Competentievergroting residentiële jeugdzorg

30
N.W. SLOT H.J.M. SPANJAARD Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg

description

Dit boek staat uitgebreid stil bij de vraag hoe competentievergroting in de praktijk van de residentiële hulpverlening gerealiseerd kan worden. De technieken en hulpmiddelen worden op praktische en concrete wijze en aan de hand van veel voorbeelden beschreven. De eerste druk van het boek heeft vanaf 1999 een belangrijke rol gespeeld bij de wijde verspreiding van deze werkwijze. Sindsdien hebben zich in de jeugdzorg tal van ontwikkelingen voorgedaan. Daarom is het boek in 2009 herzien en uitgebreid. In deze nieuwe editie is er meer aandacht voor de positie van de ouders. Het aantal diagnostische hulpmiddelen is uitgebreid. Ook komen de cognitieve en morele aspecten van gedragsverandering beter aan bod. Het boek is bestemd voor professionele hulpverleners in de jeugdzorg en hun begeleiders, voor methodeontwikkelaars en voor studenten.

Transcript of Competentievergroting residentiële jeugdzorg

Page 1: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

Co

mp

etentieverg

rotin

gin

de

residen

tiëlejeu

gd

zorg

N.W

.S

LOT

|H.J.M

.S

PAN

JAA

RD

N.W. SLOT

H.J.M. SPANJAARD

Competentievergroting betekent dat aandacht niet alleenuitgaat naar problemen, maar ook naar het positievegedrag. Het is een motiverende aanpak omdat debetrokkenen worden aangesproken op hun mogelijkhedenin plaats van hun beperkingen. Het leren van sociale encognitieve vaardigheden die nodig zijn voor thuis, op school,op het werk en in de vrije tijd staat centraal.De werkwijze van competentievergroting grijpt terug opleertheoretische principes en elementen uit deontwikkelingspsychologie. Onderzoek toont aan dat eenaanpak gericht op competentievergroting goede resultatenoplevert: de nadruk op het aanleren van sociale encognitieve vaardigheden en het versterken van socialeondersteuning stelt jeugdigen en ouders in staat beter tefunctioneren in het dagelijks leven.Dit boek staat uitgebreid stil bij de vraag hoecompetentievergroting in de praktijk van de residentiëlehulpverlening gerealiseerd kan worden. De technieken enhulpmiddelen worden op praktische en concrete wijze enaan de hand van veel voorbeelden beschreven.De eerste druk van het boek heeft vanaf 1999 eenbelangrijke rol gespeeld bij de wijde verspreiding van dezewerkwijze. Sindsdien hebben zich in de jeugdzorg tal vanontwikkelingen voorgedaan. Daarom is het boek in 2009herzien en uitgebreid. In deze nieuwe editie is er meeraandacht voor de positie van de ouders. Het aantaldiagnostische hulpmiddelen is uitgebreid. Ook komen decognitieve en morele aspecten van gedragsverandering beteraan bod.

Het boek is bestemd voor professionele hulpverleners in dejeugdzorg en hun begeleiders, voor methodeontwikkelaarsen voor studenten.

Competentievergrotingin de residentiëlejeugdzorg

9 7 8 9 0 5 5 7 4 6 3 9 2

Page 2: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

N.W. SlotH.J.M. Spanjaard

Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg

Hulpverlening voor kinderen en jongeren in tehuizen

Derde, geheel herziene druk

Page 3: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

Omslagontwerp: Studio Pietje Precies, HilversumVormgeving binnenwerk: Elgraphic + DTQP bv, SchiedamAfbeelding op het omslag: ‘De zusjes’ (1955) door Eugène BrandsIllustraties: Juliette de Wit

ThiemeMeulenhoff ontwikkelt leermiddelen voor Primair Onderwijs, Voortgezet Onderwijs, Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie en Hoger Onderwijs

Meer informatie over ThiemeMeulenhoff en een overzicht van onze leermiddelen:www.thiememeulenhoff.nl of via onze klantenservice (088) 800 20 16

ISBN 978 90 5574 639 2Derde, geheel herziene druk, vierde oplage, 2012

© ThiemeMeulenhoff, Amersfoort, 1999, 2009

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geau-tomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestem-ming van de uitgever.

Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16 Auteurswet j° het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl., dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie (PRO), Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp (www.stichting-pro.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Voor meer informatie over het gebruik van muziek, film en het maken van kopieën in het onderwijs zie www.auteursrechtenonderwijs.nl.

De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen zich alsnog tot de uitgever wenden.

Deze uitgave is voorzien van het FSC®-keurmerk. Dit betekent dat de bosbouw voor het gebruikte papier op een verantwoorde wijze heeft plaatsgevonden.

Page 4: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

Inhoud

Woord vooraf 13

1 Kinderen en jongeren in de residentiële jeugdzorg 15

1.1 Inleiding 151.2 Wat is residentiële jeugdzorg? 15

1.2.1 In de bossen of in de wijk? 161.2.2 Hoe ziet een leefgroepruimte eruit? 181.2.3 Taken van de groepsleider: verzorgen, opvoeden en behandelen 191.2.4 Jongeren betrekken bij de gang van zaken in de leefgroep 21

1.3 Residentiële hulp in allerlei soorten en maten 221.3.1 Leefgroepen voor normaal begaafde jeugd 241.3.2 Behandelinrichtingen voor gesloten jeugdzorg 251.3.3 Jeugdinrichtingen 261.3.4 Leefgroepen in psychiatrische centra 261.3.5 Tehuizen voor kinderen en jongeren met beperkingen 271.3.6 Kamertraining en begeleid wonen 271.3.7 Andere vormen van residentiële zorg voor kinderen en jongeren 28

1.4 Competentievergroting in een leefgroep: zes basiselementen 281.5 Effectiviteit van hulpverlening gericht op competentievergroting 32

1.5.1 Het onderscheid tussen model en methode 321.5.2 Methoden die uitgaan van competentievergroting 321.5.3 Competentievergroting in relatie tot internationale literatuur 34

Bijlage: Kerntaken van groepsleiders 36

2 De theoretische basis van competentievergroting 39

2.1 Inleiding 392.2 Competentie als ontwikkelingspsychologisch begrip 40

5

Page 5: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

2.2.1 Competentie: voldoende vaardigheden om ontwikkelingstaken te vervullen 40

2.2.2 Ontwikkelingstaken, subtaken en vaardigheden 412.3 Factoren die competentie beïnvloeden 43

2.3.1 Factoren die competentie negatief beïnvloeden: stressoren, psychische stoornissen en cognitieve beperkingen 43

2.3.2 Factoren die competentie positief beïnvloeden: protectieve factoren 442.4 Competentie van kinderen en ouders: een transactioneel model 462.5 De leertheorieën en competentievergroting 48

2.5.1 Klassieke leertheorie 482.5.2 Operante leertheorie 492.5.3 Sociale leertheorie 502.5.4 Zelfmanagementmodel 51

2.6 Competentiegerichte strategieën 522.6.1 Strategieën gericht op ontwikkelingstaken en externe factoren 532.6.2 Strategieën gericht op interne factoren 54

2.7 Technieken ter ondersteuning van strategieën 562.7.1 Technieken die de groepsleiding aanwendt 562.7.2 Technieken om het eigen gedrag te sturen 572.7.3 Cognitieve technieken om gedachten en gevoelens te beïnvloeden 57

2.8 Beïnvloeding van de morele ontwikkeling 592.9 Beïnvloeding van het gezinssysteem 61

3 De dagelijkse routine 62

3.1 Inleiding 623.2 De dagelijkse routine: een praktisch begrip bij de planning en de uitvoering

van hulpverlening 623.3 Een overzichtelijk en leefbaar klimaat 653.4 Mogelijkheden tot observatie 65

3.4.1 De dagelijkse routine bij aanvang van de behandeling 653.4.2 De dagelijkse routine tijdens het verdere verloop van de

behandeling 653.5 Mogelijkheden tot interventies 663.6 Herstel van de dagelijkse routine bij incidenten en crises 673.7 Het in kaart brengen en evalueren van een dagelijkse routine 69

3.7.1 Criteria voor een goede dagelijkse routine 693.7.2 Het in kaart brengen van de dagelijkse routine van een leefgroep 70

3.8 De dagelijkse routine bij het opzetten van nieuwe behandelingsmethoden 743.9 De rondleiding: introductie tot de dagelijkse routine 75Bijlage: Taken en vaardigheden uit een dagelijkse routine 77

6

Page 6: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

4 Observeren en communiceren 83

4.1. Inleiding 834.2 De meest zinvolle communicatie en observaties vinden buiten het kantoor

plaats 834.3 Grondhouding 84

4.3.1 Veiligheid 854.3.2 Belangstelling en betrokkenheid 874.3.3 Afstand en nabijheid 884.3.4 Positief en activerend 894.3.5 Respectvol woordgebruik en humor 904.3.6 Positie kiezen en grenzen stellen 914.3.7 Weten wat je valkuilen zijn 92

4.4 Observeren in termen van gedrag en vaardigheden 934.4.1 Gedrag, cognities en emoties 934.4.2 Observeren in termen van concreet gedrag 944.4.3 Observeren van vaardigheden 96

4.5 Observeren uit de tweede hand 994.6 Gesprekstechnieken: professionaliteit en grondhouding 103

4.6.1 Uitnodigen 1044.6.2 Aanmoedigen en het laten bestaan van stiltes 1054.6.3 Vragen om verduidelijking: open, meerkeuze- en gesloten vragen 1054.6.4 Korte samenvattingen 1074.6.5 Reflecties van gevoelens 1074.6.6 Vragen naar de mening van de jongeren 1094.6.7 Praten over morele dilemma’s 1094.6.8 Informatie geven 1114.6.9 Praten met jonge kinderen: enkele tips 1124.6.10 Praten over gevoelige onderwerpen 1134.6.11 Slecht-nieuws-gesprek 1154.6.12 Het twee-kolommen-gesprek 116

4.7 Mentorgesprekken 1184.7.1 Wat doet een mentor? 1184.7.2 De mentor in gesprek met de jongere 118

4.8 Tot slot 121

5 Informatie, analyse, doelen en werkpunten 122

5.1 Inleiding 1225.2 Van hulpvraag naar hulpverleningsplan 1225.3 Het verzamelen van informatie 128

5.3.1 Informatie via Bureau Jeugdzorg 128

7

Page 7: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

5.3.2 Informatie uit het kennismakingsgesprek 1295.3.3 Hulpmiddelen voor informatieverzameling 1295.3.4 Observatie van het functioneren van de jongere in het leven

van alledag 1365.3.5 Gesprekken met de jongere 1395.3.6 Een voorlopig werkplan 1405.3.7 De competentielijst 1415.3.8 Diagnostisch onderzoek naar aanwezigheid van stoornissen 143

5.4 Competentie- en probleemanalyse 1455.4.1 Competentieanalyse 1455.4.2 Probleemanalyse en delictbespreking 152

5.5 Het stellen van doelen en werkpunten 1555.5.1 Het stellen van doelen 1565.5.2 Jongeren motiveren voor minder aantrekkelijke doelen 1595.5.3 Het formuleren van werkpunten 160

5.6 Evaluatie en bijstelling van doelen en werkpunten 1635.6.1 Evalueren en bijstellen van werkpunten 1645.6.2 Evalueren en bijstellen van doelen: voortgangsrapportage en

hulpverleningsplanbespreking 1655.7 Afsluiting 167

6 Fasering 169

6.1 Inleiding 1696.2 Drie fasen 1716.3 Fase 1: Functioneren in de leefgroep en wennen aan de

behandelingsmethode 1736.4 Promotie: vrijheden en verantwoordelijkheden nemen toe 1766.5 Fase 2: Het realiseren van individuele doelen en werkpunten 1796.6 Fase 3: Vertrek 1816.7 Informatieverzameling, analyse en hulpverleningsplanning in

verschillende fasen 1826.8 Nazorg 183

7 Technieken om vaardigheden te leren en inadequaat gedrag te verminderen 185

7.1 Inleiding 1857.2 Dimensies voor gedragsverandering 1867.3 Uitgangspunten bij het toepassen van technieken 187

7.3.1 Meer nadruk op adequaat dan op inadequaat gedrag 187

8

Page 8: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

7.3.2 Een concrete beschrijving van het gedrag 1887.3.3 Positieve formuleringen 1897.3.4 Aansluiten op het vaardigheidsniveau van de jongere 1897.3.5 Vergroten van de acceptatie 1907.3.6 Versterking van positieve kernovertuigingen 190

7.4 Geplande en ongeplande leermomenten 1927.5 Onderdelen die bij alle technieken terugkomen 193

7.5.1 Contact maken 1937.5.2 Concreet omschrijven van gedrag in stappen 1947.5.3 Het gebruik van ‘waaroms’ 1957.5.4 Afsluiten 196

7.6 Technieken om adequaat gedrag te versterken en te instrueren 1987.6.1 Feedback op adequaat gedrag 1987.6.2 Instructie 2007.6.3 Voordoen 2017.6.4 Oefenen 203

7.7 Technieken om inadequaat gedrag te verminderen 2047.7.1 Corrigerende instructies 2057.7.2 Gedragssuggestie 2077.7.3 Verkorte corrigerende instructie 2087.7.4 Voordoen en oefenen 2097.7.5 Sturende feedback 2107.7.6 De stopinstructie 2127.7.7 Apart zetten 2137.7.8 Discussie: kunnen of willen? 215

7.8 Sancties en waarschuwingen 2167.8.1 Sancties 2167.8.2 Waarschuwingen 218

7.9 Timing en inseinen 2207.10 Van externe sturing naar zelfsturing 2227.11 Tot slot 223

8 Feedbacksystemen 225

8.1 Inleiding 2258.2 Wat zijn feedbacksystemen? 2258.3 Het puntensysteem, een veel gebruikt feedbacksysteem 226

8.3.1 De puntenkaart 2268.3.2 Dagelijks verschil, dagelijks minimum en spaarpunten 2298.3.3 Kaart wisselen 230

8.4 Toepassing van het puntensysteem 2328.4.1 Taalgebruik, punten en sancties 232

9

Page 9: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

8.4.2 Motivatie om mee te doen 2338.4.3 Koppeling van het puntensysteem aan de fasering 2338.4.4 De keuze voor privileges 2348.4.5 Verschillende varianten: gestructureerde versus ongestructureerde

puntenkaarten 2368.4.6 Zelfbeoordeling en zelfmanagement 239

8.5 Discussiepunten en vooroordelen ten aanzien van het puntensysteem 2418.6 Vervolgsystemen 245

8.6.1 Een dagelijks scoringssysteem 2458.6.2 Zelfbeoordelingskaart 2488.6.3 Voordelen en nadelen van dagelijkse en wekelijkse

scoringssystemen 2508.7 Schoolkaart 2518.8 Beëindiging van feedbacksystemen 253Bijlage: Vragen voor de evaluatie van feedbacksystemen 254

9 Regels en overleg 256

9.1 Inleiding 2569.2 De functie van regels 2579.3 Regels in relatie tot rechten, vrijheden, verplichtingen, verboden, afspraken en

aanwijzingen 2619.4 Vastleggen en aanpassen van regels 2639.5 Criteria voor het formuleren van regels 264

9.5.1 Respect 2649.5.2 Een concrete beschrijving 2649.5.3 Positieve formulering 2659.5.4 ‘Waaroms’ 2669.5.5 Controleerbaarheid 266

9.6 Bekendmaken van regels 2679.7 Beperkingen van regels 267

9.7.1 Seks & drugs 2679.7.2 Regels bieden geen volledige bescherming 2689.7.3 De toenemende roep om regels na de start van een nieuwe

leefgroep 2709.8 Groepsoverleg 270

9.8.1 Opzet van het overleg 2709.8.2 Overleg bij bijzondere gebeurtenissen 273

9.9 Managersysteem 2739.10 Wanneer regels niet opgevolgd worden 275Bijlage 1: Voorbeelden van regels 277Bijlage 2: Regels over huishoudelijke taken 279

10

Page 10: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

10 De rol van ouders 282

10.1 Inleiding 28210.2 Ouders zijn betrokken 28210.3 Indicatie en plaatsing 284

10.3.1 Eigen Kracht-conferentie 28510.3.2 Het gezamenlijk onderzoek 28610.3.3 Een ambulant voortraject 291

10.4 Contacten met het gezin tijdens het verblijf in het tehuis 29210.4.1 Wie doet wat? 29210.4.2 Communiceren met ouders 294

10.5 De rol van ouders bij vertrek uit het tehuis 29910.5.1 Vertrek 29910.5.2 Terug naar huis 30010.5.3 Naar een vervolginstelling 30110.5.4 Naar zelfstandigheid 302

10.6 De rol van ouders bij tussenvormen van residentiële en ambulante hulp 30310.7 Slot 305

11 Incidenten en crisissituaties 306

11.1 Inleiding 30611.2 Begripsbepalingen 30711.3 Basisprincipes bij incidenten en crisissituaties 307

11.3.1 Geef voorrang aan de dagelijkse routine 30711.3.2 Grijp in aan het begin van een gedragsketen 30811.3.3 Benoem het aandeel van de jongere in termen van taken en

vaardigheden 31011.3.4 Vraag assistentie en verdeel de rollen 31111.3.5 Stel de veiligheid van jezelf en anderen voorop 313

1.4 Spanning reducerende non-verbale signalen 31411.4.1 Ruimtelijke positie ten opzichte van jongeren 31411.4.2 Stemgeluid en oogcontact 31511.4.3 Bewegingen 31511.4.4 Fysiek contact 316

11.5 Technieken om inadequaat gedrag te stoppen en om te buigen 31711.5.1 Verkorte corrigerende instructies 31711.5.2 De verkorte corrigerende instructie tijdens afleidend gedrag 31711.5.3 De verkorte corrigerende instructie tijdens inadequaat

gedrag met een acuut karakter 31911.5.4 De verkorte corrigerende instructie tijdens ernstig inadequaat

gedrag en geblokkeerde dagelijkse routine 319

11

Page 11: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

11.5.5 Is de techniek van de verkorte instructie haalbaar en realistisch? 322

11.6 Enkele fysieke technieken 32311.6.1 Fysieke beheersing 32311.6.2 Het stopteken en het schepje 32511.6.3 Fysiek sturen 326

11.7 Apart zetten 32911.8 De invloed van niet direct betrokkenen tijdens incidenten en

crisissituaties 33111.8.1 Maak onderscheid tussen wel- en niet-betrokkenen 33111.8.2 Maak de niet-betrokkenen belangrijk en informeer hen 33211.8.3 Geef niet-betrokkenen een aandeel in het oplossen van het

incident of de crisis 33211.9 Tot slot 333

12 Samenwerking tussen groepsleiding en andere disciplines 334

12.1 Inleiding 33412.2 Aanvullende en gemeenschappelijke verantwoordelijkheden 33412.3 Verschillende rollen en verantwoordelijkheden bij multidisciplinair

werken 33512.4 Samenwerking tussen groepsleiders en diagnostici 33712.5 Samenwerking tussen groepsleiders en therapeuten 338

12.5.1 Soorten therapie 33812.5.2 Overleg tussen de groepsleiding en de therapeut 340

12.6 Samenwerking tussen de leefgroep en de school 34012.6.1 Samenwerking met aan school verwante voorzieningen en

met werk 24212.7 Samenwerking tussen groepsleiding, ambulante begeleiding en

gezins(systeem)therapeuten 343

Referenties 345

Over de auteurs 347

12

Page 12: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

Woord vooraf

Hulpverleners die met kinderen en jongeren in tehuizen werken, hechtensteeds meer belang aan het vergroten van competentie. Dat betekent dat hunaandacht niet alleen uitgaat naar problemen, maar ook naar het positieve ge-drag. Daarbij wordt veel nadruk gelegd op het leren van vaardigheden die no-dig zijn voor het leven thuis, op school, op het werk en in de vrije tijd.Het is niet eenvoudig om competentievergroting in praktijk te brengen. Ditgeldt vooral voor de groepsleiders die soms overspoeld worden door het pro-bleemgedrag van de bewoners waardoor de aandacht voor positief gedrag enontwikkelingskansen naar de achtergrond dreigt te verschuiven.Dit boek staat uitgebreid stil bij de vraag hoe competentievergroting in de prak-tijk van de residentiële hulpverlening gerealiseerd kan worden. Het is een boekvoor groepsleiders en hun begeleiders, voor methodeontwikkelaars en voorstudenten. De methodische aspecten in dit boek grijpen terug op de ontwikke-lingspsychologie en de leertheorieën. We hebben het aantal theoretische uit-eenzettingen beperkt omdat we vooral een praktijkboek wilden maken.

In 2009 is het boek herzien. Dit was nodig omdat zich in de jeugdzorg ver-schillende veranderingen hebben voorgedaan. Bovendien waren enkele belang-rijke onderwerpen in de eerste versie onderbelicht gebleven. In deze nieuweeditie is er meer aandacht voor de positie van de ouders. Het aantal diagnosti-sche hulpmiddelen is uitgebreid en sommige gedragsveranderende techniekenzijn concreter beschreven op grond van praktijkervaringen. Ook komen de cog-nitieve en morele aspecten van gedragsverandering beter aan bod.

Bij het schrijven van dit boek is dankbaar gebruik gemaakt van de ervaringendie groepsleiders en hun begeleiders in de praktijk met competentievergrotinghebben opgedaan. Onze collega’s van PI Research hebben de afgelopen jarenbijgedragen aan de verdere ontwikkeling van de methoden die in de residentiëlejeugdzorg kunnen worden aangewend om de competentie van ouders, kinderenen adolescenten te vergroten. Zij hebben hun ervaringen met ons gedeeld en

13

Page 13: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

suggesties gedaan ter verbetering van dit boek. Wij zijn hen daar zeer erkente-lijk voor.In het boek worden regelmatig kinderen en jongeren opgevoerd. De namenzijn aangepast en soms is het verhaal wat gewijzigd om herkenning te voorko-men. Met deze concrete voorbeelden willen we tot uitdrukking brengen dat deuiteindelijke toetsing van een methode plaatsvindt in het dagelijkse contactmet kinderen, jongeren en ouders.

Wim Slot en Han Spanjaard

14

Page 14: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

1Kinderen en jongeren in de residentiëlejeugdzorg

15

1.1Inleiding

Sommige kinderen en jongeren wonen voor kortere of langere tijd in een leef-groep in een residentiële instelling. Zij kunnen niet bij hun ouders wonen van-wege opvoedingsproblemen, problematiek van de jeugdige zelf of een combi-natie van beide. Zij worden verzorgd, opgevoed en behandeld doorprofessionals: groepsleiders, ambulant werkers, gedragswetenschappers, thera-peuten en leerkrachten of arbeidstrainers.In paragraaf 1.2 komt aan de orde wat een tehuis is, hoe een leefgroep eruitzieten wat de taken van de groepsleiders zijn. In paragraaf 1.3 volgt een overzichtvan verschillende soorten tehuizen en leefgroepen. De in dit boek beschrevenmanier van werken met kinderen en jongeren is gericht op competentievergro-ting. In paragraaf 1.4 wordt bij wijze van inleiding op de andere hoofdstukkenvan dit boek een korte schets gegeven van de basiselementen van deze metho-de. In paragraaf 1.5 wordt ingegaan op de effectiviteit van methoden gericht opcompetentievergroting.

1.2Wat is residentiële jeugdzorg?

We spreken van residentiële jeugdzorg wanneer kinderen en/of jongeren dag ennacht opgenomen zijn in een voorziening waar ze verzorgd, opgevoed eneventueel ook behandeld worden. Voor voorzieningen voor residentiële jeugd-zorg zijn diverse namen in omloop. De begrippen ‘tehuis’, ‘inrichting’, ‘inter-naat’, ‘centrum’ en ‘kliniek’ zijn de meest voorkomende. Onder deze termen

Page 15: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

wordt veelal een groot gebouw of een verzameling gebouwen verstaan waarineen of meer leef- of behandelgroepen gehuisvest zijn. Gemakshalve sprekenwe in dit boek verder over ‘tehuizen’ en ‘leefgroepen’, waarmee we in veel ge-vallen ook ‘internaten’, ‘inrichtingen’, ‘centra’ en ‘klinieken’ respectievelijk‘behandelgroepen’ bedoelen.Leefgroepen bieden meestal plaats aan zes tot tien kinderen en/of jongeren.Maar ze zijn er ook voor kleinere aantallen bewoners. Leefgroepen verschillenqua begeleiding en behandeling in intensiteit, wat zich weerspiegelt in de ver-houding tussen het aantal jongeren en het aantal groepsleiders: hoe intensieverde behandeling, hoe groter het aantal groepsleiders en hoe kleiner de groeps-grootte.De dagelijkse verzorging, opvoeding en behandeling worden uitgevoerd dooreen team van groepsleiders, ook wel ‘pedagogisch medewerkers’, ‘sociothera-peuten’ of ‘inrichtingswerkers’ genoemd. De taken van de groepsleiding wor-den omvangrijker naarmate de jongeren – op basis van leeftijd of beperkingen– meer verzorging nodig hebben en hun problemen omvangrijker en ingewik-kelder zijn. Hoe intensiever de verzorging en behandeling, des te groter het ta-kenpakket voor de groepsleiding en des te groter het team. Op basis hiervanverschillen leefgroepen in:– de begeleiding overdag: er zijn verschillen wat betreft het aantal groepslei-

ders dat op bepaalde momenten van de dag, ’s ochtends, ’s middags en’s avonds, tegelijkertijd werkt;

– de mate waarin groepsleiders naast het werken op leefgroep nog andere ta-ken hebben, zoals het uitvoeren van trainingsmodules en contact met de ou-ders van de jongere;

– de begeleiding tijdens de nacht, variërend van slaapdienst door de groepslei-ding (al dan niet wakker) tot een nachtwaker of zelfs in het geheel geen be-geleiding tijdens de nacht.

Veel teams van leefgroepen bestaan uit zes à acht groepsleiders. Soms is eenvan de groepsleiders ‘meewerkend’ teamleider, soms is er een aparte teamlei-der die leiding geeft aan een of twee leefgroepen. Daarnaast is er vaak een ge-dragswetenschapper als behandelcoördinator aan een team verbonden.

1.2.1 In de bossen of in de wijk?

Sommige residentiële instellingen zijn gevestigd op een afgebakend terrein metdaarop verschillende gebouwen. Hierin zijn de leefgroepen gehuisvest, somséén per gebouw, soms ook twee of drie. Bij grotere tehuizen zijn er op het ter-rein vaak ook nog een school, een of meer werkvoorzieningen en een vrij-etijds- of activiteitencentrum.Vroeger was het gebruikelijk leefgroepen te huisvesten op een groot terrein,enigszins afgelegen van de bewoonde wereld. Vooral in het wat bosrijker mid-

16

Page 16: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

den en oosten van het land zijn in de loop van de twintigste eeuw veel tehui-zen en internaten ontstaan. Jongeren werden hierdoor afgeschermd tegen demogelijk ‘slechte invloeden’ van de stad en in een gecontroleerde ‘gezonde’omgeving opgevoed en begeleid bij het volgen van onderwijs en het leren vaneen vak. Bij een aantal tehuizen met een heel lang verleden speelt nog een an-dere reden: destijds was de grond in deze contreien relatief goedkoop en warener mogelijkheden jongeren te werk te stellen, bijvoorbeeld bij de ontginningvan veengronden. In de jaren zeventig en tachtig werden verscheidene tehui-zen vanuit dunner bevolkte gebieden verhuisd naar stedelijke agglomeraties.Tegenwoordig worden de leefgroepen meer in woonwijken gehuisvest, bijvoor-beeld door twee eengezinswoningen met elkaar te verbinden en te verbouwentot een leefgroepruimte. Binnen deze leefgroepen speelt het deelnemen aan hetreguliere leven in de samenleving een grotere rol: de jongeren gaan naar eenschool in de buurt en maken voor vrijetijdsbesteding gebruik van voorzienin-gen en clubs in de wijk. De doelstellingen in deze leefgroepen zijn gericht ophet omgaan met de eisen die het dagelijks leven in de samenleving stelt. Ener-zijds worden de jongeren gestimuleerd zo veel mogelijk deel te nemen aan desamenleving buiten het tehuis. Anderzijds wordt de samenleving zo veel mo-gelijk binnen de muren van het tehuis gehaald, bijvoorbeeld door ouders,vrienden van de jongeren en ook buurtbewoners regelmatig op bezoek te latenkomen.In sommige tehuizen zijn de doelstellingen meer gericht op het vergroten vaninzicht. Men vindt het belangrijk dat de jongeren meer begrip krijgen van deoorzaken van hun problemen. Of men probeert de jongere via bepaalde erva-ringen – denk aan overlevingstochten – tot een beter inzicht in zichzelf te sti-muleren. De eisen die het dagelijks leven aan de jongeren stelt, worden in dezetehuizen even naar de achtergrond geschoven: tijdens therapie of tijdens eenoverlevingstocht hoeven ze bijvoorbeeld niet naar school.Jeugdinrichtingen worden de laatste jaren voornamelijk aan de rand van eenstad, op industrieterreinen gebouwd. Voor jongeren in gesloten inrichtingen isaansluiting op de samenleving moeilijk omdat deze jongeren geen of zeer be-perkte vrijheid hebben zich buiten de muren of hekken van de inrichting te be-geven. Bovendien ligt in sommige jeugdinrichtingen de nadruk in eerste in-stantie op het vergroten van inzicht en/of het behandelen van individueleproblematiek, los van de eisen van het dagelijks leven. Deze noodzaak kan bij-voorbeeld voortkomen uit het feit dat de jongere een zeer ernstig delict heeftgepleegd en om die reden tijdelijk buiten de samenleving geplaatst moet wor-den.Soms kiest men in instellingen voor een methode en een leefklimaat die sterkafwijken van het alledaagse leven in de samenleving. De jongeren starten bij-voorbeeld met een lange zeiltocht. Ze worden – soms op onverwachte momen-ten – voor groepsopdrachten gesteld. In sommige projecten probeert men daar-bij gedragsverandering te bewerkstellingen door een disciplinering met

17

Page 17: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

militaire kenmerken. Deze programma’s zijn niet onomstreden. De kritiek be-treft het feit dat jongeren in dit soort voorzieningen onvoldoende gelegenheidkrijgen de vaardigheden te leren die ze na hun verblijf nodig hebben om opeen goede manier in hun eigen omgeving te functioneren.

1.2.2 Hoe ziet een leefgroepruimte eruit?

Een belangrijk deel van het leven in een tehuis speelt zich af in een leefgroep-ruimte. Dit is een grote huiskamer met een of twee eettafels en een zithoekmet een televisie. Afhankelijk van de ruimte en de leeftijd van de jongeren dieer wonen, is er eventueel nog een aparte hoek voor spel en hobby. Hier kaneen spelcomputer staan, een tafelvoetbalspel of een tafeltennistafel. Er zijnleefgroepen die behalve een huiskamer ook nog een aparte spel- en hobby-ruimte hebben.Alle leefgroepruimtes hebben een al dan niet open keuken. Als er op de leef-groep zelf gekookt wordt is deze redelijk groot en volledig ingericht. Als hetwarme eten door een centrale keuken van het tehuis of een cateringbedrijfwordt geleverd is de keuken kleiner.De jongeren hebben allen een eigen kamer; kinderen tot twaalf jaar delen soms(op verzoek) een kamer. Uiteraard zijn er toiletten, douches en bergruimte.Vaak is er een aparte kamer voor de groepsleiding, al dan niet met een bed voorde slaapdienst. De meeste leefgroepen hebben een extra spreekkamer voor hetvoeren van bepaalde gesprekken en overleg. Sommige centra, met name jeugd-inrichtingen en psychiatrische voorzieningen, beschikken bovendien over eenafzonderingsruimte: een prikkelarme ruimte waar een jongere voor korte tijd af-gezonderd kan worden en waar een minimum aan spullen aanwezig is.Bij de indeling en inrichting van een leefgroep en de huiskamer wordt rekeninggehouden met de leeftijd, het niveau en de problematiek van de jongeren. Ookde gekozen behandelingsmethode stelt eisen aan de fysieke omgeving. Enkeleaspecten waarmee bij de bouw, indeling en inrichting van de ruimte rekeninggehouden moet worden, zijn:– veiligheid;– warmte en gezelligheid;– mogelijkheden tot activiteit en ontwikkeling, zoals bewegingsvrijheid ten be-

hoeve van spel;– de mate waarin gangen, douches, toiletten e.d. (in een enkele oogopslag) te

overzien zijn door de groepsleiding;– mogelijkheden voor jongeren zich terug te trekken;– mogelijkheden jongeren taken te laten uitvoeren (schoonmaken, helpen bij

koken en afwas, zelf koken, enzovoort);– openheid voor de buitenwereld; dat wil zeggen dat de aankleding zodanig is,

dat bezoek zich welkom en prettig voelt.

18

Page 18: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

1.2.3 Taken van de groepsleider: verzorgen, opvoeden en behandelen

Wanneer kinderen of jongeren in een residentiële instelling worden opgeno-men, wordt (een deel van) de verzorging en opvoeding van de ouders overge-nomen door de groepsleiding. Verzorging betekent dat de groepsleider zorgdraagt voor de elementaire levensbehoeften, zoals nachtrust, een dagritme,kleding, eten, drinken, lichamelijke verzorging, veiligheid en steun. De groeps-leiding zorgt dat jongeren op tijd naar bed gaan en wakker zijn. De groepslei-ding houdt in de gaten dat jongeren genoeg en gezond eten. Ook bemoeit degroepsleider zich met de kleding van de jongeren en met hoe, waar en wan-neer ze zich wassen. De groepsleider zorgt voor het leefbaar houden van dehuiskamer en voor sfeer en gezelligheid, bijvoorbeeld door leuke dingen metde jongeren te doen en feestjes te vieren. De groepsleiding stimuleert dat jon-geren in de leefgroep contact met elkaar opbouwen.

VO O R B E E L DEen belangrijk moment waarop de jongeren contact hebben met elkaar en de

groepsleiding is tijdens de maaltijd.Wanneer jongeren gezonde voeding krijgen die er

smakelijk uitziet en die op een huiselijke manier wordt opgediend (bijvoorbeeld in

schalen en niet in metalen bakken), dan beïnvloedt dit niet alleen de sfeer tijdens de

maaltijd, maar ook erna.Tevens leren jongeren dat eten niet alleen iets is waarmee je je

maag vult, maar dat dit ook een gelegenheid is waarbij je op een leuke manier contact

kunt hebben met anderen.

Veiligheid ontstaat doordat groepsleiders met regels en een min of meer vastdagritme structuur aanbieden. Door regelmatige aanwezigheid geven groepslei-ders de mogelijkheid een goed contact met hen op te bouwen. Groepsleidersvoeren korte en langere gesprekken met jongeren en weten veel van hun ach-tergronden. Het contact tussen groepsleiders en jongeren is niet gebaseerd opeen gelijkwaardige relatie, maar is wel een persoonlijk contact. Groepsleiderszijn professionals die bepaalde taken en verantwoordelijkheden hebben. Datbrengt met zich mee dat zij vaak zeer persoonlijke zaken van een jongere we-ten en ook, vanwege hun voorbeeldfunctie, grote invloed op de jongeren heb-ben. Groepsleiders zijn echter ook persoonlijk betrokken en kunnen door eenaai over de bol of een arm om een schouder van een jongere troost geven. Zeblijven zich ook juist dan bewust van hun professionele taak waarin zij af-stand en nabijheid bewust hanteren en de grenzen van de jongere respecteren.We komen op het terrein van opvoeden wanneer groepsleiders proberen de jon-geren vaardigheden te leren om zo veel mogelijk zelf in eerder genoemde le-vensbehoeften te voorzien en wanneer ze waarden en normen proberen overte dragen. Hiertoe creëren groepsleiders een zodanig opvoedingsklimaat dat de

19

Page 19: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

jongeren voldoende kansen krijgen en gestimuleerd worden zich verder te ont-wikkelen. Opvoeding is in sterke mate toekomstgericht: jongeren worden voor-bereid op de eisen en verwachtingen die de samenleving aan hen stelt.Opvoeding in een leefgroep is anders dan opvoeding in een gezinssituatie. Jon-geren verblijven meestal voor een beperkte tijd in een groep. Eerst moeten zewennen en uiteindelijk ook weer afscheid nemen van de groep. Tussen jonge-ren ontstaan contacten en interacties die vragen om aandacht en bijsturing. Degroepsleiding heeft oog voor groepsprocessen: onderlinge verhoudingen bin-nen de groep, verdeling van rollen binnen de groep en groepsdruk. Om zoveelmogelijk een veilig klimaat te bieden proberen groepsleiders pesterijen enmachtsmisbruik tussen jongeren te voorkomen. Het werken met de groep alsgeheel, bijvoorbeeld tijdens het eten en het groepsoverleg, vraagt een aantalextra vaardigheden van de groepsleider.

VO O R B E E L DIn veel leefgroepen met kinderen wordt aan het begin van een uurtje ‘vrije tijd’ door de

groepsleider een rondje gehouden wat iedereen gaat doen. Kinderen die meteen

goede ideeën hebben en bovendien op een goede manier vragen of een van de

andere kinderen met hen mee wil spelen, laten adequaat gedrag zien dat door

groepsleiders kan worden versterkt. Andere kinderen weten niet meteen wat ze willen

gaan doen of vragen niet aan andere kinderen samen met hen een activiteit te

ondernemen. Deze kinderen hebben wat meer ondersteuning en sturing nodig,

bijvoorbeeld doordat de groepsleider voordoet hoe je activiteiten kiest of een ander

voorstelt samen iets te gaan doen. De groepsleider kijkt tijdens de vrijetijdsbesteding

welke kinderen en welke activiteiten juist wat extra aandacht moeten krijgen.

Opvoeding betekent het overdragen en aanleren van allerlei praktische, cogni-tieve en sociale vaardigheden. Aangezien de meeste jongeren uit een proble-matische opvoedingssituatie komen en vaak ook individuele problemen heb-ben, worden extra eisen aan de opvoedingsvaardigheden van groepsleidersgesteld. Zo komt het vaak voor dat jongeren voorheen vaardigheden, waardenen normen geleerd hebben die niet altijd adequaat zijn en gewaardeerd wordenin de leefgroep. Dit kan leiden tot allerlei lastig gedrag dat door groepsleidersbijgestuurd en omgebogen moet worden.Opvoeding gaat over in behandeling wanneer de groepsleiding, op basis van ob-servaties en een plan, systematisch werkt aan bepaalde verandering in cognities,emoties en/of gedrag. Het doel is dan het verminderen van probleemgedrag enstoornissen. Voor behandeling in een tehuis is afstemming nodig tussen de ver-schillende disciplines die bij een jongere betrokken zijn. Aan sommige doelen uithet ‘hulpverleningsplan’ wordt vooral aandacht besteed door groepsleiders, an-dere doelen komen bij een therapeut of een ambulant werker aan bod.

20

Page 20: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

De groepsleider is een belangrijke organisator van zowel het dagelijks leven inde groep, alsook van de afspraken met individuele jongeren. In verband methet laatste wordt er in veel leefgroepen gewerkt met een mentor- of coachsys-teem. Een groepsleider die mentor of coach is, draagt extra verantwoordelijk-heden voor een individuele jongere, heeft aparte afspraken met deze jongereen houdt bepaalde zaken extra in de gaten. Het ligt voor de hand dat de men-tor taken heeft in het onderhouden van contacten met de ouders, de school, deplaatsende instantie en een eventuele therapeut. Gezien de wisselende dien-sten, vakanties en eventuele ziekteperiodes, werken veel leefgroepen met scha-duwmentoren of -coaches, dat wil zeggen een tweede groepsleider die extra opde hoogte is van de achtergronden en individuele afspraken met betrekking totde jongere.Een groepsleider heeft dus een groot aantal taken (zie bijlage 1 voor een uitge-breid overzicht).

1.2.4 Jongeren betrekken bij de gang van zaken in de leefgroep

De groepsleiding creëert in de leefgroep een klimaat waarin de jongeren zichveilig voelen, zich kunnen ontwikkelen en aan hun problemen kunnen wer-ken. Naarmate de groepsleiding jongeren meer betrekt bij de dagelijkse gangvan zaken in de leefgroep, zullen zij meer het gevoel hebben serieus genomente worden. Als jongeren meer mogelijkheden hebben om invloed uit te oefenenop hun leefomgeving, geeft dat extra kansen om zich verder te ontwikkelen. Erzijn verschillende manieren waarop jongeren bij de gang van zaken in de leef-groep betrokken kunnen worden. Hieronder volgen enkele voorbeelden.Wanneer er regels veranderd moeten worden die direct betrekking hebben ophet dagelijks leven in de groep (bijvoorbeeld hoe hard de muziek mag staan),kan de groepsleider dit in overleg met de jongeren doen. Jongeren hebbenvaak goede ideeën als het gaat om de vraag welke regels zinvol zijn. Daarnaastzullen jongeren zich beter houden aan regels die ze zelf mede opgesteld heb-ben. Een goed moment voor overleg over regels met jongeren is het groepsover-leg.Als jongeren betrokken worden bij het opstellen van een takenrooster, zullenze zich meer verantwoordelijk voelen voor de uitvoering van de taken. Boven-dien bevordert dit de zelfstandigheid van de jongeren. Ook is het mogelijk jon-geren te betrekken bij het bedenken en organiseren van activiteiten. Zij zijndan meer betrokken bij de activiteit en leren tevens hoe ze hun vrije tijd opeen leuke manier kunnen invullen en welke voorbereiding daarvoor nodig is.Jongeren zullen zich meer op hun gemak voelen wanneer zij zelf kunnen bij-dragen aan de inrichting van hun leefomgeving. Door jongeren te betrekken bijbijvoorbeeld de keuze voor posters in de gemeenschappelijke ruimte en doorspullen die de jongeren hebben gemaakt daar neer te zetten, creëert de groeps-

21

Page 21: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

leiding samen met de jongeren een leefomgeving die ook van hen is.Tot slot kan de groepsleider jongeren motiveren door hun ruimte te geven voorde eigen voorkeuren op het gebied van onder meer muziek, kleding en eten.Jongeren die hun eigen kleding mogen dragen, regelmatig naar hun eigen mu-ziek mogen luisteren en die zelf hun favoriete eten aan de groep mogen voor-zetten, leren tevens omgaan met mensen die andere voorkeuren en interesseshebben dan zij zelf.

1.3Residentiële hulp in allerlei soorten en maten

De Wet op de Jeugdzorg (2005) regelt onder andere de toegang tot de (residen-tiële) jeugdzorg. Bij problemen in de opvoeding en ontwikkeling van kinderenkan het Bureau Jeugdzorg om hulp gevraagd worden. Het Bureau Jeugdzorg isde centrale toegang tot de jeugdzorg en verzorgt als onafhankelijke instellingde indicatie hiervoor. Het Bureau Jeugdzorg kan, na zorgvuldige analyse vanmogelijke problemen van een jongere, besluiten tot een indicatie voor jeugd-zorg. Dit gebeurt op het moment dat Bureau Jeugdzorg verdere zorg voor eenjongere noodzakelijk acht. De jongere en de ouders hebben hierbij inspraak: insamenspraak wordt het probleem omschreven en vastgesteld welke zorg nodigis.

Opname in een gesloten jeugdzorginstelling kan na indicatie van BureauJeugdzorg én een besluit (machtiging) van de kinderrechter. Daarnaast vindende strafrechtelijke plaatsingen in justitiële jeugdinrichtingen plaats door eenkinderrechter: een rechtercommissaris kan een besluit nemen over voorlopigehechtenis, een kinderrechter kan jeugddetentie of Plaatsing in een Inrichtingvan Jeugdigen opleggen. Een huisarts mag rechtstreeks doorverwijzen naar dejeugd geestelijke gezondheidszorg (jeugd ggz) als er vermoedelijk sprake isvan een ernstige psychische stoornis. Tot slot vindt de plaatsing van jeugdigenin leefgroepen voor kinderen of jongeren met lichamelijke en/of (lichte) ver-standelijke beperkingen plaats via een Centrum Indicatiestelling Zorg door an-dere (ambulante) instellingen, zoals de MEE.

Kinderen en jongeren kunnen om heel verschillende redenen een indicatie voorresidentiële jeugdzorg krijgen. Bovendien zijn er grote verschillen in praktischemogelijkheden, behandelvisies en manieren van werken binnen verschillendeleefgroepen en tehuizen. Door al deze verschillen biedt de residentiële jeugd-zorg in Nederland een veelkleurig palet met allerlei soorten en maten van be-geleiding en behandeling.Er zijn diverse principes op basis waarvan indelingen gemaakt kunnen wor-

22

Page 22: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

den. Bij een indeling op basis van problematiek kan men denken aan aparteleefgroepen voor bijvoorbeeld kinderen en jongeren:– met emotionele problemen (stemming, depressies, angst);– met gedragsproblemen (hyperactiviteit, oppositioneel gedrag);– met cognitieve problemen (concentratie- en leerproblemen);– met contactstoornissen (autisme);– uit problematische gezinnen (opvoedingsproblemen, verwaarlozing en (sek-

suele) mishandeling);– met handicaps.Ook sommige dove, slechthorende, blinde en slechtziende kinderen en jonge-ren hebben residentiële zorg nodig. Hetzelfde geldt wanneer er sprake is vaneen ernstige of meervoudige lichamelijke handicap. Afgezien van de vraag ofhet wenselijk is jongeren met dezelfde problematiek bij elkaar in een leefgroepte zetten, is een ander probleem van deze indeling dat bij veel kinderen en jon-geren combinaties van problemen voorkomen.

Een ander indelingsprincipe gaat uit van gegevens zoals leeftijd, sekse, IQ enjustitiële status van de jongere. Maar ook hierin komen in de praktijk allerleicombinaties voor. In sommige groepen wonen alleen jongens of meisjes, ter-wijl andere groepen gemengd zijn. Er zijn zogeheten horizontale groepen metjongeren van ongeveer dezelfde leeftijd en verticale groepen voor jongeren vanverschillende leeftijd.Wat betreft IQ zien we leefgroepen en tehuizen voor:– normaal begaafde jeugd;– jeugd met een lichte verstandelijke beperking (IQ ± 55 – 85);– jeugd met een matige of ernstige verstandelijke beperking (IQ < ± 55).

Wat betreft justitiële status hebben we kinderen en jongeren:– met een machtiging gesloten jeugdzorg, op te leggen door de kinderrechter;

na indicatie door Bureau Jeugdzorg kan een jongere gedwongen worden op-genomen in een behandelinrichting voor gesloten jeugdzorg;

– met een strafmaatregel: Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ),voorlopige hechtenis en jeugddetentie;

– met een (voorlopige) ondertoezichtstelling: de ondertoezichtstelling (OTS) iseen maatregel die het gezag van de ouders beperkt. De kinderrechter be-noemt een gezinsvoogd, meestal van Bureau Jeugdzorg, die beslissingenneemt over de opvoeding van het kind. Van de onder toezicht gestelde kinde-ren woont globaal de helft thuis. Er is een extra besluit nodig, de machtiginguithuisplaatsing, om het kind in een pleeggezin of een tehuis te plaatsen;

– met een voogdijmaatregel: voogdij betreft de zorg over een minderjarige endiens goederen. In de voogdij van een kind wordt door een voogdij-instelling(Bureau Jeugdzorg) voorzien als de ouders door de kinderrechter uit het ou-derlijk gezag ontheven of ontzet zijn of als er geen ouders meer zijn. Bij het

23

Page 23: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

laatste gaat het om weeskinderen of minderjarige alleenstaande asielzoekersbij wie in de voogdij voorzien moet worden. De dagelijkse beslissingen overde opvoeding worden genomen door de voogd. De beslissingen van eenvoogd kunnen verder gaan dan die van een gezinsvoogd, omdat eerstge-noemde in feite het ouderlijk gezag belichaamt, terwijl dat in het geval vangezinsvoogdij bij de ouder(s) blijft. Niet alle voogdijkinderen worden in te-huizen geplaatst, velen gaan naar pleeggezinnen of familie.

Een heel andere indeling van leefgroepen ontstaat wanneer we de soort hulpdie geboden wordt als uitgangspunt nemen:– gesloten versus open;– gedragsmatig, inzichtgevend, systeemgericht en/of psychodynamisch;– al dan niet op de samenleving gericht;– gericht op terugkeer naar het gezin versus gericht op zelfstandig wonen (be-

geleid wonen, kamertraining).

Soms wordt de manier waarop residentiële hulp gefinancierd wordt en de sec-tor waarbinnen een instelling valt, gebruikt als leidraad voor een indeling:– het Ministerie van Justitie betaalt plaatsing in justitiële jeugdinrichtingen;– de provinciale overheden betalen plaatsing in regionale residentiële voorzie-

ningen;– de zorgkantoren betalen in het kader van de Algemene Wet Bijzondere Ziek-

tekosten plaatsing in psychiatrische centra, medische kindertehuizen en te-huizen voor ((licht) verstandelijk) gehandicapten.

Een dekkende indeling in verschillende leefgroepen is niet te maken, aangezieneen zeer groot aantal combinaties te maken is uit voornoemde indelingsprinci-pes. Hierna geven we van enkele veel voorkomende residentiële behandelvor-men een nadere omschrijving.

1.3.1 Leefgroepen voor normaal begaafde jeugd

De meerderheid van de jongeren in tehuizen verblijft in leefgroepen voor nor-maal begaafde jeugd. Binnen deze leefgroephuizen kan men onderscheid ma-ken tussen crisisopvanggroepen, observatiegroepen en behandelgroepen. Hetverblijf in een crisisopvanggroep is meestal van korte duur: de plaatsing gebeurtplotseling (vanuit een crisissituatie), waarna er gezocht wordt naar een goedevervolgoplossing. Observatiegroepen zijn er om een jongere enige tijd gericht teobserveren en achtergrondinformatie te verzamelen, alvorens te besluiten welkevorm van (residentiële) hulp de meest geschikte is. Dit gebeurt bij lang niet allejongeren. Veel jongeren worden op basis van de indicatie door Bureau Jeugd-zorg meteen in een behandelgroep geplaatst, waarbij het observeren en informa-

24

Page 24: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

tie verzamelen in de eerste fase van het verblijf in deze groep plaatsvindt.Deze leefgroepen bieden gemiddeld plek aan zes tot tien jongeren. Enerzijds ishet doel van het verblijf van jongeren in leefgroepen het leren functioneren inhet leven van alledag en het leren uitvoeren van alle taken die daarbij horen.Anderzijds wordt er ook gewerkt aan individuele problematiek van de jongerenen worden jongeren voorbereid op de vervolgsituatie. Hoe er precies gewerktwordt, hangt af van de problematiek van de jongeren en de behandelmethodevan de leefgroep.Het verblijf in een leefgroep is mede gericht op voorbereiding van de jongereop een volgende stap. Dat kan zijn terug naar de ouders of plaatsing in eenpleeggezin of een andere leefgroep. Bij wat oudere en meer zelfstandige jeugdi-gen kan ook gedacht worden aan kamertrainingscentra, een project voor bege-leid wonen of (begeleiding bij) zelfstandig wonen.De duur van het verblijf in een leefgroep varieert van enkele dagen in een cri-sisopvanggroep tot zo’n anderhalf jaar in een behandelgroep. In enkele geval-len is de duur langer vanwege de beperkingen of problemen van de jongereen/of het niet beschikbaar zijn van een alternatieve opvoedingssituatie. In ditkader zijn er soms aparte leefgroepen voor ‘langverblijf’. In deze gevallenvormt residentiële hulp voor langere tijd het alternatief voor het wonen thuis.Dit geldt bijvoorbeeld ook vaak voor een ‘gezinshuis’, waar een echtpaar,naast eigen kinderen, drie à vier andere kinderen in huis verzorgt en opvoedt.Sommige leefgroepen zijn qua sekse gemengd, andere niet. Qua leeftijd zijn demeeste leefgroepen horizontaal, dat wil zeggen dat kinderen en jongeren vanongeveer dezelfde leeftijd in één leefgroep zitten. Gangbaar zijn leefgroepenvoor kinderen tussen de zes en twaalf, tussen de twaalf en zestien en tussende veertien en achttien jaar.

1.3.2 Behandelinrichtingen voor gesloten jeugdzorg

In instellingen voor gesloten jeugdzorg worden jongeren behandeld met ernsti-ge gedragsproblemen die een gevaar vormen voor zichzelf en/of voor anderen.Bijvoorbeeld jongeren die erg agressief zijn. Maar het kan ook gaan om jonge-ren die vooral beschermd moeten worden tegen de gevaren van de ‘buitenwe-reld’. Denk aan leeftijdgenoten of volwassenen die een grote druk op de jonge-re uitoefenen om probleemgedrag te tonen zoals alcohol- en druggebruik endelinquentie of die de jongere tot prostitutie dwingen. Bij een instelling voorgesloten jeugdzorg kan letterlijk de deur op slot. Door hulp aan te bieden ineen gesloten omgeving wordt voorkomen dat de jongere zich aan de behande-ling kan onttrekken of dat anderen de jongere hieraan onttrekken.In een behandelinrichting voor gesloten jeugdzorg wordt een jongere gedwon-gen opgenomen. De kinderrechter moet daartoe een specifieke machtiging ge-sloten jeugdzorg verlenen.

25

Page 25: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

1.3.3 Jeugdinrichtingen

Jongeren tussen de twaalf en achttien jaar die van een ernstig strafbaar feitworden verdacht, komen in aanraking met het jeugdstrafrecht. De kinderrech-ter kan kiezen tussen het opleggen van een boete, een taakstraf, een gedragsin-terventie, een vrijheidsbenemende straf (jeugddetentie) of een maatregel(Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen). Een vrijheidsbenemende straf(voor jongeren van twaalf tot zestien jaar hooguit één jaar, voor jongeren vanzestien tot achttien jaar maximaal twee jaar) wordt uitgevoerd in een justitiëlejeugdinrichting. Jongeren worden in gesloten groepen geplaatst wanneer ersprake is van voorlopige hechtenis of een veroordeling tot een straf (jeugdde-tentie).De maatregel Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (PIJ) wordt opgelegdals de kinderrechter vindt dat een ontwikkelingsstoornis heeft geleid tot hetplegen van een misdrijf en de jongere hiervoor intensieve hulp en behandelingnodig heeft. Criteria voor het opleggen van een PIJ zijn dat het om een ernstigdelict gaat, de veiligheid van anderen in het geding is en de maatregel van be-lang is voor de verdere ontwikkeling van de jongere (gezien de psychosocialeen/of ‘psychiatrische’ problematiek). Een PIJ wordt voor twee jaar opgelegd enkan verlengd worden tot maximaal vier, in uitzonderingsgevallen zes jaar. Inde meeste gevallen wordt een jongere met een PIJ in een gesloten behandel-groep geplaatst. Gaandeweg de behandeling stroomt de jongere vaak door naareen open groep. Jongeren met een PIJ verblijven gemiddeld één à anderhalfjaar in een gesloten groep. Het doel van behandeling in een jeugdinrichting is,in algemene zin, het verkleinen van de kans dat de jongere opnieuw een delictpleegt.Op beperkte schaal verblijven ook meerderjarige jongeren in een behandelin-richting. Dit kan alleen op eigen verzoek in het kader van voortgezette hulp-verlening en na toestemming van de minister van Justitie.

1.3.4 Leefgroepen in psychiatrische centra

Onder leefgroepen in psychiatrische centra worden leefgroepen verstaan in in-stellingen voor kinder- en jeugdpsychiatrie of jeugdafdelingen van een alge-meen psychiatrisch ziekenhuis of de psychiatrische afdeling van een algemeenziekenhuis. Deze leefgroepen vertonen veel overeenkomsten met de leefgroe-pen in tehuizen voor normaal begaafde jeugd. Een belangrijk verschil is dateen voorwaarde voor opname de aanwezigheid van een psychische stoornis is.De aanwezigheid van een stoornis, zoals bijvoorbeeld autisme, stelt extra eisenaan de fysieke omgeving en het methodisch handelen van de groepsleiding. Bijde behandeling van kinderen en jongeren in psychiatrische centra worden

26

Page 26: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

meer therapieën en medische interventies ingezet dan in andere tehuizen. Ookwordt er vanwege de relatief ingewikkelde en veelal meervoudige problematiekmet meer verschillende disciplines gewerkt ten behoeve van eenzelfde jongereen diens ouders.

1.3.5 Tehuizen voor kinderen en jongeren met beperkingen

Jongeren met een verstandelijke, zintuiglijke en/of lichamelijke beperking vra-gen om een andere fysieke omgeving en manier van opvoeden en behandelendan normaal begaafde jongeren. Deze jongeren gaan vaak naar aparte scholenen werkplaatsen. De beperking is meestal niet de enige reden tot plaatsing.Soms komen deze jongeren uit gezinnen waarin de opvoeding niet (meer) ade-quaat verloopt en/of hebben deze jongeren naast de beperking bepaalde ge-drags- en/of psychische problemen. Voor de volgende categorieën jongerenzijn aparte leefgroepen en tehuizen:– licht verstandelijk beperkte jeugd (IQ ± 55 – 85);– verstandelijk beperkte (zeer moeilijk lerende) jeugd (IQ < ± 55);– jongeren met auditieve en communicatieve beperkingen (doven en slechtho-

renden);– jongeren met visuele functiebeperkingen (blinden en slechtzienden);– lichamelijk gehandicapte jeugd;– meervoudig gehandicapte jeugd.Deze indeling wordt door velen gehanteerd, maar heeft het bezwaar dat doof-heid als een handicap wordt getypeerd, een aanduiding waarvan men in de do-venwereld om emancipatorische redenen juist afstand neemt.

1.3.6 Kamertraining en begeleid wonen

Kamertrainingscentra zijn huizen waarin vier tot acht jongeren onder begelei-ding wonen met als doel het bevorderen van praktische, sociale en maatschap-pelijke redzaamheid en zelfstandigheid. De jongeren zijn vijftien jaar of ouder.In sommige kamertrainingscentra zijn de begeleiders ’s nachts wel aanwezig,in andere niet. In de projecten voor begeleid wonen delen diverse jongeren dewoning, maar de begeleiding is minder intensief dan bij kamertraining. De be-geleiders bieden ondersteuning bij huisvesting aan jongeren met psychosocialeproblematiek die een hulpvraag hebben met betrekking tot het zelfstandig le-ren wonen.Diverse Regionale Instellingen voor Beschermd Wonen (RIBW) hebben begelei-de woonvormen voor jongeren vanaf ongeveer 14 jaar. De jongeren hebbenveelal een behandeling in een psychiatrische kliniek achter de rug en wordenin de RIBW-woonvorm begeleid naar een zo zelfstandig mogelijk leven.

27

Page 27: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

1.3.7 Andere vormen van residentiële zorg voor kinderen en jongeren

Van oudsher heeft Nederland een aantal vakinternaten: tehuizen met een oftwee interne scholen. Jongeren worden hier geplaatst vanwege problemen inde thuis- en schoolsituatie; het doel van een vakinternaat is jongeren (weer)onderwijs te bieden en/of een vak te leren. In de praktijk komen de doelstellin-gen van de vakinternaten in grote mate overeen met die van behandeltehuizen.Ook medische kindertehuizen kennen in Nederland een lange traditie. In dezetehuizen verblijven vooral jongere kinderen die, behalve eventuele andere pro-blemen, een lichamelijke aandoening hebben die (para)medische aandachtvereist. De behandeling is erop gericht het kind, gegeven de lichamelijkeklacht, te stimuleren zich verder te ontwikkelen en kind en ouders te leren metde lichamelijke klacht om te gaan.Een andere vorm van residentiële zorg betreft gezinshuizen. Gezinshuizen wor-den geleid door een echtpaar dat, naast eigen kinderen, een aantal (vaak vier)andere kinderen in huis verzorgt, opvoedt en – afhankelijk van de problema-tiek van het kind en de ondersteuning van de gezinshuisouders door de resi-dentiële instelling – behandelt. Een of beide ouders hebben als gezinshuisou-der een aanstelling bij de instelling voor jeugdzorg, eventueel aangevuld meteen baan buiten de deur.

1.4Competentievergroting in een leefgroep: zes basiselementen

In dit boek gaat het om residentiële hulp aan kinderen en jongeren gericht opcompetentievergroting. Het ‘competentiemodel’ maakt gebruik van een leerthe-oretisch kader en een ontwikkelingspsychologisch perspectief. Competentiever-grotende hulpverlening is gericht op verminderen van probleemgedrag en ver-groten van vaardigheden van een jongere. Er wordt aangesloten bij hetontwikkelingsniveau van de jongere zoals zich dat manifesteert in verschillen-de aspecten van het dagelijks functioneren. Competentievergroting impliceertdat jongeren vaardigheden leren die ze nu (in de leefgroep) en straks in de sa-menleving nodig hebben om adequaat te kunnen functioneren. Om jongerenvaardigheden te leren, is het noodzakelijk hun taken aan te bieden die aanslui-ten bij hun mogelijkheden en voldoende uitdaging en leerkansen bieden voorverdere ontwikkeling. Het competentiemodel en de factoren die competentiebeïnvloeden, worden in hoofdstuk 2 uitgebreid toegelicht.Residentiële hulp gericht op competentievergroting wordt vormgegeven dooreen aantal nauw met elkaar samenhangende elementen (zie figuur 1.1):– de fysieke omgeving, de dagelijkse routine en huisregels;– methodisch handelen van groepsleiders in het leven van alledag;

28

Page 28: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

– fasering en feedbacksysteem;– assessment en behandelplanning;– aanvullende behandeling door specialisten;– netwerkinterventies.

De fysieke omgeving voor jongeren in een leefgroep bestaat uit een eigen ka-mer, de groepsruimte, recreatieruimte, enzovoort. Ook de ligging van de leef-groep in of ten opzichte van de samenleving is een onderdeel van de fysiekeomgeving. Bij de vormgeving en het gebruik van de fysieke omgeving moet re-kening gehouden worden met enerzijds veiligheid en beheersing en anderzijdseisen vanuit het behandelperspectief, dat wil zeggen een omgeving met zo veelmogelijk leerkansen.De momenten en manier waarop jongeren van de fysieke omgeving gebruikmaken, hangt af van de dagelijkse routine. Onder de dagelijkse routine ver-staan we het draaiboek van de regelmatig terugkerende onderdelen van dedag, zoals opstaan, wassen en aankleden, ontbijten, school, samen theedrin-ken, huiswerk maken, vrije tijd, enzovoorts. Per onderdeel heeft een jongereverschillende vaardigheden nodig om de aan de orde zijnde taken goed te vol-brengen. Bij de dagelijkse routine hoort ook een aantal regels, over wat jonge-ren wel en niet mogen en wat er van hen verwacht wordt in verschillende situ-

29

Figuur 1.1: Competentievergroting in de residentiële jeugdzorg: zes basiselementen

Faseringen

feedback-systemen

fysieke omgevingDagelijkse

routineregels

Aanvullendebehandeling /

therapie

Assessment en behandel-

planning

Methodischhandelen in

het levenvan alledag

Gezin- en netwerk-

interventies

Page 29: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

aties. Een goede tehuisomgeving biedt zo veel mogelijk leerkansen, juist ookwanneer het soort tehuis of leefgroep door het besloten of gesloten karakterveel beperkingen oplegt aan de dagelijkse routine. Hoe een bij de doelgroeppassende dagelijkse routine kan worden gecreëerd en onderhouden, staat be-schreven in hoofdstuk 3. Richtlijnen voor het opstellen en hanteren van regelsin de leefgroep komen aan de orde in hoofdstuk 9.

Met methodisch handelen van groepsleiders bedoelen we de manier waaropgroepsleiders jongeren begeleiden, nieuwe vaardigheden leren, reageren op ge-wenst en ongewenst gedrag en hoe zij handelen bij incidenten en crisissitua-ties. De nadruk bij competentievergroting ligt op het leren van nieuw en ge-wenst gedrag. Hiertoe krijgen jongeren veelvuldig feedback op adequaatgedrag. Nieuw gedrag wordt geleerd middels instructie en suggestie, zo nodiggevolgd door voordoen en oefenen. Bij het stoppen van inadequaat gedragwordt zo veel mogelijk geprobeerd het alternatieve (adequate) gedrag te instru-eren. Met andere woorden: de groepsleider zegt de jongeren wat zij wél moe-ten doen in plaats van wat zij níet moeten doen. Bij moeilijke situaties, zoalsbij incidenten en crisissituaties, wordt het ongewenste gedrag zo spoedig mo-gelijk omgebogen om onnodige escalatie te voorkomen. De in te zetten tech-nieken om gedrag stop te zetten en om te buigen zijn zo licht mogelijk en ookhier voert instructie van gewenste gedragingen de boventoon. Op de toepas-sing van technieken en het hanteren van incidenten en crisissituaties, wordtuitgebreid ingegaan in de hoofdstukken 7 en 11. In hoofdstuk 4 (‘Observerenen communiceren’) worden enkele basistechnieken besproken die voor elkevorm van methodisch handelen van belang zijn: observeren en gesprekstech-nieken. Daarnaast wordt in dit hoofdstuk ingegaan op verschillende manierenom het contact met jongeren op te bouwen en te onderhouden, alsmede op hetvoeren van mentorgesprekken.

Een derde onderdeel van een programma gericht op competentievergroting isde fasering van het verblijf en het gebruik van feedbacksystemen. Het verblijfvan een jongere wordt verdeeld in fasen. Per fase krijgt een jongere meer ver-antwoordelijkheden en vrijheden. Feedbacksystemen zijn bedoeld om de jon-geren zo veel mogelijk informatie te verschaffen over de aard en de doelmatig-heid van hun gedrag. De nadruk ligt op positieve feedback. Feedbacksystemenworden toegepast in combinatie met een fasering. Promotie naar een volgendefase vindt plaats aan de hand van de hoeveelheden punten of positieve scoresdie een jongere verdient. Hoe meer punten of scores des te sneller volgt pro-motie naar de volgende fase. Fasering en het gebruik van feedbacksystemenkomen uitgebreid aan de orde in respectievelijk hoofdstuk 6 en 8. Naarmate debehandeling van een jongere verder vordert, komt de nadruk minder te liggenop ‘externe sturing’ en steeds meer op ‘zelfsturing’. In hoofdstuk 7 en 8 wor-den enkele technieken besproken die toegepast kunnen worden om zelfstu-

30

Page 30: Competentievergroting residentiële jeugdzorg

ringsvaardigheden te leren; in hoofdstuk 9 wordt ingegaan op de wijze waarophet groepsoverleg en het managersysteem zelfsturingsvaardigheden stimuleren.

Het vierde element dat bij competentievergroting onder de loep genomenwordt, betreft de assessment en planmatige uitvoering van de behandeling. As-sessment wil zeggen het verzamelen en analyseren van informatie en het stel-len van doelen. De doelen worden afgestemd op het functioneren van de jon-gere ten aanzien van de ontwikkelingstaken én op de factoren die een rolspelen bij het probleemgedrag. Hiertoe wordt voor elke jongere een ‘competen-tieanalyse’ en zo nodig een ‘probleemanalyse’ gemaakt. Op basis hiervan wor-den concrete, haalbare en evalueerbare doelen geformuleerd. Deze vormen hetuitgangspunt voor de behandeling in de leefgroep en de eventueel aanvullendespecialistische behandeling (therapie). De doelen sluiten aan bij de sterke pun-ten van de jongere, dat wil zeggen die dingen waar hij goed in is, personen uitzijn sociale netwerk op wie hij terug kan vallen, enzovoorts. Behandeldoelenworden geconcretiseerd in zo veel mogelijk dagelijks te beoordelen werkpun-ten. De jongeren worden bij hun behandeling betrokken door expliciet te wer-ken aan hun wensen tot verandering en door regelmatig met hen te communi-ceren over de werkpunten. In hoofdstuk 5 wordt uitgebreid stilgestaan bij hetverzamelen en analyseren van informatie en het stellen van doelen en werk-punten.

Het betrekken van het gezin en het sociale netwerk bij de opvoeding en behan-deling van jongeren in een leefgroep is onder meer van belang met het oog opde toekomst van de jongere. In hoofdstuk 10 wordt beschreven hoe ouders ofandere belangrijke personen uit het netwerk van de jongere worden betrokkenbij en geïnformeerd over de doelen en het verloop van de hulpverlening. Idea-liter wordt er ook gewerkt aan een aantal veranderingsdoelen ten aanzien vande sociale omgeving van de jongere: wat kunnen de ouders of andere belang-rijke personen doen om de jongere nu en in de toekomst te ondersteunen? Watzou er thuis, in de buurt of op school moeten veranderen opdat de jongereweer thuis kan wonen? En welke vaardigheden heeft de jongere hiervoor no-dig? Groepsleiders of ambulant werkers gaan – vaak samen met de jongere –op pad om doelen ten aanzien van het sociale netwerk te realiseren.

Tot slot kan aanvullende behandeling plaatsvinden. Hiermee wordt bedoelddat, naast het werken aan doelen en werkpunten in het leven van alledag, aan-vullende individuele of groepsgerichte behandeling mogelijk is in de vorm vanbijvoorbeeld sociale-vaardigheidstraining, gespreksgroepen, (cognitief-gedrags-matige, psychomotorische, creatieve) therapie en psychiatrische (medische)zorg. In dit boek komen de verschillende therapievormen slechts summier aande orde. Wel wordt in hoofdstuk 12 ingegaan op de samenwerking tussen ver-schillende disciplines in het kader van competentievergroting.

31