Code Van Goede Praktijk Verlichting

download Code Van Goede Praktijk Verlichting

of 36

Transcript of Code Van Goede Praktijk Verlichting

Codevangoedepraktijk voorBinnenverlichtingOnde r l e i di ngv a nhe t I BE - BI V Gr oe pBRef er ent i edoc ument al s aanvul l i ngopdeNBNEN12464- 1nor m2CodevangoedepraktijkvoorBinnenverlichting3CodevangoedepraktijkvoorBinnenverlichting0 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50.1 Normen en referentiedocumenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Concepten / glossarium . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71.1 Referentieoppervlakken & referentiezones . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71.1.1 Definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 71.1.2 Aanvullende definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 81.1.3 Concrete voorbeelden van zones en oppervlakken . . . . . . . . . 91.2 De verlichtingssterktes en uniformiteit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131.2.1 Definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131.2.2 Aanvullende definities . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 131.3 Toepassing op een concreet geval . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 141.3.1 Definitie van de oppervlakken en zones - voorbeeld . . . . . . . 141.3.2 Bepaling van de verlichtingssterktes voorbeeld . . . . . . . . . . 151.4 De onderhoudsfactor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 171.5 De UGR . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 182 Een kwaliteitsvol project volgens de gestelde prioriteiten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232.1 Het visuele comfort. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 232.2 Rationeel energiegebruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242.2.1 Het genstalleerde vermogen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242.2.2 Het verlichtingsbeheer. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 243 De dimensionering van het project. . . . . . . . . . . . . . . . 263.1 De bepaling van de roosterpunten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263.1.1 Standaardroosterverdeling. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 263.1.2 Sportinstallaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273.2 De reflectiecofficinten van wanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283.2.1 Standaardreflectiecofficinten. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 283.2.2 Specifieke reflectiecofficinten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 284 Bijlagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294.1 Technische fiche van een armatuur. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 294.2 Standaard technische fiche . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 304.3 Controle ter plaatse . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 325 Referenties. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 346 Bron van de fotos . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 344CodevangoedepraktijkvoorBinnenverlichting5I n l e i d i n gCodevangoedepraktijkvoorBinnenverlichtingDit document wil geen specifieke oplossingen bie-den of de vrijheid van technische of materile ver-nieuwingen beperken.Hetdocumentisbestemdvoorstudiebureaus,licht-technici, architecten, ontwerpers, fabrikanten, aanne-mers, controleorganismen, De tekst is dan wel nietdwingendindestriktezinvan het woord, maar wiltoch een referentiedocument zijn op federaal niveau.Dit document wordt eveneens aangevuld met tweebijlagendienietonmiddellijkverbandhoudenmet de NBN EN 12464-1: de technische fiche vaneen lamp en de uitleg van de controle ter plaatse.Hetleeknuttigdezetweestandaarddocumententoe te voegen om het werk te kunnen vergemakke-lijken dat verband houdt met de NBN EN 12464-1 norm, namelijk de keuze van de lampen op ver-gelijkendebasis,evenalsdecontrolevandeverze-kerde verlichtingsniveaus.DitdocumentwerdopgemaaktdoordegroepBvanhetIBE-BIV(InstitutbelgedelclairageBelgisch Instituut voor de Verlichtingskunde)Na de publicatie van de NBN EN 12464-1 Licht enverlichting- Werkplekverlichting-Deel1:Binnen-werkplekkennormin2003,moestenbepaaldeBelgische normen , die tegenstrijdig waren hiermee,geschraptworden,waardoorpraktischeinformatie,dienuttigwasinhetkadervaneenbinnenverlich-tingproject, verloren ging. Deze norm met algemeneaanduidingenvooreenkwaliteitsvolleverlichtings-installatiebehandeltbovendiennietalleaspectenvan het project in detail, wat in de praktijk kan lei-den tot verschillende interpretaties.De hier voorgestelde code van goede praktijk wil-len dus een aanvulling zijn op de NBN EN 12464-1 norm, enerzijds door dieper in te gaan op begrip-penzoalsruimte,verlichtingssterkte,onderhouds-factor, UGR,, en anderzijds door ook aanvullen-deaspectentebehandelen,zoalsdimensionering,rationeel energiegebruik en controle van de presta-ties van de verlichtingsinstallatie.Deze richtlijnen hebben betrekking op de binnen-werkruimtes,zoalsbeschouwdindeNBNEN12464-1 norm. Ze hebben in geen geval betrekkingop noodverlichting, sportverlichting of esthetischeverlichting.0 Inleiding0.1 Normen en referentiedocumentenWerkten mee aan de opmaak van dit document:Billy Jean-Louis TractebelBodart Magali Universit Catholique de Louvain Architecture et ClimatCollard Bndicte SibelgaDHerdt Peter Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - WTCBDeneyer Arnaud Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - WTCBPillmeyer Pierre TractebelVanden Bosch Marc LaborelecVandermeersch Guy Belgisch Instituut voor de Verlichtingskunde - IBE-BIVCIE 17.4 Internationale verlichtingswoordenlijstCIE 52 Calculation for interior lighting - Applied methodCIE 97 Onderhoud van elektrische verlichtingssystemen voor gebruik binnenshuisCIE 117 Discomfort glare in interior lightingCIE 121 The photometry and gionophotometry of luminairesCIE S015 Lighting of outdoor work placesISO 9142-7 Ergonomic requierements for office work with visual display terminals -Part 7: requirements for display with reflectionsNBN EN 12464-1 Licht en verlichting - Werkplekverlichting - Deel 1: binnenwerkplekkenNBN EN 12193 Licht en verlichting - Verlichting van sportinstallaties 6I n l e i d i n gCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingNBN EN 12665 Licht en verlichting - Basistermen en criteria voor het vaststellen van eisen aan deverlichting NBN EN 13032-1 Licht en verlichting - Meting en presentatie van fotometrische gegevens van lampenen armaturen - Deel 1: metingen NBN EN 13032-2 Licht en verlichting - Meting en presentatie van fotometrische gegevens van lampenen armaturen - Deel 2: voorstelling van gegevens voor werkplekken binnen en buitenNBN L13-001 Binnenverlichting van de gebouwen - Algemene principes NBN L14-001 Binnenverlichting van de gebouwen - Constructies voor kunstverlichting NBN L14-002 Methoden ter voorafbepaling van verlichtingssterkten, luminanties en verblindings-indices bij kunstmatige verlichting in gesloten ruimten. NBN EN 1837 Veiligheid van machines - Integrale verlichting van machines RTV 01 Woordenlijst voor de verlichtingskunde7C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Onmiddellijkaangrenzendezone(NBNEN12464-1)Band van minstens 0,5 m rond de werkzone bin-nen het gezichtsveld.DeeisenuitdeNBNEN12464-1normzijnvantoepassing op de werkzone en op de onmiddellijkaangrenzende zone.Alsergeenspecifiekevoorschriftenbestaanvoordewerkvlakkenendehorizontaleeffectievewerk-vlakken,wordteenhoogteaangenomenvan0,85cm.Het is noodzakelijk een terminologie te gebruikendie niet in strijd is met de definities uit de bestaan-de normen, opdat een verlichtingsproject aansluitopdelogicavanditdocumentenomelkmisver-stand in de praktijk te vermijden.Zo werden voor wat betreft de referentieoppervlak-ken bepaalde termen, zoals effectief ingevoerd.1.1 Referentie-oppervlakken enReferentiezones1.1.1 DefinitiesDeze paragraaf vermeldt de definities van de meestgebruikte referentievlakken die in de praktijk kun-nen beschouwd worden.DRIEDIMENSIONALE BEGRIPPEN WerkplaatsPlaatswaargewerktwordt(ruimteinzijngeheel).TWEEDIMENSIONALE BEGRIPPEN Nuttig vlak (NBN L13-001)Referentieoppervlakdatgevormdwordtdooreen vlak waarop normaal gewerkt wordt. Tenzijanders aangegeven, is dit vlak per definitie hori-zontaal,gelegenop0,85mvandegrondenbeperkt door de wanden van de ruimte. WerkvlakDeel van het nuttig vlak dat zich beperkt tot dewerkpost(meestalhorizontaalvlakbegrensddoor het meubilair). Werkzone (NBN EN 12464-1)Het deel van de werkplaats waar de visuele takenworden uitgevoerd. Effectief werkvlakOppervlakvandewerkpostwaardebelangrijk-ste visuele taak wordt uitgevoerd. In een kantoorgaathetmeestalomlezen,schrijven,typenoftekenen.Heteffectiefwerkvlakomvatgewoon-lijkdeonderleggerenhettoetsenbordvandePC. Het is vaak identiek aan de werkzone. Hetis in dat geval in dit vlak dat de eisen m.b.t. denorm van toepassing zijn.1 Concepten / glossariumFiguur 1: Schema ter illustratie van de terminologie:wanneer de werkpost ontbekend is8C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor Binnenverlichting1.1.2 Aanvullende definitiesDezeparagraafvermeldtverschillendedefinitiester aanvulling van de definities in het vorige punt.Dezedefinitieszijnnuttigvoordepraktischetoe-passing van de voorschriften. WerkruimteRuimtewaarbinneneenactiviteiteffectiefkanwordenuitgevoerd(bruikbareruimtevandewerkplaats,vanderuimtedriedimensionaalbegrip). Visuele taak (NBN EN 12464-1)Alle visuele elementen van de taak die wordt uit-gevoerd. WerkpostAlle meubilair nodig om de taak uit te voeren. Referentieoppervlak (NBN EN 12665)Vlakwaaropdeverlichtingssterktegemetenofgespecificeerd wordt. Dit vlak moet nauwkeurigvastgelegd worden. In vele gevallen is dit opper-vlak gelijk aan het effectief werkvlak of de werk-zone. Aangrenzende zone (van de werkzone)Deaangrenzendezonevandewerkzonewordtbepaald door de werkzone af te trekken van dewerkruimte. Deze zone bestaat gewoonlijk mini-mum uit een strook van 0,5 m langs de wandenen/of het meubilair van het lokaal.Figuur 2: Schema ter illustratie van de terminologie van de terminologie; wanner de werkpost gedefinieerd is9C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCodevangoedepraktijkvoorBinnenverlichting1.1.3 Concrete voorbeelden vanzones en oppervlakkenLegende:WerkzoneAangrenzende zoneWerkplaatsCOURANTE GEVALLENFiguur 3: KantoorFiguur 4: School 10C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingFiguur 5: Postsorteercentrum Werkposten Figuur 6: Productiehall WerkpostFiguur 7: Museum Expositiezaal Figuur 8: Ziekenhuis OnderzoeksruimteSPECIALE GEVALLENA. OpbergrekkenStandaard is het werkvlak voor opbergrekken verti-caal en valt het samen met het opbergrek.Alsdeexactepositiegekendisvandeelementendiemoetengeobserveerdwordeninverhoudingtot de rand van het opbergrek, kan gewerkt wordenmeteenverticaalvlaklangsheendeobjectendiemoeten gezien worden (rug van de boeken in eenbibliotheek, de voorkant van de producten in eenwinkel, positie van de kisten in een opslagzone,).11C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingB. Het waargenomen voorwerp is niet vlakEen typisch voorbeeld is het werk op een machine-post.Indien de visuele taak betrekking heeft op de bin-nenkant van een voorwerp (werk in een motor,),moetdeverlichtingssterktebeschouwdwordenineenvlakloodrechtopdevoornaamstehoofdkij-krichting van de waarnemer, waarbij dit vlak doorhet midden van het waargenomen voorwerp gaat. Indiendevisueletaakdaarentegenbetrekkingheeft op het oppervlak van een voorwerp, zijn er 2mogelijkheden:Ofwel bestaat het waargenomen voorwerp groten-deelsuiteenbeperktaantalvlakkeoppervlakken.Inditgevalzijndeeisenvantoepassingopdezeoppervlakken. (bv.: werk op een machinepost).Figuur 9: Verticaal opbergrek Standaard verticaal vlakFiguur 10: Verticaal opbergrek Verticaal vlakFiguur 11: Verticaal opbergrek Standaard verticaal vlakFiguur 12 : Productiehall Werkpost12C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor Binnenverlichtingnuttige vlak waarvan 50 cm van de rand werd afge-trokken.Dewerkzoneisdangelijkaanhetwerk-vlak(de2begrippenwordenindatgevaldoorelkaar gebruikt).EEN GANGIn gangen wordt de werkzone gedefinieerd op eenhoogte van 0,1 m boven de vloer, waarbij een zonevan 0,5 m breedte langs de wanden wordt afgetrok-ken van de vloeroppervlakte.Ofwel is het moeilijk om het voorwerp te modelle-renaandehandvanenkeleloodrechteopelkaarstaandevlakkeoppervlakken.Inditgevalwordthet werk uitgevoerd op het zichtbare vlakke opper-vlakloodrechtopdekijkrichtingvandewaarne-mer en meestal rakend aan het waargenomen voor-werp. (bv.: controle van de naden van een voetbal).ONBEKENDE WERKPOSTIndien de werkpost onbekend is, is het aangewezenhet werkvlak te beschouwen als equivalent van hetFiguur 13 : Gang13C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor Binnenverlichting1.2.2 Aanvullende definitiesDezeparagraafvermeldtverschillendedefinitiester aanvulling van de definities in het vorige puntdie in de praktijk worden gebruikt.Verlichtingssterkte in bedrijf - E - NBN L13-001WanneerdehypothesesvandeNBNL14-002normMethodentervoorafbepalingvanverlichtings-sterkten, luminanties en verblindingsindices bij kunstma-tigeverlichtingingeslotenruimten.vantoepassingzijn, wordt de verlichtingssterkte in bedrijf als volgtberekend:[lx]Waarbij: detotalelichtstroomisdiewordtuitgestraalddoor de lampen van alle armaturen;u de gebruiksfactor is; de onderhoudsfactor is;S de oppervlakte van het nuttige vlak in m2is.Opgelet, op heden is het beter het symbool MF tegebruiken voor de onderhoudsfactor en niet .Dienst verlichtingssterkte - Es - NBN L13-001Gewogengemiddeldevandegemiddeldeverlich-tingssterktesgemetenophetnuttigevlaktussentweelampvervangingenmetgelijketijdsintervallenindiendevervangingsystematischpergroepengebeurt of na een tijdsinterval gelijk aan de nuttigemediane levensduur van de lampen indien ze indi-vidueel worden vervangen.Initile verlichtingssterkte - Ei - NBN EN 12665Degemiddeldeverlichtingssterktebijeennieuweinstallatie.Deinitileverlichtingssterktehangtafvandeteverzekerenverlichtingssterkteenvandeonder-houdsfactor van een armatuur.Em= Ei MFUd - CIE S015Verhouding tussen de minimale verlichtingssterkteEminendemaximaleverlichtingssterkteEmaxopeen gegeven oppervlak.[-] (Engelse benaming : Illuminance diversity)UEEd minmaxEuS

1.2 De verlichtingssterktesen uniformiteit1.2.1 DefinitiesDezeparagraafvermeldtderegelmatiggebruiktenormatievedefinitiesdieindepraktijkwordengebruikt.Te verzekeren verlichtingssterkte - Em - NBN EN12464-1Minimumwaardevandegemiddeldeverlichtings-sterkte op het beschouwde oppervlak.Hetisdegemiddeldeverlichtingssterkteophetmomentdateronderhoudmoetgebeuren(NBNEN 12665).DeNBNEN12464-1normhanteertvolgendewaarden voor de te verzekeren verlichtingssterkte:20 30 50 75100 150 200 300500 750 1000 15002000 3000 5000Maximaleverlichtingssterkte- Emax - NBNEN12665De maximale verlichtingssterkte op de representa-tieve punten van het gespecificeerde oppervlak.Minimaleverlichtingssterkte- Emin - NBNEN12665Deminimaleverlichtingssterkteopderepresenta-tieve punten van het gespecificeerde oppervlak.Gemiddelde verlichtingssterkte - E - NBN EN 12665Gemiddeldeverlichtingssterkteophetgespecifi-ceerde oppervlak.In de praktijk kan dit bepaald worden door ofweldetotaleontvangenlichtstroomtedelendoordetotaleoppervlaktevanhetoppervlak,ofweldoorhetgemiddeldeteberekenenvandeverlichtings-sterkte gemeten op een bepaald aantal representa-tieve punten van het oppervlak.Inouderenormenwordtdegemiddeldeverlich-tingsstrekte genoteerd als Emoy.Uniformiteitvandeverlichting- U - NBNEN12464-1Verhouding tussen de minimale en de gemiddeldeverlichtingssterkte op een oppervlak.[-]UEE

min14C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor Binnenverlichting1.3 Toepassing op eenconcreet gevalTerillustratievolgteentoepassingvandeafbake-ning van de oppervlakkenen van de selectie van deverlichtingssterkteniveaus die vereist zijn in een kan-toor waar schrijf-, lees- en typwerk wordt verricht.1.3.1 Definitie van de oppervlakken en zones - voorbeeldDe werkplaats wordt gedefinieerd als de ruimte inzijn geheel.Dewerkruimte wordtgedefinieerdalsderuimtewaaruit de zogeheten niet toegankelijke volumeswerden verwijderd. In dit geval betreft het de kas-ten en de radiatoren.De werkposten worden gedefinieerd als de verschil-lendebureaus(meubels)waaraandegebruikersplaatsnemen.Het werkvlak van elke werkpost wordt hier gedefi-nieerd als de volledige oppervlakte van de bureauswaaropdegebruikersverschillendevisueletakenuitvoeren.Het effectief werkvlak is dat deel van het werkvlakwaar de gebruiker de belangrijkste visuele activiteituitoefent.Inditgevaliszeidentiekaandewerk-zone.De onmiddellijk aangrenzende zone van het effec-tief werkvlak wordt hier gedefinieerd als een zonevan 0,5 m rond het effectief werkvlak.Hetnuttigevlak wordtgedefinieerdalshethori-zontaalvlakdatzichop0,85mvandegrondbevindt. Het wordt begrensd door de wanden vande ruimte. Indien geen enkele werkpost of effectiefwerkvlakgedefinieerdofvermeldwordt,ishetstandaard aangewezen het nuttige vlak, mat aftrekvan een randzone van 0,5 m, te gebruiken om deverlichtingssterktes vast te leggen.De visuele taak wordt gedefinieerd als het geheel vanschrijf-, typ- en leeswerk en gegevensverwerking.Dezewaardewordtookalgemeneuniformiteits-factor genoemd in de NBN L13-001 norm waar zegenoteerd wordt alsg1.Gemiddelde uniformiteitsfactor - g2 - AddendumNBN L13-001Verhouding tussen de minimale verlichtingssterkteEminen de gemiddelde verlichtingssterkte Emoy[-]Waarbij bendaderd:[-]Of :[-]Onderhoudsfactor - - NBN L13-001Verhoudingtussendegemiddeldeverlichtings-sterkteophetnuttigevlaknaeenbepaaldegebruiksduurvaneenverlichtingsinstallatieendegemiddelde verlichtingssterkte in dezelfde omstan-digheden voor de nieuwe installatie.Belangrijke opmerking:Het gebruik van de term zou moeten afgeschaftworden,gezienhetrisicoopverwarringmetdetermdiebepaaldwordtdoordeCIE97diedeonderhoudsfactor MF definieert.Onderhoudsfactor - MF - CIE 97 : 2006Reductiefactor die rekening houdt met de vermin-deringvandegerealiseerdeverlichtingssterktetewijtenaanverschillendeparametersdieverbandhoudenmetdeverouderingvandeinstallatieende ruimten. [-]Gebruiksfactor - u - NBN L13-001Begrip gebruikt bij kunstmatige verlichting dat deverhouding uitdrukt tussen de nuttige lichtstroomdieontvangenwordtdoorhetnuttigevlakendelichtstroom die uitgestraald wordt door de lampen.MFmi

EEggg1222

gEE E22

+minmin maxgEEmoy2 min15C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingAangeziendeonderhoudsfactor(verminderings-factor)vandeinstallatiestandaardwordtvastge-legd op 0,85, is het van belang een initile verlich-tingssterkte op te leggen die hoger is dan de gemid-delde te verzekeren verlichtingssterkte.Te verzekeren verlichtingssterkte: Em= 500 lx.Onderhoudsfactor MF : MF = 0,85Em= 0,85 Ei[lx]Bijdeingebruiknamevandeinstallatiemoetduseenhogereinitileverlichtingssterkteverzekerdworden.[lx]Ei

5000 85588,1.3.2 Bepaling van de verlich-tingssterktes voorbeeldOP DE TAAKVoor de beschouwde visuele taak (schrijven, typen,lezen en gegevensverwerking) beveelt de NBN EN12464-1aanzichteberoepenopsectie3.2vantabel 5.3 met betrekking tot de verlichting in kan-toren. Deze tabel vermeldt 3 eisen voor de te verze-kerenverlichtingssterkteEm,demaximaleUGRLen de kleurenweergave-index (Ra).Voordeteverzekerenverlichtingssterkteophet effectief werkvlak vermeldt de norm een waarde van500 lx.Figuur 14: KantoorFiguur 15: KantoorFiguur 16: Uittreksel uit de NBN EN 12464-1 norm16C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingDitkomtovereenmeteenwaardevan353lxals rekening wordt gehouden met de onderhoudsfactor.Zoals uitgelegd in Figuur 17, gaat het om een waar-de van gemiddelde initile verlichtingssterkte waar-van de uniformiteit niet lager mag zijn dan 0,5 (enniet 0,7).Deminimaleverlichtingssterkteindeonmiddel-lijk aangrenzende zone moet dus bij de ingebruik-stelling van de installatie hoger zijn dan 176 lx, alsdegemiddeldeinitileverlichtingssterkte353luxbedraagt.Want :Emin 0,5 353 [lx]Emin176lxvooreenteverzekerengemiddeldeverlichtingssterkte van 300 lx.Aangezienhetwerkvlakgroterisdanheteffectiefwerkvlak, wordt het vereiste verlichtingssterkteniveauopdezeplaatsnietmeeropgenomenintabel5.3.KantoorverlichtingvandeNBNEN12464-1norm.Hetisdusvanbelangnategaanofergeenandere activiteiten worden uitgevoerd in de rest vande ruimte en, in voorkomend geval, opnieuw dezelf-de redenering toe te passen.EEEminmin,,i0 53530 5UEE min,m0 5Aangezien de uniformiteit U op de werkzone, vol-gensdenormNBNEN12464-1,maximaal0,7magbedragen,ishetdewaardevandeinitilegemiddeldeverlichtingssterktedie588lxmoetbedragen en niet de verlichtingssterkte in elk puntvan de werkzone.[-]In dit geval moet bij de ingebruikname:Emin 0,7 588 [lx]Emin412lxvooreenteverzekerengemiddeldeverlichtingssterkte van 500 lx.Inditvoorbeeldmoetdeverlichtingssterkte,lood-recht op de werkzone waar de visuele taak moet uit-gevoerd worden, bij de ingebruikname van de instal-latie in elk punt hoger zijn dan 412 lx als de gemid-delde initile verlichtingssterkte 588 lx bedraagt.De door de norm vereiste verlichtingssterkte in deonmiddellijkaangrenzendezoneisophaarbeurtlager.INDEONMIDDELLIJKAANGRENZENDEZONEDeteverzekerenverlichtingssterkteindeonmid-dellijk aangrenzende zone bedraagt 300 lx, voor debeschouwde visuele taak.Emin,58807 EEmin,i 07UEE min,m0 7Figuur 17 : Uittreksel uit de NBN EN 12464-1 norm17C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingWaarbij: LLMF de onderhoudsfactor van de lichtstroomvan de lamp is; LSF de levensduurfactor van de lamp is; LMF de onderhoudsfactor van de armatuur is; RSMF de onderhoudsfactor van de wanden vande ruimte is.DegrafiekvanFiguur18illustreertderelatieveevolutie van de verlichtingssterkte van een systeemvoor verschillende configuraties. Uit de interpreta-tie ervan blijkt het belang van de inspectie en hetregelmatige onderhoud van de verlichtingsinstallatie.Indien de installatie niet onderhouden wordt (con-figuratieC),isereencontinuedalingvandever-lichtingssterkte.ConfiguratieBsteltdeevolutievandeverlichtingssterktevandezelfdeinstallatievoor,waarbijereentweejaarlijksonderhoudvande armaturen wordt voorzien. Configuratie A illus-treert op haar beurt het gedrag van de verlichtings-sterkte,indienhetonderhoudvandearmaturen(tweejaarlijks)gecombineerdwordtmeteenreini-ging van de wanden van de ruimte (na 6 jaar).Dezedrievoorbeeldentonenhetbelangvaneensystematischonderhoudvandeverlichtingsinstal-latieaan(erwerdenlichtrendementsverminderin-gen van om en bij de 50 % opgetekend) en recht-vaardigen het feit dat men bij het ontwerp van deinstallatieeenonderhoudsfactorinrekeningbrengtdierepresentatiefisvoordetoekomstigesituatie.Voor elk van bovenvermelde configuraties kan eengedetailleerdeberekeningvandeonderhoudsfac-torMFgedaanworden,maarindepraktijkkun-nen volgende standaardwaarden gebruikt worden:1.4 De onderhoudsfactorOm de te verzekeren verlichtingssterkte te garande-ren, moet rekening gehouden worden met een ver-minderingvandegerealiseerdeverlichtingssterktedieveroorzaaktwordtdoorverschillendeparame-ters die rekening houden met de veroudering vande installatie en van de ruimten.Om deze vermindering mee in rekening te brengen,werd de zogenoemde onderhoudsfactor in het levengeroepen.DitiseenvermenigvuldigingsfactorMFdie bij de dimensionering van de installatie gecom-bineerd wordt met de initile verlichtingssterkte (Ei)omdeteverzekerenverlichtingssterkte(Em)tever-krijgen.Em= Ei MF [lx]Deonderhoudsfactorisafhankelijkvanverschil-lende parameters die rekening houden met de ver-ouderingvandeinstallatieenvanderuimten.Deze waarde vervangt de vroeger gebruikte globaleverminderingsfactor en houdt rekening met: de vermindering van de lichtstroom van de lamp; de frequentie van defecten aan de lampen zon-der dat ze onmiddellijk vervangen worden; deverminderingvanhetrendementvandearmaturen (door vervuiling); de vervuiling van de ruimte.Dezevierparameterszittenindedefinitievandeonderhoudsfactorvervatonderdevormvanviervermenigvuldigingsfactoren.MF = LLMF LSF LMF RSMF [-]Figuur 18 : Vermindering van de verlichtingssterkte in de tijd18C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor Binnenverlichtingblinding waaronder er geen hinder ontstaat bij deuitvoering van de taak.Vooreengegevenpositievaneenwaarnemer,wordt de UGR berekend aan de hand van volgen-de formule:Waarbij: Lbdeachtergrondluminantie[cd/m2]isdieberekendwordtopbasisvanderechtstreekseverlichtingssterktevandearmaturenopdeoppervlakken; L de luminantie van de lichtgevende delen vandearmatuur[cd/m2]is,diebepaaldwordtopbasis van de lichtintensiteit van de armatuur inUGRLLp

]]]80 2522log.b1.5 De UGRDe UGR - Unified Glare Rating (gelijkgeschakeldeindex van de directe verblinding) is een interna-tionaaleengemaakteindex,ontwikkelddoordeCIE(CommissionInternationaledelclairage),voordeevaluatievandedirecteverblinding,infunctie van de opstelling van de verlichtingstoestel-len,dekarakteristiekenvanderuimte(afmetin-gen,reflecties)endewaarnemingspositievandegebruikers.ConcreetwordteenUGR-waardeberekendvooreen gegeven positie van de waarnemer in een ruim-te en wordt deze waarde vergeleken met een grens-waarde:degrenswaardevoordehinderlijkever-blinding (van de verlichtingsinstallatie) is de doorde norm vastgelegde maximale waarde voor de ver-MF VervuilingsgraadMinimaal Laag Gemiddeld HoogOpen armaturen voor een rechtstreekse verlichting (downlights)T5 of T8 reeks 800Vervanging van de groep 0,85 0,80 0,75 0,70Vervanging van de defecte lampen +0,90 0,85 0,80 0,70vervanging van de groepCorrectiefactor voorArmaturen met afdekplaat voor eenMF x 0,95rechtstreekse verlichtingArmaturen met beschilderde reflector MF 0,90Armaturen voor een onrechtstreekse verlichting (up-light)T5 ou T8 srie 800Vervanging van de groep 0,85 0,70 0,65 0,65Vervanging van de defecte lampen + 0,90 0,75 0,70 0,65vervanging van de groepArmaturen met afdekplaat MF 0,95 MF 0,90Correctiefactor voor armaturen met MF 0,90beschilderde reflectorPendelarmaturen met rechtstreekse en onrechtstreekse verlichting (up-light en downlight)T5 of T8 reeks 800Vervanging van de groep 0,85 0,75 0,70 0,65Vervanging van de defecte lampen +0,90 0,80 0,75 0,70vervanging van de groepArmaturen met afdekplaat MF 0,95Correctiefactor voor armaturen met MF 0,90beschilderde reflectorTabel 1: Standaardwaarden van de onderhoudsfactor19C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingNota: De afmeting x is loodrecht genomen t.o.v. de obser-vatierichting en y is parallel genomen t.o.v. de observatie-richting.De afmetingen van het lokaal kunnen dus als volgtuitgedrukt worden:Transveraal: x = 6 m x = 4 Hy = 12 m y = 8 HLongitudinaal: x = 12 m x = 8 Hy = 6 m y = 4 HZodradex- eny-waardenbepaaldzijninfunctievanH,wordendeUGR-waardenuitdetabelgehaald in functie van de reflectiecofficinten vanhet lokaal.Indiendereflectiecofficintenvanhetplafond 70 % zijn, die van de muren 50% en die van devloer 20 %, zijn de UGR-waarden uit de tabellenvoorhetbovenstaandevoorbeeldrespectievelijkgelijk aan 14,0 voor het transversaal zicht (evenwij-dig met de vlakken C0/C180) en 13,1 voor het lon-de richting van de waarnemer; de lichaamshoek is vanuit het oogpunt van dewaarnemer, uitgedrukt in steradialen [sr]; p de positie-index van Guth [-] is. Deze index isafhankelijk van de relatieve positie van de waar-nemer tot de armatuur en wordt bekomen doorinterpolatievandetabeluithettechnischrap-port CIE 117.Gezien de discretisatie van de waarnemingshoeken,gebeurtdepreciezeberekeningvandeUGRvooreen welbepaalde positie van een waarnemer gewoon-lijkopbasisvaneencomputerberekening.Erkanechtereenvereenvoudigdemethodegebruiktwor-den om de UGR te berekenen: de tabelmethode.Dezetabelmethodeisaangewezenbijeeneersteschatting.Zebaseertzichopdebepalingvandeverblindingineenrechthoekigeruimtevoortweeobservatieposities die theoretisch gezien het meestongunstigzijn.Dezetweepositieswordeninhetmidden van de wanden van de ruimte geplaatst enzijnelkgerichtvolgensdeloodrechterichtingen,respectievelijk longitudinaal (endwise) en transver-saal (crosswise) genoemd.De longitudinale kijkrichting is evenwijdig met devlakken C90/C270 en de transversale kijkrichtingis evenwijdig met de vlakken C0/C180. Deze vlak-ken worden gedefinieerd overeenkomstig de NBNEN 13032-1 norm.DetabelmethodeberustophetgebruikvandeUGR-tabel (verschaft door de armatuurfabrikant)waarvan de waarden indien nodig moeten gecorri-geerd worden. Deze methode vereist verschillendegegevens met betrekking tot de vorm van de ruim-te, de plaatsing van de armaturen en de reflectieco-fficint van de wanden.DeUGR-waardenvoordetweekijkrichtingen(longitudinaalentransversaal)wordenbepaalddoor de afmetingen van de ruimte uit te drukkenin verhouding tot H, de afstand tussen de hoogtevan de ogen van de waarnemer en het montagevlakvan de armaturen.ZowordtHvooreenruimtevan12mlang,6mbreed en 2,7 m hoog als volgt bepaald : Montagehoogte van de armaturen: 2,7 m (hoog-te onder plafond); Ooghoogte van de waarnemer: 1,2 m (ooghoog-te van een zittend persoon).Hoogte boven de ogen: H = 1,5 mC0 C90C270 C180C270C180 C0C90C60C45C30Binnenarmatuur : onderaanzichtFiguur 19: C0/C180 en C90/C270 vlakken20C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor Binnenverlichtinggitudinaalzicht(evenwijdigmetdevlakkenC90/C270). Zie Figuur 21.Wanneer in de tabel geen enkele specifieke indica-tie gegeven is, zijn de vermelde UGR-waarden niet-gecorrigeerdewaarden.Destandaardtabelwordtnamelijk opgesteld voor een lamp met een bepaaldvermogen en een lichtstroom van 1.000 lm.Het is aangewezen de UGR-waarden te corrigerenin functie van de rele prestaties van de lampen diegebruiktworden,daardewaardenuitdeUGR-tabelmeedeUGRvangelijkaardigearmaturenuigerustmetlampenmeteenverschillendvermo-gen en verschillende lichtstromen, bepalen.Bijeenlampvan36Weneenlichtstroomvan3.250lm,wordteeneerstecorrectiefactoringe-voerd met de waarde zoals vermeld in Figuur 21 (0in dit geval).Detweedecorrectiewordtgedaanomdetotalelichtstroom van de lamp (3.250 lm) in rekening tebrengen. Ze wordt opgeteld bij de reeds berekendewaarde en wordt als volgt berekend:8 83 2501 0004 10|.

`,|.

`,+ log log..,Transversaal zicht Longitudinaal zicht Figuur 20 : Standaard UGR-tabelFiguur 21 : Type tabel voor de UGRx = 4H y = 4Hy = 8HSobservatieobservatieS21C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor Binnenverlichtingonderlinge afstand uit te drukken in functie van dehoogte H, zoals hierboven reeds gebruikt.Opmerking:metonderlingeafstandwordtdeafstandvan midden tot midden tussen twee naburige armaturenbedoed.Als de onderlinge afstand tussen de armaturen inonsvoorbeeld1,5mbedraagt,komtditovereenmet 1 H.S is dus = 1 H.Metbehulpvandetweevermeldewaardenkun-nen de maximale en minimale UGR voor elke kijk-richting berekend worden. Met de twee berekendemax.UGR-waarden(ninelkerichting)moetDeberekendeUGR-waardenzijngemiddeldewaarden.Omdevariatiesvandepositiesinaan-merking te nemen en de maximale UGR te bereke-nen,wordteenbijkomendecorrectieopgeteldafhankelijkvandeonderlingeafstandtussendearmaturen in de kijkrichting. Hoe groter de onder-lingeafstand,hoebelangrijkerdezecorrectie.Wanneerernamelijkweinigruimtezittussendearmaturen,isuniformiteitvandeluminantieshoog. Enkel wanneer de onderlinge afstand groterwordt,isereenmeerduidelijkevariatievandeluminantie.De correctie die rekening houdt met de onderlin-geafstand,Sgenaamd,wordtbepaalddoordeTablel 2 : Berekening van de gemiddelde UGRFiguur 22 : Type tabel voor de UGRTransversaal LongitudinaalNiet gecorrigeerde UGR14 13,1Correctie type lamp 0 0Lichtstroomcorrectie4,1 4,1Gemiddelde UGR18,1 17,2Min. correctie S-2,1 -1,5Max. correctie S0,9 0,8Min. UGR16,0 15,7Max. UGR19,0 18,0Transversaal (Crosswise) Longitudinaal (Endwise)Niet gecorrigeerde UGR14 13,1Correctie type lamp 0 0Lichtstroomcorrectie van de lamp 4,1 4,1Gemiddelde UGR18,1 17,2Tablel 3 : Berekening van de gecorrigeerde UGR-waardenrekeninggehoudenworden:zemoetenlagerzijndandewaardedieaanbevolenwordtindenormNBN EN 12464-1.Hoe lager de waarde is, hoe minder er directe ver-blindingis.VoorUGR-waardenlagerdan10treedt geen enkele merkbare verblinding op. Het ispas vanaf waarden rond 22 dat de verblinding sto-22C o n c e p t e n / g l o s s a r i u mCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingVoordewerkpostenmetbeeldschermvoorzietdenormNBNEN12464-1eveneenseenmaximalegemiddelde luminantie van de armaturen voor ele-vatiehoeken van 65 tot 85 in alle kijkrichtingen.Ditkannietbepaaldwordenopbasisvaneenbenaderende methode. Men moet zich tot de fabri-kantrichtenofmeergedetailleerdeberekeningenuitvoeren.rend wordt. Voor waarden hoger dan 28 wordt deverblinding zelfs ondraaglijk.De norm NBN EN 12464-1 stelt de volgende typi-sche waarden voor:VoordeUGR-eisenhanteertdenormstandaard-waarden, verdeeld in categorien: 16, 19, 22, 25 en28.Kantoren UGR 19Kantoren waar detailwerk wordt verricht (bv.: technisch tekenen) UGR 16Vergaderzalen UGR 19OnthaalUGR 22Trappen UGR 25Gangen UGR 28Tabel 4 : Type waarden voor de UGRSoorten schermen volgens ISO 9241-7 I II IIISchermkwaliteitGoedGemiddeldSlecht Gemiddelde luminantie van de lampen die 1000 cd/m2 200 cd/m2weerkaatst worden in het schermTabel 5: Schermklassen volgens ISO-9242-7Figuur 23 : Maximum van de luminantie voor een elevatiehoek die groter is dan 6523E e n k wa l i t e i t s v o l p r o j e c t v o l g e n s d e g e s t e l d e p r i o r i t e i t e nCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingEr zijn twee voorwaarden verbonden aan een kwali-teitsvolverlichtingsproject:voldoendevisueelcom-fort verzekeren en streven naar energiebesparing.De eerste voorwaarde, die van het visuele comfort, isde doelstelling die moet bereikt worden. De tweedevoorwaarde - het rationele gebruik van verlichting -is een logica die moet gentegreerd worden van aanhet begin tot het einde van het project.NaastdeeisenbepaaldindenormNBNEN12464-1,zijndetebeschouwenparametersvoordeze twee voorwaarden verschillend.2.1 Het visuele comfortBovendeeisenindeNBNEN12464-1norm(gemiddeld verlichtingssterkteniveau, uniformiteit,UGRenkleurweergave-index),bestaanerookanderefactorenomvoldoendevisueelcomforttewaarborgen: Het evenwicht tussen de luminanties in het helelokaal(luminantiesvandeverschillendewan-den,vandewerkoppervlakken,vandecompu-terschermen, ); Dekleurtemperatuur.Dezeparameterisdanweleenpsychologischbegrip,maareristocheentendensomtekiezenvoorlichtbronnenmeteenlagegecorreleerdekleurtemperatuurvoorruimtesdieweinigverlichtzijnenaanlichtbronnen met een hoge gecorreleerde kleur-temperatuur voor goed verlichte ruimtes; Naastdekleurtemperatuurendekleurweerga-ve-index,ishetbijspecialetoepassingen(zoalsbeenhouwerijen,vishandels, )belangrijktekiezen voor bronnen met een uitstekende kleur-weergavevoordehoofdkleurvandegebruiks-voorwerpen; Voorvisueelcomfortishetookuiterstbelang-rijk dat er geen flikkering is. Dit hangt sterk afvan de voedingsfrequentie van de lichtbronnen.Bij 30.000 Hz kunnen de lokaalgebruikers geenenkel probleem van flikkering waarnemen; Deafwezigheidvanschaduwenmetinbegripvan de schaduwen van de gebruikers of eventu-ele meubelstukken -, in de werkzone of van ver-blinding door reflectie op blinkende oppervlak-ken of door het sluiereffect.2 Een kwaliteitsvol project volgens degestelde prioriteitenFiguur 25 : Koud licht (5.000 K)Figuur 26 : Neutraal licht (3.500 K)Figuur 27 : Warm licht (2.500 K)Figuur 24 : Kruithoff diagramZone A : WarmesfeerZone B :NeutralesfeerZone C :Koude sfeer24E e n k wa l i t e i t s v o l p r o j e c t v o l g e n s d e g e s t e l d e p r i o r i t e i t e nCode van goede praktijk voor Binnenverlichting2.2.2 Het verlichtingsbeheerHetverlichtingsbeheeriseenbelangrijkeparame-tervooreengoedeverlichtingsinstallatie.Dankzijeengoederegelingkantegelijkertijdhetvisuelecomfortverbeterdworden(antwoordopdevraagvan de gebruikers) en energie bespaard worden.Kunnen vermeld worden: Zonering; Tijdsregeling; Aan- of afwezigheiddetectie; Regeling van de geleverde lichtstroom in functievan het beschikbare daglicht; Programmeerbaarheid ( conserver note : autreterme utiliser).Zoneringmeteenafzonderlijkeregelingvandearmaturenkangerealiseerdwordendichtbijven-steropeningen, in grote kantoren of vergaderzalen.Dankzijeentijdsregelingkandeverlichtingvolle-digofgedeeltelijkuitgeschakeldwordenoptijd-stippen dat er niemand in het gebouw is (bv.: auto-matische uitschakeling om 19u00).Eenaan- en/ofafwezigheiddetectiemaakthetmogelijk de verlichting aan of uit te schakelen, infunctie van de bezetting van de lokalen (technischelokalendieweiniggebruiktworden,landschaps-kantoren,).Een regeling van de lichtstroom in functie van hetbeschikbare daglicht kan plaatselijk (per armatuur)of centraal (per armatuurgroep) gebeuren door hetopmetenvandeverlichtingssterkteophetwerk-vlakofvandeluminantievandevensteropeningensomszelfsinfunctievandegemetenverlich-tingssterkte buiten het gebouw.Demanierwaaropderegelingvandearmaturengebeurt,isechterafhankelijkvanhettypearma-tuur en van het type regeling.De regeling op basis van analoge signalen (spanningvan1tot10V)ofdigitalesignalen(systemendieinformatie overbrengen met behulp van communi-catieprotocollen van het type DALI of andere) kan2.2 Rationeel energiegebruikReeds vanaf de ontwerpfase van de verlichtingsinstal-latie dient rekening gehouden te worden met ratio-neel energiegebruik. De ontwerper ziet erop toe dat: DewaardenvandeNBNEN12464-1normnageleefdwordenzonderdatzebovenmatigoverschredenworden.Hetisaangewezenomhet niveau van de gemiddelde te verzekeren ver-lichtingssterkteindenormmetnietmeerdan20% te overschrijden; Gekozenwordtvoorkwaliteitsmateriaal(lam-pen, ballast1en armatuur); Naar boven gerichte lichtstromen beperkt wordtindelokalenwaardeonrechtstreekseverlich-ting niet noodzakelijk is; Dealgemeneverlichtingvanhetlokaalindematevanhetmogelijkeopeendoordachtemanier gecombineerd wordt met de verlichtingvan de werkzones; Enkeldenoodzakelijkehoeveelheid lichtgele-verd wordt, waar en wanneer nodig. Men moetdusdevoorkeurgevenaaneenverlichtingsbe-heer dat afhankelijk is van de activiteit, de aan-wezigheid, de natuurlijke verlichting, 2.2.1 Het genstalleerde vermogenDemeestdirectemanieromintespelenopdeinstallatieishetbeperkenvanhetgenstalleerdevermogenterwijltochhetcomfortvandegebrui-kers gegarandeerd blijft: het elektrische vermogen,dat gedefinieerd wordt door de som van alle arma-turen in een lokaal (met inbegrip van de gedecen-traliseerde armaturen), moet zo laag mogelijk zijn. We vermelden hier ter informatie enkele genstal-leerdevermogensvaneenverlichtingsinstallatiediemenenergetischgezienalsgoedontworpenkan beschouwen: max.2tot2,5W/m2per100luxvoorkanto-ren, leslokalen, max.3,5W/m2per100luxvoorgrotehalls(echter niet hoger dan 5 m); max. 3,5 W/m2per 100 lux voor circulatie.Een andere manier om het energieverbruik van deverlichtingsinstallatietebeperkenishetvoorzienvaneendegelijkverlichtingsbeheer.Inhetidealegeval worden de beide manieren gecombineerd.1 Voor ballasten moet men conform zijn met de Europeserichtlijn2000/55/CEdiesindsnovember2005hetgebruik verbiedt van ballasten van categorie C en D, als-ook naar de koninklijke besluiten die van toepassing zijn25E e n k wa l i t e i t s v o l p r o j e c t v o l g e n s d e g e s t e l d e p r i o r i t e i t e nCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingWanneer de wanden tussen de bureaumodulesofwerkpostenverplaatstworden,kunnendearmaturenenschakelaars,afhankelijkvandebehoeften,gemakkelijkandersingerichtwor-den via programmering van het regelsysteem; Deuitgebreideregelmogelijkheden.Bepaaldesystemen laten toe om, gecentraliseerd of gede-centraliseerd, de regelingen, de prestaties en deonderhoudsinformatie te wijzigen; De vereenvoudiging van het ontwerp en van deinstallatie,wantdeelektronica,devoedingscir-cuitsendeafstandsbedieningenkunnenvaaklos staan van de inrichting van de lokalen.Over het algemeen maakt de regeling van een ver-lichtingsinstallatieviasensorenencontrole-unitshet mogelijk om een energiebesparing te garande-ren. Het is echter belangrijk aandacht te bestedenaan het parasitair verbruik van het geheel, dat voorbepaalde systemen niet verwaarloosbaar is, of somszelfs energieverslindend.een invloed hebben op de bekabeling en/of op detoekomstige flexibiliteit van de regeling.Debedieningssystemenvoorverlichtingkunnenonderverdeeldwordeninschakelendeofmodule-rendesystemen,manueleofautomatischesyste-men en gecentraliseerde of gedecentraliseerde sys-temen.Hoewelindepraktijkallecombinatiesmogelijkzijn, zijn de meest gebruikte systemen de automati-schegedecentraliseerdeschakelaarincombinatiemetaanwezigheidsdetectie,detijdsschakelaar,deplaatselijkeautomatischeregelinginfunctievanhet daglicht en natuurlijk ook de klassieke manue-legecentraliseerdeofgedecentraliseerdeschake-laars.De technologie van de automatische bediening vanverlichting evolueert snel en er komen steeds mrgesofistikeerde systemen op de markt die het moge-lijkmakendeprestatiesteverbeteren,alsookdeflexibiliteitvandekantoren,detevredenheidvande gebruikers en het energetisch rendement.De voornaamste argumenten voor het plaatsen vaneen automatische bediening zijn: Energiebesparing:verminderingvandebrand-duur buiten de gebruiksperiodes van het lokaal,exploitatie van daglicht; De hoogste graad van tevredenheid van en com-fortvoordegebruikerdiedevisueleomgevingbeter kan controleren; De hoogste flexibiliteit voor de ruimtes (bijzon-der duidelijk bij kantoorverdiepingen), want deschakel- envariatiefunctieswordenonafhanke-lijkvandefysiekevoedingsbekabeling.Figuur 28 : Classificatie van de bedieningssystemen voorverlichtingAutomatisch ManueelGedecentraliseerd GecentraliseerdRegelaars SchakelaarsContinu ProgressiefSTURING26D e d i me n s i o n e r i n g v a n h e t p r o j e c tCode van goede praktijk voor Binnenverlichting3 De dimensionering van het projectn = (0,375 d) + 12,5 [-]Als het lokaal in de beschouwde richting tussen 5en 20 meter lang is, dan wordt het aantal rooster-puntenindezerichtingbepaaldmetbehulpvanvolgende formule:[-]Als het lokaal in de beschouwde richting tussen 2en5meterlangis,danwordthetaantalrooster-puntenindezerichtingbepaaldmetbehulpvanvolgende formule:[-]Als het lokaal in de beschouwde richting korter isdan2meter,danwordthetaantalroosterpuntenin deze richting bepaald met behulp van volgendeformule:n = 3 d [-]Demaaswijdte(afstandtussenderekenpunten)wordt dan bepaald door de afstand d te delen doorhetaantalroosterpuntenvolgensdebeschouwderichting.[m]Indevoorgaandeformulesisddelengtevanhetlokaalindebeschouwdekijkrichting,uitgedruktin meter.pdn

n d ( ) +[ ]134 10n d + ( )23103.1 De bepaling van deroosterpuntenTijdens de dimensioneringsfase van het project, wan-neermendeinstallatiewensttedimensionerenopbasis van berekeningen, is het noodzakelijk de roos-terverdeling van het berekeningsrooster aan te passenaan de afmetingen van de beschouwde oppervlakte.Hetishiervanbelangeenonderscheidtemakentussen de roosterverdeling die standaard wordt toe-gepast en de roosterverdeling van sportinstallatiesvastgelegd in de norm NBN EN 12193.3.1.1 StandaardroosterverdelingDeroosterverdelinggebeurtstandaarddoordebelangrijkstekijkrichtingen(longitudinaalentransversaal) te beschouwen. Voor elke kijkrichtingwordt een maaswijdte (p) berekend. Nota:demaaswijdteisperdefinitiedeafstandtussentwee meet- of dimensioneringspunten. Dezeafstandvarieertvoorde2kijkrichtingenafhankelijkvandeafmetingenvanhetlokaalenwordt bepaald op basis van de berekening van hetaantal roosterpunten (zie Figuur 29).Als het lokaal in de beschouwde richting langer isdan 20 meter, dan wordt het aantal roosterpuntenin deze richting bepaald met behulp van volgendeformule:Figuur 29: Variatievanhetaantalroosterpunteninfunctievandeafmetingenvanhetlokaalvolgensdebeschouwde kijkrichting27D e d i me n s i o n e r i n g v a n h e t p r o j e c tCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingFiguur 30 : Standaardroosterverdeling met afstanden a en b in de longitudinale en transversale richtingOngeachthetbeschouwdeoppervlakmoetenderoosterpunten in de mate van het mogelijke zoda-nig geplaatst zijn dat afstand tussen een punt vanderand/periferievanderoosterverdelingenderandvandebestudeerderuimtegelijkisaandehelft van de gebruikte afstand in deze richting.Figuur 31 : Standaard maaswijdte a en b in de longitudi-nale en transversale richtingenOpmerking: Het aantal roosterpunten voor de bepalingvan de maaswijdte, is de waarde die bekomen wordt metde formule die hoger wordt vermeld, naar boven afgerond(als bijvoorbeeld n = 4,3333 dan wordt het aantal roos-terpunten afgerond op 5).Degebruikteafmetingenwordend1end2genoemdenwordenuitgedruktinmeter.Hetisuiteraardsteedstoegelateneengroteraantalpun-ten te beschouwen.3.1.2 SportinstallatiesBij de dimensionering van sportinstallaties varieertde maaswijdte (afstand tussen twee meet- of reken-punten,uitgedruktinmeter)diegebruiktwordtvoor de dimensionering en de berekening, wat nor-maalgezien niet het geval is bij de dimensioneringvan binnenverlichting.Voor sportinstallaties is de maaswijdte (p) afhanke-lijk van: De beoefende sport; De geometrie van de installatie; De lichtverdeling van de genstalleerde armatu-ren; De verwachte nauwkeurigheid.Omdat het in de praktijk erg moeilijk is de maas-wijdte te bepalen in functie van al deze parameters,kan deze geschat worden met behulp van volgendeformule:p = 0,2 5log(d)waarbij p de maaswijdte is (uitgedrukt in meter); d de grootste afmeting van het referentievlak is(uitgedruktinmeter).Dewaardenvoordegrootsteafmetingenvanhetreferentievlakzijnpersportvastgelegd(voordemeestcourantbeoefende sporttakken in Europa).b/2baa/228D e d i me n s i o n e r i n g v a n h e t p r o j e c tCode van goede praktijk voor Binnenverlichting3.2 De reflectiecofficin-ten van de wandenDe reflectiecofficint van de wanden (%) is zeerbelangrijkophetniveauvandewaarnemingvanhet visuele comfort. Hij wordt gedefinieerd als dehoeveelheid lichtenergie die weerkaatst wordt dooreenoppervlakgedeelddoordehoeveelheidlicht-energie die het oppervlak ontvangt.3.2.1 Standaardreflectie-cofficintenIndienergeenspecifiekevoorschriftenzijnbijdedimensioneringvaneenontwerp,wordendevol-gende cofficinten als referentiewaarden genomen.Dezeoppervlakkenwordenstandaardalsperfectdiffuus beschouwd, wat natuurlijk een benaderingis. Het ligt echter niet zo ver van de werkelijkheid:de meeste bouwmaterialen zijn gewoonlijk heel dif-fuus(metuitzonderingvangepolijsteoppervlak-ken of inox materialen,)3.2.2 Specifieke reflectie-cofficintenVoormeergedetailleerdeberekeningenopbasisvanechtewaardenishetaangewezenrekeningtehouden met de rele reflectiecofficinten van dewanden die gebruikt worden.Deze informatie kan bekomen worden bij de leveran-ciers van materialen of aan de hand van metingen.De informatie verkregen bij de leveranciers bestaatbijvoorbeeld uit een RAL-code (kleurcode) die hetmogelijkmaaktviaconversienaardecolorimetri-scheruimte,deYxygegevenstebekomenendusvia Y de hemisferische reflectiecofficint.Decolorimetrischemetingvandematerialenmaakt het op haar beurt mogelijk om rechtstreeksde colorimetrische gegevens Yxy van het beschouw-de materiaal te bekomen en dus via Y de hemisfe-rische reflectiecofficint.Zo bekomt men: p = 0,2 m indien d = 1 m; p = 1 m indien d = 10 m; p = 5 m indien d = 100 m.Hetaantalroosterpuntenindelangsterichtingwordt gegeven door het gehele getal dat het dichtstde verhouding d/p benadert.Weverwijzennaarbijlage4.3Controleterplaatsevoordebepalingvanderoosterverdelingbijdecontrole ter plaatse.Tabel 6: Te beschouwen standaardreflectiecofficintStandaardreflectiecofficintPlafond 0,7Wanden 0,5Vloer 0,329B i j l a g e nCode van goede praktijk voor Binnenverlichtinggedetailleerdtebeschrijven(lamp,ballastenenvoorschakelapparatuur,steun,reflectoren/ofoptieken) ; Defotometrischeeigenschappenvandearma-tuur te verduidelijken (polair diagram van lich-tintensiteitincd/1.000lmvolgensdevlakkenC0/C180 en C90/C270, tabel van lichtintensi-teitincd/1.000lm,luminantietabelvoordenominalelichtstroomvandelamp,hemisferi-scherendementenvolgensdeCIE100classifi-catie, CIE-fluxcodes volgens het technische rap-portCIE52,CEN-fluxcodesvolgensdeNBNEN13032-2norm,lichtoppervlak,UGRvol-gens het technische rapport CIE 117).Hierondervindtueenvoorbeeldvaneentechni-sche fiche die kan gebruikt worden om een arma-tuur te beschrijven.4.1 Technische fiche vaneen armatuurOm het visuele comfort en de verlichtingsinstalla-tiezogoedmogelijkteontwerpen,ishetvanbelangdegeplaatstearmaturenzogedetailleerdmogelijk te beschrijven.Hiertoe is het aangewezen: Dereferentiesvandearmatuurindetailtebeschrijven(soortmateriaal,merk,referentiesvan de fabrikant); Beknoptdearmatuurtebeschrijven(algemeneeigenschappen); Teverduidelijkenofhettoestelgelijkvormig-heidsattesten of kwaliteitslabels heeft; Deverschillendeonderdelenvandearmatuur4 Bijlagen30B i j l a g e nCode van goede praktijk voor Binnenverlichting4.2 Standaard technische ficheTechnische fiche nr. xDatum: xx/xx/20xxReferentieMateriaal : Merk van het toestel : Referentie fabrikant : Beknopte beschrijving van de armatuur .GelijkvormigheidHet materiaal:K heeft een gelijkvormigheidattest van de fabrikantSoort attest: Reeks: Datum van inwerkingtreding: . Einddatum: K heeft kwaliteitslabels van de fabrikantSoort label:..K werd geproduceerd in een erkende fabriek: K werd geproduceerd volgens de beschermingsklasse: K werd geproduceerd volgens de schokbestendigheidsklasse IK-- : --BeschrijvingD.1.Lamp Merk : . Type : Nominaal vermogen : W Nominale lichtstroom * na 100 u werking : lm Kleurtemperatuur * : K Kleurweergave-index * : Omgevingstemperatuur voor optimale werking : C Gemiddelde levensduur* : uren* met ballast hernomen in D.2D.2.Hulpmiddelen(ballast) Merk : Type : K Ferromagnetische ballast : Klasse volgens richtlijn 2000/55/CE : Systeemvermogen : WK Elektronische ballast: Klasse volgens richtlijn 2000/55/CE : Systeemvermogen : W Ballast lumen factor (BLF volgens CIE 121) : 31B i j l a g e nCode van goede praktijk voor BinnenverlichtingD.3.Armatuur Beschrijving van de behuizing van de armatuur: (bijvoorbeeld: plaat, plaatdikte, corrosiewreedheid,lak, positie lampen, afmetingen van de armatuur,..) Beschrijving van het optisch systeem: (bijvoorbeeld: soort reflector, aluminiumkwaliteit, vorm van deschotten, bevestiging van de reflector op de steun, afschermhoeken, aansluiting van de reflector opde aarding,.) Beschrijving van het montagesysteem: (bijvoorbeeld: via draadstangen Fotos en detailplannen in bijlage (aantal) : Fotometrische eigenschappen van de armatuurE.1.Polairdiagramvanlichtintensiteitincd/1000lmVolgens de vlakken C0/C180 en C90/C270E.2.Tabelvanlichtintensiteitincd/1000lmVolgens de Gamma-vlakken C0 - C15 - C30 - C45 - C60 - C75 - C90 voor de vlakken gericht volgens stappen van telkens 5.E.3. Luminantietabel voor de nominale lichtstroom van delamp(In dezelfde vlakken als E.2.)E.4.Hemisferischerendementenvolgens CIE100classificatie Boven : % Onder : % Totaal: %E.5.FluxcodesCIECENCIE-fluxcodes volgens CIE 52 .N1 (= FC1/FC4) : .N2 (FC2/FC4) : .N3 (FC3/FC4) : .N4 (FC4/F) : .N5 (F/PHIS) : PHIS : lmCEN-fluxcodes, afgekort volgens NBN EN 13032-2 FCL1/FCL4 : FCL2/FCL4 : FCL3/FCL4 : DFF : LOR : E.6.Lichtoppervlak Lengte : mm Breedte : mm Lichtoppervlak : mm2E.7. Evaluatie van de verblinding volgens UGR overeenkomstig CIE 117 (tabel)Het is aangewezen voor de UGR-tabel het soort lamp, evenals de lichtstroom te verduidelijken waaraanvoornoemde tabel beantwoordt.32B i j l a g e nCode van goede praktijk voor Binnenverlichtingoneringovergenomen.Bijgebrekhieraanwordt een onderlinge afstand van 30 cm aan-geraden. Demeetpuntenwordensymmetrischinderuimte geplaatst. De gebruikte luxmeter dient een V() luxmetertezijn,geijktengecorrigeerdvoorcos().Deopgemetenwaardenterplaatsedienenboven-diengecorrigeerdtewordenmeteencorrectie-factorwaarbijrekeninggehoudenwordtmethet type lichtbronnen. De meting van de verlichtingssterkte gebeurt inelkroosterpuntzoalshierbovengedefinieerd.De luxmeter wordt evenwijdig met het verlichteoppervlakgeplaatst(horizontaalbijeenhori-zontaalwerkoppervlak,verticaalbijeenbord,diagonaal bij een hellende werkpost of tekenta-fel,).Voordehorizontaleverlichtingssterkteisdemeethoogtegelijkaandehoogtevanhetwerkvlak. Voormetingeninlokalenmetnatuurlijkever-lichting is de meest eenvoudige manier van wer-ken om nachtmetingen uit te voeren en eventu-eelkunstmatiglichtvanbuitenafaftescher-men.Indienditnietmogelijkis,dienendemetingenvandeverlichtingssterktein2stap-pen te gebeuren die in de tijd zo dicht mogelijkopelkaarvolgen:eeneerstestapwaarbijdemetinggebeurtmetdiffuusnatuurlijke(over-trokkenhemel)verlichtingenkunstverlichtingeneentweedestapmetenkelnatuurlijkever-lichting. Het verschil tussen de resultaten in eenzelfdepuntishetaandeelvandekunstverlich-ting in dit punt.4.3 Controle ter plaatseIndien een meting van de gemiddelde verlichtings-sterkte en van de uniformiteit van de verlichtings-sterkte ter plaatse noodzakelijk is, dienen volgendestappen gevolgd te worden: De metingen moeten gebeuren nadat de instal-latieintotaalminstenseenhonderdtalurengewerkt heeft. Alle meubilair dat niet gepreciseerd werd in hetlastenboekdientuithetlokaalverwijderdteworden. Bijmetingingevalvanbetwisting,dienendereflectiecofficinten van de wanden overeen testemmenmetdereflectiecofficintendieaan-bevolen worden in het lastenboek. Wanneer ditniet het geval is, dienen aanvullende computer-simulaties te worden uitgevoerd. Deinstallatiemoetminstens1uurvoorhetaanvattenvandemetingenaangezetworden.Voorgloei- enhalogeenlampenvolstaan15minuten van voorverwarming. Vooraleer over te gaan tot het meten van de ver-lichtingssterkte, is het noodzakelijk de voedings-spanning van de verlichtingstoestellen te meten(dezespanningmoetminimum220Vbedra-gen),alsookdeomgevingstemperatuurvanhetlokaal(indienergeenspecifiekevoorschrifteninhetlastenboekvermeldstaan,dientdetem-peratuur tussen 18 en 25C te liggen). Als dezetwee voorwaarden niet voldaan zijn, kunnen demetingen van de verlichtingssterkte niet wordenuitgevoerd. Omdemeetpuntentebepalen,dientdetemetenwerkzoneafgebakendteworden,zoalsvermeldinhetoorspronkelijkbestek.Idealiterwordtdewerkzonebegrensddooreenrecht-hoek. Voor werkoppervlakken van meer dan 10 m2isdeonderlingeafstandtussendemeetpun-ten max. 1 m. (Conform met addendum I vande NBN L14-002), er wordt echter geen enke-lemetinguitgevoerdopminderdan0,5mvan een wand, om randeffecten te vermijden. Voor kleinere werkoppervlakken of werkvlak-kendienietkunnenbegrensdwordendooreen rechthoek wordt de positie van de meet-punten die gebruikt werd tijdens de dimensi-Figuur 32 : Luxmeter V()33B i j l a g e nCode van goede praktijk voor Binnenverlichting Wanneerallemetingenwerdenuitgevoerdengecorrigeerd met de factoren die van toepassingzijn,ishetrekenkundiggemiddeldevandewaardenopdeverschillenderoosterpuntengelijk aan de gemiddelde verlichtingssterkte. Denauwkeurigheid van de bekomen meting wordtgeschatop5%.Deuniformiteitisdeverhou-ding tussen de minimale gemeten waarde en degemiddelde verlichtingssterkte. Het is belangrijk alle informatie samen te bren-genineenverslag(gemetenspanning,omge-vingstemperatuur,leeftijdvandeinstallatie,werkingsduurvrdemeting,inplantings-schets,gebruikteluxmeter,gebruiktecorrectie-factoren,typesaanwezigelichtbronnen,reflec-tiecofficint van de wanden, ).Figuur33:Afschermingvandevensteropeningd.m.v.afdekzeilenFiguur 34 : Opstellen van de luxmeter34R e f e r e n t i e s / B r o n v a n d e f o t o sCode van goede praktijk voor Binnenverlichting5 ReferentiesWijdankenvolgendebedrijvenvoorhunfotosenillustraties: Architecture et climat UCL, paginas: 23,33 CSTC WTCB, paginas: 7, 8, 17, 19, 25, 32, 33 ETAP N.V., paginas: 9, 10, 11, 15 Mitralux, paginas: 10, 12, 15 Philips Lighting, paginas: 9, 11, 23[BAK 1993] BakerN.,FanchiottiA.,SteemersK.,DaylightinginArchitecture,AEuropeanReference Book, James & James, 1993.[BAK 2003] Baker N., Steemers K., Daylight Design of Buildings, James & James, 2003, 250 blad-zijden.[BOD 1999] Bodart Magali, De Herde Andr, Guide d'aide l'utilisation de l'clairage artificiel encomplment l'clairage naturel, Ministre de la Rgion Wallonne, DGTRE DivisionEnergie, 1999, 197 bladzijden.[WTCB 2002] WTCB,Probe:Stap-voor-stap-renovatievankantoorgebouwenVooreenbeterbin-nenklimaat met minder energie, WTCB verslag nr 6, 2002, 75 bladzijden.[DIN 2006] DIN EN 12464-1 Zvei Leitfaden zud DIN EN 12464-1, 2005, 26 bladzijden.[REI 2002] ReiterSigrid,DeHerdeAndr,Lclairagenatureldesbtiments,MinistredelaRgion Wallonne, DGTRE Division Energie, 2002, 265 bladzijden.[RTV 01] RTV 01 Woordenschatgids voor de verlichtingskunde, BIN, september 2001.6 Bron van de fotos35Code van goede praktijk voor BinnenverlichtingBe l gi s c hI ns t i t u u t v o o r de Ve r l i c ht i ngs k u ndeI nf o r ma t i e e nc o nt a c tS e c r e t a r i a a t v a nhe t I BE - BI Vc / oVUB- T W- E T E C P l e i nl a a n21050Br us s e lTe l : +32/ ( 0) 2- 629. 28. 19F a x : +32/ ( 0) 2- 629. 36. 20E - ma i l : i be - bi v @v ub. a c . bewww. i be - bi v. be