College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van...

24
College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland Uitspraak d.d. 12 april 2016 nr. FP 16-01 inzake: (hierna: appellante), gemachtigde mr. P.J.M. Boomaars, tegen het bestuur van de Stichting Fair Produce Nederland (hierna: Fair Produce) gevestigd aan Het Spoor 48 te 3994 AK Houten, vertegenwoordigd door G.-U. E. Schnier, voorzitter van Fair Produce hierna: verweerster,

Transcript of College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van...

Page 1: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

College van Beroep

Stichting Fair Produce Nederland

Uitspraak d.d. 12 april 2016 nr. FP 16-01

inzake:

(hierna: appellante), gemachtigde mr. P.J.M. Boomaars,

tegen

het bestuur van de Stichting Fair Produce Nederland (hierna: Fair Produce)

gevestigd aan Het Spoor 48 te 3994 AK Houten,

vertegenwoordigd door G.-U. E. Schnier, voorzitter van Fair Produce

hierna: verweerster,

Page 2: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

2

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

1. Het procesverloop

1.1.

1.2

1.3

1.4

1.5

1.6

1.7

1.8

1.9

1.10

Verweerster heeft op 10 september 2015 een onderzoek laten uitvoeren naar

de nakoming van de ‘Inspectienorm champignontelers’ door appellante. Zij

heeft VRO Certification B.V. ingeschakeld voor het onderzoek.

Verweerster heeft appellante op 25 september 2015 door middel van een

aangetekend schrijven meegedeeld dat het recht op het gebruik van het

keurmerk met onmiddelijke ingang is ingetrokken.

Appellante is op 28 september 2015, dus tijdig, pro forma in bezwaar

gekomen tegen het besluit van verweerster. Op 15 oktober 2015 is door

appellante een aanvullend bezwaarschrift ingediend.

Op 2 november 2015 vond een hoorzitting plaats van de Commissie

Bezwaarschriften van verweerster. Van deze hoorzitting is een verslag

opgemaakt.

Bij uitspraak van 13 november 2015 heeft de Commissie Bezwaarschriften

van verweerster de bezwaren ongegrond verklaard en het besluit van 25

september 2015 gehandhaafd.

Appellante is op 22 december 2015, dus tijdig, tegen de uitspraak in beroep

bij het College van Beroep (hierna: het College) gekomen.

Verweerster heeft op 28 januari 2016 een verweerschrift ingediend.

Appellante heeft op 24 februari 2016 een pleitnota ingezonden.

Ter zitting van het College op 7 maart 2016 in Rijswijk zijn verschenen:

namens appellante , bestuurder en indirect aandeelhouder van appellante,

tot bijstand vergezeld door mr. P.J.M. Boomaars, en namens verweerster zijn

verschenen M.C. Bense, H.J.H. Koehorst, mr. M.A.C. Vijn en G.L. Roubos.

Ter zitting is namens verweerster een pleitnota voorgedragen. Als getuige is

gehoord G.L. Roubos.

Page 3: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

3

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

2. De tussen partijen vaststaande feiten

Het volgende is op grond van de overgelegde schriftelijke stukken en hetgeen ter

zitting is behandeld, komen vast te staan.

2.1 Appellante exploiteert een champignonkwekerij. Zij heeft op 16 januari 2013

een overeenkomst van aansluiting gesloten met verweerster. In deze

‘Aansluitingsovereenkomst Fair Produce Nederland’ is vermeld:

“Door het indienen van deze aanvraag verklaart de aanvrager

bekend te zijn en in te stemmen met de bepalingen van de door u

ontvangen reglementen “keurmerkreglement voor aansluiting en

toezicht” en “reglement bezwaar en beroep” van de Stichting Fair

Produce Nederland.”

Voor een aangesloten champignonkwekerij geldt niet alleen het

‘Keurmerkreglement voor aansluiting en toezicht’ (hierna: het

Keurmerkreglement), maar ook de ‘Inspectienorm champignontelers’ (hierna:

de normen) en het ‘Sanctiebeleid Fair Produce’ van 4 maart 2015.

Een onderneming die voldoet aan de normen van verweerster krijgt van haar

het keurmerk en is daarmee gecertificeerd. De onderneming wordt dan

opgenomen in het keurmerkregister van verweerster. Zowel bij

ondernemingen die zich aanmelden als bij degenen die al gecertificeerd zijn,

kan een inspectie-instelling onderzoeken of voldaan wordt aan de normen.

De bevindingen van een onderzoek rapporteert de inspectie-instelling aan

verweerster.

2.2 Appellante maakt bij het oogsten van champignons niet alleen gebruik van

‘eigen’ personeel maar ook van werknemers in dienst van uitzendbureaus

(hierna: uitzendkrachten). De uitzendkrachten plukken champignons op haar

teeltlocaties in Swolgen en Hegelsom. De betreffende uitzendbureaus zijn of

waren allen gecertificeerd volgens de NEN 4400-1 norm. Appellante komt

met hen een plukprestatie overeen van ongeveer 30 kg per uur per

uitzendkracht. De overeenkomsten gesloten met Güntekin B.V.,

Uitzendbureau Mery en Uitzendbureau Sefa behoren tot de gedingstukken.

Boven de overeenkomsten staat: “werkzaamheden uitzendbureau”. De

redactie van de overeenkomsten luidt nagenoeg gelijk.

Artikel 1 van de overeenkomsten vermeldt in de eerste volzin:

“De opdrachtgever besteedt aan het uitzendbureau uit, gelijk het

uitzendbureau van de opdrachtgever aanvaardt, het werk bestaande

uit het oogsten van champignons die worden geteeld op het bedrijf

van de opdrachtgever.”

De derde volzin van artikel 1 van de overeenkomst met Güntekin B.V. luidt:

Page 4: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

4

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

“Door of namens de opdrachtgever zullen de feitelijk geoogste

kilogrammen champignons worden geregistreerd/gecontroleerd,

waarna aan het uitzendbureau door of namens de opdrachtgever

afgetekende plukbonnen worden overhandigd.”

In de derde volzin van artikel 1 van de overeenkomsten met Uitzendbureau

Mery en Uitzendbureau Sefa is toegevoegd dat de registratie/controle plaats

vindt door middel van een elektronisch klok-/scansysteem.

Artikel 3, eerste volzin, van de overeenkomsten luidt:

“Het uitzendbureau dient de arbeid te laten verrichten door bij hem in

loondienst zijnde werknemers (…).”

Artikel 4 van de overeenkomsten met Güntekin B.V. en Uitzendbureau Sefa luidt:

“De werknemers van het uitzendbureau zijn gehouden de

werkzaamheden onder toezicht en leiding van het uitzendbureau te

verrichten. Zij dienen daarbij de aanwijzingen van het uitzendbureau

op te volgen. De opdrachtgever heeft wel het recht over genoemde

werknemers op enigerlei wijze gezag, leiding of toezicht uit te

oefenen. (…)”

Artikel 4 van de overeenkomst met Uitzendbureau Mery luidt:

De opdrachtgever is niet gerechtigd over genoemde werknemers op

enigerlei wijze gezag, leiding of toezicht uit te oefenen. (…)”

Artikel 5, eerste drie volzinnen, van de overeenkomsten luidt:

“Het uitzendbureau is op de hoogte van de specifieke aard en

omvang van de te verrichten arbeid. Het uitzendbureau verklaart ook

op de hoogte te zijn en te handelen overeenkomstig de binnen de

onderneming van opdrachtgever geldende werkdagen, -tijden en

huisregels en draagt er zorg voor dat zijn werknemers

overeenkomstig deze werkdagen, -tijden en huisregels werken c.q.

handelen. Het uitzendbureau is er mee bekend dat bij de

opdrachtgever een bedrijfstijd van maandag tot en met zondag geldt”

Artikel 6 van de overeenkomst met Güntekin B.V. luidt:

“Uitzendbureau berekent een uurloon van € 15,25 per uur.”

In de overeenkomsten met Uitzendbureau Mery en Uitzendbureau Sefa

wordt een uurloon van € 15,00 genoemd.

Artikel 15 van de overeenkomsten vermeldt:

“Het uitzendbureau verplicht zich om het door de opdrachtgever

aanbestede werk slechts met zijn eigen onderneming uit te voeren.

(…) Het uitzendbureau is derhalve gehouden het aangenomen werk

uitsluitend te laten verrichten door de bij hem in loondienst zijnde

werknemers.”

2.3 Bij de kwekerij van appellante in Swolgen staat een woonhuis dat haar

eigendom is. Zij verhuurt de woning aan het uitzendbureau wiens

Page 5: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

5

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

2.4

2.5

2.6

uitzendkrachten werken op de teeltlocatie Swolgen. Het betreffende

uitzendbureau laat ongeveer 10 uitzendkrachten in het woonhuis

overnachten.

Het personeel van appellante is verplicht om de gewerkte uren bij te houden

op een kaart door middel van een klokregistratie. Voor de uitzendkrachten

worden handmatig urenlijsten ingevuld. Soms worden hun gewerkte uren

verantwoord op de zogenaamde voormeldingslijsten, die worden gebruikt

voor de registratie van de uitzendkrachten die op een bepaalde dag zullen

komen werken. Appellante vult de eindtijden van het werk door de

uitzendkrachten zelf niet in. Zij tekent deze ook niet af. De door de

uitzendbureaus aan appellante opgegeven uren worden niet stelselmatig

door haar per uitzendkracht gecontroleerd. De controle van appellante

beperkt zich veelal tot het globaal nagaan of het totaal aantal door de

uitzendbureaus aan haar gedeclareerde uren reëel is. De inspectie-instelling

VRO Certification B.V. (hierna: VRO) heeft tijdens een door haar uitgevoerd

onderzoek op 10 september 2015 ook de urenregistratie van de

uitzendkrachten in de periode van week 23 tot en met week 36 van 2015

nagekeken. Zij vermeldt in haar rapport van 16 september 2015:

“handtekeningen (zijn) gezet bij begin en eind, maar geen gewerkte vuren

ingevuld (…); gewerkte uren ingevuld, maar geen handtekeningen door

uitzendkrachten”. Uit de overgelegde urenlijsten volgt dat voor sommige

uitzendkrachten geen eindtijd is ingevuld, en voor andere uitzendkrachten is

weliswaar een eindtijd ingevuld, maar een handtekening ontbreekt.

Verweerster heeft een door haar projectleider Roubos opgestelde verklaring

ingebracht met het opschrift ‘Verklaring gang van zaken inzake .’ Het stuk is

in januari 2016 opgesteld. Uit de verklaring van Roubos is op te maken dat

omstreeks 13 augustus 2015 een melding van een champignonteler is

ontvangen, dat de oogstmedewerkers bij appellante “heel veel uren werken,

maar (…) daarvoor veel minder uren betaald [kregen]”. Daarop heeft Roubos

op 14 augustus 2015 contact gelegd met , een tolk van Bulgaarse afkomst,

aldus de verklaring.

heeft op verzoek van verweerster verslagen opgesteld van gesprekken

die zij stelt te hebben gevoerd met een vrouw uit Bulgarije, aangeduid als X

en met een andere vrouw uit Bulgarije, aangeduid als VR. Beiden zijn naar

eigen zeggen als uitzendkracht voor appellante werkzaam (geweest). Zij zijn

op eigen verzoek anoniem gebleven. schrijft in haar verslag van 23

augustus 2015 aan Roubos:

Page 6: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

6

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

“Elke werkdag begon om 7 uur. 's Avonds hebben ze heel vaak tot

20:00 - 21:00 uur gewerkt. Soms kwam het voor dat ze om 17:00 of

18:00 uur met het werk stopten. En heel zelden (1 á 2 dagen per

maand) hebben ze tot 14:00 of 15:00 uur gewerkt.

De norm was 32 kg per uur. Als je minder geplukt had, kreeg je

daarvoor geen vol uur uitbetaald. Dus de uren werden op basis van

de kg geplukte champignons bepaald aan het eind van de dag. Alle

kg werden door 32 gedeeld en zo kwam je op de gewerkte uren. Als

de champignons te klein waren, kon je nooit op 32 kg per uur komen.

Daarom hebben ze veel meer uren gewerkt om meer kilo's te plukken

en daardoor uiteindelijk meer uren uitbetaald te krijgen. (…)”

In het verslag van het gesprek van met VR, dat op 3 september 2015 is

gezonden aan Roubos, staat:

“De werktijden zijn 'onbepaald', zo heeft VR ze genoemd. Ze

beginnen om 7 uur en werken met heel kleine uitzonderingen tot

20:00 - 21:00 uur. (…)

“Het verhaal van X over de 32 kg per uur heeft VR bevestigd. (…)”

schrijft in een verklaring van 4 februari 2016 over het werk van X in de

maand juli 2015 bij appellante:

“Op deze manier heeft X in juli 300 uur gewerkt, maar slechts 160

uitbetaald gekregen.” (…)

stelt in dezelfde verklaring dat zij op 9 november 2015 met VR heeft

gesproken over de wijze waarop de gewerkte uren bepaald werden. Het

verslag vermeldt:

“Elke kist wordt bij het inleveren gewogen en de loper noteert het

gewicht op een briefje. Loper noemen ze de personen die het

gewicht opschrijft.”

Ten aanzien van de vermeende betaling op basis van geplukte kilo’s

vermeldt het verslag een verklaring van VR:

“De gewerkte uren worden net als vroeger bepaald op basis van de

geplukte kg. Alleen was vroeger 1 uur = 32 kg. En nu is 1 uur = 29

kilo.”

Ter zitting van het College heeft Roubos in zijn hoedanigheid als getuige

aangegeven:

- Dat hij in de ingebrachte stukken wijzigingen heeft aangebracht om

de identiteit van de getuigen te beschermen.

- Dat hij X en VR nooit zelf heeft gezien of gesproken.

Page 7: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

7

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

- Dat geld heeft ontvangen voor haar werkzaamheden.

- Dat de andere getuige nog ten tijde van het onderzoek voor appellante werkzaam was.

2.7

2.8

Verweerster heeft in de periode van week 23 tot en met week 36 van 2015

foto’s heeft laten maken van geparkeerde auto’s, busjes en gestalde fietsen

bij de twee teeltlocaties. Daarmee heeft zij volgens haar verklaring willen

onderzoeken of ook ’s avonds en op zaterdagen door de uitzendkrachten

wordt gewerkt. Ze bevatten, afgezien van de digitale bestandsnamen, geen

datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de

getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en fietsen zijn die afgebeeld

staan op de foto’s 1 tot en met 11.

Op 10 september 2015 heeft de inspectie-instelling VRO in opdracht van

verweerster een onderzoek uitgevoerd bij appellante, dat met name de

periode van week 23 tot en met week 36 van 2015 betrof. VRO heeft

vastgesteld dat in die periode op doordeweekse dagen rond de 28 kg per uur

werd geplukt, terwijl in het weekend plukprestaties van 40 tot en met 151 kg

per uur zijn gemeten. VRO heeft met dagtekening 16 september 2015 een

rapport opgesteld van het onderzoek. Het rapport vermeldt over de

urenregistratie van de uitzendkrachten:

Er is vastgesteld dat er meerdere zaken niet goed gaan met betrekkingen

tot de urenregistratie van de uitzendkrachten, namelijk:

- urenstaten handtekeningen rechts afgeplakt door velletje er over heen te

leggen bij het kopiëren;

- beide handtekeningen gezet bij begin en eind, maar geen gewerkte uren

ingevuld, wel mesnummer ingevuld;

- gewerkte uren ingevuld, maar geen handtekeningen door

uitzendkrachten;

- urenlijsten bij factuur ingevuld, maar met andere pen en ander

handschrift.

• Meerdere belastende verklaringen van werknemers van het

uitzendbureau;

• de gemaakte foto’s op verschillende tijdstippen en locaties komen niet

overeen met geregistreerde aanwezigheid volgens urenstaten. Veelal is

er een eindtijd ingevuld, voor het tijdstip van de foto’s;

• grote fluctuatie in eindtijden, namelijk tussen 8.00 uur en 20.00 uur;

• grote fluctuatie in uren, namelijk tussen de 1 uur en 11 uur per dag;

• op doordeweekse dagen wordt er maximaal 11 uur per dag gemaakt en

in het weekend is het nagenoeg altijd tot maximaal 2,5 uur;”.

Page 8: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

8

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

Het rapport van VRO vermeldt over de uitzendbureaus:

• De onderneming heeft niet gemeld dat er overgestapt is naar andere

uitzendbureaus namelijk Güntekin B.V. te Oss (…), S. Celep h.o.d.n.

Uitzendbureau Zonneschijn te Eindhoven (…) en Oriënt Uitzendbureau

B.V. te Eindhoven (…);

• Over de periode tot en met 31 augustus 2015 is er gebruik gemaakt

van het Uitzendbureau Sefa te Oss (…)”.

2.9 Op 21 september 2015 heeft VRO per e-mail een opsomming gestuurd aan

appellante van de gegevens die tijdens de controle zijn ingezien. Na de

opsomming van geconstateerde feiten en onderzochte documenten en

gegevens, wordt opgemerkt:

“Mocht je vinden dat deze gegevens niet juist zijn of nog aanvullende

gegevens aanleveren, verzoeken wij u deze uiterlijk 24 september

a.s. om 16.00 uur aan te leveren.

Vervolgens gaan wij het Bestuur van Fair Produce NL op de hoogte

stellen van onze bevindingen.”

2.10 Het besluit van het bestuur van verweerster van 25 september 2015 om de

certificering van appellante te beëindigen verwijst naar het onderzoek door

VRO van 16 september 2015. Het besluit vermeldt:

heeft in ernstige mate in strijd gehandeld met meerdere

verplichtingen en heeft op een aantal punten in strijd met wet-

en regelgeving gehandeld.

Er zijn zaken geconstateerd die wijzen op fraude.

Het gaat daarbij onder meer om de volgende zaken:

- In de door VRO gecontroleerde periode (week 23 tot en met

week 36, 2015) is gewerkt met vier verschillende

uitzendbureaus. Verzuimd is dit aan de Stichting te melden

hoewel de onderneming daartoe op grond van artikel 15 van het

Keurmerkreglement voor Aansluiting en Toezicht verplicht is;

- Er is, zoals blijkt uit de overeenkomst met Güntekin BV, sprake

van aannemen van werk. Dit is niet toegestaan op grond van

normonderdeel D2;

- VRO heeft vastgesteld dat er urenregistratielijsten zijn welke

door de uitzendkrachten zijn ondertekend zonder dat de eindtijd

is vermeld. Deze eindtijd wordt later door derden ingevuld;

- VRO heeft kopieën van urenregistratielijsten gezien waarvan een

deel is afgeplakt. Uw medewerker heeft hier geen verklaring voor

kunnen geven. Gedurende de gecontroleerde periode zijn foto’s

genomen waaruit blijkt dat uitzendkrachten rond 20.15 uur door

Page 9: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

9

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

de weeks en rond 11.00 uur op zaterdag aan het werk zijn. Deze

werkzaamheden komen niet terug op de aangeleverde

urenregistratielijsten;

- De plukprestatie is bijna elke week 28 kilo per uur, het is hoogst

onwaarschijnlijk dat een plukprestatie zo constant is;

- Er is duidelijk een patroon te zien in de dagelijkse plukprestatie.

Gedurende doordeweekse dagen wordt er tussen de 15 kilo per

uur en 30 kilo per uur geplukt, maar in het weekend is er een

zeer afwijkende plukprestatie van 40 kilo per uur tot en met 151

kilo per uur. Dit duidt er op dat uitzendkrachten in het weekend

extra moeten plukken om hun wekelijkse plukprestatie halen;

- De uitzendkrachten worden betaald op basis van geplukte kilo’s

en moeten daarvoor veel uren werken die zij voor een deel niet

betaald krijgen. Dit wordt bevestigd door verklaringen van

uitzendkrachten die bij uw onderneming werken of gewerkt

hebben;

- Bij een aantal loonstroken komt het aantal sv-dagen niet overeen

met het aantal dagen dat is vermeld in de urenregistratielijsten;

- De inhouding voor huisvesting bedraagt meer dan de door FP

gehanteerde maximale inhouding van € 70,- per week

(normonderdeel B2.1.10)”.

2.11 Appellante heeft tegen dit besluit tijdig bezwaar ingediend. Verweerster heeft

de aangevoerde bezwaren ongegrond bevonden. Zij heeft haar besluit tot

intrekking van het certificaat gehandhaafd, met dien verstande dat het verwijt

inzake de sv-dagen werd ingetrokken.

2.12 Het rapport van het onderzoek van VRO, gedateerd 16 september 2015, is

niet voor of tijdens de bezwaarfase aan appellante overgelegd. Verweerster

laat haar op 28 september 2015 per e-mail weten:

“U dient dus eerst bezwaar aan te tekenen alvorens wij u de stukken

(…) beschikbaar stellen. U dient hier overigens wel om te verzoeken,

de stukken worden niet ongevraagd ter beschikking gesteld.”

In de bezwaarfase is het rapport niet overgelegd door verweerster op grond

van twee overwegingen: het rapport is opgesteld op verzoek van verweerster

en derhalve aan haar gericht, en het bevat namen van uitzendkrachten wier

privacy moet worden beschermd.

Het rapport is echter door VRO, na de uitspraak op bezwaar, op 17 februari

2016, integraal aan appellante ter beschikking gesteld.

2.13 Het verzoek van appellante om getuigen te horen in de bezwaarfase is

afgewezen door verweerster. De bezwaarcommissie van verweerster bericht

Page 10: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

10

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

appellante op 27 oktober 2015: “Het Fair Produce NL reglement bezwaar en

beroep kent deze mogelijkheid niet”.

2.14 Op 20 november 2015 heeft appellante verzocht aan verweerster om

hercertificering van haar onderneming. Op 1 december 2015 heeft

verweerster afwijzend op het verzoek gereageerd. Zij schreef:

“Voor nu ziet de Stichting geen aanleiding om mee te werken aan

een hercertificering van de ondernemingen op korte termijn.

In de onderhavige situatie is sprake geweest van een opeenstapeling

van overtredingen van zowel de normen als de verplichtingen die de

ondernemingen op grond van het Keurmerkreglement voor

aansluiting en toezicht zijn aangegaan. De intrekking is een sanctie

op alle in de uitspraak op bezwaar besproken overtredingen.”

Onder verwijzing naar artikel 13, derde lid, van het Keurmerkreglement merkt

verweerster tevens op geen aanleiding te zien “om vooruitlopend op een

beroepsprocedure op dit onderdeel van het reglement af te wijken.”

3. Regelgeving

3.1 Artikel 10, eerste lid, van het Keurmerkreglement, hierna telkens versie 2.5,

luidt:

“1. De Stichting laat regelmatig inspecties uitvoeren om de naleving

van de normen door de keurmerkhouder te controleren. Deze

inspecties vinden minimaal éénmaal per kalenderjaar op geplande of

willekeurige, niet vooraf aangekondigde tijdstippen plaats op het

bedrijf van de keurmerkhouder.”

3.2 Artikel 12 van het Keurmerkreglement luidt, voor zover van belang:

“1. Wanneer aan de Stichting feiten bekend worden die duiden op

mogelijke tekortkomingen zullen door de Stichting de volgende

maatregelen worden getroffen:

- Aan een aangemelde onderneming die in het kader van een

aanmelding/audit relevante feiten heeft verzwegen wordt geen

toestemming gegeven het keurmerk te voeren.

Indien deze feiten eerst na toekenning van keurmerk aan het licht

komen, zal de toestemming worden ingetrokken. Een nieuwe

aanvraag wordt niet eerder in behandeling genomen dan na twaalf

maanden.

- Indien een gecertificeerde onderneming handelt in strijd met de

normen van de Stichting, zal de Stichting een en ander op kosten

van de gecertificeerde onderneming laten onderzoeken door de

Page 11: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

11

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

Inspectie-instelling. Besloten kan worden een formele waarschuwing

te geven, de onderneming onder verscherpt toezicht te plaatsen, het

gebruik van het keurmerk op te schorten of het keurmerk in te

trekken, één en ander afhankelijk van de zwaarte van de overtreding

en de voorgeschiedenis.

2. Vanaf de datum van beëindiging van het recht op het gebruik van

het keurmerk mag de ondernemer/onderneming geen gebruikmaken

van het keurmerk en geen producten meer afleveren die zijn

voorzien van keurmerkaanduidingen. Overtreding van deze bepaling

wordt door de Stichting beschouwd als oneigenlijk gebruik van het

keurmerk.

3. Bij beëindiging van het recht op het gebruik van het keurmerk

vervalt de met de ondernemer/onderneming gesloten

aansluitingsovereenkomst en wordt de ondernemer/ onderneming

uitgeschreven uit het keurmerkregister. Het bestuur zal in dat geval

een nieuwe aanvraag niet eerder dan na twaalf maanden in

behandeling te nemen.”

3.3 Artikel 13 van het Keurmerkreglement luidt, voor zover van belang:

“1. Het recht op het gebruik van het keurmerk kan door de Stichting

met onmiddellijke ingang worden ingetrokken in de volgende

gevallen:

a. de keurmerkhouder in ernstige mate in strijd heeft gehandeld met

één of meer van zijn verplichtingen, waaronder tevens vallen zijn

financiële verplichtingen;

(…)

3. Bij beëindiging van het recht op het gebruik van het keurmerk

vervalt de met de ondernemer/onderneming gesloten

aansluitingsovereenkomst en wordt de ondernemer/ onderneming

uitgeschreven uit het keurmerkregister. Het bestuur zal in dat geval

een nieuwe aanvraag niet eerder dan na twaalf maanden in

behandeling te nemen.”

3.4 Artikel 15, derde lid, van het Keurmerkreglement luidt:

“De keurmerkhouder moet de Stichting onmiddellijk op de hoogte

stellen van wijzigingen of het ontstaan van situaties die direct

verband (kunnen) hebben met het al dan niet voldoen aan de

gestelde eisen. De Stichting stelt daarop vast of aanvullend

onderzoek noodzakelijk is en stelt de keurmerkhouder daarvan op de

hoogte. Indien aanvullend onderzoek nodig is, kan de Stichting het

Page 12: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

12

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

recht op het gebruik van het keurmerk opschorten. De opschorting

wordt opgeheven zodra de Stichting de keurmerkhouder van het

positieve resultaat van het aanvullend onderzoek op de hoogte heeft

gesteld. In geval van opschorting is het bepaalde in artikel 13 lid 3 en

lid 4 van overeenkomstige toepassing.”

3.5 Onderdeel B2.1.5 van de normen luidt:

“De urenregistratie van de werknemers juist, volledig en tijdig is

verwerkt;”

3.6 Onderdeel B2.1.6 van de normen luidt:

“De methode voor urenregistratie een sluitende urenadministratie en

controle daarop mogelijk maakt. De werkbriefjes/urenlijsten en

loonstroken moeten daarom minimaal zijn voorzien van de volgende

gegevens:

(…)”

d. het urenbriefje moet getekend zijn door de leidinggevende of de

werkgever en door de werknemer; Indien sprake is van een

geautomatiseerd urenverantwoorderingssysteem en een op een

aansluiting is met de loonadministratie hoeft het urenbriefje niet

ondertekend door de werknemer en door de leidinggevende of de

werkgever;

(…).”

3.7 Onderdeel B2.1.8 van de normen luidt:

“De gewerkte uren, verloonde uren en uitbetaalde uren met elkaar in

overeenstemming zijn (daarbij, voor zover van toepassing, rekening

houdend met verlofuren, ziekte-uren, compensatie-uren en

leegloopuren).”

3.8 Onderdeel B2.1.10 van de normen luidt:

“Inhouding huisvesting in redelijkheid is met een maximum van € 70

per week.”

3.9 Onderdeel D.2 van de normen luidt:

“Er is geen sprake van aanneming van werk c.q. contracting.”

3.10 Onderdeel D.6 van de normen luidt:

“De gewerkte en gefactureerde (inkoop) uren zijn met elkaar in

overeenstemming.”

Page 13: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

13

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

3.11 Verweerster heeft met datum 4 maart 2015 het document ‘Sanctiebeleid Fair

Produce’ opgesteld. Onderdeel 5 van het sanctiebeleid luidt:

“De keurmerkhouder moet de Stichting op grond van artikel 15 van

het Keurmerkreglement onmiddellijk op de hoogte stellen van

wijzigingen of het ontstaan van situaties die direct verband (kunnen)

hebben met het al dan niet voldoen aan de gestelde eisen in de

norm. Indien een wijziging zoals het in gebruik nemen van een

nieuwe teeltlocatie of het gaan werken met een nieuw uitzendbureau

niet wordt gemeld en de Stichting wordt door derden hierover

geïnformeerd, wordt het certificaat opgeschort. Het certificaat kan

eerst weer herleven als na twee verloningsperioden opnieuw een

controle heeft plaatsgevonden. Vastgesteld is in dit kader eveneens

dat indien de wijziging wel door de onderneming zelf gemeld wordt,

er na twee verloningsperioden een administratieve controle zal

plaatsvinden en op grond daarvan wordt bevestigd of het keurmerk al

dan niet verstrekt kan blijven. Er vindt dan geen opschorting van het

keurmerk plaats.”

3.12 Artikel 11, lid 2, van de CAO voor uitzendkrachten 2012-2017 luidt:

“De tijdverantwoording wordt door de uitzendkracht ingevuld, waarbij

het aantal normale, toeslag- en/of overwerkuren, dat door hem in die

week is gewerkt, wordt vermeld. De tijdverantwoording zal

vervolgens voor akkoord aan de opdrachtgever worden overgelegd.

De door de opdrachtgever geaccordeerde tijdverantwoording wordt

vervolgens onverwijld aan de uitzendonderneming verstrekt.”

4. Geschil en standpunten van partijen

Partijen worden verdeeld gehouden door een aantal formele en een aantal materiële

geschilpunten. De formele vragen, waarover zij verdeeld zijn, luiden:

1 Was verweerster bevoegd om zelf een onderzoek in te stellen, buiten een

inspectie-instelling om?

2 Waren aan verweerster “feiten bekend die duiden op mogelijke

tekortkomingen” (in de zin van artikel 12, aanhef van het eerste lid, van het

Keurmerkreglement) bij appellante?

3 Is het door verweerster verrichte onderzoek vanwege het nemen van de

foto’s onrechtmatig geweest?

4 Zijn de gespreksverslagen van de tolk niet-verifieerbaar en daarom

onbruikbaar?

5 Mocht verweerster het rapport van VRO geheim houden voor appellante?

Page 14: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

14

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

6 Is appellante ten onrechte niet gehoord vóórdat verweerster het besluit nam

tot intrekking van de certificering?

7 Laat het reglement bezwaar en beroep geen getuigenverhoor in de

bezwaarfase toe?

8 Is appellante in haar verdediging geschaad door verweerster?

9 Heeft appellante recht op een traject naar her-certificering, waar dit in een

ander geval is toegelaten door verweerster?

De materiële vragen, waarover partijen verdeeld zijn, luiden:

10 Heeft appellante verzuimd om drie nieuw gecontracteerde uitzendbureaus

aan te melden bij verweerster?

11 Zijn de overeenkomsten met de uitzendbureaus overeenkomsten van

aanneming van werk?

12 Voldeed de urenadministratie van appellante niet aan de normen?

13 Hebben de uitzendkrachten ook op zaterdag en zondag gewerkt?

14 Heeft appellante voor huisvesting van de uitzendkrachten verzorgd en werd

daarvoor meer dan € 70 per week ingehouden op hun loon?

15 Wordt, alles in aanmerking nemend, het besluit tot intrekking van de

certificering van appellante gedragen door de gronden die verweerster heeft

aangevoerd in haar primaire besluit en de uitspraak op bezwaar?

De standpunten van partijen zijn achtereenvolgens beschreven in het bestreden

besluit, het bezwaarschrift met de aanvulling daarop, het verslag van de hoorzitting

van de bezwaarcommissie, de uitspraak op bezwaar, het beroepschrift, het

verweerschrift en in de pleitnota’s van appellante en verweerster. De stellingen zijn

tot slot nader toegelicht ter zitting van het College.

5. Beoordeling van het geschil

Ten aanzien van de eerste vraag

5.1 Appellante stelt dat verweerster niet bevoegd is om zelf een onderzoek in te

stellen bij een certificaathouder. Volgens haar moet dat worden gedaan door

een inspectie-instelling. Zij verwijst naar de artikelen 10, eerste lid, en 12,

eerste lid, van het Keurmerkreglement. Verweerster heeft deze stelling

betwist en stelt dat het Keurmerkreglement het toelaat aan verweerster om

zelf een onderzoek te starten.

Het College is van oordeel dat artikel 12, eerste lid, niet uitsluit dat

verweerster zelf een onderzoek instelt. Dat volgt reeds uit de twee situaties

die zijn omschreven onder de eerste dwarsstreep: de situatie van het

verzwijgen van relevante feiten bij aanmelding en de situatie van het aan het

Page 15: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

15

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

licht komen van dergelijke feiten na toekenning van het keurmerk. In die

situaties kan verweerster sancties treffen zonder een onderzoek door een

inspectie-instelling, derhalve na een zelf uitgevoerd onderzoek.

Voorts leert het Keurmerkreglement weliswaar dat onderzoeken plaatsvinden

door inspectie-instellingen, kennelijk als regel, maar op grond daarvan mag

niet worden verondersteld dat aan verweerster elke bevoegdheid is

onthouden om zelf een onderzoek te verrichten of om een andere derde dan

een inspectie-instelling in te schakelen voor een onderzoek. De uitleg van

artikel 12, eerste lid, door appellante gaat ervan uit dat in de tekst, onder de

tweede dwarsstreep, eerste volzin, het woord ‘uitsluitend’ moet worden

gelezen. Het College is van oordeel dat die volzin de reguliere gang van

zaken beschrijft, maar de mogelijkheid open laat aan verweerster om zelf een

onderzoek te verrichten. Gelet op het voorgaande verwerpt het College de

klacht van appellante dat verweerster zonder bevoegdheid zelf een

onderzoek naar de naleving van de normen heeft verricht.

Ten aanzien van de tweede vraag

5.2 Appellante stelt verder dat verweerster geen onderzoek mocht instellen,

omdat niet was voldaan aan de voorwaarde die is geformuleerd in de aanhef

van het eerste lid van artikel 12 van het Keurmerkreglement. Verweerster

heeft dit betwist en gewezen op de aan haar bekend gemaakte informatie die

duidt op mogelijke tekortkomingen bij appellante. Het ging om de beweringen

van een andere champignonkweker en van twee anonieme uitzendkrachten.

Het College is van oordeel dat deze beweringen informatie betroffen die duidt

op mogelijke tekortkomingen bij appellante, zoals bedoeld in de aanhef van

het genoemde eerste lid. Het is niet van belang of deze beweringen, achteraf

bezien, juist of onjuist waren. Ook de ontvangst van bijvoorbeeld een serieus

te nemen klikbrief kan volstaan voor het doen of laten doen van onderzoek

door verweerster.

Ten aanzien van de derde vraag

5.3 Appellante stelt dat verweerster de overgelegde foto’s onbevoegd heeft

genomen en dat ze voorts onrechtmatig zijn gemaakt, zodat de foto’s alleen

al om die reden niet gebruikt kunnen worden ter onderbouwing van

verweersters besluit. Verweerster heeft deze opvatting bestreden. In r.o 5.1

oordeelt het College dat verweerster, anders dan appellante stelt, bevoegd is

om uit eigen beweging een onderzoek in te stellen, daaronder is begrepen

het recht om, indien gewenst, foto’s te maken of te laten maken door derden.

Volgens appellante is daarmee de privacy geschonden, maar zij heeft deze

stelling niet verder toegelicht. De foto’s zijn, zo te zien, vanaf de openbare

Page 16: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

16

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

weg genomen, en er zijn daarop geen personen te onderscheiden. Het

College kan daarom geen onrechtmatigheid onderkennen in de gedraging

van verweerster.

Ten aanzien van de vierde vraag

5.4 Verweerster heeft verslagen van gesprekken tussen een tolk en twee

anonieme personen ingebracht als bewijsmiddel. De gesprekken gaan over

het werk verricht door deze twee personen bij appellante, aldus de verslagen.

De projectleider van verweerster kent de tolk en beweert de namen van haar

twee gesprekspartners te hebben herkend op de lijst van de uitzendkrachten

van appellante. Appellante heeft daartegen aangevoerd dat de identiteit van

X en VR niet vast staat, laat staan dat bewezen is dat zij werkzaam zijn

(geweest) op de teeltlocaties van appellante. Het College deelt deze

aanmerkingen op de inbreng van de gespreksverslagen. Met de door de tolk

opgestelde stukken kan door het College niet op verifieerbare wijze worden

vastgesteld wie de anonieme getuigen zijn, of ze verklaard hebben wat de

verslagen vermelden, en of ze gewerkt hebben op de teeltlocaties van

appellante. De verklaringen van enkel de projectleider van verweerster ter

zake zijn daarvoor onvoldoende. De verslagen zijn dan ook niet bruikbaar als

bewijs voor de stellingen van verweerster.

Ten aanzien van de vijfde vraag

5.5 Verweerster heeft het rapport van het onderzoek door VRO van 16

september 2015 niet aan appellante ter beschikking gesteld, hoewel zij

daarom uitdrukkelijk heeft gevraagd. Artikel 10, derde lid, van het

Keurmerkreglement verplicht de inspectie-instelling het rapport van een

uitgevoerde inspectie te verstrekken aan de keurmerkhouder. Daarin wordt

geen uitzondering gemaakt voor rapporten van onderzoeken die op verzoek

van verweerster zijn verricht of die incidenteel in plaats van regelmatig

worden uitgevoerd. Bovendien geldt het rapport van VRO als een op het

geschil betrekking hebbende stuk, waarop het primaire besluit van appellante

mede berust. Het verdedigingsbeginsel vereist dat appellante, die is

onderzocht en is gediskwalificeerd als certificaathoudster, daarvan kennis

neemt om zich te kunnen verweren.

De overwegingen van verweerster om het rapport niet in handen te geven

van appellante zijn naar het oordeel van het College niet toereikend, noch de

overweging dat verweerster opdrachtgever is van het onderzoek, noch de

overweging dat de identiteit van een paar met name daarin genoemde

uitzendkrachten moet worden afgeschermd. De laatste overweging

rechtvaardigt mogelijk het anonimiseren van de namen van de

Page 17: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

17

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

uitzendkrachten, maar niet de algehele weigering om het rapport aan

appellante te overhandigen.

Ten aanzien van de zesde vraag

5.6 Appellante stelt dat het beginsel van hoor en wederhoor voorafgaand aan het

besluit van 25 september 2015 is geschonden. Aan haar is door verweerster

uitsluitend verzocht om informatie, waarna zij onaangekondigd haar

intrekkingsbesluit verzond. Verweerster bestrijdt dit door te wijzen op de e-

mail van VRO van 21 september 2015. Daarin is aangegeven welke stukken

zijn gebruikt door VRO bij het opstellen van het (toen nog voor appellante

geheime) rapport en wordt appellante gevraagd of de gegevens juist zijn en

of er eventueel aanvullende stukken zijn die zij wil inbrengen. Daarop heeft

appellante niet gereageerd.

Het College volgt de zienswijze van verweerster niet. De e-mail van 21

september 2015 bevat geen aankondiging van een overweging om het

certificaat in te trekken. Integendeel, de e-mail kan zelfs de indruk hebben

gewekt dat verweerster nog bezig was met het verzamelen van informatie en

stukken. Het College stelt vast dat er geen gedachtewisseling tussen

appellante en verweerster heeft plaatsgevonden over de 10 feilen die zijn

opgesomd in het besluit tot intrekking van het certificaat en die volgens

appellante wijzen op fraude. In die zin is appellante niet, althans

onvoldoende, gehoord vóórdat verweerster haar besluit tot intrekking van het

keurmerk kenbaar maakte.

Het Keurmerkreglement en het reglement bezwaar en beroep eisen niet van

verweerster dat zij altijd een gesprek aangaat met de bestuurder van een

onderneming voordat zij het besluit neemt tot schorsing of intrekking van haar

recht op het gebruik van het keurmerk. Toch kan onder omstandigheden

zowel het zorgvuldigheidsbeginsel als het beginsel van een evenredige

afweging van belangen eisen van verweerster dat zij de bestuurder van een

onderneming hoort over haar voornemen tot het nemen van een zo belangrijk

besluit als schorsing of intrekking. Die omstandigheden deden zich hier voor,

naar het oordeel van het College. Verweerster wist, of kon weten, dat haar

besluit grote schade voor de onderneming met zich mee zou kunnen brengen

en ook dat haar verwijt van fraude een ernstig karakter had. Het belang van

verweerster om het vertrouwen in het keurmerk te verdedigen kan met zich

meebrengen dat snel na een onderzoek, zonder eerst te horen, ingegrepen

moet worden. Maar daarvan is in dit geval niets gesteld of gebleken. In

zoverre heeft verweerster tegenover appellante onzorgvuldig gehandeld bij

het nemen van het primaire besluit.

Page 18: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

18

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

Ten aanzien van de zevende vraag

5.7 Appellante heeft verzocht om getuigen te (doen) horen in de fase van

bezwaar, maar dit is geweigerd door verweerster met een verwijzing naar het

reglement bezwaar en beroep, waarin het horen van getuigen wordt genoemd

als een mogelijkheid in beroep maar niet in de fase van bezwaar. Volgens

appellante is dit een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag van

de Rechten van de Mens. Verweerster heeft dit betwist.

Het College is van oordeel dat het reglement bezwaar en beroep niet uitsluit

dat ook in bezwaar, evenals tijdens een onderzoek door een inspectie-

instelling of door verweerster zelf, gevraagd wordt aan derden om hun

ervaringen mondeling of schriftelijk in te brengen ter verdediging van

stellingen of mogelijk ter beslechting van een geschil. Daarbij komt dat

verweerster zelf verklaringen van derden als bewijs van haar stellingen heeft

ingebracht bij haar aanmerkingen op appellante, zowel ten tijde van haar

onderzoek en in de fase van bezwaar. Als verweerster getuigenverklaringen

vermag in te brengen ter adstructie van haar stellingen, kan zij dat niet

onthouden aan appellante. De klacht van appellante is dan ook terecht

aangevoerd.

Ten aanzien van de achtste vraag

5.8 Het College heeft in r.o 5.5, 5.6 en 5.7 klachten van appellante behandeld,

die achtereenvolgens inhouden dat zij niet de beschikking kreeg over het

rapport van het onderzoek door VRO, dat zij niet is gehoord voordat het

besluit tot intrekking is genomen en dat zij geen getuigen mocht meenemen

naar de hoorzitting van de Commissie Bezwaarschriften van verweerster. Het

College komt in zijn rechtsoverwegingen telkens tot het oordeel dat de

klachten terecht zijn aangevoerd. De klachten richten zich niet mede op de

fase van beroep, nu appellante het rapport van VRO inmiddels heeft

ontvangen, zij gehoord is ter zitting van het College in aanwezighieid van

verweerster, en zij getuigen ter zitting van het College heeft kunnen

inbrengen. Dat houdt in dat appellante uiteindelijk, in het proces, haar

belangen volledig heeft kunnen verdedigen. Het College kan en zal dan ook

al hetgeen appellante alsnog in beroep naar voren heeft gebracht, betrekken

in zijn oordeel over de materiële vragen, waarover partijen verdeeld zijn. De

schending van het verdedigingsbeginsel, waarover appellante klaagt, is

daarmee uiteindelijk geheeld. De gedraging van verweerster heeft wel

gevolgen voor de verdeling van de proceskosten.

Page 19: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

19

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

Ten aanzien van de negende vraag

5.9 Appellante heeft verwezen naar de zaak van , wier keurmerk ook was

ingetrokken, maar die korte tijd later is gehercertificeerd. Appellante meent

dat sprake is van gelijke gevallen en dat zij ook voor hercertificering in

aanmerking komt. Deze stelling is ter zitting van het College door

verweerster, naar het oordeel van het College, gemotiveerd weersproken. Zij

heeft onder meer gesteld dat bij die champignonkwekerij geen sprake was

van een veelvoud aan overtredingen, dat geen vermoeden aanwezig van

onderbetaling bestond, dat het keurmerk was ingetrokken nadat vernomen

was dat er een inval van de Inspectie van SZW was geweest, en dat de

vermeende problemen met Bulgaarse werknemers van een uitzendbureau

door . waren opgelost. Met haar verklaring heeft verweerster naar het

oordeel van het College voldoende gemotiveerd, en niet weersproken door

appellante, dat geen sprake is van gelijke gevallen. Het beroep op het

gelijkheidsbeginsel is terecht afgewezen.

Ten aanzien van de tiende vraag

5.10 Verweerster stelt dat appellante haar direct had moeten inlichten toen zij van

andere uitzendbureaus dan Uitzendbureau Sefa en Uitzendbureau Mery

gebruik ging maken. Nu dat niet is gebeurd heeft appellante, aldus

verweerster, in strijd gehandeld met de normen. Daartegenover stelt

appellante dat alle uitzendbureaus waarvan zij gebruik heeft gemaakt,

bekend zijn bij verweerster en gecertificeerd zijn volgens de NEN 4000-1

norm. Het College is van oordeel dat certificaathouders verplicht zijn om

onmiddellijk melding te maken bij verweerster van overeenkomsten die zij

sluiten met voor hen nieuwe uitzendbureaus. Dat volgt uit artikel 15, derde lid,

van het Keurmerkreglement in samenhang met onderdeel 5 van het

sanctiebeleid van 4 maart 2015 van verweerster. Naar beweren van

verweerster en volgens het rapport van VRO heeft appellante geen melding

gemaakt bij haar van de inzet van drie nieuwe uitzendbureaus, te weten

Güntekin B.V., Uitzendbureau Zonneschijn en Oriënt Uitzendbureau B.V.

Appellante heeft aan het College geen stuk overgelegd waaruit het kan

afleiden dat de vereiste meldingen wel zijn gedaan. De bewering van

appellante dat de projectleider van verweerster zou hebben bevestigd dat de

bureaus door haar zijn aangemeld, is door hem ontkend. Het College is dan

ook van oordeel dat appellante niet heeft bewezen dat de vereiste meldingen

zijn gedaan. Daaruit volgt dat artikel 15, derde lid, van het

Keurmerkreglement in samenhang met onderdeel 5 van het sanctiebeleid is

geschonden.

Page 20: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

20

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

Ten aanzien van de elfde vraag

5.11 Certificaathouders zijn op grond van normonderdeel D.2 gehouden om geen

overeenkomsten van aanneming van werk of contracting aan te gaan.

Verweerster stelt dat appellante die norm heeft geschonden. Appellante

betwist dit en wijst erop dat zij overeenkomsten is aangegaan met de NEN-

gecertificeerde uitzendbureaus. Het College is niet overtuigd door deze

verwijzing, omdat daarmee niet is uitgesloten dat de overeenkomsten

kwalificeren als overeenkomsten tot aanneming van werk. Het College is van

oordeel dat de overeenkomsten niet onmiskenbaar voorzien in het inlenen

van personeel door appellante. Zij bevatten elementen die wijzen op het

uitvoeren van werkzaamheden door de uitzendbureaus. Volgens de tekst van

artikel 1 van de overeenkomsten bestaan de werkzaamheden van de

uitzendbureaus uit het oogsten van champignons en niet uit het ter

beschikking stellen van personeel. Bovendien lijkt uit artikel 4 te volgen dat

‘leiding en toezicht’ bij hen berusten en niet bij appellante.

Appellante heeft daartegen ingebracht dat er geen aanneemsom is bedongen

en zij verwijst daarvoor naar artikel 6. Verweerster stelt echter dat de

uitzendkrachten een plukprestatie van ongeveer 30 kilo per uur moesten

leveren, dat dit ook is afgesproken met de uitzendbureaus en de registratie

van de gewerkte uren niet adequaat is. Appellante heeft dit niet, althans

onvoldoende betwist. Naar het oordeel van het College bestaat dan ook

twijfel over de bewering van appellante dat per klokuur is betaald door de

uitzendbureaus. Appellante heeft ook aangevoerd dat de tekst van de

overeenkomsten wellicht te wensen overlaat, maar dat feitelijk gewerkt is

overeenkomstig een overeenkomst van in- en uitlening van personeel. Voor

deze stelling heeft zij echter onvoldoende bewijs geleverd. Het College is dan

ook van oordeel dat de door appellante gebruikte contracten niet het bewijs

leveren voor haar stelling dat de uitzendkrachten bij haar werkzaam waren op

grond van een overeenkomst van in- en uitlening.

Appellante heeft subsidiair aangevoerd dat zij er van mocht uitgaan dat de

door haar gehanteerde contracten de instemming hadden van verweerster.

Het staat vast dat tijdens de periodieke controle door de inspectie-instelling

VRO in januari 2015 is geoordeeld dat appellante voldeed aan de

normonderdeel D.2. Appellante heeft voorts onbetwist gesteld dat haar

werkwijze en bedrijfsvoering sinds haar certificering in 2013 onveranderd zijn

gebleven en dat zij al jaar en dag gebruik maakt van nagenoeg dezelfde

contracten die telkens bij een inspectie zijn geaccepteerd. Het College is van

oordeel gelet op deze gang van zaken dat appellante het gerechtvaardigd

vertrouwen mocht hebben dat de voor haar onderneming toch zo belangrijke

Page 21: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

21

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

overeenkomsten voldeden aan de normen. Dan past het verweerster niet

appellante nu te verwijten dat de overeenkomsten met de uitzendbureaus niet

deugden.

Ten aanzien van de twaalfde vraag

5.12 Het rapport van VRO van 16 september 2015 somt gebreken op die de

inspectie-instelling heeft vastgesteld in de urenadministratie van appellante.

Deze vaststelling is naar het oordeel van het College niet voldoende

weerlegd door appellante. Appellante heeft in het aanvullend bezwaarschrift

toegegeven dat zij niet betrokken is geweest bij de vastlegging van de

urenregistratie. Haar bestuurder heeft op de hoorzitting van de

bezwaarcommissie verklaard dat het hem niet mogelijk is om te controleren

of de ingevulde uren juist zijn. Hij meent dat de urenregistratie een zaak van

het uitzendbueau is. Het College is van oordeel dat appellante de onderdelen

van de normen B2.1.5 en B2.1.6 heeft geschonden. Appellante heeft

evenmin artikel 11, tweede lid, van de CAO voor uitzendkrachten nageleefd,

hoewel zij beweert met uitzendkrachten te werken. Voorts heeft appellante

niet bewezen dat zij heeft voldaan aan de onderdelen B2.1.8 en D.6. Zij heeft

evenmin een verklaring gegeven voor de constante plukprestatie van telkens

28 kilo per uur gedurende bijna elke onderzochte week en voor het nagenoeg

altijd maximaal 2,5 uur werken door uitzendkrachten in het weekend. Ze heeft

door al het vorenstaande het vermoeden gewekt dat de uitzendkrachten zijn

verloond naar het aantal geplukte kilo’s in plaats van per klokuur. Zij heeft

aldus tevens de verdenking op zich geladen dat zij minder loon heeft

uitbetaald dan past bij het aantal gewerkte uren. Het blijft echter bij

verdenking, want verweerster heeft onvoldoende bewijs ingebracht voor het

verwijt dat de uitzendkrachten inderdaad onderbetaald zijn geweest.

Ten aanzien van de dertiende vraag

5.13 Het staat tussen partijen vast dat de plukprestaties per werknemer in het

weekend veel hoger zijn dan doordeweeks. Appellante heeft verklaard dat

alleen in het weekend machinaal wordt geoogst, en wel door haar eigen

personeel. Deze werkwijze verklaart volgens appellante de zeer hoge

plukprestaties. Verweerster stelt daarentegen dat de hoge plukprestaties in

het weekend een indicatie zijn van de onderbetaling van de uitzendkrachten

die in de weekenden extra uren werken om hun wekelijkse, afgesproken

plukprestatie te kunnen halen. Het College kan verweerster niet volgen in

haar zienswijze. Zij heeft met de enkele verwijzing naar de verklaringen van

de anonieme getuigen niet aannemelijk gemaakt dat appellante in de

weekenden van de onderzochte periode nooit gebruik heeft gemaakt van

Page 22: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

22

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

oogstmachines. Tevens heeft verweerster niet aannemelijk gemaakt dat de

uitzendkrachten die in het weekend werkten daartoe gedwongen waren om

de afgesproken plukprestatie te kunnen halen. Het ontbreekt aan voldoende

bewijs voor de stelling dat, en in hoeverre, uitzendkrachten in het weekend

uren hebben gewerkt die niet zijn beloond. Het College is evenmin in staat

om appellante te volgen in haar beweringen op dit geschilpunt. Eerst

verklaarde zij uitdrukkelijk dat uitzendkrachten niet op zaterdag en zondag

arbeid verrichten, later – ter zitting bij het College – erkende zij expliciet dat

de uitzendkrachten ook in het weekend hebben gewerkt. Appellante heeft

geen verklaring voor deze wijziging van haar standpunt gegeven en ook niet

voor het nagenoeg altijd maximaal 2,5 uur werken door uitzendkrachten in

het weekend. Echter, aan het vorenstaande kan het College nog geen

vermoeden ontlenen van onderbetaling van uitzendkrachten. Wel is het

gezien de overgelegde urenlijsten en de verklaring van appellante ter zitting

bij het College aannemelijk dat door uitzendkrachten op zaterdagen en

zondagen is gewerkt.

Ten aanzien van de veertiende vraag

5.14 Appellante heeft betwist dat zij huisvesting ter beschikking heeft gesteld aan

de uitzendkrachten en daarom zorg droeg voor hun huisvesting en hun

betaling daarvoor. Ter zitting heeft verweerster erkend dat onderdeel van de

normen B2.1.10 inzake de inhouding op het loon voor de huisvesting van

uitzendkrachten ten tijde van de controle weliswaar gold voor uitzendbureaus,

maar niet van toepassing was op inleners en ondernemingen die werk

uitbesteden. Dit onderdeel van de norm moet voortaan wel anders worden

verstaan, aldus verweerster. Voortaan moet gelden dat als een

champignonkweker indirect huisvestiging ter beschikking stelt, ook op hem de

verplichting rust erop toe te zien dat de inhouding op het loon voor

huisvesting niet meer dan € 70 per week bedraagt. Aldus verweerster.

Het staat vast dat appellante ten tijde van de controle de woning in Swolgen

niet rechtstreeks verhuurde of anderszins ter beschikking stelde aan de

uitzendkrachten; dat deed immers het uitzendbureau. Gehoord de verklaring

van verweerster ter zitting over de betekenis van het destijds geldende

onderdeel B2.1.10, is het College van oordeel dat verweerster ten onrechte

appellante heeft verweten dit onderdeel van de normen te hebben

geschonden. Immers, het huidige onderdeel B2.1.10 was ten tijde van het

onderzoek niet op appellante van toepassing.

Page 23: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

23

Ten aanzien van de vijftiende vraag

5.15 Het College komt tot de slotsom dat appellante het verwijt treft twee

onderdelen van de norm te hebben geschonden, zie r.o 5.10 en 5.12. Deze

tekortkomingen rechtvaardigen naar het oordeel van het College het treffen

van een maatregel door verweerster op grond van artikel 12 van het

Keurmerkreglement.

Verweerster heeft in haar primaire besluit van intrekking van het keurmerk 10

feilen opgesomd en appellante fraude verweten. Zij heeft appellante ook

verweten dat zij niet alle gewerkte uren heeft uitbetaald aan de

uitzendkrachten, zodat deze onderbetaald zijn. Naar het oordeel van

verweerster heeft appellante daarom “in ernstige mate in strijd (…) gehandeld

met meerdere verplichtingen”. Zij voegt eraan toe dat uit artikel 13, derde lid,

van het Keurmerkreglement volgt dat appellante eerst na verloop van 12

maanden na het bestreden besluit in aanmerking komt voor een traject van

hercertificering.

Het College is van oordeel dat de oorspronkelijke 10, later 9, verwijten van

verweerster aan appellante deels stand houden, maar een aantal ook niet.

Belangrijker is dat het College, anders dan verweerster, niet tot het oordeel

komt dat fraude is gepleegd of dat sprake is geweest van onderbetaling van

de uitzendkrachten. Appellante heeft weliswaar die verdenking op zich

geladen door met name het ontbreken van een adequate urenregistratie,

maar voldoende bewijs dat deze gestelde ernstige vergrijpen zijn gepleegd,

ontbreekt. De vraag rijst dan ook of de opgelegde sanctie van intrekking van

het certificaat voor een termijn van twaalf maanden stand kan houden. Het

College is niet bevoegd om het besluit van verweerster te herzien, maar het

geeft verweerster wel in overweging haar sanctie aan te passen of te herzien.

6. Kostenveroordeling

De kosten van deze beroepsprocedure bedragen € 15.650, exclusief eventueel

verschuldige omzetbelasting. Volgens artikel 8, vierde lid, van het reglement bezwaar

en beroep bepaalt het College hoe deze kosten worden verdeeld over de partijen.

Het College is van oordeel dat een redelijke verdeling van de kosten uitkomt op een

betaling van de kosten door partijen in twee gelijke delen. Enerzijds: het beroep van

appellante is gedeeltelijk ongegrond, anderzijds heeft verweerster processueel een

paar steken laten vallen. Deze kostenverdeling brengt mee dat van verweerster

gevraagd wordt om nog een bedrag van de helft van € 15.650, dat is € 7.825, te

storten op haar rekening, die wordt beheerd door AGH. Appellante stortte reeds op

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

Page 24: College van Beroep Stichting Fair Produce Nederland · datum en tijdstip. Volgens de verklaring van van 4 februari 2016 denkt de getuige X te weten van wie de auto’s, busjes en

24

Uitspraak ( ) – (Stichting Fair Produce Nederland)

verzoek van het College een voorschot van € 2.500 op die rekening. Zij moet dus

nog het verschil tussen € 7.825, en € 2.500, dat is € 5.325, bijstorten.

7. Beslissing

Het College verklaart het door appellante ingestelde beroep voor een gedeelte

gegrond, geeft verweerster in overweging haar uitspraak op bezwaar te herzien of

aan te passen en stelt de kosten van de procedure op € 15.650, waarvan appellante

en verweerster ieder de helft betalen.

De uitspraak zal op grond van artikel 8, zevende lid, van het reglement bezwaar en

beroep anoniem worden gepubliceerd op de website van verweerster.

Aldus gewezen op 12 april 2016 door mr. dr. C.W.M. van Ballegooijen, mr. A.L.

Mertens en mr. E.W. Martens in tegenwoordigheid van mr. drs. L.J.J. van Kruiningen.

E.W. Martens, C.W.M. van Ballegooijen,

lid voorzitter

namens deze: