Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

59
De burger als collega Cocreatie in liquidatieonderzoeken Master of Criminal Investigation Het uitvoeren van een masterproject wetenschap en opsporing (MWO) Leergang Recherchekundige Kernopgavenummer: 5302302 Politieacademie Apeldoorn

Transcript of Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

Page 1: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

De burger als collega Cocreatie in liquidatieonderzoeken

Master of Criminal Investigation

Het uitvoeren van een masterproject wetenschap en opsporing (MWO)

Leergang Recherchekundige

Kernopgavenummer: 5302302

Politieacademie Apeldoorn

Page 2: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

2

Samenvatting

De politie ziet de betrokkenheid van burgers bij de opsporing als noodzakelijk om de slagkracht van

de politie te vergroten. Daarbij wil zij de burger inzetten als opsporingsmedewerker en hiermee

toewerken naar een intensieve vorm van burgerparticipatie: cocreatie. Bij deze samenwerkingsvorm

formuleren politie en burger een gezamenlijke probleemdefinitie en werken ze vervolgens samen

aan een oplossing welke meerwaarde heeft voor beide partijen (Bekkers & Meijer, 2010; Centrum

Versterking Opsporing, 2011; Van der Hoeven, 2011 in Kop 2012:34). Naast de mogelijkheid om op

deze wijze de kennis, kunde en creativiteit van burgers in te zetten in opsporingsonderzoeken, wordt

de politie ook gedwongen om de samenwerking met burgers op te zoeken aangezien burgers steeds

meer mogelijkheden hebben om zelf op te sporen en hier ook gebruik van maken (De Vries, 2018).

Eenheid Amsterdam is regelmatig belast met liquidatieonderzoeken en vraagt zich of cocreatie met

burgers ook geschikt is voor dit type onderzoeken en op welke wijze. Want hoewel de politie de

ambitie heeft uitgesproken om te cocreëren met burgers, wordt niet toegelicht hoe dit vervolgens

gedaan kan worden.

In deze scriptie is onderzocht welke mogelijkheden er zijn voor cocreatie met burgers in

liquidatieonderzoeken. Hierbij is gekeken naar de huidige inzet van burgers in dit type onderzoeken,

eerdere vormen van cocreatie met burgers in andere opsporingsonderzoeken en de toegevoegde

waarde, voorwaarden en knelpunten van cocreatie met burgers in dit type onderzoeken. De

onderzoeksvragen zijn beantwoord middels een literatuurstudie gecombineerd met interviews met

teamleiders van liquidatieonderzoeken, een rechercheofficier, experts op het gebied van

burgerparticipatie bij de politie en coördinatoren van heimelijke opsporingsmethoden met burgers.

Uit de resultaten is gebleken dat de gevaarzetting in liquidatieonderzoeken een belangrijke al dan

niet bepalende rol speelt in hoe samenwerkingen tussen burgers en politie in liquidatieonderzoeken

eruit kunnen zien. De politie ervaart dat burgers bang zijn voor represailles uit de kring van de

verdachte(n) en daarom niet met de politie willen praten. Ook OM en politie zien een risico dat

verdachten burgers die een noemenswaardige bijdrage leveren aan een liquidatieonderzoek, niet

met rust zullen laten.

Zolang de criminele samenwerkingsverbanden (CSV’s) niet weten welke burgers samenwerken met

de politie in liquidatieonderzoeken kunnen de kansen op represailles verkleind worden alsmede de

angst van burgers hiervoor. Oplossingen voor het waarborgen van de anonimiteit van burgers liggen

in samenwerkingsvormen die niet in het procesdossier terecht komen en daarmee niet op zitting

besproken hoeven te worden. Hoewel de mogelijkheid van afscherming van informatie en identiteit

bestaat kunnen politie en OM deze afscherming niet garanderen aangezien de rechtspraak hierover

gaat.

Mogelijkheden voor vormen van cocreatie in liquidatieonderzoeken waarbij burgers anoniem kunnen

blijven en hun bijdrage niet hoeven te verantwoorden op zitting liggen in :

- (online) brainstormsessies waarbij burgers en politie samen opsporingsstrategieën,

hypothesen en scenario’s ontwikkelen.

- een samenwerking met (groepen) burgers die specifieke kennis of kunde bezitten die ze

kunnen uitleren aan de politie of samen met de politie kan inzetten. De politie kan zo op

eigen titel een proces-verbaal maken en hierover verantwoording afleggen.

- een proactieve samenwerking met burgers door samen met hen barrièremodellen gericht op

de liquidatieproblematiek te ontwikkelen en burgert bewust maken van signalen die wijzen

op liquidatieproblematiek.

Page 3: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

3

Het aspect van een gelijkwaardige samenwerking kan gewaarborgd worden door de inbreng van

alle actoren op gelijke wijze te handelen en mee te laten wegen. Dit kan door elkaar te controleren

op inhoud maar eventueel ook door een screening of opstellen van een convenant zodat het

wantrouwen richting burgers ten opzichte van contrastrategieën of onbetrouwbare informatie

verkleind kan worden. De toegevoegde waarde voor politie en burgers en daarmee de wederzijdse

afhankelijkheid wordt op basis van de theorie en enkele ervaringen verwacht maar dient verder

onderzocht en in de toekomst getoetst te worden.

Page 4: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

4

Inhoudsopgave

Samenvatting 2

Inhoudsopgave 4

Hoofdstuk 1 – Probleemverkenning 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Theoretisch kader 8

1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen 15

1.4 Leeswijzer 17

Hoofdstuk 2 – Onderzoeksmethoden 18

2.1 Ontwerp 18

2.2 Afbakening en operationalisering 18

2.3 Methodiek 19

2.4 Betrouwbaarheid en validiteit 21

Hoofdstuk 3 – Resultaten 22

3.1 Huidige inzet burgers in liquidatieonderzoeken 22

3.1.1 Informeren, raadplegen en advies 22

3.1.2 Stap hoger op de participatieladder 23

3.1.3 Ontwikkelingen en kansen 24

3.2 Bestaande vormen van cocreatie in opsporingsonderzoeken 26

3.2.1 Gezamenlijk brainstormen 26

3.2.2 Opsporingshandelingen 28

3.2.3 Betekenis voor liquidatieonderzoeken 29

3.3 Toegevoegde waarde 30

3.3.1. Onderzoeksresultaten 30

3.3.2 Legitimiteit 31

3.3.3 De burger 32

3.4 Voorwaarden 33

3.4.1 Veiligheid 33

3.4.2 Betrouwbare burger 34

3.4.3 Meerwaarde 34

3.5 Knelpunten & risico’s 36

3.5.1 Gevaarzetting 36

Page 5: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

5

3.5.2 Afscherming 37

3.5.3 Contrastrategieën 39

Hoofdstuk 4 – Conclusie 41

4.1 Conclusies 41

4.1.1 (On)mogelijkheden voor samenwerking met burgers 41

4.1.2 Cocreatie 42

4.1.3 Beantwoording centrale vraag 44

4.2 Beperkingen 45

4.3 Aanbevelingen 45

Literatuurlijst 47

Bijlagen 52

Topiclijst 53

Coderingsschema’s 54

Page 6: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

6

HOOFDSTUK 1 – PROBLEEMVERKENNING

1.1 Aanleiding

‘De burger krijgt de veiligheid die hij verdient, waar hij zelf aan meewerkt. We gaan behalve de

handhaving ook de opsporing meer met de burger vormgeven. Burgerparticipatie kent behalve het

informeren en adviseren tussen burger en overheid ook een verdergaande manier van samenwerking.

Dat kan zelfs leiden tot cocreatie, samen beslissen wat er gebeurt. Het is de ambitie van opsporing om

hier echt inhoud aan te geven.’

Strategie aanpak criminaliteit 2011-2015 - Raad van Korpschefs (2011:17)

Bij de politie gaat al een aantal jaar aandacht uit naar het betrekken van burgers bij de opsporing,

waaronder in de meer specifieke vorm van cocreatie. In de Strategie Aanpak Criminaliteit 2011-2015

staat geschreven dat de betrokkenheid van burgers noodzakelijk is om de slagkracht van de politie te

vergroten. Sterker nog: ‘Burgerparticipatie als onderdeel van de aanpak van criminaliteit moet veel

meer een structureel en essentieel onderdeel worden van de strategie en aanpak.’ (Raad van

Korpschefs, 2011:7). Hierbij kan een vergaande manier van samenwerking leiden tot een intensievere

vorm van burgerparticipatie, namelijk cocreatie. Eén van de rollen die burgers toebedeeld krijgen is

die van opsporingsmedewerker waarbij zij samen met de politie ‘puzzelen’ aan een opsporingszaak.

Burgers dienen niet alleen benaderd te worden om informatie te verstrekken maar ook om mee samen

te werken (Raad van Korpschefs, 2011).

Er zijn meerdere onderzoeken, artikelen en rapporten die het belang van het versterken van de

burgerparticipatie richting cocreatie in de opsporing benadrukken (Cornelissens & Ferwerda, 2010,

Land, M. van der, Stokkom, B. van & Boutellier, H., 2014 en Smilda & de Vries, 2014). Zo pleit Nicolien

Kop, lector Criminaliteitsbeheersing & Recherchekunde aan de Politieacademie, dat de politie zich een

treetje hoger op de participatieladder1 richting cocreatie moet begeven en meer de samenwerking

met burgers moet opzoeken (Kop, 2016). De kern van cocreatie tussen burger en politie wordt door

Kop omschreven als ‘een nieuwe vorm van burgerparticipatie waarbij politie en burgers een

gezamenlijke probleemdefinitie formuleren om vervolgens gezamenlijk aan een oplossing te werken’

en ‘een vergaande vorm van samenwerking waarbij burgers steeds meer invloed hebben op de aanpak

van onveiligheid c.q. criminaliteit’ (Bekkers & Meijer, 2010; Centrum Versterking Opsporing, 2011; Van

der Hoeven, 2011 in Kop 2012:34).

Het probleem dat ten grondslag ligt aan de ambitie om intensiever samen te werken met burgers

wordt geschetst in het onderzoeksrapport ‘Handelen naar waarheid’ (Huisman, Klerks, Kop, & Princen,

2016). Dit rapport betreft een sterkte- en zwakteanalyse van de opsporing. Eén van de drie conclusies

is dat de politie moeite heeft om vernieuwingen in de opsporing te implementeren en in te spelen op

de huidige ontwikkelingen in de maatschappij. Zo staat er geschreven:

‘Het innovatievermogen ten aanzien van het recherchevak is te beperkt; successen worden

onvoldoende gedeeld en geborgd. De opsporing maakt vakinhoudelijke veranderingen door, maar die

gaan niet snel genoeg om de maatschappelijke evolutie bij te houden. Initiatieven voor vakinhoudelijke

verbetering en vernieuwing van organisatievormen ontmoeten veel weerstand. ‘(Huisman et al.,

2016:90)

1 Zie theoretisch kader

Page 7: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

7

De opsporing wordt ‘ingehaald’ door private partijen en burgerinitiatieven en speelt onvoldoende in

op de snelle opeenvolgende (technologische) ontwikkelingen. Voor de rol van burgers in het

opsporingsproces geldt dat deze door maatschappelijke ontwikkelingen afgelopen decennia is

veranderd. Technologische innovaties hebben het mogelijk gemaakt dat de beschikking over

informatie groter is, informatie sneller en met meer mensen gedeeld wordt en de toegang tot

expertise van anderen ook groter is. Daardoor kunnen en willen burgers zelf opsporen en beschikken

zij over snellere en betere opsporingshandelingen dan de politie. Dit is terug te zien in de

vermissingszaak van Anne Faber (2017). In het politievakblad Blauw vertelt Hans, oom van Anne, dat

hun eigen zoektocht naar Anne was uitgegroeid tot een parallel Team Grootschalige Opsporing (TGO).

Ze hadden hun eigen expertise in huis gehaald en verschillende teams samengesteld die er alles aan

deden om Anne terug te vinden. ‘Achteraf hoorde ik dat we net zover waren als het TGO, tot het

moment dat de dader in beeld kwam’ aldus Hans Faber. Hij adviseert de politie om meer gebruik te

maken van kennis die er onder burgers is en niet alles zelf hoeft te doen (Faber, H., in van Dorp, L.,

2018). Zo wist iemand bijvoorbeeld zijn kennis van fietsroutes te combineren met het tijdstip van een

regenbui, Anne’s telefoongegevens en fietssnelheid en adviseerde vervolgens waar naar Anne gezocht

moest worden (NOS, 2017). Hoewel dit niet de vindplaats van Anne is geweest, zijn dit

onderzoeksmethoden die toegepast kunnen worden in andere opsporingsonderzoeken.

Dit voorbeeld laat twee overwegingen zien: allereerst hebben burgers kwaliteiten, kennis, capaciteit

en motivatie die ingezet kunnen worden in een opsporingsonderzoek. In het rapport ‘Handelen naar

waarheid’ wordt geconcludeerd dat de politie vakinhoudelijk niet snel genoeg inspeelt op de

technologische en maatschappelijke ontwikkelingen en wordt ingehaald door burgers. Echter, zoals

Hans Faber heeft aangegeven, moet de politie juist meer een beroep doen op de kennis en kunde van

burgers in plaats van dit te zoeken in de eigen organisatie.

Ten tweede laat de opsporingszaak van Anne Faber zien dat de politie niet om burgerparticipatie, of

zelfs burgeropsporing heen kan. Arnout de Vries, werkzaam bij TNO, doet onderzoek naar

burgerparticipatie en burgeropsporing en stelt dat het een feit is dat burgers opsporen en hiertoe

steeds meer mogelijkheden hebben. De politie moet dit niet negeren of proberen te beperken, het

gebeurt toch wel. De politie dient daarom juist burgerparticipatie en opsporing te faciliteren en in

goede banen te leiden om zo de vruchten te plukken van de kwaliteiten van burgers (De Vries, 2018).

De politie wil dus niet alleen een intensievere samenwerking met burgers bewerkstelligen, zij wordt

hier ook door burgers toe gedwongen.

Cocreatie in liquidatie-onderzoeken

De chef Generieke Opsporing van politie-eenheid Amsterdam is op de hoogte van het doel om

burgerparticipatie te vergroten en inhoud te geven aan cocreatie in de opsporing. Hij juicht de

toepassing van vernieuwende inzichten en werkwijzen toe, ook als deze voortkomen uit een intensieve

samenwerking met burgers. Burgerparticipatie in de vorm van informeren en raadplegen van burgers

is sinds jaar en dag een vast onderdeel van de opsporing. En het benaderen van experts voor advies is

geen onbekend terrein voor de recherche. Echter staat cocreatie in de kinderschoenen en heeft de

chef er nauwelijks tot geen ervaring mee in opsporingszaken. Daarbij kent criminaliteit vele

verschijningsvormen en vraagt elke vorm om een andere aanpak van zowel politie als van burgers.

Een specifieke vraag die hierbij vanuit de chef naar voren komt is of er intensiever samengewerkt kan

worden met burgers in de vele liquidatiezaken die eenheid Amsterdam kent. Een liquidatie wordt

gezien als een ‘afrekening binnen het criminele milieu’ (van Gestel en Verhoeven, 2017). Deze

liquidaties spelen zich voornamelijk af in een onderwereld van georganiseerde criminaliteit, drugs en

Page 8: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

8

excessief geweld. Verschillende criminele groeperingen binnen de drugshandel strijden om hun

machtspositie en wanneer afspraken niet worden nagekomen heeft dit, in het ergste geval, een

liquidatie tot gevolg. Uit recent onderzoek (van Gestel et al., 2017) blijkt dat de drempel voor het

plegen van een liquidatie afgelopen jaren lager is geworden, de wapens en het geweld dat wordt

gebruikt zwaarder en er meer (jonge) mensen bereid zijn om een liquidatie te plegen. Ook is een proces

van professionalisering gaande waarbij criminelen gebruik maken van observatiemethoden en

contrastrategieën ten opzichte van andere criminelen maar ook ten opzichte van de politie (van Gestel

et al., 2017). Tevens komt naar voren dat ‘silence by killing’ als motief geldt voor een liquidatie: iemand

wordt het zwijgen op gelegd wanneer het vermoeden bestaat dat deze persoon met de politie praat.

‘Hier kan tevens een dreigende werking vanuit gaan naar andere personen toe.’ (van Gestel et al.,

2017:15).

Enerzijds wil de politie alle mogelijke middelen aangrijpen om deze liquidatiegolf te doen stoppen en

daders op te pakken. Nieuwe opsporingsmethoden worden hierbij op de voet gevolgd. Nu de politie

als doel heeft gesteld om burgers meer te betrekken bij de opsporing rijst de vraag wat dit kan

betekenen voor de liquidatieonderzoeken. De verwachte meerwaarde van cocreatie is groot,

grotendeels gebaseerd op wat er in theorie hierover wordt gesteld. Het zou de politie meer kwaliteit,

efficiëntie en legitimiteit op kunnen leveren (Bekkers & Meijer, 2010)2. Geldt dit ook voor

liquidatieonderzoeken en op welke wijze moet de politie dit dan aanpakken?

Anderzijds roept het feit dat liquidaties sterk verbonden zijn met georganiseerde criminaliteit in de

onderwereld, de vraag op of burgers middels een samenwerking in dit opsporingsproces, hiermee in

aanraking moeten komen. Op welke wijze en onder welke voorwaarden kan dit?

Uit bovenstaande aanleiding wordt het praktijkprobleem duidelijk: is cocreatie als

samenwerkingsvorm met burgers, geschikt om in te zetten in liquidatieonderzoeken en zo ja, op welke

wijze? Alvorens de doelstelling, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden van dit onderzoek te

formuleren wordt in het theoretisch kader eerst verder ingegaan op het concept ‘cocreatie’.

1.2 Theoretisch kader

De toegenomen aandacht voor burgerparticipatie bij de politie kan in het licht gezien worden van een

bredere maatschappelijke ontwikkeling waarin een verschuiving van verzorgingsstaat naar

participatiesamenleving is te zien. Veertig jaar geleden publiceerde het Sociaal en Cultureel

Planbureau al een rapport waarin de participatiemaatschappij als ideaal werd gesteld. Hierbij lag de

nadruk op vorming, ontwikkeling en inspraak van burgers. In de jaren daarna werd het concept van

een participatiemaatschappij telkens opnieuw onder de aandacht gebracht door de overheid waaraan

verschillende, deels overlappende motieven ten grondslag lagen: bezuinigen op de verzorgingsstaat,

verhogen van de arbeidsdeelname, bevorderen van de sociale cohesie, vergroten van zelfredzaamheid

en eigen verantwoordelijkheid (Hurenkamp, 2013).

Het themanummer ‘Burgerparticipatie in veiligheid’ van Justitiële verkenningen (WODC, 2016) zoomt

in op burgerparticipatie in het veiligheidsdomein en noemt drie oorzaken voor de opkomst van

burgerparticipatie. Allereerst worden burgers steeds mondiger doordat men ontevreden is over en

afstand voelt tot het overheidsbeleid. Ook de ontwikkelingen in de informatie- en

2 Zie theoretisch kader

Page 9: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

9

communicatietechnologie geven burgers meer mogelijkheden om zich te verenigen en van zich te laten

horen. Ten tweede groeit het besef dat de politie niet alleen verantwoordelijk is voor een veilige

samenleving en dit niet alleen kan bewerkstelligen. Terpstra en Kouwenhoven (2004) noemen de

toegenomen (complexe) criminaliteit en onveiligheid als reden om als overheid de samenwerking met

andere partijen op te zoeken. Als derde wordt de toename van burgerparticipatie als kostenbesparing

gezien: burgers nemen ‘gratis’ taken van de overheid op zich.

De responsabilisering-strategie van criminoloog Garland (2001) sluit aan op het besef dat de overheid

niet als enige verantwoordelijk is voor veiligheid in de samenleving. Burgers, bedrijven en organisaties

kunnen hierin van betekenis zijn en de overheid wil met deze partijen samenwerken om zo veiligere

samenleving te bewerkstelligen. Volgens Garland neemt de overheid op deze wijze een coördinerende

rol op zich in het veiligheidsdomein. Garland noemt dit ‘governing-at-a-distance’ (Garland in: Terpstra

en Kouwenhoven, 2004: 39).

Naast de bovengenoemde ontwikkelingen heeft de komst van internet, sociale media en allerhande

nieuwe technieken, de mogelijkheden voor burgerparticipatie doen toenemen. De politie heeft altijd

al een beroep gedaan op de kennis van burgers. Zo is de politie nergens zonder aangiftes,

getuigenverklaringen en informatie waar burgers over beschikken (Reiner, 2010). Ook worden burgers,

bijvoorbeeld via het televisieprogramma Opsporing Verzocht, al sinds jaar en dag gevraagd uit te kijken

naar vermiste personen en verdachten te identificeren. Tegenwoordig kan sneller en met gemak een

grotere of specifieke groep mensen worden bereikt en wordt meer informatie opgeslagen en gedeeld.

Daardoor is meer informatie te vinden, ook door burgers. Mede door deze ontwikkelingen ontstaan

bij burgers initiatieven om een bijdrage te leveren aan de opsporing. Voorbeelden hiervan zijn

grootschalige zoekacties naar vermiste personen, burgers die zelfstandig undercoveracties starten om

pedofielen op te sporen of speurders die internet afstruinen op zoek naar informatie met betrekking

tot misdrijven (Schreuder, 2017). De meest bekende initiatieven waarbij een beroep wordt gedaan op

burgers zijn Burgernet en Amber Alert. Maar wat maakt samenwerking tussen burgers en politie nu

tot cocreatie?

Cocreatie

De aandacht voor het concept cocreatie komt uit de commerciële sector. De kern van cocreatie is dat

de eindgebruiker actief betrokken wordt bij het ontwerpen van een product of dienst. Door het delen

van kennis en ervaringen van zowel klant als producent kunnen vraag en aanbod beter op elkaar

afgestemd worden en leidt dit tot waardevermeerdering en innovatie (Prahalad & Ramaswamy, 2004).

Het doel is waarde creëren voor beide partijen. Interactie tussen beide partijen is hierbij van essentieel

belang (Wikström, 1996 en Prahalad & Ramaswamy, 2004).

De voorwaarden voor succesvolle cocreatie hebben Prahalad & Ramaswamy (2004) in het DART-model

weergegeven:

• Dialogue: Een dialoog tussen beide partijen levert inzicht op in de wensen en mogelijkheden

van beide partijen. Daarnaast creëert het begrip voor de ander. Zo wordt een completer beeld

geschetst van een probleem of situatie en kan een completere oplossing gevonden worden.

• Acces: Toegang tot alle informatie en middelen die er zijn met betrekking tot het probleem

waarbij er geen sprake is van een ongelijke informatiepositie.

Page 10: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

10

• Risk-benefits: Door de toegang en transparantie heeft de consument een compleet beeld van

de kosten en baten van een product of dienst en kan zij hier een weloverwegen oordeel over

vellen of keuzes in maken.

• Transparancy: Openheid over het proces, keuzes en informatie.

Publieke sector

Cocreatie toegepast in de publieke sector uit zich in interactieve beleidsontwikkeling en/of een

interactieve uitvoering daarvan. Hierbij worden meerdere van elkaar afhankelijke partijen zoals

gemeenten, burgers en bedrijven ingeschakeld bij de aanpak van een gezamenlijk probleem of

probleemopvatting en werken ze daarbij samen op basis van gelijkwaardigheid (Alford 2009, Bekkers

& Meijer 2010, Bekkers e.a. 2014). De onderliggende aanname is dat de inbreng en het potentieel van

bijvoorbeeld burgers benut dient te worden om een probleem zo goed mogelijk aan te pakken (Bekkers

& Meijer, 2010). Hoewel het eindresultaat nooit naar volle tevredenheid van elke betrokken partij kan

zijn, is het de bedoeling om wederzijds voordeel te halen uit de samenwerking en daarmee een betere

dienst te creëren of een probleem succesvol aan te pakken.

Cocreatie als samenwerkingsvorm kan gericht zijn op het besluitvormingsproces, het ontwerpen van

beleid en op de uitvoering ervan of een combinatie hiervan. Het betrekken van andere partijen zoals

burgers bij het aanpakken van een gezamenlijk probleem kan op verschillende wijzen en niveaus

plaatsvinden. Bestuurskundige Arnstein (1969) heeft een participatieladder als instrument ontwikkeld

om verschillende vormen van bestuur in te delen naar de mate van interactiviteit en participatie van

burgers. Hoe hoger op de ladder hoe meer macht en invloed burgers hebben. Edelenbos en Monnikhof

(2001) hebben dit instrument aangepast aan het Nederlands bestuursmodel. Deze participatieladder

(figuur 1) wordt gebruikt om de mate van burgerparticipatie binnen het Nederlands bestuur en binnen

de politie in te delen. Cocreatie bij de politie wordt gezien als een specifieke, nieuwe vorm van

burgerparticipatie waarbij burger en politie samenwerken aan de oplossing van een gezamenlijk

probleem (Kop 2012:34). Daarbij is het van belang dat de samenwerking voor zowel politie als burger

waarde creëert aangezien er anders geen motivatie bestaat voor de samenwerking (Kop 2012b).

Hieronder volgt een beschrijving van het model, toegepast op de politieorganisatie. Op deze wijze is

te zien waar cocreatie staat ten opzichte van andere vormen van burgerparticipatie. Het model

onderscheid vijf niveaus van participatie:

Figuur 1: Participatieladder

Bron: Edelenbos en Monnikhof 2001:242

Page 11: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

11

1) Informeren

De laagste trede van de participatieladder staat voor eenzijdige communicatie vanuit politie richting

burgers. Voorbeelden hiervan zijn waarschuwingen voor woning- of auto-inbraken in een bepaalde

buurt. Burgers hebben nagenoeg geen invloed op het politiewerk.

2) Raadplegen

Het raadplegen bestaat uit burgers vragen om informatie zoals getuigenverklaringen. Deze vorm van

burgerparticipatie komt het meeste voor, denk hierbij aan de inzet van Burgernet, het uitzenden van

een Amber Alert en het televisieprogramma Opsporing Verzocht. Hoewel burgers met belangrijke

informatie voor het opsporingsproces kunnen komen, hebben ze geen invloed op wat de politie met

de ontvangen informatie doet.

3) Adviseren

Burgers worden vanwege een specifieke expertise om advies gevraagd. De politie vraagt bijvoorbeeld

om de input van een externe deskundige wiens kennis van bepaalde zaken een bijdrage kan leveren

aan de oplossing van een misdrijf. Het advies wordt als een gelijkwaardige inbreng gezien maar de

politie beslist wat ze met het advies doet.

4) Coproduceren3

Bij coproductie werken politie en burger als gelijkwaardige partners aan een gezamenlijk probleem.

Een gezamenlijk probleem kan direct gerelateerd zijn aan een specifieke groep burgers, zoals

onveiligheid in een bepaalde woonwijk. Het kan echter ook gaan om een misdrijf waarbij burgers niet

direct betrokken zijn maar wel de probleemopvatting de politie delen zoals het willen straffen van de

daders of het voorkomen van dergelijke misdrijven in de toekomst. Er kan bijvoorbeeld gebruik

worden gemaakt van de denkkracht van burgers. Zo heeft de politie enkele malen een

opsporingsonderzoek online geplaatst waarop burgers meewerkten aan hypothese en

scenariovorming. Ook de inzet van burgerrechercheurs, burgerinfiltranten of het gebruik maken van

de vaardigheden van IT-experts in de strijd tegen cybercrime kunnen gezien worden als

coproductie/cocreatie.

5) Meebeslissen

Op de laatste trede van de participatieladder is de invloed van burgers het grootst omdat alle

betrokken partijen/belanghebbenden een gelijkwaardige inbreng hebben en overgaan tot een

gezamenlijke besluitvorming leidt. De politie heeft hier slechts een adviserende rol. Deze wijze van

werken wordt ook wel een verschuiving van burgerparticipatie naar politieparticipatie genoemd

(Kerstholt & de Vries in politievakblad ‘Blauw’, jg.80/nr.5/18).

De genoemde vormen van participatie op de eerste drie treden worden veelvuldig ingezet door de

politie. De invloed van burgers is beperkt: zij geeft de politie informatie en heeft geen invloed op

verdere acties van de politie. De politie houdt de regie. Dit is bij de laatste twee treden niet of in

mindere mate het geval en deze worden dan ook gezien als vormen van cocreatie bestaande uit

3 De termen coproductie en cocreatie worden vaak door elkaar heen gebruikt maar soms ook als twee verschillende begrippen gezien. Bekkers e.a. (2014) en Evers en Ewert (2012) noemen dat er in literatuur geen groot verschil is te vinden tussen de twee concepten In deze scriptie wordt gebruik gemaakt van de term cocreatie.

Page 12: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

12

gezamenlijk ontwikkelen, uitvoeren en/of besluiten. Samenwerking als gelijkwaardige partners staat

centraal. Hierbij kunnen overheid (politie) en burger cocreëren (Bekkers & Meijer (2010) zoals bij een

app die momenteel wordt ontwikkeld waarbij burgers hun eigen opsporingsdossier samenstellen en

deze kunnen versturen naar de politie (Bouma, 2019). Door meerdere partijen te betrekken bij de

ontwikkeling van deze app, wordt vanuit verschillende visies gekeken naar waar de app aan moet

voldoen. Daarnaast leidt de app, zodra deze in gebruik wordt genomen, ook tot cocreatie aangezien

de burger samen met de politie werkt aan een opsporingsdossier.

Burgers kunnen ook onderling cocreëren. Bekkers & Meijer (2010) stellen dat hier gaat om cocreatie

in een gemeenschap. Een voorbeeld hiervan zijn burgers die pedofielen ‘ontmaskeren’: een aantal

jongeren maakten via het account van een 15-jarige jongen op een sekschatsite afspraken met

vermeende pedofielen. Wanneer het uitliep op een afspraak, werden de vermeende pedofielen

geconfronteerd met het bewijs dat de jongens inmiddels verzameld hadden. Dit alles werd door de

jongens gefilmd en vervolgens op YouTube gezet. Een aantal van deze vermeende pedofielen hebben

zichzelf vervolgens aangegeven bij de politie (Laconi op AD.nl, 1 april 2017). De cocreatie bestaat hier

uit burgers die onderling samenwerken om pedofielen te straffen door vermeende pedofielen

publiekelijk aan de schandpaal te nagelen. Tevens willen deze burgers hiermee voorkomen dat

anderen overgaan tot pedofilie.

Begripsbepaling

De participatieladder (Edelenbos & Monnikhof, 2001) laat zien hoe de overheid burgers steeds

intensiever bij de totstandkoming en uitvoering van beleid kan betrekken en kijkt hierna vanuit het

perspectief van de overheid. Deze scriptie richt zich op cocreatie tussen politie en burger zoals bij de

participatieladder is omschreven. De voornaamste reden hiervoor is dat in deze scriptie wordt

onderzocht wat de mogelijkheden voor de politie (overheid) zijn om te cocreëren met burgers (in

liquidatiezaken) en hiermee wordt hoofdzakelijk gekeken vanuit het perspectief van de politie.

Daarnaast wordt cocreatie binnen de politie gezien als een onderdeel van het bredere concept

burgerparticipatie, vergelijkbaar zoals op de participatieladder.

Op basis van de aangehaalde literatuur wordt cocreatie in deze scriptie gedefinieerd als een intensieve

samenwerkingsvorm tussen politie en burger met de volgende kenmerken:

- Gezamenlijke ontwikkeling van ideeën, uitvoeren van acties en/of besluitvorming

- Van elkaar afhankelijke partijen

- Gelijkwaardige samenwerking

- Wederzijds voordeel

Deze vier kenmerken worden kort toegelicht:

1) Gezamenlijke ontwikkeling van ideeën, uitvoeren van acties en/of besluitvorming

Bekkers & Meijer (2010) geven aan dat cocreatie kan plaatsvinden bij beleidsvorming en de uitvoering

daarvan. Voor de opsporing betekent dit zowel samen met burgers nadenken in opsporingszaken als

de uitvoering van en ondersteuning aan opsporingshandelingen. Ook Bekkers e.a. (2014)

onderscheiden burgers als mede-uitvoerders en medeontwerpers. Ze voegen daar nog een derde type

aan toe in de vorm van burgers als ‘aanjagers’. In dit geval ontwerpen en/of voeren burgers uit en

haakt de overheid hierop aan. Dit sluit aan bij het concept politieparticipatie (Kerstholt & de Vries,

2018) en burgers die onderling cocreëren (Bekkers & Meijer, 2010).

Page 13: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

13

2) Van elkaar afhankelijke partijen

Bij cocreatie is het van belang dat de betrokken partijen van elkaar afhankelijk zijn met betrekking tot

hetgeen ze willen bereiken. Wanneer dit niet het geval is, is er geen noodzaak tot samenwerking

aangezien de partijen ook zonder elkaar het resultaat kunnen bereiken. Voor politie en burgers geldt

dat er altijd een zekere mate van wederzijdse afhankelijkheid bestaat aangezien burgers de politie

nodig hebben voor de macht en middelen om criminaliteit aan te pakken en het creëren van een veilige

samenleving. Daarnaast heeft de politie burgers nodig voor kennis, expertise en informatie.

3) Gelijkwaardige samenwerking

In relatie tot het concept cocreatie in de publieke sector wordt een gelijkwaardige samenwerking

gezien als een samenwerking waarbij van hiërarchie geen of minder sprake is en de inbreng en rol van

betrokken actoren even serieus genomen wordt (Fischer, 2009). Dit kan bewerkstelligd worden door

alle betrokken actoren gelijke kansen te geven om inbreng te leveren. Deze inbreng dient meegewogen

en medebepalend te zijn voor de uitkomsten (Edelenbos 200:40). Een kanttekening hierbij is dat de

overheid de formele verantwoordelijkheid en macht heeft en gaat over de goedkeuring van besluiten

(Teisman e.a., 2004).

Voor de opsporing geldt dat de politie wettelijk gezien bevoegdheden en plichten heeft waarover

burgers niet beschikken. Dit kan een spanning veroorzaken op het gebied van een gelijkwaardige

samenwerking. Wettelijk gezien is de opsporing de taak van de officier van justitie en

opsporingsambtenaren (art. 132a, 141, 142 en 148 Sv) en heeft een officier van justitie of een rechter

het laatste woord wanneer het bijvoorbeeld gaat over het inzetten van bijzondere

opsporingsmethoden of de aanhouding van een verdachte. Omdat politie en burger nu eenmaal

verschillende rollen met de daarbij behorende bevoegdheden en plichten hebben in het

opsporingsproces, wordt in dit onderzoek met gelijkwaardige samenwerking bedoeld alle betrokken

actoren als gelijkwaardige partners worden gezien alsmede hun inbreng.

4) Wederzijds voordeel

Alle betrokken actoren moeten profijt hebben van de samenwerking omdat dit als motivator geldt om

de samenwerking met elkaar aan te gaan. Voor de politie en burgers geldt dat de samenwerking voor

hen beiden iets moet opleveren. De partijen hoeven en kunnen het niet op alle vlakken met elkaar

eens zijn maar het eindresultaat moet wel beide belangen bedienen (Tops, 1996).

De motieven voor cocreatie

De meerwaarde van cocreatie in de publieke sector is nauwelijks getest echter worden in de literatuur

motieven voor cocreatie genoemd waarbij de (verwachte) meerwaarde van cocreatie wordt

beschreven.

Bekkers en Meijers (2010) noemen kwaliteitsverbetering als overheidsmotief om cocreatie in te zetten.

Dit laat zich vertalen naar het benutten van kennis en expertise van burgers die de overheid niet in

huis heeft. Ook kan het betrekken van andere partijen bij het formuleren en interpreteren van beleid

leiden tot inhoudelijke verrijking. Wanneer meerdere partijen bij elkaar komen kan de diversiteit aan

ideeën van deze partijen leiden tot innovatie en meer complete oplossingen (Pröpper & Steenbeek,

2001:34 in Bekkers & Meijer 2010).

Het gebruik maken van de kennis, kunde en diversiteit aan ideeën van burgers kan bij de politie leiden

tot snellere en betere (opsporings-)resultaten. De politie kan gebruik maken van de denkkracht van

burgers en daarmee gaat zij onder andere tunnelvisie in haar eigen organisatie tegen. Verder

Page 14: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

14

ontwikkelt de politie in samenwerking met burgers nieuwe opsporingsmethoden die bijvoorbeeld voor

meer efficiëntie en snelheid kunnen zorgen in het opsporingsproces. De in ontwikkeling zijnde

opsporingsapp is hier een voorbeeld van (de Vries, 2018). Belangrijk om te noemen is dat cocreatie

niet wordt ingezet omdat de politie het zelf niet kan maar omdat een samenwerking tussen burger en

politie een versterkend effect heeft: kennis en kunde worden vanuit verschillende perspectieven

gebundeld (Kop, 2013).

Daarnaast noemen Bekkers en Meijer (2010) vergroten van legitimiteit van beleid als overheidsmotief

om cocreatie in te zetten. Allereerst zal de overheid middels cocreatie meer bewust worden van

ontwikkelingen in de samenleving en voorkeuren van burgers. Dit zorgt ervoor dat de overheid haar

beleid meer afstemt op de wensen van burgers. Ten tweede zal de overheid, wanneer zij in

samenwerking met burgers beleid ontwikkelt, meer draagvlak bij burgers creëren voor dit beleid.

Burgers kunnen door samen met de overheid beleid te ontwerpen enerzijds hun eigen belangen

behartigen. Anderzijds kunnen burgers hierdoor ook meer begrip krijgen voor beleid dat afwijkt van

hun eigen wensen omdat ze door de samenwerking weten waarom bepaalde keuzes worden gemaakt.

Dit levert meer steun en minder weerstand op vanuit de samenleving.

De politie heeft ook legitimiteit nodig zodat burgers de politie vertrouwen, accepteren en hun

optreden als rechtvaardig zien (Van der Vijver, 2006:21 en Veltman, 2011:11). Dit kan door burgers

inzicht te geven in het werk van de politie en haar tevens een terugkoppeling te geven over wat

bepaalde inspanningen van burgers hebben opgeleverd. Het vergroten van deze openbaarheid leidt

tot meer vertrouwen in de politie, hetgeen leidt tot meer legitimiteit (Bekkers & Meijer, 2010). In het

onderzoek van Cornelissens & Ferwerda (2010) naar burgerparticipatie in de opsporing geven burgers

aan dat hun vertrouwen in de politie is toegenomen nadat ze mee hebben gedaan aan een

burgerparticipatieproject. Kop (2013) noemt een verbeterd imago van de politie een mogelijk

bijkomend effect van cocreatie maar geeft tevens aan dat hier meer onderzoek naar gedaan moet

worden.

Motieven van burgers

Bekkers & Meijer (2010) beargumenteren dat de motieven van burgers om samen te werken met de

overheid in de volgende categorieën geschaard kunnen worden:

- Dienen van het publiek belang: burgers zetten zich ergens voor in omdat ze het belangrijk

vinden ook al winnen ze er zelf niets mee. Een voorbeeld hiervan zijn burgers die zich inzetten

bij het terugvinden van een vermist persoon.

- Dienen van het groepsbelang: burgers zetten zich in voor het belang van een bepaalde groep.

Een voorbeeld hiervan zijn de ‘pedojagers’ die kinderen proberen te beschermen door

vermeende pedofielen op te sporen. Of burgers die de veiligheid in hun eigen buurt willen

vergroten. In Rotterdam zijn buurtpreventieteams opgezet, bestaande uit bewoners die

toezicht houden in de wijk (Gemeente Rotterdam, z.d.).

- Dienen van het eigenbelang: burgers die zelf slachtoffer zijn van een misdrijf en hier de dader

van willen pakken. Ze willen hun eigen veiligheid vergroten en/of dat de dader gestraft wordt.

Er worden daarnaast nog andere motieven genoemd zoals sensatie, verhogen van pakkans of grip op

eigen veiligheid (Bekkers & Meijer, 2010). Deze motieven kunnen onder ‘eigen belang’ of ‘publiek

belang’ (verhogen pakkans) worden geschaard.

Page 15: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

15

Risico’s

Van cocreatie worden niet alleen voordelen verwacht. De meest genoemde risico’s bij een intensieve

samenwerking tussen burgers en de politie zijn:

- Burgers vernietigen (onbedoeld) belangrijke sporen of door burgers verkregen bewijs is niet

te herleiden (N., 2012);

- Burgers kunnen voor ‘eigen rechter’ spelen, verdachten opzoeken of (digitaal) aan de

schandpaal nagelen terwijl de daad (nog) niet rechtmatig bewezen is (N. Kop 2012,

Cornelissens en Ferwerda, 2010);

- Burgers zijn niet bevoegd om allerhande opsporingsactiviteiten uit te voeren en daardoor kan

verkregen bewijsmateriaal onrechtmatig zijn (Cornelissens en Ferwerda, 2010);

- Om privacy of strategische redenen kan de politie niet alle informatie met betrekking tot een

opsporingsonderzoek delen. Hierdoor kan de inbreng van een burger irrelevant zijn of niet

waardevol (Cornelissens en Ferwerda, 2010);

- Burgers met verkeerde bedoelingen (bijvoorbeeld een verdachte) kunnen met hun bijdrage

aan een opsporingsonderzoek de politie de verkeerde richting opsturen (Cornelissens en

Ferwerda, 2010).

De aanleiding voor dit onderzoek is aangevuld met bestaande kennis van cocreatie. Deze kennis is

algemeen van aard en dit ondersteunt het belang van de ontstane praktijkvraag die gericht is op hoe

cocreatie toegepast kan worden in meer specifieke opsporingsonderzoeken zoals

liquidatieonderzoeken. Hoewel het initiatief tot cocreatie bij zowel politie als bij burger kan liggen en

burgers ook onderling kunnen cocreëren in opsporingspraktijken, richt deze scriptie zich op hoe de

politie cocreatie kan inzetten en gebruiken in liquidatieonderzoeken. Daarbij kan zij zelf het initiatief

nemen tot cocreatie of inspelen op de initiatieven die burgers vandaan komen.

1.3 Doelstelling en onderzoeksvragen

Doelstelling

Na aanleiding van de probleemverkenning is voor dit onderzoek de volgende doelstelling

geformuleerd:

‘Verkennen of en op welke wijze er mogelijkheden zijn voor cocreatie met burgers in

liquidatieonderzoeken.’

Praktische relevantie

De politie heeft de ambitie om te cocreëren met burgers in opsporingsonderzoeken maar heeft niet

duidelijk voor ogen op welke wijze dit kan. Cocreatieprojecten bestaan vooralsnog uit individuele

experimenten die niet één op één overgenomen kunnen worden in andere opsporingsonderzoeken.

Dit onderzoek geeft inzicht in of en hoe politie en burgers kunnen cocreëren in liquidatieonderzoeken

en genereert daarmee praktische kennis over hoe de ambitie voor cocreatie met burgers waargemaakt

kan worden. Daar waar teamleiders momenteel niet weten hoe ze cocreatie met burgers in

liquidatieonderzoeken kunnen inzetten, zal dit onderzoek hier in duidelijkheid en richtlijnen

verschaffen.

Page 16: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

16

Wetenschappelijke relevantie

Hoewel er meerdere onderzoeken zijn gedaan naar samenwerkingsverbanden tussen politie en

burgers en cocreatie in de publieke sector, richten deze onderzoeken zich niet op liquidatiezaken.

Onbekend is of cocreatie tussen burgers en politie kan plaatsvinden in deze zaken en op welke wijze.

De bestaande kennis over cocreatie geeft samen met nieuwe data uit dit onderzoek inzicht in de

(on)mogelijkheden van cocreatie. Deze kennis is relevant voor de wetenschap omdat het inzicht geeft

in onder welke omstandigheden cocreatie ingezet kan worden, het concept cocreatie wordt hiermee

uitgediept en ontwikkelt.

Centrale vraag

De probleemverkenning en de doelstelling leiden tot de volgende centrale vraag:

‘Wat zijn de mogelijkheden voor cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken?’

Onderzoeksvragen

De centrale vraag zal met behulp van de volgende onderzoeksvragen worden beantwoord:

1. Op welke wijze worden burgers momenteel betrokken bij liquidatieonderzoeken?

Hoewel er niets bekend is over vormen van cocreatie in liquidatieonderzoeken, worden burgers

wel betrokken bij deze zaken. Op welke wijze gebeurt dit? Zijn er bestaande

samenwerkingsvormen met burgers in liquidatiezaken die verder ontwikkeld worden en is er

cocreatie mogelijk? Waar liggen de kansen?

2. Welke vormen van cocreatie met burgers zijn eerder door de politie ingezet in

opsporingsonderzoeken?

Het antwoord op deze vraag zal inzicht verschaffen in waar de politie momenteel staat op het

gebied van cocreatie met burgers, welke kennis en ervaring ze hierover al in huis hebben en wat

het (eventueel) heeft opgeleverd.

3. Wat is de (verwachte) toegevoegde waarde van cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken?

In de literatuur wordt waarde toegekend aan cocreatie met burgers in de publieke sector en bij de

politie. Heeft cocreatie met burgers al iets opgeleverd voor de opsporing en wordt dit ook

verwacht voor liquidatieonderzoeken?

4. Wat zijn de voorwaarden voor cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken?

Wat zijn de kaders waarbinnen cocreatie tussen burgers en politie in liquidatieonderzoeken kan

plaatsvinden, aan welke eisen het zal moeten voldoen. Waar dient rekening mee gehouden te

worden?

5. Wat zijn de knelpunten en risico’s van cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken?

Deze onderzoeksvraag richt zich specifiek op de knelpunten en risico’s van cocreatie met burgers

binnen liquidatieonderzoeken. Hoe kunnen deze mogelijk ondervangen worden?

Page 17: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

17

1.4 Leeswijzer

De aanleiding, doelstelling en onderzoeksvragen voor dit onderzoek zijn bekend. In hoofdstuk twee

worden de onderzoeksmethoden besproken. In hoofdstuk drie worden de resultaten van het

onderzoek gepresenteerd. De resultaten voor elke deelvraag worden in afzonderlijke paragrafen

besproken. Vervolgens vindt er in hoofdstuk vier een discussie en betekenisgeving van de resultaten

plaats bestaande uit conclusies, beperkingen en aanbevelingen. Ook wordt hier de centrale vraag van

het onderzoek beantwoord. In de volgende bijlagen bevinden zich de literatuurlijst, topliclijst en

coderingsschema van de interviews.

Page 18: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

18

HOOFDSTUK 2 – ONDERZOEKSMETHODEN

2.1 Ontwerp

De onderzoeksvragen worden beantwoord middels een kwalitatieve studie welke beschrijvend van

aard is. Hiervoor is gekozen omdat de verkenning naar de mogelijkheden van cocreatie met burgers in

liquidatieonderzoeken centraal staat, hetgeen kan leiden tot vernieuwende inzichten en een basis voor

aanvullend onderzoek. Het toetsen van theorieën komt hierbij niet aan de orde. Bestaande theorieën

worden gebruikt om richting te geven aan het onderzoek en om de onderzoeksresultaten betekenis te

geven. Binnen dit onderzoeksdesign wordt gebruik gemaakt van twee onderzoeksmethoden om

relevante data te verzamelen: diepte-interviews en literatuuronderzoek & documentanalyse. Door het

combineren van meerdere onderzoeksmethoden (triangulatie) zal een evenwichtig beeld van de

resultaten ontstaan.

2.2 Afbakening en operationalisering

De begrippen burgers, cocreatie en liquidatieonderzoeken zijn afgebakend en meetbaar gemaakt

zodat duidelijk is wat en hoe er in dit onderzoek precies gemeten wordt. Omdat cocreatie een abstract

begrip betreft, is de operationalisering schematisch weergegeven.

Cocreatie

Het concept cocreatie is geoperationaliseerd aan de hand van het theoretisch kader en op deze wijze

waarneembaar en meetbaar gemaakt. De indicatoren zijn geformuleerd op basis van het theoretisch

kader. Deze indicatoren zijn echter niet uitputtend aangezien het onderzoek een verkenning betreft

en daarmee openstaat voor nieuwe inzichten en nieuwe indicatoren.

Cocreatie (definitie) Dimensies Indicator

Een intensieve

samenwerkingsvorm

tussen politie en burgers

(1) gezamenlijke

ontwikkeling van ideeën,

uitvoeren van acties

en/of besluitvorming

Gezamenlijk:

-brainstormen in opsporingszaak

-uitvoeren opsporingshandelingen

-ontwikkelen van opsporingsmethoden

-besluitvorming

(2) van elkaar

afhankelijke partijen

- het resultaat kan niet bereikt worden

zonder de andere partij

(3) gelijkwaardige

samenwerking

- inbreng van alle betrokken actoren

wordt besproken en meegenomen

(4) wederzijds voordeel Politie:

-vergroten capaciteit

- toename kennis

- expertise

-oplossen opsporingszaak

-verbeteren imago politie

-vertrouwen van burger in politie

vergroten

Burger:

Page 19: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

19

-bijdrage leveren aan samenleving

-een ander helpen

-veiligheid vergroten

-wraak

-gerechtigheid

-sensatie

Burger

Het onderzoek richt zich op cocreatie tussen politie en burgers waarbij met burgers individuen worden

bedoeld en geen rechtspersonen. Bedrijven, organisaties, overheid en ketenpartners zijn buiten

beschouwing gelaten.

Liquidatieonderzoeken

Een liquidatieonderzoek wordt in dit onderzoek afgebakend naar ‘een dodelijke afrekening binnen het

criminele milieu’. Echter is uit de praktijk gebleken dat onder andere door de zwijgzame houding van

verdachten, niet alles bekend is over de achtergrond van een liquidatie. Om deze reden bestempelt de

politie een moord tot liquidatie afhankelijk van de modus operandi (uitvoerige voorbereiding en

afscherming van de moord) en of de vermoorde persoon in verband gebracht kan worden met het

criminele milieu (van Gestel et al., 2017). In dit onderzoek wordt met liquidatieonderzoeken de

opsporingsonderzoeken bedoelt die de politie als zodanig ziet.

2.3 Methodiek

Literatuuronderzoek & documentanalyse

Deze onderzoeksmethode richt zich op (wetenschappelijke) publicaties over cocreatie(projecten) bij

de politie en eventuele evaluaties daarvan. Er is gezocht in open bronnen middels Google (Scholar) en

de mediatheek van de politieacademie. De resultaten zijn vervolgens ook gebruikt als input voor de

interviews.

Hiermee zijn de volgende onderzoeksvragen gedeeltelijk beantwoord:

2. Welke vormen van cocreatie met burgers zijn eerder door de politie ingezet in

opsporingsonderzoeken?

3. Wat is de (verwachte) toegevoegde waarde van cocreatie met burgers in

liquidatieonderzoeken?

4. Wat zijn de voorwaarden voor cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken?

5. Wat zijn de knelpunten en risico’s van cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken?

In het literatuuronderzoek is gebruik gemaakt van zowel wetenschappelijke publicaties over cocreatie

bij de politie als andersoortige publicaties zoals journalistieke uitgaven en evaluaties omtrent cocreatie

bij de politie. Laatstgenoemden vallen in dit onderzoek onder de noemer ‘documentanalyse’. Er is

gekozen om ook niet-wetenschappelijke bronnen mee te nemen ter beantwoording van deze

deelvragen omdat publicaties over cocreatieprojecten bij de politie niet altijd wetenschappelijk van

aard zijn. Zo worden er nieuwsberichten uitgegeven over cocreatievormen bij de politie, deze

informatie is van belang voor dit onderzoek. De bronnen voor deze publicaties zijn niet altijd te

controleren, de verkregen informatie via deze onderzoeksmethode is geverifieerd in de interviews.

Page 20: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

20

Interviews

Ter beantwoording van alle onderzoeksvragen is een reeks interviews uitgevoerd met

sleutelinformanten die vanwege hun werk kennis en ervaring hebben met burgerparticipatie en

cocreatie in de opsporing. Dit zijn enerzijds experts die vanuit hun vakgebied zich bezighouden met

samenwerking tussen burgers en politie. Anderzijds zijn teamleiders van liquidatieonderzoeken in

eenheid Amsterdam, een rechercheofficier en coördinatoren van heimelijke trajecten geïnterviewd

vanwege hun kennis en ervaringen met liquidatieonderzoeken. Op deze wijze is geprobeerd om in dit

onderzoek zo dicht mogelijk bij de praktijk te blijven.

Via de chef van de Generieke Opsporing van politie-eenheid Amsterdam zijn teamleiders (acht

personen) van TGO-onderzoeken, waar de liquidatieonderzoeken onder vallen, benaderd voor een

interview. Na vier interviews trad verzadiging op. De teamleiders hadden overeenkomstige werkwijzen

en kennis van en ervaring met de onderzoeken van de andere teamleiders. Omdat de teamleiders

aangaven dat in liquidatieonderzoeken ook regelmatig met burgers in heimelijke trajecten wordt

samengewerkt zijn de coördinatoren van twee van deze teams geïnterviewd (TBO Amsterdam en TBBO

Midden-Nederland). Daarnaast is er via het Openbaar Ministerie Amsterdam een rechercheofficier

geïnterviewd om zo ook de juridische aspecten van een samenwerking met burgers in

liquidatieonderzoeken te belichten. Meer gericht op burgerparticipatie en cocreatie is er een

onderzoeker en adviseur van TNO op het gebied van samenwerking tussen politie en burgers

geïnterviewd. Ook is binnen de politieorganisatie een aanjager/innovator van burgerparticipatie,

genaamd Frank Smilda en een specialist opsporingscommunicatie en sociale media platformen

geïnterviewd. Deze laatste drie personen zijn gevonden middels de ‘sneeuwbalmethode’: door binnen

de politieorganisatie gesprekken te voeren over burgerparticipatie en cocreatie werden deze namen

aangedragen als experts binnen dit vakgebied. In totaal zijn tien personen geïnterviewd. Ten behoeve

van de anonimiteit van de geïnterviewden zijn zij alleen geanonimiseerd waarbij de teamleiders

(afgekort tot ‘TL’) een nummer hebben gekregen.4 Indien nodig zijn de personalia, onder voorbehoud

van goedkeuring van de geïnterviewden, opvraagbaar bij de auteur.

De interviews zijn vooraf semigestructureerd door middel van een topiclijst. Op deze wijze zijn alle

onderwerpen die van belang zijn om de deelvragen te beantwoorden aan bod gekomen en was er

tevens ruimte voor de inbreng van de geïnterviewden.5 Zo was het mogelijk om in te gaan op relevante

kennis waar eerder nog geen zicht op was. Ook is voorafgaand aan het interview duidelijk gemaakt wat

er met het concept cocreatie wordt bedoeld in het dit onderzoek. De interviews duurden 45 tot 90

minuten en zijn opgenomen en woordelijk uitgewerkt. De analyse van de interviews is gedaan middels

Excel waarin de relevante uitspraken zijn gecodeerd, geordend en met elkaar vergeleken. Deze analyse

is schematisch weergegeven in bijlage 2. De uitgewerkte interviews zijn niet als bijlage gevoegd

vanwege de operationele en heimelijke informatie die hierin naar voren komt. Indien nodig zijn de

personalia, onder voorbehoud van goedkeuring van de geïnterviewden, op te vragen bij de auteur.

4 Frank Smilda heeft aangegeven niet van deze anonimiteit gebruik te hoeven maken. 5 De topiclijsten zijn te vinden in de bijlage

Page 21: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

21

2.4 Betrouwbaarheid en validiteit

Betrouwbaarheid

Het onderzoek betreft een verkenning en verdieping over de inzetmogelijkheden van cocreatie met

burgers in liquidatieonderzoeken. Het onderzoek analyseert onder andere bestaande vormen van

burgerparticipatie en cocreatie. Het betreft daarmee een momentopname en zal bij een herhaling in

de toekomst daarom mogelijk andere resultaten opleveren. Om toch de betrouwbaarheid in dit

onderzoek te waarborgen zijn er twee verschillende onderzoeksmethoden gebruikt (triangulatie) om

zo tot een zo compleet mogelijk antwoord te komen op de onderzoeksvragen. De opbrengsten van

deze verschillende onderzoeksmethoden controleren elkaar en vullen elkaar aan. Tevens is er bij de

interviews gebruik gemaakt van een topiclist om zo een vorm van standaardisering aan te brengen met

als gevolg dat de respondenten, naast hun eigen inbreng, in elk geval dezelfde topics hebben

besproken.

Validiteit

Voor wat betreft de onderzoeksmethoden ligt de focus van dit onderzoek op de interne validiteit:

kunnen de resultaten voor juist aangezien worden? Hierbij is het van belang dat er onderzoek vrij is

van systematische fouten. Dit is gewaarborgd door onderzoek te doen in de juiste

onderzoekspopulatie en gebruik te maken van de juiste meetinstrumenten.

Voor wat betreft de onderzoekspopulatie is er gekeken naar welke personen over de kennis beschikken

die nodig is om de onderzoeksvragen te beantwoorden. Hiervoor is de sneeuwbalmethode ingezet

omdat experts op een specifiek vakgebied ook andere experts in hun vakgebied of experts die

raakvlakken hebben met hun vakgebied kennen. Er is gestopt met dataverzameling toen er verzadiging

van data plaatsvond: er kwam geen nieuwe informatie meer naar boven uit de interviews.

Voor wat betreft de meetinstrumenten is er voor open interviews gekozen omdat deze methode

bewerkstelligt dat er gedetailleerd onderzoek gedaan kan worden gedaan waarbij er ruimte is voor de

inbreng van geïnterviewde personen. Voorafgaand aan het onderzoek stond niet vast naar welke

informatie er exact gezocht werd, er werd juist onderzocht welke kennis en informatie er van het

betreffende onderwerp (cocreatie) is en hoe dit ingezet kan worden. Hiervoor is uitvoerig gesproken

met personen die zich hebben verdiept in het onderwerp. Om de begripsvaliditeit te waarborgen is er

voorafgaand aan het interview duidelijk gemaakt aan de respondenten wat er in dit onderzoek onder

cocreatie, burgers en liquidatieonderzoeken wordt verstaan.

Daarnaast is gekozen voor literatuuronderzoek en documentanalyse om zo bestaande informatie te

analyseren ter beantwoording van de onderzoeksvragen. Tevens heeft deze kennis als input voor de

interviews gediend.

Page 22: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

22

HOOFDSTUK 3 – RESULTATEN

3.1 Huidige inzet burgers in liquidatieonderzoeken

3.1.1 Informeren, raadplegen en advies

Klassiek

Uit het onderzoek is gebleken dat in liquidatieonderzoeken bovenal middels klassieke, gangbare wijze

een beroep wordt gedaan op burgers. Zo worden opsporingsberichtgeving, buurtonderzoeken en

getuigenverklaringen door de teamleiders van liquidatieonderzoeken en de rechercheofficier

genoemd als manieren waarop burgers betrokken worden bij het onderzoek. Hierop bestaan allerlei

varianten en deze middelen worden ook aangepast en verbeterd door gebruik te maken van nieuwe

(technische) ontwikkelingen. Zo noemen teamleiders dat ze tegenwoordig via de WhatsApp-

buurtgroepen inventariseren welke buurtbewoners over camerabeelden beschikken (TL 3,

persoonlijke communicatie op 25 maart 2019) en wordt elk telefoonnummer dat rondom het tijdstip

van een liquidatie in de omgeving was een SMS gestuurd waarin gewezen wordt op de uitzending van

Opsporing Verzocht waarin de liquidatie wordt besproken (TL 2 persoonlijke communicatie op 28

maart 2019).

Experts

Burgers worden tevens als expert ingezet, voornamelijk via de Landelijke Deskundigheidsmakelaar6

(hierna LDM). De keuze voor het benaderen van een expert is afhankelijk van of het onderzoeksteam

bepaalde expertise nodig denkt te hebben die zij zelf niet in huis hebben (TL 3, persoonlijke

communicatie op 25 maart 2019). Experts worden via de LDM ook ingezet in brainstormsessies over

liquidatiezaken. Er wordt met meerdere experts gebrainstormd over hoe bepaalde verdachten in een

zaak gevonden kunnen worden:

‘We zijn bijvoorbeeld aan het kijken naar die liquidaties rondom Taghi. Ik zit bij de LDM en er was een

sessie over dat we Taghi en Razzouki7 willen vinden. Het FastNL team was er ook bij en één van die

jongens van Hunted, een heel gemêleerd gezelschap. En toen heb ik ook gezegd, er zijn allerlei opties.

Met techniek, met predictive policing kunnen we allerlei dingen, daar zijn liquidaties geweest, daar zijn

drugs gevonden, doe eens een voorspelling.’ (TNO, persoonlijke communicatie op 4 april 2019)

Heimelijke trajecten

Ook heimelijke trajecten worden genoemd als veelgebruikte vorm van burgerinzet in

liquidatieonderzoeken. De rechercheofficier van Amsterdam geeft het volgende aan:

‘En waar wij in Amsterdam vrij veel mee doen ten opzichte van andere parketten, dat is het voortdurend

als TCI-officier, niet alleen TCI-informatie willen binnen halen maar voortdurend op zoek gaan naar

bijzondere getuigen. Dat kan beperkt anoniem zijn, bedreigde getuigen, dealgetuigen. En ook dat is

samenwerken met de burger.’ (Rechercheofficier, persoonlijke communicatie 18 april 2019).

De samenwerking met een bijzondere getuige bestaat -kort gezegd- uit een burger die een

getuigenverklaring afgelegd onder de voorwaarde dat hij (beperkt) anoniem blijft zodat hij geen

6 De Landelijke Deskundigheidsmakelaar (LDM) richt zich op het bemiddelen van externe deskundigen voor (opsporings)onderzoeken. De LDM heeft een register met betrouwbare en gekwalificeerde deskundigen die geraadpleegd kunnen worden (Landelijke Deskundigheidsmakelijk, n.d.). 7 Ridouan Taghi en Said Razzouki worden door het OM verantwoordelijk gehouden voor vele liquidaties in de Utrechtse en Amsterdamse onderwereld (Tieleman, Y., 22 november 2018)

Page 23: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

23

represailles hoeft te verwachten of dat hij bescherming krijgt om zo aan eventuele represailles te

ontkomen. Sinds 2014 mag de politie onder strenge voorwaarden ook weer gebruik maken van

(criminele) burgerinfiltranten. Onder andere Team Burgers in de Opsporing (TBO eenheid Amsterdam)

en Team Burgers in de Bijzondere Opsporing (TBBO Midden-Nederland) zijn hiervoor verantwoordelijk.

Deze teams werken samen met burgers die een vertrouwenspositie in een bepaald (crimineel) milieu

bezitten en deze positie kunnen gebruiken ten behoeve van een opsporingsonderzoek. Ter

verheldering noemt TBBO het volgende voorbeeld:

‘Dus kunnen wij bijvoorbeeld de eigenaar van tachtig garageboxen waar allerlei vormen van

criminaliteit plaatsvindt binnen boord halen? Dat wij een seintje van hem krijgen als er iemand uit onze

doelgroep zo’n box wil huren en dat wij al binnen zijn voordat de boeven komen.’ (TBBO, persoonlijke

communicatie op 18 april 2019)

Omdat deze trajecten heimelijk zijn kunnen de teams hier zaaks inhoudelijk niets over vertellen. Wel

geeft TBBO Midden-Nederland aan dat in theorie bijvoorbeeld een kroongetuige aan de ene kant iets

kan verklaren over de historie van bepaalde liquidaties, over hetgeen gebeurd is, en dat deze

kroongetuige vervolgens terug het criminele milieu ingestuurd wordt om inzicht te verwerven in de

rolverdeling van aanstaande liquidaties. Echter geeft TBO Amsterdam aan dat de balans hierin zeer

fragiel is:

‘Je laat hem vuurwapens kopen, je laat hem infiltreren in één of andere groepering, voor informatie.

Maar als dat betekent, in dit geval, dat hij moet gaan liquideren, ja dat is een burg te ver. Dat wil je

niet. En dat is de balans, laat je iemand mee doen, op welk moment kan hij er nog tussenuit? En kan je

hem er tussenuit houden? Want als hij op dag drie wordt gevraagd mee te gaan naar een liquidatie,

dan moet je wat verzinnen dat hij dat niet doet. ‘(TBO, persoonlijke communicatie op 23 april 2019)

Dat er in liquidatieonderzoeken regelmatig gebruik wordt gemaakt van heimelijke trajecten heeft te

maken met de angst die onder burgers (waaronder criminelen) leeft voor represailles vanuit de kring

van de verdachten. Hier wordt verder op ingegaan in alinea 3.5 waarin de risico’s en knelpunten van

cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken worden besproken.

3.1.2 Stap hoger op de participatieladder

Naast de geijkte manieren om burgers te betrekken bij liquidatieonderzoeken wordt er af en toe ook

geprobeerd om op andere wijzen intensiever samen te werken met burgers. Zo verteld een teamleider

over een liquidatieonderzoek waarbij ze merkten dat de jongeren meer weten over bepaalde

liquidaties maar dit niet vertellen. De politie heeft toen met zowel de jongerenwerkers, de

buurtbewoners als de jongeren zelf bijeenkomsten georganiseerd waar de zaak werd besproken en er

samen werd nagedacht over welke opsporingsmogelijkheden er nog zijn. Echter, deze teamleider gaf

hierover ook het volgende aan:

‘En we hebben ook met de jongerenwerkers in de wijk een brainstorm gehad over wat we nog kunnen

doen in het onderzoek. Dus we proberen het wel maar wat je daarin merkt is dat, zeker in

liquidatieonderzoeken, dat er heel veel angst heerst en dat het veredelen van informatie ook lastig is.

Want dat is het grootste probleem eigenlijk. Dat mensen met naam en toenaam in het dossier terecht

komen. En dat wil je niet. Afschermen is moeilijk. En verval je weer in andere trajecten en krijg je ook

niet alle informatie die je zou willen omdat het allemaal afgepeld wordt.’ (TL 3, persoonlijke

communicatie op 25 maart 2019)

Page 24: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

24

Ook uit dit voorbeeld wordt duidelijk dat bij samenwerking met burgers in liquidatieonderzoeken de

gevaarzetting en de daaruit voortvloeiende angst onder burgers een grote rol kan spelen en ze ervan

kan weerhouden om een bijdrage te leveren aan het onderzoek.

3.1.3 Ontwikkelingen en kansen

Ontwikkelingen

Op het moment waarop dit onderzoek werd uitgevoerd vertelden de teamleiders dat zij bezig waren

met een tweetal nieuwe methoden waarmee zij burgerparticipatie in onder andere

liquidatieonderzoeken willen vergroten. Zo wordt er een Social Media Team opgericht en worden er

Virtual Agents opgeleid die actief op het internetonderzoek gaan uitvoeren. Hierbij valt te denken aan

een online buurtonderzoek, interactieve communicatie met burgers over een liquidatiezaak maar ook

heimelijke trajecten via het internet. Het is de bedoeling dat bij elk liquidatieonderzoek zo’n team

wordt toegevoegd of ingezet (TL 3, persoonlijke communicatie op 25 maart 2019).

Daarnaast is er een teamleider bezig met maken van een podcast over een vastgelopen onderzoek,

waarbij mogelijk gekozen wordt voor een liquidatiezaak:

‘Het is nog in de beginfase en we hebben in deze specifieke zaak in mijn beleving alle mogelijke

opsporingshandelingen al uitgevoerd en we komen niet verder. Het is een proef samen met team Cold

Case waarbij we gaan kijken of door deze podcast we toch nog meer informatie bij mensen kunnen

loskrijgen. Een breed publiek bereiken.’ (TL 1, persoonlijke communicatie op 22 maart 2019)

Deze podcast wordt gemaakt in samenwerking met een omroep en heeft als doel om een breder en/of

ander publiek te bereiken die wellicht nog wat kan betekenen voor de zaak. De podcast kan allereerst

gezien worden als een nieuwe vorm van opsporingscommunicatie waarbij burgers worden

geïnformeerd en geraadpleegd. Wellicht levert het ook meer op zoals adviezen en onbelichte

invalshoeken. Hoewel deze twee methoden niet specifiek gericht zijn op liquidatieonderzoeken, willen

de teamleiders ze ook toepassen in liquidatieonderzoeken.

Kansen

De respondenten zien een aantal kansen om het opsporingspotentieel van burgers meer te benutten

in liquidatieonderzoeken. Deze zijn in te delen in drietal thema’s: delen van informatie, samenwerken

met specifieke groepen en proactief samenwerken met burgers.

Allereerst wordt het sneller delen en het delen van meer informatie via meerdere kanalen genoemd

als kans.

‘Als je weet dat er een auto met een bepaald kenteken is weggereden, dan kan je dat toch meteen

delen via sociale media. Dat kan heel snel gedeeld worden en hoe sneller je deelt, dan is de kans groter

dat er iemand net die auto ziet. Dat hij er net achter rijdt. Of dat hij hem net ziet staan. In plaats van

dat je daar weken mee bezig bent. En dan kan je ook weer sneller doorpakken en bijvoorbeeld de juiste

camerabeelden op tijd vinden.’ (TL 4, persoonlijke communicatie op 5 april 2019)

Op deze wijze kunnen burgers in het heetst van de strijd de politie van juiste informatie voorzien en

zo de pakkans vergroten en er meer bewijs worden verzameld. Zo wordt bijvoorbeeld continue live

opsporingscommunicatie, vergelijkbaar met wat journalisten doen, als kans gezien voor de politie om

sneller relevante informatie bij burgers vandaan te halen (TL 1, persoonlijke communicatie op 22 maart

2019).

Page 25: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

25

Ook het delen van meer informatie via meerdere kanalen kan als gevolg hebben dat burgers weten

welke informatie de politie nog mist, ze uitgenodigd worden tot meedenken en meerdere doelgroepen

worden bereikt:

‘En zeker de burger betrekken via Social Media, daar wordt nog heel weinig mee gedaan. En je kan

daarop als politie-zijnde communiceren. Dat je een platform creëert waarop je ook af en toen

informatie post. Een soort crime-site zeg maar.’ (TL 3, persoonlijke communicatie op 25 maart 2019)

Als tweede worden kansen gezien in een samenwerking met specifieke groepen. Voorbeelden hiervan

zijn ethische hackers, Bellingcat8, het ontwikkelingen van opsporingstechnieken met burgers met

bepaalde kwaliteiten maar ook een beroep doen op het opsporingspotentieel van de omgeving van

slachtoffers zoals nabestaanden en buurtbewoners wordt genoemd. Een voorbeeld van het benaderen

van een specifieke groep die kan helpen bij een liquidatieonderzoek noemt TNO:

‘Je moet je voorstellen je komt bij een ethische hackersgroep, die hoef je niet eens uit te leggen welke

tools je kan gebruiken maar je zegt dat je Taghi zoekt. En je loopt weg en zij denken oh ze zoeken Taghi.

Hey ik zie een prijs op z’n hoofd staan. Dat is leuk. En vanuit de anonimiteit zijn er echt heel veel lui die

dat doen. En dan is meer de vraag vanuit politie en overheid, kun je hen ook een beetje tegen zichzelf

beschermen? Want ze gaan soms echt wel te ver en staat ze ineens wel voor het huis van zo’n crimineel’

(TNO, persoonlijke communicatie op 4 april 2019)

Als laatst wordt het proactief samenwerking met burgers genoemd als kans om burgers in te zetten,

indirect ter voorkoming van liquidaties. Waar het op neer komt is dat de politie burgers meer bewust

en kennisrijk kan maken van allerlei problematiek die zich afspeelt rondom liquidaties zodat burgers

meer kunnen signaleren maar ook kunnen meedenken en meewerken om deze problematiek te

verstoren. Een teamleider en de rechercheofficier verwoorden dit als volgt:

‘Ik denk dat je de burger er niet pas bij moet betrekken als er iets gebeurd is. Maar misschien ook kijken

in bredere zin, andere mogelijkheden om de burger mee te laten denken hoe we dit probleem kunnen

aanpakken. Oppikken van signalen. De burger meer bewust maken van wat er allemaal gebeurt in zo’n

wereldje. En als mensen daarnaar luisteren en daarvan bewust worden dan zien ze misschien meer.’

(TL 4, persoonlijke communicatie op 5 april 2019)

‘Als je meer denkt in termen van een barrièremodel of criminele infrastructuur, dat je bijvoorbeeld ook

ziet bij allerlei cybercrimedelicten of veelvoorkomende criminaliteit, dat je samen met burgers en

bedrijven gaat zeggen nadenken over hoe je het proces weerbaarder kan maken en wie welke rol daarin

kan innemen. Daar kan je ook op slimme manieren aan de slag met cocreatie. Dan ziet je niet in de

klassieke opsporing van wie was de schutter, wie was de opdrachtgever. Maar meer van ze pakken

altijd die en die geldautomaten, wat maakt die geldautomaten nou zo aantrekkelijk? Moeten we daar

niet iets aan doen. En soms is het zo simpel als een paar paaltjes voor een pand zetten zodat je niet zo

makkelijk naar binnen rijdt. Dus meer op fenomeenniveau gaan kijken waar de samenwerking zit en

daar de expertise van de burger gaan halen.’ (Rechercheofficier, persoonlijke communicatie op 18 april

2019)

8 Bellingcat is een inmiddels internationaal onderzoekscollectief bestaande uit allerlei burgers. Ze doen hoofdzakelijk via openbare digitale bronnenonderzoek naar internationale conflicten. Bellingcat werd onder andere bekend door het bewijs dat zij leverden in het MH17-onderzoek (NOS, 2018).

Page 26: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

26

3.2 Bestaande vormen van cocreatie in opsporingsonderzoeken

In literatuur en openbare bronnen worden samenwerkingsvormen tussen politie en burgers die meer

inhouden dan het informeren, raadplegen en adviseren als cocreatie bestempeld worden. Er wordt

daarbij niet ingegaan op waarom de benoemde samenwerkingsvormen cocreatie zijn. Centraal staat

dat politie en burger gezamenlijk aan de slag gaan in een opsporingsonderzoek en dat dit een

meerwaarde voor een onderzoek kan opleveren. Zo noemt N. Kop (Lector Criminaliteitsbeheersing &

Recherchekunde aan de Politieacademie) de inzet van burgerpanels, burgerrechercheurs, en het

online delen van opsporingszaken, initiatieven en experimenten onder de noemer cocreatie waarbij

de politie gebruik maakt van de kennis, kunde en creativiteit van burgers (Kop, 2013).

In deze paragraaf worden de reeds ingezette vormen van cocreatie besproken die als cocreatie

bestempeld worden. Daarbij wordt ingegaan op wat het oplevert en of dit iets kan betekenen voor

liquidatieonderzoeken.

3.2.1 Gezamenlijk brainstormen

Online

De politie heeft en aantal keer geëxperimenteerd met het online plaatsen van grote delen van actuele

en coldcase opsporingsonderzoeken. Hierbij nodigt de politie burgers uit om mee te rechercheren door

ze de mogelijkheid te geven om online hypothesen, scenario’s en adviezen aan te leveren. In sommige

gevallen wordt de input van burgers online geplaatst waarop de politie en andere burgers weer kunnen

reageren. Onder het mom van ‘samen weten we meer’ hoopte de politie op deze wijze, met hulp van

burgers de zaken op te helderen. Eén van deze zaken betreft ‘TGO Venne’, de moord op Mostafa Talaia

(februari 2013). Het onderzoek is in mei 2013 online geplaatst. Deze inzet is door Drs. H Sollie en Dr. N

Kop geëvalueerd. De belangrijkste conclusie van deze evaluatie waren (Sollie & Kop 2013):

- Deze samenwerkingsvorm met burgers heeft geen nieuw inzicht, extra opsporingsactiviteiten

of oplossing van de zaak gebracht.

- De meerwaarde bestond uit dat burgers op grote schaal betrokken zijn bij een

opsporingsonderzoek en er media-aandacht was voor de zaak, beiden tegen relatief lage

personele en financiële kosten.

- Het merendeel van deelnemers (burgers) waardeerde dat ze werden betrokken bij een

opsporingsonderzoek.

- De vraag rijst of verwacht mag worden dat burgers een ‘doorbraak’ kunnen creëren op basis

van een onvolledig opsporingsdossier. Afgaande op de resultaten van dit online geplaatste

opsporingsonderzoek en twee eerder online geplaatste opsporingsonderzoeken lijkt het

antwoord hierop vooralsnog ontkennend.

- Verbeterpunten zijn onder andere gevonden in het moment van de inzet (mogelijk eerder) en

een meer gerichte vraagstelling vanuit de politie.

De politie is in de opsporingsonderzoeken naar de moord op Nico Leeuwe (TGO Zuiderdiep, 2011) en

de vermissing van Monika Tanova (sinds 2010) op een soortgelijke wijze te werk gegaan waarbij een

beroep werd gedaan op de denkkracht van burgers. Bij TGO Zuiderdiep werd het opsporingsonderzoek

binnen een week online geplaatst en dus eerder ingezet. Dit leverde nieuwe invalshoeken en

getuigenverklaringen op maar ook geen doorbraak op in het onderzoek (Breejen, 2012).

Page 27: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

27

Momenteel staan op de website van de politie9 meer dan tweehonderd opsporingsdossiers waarbij

burgers worden uitgenodigd om mee te denken over de richting van het onderzoek en hierover tips

aan te leveren. Frank Smilda, oprichter van politieonderzoeken.nl,10 zegt hierover het volgende:

‘Maar hoe die dossiers er nu dan uit zien, ja daar is weinig interactie met de burger. Het is eigenlijk

gewoon Opsporing Verzocht op internet. Dus je ziet dat de organisatie niet echt in staat is om een

verdiepingsslag hieraan te geven. En dat hangt ook heel erg samen met individuen, dus trekt een

individu eraan dan gebeurt het wel. Maar het lukt niet om het organisatorisch goed ingebed te krijgen.

Want dan is er alweer een volgende zaak.’ (Frank Smilda, persoonlijke communicatie op 12 april 2019).

Alleen het online plaatsen van een opsporingsonderzoek lijkt niet voldoende te zijn op burgers mee te

laten rechercheren. Aandacht bij burgers creëren voor een zaak en deze aandacht weten vast te

houden is van groot belang.

Brainstormen offline

De politie zet ook offline brainstormsessies met burgers in. Zo bestaan er samenwerkingen tussen

politie, hogescholen en universiteiten waarbij de twee laatstgenoemden coldcases analyseren en op

zoek gaan naar nieuwe opsporingsindicaties (Saxion hogeschool, 2018).

De rechercheofficier noemt ook een samenwerking met een school voor hoogbegaafde kinderen

waarbij deze kinderen aan de hand van een coldcase hun denkkracht en analytisch vermogen kunnen

testen en wanneer dit iets oplevert voor de opsporingszaak, dit teruggekoppeld wordt aan de politie

zonder dat dit publiekelijk wordt gemaakt. (Rechercheofficier, persoonlijke communicatie op 18 april

2019). TNO noemt een project waarbij er een besloten, beveiligde website werd gelanceerd waarop

vier coldcases zijn aangebracht. Vervolgens zijn er 350 experts die aangesloten zijn bij de LDM

uitgenodigd om naar deze zaken te kijken en ideeën in te brengen. Daarna werden er offline sessies

georganiseerd waarbij de experts op elkaars ideeën konden reageren. Hierover zegt TNO:

‘Dus eigenlijk zijn we aan het kijken, welke smaakjes van cocreatie zijn er, je kan met iedereen

samenwerken maar je kan ook in besloten groepen samenwerken. En dit zijn we dan ook prosourcing

aan het noemen. Mensen die super gescreend zijn. Nou hetzelfde kan je doen als het om een liquidatie

gaat.’

Het zogenoemde ‘prosourcing’ noemt TNO als een variant op ‘crowdsourcing’. De concepten

crowdsourcing en cocreatie worden vaak door elkaar heen gebruikt en kennen ook overlap. Echter bij

crowdsourcing wordt een menigte gevraagd om input en bij cocreatie wordt een bepaalde actoren

zoals burgers gevraagd om een actieve deelname bij het ontwikkelen van een product of dienst

(Coster, 2014). De Vries (2012) noemt het wel of niet plaatsvinden van een dialoog als verschil tussen

cocreatie en crowdsourcing. De interactie tussen politie en burgers maken de online brainstormsessies

met burgers tot een vorm van cocreatie omdat deze interactie ervoor zorgt dat er samen een idee

wordt ontwikkeld. Wanneer deze interactie achterwege blijft, bijvoorbeeld doordat er geen

9 www.politie.nl, onder het tabblad ‘gezocht&vermist > dossiers’ 10 Frank Smilda is sectorhoofd van de Dienst Regionale Informatie Organisatie (DRIO), medeauteur van het boek Social Media DNA over de betekenis van sociale media in de opsporing. Op de website politieonderzoeken.nl werden ook opsporingsonderzoeken geplaatst waarbij de burger werd uitgenodigd om mee te denken.

Page 28: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

28

mogelijkheid is om op elkaar te reageren of doordat er simpelweg niet op elkaar gereageerd wordt

maar alleen tips worden achtergelaten, is er meer sprake van crowdsourcing. Dit lijkt het geval bij de

meer dan tweehonderd dossiers die nu online staan op de website van de politie.

3.2.2 Opsporingshandelingen

Samen zoeken

Bekende voorbeelden van het daadwerkelijk samen opsporen zijn de grootschalige zoekacties in

vermissingszaken. Voorbeelden van spraakmakende vermissingen waarbij door en voor burgers

zoekacties werden georganiseerd zijn de vermissingen van de broertjes Ruben&Julian (2013),

Savannah (2017) en Anne Faber (2017). Het initiatief voor dergelijke zoekacties ligt niet altijd bij de

politie en de samenwerking met de politie is van wisselende kwaliteit en intensiviteit waarbij er soms

helemaal geen sprake van samenwerking.

W. van Enst (coördinator Landelijk Bureau Vermiste Personen) en I. de Wit (specialist vermiste

personen politie Midden-Nederland) spreken over de voor- en nadelen van burgers die meezoeken

naar vermiste personen. Hun belangrijkste boodschap is dat de politie deze hulp van burgers moet

coördineren om de samenwerking zo in goede banen te leiden. Burgers stoppen niet met zoeken en

daar kan de politie beter de vruchten van plukken in plaats van langs elkaar heen te werken. Daarbij

moeten burgers duidelijk instructies krijgen over wat kan, mag en welke risico’s hieraan vastkleven

(zoals het aantreffen van een levenloos lichaam of het vernietigen van sporen) (Huisman, 2018).

Om dit beter te reguleren wordt momenteel door de politie de app ‘Sarea / samen zoeken’ ontwikkeld.

Middels deze app kunnen zoektochten naar vermiste personen beter gecoördineerd worden doordat

de app instructies bevat, er bijgehouden wordt waar al gezocht is, vrijwilligers uitgenodigd worden om

mee te zoeken en foto’s van aangetroffen spullen worden gedeeld (Huisman 2018, De Vries, 2018).

Cybercrime

Burgers worden ook ingezet bij het opsporen gestolen spullen die online worden aangeboden. De

politie heeft te weinig capaciteit om dit zelf te doen en wil daarnaast ook digitale kennis van burgers

benutten. De politie wil leren van de opsporingsmethoden van burgers en hierin de samenwerking

aangaan (Aalbers, 2018). Ook werkt de politie samen met vrijwilligers in de bestrijding van criminaliteit

op het Dark Web. Voorbeelden zijn de handel in wapens, drugs en kinderporno. Vrijwilligers met kennis

van zaken omtrent ICT en cybercrime helpen de politie om deze zaken aan te pakken (RTL-nieuws,

2018).

Burgerrechercheurs

Burgers in Laren en Blaricum hebben van de politie een spoedcursus rechercheren gekregen bij de

zoektocht naar een pyromaan. In deze cursus werden onder andere profielen van brandstichters en

verdacht gedrag besproken. Hoewel de verdachte niet is opgepakt dankzij burgerrechercheurs is de

politie positief over de samenwerking en wil zij deze voortzetten (De Gooi- en Eemlander 16 mei 2012,

‘politie positief over burgerrecherche Laren.’).

In Den Dolder is er op initiatief van de buurtbewoners een burgerrecherche ontstaan in de zoektocht

naar een pyromaan. Zij surveilleerden bijvoorbeeld door de wijk, bespraken verdachte situaties met

elkaar, hielden verdachte personen in de gaten en bedachten hypothesen om ze vervolgens te toetsen.

Ook dachten ze na over een veilige manier van werken zoals in tweetallen surveilleren en 112 bellen

zodra ze de pyromaan op heterdaad zouden betrappen. De politie heeft in de loop van het onderzoek

de samenwerking met deze en andere burgers opgezocht: ze organiseerden een bijeenkomst waarin

Page 29: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

29

zij burgers opsporingstips gaven. Ook hier zijn burgers ondersteunend geweest maar niet

doorslaggevend bij het opsporen van de verdachten (De Groot, 2019).

3.2.3 Betekenis voor liquidatieonderzoeken

Allereerst is duidelijk geworden dat in cocreatieprojecten burgers (nog) geen doorbraak hebben

bewerkstelligd. Echter leveren burgers wel capaciteit in het zoeken naar vermisten personen, gestolen

spullen die op internet worden aangeboden en het surveilleren. Deze vormen van cocreatie zijn niet

één op één te kopiëren naar liquidatieonderzoeken omdat hierbij doorgaans geen sprake is van

grootschalige zoekacties. Maar zoals TNO ook heeft aangegeven in paragraaf 3.1.3, kunnen burgers

met bepaalde expertises helpen om voortvluchtigen op te sporen (TNO, persoonlijke communicatie op

4 april 2019). Hierin kan de politie, net zoals in de hierboven genoemde cybercrimeonderzoeken, weer

van burgers leren.

Ook kunnen burgers, door middel van brainstormsessies, met hun informatie en kennis

opsporingsonderzoeken completeren. Door de inbreng van burgers worden meer invalshoeken

onderzocht en wordt kritisch gekeken naar een opsporingsonderzoek. Ook kan het meer waardering

voor de politie opleveren. Dit sluit deels aan op het plan van de politie om Social Media Teams in te

zetten in liquidatieonderzoeken waarbij dit team actief online met burgers kan communiceren over

deze onderzoeken.

Een geleerde les is dat er sprake moet zijn van een aanhoudende interactie tussen politie en burger

wil een burger actief participeren in een onderzoek. Slechts een oproep tot samenwerking online

plaatsen lijkt te weinig te zijn om burgers betrokken te krijgen en te houden. Deze interactie met

burgers moet organisatorisch goed ingebed zijn. Deze bevinding sluit aan op stelling van Prahalad &

Ramaswamy (2004) dat interactie tussen de partijen van essentieel belang is voor cocreatie. Echter is

dit niet alleen om een dialoog tot stand te brengen waarin visies van meerdere partijen uitgewisseld

worden maar lijkt dit ook van belang om burgers gemotiveerd en betrokken te krijgen en te houden

bij opsporingsonderzoeken (Frank Smilda, persoonlijke communicatie op 12 april 2019).

Daarnaast dienen burgers instructies te krijgen over hoe ze de politie op een juiste manier kunnen

helpen, welke risico’s en gevaren er zijn en hoe ze hier het beste mee om kunnen gaan. Dit inzicht sluit

aan op voorwaarde van transparantie welke Prahalad & Ramaswamy (2004) noemen. Openheid over

hoe een opsporingsonderzoek er uit ziet, over de risico’s en werkwijzen leidt tot een betere

samenwerking waarbij burgers minder fouten maken en beter weten waar ze aan toe zijn. Hierop

aansluitend kan het vergroten kennis en het bewustzijn van burgers omtrent criminaliteit ervoor

zorgen dat burgers proactief al wat kunnen betekenen in de bestrijding van criminaliteit.

Page 30: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

30

3.3 Toegevoegde waarde

Cocreatie dient voor alle deelnemende partijen waarde te creëren in de aanpak van een gezamenlijk

probleem. Wanneer dit niet het geval is, zal de bereidheid om samen te werken gering zijn (Kop 2012b).

In deze paragraaf wordt ingezoomd op wat de toegevoegde waarde is van cocreatie met burgers voor

liquidatiezaken, met andere woorden: wat levert het op? Omdat de politie nagenoeg geen ervaring

heeft met cocreatie in liquidatieonderzoeken, zullen hier hoofdzakelijk de verwachte toegevoegde

waarde besproken worden. De onderzoeksresultaten komen hoofdzakelijk voort uit de kennis en

ervaringen van de respondenten in hun samenwerkingen met burgers in opsporingsonderzoeken.

3.3.1. Onderzoeksresultaten

De experts op het gebied van burgerparticipatie, Frank Smilda en TNO, stellen dat bij de politie te

weinig geëxperimenteerd is met cocreatie met burgers om te kunnen vaststellen wat hiervan de

toegevoegde waarde is voor opsporingsonderzoeken, laat staan specifiek voor liquidatieonderzoeken.

Ook een teamleider en de rechercheofficier geven aan niet duidelijk voor ogen te hebben wat cocreatie

oplevert. Hierbij wordt gesproken van een toegevoegde waarde in de context van een doorbraak voor

het onderzoek. In paragraaf 3.2 zijn al een aantal vormen van cocreatie met burgers in

opsporingsonderzoeken besproken waaruit is gebleken dat deze niet voor een doorbraak hebben

gezorgd. TNO geeft hierover het volgende aan:

‘Wat daar allemaal in gebleken is, in al die zaken, nee de input van de burger was niet doorslaggevend

voor de zaak. De scenario’s waar de burgers mee kwamen zorgden wel voor verbreding, een bredere

tunnel. Dat werd uiteindelijk dan niet de afslag voor de zaak. Maar goed, we hebben het over N is nog

niet eens 10 he. Dus het is niet helemaal eerlijk om het daarop af te rekenen.’ (TNO, persoonlijke

communicatie op 4 april 2019)

Desalniettemin stelt TNO dat de toegevoegde waarde van cocreatie voor opsporingsonderzoeken wel

in andere elementen gevonden kan worden. Zo helpen nieuwe invalshoeken van burgers tunnelvisie

te voorkomen omdat burgers scenario’s aanleveren waar de politie niet aan had gedacht. Ook door

samenwerking met andere doelgroepen, bijvoorbeeld door middel van een podcast, kan er inzicht en

kennis verkregen worden die de politie voorheen niet had (TL 4, persoonlijke communicatie op 5 april

2019).

Aansluitend op de eerdergenoemde angst van burgers om te verklaren in liquidatieonderzoeken, kan

de samenwerking met burgers hierin ook opgezocht worden op Social Media. Hierover zegt een

teamleider:

‘…met social media heb je ook niet altijd keiharde informatie maar je kan het wel als sturingsinformatie

gebruiken, ook naar de burger toe. Je kan de informatie wel gebruiken voor de richting van je

onderzoek, je kan er gewoon een pv van opmaken.’ (TL 3, persoonlijke communicatie op 25 maart 2019)

Online cocreatie waarbij burgers bijvoorbeeld anoniem meedenken en informatie kunnen verstrekken,

kan richting geven aan een liquidatieonderzoek en als aanleiding worden gebruikt om een bepaalde

verdenking te ondersteunen en onderzoekshandelingen uit te voeren. Wat hierbij een rol speelt is dat

door de samenwerking met burgers aan te gaan, de politie burgers meer inzicht geeft in het politiewerk

en een specifieke zaak waardoor burgers beter weten wat voor informatie en kennis de politie nodig

heeft.

Page 31: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

31

Een teamleider verwoordt het als volgt:

‘En als je dat kan geven dan kunnen de mensen zelf ook weer gaan nadenken over wat er in de wijk

gebeurt en wat mogelijk te maken kan hebben met het incident. En waar ze op moeten letten. En zo

wordt ook duidelijk bij de burger dat de politie afhankelijk is van verklaringen en informatie van de

burger’. (TL 3, persoonlijke communicatie op 25 maart 2019)

Het informeren van en brainstormen met burgers over een liquidatiezaak, hetgeen als een vorm van

cocreatie gezien wordt, kan meer informatie, kennis en invalshoeken opleveren hetgeen een

onderzoek de goede richting op kan helpen.

Als laatst wordt het principe van ‘vreemde ogen dwingen’ genoemd, hetgeen in deze context betekend

dat het kwalitatief beter politiewerk kan opleveren. Cocreatie met burgers kan ertoe leiden dat de

politie zijn werk beter zal doen omdat burgers kritisch meekijken en de politie daardoor niet de kantjes

ervan af kan lopen:

‘Ik noemde al de Deventer moordzaak, een mooi voorbeeld. Wat levert het op? Men kwam erachter

dat er gewoon werd gesjoemeld. En als je kijkt naar Lucia de B., tunnelvisie. En buitenstaanders,

vreemde ogen dwingen, dus buitenstaanders zijn in staat vragen te stellen die wij onszelf niet stellen.

En dat is harstikke mooi.’ (Expert opsporingscommunicatie, persoonlijke communicatie op 11 april

2019)

3.3.2 Legitimiteit

Frank Smilda noemt dat hoewel burgers in cocreatie met de politie nog geen doorslaggevende factor

zijn geweest, het wel zorgt voor een toename van vertrouwen in politie. Dit kan ook gezien worden als

een toegevoegde waarde:

‘Ik heb nog te weinig voorbeelden gezien maar de burger is hierbij nog niet de doorslaggevende factor

geweest. Maar eigenlijk is dat ook helemaal niet zo erg. Want het feit dat je die burger serieus neemt

en dat je hem zelf het gevoel geeft iets aan zijn eigen zaak kan doen, dat levert al heel veel op in het

kader van vertrouwen. Dat is al een enorme winst. En als je die zaak niet oplost dan ziet de burger wel

dat de politie er alles aan heeft gedaan.’ (Frank Smilda, persoonlijke communicatie op 12 april 2019)

TNO geeft ook aan dat door dit inzicht, burgers beter snappen waarom bepaalde zaken niet worden

opgelost en dat cocreatie daardoor kan leiden tot meer tevredenheid van burgers over de politie. Na

aanleiding van een test met een recherchegame voor burgers waarin zij samen met de politie fictief

konden opsporen, bleek het volgende:

‘Daar blijkt uit dat burgers daarna ontzettend tevreden zijn. Ze geven aan dat ze eindelijk een keer

snappen waarom een zaak nog niet is opgelost. Ga het namelijk zelf maar eens doen. Want in dat spel

kon je naar het NFI-lab, je kon verhoorkamers in, je kon echt detective spelen. Op televisie worden ze

in een half uur opgelost. En burgers hadden nu meer respect voor de politie, ze hadden meer door welke

aspecten er allemaal kwamen kijken bij een opsporingsonderzoek. En als tweede leidde het ertoe dat

ze door krijgen, voorbeeld dat ze bij het NFI naar een schoenspoor zaten te kijken. Hey een

schoenspoor, mijn tante weet alles van schoenen, moet die niet helpen? (TNO, persoonlijke

communicatie op 18 april 2019)’

Cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken kan burgers meer inzicht in deze onderzoeken geven,

hetgeen kan leiden tot meer vertrouwen en begrip voor de politie in zijn algemeenheid en ook specifiek

voor liquidatieonderzoeken. Deze verwachtingen zijn gebaseerd op enkele evaluaties van

Page 32: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

32

cocreatieprojecten. Om daadwerkelijk vast te stellen of cocreatie met burgers ook in

liquidatieonderzoeken meer legitimiteit voor de politie oplevert dient dit getoetst worden door

bijvoorbeeld een evaluatie onder burgers uit te voeren nadat politie en burger hebben gecocreëerd in

een liquidatieonderzoek.

3.3.3 De burger

Uit het onderzoek komen wisselende geluiden naar voren over de meerwaarde van cocreatie in

liquidatieonderzoeken voor burgers. Zo noemt een teamleider dat burgers niet gemotiveerd zijn om

te participeren omdat ze het prima vinden als criminelen elkaar uit de weg ruimen:

‘Over het algemeen is het toch de mening van heel veel burgers van zoek het maar lekker uit, ten

opzichte van die criminelen. Het gaat pas leven bij de burger bij een vergismoord. Dan zie je toch meer

initiatieven van burgers. Maar ook daar is heel veel angst onder de burger.’ (TL 2, persoonlijke

communicatie op 28 maart 2019)

Een andere teamleider geeft aan dat liquidaties geen op zichzelf staande voorvallen zijn maar gepaard

gaan met meerdere geweldsincidenten. Burgers willen om die reden wel meewerken aan

liquidatieonderzoeken om zo de veiligheid in hun eigen wijk te vergroten (TL 3, persoonlijke

communicatie op 25 maart 2019).

TNO haakt hierop in door te stellen dat als de interesse bij de burger gewekt is, zij wel willen bijdragen

aan liquidatieonderzoeken. Maar dat de gevaarzetting hierbij een rol speelt en ze om deze reden

wellicht afzien van een samenwerking.

‘Als er in een Hells Angels-bar een afrekening is dan ligt daar eigenlijk niemand wakker van. Dat is waar.

Neem even die Kasjoggi. Dat is wel een aardig voorbeeld waar ik met Bellingcat aan gewerkt heb. Dat

is gewoon heel erg in het publieke domein en politiek interessant. (….) Want als burgers ineens zoiets

hebben van hoor dit gaat even net te ver, dat kan zijn om aspecten als vergismoord of een verdwaalde

kogel in de kinderkamer maar er kunnen ook andere redenen zijn. Dan zullen burgers wel wat willen

bijdragen aan die opsporing.’ (TNO, persoonlijke communicatie op 4 april 2019)

De toegevoegde waarde voor burgers kan gevonden worden in hun motivatie om samen te werken

met de politie. Uit bovenstaande citaten blijkt dat deze motivatie gevonden kan worden in een

verontwaardiging of interesse en van daaruit een bijdrage willen leveren. Een meer praktische

motivatie wordt gevonden in het willen vergroten van de veiligheid in de eigen buurt. Gekoppeld aan

het theoretisch kader worden de motivaties gevonden in zowel publiek belang, groepsbelang als eigen

belang (Bekkers & Meijer, 2010).

De genoemde inzichten weer dat het van belang is dat burgers op een bepaalde wijze geraakt moeten

zijn willen zij participeren in een liquidatieonderzoek. Wanneer het burgers niets interesseert dat

criminelen elkaar uitschakelen, hetgeen door teamleiders zo wordt ervaren, zien burgers geen waarde

in van een samenwerking met de politie in dit type onderzoeken. Dit betekent dat het voor de politie

van belang kan zijn om de toegevoegde waarde voor de burger te onderstrepen wanneer zij op zoek

gaat naar een samenwerking met burgers.

Omdat er geen onderzoek gedaan is onder burgers is het niet mogelijk om een volledig antwoord te

geven op de vraag wat de toegevoegde waarde voor burgers is om te cocreëren met de politie in

liquidatieonderzoeken. Dit dient in vervolgonderzoek onder burgers worden onderzocht.

Page 33: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

33

3.4 Voorwaarden

Hoewel er ook algemene voorwaarden voor cocreatie met burgers uit het onderzoek naar voren

kwamen wordt hier de focus gelegd op de voorwaarden die gelden specifiek voor

liquidatieonderzoeken. Dit betekent niet dat ze niet gelden voor andere opsporingsonderzoeken maar

dat ze van extra belang zijn bij liquidatieonderzoeken. Deze genoemde voorwaarden zijn in drie

thema’s ingedeeld: veiligheid, een betrouwbare burger en meerwaarde voor het onderzoek.

3.4.1 Veiligheid

‘De fysieke veiligheid van de burger, stel dat de burger allerlei briljante dingen kan die wij niet kunnen

of niet snel genoeg kunnen en dat komt ook op die manier naar buiten, hoe gevaarlijk is dat voor die

burger? En welke zorgplicht hebben wij dan? Zeggen we ‘bedankt voor de fijne cocreatie en zoek het

verder maar uit’? En je mag volgende week als getuige komen opdraven in de Bunker en je vrouw en

kinderen moeten maar een beetje om zich heen gaan kijken de komende tijd.’ (Rechercheofficier,

persoonlijke communicatie op 18 april 2019)

De rechercheofficier verwoord hier hetgeen de andere respondenten ook aangeven: burgers mogen

door huns samenwerking met de politie in liquidatieonderzoeken niet in gevaar komen en hierin heeft

de politie een zorgplicht. Ook geeft teamleider 2 aan dat de veiligheid van de bron altijd voorgaat, voor

het belang van bewijs. Als een bepaalde samenwerking of informatie kan leiden tot kennis van de

identiteit van een burger bij de verdachte(n) en deze burger loopt hierdoor gevaar, dan kan dit niet

worden gebruikt in het bewijs tegen de verdachte. Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf 3.5

waarin het gaat over de risico’s en knelpunten van cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken.

Naast de fysieke veiligheid dient ook de mentale veiligheid van burgers gewaarborgd worden. Zo geeft

een teamleider aan dat er afwegingen gemaakt worden met betrekking tot wat de politie burgers wel

en niet kan laten zien en weten met het oog op wat burgers mentaal gezien aan kunnen. Zo zijn burgers

het bijvoorbeeld niet gewend om kapotgeschoten lichamen te zien (TL 1, persoonlijke communicatie

op 21 maart 2019). Dit kan betekenen dat burgers bepaalde delen van een PD niet te zien krijgen of

bepaalde gruwelijke maar belangrijke details onthouden worden. Dit kan vervolgens bepalend zijn

voor hoe een samenwerking met burgers in een liquidatieonderzoek eruitziet.

Het waarborgen van zowel de fysieke als mentale veiligheid wordt als voorwaarde gezien voor

cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken. Afscherming van de identiteit van meewerkende

burgers is een optie om deze veiligheid te waarborgen. Hier zitten echter ook risico’s aan vast, zie

hiervoor paragraaf 3.5. TNO noemt het volgende als aanvulling op het beschermen van de veiligheid

van burgers:

‘Moet je burgers tegen zichzelf beschermen? Ik denk van wel. En daarom denk ik ook over zo’n website

waarop al die opsporingsmogelijkheden staan, dan moeten daarbij ook echt een aantal stevige

waarschuwingen staan. En dan kom ik weer bij Ruben & Julian maar ook bij andere vermissingszaken.

Al die burgers staan klaar, we gaan in het bos zoeken. En dat is harstikke goed bedoelt maar er is niet

nagedacht over wat je zou kunnen aantreffen, hoe je daar mee omgaat, wat voor effect dat op je heeft,

eventuele gevaarzetting. En dan ben je als overheid ook de hoeder van de burger, van veiligheid en van

deze speurneuzen. Dat is nodig, zeker bij liquidaties.’ (TNO, persoonlijke communicatie op 4 april 2019).

Hoewel bovenstaand citaat van TNO gaat over burgers die klaar staan om zelf op te sporen in

vermissingszaken en de politie dit (nog) niet tegenkomt in liquidatiezaken, zijn deze instructies voor

burgers over wat ze wel en niet kunnen doen en op welke wijze, ook nodig wanneer de politie zelf de

Page 34: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

34

samenwerking met burgers op zoekt in liquidatiezaken. Het geeft burgers inzicht in op welke wijze ze

een goede bijdrage leveren en wijst ze op risico’s en gevaren.

3.4.2 Betrouwbare burger

‘En hoe ga je de betrouwbaarheid van de burger die jou gaat helpen toetsen? Dat is ook heel belangrijk.

Word je niet gelummeld? Krijg je geen fake-nieuws? Word je niet een bepaalde richting op gestuurd

die je helemaal niet wilt?’ (TL 1, persoonlijke communicatie op 22 maart 2019)

Een terugkerend onderwerp tijdens de interviews met de teamleiders, de teams TBO en TBBO en de

rechercheofficier zijn de contrastrategieën van verdachten die middels het aanleveren van

desinformatie de richting van een liquidatieonderzoek proberen te sturen om zo concurrenten uit te

schakelen of zelf buiten beeld te blijven. Dit gebeurt momenteel bijvoorbeeld via de TCI 11 waarvan

teamleiders meerdere proces-verbalen met verschillende namen ontvangen over wie de schutter of

de opdrachtgever zou zijn bij een liquidatie (TL 2, persoonlijke communicatie op 28 maart 2019).

De hier onderliggende vraag is of burgers te vertrouwen zijn en geen dubbele agenda hebben wanneer

zij de samenwerking met de politie aangaan.

Daarnaast dient ook de betrouwbaarheid van de bijdrage vastgesteld te worden: hoe komen ze aan

hun informatie, klopt dit? En zitten burgers zelf niet in een tunnel? (Rechercheofficier, persoonlijke

communicatie op 18 april 2019).

Waar de politie momenteel gebruik maakt het screenen van burgers en het opstellen van convenanten

wanneer zij een intensieve samenwerking met burgers aangaat, geeft TNO aan dat er ook andere

mechanismen zijn om de betrouwbaarheid van burgers en hun bijdrage te waarborgen. Dit kan

bijvoorbeeld door elkaar te controleren op inhoud of reputatie (TNO, persoonlijke communicatie op 4

april 2019).

3.4.3 Meerwaarde

De teams TBO en TBBO doen voorafgaand aan een samenwerking met een burger in de vorm van een

(criminele) burgerinfiltrant uitgebreid onderzoek naar onder andere wat de samenwerking voor het

onderzoek kan opleveren. Wanneer dit niet duidelijk is dan gaat deze samenwerking niet door (TBBO,

persoonlijke communicatie op 18 april 2019). Dit heeft onder meer te maken met het risico van de

samenwerking voor het onderzoek, komt een burger juist informatie halen of loopt zij gevaar door de

samenwerking. Ook de kosten in zowel geld als tijd dienen afgewogen te worden ten opzichte van het

resultaat.

Ook de rechercheofficier geeft aan dat de samenwerking met burgers niet nodig is als de politie ook

zelf een zaak kan oplossen:

‘Stel dat je met klassieke, ambachtelijke opsporing best snel een goed resultaat kan halen en je als

overheid ook honderd procent verantwoordelijkheid kan nemen voor dat ambachtelijke proces door

dat je het netjes aan de rechter kan verantwoorden, dan voelt het voor mij minder prettig om er dan A

een heel circus van te maken met heel veel burgers en B ze daarmee misschien ook nog in gevaar te

brengen.’ (Rechercheofficier, persoonlijke communicatie op 18 april 2019).

11 Team Criminele Inlichtingen

Page 35: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

35

Ook een teamleider sluit hierop aan door aan te geven dat politie al deskundigheid in huis heeft of

daar een beroep op kan doen zodat dat men zich bij de samenwerking met een burger altijd moet

afvragen wat het oplevert en of het nodig is (TL 1, persoonlijke communicatie op 22 maart 2019).

Er dient een kosten-baten analyse gedaan te worden met betrekking tot capaciteit en het verwachte

resultaat. TNO geeft ook aan dat er samenwerkingen met burgers worden aangegaan en de zaak

halverwege deze samenwerking op de plank beland omdat andere zaken voorrang krijgen. (TNO,

persoonlijke communicatie op 18 april 2019). Op deze wijze levert een samenwerking niets op of een

negatieve beoordeling van de politie door burgers.

Naast het argument van de kosten-baten analyse noemt de rechercheofficier ook dat er in de

samenwerking met burgers in opsporingszaken en daarmee ook liquidatiezaken, een zekere

selectiviteit moet zitten:

‘De kracht mobiliseren die bij de burger zit, daar ben ik wel voor. Maar het heeft ook te maken met

selectiviteit. Als je overal aandacht voor vraagt dan vraag je eigenlijk nergens aandacht voor. (….) Maar

stel dat we daarbij ongefilterd elke zaak met het publiek gaan delen dan slaat het dood. Dus zoals wij

ook selectief moeten zijn in verband met schaarste van capaciteit, moeten we ook selectief zijn in de

weging van zaken waar we extra op gas op gaan geven en bijvoorbeeld de burger erbij betrekken.

‘(Rechercheofficier, persoonlijke communicatie op 18 april 2019).

Page 36: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

36

3.5 Knelpunten en risico’s

Hoewel er in de interviews ook algemene knelpunten van cocreatie met burgers werden genoemd, ligt

in deze paragraaf de focus de risico’s en knelpunten specifiek voor liquidatieonderzoeken.

3.5.1 Gevaarzetting

Uit de analyse blijkt dat de risico’s en knelpunten grotendeels samenhangen met de gevaarzetting in

liquidatieonderzoeken. Dit wordt door de rechercheofficier als volgt omschreven:

‘Als ik kijk naar de Amsterdamse verhoudingen, de CSV’s12 die wij verantwoordelijk houden voor een

aantal van de meest grove liquidaties van afgelopen vijf a zeven jaar, dan zou ik niet zeggen dat ze die

burger wel met rust laten. Als zij echt last hebben van die burger of wanneer die burger ineens iets

aanlevert waardoor een zwakke zaak ineens een sterke zaak wordt. Dan denk ik wel dat zij er belang

bij hebben om een ontmoedigend effect te creëren ten opzichte van die burger. (.....) Misschien om in

die zaak ervoor te zorgen dat de burger niet meer kan verklaren maar ook inderdaad als

afschrikwekkend effect voor de toekomst.’ (Rechercheofficier, persoonlijke communicatie op 18 april

2019).

Represailles

Ook teamleiders noemen het risico dat verdachten van liquidaties burgers die samenwerken met

politie kunnen benaderen om zo deze samenwerking te voorkomen. Over hoe ver deze criminelen

hierin gaan zijn de meningen verdeeld. Zo geeft een teamleider aan dat hij niet verwacht dat

onschuldige burgers die aan hun burgerplicht voldoen, geliquideerd worden maar zullen er wel

intimidaties en bedreigingen plaatsvinden (TL 4, persoonlijke communicatie op 5 april 2019). TBBO

wijst op de onschuldige broer van een kroongetuige13 die is doodgeschoten, ouders die bedreigd

worden door criminelen en handgranaten die aan deuren worden bevestigd, allemaal om te

voorkomen dat burgers gaan praten (TBBO, persoonlijke communicatie op 18 april 2019).

Deze bevindingen sluiten aan op het motief van ‘silence by killing’ dat gevonden werd in het onderzoek

van van Gestel et al. (2017). Hoewel dit motief om te liquideren, intimideren of bedreigen gericht is op

getuigen die over belastende informatie beschikken, kan dit volgens de rechercheofficier ook gelden

voor burgers die een belangrijke bijdrage leveren in een liquidatiezaak. Hoever criminelen hierin gaan

is niet op voorhand vast te stellen maar de rechercheofficier geeft aan dat er in ieder geval rekening

mee gehouden moet worden en hierin ook verantwoordelijkheid genomen moet worden.

Eigenrichting

Een algemeen risico van cocreatie met burgers in opsporingsonderzoeken is eigenrichting waarbij

burgers onder andere zelf verdachten opsporen (N. Kop 2012, Cornelissens en Ferwerda, 2010). Voor

liquidatieonderzoeken geldt dat het risico op eigenrichting extra aandacht dient te krijgen vanwege

het type verdachten in liquidatieonderzoeken. Uit het onderzoek van van Gestel et al. (2017) bleek dat

de drempel voor het plegen van liquidaties afgelopen jaren lager is geworden en de wapens en het

geweld dat wordt gebruikt zwaarder zijn. De lage drempel om over te gaan tot geweld brengt een

gevaar met zich mee voor burgers die bijvoorbeeld zelf verdachten benaderen. Een teamleider noemt

12 Crimineel samenwerkingsverband 13 De onschuldige Reduan B., werd vermoord nadat bekend werd dat zijn broer Nabil B. zou getuigen tegen wee van liquidaties verdachte personen (NOS 2019)

Page 37: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

37

dat burgers niet in de buurt van verdachten van liquidatieonderzoeken moeten komen vanwege de

gevaarzetting (TL 2, persoonlijke communicatie op 28 maart 2019) en TNO ligt dit als volgt toe:

‘Ik heb twee weken geleden ofzo met Bellingcat, dat ging om die jongen die in Iran zat14 en die heb je

dan in twee uur gevonden. Dat is echt niet moeilijk. Maar goed dan ontstaat er vervolgens publieke

verontwaardiging over waarom ze hem dan niet gaan halen. Maar wat je daar dan weer zag, vond ik

wel interessant, dat had ik nog nooit zo expliciet gezien. Dat gaat natuurlijk op Twitter en dan heb je

gewoon gasten die zeggen ‘ik ben toevallig in de buurt, zal ik even gaan kijken’. En dat ook echt gaan

doen en voor dat huis gaan staan enzo. Dan denk je wel van eh…’ (TNO, persoonlijke communicatie op

4 april 2019).

Angst

‘En als je nu gaat kijken naar de recente ontwikkelingen van de kroongetuigen dan zie je dat mensen

over het algemeen bang zijn. Ze willen niets vertellen want moet ik risico lopen voor één of andere eikel

die is geliquideerd? En daar lopen wij als politie wel voortdurend tegenaan. (TL 2, persoonlijke

communicatie op 28 maart 2019)

De teamleiders merken op dat er angst heerst onder burgers om te verklaren in liquidatieonderzoeken.

Burgers zijn bang dat hun verklaringen gevolgen hebben voor zichzelf of hun familie. Het gevolg

hiervan is dat burgers niet willen verklaren. Daarnaast kan het afleggen van een verklaring naderhand

ook grote gevolgen hebben voor burgers:

‘Die man is zwaar overspannen geweest van angst. Hij zag de verdachten ook elke keer, of ze er nou

echt waren of niet en geïntimideerd hebben dat staat niet vast maar ja. Zijn huwelijk is naar de klote

gegaan, hij is zijn werk kwijtgeraakt. Dat is allemaal daaruit voortgekomen, uit wat hij heeft gezien.

Daar moet je niet licht over nadenken.’ (TL 4, persoonlijke communicatie op 5 april 2019)

Hoewel het afleggen van een belangrijke getuigenverklaring geen vorm van cocreatie is, laat dit

voorbeeld wel zien dat het hebben van een belangrijke rol in de veroordeling van verdachten van een

liquidatie, een groot negatief effect kan hebben op een burger. Het gaat hierbij vooralsnog om

getuigenverklaringen maar ook tijdens de brainstormsessies met buurtbewoners over een

liquidatieonderzoek merkten teamleiders de angst van buurtbewoners op om mee te denken in het

onderzoek (TL 3, persoonlijke communicatie op 25 maart 2019).

3.5.2 Afscherming

De noodzaak van afscherming komt enerzijds voort uit de angst die onder burgers leeft om te gaan

verklaren en anderzijds uit de bescherming die politie en OM willen bieden voor burgers die een rol

spelen in liquidatiezaken. De identiteit van burgers kan afgeschermd worden voor andere actoren zoals

verdachten en andere betrokkenen bij het strafproces. S. Brinkhoff, strafrechtexpert vat samen wat

onder afgeschermde informatie wordt verstaan:

‘Dit is strafrechtelijk relevante informatie die geanonimiseerd wordt verstrekt aan strafvorderlijke

actoren zoals de tactische recherche, de zaaksofficier van justitie, de rechter-commissaris (r-c),

verdediging en zittingsrechter. Voor hen blijft onbekend welke methoden zijn ingezet ter verkrijging van

de informatie. Evenmin wordt bekend gemaakt wie of wat de bron van de informatie is. Zoals hieronder

14 Shahin Gheiybe, voorvluchtige en verdachte van het neerschieten van twee personen tijdens een zakendeal, werd door Bellingcat gelokaliseerd door het analyseren van zijn uitlatingen op Social Media (van Ess, 2019).

Page 38: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

38

wordt beschreven kan de reden van afscherming zijn gelegen in het belang van het beschermen van de

menselijke bron van de informatie, het opsporingsbelang en/of het belang van de staatsveiligheid.’

(Brinkhoff 2015:2).

Niet herleidbare verklaringen

Zonder diep in te gaan op afscherming kan gesteld worden dat informatiebronnen zoals de identiteit

van personen maar ook de manier waarop informatie is verkregen geheim blijft, onder andere ter

bescherming van de zogenoemde ‘menselijke bron’. Dit kan door simpelweg de naam van een getuige

weg laten uit de verklaring. Echter kan uit een verklaring zelf ook afgeleid worden van wie die afkomstig

is. Dit kan doordat een verdachte of andere personen weten wie over welke informatie beschikt.

Daarom worden anonieme verklaringen ‘opgeschoond’ tot dat er niet uit af te leiden is van wie die

afkomstig is. Het knelpunt hier is dat er op deze wijze niet altijd een bruikbare verklaring overblijft (TL

2, persoonlijke communicatie op 28 maart 2019 en TL 3, persoonlijke communicatie op 25 maart 2019).

Transparantie bewijs

Afscherming veroorzaakt tevens een conflict met het toetsingsbelang van het verkregen bewijs en

daarmee artikel 6 van het EVRM waarin het recht op een eerlijk proces wordt beschreven. Hieronder

valt onder andere dat de verdediging en de andere partijen dezelfde mogelijkheden moeten hebben

om ingebracht bewijsmateriaal te bespreken en bestrijden (EHRM 27 oktober 2004). De

rechercheofficier noemt de kern van het probleem:

‘(…) al die varianten ben je afhankelijk van de ZM, de zittende magistratuur. Dus als jij en ik zeggen dat

dit een harstikke mooie vangst is maar het is zo’n gevoelige zaak met zulke gevaarlijke verdachten.

Diegene die het ons heeft gegeven of ons heeft geholpen, die moet als volledig anoniem bedreigde

getuige in de Bunker, onherkenbaar verklaren. Als de rechter het daar niet mee eens is.’

(Rechercheofficier, persoonlijke communicatie op 18 april 2019)

Waar de rechercheofficier op doelt is dat een rechter in het kader van het kunnen toetsen van

ingebracht bewijs, kan besluiten dat een getuige omwille van een transparant proces, niet anoniem

kan blijven:

‘Je kan de maximale inspanning beloven maar voor het resultaat ben je zelfs vooraf, dus voor de zitting,

afhankelijk van een rechtercommissaris, een raadkamer, noem maar op. Dus dat is heel kwetsbaar. En

ik wil zeker niet de ZM diskwalificeren maar in sommige zaken merk je dat ze toch wel moeite hebben

om de grimmigheid of de gevaarlijkheid van de doelgroep goed in te schatten.

En, ik noem dat zelf wel eens transparantiedrift, dan wordt het bijna een sport op zich tot aan de

identiteit van informanten, zo van laat alles maar open en transparant, dan zal het wel goed zijn.

Terwijl als dat zou gebeuren, los van dat ik dan echt levensgevaar zie voor sommige burgers, dan gaat

er ook een soort ontmoedigende werking vanuit.’ (Rechercheofficier, persoonlijke communicatie op 18

april 2019).

Het knelpunt bestaat uit het belang van het kunnen toetsen van het bewijs door alle partijen. De

rechercheofficier geeft aan dat deze genoemde ‘transparantiedrift’ ook geldt voor resultaten van

cocreatieprojecten die van belang zijn voor het bewijs:

‘Dus stel dat burgers met allerlei moderne digitale technieken met heel overtuigend bewijs komen, dan

mag een rechter dat goed rekenen. Alleen kan er natuurlijk wel ook op dat bewijs verweer worden

gevoerd door de advocatuur. En als wij dan dat bewijs van een burger krijgen, en het is ook echt een

soort burgerinitiatief, of een soort samenwerking waarin wij kaders schetsen waar binnen de burger

Page 39: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

39

aan de slag gaat, dan kunnen we niet zeggen ‘burger bedankt, we houden je verder uit de wind, wij

leggen het wel uit aan de rechter.’ (...) En dan zegt een rechter bijvoorbeeld dat ze het

onmiddellijkheidsbeginsel hanteren. Wij willen bij de bron van het bewijs, namelijk bij de creatieve

burger navragen hoe het nu allemaal zit. Is de informatie authentiek, betrouwbaar, hoe aanvechtbaar

of overtuigend zijn de methoden die gebruikt zijn.’ (Rechercheofficier, persoonlijke communicatie op

18 april 2019).

Garantie veiligheid

De politie kan burgers die gevaar lopen vanwege hun verklaring bescherming bieden. Zo kunnen deze

burgers beveiligd worden en in het uiterste geval een andere woning of zelfs identiteit krijgen. Het

knelpunt hier is echter dat de politie nooit volledige veiligheid kan bieden:

‘Bij afscherming kan je nooit 100% zeggen, dat je identiteit geheim blijft. En met veiligheid kan je nooit

100% zeggen dat jou nooit wat overkomt. Helemaal door Social Media, je verdwijnt niet van de aardbol.

Bewust of onbewust laat je toch weten dat je er nog bent en waar je bent. Dus verbeteren, ik denk dat

het alleen maar lastiger wordt. We weten zoveel van elkaar en we kunnen volgen wat er gebeurt dat

het risico dat je veiligheid of afscherming omvalt, zeker aanwezig is.’ (TBBO, persoonlijke communicatie

op 18 april 2019)

De politie is hierbij ook afhankelijk van het gedrag van burgers zelf. Zo willen burgers niet altijd op hun

veiligheid letten omdat het hun beperkt in hun vrijheid.

3.5.3 Contrastrategieën

Een knelpunt waar de teamleiders van liquidatieonderzoeken nu al mee te maken hebben en ook

voorzien wanneer zij gaan cocreëren met burgers, zijn de contrastrategieën van verdachten. Deze

bestaan enerzijds uit het verstrekken van desinformatie en anderzijds uit het lekken van informatie.

Desinformatie

‘Je ziet namelijk toch, door schade en schande word je wijs, je wordt als politie zijnde gewoon

gelummeld. Zeker bij liquidaties, het zwaardere milieu. Je wordt gewoon gebruikt, je krijgt

desinformatie. Dat is het grootste risico wanneer je de samenwerking met de burger opzoekt in

liquidatieonderzoeken. En dat risico is veel kleiner bij de andere ‘gewone’ moorden.’ (TL 1, persoonlijke

communicatie op 22 maart 2019).

Teamleiders ervaren in liquidatieonderzoeken dat zij informatie binnen krijgen, onder andere via de

TCI, waardoor zij een verkeerde kant op worden gestuurd in een onderzoek. Dit kost met name veel

tijd want deze informatie dient onderzocht te worden op echtheid. Daarnaast biedt het voor

criminelen ook een kijkje in de keuken van de politie, waar staan zij in het onderzoek? Teamleider 3

(persoonlijke communicatie op 25 maart 2019) geeft ook aan dat ze bij cocreatie ‘de tegenstander’

kunnen binnenhalen die de politie de verkeerde kant opstuurt door bewust informatie met de politie

te delen die niet klopt.

Lekken

‘Maar ik ben wel terughoudend over informatie verstrekken in liquidatieonderzoeken want het zijn wel

altijd risicovollere onderzoeken. De kans op lekken is groter. Bij een gewone moord wordt bijna nooit

gelekt. Maar bij liquidaties wel.’ (TL 2, persoonlijke communicatie op 28 maart 2019).

Naast het verspreiden van desinformatie door criminelen wordt ook het lekken van informatie door

zowel politieambtenaren zelf als burgers waarmee wordt samengewerkt genoemd als risico. Dit kan

Page 40: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

40

op verschillende wijzen plaatsvinden. Zo kunnen criminelen burgers geld geven in ruil voor informatie

over een liquidatieonderzoek waar burgers aan werken (TNO, persoonlijke communicatie op 4 april

2019) of criminelen plaatsen mollen op strategische plekken binnen de politieorganisatie (TL 1,

persoonlijke communicatie op 22 maart 2019). Vanwege de ervaringen van teamleiders met het lekken

van informatie in liquidatieonderzoeken, verwachten zij dat dit ook zal gebeuren wanneer zij zullen

cocreëren met burgers in deze onderzoeken.

Page 41: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

41

HOOFDSTUK 4 - CONCLUSIES

4.1 Conclusie

De rode draad die te ontdekken valt in de resultaten van het onderzoek is de gevaarzetting in

liquidatieonderzoeken. Deze gevaarzetting speelt een belangrijke al dan niet bepalende rol in hoe

samenwerkingen tussen burgers en politie in liquidatieonderzoeken eruitzien. De conclusie van dit

onderzoek is dan ook door de bril van deze gevaarzetting geschreven.

Allereerst wordt op basis van de onderzoeksresultaten geconcludeerd hoe samenwerking met burgers

in liquidatieonderzoeken eruit kan zien en vervolgens worden deze bevindingen gekoppeld aan het

concept cocreatie. Op deze wijze kan er uiteindelijk antwoord gegeven worden op de centrale vraag

van dit onderzoek:

‘Wat zijn de mogelijkheden voor cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken?’

4.1.1 (On)mogelijkheden voor samenwerking met burgers

Uit het onderzoek blijkt dat de politie in liquidatieonderzoeken geconfronteerd wordt met burgers die

geen verklaringen willen afleggen omdat ze bang zijn voor represailles vanuit de kring van de

verdachte(n). Echter hoeft een samenwerking tussen burgers en politie niet alleen uit

getuigenverklaringen te bestaan maar geeft de politie burgers ook de mogelijkheid om mee te denken

in het onderzoek. De genoemde brainstormsessies met buurtbewoners zijn hier een voorbeeld van.

Maar ook hier ervaart de politie angst onder burgers om mee te werken. Deze angst voert niet de

boventoon wanneer experts worden gevraagd mee te denken in een liquidatiezaak. Dit is aanwijzing

voor dat angst met name heerst onder burgers die op een bepaalde manier in relatie staan tot

verdachten of verbonden zijn met de liquidaties zoals buurtbewoners of getuigen.

Dat deze angst mogelijk minder of niet bestaat onder burgers die op grotere afstand staan van een

liquidatie, betekend niet dat zij geen gevaar lopen wanneer zij een bijdrage leveren aan een

liquidatieonderzoek. Zo heeft de rechercheofficier aangegeven dat hij niet verwacht dat de CSV’s die

verantwoordelijk zijn voor een aantal liquidaties afgelopen jaren, burgers met rust zullen laten

wanneer zij een noemenswaardige bijdrage leveren aan het opsporingsproces (persoonlijke

communicatie op 18 april 2019).

Gesteld kan worden dat er veiligheidsrisico’s kleven aan een samenwerking tussen politie en burger in

liquidatieonderzoeken en dat, hoewel mogelijk niet alle burgers deze risico’s ervaren, de politie hierin

een zorgplicht heeft.

Door deze risico’s is veiligheid een voorwaarde voor cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken,

hetgeen bewerkstelligt kan worden door afscherming van bepaalde informatie en de identiteit van

burgers. Echter brengt dit knelpunten met zich mee. Door informatie en bronnen af te schermen is het

voor de verdediging niet altijd mogelijk om het ingebrachte bewijs te toetsen en botst dit met de

verdedigingsrechten van een verdachte. Uiteindelijk beslist de rechterlijke macht of bepaalde

informatie afgeschermd moet blijven vanwege een reële vrees voor represailles. Politie en OM kunnen

hierover geen harde toezeggingen doen naar een burger.

Zolang CSV’s niet weten welke burgers samenwerken met de politie in liquidatieonderzoeken kunnen

de kansen op represailles verkleind worden alsmede de angst van burgers hiervoor. Oplossingen voor

het waarborgen van de anonimiteit van burgers liggen in samenwerkingsvormen die niet in het

procesdossier terecht komen. De kansen die respondenten zagen voor het intensiveren van de

samenwerking met burgers in liquidatieonderzoeken sluiten hierop aan. Zo komen brainstormsessies

Page 42: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

42

waarbij burgers en politie samen opsporingsstrategieën, hypothesen en scenario’s ontwikkelen niet in

het procesdossier. Omdat de politie ervaart dat ook hierbij angst bestaat onder buurtbewoners kunnen

deze brainstormsessies online worden georganiseerd zodat burgers niet van elkaar weten wie er mee

doen. Het plan van de politie om op elke liquidatiezaak een Social Media Team te zetten die online de

samenwerking met burgers op zoekt is hiervoor geschikt.

Ook samenwerken met groepen burgers die specifieke kennis of kunde bezitten kan zo worden

vormgegeven dat deze burgers uit het procesdossier kunnen blijven. De politie kan bijvoorbeeld in de

leer bij hackers of IT-specialisten om vervolgens zelf deze opsporingshandelingen te verrichten en

hierover op eigen titel een proces-verbaal van te maken.

Een proactieve samenwerking met burgers in liquidatiezaken biedt ook de mogelijkheid om het

potentieel van burgers te benutten zonder dat zij daarbij met naam en toenaam in procesdossiers

terecht komen. Hoewel het voor dit onderzoek te veel gevraagd was om dieper in te gaan op hoe een

proactieve samenwerking met burgers in liquidatiezaken er dan precies uit moet komen te zien, kan

er gedacht worden aan het ontwikkelen van barrièremodellen en burgers bewust maken van signalen

die wijzen op liquidatieproblematiek.

Een geleerde les uit eerdere cocreatieprojecten die aansluit op de gevaarzetting binnen

liquidatieonderzoeken en in de voorwaarde van veiligheid kan voorzien is het geven van instructies,

waarschuwingen en kaders waarbinnen een samenwerking met burgers kan plaatsvinden. Zo kan de

politie onder andere het belang van anonimiteit en het gevaar van eigenrichting benadrukken en tips

geven hoe burgers met (digitale) sporen moeten omgaan.

Wanneer de veiligheid van burgers in een samenwerking gewaarborgd is dient de politie ook rekening

te houden met contrastrategieën van verdachten in liquidatieonderzoeken en de inbreng van burgers

op waarde weten te schatten. Dit kan door de voorwaarde van samenwerken met betrouwbare

burgers te bewerkstelligen. Daarnaast dient een samenwerking alleen ingezet te worden wanneer het

meerwaarde oplevert voor liquidatieonderzoeken. Vanwege de risico’s en mogelijke capaciteitskosten

van de samenwerking geldt het principe van ‘baadt het niet, dan schaadt het niet’ niet.

4.1.2 Cocreatie

De voorwaarden dialoog, toegang, inzicht in kosten-baten en transparantie worden oorspronkelijk

gezien als de bouwstenen van cocreatie, deze bouwstenen zorgen ervoor dat er meerwaarde uit een

samenwerking ontstaat (Prahalad & Ramaswamy, 2004). Wanneer we deze bouwstenen toepassen op

de bevindingen van dit onderzoek dan wordt duidelijk dat ze niet volledig toepasbaar zijn in

liquidatieonderzoeken.

Een dialoog tussen politie en burgers over een liquidatieonderzoek is op te zetten en dit wordt in meer

of mindere mate gedaan. In gesprek gaan met buurtbewoners, jongeren en experts over een

onderzoek wordt gedaan waarbij de politie kennis en inzichten deelt met burgers. Echter hebben

burgers om meerdere redenen geen toegang tot alle onderzoeksinformatie van de politie. Dit heeft

onder andere te maken met privacyregels, het geheimhouden van daderwetenschappen,

opsporingstrategieën en de anonimiteit waarborgen van bronnen. Burgers kunnen bij gebrek aan

informatie geen eerlijke kosten-batenanalyse maken over onderzoeksstrategieën, hypothesen,

scenario’s, inzet van expertise. Burgers hebben namelijk geen volledig zicht op waar de politie staat in

een liquidatieonderzoek en daarmee rijst de vraag of burgers op basis van onvolledigheid een bijdrage

kunnen leveren die meerwaarde heeft voor het onderzoekt. Cocreatie zoals het oorspronkelijk

bedoeld is door Prahalad & Ramaswamy (2004) is niet mogelijk.

Page 43: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

43

Cocreatie in de publieke sector en bij de politie is minder specifiek gedefinieerd. Cocreatie wordt als

een intensieve vorm van burgerparticipatie gezien waarbij politie en burgers samenwerken aan een

gedeeld probleem (Bekkers & Meijer, 2010; Centrum Versterking Opsporing, 2011; Van der Hoeven,

2011 in Kop 2012:34). Ook hier wordt meerwaarde voor beide partijen als doel maar ook als motivator

voor de samenwerking gezien (Kop, 2012b). Vanuit het perspectief op cocreatie waarmee in dit

onderzoek is gewerkt is gekeken of cocreatie van toepassing is op de manier waarop burger en politie

in liquidatieonderzoeken kunnen samenwerken.

Dit wordt per element toegelicht:

Gezamenlijke ontwikkeling van ideeën, uitvoeren van acties en/of besluitvorming

Bekkers & Meijer (2010) en Bekkers e.a. (2014) stellen dat bij cocreatie burgers zowel

medeontwerpers, mede-uitvoerders en aanjagers (initiatiefnemers) kunnen zijn. Uit het onderzoek is

gebleken dat er voor de politie door middel van verschillende soorten brainstormsessies

mogelijkheden bestaan om in liquidatieonderzoeken samen met burgers invalshoeken,

opsporingsstrategieën en ideeën te ontwikkelen. En door samen te werken met burgers met een

bepaalde expertise kunnen burgers en politie ook samen opsporingshandelingen uitvoeren. Burgers

kunnen dus zowel als medeontwerper en mede-uitvoerder fungeren. Daarnaast kunnen burgers ook

als aanjager een rol pakken in liquidatieonderzoeken zoals te zien is bij Bellingcat die een van

liquidatieverdachte voortvluchtige in Iran opspoort. Echter dient de politie in verband met de

gevaarzetting hier tijdig op aan te haken.

Van elkaar afhankelijke partijen

Reiner (2010) stelde vast dat de politie nergens is zonder de informatie waarover de burger beschikt.

Daarin is de politie afhankelijk van burgers. In dit onderzoek komt naar voren dat dit ook geldt voor

liquidatieonderzoeken. De huidige betrokkenheid van burgers bestaat uit getuigenverklaringen,

experts en heimelijke trajecten met burgers. De politie is afhankelijk van de informatie van burgers.

Maar is de politie in dit type onderzoeken ook afhankelijk van de kennis, kunde en creativiteit van

burgers? Omdat er weinig ervaring is opgedaan naar cocreatie met burgers in opsporingsonderzoeken,

laat staan in liquidatieonderzoeken is niet objectief vast te stellen of de politie daadwerkelijk betere

resultaten boekt in cocreatie met burgers en daarmee afhankelijk van hen is. Echter is wel gebleken

dat verwacht wordt dat het meer kennis, informatie, invalshoeken, kwaliteitsverbetering en

legitimiteit oplevert voor de politie. Dit zal, wanneer de politie daadwerkelijk zal cocreëren met

burgers, op den duur getoetst kunnen worden.

Is de burger ook afhankelijk van de politie in liquidatieonderzoeken? Vanwege de gevaarzetting is te

concluderen dat burgers er verstandig aan doen om niet op eigen houtje verdachten van

liquidatieonderzoeken op te sporen. De angst die onder burgers heerst om met de politie te praten

over liquidaties wijst er ook op burgers niet snel het heft in eigen handen zullen en willen nemen.

Gelijkwaardige samenwerking

Om een gelijkwaardige samenwerking te bewerkstelligen dient de inbreng van de betrokken actoren,

politie en burger, even serieus genomen te worden (Fischer, 2009). Dit aspect staat op spanning met

de risico’s van contra-strategieën van CSV’s en twijfels over de betrouwbaarheid van de inbreng van

burgers waardoor er met wantrouwen wordt gekeken naar de (mogelijke) bijdrage van burgers. Uit de

resultaten van dit onderzoek blijkt echter dat hier ook oplossingen voor zijn zoals het opstellen van

een convenant, samenwerken met gescreende burgers of simpelweg de bijdrage van burgers

Page 44: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

44

controleren op inhoud. Afhankelijk van de samenwerkingsvorm kan op deze wijze de bijdrage van

burgers alsnog even serieus genomen worden.

Wederzijds voordeel

Kop (2012b) geeft aan dat beide partijen voordeel dienen te halen uit cocreatie omdat er anders geen

motivatie bij de betrokken actoren is om samen te werken. Uit dit onderzoek is gebleken dat de politie

verschillende vormen van toegevoegde waarde verwacht van cocreatie met burgers in

liquidatieonderzoeken en daarom deze samenwerking ook onder bepaalde voorwaarden wil aangaan.

Het verwachte voordeel (kwaliteitsverbetering en legitimiteit) voor de politie komt overeen met de

theorie (Bekkers & Meijer, 2010) maar is daar ook grotendeels op gebaseerd aangezien weinig bekend

is over de daadwerkelijke toegevoegde waarde.

Uit het onderzoek is tevens gebleken dat twijfels bestaan over of burgers gemotiveerd zijn om samen

te werken met politie in liquidatieonderzoeken. Zo ervaart de politie desinteresse en angst onder

burgers. Anderzijds zijn er ook ervaringen met burgers die vanuit persoonlijke interesse,

verontwaardiging over het geweld of het vergroten van de veiligheid in hun buurt wel willen

meewerken. Geconcludeerd kan worden dat er onderzoek gedaan dient te worden naar of burgers

meerwaarde inzien van cocreatie met de politie in liquidatieonderzoeken, onder welke voorwaarden

en waar deze meerwaarde voor burgers uit kan bestaan. De politie kan hier vervolgens op inspelen

door zo een optimale cocreatievorm voor beide partijen te ontwerpen.

4.1.3 Beantwoording centrale vraag

‘Wat zijn de mogelijkheden voor cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken?’

Op basis van de resultaten in dit onderzoek kan geconcludeerd worden dat de mogelijkheden voor

cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken liggen in afgeschermde of anonieme

samenwerkingsvormen tussen burger en politie die niet in het procesdossier terecht komen. Burgers

kunnen hierbij zowel als medeontwerper, mede-uitvoerder en eventueel als aanjager aan de slag. Het

aspect van een gelijkwaardige samenwerking kan gewaarborgd worden door de inbreng van alle

actoren op gelijke wijze te handelen en mee te laten wegen. Dit kan door elkaar te controleren op

inhoud maar eventueel ook door een screening of opstellen van een convenant zodat het wantrouwen

richting burgers ten opzichte van contrastrategieën of onbetrouwbare informatie verkleind kan

worden. De toegevoegde waarde voor beide partijen en daarmee wederzijdse afhankelijkheid wordt

op basis van de theorie en enkele ervaringen verwacht maar dient in de toekomt uitgewezen te

worden.

Met het oog op de gevaarzetting in liquidatieonderzoeken bestaande uit (angst voor) represailles

vanuit de CSV’s en eigenrichting onder burgers dient de cocreatie tenminste als volgt vormgegeven te

worden:

- Anonimiteit voor burgers, ook ten opzichte van elkaar;

- Voorkomen dat burgers door de samenwerking in het procesdossier terecht komen;

- Instructies voor burgers gericht op een veilige samenwerking en voorkomen van eigenrichting.

Page 45: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

45

4.2 Beperkingen

Hoewel dit onderzoek een zo compleet mogelijke verkenning probeert weer te geven van de

mogelijkheden voor cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken, kent het onderzoek ook zijn

beperkingen.

Een beperking van algemene aard is dat de resultaten van dit onderzoek gebaseerd zijn op ervaringen,

inschattingen en kennis van de geïnterviewden. Hoewel dit past bij de insteek van het onderzoek, een

verkenning naar de mogelijkheden van cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken, levert dit geen

harde feiten op.

Daarnaast focust het onderzoek zich op het perspectief van de politie en heeft er geen onderzoek

plaatsgevonden onder burgers. De reden hiervoor is dat het perspectief van burgers qua omvang en

intensiviteit te groot was om binnen de omvang van deze scriptie mee te kunnen nemen. Echter heeft

dit als effect dat het onderwerp ‘toegevoegde waarde’ voor burgers onderbelicht blijft en de verkregen

inzichten slechts gebaseerd zijn op de kennis en ervaring van de politie. Het onderzoek kan dus geen

antwoord geven op de vraag of burgers willen samenwerken met politie in liquidatieonderzoeken,

onder welke voorwaarden en wel voordeel zij daarin zien. Deze kennis is wel van belang wanneer de

politie wil cocreëren met burgers in liquidatieonderzoeken en dit moet nog onderzocht worden.

Daarnaast kent dit onderzoek ook een beperking op het gebied van validiteit van de interviews. De

interviews hadden een open karakter waarbij aan de hand van een topiclijst de noodzakelijke

onderwerpen besproken werden maar er ook ruimte was voor de inbreng van de respondenten. Door

slechts te werken met gespreksonderwerpen mist er eenheid in diepgang op dezelfde onderwerpen.

Dit bemoeilijkt om een zekere mate van vergelijking uit te voeren tussen de antwoorden van de

verschillende respondenten. Zo ging de ene respondent meer in op de mogelijke

samenwerkingsvormen tussen burgers en politie terwijl andere respondenten meer aandacht

besteden aan de risico’s. Op deze wijze kan de data van de verschillende respondenten als aanvulling

op elkaar worden gezien maar is de data minder geschikt voor onderlinge vergelijking.

Wanneer de interviews waren uitgevoerd aan de hand van bijvoorbeeld stellingen, kon er meer

eenheid in de data worden gecreëerd omdat elke respondent op dezelfde stellingen had moeten

reageren en daarmee eenzelfde type antwoord wordt gegeven. Nu pakte elke respondent zijn eigen

invalshoek en lag de nadruk in de interviews daardoor op verschillende aspecten.

De kunst is vervolgens om als interviewer voldoende door te vragen bij de onderwerpen die op de

topiclijst staan. Echter omdat de onderwerpen van algemene aard waren, is de input van de

respondent leidend geweest voor de diepgang.

4.3 Aanbevelingen

Op basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen de volgende concrete en praktische

aanbevelingen voor cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken gedaan worden:

Organiseer brainstormsessies met burgers

Brainstormsessies komen niet in procesdossiers terecht en zijn bedoeld om het onderzoek richting(en)

te geven. Hierbij kunnen hypothesen, scenario’s, invalshoeken en opsporingsstrategieën ontwikkeld

worden. De brainstormsessies kunnen zowel online als offline plaatsvinden, in openbare groepen,

besloten groepen, subculturen of binnen bepaalde expertises.

Page 46: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

46

Uit het onderzoek komen de volgende vereisten voort:

- Benadruk de veiligheid en anonimiteit voor burgers in deze samenwerking;

- Geef aan, indien mogelijk, welke informatie er al is en welke informatie nog nodig is om zo

onnodig informatie te voorkomen;

- Biedt burgers de mogelijkheid om op inbreng van anderen te reageren om zo daadwerkelijk

de mogelijkheid te bieden om in interactie en samenwerking waarde te creëren;

- Houdt de samenwerking in stand door te reageren op de inbreng van burgers en de voortgang

van het onderzoek te delen;

- Benoem het belang en meerwaarde voor burgers om deze samenwerking aan te gaan;

- Geef burgers instructies en waarschuwingen omtrent de gevaarzetting van het onderzoek.

Zoek expertise onder burgers op en leer van hen

Leer van bijvoorbeeld hackers en internetspeurders.

- Kijk mee met burgers hoe zij bewijs en informatie verzamelen en pas deze werkwijzen toe in

liquidatieonderzoeken;

- Zorg ervoor dat de politie zelf verantwoording af kan leggen over de verzamelde data zodat

burgers buiten schot kunnen blijven in het procesdossier

Proactief

Ontwikkel met ketenpartners en burgers een signalenbeeld en barrièremodellen gericht op de

liquidatieproblematiek.

- Informeer burgers en maak ze bewust van de signalen wijzend op liquidatieproblematiek;

- Creëer een platform waar burgers hun signalen en ideeën hierover kwijt kunnen.

Praktisch tips

- Organiseer voldoende capaciteit om een cocreatievorm te organiseren en de resultaten

hiervan te verwerken.

- Maak constant de afweging welke informatie wel of niet verstrekt kan worden in verband met

daderwetenschappen, privacy en tactische overwegingen.

- Bedenk of het beoogde doel ook op andere wijze, zonder burgers bereikt kan worden. Op deze

wijze kunnen veiligheidsrisico’s van cocreatie met burgers in liquidatieonderzoeken verkleind

worden.

Theoretische implicaties

- Voer evaluaties uit van cocreatieprojecten met burgers om zo te kunnen vaststellen of het

waarde oplevert voor liquidatieonderzoeken en voor burgers;

- Verricht vervolgonderzoek naar het perspectief van burgers op cocreatie met de politie in

liquidatieonderzoeken. De resultaten van dit onderzoek kunnen de mogelijkheden voor deze

samenwerkingsvormen complementeren.

Page 47: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

47

LITERATUUR

Aalbers, R. (2018, 12 januari). ‘Politie zet burgers in bij online opsporen gestolen spullen’. De

Gelderlander. Geraadpleegd op 27 mei 2019 op https://www.gelderlander.nl/arnhem-e-o/politie-zet-

burgers-in-bij-online-opsporen-gestolen-spullen~a899c38f/

Alford, J. (2009). Engaging Public Sector Clients. From Service-Delivery to CoProduction.

Houndmills/Basingstoke: Palgrave McMillan.

Bekkers, V.J.J.M. & Meijer, A. (2010). Co-creatie in de publieke sector. Een verkennend onderzoek

naar nieuwe, digitale verbindingen tussen overheid en burger. Den Haag: Boom Juridische uitgevers.

Bekkers, V. J. J. M., Voorberg, W. H., & Tummers, L. G. (2014). A Systematic Review of Co-Creation

and Co-Production: Embarking on the social innovation journey.

Breejen, M. den (2012). Cluedo op internet. Blauw, jrg. 8 (2012) nr. 5.

Bouma, K. (2019, 27 mei). ‘Burger helpt politie via app: ‘Als slachtoffer zelf bewijs verzamelt, heeft

politie stuk minder werk’ . Volkskrant. Geraadpleegd op 4 juni 2019, van

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/burger-helpt-politie-via-app-als-slachtoffer-zelf-

bewijs-verzamelt-heeft-politie-stuk-minder-werk~b03bf6c3/

Brinkhoff, mr. dr. S. (2015). Afgeschermde informatie in het strafproces. Over conflicterende

belangen en de noodzaak van modernisering. Geraadpleegd op 3 juni 2019 van

https://repository.ubn.ru.nl/bitstream/handle/2066/149882/149882pos.pdf

Bruinsma, M. Y., Balogh, L. D., & De Muijnck, J. A. (2008). Geweld onder invloed (IVA

beleidsonderzoek en advies, Universiteit van Tilburg · WODC). Geraadpleegd van

https://repository.tudelft.nl/view/wodc/uuid%3A2218d5d3-05dc-4200-b14f-5ad53f37674b

Cornelissens, A. & Ferwerda, H. (2010). Burgerparticipatie in de opsporing. Een onderzoek naar aard,

werkwijzen en opbrengsten. Bureau Beke: Arnhem.

Coster, M. (2014, 18 maart). Co-creatie en crowdsourcing als beinvloedingsstrategie. Geraadpleegd

op 27 mei 2019 van https://www.marketingfacts.nl/berichten/co-creatie-en-crowdsourcing-als-

beinvloedingsstrategie.

De Gooi- en Eemlander (2012, 16 mei). Politie positief over burgerrecherche Laren. Geraadpleegd op

12 december 2018, van https://m.gooieneemlander.nl/cnt/dmf20180926_52642188/politie-positief-

over-burgerrecherche-laren+

van Ess, H. (2019, 19 maart). Locating The Netherlands’ Most Wanted Criminal By Scrutinising

Instagram. Geraadpleegd op 3 juni 2019, van https://www.bellingcat.com/news/uk-and-

europe/2019/03/19/locating-the-netherlands-most-wanted-criminal-by-scrutinising-instagram/

Edelenbos, J. (2000). Procesvorm. Procesbegeleiding van interactieve beleidsvorming over lokale

ruimtelijke projecten. Utrecht: uitgeverij LEMMA BV.

EHRM 27 oktober 2004 (Edwards en Lewis v. UK), NJCM-bulletin 2005, nr. 3, p. 319

Page 48: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

48

Evers, A. & Ewert, B. (2012). Co-Production: Contested Meanings and Challenges for

UserOrganizations. In New Public Governance, the Third Sector and Co-Production. New York:

Routledge

Fischer, F. (2009). Democracy & Expertise; Reorienting policy inquiry. Oxford: Oxford University

Press.

Garland, D. (2001). The culture of control: Crime and social order in contemporary society, Oxford:

Oxford University Press 2001.

Gemeente Rotterdam. (z.d.). Buurtpreventie | Rotterdam.nl. Geraadpleegd op 6 november 2018, van

https://www.rotterdam.nl/wonen-leven/buurtpreventie/

de Groot, M. (2019, 25 maart). ‘Burgerrechercheurs: Bondgenoten van de politie of zelfbenoemde

rechters?’ Vrij Nederland. Geraadpleegd op 27 mei 2019 van https://www.vn.nl/burgerrechercheurs-

bondgenoten-politie-zelfbenoemde-rechters/

Huisman, S., Klerks, P., Kop, N., & Princen, M. (2016). Handelen naar waarheid (sterkte- en

zwakteanalyse van de opsporing). Geraadpleegd van

https://www.politie.nl/binaries/content/assets/politie/nieuws/2016/00-km/handelen-naar-

waarheid.pdf

Huisman, C., (2018, 6 juni). ‘Politie worstelt met burgerhulp bij vermissingszaken: ‘het zou goed zijn

als mensen vooarf enige instructies krijgen.’’ De Volkskrant. Geraadpleegd op 27 mei 2019 van

https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/politie-worstelt-met-burgerhulp-bij-

vermissingszaken-het-zou-goed-zijn-als-mensen-vooraf-enige-instructies-krijgen~b5ad9cf6/

Hurenkamp, M. (2013). Meer samenleving voor minder geld. In: S&D, jg. 70, nr. 5, p. 54-58.

Faber, H. in van Dorp, L., (2018). ‘Je zoekt naar iets dat je niet wilt vinden’. Politievakblad Blauw, jrg.

14 (2018), nr. 3, p 12-16.

Politieacademie (2015). Voor een effectievere politie en een veiligere samenleving. Strategische

onderzoeksagenda voor de Politie 2015-2019.

Kerstholt, J. & de Vries. A. (2018). ‘Agent in burger’ . Politievakblad Blauw, jrg. 80 (2018), nr. 5, p 16-

21.

Koning Willem-Alexander. (2013, 17 september). Troonrede 2013. Geraadpleegd op 20 december

2018, van https://www.rijksoverheid.nl/documenten/toespraken/2013/09/17/troonrede-2013

Kop, N. (2012). Van opsporing naar criminaliteitsbeheersing –vijf strategische implicaties.

Geraadpleegd van https://www.politieacademie.nl/kennisenonderzoek/kennis/

mediatheek/PDF/84030.PDF

Kop, N. (2012b). ‘Mensen willen zelf graag bijdragen aan veiligheid.’ Secondant #5, oktober 2012.

Geraadpleegd op 27 mei 2019 van

https://hetccv.nl/fileadmin/Bestanden/Onderwerpen/Integraal_veiligheidsbeleid/Documenten/Men

sen_willen_zelf_graag_bijdragen_aan_veiligheid/secondant_oktober2012_hoofdinterview.pdf

Page 49: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

49

Kop, N, (2013). ‘Burgerparticipatie: hoe houdt de politie de regie?’ Tijdschrift voor de Politie, jg.

75/nr.6/13. Geraadpleegd op 4 december 2018 van

https://www.politieacademie.nl/kennisenonderzoek/kennis/mediatheek/pdf/88575.pdf

Kop, N, (2016). ‘Burgerparticipatie in de opsporing: kunnen we een treetje hoger? Tijdschrift voor de

Politie , jg.78/nr.7/16 . Geraadpleegd op 11 oktober 2018 van

https://www.politieacademie.nl/kennisenonderzoek/kennis/mediatheek/pdf/92750.pdf

Laconi, P. (2017, 1 april). Justitie wil dat Apeldoornse 'pedojagers' stoppen. AD. Geraadpleegd op 1

oktober 2018, van https://www.ad.nl/binnenland/justitie-wil-dat-apeldoornse-pedojagers-

stoppen~a50f9a28/

Landelijke Deskundigheidsmakelaar. (n.d.). Geraadpleegd op 1 juni 2019, van

https://www.politie.nl/themas/landelijke-deskundigheidsmakelaar.html

NOS. (2017, 9 oktober). ‘Scenario kaartenmaker: Anne Faber schuilde bij Den Dolder en verdween.’

Geraadpleegd op 6 november 2018, van https://nos.nl/artikel/2197119-scenario-kaartenmaker-

anne-faber-schuilde-bij-den-dolder-en-verdween.html

NOS. (2018, 25 mei). ‘Ze lopen voorop in onthullingen rondom MH17. Wat is Bellingcat voor club?’.

Geraadpleegd op 1 juni 2019, van https://nos.nl/artikel/2233422-ze-lopen-voorop-in-onthullingen-

rondom-mh17-wat-is-bellingcat-voor-club.html

NOS. (2019, 9 februari). OM en politie geven toe: risico’s familie kroongetuige Nabil B. verkeerd

ingeschat. Geraadpleegd op 3 juni 2019, van https://nos.nl/artikel/2271160-om-en-politie-geven-

toe-risico-s-familie-kroongetuige-nabil-b-verkeerd-ingeschat.html

Politie (2018, 26 augustus). Dossier ‘dood Nicky Verstappen’. Geraadpleegd op 27 mei 2019 van

https://www.politie.nl/gezocht-en-vermist/dossiers/2017/onderzoeknickyverstappen/faq-dna.html

Prahalad, C. K. & Ramaswamy, V. (2004). The Future of Competition: Co-Creating Unique Value with

Customers. Harvard Business School Press.

Reiner, R. (2010). The politics of the Police, in: Baardewijk, J. van en B. Hoogenboom (2011).

Opsporing en het belang van de burger, Cahiers Politiestudies, nr. 19, p. 107122, Antwerpen: Maklu

RTL Nieuws. (2018, 5 december). ‘Politie zet speciale vrijwilligers in tegen cybercrime.; Geraadpleegd

op 12 december 2018, van https://www.rtlnieuws.nl/nieuws/nederland/artikel/4506821/politie-

vrijwilligers-cybercrime-dark-web-tor

RTV Maastricht (2018, 18 december). ‘Maastrichtse studenten buigen zich over cold case.’

Geraadpleegd op 21 mei 2019, van

https://www.rtvmaastricht.nl/nieuws/138937829/Maastrichtse+studenten+buigen+zich+over+cold+

case

Saxion. Saxion-studenten helpen politie met oplossen cold cases | Hogeschool Saxion. (2018,

September 10). Geraadpleegd op 21 mei 2019, van https://www.saxion.nl/nieuws/2018/09/saxion-

studenten-helpen-politie-met-oplossen-cold-cases

Page 50: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

50

Schreuder, A (2017, 26 maart). ‘Waarom wilt u seks met een minderjarige? Wij gaan naar de politie.’

NRC. Geraadpleegd op 26 mei 2019 van https://www.nrc.nl/nieuws/2017/03/26/waarom-wilt-u-

seks-met-een-minderjarige-wij-gaan-naar-de-politie-7574669-a1551928

Sollie, H. & Kop, N. (2013). Burgerparticipatie bij opsporingsonderzoek Venne. Politieacademie.

Geraadpleegd van

https://www.politieacademie.nl/kennisenonderzoek/kennis/mediatheek/PDF/88916.PDF

Strategie Aanpak Criminaliteit 2011-2015 (Raad van Korpchefs, 2011)

Teisman, G.R., J. Edelenbos, E-H. Klijn, M. Reudink (2004). State of the Art Coproductie

Terpstra, J. en R. Kouwenhoven (2004). Samenwerking en netwerken in de lokale veiligheidszorg,

Universiteit Twente: IPIT Instituut voor Maatschappelijke Veiligheidsvraagstukken.

Tieleman, Y., (2018, 22 november). Waarom niemand de gouden tip zal geven die leidt naar Taghi en

Razzouki, ook niet voor een ton. AD. Geraadpleegd op 21 mei 2019 van

https://www.ad.nl/utrecht/waarom-niemand-de-gouden-tip-zal-geven-die-leidt-naar-taghi-en-

razzouki-ook-niet-voor-een-ton-br-br~a848ed06/

Tops, P.W. (1996). Verhalen over co-productie: de praktijk van politieke en bestuurlijke vernieuwing

in Noord-Brabantse gemeenten. Tilburg: Katholieke Universiteit Brabant

Van Gestel, B. & Verhoeven, M. A. (2017). Verkennende voorstudie Liquidaties (Cahier 2017-7).

Wetenschappelijk Onderzoek- en documentatiecentrum (WODC). Ministerie van Veiligheid en

Justitie. Geraadpleegd van https://www.wodc.nl/onderzoeksdatabase/2624-verkennende-

voorstudie-liquidaties.aspx

Veltman, L. (2011). Twitterende wijkagenten en de beleving van burgers. Een onderzoek naar de

effecten van een twitterende wijkagent. Politie Groningen.

Vijver, C.D. van der (2006). Legitimiteit, gezag en politie. Een verkenning van de hedendaagse

dynamiek. Studie in het kader van het Programma Politie en Wetenschap.

Vries, de A. (2012, 1 februari). ‘Wat is de waarde van cocreatie voor organisaties' - Social Media DNA.

Geraadpleegd op 27 mei 2019, van https://socialmediadna.nl/waarde-van-co-creatie/

Vries, de A. (2018, 15 januari). ‘App: Sarea – Samen Zoeken.’ Social Media DNA. Geraadpleegd op 27

mei 2019 van https://socialmediadna.nl/sarea/

Vries, de A. (2018, 19 november). ‘Was wraakvader Mario Haazen een uitzondering? 'Burgers sporen

steeds vaker zelf criminelen op' - Social Media DNA. Geraadpleegd op 10 januari 2019, van

https://socialmediadna.nl/was-wraakvader-mario-haazen-een-uitzondering-burgers-sporen-steeds-

vaker-zelf-criminelen-op/

Vries, de A. (2018, 22 maart). Sherlock - DIY opsporingsplatform voor burgers - Social Media DNA.

Geraadpleegd op 6 november 2018, van https://socialmediadna.nl/sherlock/

Wetboek van strafvordering. (1921, 15 januari). Geraadpleegd op 01 oktober 2018, van

http://wetten.overheid.nl/BWBR0001903/2018-10-01

Page 51: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

51

Wikström, S. (1996). Value creation by company-consumer interaction. Journal Marketing

Management, 12, 359-374.

Page 52: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

52

BIJLAGE 1 – TOPICLIJST INTERVIEW BIJLAGE 2 – CODERINGSCHEMA’S

Page 53: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

53

BIJLAGE 1 -TOPICLIJST INTERVIEWS

Topic Introductie Huidige inzet burgers in liquidatieonderzoeken -Informeren -Raadplegen -Adviseren -Cocreatie -Besluitvorming Huidige vormen van cocreatie in opsporingsonderzoeken -Brainstormen -Uitvoeren opsporingshandelingen -Ontwikkelen opsporingsmethoden -Besluitvorming Voorwaarden Juridisch Tactisch Veiligheid Overig Toegevoegde waarde van cocreatie / Wederzijds voordeel Knelpunten en risico’s -vernietigen bewijs -transparantie bewijs (betrouwbaar/volledig?) -voor eigen rechter spelen/ schandpaal -rechtmatigheid bewijs -verkeerde bedoelingen -schending van privacy medemens Afsluiting

Voorbeeldvragen Wat is uw functie? Wat is uw raakvlak met cocreatie in de opsporing/bij de politie? Op welke wijze worden burgers momenteel betrokken bij liquidatieonderzoeken? Wat levert dit op? Wat zijn hier de voor- en nadelen van? Ziet u mogelijkheden om dit uit te breiden / verder te ontwikkelen en zo ja, hoe en waarom? Verschilt samenwerking met burgers in liquidatieonderzoeken van samenwerking burgers in andere typen opsporingsonderzoeken? Welke vormen van cocreatie tussen burgers en politie in opsporingsonderzoeken kent u? Wat was de aanleiding voor de inzet van deze samenwerkingsvormen? Wat heeft het opgeleverd? Wat waren de voor- en nadelen? Kunnen deze samenwerkingsvormen ook vertaald worden naar liquidatieonderzoeken? Zo ja, op welke wijze? En zo nee, waarom niet? Aan welke voorwaarden moet cocreatie met burgers voldoen in liquidatieonderzoeken? Hoe kan dit bewerkstelligt worden? Wat is de toegevoegde waarde van cocreatie in liquidatie onderzoeken voor de politie en voor burgers? Wat zijn de knelpunten en risico’s bij de inzet van cocreatie in liquidatieonderzoeken? Zijn er type opsporingsonderzoeken waar je als burger niet aan zou moeten komen? Hoe kunnen burgers bewijs verzamelen en wanneer is dit voldoende betrouwbaar voor een strafzaak? Hoe ver kan je gaan met het delen van informatie? Heeft u nog wat toe te voegen aan hetgeen we tot nu toe besproken hebben? Weet u nog andere personen die vanuit hun expertise of ervaring geïnterviewd dienen te worden over dit onderwerp?

Page 54: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

BIJLAGE 2 – CODERINGSSCHEMA’S PER DEELVRAAG

Page 55: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

55

Page 56: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

56

Page 57: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

57

Page 58: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

58

Page 59: Cocreatie in liquidatieonderzoeken - Politieacademie

59