wat de bedoeling is: naar elkaar luisteren en om de beurt praten.3. De leerkracht geeft zelf eerst het antwoord (is model).4. Leerlingen geven om de beurt een antwoord. Ze mogen iets nieuws inbrengen of zeggen: ‘Ik vind

hetzelfde als…’5. Eventueel checken: Wat heeft Mandy gezegd?6. Nabespreken: hebben we goed naar elkaar geluisterd? Hebben we om de beurt gepraat?

De rotonde in de grote kring onder leiding van de leerkracht is een basiswerkvorm die inkleutergroepen vaak wordt toegepast. Binnen coöperatief leren is het de voorbereiding op de rotondein een kleine groep. Eerst fungeert de leerkracht als model. Daarna kunnen leerlingen de rol van deleerkracht overnemen. Vervolgens kunnen leerlingen de rotonde ook in een klein groepje toepassen.

3 – 4 leerlingen

1. De leerkracht stelt een vraag of geeft een opdracht2. Leerlingen denken zelf na over hun antwoord3. De groepsleden geven om de beurt een antwoord

Deze werkvorm is vooral geschikt voor het beantwoorden van open vragen, het uitwisselen vaninformatie, ervaringen en meningen.

Binnen cirkel – buiten cirkel

Grote groep

1. De leerlingen worden verdeeld in twee groepen en vormen met hun stoel (of staand) twee cirkels:De eerste groep maakt een cirkel met het gezicht naar buiten toe. De kinderen van de tweedegroep gaan tegenover een kind uit de binnencirkel zitten of staan en vormen zo de buitencirkel.

2. De leerkracht geeft een opdracht of stelt een vraag.3. Iedere leerling denkt na.4. Uitwisselen in tweetallen: kinderen die tegenover elkaar zitten wisselen uit. De leerkracht kan dit

uitwisselen nog verder structureren: ieder kind mag om de beurt een bepaalde tijd praten. Als hetniet lukt om zelf zo lang te praten, mag je maatje je vragen stellen. Daarna wisselen de rollen om.

5. Doorschuiven: leerlingen in de buitencirkel schuiven een aantal stoelen op.6. Opnieuw uitwisselen: over dezelfde vraag of over een nieuwe vraag.

Ook deze werkvorm is vooral geschikt voor het beantwoorden van open vragen, het uitwisselen vaninformatie, ervaringen en meningen.

Page 25: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

25

Genummerde hoofden

3 – 4 leerlingen

. Groepjes maken van 3 of 4. ieder groepslid heeft een nummer (kan ook een kleur zijn of de naamvan een dier, enz.)

. De leerkracht geeft een opdracht of stelt een vraag. De leerkracht geeft aan dat straks pergroepje een leerling het antwoord mag geven. Van tevoren weet je niet wie. Binnen het groepjemoeten de leerlingen er daarom voor zorgen dat ieder groepslid het antwoord kan geven.

. Hoofden bij elkaar: uitwisselen en overleggen, wat is ons groepsantwoord?

. Klassikale uitwisseling: de leerkracht noemt per groepje een nummer van de leerling die hetantwoord mag geven.

Deze werkvorm kan ook toegepast worden bij meer gesloten opdrachten en vragen.

Duo’s

2 leerlingen

1. De leerkracht vormt duo’s en legt de opdracht uit. De leerlingen gaan om de beurt werkenaan een gezamenlijke taak. Dit kan een opdracht zijn uit de methode,ontwikkelingsmateriaal, een tekening, een opdracht in het kader van een thema of project.Per duo werken de kinderen met een werkblad of papier of set materiaal.

2. Eerst neemt leerling A initiatief: hij voert uit en denkt daarbij hardop. Leerling B observeert,en volgt de gedachtegang van A. Hij mag helpen als zijn maatje er niet uitkomt.

Page 26: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

26

3. Na een bepaald aantal items of een bepaalde tijd draaien de rollen om: Leerling B krijgt nuhet initiatief en leerling A denkt mee en helpt als het nodig is.

4. Nabespreking: zowel over de inhoud van de opdracht als het samenwerken.

Bij deze werkvorm is vooral het hardop denken belangrijk.Een variant is deze werkvorm te gebruiken als opdracht na bijvoorbeeld individueel schrijven. Tweekinderen die klaar zijn zoeken elkaar op, lezen hun tekst aan elkaar voor en helpen elkaar om de tekstnog aan te vullen of te verbeteren.

Van twee naar vier

4 leerlingen

1. Duo’s: werken in tweetallen:. Leerling 1 denkt hardop en leerling 2 denkt mee. Leerling 2 denkt hardop en leerling 1 denkt mee

2. Uitwisselen met een ander duo: vragen stellen, vergelijken, bespreken, uitleggen, samen opnieuwdoen

3. Nabespreking

Deze werkvorm is een vervolg op duo’s. Na het werken in tweetallen kunnen twee duo’s resultatenvergelijken, vragen aan elkaar stellen, verschillen bespreken, onduidelijkheden uitleggen en hun werknog aanvullen of verbeteren.

Partners

Duo’s binnen een groepje van 4

1. Het vormen van partners binnen het groepje. Als de leerkracht bepaalt wie samen gaan werkenkan ze ervoor zorgen dat taalvaardige leerlingen gekoppeld worden aan een minder taalvaardigeleerling.

2. Het verdelen van de onderwerpen of vragen.3. In tweetallen informatie zoeken en opschrijven.4. Gevonden informatie aan elkaar vertellen in het groepje van vier.5. Informatie bij elkaar voegen en met elkaar een eindproduct maken.

Via deze werkvorm kunnen leerlingen met elkaar een werkstuk maken. Het verdelen van de takenstimuleert de betrokkenheid van alle groepsleden. De tussenstap van het werken in tweetallen(partners) biedt steun (leerlingen kunnen elkaar helpen).

Team interview

3 – 4 leerlingen

1. Een leerling staat centraal en wordt geïnterviewd door de groepsgenoten.2. De groepsleden stellen om de beurt een vraag.3. Eventueel rollen wisselen.4. Klassikaal nabespreken: willekeurig aan een aantal interviewers vragen wat ze hebben gehoord.

Deze eenvoudige werkvorm leert kinderen vragen stellen en antwoorden formuleren. De leerling diegeïnterviewd wordt ervaart hoe het is om in het middelpunt van de belangstelling te staan, anderen

Page 27: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

27

verwachten een antwoord van jou. De vragenstellers oefenen het om de beurt vragen stellen en goedluisteren.

Als variant kan er ook een raadspel gedaan worden. Een groepslid neemt een voorwerp, dier,klasgenoot, enz. in gedachten. De anderen moeten er door het stellen van vragen achter zien tekomen wat/wie het is.

De spin

2 – 4 leerlingen

1. De leerkracht legt de bedoeling uit. In het midden van een groot blad papier staat een woord ofeen naam. Vanuit dit centrale woord (het lijf van de spin) lopen acht lijnen (poten van de spin). Bijiedere lijn komt een associatie met het centrale begrip: een woord, korte zin of een tekening.

2. Leerlingen denken voor zichzelf.3. Om de beurt geven de leerlingen een antwoord. Als iedereen in de groep het erover eens is

schrijft de leerling het op (of tekent het) bij een van de poten van de spin. Eventueel kan iedermet een eigen kleur stift werken.

4. Nabespreking: spinnen aan elkaar toelichten. Ook praten over de manier waarop hetsamenwerken is verlopen.

Deze werkvorm is een eenvoudige variant van een woordenweb. Kinderen associëren vanuit eencentraal begrip. Bij een woordenweb worden ook onderlinge relaties aangeven tussen de associaties,bij een spin hoeft dat niet. Deze werkvorm is geschikt voor het activeren van voorkennis. Een anderetoepassing is als verwerking na het lezen van een tekst: we kiezen dan bijvoorbeeld de naam van eenhoofdpersoon als centraal begrip en de leerlingen noemen woorden of gebeurtenissen in het verhaaldie met deze persoon te maken hebben.

Dobbelen

2 – 4 leerlingen

1. De leerlingen lezen zelf een verhaal of luisteren naar een verhaal.2. Leerlingen zitten in groepjes bij elkaar. Ieder groepje heeft een dobbelsteen en een papier met

daarop de verklaring van de stippen van de dobbelsteen. Bij ieder vlak van de dobbelsteen (1 t/m6 stippen) hoort een vraag (Wat? Wie? Waarom? Hoe? Waar? Wanneer?).

3. De eerste leerling gooit de dobbelsteen en kijkt welk woord bij het gegooide aantal stippen hoort.De leerling formuleert met dat woord een vraag over het verhaal.

4. De leerling rechts naast de vragensteller mag de vraag beantwoorden. Als het moeilijk is mogende anderen helpen.

5. Nu mag de volgende leerling de dobbelsteen gooien en een vraag formuleren. Dit gaat zo verdertot ieder een bepaald aantal beurten heeft gehad of de tijd om is.

Deze werkvorm is geschikt voor de verwerking van gelezen teksten. Er zijn verschillende variatiesdenkbaar: er kan ook gedobbeld worden rond nieuw geleerde woorden. De leerlingen maken zinnenmet de woorden die ze dobbelen. Een voorbeeld hiervan in beschreven in hoofdstuk 7.

Page 28: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

28

7. suggesties voor activiteiten in de groep

In dit hoofdstuk geven we suggesties voor coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs. Deideeën zijn afkomstig uit de ontwikkelprojecten Mondelinge communicatie, Woordenschat enGeletterdheid.We beschrijven zowel reeds uitgevoerde praktijkvoorbeelden als suggesties voor activiteiten. Depraktijkschetsen zijn voor een groot deel gebaseerd op activiteiten die de projectscholen uitgevoerdhebben. De scholen zijn elk op hun eigen manier bezig met het invoeren van interactief taalonderwijs,met nadruk op respectievelijk mondelinge communicatie, woordenschat of geletterdheid, en bevindenzich in verschillende fasen van ontwikkeling met betrekking tot coöperatief leren.

In totaal beschrijven we zes uitgewerkte voorbeelden, elk met variatiemogelijkheden. Bij devoorbeelden komen verschillende coöperatieve werkvormen aan bod, zoals die in hoofdstuk 6beschreven staan.

Coöperatief leren en mondelinge communicatie

Activiteit 1: Het tweetalgesprek, als tussenstap tussen klassikale kring en individuele activiteit

Doelgroep:

Groep 3/4

Doelstellingen voor de leerlingen:

een tekstje schrijven binnen een betekenisvolle contextvoorafgaand aan schrijfopdracht onderwerp duidelijk krijgen ('op verhaal komen')mondelinge taalvaardigheid vergroten door meer spreek- en luistergelegenheid te scheppenmeer op elkaar betrokken raken door interactieve gesprekjes te voeren

Korte beschrijving van de activiteit:

De groep maakt een boek over hun huisdieren. In tweetallen praten leerlingen over wat hun huisdierallemaal kan, als voorbereiding op een individuele schrijftaak.

Praktijkschets:

Annemarie, leerkracht van groep 3/4, vervlecht diverse mondelinge activiteiten met het lees-/schrijfonderwijs. De school werkt vanuit het concept van Basisontwikkeling (Janssen-Vos, 1997) engeeft ook het leesonderwijs volgens de ontwikkelingsgerichte didactiek (Knijpstra e.a., 1997). Demondelinge activiteiten ondersteunen het lees-/schrijfonderwijs, maar bieden tegelijk een goedestimulans voor de mondelinge taalontwikkeling van de leerlingen. Werken in kleine groepjes volgensprincipes van coöperatief leren maakt deel uit van de nieuwe werkwijze. Als eerste stap op wegdaarnaartoe voert Annemarie tweetalgesprekjes in als gangbare onderwijsactiviteit (zie hoofdstuk 5).De groep van Annemarie is bezig rond het thema ‘dieren in huis’. Gezamenlijk werken de kinderenaan een boek van de hele klas over hun dieren.

Klassikale kringAnnemarie start in de grote kring. Ze heeft eerder gemerkt dat Lisa moeite heeft met vragen stellen intweetalgesprekjes, terwijl ze cognitief wel heel vaardig is. Ze zorgt dat zij naast een kind komt te zittendat al wel gemakkelijker vragen stelt: Bertus. Ze heeft de andere kinderen ook zo in de kring geplaatst,dat tweetallen straks vrijwel steeds uit een wat meer- en een wat minder-taalvaardig kind bestaan.

Page 29: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

29

Annemarie leest eerst het prentenboek ‘Het blauwe monster’ voor: “Anna is bijna jarig en ze wil heelgraag een hond.” Dat kan natuurlijk niet zomaar, maar een blauw monster komt haar te hulp.Behalve dat het monster voor allerlei problemen zorgt, laat het Anna ook iets wensen, en zorgt het eruiteindelijk voor dat die wens in vervulling gaat.De kinderen luisteren heel goed. Soms geeft Annemarie aanvullende informatie. Ze verduidelijktbegrippen. Ze stelt open vragen om de kinderen te laten anticiperen: “Wat zou er gebeuren als hetmonster in het zwembad springt?” Na afloop reageren de leerlingen spontaan. Nadiya wil eenmonster, om te vragen wat ze graag zou willen hebben. Karim begint over zijn bed, een stapelbed.Sophie vertelt uitgebreid over haar dode poesje. Bas roept: “Ik heb vissen.”Annemarie gebruikt dan een Rotonde: "Ik heb een kat. Hij heet Janus. Hoe heet jullie dier? Als je nietecht een dier hebt, kun je verzinnen hoe je een eigen dier zou kunnen noemen." Na een minuutjebedenktijd gaat ze alle kinderen in de kring even langs. Iedereen noemt een naam. Met deze rotondeheeft Annemarie een gezamelijke opstap gecreëerd naar de tweetalgesprekken, die ze voor devolgende vijf minuten gepland heeft.

TweetalgesprekkenAnnemarie geeft de opdracht: “Vertel aan elkaar hoe je huisdier eruit ziet en wat je ermee doet. Ofwelk huisdier je zou willen hebben. En jullie gaan niet alleen maar om de beurt vertellen, maar je gaatook vragen stellen aan elkaar. Straks gaan we dan opschrijven wat jullie het meest interessant vonden.Dat komt dan in het grote boek over onze dieren.”De leerlingen hebben al vaker in tweetallen gewerkt, dus ze weten wat de bedoeling is. Ze draaienzich op hun stoelen naar hun buurvrouw of buurman toe. In het tweetal Lisa-Bertus mag Lisa eerstvertellen: over haar cavia en over haar poes. Ze vertelt goed en gebruikt uitgebreide zinnen. Als Lisaklaar is, vraagt Bertus: “Wat kan jouw cavia?” Lisa legt uit hoe die het trapje naar zijn hok zelfoploopt.Halverwege de tijd vraagt Annemarie of de kinderen nu willen wisselen: het tweede kind gaatvertellen, het eerste kan daarna doorvragen. Dus nu is Bertus de verteller: hij heeft een hond. Hijvertelt hoe zijn hond eruit ziet en hoe hij hem gekregen heeft. Dan is Lisa aan de beurt om een vraagte stellen. Terwijl ze in de vorige tweetalgesprekjes daar moeite mee had, gebruikt ze nu Bertus’ vraagals voorbeeld: “Wat kan jouw hond?” Bertus’ hond blijkt de krant voorzichtig van de deurmat op tehappen en naar zijn moeder in de huiskamer te brengen.Annemarie loopt langs de tweetallen om te zien of alle gesprekjes wel lopen. Bij Nadiya en Karimverloopt het gesprekje niet zo vlot. Nadiya blijft over het monster praten, maar Karim zegt dat dat nietgoed is. Annemarie vraagt aan Nadiya of ze weet wat voor dier ze aan het monster zou willen vragen,en zet haar zo weer in de richting van het beoogde doel. Daar praat het tweetal dan over door. MaarAnnemarie noteert 'monsters' op de onderwerpenflap aan de muur, om er in een volgende activiteitop terug te kunnen komen met Nadiya en andere kinderen die mogelijk daardoor erg geboeid zijn.Als de vijf minuten om zijn, klapt Annemarie in haar handen. De kinderen draaien zich terug naar dekring. Annemarie kiest drie kinderen die aan de anderen mogen vertellen wat ze zometeen willen gaanschrijven: “Wat vond je het leukste of interessantste?”

Individuele schrijfactiviteitDe kinderen gaan naar hun tafels om de schrijfopdracht uit te voeren. Door het tweetalgesprekhebben ze al goed kunnen bedenken wat ze willen schrijven: ze hebben hun gedachten over hetonderwerp al geordend. Ze werken eerst op een kladblaadje en overleggen soms met elkaar over watze willen schrijven en hoe dat moet.In de volgende stap zal Annemarie de teksten met de kinderen reviseren en dan komen ze in het netom in het boek te stoppen. De teksten zullen aangevuld gaan worden met allerlei gegevens die dekinderen in de loop van het thema zullen gaan verzamelen over de dieren.

Page 30: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

30

Reflectie:

Het werken in tweetallen is een geschikte manier om kinderen voor te bereiden op een schrijfopdrachtover iets wat hen interesseert. Voordat je kunt gaan schrijven moet je immers eerst weten wát je wiltgaan schrijven. De kinderen hebben al eerder tweetalgesprekjes gevoerd en hebben gaandeweggeleerd wat voor soort vragen ze aan elkaar kunnen stellen.Het is voor de leerkracht wel moeilijk om te overzien of alle tweetalgesprekjes naar wens verlopen.Echt stilvallende tweetallen vallen gemakkelijk op en daar kan de leerkracht de kinderen op weghelpen. Maar om te kunnen beoordelen of kinderen ook op elkaar ingaan, is het verstandig om af entoe een tweetalgesprekje op te nemen (audio of video). Ook kan een intern begeleider ingeschakeldworden om mee te luisteren bij tweetalgesprekjes. Het terugvertellen in de kring is wel een middel omte horen waarover gepraat is, maar dat geeft alleen een indirect beeld. Zolang de kinderen nog aanhet leren zijn om tweetalgesprekjes te voeren, is gezamenlijke reflectie van leerkracht en leerlingen ophet verloop van die gesprekjes erg belangrijk.De schrijftaak kan ook coöperatief worden ingevuld door kinderen in groepjes te laten werken. Zievoor suggesties voor gezamenlijke schrijftaken de activiteiten van geletterdheid, verderop in dithoofdstuk.

Variaties:

. Binnen cirkel - buiten cirkel: door twee cirkels te maken en de ene cirkel te laten verplaatsen na5 minuten, ontstaan nieuwe tweetallen. Dit kan 2 of 3 keer gedaan worden. Het levert extraoefengelegenheid op om over hetzelfde onderwerp te praten en te vragen: kinderen kunnen detweede (en derde) keer gemakkelijker praten en op elkaar reageren.

. Niet de verteller, maar de luisteraar van het tweetal rapporteert in de kring wat de verteller heeftgezegd.

. Elk kind kiest iets interessants uit wat de ánder vertelde om op te schrijven.

. Denken delen uitwisselen: tweetallen kiezen gezamenlijk wat ze zullen gaan schrijven en voerenook samen de schrijfactiviteit uit, met herkenbare bijdragen (ieder kind een eigen kleur).

. Team interview: de leerkracht kiest enkele leerlingen die een huisdier hebben. Om elke leerlingstelt ze een groepje samen. De andere kinderen in ieder groepje stellen vragen aan de leerlingmet het huisdier. Dit is een geschikte gelegenheid voor leerlingen om te oefenen met vragenstellen, en voor de geïnterviewde leerling om uitgebreid te praten. In een klassikale nabesprekingkunnen een paar willekeurige vragenstellers rapporteren wat ze te weten zijn gekomen. In eengezamenlijke schrijfopdracht kunnen de resultaten van het interview vastgelegd worden.

. Duo's: de revisie van de schrijfopdrachten kan coöperatief ingekleed worden, waarbij kinderenelkaar de tekst voorlezen en elkaar helpen om de tekst aan te vullen of te verbeteren.

Activiteit 2: Overleg in tweetallen in afwisseling met de klassikale kring

Doelgroep:

Groep 3/4

Doelstellingen voor de leerlingen:

. strategieën voor boekkeuze hanteren

. mondelinge taalvaardigheid vergroten door meer spreek- en luistergelegenheid te scheppen

. meer op elkaar betrokken raken door interactieve gesprekjes te leren voeren

Korte beschrijving van de activiteit

De leerkracht nodigt de kinderen uit tot nadenken over hun boekkeuze, door als boekverkoper op tetreden. Ook de kinderen gaan boeken 'kopen' en 'verkopen' en ontdekken zo wat ze willen wetenvoordat ze een boek kunnen kiezen om te gaan lezen. De leerkracht zorgt voor een afwisseling vanwerkvormen: klassikaal en tweetallen. De tweetalgesprekken bieden extra gelegenheid ommondelinge vaardigheden te oefenen en uit te breiden.

Page 31: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

31

Praktijkschets:

Ronald, leerkracht van groep 3/4 en collega van Annemarie (zie activiteit 1), doet in zijn klas veel metboeken. Hij laat de kinderen veel lezen en praat uitgebreid over wat ze gelezen hebben en wat zeervan vonden. Hij wil nu met de kinderen gaan uitzoeken wat je eigenlijk wilt weten over een boekvoordat je kunt beslissen of je het wel wilt gaan lezen. De hele klas zit op lage krukjes in een paar rijenals halve theater-cirkel.

Klassikale kringHet is marktdag. Ronald zit in zijn kraam. Hij is marktkoopman en verkoopt boeken. Hij bladert in eenboek. “Wat duurt zo’n dag lang als je niks te doen hebt, zeg. Je verkoopt ook niets. De mensenmerken niet eens dat ik hier sta. Daar moet ik maar eens wat aan doen.” Hij pakt de boekendoos vande gelezen boeken. “Wat je moet doen, is mensen nieuwsgierig maken.” Hij pakt ‘Bij ons in de straat’van Anne de Vries. “Kom kopen dit boek, het is leuk!” roept hij. Dan met een andere stem tegen dekinderen: “Weet je nu al wat?” De kinderen roepen en schudden “Nee”. Vervolgens vertelt Ronaldde korte inhoud van het boek en besluit met “Wie wil dit lezen?” Zacharia wil dat wel. Zij komt hetboek halen bij Ronald en mag een ander boek kiezen dat zij al gelezen heeft om ‘te verkopen’. Methulpvragen van Ronald vertelt ze kort de inhoud. Tauvik ‘koopt’ dit boek en biedt een ander boek tekoop aan door ook iets over de inhoud te vertellen.

Werken in tweetallenVoordat kinderen een vinger kunnen opsteken om het boek van Tauvik te kopen, stopt Ronaldiedereen en stelt voor dat de kinderen elkaar in tweetallen vertellen waarom ze het boek wel of nietzouden willen kopen. De kinderen zijn al behoorlijk gewend aan deze werkwijze en draaien zich naarhun buurvrouw of buurman en beginnen meteen zachtjes met elkaar te praten. Ze vragen ook door,als ze iets niet helemaal snappen, of als ze nog iets meer willen weten.

Klassikale kring met Om de beurt als intermezzoNa 5 minuten vraagt Ronald de aandacht terug naar de hele groep. Hij nodigt een paar kinderen uitom te vertellen of hun maatje het boek zou kopen, en waarom wel of niet. Brian vertelt dat Joost hetboek niet wil, want… Maar Joost onderbreekt hem en zegt zelf wat hij ervan vond: hij vindt het teveeleen meisjesboek. Ronald herinnert Joost eraan dat het niet de bedoeling is dat hij het zelf vertelt aande groep, maar dat het juist de bedoeling is dat Brian dat doet. Zo krijgt Brian de beurt weer terug. Hijvoegt toe dat Joost dat meisjesgedoe maar stom vindt.Ronald nodigt nu Suzan uit om een boek te kiezen voor de verkoop, en dan dit keer niet iets over deinhoud te vertellen om de kinderen nieuwsgierig te maken, maar iets anders. Suzan kiest ‘Een kusjevoor Kleine beer’. Ze zegt dat ze de titel zo grappig vond en dat er erg mooie platen instaan.Op een blanco flap op de muur vat Ronald samen wat voor dingen er nu verteld zijn over boeken: dekorte inhoud, een grappige titel, mooie platen. Dan vraagt hij de leerlingen om te bedenken wat zenog meer zouden willen weten van een boek. Hij wijst hen op het vragenlijstje ‘wie, wat, waar, hoe’dat ze ook bij schrijfopdrachten gebruiken. De werkvorm is nu Om de beurt: in elk tweetal bedenkende kinderen om beurten iets wat ze willen weten van een boek. Na drie minuten vraagt Ronald dekinderen - uit verschillende tweetallen - om te noemen wat ze samen bedacht hebben: alle soortendingen die ze willen weten van een boek om te kunnen kiezen. Jasper vertelt dat Bas en hij willenweten wat voor soort verhaal het is, een dierenverhaal of een avonturenverhaal. Ronald schrijft het opde flap, die voorlopig zal blijven hangen als geheugensteun voor de kinderen. Lotte en Sarah willenweten of er enge dingen gebeuren. Zo groeit de lijst: of het over kinderen gaat, of het spannend is, ofhet grappig is, of het niet te moeilijk is, of het over school gaat, of het echt is of fantasie, of het goedafloopt.

Werken in tweetallenVervolgens kiezen de kinderen die nog geen boek hebben ‘verkocht’, een boek uit de doos en zoekeneen maatje dat nog geen boek heeft ‘gekocht’. De leerkracht wijst er nog even op dat ze elkaarkunnen vragen als ze iets niet snappen of als ze meer willen weten. Zo gaan ze in tweetallen hun boekaanprijzen. Soms zie je een leerling even naar de flap kijken en dan verder gaan. Mieke vertelt aan

Page 32: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

32

Roos dat ze deze schrijver zo goed vindt. Roos vraagt: “waarom dan?” En Mieke probeert dat uit teleggen.

Klassikale kringNa deze ronde van tweetallen, komen de leerlingen nog even terug in de kring. Ronald vraagt of ernog dingen aan de lijst toegevoegd moeten worden. Roos meldt hun ‘goede schrijver’ aan en Ronaldvoegt dat toe op de flap. Daarna gaan de kinderen lezen in hun gekozen boeken.

VervolgactiviteitenNa enkele dagen bespreekt Ronald of de kinderen tevreden waren over hun keuze en of ze tocheigenlijk iets anders nog hadden willen weten. Ook hierbij wisselt hij af tussen klassikale kring entweetallen. De flap is behalve geheugensteun bij boekenkeuze ook meteen aanleiding om in latereactiviteiten met de kinderen in te gaan op verschillende soorten teksten.In de week daarna organiseert Ronald samen met collega Rienkje die een andere groep heeft, eenuitwisselings-boekenmarkt. Rienkjes leerlingen hebben op soortgelijke wijze als bij Ronald uitgezochtwat je allemaal wilt weten om een boek te kunnen kiezen. In groepjes beheren leerlingenmarktkraampjes en wisselen elkaar af met 'kopen' en 'verkopen'. Soms ontstaan ertweetalgesprekken, soms iets dat meer van een Team interview weg heeft wanneer er meer mogelijke'kopers' bij één 'verkoper' komen. De leerlingen wisselen zo hun boeken en ervaringen ermee uit metkinderen van een andere klas. Ze oefenen opnieuw veel en uitgebreid met mondelinge taal in een voorhen functionele situatie. Terug in de eigen klas kan de flap weer aangevuld worden met wat deleerlingen van elkaar geleerd hebben.

Reflectie:

De leerkracht weet de activiteit op een heel natuurlijke wijze in te leiden: het wordt zo heelvanzelfsprekend dat je niet zomaar een boek koopt, maar er eerst iets van wilt weten.De kinderen lezen graag en het is voor hen relevant om erachter te komen hoe ze eigenlijk een boekuitkiezen. Door klassikale en tweetal-gesprekken hieraan te koppelen, wordt spreken en luisteren inbetekenisvolle situaties geoefend. Uitwisseling met de andere klas vergroot bovendien de variatie ingesprekspartners: van bekende klasgenootjes naar minder bekende leerlingen uit de andere klas.Als gemeenschappelijk eindproduct leveren de hier geschetste activiteiten de flap op met dingen die jewilt weten over een boek. Terwijl in het voorbeeld de leerkracht die flap maakt, zou die ook doorleerlingen gemaakt kunnen worden in een coöperatieve schrijfopdracht als vervolg op de klassikale entweetalgesprekken (zie ook bij Variaties). Dan worden de deelvaardigheden luisteren, spreken, lezenen schrijven nog vollediger met elkaar verbonden.

Variaties:

. Genummerde hoofden: als de leerlingen goed gewend zijn aan de tweetallen, kan de stap naareen groter groepje gemaakt worden. De opdracht om te bedenken wat voor soort dingen je vaneen boek wilt weten, kan dan in een groepje van 3 of 4 leerlingen gedaan worden. De leerkrachtzal dan m.b.v. de nummers per groepje willekeurig een kind kiezen om verslag te doen in deklassikale kring.

. Spin: in plaats van Om de beurt of Genummerde hoofden zou deze opdracht ook op papiergedaan kunnen worden met behulp van een spin. De centrale vraag (het spinnelijf) is dan: Hoekies ik een boek? Acht lijntjes zijn de poten van de spin: bij ieder lijntje kan een idee geschrevenworden. Hier kunnen groepjes van twee tot vier leerlingen aan werken. Na een denkpauze gevenleerlingen om beurten hun idee in het groepje. Als de anderen het een goed idee vinden, komthet op papier bij een van de poten. Per kind kan een eigen kleur gebruikt worden voor hetschrijven. Ieder groepslid moet verslag kunnen doen aan de klas.

Page 33: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

33

Coöperatief leren en woordenschatontwikkeling

Activiteit 3: Dobbelen om woorden

Doelgroep:

Groep 4

Doelstellingen voor de leerlingen:

. een verhaal schrijven

. consolidering van te leren woorden; schriftelijk gebruik van te leren woorden in zinscontext

. samenwerken

Korte beschrijving van de activiteit:

Leerlingen maken in groepjes samen een verhaal met enkele te leren woorden. De leerkracht en/of deleerlingen hebben deze woorden van tevoren zelf geselecteerd en opgeschreven en hebbenvervolgens aan elk woord een getal toegekend. Elke leerling gooit met een dobbelsteen een getal enmaakt met het bijbehorende woord een zin. Alle zinnen samen vormen een verhaal.Bij deze activiteit wordt de werkvorm Dobbelen toegepast.

Voorbereiding:

De leerkracht zorgt ervoor dat de activiteit pas wordt uitgevoerd als de leerlingen (1) voldoendeervaring met creatief schrijven hebben, (2) het spel kennen en (3) de woorden voldoende kennen.De leerkracht en/of de leerlingen bepalen zelf welke woorden straks in het verhaal voorkomen. Dezewoorden schrijven ze in de vakjes op het kopieerblad (zie bijlage 1). Het is belangrijk dat woordenworden gekozen die al uitgebreid zijn behandeld tijdens eerdere activiteiten en die nu verderingeoefend kunnen worden. Dit is namelijk een gevorderde consolideringsactiviteit waarbij deleerlingen al zinnen met de woorden moeten kunnen maken. De leerkracht zorgt er daarom voor dater alleen maar woorden worden gekozen waarbij de volgende stappen al zijn doorlopen:. De woorden zijn in een juiste context geïntroduceerd, bijvoorbeeld aan de hand van een

prentenboek.. De woorden zijn binnen die context uitgebreid gesemantiseerd; de leerlingen weten wat het

woord in die context betekent.. Tijdens verschillende activiteiten hebben de leerlingen al met de woorden geoefend; eerst passief

(bijvoorbeeld met gehusselde rijtjes met woordparen: kinderen verbinden de bij elkaar horendewoorden met elkaar) en daarna ook actief (bijvoorbeeld met invuloefeningen rond diezelfdewoorden).

Waarschijnlijk is het zo dat zelfstandige naamwoorden het gemakkelijkste zijn voor deze activiteit.

Uitvoering:

De klas wordt verdeeld in groepjes. Ieder groepje krijgt een kopie van het kopieerblad (zie bijlage 1),een dobbelsteen en pennen in verschillende kleuren.Het kopieerblad en de dobbelsteen rouleren in het groepje. Om de beurt mag een leerling met dedobbelsteen gooien. Het aantal ogen op de dobbelsteen bepaalt welk woord de leerling krijgt. Als eenleerling een woord heeft gekregen, maakt hij daar direct een zin bij op het kopieerblad, aansluitend bijde zinnen die er al staan zodat het een samenhangend verhaal wordt. Ieder groepslid schrijft in zijneigen kleur op het kopieerblad, waardoor de individuele bijdrage duidelijk wordt. Zo ontstaat eengezamenlijk verhaal.Een woordmuur kan ondersteuning bieden bij deze activiteit. Het is raadzaam dat de te gebruikenwoorden geordend op de woordmuur staan, samen met andere woorden die erbij horen.Ieder lid van de groep moet het verhaal uiteindelijk kunnen voorlezen. Als een leerling daar niet zekervan is, kan hij of zij van tevoren oefenen. Klassikaal worden een paar beurten gegeven.

Page 34: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

34

Variaties:

. De leerkracht stelt de eerste twee woorden vast en de leerlingen in het groepje samen de anderewoorden.

. Om het gemakkelijker te maken:. de leerlingen maken geen verhaal samen, maar iedere leerling maakt een losse zin;. iedere leerling mag twee zinnen maken, waarbij in één van de twee zinnen het woord staat

dat hij heeft gekregen;. leerlingen mogen een keer een beurt overslaan;. de leerlingen gebruiken geen dobbelsteen, maar kiezen zelf een woord en strepen het woord

door dat al geweest is;. de lijst met woorden is langer zodat er meer keus is.

Activiteit 4: Een woordenschema maken

Doelgroep:

Groep 4

Doelstellingen voor de leerlingen:

. consolidering van te leren woorden

. integratie van te leren woorden met voorkennis

. samenwerken

Korte beschrijving van de activiteit:

De groep maakt een tentoonstelling, bijvoorbeeld over de woonomgeving van verschillendediersoorten. Voor deze tentoonstelling ontwikkelen de leerlingen in tweetallen verschillendewoordenschema’s. Ieder tweetal maakt een ander woordenschema, bijvoorbeeld over een anderediersoort.Het woordenschema is een (moeilijker) variant op de Spin.

Voorbereiding:

De groep bezoekt een dierentuin. Dit bezoek functioneert als een anker voor verschillendevervolgactiviteiten. Zo vinden er woordenschatactiviteiten plaats waarbij enkele dieren uit dedierentuin uitgebreid worden behandeld. Hoe zien ze eruit? Kunnen ze vliegen etc.? Deze dierenworden geordend op de woordmuur en er wordt een thematafel ingericht. In dit voorbeeld gaan weervan uit dat de leerlingen vervolgens meer zouden willen weten over de natuurlijke woonomgevingvan dieren. Wanneer u dit voorbeeld gebruikt, houd dan ruimte voor andere vragen van de kinderen.

Uitvoering:

De groep wordt verdeeld in tweetallen. Ieder tweetal kiest een diersoort.De leerkracht geeft de tweetallen de instructie om in informatieboekjes, een beeldwoordenboek etc.te zoeken naar informatie over de woonomgeving van hun diersoort. De leerkracht wijst hen eropgoed te kijken naar de illustraties en naar de tekst. Ieder tweetal krijgt een groot vel papier omgevonden informatie op weer te geven. Op het vel papier kunnen de leerlingen behalve schrijven, ooktekenen of plaatjes plakken.Een tweetal beslist samen:. welke kenmerken van de woonomgeving van het diersoort ze belangrijk vinden (wat is

speciaal?);. hoe ze de informatie weergeven en ordenen; ieder tweetal maakt zijn eigen schema.Het is belangrijk dat de leerlingen het met elkaar eens zijn voor ze iets op het papier zetten.Per tweetal worden taken verdeeld. Ieder tweetal verdeelt de beschikbare informatieve boeken onderelkaar. Eventueel gebruikt elke leerling een eigen kleur pen om zijn of haar bijdrage te leveren op hetschema.

Page 35: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

35

Als de schema’s klaar zijn beslist de groep gezamenlijk hoe alle schema’s worden tentoongesteld. Zebespreken waarom ze bepaalde diersoorten bij elkaar zetten, bijvoorbeeld alle dieren uit de Noord- enZuidpool bij elkaar.De leerlingen nodigen andere groepen en ouders uit om naar hun tentoonstelling te komen kijken.De leerlingen evalueren de tentoonstelling samen met de leerkracht en formuleren nieuwe leervragen.

Variaties:

Tijdens vervolgactiviteiten worden de tweetallen gesplitst en worden nieuwe groepjes geformeerd. Inde nieuwe groepjes is iedere leerling expert over zijn eigen diersoort. De leerkracht geeft nu eenaanvullende opdracht, bijvoorbeeld om de overeenkomsten en verschillen tussen de twee diersoortenop te schrijven in een schema.

Coöperatief leren en geletterdheid

Activiteit 5: Samen een boek maken

Doelgroep:

Groep 1 - 3

Doelstellingen voor de leerlingen:

. tekenen/schrijven binnen een betekenisvolle context

. bewustwording van de functie van boeken

. met elkaar overleggen

Korte beschrijving van de activiteit:

Een groepje kinderen maakt samen een informatief boek.Deze schrijf-/tekenactiviteit valt uiteen in de volgende onderdelen:

In de grote kring: (kan eventueel ook in de kleine groep). een verhaal bedenken. afspraken maken over het samen maken van een boek

In de kleine groep:. overleg tussen kinderen, onder begeleiding van de leerkracht: met elkaar afspraken maken over

welke verschillende tekeningen voor het boek nodig zijn, wie wat maakt, wie de kaft verzorgt,wie het boek in de groep zullen gaan voorlezen en dergelijke

. bijschrijven door de leerkracht

. bundelen van de pagina's

. samen doorkijkenIn de grote kring:. samen bekijken en erbij vertellenIn de boekenhoek:. andere kinderen kunnen het bekijken

Praktijkschets

In groep 1 van leerkracht Ineke houden kinderen zich bezig met het thema ‘kikkers en padden’. Ze zijnal enige tijd met het onderwerp bezig als Ineke in de kring inventariseert wat ze met elkaar al overpadden weten. Inmiddels zijn ze immers experts geworden. Deze inventarisatie doet Ineke in de grotegroep.

Klassikale kringIn de kring komt er al pratende een heel verhaal tot stand dat Ineke in overleg met de kinderen, zinvoor zin, op een groot vel papier noteert. Daarna leest ze het voor: “Padden gaan op stap. Ze lopendoor de weilanden en ze lopen op de weg. Soms worden ze dan doodgereden. Dit heet paddentrek.

Page 36: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

36

Ze gaan op zoek naar water. De mannetjes zoeken een vrouwtje. Het mannetje is kleiner en hij gaatop de rug van het vrouwtje zitten. De padden gaan met elkaar vrijen. De mamapad legt eitjes. Deeitjes zitten aan elkaar. Het lijkt op een ketting.”Ineke gaat vervolgens na in hoeverre kinderen belangstelling hebben om gezamenlijk een boek temaken over het verhaal dat ze zojuist met elkaar hebben gemaakt. De kinderen zijn vooral enthousiastvoor het plan om het boek daarna voor te lezen of uit te lenen aan de leerkracht en kinderen van eenandere kleutergroep. Ineke geeft aan dat het verhaal op losse vellen getekend kan worden en dat zedeze vellen dan bij elkaar zal steken in een map.Zes kinderen willen meehelpen met het boek. Ineke wil eerst afspreken wat ze gaan tekenen. Daarweet Victor wel raad mee: “Ik heb een goed idee. We kunnen tekenen wat op die brief [het verhaaldat Ineke op papier had genoteerd] staat.” Dit idee wordt met open armen ontvangen door de restvan de groep. Ineke vraagt hoe ze dan aan letters kunnen komen. Ze moeten het immers wél kunnenlezen. Vervolgens doet ze het voorstel dat als de kinderen aan haar vertellen wat ze getekend hebben,zij het erbij kan schrijven.

Overleg in de kleine groepHet groepje van zes kinderen gaat aan een tafel zitten. Ieder pakt een blanco vel voor zich. Ineke doetde suggestie: “Jongens, als jullie nou eerst eens met elkaar gaan afspreken wat jullie willen gaantekenen.”Een kind: “Goed idee!”Victor staart nog even voor zich uit.Max neemt verder het voortouw. Met Tivon overlegt hij.Max: “Als jij nou een pad tekent. Ik teken de papa-pad.”Tivon: “Ik teken een kleine pad, nee, een grote pad. Een grote pad.”Over en weer wisselen Max en Tivon uit of ze nu een grote of een kleine pad willen tekenen.Een ander kind wil een kikker tekenen, maar zij wordt gecorrigeerd: “Nee, het moet over een pad!”Anne: “En er moeten ook blaadjes bij, zoals op het raam.” [op het raam hangen zelfgemaakte kikkersen padden]Intussen maakt Ineke in het voorbijgaan de volgende opmerking: “Wacht even Max. Niet allemaalhetzelfde, anders heb ik dadelijk allemaal dezelfde blaadjes. Denk maar vast na over wat jullie gaantekenen.”En opnieuw overleggen de kinderen met elkaar.Even later heeft de leerkracht tijd om het groepje verder op weg te helpen. Ze begint bij Victor.Ineke: “Wil jij tekenen hoe de pad eruit ziet? Dan schrijf ik dat er vast boven: zo ziet een pad eruit.Dan weten ze al meteen waarop ze moeten letten.”Victor gaat accoord maar weet niet zeker hoe hij het moet aanpakken. Ineke geeft aan dat als hij nietmeer weet hoe dat moet, hij er even het boek bij kan pakken.Ze vraagt aan Max wat hij wil maken voor het boek.Max: “Ik wil een vaderpad tekenen.”Ineke: “Alleen een vaderpad?”Max: “Alleen een vaderpad.”Ineke: “Als je er ook een moederpad bij tekent dan kun je meteen laten zien dat het vrouwtje heelgroot is en het mannetje klein.”Max aarzelt, hij vindt het moeilijk.Ineke: “Zal ik erboven schrijven een vader- en een moederpad? Of zal ik er iets anders bovenschrijven?”Max: “Als ze aan het vrijen zijn, als ik het kan. Moeten ze op elkaar of niet?”Ineke knikt naar Victor en zegt: “Hij heeft het boek, vraag maar of je het mag lenen.”

Klassikale kringAls de kinderen klaar zijn met hun bijdrage, bundelt Ineke de vellen tot een boek. De kinderen ‘lezen’samen in de kring hun boek voor aan de andere kinderen.

Page 37: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

37

Reflectie:

In het voorbeeld werken kinderen met elkaar samen aan een schrijfproduct: een boek over padden. Inde praktijkschets komt naar voren hoe belangrijk de communicatie is bij deze activiteit. De leerkracht isin haar groep 1 voorzichtig bezig om samenwerking en overleg tussen kinderen te stimuleren. Zeprobeert de kinderen op elkaar te betrekken door ze allemaal een stukje van het verhaal weer te latengeven. Haar ondersteuning is daarbij heel belangrijk.Als kinderen nog niet gewend zijn om samen te werken, kan deze activiteit het beste in tweetallenuitgevoerd worden, omdat overleg dan eenvoudiger is.De taakverdeling tussen de kinderen kan bij iets oudere kinderen explicieter afgesproken worden danin dit voorbeeld gebeurt. Bijvoorbeeld door het verhaal eerst samen met de kinderen in stukjes teknippen (begin – midden – eind) en af te spreken welke verschillende tekeningen voor het boek nodigzijn, wie wat maakt, wie de kaft verzorgt, wie het boek in de groep zullen gaan voorlezen endergelijke.Bij iets oudere kinderen kan ook de werkvorm Partners toegepast worden. Hierdoor krijgt de activiteiteen meer coöperatief karakter. Voor meer suggesties voor een dergelijke activiteit in groep 3/4 zie devolgende activiteit.

Variaties:. Spin: de leerkracht schrijft als allereerste stap op het bord of op een groot vel papier het

onderwerp van het verhaal (in dit geval: padden). Bij iedere lijn komt iets te staan over datonderwerp. Leerlingen denken eerst zelf na. Om de beurt geven ze iets aan dat met hetonderwerp te maken heeft. Als iedereen in de groep het erover eens is, schrijft de leerkracht hetbij een van de poten van de spin, en maakt er eventueel een tekening bij. De woorden entekeningen op het bord zijn het uitgangspunt voor het verhaal dat gezamenlijk geschrevenwordt.

. Rotonde: bij het overleg in de kleine groep kan deze werkvorm toegepast worden. De leerkrachtvraagt waar het verhaal over moet gaan en doet zelf een voorstel voor het begin. De leerlingenvoegen om de beurt iets toe aan het verhaal.

. In plaats van het maken van een boek kunnen de kinderen ook op een andere manier aan de slagmet het verwerken van informatie. Bijvoorbeeld:. samen een poster maken en presenteren over het verhaal. samen een tentoonstelling inrichten over het verhaal en anderen rondleiden. samen een filmrol of voorstelling maken en deze presenteren aan publiek

Activiteit 6: Lezen en schrijven van informatieve boeken

Doelgroep:

Groep 3 en 4 (nadat de eerste fase van het aanvankelijk lezen achter de rug is)

Doelstellingen voor de leerlingen:

. informatie opzoeken in informatieve boeken

. een samenhangende tekst schrijven

. met elkaar overleggen

Korte beschrijving van de activiteit:

Vanuit een betekenisvolle aanleiding lezen kinderen informatieve boeken. Belangrijke informatieschrijven ze op. Vervolgens maken ze in groepjes een informatief boek, waarbij ze gebruik maken vande opgezochte informatie.

Page 38: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

38

Praktijkschets:

Jan, leerkracht van groep 3, heeft een bepaalde bloktijd gereserveerd waarin kinderen aan open lees-en schrijftaken kunnen werken. Waar mogelijk zoekt hij naar samenhang met taken uit de lees- enschrijfmethode.De groep van Jan is bezig met kern 7 van de methode Veilig Leren Lezen. Deze kern gaat over dieren.

Klassikale kringJan brengt in zijn groep 3 een probleemstelling in om kinderen te motiveren tot het lezen en schrijvenvan informatieve teksten. Hij vertelt over de twee waterschildpadden die hij voor zijn verjaardaggekregen heeft en die nu hun winterslaap houden. Hij weet niet wanneer de dieren wakker worden enof hij nog voor iets moet zorgen of iets bijzonders moet doen om de dieren in leven te houden. Hoekomt hij daarachter?In gesprek met de kinderen komt hij tot de slotsom dat hij dat zou kunnen opzoeken in een boek overwaterschildpadden. Dat boek wordt uiteindelijk erbij gehaald en Jan en de kinderen zoeken debenodigde informatie op. Jan noteert de gevonden informatie zodat ze het kunnen onthouden.Vervolgens inventariseert Jan samen met de kinderen welke huisdieren ze allemaal hebben. Dit leidtertoe dat kinderen verhalen gaan schrijven over hun eigen huisdier. De verhalen over eenzelfdehuisdier, bijvoorbeeld konijnen of duiven, worden aan elkaar en in de groep voorgelezen en met elkaarvergeleken.

Werken in groepjesEen volgende stap is het formeren van groepjes kinderen die over eenzelfde dier meer aan de weetwillen komen. Ze bedenken welke vragen ze hebben over het dier. Daarna selecteren ze eenvoudigeinformatieve boeken met elkaar. Ieder neemt een boekje voor zijn rekening en probeert antwoord tevinden op de geformuleerde vragen. Belangrijke informatie wordt opgeschreven. De leerkracht geefthulp bij het formuleren van zinnen. Vervolgens overleggen de kinderen hoe het boekje eruit moetgaan zien en verdelen ze weer taken, zoals het zoeken van geschikte foto’s, het maken van eenmooie voorkant en illustraties, het intypen van alle tekst in de computer. Als het boekje af is, bekijkenen lezen de kinderen het samen.

Page 39: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

39

VervolgactiviteitenHet boekje krijgt een vaste plaats op de boekentafel en kan door iederen gelezen worden. En datgebeurt ook. De eigen boekjes worden regelmatig gepakt. Kinderen zijn apetrots op hun lees- enschrijfprestaties en maken steeds nieuwe informatieve boekjes.

Reflectie:

Er is een functionele aanleiding voor de kinderen om te lezen en te schrijven. We zien hierdoor dat debetrokkenheid van de kinderen groot is. De kinderen lezen en schrijven met een duidelijk doel: zewillen iets weten respectievelijk anderen laten weten.Bij het samen schrijven zijn drie momenten van overleg belangrijk: voorafgaand aan het schrijven,tijdens het schrijven en na afloop van het schrijven. Voorafgaand aan het schrijven bespreken dekinderen wat ze over het onderwerp willen schrijven en verdelen ze ook taken. Tijdens het schrijven iselkaars werk bespreken een aandachtspunt. Hierbij zou gebruik gemaakt kunnen worden van dewerkvorm Duo’s (zie de Variaties). Na het schrijven is het belangrijk voor het leerproces omgezamenlijk terug te kijken op de activiteit: wat vinden we van het uiteindelijke resultaat in de vormvan een boek en hoe is het samenwerken verlopen?Als kinderen nog niet gewend zijn om samen te werken, kan deze activiteit het beste in tweetallenuitgevoerd worden, omdat overleg dan eenvoudiger is.

Variaties:

. Denken delen uitwisselen: tweetallen kiezen gezamenlijk wat ze zullen gaan schrijven en voerenook samen de schrijfactiviteit uit, met herkenbare bijdragen (ieder kind een eigen kleur).

. Duo's: de revisie van de schrijfopdrachten kan coöperatief ingekleed worden, waarbij kinderenelkaar de tekst voorlezen en elkaar helpen om de tekst aan te vullen of te verbeteren.

. Partners: het groepje splitst zich op in tweetallen. De vragen die ze willen uitzoeken verdelen zeover de tweetallen. Vervolgens gaan ze in tweetallen informatie zoeken en dit opschrijven.Daarna komen ze bij elkaar en de wisselen ze de verzamelde informatie aan elkaar uit. Dekinderen van het groepje voegen de informatie samen en maken er een boekje van.

Page 40: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

40

perspectief

Met deze bouwsteen hebben we een aanzet willen geven tot het toepassen van coöperatievewerkvormen binnen interactief taalonderwijs. We hebben willen laten zien hoe coöperatief leren kanbijdragen aan de taalontwikkeling van kinderen in de leeftijd van 4 tot 8 jaar en welkeaandachtspunten dit oplevert voor het taalonderwijs aan deze leeftijdsgroep.We hebben zowel theoretische noties gegeven omtrent coöperatief leren als praktische suggestiesvoor het invoeren van coöperatieve werkvormen. Daarnaast hebben we enkele praktijkvoorbeeldenbeschreven vanuit de ontwikkelprojecten.We willen graag nog meer ervaring opdoen met coöperatief leren, met name in de groepen 1 en 2. Inde toekomst zullen meer publicaties volgen. We zijn nu alvast benieuwd naar uw ervaringen metcoöperatieve werkvormen.

Uw reacties graag

We hopen dat er een inspirerende werking uitgaat van deze bouwsteen. We zijn erg benieuwd naarreacties van lezers en van gebruikers en zien dan ook met belangstelling uw reactie tegemoet. U kuntdaarvoor gebruik maken van het bijgesloten reactieformulier. U kunt ons ook faxen of mailen.

Page 41: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

41

literatuur

Janssen-Vos, F. (1997). Basisontwikkeling in de onderbouw. Assen: van Gorcum.

Johnson, D.W., Johnson, R.T., & Holubec, E. (1994), The new circles of learning: Cooperative learningin the classroom and school. Alexandria: ASCD.

Kagan, S. (1994), Cooperative learning, Kagan Cooperative learning, San Clemente, CA.

Knijpstra, H., Pompert, B., & Schiferli, T. (1997). Met jou kan ik lezen en schrijven. Eenontwikkelingsgerichte didactiek voor het lezen en schrijven in groep 3 en 4. Assen: van Gorcum.

Slavin, R.E. (1995), Cooperative learning, Theory, research and practice (2nd ed.). Boston: Allyn andBacon.

Sijtstra, J., Aarnoutse, C., & Verhoeven, L. (1999). Taalontwikkeling van nul tot twaalf. Raamplandeel 2. Nijmegen: Expertisecentrum Nederlands.

Meer lezen over coöperatief leren?

Förrer, M. (1999). Samenwerkend leren. In: Een goed begin, aanvulling december 1999. Alphen aande Rijn: Samsom.

Förrer, M., Kenter, B., & Veenman, S. (in druk). Coöperatief leren in het basisonderwijs. Amersfoort:CPS onderwijsontwikkeling en advies.

Kenter, B. (1999). Coöperatief leren. Een effectieve aanvulling op de huidige onderwijspraktijk. JSW,83 (10).

Linden, J.v.d., & Haenen, J. (red.) (1999). Special samen slimmer. Didaktief en school, 29 (6), p. 21-32.

Page 42: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

42

bijlage 1: kopieerblad dobbelen om woorden

De woorden

1. 4. 7. 10.

2. 5. 8. 11.

3. 6. 9. 12.

Het verhaal

Page 43: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

43

bijlage 2: reageren?

Heeft u vragen of opmerkingen naar aanleiding van deze bouwsteen of heeft u ervaringen opgedaanmet coöperatief leren, noteer ze op deze bladzijde en stuur die naar:

Expertisecentrum Nederlandst.a.v. Marieke TomesenPostbus 91046500 HE Nijmegen

U kunt ook een e-mail sturen naar: [email protected]

We zijn benieuwd naar uw reactie!

________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________________

Page 44: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

44

Bouwstenen voor interactief taalonderwijs

1. Mienke Droop & Sylvia Peters (1999)Starten met leerlingportfolio’s

2. Mariët Förrer, Resi Damhuis, Marieke Tomesen, Akke de Blauw, Margareth van Kleef en MarijkeKienstra (2000)Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs. Samen taal leren in groep 1 tot en met 4

3. Marieke Tomesen (2000)Het nieuwsprikbord: Een betekenisvolle aanleiding voor lees- en schrijfactiviteiten in groep 3.

4. Resi Damhuis & Piet Litjens (2000)Vragen? Geen vragen! Waarom leerkrachten minder en andere vragen stellen in interactieftaalonderwijs.

5. Marieke Tomesen en Margareth van Kleef (2000)De ABC-muur: Stimuleren van fonologisch bewustzijn en letterkennis in groep 1 – 3.

6. Mariët Förrer, Marijke Kienstra, Suzan Valstar en Anneke Zielhorst (2001)Werken met kleine groepen binnen de grote groep. Klassenmanagement en interactieftaalonderwijs in groep 1 tot en met 4.

Page 45: coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs€¦ · Coöperatief leren binnen interactief taalonderwijs 3 vooraf Het Expertisecentrum Nederlands heeft tot taak het taalonderwijs

Coöperatief leren

binnen interactief taalonderwijs

45

colofon

Expertisecentrum Nederlands, 2000

Auteurs:Mariët Förrer, Resi Damhuis, Marieke Tomesen, Akke de Blauw, Margareth van Kleef enMarijke Kienstra

Foto’s: Jack Duerings, Berend Stellingwerf, Janny Stuiver, Marian van de Veen – van Rijk, NorbertVoskens.

Met speciale dank aan:Basisschool De Vlaamse Reus te Amsterdam (projectschool Mondelinge communicatie)Basisschool Jan Campert, locatie Prinses Beatrixschool, te Spijkenisse (projectschool Woordenschat)Basisschool De Hobbitstee te Eindhoven (projectschool Geletterdheid)Basisschool St. Jozef te Susteren (projectschool Geletterdheid)

Adres:Expertisecentrum NederlandsKatholieke Universiteit NijmegenPostbus 91046500 HE NijmegenTelefoon: 024 - 361 56 24Fax: 024 – 361 56 44E-mail: [email protected]://www.kun.nl/en