Contesta di Gobierno riba cambio di pensioen

21
ARUBA Uw kenmerk: Uw brief: STATEN VAN ARUBA Ingek. 21 NOV 2014 Aan: de Voorzitter der Staten Onderwerp: ontwerp-Landsverordening houdende bijzondere voorzieningen ten aanzien van de pensioenregelingen voor ambtenaren, gewezen ambtenaren en daarmee gelijkgestelden, alsmede houdende afwikkeling van een aantal sociale zekerheidsschulden 2,o1S-flo,z3 ALHIER. Ons kenmerk: Sfrt .)_1 -53)2_01(1 Oranjestad, 2 1 NOV. 2014 Hierbij doe wij u toekomen een nota naar aanleiding van het verslag inzake bovenvermeld ontwerp. De in ister van Financien en Overheidsorganisatie, ter van Justitie,

description

Riba pagina 9 y 10 por lesa cu Gobierno no lo paga pensionado di APFA mas e voorjaarspremie, reparatietoeslag y najaarspremie.

Transcript of Contesta di Gobierno riba cambio di pensioen

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 1 van 21

ARUBA

Uw kenmerk: Uw brief:

STATEN VAN ARUBA

Ingek. 21 NOV 2014

Aan: de Voorzitter der Staten

Onderwerp: ontwerp-Landsverordening houdende bijzondere voorzieningen ten aanzien van de pensioenregelingen voor ambtenaren, gewezen ambtenaren en daarmee gelijkgestelden, alsmede houdende afwikkeling van een aantal sociale zekerheidsschulden

2,o1S-flo,z3

ALHIER.

Ons kenmerk: Sfrt .)_1 -53)2_01(1

Oranjestad, 2 1 NOV. 2014

Hierbij doe wij u toekomen een nota naar aanleiding van het verslag inzake bovenvermeld

ontwerp.

De in ister van Financien en Overheidsorganisatie,

ter van Justitie,

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 2 van 21

_SA-A.A-e.IA AAk a/tAia-GL)

o ot.ou a, o c ti - 2 015 - 80 Landsverordening houdende bijzondere

voorzieningen ten aanzien van de

pensioenregelingen voor ambtenaren, gewezen

ambtenaren en daarmee gelijkgestelden,

alsmede houdende afwikkeling van een aantal

sociale zekerheidsschulden

NOTA NAAR AANLEIDING

VAN HET VERSLAG

/i/tA) ,5

De ondergetekenden hebben met belangstelling kennis genomen van de

vragen en opmerkingen van de fracties van de A.V.P., de M.E.P. en de

P.D.R. inzake het onderhavige ontwerp en de daarmee samenhangende

aangelegenheden. Hierop zullen zij ingaan met inachtneming van de

volgorde van het verslag.

De leden van de A.V.P.-fractie wensen te vernemen waarom besloten is tot

verhoging ineens van de dekkingsgraad bij het APFA naar 100%, terwijl

ook een geleidelijke verhoging overeenkomstig het herstelplan voor APFA

tot de mogelijkheden behoort.

Dienaangaande kunnen de ondergetekenden antwoorden dat een geleidelijke

verhoging overeenkomstig het door de leden bedoelde herstelplan voor

APFA inderdaad tot de mogelijkheden behoort. Met de partijen bij het

Bilateraal akkoord zijn de ondergetekenden echter van oordeel dat

verhoging ineens van de bruto dekkingsgraad naar 100% te verkiezen is

boven een geleidelijke verhoging. Niet vergeten dient worden dat het

dekkingstekort van APFA enige jaren geleden nog circa Afl. 600 miljoen

bedroeg. Om dit tekort weg te werken, werden in 2011 harde afspraken

1

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 3 van 21

gemaakt, waarbij circa 15 jaar een herstelpremie van Afl. 45 miljoen betaald

moest worden. Door deze herstelpremies kon het dekkingstekort dalen naar

circa Afl. 500 miljoen eind vorig jaar. Als gevolg van de reeds

doorgevoerde en de nog door to voeren hervormingen - zoals onder meer de

verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd - kan een besparing van Afl.

330 miljoen worden gerealiseerd. Hierdoor blijft dus Afl. 170 miljoen over.

Indien dit restbedrag conform het herstelplan had moeten worden betaald

zou jaarlijks circa Afl. 10 miljoen in plaats van Afl. 45 miljoen aan

herstelpremie verschuldigd zijn geweest. Indien het Land echter Afl. 170

miljoen leent ten behoeve van de eenmalige storting, zal zij op jaarbasis

minder dat Afl. 10 miljoen aan rente verschuldigd zijn.

Bij het bovenstaande komt nog bij dat de betrokken vakbonden slechts mee

wilden meewerken aan de hervorming van het pensioenstelsel voor

overheidswerknemers en daarmee gelijkgestelden, en daarmee ook aan de

offers die deze hervorming voor de actieve deelgenoten inhielden, indien de

toekomst van het APFA in een keer veilig gesteld kon worden.

Voor het overige merken de ondergetekenden op dat de voorgenomen

storting ineens inderdaad zwaar zal drukken op de Landsbegroting voor

2014 Vergeleken met de jarenlange betaling van de herstelpremies die bij

voortzetting van de huidige pensioenregeling NPR 2011 zou plaatsvinden, is

er echter sprake van een significante besparing. Feitelijk wordt namelijk een

structurele last vervangen door een eenmalige last. Daarbij geldt ook nog

eens dat deze eenmalige last aanmerkelijk lager is dan de equivalente

waarde van de structurele last, omdat de belangrijkste bijdrage aan de

eenmalige verhoging van de dekkingsgraad wordt veroorzaakt door de

verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, omdat deze verhoging

betrekking heeft op zowel de opgebouwde rechten als de toekomstige

pensioenopbouw.

2

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 4 van 21

Vervolgens wensen deze leden naar aanleiding van het voorgestelde artikel

14 te vernemen, of en op welke wijze de zogenaamde gelijke bedragen in

2014 aan de APFA-gepensioneerden uitbetaald zullen worden.

Ter zake verwijzen de ondergetekenden deze leden naar hetgeen zij

hieronder op een soortgelijke vraag van de leden van de M.E.P.-fractie

hebben geantwoord.

De leden van de fractie aan het woord wensen voorts te vernemen, welke

pensioenen in de toekomst wel door APFA geindexeerd zullen worden en of

dergelijke indexeringen door APFA zelf gefinancierd zullen worden uit de

opbrengsten van haar beleggingen.

De ondergetekenden kunnen ter zake antwoorden dat eventuele

indexeringen van pensioenen die onder vigeur van het NPR 2005, NPR

2011 en NPR 2014 zijn opgebouwd, conform die pensioenreglementen voor

rekening van APFA zullen komen. Deze indexering is voorwaardelijk. Dit

betekent dat APFA jaarlijks zal bezien, of de dekkingsgraad toereikend is

om een indexering toe te kennen. Deze systematiek houdt in dat

toekomstige indexeringen uit de beleggingsopbrengsten gefinancierd zullen

worden. De belangrijkste voorwaarde daarvoor zal zijn dat de

vermogenspositie van APFA een dergelijke indexering mogelijk maakt. Ten

aanzien van de niet-actieve deelgenoten die reeds van hun onder vigeur van

de PVL opgebouwde pensioen genieten en de actieve deelgenoten die op 1

januari 2011 recht hadden op pensioen overeenkomstig artikel 8, eerste lid,

onderdeel a, van de PVL geldt dat zij slechts duurtetoeslag zullen (blijven)

ontvangen respectievelijk zullen ontvangen overeenkomstig het

Landsbesluit duurtetoeslag gepensioneerden (AB 1996 no. GT 55). Ten

aanzien van de laatste groep geld overigens dat, indien zij na 30 december

3

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 5 van 21

2010 hun dienstverband hebben behouden, zij over het NPR-gedeelte van

hun pensioen indexering kunnen ontvangen van het APFA. Hoewel artikel

13, onderdeel b, van het onderhavige ontwerp voorziet in de intrekking van

dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, zal het niettemin van

kracht blijven ten aanzien van aanzien van de in deze alinea bedoelde

APFA-deelgenoten. De kosten van de uitvoering het Landsbesluit

duurtetoeslag gepensioneerden komen voor rekening van het Land.

De leden van dezelfde fractie wensen voorts - zo nemen de

ondergetekenden aan - met betrekking tot het voorgestelde artikel 4 te

vernemen, of ook andere pensioenfondsen zich zullen kunnen openstellen

voor andere sectoren dan die waarvoor zij oorspronkelijk opgericht zijn.

De ondergetekenden merken dienaangaande op dat zij het bij nader inzien

wenselijker achten dat op dit aspect wordt terugkomen bij een eventuele

algehele herziening van de Landsverordening

ondernemingspensioenfondsen, waarover overigens uit praktisch oogpunt

ook overleg zal moeten worden gevoerd met de toezichthoudende instantie

bij die landsverordening, namelijk de Centrale Bank van Aruba, over de

inhoud en reikwijdte van een dergelijke herziening. Dientengevolge zal het

voorgestelde artikel 4 bij nota van wijziging worden geschrapt.

De leden van deze fractie wensen ook te vernemen, hoe het APFA de

betaling heeft kunnen volhouden zonder pensioenkortingen, terwijl de

dekkingsgraad ver beneden de vereiste norm lag.

Hierop kunnen de ondergetekenden antwoorden dat de liquiditeitspositie

van APFA steeds zodanig is geweest dat dit pensioenfonds aan zijn

verplichtingen jegens zijn pensioengenietende deelgenoten kon voldoen. Op

grond van de Landsverordening ondernemingspensioenfondsen hanteert

4

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 6 van 21

APFA het kapitaaldekkingssysteem. Dit betekent dat APFA beleggingen

dient aan te houden met een dusdanige waarde dat alle in de toekomst

verwachte pensioenuitkeringen daaruit kunnen worden betaald. Een

dekkingsgraad lager dan 100% betekent dus niet dat er geen geld is om de

pensioenen op korte termijn te betalen. Het betekent wel dat er niet

voldoende geld is om alle in de aankomende decennia beloofde pensioenen

te kunnen blijven betalen. Anders gezegd: het vermogen van APFA is meer

dan toereikend voor de betaling van de pensioenen voor het aankomende

j aar.

Uiteraard is het verstandig noch evenwichtig om zonder korting op de

pensioenen door te blijven gaan met het uitkeren van de beloofde

pensioenen als het duidelijk is dat daar op lange termijn niet voldoende geld

voor is. Dit is precies de reden dat de Centrale Bank van Aruba regels

hanteert om binnen een bepaalde termijn een dekkingsgraad van 100% te

bereiken.

Verder zij vermeld dat er geen noodzaak heeft bestaan om te korten op

pensioenen, ondanks dat de dekkingsgraad ver beneden de geldende normen

lag. Dit was mogelijk, omdat op basis van het bovenbedoelde herstelplan

herstel van de dekkingsgraad werd verwacht binnen de termijnen die de

Centrale Bank van Aruba hiervoor stelde. Met andere woorden: omdat de

Centrale Bank van Aruba het beleid en het voorziene herstel zoals

beschreven in het herstelplan onderschreef en het Land bereid was de

herstelpremie te betalen en de garantie of te geven die nodig waren om dit

geprognosticeerde herstel mogelijk te maken, hoefde geen pensioenkorting

te worden toegepast.

5

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 7 van 21

De leden van de A.V.P.-fractie wensen vervolgens te vernemen, hoe

voorkomen zal worden dat het APFA of een ander pensioenfonds verliezen

zullen oplopen zoals in crisisjaren.

Ervan uitgaande dat deze leden de financiele crisis van 2008, waarbij onder

andere institutionele beleggers forse verliezen leden op hun

aandelenportefeuilles, merken de ondergetekenden op dat het in eerste

instantie de verantwoordelijkheid van de pensioenfondsen zelf is om het

beleggingsbeleid en risicomanagementbeleid zo goed mogelijk vorm te

geven. Daarbij bepalen pensioenfondsen zelf welke afweging wordt

gemaakt tussen enerzijds het nemen van risico en anderzijds het behalen van

goede rendementen. Het APFA vormt hierop geen uitzondering. Daarbij ziet

de Centrale Bank van Aruba toe op de kwaliteit van dit beleid om te

voorkomen dat onverantwoorde of onnodige beleggingsrisico's worden

genomen. In het algemeen geldt dat beleggen altijd met risico's gepaard

gaat, waardoor zelfs met het meest optimale beleggingsbeleid niet

uitgesloten kan worden dat een pensioenfonds verliezen oploopt.

Tenslotte stellen de leden van deze fractie een aantal vragen over de dekking

van de door het APFA uit te keren pensioenen en de relatie met de

overheidsfinancien, in het bijzonder de verantwoordelijkheid van het Land

voor deze pensioenen.

Ter zake kunnen de ondergetekenden ten aanzien van de

verantwoordelijkheid van het Land opmerken dat deze bij het NPR 2011

inhield dat bij tegenvallende financiele ontwikkelingen (zoals slechte

rendementen) het Land verplicht was aan APFA het opgetreden tekort te

vergoeden. Afhankelijk van de ontwikkelingen kon dit om relatief grote

bedragen gaan, hetgeen dus een substantieel risico inhield voor het Land.

Deze situatie was voor het Land een van de redenen om een

6

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 8 van 21

pensioenakkoord te sluiten, waarin onder meer is afgesproken dat de

garantie komt te vervallen. Voor de Landsfinancien betekent dit dat het

substantiele risico is weggenomen, waardoor de pensioenkosten voor de

toekomst veel beter te voorspellen zijn. Het betekent echter ook dat

eventuele tegenvallende financiele ontwikkelingen bij APFA in de toekomst

niet meer automatisch door een bijstorting zullen worden opgelost. In een

dergelijk geval zal door het Land en de vakbonden moeten worden overlegd

over de mogelijkheden om het opgetreden tekort op te lossen. Het kan zijn

dat er dan alsnog tot een bepaalde bijstorting wordt besloten. Het kan echter

ook zijn dat er wordt afgesproken dat een dergelijke bijstorting niet

plaatsvindt. In het laatste geval zal het tekort opgelost worden door middel

van een korting door APFA op de pensioenen. Wat dit laatste betreft wijzen

de ondergetekenden erop dat APFA als onafhankelijke pensioenuitvoerder

de verantwoordelijkheid draagt voor het beheer van de pensioenen die bij

hem zijn ondergebracht. APFA dient daarbij te handelen in het belang van

alle belanghebbenden. In het geval van een tekort waarvoor geen oplossing

wordt gevonden, kan dit derhalve betekenen dat APFA zelfstandig besluit

een korting door te voeren. Het zou immers niet verantwoord zijn om

onverkort pensioenen te blijven betalen, terwijl het duidelijk is dat er

onvoldoende geld is om dit voor alle toekomstige generaties

gepensioneerden vol te houden

De leden van de fractie van de M.E.P. vangen hun reeks van vragen en

opmerkingen aan met een aantal vragen over de betrokkenheid van OPPA

bij de totstandkoming van het Bilateraal akkoord en het voornemen van de

regering - zo stellen deze leden - om de duurtetoeslagen niet langer te

verhogen en verder geen nieuwe gerechtigden tot de duurtetoeslagregeling

toe te laten.

7

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 9 van 21

Ter zake wensen de ondergetekenden voorop te stellen dat OPPA niet heeft

deelgenomen heeft aan de onderhandelingen die geleid hebben tot het

Bilateraal akkoord. Daarbij dient niet uit het oog te worden verloren dat

OPPA geen vakbond is die (delen van) het overheidspersoneel

vertegenwoordigt in haar rechtspositionele aangelegenheden. OPPA is een

vereniging die de belangenbehartiging van reeds gepensioneerde

overheidswerknemers als doelstelling heeft. De ondergetekenden merken in

dit kader nadrukkelijk op dat het Bilateraal akkoord betrekking heeft op de

pensioenaanspraken van de actieve deelgenoten, dat wil zeggen degenen die

nu in nog in dienst van het Land of andere werkgevers pensioenaanspraken

opbouwen onder het NPR 2011 (en in een enkel geval het NPR 2005). Het

spreekt welhaast voor zich dat dit een aangelegenheid betreft die de

rechtspositie van deze werknemers raakt, maar niet die van reeds

gepensioneerden. Het Bilateraal akkoord heeft geen betrekking op de

pensioenrechten van de pensioengenietende deelgenoten van APFA,

waaronder dus ook de leden van OPPA. Uit dien hoofde was deelname van

OPPA aan de onderhandelingen en de daaruit voortvloeiende ondertekening

van het Bilateraal akkoord niet noodzakelijk.

Voor wat betreft de gevolgen van het Bilateraal akkoord ten aanzien van de

APFA-deelgenoten die reeds pensioen genoten zij herhaald dat deze nihil

zijn. Ten aanzien van de duurtetoeslag kunnen de ondergetekenden in het

bijzonder verwijzen naar artikel 14, tweede lid, van het onderhavige

ontwerp. Deze bepaling stelt dat gepensioneerden die reeds duurtetoeslag

ontvangen op grond van het Landsbesluit duurtetoeslag gepensioneerden,

deze duurtoeslag zullen behouden. Mutatis mutandis zullen de

overheidswerknemers die op 1 januari 2011 op grond van de (sinds 1 januari

2011 ingetrokken) PVL met pensioen hadden kunnen gaan, hun recht op de

duurtetoeslag overeenkomstig het Landsbesluit duurtetoeslag

gepensioneerden behouden. De ondergetekenden wijzen erop dat de

8

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 10 van 21

bedragen van de duurtetoeslagen vastgelegd zijn in het Landsbesluit

duurtetoeslag gepensioneerden en dat deze niet gewijzigd zullen worden.

Voor het overige merken de ondergetekenden op dat als gevolg van de

intrekking van de PVL per 1 januari 2011 - wat reeds voorzien was in 2005

- ook de beeindiging van de wettelijke duurtetoeslagregeling onvermijdelijk

was geworden.

De leden van deze fractie stellen vervolgens een tweetal vragen over de

deelname van de vakbonden aan het besluitvormingsproces bij het Bilateraal

akkoord.

Ter zake gaan de ondergetekenden ervan uit dat deze leden met deze vragen

doelen op de deelname van OPPA aan de onderhandelingen die geleid

hebben tot het Bilateraal akkoord. De ondergetekenden verwijzen deze

leden naar hetgeen zij hierboven reeds hebben opgemerkt over de rol van

OPPA bij de totstandkoming van het Bilateraal akkoord. Voor het overige

merken de ondergetekenden in algemene zin op dat in die onderhandelingen

gestreefd is naar deelname van alle vakbonden die het actieve

overheidspersoneel en het personeel van overheidsgerelateerde instellingen

en bedrijven vertegenwoordigen.

Deze leden maken vervolgens enkele opmerkingen over de voorgestelde

artikelen 13 en 14 en stellen in verband hiermee een reeks vragen over de

stopzetting van de uitkeringen, toelagen en toeslagen aan

overheidsgepensioneerden.

Dienaangaande kunnen de ondergetekenden ten eerste antwoorden dat vanaf

het tijdstip van inwerkingtreding van het onderhavige ontwerp geen

voorjaarspremie, reparatietoelage en najaarspremie, als bedoeld in het

Landsbesluit compensatietoeslagen overheidspersoneel (AB 2014 no. 48)

9

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 11 van 21

aan pensioengenietende APFA-deelgenoten meer zal worden uitbetaald.

Ook zullen de pensioenen van deze deelgenoten niet ten taste van de

Landskas kunnen worden aangepast, indien zich een aanpassing van de

bezoldiging, uitkeringen, toelagen of toeslagen van de actieve deelgenoten

voordoet. De redenen hiervoor worden in de memorie van toelichting

uiteengezet.

Met betrekking tot de wettelijke grondslag voor de uitbetaling in de

voorgaande jaren van de voorjaarspremie en de najaarspremie zij vermeld

dat deze niet bestaat en overigens nooit bestaan Immers, deze premies zijn

volgens de achtereenvolgende toepasselijke wettelijke regelingen steeds

bestemd geweest voor het overheidspersoneel zelf, en niet voor

gepensioneerden die immers geen dienstverband meer hebben met het Land

of een andere gerelateerde werkgever.

De ondergetekenden maken van deze gelegenheid gebruik om het volgende

op te merken. Ook ten aanzien van het voorgestelde artikel 14 is de vraag

nader onder ogen bezien, of deze maatregel niet in strijd is met de

eigendomsbescherming of ongeoorloofde inbreuk maakt op verwachtingen.

Die vraag is ontkennend te beantwoorden. Hiertoe zij voorop gesteld dat de

betreffende betalingen geen wettelijke grondslag hebben, noch een

contractuele. De betreffende uitkeringen zijn slechts feitelijk toegekend

zonder een hiertoe bestaande verplichting in wet, overeenkomst of ander

juridisch document. Er is dan ook geen sprake van opgebouwde aanspraken.

en evenmin zijn door de betrokken voormalig overheidswerknemers voor de

betreffende uitkeringen premies betaald. Onder deze omstandigheden zijn

de uitkeringen slechts als een vorm van onverplichte coulance betaling door

de overheid te zien. Aldus kan niet worden gesteld dat hier sprake is van

eigendomsrechten in de zin van het Eerste Protocol bij het EVRM, zodat

ook de - beperkende - regels omtrent regulering van de eigendom geen

10

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 12 van 21

toepassing vinden. Ten overvloede zij voorts opgemerkt dat de regels

omtrent regulering van de eigendom, zoals wordt toegelicht in paragraaf 5

van de memorie van toelichting, zich niet tegen deze stopzetting verzetten,

aangezien er een redelijk belang is om daartoe over to gaan en hiermee de

bestaande rechten van de betrokkenen op een inkomen (met name het

pensioen) niet worden aangetast.

Met betrekking tot de vraag naar een studie over de gevolgen van de

stopzetting van de voorjaarspremie, reparatietoelage en najaarspremie aan

overheidsgepensioneerden zij geantwoord dat een dergelijke studie niet is

verricht. De ondergetekenden verwijzen deze leden overigens naar pagina 3,

tweede alinea van het nader rapport, in het bijzonder naar de laatste vier

zinnen.

Ten aanzien van de vraag naar de compensatie van koopkrachtverlies van de

overheidsgepensioneerden moet worden vooropgesteld dat hier een

onderscheid moet worden gemaakt tussen enerzijds de degenen die een

onder de PVL opgebouwd pensioen ontvangen of zullen ontvangen en

anderzijds degenen die een onder de diverse Nieuwe Pensioenreglmenten

opgebouwd pensioen zullen ontvangen. De eerste groep zal

koopkrachtcompensatie blijven ontvangen via de duurtetoeslagregeling,

terwijI de tweede groep compensatie van koopkrachtverlies zal kunnen

krijgen op basis van het dan geldende pensioenreglement, voor zover de

vermogenspositie van het APFA dat toelaat. Wat het laaste betreft, zullen de

NPR-pensioengerechtigden in een nadeliger positie verkeren ten opzichte

van de PVL-pensioengerechtigden. Immers, voor hen bestaat er geen

automatisch recht op compensatie van koopkrachtverlies.

Met betrekking tot de vraag over de mogelijke uitbetaling van het

gelijkbedrag en de zogenaamde bashi-premie zij geantwoord dat momenteel

11

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 13 van 21

inderdaad bekeken wordt of aan het eind van dit jaar de betaling van een

bedrag aan de huidige pensioengenietende deelgenoten overwogen wordt.

Voorstellen daartoe worden overwogen door een kleine commissie

bestaande uit vertegenwoordigers van het ministerie van Algemene Zaken,

Wetenschap, Innovatie en Duurzame Ontwikkeling, de Directie Financien

en de Directie Wetgeving en Juridische Zaken. De ondergetekenden hopen

hierover op zo kort mogelijke termijn uitsluitsel te kunnen geven.

De leden van de fractie van de M.E.P. wensen vervolgens te vernemen,

waarom het Centraal Geoganiseerd Over leg in Ambtenarenzaken (CGOA)

ter zake niet is gehoord.

In het algemeen kunnen de ondergetekenden stellen dat het CGOA al jaren

niet of nauwelijks functioneert, ondanks diverse pogingen van

achtereenvolgende regeringen om daarin verandering te brengen. Door in

een ander forum in overleg te treden met de vertegenwoordigers van het

overheidspersoneel en daarmee gelijkgestelden, bieden de betrokken

ministers dit personeel alsnog de mogelijkheid van inspraak in

rechtspositionele aangelegenheden.

Vervolgens stellen deze leden vragen naar aanleiding van de voorgestelde

verhoging van de franchise en het effect van de verlaging van de premie

voor de actieve deelgenoten.

Te dezer zake merken de ondergetekenden op dat de franchise de

salarisdrempel is waarboven pensioenopbouw plaatsvindt. De reden voor

het hanteren van deze salarisdrempel is dat iedereen een AOV-uitkering zal

ontvangen, waardoor het voor het onderste deel van het salaris niet nodig is

om hierover pensioen op te bouwen.

12

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 14 van 21

Voorts wijzen de ondergetekenden ter zake erop dat de voorgestelde

verhoging van de franchise alleen betrekking heeft op pensioenopbouw na. I

januari 2014. De reeds door de actieve deelgenoten opgebouwde pensioenen

en de pensioenen van gepensioneerden worden door de verhoging van de

franchise niet geraakt. De verhoging van de franchise voor pensioenopbouw

na. 1 januari 2014 leidt logischerwijs wel ertoe dat er vanaf 1 januari 2014

minder pensioen wordt opgebouwd. Dit betekent dat indien men in de

toekomst met pensioen gaat, het pensioen inderdaad lager zal zijn.

Overigens kan niet onvermeld blijven dat deze hogere franchise vastgelegd

in Landsverordening algemeen pensioen. Daarbij gold een overgangstermijn

tot 1 januari 2014.

Voor het overige merken de ondergetekenden op dat de verhoging van de

franchise slechts een van wijzigingen is die optreden voor de

pensioenopbouw rid I januari 2014. Ander wijzigingen zijn de verlaging van

het opbouwpercentage, het verhogen van de pensioenleeftijd en de

invoering van de mogelijkheid van een langere opbouwperiode doordat het

maximum van 34 opbouwjaren in de nieuwe pensioenregeling vervalt.

Vervolgens herhalen de leden van dezelfde fractie een aantal vragen over de

overheidsgarantie, het gepleegde overleg met de vakbonden en de

eenmalige storting van het Land. Ook wensen zij een overzicht te ontvangen

van de betalingsachterstanden van het Land aan APFA.

Ten aanzien van het laatste verwijzen de ondergetekenden deze leden naar

het bij deze nota gevoegde overzicht. Voor het overige worden deze leden

verwezen naar hetgeen eerder ter zake in deze nota is opgemerkt

De leden van de fractie aan het woord wensen voorts de concepten van de

krachtens het voorgestelde artikel 1 te sluiten overeenkomsten te ontvangen.

13

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 15 van 21

Dienaangaande zijn de ondergetekenden genoodzaakt te antwoorden dat

over de inhoud van desbetreffende overeenkomst(en) nog besprekingen

worden gevoerd tussen het Land en APFA. Overigens achten de

ondergetekenden het niet juist dat in de fase van de behandeling van het

onderhavige ontwerp reeds min of meer afgeronde concepten klaar zouden

moeten liggen, aangezien daarmee de indruk kan worden gewekt dat

goedkeuring van de Staten van de voorgenomen rechtshandeling slechts een

formaliteit zou zijn. De ondergetekenden verwijzen in dit verband naar

artikel 31 van de Comptabiliteitsverordening 1989.

Tot besluit stellen de leden van de fractie van M.E.P. enkele vragen over

artikel 15 van het onderhavige ontwerp.

Ter zake kunnen de ondergetekenden deze leden ten eerste verwijzen naar

het onderstaande overzicht waarin de balans van het Schommelfonds

AOV/AWW per 31 december 2013 (overeenkomstig de jaarrekeningen) is

opgenomen. Daarin is de schuld van het Land in verband met de

boedelscheiding opgenomen. Teneinde een indruk te geven van het effect

van de kwijtschelding op de vermogenspositie van het Schommelfonds

AOV/AWW, is er een kolom toegevoegd waarin de kwijtscheldingen per 31

december 2013 zijn verwerkt.

14

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 16 van 21

BALANS SCHOMMELFONDS AOV /AWW PER 31 DECEMBER 2013 Voor kwijtschel di ng

Ja a rrekeni ng 2013

Na Kwi jtschel di ng

2013

37,751,668 EIGEN VERMOGEN 240,902,827

VORDERINGEN OP OVERHEID LANGLOPEND 57,658,820 -

LIQUIDE MIDDELEN 178,512 178,512

BELEGGINGEN

TIME DEPOSITS 5,000,000 5,000,000 UITGEGEVEN LENINGEN 7,202,090 7,202,090 TOTAAL BELEGGINGEN 12,202,090 12,202,090

VORDERINGEN

VO RD INTEREST TIME DEPOSITS 76,698 76,698 REKENI NG COURANT ZV (17,532,312) RC AOV 144,831,823 RC AWW 654,972 -

R/C SCHOMMELFONDS ZV /OV 17,537,856 -

TOTAAL VORDERINGEN 145,569,037 76,698

Verlies 25,294,368 25,294,368

,....._

Bron: Soci al e Verzekeri ngsba nk ._ ....____ _.........._-__ ._

De door middel van artikel 15 voorgestelde kwijtscheldingen zullen geen

gevolgen hebben voor de uitkeringen die door de SVb worden verstrekt.

Voorts merken de ondergetekenden op dat, conform artikel 21, eerste lid,

van de Landsverordening Sociale Verzekeringsbank de verplichtingen van

de SVb - dus ook eventuele tekorten - zonder enig voorbehoud door het

Land worden gegarandeerd.

Ten aanzien van de vraag van deze leden over het gestelde op pagina 44 van

de memorie van toelichting merken de ondergetekenden op dat na de

kwijtscheldingen tussen de fondsen onderling, het Ziektefonds nog steeds

een negatief eigenvermogen zal hebben. Dit is weer een gevolg van de

ziekengeldenschuld aan werkgevers en de schulden aan het Cessantiafonds.

15

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 17 van 21

Teneinde dit tekort weg te kunnen werken, dienen aanpassingen te worden

doorgevoerd, die moeten resulteren in overschotten die aangewend dienen te

worden voor het aflossen van de schulden. Het realiseren van een overschot

door middel van kostenverlaging is, gezien het historische lage

verzuimpercentage van 2,4% in 2013, niet realistisch. Andere opties

impliceren het genereren van extra premieopbrengsten. Daarvoor zijn er

twee mogelijkheden, namelijk het aanpassen van de huidige premie van

2,65% (die dateert uit 2006) en het aanpassen van de huidige

premieloongrens van AWG 54.600,- (die dateert uit 2009).

Het lid van de fractie van de P.D.R. wenst ten eerste een afschrift van het

door de Raad van Advies bedoelde Protocol te ontvangen. Ook wenst dit lid

in deze nota alsnog antwoord te krijgen op zijn schrijven van 16 oktober

2014.

Dienaangaande merken de ondergetekenden op dat zij een kopie van het

desbetreffende Protocol bij deze nota hebben gevoegd. Voor het overige

verwijzen zij naar de inhoud van deze nota, waarin wordt ingegaan op de

door dit lid bedoelde punten.

De ondergetekenden verwachten met het bovenstaande de fracties van de

A.V.P., de M.E.P. en de P.D.R. voldoende duidelijkheid te hebben verschaft

met betrekking tot het onderhavige ontwerp en de daarmee samenhangende

aangelegenheden.

De mini .ter van Financien en Overheidsorganisatie,

De mini r van Justitie,

16

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 18 van 21

OVERZICHT KWIJTSCHELDINGEN OP BASIS VAN DE JAARREKENING 2013 Kwijtscheldingen mbt het Ziektefonds Aan Ziektefonds door Administratie (114,654,535)

Door Ziektefonds aan Ongevallenfonds 1,574,477

Door Ziektefonds aan Schommelfonds ZV/OV 10,415,918

Door Ziektefonds aan Schommelfonds AOV/AWW 17,532,312

Kwijtscheldingen mbt het Ongevallenfonds Aan Ongevallenfonds door Ziektefonds (1,574,477)

Aan Ongevallenfonds door Administratiefonds (1,132,292)

Door Ongevallenfonds aan Schommelfonds ZV/Ov 1,600,000

Kwijtscheldingen mbt het Schommelfonds ZV -OV

Aan Schommelfonds ZV-OV door Ongevallenfonds (1,600,000)

Aan Schommelfonds ZV-OV door Ziektefonds (10,415,918)

Aan Schommelfonds ZV-OV doorSchommelfonds AOV/AWW (17,537,856)

Door Schommelfonds ZV-OV aan Administratie 29,637,856

Kwijtscheldingen mbt het Administratiefonds Aan Administratiefonds door Ouderdomsfonds (86,270,213)

Aan Administratiefonds door Weduwen- en wezenfonds (1,200,624)

Aan Administratiefonds door Schommelfonds ZV-OV (29,637,856)

Door Administratiefonds aan Ziektefonds 114,654,535

Door Administratiefonds aan Ongevallenfonds 1,132,292

Kwijtscheldingen mbt het Ouderdomfonds Aan Ouderdomfonds door Schommelsfonds AOV/AWW (144,831,823)

Door Ouderdomfonds aan Administratiefonds 86,270,213

Door Ouderdomonds aan Weduwen- en wezenfonds 2,584,158

Kwijtscheldingen mbt het Weduwen- en Wezenfonds Aan Weduwen- en Wezenfonds door Schommelfonds AOV/AWW (654,972)

Aan Weduwen- en Wezenfonds door Ouderdomsfonds (2,584,158)

Door Weduwen- en Wezenfonds aan Administratiefonds 1,200,624

Kwijtscheldingen mbt het Schommelfonds AOV /AWW Aan Schommelfonds AOV/AWW door Ziektefonds (17,532,312)

Door Schommelfonds AOV/AWW aan Ouderdomsfonds 144,831,823

Door Schommelfonds AOV/AWW aan Weduwen- en Wezenfonds 654,972

Door Schommelfonds AOV/AWW aanSchommelfonds ZV /OV 17,537,856

Totaal to kwijtschelden (429,627,036)

Bron: Sociale Verzekeringsbank 20 nov 2014

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 19 van 21

11/21/14 mtten.nl- Wet- en regelgeving printen - Protocol bij het Verdrag tot bescherming an de rechten an de mens en de fundamentele vrijheden, Parijs, 20...

Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, Parijs, 20-03-1952

(Tekst geldend op: 13-12-2011)

Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

(authentiek: en)

Protocol to the Convention for the protection of human rights and fundamental freedoms

The Governments signatory hereto, being Members of the Council of Europe,

Being resolved to take steps to ensure the collective enforcement of certain rights and freedoms other than those already included in Section I of the Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms signed at Rome on 4th November, 1950 (hereinafter referred to as "the Convention"),

Have agreed as follows:

Article 1. Protection of property

Every natural or legal person is entitled to the peaceful enjoyment of his possessions. No one shall be deprived of his possessions except in the public interest and subject to the conditions provided for by law and by the general principles of international law.

The preceding provisions shall not, however, in any way impair the right of a State to enforce such laws as it deems necessary to control the use of property in accordance with the general interest or to secure the payment of taxes or other contributions or penalties.

Article 2. Right to education

No person shall be denied the right to education. In the exercise of any functions which it assumes in relation to education and to teaching, the State shall respect the right of parents to ensure such education and teaching in conformity with their own religious and philosophical convictions.

Article 3. Right to free elections

The High Contracting Parties undertake to hold free elections at reasonable intervals by secret ballot, under conditions which will ensure the free expression of the opinion of the people in the choice of the legislature.

Article 4. Territorial application

Any High Contracting Party may at the time of signature or ratification or at any time thereafter communicate to the Secretary-General of the Council of Europe a declaration stating the extent to which it undertakes that the provisions of the present Protocol shall apply to such of the territories for the international relations of which it is responsible as are named therein.

Any High Contracting Party which has communicated a declaration in virtue of the preceding paragraph may from time to time communicate a further declaration modifying the terms of any former declaration or terminating the application of the provisions of this Protocol in respect of any territory.

A declaration made in accordance with this Article shall be deemed to have been made in accordance with Paragraph (1) of Article 56 of the Convention.

Article S. Relationship to the Convention

As between the High Contracting Parties the provisions of Articles 1, 2, 3 and 4 of this Protocol shall be regarded as additional Articles to the Convention and all the provisions of the Convention shall apply accordingly.

Article 6. Signature and ratification

This Protocol shall be open for signature by the Members of the Council of Europe, who are the signatories of the

vmtten.overheid.nl/BVVBV0001001/geldigheidsdatum 13-12-2011/afdrukken 1/3

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 20 van 21

11/21/14 wetten.nl- Wet- en regelgeving printen - Protocol bij het Verdrag tot bescherming an de rechten van de mens en de fundamentele wijheden, Parijs, 20...

Convention; it shall be ratified at the same time as or after the ratification of the Convention. It shall enter into force after the deposit of ten instruments of ratification. As regards any signatory ratifying subsequently, the Protocol shall enter into force at the date of the deposit of its instrument of ratification.

The instruments of ratification shall be deposited with the Secretary-General of the Council of Europe, who will notify all Members of the names of those who have ratified.

Done at Paris on the 20th day of March 1952, in English and French, both texts being equally authentic, in a single copy which shall remain deposited in the archives of the Council of Europe. The Secretary-General shall transmit certified copies to each of the signatory Governments.

(vertaling: ni)

Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden

De Regeringen die dit Protocol hebben ondertekend, Leden van de Raad van Europa,

Vastbesloten om stappen te doen teneinde de collectieve handhaving te verzekeren van bepaalde rechten en vrijheden die niet zijn genoemd in Titel I van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 November 1950 (hierna te noemen "het Verdrag"),

Zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Bescherming van eigendom

Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.

De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijze het recht aan, dat een Staat heeft om die wetten toe te passen, die hij noodzakelijk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen belang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.

Artikel 2. Recht op onderwijs

Niemand mag het recht op onderwijs worden ontzegd. Bij de uitoefening van alle functies die de Staat in verband met de opvoeding en het onderwijs op zich neemt, eerbiedigt de Staat het recht van ouders om zich van die opvoeding en van dat onderwijs te verzekeren, die overeenstemmen met hun eigen godsdienstige en filosofische ove rtu ig ing en.

Artikel 3. Recht op vrije verkiezingen

De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich om met redelijke tussenpozen vrije, geheime verkiezingen te houden onder voorwaarden die de vrije meningsuiting van het yolk bij het kiezen van de wetgevende macht waarborgen.

Artikel 4. Territoriale werkingssfeer

Iedere Hoge Verdragsluitende Partij kan op het tijdstip van de ondertekening of bekrachtiging van dit Protocol of op ieder tijdstip daarna aan de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa een verklaring doen toekomen, waarin wordt medegedeeld in welke mate zij zich verbindt de bepalingen van dit Protocol eveneens te doen gelden voor die in de verklaring genoemde gebieden voor welker internationale betrekkingen zij verantwoordelijk is.

Iedere Hoge Verdragsluitende Partij die krachtens de voorgaande alinea een verklaring heeft overgelegd kan van tijd tot tijd een nadere verklaring overleggen, waarbij het gestelde van een voorgaande verklaring, kan worden gewijzigd of waarbij de toepassing van de bepalingen van dit Protocol met betrekking tot een bepaald gebied wordt beeindigd.

Een verklaring afgelegd overeenkomstig dit artikel zal geacht worden te zijn afgelegd overeenkomstig lid 1 van artikel 56 van het Verdrag.

Artikel 5. Verhouding tot het Verdrag

De Hoge Verdragsluitende Partijen beschouwen de artikelen 1,2,3 en 4 van dit Protocol als aanvullende artikelen van het Verdrag en alle bepalingen van het Verdrag zijn dienovereenkomstig van toepassing.

wetten.merheid.nl/BVVBV0001001/geldig heidsdatum 13-12-2011/afdrukken 2/3

IS Openbare Vergadering 2014-2015 - 251

Scan nummer 1 van 1 - Scanpagina 21 van 21

11/21/14 wetten.nl- Wet- en regelgeving printen - Protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele \TO heden, Parijs, 20...

rtikel 6. Ondertekening en bekrachtiging

Dit Protocol is opengesteld voor ondertekening door de Leden van de Raad van Europa die het Verdrag hebben ondertekend; het zal worden bekrachtigd tegelijkertijd met of na de bekrachtiging van het Verdrag. Het treedt in werking na de nederlegging van tien akten van bekrachtiging. Met betrekking tot iedere ondertekenaar die het daarna bekrachtigt, zal het Protocol in werking treden op de dag van de nederlegging der akte van bekrachtiging.

De akten van bekrachtiging worden nedergelegd bij de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa, die aan alle Leden kennis zal geven van de namen van hen die het Protocol hebben bekrachtigd.

GEDAAN to Parijs, de 20e Maart 1952, in de Engelse en de Franse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek, in

een enkel exemplaar hetwelk zal worden nedergelegd in het archief van de Raad van Europa. De Secretaris- Generaal zal gewaarmerkte afschriften doen toekomen aan alle ondertekenende Regeringen.

wetten.merheid.nl/BWBV0001001/geldig heidsdatum_13-12-2011/afdrukken 3/3