Commissie Fusietoets Onderwijs | Jaarverslag · (PvdA) op 30 september 2008 een motie in, met het...
Transcript of Commissie Fusietoets Onderwijs | Jaarverslag · (PvdA) op 30 september 2008 een motie in, met het...
Commissie Fusietoets Onderwijs | Jaarverslag
Inhoud
Woord vooraf 3
Leeswijzer 5
De commissieleden 6
Over de fusietoets in het onderwijs 7
Menselijke maat centraal 7
Legitimatie en keuzevrijheid 8
Onafhankelijke adviescommissie 8
Casuïstiek en adviezen 9
Samenwerkingsbesturen in relatie tot krimp 10
‘Informele’ samenwerkingsscholen 10
Passend onderwijs 11
Opheffing van nieuwe scholen voorkomen 11
Wanbestuur en dreigend faillissement 12
Formalisering personele unies 12
Contraire besluiten 13
Bezwaar en beroep 14
De fusietoets in de beleidscontext van 2013 15
Aanloop tot de wetsevaluatie 15
Demografische krimp 15
Bestuurskracht en praktijkvoorbeelden van schaal 17
Macrodoelmatigheid in het middelbaar beroepsonderwijs 17
Passend onderwijs en de fusietoets 18
Bijlage 1: Overzicht alle fusies ‘onder en boven de toetsdrempel’ 20
Bijlage 2: Financieel jaaroverzicht 2013 22
2 cfto – Jaarverslag 2013
3 cfto – Jaarverslag 2013
Woord vooraf
Voor u ligt het Jaarverslag 2013 van de Commissie Fusietoets Onderwijs. De cfto
toetst sinds de invoering van de Wet fusietoets in het onderwijs op 1 oktober 2011
fusies tussen en binnen schoolbesturen. Sindsdien heeft de commissie ruim 70
adviezen uitgebracht, waarvan 44 in het afgelopen jaar. Dat is, de schoolvakanties
daargelaten, ongeveer één advies per week. De gemiddelde behandeltijd waarbinnen
de cfto adviseert is in de afgelopen periode duidelijk korter geworden. Ook is
een spoedprocedure ingesteld voor de urgente gevallen. Vaak waren dat positieve
adviezen en in een enkel geval gaf de commissie een negatief oordeel.
De commissie geeft uitvoering aan de Wet fusietoets. Die regelt dat besturen van
scholen en onderwijsinstellingen een voorgenomen fusie onder bepaalde voorwaar
den ter toetsing dienen voor te leggen. Hierbij draait het om de centrale begrippen
menselijke maat, legitimatie en keuzevrijheid. Meer specifiek brengt de toets de gevolgen
van een fusie op het lokale en regionale onderwijsaanbod in kaart. Hierbij maakt de
cfto steeds een afweging of het eventuele verlies van keuzevrijheid opweegt tegen
de verwachte winst op het terrein van kwaliteit, doelmatigheid en financiën. Dat betekent
het leveren van maatwerk waarbij het van belang is dat een fusie gerechtvaardigd is.
Er kunnen om reden van behoud van onderwijs (de continuïteit) en de versterking
van het onderwijs (de kwaliteit) gerechtvaardigde redenen zijn om toch te fuseren.
Ook financiële problemen of bestuurlijk onvermogen tellen zwaar. Het uitgangpunt
is dat goed, divers en toegankelijk onderwijs in ons land is veiliggesteld. Nu en in de
toekomst.
De Wet fusietoets in het onderwijs is ingegeven door een gebrek aan schaalbeheer
sing. Een schoolorganisatie is geen doel op zich, maar ondersteunt het primaire
proces. De menselijke maat wil zeggen dat het primaire proces (het geven van goed
onderwijs) centraal staat. Wanneer de menselijke maat ook de maat der dingen is,
betekent dit dat de school of het schoolonderdeel voldoende bestuurbaar is en dat er
voldoende ruimte bestaat voor verbetering. Om dit te realiseren is veel meer nodig
dan een fusietoets. Maar de toets is een van de instrumenten die daarvoor nodig is.
De Wet fusietoets in het onderwijs betekent een inperking van de volledige vrijheid
van schoolbesturen om fusies aan te gaan. Het ligt in de lijn der verwachtingen
dat het fusietoetsingsproces een proces van gewenning zou zijn, zowel bij school
besturen als bij landelijke instanties en het departement van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap (ocw). Een nieuwe wet zoekt een wettelijke plaats in het geheel
van beslissingen over voorzieningen. Op een herziening van de algemene proces
inrichting zit, zo blijkt uit de praktijk, niet elke betrokken instelling te wachten.
De commissie constateert wel dat gaandeweg een modus is gevonden.
4 cfto – Jaarverslag 2013
De vrijheid van schoolbesturen is mede ingeperkt om de keuzevrijheid van deel
nemers in brede zin zeker te kunnen stellen. Keuzevrijheid is een essentieel kenmerk
van ons onderwijs en is internationaal een exportartikel. Dat vraagt wel dat er ook
feitelijk iets te kiezen valt. Hier heeft de overheid de taak om – zoals ze dat in België
noemen – ‘vrijheid van verstrekking af te wegen tegen vrijheid van genieting’. Of in
andere woorden: de vrijheid van schoolbesturen in relatie te brengen met de vrijheid
van schoolkeuze. De ene vrijheid kan immers de andere belemmeren. De vrijheid van
schoolbesturen mag niet de andere vrijheid in het gedrang laten komen. De fusie
toets is een van de middelen om een juiste balans tussen deze twee vrijheden te
waarborgen.
Een fusietoets is geen typisch onderwijsgegeven. We zien zelfstandige en onafhanke
lijke toezichthouders in onder meer de financiële sector (afm), het bedrijfsleven
(acm) en de zorg (nza). Hoewel de doelstelling en bestuurlijke tradities per sector
verschillen, zijn er ook overeenkomsten en valt er iets van elkaar te leren. Die leer
processen kunnen nog verbeterd worden.
In het onderwijs functioneert de Wet fusietoets nu ruim twee jaar en lang genoeg om
de wettelijk vereiste evaluatie in gang te zetten. Daarbij staan de oogmerken van de
wet centraal. Volgens de wet zelf zijn dat er twee, namelijk: voldoende keuzevrijheid
binnen het onderwijsstelsel blijven garanderen en zorgvuldigheid bij de totstand
koming van fusies waarborgen.
Een evaluatie zal kijken naar de preventieve effecten van de wet. Wordt er minder
gefuseerd? Wat is de werking van de fusieeffectrapportage, bij zowel toetsplichtige
als niettoetsplichtige fusies? Ook wordt gekeken naar de uitwerking van de besluit
vorming. Wat is er gebeurd na een positief of negatief fusiebesluit van de bewinds
lieden van ocw? Ook vragen, die tijdens de wetsbehandeling aan de orde zijn
geweest en met de instelling van deze commissie tijdelijk zijn beantwoord, vergen
een nieuw antwoord. Kunnen bij de goedkeuring van een fusie voorwaarden worden
gesteld – in andere sectoren usance – ? En waar ligt eigenlijk de besluitvormende
bevoegdheid? Bij de minister of bij een orgaan zoals de cfto? In andere sectoren is
verzelfstandiging van de besluitvorming niet ongewoon. Dit hangt ook duidelijk
samen met de vraag of fusiebesluiten in een politieke context worden genomen of
juist niet.
Terugkijkend op de afgelopen periode valt te concluderen dat tweeënhalf jaar
uitvoering van de Wet fusietoets in het onderwijs scherpe nieuwe inzichten heeft
opgeleverd. Het is nu tijd om de blik vooruit te richten. 2014 zal voor de cfto dan
ook in dit teken staan.
A.M.L. van Wieringen
Voorzitter cfto
5 cfto – Jaarverslag 2013
Leeswijzer
In het Woord vooraf van dit jaarverslag vindt u informatie over de werkwijze en
activiteiten van de cfto.
In het eerste hoofdstuk – Over de fusietoets in het onderwijs – staat een korte schets van
de totstandkoming van de Wet fusietoets en het werk van de cfto.
In het tweede hoofdstuk – Casuïstiek en adviezen cfto – staat de adviestaak van de
commissie centraal. Aan de hand van concrete casussen uit 2013 krijgt u een beeld
van belangrijke fusiemotieven zoals:
• demografische krimp;
• passend onderwijs;
• opheffing van scholen voorkomen;
• bestuurlijk onvermogen;
• formalisering van personele unies.
Ook leest u in dit hoofdstuk over contraire besluitvorming en bezwaar en
beroepszaken.
De laatste twee hoofdstukken – De fusietoets in de beleidscontext van 2013 – en
– Algemene informatie over fusies in het onderwijs – schetsen een meer algemeen beeld van
het beleidsterrein. Hierin treft u achtergrondinformatie over het maatschappelijke
en politieke debat rond de fusietoets aan. U vindt ook meer algemene gegevens zoals
over de recente ontwikkeling van het aantal besturen in het onderwijs en over fusies
in het primair onderwijs die plaatsvinden onder de toetsingsdrempel van de cfto.
Het Financieel Jaaroverzicht 2013 van de commissie is als bijlage opgenomen.
6 cfto – Jaarverslag 2013
De commissieleden
De Commissie Fusietoets Onderwijs is per 1 oktober 2011 ingesteld voor vier jaar en de leden zijn eenmaal herbenoembaar. In 2013 bestaat de commissie uit drie leden:
Prof. dr. Fons (A.M.L.) van Wieringen - voorzitterFons van Wieringen was hoogleraar Onderwijskunde aan de Universiteit van
Amsterdam en van 2001 tot 2010 was hij voorzitter van de Onderwijsraad.
Momenteel is hij, behalve voorzitter van de cfto, ook voorzitter van onder meer
de Jury Excellente Scholen, de Raad van Toezicht van de Stichting Nederlands
Onderwijs in het Buitenland en het Nationaal Onderwijsmuseum.
Mevr. Lenie (H.M.C.) Dwarshuis-van de Beek - plaatsvervangend voorzitterLenie Dwarshuis heeft vele jaren ervaring in bestuurlijk Nederland. Zij was
wethouder in LeidschendamVoorburg en gedeputeerde van de provincie
ZuidHolland. Ook was zij lid en voorzitter van diverse schoolbesturen in het
primair en voortgezet onderwijs.
Drs. Remmelt de Boer - commissielidRemmelt de Boer was tot 2011 lid van de Eerste Kamer der StatenGeneraal.
Daarvoor was hij wethouder in de gemeente Kampen met in zijn portefeuille
onder andere het onderwijsbeleid. Hij was bovendien directeur van een school
begeleidingsdienst, voorzitter van de centrale directie van een hogeschool en lid
van de Onderwijsraad.
7 cfto – Jaarverslag 2013
Over de fusietoets in het onderwijs
De directe aanleiding voor de invoering van de fusietoets is gaandeweg ontstane onvrede over voortgaande schaalvergroting in het onderwijs en de adviezen daarover van de Onderwijsraad uit 2005 en 20081.
De Onderwijsraad constateert dat de rijksoverheid jarenlang een actieve rol heeft
gespeeld in het stimuleren van schaalvergroting. Dit proces was volgens de raad in
een stadium beland waarin de nadelen meer en meer naar voren kwamen. Vergroting
van de afstand tussen leraren en bestuurders, bureaucratisering van onze scholen en
verlies aan keuzemogelijkheden voor ouders en leerlingen werden steeds duidelijker
zichtbaar.
Vooral schaalvergroting door fusies zou niet meer vanzelfsprekend moeten zijn. In
dat opzicht zou de autonomie van schoolbesturen ingeperkt moeten worden, aldus
de Onderwijsraad.
Menselijke maat centraalVolgend op deze adviezen dienen de Tweede Kamerleden Van Dijk (sp) en Depla
(PvdA) op 30 september 2008 een motie in, met het verzoek aan de minister van
Onderwijs om voorstellen te doen voor een fusietoets. De motie wordt met brede
steun aanvaard. Daarop laat de minister de Tweede Kamer in november 2008 in
een brief weten dat hij na twee decennia van schaalvergroting het perspectief
nadrukkelijk wil kantelen. De menselijke maat moet in het onderwijs centraal staan.
Menselijke maat in het onderwijs
In een organisatie die de menselijke maat als uitgangspunt hanteert, weet het individu zich gekend en betrokken. Er is ruimte voor de eigen opvattingen en visie en een gevoel van invloed – van ertoe doen.De menselijke maat in het onderwijs houdt in dat een school of instelling organisatorisch overzichtelijk is, zodat de betrokkenen en de belanghebbenden zeggenschap en keuzevrijheid hebben en zich samen met de leiding en het bestuur verantwoordelijk weten voor de organisatie.
De menselijke maat wil zeggen dat het primaire proces centraal staat, de maat der dingen is, dat een instelling, school of schoolonderdeel voldoende bestuurbaar is en dat er voldoende ruimte is voor verbetering.
1 Onderwijsraad: Variëteit in schaal (2005). De bestuurlijke ontwikkeling van het Nederlands onderwijs (2008).
8 cfto – Jaarverslag 2013
Legitimatie en keuzevrijheidHet Wetsvoorstel fusietoets volgt in het najaar van 2009. Centraal in deze wet
staan de begrippen legitimatie en keuzevrijheid. Deze twee elementen zijn nauw
verbonden aan de schaal van besturen, instellingen en scholen.
Legitimatie betekent: draagvlak voor bestuurlijke besluiten bij betrokkenen en
belanghebbenden. In het kader van de fusietoets spitst legitimatie zich toe op de
zorgvuldigheid waarmee het fusieproces wordt doorlopen. Daarvoor komt er een
verplichte fusieeffectrapportage, waar de medezeggenschap van betrokkenen
instellingen of scholen advies of instemmingsrecht over hebben. Via een gemeente
lijk advies over de fusie wordt ook de omgeving bij het proces betrokken.
Keuzevrijheid betekent: leerlingen, ouders en studenten kunnen kiezen voor het
onderwijs dat het beste bij hen past. Keuzevrijheid is ook van belang voor de
maatschappelijke afnemers van het onderwijs, ook zij zijn gebaat bij de keuze uit
gediplomeerden van verschillende opleidingen en scholen. De fusietoets ziet toe
op de daadwerkelijke variatie in het onderwijsaanbod.
Onafhankelijke adviescommissieDe Wet fusietoets voorziet in een onafhankelijke adviescommissie voor de uitvoering
van de wet. De cfto is met dit doel sinds 1 oktober 2011 aan de slag. Als onafhanke
lijke adviescommissie voert zij de toetsing van individuele fusieaanvragen in het
onderwijsveld uit. Hierbij richt de cfto zich op aanvragen uit het primair,
voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. In het primair onderwijs is niet elke
voorgenomen fusie ook daadwerkelijk toetsplichtig. In de wet is een toetsings
drempel opgenomen van tien scholen na een bestuursoverdracht of 500 leerlingen
in het geval van een institutionele fusie. Fusies die onder deze drempel blijven,
hebben geen landelijke goedkeuring nodig.
Maatwerk en beoordelingskaders
De commissie levert maatwerk en kijkt daarbij per geval nauwkeurig naar lokale omstandigheden, zoals leerlingenkrimp en de mate van stedelijkheid. Ook de evenwichtigheid van betrokken bestuursmachten en het ‘marktaandeel’ in relatie tot andere schoolbesturen in het gebied is bij een fusieaanvraag van belang. Dat geldt ook voor de aanleiding voor de fusie, motieven van schoolbesturen en mogelijke rechtvaardigingsgronden.
Om een zo uniform mogelijke toetsing te kunnen garanderen en de helderheid en duidelijkheid voor het onderwijsveld zo groot mogelijk te maken, is de CFTO in 2013 begonnen met het opstellen van toetsingskaders. De invulling van deze toetsingskaders gebeurt in nauw overleg met het veld en beleidsmakers voor de betreffende onderwijssectoren.
De opdracht om fusiebewegingen in het hoger beroepsonderwijs te toetsen, is belegd
bij de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (cdho).
9 cfto – Jaarverslag 2013
Casuïstiek en adviezen
De CFTO adviseert bij fusies in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. In 2013 is sprake van een forse toename van het aantal aanvragen en adviezen, vooral in het primair en voortgezet onderwijs. In totaal zijn 39 fusie-aanvragen ingediend en 44 adviezen uitgebracht. In 2012 waren dat er, met 27 aanvragen en 33 adviezen, beduidend minder.
Het meest gehoorde motief om te fuseren is het regionaal teruglopen van de leerling
aantallen in de basisgeneratie, de zogenaamde demografische krimp. Al sinds een
paar jaar neemt het aantal jonge leerlingen dat in het primair onderwijs instroomt
in sommige gebieden in Nederland steeds verder af. Naarmate de tijd vordert is deze
afname ook sterker te zien in het vervolgonderwijs.
In 2013 heeft de Tweede Kamer hier uitgebreid over gediscussieerd (meer daarover
leest u in het volgende hoofdstuk).
Maar demografische krimp is niet het enige fusiemotief voor aanvragers. Hoe ziet
het totaalplaatje eruit? Zijn er meer bijzondere redenen die de toename van het
aantal aanvragen kunnen verklaren? En zijn er bepaalde fusievormen die vaker voor
te lijken komen?
Overzicht fusie-aanvragen
2012 2013
Primair onderwijs 20 26
Voortgezet onderwijs 2 7
Speciaal onderwijs 1 2
Middelbaar beroepsonderwijs 0 0
Intersectoraal 4 4
Totaal 27 39
Dit hoofdstuk schetst de belangrijkste fusiemotieven, aan de hand van concrete
casussen uit 2013. Bij deze casussen is steeds het dossiernummer (afo) aangegeven,
waardoor zij terug te vinden zijn op de website van de cfto. Ook zijn bij deze
casussen de uiteindelijke besluiten van de staatssecretaris omschreven en zijn de
bezwaar en beroepszaken nader toegelicht.
10 cfto – Jaarverslag 2013
Een aantal motieven zijn duidelijk herkenbaar. Naast krimp is bijvoorbeeld de
invoering van passend onderwijs een terugkerend argument voor fusie. Meer
bestuurlijke redenen zijn de formalisering van personele unies of een fusie als
oplossing voor wanbeleid en dreigende sluiting.
Samenwerkingsbesturen in relatie tot krimpSamenwerkingsbesturen, besturen waaronder zowel openbare als bijzondere
scholen vallen, zijn in Nederland een uitzondering op de regel. Volgens de grondwet
is de opbouw van ons onderwijs gescheiden in de twee signaturen ‘openbaar’ en
‘bijzonder’.
In 2009 stelt de staatssecretaris van ocw in een Tweede Kamerbrief dat er bij de
vorming van nieuwe samenwerkingsbesturen terughoudend moet worden
omgegaan met de combinatie van beide richtingen. Deze visie wordt nog eens
herhaald bij de indiening van de wetsvoorstel dat samenwerkingsbesturen mogelijk
maakt. Daarom is in de wet opgenomen dat een samenwerkingsbestuur alleen is
toegestaan als anders opheffing dreigt van een of meer scholen.
Fusies tot samenwerkingsbesturen in krimpgebieden (afo59, afo53)
In Zuid-Limburg wil een rooms-katholiek bestuur in Eijsden-Margraten (10 scholen) fuseren met een openbaar/algemeen-bijzonder bestuur in Maastricht (14 scholen). Daaruit ontstaat een bestuur met ruim 4.000 leerlingen in het primair onderwijs. De regio kampt met een duidelijke terugloop van het aantal kinderen in de schoolgaande leeftijd. Volgens de aanvragers stelt een fusie hen beter in staat de kwaliteit van het onderwijs te garanderen. In een hoorzitting voor de commissie geven zij aan dat het niet de bedoeling is om sluiting van een of meer scholen te voorkomen. Als gevolg van de fusie zal een aantal kleine scholen in woonkernen buiten Maastricht de deuren moeten sluiten. De besturen beroepen zich op het regeerakkoord. Dat zegt dat denominatie of fusietoets samenwerking niet in de weg mag staan. Omdat wettelijk gezien het ontstaan van een samenwerkingsbestuur alleen is toegestaan om opheffing van scholen te voorkomen, adviseert de CFTO negatief.
Rond dezelfde tijd speelt in Zeeuws-Vlaanderen een fusieaanvraag van een rooms-katholiek bestuur (negen scholen) en een deels openbaar bestuur (25 scholen). Hieruit zou een samenwerkingsbestuur ontstaan met 34 scholen en 3.700 leerlingen. Het totale marktaandeel betreft 69 procent van de scholen in Terneuzen en Gent. De CFTO laat een contra-expertise uitvoeren op de leerlingenprognoses en verwacht dat de fusie opheffing van drie kleinere basisscholen zal voorkomen. De besturen verklaren ook tijdens de hoorzitting dat zij de intentie hebben de kleine scholen open te houden. Alles afwegend adviseert de CFTO positief over de fusie. Tevens adviseert de commissie het nieuwe bestuur om op termijn te streven naar schaalverkleining door scholen die nu in een bestuur zijn verenigd, te laten de-fuseren langs de grondwettelijke scheidslijn van openbaar en bijzonder onderwijs.
In 2013 heeft de cfto twee aanvragen gekregen uit een gebied waar het ontstaan
van een dergelijk samenwerkingsbestuur speelt. Eén in ZuidLimburg en één uit
ZeeuwsVlaanderen. In het bovenstaande kader worden deze omschreven. Beide
casussen lijken op het eerste gezicht op elkaar. Toch heeft de cfto in beide gevallen
verschillend geadviseerd. In het laatste geval is het oordeel van de commissie positief
omdat de besturenfusie in ZeeuwsVlaanderen aantoonbaar bijdraagt aan het in
stand houden van kleine scholen in kleine woonkernen. In ZuidLimburg adviseert
de CFTO negatief vanwege de omgekeerde uitwerking van de fusie: hier zouden de
kleine scholen verdwijnen. Wettelijk gezien is zo’n fusie niet toegestaan.
‘Informele’ samenwerkingsscholenHet aantal aanvragen waarbij sprake is van een bestuursoverdracht tussen twee
relatief grote besturen om te komen tot een ‘informele’ samenwerkingsschool, stijgt
in 2013 aanzienlijk. In 2012 kwam dit slechts één keer voor. In 2013 is een dergelijke
fusie zes keer aangevraagd. In alle gevallen betreft het scholen uit kleine dorps
kernen in krimpregio’s. Wettelijk is hier uiteraard geen sprake van een
samenwerkingsschool.
11 cfto – Jaarverslag 2013
Casus: Aduard, gemeente Zuidhorn, Friesland (afo88)
De dorpskern Aduard heeft zowel een openbare basisschool met 45 leerlingen als een christelijke basisschool met 111 leerlingen. De fusieaanvraag betreft de overdracht van één school, tussen een stichting met 24 protestants-christelijke basisscholen en een stichting met 20 openbare basisscholen. De CFTO concludeert dat niet zozeer de demografische krimp in de regio een rol speelt, maar wel de kwaliteitsproblemen op een van beide scholen.
Bij de ouders is sprake van gebrek aan vertrouwen, als gevolg van de zeer zwakke onderwijskwaliteit. De vrees dat een vicieuze cirkel zal uitmonden in een leegloop van de openbare school is dan ook niet ongegrond. Het is daarom begrijpelijk dat de aanvragers kiezen voor een protestants-christelijke fusieschool waarin ook plaats is voor de openbare identiteit. De CFTO heeft in deze casus positief geadviseerd.
Passend onderwijsIn minstens een kwart van alle fusieaanvragen is de invoering van passend onderwijs
een fusiemotief. Bij deze beweegreden is de cfto vaak kritisch. De Wet passend
onderwijs schrijft samenwerkingsverbanden tussen scholen voor, zodat alle
leerlingen en ook diegenen die bijzondere aandacht of faciliteiten nodig hebben,
een voor hen geschikt onderwijsaanbod krijgen. Om dit te kunnen realiseren achten
sommige besturen een fusie wenselijk. Zij zoeken de voordelen vaak in zaken als
de uitwisseling van expertise en de ontwikkeling van nieuwe initiatieven.
Volgens de commissie zijn dergelijke initiatieven ook te organiseren met andere
vormen van samenwerking. Een fusie is een ingrijpende en structurele maatregel
die zich lastig laat terugdraaien.
Casus: fusie speciaal onderwijs Friesland (afo75)
Drie Friese schoolbesturen in het speciaal onderwijs, SGSO, Lyndensteyn en ZMLO Noordwest Friesland, willen fuseren tot de stichting Speciaal Onderwijs Fryslân met zeven (v)so-scholen en ruim duizend leerlingen. Dat zou in Nederlandse verhoudingen een relatief groot bestuur met (v)so-aanbod opleveren, veruit de grootste aanbieder van speciaal onderwijs in Friesland en een dominante positie in het cluster 3-onderwijs (met een aandeel van 83 procent). De CFTO stelt dat dit de variatie van het onderwijsaanbod niet significant belemmert. Twee andere aanbieders vertegenwoordigen samen slechts 20 procent van het cluster 3-onderwijs in Friesland. Omdat deze wel deel uitmaken van een stevig bestuurlijk verband, is de kans dat deze alternatieven verdwijnen klein. Verder heeft de fusie geen gevolgen voor het aantal en de spreiding van de (v)so-voorzieningen in Friesland.
De CFTO adviseert daarom positief maar is kritisch over de argumenten. Naar het oordeel van de commissie is er op dit moment nog onvoldoende grond voor de conclusie dat, zonder fusie, de continuïteit van het onderwijsaanbod in gevaar komt. Ook is er geen aanleiding voor de conclusie dat de kwaliteit van het onderwijs dan niet gewaarborgd kan worden. Uit financieel oogpunt is een fusie voor de aanvragers eveneens nu niet noodzakelijk. De CFTO meent dat de aanvragers uitgaan van het slechtst denkbare scenario op het gebied van krimp in combinatie met passend onderwijs.
Opheffing van nieuwe scholen voorkomenEen net gestichte school die kampt met een tegenvallend aantal inschrijvingen, kan
in de financiële problemen komen. Als het leerlingaantal gedurende een langere
periode onder de stichtingsnorm uitkomt, verliest de school de bekostiging. In een
groter bestuurlijk geheel of als nevenvestiging kan het onderwijs op deze scholen
dan soms toch in stand gehouden worden. Fusie kan in deze gevallen een oplossing
zijn. Wanneer dit aan de orde is, ziet de cfto hier een duidelijke rechtvaardigings
grond in. Dit fusiemotief komt voor in alle onderwijssectoren.
In 2013 heeft de cfto onder meer positief geadviseerd over de fusie tussen het
Bredase Orion Lyceum en Stichting Katholiek Voortgezet Onderwijs Breda (afo63).
Bij deze voorgenomen fusie constateert de commissie een significante belemmering:
het ontvangende bestuur heeft in de regio al een zeer groot aandeel in havo en vwo.
12 cfto – Jaarverslag 2013
Tegelijkertijd oordeelt de commissie echter dat de fusie sluiting van het lyceum,
een in 2006 gestichte middelbare school met een bijzonder onderwijsconcept, kan
voorkomen.
Casus: evangelisch onderwijs Dordrecht (afo73)
Voor de in 2008 gestichte evangelische basisschool Eden dreigt sluiting per 1 augustus 2013. Het leerlingenaantal van de school ligt sinds de stichting onder de opheffingsnorm. Volgens wettelijke bepalingen voor de instandhouding van een school, op grond van de gemiddelde schoolgrootte, moet voor 1 mei 2013 een fusie gerealiseerd zijn. Alleen dan kan het onderwijs op deze basisschool behouden blijven. De aanvragers, Stichting Evangelisch Basisonderwijs Drechtsteden, bevoegd gezag over de Edenschool en Stichting H3O, een intersectoraal schoolbestuur uit Dordrecht hebben hun aanvraag pas op 3 april 2013 ingediend. De CFTO wordt bij dit advies dus geconfronteerd met een aanvraag met grote urgentie. De commissie oordeelt dat de aanvragers, gezien de wettelijke beslistermijn van dertien weken bij fusieaanvragen, een groot risico lopen.
Na het instellen van een spoedprocedure adviseert de commissie reeds op 18 april om goedkeuring bij deze fusie niet te onthouden. De voorgenomen fusie leidt niet tot een significante belemmering van de keuzevrijheid. De samenvoeging van de kleine basisschool doet het aandeel van het ontvangende bestuur, Stichting H3O, zowel naar aantal scholen als naar aantal leerlingen in Dordrecht, slechts gering toenemen. Bovendien voorkomt de fusie het omvallen van de enige evangelische basisschool in de regio. Dat is voor de CFTO een duidelijke rechtvaardigingsgrond. Door op deze manier het onderwijs in stand te houden, blijft een grotere keuzevrijheid voor ouders en leerlingen geborgd.
Andere, eveneens positief beoordeelde, voorbeelden uit 2013 zijn de fusie tussen
Stichting Lucas Onderwijs en ‘De School’ in Zandvoort (afo70) en de Dordrechtse
fusie tussen Stichting H3O en Stichting Evangelisch Basisonderwijs Drechtsteden
(afo73). In beide gevallen dreigde opheffing van een minder dan vijf jaar geleden
gestichte school. Dat was te voorkomen door de scholen te laten opgaan in een groter
bestuurlijk geheel. De bijzondere omstandigheden bij deze fusieaanvragen hebben
zelfs geleid tot spoedadvisering door de cfto.
Wanbestuur en dreigend faillissement Naast een dreigende stopzetting van bekostiging door teruglopende leerlingen
aantallen kan ook slecht financieel beheer een grond zijn voor een schoolbestuur om
in de problemen te komen. Exemplarisch voor fusie als oplossing voor wanbestuur is
de fusie tussen de Vereniging Haagse Nutsscholen en de Stichting Lucas Onderwijs
(afo53). Met deze fusie die werd ingegeven door bestuurlijk falen en financieel
mismanagement aan de kant van de Nutsscholen, heeft een van de grootste
onderwijsbesturen van Nederland, Stichting Lucas, met meer dan dertigduizend
leerlingen in de regio Haaglanden een groot deel van het algemeenbijzondere
primair onderwijs onder zich gekregen. Deze fusie was in feite een formalisering
van een personele unie die in eerste instantie was aangegaan om het bestuur van
de Nutsscholen weer op de rit te krijgen. Dit leek succesvol gelukt en in de ogen van
de cfto was er dan ook geen beletsel om deze situatie nog tijdelijk te laten bestaan
en de Nutsscholen op termijn weer als zelfstandig bestuur door te laten gaan,
waardoor deze historisch interessante vorm van algemeen bijzonder onderwijs
bestuurlijk behouden zou blijven. De commissie heeft daarom negatief geadviseerd.
De staatssecretaris van ocw heeft, na weging van het oordeel van de cfto, besloten
de fusie toe te staan.
Formalisering personele uniesNiet alleen bij deze grote casus in Den Haag waren in 2013 personele unies aan de
orde. Het formaliseren van een personele unie is een terugkerende beweegreden
voor fusie. Hoewel dit proces bijdraagt aan een legitiem bestuur is de commissie
doorgaans kritisch over dit motief.
13 cfto – Jaarverslag 2013
In de memorie van toelichting bij de Wet fusietoets worden personele unies
omschreven als tijdelijk alternatief voor een fusie. Door deze organisatievorm aan
te gaan, zou een professioneel bestuur tijdelijk een kwetsbare school of instelling
op de rit kunnen krijgen. Het voordeel is dat een personele unie gemakkelijk
omkeerbaar is. Maar, zoals ook in de tussentijdse evaluatie van de cfto uit 2012 al
is geconcludeerd, kan door middel van een personele unie een constructie worden
opgezet waarmee de fusietoets kan worden vermeden. Dit kan tijdelijk zijn, in de
hoop dat op korte of middellange termijn een fusie alsnog kan plaatsvinden, maar
aan de tijd dat een personele unie mag bestaan, is wettelijk nu geen limiet gebonden.
Casus: AMOS 1 & AMOS 2 (afo51)
Hier is een fusieverzoek aan de orde tussen twee protestants-christelijke schoolbesturen in Amsterdam die al jaren een personele unie vormen. Er is sprake van een verregaande administratieve verwevenheid van de organisaties. De twee schoolbesturen hebben samen 28 scholen. Door fusie zou het grootste schoolbestuur van Amsterdam ontstaan dat met 7.338 leerlingen nagenoeg een monopoliepositie binnen de eigen richting heeft. Daarmee zal de keuzevrijheid voor de betrokken ouders en leerlingen bijna helemaal verdwijnen. In een grootstedelijk gebied als Amsterdam is een dergelijke dominante marktpositie onwenselijk. Uit oogpunt van de instandhouding van scholen, financiën of onderwijskwaliteit is deze fusie niet noodzakelijk. Ontvlechting van de personele unie is ten principale mogelijk.
De CFTO adviseert in deze casus negatief vanwege het ontstaan van een significante belemmering in de keuzevrijheid en de grote schaal die raakt aan de menselijke maat. De commissie stelt de aanvragers voor in plaats van te fuseren de personele unie te ontvlechten. Beide stichtingen, die elk eigen historische wortels hebben in het protestants-christelijke onderwijs in Amsterdam en bovendien een gescheiden financiële administratie voeren, kunnen zelfstandig verder gaan. Shared services blijven uiteraard mogelijk. De staatssecretaris oordeelt bij deze aanvraag dat ontvlechting van beide stichtingen praktisch niet realiseerbaar is en besluit goedkeuring aan de fusie niet te onthouden.
Contraire besluitenDe wettelijke taak van de cfto is het uitvoeren van de toetsing bij fusieaanvragen en
het adviseren van de bewindslieden van ocw hierover. Het advies van de commissie
is zwaarwegend en dient als belangrijkste motivatie voor een ministerieel besluit.
De minister en de staatssecretaris kunnen echter anders oordelen over een fusie
aanvraag en kunnen dan, gemotiveerd, afwijken van het advies van de cfto. Dit is
tot en met 2013 viermaal gebeurd, waarvan driemaal in het laatste jaar.
In 2013 is ongetwijfeld een van de meest in het oog springende gevallen de hier
al eerder genoemde fusie tussen Stichting Lucas en de Nutsscholen waarbij een
personele unie is geformaliseerd. Ook in Amsterdam speelt een fusieaanvraag
waarbij sprake is van reeds verregaande samenwerking tussen beide besturen. In de
casus van de Amsterdamse Oecumenische Scholengroep 1 en 2 (afo51), gezamenlijk
verantwoordelijk voor bijna negentig procent van het protestantschristelijk basis
onderwijs in de hoofdstad, oordeelt de commissie dat ontvlechting van de personele
unie tussen beide organisaties ten principale mogelijk is. De cfto adviseert daarom,
mede vanuit de overweging geen monopolie goed te keuren in de grootste stad van
Nederland, negatief over de voorgenomen fusie. De staatsecretaris besluit om
bedrijfseconomische redenen toch goedkeuring te verlenen.
De hiervoor reeds beschreven fusieaanvraag in ZuidLimburg is in 2013 het derde
voorbeeld van een contrair besluit.
14 cfto – Jaarverslag 2013
Bezwaar en beroepNaar aanleiding van drie negatieve adviezen van de cfto, waarbij ook na het
doorlopen van een bezwaarprocedure de minister bij het besluit blijft om de voor
genomen fusie van goedkeuring te onthouden, hebben de aanvragers beroep
aangetekend bij de bestuursrechter. In 2013 heeft de rechtbank over twee van
deze zaken een uitspraak gedaan.
In de zaak die de twee Tilburgse besturen voor primair onderwijs Stichting Xpect
Primair en skotzo (afo5) hebben aangespannen, oordeelt de rechter in juli 2013
het beroep ongegrond. Het advies van de commissie om goedkeuring aan deze fusie
te onthouden omdat de aanvragers door de voorgenomen fusie het bevoegd gezag
gaan voeren over meer dan de helft van de roomskatholieke basisscholen in Tilburg,
wordt daarmee in stand gehouden. De aanvragers hebben naar aanleiding van
het oordeel van de rechtbank besloten niet in hoger beroep te gaan. Zij hebben
aangegeven voor de toekomst andere vormen van samenwerking te zoeken.
Begin december 2013 heeft de rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de beroeps
zaak van Stichting cog Vallei & GelderlandMidden en Stichting csg Veenendaal.
Een jaar eerder heeft de cfto over deze casus intersectorale fusieaanvraag
geadviseerd. Daarbij zou een christelijk bestuur voor voortgezet en middelbaar
beroepsonderwijs met scholen in Arnhem en een regionaal opleidingencentrum (roc)
in de regio MiddenGelderland samengaan met een schoolbestuur voor voortgezet
onderwijs in Veenendaal.
Intersectorale fusies zijn in de wet en regelgeving rond de fusietoets niet expliciet
omschreven. Omdat bij deze aanvraag een instelling voor middelbaar beroeps
onderwijs betrokken is, oordeelt de commissie dat het zwaardere toetsingskader
uit de Wet educatie en beroepsonderwijs (web) van toepassing is. Daaruit volgt de
conclusie dat er automatisch sprake is van een significante belemmering van de
keuzevrijheid. Een duidelijke rechtvaardigingsgrond in de zin dat de onderwijs
kwaliteit, continuïteit of financiële zekerheid van een van beide besturen in gevaar
is, acht de commissie niet aannemelijk. Bovendien valt onder de Stichting csg
Veenendaal al een aanzienlijk aandeel van de christelijke middelbare scholen in
de gemeente Veenendaal.
Door beide besturen samen te voegen, ontstaat naar het oordeel van de cfto
een groot bestuur met een bovengemiddeld sterke positie in de regio Arnhem –
Veenendaal. De strekking van de wet is evident: voorzieningen voor beroeps
onderwijs en volwasseneneducatie fuseren niet, tenzij de nood aan de man is.
Daarvan is in deze casus geen sprake. De commissie raadt de minister van ocw
dan ook af deze fusie toe te staan.
De minister volgt deze redenering niet volledig en stelt dat de web niet belemmert
dat een roc samengaat met een school voor voortgezet onderwijs. De minister neemt
echter wel het advies over om de fusie niet toe te staan.
De bestuursrechter verklaart het beroep dat de aanvragers hiertegen aantekenen,
gegrond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister, door het advies niet
volledig over te nemen, het besluit onvoldoende gemotiveerd. De rechter verwijst
de zaak daarom terug naar de minister en vraagt om een nieuw besluit, met
inachtneming van de uitspraak.
15 cfto – Jaarverslag 2013
De fusietoets in de beleidscontext van 2013
Aanloop tot de wetsevaluatieIn de tussentijdse evaluatie van december 2012 kijkt de cfto terug op de ervaringen
in het eerste jaar dat de fusietoets is uitgevoerd. De fusietoets is in potentie een
effectief instrument om legitimatie en keuzevrijheid in samenhang met schaal
beheersing te behandelen om zo ongewenste schaalvergroting te stoppen en toe te
zien op defusering. De commissie doet de minister veertien aanbevelingen die dit
instrument effectiever kunnen maken. Daarvan zijn de belangrijkste:
• verzelfstandig de besluitvorming;
• verstevig en vereenvoudig de fusietoets door normen over schaalgrootte toe te
voegen;
• introduceer het ‘besluit onder voorwaarden, voorschriften of beperkingen’;
• versterk de fusietoets voor (zeer) stedelijke gebieden;
• zorg voor een sterker wettelijk kader voor intersectorale fusies;
• leg personele unies van besturen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs,
op gelijke wijze aan banden als besturenfusies;
• zorg voor een goede, landelijke evaluatie van de Wet fusietoets.
Over deze aanbevelingen is de commissie in gesprek gegaan met de minister en
staatssecretaris van OCW. Hieruit wordt geconcludeerd dat het (begin 2013) nog te
vroeg is voor formele aanpassingen van de wet. Volgens de wet vindt in 2015 een
evaluatie plaats. De hierbij te stellen vragen moeten uitgaan van het achterliggende
motief van de Wet fusietoets:
• verdergaande schaalvergroting in het onderwijs een halt toeroepen;
• negatieve effecten van grote fusieprocessen tegengaan.
Dat betekent dat niet alleen de concrete toetsing zoals de cfto die uitvoert, in beeld
moet worden gebracht, maar ook:
• de totstandkoming van regelgeving;
• het proces van besluitvorming;
• de impact van besluiten in het onderwijsveld;
• gevallen waarin besloten is geen fusieaanvraag in te dienen.
Het is interessant om te weten of het beoogde effect – een kentering in twee decennia
beleid van schaalvergroting – wordt behaald.
Demografische krimpIn 2013 zijn stappen ondernomen om de uitvoeringsregels van de fusietoets aan te
passen als het gaat om de effecten van demografische krimp. Vooral in de minder
stedelijke gebieden kampt een groot aantal scholen met een duidelijke terugloop in
de leerlingenaantallen. Zeker voor kleinere en kwetsbare scholen vormt krimp een
bedreiging voor de continuïteit. Dat blijkt ook uit een aantal casussen dat de cfto
16 cfto – Jaarverslag 2013
in 2013 heeft behandeld (zie het vorige hoofdstuk). Demografische krimp is al sinds
het begin van de werkzaamheden van de cfto een duidelijk onderdeel van de
toetsing.
Eind mei 2013 stuurt de staatssecretaris van ocw de Tweede Kamer een brief over
de gevolgen van de leerlingendaling in het primair en voortgezet onderwijs. In deze
Kamerbrief staan voorstellen om de regelgeving rond de fusietoets aan te passen.
De staatssecretaris stelt voor om demografische krimp officieel als rechtvaardigings
grond toe te voegen aan de Regeling fusietoets. Belangrijkste onderdeel hierbij is een
wegingsfactor van vijftien procent krimp in vijf jaar tijd, waarbij een advies van de
commissie over de betreffende fusie niet langer noodzakelijk is.
Bevolkingsontwikkeling naar leeftijdscohort
800
900
1.000
1.100
1.200
x 1.000
1970 1980 1990 2000 2010 202019601950
0 tot 5 jaar 5 tot 10 jaar 10 tot 15 jaar
In deze grafiek is duidelijk te zien dat Nederland zich anno 2014 onderaan bevindt in de curve van een dalende trend in de bevolking. In de leeftijdscategorie nul tot vijf jaar neemt, volgens de voorspelling, de bevolking vanaf nu weer licht toe. Dit betekent echter dat het primair onderwijs nog zeker vijf jaar, en het voortgezet onderwijs zelfs nog de komende tien jaar te maken krijgen met teruglopende leerlingenaantallen. Overigens kan bij een aantrekkende economie het migratie-effect weer flink toenemen.
Bron: CBS Statline
De staatssecretaris stuurt in oktober 2013 een concept van de gewijzigde Regeling
fusietoets naar de Tweede Kamer. Daarop laat de Vaste Kamercommissie weten
dat zij graag verder over de voorstellen geïnformeerd wordt. Eind 2013 is een
schriftelijke ronde Kamervragen aan de staatssecretaris aanleiding voor een
algemeen overleg, begin 2014.
Maatschappelijke steun voor fusietoets
In de aanloop naar een algemeen overleg in de Tweede Kamer over de fusietoets, sturen onder meer onderwijsvakbonden CNV Onderwijs en de Algemene Onderwijsbond (AOb) en de samenwerkende ouderorganisaties brieven waarin zij expliciet hun steun voor de fusietoets uitspreken: ‘Afschaffen zou de rol van de medezeggenschap, en daarmee die van ouders en personeel, ernstig verzwakken’, aldus de AOb.
CNV Onderwijs pleit voor expliciete versterking van de medezeggenschap om de dominantie van schoolbesturen tegenwicht te bieden en alle betrokkenen een gelijkwaardige stem te geven. Dat geldt voor alle sectoren, maar vooral voor het middelbaar beroepsonderwijs, zo schrijft de onderwijsvakbond.
Want: ‘Zeker in geval van fusie is draagvlak in de organisatie van groot, zo niet onontbeerlijk, belang.’
Tegengestelde geluiden komen er echter ook. Twee besturen uit het noorden van het land die in 2013 een fusie tot stand wilden brengen tussen twee kleine scholen die allebei ernstig leden onder demografische krimp sturen de Tweede Kamer ook een brief. Hierin schrijven zij dat zij het hele proces van de fusie-effectrapportage (FER) en fusietoets zien als lastenverzwaring voor hun kleine organisaties.
Het algemeen overleg, gepland in oktober 2013 naar aanleiding van de wijziging Regeling fusietoets, is overigens vervolgens uitgesteld.
17 cfto – Jaarverslag 2013
Bestuurskracht en praktijkvoorbeelden van schaalOok op andere beleidsterreinen is schaalgrootte in 2013 een onderwerp van gesprek.
In de brief ‘Versterking bestuurskracht onderwijs’ die de minister van ocw in april
naar de Tweede Kamer stuurt, meldt de minister in gesprek te zullen gaan met de
diverse sectorraden in het onderwijs om, op basis van goede praktijkvoorbeelden,
uitgangspunten te ontwikkelen voor schaalgrootte en goed bestuur.
Volgens de minister kan een grotere bestuurlijke schaal het risico op een grote com
plexiteit met zich meebrengen. Bovendien wordt dan de afstand tussen bestuur en
werkvloer of leerling te groot. De menselijke maat is in deze gevallen in het geding,
zo stelt de minister.
Tegelijkertijd biedt het onderwijs ook veel voorbeelden van gevallen waarin de ver
houding tussen een grote schaal en het individuele belang uitstekend geregeld zijn.
Ook wijst de minister in de brief zijdelings op de gevolgen van demografische krimp
waar het onderwijs mee kampt. Door de daaruit voortkomende leerlingendalingen
krijgen klein georganiseerde scholen het steeds lastiger.
Kamerdebat scholenfusie Beilen (afo77)
Over een van de fusieaanvragen die de CFTO heeft getoetst, heeft de Tweede Kamer inhoudelijk gedebatteerd. Op 18 juni 2013 heeft de Vaste Kamercommissie voor Onderwijs een algemeen overleg gehouden over een voorgenomen scholenfusie in het Drentse dorp Beilen.
De aanvraag lag gevoelig omdat de school in Beilen het liefst zelfstandig door wil gaan. En ook onder betrokkenen bestond veel weerstand tegen deze scholenfusie. De CFTO constateerde dat de fusie geen significante belemmering van de keuzevrijheid opleverde, bovendien was er gezien de duidelijke demografische krimp in de regio een sterke rechtvaardigingsgrond voor de fusie.
De commissie heeft de staatssecretaris geadviseerd om serieus te kijken naar opties om een zelfstandig voortbestaan van CSG Beilen mogelijk te maken. Fusie is een ‘next best’-optie.
In het algemeen overleg heeft de staatssecretaris toegelicht geen wettelijke basis te zien om de school in Beilen langer open te kunnen houden. Fusie met een school in Assen zou een oplossing zijn om het onderwijs in Beilen te kunnen behouden.
Macrodoelmatigheid in het middelbaar beroepsonderwijsIn de nasleep van de splitsing van onderwijsgroep Amarantis, maar ook ingegeven
door andere ontwikkelingen in het onderwijsveld, is in 2013 ook een duidelijk debat
gaande over schaalgrootte in het middelbaar beroepsonderwijs. Fusies komen in
deze sector zelden (nog) voor.
De regelgeving van de fusietoets is strikt. Fusie is alleen gerechtvaardigd als red
middel om het bredere aanbod van opleidingen in stand te kunnen houden. Dat is
een harde eis. Groei blijft echter voor sommige instellingen in het mbo aan de orde.
Instellingen wisselen onderling opleidingen uit of clusteren hun opleidingen
dusdanig dat er bijna sprake lijkt van fusie. De commissie heeft hier in de tussen
tijdse evaluatie al op gewezen.
In april 2013 stuurt de minister een brief aan de Tweede Kamer over de macro
doelmatigheid in het mbo waarin het probleem van schaalvergroting nogmaals
wordt benoemd. De minister constateert dat het over het algemeen goed gaat, maar
dat de afgelopen jaren bij een aantal instellingen de ‘groei om te groeien’ meer
voorop heeft gestaan dan de kwaliteit van het onderwijs en de optimale aansluiting
op de behoefte van de arbeidsmarkt.
Deze omschrijving wijst wel op een nuanceverschil met de systematiek van de
fusietoets. De minister beziet de vormgeving van instellingen in het mbo vooral
vanuit het perspectief van doelmatigheid voor de arbeidsmarkt – de afnemers van
het onderwijs. Legitimatie door betrokkenen, keuzevrijheid en betrokkenheid van
18 cfto – Jaarverslag 2013
deelnemers bij een organisatie komen hiermee in een ander daglicht te slaan.
Dat maakt het mbo voor het cfto tot een bijzondere sector. In 2014 zal de commissie
zich daarom ook extra inzetten om een passend beoordelingskader voor fusies in
het mbo te ontwikkelen dat beide perspectieven recht doet.
Passend onderwijs en de fusietoetsZoals in het vorige hoofdstuk al te lezen is, is een tweede belangrijke reden (naast
demografische krimp) voor scholen om een fusie aan te gaan, het aanbieden van
passend onderwijs. Eind 2012 heeft de Tweede Kamer de Wet passend onderwijs
aangenomen. Als deze wet in augustus 2014 in werking treedt, krijgen scholen
te maken met een zogenaamde ‘zorgplicht’. Dat houdt in dat scholen de verant
woordelijkheid krijgen om elk kind een goede onderwijsplek te bieden, ook
kinderen met een extra leerbehoefte.
Voor veel scholen en besturen betekent dit dat zij een extra taak krijgen. Zij moeten
extra ondersteuning in de klas inzetten of op zoek gaan naar onderwijs op een
andere reguliere school in de regio of in het speciaal onderwijs. Volgens de wet
moeten scholen voor de implementatie van passend onderwijs regionale samen
werkingsverbanden aangaan en daarin afspraken maken over de ondersteuning aan
leerlingen en de bekostiging daarvan.
Dit raakt besturen en scholen in het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal
onderwijs en voortgezet onderwijs. Langs verschillende lijnen proberen besturen
scholen hun positie te versterken en fusie is hierbij een vaak overwogen optie. Vooral
kleine scholen en besturen lijken zich er zorgen over te maken of zij aan de eisen
kunnen voldoen. Hierbij valt op dat de precieze impact van het passend onderwijs
voor veel scholen nog niet volledig in kaart te brengen is. De met de wet gemoeide
nieuwe bekostigingssystematiek gaat pas in vanaf het schooljaar 2015/2016 in en
is pas in 2020 volledig afgerond. En ook dit betekent niet per se dat scholen in de
financiële problemen zullen raken. De financiële middelen worden immers verdeeld
op basis van de zelf aangegane samenwerkingsverbanden.
19 cfto – Jaarverslag 2013
Bijlagen
20 cfto – Jaarverslag 2013
Bijlage 1 Overzicht alle fusies ‘onder en boven de toetsdrempel’
De cfto ziet niet elke (voorgenomen) fusie. Voor het primair onderwijs is in de wet
een toetsdrempel opgenomen. Bestuurlijke fusies die resulteren in een bestuur van
minder dan tien scholen en scholenfusies waarbij de nieuwe school minder dan 500
leerlingen telt, hoeven niet te worden getoetst. De grafieken rechts geven daar een
goed overzicht van.
Steeds meer basisscholen fuserenPure scholenfusies, dus fusies waarmee geen bestuursoverdracht gemoeid is, komen
buiten het primair onderwijs praktisch niet voor. Terwijl het aantal bestuursover
drachten in het primair onderwijs daalt, valt op dat scholenfusies hier juist veel
vaker voorkomen. De stijgende lijn is duidelijk te zien wanneer het aantal scholen
fusies sinds 2009 op een rij wordt gezet. In 2013 komt het zelfs meer dan honderd
maal voor dat twee of meer basisscholen een fusie aangaan. Ook is in de laatste
grafiek goed te zien dat de cfto het overgrote deel van deze fusiebewegingen niet
toetst.
De toename van het aantal institutionele fusies is een belangrijke oorzaak voor de
terugloop van het aantal basisscholen. Tussen 2009 en 2013 loopt het aantal scholen
in het primair onderwijs terug van circa 7.200 tot 6.950. Deze afname komt voor een
groot deel overeen met het totaal aantal fusiebewegingen. In de overige sectoren,
waar veel minder wordt gefuseerd, is van een dergelijk grote afname van het aantal
scholen en instellingen geen sprake.
21 cfto – Jaarverslag 2013
Besturenfusies onder en boven de toetsdrempel 2011-2012-2013
WPO WEC WVO WEB Intersectoraal
boven de toestdrempel onder de toetsdrempel toetsdrempel niet van toepassing
0
5
10
15
20
25
201320122011201320122011201320122011201320122011201320122011
Sinds de invoering van de fusietoets in 2011 loopt opvallend genoeg het aantal besturenfusies in het primair onderwijs duidelijk terug. Dit beeld is ook te zien in het voortgezet onderwijs, waar alle bestuurlijke fusies getoetst moeten worden. In de overige sectoren en intersectoraal is een dergelijk beeld op basis van deze gegevens niet te schetsen.
Bron: DUO
Scholenfusies onder en boven de toetsdrempel 2011-2012-2013
WPO
boven de toetsdrempel onder de toetsdrempel
0
20
40
60
80
100
20132012201120102009
De toetsdrempel geldt pas sinds 2011. Voor de jaren 2009 en 2010 is deze drempel als hypothetische scheidslijn toegevoegd.
Bron: DUO
22 cfto – Jaarverslag 2013
Bijlage 2 Financieel jaaroverzicht 2013
De CFTO heeft eind 2012 een meerjarenbegroting opgesteld voor 2013-2015 en deze voor besluitvorming voorgelegd aan de minister van OCW. In de brief van de bewindslieden van OCW van 28 juni 2013 is bevestigd dat de CFTO een structureel budget heeft van 500.000 euro per jaar.
Een korte toelichting op de hoofdposten1 Vergoeding commissiewerk: vanaf 2013 geldt een vaste onkostenvergoeding
per maand (plus reiskostenvergoeding).
2 Secretariaat: de cfto beschikt over vier fte om:
• fusieaanvragen te beoordelen en te analyseren;
• besluitvorming door de commissie voor te bereiden;
• de commissie daarnaast in algemene zin te ondersteunen bij de uitvoering
van haar wettelijke taak.
Het ministerie van ocw heeft de medewerkers via detachering uitgeleend. Zij
zijn expliciet vrijgesteld om (onafhankelijk van het ministerie) de commissie
leden te ondersteunen. De kosten voor het secretariaat worden vergoed op basis
van de richtlijnen uit de Handleiding Overheidstarieven 2013 van het ministerie
van Financiën. Deze richtlijn is ‘bestemd als handreiking voor die onderdelen van
de rijksoverheid die kosten in rekening brengen voor werkzaamheden verricht
voor, of diensten verleend aan, afnemers binnen of buiten de rijksoverheid.’
Het caop verzorgt de huisvesting en kantoorautomatisering van het secretariaat.
3 duo, het agentschap van het ministerie van ocw, ondersteunt de commissie
facilitair, waaronder werkgeverschap en de personele zorg voor het secretariaat
en de inkoop van services en de financiële uitgaven. Daarnaast levert duo
expertise op het terrein van leerlingenprognoses, bekostiging en voorzieningen
planning, basiscijfers en statistische benchmarks en op juridisch gebied (400 uur
totaal).
4 Inhuur extern advies: de cfto heeft, volgens de Regeling fusietoets van het
ministerie van ocw, het recht externe deskundigen om advies te vragen. De
regeling stelt: ‘Het kan voorkomen dat de commissie meent zelf over te weinig
specifieke deskundigheden te beschikken om een bepaald fusievoornemen te
beoordelen. Zonder tussenkomst van de minister zal de commissie in dergelijke
gevallen externe expertise kunnen betrekken.’
5 Externe communicatie en voorlichting: sinds begin 2013 heeft de cfto een eigen
website (www.cfto.nl). Het secretariaat ondersteunt de commissie bij externe
optredens en presentaties voor betrokkenen in het onderwijsveld en voor andere
geïnteresseerden.
Financieel overzicht: begroting en uitgaven CFTO kalenderjaar 2013 (in afgeronde bedragen x 1000)
Soort kosten Begroting Uitgaven Verschil
1 Vergoeding commissiewerk 30 30 0
2 Secretariaat (4 fte, incl. huisvesting en automatisering) 362 372 -10
3 Ondersteuning DUO (incl. 400 uur trekkingsrechten) 70 70 0
4 Inhuur extern advies/onderzoek t.b.v. beoordeling casussen 24 9 +15
5 Externe communicatie en voorlichting (incl. website CFTO) 7 3 +4
6 Onvoorzien / overige 7 0 +7
Totaal 500 484 +16
ColofonTekst cftoEindredactie caopFotografie Bart VersteegVormgeving Studio Tint, Den HaagDruk Drukkerij Van Deventer, ’s Gravenzande
X 2014 cfto, Den Haag
Commissie Fusietoets OnderwijsPostbus 6062700 ml Zoetermeer
BezoekadresLange Voorhout 132514 ea Den [email protected](070) 376 59 76www.cfto.nl