Communicatie & Overleg (POCc) · bewust is, communicatie. Non-verbale communicatie (lichaamstaal)...

16
Communicatie & Overleg (POCc) Studiegebied: cvo KISP Opleiding: Specifieke Lerarenopleiding Officiële benaming module: Pedagogisch Organisatorische Competentie Communicatie & Overleg 1

Transcript of Communicatie & Overleg (POCc) · bewust is, communicatie. Non-verbale communicatie (lichaamstaal)...

Communicatie & Overleg (POCc) Studiegebied: cvo KISP

Opleiding: Specifieke

Lerarenopleiding

Officiële benaming module:

Pedagogisch Organisatorische

Competentie Communicatie &

Overleg

1

Gebruikte symbolen

Doelstellingen

Instructies

Samenvatting

Bronnen

Interessante links

Oefeningen

Veiligheidstip

1

Inhoud

Gebruikte symbolen ....................................................................................................... 2

Hoofdstuk 2 | Verbale versus non-verbale communicatie .................................................... 2

2.1 Inleiding ................................................................................................................. 2

2.2 Doelstellingen .......................................................................................................... 3

2.3 Begrippenapparaat ................................................................................................... 3

2.4 Non-verbale, niet-vocale communicatie ...................................................................... 4

2.5 Non-verbale, vocale communicatie: paraverbaal ........................................................ 13

2

Hoofdstuk 2 | Verbale versus non-verbale communicatie1

Je zit met iemand te praten en al snel krijg je het gevoel dat hij niet naar je luistert. Je vraagt

daarom: “Luister je wel naar me?” De ander zegt: “Natuurlijk luister ik naar je, vertel maar

rustig verder.” Ondanks deze bevestiging raak je de indruk niet kwijt dat de ander met zijn

gedachten ergens anders is. Je kan het gewoon zien aan hem. Hij kijkt de ganse tijd uit het

raam, geeuwt om de 10 seconden, zit erbij als een bloemzak en van zijn gezicht valt af te

lezen dat hij niet geboeid is door je verhaal. Daarom zeg je: “Als het je toch niet interesseert,

hoef ik het je ook niet te vertellen”.

2.1 Inleiding

Doorgaans denken we dat we alleen communiceren als we praten of een brief of mail

schrijven. Ook veronderstellen we dat enkel wat we zeggen communicatie is. Niets is echter

minder waar. Alle gedrag, met en zonder woorden, in aanwezigheid van een ander mens, van

wie men zich bewust is, is communicatie. Ook als men juist niet wil communiceren,

communiceert men toch, namelijk dat men niet wil communiceren. (Watzlawick)

Bijvoorbeeld:

Een treinpassagier zit met de ogen dicht. Hij zegt niets, maar communiceert. Hij geeft anderen

de boodschap dat hij tegen niemand wil praten en niet wil gestoord worden. Gewoonlijk

aanvaarden anderen die boodschap en laten ze hem met rust. Ze kunnen echter ook anders

reageren.

Als alle gedrag communicatie is, zijn ook gedragingen waarvan men zichzelf niet of maar half

bewust is, communicatie. Non-verbale communicatie (lichaamstaal) maakt meer dan de helft

van de totale communicatie uit. Uit onderzoek blijkt zelfs dat in een gesprek slechts 7 procent

van de boodschap verbaal, dus via woorden, wordt overgebracht, 38 procent via stemtaal

(paraverbaal) en 55 procent via lichaamstaal (non-verbaal).

1 Dit hoofdstuk is gebaseerd op verschillende bronnen – zie bronnenlijst van de volledige cursus

3

Non-verbale communicatie is grotendeels onbewust en dus ook eerlijk. Jouw lichaamstaal is de

uiterlijke weerspiegeling van jouw emotionele ingesteldheid. Lichaamstaal (analoge taal,

Watzlawick) is ‘complementair’ aan verbale taal (digitale taal, Watzlawick): het verduidelijkt de

eigenlijke betekenis van de boodschap.

The Face part 1 http://www.youtube.com/watch?v=UA70Mp2ZBHM (4min)

Body Language, Desmond Morris http://www.youtube.com/watch?v=EHOdJ0qlavQ (9 min)

The Human Animal, 2 delen http://misc.docuwat.ch/videos/the-human-animal/the-human-

animal-01-the-language-of-the-body/?channel_id=0&skip=0

2.2 Doelstellingen

verwoorden wat we verstaan onder verbale communicatie

verwoorden wat we verstaan onder non-verbale communicatie

het verschil aantonen tussen verbale en non-verbale communicatie

het doel van non-verbale communicatie aangeven

de verschillende aspecten van non-verbaal gedrag uitleggen

voorbeelden geven van deze verschillende aspecten van non-verbaal gedrag

de verschillende aspecten van verbale communicatie uitleggen

2.3 Begrippenapparaat

Het is duidelijk dat het begrip communicatie ruimer is dan enkel verbale taal. We

communiceren niet alleen door wat we zeggen, maar ook door onze gebaren, mimiek, volume,

snelheid van spreken, stemkleur, houding, afstand,… kortom, door onze non-verbale

communicatie. Uit de voorgaande opsomming blijkt trouwens dat non-verbale communicatie

veel meer omvat dan zuivere 'lichaamstaal'. Onderstaand schema maakt de verschillende

elementen en het onderscheid tussen verbaal en non-verbaal duidelijker.

4

VOCAAL NIET-VOCAAL

(auditief) (visueel, tactiel,…)

VERBAAL gesproken geschreven woord,

woord gebarentaal, braille

NON-

VERBAAL

lichaamstaal: o.a.

mimiek, aanraking, gebaren,

houding, oogcontact, geur,...

ook PARAVERBAAL genoemd

2.4 Non-verbale, niet-vocale communicatie

2.4.1 Uiterlijk en fysiek voorkomen

Het uiterlijk van een persoon geeft vaak ook informatie over status, leeftijd, sekse,

karaktereigenschappen, attitudes,... van je communicatiepartner. Het is dus zinvol hier

aandacht voor te hebben tijdens de communicatie. We onderscheiden twee componenten:

lichamelijke kenmerken enerzijds, lichamelijke verzorging anderzijds. Lichamelijke

kenmerken hebben te maken met de lichaamsbouw, uiterlijk, het gezicht,... We omschrijven

onszelf of anderen met woorden zoals 'slank', 'groot', 'klein', 'kaal', 'rimpels', 'grote neus',

'sensuele lippen', 'smalle heupen', 'grote handen',... Automatisch kennen we aan bepaalde

lichaamskenmerken ook karaktereigenschappen toe. Uiteraard kloppen deze associaties niet en

zijn deze veronderstellingen door de cultuur beïnvloed.

a. endomorf: genereus, aardig, easy-

going, ontspannen, sociaal,

verdraagzaam, tolerant, sympathiek, lief

en warm, content, meegaand,…

b. mesomorf : avontuurlijk, assertief,

actief, moedig, dominant, competitief,

energiek, ondernemend, vol

vertrouwen,…

c. ectomorf: koel, angstig, voorzichtig,

nauwkeurig, ernstig, verlegen,

terughoudend,…

5

Wanneer het gaat om lichamelijke verzorging, dan zijn dit vaak kenmerken die we ons zelf

aanmeten, meestal gebaseerd op onze eigen keuze en smaak: make-up, sieraden, kledij,

kapsel, propere of vuile nagels, bril of lenzen,... Uiterlijke kenmerken zoals kapsel, kledij en

sieraden spelen vaak een dominante rol in jongerensubculturen. Onze leerlingen proberen

vaak via uiterlijke kenmerken uit te drukken tot welke groep ze behoren of welke visie ze erop

na houden.

Door het waarnemen van uiterlijke kenmerken vorm je je vaak een eerste indruk van de

ander. Iedereen heeft daarbij zo zijn eigen kenmerken waarop hij deze eerste indruk baseert.

Belangrijk daarbij is de ander niet onmiddellijk te beoordelen op basis van deze eerste indruk,

maar ruimte te laten voor verdere kennismaking. Als leerkracht moeten we ons bewust zijn

van het feit dat we onze eerste indruk niet maken tijdens onze eerste les. Leerlingen hebben

de leerkracht meestal al door de gangen of op de speelplaats zien lopen en ze hebben zich dus

al een eerste beeld gevormd.

2.4.2 Lichaamshouding

Een stevige tred of rustige passen, rechtop lopen of licht gebogen, op het puntje van de stoel

zitten of rustig achterover, wiebelen of stilzitten, met de handen op de rug staan of met de

armen over elkaar, veel of weinig bewegen,... Uit de lichaamshouding en de lichaamsbeweging

valt vaak op te maken hoe iemand zich voelt. Als je zeker van jezelf bent, zit of sta je er heel

anders bij dan wanneer je je kennelijk niet op je gemak voelt. Als je kwaad bent, loop je

anders dan wanneer je blij bent. Terwijl je nadenkt, sta of zit je in een andere houding dan

wanneer je de oplossing al gevonden hebt.

Je lichaamshouding wordt door drie aspecten bepaald, namelijk aarding, ontspanning en

ademhaling. Een goede aarding bezitten houdt in dat je het juiste (letterlijk) standpunt

... voor de klas

Via het schoolreglement leggen we grenzen op aan leerlingen wat betreft kleding,

sieraden, kapsels,... Maar bestaan er ook regels voor leerkrachten? Kan een rokje of

korte broek tot boven de knie? Als leerkracht volgen we minimaal de richtlijnen die

gelden voor leerlingen en daarnaast nemen we beter ook geen standpunten in die

indruisen tegen het pedagogisch project van de school.

6

inneemt. Mensen die ervoor terugschrikken een standpunt in te nemen, herken je vaak

doordat ze de ene voet op de ander plaatsen of heen en weer lopen. Wie een klaar en duidelijk

standpunt inneemt, dient ook met beide voeten 100% op de grond te staan. Denk er vanaf het

begin van je verhaal aan: eerst komt het gebaar en dan pas het woord. Concentreer je en ga

dan pas praten. Een ontspannen houding voel je in je buik. Is jouw buik ontspannen of

gespannen? Wie niet genoeg lucht krijgt, wordt kortademig en moet naar lucht happen. De

keel snoert dicht en het lichaam spant zich op. De ademhaling gaat niet meer zoals het zou

moeten. De hele lichaamshouding verandert in de negatieve zin.

Je lichaamshouding geeft uiting aan gevoelens op een aantal vlakken: erkenning-uitsluiting,

dominantie-onderdanigheid, genegenheid-afkeer, spanning-ontspanning,… Dit vinden we terug in

de theorie van de interactionele synchronie (Scheflen): als we ons verbonden willen voelen

met anderen, gaan we dezelfde houding aannemen. We gaan onze lichaamshouding afstellen op

elkaar. Als jouw houding precies dezelfde is als die van jouw gesprekspartner, wordt dit

houdingcongruentie genoemd. Meestal doe je dit als je de ander aardig vindt, en/of wanneer

je het eens bent met wat de ander zegt. Dit gebeurt volledig onbewust. Je beseft zelf niet dat je

dit doet, en degene die je nadoet, merkt dit ook niet bewust. Hij krijgt alleen het ‘gevoel’ dat hij

begrepen wordt. Stem je houding dus af op je gesprekspartner voor een goed contact. Bovendien

geeft het non-verbale gedrag van je gesprekspartner ook informatie over zijn emoties en

stemmingen, karaktereigenschappen en attitude. Het kan dus nuttig zijn hier oog voor te

hebben!

7

2.4.3 Nabijheid: territoriumtheorie en aanraking

Uit de afstand die mensen ten opzichte van elkaar in acht nemen tijdens gesprekken, kan

worden opgemaakt hoe intiem en hoe persoonlijk men de onderlinge relatie en het

gespreksthema vindt. De onderlinge verhouding tussen communicatiepartners wordt vaak ook

door de afstand tussen deze personen duidelijk. Mensen hebben behoefte aan een persoonlijke

ruimte rond hun lichaam en een eigen territorium (woon-, werk- en leefgebied). Daartussenin

staat het 'tijdelijk territorium', de ruimte die we innemen als we niet in ons eigen territorium

zijn. Kijk maar eens hoe mensen aan een vergadertafel met eigendommen hun plek

afbakenen.

De afstand tussen mensen kunnen we in vier zones indelen.

De intieme zone (0 - 0,5m)

Dit is de zone die direct affectief contact mogelijk maakt, zoals: op vertrouwelijke toon

spreken, emotioneel gedrag uitwisselen als blijk van tederheid, troost... Wanneer je elkaar in

deze zone toelaat, is dat een blijk van wederzijds vertrouwen. Als iemand ongevraagd of

ongewenst in deze zone binnenkomt, deinzen we achteruit. Is dat niet mogelijk (bv. in een

overvolle bus), dan maak je met non-verbaal gedrag duidelijk dat je niet bij elkaar hoort. Je

kijkt dan strak voor je uit of naar boven, of je wendt je hoofd af.

... voor de klas

Zorg voor een stevige basis: beide voeten op de grond, kies de juiste schoenen! Dit geeft je

zelfvertrouwen en naar de leerlingen toe maak je een zelfzekere indruk.

Neem een ontspannen houding aan: rechte houding, handen los langs je lichaam,... Een

ontspannen houding bij de leerkracht, neemt ook de spanning bij de leerlingen weg.

Ondersteun je woorden met passende, korte stevige gebaren. Te veel gebaren zorgt voor een

onzekere indruk.

Richt je lichaam naar de leerlingen, daarmee toon je betrokkenheid ten opzichte van de groep.

Weet je geen weg met je handen? Neem een krijtje, balpen of afstandsbediening van je

PowerPoint in de hand. Maar zorg dat je hier niet voortdurend (onbewust) mee staat te spelen!

Hou rekening met de lichaamstaal van je leerlingen tijdens je les. Het is een goede barometer

om te zien wat ze vinden van de les.

8

De persoonlijke zone (0,5 - 1,5m)

Dit is de zone voor het dagelijkse persoonlijk contact. Als je iemand tegenkomt die je kent en

je maakt een praatje, dan zul je meestal deze afstand in acht nemen. Je kunt goed letten op

gedrag en gezichtsuitdrukking van de ander en je bent genoeg dichtbij om vertrouwdheid met

elkaar te laten blijken. Je hoeft daarbij niet met stemverheffing te praten en je kunt elkaar de

hand schudden. Wanneer je buiten deze zone blijft, wordt het voeren van een vertrouwelijk

gesprek erg moeilijk. Dat is de reden waarom je je in zo’n situatie naar de ander toebuigt om

de afstand kleiner te maken. Iemand met wie je problemen bespreekt en die zich niet binnen

de persoonlijke zone bevindt, ervaar je bijna altijd als afstandelijk of ongeïnteresseerd.

De sociale zone (1,5 - 3m)

Dit is de zone waarin zich de sociale contacten afspelen. Het is de afstand die in acht genomen

wordt bij feestjes, visites, maaltijden en aan loketten. Het is de afstand waarop men met

elkaar kan communiceren over niet al te persoonlijke kwesties. Lichamelijk contact, zoals het

vastpakken van een arm, met de vinger op de borst tikken of de ander op de schouder slaan,

is onmogelijk. Als twee mensen zich binnen deze zone bevinden, is het moeilijker om elkaar te

negeren. Als men dan toch geen gesprek wil aangaan, vertoont men typisch afweergedrag.

Denk maar aan de trein, bus of wachtkamer. Mensen gaan dan naar buiten kijken, lezen een

boek of tijdschrift en maken op die manier duidelijk niet op een gesprek uit te zijn. Een mooi

voorbeeld is ook de situatie in een lift, waar bijna iedereen naar de etagelampjes kijkt.

De publieke zone (vanaf 3 m)

Dit is het gebied van de algemeen maatschappelijke omgang. Hierin kun je met vreemden

verkeren zonder dat je contact met hen hoeft te maken. In deze zone hoeft men alleen de

algemeen geldende beleefdheidsregels in acht te nemen. Het dichterbij gelegen gedeelte van

deze zone (3 - 8m) is bijvoorbeeld de afstand van docent tot student. Het verderaf gelegen

gedeelte is de afstand bij lezingen, concerten en theatervoorstellingen. Je bent dan

toeschouwer of toehoorder, je maakt deel uit van het publiek. Voor zover er al contact

gemaakt wordt is dit niet van persoonlijke aard.

Zo zie je dat met het variëren van de onderlinge afstand de mate van persoonlijk en intiem

contact tussen de gesprekspartners wordt geregeld. Dat werkt ook omgekeerd. Door de

afstand die je houdt ten opzichte van je gesprekspartner maak je duidelijk wat voor soort

contact je op prijs stelt. Je schept een ruimte om je heen (een ‘territorium’) waarmee je

anderen duidelijk maakt hoe volgens jou de onderlinge relatie in elkaar zit. Met name in de

intieme en de persoonlijke zone laat je niet zomaar iedereen toe. Komen anderen daar

ongevraagd in binnen, dan zul je je snel onbehaaglijk voelen.

9

Een zeer intense vorm van communiceren is de aanraking. Liefde, warmte en intimiteit

worden zo het snelst gecommuniceerd. Kinderen hebben aanraking door hun familie nodig om

op een gezonde manier te kunnen opgroeien. We noemen dat ‘kangaroo care’.

Een aanraking kan ook potentieel dominant, aanrandend en kwetsend zijn.

Er zijn heel veel verschillen opgetekend over de mate waarin aanrakingen geapprecieerd en

ervaren worden. Vrouwen vermijden veelal het aanraken van mannen. Mannen vermijden het

aanraken van elkaar.

Men onderscheidt vier vormen van aanrakingen

1. Aanrakingen die functioneel- professioneel zijn: door de dokter, gynaecoloog,…

2. Aanrakingen die sociaal- beleefd zijn: iemand de hand schudden

3. Intieme aanrakingen die niet seksueel getint zijn: het overbrengen van vriendschap en

warmte door het wiegen van een baby

4. Intieme aanrakingen die seksueel getint zijn

... voor de klas

Als leerkracht bewaar je steeds de nodige fysieke afstand tot je leerlingen. Ze hebben

liever niet dat je hun intieme ruimte betreedt. Dit betekent echter niet dat je geen

betrokkenheid kan tonen. Denk daarbij maar aan oogcontact, positieve bevestiging, een

luisterend oor,...

In een individueel gesprek zal het van belang zijn de juiste afstand te zoeken tot je

leerling. Net dicht genoeg om te tonen dat je luisterbereid bent, maar net veraf genoeg

om niet bedreigend over te komen.

Zoals reeds een aantal keer vermeld, zijn de non-verbale signalen van je leerlingen een

goede parameter om de juiste afstand te vinden. Denk even na: waarom gaan veel

10

2.4.4 Gebaren

Gebaren ondersteunen meestal de verbale communicatie: een gesprek wordt op gang

gehouden, de boodschap (inhoud) wordt duidelijk en extra onderstreept. Gebaren kunnen ook

gebruikt worden ter vervanging van verbale communicatie, meestal in het geval van ruis: als

we taal in een vreemd land niet beheersen bijvoorbeeld, of wanneer we omwille van

omgevingslawaai of afstand geen gesprek kunnen voeren. Soms kan een gebaar op zich ook

voldoende zeggen en is verbale communicatie niet meer nodig (bijvoorbeeld middenvinger

opsteken). We maken een onderscheid tussen ‘expressieve’ en ‘representatieve’ gebaren.

Representatieve gebaren zijn de gebaren die in de omgang tussen mensen een bepaalde,

vaste betekenis hebben gekregen, zoals het wenken van de ober, het stopteken van een

politieagent. Ze hebben een duidelijke functie in de omgang tussen mensen. Zij vormen

een vervanging van het gesproken woord omdat de betekenis ervan door anderen wordt

herkend. Wel is het zo dat de representatieve functie van gebaren cultuurbepaald kan zijn. Het

gebaar dat in onze cultuur betekent “ga maar weg”, betekent in een andere cultuur “kom naar

me toe”. ‘Boeren’ tijdens een maaltijd wordt bij ons beschouwd als onfatsoenlijk, maar in

andere culturen is het een blijk van waardering voor de maaltijd. Dergelijke verschillen kunnen

gemakkelijk leiden tot misverstanden.

Expressieve gebaren zijn die gebaren die voor jezelf uitdrukking geven aan een

bepaalde gemoedstoestand, zoals een wegwerpgebaar bij een teleurstelling. Deze gebaren

hebben zowel een betekenis voor anderen als voor jezelf. Anderen kunnen er de intensiteit van

je gevoelens uit aflezen, voor jezelf doen zij dienst als uitlaatklep voor je emoties. Nu is het zo

dat er grote verschillen tussen mensen bestaan in hun mate van expressiviteit; iets waarvan

de een niet eens schrikt, roept bij de ander tranen op; iets waardoor de een door het dolle

raakt, tovert bij de ander slechts een glimlach op de lippen. Dergelijke verschillen kunnen

leiden tot verkeerde interpretaties van iemands gedrag. Vaak neem je je eigen expressiviteit

als maatstaf om die van anderen te beoordelen. Daarmee doe je vaak wel tekort aan de

eigenheid van de ander.

Expressieve gebaren maak je ook als er niemand in de buurt is die je kan zien, representatieve

gebaren maak je alleen om anderen iets duidelijk te maken. De meeste gebaren hebben echter

beide elementen in zich, zoals dreigend de vuist ballen, enthousiast de hand opsteken als je

iemand herkent, de schouders ophalen of op het voorhoofd tikken.

Naast expressieve en representatieve gebaren maken mensen ook gebaren die op zichzelf

geen betekenis lijken te hebben. Het gaat dan om gebaren die tot een automatisme zijn

11

geworden, die je uitvoert zonder dat je er erg in hebt. Zo heb je mensen die constant hun bril

op en af zetten zonder dat ze zenuwachtig zijn of die steeds met hun haren zitten te draaien,

zich over de kin wrijven, op het hoofd krabben…

Als dergelijke gebaren een dwangmatig karakter hebben en zeer frequent voorkomen, spreken

we van een ‘tic’. Je moet daarbij denken aan bewegingen met de handen, schudden met het

hoofd, trekken met de mondhoeken enz. De betekenis van automatismen en tics is niet geheel

duidelijk. Schijnbaar hebben die gebaren geen betekenis. Wellicht gaat het om gebaren die

‘toevallig’ zijn aangeleerd en die maar moeilijk kunnen worden afgeleerd. Misschien hebben ze

toch een diepere betekenis, maar dan een die uit het gebaar zelf niet kan worden afgeleid. Ze

roepen in elk geval wel iets op.

Voor alle duidelijkheid: gebarentaal die gebruikt wordt voor communicatie met doven, behoort

niet tot de non-verbale communicatie! Aangezien het hier om een vastgelegde code gaat, met

tekens die een betekenis hebben, valt gebarentaal onder de verbale communicatie.

... voor de klas

Tracht je in de eerste plaats bewust te zijn van de gebaren die je gebruikt tijdens je les. Zo

krijg je meer controle over de boodschap die je wil geven aan je leerlingen.

Door het gebruik van gebaren maak je je lessen levendiger en op die manier ook aangenamer

en afwisselend. Dat bevordert het leerproces bij je leerlingen.

Overdrijf echter niet, want dan loop je het gevaar dat je gebaren de leerlingen afleiden van de

kern van de zaak.

Ook hier geldt dat je inspanning moet leveren om de ‘gebarentaal’ van je leerlingen te leren

lezen om tot een goede verstandhouding te komen.

12

2.4.5 Mimiek en oogcontact

‘Zijn gezicht spreekt boekdelen’ - ‘Het staat op haar gezicht geschreven’ - ‘Zijn gezicht is een

open boek’ - ‘De ogen zijn de spiegel van de ziel’

Het gezicht is een bijzondere bron van non-

verbale signalen omdat het zo rijk is aan

expressiemogelijkheden. Door naar iemands

gezicht te kijken, kun je vaak nauwkeurig

inschatten hoe hij zich voelt, ook al doet hij

zijn best om dat te verbergen. Ook bij mimiek

geldt dat er grote verschillen tussen mensen

bestaan. Bij sommigen valt echt alles van het

gezicht af te lezen, anderen hebben een

zogenoemde ‘pokerface’.

Via gezichtsuitdrukkingen laten mensen

elkaar tijdens gesprekken weten hoe zij over

elkaar en over het gespreksonderwerp

denken. We werken daarvoor met onze

wenkbrauwen, mondhoeken, lachspieren en

voorhoofd. Als iemand echt kwaad is, trillen

zijn neusvleugels. Is iemand in zijn trots

gekrenkt, dan komt zijn kin naar voren. Bij

twijfel frons je de wenkbrauwen, net voor een

woede-uitbarsting pers je de lippen op elkaar.

Om iemand te plagen, steek je je tong uit en

als iets je echt niet interesseert, ga je zitten

geeuwen.

Aan bepaalde karakteristieke trekken van het

gezicht worden soms automatisch

persoonlijkheidskenmerken gekoppeld. Zo wordt een hoog voorhoofd in verband gebracht met

een hoge intelligentie, dikke lippen met sensualiteit, een zware kin met

doorzettingsvermogen,... Dergelijke verbanden zijn echter nooit aangetoond, daar moet je dus

voorzichtig mee zijn.

Een bijzondere rol spelen de ogen. Om een gesprek gaande te houden, is regelmatig

oogcontact tussen de gesprekspartners onontbeerlijk. Onderzoek heeft uitgewezen dat

gesprekspartners vooral via oogcontact aangeven wie zijn beurt het is in het gesprek, zij het in

13

combinatie met intonatie en stemvolume. Men kijkt de ander in een gesprek veel vaker aan als

men aan het luisteren is (ongeveer 75 procent van de tijd) dan wanneer men zelf aan het

woord is (ongeveer 40 procent van de tijd). De spreker kijkt vooral op de momenten dat hij

behoefte heeft aan een reactie van de ander, om na te gaan of de boodschap werd begrepen

of om te weten of de ander het met hem eens is. Voor de luisteraar is het oogcontact een blijk

van aandacht en interesse. Tijdens een presentatie is oogcontact met de luisteraars een vorm

van feedback. Je kunt er stillere mensen mee uit hun tent lokken en dominante mensen mee

negeren. Ook wat betreft de expressie van emoties valt uit de ogen veel af te lezen. We

spreken niet voor niets van pretoogjes, kille ogen, een doordringende blik, een zwoele blik,

grote ogen opzetten…

Gezichten zijn visuele magneten, je kijkt er direct naar en je kijkt er langer naar dan naar de

rest van de persoon. Ook aankijkgedrag is non-verbale communicatie. Door middel van je

mimiek en oogcontact kun je de inhoud van wat je zegt, benadrukken.

2.5 Non-verbale, vocale communicatie: paraverbaal

Vaak wordt paraverbale communicatie gerekend tot non-verbale communicatie. Onder

paraverbale communicatie verstaan we de manier waarop je spreekt.

“De hoogte van de stem, de stemmelodie en de snelheid van spreken brengen universeel

hetzelfde beeld over. Zelfs personen die de verbale taal (nog) niet verstaan, herkennen uit

... voor de klas

Je gezichtsuitdrukking helpt je tijdens je les je boodschap te ondersteunen of op bepaalde

inhouden de klemtoon te leggen.

Eigen emoties tonen aan de hand van mimiek (voldoende beheerst) stimuleert de ‘echtheid’

van je verhaal.

Maak oogcontact met je leerlingen. Zo betrek je hen in het lesgebeuren, kan je gericht je

aandacht verdelen en heb je een zelfzekere uitstraling. Heb daarbij aandacht voor alle

leerlingen in de klas.

Ook hier zal er van jou een inspanning verwacht worden om de mimiek van je leerlingen te

leren lezen.

14

deze paraverbale signalen duidelijk angst, ergernis, dominantiegedrag, vertrouwen,

vriendelijkheid of agressie.” (A.M. Nijssen,1998)

Een aantal aspecten van paraverbale communicatie zijn:

− Articulatie (goed, overdreven, functioneel)

− Spreekritme (pauzes, stiltes)

− Spreeksnelheid of tempo

− Accentuering (nadruk op bepaalde woorden)

− Stopwoordjes (euh, tja, soit)

− Volume of geluidsterkte (hard of zacht)

− Toonhoogte (laag, midden, hoog)

− Intonatie (verloop en variatie van toonhoogte of zinsmelodie)

− Stemtimbre (volheid, helderheid, heesheid)

Al deze aspecten worden ook wel spreektaal genoemd. Ieder van ons wordt gekenmerkt door

zijn eigen mengeling van al deze aspecten. Deze paraverbale elementen van communicatie zijn

een belangrijke aanvulling op de boodschap: door middel van intonatie, volume, tempo,... geef

je aan wat je denkt of voelt bij de boodschap.

Aspecten zoals het taalgebruik (dialect, AN) of de keuze van woordenschat (moeilijke woorden,

vaktermen) behoren niet tot het non-verbale, maar wel tot het verbale gedrag.

... voor de klas

Articulatie: Als leerkracht zal het van belang zijn duidelijke boodschappen te brengen.

Wees erop attent dat je daarbij geen woorden inslikt of afbijt en zo duidelijk mogelijk

articuleert zodat je voor iedereen verstaanbaar bent.

Snelheid: Probeer een goede combinatie te vinden tussen snelheid en vaart in je les.

Wanneer je te snel praat, is het moeilijker voor je leerlingen om zich te concentreren.

Praat je echter te traag, dan loop je het gevaar dat ze afhaken.

Intonatie: Hierbij is het sleutelwoord variatie. Door het gebruik van verschillende

toonhoogtes in je gesproken taal zorg je voor afwisseling, die op zijn beurt de aandacht

van je leerlingen aanscherpt.

Volume: Door bewust de sterkte van je spreken aan te passen heb je de sleutel in

handen om iets te beklemtonen, de aandacht te vragen van je leerlingen en de klasorde

te bewaken. Vaak verkrijg je door net wat stiller te gaan praten ook een aandachtig

publiek.