Co- creatie in het woningbouw ontwikkeltraject · De consument als woonexpert en co- producent in...
Transcript of Co- creatie in het woningbouw ontwikkeltraject · De consument als woonexpert en co- producent in...
Naam: Jeroen de Graaf
Datum: 10-08-2011
Begeleider: Wim Scheffers
Amsterdam School of Real Estate
Co- creatie in het woningbouw ontwikkeltraject
“De consument als woonexpert en co- producent”
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 ii
Voorwoord
Tijdens de najaarbijeenkomst van Amvest “De klant als inspiratiebron voor innovatie”d.d. 28 september 2009
ben ik geïntrigeerd geraakt door het onderwerp co-creatie. Ten tijde van deze bijeenkomst moest ik voor mijn
MSRE opleiding een concept onderzoeksvraag inleveren. Om mij te verdiepen in de materie Co-creatie heb ik
het boek “De Toekomst van concurrentie gelezen” (Prahalad & Ramaswamy, 2009) gelezen. Het boek dat
door de grondleggers van co-creatie is geschreven heeft mij dermate nieuwe inzichten gegeven dat ik besloten
heb mijn MSRE scriptie hier aan te wijden.
Ik heb voor het merendeel van de tijd heel veel plezier gehad aan het schrijven van mijn afstudeerscriptie. Dit
komt vooral door het interessante onderwerp en de nieuwe inzichten die ik tijdens het schrijven heb
opgedaan. Echter zoals velen van mijn MSRE voorgangers al geschreven hebben is de reis naar het
eindresultaat dat voor u ligt niet zonder slag of stoot gegaan. Het aanscherpen van de onderzoeksvraag en het
integreren van de co-creatie literatuur in de vastgoedwereld hebben voor de nodige kopzorgen gezorgd.
Eén voor één zijn dit uitdagingen geweest die ik met beide handen heb aangegrepen en die ik niet tot een
goed eind had kunnen brengen zonder mijn scriptiebegeleider en klankbord Wim. Ik heb vooral de discussies
als zeer prikkelend ervaren en ben hem dankbaar dat hij naast zijn al reeds toegekende afstudeerders mij ook
van begeleiding wilde voorzien. Ook wil ik Antoinette bedanken, omdat zij veel tijd is kwijt geweest met het
doornemen van de verschillende conceptversies op leesbaarheid en structuur. Tot slot wil ik familie, vrienden
en mijn collega’s van Amvest bedanken voor het geduld dat zij hebben moeten opbrengen, omdat het
schrijven van een scriptie nu eenmaal een tijdrovende zaak is.
Al met al was het een bijzondere periode waar ik met veel plezier op terugkijk. Ik wens u veel leesplezier en
hopelijk vindt u in de scriptie de antwoorden waar u naar op zoek bent!
Jeroen de Graaf
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 iii
Management summary
Aanleiding
De rol van de consument in de maatschappij is de afgelopen decennia behoorlijk veranderd. De nieuwe
economie is de oude economie op topsnelheid, waarbij de meest essentiële verandering de tijdsfactor is. In het
drukke bestaan van de consument moet een goede balans gevonden worden tussen de carrière, het gezin,
vrienden, dagelijkse huishoudelijke werkzaamheden De consument laat zich niet langer in klassieke
klantsegmenten duwen. Consumenten leiden namelijk steeds minder hun leven langs traditionele
waardepatronen, zij hebben daarentegen meer de behoefte aan een eigen unieke identiteit. Bovendien is de
consument beter in staat zijn eigen zienswijze te ontwikkelen, omdat zij over meer informatie en een betere
educatie beschikt. Wanneer dit in ogenschouw wordt genomen en naar het huidige woningbouw
omwikkeltraject wordt gekeken kan geconcludeerd worden dat de productgedreven- en concurrentiegerichte
aanpak hiervan moet veranderen in een meer consument- en marktgedreven aanpak. De onderzoeksvraag
van deze afstudeerscriptie luidt dan ook:
“ Hoe kunnen vastgoedontwikkelaars de initiatief- en ontwikkelfase zodanig vormgeven dat het
ontwikkeltraject voor woningen meer consumentgedreven wordt en daarbij beter rekening wordt
gehouden met de wensen van de woonconsument?”
Literatuurstudie
In de vastgoedbranche heeft de veranderde rol van de consument in de maatschappij verstrekkende gevolgen.
De aankoopfrequentie van een woning is laag waardoor het koopbeslissingsproces intensiever doorlopen
wordt, ten einde cognitieve dissonantie later in het traject te voorkomen. De belevenisseneconomie van Pine &
Gilmore en het co- creëren van Prahalad en Ramaswamy bieden hier een goed theoretisch kader voor. Het
ontwikkelen van een woning moet voor de consument een waardevolle betekenis worden, hetgeen door Pine
& Gilmore wordt gezien als laatste stap van waardecreatie. De waardvolle belevenis kan gefaciliteerd worden
door het concept co-creatie. De consument wil namelijk in de huidige tijd zijn invloed kunnen uit oefenen op
een product door inspraak te hebben in een open innovatie- en ontwikkelproces.
Naast het theoretisch kader moet ook rekening gehouden worden met de kenmerkende eigenschappen van
het woningbouwontwikkeltraject. Allereerst is er de langdurige ontwikkelingsperiode die tussen de vijf en
tien jaar kan duren. Het tweede kenmerk is de inflexibiliteit van vastgoed, omdat het locatiegebonden en
moeilijk te wijzigen is. Ten derde valt te constateren dat naarmate het ontwikkeltraject vordert de invloed op
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 iv
het product afneemt, waardoor er aan het einde van het ontwikkeltraject weinig ruimte is voor wijzigingen. In
samenhang hiermee valt te constateren dat naarmate het ontwikkeltraject vordert de woonwensen steeds
individueler worden (kenmerk vier). Tot slot blijkt dat het ontwikkeltraject georganiseerd is volgens het
bouwproces, hierbij is het stapsgewijs doorlopen van het productieproces vaak het uitgangspunt. Door de
bovenstaande kenmerken is tot op heden het ontwikkeltraject niet voldoende klantgericht, waardoor er
beperkt kan worden voldaan aan de wensen van de woonconsument.
Onderzoeksobject
Middels deskresearch, casestudie en een survey onder vastgoedprofessionals is meer inzicht gekregen in wat
de belangrijkste woonwensen zijn voor de woonconsument en hoe hij beter betrokken kan worden in het
ontwikkeltraject. De belangrijkste woonwensen die vastgesteld worden zijn prijs, woningtype, woninggrootte
en uiterlijk. Tevens kan geconcludeerd worden dat de woonconsument in de huidige vastgoedpraktijk
onvoldoende tijdens de initiatieffase betrokken wordt en dat resultaten van het ontwikkeltraject weinig met
de woonconsument gedeeld worden. In tegenstelling tot deze conclusie is er onder de vastgoedprofessionals
veel enthousiasme te bespeuren als het gaat om het vergroten van de betrokkenheid van de woonconsument
in het ontwikkeltraject ook al zijn de onderzoeksmethoden die de vastgoedprofessionals voorstellen zeer
traditioneel. Tot slot valt op dat kwantitatief- en kwalitatief onderzoek afzonderlijk van elkaar plaatsvinden,
waardoor geen gebruik gemaakt wordt van een synergievoordeel.
Theoretisch model
Op basis van de resultaten van het exploratief en empirisch onderzoek zijn vier bouwstenen vastgesteld
waarmee het theoretisch model ontwikkeld kan worden. De eerste bouwsteen kent zijn grondslag in co-
creatie. Om het mogelijk te maken de woonconsument als woonexpert en co- producent in te zetten zijn
namelijk vier ervaringsomgevingen vastgesteld waarbinnen de woonconsument gedurende het
ontwikkeltraject kan deelnemen. De geselecteerde ervaringsomgeving is afhankelijk van de ontwerpstap
binnen het ontwikkeltraject. Met bouwsteen twee wordt de organisatie volgens het bouwproces losgelaten.
Het theoretisch model kent vier fasen: Verkennen, Uitvinden, Uitwerken en Reflectie. Hiermee wordt getracht
het ontwikkeltraject overzichtelijker en duidelijker te maken voor de woonconsument. Bouwsteen drie van
het model legt de focus op de initiatieffase, omdat hier nog veel invloed is op het eindproduct en de
uitgangspunten voor de verdere planvorming worden bepaald. De laatste bouwsteen zorgt voor een optimale
mix tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Door dit te combineren is er een scherpe focus op de
doelgroep hetgeen aangevuld kan worden met een gemene deler uit het kwantitatieve onderzoek. Het
theoretisch model is tijdens interviews met verschillende vastgoedprofessionals besproken. Dit heeft geleid tot
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 v
een laatste optimalisatie van het model. De belangrijkste wijzigingen die hebben plaatsgevonden zijn het
benoemen van het DNA en het wijzigen van één van de ervaringsomgevingen.
Het eindresultaat is een model waarin de initiatief- en ontwikkelfase zodanig zijn vormgegeven dat het
ontwikkeltraject meer consumentgedreven geworden is en het hierdoor beter rekening houdt met de wensen
van de woonconsument.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 1
Inhoudsopgave
Voorwoord......................................................................................................................................................................... ii
Management summary ................................................................................................................................................... iii
Inhoudsopgave.................................................................................................................................................................. 1
1) Onderzoeksopzet .......................................................................................................................................................... 5
1.1 Aanleiding............................................................................................................................................................... 5
1.2 Onderzoeksvraag & deelvragen........................................................................................................................... 6
1.3 Onderzoeksmodel .................................................................................................................................................. 7
1.3.1 Literatuurstudie .............................................................................................................................................. 8
1.3.2 Desk research .................................................................................................................................................. 8
1.3.3 Casestudie........................................................................................................................................................ 8
1.3.4 Survey .............................................................................................................................................................. 9
1.3.5 Interviews ........................................................................................................................................................ 9
1.4 Afbakening.............................................................................................................................................................. 9
1.4.1 Projectontwikkeling >100 woningen .......................................................................................................... 10
1.4.2 Geen sociale huurwoningen........................................................................................................................ 10
1.4.3 Fasen van het ontwikkeltraject: initiatief- en ontwikkelfase................................................................... 10
1.5 Definities................................................................................................................................................................ 10
1.5.1 Woonconsument........................................................................................................................................... 11
1.5.2 Consumentgerichte ontwikkeling .............................................................................................................. 11
1.5.3 Woonwensen................................................................................................................................................. 11
2) Literatuurstudie .......................................................................................................................................................... 12
2.1 De veranderde consument .................................................................................................................................. 12
2.1. 1 De complexe maatschappij......................................................................................................................... 12
2.1.2 De wantrouwende consument.................................................................................................................... 13
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 2
2.1.3 De consument heeft een eigen unieke identiteit....................................................................................... 14
2.1.4 De belevenisseneconomie............................................................................................................................ 15
2.1.5 Gezamenlijke waardecreatie met de consument ...................................................................................... 16
Antwoord deelvraag 1 .......................................................................................................................................... 19
2.2) Het woningbouwontwikkeltraject (proces) ..................................................................................................... 21
2.2.1 Kenmerken van het huidige ontwikkeltraject........................................................................................... 21
2.2.2 Ontwerpstappen in de initiatief- en ontwerpfase .................................................................................... 23
2.2.3 Kritiek vanuit de vastgoedbranche op het ontwikkeltraject ................................................................... 25
Antwoord deelvraag 2 .......................................................................................................................................... 26
3) Analyse woonwensenonderzoek in de vastgoedpraktijk...................................................................................... 29
3.1 Desk research: Inventarisatie woonwensen...................................................................................................... 29
3.1.1 Onderzoeksgebieden woonwensen woonomgeving............................................................................... 30
3.1.2 Onderzoeksgebieden woonwensen woning ............................................................................................. 31
3.2 Casestudie: Betrokkenheid woonconsument.................................................................................................... 31
3.2.1 Het woonwens onderzoeksproces van de cases....................................................................................... 31
3.2.2 Hoe wordt omgesprongen met de aandachtspunten van de deelvragen 1 en 2 .................................. 31
3.3 Survey onder vastgoedprofessionals ................................................................................................................. 31
3.3.1 Opbouw survey ............................................................................................................................................ 31
3.3.2 Operationalisatie........................................................................................................................................... 31
3.3.3 Verspreiding.................................................................................................................................................. 31
3.3.4 Onderzoekspopulatie................................................................................................................................... 31
3.3.5 Onderzoeksresultaten .................................................................................................................................. 31
Antwoord deelvraag 3 .......................................................................................................................................... 31
4) Theoretisch model ...................................................................................................................................................... 31
4.1 De woonconsument als woonexpert en co- producent ................................................................................... 31
4.2 Het loslaten van de organisatie volgens het bouwproces ............................................................................... 31
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 3
4.3 Verschuiving betrokkenheid woonconsument naar de initiatieffase............................................................ 31
4.4 Optimale mix kwantitatief- en kwalitatief onderzoek..................................................................................... 31
4.5 Theoretisch model ................................................................................................................................................ 31
5) Praktijktoets en optimalisatie theoretisch model.................................................................................................... 31
5.1 Abstracte initiatieffase met hulpmiddelen concreet maken ........................................................................... 31
5.2 De community vervangen als ervaringsomgeving.......................................................................................... 31
5.3 Bouwstenen van het DNA als toetsingskader in het VUUR proces .............................................................. 31
5.4 Optimalisatie theoretisch model ........................................................................................................................ 31
6) Conclusie & aanbevelingen ....................................................................................................................................... 31
7) Reflectie ........................................................................................................................................................................ 31
Bibliografie....................................................................................................................................................................... 31
Bijlagen ............................................................................................................................................................................. 31
Bijlage 1: Ontwikkelfasen ..................................................................................................................................... 31
Bijlage 2: Eigenbouwladder RIGO....................................................................................................................... 31
Bijlage 3: Het koopbeslissingsproces .................................................................................................................. 31
Bijlage 4: Casus Lego Mindstorms ...................................................................................................................... 31
Bijlage 5: Casus Dell Idea storm .......................................................................................................................... 31
Bijlage 6: Bouwstenen Co-creatie......................................................................................................................... 31
Bijlage 7: Inventarisatie onderzoeksgebieden kwantitatieve onderzoeken ................................................... 31
Bijlage 8: Casestudie Strijp R................................................................................................................................ 31
Bijlage 9: Casestudie Hoogh Waalre ................................................................................................................... 31
Bijlage 10: Casestudie Le Medi ............................................................................................................................ 31
Bijlage 11: Online vragenlijst................................................................................................................................ 31
Bijlage 12: Codebook ............................................................................................................................................. 31
Bijlage 13: Verspreiding vragenlijst..................................................................................................................... 31
Bijlage 14: Resultaten online vragenlijst ............................................................................................................. 31
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 4
Bijlage 15: Argumentenboom............................................................................................................................... 31
Bijlage 16: 4 typen ervaringsomgevingen........................................................................................................... 31
Bijlage 17: kernpunten ten behoeve van interviews.......................................................................................... 31
Bijlage 18: Samenvatting resultaten interviews ................................................................................................. 31
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 5
1) Onderzoeksopzet
1.1 Aanleiding
In het laatste decennia is er veel gepubliceerd over hoe de consument en maatschappij aan het veranderen zijn
en wat voor invloed dit heeft op de huidige economie. Het boek Brandworld (Van Kralingen, 2002) distilleert
mijn inziens goed de kern van deze verandering door te stellen dat de klassieke segmentering niet langer
bestaat. De oorzaak hiervan is dat de consument steeds minder leeft volgens traditionele waardepatronen. In
de huidige tijd heeft de consument juist meer behoefte aan een eigen unieke identiteit. Hierdoor gaat de
consument zelf op zoek naar verschillende waarden, stijlen of merken die hierop aansluiten of deze
versterken.
De verandering van de consument en maatschappij is ook niet onopgemerkt gebleven binnen de
vastgoedbranche. Om beter met de producten aan te sluiten op de wensen van de consument hebben
projectontwikkelaars als Heijmans, AM en TCN interne conceptontwikkelingsmodellen bedacht, waarin zij
vroegtijdig de wensen van de consumenten onderzoeken alvorens er daadwerkelijk een concept ontwikkeld
wordt. Ook vastgoedbranche organisaties als de NEPROM en NVB hebben middels onderzoeken als
bijvoorbeeld “De klant als kans” en “Kopers/ huurders in profiel” de wensen van de woonconsument beter
inzichtelijk gemaakt. Naast de marktpartijen is ook de publieke sector actief bezig met het onderzoeken van
woonwensen. Het meest in het oog springende voorbeeld hiervan is De Grote Woontest in Rotterdam die
gehouden is onder circa 20.000 inwoners. De Grote Woontest is een woonbelevingsonderzoek dat een
initiatief is van het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR). In samenwerking met 26 andere partijen, zoals
corporaties en projectontwikkelaars, is onderzocht wie de consument in Rotterdam is en wat zijn wensen zijn.
De gemeente Rotterdam gebruikt dit onderzoek nu als instrument om beleid mee te bepalen.
Echter het onderzoeken van de woonwensen vindt nog te incidenteel plaats. Het artikel “Projectontwikkelaars
zijn lui (Stroink, 2007)” geeft hier meer duidelijkheid over. In dit artikel wordt door Rudi Stroink gesteld dat
projectontwikkelaars producten bedenken tijdens het ontwikkeltraject:
“Producten bedenken we tijdens het ontwerpproces. We beginnen met een locatie, we horen van de ambtenaar wat ze
willen of en wat we mogen, bekvechten een beetje over programmaruimte en flexibiliteit, we denken vier minuten over de
behoeftes van de wereld en investeren vrolijk 100 miljoen in een nieuw stukje vastgoed” (Stroink, 2007)
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 6
Het bovenstaande citaat heeft mij geprikkeld om me nader te verdiepen in dit onderwerp. Het citaat is
natuurlijk wat aangezet maar het raakt wel de kern, want in het gehele ontwerpproces wordt te kort stil
gestaan bij de behoeften van de consument. Een goed praktijkvoorbeeld hiervoor zijn de ontbrekende
buitenruimten bij woontorens. Het is algemeen bekend dat de woonconsument graag een appartement heeft
met buitenruimte. Toch kan in de praktijk geconstateerd worden dat in steden als Rotterdam, Eindhoven en
Amsterdam er woontorens gerealiseerd zijn die niet beschikken over buitenruimten. Uiteindelijk heeft de
overheid de aanwezigheid van een buitenruimte als een verplichting in het bouwbesluit opgenomen om te
voorkomen dat dit soort woontorens zonder buitenruimten nog gebouwd worden.
Kortom de huidige werkwijze in het woningbou ontwikkeltraject moet veranderen. Om de woonconsument
in de huidige tijd voor je organisatie te winnen moet de productgedreven- en concurrentiegerichte aanpak
veranderen in een consument- en marktgedreven aanpak, waarbij de consument vroeg in het
ontwikkelingstraject betrokken dient te worden. Zoals Jan Rijkenberg in het boek Concepting en Bart van
Ratingen in het artikel ”Belofte van waarde” benadrukken:
“Eén ding is duidelijk: klassieke onderzoeksmethoden aan het eind van het ontwikkelingsproces werken niet (en zijn
wellicht sowieso al dubieus). In conceptingprocessen speelt de interactie met de consument zich geïntegreerd in het proces
af, vanaf het begin” (Rijkenberg, 2008)
“De concurrentieslag kan alleen worden gewonnen door iets te maken wat mensen willen hebben. Daarvoor moet je
logischerwijs vooraan in het proces zitten, want met een aantal glossy reclamefolders redt je het niet” (Van Ratingen,
2008)
Naar aanleiding van de bovenstaande kritische kanttekeningen is het interessant om te onderzoeken waarom
een productgeoriënteerde aanpak niet langer meer werkt in het woningbouwontwikkeltraject en wat hier het
alternatief voor zou kunnen zijn.
1.2 Onderzoeksvraag & deelvragen
De aanleiding geeft voldoende aanknopingspunten om te onderzoeken hoe de vastgoedwereld het
ontwikkeltraject consumentgedreven kan maken met als doel meer rekening te houden met de wensen van de
veeleisende woonconsument. Dit heeft geleid tot de volgende onderzoeksvraag:
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 7
Hoe kunnen vastgoedontwikkelaars de initiatief- en ontwikkelfase zodanig vormgeven dat het
ontwikkeltraject voor woningen meer consumentgedreven wordt en daarbij beter rekening wordt
gehouden met de wensen van de woonconsument?
Om de probleemstelling te beantwoorden zijn de volgende onderzoeksvragen met bijbehorende deelvragen
opgesteld:
Deelvraag
1 Hoe is het gedrag van de consument in de huidige maatschappij de afgelopen decennia veranderd?
2 Wat schort er aan het huidige ontwikkeltraject van woningen met betrekking tot het uitgaan van en voldoen aan de
consumentenwensen?
3 Op welke wijze kan de woonconsument beter betrokken worden, zodat het ontwikkeltraject meer op de
consumentenvraag is gericht?
4 Welke methoden zijn er bruikbaar om het ontwikkeltraject consumentgedreven te maken en hoe kan dit vertaald
worden in een theoretische methode voor de vastgoedbranche?
5 In hoeverre is deze theoretische methode toepasbaar in de vastgoed praktijk en welke aanpassingen zijn nodig om het
theoretisch model in de praktijk toepasbaar te maken?
Tabel 1 Deelvragen
1.3 Onderzoeksmodel
Dit afstudeeronderzoek is een exploratief en empirisch onderzoek naar hoe de woonconsument beter
betrokken kan worden in het ontwikkeltraject, ten einde het product beter aan te sluiten op de woonwensen.
Het onderzoek is exploratief, omdat er weinig vakliteratuur beschikbaar is over dit onderwerp. Daarnaast is
er weinig vergelijkingsmateriaal in onderzoekrapporten of de praktijk over dit onderwerp te vinden. Daarom
is het onderzoek ook empirisch, want ten behoeve van de onderzoeksvraag zal er veel gebruik worden
gemaakt van gegevens die ontleend zijn aan bijvoorbeeld surveys, casestudies en interviews (Gerritsen, 2009).
Ten behoeve van de bovenstaande onderzoeksvraag en de bijbehorende deelvragen is het onderstaande
onderzoeksmodel opgesteld (zie volgende pagina).
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 8
Figuur 1: Onderzoeksmodel
Zoals te zien is in het bovenstaande onderzoeksmodel worden er verschillende onderzoeksmethodieken
toegepast. In de onderstaande subparagrafen zal verder worden toegelicht waarom er voor een bepaalde
onderzoeksmethodiek is gekozen en hoe de methodiek is toegepast.
1.3.1 Literatuurstudie
Het theoretisch kader van de afstudeerscriptie wordt hoofdzakelijk gevormd door de literatuurstudie. De
literatuurstudie zal zich vooral focussen op de consument en het ontwikkeltraject. De literatuurstudie vormt
voor het afstudeeronderzoek de objectieve basis waarop de verdere onderzoeksstappen gebaseerd worden.
Ten behoeve van de literatuurstudie is middels desk research naar wetenschappelijke en bedrijfskundige
literatuur gezocht, welke aanknopingspunten bieden om het ontwikkeltraject te optimaliseren.
1.3.2 Desk research
Ten behoeve van de bestaande kwantitatieve onderzoeksmethodieken in de vastgoedbranche is er veel desk
research verricht. Er zijn een groot aantal marktonderzoeksrapporten verzameld en geanalyseerd. Op basis
van drie selectiecriteria zijn er vier onderzoeken geselecteerd die nader bestudeerd zijn. Het doel hiervan is
om vast te stellen welke woonwensen van de woonconsument in het ontwikkeltraject onderzocht worden.
1.3.3 Casestudie
Voor de kwalitatieve onderzoeksmethodieken in de vastgoedbranche is gebruik gemaakt van de meervoudige
casestudie. Een casestudie is een praktijktoets die zich onder andere laat kenmerken door een klein aantal
onderzoekseenheden en een arbeidsintensieve benadering. De casestudie onderzoekt, met betrekking tot de
betrokkenheid van de woonconsument, welke best practices er binnen de vastgoedbranche zijn. Om de juiste
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 9
selectie cases te onderzoeken zijn er drie selectiecriteria opgesteld. De selectiecriteria zijn zowel algemene als
procescriteria. De cases worden geanalyseerd op een vooraf vastgesteld analysekader. Dit analysekader is
gebaseerd op de resultaten van de literatuurstudie in hoofdstuk twee.
1.3.4 Survey
Een survey onderzoek laat zich kenmerken door een kwantitatieve gegevensverzameling die plaatsvindt bij
een grote groep personen. Voor dit afstudeeronderzoek is er gebruik gemaakt van een gestructureerde online
vragenlijst. De vragenlijst is naar vastgoedprofessionals gestuurd die werkzaam zijn in het
woningbouwontwikkeltraject. De online vragenlijst bestaat uit twee onderzoeksgebieden, namelijk:
• Hoe de woonconsument betrokken wordt/ beter betrokken kan worden
• Welke woonwensen men belangrijk vindt voor het ontwikkeltraject
De vragenlijst bestaat uit vragen met een nominale schaal of vragen met een interval schaal. De vragen met
een nominale schaal maken een geclassificeerde onderverdeling. Zo wordt in het onderzoek gevraagd of men
wel of niet de consument betrokken heeft in het ontwikkeltraject. Bij de vragen met een intervalschaal wordt
gebruikt gemaakt van de Likertschaal. Het meten van een mate van instemming met een bepaalde stelling is
hierbij het doel (driepunts schaal: eens t/m oneens) (ASRE, 2008). Tot slot wordt er ook gebruik gemaakt van
open vragen. In het onderzoek worden open vragen gebruikt zodat de respondent toelichtingen of
aanvullingen kan maken.
1.3.5 Interviews
Om het theoretisch model te toetsen aan de praktijk is voor interviewen gekozen. Omdat deze praktijktoets
vooral bedoeld is om kennis, attitudes, houdingen en opinies van vastgoedprofessionals te toetsen is de
interviewmethodiek hier uitermate geschikt voor (De Goede & Baarde, 2006). Een belangrijk voordeel van
interviewen is dat de resultaten meer diepte hebben, omdat er de gelegenheid is om door te vragen.
1.4 Afbakening
Omdat er in de vastgoedbranche veel vakgebieden/ segmenten te onderscheiden
zijn, is het belangrijk dat er voor dit onderzoekonderwerp een duidelijke focus
gehanteerd wordt. Ten behoeve van de probleemstelling en onderzoeksvragen zal
de hiernaast staande onderzoeksafbakening gehanteerd worden:
Figuur 2 Afbakening scriptie
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 10
1.4.1 Projectontwikkeling >100 woningen
Voor het onderscheid tussen gebied- en projectontwikkeling is het schaal- en abstractieniveau, het aantal
stakeholders en de complexheid van de opgave bepalend (Van leent, 2009). Omdat in deze scriptie van een
standaard ontwikkeltraject wordt uitgegaan zal er gefocust worden op projectontwikkeling voor woningen.
Omdat het project voldoende schaalgrootte moet hebben om de intensiteit van het betrekken van de
consument te kunnen bekostigen wordt minimaal uitgegaan van een project ter grootte van 100 woningen.
1.4.2 Geen sociale huurwoningen
Sociale huurwoningen worden uitgesloten. Dit betekent dat geliberaliseerde huurwoningen en koopwoningen
wel tot de scope horen van de onderzoeksvraag. Er wordt gesproken van een geliberaliseerde huurwoning
wanneer de aanvangshuurprijs boven de geldende maximumhuurprijsgrens ligt van de Wet op de
huurtoeslag. Op 1 januari 2011 was dit vastgesteld op €652,52 per maand (VROM, 2009).
1.4.3 Fasen van het ontwikkeltraject: initiatief- en ontwikkelfase
Zoals te lezen valt in het Handboek Projectontwikkeling (Nozeman, 2008) heeft het
vastgoedontwikkelingsproces de afgelopen jaren een ontwikkeling doorgemaakt. Het is van een
opeenvolgend seriegeschakeld traject veranderd in een parallel geschakeld proces. In een dergelijk proces
liggen de volgorde en het bijbehorende tijdsbeslag minder vast. Het proces laat zich wel in fasen opdelen,
maar de scheidslijnen zijn minder vloeiend geworden. Er zijn verschillende beschrijvingen van het
vastgoedontwikkelingsproces onderzocht wat geresulteerd heeft in een vergelijkingstabel die in bijlage 1 te
vinden is. In deze scriptie worden de fasen van de Neprom (laatste kolom) als uitgangspunt gehanteerd,
omdat deze fasen goed overeenkomen met de gebruikelijke fasen van het Nederlandse ontwikkelingstraject.
Omdat het zwaartepunt van (concept)ontwikkeling in de initiatief- en ontwikkelingsfase ligt (Stegmeijer,
2009) zal op deze eerste twee fasen gefocust worden, wetende de initiatief- en ontwikkelingsfase. Het belang
van de rode draad van het vastgoedconcept in de realisatie- en exploitatiefase wordt wel erkend maar zal
geen onderdeel uitmaken van deze scriptie.
1.5 Definities
Omdat er veel verwarring kan ontstaan met betrekking tot de gehanteerde definities zullen de volgende
begripsdefinities worden gehanteerd:
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 11
1.5.1 Woonconsument
De woonconsument vertegenwoordigt een huishouden (een- of meerpersoons) als potentiële afnemer van een
nieuwbouwwoning. Het begrip woonconsument kan verdeeld worden over meerdere hoedanigheden
middels welke de consument betrokken is in het ontwikkeltraject. In deze scriptie gaan we uit van de
volgende rollen (Linden, 2007):
• Co-maker: doelgroep of volggroep die bij het ontwikkeltraject betrokken is
• Doelgroep: potentiële toekomstige bewoner
• Volggroep: potentiële toekomstige bewoner niet behorende tot de doelgroep
1.5.2 Consumentgerichte ontwikkeling
In het rapport “Particulier opdrachtgeverschap” (Keers, 1999) wordt in de eigenbouwladder (zie bijlage 2)
onderscheid gemaakt tussen verschillende varianten van particulier opdrachtgeverschap. In deze scriptie
gaan we van de volgende definitie uit:
“De woonconsument wordt door middel van consumentgerichte projectontwikkeling betrokken in het ontwikkeltraject”
(Keers, 1999)
Dit houdt in dat de projectontwikkelaar (de koper van de kavels) de woningen projectmatig ontwikkelt met
een optiekeuzepakket gedifferentieerd naar de wensen van de individuele woonconsument. De consument
heeft zo allereerst meer keuzevrijheid in en na het ontwikkeltraject. De mate waarin de consument bij de
samenstelling van het optiekeuzepakket wordt betrokken is bepalend voor de mate van zeggenschap tijdens
het ontwikkeltraject.
1.5.3 Woonwensen
Bij de woonwensen wordt uitgegaan van woonwensen ten behoeve van de woonomgeving en de fysieke
woning. Bovendien wordt de aanname gehanteerd dat huishoudens rekening houden met het woonbudget
waarover zij beschikken en dat zij de wensen realistisch formuleren. Woonwensen ten aanzien van
voorzieningen worden niet nader onderzocht, daar dit door de woonconsument al bij de locatiekeuze wordt
overwogen.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 12
2) Literatuurstudie
2.1 De veranderde consument
Iedereen is het er over eens dat de rol van de consument is veranderd. Omdat de veranderende consument
een belangrijk fundament is voor deze scriptie zal in dit hoofdstuk dieper ingegaan worden op de
achterliggende oorzaken van deze veranderende rol. Hierbij zal voornamelijk gefocust worden op de
veranderingen in het gedrag van de consument.
2.1. 1 De complexe maatschappij
De hedendaagse samenleving is in de aflopen decennia ingrijpend veranderd. De wereld van nu functioneert
en reageert anders dan de wereld van 10 tot 20 jaar geleden. Het boek “De toekomst van concurrentie”
beschrijft deze verandering in de maatschappij als volgt:
"In onze samenleving voltrekt zich een ingrijpende maar stille transformatie. De industrie genereert meer goederen en
diensten dan ooit in de geschiedenis en deze komen tot ons via steeds meer kanalen. Supermarkten, boetieks, online
detaillisten en discount zaken nemen snel in aantal toe. Ze bieden duizenden verschillende producten en diensten. De
consument wordt overweldigd door deze diversiteit. Heb ik de juiste digitale camera aangeschaft? Krijg ik de juiste
dienst? Dankzij de verbreiding van de mobiele telefoons, websites en mediakanalen hebben consumenten toegang tot meer
informatie, sneller en goedkoper dan ooit tevoren. Maar wie heeft voldoende tijd en vaardigheid om al deze producten en
diensten te doorzoeken en te evalueren? De ras toenemende complexiteit van het aanbod en het daarmee verbonden risico
en rendement is verwarrend en frustrerend voor de meeste consumenten in tijdnood." (Prahalad & Ramaswamy, 2009)
Het leven als moderne consument in de huidige maatschappij is dus redelijk complex geworden. Daarnaast
moeten werk, carrière, zelfontwikkeling, het gezin, vrienden en dagelijkse huishoudelijke werkzaamheden
allemaal in balans met elkaar worden gebracht en gehouden, wat de nodige tijd kost. Men noemt deze nieuwe
economie ook wel de oude economie op topsnelheid (Van Kralingen, 2002), waarbij de meest essentiële
verandering de tijdsfactor is. Aan dit fenomeen heeft de Volkskrant op 1 juli 2000 een interessant artikel
gewijd. In het artikel "Gejaagd door de tijd” (Schöttelndreier & Giesen, 2000) wordt beschreven dat onze
persoonlijke ambities enorm zijn toegenomen en dat we continue bezig zijn met zelfactualisatie. Naast de
ontplooiing op het werk moet ook het gezinsleven ons een zeer sterke emotionele bevrediging geven. Van
Kralingen stelt vast dat we meer ambities hebben, ons meer willen ontplooien, streven naar meer economisch
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 13
succes, meer gezinsgeluk, nuttiger vrijetijdsbesteding en meer tijd voor ons zelf. Dit heeft consequenties voor
ons consumptiegedrag. Binnen het hectische leven moet namelijk de tijd worden gevonden om producten te
beoordelen. Door de diversiteit is het beoordelen van producten complexer geworden. Dit veroorzaakt bij de
huidige consument de nodige spanningen. Zoals uit het bovenstaande citaat blijkt leiden meer
keuzemogelijkheden niet automatisch tot een betere ervaring voor de klant.
2.1.2 De wantrouwende consument
Van Kralingen legt de oorzaak niet alleen bij de veranderende maatschappij maar ook bij de veranderingen
van de consument zelf. Hierbij focust hij zich vooral op één opvallende verandering, namelijk dat het
vertrouwen van de consument is afgenomen. Betrouwbaarheid en kwaliteit van dienstverlening zijn niet
langer vanzelfsprekend bij de consument. Dit wordt onder andere veroorzaakt door de vele affaires die zich
recent hebben afgespeeld. De recente kredietcrisis met het ABN- Fortis drama en het omvallen van de DSB
bank zijn hier goede voorbeelden van.
Dit beschadigd vertrouwen blijkt ook uit de verschillende onderzoeken waar Van Kralingen naar verwijst. In
deze onderzoeken is gekeken naar vertrouwen in merken, politici en instituten zoals de kerk en overheid.
Over de gehele linie kan geconstateerd worden dat het vertrouwen van de consument dalende is. De
verklaring die hiervoor gegeven kan worden is dat de transparantie enorm is toegenomen door bijvoorbeeld
het internet. Er is veel meer inzicht in de werkelijke prestaties van bedrijven en de overheid en de producten
en diensten die zij leveren. Bovendien rapporteren de media hier sneller en vaker over. De consument krijgt
hierdoor veel meer te horen en te zien wat er allemaal is misgegaan. Het koopbeslissingsproces
(Wagenmakers & Buist, 2007) wordt hierdoor intensiever doorlopen om de cognitieve dissonantie later in het
traject te verminderen (zie bijlage 3) .
Een andere verklaring is dat de consument steeds meer zelf moet regelen en hierdoor direct geconfronteerd
wordt met de houding van bedrijven en de overheid. Vaak wordt er dan vastgesteld dat de bedrijven niet de
afspraken nakomen die in reclame-uitingen worden voorgeschoteld. De misleidende aanbiedingen van de
kabelexploitanten zijn hier goede praktijkvoorbeelden van. Zo heeft UPC in maart van dit jaar een rechtszaak
verloren vanwege misleidende reclame, UPC misleidde kijkers met de belofte dat “Al vanaf 4 euro extra per
maand” digitale televisie beschikbaar is. Dit bleek onjuist te zin omdat digitale televisie alleen beschikbaar
was wanneer het gezamenlijk werd afgenomen met het standaardpakket Radio/TV. Dit kostte 16,80 euro, dus
met digitale tv samen 20,80 euro. De kabelexploitant verstopte dus het gegeven dat zijn digitale diensten altijd
in combinatie worden geleverd met een kabelpakket van 16,80 euro per maand (Olsthoorn, 2010). Vooral door
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 14
dit soort ervaringen is de nieuwe consument wantrouwender geworden en doorziet reclames die niet
geloofwaardig zijn. Het ethos van vertrouwen staat hierdoor onder druk.
2.1.3 De consument heeft een eigen unieke identiteit
Vaak wordt het individualisme benoemd als de veroorzaker van de fragmentering van de samenleving. Van
Kralingen is er van overtuigd dat dit genuanceerder ligt. Hij spreekt dan ook liever van een herschikking van
de maatschappij, waarbij steeds minder mensen langs de lijnen van de traditionele waardepatronen hun leven
leiden maar meer en meer langs de lijnen van ras, seksuele voorkeur, etnische kenmerken, generaties,
bepaalde opvattingen, business, sport en spel en (allochtone) cultuur. De traditionele groepen veranderen in
nieuwe groepen, waarin op basis van andere en sterk van elkaar verschillende waardepatronen de groep
wordt samengesteld. De consument is dus steeds beter in staat om zijn eigen zienswijze te ontwikkelen omdat
deze over meer informatie en educatie beschikt om zelf een visie te ontwikkelen. De zekerheid en overtuiging
die in het verleden vooral bij godsdienst of politieke kleur werd gezocht zijn tegenwoordig niet meer
vanzelfsprekend. Dit wordt goed verwoord in het boek Brandworld:
“De consument accepteert opgelegde lifestyle’s steeds minder, maar creëert liever zijn eigen wereld door het combineren
van allerlei stijlen en merken: Dit ben ik. Massaconsumptie verschuift van "één product voor velen" naar "één individu
kiest uit een veelheid ervaringen". Kwaliteit en betekenis gaan steeds meer vóór kwantiteit en zelfs vóór een lage prijs
(daar zit lang niet iedereen op te wachten)” (Rijkenberg, 2008)
Eeuwenlang hebben godsdiensten en ideologieën ons voorzien van leefwijze en zekerheid, maar door de
individualisering en pluriformiteit is hun betekenis afgenomen. Hierdoor zoeken mensen andere concepten,
en als gevolg van de pluriformiteit van de moderne mens is deze niet zoekende naar één dimensie die groter
is, maar naar meerdere dimensies. Dat kan een opvatting zijn of een sportheld of een schrijver. Maar ook een
geleerde of een lifestyle, een kunstverzameling of een studie, een voetbalclub, en voor een aantal mensen ook
nog steeds godsdienst of een maatschappelijke opvatting. Doordat de consument een meer eigen en unieke
identiteit nastreeft zal hij/zij op zoek gaan naar merken en producten die bij deze eigen identiteit aansluiten of
mogelijk versterken. In het boek Concepting wordt dit als volgt verwoord:
“Mensen zijn hun leven lang op zoek naar iets wat "groter is dan ze zelf zijn": ter inspiratie, ter lering, als referentie, of
als voorbeeld. Mensen zijn eigenlijk hun leven lang op zoek naar "een manier van leven". En de inspiratie of ideeën
daarvoor zoeken ze bij zaken die "groter zijn dan zijzelf" (Van Kralingen, 2002)
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 15
Het realiseren van een product dat aansluit op de identiteit van een consument is belangrijk. Zoals uit de
bovenstaande alinea’s blijkt kan dit door merken en producten ondersteund worden. Merken kunnen mensen
concepten aanreiken om naar te leven.
2.1.4 De belevenisseneconomie
In het boek “De Belevenisseneconomie” (Pine & Gilmore, 2000) beschrijven de grondleggers Pine & Gilmore
dat aan het begin van de eenentwintigste eeuw de huidige diensteneconomie zich gaat transformeren naar
een belevenisseneconomie. Kopen en consumeren moeten een waardevolle belevenis worden. De auteurs
stellen dat wanneer een land welvaart ontwikkelt er een verschuiving plaatsvindt van een materieel
georiënteerde economie naar een immateriële economie. Dit is de laatste stap die zij definiëren in de ladder
van de economische waarde. Zij noemen belevenissen als de nieuwe bron van waardecreatie en het vierde
economische waardegoed. De aandacht wordt als het ware verlegd van het product naar de belevenis.
Naarmate de welvaart toeneemt, zal het aanbod van producten stijgen waardoor de winstmarges slinken.
Ondernemers moeten op zoek naar nieuwe instrumenten om hun beoogde winstdoelstellingen zeker te
stellen. Ondernemingen die beseffen dat belevenissen een apart economisch product vormen hebben de
sleutel tot de toekomstige economische groei.
Als voorbeeld hiervoor gebruikt men de ontwikkelingen
op de koffiemarkt (Pine & Gilmore, 2000). In figuur drie
is te zien dat de koffiemarkt alle treden van de
economische ladder heeft doorlopen. Het is begonnen
met een koffieboon. Koffiebonen zijn te vinden in derde
wereldlanden. Hierdoor vertegenwoordigt de koffieboon
een zeer lage economische waarde en bevindt hij zich in
het eerste stadium van de economische waarde ladder
(fase I: commodity). Als vervolgens de koffiebonen bewerkt worden (branden, verpakken etc.) is er waarde
aan toegevoegd, omdat de consument nu kant- en- klaar verpakte koffiebonen in een supermarkt kan kopen.
De kostprijs van de koffiebonen is waarschijnlijk opgelopen tot €0,10 a €0,20 (fase II: goed). Als dezelfde kop
koffie vervolgens wordt gekocht bij een eenvoudig café dan zal deze kop koffie waarschijnlijk tussen de €1,50-
€2,00 kosten (fase III: dienst). Tenslotte is er de laatste fase van de belevenis. Zaken die tot het vierde
waardeniveau weten te klimmen zorgen voor een specifieke belevenis, waarin het kopen van een kop koffie
wordt verpakt. Door deze verpakking stijgt de waarde van het kopen van koffie ver boven die van de
commodity. Bij Starbucks zal de kop koffie tussen de €3,00- €4,00 kosten afhankelijk van de soort koffieboon
Figuur 3 Economische ladder (Pine & Gilmore, 2000)
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 16
of de smaak die gekozen wordt. Dit komt door de sfeer, vriendelijke en snelle dienstverlening en het
kwalitatieve assortiment van Starbucks (fase IV: Belevenis).
Uit het voorbeeld van Starbucks blijkt dat kopen een betekenisvolle ervaring kan worden. De bovenstaande
theorie leert dat het creëren van een betekenisvolle belevenis voor de consument een toekomstig economisch
voordeel oplevert. Een consument iets laten beleven zorgt ervoor dat er een mooie ervaring ontstaat, waarbij
er een positieve link wordt gelegd met het product dat de ervaring aanbiedt. De concurrentiepositie is
hierdoor ten opzichte van een concurrent beter geworden. De belevenisseneconomie biedt dus meer dan
slechts een functionele oplossing voor een probleem. De meerwaarde is gelegen in het feit dat de consument
door het product persoonlijk geraakt wordt, waardoor hij hier waarde aan toekent.
In de scriptie “De Beleveniseconomie in de projectontwikkeling” (Mensink, 2008) wordt tijdens het
discussiepanel een interessante opmerking geplaatst ten aanzien van het betrekken van de woonconsument
en de invloed op de uiteindelijke woonbeleving:
“Projecten waarbij woonconsumenten in het begintraject van de ontwikkeling hun individuele wensen en voorkeuren
mochten ventileren hebben dan ook geleid tot een positieve woonbelevenis. Voorbeelden die worden genoemd zijn Groot
Haaglanden te Wassenaar en de Hoven te Hoofddorp. Omdat binnen de ontwikkeling ruimte was voor inspraak en
samenwerking tussen consument en projectontwikkelaar worden de projecten omarmd door haar bewoners"
Op basis van dit citaat kan geconcludeerd worden dat de beleveniseconomie ook steeds belangrijker wordt
voor de vastgoedbranche. Uit het discussiepanel blijkt namelijk dat projectontwikkelaars merken dat het
betrekken van de woonconsument in het begintraject van de ontwikkeling leidt tot een positievere
woonbelevenis. Om tot een goed belevenisconcept te komen dat aansluit op de wensen van de
woonconsument zijn drie principes zeer belangrijk, namelijk: thema, identiteit en authenticiteit. Deze drie
principes zijn in grote mate verantwoordelijk voor een positieve woonbeleving bij de woonconsument, omdat
zij hierdoor een emotionele binding krijgt met de woonomgeving.
2.1.5 Gezamenlijke waardecreatie met de consument
Prahalad en Ramaswamy zijn ervan overtuigd dat de concurrentieslag met een traditionele aanpak, waarin
een bedrijf waarde creëert en uitwisselt met de consument, niet meer gewonnen kan worden. Waar vroeger
productinnovatie nog voldoende was om een klant aan je te binden is dat nu niet meer het geval. De
consument heeft in toenemende mate de behoefte samen met het bedrijf waarde te creëren, hetgeen door co-
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 17
creatie gefaciliteerd kan worden. Er zijn verschillende definities te vinden voor co-creatie. De grondleggers
van co-creatie Prahalad en Ramaswamy beschrijven co-creation als volgt:
“Een gezamenlijke inspanning van de consument en het bedrijf, het uitgebreide netwerk van het bedrijf en de
consumentgemeenschappen creëren gezamenlijke waarde via geïndividualiseerde ervaringen die uniek zijn voor elke
individuele klant" (Prahalad & Ramaswamy, 2009)
Volgens Prahalad en Ramaswamy is er steeds meer sprake van een gezamenlijk inspanning van de consument
en bedrijf, hetgeen fundamenteel ingaat tegen de aannames van de oude economie. Oude vastgeroeste
gewoonten moeten dus doorbroken worden om nieuwe te ontdekken. In het nieuwe economisch stelsel
creëren het bedrijf en de consument gezamenlijk waarde op de punten van interactie. Martijn Pater beschrijft
in het artikel “Co-creations 5 guiding principles” co-creatie als volgt:
“Co-creation is the practice of collaborative product or service development; developers and stakeholders working
together" (Pater, 2009)
Beide definities komen aardig met elkaar overeen. De boodschap die in beide definities wordt verkondigd is
dat bedrijven niet langer autonoom kunnen handelen als er een product ontwikkeld wordt. De consument wil
in de huidige tijd zijn invloed kunnen uitoefenen door middel van een open innovatie proces (user generated
content), hetgeen in lijn ligt met eerdere paragrafen ten behoeve van de consument. In dit open innovatie
proces worden ideeën met elkaar gedeeld en niets wordt geheim gehouden.
In bijlagen 4 en 5 zijn voorbeelden toegevoegd van hoe men buiten de vastgoedbranche met co-creatie
omgaat. De voorbeelden zijn van de organisaties Lego en Dell. Zoals uit de voorbeelden blijkt gaat het
gezamenlijk waarde creëren verder dan het uitwisselen van informatie of het toetsen van een product. Het
voorbeeld van Lego Mindstorms laat duidelijk zien hoe een product op basis van input van de consument
geoptimaliseerd en zelfs uitgebreid kan worden. Lego is zo overtuigd van co-creatie dat het bedrijf zeer vroeg
in het productontwikkelingtraject al gebruik maakt van de wensen en inbreng van de consument. Zo is de
nieuwe Lego Mindstorms NXT naar aanleiding van de consumentenwens uitgevoerd met extra sensors en
nieuwe bouwstenen. Het voorbeeld van Dell laat zien hoe ideegeneratie via internet werkt. Dell heeft namelijk
een community waar mensen ideeën over Dell producten- en diensten kunnen posten. Binnen 1 week nadat
de website publiek was gegaan waren er meer dan 500 ideeën binnengekomen, na 1 maand waren dit er 2.500.
Inmiddels zijn er 9.000 leden met meer dan 12.000 ideeën. Per maand komen er ongeveer 300 nieuwe ideeën
bij. Dit vormt het bewijs dat het online betrekken van de consument zeer waardevol kan zijn.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 18
Kortom het gezamenlijk waarde creëren is niet het uitwisselen van informatie of het toetsen van een product.
De waarde van de klant ligt dus niet alleen in het beter afstemmen van het fysieke product op de wensen van
de consument, maar ook in de totale ervaring van gezamenlijke creatie: namelijk het gezamenlijk ontwerpen
en alle interactie tussen de consument en het bedrijf. Co-creatie is een methodiek waarmee een cultuuromslag
binnen het ontwikkeltraject gerealiseerd kan worden. In plaats van de stappen van het bouwproces te
optimaliseren zal de optimalisatie zich juist focussen op een betere beleving en ervaring van de
woonconsument. Kortom: Co-creatie is een filosofie waarmee de ervaring en beleving van de woonconsument
ten aanzien van het ontwikkeltraject geïnnoveerd wordt.
Het concentreren op de totale ervaring van de woonconsument en het proces van gezamenlijke waardecreatie
kan bewerkstelligd worden door middel van de belangrijkste bouwstenen voor co-creatie toe te passen in het
ontwikkeltraject. Het boek “De toekomst van concurrentie” (Prahalad & Ramaswamy, 2009) identificeert de
volgende vier bouwstenen, welke uitgebreider staan toegelicht in bijlage 6:
1) Dialoog:
Belangrijk is dat er gelijkwaardig tweerichtingsverkeer is tussen partijen, waarbij de onderneming
zijn kennis en kunde ten dienste stelt ten behoeve van de nieuwe vorm van samenwerking
2) Toegang:
Het idee van toegang moet losgekoppeld worden van bezit. Toegang betekent wanneer de
consument betrokken wordt in het co-creatie proces.
3) Risico- inschatting:
Door de toenemende transparantie van de beschikbare informatie en groeiende kennis van de
consument is dit niet langer het alleenrecht van een onderneming. Het samen inschatten van risico’s
met de consument is het devies
4) Transparantie:
Ondernemingen moet bewust worden dat in het huidige digitale tijdperk de wensen ten aanzien van
het transparant delen van informatie sterker zijn geworden
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 19
Antwoord deelvraag 1
Hoe is het gedrag van de woonconsument in de huidige maatschappij de afgelopen decennia veranderd?
De consument is de laatste decennia behoorlijk veranderd. De economie in een stroomversnelling terecht
gekomen waarin vooral de factor tijd is veranderd. De consument is op alle vlakken ambitieuzer geworden.
Dit betekent dat de consument hoge eisen stelt aan het gezinsleven, werk, vrijetijdsbesteding, gezondheid en
het consumptiegedrag. Door op al deze gebieden veeleisend te zijn is er minder tijd voor de aanschaf van een
product. Wanneer vervolgens de diversiteit, complexiteit en het aantal producten toeneemt, ontstaan er nog
meer spanningen bij het aankopen van producten. Binnen het hectische leven is er namelijk minder tijd om
deze verschillende producten goed te beoordelen. Dit wordt versterkt door de komst van het internet
waardoor er een overvloed aan informatie te vinden is over deze producten.
Naar aanleiding van deze trend moet het ontwikkeltraject
van een product- en aanbodgerichte benadering
veranderen in een concept- en vraaggerichte benadering.
Uit onderzoek van de Vereniging voor ontwikkelaars &
bouwondernemers (NVB, 2008) blijkt namelijk dat 85% van
de kopers graag in het begin van het ontwikkeltraject meer
eigen invloed had gewild. Onder woningzoekenden is dit aandeel met negen op de tien geïnteresseerden nog
hoger. De woonconsument wilt meer invloed, omdat ze bij het aankopen van een nieuwbouwwoning
geconfronteerd wordt met een uitgebreid koopbeslissingsproces (Wagenmakers & Buist, 2007). De
woonconsument zal door middel van uitgebreid probleem oplossend gedrag proberen alle stappen van het
koopbeslissingsproces (zie bijlage 1) zorgvuldig te doorlopen omdat de risico’s aanzienlijk zijn, de
aankoopfrequentie is laag en de grootte van het aankoopbedrag hoog. Op basis van de paragraaf “de
veranderde consument” zijn de speerpunten transparantie, beleving en betrokkenheid vastgesteld (zie figuur
4) welke essentieel zijn in het consumentgedreven maken van het ontwikkeltraject. In de onderstaande
alinea’s wordt een recapitulatie en motivering gegeven waarom deze speerpunten zo belangrijk zijn en als
meest essentieel worden aangemerkt.
1) Transparantie
Door de toegenomen transparantie heeft de consument meer zicht op wat er fout kan gaan. Hierdoor zal de
woonconsument achterdochtig zijn bij ondernemingen die niet transparant communiceren, hetgeen binnen de
vastgoedbranche een gewoonte lijkt te zijn. Een praktijkvoorbeeld hiervan is dat prijslijsten niet gepubliceerd
Figuur 4: Speerpunten voor de consument
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 20
worden. Dit wordt vaak onder het mom van meer leads genereren gedaan, terwijl afgevraagd kan worden of
een consument die een woning te duur vindt niet alsnog in een later stadium afhaakt. Hetzelfde geldt voor de
transparantie van communicatie gedurende de ontwikkel- en realisatiefasen. Tijdens het ontwerptraject wordt
zelden gecommuniceerd met de woonconsument, uitzonderingen daargelaten. Dit is zeer merkwaardig
aangezien het kopen van een woning zich niet vaak voordoet in het leven van een woonconsument. De
woonconsument heeft dus heel veel behoefte aan heldere informatie en vandaar uit betrokkenheid bij de
keuzes die tijdens het ontwikkelingsproces worden gemaakt. Deze behoefte zet zich in de realisatiefase
versterkt door.
2) Interactie
Ook moet de interactie tussen bedrijf en consument veranderen. In het nieuwe economische stelsel creëren het
bedrijf en de consument gezamenlijk waarde op de punten van interactie. Dit betekent dat de consument zijn
invloed wil kunnen uitoefenen door onderdeel te zijn van het productontwikkelingsproces (open innovatie).
In het ontwikkeltraject moet goed gekeken worden naar de verschillende momenten van interactie tussen het
bedrijf en de woonconsument. Het belangrijkste aandachtspunt hierbij is dat de woonconsument zijn vorm
van interactie kiest.
3) Beleving
Er wordt steeds minder geleefd volgens de vroeger geldende traditionele waardepatronen, waardoor
doelgroepen niet langer alleen gesegmenteerd kunnen worden op socio-demografische kenmerken. De
consument heeft juist meer behoefte aan een eigen unieke identiteit en zal op zoek gaan naar verschillende
stijlen en merken die hierop aansluiten of deze versterken. De massaconsumptie verschuift hierdoor van “één
product voor velen” naar “één individu die kiest uit een veelheid ervaringen”. Het ervaren is de laatste stap
op de ladder van de economische waarde. Belevenissen zijn hierin de nieuwe bron van economische
waardecreatie, waardoor consumeren een waardevolle belevenis wordt. De belevingswaarde van het
woonconcept neemt derhalve ten opzichte van de basis functionele gebruikswaarde sterk in betekenis toe.
Naast de belevingswaarde van een woonconcept kan ook het ontwikkeltraject een beleving creëren bij de
woonconsument. Door zelf mee te ontwikkelen ontstaat er namelijk een verbondenheid met het product,
hetgeen een positieve spin-off kan geven in de marketing- en salescampagne.
Wil het ontwikkeltraject consumentgedreven worden dan is het zaak om deze sleutelwoorden te verankeren
in het ontwikkeltraject. Om dit te verwezenlijken moet vroegtijdig in het ontwikkelproces gekeken worden
naar de wensen van de woonconsument en de wijze waarop deze wensen in het ontwikkelingsproces worden
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 21
betrokken, waardoor de behoeften van de woonconsument beter gewaarborgd worden in het concept en het
uiteindelijke product.
2.2) Het woningbouwontwikkeltraject (proces)
Naar aanleiding van de speerpunten transparantie, interactie en beleving zal onderzocht worden welke
punten in het ontwikkeltraject hierop geoptimaliseerd kunnen worden. In paragraaf 2.2 zal daarom begonnen
worden met een analyse van het huidige woningbouwontwikkeltraject, waarbij gefocust wordt op de typische
kenmerken van het ontwikkeltraject. Vervolgens moet onderzocht worden welke ontwerpstappen er in de
initiatief – en ontwikkelfase zijn. De ontwerpstappen moet enerzijds inzicht gaan verschaffen in het
ontwerpproces dat doorlopen wordt en anderzijds duidelijkheid gaan creëren in welke stappen de
woonconsument betrokken kan worden.
2.2.1 Kenmerken van het huidige ontwikkeltraject
In de zoektocht naar een goede omschrijving van het vastgoedontwikkeltraject zijn een tweetal treffende
beschrijvingen van het vastgoed ontwikkeltraject gevonden. Het “Handboek Projectontwikkeling” beschrijft
het ontwikkeltraject als volgt:
" Vastgoed kent een langdurig en kostbaar realisatieproces, het is inflexibel en illiquide. Het proces van ontwikkeling en
realisatie van vastgoed duurt doorgaans in Nederland ten minste twee jaar, maar meestal veel langer. En het vergt
investeringen die gemakkelijk in de miljoenen euro's lopen. Tijdens het ontwikkelingsproces kan de markt omslaan
waardoor het oorspronkelijk geplande vastgoed onverhuurbaar of onverkoopbaar blijkt te zijn. Indien op dat moment nog
mogelijk dan is herontwikkeling of herpositionering aan de orde, maar dat is kostbaar." (Nozeman, 2008)
De tweede omschrijving komt van Oostvogel die vrijwel dezelfde beschrijving hanteert met betrekking tot de
kenmerken van het vastgoedontwikkeltraject. In het artikel " Vastgoed is geen Pindakaas" zegt hij hierover het
volgende:
" De gemiddelde looptijd van een ontwikkeling ligt ergens tussen de acht en twaalf jaar. Logisch dat de wereld er dan heel
anders uit ziet dan toen de plannen werden ontwikkeld. Pindakaas is een dagelijks te consumeren product. Maar vastgoed
is geen Pindakaas. Wat een ontwikkelaar vandaag bedenkt, staat er misschien een decennium later. En in de toekomst
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 22
kijken is en blijft een lastige kwestie. Het gevolg is dat projecten, waarvan men dacht dat die een gat in de markt zouden
vullen, de plank volledig blijken mis te slaan.” (Harms, Vastgoed is geen Pindakaas, 2008)
Kortom wanneer de bevindingen van Nozeman en Oostvogel worden samengevoegd blijkt dat het
ontwikkeltraject zich laat kenmerken door:
1. De langdurige ontwikkelperiode
2. Het inflexibele karakter
De lange ontwikkelperiode heeft voornamelijk tot gevolg dat het moeilijk is om de vraag over 5 tot 10 jaar
goed in te schatten, waardoor het aanbod dat op de markt verschijnt altijd na-ijlt op de veranderingen op de
vraag. Dit na-ijl effect geeft de vastgoedmarkt het karakter van een varkenscyclus. Wanneer dit gecombineerd
wordt met het feit dat vastgoed niet makkelijk te wijzigen (inflexibel) en snel te verkopen (illiquide) is, dan
kan worden geconcludeerd dat het inschatten van de wensen en behoeften van de woonconsument vroeg en
tijdens het ontwikkeltraject cruciaal is. Helaas blijkt dat men in de vastgoedpraktijk met de wijzigende
marktomstandigheden geen rekening houdt. In het artikel “Een stevig fundament is flexibel” wordt namelijk
het volgende geconstateerd:
“Er is een gewoonte om onderdelen van het planproces in de tijd achter elkaar te koppelen, in plaats van naast elkaar. Het
bouwwerk staat als het ware op een pijler: het als eerste uitgevoerde onderdeel, bijvoorbeeld marktonderzoek of ontwerp.
De vervolgstappen worden op dat fundament gebouwd. Bij een wijziging in de omstandigheden kan die ene pijler
instabiel blijken en kan het hele bouwwerk van plannen instorten” (Van Aar & Van Dinteren, 2010)
Dit geeft maar eens aan dat de continuïteit van
woonwensenonderzoek tijdens het gehele
ontwikkeltraject zeer belangrijk is om een mismatch
met de marktvraag te voorkomen. Als vervolgens
bestudeerd wordt in welke fase van het
ontwikkeltraject nog veel invloed is (zie figuur 5)
blijkt dat de initiatief- en (plan) ontwikkelingsfase,
fasen zijn waarin veel invloed uitgeoefend kan
worden op in dit geval het op stapel staande
woningbouwproject (Gehner, 2003). Voor Figuur 5 Invloedcurve (Gehner, 2003)
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 23
consumentgericht ontwikkelen betekent dit dat dit de twee fasen zijn waarin de propositie van het project
afgestemd kan worden op de wensen en behoeften van de woonconsument. Het derde kenmerk van het
vastgoed ontwikkeltraject is als volgt te beschrijven:
3. Naarmate het ontwikkeltraject vordert zal de nog mogelijke invloed op het eindproduct afnemen
Het is daarom van belang dat onderzocht wordt welke stappen er in de initiatieffase en in de
ontwikkelingsfase cruciaal zijn voor het afstemmen van het product op de wensen van de woonconsument en
wat hier de volgordelijkheid in is.
2.2.2 Ontwerpstappen in de initiatief- en ontwerpfase
Voor wat betreft de ontwerpstappen geeft het boek Risicoanalyse bij projectontwikkeling (Gehner, 2003) een
goede weergave van dit proces. Zij identificeren ten behoeve van de initiatief- en ontwerpfase de volgende
stappen:
De initiatieffase staat hierbij in het teken van het toetsen van de haalbaarheid van een project. Het project
wordt haalbaar geacht wanneer het te verwachten rendement in verhouding staat tot de risico’s (Gehner,
2003). In het vakjargon wordt dit ook wel “het rekenen en tekenen” genoemd. In deze fase bestaat dus nog de
kans om het product zodanig aan te passen dat het aan de wensen van de woonconsument voldoet. In de
onderstaande tabel worden de stappen vastgesteld van de initiatieffase. Per stap zal een korte omschrijving
worden gegeven zodat later in de scriptie beoordeeld kan worden wat per ontwerpstap de wens is van de
woonconsument:
Figuur 6 Ontwerpstappen in het ontwikkelingtraject van woningen (Gehner, 2003)
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 24
Omschrijving
Visie Deze fase staat in het teken van het concreet maken van ideeën die er zijn voor een bepaalde locatie. In deze fase wordt
enerzijds gekeken naar de omgeving (cultuur, historie, fysieke aspecten) en anderzijds naar de huidige en toekomstige
bewoners. Deze locatie- en marktanalyse wordt samengevat in een visiedocument
BKP Het beeldkwaliteitplan bevat ontwerprichtlijnen voor de woningen en de openbare ruimte. Deze richtlijnen hebben
voor de woningen onder andere betrekking op materiaalgebruik, kapvorm en kleurstelling. Het BKP kan beschouwd
worden als een inspiratiebron voor de architecten. Architecten baseren hun woningontwerpen op de randvoorwaarden
die in het BKP zijn vastgelegd
PvE In het PvE worden programmatische uitgangspunten benoemd voor het woningbouwprogramma. In het PvE wordt
bepaald hoeveel woningen en van welke soort (huur- of koopwoningen) gerealiseerd moeten worden. Op basis hiervan
wordt een massastudie gedaan. Het opstellen van het PvE is één van de belangrijkste stappen in het bouwproces. Er
worden beslissingen genomen die bepalend zijn voor de kosten en kwaliteit van dat project. Het is tevens de fase
waarin de opdrachtgever zijn ambities en doelstellingen vastlegt. Aan de hand van het Programma van Eisen wordt
gecontroleerd of het ontwerp voldoet aan de uitgangspunten (Toornend & Partners, 2010)
SO Binnen de randvoorwaarden van het PvE zal er een SO gemaakt worden. In het SO worden de eerste contouren van de
woningen zichtbaar. Het schetsontwerp is een tekening waarop globaal de vormen en afmetingen zijn aangegeven van
plattegronden en gevels. In een SO is geen informatie terug te vinden over de materialisatie van de gevels. Het SO is de
eerste aanzet voor het voorlopig ontwerp
Tabel 2 Initiatieffase
De ontwikkelfase beslaat de periode tussen het positief besluit om te starten met een project en het moment
dat er daadwerkelijk met de bouw wordt begonnen. In deze periode worden veel zekerheden verworven
(zoals de bouwvergunning) en verplichtingen aangegaan. Bij deze fase zijn verschillende partijen betrokken,
omdat het voorlopig ontwerp uitontwikkeld wordt tot een definitief ontwerp, waarop vervolgens het bestek
en de tekeningen gebaseerd kunnen worden. Dit alles moet uiteraard allemaal binnen de randvoorwaarden
van het PvE (initiatieffase) passen. In de onderstaande tabel staat per stap een korte omschrijving:
Omschrijving
VO Een voorlopig ontwerp is een schetsontwerp maar dan meer in detail uitgewerkt. Het omvat een ontwerp van de
voor- en zijaanzichten, plattegronden van de verdiepingen en een lijst van toegepaste materialen (materialisatie).
DO Waar het voorlopig ontwerp handelt over "wat gaan we maken", komt in het definitief ontwerp meer de vraag "hoe
gaan we het maken" aan bod. Het definitief ontwerp is een uitbouw en een detaillering van het voorlopig ontwerp
Tabel 3 Ontwikkelfase
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 25
Het moge duidelijk zijn dat naar gelang het ontwikkeltraject vordert de vertaling van de woonwens van de
consument in het ontwerp steeds gedetailleerder wordt. In de initiatieffase is er sprake van woonwensen op
wijkniveau, terwijl in de ontwikkelfase dit op woningniveau is.
4. Naarmate het ontwikkeltraject vordert wordt de vertaling van de woonwensen van de
woonconsument in het ontwerp steeds gedetailleerder
2.2.3 Kritiek vanuit de vastgoedbranche op het ontwikkeltraject
Uit de bovenstaande analyse van de ontwerpstappen valt te constateren dat het ontwikkeltraject zeer
gestructureerd verloopt en dat er tijdens het ontwikkeltraject vooral gefocust wordt om deze processtappen
zo efficiënt mogelijk te doorlopen ten einde het projectresultaat te optimaliseren. Deze analyse wordt
onderschreven door het boek “Onroerend goed als belegging” (Van Gool, Jager, & Weisz, 2007) die
projectontwikkeling als volgt beschrijft:
”Projectontwikkeling is een iteratief proces. Dit is een proces waarbij de belangrijkste fases grofweg elkaar volgen, maar
waarin bij de uitwerking altijd zaken op elkaar moeten worden afgestemd of een en ander moet worden bijgesteld“ (Van
Gool, Jager, & Weisz, 2007)
Dat hier in deze stappen te kort wordt stil gestaan bij de wensen van de woonconsument nemen de
projectontwikkelaars op de koop toe. Zwart wit gesteld betekent dit dat het ontwikkeltraject als het ware
georganiseerd is ten behoeve van het bouwproces. In het literatuuronderzoek wordt deze constatering
onderschreven door Rudi Stroink die dit als volgt heeft verwoord:
”Wij zijn, als je de metafoor van de auto-industrie doortrekt, zeer goed in het bedenken van de lopende band, maar we
denken weinig over het eindproduct zelf na en hoe we deze kunnen afzetten niet te vergeten hoe we de kwaliteit ook na
oplevering kunnen bewaken “ (Stroink, 2007)
Met recht kan dus gesteld worden dat er weinig bekend is ten aanzien van de wensen en behoeften van de
woonconsument. In de initiatief- en ontwerpfase worden globaal de stappen visie, schetsontwerp, voorlopig
ontwerp, definitief ontwerp doorlopen wat een procesmatige en productgedreven aanpak is. De indruk die
hieruit ontstaat is dat de woonconsument over het hoofd wordt gezien. Sommige projectontwikkelaars
beamen dit en willen deze maakfilosofie veranderen in een vraagfilosofie. In een panelgesprek over marketing
in het vastgoed verwoordde Job van Someren dit als volgt:
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 26
“Het bijzondere van deze sector is dat wij door publieke partijen aan tafel worden gehaald omdat we de markt zouden
kennen. Maar dat is helemaal niet zo. We zijn toeleveranciers van het publieke domein geweest. Maar we wisten helemaal
niet wat de markt, onze klanten nu op hun wensenlijstje hadden staan. Dat is onder invloed van de economische situatie
veranderd. Want onze bedrijfsvoering is gebaseerd op een maakfilosofie in de plaats van op een vraagfilosofie. Hoe dat
moet ontdekken we nu. Ik zit met mijn bedrijf midden in een transformatieproces: van denken over hoe je het maakt naar
denken over wat je maakt ” (Harms, Wie niet aan marketing doet gaat honger lijden, 2010)
Op basis van de kritiek vanuit de vastgoedbranche kan het vijfde en tevens laatste aandachtpunt vastgesteld
worden, namelijk:
5. Het ontwikkeltraject is stapsgewijs georganiseerd volgens het bouwproces, waarin het zo efficiënt
mogelijk doorlopen van het productieproces het uitgangspunt is
Nu de aandachtpunten van het ontwikkeltraject bekend zijn, kan onderzocht worden hoe
woonwensenonderzoek in de dagelijkse vastgoedpraktijk uitgevoerd wordt.
Antwoord deelvraag 2
Wat schort er aan het huidige ontwikkeltraject van woningen met betrekking tot het uitgaan van en
voldoen aan de consumentenwensen?
Uit de bovenstaande studie blijkt dat het ontwikkeltraject vooral opvallende eigenschappen heeft ten aanzien
van het product (het vastgoed) of het proces (het ontwikkeltraject). In de onderstaande tabel wordt dit als
volgt samengevat:
Omschrijving
Proces Het ontwikkeltraject heeft een lange doorlooptijd en verloopt stapsgewijs volgens het bouwproces.
Naarmate dit proces vordert zal de invloed op het product afnemen, terwijl de woonwensen van de
woonconsument steeds gedetailleerder worden
Product Vastgoed is inflexibel. Dit betekent dat als het product onverkoopbaar blijkt te zijn de
herontwikkeling een zeer kostbare aangelegenheid is
Tabel 4: Omschrijving aandachtspunten
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 27
Uit de bovenstaande omschrijvingen en paragrafen is te concluderen dat er vijf specifieke aandachtpunten zijn
die ertoe leiden dat het ontwikkeltraject onvoldoende voldoet aan de wensen van de woonconsument. In de
figuur 7 staan deze vijf beperkingen afgebeeld (zie volgende pagina):
Allereerst kent vastgoed een lange en
kostbare ontwikkelperiode. De
voorbereiding van een woningbouwproject
duurt al gauw vijf tot tien jaar. Dit maakt
dat het aanbod vertraagd reageert op
veranderingen in de woningmarkt
(varkenscyslus). Tussen vraag en aanbod
ontstaan daardoor discrepanties die zich
uiten in schaarste of overaanbod.
Continuïteit van het
woonwensenonderzoek tijdens het gehele
ontwikkeltraject is hierdoor essentieel. Als
het marktonderzoek of
woonwensenonderzoek niet tijdens het
ontwikkeltraject regelmatig geactualiseerd
wordt is de kans op een mismatch tussen
de marktvraag en het woningaanbod zeer
groot. Voorspellingen met een tijdshorizon van meer dan vijf jaar hebben een onzekerheidsmarge die groter is
dan het zekerheidsgehalte (Van Aar & Van Dinteren, 2010).
Ten tweede heeft vastgoed een inflexibel karakter. Onroerend goed is niet verplaatsbaar, waardoor het
kwetsbaar is voor veranderingen van of in de economische en/of fysieke omgeving.
De derde beperking is de constatering dat, naarmate het ontwikkeltraject vordert de nog mogelijke invloed op
het eindproduct zal afnemen. Uit de invloedcurve van Gehner blijkt dat tijdens het ontwikkeltraject de nog
mogelijke invloed op het eindproduct afneemt en de “ontwerpzekerheid” toeneemt. Dit heeft als gevolg dat
naarmate het ontwikkeltraject vordert het steeds moeilijker wordt om uitgangspunten bij te sturen. In de
initiatief- en ontwikkelfase is genoeg speelruimte om het product nog aan te passen. Dit zijn daarom cruciale
fasen, waarin het consumentenonderzoek geactualiseerd moet worden naar de huidige situatie op de
woningmarkt.
Figuur 7: Beperkingen van het ontwikkeltraject
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 28
Als vierde beperking kan gesteld worden dat naarmate het ontwikkeltraject vordert de vertaling van de
woonwensen in het ontwerp steeds gedetailleerder wordt. Vroeg in het ontwikkeltraject kan op hoofdlijn nog
volstaan worden met marktinformatie en klantkennis. Naar gelang het ontwikkeltraject vordert zal deze
informatiebehoefte op verschillende onderzoeksgebieden steeds gedetailleerder moeten worden. Hierdoor
wordt het ontwikkeltraject steeds persoonlijker voor de woonconsument. Dit in combinatie met het kenmerk
dat gedurende het ontwikkeltraject de nog mogelijke invloed afneemt (invloedcurve Gehner) leidt tot een
paradox in het ontwikkeltraject. Want de woonwensen zijn op woningniveau voor een woonconsument
tastbaarder en directer door te vertalen naar de eigen woonwenssituatie (het wordt persoonlijk) dan
woonwensen op wijkniveau, echter de nog mogelijke invloed van de woonconsument is in de ontwikkelfase
minder dan in de initiatieffase. Hoe deze paradox goed aangepakt kan worden in het woningbouw
ontwikkeltraject zal in deze scriptie nader uitgewerkt worden.
Tot slot is het ontwikkeltraject stapsgewijs georganiseerd volgens het bouwproces, waarin het zo efficiënt
mogelijk doorlopen van het productieproces het uitgangspunt is. Helaas beschouwen veel
projectontwikkelaars het ontwikkeltraject nog steeds als een iteratief proces, waarbij de belangrijkste fases
grofweg elkaar volgen. De stappen lopen vaak seriegeschakeld, waarbij bijvoorbeeld het marktonderzoek als
uitgangspunt wordt genomen. Als vervolgens blijkt dat de marktvraag is veranderd, terwijl het
woningbouwproject op een niet geactualiseerd marktonderzoek is uitontwikkeld, ontstaat er een niet
marktconform product. Om dit te voorkomen moet het marktonderzoek beter met de ontwerpstappen
geïntegreerd worden, zodat per ontwerpstap het markt- of woonwensenonderzoek geactualiseerd wordt . Dit
vraagt vooral in de beginfase een intensievere samenwerking tussen marktdeskundigen en ontwerpers.
Kortom, er moet gekeken worden naar een werkwijze die gericht is op een zo sterk mogelijk klantfundament
dat flexibel genoeg is om de wijzigende marktomstandigheden te kunnen volgen waardoor gedurende het
langslepende ontwikkeltraject het woningbouwproject overeind kan blijven.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 29
3) Analyse woonwensenonderzoek in de vastgoedpraktijk
Nu vastgesteld is wat de aandachtpunten zijn voor de consument en het ontwikkeltraject zal bestudeerd
worden wat in de vastgoedpraktijk de best practices zijn om de woonconsument te betrekken en wat de
woonwensen zijn die men onderzoekt. Hoofdstuk 3 is conform deze tweedeling opgesplitst. Er zal begonnen
worden met desk research naar de woonwensen die men onderzoekt (paragraaf 3.1), vervolgens zal de
betrokkenheid van de woonconsument middels een casestudie onderzocht worden (paragraaf 3.2). Tot slot
worden beide onderwerpen in paragraaf 3.3 onderzocht met een survey onder vastgoedprofessionals.
3.1 Desk research: Inventarisatie woonwensen
In de vastgoedbranche zijn er veel voorbeelden te vinden van kwantitatieve woonwensonderzoeken. Om te
voorkomen dat er een uitputtende reeks van onderzoeksrapporten wordt opgesomd zijn er selectiecriteria
opgesteld. De selectiecriteria voor de woonwensonderzoeken zijn:
1. Het onderzoek moet de directe woonwensen van de consument onderzocht hebben (directheid)
2. Onderzoek moet afkomstig zijn van verschillende organisaties (diversiteit)
3. Het woonwensonderzoek heeft minimaal 1.000 respondenten (representativiteit)
Op basis van de bovenstaande selectiecriteria is een representatieve selectie gemaakt. Dit heeft geleid tot de
selectie van de onderstaande woonwensonderzoeken:
Onderzoek
instituut
Type organisatie Onderzoek # resp. Woonwensenonderzoek
NVB Brancheorganisatie Kopers in profiel Circa 2.000 Verhuisinteresse en woonwensen
VROM Overheidsinstantie WoON consumentengedrag Circa 2.200 Woonwensen en woningkeuze
Bouwkennis Adviesbureau Woonkennis Circa 1.000 Woonwensen en oriëntatiegedrag
Smart Agent Adviesbureau De Grote Woontest Circa 20.000 Woonwensen en leefstijl
Tabel 5: Woonwensonderzoeken
Per onderzoek is vervolgens bestudeerd welke thema’s te clusteren zijn die door het merendeel van de
onderzoeken werden onderzocht. In bijlage 7 is een overzicht van de onderzoeken weergegeven met de
bijbehorende thema’s. Zoals in de figuur 8 (zie volgende pagina) te zien is worden er in de kwantitatieve
woonwensonderzoeken over het algemeen vier thema’s aangestipt, namelijk:
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 30
Om een duidelijke focus te hebben wordt de verdiepingsslag gemaakt naar woonwensen woonomgeving en
woonwensen woning, hetgeen naadloos aansluit op de gehanteerde definitie in de scriptie.
3.1.1 Onderzoeksgebieden woonwensen woonomgeving
Bij de keuze van een woning is niet alleen het onderdak belangrijk. De plaats waar de woning staat is
minstens zo belangrijk. De woonomgeving bepaalt in grote mate of de woonconsument zich in een
woningbouwproject wil gaan vestigen en er zich thuis zal voelen. Wanneer het thema woonwensen
woonomgeving in de vier onderzoeken nader bestudeerd wordt kunnen drie onderzoeksgebieden vastgesteld
worden, namelijk: wijkopzet, openbare ruimte en voorzieningen.
Wijkopzet Openbare ruimte Voorzieningen
Woonmilieu Groen Winkels
Veiligheid Speelruimte Onderwijs
Sociale cohesie Parkeren Vervoer
Recreatie
Tabel 6: Woonwensen woonomgeving
Vooral in het NVB onderzoek wordt weinig research gedaan naar de woonwensen ten behoeve van de
woonomgeving. De overige drie onderzoeken stellen vooral de woonwensen ten behoeve van het
onderzoeksgebied wijkopzet vast. Wat betreft de woonwensen openbare ruimte en voorzieningen worden er
wel vragen gesteld, alleen is de hoeveelheid vragen duidelijker minder dan het aantal vragen over de
wijkopzet. De verschillende onderzoeksgebieden ten behoeve van de woonwensen woonomgevingen worden
in de onderstaande paragraven nader uitgewerkt.
Het onderzoeksgebied wijkopzet is vrij breed. Het valt op dat in de onderzoeken vaak over woonmilieus
wordt gesproken. Woonmilieus worden door de onderzoeksrapporten vaak geografisch ingedeeld. Hierbij
wordt over het algemeen een indeling gehanteerd waarbij de afstand ten opzichte van het centrum het
uitgangspunt is (Bijvoorbeeld: in het centrum - buiten het centrum/ stedelijk – suburbaan). De uitzondering op
Figuur 8 Thema's woonwensen onderzoek
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 31
de regel is De grote Woontest (Smart Agent). Dit onderzoek maakt gebruik van belevingswerelden. De
belevingswerelden zijn gebaseerd op vier leefstijlen, welke ingericht zijn op basis van een sociologische (ego
versus groepsgericht) en een psychologische dimensie (introvert versus extravert). Vanuit de woonconsument
gezien is dit de methode die meer rekening houdt met de wensen van de consument, want de locatie wordt
niet als uitgangspunt genomen. Naast woonmilieus worden in de verschillende onderzoeken ook vragen
gesteld over de mate van sociale cohesie. Sociale cohesie betekent in wat voor buurt de woonconsument wil
wonen. Hierbij gaat het vooral over het contact met de buurt (intensief, mate van sociale controle) en de
samenstelling van de buurtbewoners (bijvoorbeeld: gelijkgestemden, leeftijd). Tot slot worden ook vragen
gesteld ten aanzien van de veiligheid in een wijk. Ten aanzien van veiligheid wordt onderscheid gemaakt in
de beleving van veiligheid en voorzieningen die veiligheid kunnen verbeteren (bijvoorbeeld verlichting).
Het onderzoeksgebied openbare ruimte spitst zich in de onderzoeken vooral toe op de functie van de
openbare ruimte. Functie in de zin van het aantal speelgelegenheden, aanwezigheid groen/ water en
parkeergelegenheid. Over hoe het straatwerk van de openbare ruimte eruit moet zien en wat voor soort
banken/ lantaarnpalen er moeten komen te staan worden geen vragen gesteld. Ook de kwaliteit van de
materialisatie wordt niet behandeld. Een mogelijk verklaring hiervoor is dat de onderzoekbureaus veelal voor
marktpartijen werken die dit als publieke taak zien.
Het onderzoeksgebied voorzieningen is een vreemde eend in de bijt. Het woningbouw ontwikkelproject moet
een zeer grote schaalgrootte hebben wil het nieuwe voorzieningen kunnen dragen. Bij het merendeel van de
woningbouw ontwikkelprojecten is de schaalgrootte te klein. De voorzieningen die in de omliggende buurten
aanwezig zijn, zijn daarom meestal ook de voorzieningen voor het project. Voor een projectontwikkelaar is
hier dus weinig invloed op uit te oefenen, des te belangrijker is zijn locatieanalyse bij aankoop van een stuk
grond. Alvorens de woonconsument geïnteresseerd is in een bepaald project is de locatie waar het project
staat positief beoordeeld. In het kader van de afbakening van deze afstudeerscriptie (zie paragraaf 1.5.3), waar
de aanname wordt gemaakt dat de woonconsument de locatie als positief beoordeeld heeft, is het
onderzoeksgebied voorzieningen niet van belang.
Zonder meer valt te constateren dat naar het onderzoeksgebied wijkopzet veel onderzoek wordt gedaan als
het gaat over de woonwensen ten behoeve van de woonomgeving. De belangrijkste deelconclusie van
paragraaf 3.1.1. is dat de kwaliteit onderzoeksgebied openbare ruimte onderbelicht wordt, terwijl de impact
van de openbare ruimte op een goede woonbeleving niet onderschat moet worden. Wanneer namelijk de
kwaliteit van de openbare ruimte niet aansluit bij de kwaliteit van een wijk of woning zal de woonconsument
deze discrepantie zeer zeker opmerken.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 32
3.1.2 Onderzoeksgebieden woonwensen woning
In het thema woonwensen woning kunnen zes onderzoeksgebieden ten behoeve van de woonwensen
gedefinieerd worden, dit zijn: prijs, woningtype, grootte, uiterlijk, afwerkingsniveau en aanvullende wensen.
In de woonwensonderzoeken valt op dat er een bepaalde volgordelijkheid zit in het stellen van de vragen. De
basis waarmee de onderzoeken beginnen is het onderzoeken van het woonbudget (prijs). Het woonbudget
wordt vaak via een intervalschaal onderzocht (metrische schaal). Dikwijls worden de prijssegmenten van
woningen voor het vaststellen van het woonbudget gebruikt, waarbij het onderlinge verband met het
huishoudinkomen in ogenschouw wordt genomen. De vervolgvraag gaat dan vaak in op het woningtype dat
de woonconsument zoekt. Dit gebeurt altijd met een ordinale schaal. Omdat het woonbudget en woningtype
zeer gebruikelijke onderzoeksgebieden zijn binnen de vastgoedbranche zal in deze paragraaf vooral op
andere onderzoeksgebieden gefocust worden. In een willekeurige volgorde zijn dit de volgende
onderzoeksgebieden ten behoeve van woonwensen:
Grootte Uiterlijk Afwerkingsniveau Aanvullende wensen
Woninggrootte Architectuur Keuken Gesloten/ open keuken
M² woonkamer Bouwstijl Sanitair Kelder
# (slaap)kamers Garage
M² buitenruimte Inbraakveiligheid
Plafondhoogte Isolatie
Grootte kamers Gehorigheid
Grootte berging
Tabel 7: Woonwensen woning
Zoals in tabel zeven te zien is worden de grootte variabelen goed onderzocht. Hierbij wordt dan voornamelijk
gefocust op: grootte woonkamer, aantal slaapkamers etc. Dit heeft te maken met het feit dat het formaat van
de woning zeer tastbaar is voor de woonconsument. Vaak zijn de antwoorden ingedeeld met een ratioschaal.
Geconcludeerd kan worden dat in dit onderzoeksgebied geen significante verbeterslag kan worden gemaakt.
Wensen ten aanzien van het uiterlijk van een woning is een onderbelicht onderzoeksgebied, terwijl uit
onderzoek (Bouwkennis, 2010) juist blijkt dat het uiterlijk van de woning in zeer belangrijke mate bijdraagt
aan de beslissing om een woning te kopen:
“De prijs en de locatie zijn van oudsher bij nieuwbouwwoningen de belangrijkste criteria. Wanneer deze criteria buiten
beschouwing worden gelaten, blijkt het ontwerp en het uiterlijk van de woning het belangrijkste keuzecriterium Bijna
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 33
negen van de tien kopers laat dit aspect meewegen in de keuze voor de huidige woning. De grootte van de woning speelde
voor 87% van de nieuwbouwkopers een rol. De aantrekkelijkheid van de woonomgeving speelt bij 84% van de kopers van
een nieuwbouwwoning een rol” (Bouwkennis, 2010).
De geselecteerde woonwensonderzoeken beperken zich slechts tot vragen over bouwstijl en architectuur.
Vragen met betrekking tot kapvorm en materialisatie van de woning komen hier niet in terug. Dat de
buitengevel van een woning bijvoorbeeld voorzien is van keimwerk of een gemêleerde baksteen, maakt nogal
verschil uit voor de consument.
Met het afwerkingsniveau van de woning wordt in de onderzoeken vooral gefocust op het meer- en
minderwerk. Uit onderzoek blijkt dat de tevredenheid ten aanzien van het meer- en minderwerk van de
woning zeer laag scoort (Bouwkennis, 2010). Keuze in alternatieven ten behoeve van bouwkundige
veranderingen, sanitair en keuken scoren achtereenvolgens een 6,7, 5,8 en 5,3. Reden genoeg om veel
onderzoek te verrichten op dit onderzoeksgebied. Helaas blijven de vragen in de onderzoeksrapporten
beperkt tot de zeer gebruikelijke vragen over het afwerkingsniveau van de keuken en het sanitair. Er wordt
ook weinig diepte gezocht in deze onderzoeksgebieden. Vragen over hang- en sluitwerk, plinten,
deurafwerking, wand- vloer- en plafondafwerking, wandcontactdozen en schakelmateriaal worden niet
gesteld.
In het onderzoeksgebied aanvullende wensen worden vooral de gebruikswensen van de woning onderzocht.
Dit zijn wensen die het wooncomfort sterk beïnvloeden zoals de isolatie van een woning. Wat in het
onderzoeksgebied gebruikswensen ontbreekt zijn vragen over de woonindeling/ plattegrond van de woning.
De oorzaak hiervan kan zijn is dat de kwantitatieve onderzoeken vaak in de beginfase van het
ontwikkeltraject worden gehouden. Echter dit weerhoudt niemand ervan om bijvoorbeeld de
woonconsument te vragen of hij zijn voordeur aan de voorzijde of zijkant wil hebben of dat hij/zij de keuken
aan de voor- of achterzijde wilt hebben. Daarnaast leert de vastgoedpraktijk dat de woonconsument ook
behoefte heeft aan genoeg bergruimte in de woning. In de kwantitatieve onderzoeken is hier geen enkele
vraag over terug te vinden.
Wat opvalt is, dat vooral de wensen ten aanzien van het onderzoeksgebied grootte uitvoerig onderzocht
worden. Een oorzaak hiervan is dat de variabelen in het onderzoeksgebied grootte zich goed laten
onderzoeken door kwantitatief onderzoek. Bij de andere drie onderzoeksgebieden, vooral in de
onderzoeksgebieden aanvullende wensen en afwerkingsniveau, worden er in de plaats van algemene
woonwensen steeds meer wensen getoetst over de gewenste individuele woonsituatie. Aangezien het
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 34
aggregatieniveau van een kwantitatief onderzoek vrij hoog blijft is het toetsen van individuele woonwensen
per woning moeilijk. Deze verdiepingsslag kan gemaakt worden met kwalitatief onderzoek, omdat deze
methodiek zich hier uitstekend voor leent. Zo is er met kwalitatief onderzoek de mogelijkheid om dóór te
vragen, zodat er een verdiepingsslag gemaakt kan worden naar de individuele woonwensen.
Samengevat bestaan de woonwensen ten behoeve van de
woonomgeving en woning uit de hiernaast staande
onderzoeksgebieden. Het is interessant om te onderzoeken in
hoeverre de vastgoedprofessionals het belangrijk vinden om
meer te weten te komen over de onderzoeksgebieden. Daarom
wordt in het survey onderzoek onder de vastgoedprofessionals
(paragraaf 3.3) de bovenstaande thema’s en bijbehorende
onderzoeksgebieden getoetst.
3.2 Casestudie: Betrokkenheid woonconsument
In de vastgoedpraktijk zijn enkele voorbeelden te vinden waarin de woonconsument in het ontwikkeltraject
wordt betrokken. Middels de casestudies zal nader bestudeerd worden welke best practices er zijn in de
vastgoedpraktijk. Om cases voor het onderzoek te selecteren zijn selectiecriteria opgesteld. Deze criteria geven
een kader aan waarbinnen de cases zich zullen moeten bevinden om te worden geselecteerd voor dit
onderzoek. De criteria zijn globaal te onderscheiden in algemene criteria en criteria ten behoeve van het
proces:
1. Het is een ontwikkeltraject ten behoeve van woningbouw (algemene criteria)
2. Om het product af te stemmen op de wensen van de woonconsument dient er sprake te zijn van
interactie met de woonconsument. (proces criteria)
3. De interactie heeft zich voornamelijk afgespeeld in de initiatieffase- en of ontwikkelfase van het
ontwikkeltraject (proces criteria)
Op basis van de bovenstaande selectiecriteria zijn de onderstaande woningbouw ontwikkelingen
geselecteerd:
Figuur 9 Inventarisatie woonwensen
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 35
Project Plaats # woningen Ontwikkelaar Zie bijlage
Strijp R Eindhoven 500 Amvest 8
Hoogh Waalre Waalre 105 AM 9
Le Medi Rotterdam 93 Era- Contour 10
Tabel 8: Case selectie
Het case onderzoek van de geselecteerde ontwikkelingen is een kwalitatief onderzoek en is uitgevoerd door
middel van de volgende onderzoekstechnieken: oriënterende interviews (open interviews) en het raadplegen
van bestaande documenten. De verslaglegging van de cases vindt als volgt plaats. Aan de hand van de
verrichte onderzoekstechniek is een case beschrijvingen opgesteld, welke in bijlagen 8,9 en 10 terug te vinden
zijn. De casestudies worden in deze paragraaf nader bestudeerd. Om de cases eenduidig te kunnen
analyseren is een vast analysekader nodig. Het analysekader dat voor de casestudies gehanteerd wordt zal
ingaan op de volgende punten:
1. Hoe het onderzoeksproces georganiseerd wordt
Dit houdt in dat onderzocht wordt welke onderzoekstappen (kwantitatief/ kwalitatief) genomen worden
om de woonwensen ten behoeve van de woonomgeving of woning inzichtelijk te maken. Tevens wordt
bekeken in welke fase van het woningbouw ontwikkeltraject de consument betrokken wordt.
2. Hoe wordt omgesprongen met de aandachtpunten van deelvraag 1 en 2
De casestudies worden per aandachtpunt geanalyseerd. Wanneer een casestudie raakvlakken heeft met
een van de aandachtpunten dan zal dit in deze paragraaf verder uitgewerkt worden.
Aandachtspunt consument Aandachtspunten ontwikkeltraject
Een transparant ontwikkeltraject De langdurige ontwikkelperiode
De woonconsument wil meer
beleven
Het inflexibele karakter
Interactie tijdens het
ontwikkeltraject
Naarmate het ontwikkeltraject vordert zal de nog mogelijke invloed op het
eindproduct afnemen
Naarmate het ontwikkeltraject vordert worden de woonwensen van de
woonconsument steeds gedetailleerder
Het ontwikkeltraject is stapsgewijs georganiseerd volgens het bouwproces
Tabel 9: Aandachtspunten deelvraag 1 & 2
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 36
3.2.1 Het woonwens onderzoeksproces van de cases
Het woonwens onderzoeksproces van de drie cases is iedere keer anders georganiseerd. Om de verschillen
duidelijk te maken is de onderstaande figuur opgesteld waarin het onderzoeksproces gevisualiseerd wordt.
Donkerblauw staat voor kwalitatief woonwensenonderzoek en lichtblauw staat voor kwantitatief
woonwensenonderzoek. Voor alle duidelijkheid, deze onderzoeken dienen niet verward te worden met het
reguliere woningmarktonderzoek, waarin de woningmarkt in totaal wordt onderzocht. Wanneer
kwantitatieve onderzoeken voor een langere periode doorlopen worden, wordt er gebruik gemaakt van een
pijl. Dit om te voorkomen dat het lijkt alsof er iedere ontwikkelstap nieuw kwantitatief onderzoek wordt
verricht.
Figuur 10 Woonwensonderzoek tijdens ontwikkeltraject
In de case van Strijp R (zie bijlage 8) is duidelijk gekozen om de woonconsument als integraal deel te zien van
het totale ontwikkeltraject. Het woonwens onderzoeksproces volgt de ontwerpstappen die in de initiatief- en
ontwikkelfase voorkomen op een uitzondering na (zie paragraaf 2.2.2). De woonconsument wordt alleen op
de DO stap na betrokken in de gehele initiatief- ontwikkelfase, waarbij men per ontwerpstap co- maker is.
Hierdoor gebruikt men voor het merendeel kwalitatieve onderzoekstechnieken zoals: focusgroepen en de
online community. Gedurende het totale kwalitatieve onderzoekstraject hebben geïnteresseerden de
mogelijkheid om zich hiervoor in te schrijven. Om deel te kunnen nemen aan het kwalitatieve
onderzoekstraject moest de woonconsument een online vragenlijst invullen. Op basis van deze kwantitatieve
vragenlijst en daaruit voortvloeiende leefstijl werd besloten of men al dan niet als co- maker betrokken werd.
Naast deze kwantitatieve vragenlijst zijn er ook internetpolls gepubliceerd, hetgeen ook een kwantitatieve
onderzoeksmethodiek is. Tijdens de DO fase werd via een internetpoll de materialisatie van de gevels
middels artist impressions getoetst. De vragenlijst en internetpoll zijn de enige kwantitatieve
onderzoeksmethodieken die bij Strijp R werden toegepast.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 37
Door de woonconsument per ontwikkelstap als co- maker te betrekken ontstaat er veel marktkennis. Echter
het risico van vrijwel alleen kwalitatieve technieken is dat er een beperkt aantal woonconsumenten in het
ontwikkeltraject aan het woord komen. Dit heeft gevolgen voor de representativiteit van de
onderzoeksresultaten. Bovendien hebben alleen bepaalde leefstijlen het recht om mee te ontwikkelen, terwijl
er niet de garantie is dat 100% van de uiteindelijke kopers allemaal in deze leefstijl passen (volggroep). Een
aanvullend risico kan zijn dat dezelfde personen zich steeds aanmelden om mee te praten over het ontwerp.
De les die van de case Strijp R geleerd kan worden is:
1. De woonconsument wordt integraal betrokken als co-maker in het ontwikkeltraject door middel van
kwalitatieve onderzoekstechnieken. Vooral de betrokkenheid in de initiatieffase is goed. Het risico
hiervan is dat de onderzoeksresultaten niet representatief zijn voor alle woonconsumenten.
Het eerste wat opvalt bij de case van Hoogh Waalre (zie bijlage 9) is dat er vrijwel geen kwantitatief- en
kwalitatief woonwensenonderzoek plaatsvindt in de initiatieffase. In het onderzoeksproces is een duidelijke
volgorde te zien tussen enerzijds kwantitatief onderzoek en anderzijds kwalitatief onderzoek. Tijdens het
schetsontwerp vangt de eerste onderzoeksfase aan. Er wordt kwantitatief onderzoek gedaan naar de
woonwensen door een online vragenlijst te versturen. De woonwensen ten behoeve van de woning worden
door een extra vragenlijst verder uitgediept als de respondent een serieuze gegadigde blijkt te zijn. Fase twee
van het onderzoeksproces is wel kwalitatief. In deze fase worden namelijk woonwensgesprekken met de
woonconsument georganiseerd, waarin men de rol van co-maker mag oppakken. Op basis van de
aanvullende vragenlijst worden groepen met gemeenschappelijke woonwensen samengesteld. Deze groepen
gaan vervolgens met de architect en een afgevaardigde van de ontwikkelaar het voorlopig ontwerp
bespreken. Hierdoor wordt voorkomen dat een persoon die een rijtjeswoning wilt gaat meepraten over een
vrijstaande woning.
Het onderzoeksproces van Hoogh Waalre kent twee risico’s. Het eerste risico is het risico dat het
woonprogramma (PvE) of architectuur (BkP) niet aansluit op de woonwensen van de woonconsument, omdat
er geen kwalitatieve/ kwantitatieve afstemming in de initiatieffase plaatsvindt. Het tweede risico is dat men
vrij laat in het ontwikkeltraject (VO is namelijk de één- na- laatste stap van het ontwikkeltraject) direct
afstemming zoekt men de woonconsument. Door laat in de VO fase woonwensengesprekken te houden is er
namelijk nog weinig ruimte om grote wijzigingen in de plannen te maken. Tot slot worden in het laatste
woonwensgesprek de schetsen van het definitief ontwerp aan de co-makers voorgelegd, zodat er een laatste
correctieronde kan plaatsvinden. De les die geleerd kan worden van de case Hoogh Waalre is:
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 38
2. Er wordt middels kwantitatief onderzoek veel informatie over de wensen van de woonconsument
verzameld, zodat er een gemene deler vastgesteld kan worden. Helaas is er weinig inspraak en
betrokkenheid van de woonconsument in de initiatieffase waardoor men niet kan meedenken over de
uitgangspunten
Ook in het onderzoeksproces van Le Medi (zie bijlage 10) wordt de woonconsument beperkt betrokken in de
initiatieffase. Verder werkt het onderzoeksproces van Le Medi als een soort drietrapsraket. In fase één worden
de leefstijlen van de respondenten onderzocht (kwantitatief), hetgeen overeenkomt met de aanpak van Strijp
R. Het leefstijlonderzoek gebeurt middels een online vragenlijst. Op basis van de in het onderzoek
vastgestelde leefstijl, in dit geval de rode en gele belevingswereld van het BSR model, is het schetsontwerp
verder uitgewerkt. In de tweede fase wordt de woonconsument voor de eerste keer als co- maker betrokken.
In deze fase wordt het voorlopig ontwerp door de woonconsument beoordeeld. In de laatste fase van de
drietrapsraket, de schetsen voor het definitief ontwerp, wordt zowel kwantitatief als kwalitatief onderzoek
verricht. Allereerst wordt een klantenpanel georganiseerd waarin de schetsen voor de laatste keer besproken
worden. Tegelijkertijd wordt een online vragenlijst rondgestuurd, waarin respondenten op- en aanmerkingen
kunnen geven.
De combinatie van kwantitatief en kwalitatief onderzoek in de laatste fase is heel goed, omdat er meer
onderzoeksresultaten zijn waarop de plannen definitief aangepast kunnen worden. Doordat hierdoor beter
een trend waarneembaar is, zal het uiteindelijke marktrisico beperkt worden. Desalniettemin zou het beter
zijn geweest dat de woonconsument eerder in het ontwikkeltraject betrokken werd, want grote veranderingen
zijn zo laat in het ontwikkeltraject niet meer mogelijk. De les die vanuit de case Le Medi geleerd kan worden
is:
3. In het ontwikkeltraject is er een goede mix van kwantitatief en kwalitatief onderzoek. Helaas is er
weinig inspraak en betrokkenheid van de woonconsument in de initiatieffase waardoor men niet kan
meedenken over de uitgangspunten
3.2.2 Hoe wordt omgesprongen met de aandachtspunten van de deelvragen 1 en 2
Het eerste aandachtspunt dat in tabel tien (zie paragraaf 3.2) benoemd wordt is transparantie van het
ontwikkeltraject. Uit de casestudie blijkt dat vooral tijdens de ontwikkelfase transparant goed
gecommuniceerd wordt met de woonconsument. In het bijzonder worden de ontwerpstappen voorlopig- en
definitief ontwerp goed afgestemd. Zo zijn de entrees van de woningen in Hoogh Waalre op verzoek van de
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 39
woonconsument verplaatst. Mochten veranderingen niet worden doorgevoerd dan moet dit goed afgestemd
worden met de woonconsument. Wordt dit niet gedaan dan ontstaat er snel een negatieve beleving bij de
woonconsument “onze opmerkingen worden niet serieus genomen”. In de terugkoppeling is het daarom aan
te raden dat er altijd bewijslast is van de voorgaande paneldiscussie. De transparantie van de ontwikkelfase
komt beperkt voor in de initiatieffase. Alleen het project Strijp R betrekt de woonconsument al in deze fase.
Uit deze casestudie blijkt namelijk dat de woonconsument goed kan meedenken in deze vaak abstracte fase.
Transparantie in de initiatieffase is voor verbetering vatbaar.
1. Er moet transparanter gecommuniceerd worden in de initiatieffase
Naast transparantie is het ook belangrijk dat de woonconsument het ontwikkeltraject beleeft. Het feit dat
Hoogh Waalre en Le Medi de woonconsument niet als co-maker betrekken in de initiatieffase geeft aan dat de
vastgoedpraktijk nog niet gewend is om woonconcepten met de consument te bedenken. De meerwaarde van
een woonconcept dat aansluit op de woonwensen van de woonconsument wordt hierdoor nog onvoldoende
in het ontwikkeltraject benut. Naast de belevingswaarde van een woonconcept kan ook het ontwikkeltraject
zelf een ervaring zijn voor de woonconsument. Bij alle projecten wordt dit goed gefaciliteerd door de
woonwensgesprekken, focusgroepen en klantenpanels. Het ontwikkeltraject wordt hierdoor goed beleefd,
wat met name komt door het feit dat deze groepen klein worden gehouden. Als gevolg hiervan heeft iedere
woonconsument zijn “minute of fame”.
2. Door klantenpanels te organiseren in de ontwikkelfase is de beleving in deze fase goed. Dit is een
duidelijk verbeterpunt voor de initiatieffase, waarin geen waardevolle ervaring wordt gecreëerd bij de
woonconsument
Het laatste aandachtpunt voor de woonconsument is interactie. Uit de case van Strijp R kan geleerd worden
dat veelal dezelfde co- makers in de focusgroepen aanwezig waren wat niet ten goede kwam aan de
representativiteit van de onderzoeksresultaten. De mogelijkheid werd vervolgens wel geboden om op een
community je reactie te plaatsen, echter dit was vanwege de tijdsinspanning die dit vergde niet echt
gebruiksvriendelijk wat de output van de online community niet ten goede kwam. Naast interactie is ook
timing zeer belangrijk. Uit de casestudie blijkt namelijk dat er vertraging kan optreden in het ontwikkeltraject.
Deze radiostilte heeft als gevolg dat woonconsumenten de indruk krijgen dat het plan stil ligt, waardoor men
afhaakt. Het goed plannen van de afstemmingsmomenten is cruciaal.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 40
3. Op basis van de kenmerken van iedere ontwerpstap moet een onderzoeksmethodiek (of een mix
hiervan) worden gevonden die hier het beste bij past
Dat het ontwikkeltraject zeer lang kan duren, komt goed tot uiting in de casestudie van Le Medi. De periode
van het eerste idee tot en met de daadwerkelijke oplevering van het uiteindelijke product heeft circa negen
jaar geduurd. De onzekerheid ten aanzien van de ontwikkelperiode zorgt er vaak voor dat een ontwikkelaar
de woonconsument niet in de initiatieffase betrekt. In de initiatieffase zijn er namelijk weinig zekerheden en
veel risico’s, bovendien ligt de oplevering van de woningen nog jaren verder. Uit de casestudie van Le Medi
kan de les geleerd worden dat als je de woonconsument goed informeert en betrekt bij het ontwikkeltraject er
zich altijd enkele enthousiastelingen onder de groep geïnteresseerden bevinden die ingezet kunnen worden
als ambassadeurs van het project. Zet deze ambassadeurs vooral in tijdens de perioden dat er weinig nieuws
te melden is aan het ontwikkelingsfront.
4. Timing van afstemmings- en communicatiemomenten in het ontwikkeltraject is cruciaal, omdat de
ontwikkelhorizon van een woningbouwproject lang is.
Naarmate het ontwikkeltraject vordert neemt de nog mogelijke invloed op het eindproduct af. Als met deze
kennis vervolgens figuur acht tegen het licht wordt gehouden moge het duidelijk zijn dat de projecten Le
Medi en Hoogh Waalre hier verhoogd risico lopen. De ontwikkelaars stemmen namelijk laat in het
ontwikkeltraject hun producten af met klantenpanels. Dit risico wordt enigszins opgeheven doordat er tijdens
het schetsontwerp wel kwantitatief onderzoek plaatsvindt naar de woonwensen van de woonconsument. Dit
is echter nog steeds te laat als er wijzigingen moeten plaats vinden in de wijkopzet, het woonprogramma
(PvE) of het beeldkwaliteitsplan (BKP). Het verdient dus de voorkeur om de woonconsument ook in de
initiatieffase te betrekken.
5. Samen met co- makers uitgangspunten vaststellen in de initiatieffase is essentieel voor een
succesvolle woningbouwontwikkeling, omdat deze uitgangspunten versterkt doorwerken in de
ontwikkelfase
Gedurende het ontwikkeltraject worden de woonwensen van de woonconsument steeds gedetailleerder.
Hierbij geldt dat het moeilijk is om met alle individuele woonwensen rekening te houden. Le Medi lost dit
met een goede mix van kwantitatief- en kwalitatief onderzoek goed op. Door klantenpanels te houden kunnen
veel individuele wensen geïnventariseerd worden, welke door middel van online vragenlijsten vervolgens
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 41
getoetst kunnen worden. Op basis van de onderzoeksresultaten kan vervolgens een gemene deler vastgesteld
worden, waarop de ontwikkeling aangepast kan worden.
6. Door een juiste mix van kwantitatief- en kwalitatief onderzoek is het mogelijk om voor een bredere
doelgroep een gemene deler vast te stellen, welke met co- makers verder uitgewerkt kan worden naar
individuele woonwensen
Het laatste aandachtspunt is dat het ontwikkelingsproces stapsgewijs georganiseerd is volgens het
bouwproces. Uit de casestudie blijkt dat goed overwogen moet worden wanneer aan een nieuwe ontwerpstap
begonnen moet worden. Het is daarom verstandig dat resultaten van bijvoorbeeld een klantenpanel gedeeld
worden met de woonconsument. Door deze feedbackcyclus in het ontwikkeltraject in te bouwen kan getoetst
worden of het plan op de juiste punten gewijzigd is, alvorens er met een nieuwe ontwerpstap begonnen
wordt. Bovendien is het belangrijk om tijdens het ontwikkeltraject vooruit te denken. In de stappen PvE en
BKP worden bijvoorbeeld de beginselen van de woningen al vastgelegd. Deze beginselen werken in de
ontwikkelfase versterkt door. Hier moet de projectontwikkelaar rekening mee houden. Door in de
initiatieffase de woonconsument al te ondervragen over bijvoorbeeld de gewenste architectuur en het
woningtype kunnen deze beginselen op een woonconsumentgedreven manier vastgesteld worden.
7. Na het afronden van een ontwerpstap is het belangrijk om de eerste resultaten te delen met de co-
makers. Dit is een laatste controleronde (feedbackcyclus)
3.3 Survey onder vastgoedprofessionals
Ten eerste is het doel van de survey is om meer inzicht te krijgen in de informatiebehoefte van de
vastgoedprofessionals tijdens het ontwikkeltraject. Ten tweede wordt onderzocht hoe nu
onderzoekstechnieken tijdens het ontwikkeltraject worden ingezet. Ten derde om de attitude van
vastgoedprofessionals te toetsen ten opzichte van de betrokkenheid van de woonconsument.
3.3.1 Opbouw survey
De online survey die de vastgoedprofessionals konden invullen bestaat uit vier onderdelen (bijlage 11), welke
in de onderstaande figuur staan benoemd (zie volgende pagina):
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 42
Figuur 11: De 4 onderdelen van de survey
Het eerste onderdeel verzamelt de algemene gegevens van de respondent. Om het onderzoek laagdrempelig
te houden, ten einde de respons te verhogen, is er niet naar persoonlijke informatie gevraagd. Het tweede
onderdeel van de vragenlijst gaat in op hoe de vastgoedprofessionals onderzoek toepast in de
vastgoedpraktijk. Ze worden gevraagd om aan te geven in welke fase en ontwerpstap het onderzoek
plaatsvindt en wat hiervoor de gebruikelijke onderzoekstechnieken zijn. Onderdeel drie van de vragenlijst
gaat in op wat tijdens het ontwikkeltraject de informatiebehoefte van de vastgoedprofessional is. Deze vragen
zijn onderverdeeld in de twee thema’s : woonwensen woonomgeving en woonwensen woning. Ten aanzien
van de woonwensen wordt middels een driepunts Likertschaal de attitude van de vastgoedprofessionals
onderzocht. Het vierde deel stelt vragen over de betrokkenheid van de woonconsument in het
ontwikkeltraject. Eerst wordt gevraagd of men de woonconsument al een keer heeft betrokken, vervolgens zal
aan de respondent gevraagd worden hoe men dit in de toekomst zou willen doen. Ook wordt de attitude ten
aanzien van onderzoeksgebieden gemeten. De vragenlijst sluit af met een open vraag, waarin respondenten
adviezen of aandachtspunten kunnen opschrijven.
3.3.2 Operationalisatie
Er is een codeboek opgesteld (zie bijlage 12), zodat de onderzoeksresultaten in SPSS geanalyseerd kunnen
worden. Het codeboek (De Goede & Baarde, 2006) zorgt ervoor dat er meer inzicht in de variabelen wordt
verkregen en de begrippen woonwensen en betrokkenheid woonconsument geoperationaliseerd kunnen
worden. Ten behoeve hiervan is ervoor gekozen om het merendeel van de ordinale vragen te toetsen met een
driepunt Likertschaal. Nummer 1 geldt als “Belangrijk” en nummer 3 geldt als “Niet Belangrijk”. Vragen of
de vastgoedprofessionals de woonconsument al een keer betrokken heeft en hoe dit bevallen is gebeurt op
basis van nominale categorische vragen. Er wordt namelijk alleen gemeten of de respondenten de
woonconsument in een bepaalde ontwerpstap hebben betrokken. Om de resultaten van het onderzoek te
interpreteren wordt gebruik gemaakt van een aantal statistische analysetechnieken. Er wordt vooral gebruik
gemaakt van frequentieanalyses, zodat met kruistabellen onderlinge verbanden aangetoond kunnen worden.
De resultaten worden verwerkt in grafieken en diagrammen, waardoor trends in één oogopslag zichtbaar
worden.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 43
3.3.3 Verspreiding
De vragenlijst heeft in de periode 20 december 2010 tot en met 7 februari 2011 zeven weken online gestaan.
Dit is een relatief korte onderzoeksperiode wat leidt tot een hoge interne validiteit en een lage externe
validiteit van de surveyresultaten. De resultaten gelden dus alleen voor de groep respondenten en zijn dus
niet te generaliseren (De Goede & Baarde, 2006). De verspreiding van de vragenlijst heeft op de volgende
manieren plaatsgevonden: e-mailgroep, vastgoedgroepen op linked-in en middels oproepen door personen en
op websites (zie bijlage 13).
3.3.4 Onderzoekspopulatie
De populatie waaronder de survey moest plaatsvinden is op voorhand vastgesteld. De onderzoekspopulatie
kan als volgt worden samengevat:
“ Vastgoedprofessionals die in één van de fases van het ontwikkeltraject werkzaam zijn”
De belangrijkste focus is dat er vastgoedpartijen deelnemen die leidend zijn in het ontwikkeltraject, echter zijn
er ook vastgoedprofessionals ondervraagd die in een ondersteunende rol betrokken zijn bij het
ontwikkeltraject. Personen die direct contact hebben met de woonconsument, zoals een marketing-
onderzoeksbureau of makelaarskantoor, kunnen hierdoor deelnemen aan het onderzoek. Daarnaast wordt er
ook onderscheid gemaakt in de verschillende fasen van het ontwikkeltraject. Hierbij is rekening gehouden
met de focus van de scriptie, waarbij de initiatief- en ontwikkelfase de belangrijkste fasen van het
ontwikkeltraject zijn. Ook zijn er
vastgoedprofessionals ondervraagd die
bijvoorbeeld in de exploitatiefase zitten. Tot slot
wordt er ook onderscheid gemaakt tussen
personen die werkzaam zijn bij profit- en non
profit organisaties. Kortom er is gekozen voor een
heterogene onderzoekspopulatie die goed aansluit
op de focus van de scriptie. In de figuur 12 staan
de partijen weergegeven die aan de vragenlijst
hebben deelgenomen. De steekproefomvang is 95
personen groot. Zoals verwacht is de
samenstelling van de respondenten qua samenstelling vrij heterogeen. Er hebben namelijk veel respondenten
geantwoord die bij uiteenlopende partijen werken die vervolgens in verschillende fasen direct of indirect
Figuur 12: Frequentieanalyse vastgoedprofessionals
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 44
betrokken zijn. Tijdens een tussentijdse controle werd er geconstateerd dat de subpopulaties van de
uitvoerende bouwbedrijven en vastgoedmanagers niet vertegenwoordigd waren in de onderzoeksresultaten.
In de laatste maand van de survey is daarom ten behoeve van deze partijen oversampling geweest. Er zijn
doelgericht surveys verstuurd naar deze twee partijen ten einde de respons hierop te verhogen. Dit heeft
geleid tot de huidige onderzoeksresultaten. De respons kan alleen op basis van de e-mailgroep vastgesteld
worden. Van de 110 contactpersonen in de e-mailgroep heeft 59% (65 personen) de vragenlijst ingevuld. Dit is
een zeer goede score, aangezien een respons van 20% als acceptabel kan worden beschouwd.
3.3.5 Onderzoeksresultaten
Nu vastgesteld is dat de onderzoekspopulatie goed aansluit op de focus van de scriptie kan de
verdiepingsslag gemaakt worden naar de fasen waarin de respondenten betrokken zijn en de
vastgoedprofessionals voornamelijk onderzoek doen. Uit figuur 13 kan geconcludeerd worden dat ongeveer
driekwart van de steekproef betrokken is in de initiatief- of ontwikkelfase (72 van de 94). Logischerwijs leidt
dit in vraag 4 tot de constatering dat in de initiatief- en ontwikkelfase het meeste onderzoek onder de
respondenten wordt verricht. Vooral projectontwikkelaars, beleggers, woningbouwcorporaties en
overheidsinstanties scoren hier goed. Als vervolgens de kruistabel tussen vraag 1 en 4 (zie bijlage 14) wordt
bekeken valt op dat makelaars en adviesbureaus relatief gezien ten opzichte van het gemiddelde laag scoren
op het verrichten van onderzoek in de initiatieffase. Uit de kruistabel tussen vraag 1 en 5 blijkt echter dat de
makelaars en adviesbureaus de initiatieffase wel zeer belangrijk vinden als het gaat over de fase waarin
informatie over de woonconsument het belangrijkste is. Op basis hiervan kan iets interessants geconstateerd
worden, In vraag 4 (figuur 13) kan duidelijk worden gezien dat de initiatief- en ontwikkelfase ongeveer gelijk
scoren als het gaat om de fasen waarin men voornamelijk onderzoek doet, terwijl uit vraag 5 (zie figuur 14)
blijkt dat de verschillende vastgoedpartijen juist meer informatie wensen in de initiatieffase. Na vraag 5 volgt
Figuur 14: frequentieanalyse vraag 5 Figuur 13: focus onderzoeksfases vs betrokkenheid fase
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 45
een open vraag waarom men deze stap de belangrijkste vindt. Op basis van een inventarisatie van de
antwoorden kan vastgesteld worden dat het merendeel van de respondenten vindt dat hier de basis wordt
gelegd voor de uiteindelijke ontwikkeling en dat daarom deze fase cruciaal is, zoals één van de respondenten
als volgt verwoordt:
De doelgroep moet meteen in beeld zijn bij de conceptontwikkeling, anders worden misschien keuzes gemaakt die de
consistentie van het woonconcept verstoren. Alles wat later komt dient in lijn te zijn met de doelgroep, van de
architectuur tot de marketing. Overigens is het bij latere stappen ook van belang om de doelgroep te laten spreken, om op
koers te blijven (Respondent 8, 2010)
Om te controleren of vastgoedprofessionals die in de initiatief-
ontwikkelfase betrokken zijn (vraag 2) daadwerkelijk de
woonconsument in deze fase betrekken (vraag 23) is in figuur
15 hiervoor een vergelijking opgesteld. Hieruit ontstaat het
beeld dat de intentie om de consument meer in de initiatieffase
te betrekken beperkt in de praktijk wordt gebracht. Zelfs de
vastgoedprofessionals die in de initiatieffase werkzaam zijn
betrekken voor het merendeel de woonconsument pas in de
ontwikkelfase. Vastgoedprofessionals die in de ontwikkelfase werkzaam zijn en graag de woonconsument
tijdens de initiatieffase betrekken doen dit in de praktijk niet.
1. De intentie om de woonconsument in de initiatieffase te onderzoeken/ betrekken wordt beperkt in
praktijk gebracht
In vraag 5 wordt gevraagd in welke stappen van
het ontwikkeltraject men informatie over de
woonconsument het belangrijkste vindt. De vraag
bestaat uit zes antwoordmogelijkheden, waarbij de
eerste drie antwoorden (haalbaarheidsstudie,
visievorming en PvE & BKP) in de initiatieffase
vallen en de rest in de ontwikkelfasen. Op basis
van figuur 16 kan geconcludeerd worden dat de
respondenten informatie over de woonconsument
Figuur 15: Vergelijking vraag 2 en 23
Figuur 16: Vergelijking vraag 5 en 25
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 46
in de initiatieffase zeer belangrijk vindt. Als
vervolgens in vraag 25 wordt gevraagd in welke
stap het betrekken van de woonconsument het
meeste nut heeft komt een eenduidig beeld naar
voren. Zoals in de grafiek van figuur 16 te zien is
lopen de twee lijnen van vraag 5 en 25 aardig
parallel aan elkaar. Aan het einde van de survey
wordt aan de respondent gevraagd in welke stap
van het ontwikkeltraject het betrekken van de
woonconsument de meeste toegevoegde waarde
heeft. Wanneer naar de kruistabel tussen vraag 1
en 25 wordt gekeken valt op dat 70% van de vastgoedpartijen hier aangeeft dat de woonconsument de meeste
toegevoegde waarde heeft in de initiatieffase (Haalbaarheidsstudie tot en met PvE/BkP). Voor de
afzonderlijke stappen kan gesteld worden dat vooral visievorming en de PvE/BKP stap worden aangeduid als
stappen waarin de betrokkenheid van de woonconsument de meeste toegevoegde waarde heeft. Deze trend is
ook duidelijk af te lezen uit de grafiek van figuur 17. Verder blijkt dat de 30% van de ontwikkelfase vooral
verdeeld is over de SO en VO stappen. Dit geeft duidelijk aan dat deze stappen ook zeer geschikt zijn om de
woonconsument erbij te betrekken. Op basis van de bovenstaande analyse kan de eerste conclusie van de
survey worden opgesteld, namelijk:
2. Visievorming en PvE/ BkP zijn de ontwerpstappen waarin de informatie over de woonconsument en
het betrekken van de woonconsument, hierbij het belangrijkste zijn
Nu is vastgesteld in welke fase en
ontwikkelstappen de woonconsument meer
betrokken dient te worden kan verder gefocust
worden op deel drie van de vragenlijst. Deel drie
van de vragenlijst bestaat voor de meerderheid
uit vragen, waarin de respondent moet
aangeven welke woonwensen van de
woonconsument hij al dan niet belangrijk vindt.
In figuur 18 is per vastgoedpartij aangegeven
welke onderwerpen het belangrijkste zijn om van de woonconsument te weten (tabel is kruistabel 1 en 7). De
verschillende vastgoedpartijen geven, op de vastgoedmanager na, de voorkeur aan de onderwerpen uiterlijk
Figuur 17: Frequentieanalyse vraag 5
Figuur 18: Belangrijkste onderwerpen
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 47
en grootte van de woning. Van de mogelijkheid om extra onderwerpen aan te dragen werd weinig gebruik
gemaakt (N=12). Als de open vraag werd ingevuld werd als extra onderwerp vaak woonbeleving
aangedragen (N=5). Wat verder opvalt is, dat de inrichtingskwaliteit van de openbare ruimte ook laag scoort.
Bij uitvoerende bouwbedrijven en overheidsinstanties is hier zelfs niet op gescoord. Als vervolgens per partij
gekeken wordt welk onderwerp men het belangrijkste vindt om van de woonconsument te weten valt op dat
partijen die leidend zijn in het ontwikkeltraject (vastgoedontwikkelaar en woningbouwcorporatie) vooral de
grootte van een woning zeer belangrijk vinden. Partijen die ondersteunend zijn aan het ontwikkeltraject
(makelaarskantoor en adviesbureau) vinden het uiterlijk van de woning het belangrijkste. Naar aanleiding
van deze resultaten is het goed om de resultaten van vraag 12 (uiterlijk woning) en vraag 14 (grootte woning)
nader te bekijken. Deze vragen zijn respectievelijk terug te vinden in figuur 19 en 20. Uit de resultaten van
vraag 12 blijkt duidelijk dat de architectuur als belangrijkste variabele wordt gezien voor het uiterlijk van de
woning. Aan de andere kant van het spectrum is kleurstelling te vinden als minst belangrijke invloedsfactor.
Materialisatie en kleurstelling hebben ongeveer een gelijke score als het gaat om de mate van belangrijkheid.
In de resultaten van vraag 14 is onderscheid te maken tussen onderwerpen die qua belangrijkheid hoger
scoren dan 60%. Het betreft hier een vijftal onderwerpen namelijk: # slaapkamers, grootte slaapkamer, grootte
woonkamer, grootte buitenruimte en woninggrootte. Hierbij scoort de woninggrootte het hoogst. Deze
variabelen zijn variabelen die verspreid over de initiatief- en ontwikkelfase ter sprake komen. In de
initiatieffase zijn dit onderwerpen die op hoofdlijnen besproken moeten worden zodat de juiste
uitgangspunten worden gekozen:
3. Vastgoedprofessionals vinden het uiterlijk van de woning en de woninggrootte de belangrijkste
onderwerpen
Als vervolgens bestudeerd wordt welke onderzoeksmethodieken de vastgoedpartijen hanteren is het
merkwaardig dat men over het algemeen nog steeds de traditionele onderzoeksmethodieken hanteert. In het
Figuur 20: % verdeling grootte woning Figuur 19: % verdeling uiterlijk woning
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 48
cirkeldiagram (zie figuur 21) is namelijk af te lezen dat bijna 75% (=1+2+3) van de vastgoedprofessionals
onderzoeksmethodieken als bestaand marktonderzoek, eigen marktanalyse en vragenlijsten hanteren.
Blijkbaar vindt men kwantitatieve onderzoeksmethodieken voldoende om onder de woonconsument de
woonwensen te inventariseren. Uit de kruistabellen tussen vraag 2 en 8 blijkt dat de vastgoedprofessionals
voor de initiatief- en ontwikkelfase over het algemeen woningmarktonderzoek als onderzoekstechniek
inzetten. Het antwoord vragenlijsten kent een bovengemiddelde respons op de middenscore. Vaak wordt dit
als aanvullend middel ingezet om woonwensen nader te inventariseren. Polls en communities scoren slecht
en zijn middelen die zelden worden toegepast om de wensen van de woonconsument te inventariseren. Als
klantenpanels worden ingezet worden ze voornamelijk tijdens de ontwikkelfase ingezet. Als vervolgens
dieper wordt ingegaan op welke vastgoedpartijen het meest klantenpanels inzetten (kruistabel tussen vraag 1
en 8: klantenpanels) komt het volgende radardiagram tot stand (zie figuur 22). Ten behoeve van het
radardiagram zijn de “vaak” en “midden” resultaten per vastgoedpartij bij elkaar opgeteld en in percentages
uitgedrukt van het totaal aantal deelreacties. Er zijn vier partijen die vaker dan de andere partijen
klantenpanels toepassen. Vastgoedontwikkelaars, beleggers, adviesbureaus en corporaties zitten allen boven
60%. Dit wil zeggen dat van deze partijen minimaal 60% klantenpanels op een regelmatige basis inzet.
Logischerwijs zit de piek bij adviesbureaus (82%), daar adviesbureaus vaak worden ingehuurd om dit soort
trajecten te begeleiden. Kenmerkend is dat partijen zoals een uitvoerend bouwbedrijf en makelaarskantoor,
die in de realisatiefase betrokken zijn, waar daadwerkelijk het directe klantcontact plaatsvindt, laag scoren.
Dit leidt tot de derde deelconclusie :
4. Vastgoedpartijen maken in de huidige tijd nog veel gebruik van traditionele en kwantitatieve
onderzoekstechnieken die vooral in de ontwikkelfase worden ingezet
Figuur 21: Verdeling onderzoeksmethodieken Figuur 22: Radardiagram klantenpanels
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 49
Antwoord deelvraag 3
Op welke wijze kan de woonconsument beter betrokken worden, zodat het ontwikkeltraject meer op de
consumentenvraag is gericht?
Om deelvraag drie te kunnen beantwoorden is onderzoek gedaan middels desk research, casestudie en
survey. Middels deze drietrapsraket is er gekeken naar hoe het proces van het ontwikkeltraject en de
betrokkenheid van de woonconsument hierin geoptimaliseerd kan worden. Naar aanleiding van dit
onderzoekstraject zijn de onderstaande speerpunten samengevat die bij het opstellen van het theoretisch
model als uitgangspunt gehanteerd dienen te worden. Ieder speerpunt zal verder uitgewerkt worden:
Figuur 23: Aandachtpunten onderzoek
1) Op zoek naar nieuwe onderzoekstechnieken
Er is in de Survey geconstateerd dat binnen de vastgoedbranche vaak traditionele marktonderzoeksmethoden
ingezet worden, welke zich focussen op zo concreet mogelijke cijfers, grafieken en tabellen. Hierdoor beperkt
de discussie zich vaak tot deze cijfers en niet de trends die hier achter zitten. Het risico hiervan is dat er een
schijnduidelijkheid wordt gecreëerd waardoor het eindproduct niet gebaseerd is op de juiste uitgangspunten.
Het pleiten voor meer vernieuwende kwalitatieve onderzoekstechnieken is daarom ook logisch.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 50
Klantenpanels, internetpolls en expertpanels vormen slechts een kleine greep uit onderzoekstechnieken die in
andere branches succesvol worden toegepast.
2) Integrale betrokkenheid van woonconsument als co-maker gedurende het ontwikkeltraject
Het verkopen van reeds ontwikkelde woningen kan in de huidige tijd met de steeds kritischer en veeleisender
wordende woonconsument niet meer het uitgangspunt zijn. In de huidige tijd is er juist meer behoefte aan
klantgericht ontwikkelen van producten. In het ontwikkeltraject moet daarom een belangrijke rol voor de
woonconsument als co- maker worden weggelegd, want het maken wat de woonconsument wil,
vergemakkelijkt de verkooptransactie omdat het leidt tot een effectiever en efficiënter verkoopproces. Door de
woonconsument voor klantenpanels uit te nodigen en hier alle informatie ten behoeve van de besluitvorming
te delen (transparantie) kan enerzijds door de vastgoedpartijen vroeg kennis opgedaan worden en anderzijds
krijgt de woonconsument het bewijs echt invloed te kunnen uitoefenen op het product. De woonconsument
beleeft hierdoor echt het ontwikkeltraject, hetgeen een betekenisvolle beleving geeft wat een meerwaarde is
ten opzichte van concurrerende woningbouwprojecten.
3) Meer focus op initiatieffase
De onderzoeksopzet van hoofdstuk 3 eindigt met een survey waarin de woonwensen en de betrokkenheid
onderzocht worden. De belangrijkste conclusie is dat de vastgoedprofessionals de initiatieffase zeer belangrijk
vinden. Deze fase, met zijn bijbehorende ontwerpstappen (visie, BKP en PvE), scoort namelijk zeer goed als
het gaat over informatie over de woonconsument en betrokkenheid van de woonconsument. De reden
hiervoor is dat in deze fase de uitgangspunten bepaald worden. Als het ware wordt hier de koers voor het
eindproduct ingezet, als de koers niet goed bepaald wordt dan voldoet het eindresultaat niet aan de vraag van
de woonconsument. Helaas blijkt uit de survey dat deze intentie van de vastgoedprofessionals nog weinig in
de praktijk wordt gebracht, alsmede de onderzoekstechnieken die zich hier goed voor lenen. De
woonconsument wordt immers voor het merendeel in de ontwikkelfase betrokken en de
vastgoedprofessionals maken nog veel gebruik van de traditionele onderzoekstechnieken. Hier wordt dan
vooral ingezoomd op de onderwerpen uiterlijk en woninggrootte. In het op te stellen model zal met name
worden gekeken in hoeverre de woonconsument beter een rol kan krijgen in de initiatieffase.
4) Mix kwantitatief- en kwalitatief onderzoek
Het differentiëren in verschillende marktonderzoekmethoden is een belangrijk verbeterpunt binnen de
vastgoedbranche. Uit de survey blijkt namelijk dat het de neiging van vastgoedprofessionals is om de
woonconsument middels kwalitatieve onderzoeksmethodieken eerder bij het ontwerpen te betrekken dan
men in de praktijk doet. In het theoretisch model moet daarom goed overwogen worden wanneer in de
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 51
initiatief- en ontwerpfase het beste kwantitatief- of kwalitatief onderzoeksmethodieken ingezet kunnen
worden.
5) Belangrijkste woonwensen
Tijdens het inventariseren van de woonwensen woonomgeving blijkt dat het onderwerp wijkopzet zeer goed
onderzocht is in de geselecteerde woonwensonderzoeken. Het enige wat hierin verder uitgediept mag
worden zijn belevingswerelden. Op dit moment wordt er namelijk te veel op de locatie en het omliggende
gebied gefocust, terwijl het onderwerp belevingswerelden zich juist richt op sociologische en psychologische
aspecten van de woonconsument. Het onderzoekgebied openbare ruimte wordt onderbelicht in de woonwens
onderzoeken, als het dan toch wordt meegenomen wordt er vooral gekeken naar de functie. De kwaliteit van
de openbare ruimte is echter minstens zo belangrijk, want wanneer deze niet aansluit op de perceptie van de
woonconsument is er een mismatch tussen de verwachting en het daadwerkelijk gerealiseerde. Voor wat
betreft de woonwensen woning kan geconcludeerd worden dat hier vrij uitvoerig, het onderwerp grootte in
het bijzonder, onderzoek naar gedaan wordt. Alleen gaan de onderzoeken onvoldoende in op het uiterlijk van
de woning, ondanks dat dit na prijs en locatie van de woning het belangrijkste criteria is voor de
woonconsument (Bouwkennis, 2010). In mindere mate gaan de kwantitatieve onderzoeken niet diep genoeg
in op het afwerkingsniveau en de aanvullende wensen. Zo wordt bijvoorbeeld weinig gevraagd naar de
voorkeur van de woonconsument ten aanzien van woonindelingen/ plattegronden.
6) Realiseren feedbackcyclus
Het is belangrijk dat aan het einde van ieder stap de resultaten samen met de woonconsument goed tegen het
licht worden gehouden, waardoor er een feedbackloop ontstaat. Door deze feedbackloop kunnen de plannen
nog verder aangescherpt worden, voordat een nieuwe fase wordt aangevangen.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 52
4) Theoretisch model
Nu de eerste drie deelvragen zijn beantwoord, zijn de stappen van de literatuurstudie en het
onderzoeksobject van het onderzoekmodel afgerond (zie paragraaf 1.3). Omdat dit de stappen zijn die als
input gebruikt worden voor het opstellen van het theoretisch model zal dit hoofdstuk beginnen met deelvraag
vier:
Deelvraag 4
Welke methoden zijn er bruikbaar om het ontwikkeltraject consumentgedreven te maken en hoe kan dit
vertaald worden in een theoretische methode voor de vastgoedbranche?
Om goed antwoord te kunnen geven op de bovenstaande deelvraag is een korte recapitulatie van de
belangrijkste bevindingen in de voorgaande hoofdstukken noodzakelijk. Omdat dit vrij uitputtend is, is in
bijlage 15 een argumentatieboom te vinden waarin de belangrijkste aandachtspunten staan benoemd. Al deze
argumenten zijn in de eerste drie deelvragen beantwoord met verschillende modellen. Deze modellen (zie
figuur 24) vormen het uitgangspunt voor het op te stellen theoretisch model.
Figuur 24: Aanpak theoretisch model
Het theoretisch model heeft als doel een geïntegreerde en strategische aanpak te bieden voor waardecreatie
met de woonconsument in het ontwikkeltraject. Aan de hand van vier bouwstenen (zie paragraaf 4.1 t/m 4.4)
zal een aanzet worden gedaan voor het theoretisch model.
4.1 De woonconsument als woonexpert en co- producent
Het theoretisch model moet bijdragen aan een integrale kijk op het gezamenlijk waarde creëren met de
woonconsument. De opvatting binnen de vastgoedbranche om de woonconsument als eindgebruiker te zien
moet veranderen in een opvatting waarbij de woonconsument als een “expert in wonen” wordt gezien. De
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 53
veranderde visie op de rol van de woonconsument brengt hiermee een cultuuromslag te weeg binnen de
vastgoedbranche. Wil het theoretisch model in de praktijk slagen dan is het essentieel dat de interne
organisatie van de vastgoedontwikkelaar de veranderende rol van de woonconsument accepteert. Deze
acceptatie wordt bewerkstelligd door de speerpunten (zie deelvraag 1): transparantie, interactie en beleving te
implementeren gedurende het ontwikkeltraject. Dit vormt een goed fundament voor de wijziging die het
ontwikkeltraject moet ondergaan. Met het betrekken van “externen” als de woonconsument in het
ontwikkeltraject moet de vastgoedontwikkelaar bereid zijn om zijn intellectuele eigendommen transparant te
delen. Het aloude ontwikkeltraject waarin beperkt informatie werd gedeeld moet hierdoor veranderen in een
transparant proces waarin de woonconsument beschikt over alle voor die stap geldende relevante informatie
(zoals stedenbouwkundig plan). Het transparant delen van informatie komt namelijk de kwaliteit van
interactie ten goede. Door de hogere transparantie is er meer kennis bij de woonconsument en wordt er beter
samengewerkt. Hierdoor komen er vele percepties tot stand die leiden tot goede oplossingen voor de
verschillende casussen van het ontwikkeltraject. Het in de vastgoedpraktijk gehanteerde “stimilus response”
model wordt hierdoor vervangen door een model waar in de woonconsument zijn eigen ideeën ten aanzien
van de planvorming kan geven. Als gevolg hiervan wordt er door de woonconsument een waardevolle
ervaring beleefd welke in het vervolg van het traject een economisch voordeel kan opleveren.
Zoals uit de literatuurstudie (zie paragraaf 2.1.5) valt te
concluderen reikt co-creatie goede bouwstenen aan om de
bovenstaande cultuuromslag mogelijk te maken. Er zijn
twee uitgangspunten waarop de vier verschillende typen
ervaringsomgevingen ingedeeld kunnen worden:
openheid en eigendom. Voor het uitgangspunt openheid
zijn toegang (interactie) en transparantie de twee
belangrijke bouwstenen. In hoeverre is het bijvoorbeeld
mogelijk om vrij aan te sluiten op een co-creatie traject of
moet de woonconsument hier voor uitgenodigd worden op basis van bijvoorbeeld een belevingswereld
waartoe men behoord. Openheid van het type ervaringsomgeving heeft alles te maken met hoe hoog- of
laagdrempelig men het co-creatie proces wil laten verlopen. Naast openheid is het ook cruciaal wie de
eigenaar van het co-creatie traject is. Is de woningbouwontwikkelaar degene die eigenaar is van het traject of
is er een gezamenlijk eigendom tussen woningbouwontwikkelaar en woonconsument, waardoor het co-
creatie traject meer een netwerk is geworden. Als het eigendom bij de vastgoedontwikkelaar ligt is het risico
hoog dat men in de valkuil van het “expert syndroom” stapt. Het feit dat het eigendom van co-creatie proces
bij de vastgoedontwikkelaar ligt betekent nog niet dat alles wat de vastgoedontwikkelaar zegt ook de
Figuur 25: De 4 typen co-creatie (Pater, 2009)
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 54
waarheid is “ik weet het beter”. Vanuit de opleiding zijn vastgoedontwikkelaars namelijk opgevoed met de
gedachte dat zij de experts zijn als het gaat om woningbouwontwikkelingen. Wanneer co-creatie toegepast
wordt is er dus een verandering van mindset nodig bij de vastgoedprofessionals. Op basis van de mate van
openheid en het eigendom van co-creatie zijn er vier verschillende ervaringsomgevingen (zie figuur 25) voor
co-creatie vast te stellen (Pater, 2009):
1. Crowd of people
2. Club of experts
3. Community
4. Coalition of parties
Een ervaringsomgeving is een interactiemiddel waarmee co-creatie gefaciliteerd wordt. In bijlage 16 is per
type co-creatie beschreven hoe het toegespitst kan worden op de vastgoedbranche. De vier
ervaringsomgevingen zullen het uitgangspunt zijn om de betrokkenheid en ervaring binnen het
ontwikkeltraject verder te optimaliseren wat in paragraaf 4.5 zal gebeuren.
4.2 Het loslaten van de organisatie volgens het bouwproces
In totaal zijn er zes ontwerpstappen die het traject van het eerste idee tot en met de definitieve
bouwtekeningen doorlopen. Het vakjargon dat voor de benaming van de stappen wordt gebruikt is niet altijd
even duidelijk voor de woonconsument, vandaar is er in het theoretisch model voor gekozen om vier fasen te
benoemen die de essentie goed dekken. Deze fasen zijn gebaseerd op de VOORT aanpak (Van Wulfen, 2009).
Onder deze vier fasen zijn vervolgens de ontwerpstappen in te delen. Voor de inhoud van deze
ontwerpstappen wordt naar paragraaf 2.2.2 verwezen.
Fase Omschrijving
Verkennen In deze fase wordt begonnen met het analyseren van de markt en de specifieke context waarin de
locatie zich bevindt. Op basis van dit marktinzicht kan er een doelgroep vastgesteld worden die
samengevat wordt door enkele kernwaarden. Dit wordt samengevat in een gezamenlijk visie en
ambitie voor de locatie. De verkenfase doorloopt de ontwerpstap visie. De ervaringsomgevingen
crowdsourcing en focusgroep worden ingezet als onderzoeksmethodieken
Uitvinden Tijdens deze fase wordt het marktinzicht en de doelgroep vertaald in de eerste ideeën., waarin de
filosofie van de verkenfase wordt meegenomen. Deze ideeën worden uitgewerkt in verschillende
concepten. Na een beoordeling zal de meest optimale variant gekozen worden. Deze variant zal
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 55
vertaald worden in een ruimtelijk en functioneel woonprogramma, waarbij tevens ontwerprichtlijnen
worden vastgesteld. In de uitvindfase worden de stappen BKP en PvE doorlopen. Er wordt gebruikt
gemaakt van de ervaringsomgevingen expertpanel en focusgroep
Uitwerken Nu het kader van het woonprogramma en ontwerprichtlijnen zijn vastgesteld kan binnen deze
randvoorwaarden begonnen worden met een concrete uitwerking van de plannen. Dit is het laagste
schaalniveau. Tijdens deze fase zal het totale ontwerpproces plaatsvinden en zullen de eerste
gevelbeelden van de woningen gerealiseerd worden. De enige uitzondering hierop is het vaststellen
van het definitieve ontwerp, omdat er ruimte moet zijn om te kunnen reflecteren. Tijdens deze fase
worden de stappen SO en VO doorlopen en wordt er gebruik gemaakt van de ervaringsomgeving
focusgroep en community
Reflectie Wanneer de uitwerkfase is afgerond is er een voorlopig ontwerp gereed. Aangezien er nog ruimte is
om uitgangspunten te wijzigen is het belangrijk dat tijdens deze stap (DO) de essenties van de
eerdere drie stappen nog gecontroleerd worden. Tevens dient er een laatste toets met de
woonconsument gehouden te worden
Tabel 10: Fasen ontwikkeltraject (Van Leent 2009; Van Wulfen 2009 eigen bewerking)
4.3 Verschuiving betrokkenheid woonconsument naar de initiatieffase
Binnen het theoretisch model moet de
woonconsument een bevoorrechte positie krijgen
door haar vroeg toegang te geven in het
ontwikkeltraject. Waar voorheen de
woonconsument vooral werd betrokken in de
productfase (ontwikkelfase) is in figuur 26 een
duidelijk verschuiving waar te nemen naar de
conceptfase (initiatieffase). De rol van de
woonconsument in het ontwikkeltraject is hiermee
herijkt. In figuur 26 is de optimalisatie voor de betrokkenheid van de woonconsument te zien. Lijn I beeldt
hierbij de huidige praktijk uit, waarin de woonconsument pas in de ontwikkelfase betrokken wordt. Op basis
van de onderzoeksresultaten kan vastgesteld worden dat dit volgens de vastgoedprofessionals niet de
gewenste situatie is. Zij geven namelijk de voorkeur aan de situatie dat de woonconsument toegang krijgt tot
de stappen van de initiatieffase. Volgens de vastgoedontwikkelaars zijn het naast de visiestap vooral de BKP
en PvE stappen, waarin een belangrijke rol is weggelegd voor de woonconsument. Lijn II geeft hiervoor de
geoptimaliseerde situatie aan. Het doel hiervan is om het de woonconsument in het ontwikkeltraject te
betrekken zodat het een waardevolle beleving wordt. De piek waarin de intensiteit van de betrokkenheid ligt,
Figuur 26: Verschuiving betrokkenheid
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 56
in afwijking van de huidige vastgoedpraktijk, is de initiatieffase. Het zwaartepunt van de betrokkenheid van
de woonconsument ligt hierbij in de BKP, PvE en SO ontwerpstappen. Tevens is in de overige stappen ook
een betrokkenheid terug te zien, terwijl bij lijn I dit niet het geval is. Middels deze optimalisatie kan dus veel
beter op de wensen van de woonconsument ingespeeld worden en een waardevolle beleving tot stand komen
voor de woonconsument. Bovendien wordt het marktrisico voor de vastgoedontwikkelaar beperkt omdat de
uitgangspunten van het product op uitvoerige woonconsumenten- en marktinput is gebaseerd.
4.4 Optimale mix kwantitatief- en kwalitatief onderzoek
Eén van de andere belangrijk bevindingen,
zoals in hoofdstuk 2.2 te lezen is, is dat
naarmate het ontwikkeltraject vordert er steeds
minder gewijzigd kan worden omdat de
ontwerpzekerheid toeneemt. De paradox
hiervan is dat de ervaring van de klant juist
tastbaarder wordt naarmate het
ontwikkeltraject vordert en het product
concreter wordt. Het belang om de
woonconsument al in de initiatieffase te betrekken mag daarom niet onderschat worden, want anders dan in
de ontwikkelfase is er in de initiatieffase nog veel ruimte om doorslaggevende uitgangspunten te wijzigen.
Het model pleit er daarom voor om tijdens de BKP, PvE, SO en VO ontwerpstappen kwalitatief onderzoek te
doen naar de woonwensen van de woonconsument. De focus van het kwalitatieve onderzoek ligt vooral in de
PvE en SO ontwerpstappen, hetgeen ook terug te zien is in de dieper wordende parabool in figuur 27. De
focus ligt in de ontwerpstappen PvE en SO, omdat uit hoofdstuk 3 blijkt dat hier vanuit de
vastgoedprofessionals de meeste informatiebehoefte is ten aanzien van de woonconsument. In figuur 27 is af
te lezen hoe de huidige situatie verloopt (lijn I). Als de vastgoedprofessionals in de huidige situatie
woonwensen onderzoekt wordt dit over het algemeen pas in de ontwikkelfase gestart, waarbij het
kwalitatieve onderzoek pas laat toegepast wordt. Door dit laat in het ontwikkeltraject op te pakken passeren
zij het “point of no return” welke na het DO ligt. Alle wijzigingen die na dit punt liggen kunnen niet
fundamenteel van aard zijn, omdat het punt om de bouwvergunning in te dienen nabij ligt. Ten einde de
input van de woonconsument ook daadwerkelijk door te kunnen voeren in de planvorming is het daarom
zaak dat het kwalitatieve onderzoek meer naar de initiatieffase verschuift. Lijn II geeft de optimale situatie
aan waarin de woonconsument nog invloed heeft op het uiteindelijke product. Door in het PvE en SO een
diepe onderzoeksfocus te hanteren kunnen woonwensen die van belang zijn voor het VO en DO alsnog
Figuur 27: Onderzoeksmix
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 57
meegenomen worden. Een groot voordeel hiervan is dat alle input van de woonconsument verzameld wordt
alvorens het “point of no return” bereikt is. Naast de focus op kwalitatief onderzoek is het belangrijk dat
gedurende het ontwikkeltraject ongoing kwantitatief onderzoek wordt uitgevoerd, waardoor de gemene deler
duidelijk wordt en er duidelijk keuzes gemaakt kunnen worden die aansluiten op de wensen van de
woonconsument.
4.5 Theoretisch model
De bovenstaande bouwstenen geven een goede aanzet voor het vaststellen van het theoretisch model. In het
theoretisch model is het vakjargon van het ontwikkeltraject vervangen door de vier fasen van VUUR.
Bovendien is de literatuur en terminologie van co-creatie gebuikt voor het vaststellen van de juiste
ervaringsomgevingen in de ontwerpstappen. De kenmerkende contour van de liggende zandloper komt tot
stand door het combineren van figuren 26 en 27.
Figuur 28: Het theoretisch model
Nu het theoretisch model is vastgesteld kunnen de ervaringsomgevingen die toegepast worden binnen iedere
fase verder uitgelegd worden. In totaal zijn er acht ervaringsomgevingen benoemd. Per fase zal kort worden
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 58
beschreven wat het doel van deze ervaringsomgeving is en hoe dit met het nemen van enkele stappen tot een
goed resultaat kan leiden.
VERKENFASE Crowd of people
Ervaringsomgeving De eerste ervaringsomgeving om de woonwensen van de woonconsument te achterhalen is
Crowdsourcing. Deze ervaringsomgeving dient niet verward te worden met het normale
woningmarktonderzoek. Crowdsourcing wordt door middel van een kwantitatieve online vragenlijst
toegepast, welke toegestuurd kan worden naar een database van geïnteresseerden. Dit kan ook
gefaciliteerd worden door marktonderzoekbureaus als: Axciom/ Smart Agent, Motivaction, Ecorys
Doel Op basis van kwantitatief marktonderzoek data verzamelen ten einde een doelgroep vast te kunnen
stellen
Onderwerpen - Woonvraag (type, grootte, architectuur)
- Inkomens- en woonsituatie
- Demografische samenstelling huishoudens
- Socio- psychologische analyse (belevingswerelden)
Transparantie De transparantie van deze stap is nog vrij laag, omdat er nog geen concrete plannen getoond kunnen
worden.
Toegang/ interactie Er wordt vroeg toegang gegeven in het ontwikkeltraject (visie). De vorm van interactie is vrij laag.
Dit komt door de vragenlijst, bovendien vindt er nog geen persoonlijke interactie plaats
Resultaat Een doelgroep die duidelijk omschreven en afgekaderd is
Tabel 11: Ervaringsomgeving Crowd of people
VERKENFASE Expertpanel Brand
Ervaringsomgeving Club of experts is de ervaringsomgeving die voor de focusgroep Brand gebruikt wordt. Door tijdens
een expertpanel met verschillende stakeholders, waaronder de woonconsument, de dialoog aan te
gaan over de identiteit van het project kunnen eerste ideeën verder aangescherpt worden zodat het
eindresultaat van het woonconcept geoptimaliseerd wordt
Doel Samen met de stakeholders (gemeente, buren van het project, woonconsument en externe
vastgoedprofessionals etc.) de toekomstige identiteit van het woningbouwproject vaststellen.
Onderwerpen - Kernwaarden project
- Belevingswereld woonconcept (socio- psychologisch)
- Cultuur en bouwhistorie van de locatie
- Woonmilieu en leef kwaliteit
- Sociale cohesie
Transparantie Hier wordt informatie van de crowdsourcing stap gedeeld met de doelgroep, daarnaast wordt het
woningmarkt onderzoek en andere studies (bouwhistorisch- en bodemonderzoek etc.)gedeeld met
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 59
de doelgroep
Toegang/ interactie Er wordt vroeg aan de woonconsument toegang verschaft in het ontwikkeltraject. De interactie is
gemiddeld, omdat een select gezelschap van personen voor het expertpanel wordt uitgenodigd
Resultaat Een brandings- of visiedocument, waarin de leidraad van het woonconcept en bijbehorende
doelgroep staat verwoord
Tabel 12: Ervaringsomgeving Expertpanel Brand
UITVINDFASE Expertpanel BkP
Ervaringsomgeving Club of experts is de ervaringsomgeving die voor het expertpanel van het BKP wordt gebruikt. Ten
behoeve van het ontwerptraject van het woningbouwproject worden de woonconsumenten door
stedenbouwkundigen, (landschap) architecten ondervraagd.
Doel Ontwerprandvoorwaarden (uitgangspunten architectuur) vaststellen op basis van de wensen van de
woonconsument
Onderwerpen - Architectuurbeelden (Modern vs traditioneel)
- Voorbeelden van materialisatie
- Beelden van kwaliteit openbare ruimte/ woonomgeving
- Differentiatie (familie of deelplannen met eigen architectuur)
Transparantie De architecten en stedenbouwkundigen dienen de verschillende woningreferenties en
stedenbouwkundige plannen te delen. Dit is een belangrijke randvoorwaarde, zodat tot de juiste
verdiepingsslag kan worden gekomen. Het “expert syndroom” ligt hier op de loer, omdat men snel
geneigd is de woonconsument te overtuigen van de eigen visie
Toegang/ interactie Het expertpanel BKP loopt parallel aan de focusgroep PvE. In de huidige vastgoedpraktijk is er
weinig invloed op deze stap. De experts dienen de woonconsument goed te ondervragen op
onderliggende behoeften ten aanzien van het woningontwerp.
Resultaat Randvoorwaarden ontwerp
Tabel 13: Ervaringsomgeving Expertpanel BkP
UITVINDFASE Focusgroep PvE
Ervaringsomgeving De ervaringsomgeving Coalition of parties ligt aan de focusgroep PvE ten grondslag. Er worden
meerdere focusgroepen georganiseerd welke ingedeeld worden op basis van de belevingswereld
waartoe men behoort en de woonvraag die men heeft. Op basis van deze onderverdeling ontstaat er
per onderwerp doelgerichte input waarop verschillende scenario’s gebaseerd kunnen worden
Doel Op basis van de focusgroepen één scenario kiezen waarin de juiste programmatische uitgangspunten
zijn vastgesteld die als toetsingskader dienen voor het ontwerptraject
Onderwerpen - Stedenbouwkundige opzet
- Differentiatie woningen
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 60
- Verkaveling (privé vs openbaar, m² kavels)
- Huur en koopdifferentiatie
- Gestapeld vs grondgebonden
- Parkeren
Transparantie Alle informatie uit de voorgaande ervaringsomgevingen. Tevens dienen de knelpunten per scenario
gedeeld te worden (financieel, vergunningen etc.), zodat je de woonconsument deelgenoot maakt
waarom sommige scenario’s minder realistisch zijn dan de andere
Toegang/ interactie De focusgroep PvE loopt parallel aan het expertpanel BKP. Omdat het ontwerptraject getoetst wordt
aan het PvE is het cruciaal dat de woonconsument aansluit op deze stap. Gebeurt dit niet dan is het
risico zeer hoog dat het uiteindelijke resultaat niet aansluit op de wensen van de woonconsument.
Resultaat Programma van eisen
Tabel 14: Ervaringsomgeving Focusgroep PvE
UITWERFASE Focusgroep SO
Ervaringsomgeving Coalition of parties wordt gehanteerd als ervaringsomgeving voor de focusgroep SO. In lijn met de
focusgroep PvE worden de focusgroepen SO ingedeeld op basis van woonvraag. Hiermee wordt
voorkomen dat een woonconsument die geïnteresseerd is in een appartement kan meepraten over
een rijtjeswoning. Door samen met gelijkgestemden het te hebben over een woningtype kan de schets
geoptimaliseerd worden
Doel Tot een eerste aanzet komen van een woningschets, welke gebaseerd is op input van de
woonconsument
Onderwerpen - Indelingsvarianten
- Woninggrootte (woonkamer, slaapkamers)
- # kamers (slaapkamers, badkamer)
- Grootte buitenruimte
- Bergruimte/ garage
- Uitbouwopties
Transparantie Eerste schetsen delen met de woonconsument en de beweegredenen delen
Toegang/ interactie De toegang in deze stap is hoog omdat er meerdere focusgroepen georganiseerd worden. Ook de
interactie is hoog omdat er veel onderwerpen en ontwerpen aan de woonconsument worden
voorgelegd
Resultaat Schetsontwerp
Tabel 15: Ervaringsomgeving Focusgroep SO
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 61
UITWERKFASE Community VO
Ervaringsomgeving De ervaringsomgeving waar voor gekozen wordt is Community of kindred spirits. Op basis van de
belevingswerelden wordt een grote groep van woonconsumenten uitgenodigd om in een online
omgeving te reageren op het voorlopige ontwerp. Door een grote groep woonconsumenten hiervoor
uit te nodigen kan ten aanzien van de ontvangen input een goede gemene deler vastgesteld worden,
hierdoor wordt het afzetrisico beperkt
Doel Tot een uitgewerkt woningontwerp komen waarin de detaillering en materialisatie op basis van de
wensen van de woonconsument verder is aangescherpt
Onderwerpen - Kleurstelling
- Materialisatie
- Indelingsvarianten
- Duurzaamheid
- Aan- en uitbouwopties
- Basis afwerkingsniveau keuken en sanitair
Transparantie Door het voorlopig ontwerp met een grotere groep woonconsumenten te delen is deze ontwerpstap
zeer transparant.
Toegang/ interactie Omdat het voorlopig ontwerp via een online omgeving gedeeld wordt is de toegang voor de
woonconsument tijdens deze ontwerpstap hoog. De interactie is minder, omdat de online omgeving
een onpersoonlijke omgeving is.
Resultaat Voorlopig ontwerp
Tabel 16: Ervaringsomgeving Community VO
REFLECTIEFASE Focusgroep DO
Ervaringsomgeving Na de ervaringsomgeving community wordt er ten behoeve van het definitieve ontwerp weer terug
gegrepen naar de ervaringsomgeving Coalition of parties. Dit is het laatste moment waarop nog
aanpassingen gemaakt worden alvorens het point of no return bereikt is. In tegenstelling tot de
voorgaande ontwerpstappen zal niet het definitieve ontwerp besproken worden maar het voorlopig
ontwerp dat op basis van de community input aangepast is. In lijn met de voorgaande stappen
worden de focusgroepen ingedeeld op basis van belevingswereld en woonvraag.
Doel Aanscherpen voorlopig ontwerp op basis van focusgroepen
Onderwerpen - Kleurstelling
- Materialisatie
- Indelingsvarianten
- Duurzaamheid
- Aan- en uitbouwopties
- Afwerkingsniveau keuken en sanitair en de daarop volgende individuele keuzemogelijkheden
- Hang- en sluitwerk
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 62
- Vloer- en wandafwerking
- Elektra en schakelmateriaal
Transparantie Daar er informatie uit de ontwerpstap VO wordt gedeeld is deze ontwerpstap vrij transparant
Toegang/ interactie In vergelijking met de vorige ervaringsomgeving is de drempel tot deze stap wat hoger, omdat er
een selectief gezelschap van woonconsumenten voor de focusgroepen worden uitgenodigd.
Daarentegen is de interactie persoonlijker en kan er dieper op individuele wensen worden ingegaan
Resultaat Aangescherpt VO
Tabel 17: Ervaringsomgeving Focusgroep DO
REFLECTIEFASE Crowdsourcing
Ervaringsomgeving De ervaringsomgeving waarvan gebruik wordt gemaakt is Crowd of people. Zoals in het theoretisch
model is af te lezen verbindt de “ongoing” pijl de twee crowdsourcing stappen. Hiermee wordt
bedoeld dat er een gestandaardiseerde online vragenlist parallel aan de verken, uitvind, uitwerk en
reflectie fase loopt. Geïnteresseerden kunnen desgewenst gedurende het ontwikkeltraject instappen
wanneer men wilt. Door over een langere periode data te verzamelen van een steeds groter
wordende groep woonconsumenten kunnen er trends waargenomen worden, waarop het product
aangepast kan worden.
Doel Tot een representatieve database komen van geïnteresseerden woonconsumenten
Onderwerpen -Woonvraag (type, grootte, architectuur)
- Inkomens en woonsituatie
- Demografische samenstelling huishoudens
- Socio- psychologische analyse (belevingswerelden)
Transparantie De data worden tijdens de focusgroepen gedeeld met de woonconsument en zijn daardoor beperkt
transparant omdat ze niet altijd toegankelijk zijn.
Toegang/ interactie Er is beperkte toegang aangezien de onderzoeksresultaten van de vragenlijst wegens privacy
redenen in beperkte mate gedeeld mogen worden. Er is vrijwel geen interactie.
Resultaat Feedbackcyclus in het theoretisch model
Tabel 18: Ervaringsomgeving Crowdsourcing
Nu het theoretisch model is vastgesteld en per fase de verschillende ervaringsomgevingen zijn uitgewerkt kan
het theoretisch model middels interviews getoetst worden bij vastgoedprofessionals.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 63
5) Praktijktoets en optimalisatie theoretisch model
Deelvraag 5
In hoeverre is deze theoretische methode toepasbaar in de vastgoedpraktijk en welke aanpassingen zijn
nodig om het theoretisch model in de praktijk toepasbaar te maken?
Om de bovenstaande deelvraag te kunnen beantwoorden zal het theoretisch model aan de hand van
interviews aan vastgoedprofessionals worden voorgelegd. Dit is de laatste aanvulling op het
onderzoeksobject (zie paragraaf 1.3), waarin middels deskresearch, casestudie en een survey al gekomen is tot
een representatieve en objectieve basis. Tijdens de interviews met de vastgoeddeskundigen zal vooral
gefocust worden op hoe het model aangescherpt kan worden op de vastgoedpraktijk. In afwijking tot het
reeds uitgevoerde onderzoeksobject en in lijn met de kenmerken van interviews zullen de
onderzoeksresultaten (Goede, 2006) subjectief zijn, waarbij de opvattingen en invalshoeken van de
geïnterviewden prioriteit krijgen boven de onderzoeksrepresentativiteit. Om verschillende perspectieven te
verwezenlijken zijn vastgoedprofessionals geselecteerd met een verscheidenheid aan invalshoeken: directie,
conceptueel, onderzoek en ontwikkeling. De onderstaande vastgoedprofessionals zijn voor de praktijktoets
geïnterviewd:
Het interview is ingedeeld in de volgende vier onderzoeksgebieden: context, de woonconsument, het
ontwikkeltraject en het theoretisch model. Per onderzoeksgebied zijn er basisvragen geformuleerd welke in
bijlage 17 te vinden zijn. De basisvragen vormen de rode draad voor het interview. Overigens bestaat er
tijdens de interviews de ruimte om van deze rode draad af te wijken als er nieuwe perspectieven aan het licht
gebracht worden. De resultaten van de interviews zijn samengevat in bijlage 18. Wanneer de uitwerking van
de resultaten nader bekeken wordt valt op dat er vier soorten categorieën van resultaten zijn, namelijk:
1. De verdere onderbouwing voor de noodzaak van het theoretisch model
2. Verdere aanvullingen op het theoretisch model
Naam functie Bedrijf Type organisatie Focus interview
Tak Lam Financieel directeur Amvest Ontwikkelende belegger Directie invalshoek
Bianca Seekles Hoofd Initiatief & Concept ERA Contour Bouwende ontwikkelaar Conceptontwikkeling
Gert Jan Hagen Managing Partner SmartAgent Onderzoek- adviesbureau Onderzoeksinvalshoek
Ralf Peeters Ontwikkelingsmanager Amvest Ontwikkelende belegger Ontwikkeltraject
Tabel 19: Interviews
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 64
3. Wijziging op het theoretisch model
4. Nieuwe inzichten buiten de scope van de scriptie
Een goed voorbeeld voor de noodzaak van het theoretisch model (punt 1) is dat er door de geïnterviewden
wordt aangeven dat de woonconsument meer in de initiatieffase betrokken moet worden en dat de attitude
van vastgoedprofessionals meer klantgerichter moet zijn. Naast de onderbouwing van de noodzaak zijn er
ook interviewresultaten die het theoretisch model verder aanvullen (punt 2). Zo wordt bijvoorbeeld
geconstateerd dat de woonconsument goed in de initiatieffase kan meedenken, mits er duidelijke thema’s
benoemd worden en visuele instrumenten worden ingezet. Bovendien wordt geconstateerd dat de
woonconsument traditioneel is en de neiging zal hebben terug te vallen op het bekende. Ook is de
aanbeveling dat er gewerkt wordt met een soort samenvatting van het visiedocument, waarin een maximaal
aantal uitgangspunten worden geselecteerd waaraan de planvorming limitatief getoetst wordt. Natuurlijk is
er ook feedback ontvangen waarop het theoretisch model aangepast moet worden (punt 3). Er is namelijk veel
kritiek gekomen op het inzetten van de ervaringsomgeving community. Tot slot hebben de interviews, buiten
de scope van de scriptie, ook tot nieuwe inzichten hebben geleid (punt 4). De resultaten gaan dan vooral in op
waar het ontwikkelaarvak naar toe gaat en hoe co-creatie gezien kan worden als kwaliteitslabel. De
belangrijkste wijzigingen en aanvullingen op het theoretisch model (punt 2 en 3) worden verder uitgewerkt
en geïnterpreteerd in de onderstaande paragrafen.
5.1 Abstracte initiatieffase met hulpmiddelen concreet maken
Tijdens de interviews zijn er twee belangrijke citaten die interessante punten aan het daglicht brengen,
waarop het theoretisch model aangevuld kan worden. De citaten bieden nieuwe invalshoeken op de
betrokkenheid van de woonconsument in de initiatieffase. Allereerst wordt er geconstateerd dat de
woonconsument vrij traditioneel is:
“De woonconsument is van nature traditioneel en zal de neiging hebben terug te vallen op het bekende. De latente
behoefte moet door de juiste vraagstelling geactiveerd worden (dhr. Hagen)”
Uit de discussie kwam naar voren dat de ervaring leert dat de woonconsument de neiging heeft op het
bekende terug te vallen en dus vaak vrij traditioneel keuzes maakt. Het feit dat met op het bekende terugvalt,
hoeft echter nog niet te betekenen dat men daadwerkelijk niet de behoefte heeft naar vernieuwende
concepten. De woonconsument is alleen nog niet bewust van het feit dat er diepere wensen leven. Door een
juiste vraagstelling kan de latente behoefte geactiveerd worden. De Socratische methode biedt hier een mooie
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 65
leidraad voor. In de Socratische methode (Hagen, 2007) zal de expert er niet zijn om vragen te beantwoorden
maar juist om die vragen te stellen zodat de deelnemers de antwoorden vinden op eigen vragen. De
woonconsument gaat hierdoor juist dieper nadenken over zijn daadwerkelijke woonwensen, waardoor men
op zoek gaat naar de eigen latente behoefte. De socratische methode is goed toepasbaar in de expertpanels
Brand en BKP. Naast de juiste vraagstelling is ook het tastbaar maken van abstracte onderwerpen een
belangrijk aandachtspunt, wat blijkt uit de onderstaande citaat:
“ De woonconsument kan goed meedenken over abstracte onderwerpen die in de initiatieffase voorgelegd worden. Echter
is het belangrijk dat dit aan de hand van beelden, schetsen of thema’s gebeurd (dhr. Peeters)”
Tijdens het interview werd benadrukt dat het delen van informatie cruciaal is voor goede input van de
woonconsument. In de onderstaande tabel worden hulpmiddelen per ervaringsomgeving omschreven die de
abstracte onderwerpen in de initiatieffase voor de woonconsument concreet maken:
5.2 De community vervangen als ervaringsomgeving
Tijdens de interviews is uitgebreid gesproken over het toepassen van de communtiy als ervaringsomgeving.
De praktijk leert dat de response over het algemeen laag is en de resultaten niet representatief zijn. Bovendien
Ervaringsomgeving Onderwerpen Hulpmiddelen
Expertpanel Brand - Kernwaarden project
- Belevingswereld woonconcept
- Cultuur en bouwhistorie van de locatie
- Woonmilieu en leef kwaliteit
- Sociale cohesie
- Presentatie context locatie
- Beschrijving belevingswerelden
- Tijdschriften ten behoeve van moadboard Brand
- Tekenaar die wensen visualiseert
- Verschillende persoonsprofielen
Expertpanel BkP - Architectuur
- Materialisatie
- Openbare ruimte/ woonomgeving
- Differentiatie
- Referentiebeelden architectuur
- Voorbeelden materialisatie
- Referentiebeelden openbare ruimten
Focusgroep PvE - Stedenbouwkundige opzet
- Woningdifferentiatie
- Verkaveling
- Huur/ koop differentiatie
- Gestapeld vs grondgebonden
- Parkeren
- Beelden stedenbouwkundigplan
- Verkavelingscenario’s
- Beelden van verschillende woonprogramma’s in
stedenbouwkundigplan
- referentiebeelden parkeeroplossingen
Tabel 20: Hulpmiddelen ervaringsomgevingen initiatieffase
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 66
wegen de inspanningen die verricht moeten worden niet op tegen de hoeveelheid aan input die verkregen
wordt. Om een levensvatbare community te hebben moet hij voor een langere periode ingezet worden en
moet hij nieuwswaardig en actueel zijn. Wanneer de bovenstaande punten gecombineerd worden blijkt dat de
community niet praktisch toepasbaar is in het theoretisch model. Het is daarom verstandig om de
ervaringsomgeving Community VO te vervangen door de ervaringsomgeving Focusgroep VO. Ten einde dit
te realiseren is de onderstaande tabel opgesteld waarin de nieuwe ervaringsomgeving verder staat
uitgewerkt:
UITWERKFASE Focusgroep VO
Ervaringsomgeving De ervaringsomgeving waar voor gekozen wordt is Coalition of parties. Op basis van de woonvraag
worden verschillende groepen woonconsumenten uitgenodigd om deel te nemen aan verschillende
focusgroepen. Hierdoor wordt voor het desbetreffende product doelgerichte informatie verkregen
Doel Tot een uitgewerkt woningontwerp komen waarin de detaillering en materialisatie op basis van de
wensen van de woonconsument verder is aangescherpt
Onderwerpen - Kleurstelling
- Materialisatie
- Indelingsvarianten
- Duurzaamheid
- Aan- en uitbouwopties
- Basis afwerkingsniveau keuken en sanitair
Transparantie Het voorlopig ontwerp met verschillende groepen woonconsumenten door te nemen is deze
ontwerpstap zeer transparant.
Toegang/ interactie De ontwerpstap is zeer toegankelijk omdat er meerdere focusgroepen georganiseerd worden. Er is
tevens ook veel interactie omdat er op een gelijkwaardig niveau met de woningbouw ontwikkelaar
wordt gecommuniceerd
Resultaat Voorlopig ontwerp
Tabel 21: Ervaringsomgeving Focusgroep VO
Door deze wijziging zal minder goed de gemene deler van de woonconsument vastgesteld kunnen worden,
aangezien met een focusgroep niet de onderzoekspopulatie bereikt kan worden die wel bereikt kan worden
met een community. Door de bestaande ervaringsomgeving crowdsourcing beter te benutten kan dit
ondervangen worden. Ten tijde van de focusgroep dient daarom een online kwantitatieve vragenlijst
rondgestuurd te worden, waarin deze gemene deler vastgesteld kan worden.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 67
5.3 Bouwstenen van het DNA als toetsingskader in het VUUR proces
Tijdens de interviews is vaak gediscussieerd over hoe het Brandings- of visiedocument, wat het resultaat is
van de ervaringsomgeving Expertpanel Brand, goed gewaarborgd kan worden tijdens het
planvormingsproces. Ten aanzien van het branding- of visiedocument werden de volgende aandachtspunten
geconstateerd:
1. Dat het brandings- of visie document vaak een abstract en een vrij uitputtend document is. Hierdoor zijn
de documenten niet echt toegankelijk voor de woonconsument. De belangrijkste uitgangspunten komen
hierdoor vaak niet helder over op de woonconsument, waardoor het beoordelen van plannen moeilijk is
omdat er geen duidelijk kader gecreëerd is
2. Het merendeel van de geïnterviewden maakt daarom in de praktijk gebruik van handzame tools zoals: 6
essenties (mevr. Seekles), brandsheet (dhr. Peeters) en 10 golden rules (dhr. Hagen) die de belangrijkste
randvoorwaarden van het visie- of brandingsdocument samenvatten
3. Deze randvoorwaarden dienen met begeleiding van een expert samen met de woonconsument in de
ervaringsomgeving Expertpanel Brand vastgesteld worden. Omdat de randvoorwaarden met de
woonconsument vastgesteld worden kunnen zij uit allerlei onderwerpen bestaan. Het kunnen
bijvoorbeeld kernwaarden, producteigenschappen, stijlelementen of bouwhistorische elementen zijn
4. Omdat deze randvoorwaarden belangrijke bouwstenen zijn tijdens de productontwikkeling wordt in het
theoretisch model de term DNA gehanteerd. Om een scherpe focus tijdens het ontwikkeltraject te houden
is het belangrijk dat er slecht een beperkt aantal bouwstenen voor het DNA bepaald worden. Als namelijk
te veel bouwstenen worden vastgesteld schuilt het gevaar van de “commodity trap” (D'Aveni, 2009). Dit
houdt in dat een uniek product te veel wordt bijgeschaafd op algemene wensen, waardoor er uiteindelijk
geen unieke propositie overblijft. Wanneer de resultaten van de casestudie geanalyseerd worden op het
aantal bouwstenen, blijkt dat Strijp R en Le Medi beiden zes bouwstenen hebben geselecteerd. Op basis
van deze best practices worden in het theoretisch model ook zes bouwstenen gehanteerd. Deze zes
bouwstenen zullen gedurende het gehele VUUR proces het toetsingskader vormen voor resultaten van de
verschillende ervaringsomgevingen.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 68
5.4 Optimalisatie theoretisch model
Op basis van de bovenstaande paragrafen kan het theoretisch model geoptimaliseerd worden, zodat het in de
praktijk goed werkt. De hulpmiddelen voor de initiatieffase zijn niet visueel verwerkt omdat zij al reeds in de
ervaringsomgevingen zijn verwerkt. De wijziging van de ervaringsomgeving “community VO” naar
“focusgroep VO” is wel duidelijk visueel terug te vinden in het model. Dit geldt ook voor het DNA wat het
toetsingskader is geworden voor het VUUR proces. Dit wordt in het theoretisch model verwezenlijkt door
parallel aan het VUUR proces het DNA als toetsingskader te laten lopen. Wanneer de bovenstaande
verbeterpunten in het theoretisch model gewijzigd worden komt het onderstaande geoptimaliseerde model
tot stand:
Figuur 29: Geoptimaliseerd theoretisch model
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 69
6) Conclusie & aanbevelingen
In deze afstudeerscriptie is diepgaand onderzoek gedaan naar hoe de woonconsument beter betrokken kan
worden in het ontwikkeltraject met als doel een eindproduct af te leveren dat aansluit op de wensen en
behoeften van de woonconsument. Om dit te verwezenlijken is de onderstaande onderzoeksvraag hiervoor
geformuleerd:
Hoe kunnen vastgoedontwikkelaars de initiatief- en ontwikkelfase zodanig vormgeven dat het
ontwikkeltraject voor woningen meer consumentgedreven wordt en daarbij beter rekening wordt
gehouden met de wensen van de woonconsument?
Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden is een onderzoeksmodel opgesteld waarin de
onderzoekstappen beschreven zijn die doorlopen moeten worden om de vijf deelvragen (zie hoofdstuk 1.2) te
kunnen beantwoorden. Daarbij zijn theorie en praktijk met elkaar geconfronteerd. Dit heeft geleid tot de
onderstaande antwoorden op de deelvragen, welke tevens aanbevelingen zijn voor een consumentgedreven
ontwikkeltraject. De antwoorden op de deelvragen leiden gezamenlijk tot de beantwoording van de
onderzoeksvraag:
DV1: Hoe is het gedrag van de consument in de huidige maatschappij de afgelopen decennia veranderd?
Uit de literatuurstudie van hoofdstuk 2.1 blijkt dat het leven van de moderne consument redelijk complex is
geworden. Aan de ene kant is de economie in een stroomversnelling terecht gekomen waarin vooral de factor
tijd is veranderd en aan de andere kant is de consument op alle vlakken van het leven (werk, gezin,
zelfontwikkeling) ambitieuzer geworden. Dit leidt tot een hectisch leven. Als vervolgens de diversiteit aan
producten toeneemt en de transparantie mede door internet toeneemt, is het beoordelen van producten voor
de consument complex geworden. Dit wordt verder versterkt door het feit dat betrouwbaarheid en kwaliteit
van dienstverlening niet langer vanzelfsprekend zijn. Dit heeft de afgelopen decennia het vertrouwen van de
consument beschadigd, waardoor men wantrouwender is geworden en ongeloofwaardige proposities al snel
doorziet. Hierbij is het goed om te realiseren dat de consument zich niet meer in klassieke klantsegmenten laat
duwen. Consumenten leiden namelijk steeds minder hun leven langs traditionele waardepatronen.
Daarentegen is de consument steeds beter in staat zijn eigen zienswijze te ontwikkelen, omdat men over meer
informatie en een betere educatie beschikt. In de vastgoedbranche hebben deze ontwikkelingen verstrekkende
gevolgen, aangezien de aankoopfrequentie van een woning laag is en het koopbeslissingsproces intensiever
doorlopen wordt om cognitieve dissonantie later in het traject te verminderen. Het ontwikkelen van een
woning moet voor de consument een waardevolle belevenis worden, hetgeen door Pine & Gilmore als laatste
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 70
stap van waardecreatie wordt gezien wat leidt tot de totstandkoming van de belevenisseneconomie. In plaats
van dat de woning alleen in een woonbehoefte voorziet wordt de consument ook betrokkenheid in het
ontwikkeltraject. Hierdoor ervaart men persoonlijk hoe het is om een product uit te ontwikkelen. De positieve
beleving van het ontwikkeltraject vertegenwoordigt dus een meerwaarde voor de consument. Deze
meerwaarde van het gezamenlijk waarde creëren wordt door Prahalad en Ramaswamy vertaald in het
concept co-creatie. De consument wil in de huidige tijd zijn invloed kunnen uitoefenen op een product door
inspraak te hebben in een open innovatie proces. Organisaties als Lego en Dell hebben dit al geïmplementeerd
wat tot succesvolle resultaten heeft geleid. Naar aanleiding hiervan moet het ontwikkeltraject van een
product- en aanbodgerichte benadering veranderen in een concept- en vraaggerichte benadering, waarin de
beleving en betrokkenheid van de woonconsument centraal komt te staan. Om dit te waarborgen wordt
aanbevolen drie speerpunten te hanteren, namelijk:
1. Transparantie: goed delen van informatie met de woonconsument tijdens het ontwikkeltraject
2. Interactie: goede onderlinge communicatie, waarin consument zijn punten van interactie kiest
3. Beleving: het consumeren van een woning moet een waardevolle belevenis worden
DV2: Wat schort er aan het huidige ontwikkeltraject van woningen met betrekking tot het uitgaan van en
voldoen aan de consumentwensen?
Het hoofdstuk 2.2 gaat nader in op de kenmerkende eigenschappen van het woningbouw ontwikkeltraject.
Op basis van de literatuurstudie wordt aanbevolen om met de volgende aandachtpunten van het
ontwikkeltraject rekening te houden:
1. Langdurige ontwikkelperiode: ontwikkelhorizonnen van 5- 10 jaar zijn niet ongewoon
2. Vastgoed is inflexibel: vastgoed is locatiegebonden en nagelvast aan de grond verbonden
3. Naarmate het ontwikkeltraject vordert neemt de invloed op het product af: gedurende het
ontwikkeltraject neemt de ontwerpzekerheid toe waardoor er weinig ruimte is om wijzigingen te maken
4. Naarmate het ontwikkeltraject vordert worden de woonwensen steeds gedetailleerder: gedurende het
ontwikkeltraject worden de woonwensen steeds individueler
5. Het ontwikkeltraject is georganiseerd volgens het bouwproces: het stapsgewijs doorlopen van het
productieproces is in de huidige vastgoedpraktijk het uitgangspunt
Door de bovenstaande kenmerken is tot op heden het ontwikkeltraject niet voldoende klantgericht, waardoor
er beperkt kan worden voldaan aan de wensen van de woonconsument. Bij het opstellen van het theoretisch
model zijn dit belangrijke overwegingen om mee te nemen.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 71
DV3: Op welke wijze kan de woonconsument beter betrokken worden, zodat het ontwikkeltraject meer op
de consumentenvraag is gericht?
Deelvraag drie wordt in hoofdstuk 3 beantwoord door uitgebreid onderzoek dat bestaat uit drie
onderzoeksmethoden: deskresearch, casestudie en een survey onder vastgoedprofessionals. Uit het desk-
research onderzoek komt een duidelijk onderverdeling naar voren tussen woonwensen woning en
woonomgeving. Tijdens de survey geeft dit het toetsingskader voor de variabelen die vastgoedprofessionals
belangrijk vinden om van de woonconsumenten te weten. Hierbij identificeert men prijs, woningtype,
woninggrootte en uiterlijk als belangrijkste variabelen.
Uit de casestudie blijkt dat een juiste mix tussen kwalitatief- en kwantitatief onderzoek van belang is, waarbij
in de huidige vastgoedpraktijk vooral de initiatieffase wordt ontzien als het om kwalitatief onderzoek gaat.
Bovendien duidt de casestudie nogmaals aan hoe belangrijk het is om resultaten van het ontwikkeltraject
(feedbackcyclus) met de woonconsument te delen.
De survey geeft veel inzicht in de attitude van de vastgoedprofessionals ten aanzien van de bovenstaande
deelvraag. Uit de survey blijkt dat er veel ruggensteun vanuit de vastgoedprofessionals is om de
woonconsument meer in het ontwikkeltraject te betrekken, echter het wordt nog te beperkt in de praktijk
gebracht. Vooral de initiatieffase wordt als fase aangegeven waarin de betrokkenheid van de woonconsument
zeer belangrijk is, omdat in deze fase de uitgangspunten en randvoorwaarden voor het eindproduct worden
bepaald. Tevens wordt geconstateerd dat de vastgoedprofessionals vaak inzetten op traditionele
onderzoekstechnieken als het gaat om woonconsumentenonderzoek.
DV4: Welke methoden zijn er bruikbaar om het ontwikkeltraject consumentgedreven te maken en hoe kan
dit vertaald worden in een theoretische methode voor de vastgoedbranche?
Op basis van de antwoorden van deelvragen één tot en met drie is in deelvraag vier overgaan tot het opstellen
van het theoretisch model. Ten einde dit model te realiseren is gebruik gemaakt van vier belangrijke
bouwstenen, te weten:
1. De woonconsument als woonexpert en co- producent: het is duidelijk dat er een cultuuromslag moet
plaatsvinden binnen de vastgoedbranche, waarbij de woonconsument als woonexpert en co- producent
moet worden gezien. Ten einde dit te verwezenlijken kunnen er op basis van co creatie vier
ervaringsomgevingen vastgesteld worden: Crowd of people, Community, Club of experts en Coalition of
parties. De ervaringsomgevingen zijn gewijzigd ten behoeve van de vastgoedsector en zijn per
ontwerpstap opnieuw bepaald
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 72
2. Het loslaten van de organisatie volgens het bouwproces: het huidige ontwikkeltraject is onduidelijk
voor de woonconsument, omdat er veel gebruik wordt gemaakt van vakjargon. De ontwerpstappen zijn
daarom opnieuw ingedeeld in vier nieuwe fasen: Verkennen, Uitvinden, Uitwerken en Reflectie (VUUR).
3. De verschuiving van de betrokkenheid woonconsument naar de initiatieffase: uit de verschillende
onderzoeken blijkt dat er meer behoefte is om de woonconsument in de initiatieffase te betrekken. In het
theoretisch model wordt dit gerealiseerd door de woonconsument in de ontwerpstappen van de verken-
en uitvindfase te betrekken.
4. Een optimale mix kwantitatief- en kwalitatief onderzoek: een van de belangrijkste constatering in de
casestudie is dat kwalitatief onderzoek veelal in de ontwikkelfase plaatsvindt. In het theoretische model
is gekozen om vooral in de ontwerpstappen BKP, PvE, SO en VO kwalitatief onderzoek toe te passen,
omdat deze ontwerpstappen essentieel zijn in de planvorming. Kwantitatief onderzoek moet ongoing
plaatsvinden, zodat er veel informatie over de woonconsument verzameld kan worden. Op basis van
deze informatie kan in de uitwerk en reflectiefase vervolgens een gemene deler in woonwensen
gevonden worden
Op basis van de bovenstaande aanbevelingen is het theoretisch model opgesteld welke in paragraaf 4.5 nader
uitgewerkt is. Hiermee is deelvraag vier beantwoord.
DV5: In hoeverre is deze theoretische methode toepasbaar in de vastgoedpraktijk en welke aanpassingen
zijn nodig om de theoretische methode in de praktijk toepasbaar te maken?
In hoofdstuk 5 is het theoretisch model geoptimaliseerd aan de hand van interviews met
vastgoedprofessionals. Tijdens de interviews is met name gefocust op hoe het theoretisch model aan te passen
is op de vastgoedpraktijk. Het merendeel van de input van de geïnterviewden was al verwerkt in het model,
echter er waren nog drie bevindingen waarop het model nog aangepast moest worden:
1. Abstracte initiatieffase met hulpmiddelen concrete maken
De woonconsument heeft de neiging om op het bekende terug te vallen, waardoor zij vrij traditionele
keuzes maakt. Echter is er een latente behoefte die wel naar vernieuwende concepten snakt. Deze latente
behoefte kan door de socratische vraagmethode geactiveerd worden. Daarnaast is het belangrijk dat
abstracte onderwerpen concreet worden door het toepassen van hulpmiddelen. Referentiebeelden van
architectuur helpen bijvoorbeeld de woonconsument om de wens scherp te krijgen.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 73
2. De community als ervaringsomgeving voor VO moest aangepast worden naar een focusgroep:
Tijdens de interviews werd al snel weerstand geconstateerd ten aanzien van het toepassen van de
ervaringsomgeving community. Ervaring leert dat er weinig respons is en dat de input vaak niet
representatief is. Naar aanleiding van de interviews wordt nu van de ervaringsomgeving focusgroep
gebruik gemaakt wat aansluit op de bouwsteen: “optimale mix van kwalitatief en kwantitatief
onderzoek”
3. DNA als limitatief toetsingskader voor het ontwikkeltraject:
Vaak zijn visie- of brandingsdocumenten vrij uitputtend waardoor ze niet duidelijk zijn voor de
woonconsument. Hierdoor is het moeilijk om de resultaten van de planvorming hierop te beoordelen. Uit
de casestudie en interviews blijkt dat het toepassen van een beperkt aantal randvoorwaarden zeer
succesvol kan werken. Daarom is er voor gekozen om dit in het theoretisch model het DNA van het
project te noemen. Belangrijk is dat er maximaal zes uitgangspunten vastgesteld mogen worden die
bepalend zijn voor het project . Dit in kader van de commodity trap.
Resumerend:
Het eindresultaat is een model waarin de initiatief- en ontwikkelfase zodanig zijn vormgegeven dat het
ontwikkeltraject meer consumentgedreven is geworden. De behoefte van de consument om de ontwikkeling
van de woning meer te beleven en samen met een bedrijf waarde te creëren is door het toepassen van co-
creatie geïmplementeerd in het model, hierbij zijn transparantie, interactie en beleving belangrijke
speerpunten voor het communiceren met de woonconsument. In plaats van rekening te houden met de
wensen van de woonconsument is nu de woonconsument zowel als woonexpert als co- producent binnen het
ontwikkeltraject betrokken. Hierdoor zijn de wensen van de woonconsument het uitgangspunt geworden. De
beperkingen van het ontwikkeltraject worden op verschillende manieren ondervangen in het theoretisch
model. Belangrijkste oplossing die aangedragen wordt is om de woonconsument meer in de initiatieffase te
betrekken. Hierdoor heeft de woonconsument nog voldoende invloed op het eindproduct. Hiermee is het doel
bereikt om een geïntegreerde en strategische aanpak te bieden voor waardecreatie met de woonconsument in
het ontwikkeltraject.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 74
7) Reflectie
Zoals uit de scriptie valt op te maken staan de woningbouwontwikkelaars aan de vooravond van cruciale
veranderingen binnen de branche als het gaat om de rol van de woonconsument binnen het ontwikkeltraject.
Uiteraard zullen er altijd voor- en tegenstanders zijn van het idee om de woonconsument als woonexpert en
co- producent binnen het ontwikkeltraject te betrekken. Deze scriptie heeft als doel meer
vastgoedprofessionals ervan te overtuigen dat de woonconsument zeer goed in staat is een constructieve
bijdrage te leveren in de planvorming.
Hierbij zal de relatie tussen woningbouwontwikkelaars en de woonconsument herijkt moet worden. Wanneer
dit namelijk niet gebeurt zal de woonconsument zelf het initiatief gaan nemen. Een interessante trend is de
“Baugruppe” die vanuit Duitsland al mondjesmaat in Nederland waar te nemen is. Als de woonconsument
namelijk niet serieus wordt genomen gaat hij zelf zijn woonvraag organiseren om vervolgens voor deze
specifieke woonvraag een woningbouwontwikkelaar te zoeken. Dit is ook eigenlijk de manier waarop
conceptontwikkeling zou moeten plaatsvinden. Het begint met een bepaalde vraag waarvoor een product
ontwikkeld gaat worden, waarbij de woningbouwontwikkelaar een dienstverlener is die optimaal in staat is
woonwensen te vertalen in een goed eindproduct.
En hier komt vervolgens co- creatie om de hoek kijken. Waar in deze scriptie ervan wordt uitgegaan dat co-
creatie een middel is om de woonconsument een stem te geven in het ontwikkeltraject, is uit de interviews
naar voren gekomen dat het ook als een dienst an sich vermarkt zou kunnen worden. Het verdienmodel van
de dienst is dan tweeledig. Aan de ene kant zou de consument de garantie kunnen krijgen dat hij
betrokkenheid en invloed krijgt gedurende het ontwikkeltraject en aan de andere kant is er een voordeel voor
de woningbouwontwikkelaar omdat hij zijn afzetrisico beperkt door een optimale productmarktcombinatie.
Co- creatie wordt als het ware een kwaliteitslabel dat voor beide partijen waarde vertegenwoordigd. Het
verdienmodel is mijn inziens interessant genoeg voor een vervolgonderzoek.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 75
Bibliografie
Amvest. (2007). De weg naar R. Amsterdam: Amvest.
ASRE. (2008). Basissyllabus marktanalyse. Amsterdam: Amsterdam School of Real Estate.
Baarda, D., & de Goede, M. (2006). Basisboek methoden en technieken. Groningen: Wolters- Noordhoff.
Bouwkennis. (2010). Woonkennis. Rotterdam: Bouwkennis BV.
D'Aveni, R. (2009, december 1). Entrepreneur. Opgeroepen op juli 30, 2011, van www.entrepreneur.com.
De Graaf, J. (2010). Community strategie. Amsterdam.
De Graaf, J. (2010). Interactief proces. Amsterdam.
Gehner, E. (2003). Risicoanalyse bij projectontwikkeling. Delft: SUN.
Gerritsen, S. (2009). Schrijfgids voor economen. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
Hagen, G. (2007). Focus Strijp R. Leusden: The Smart Agent Company.
Harms, E. (2008). Vastgoed is geen Pindakaas. Real Estate magazine , 13-16.
Harms, E. (2010). Wie niet aan marketing doet gaat honger lijden. Real Estate magazine , 8-12.
Hendricks, S. (2010). Dichter bij de klant. Amsterdam: Pro Education.
Keers, G. (1999). Particulier opdrachtgeverschap in de woningbouw. Amsterdam: RIGO Research en Advies.
Koerner, B. (2006, februari). www.wired.com. Opgeroepen op november 2010, van Wired:
http://www.wired.com/wired/archive/14.02/lego.html
Linden, H. (2007). Particulier opdrachtgeverschap gemeente Almere. Amsterdam: ASRE.
Mensink, G. (2008). De beleveniseconomie in de projectontwikkeling. Amsterdam: ASRE.
Nozeman, E. (2008). Handboek Projectontwikkeling. Voorburg: NEPROM.
NVB. (2008). Huizenkopers in profiel. NBV.
Olsthoorn, P. (2010, maart 29). http://webwereld.nl/nieuws/65582/upc-verliest-dubbel-door-misleidende-reclame---
update.html. Opgeroepen op oktober 9, 2010, van nu.nl: www.nu.nl
Pater, M. (2009). Co-creation's 5 guiding principles. Amsterdam: Fronteer Strategy.
Pine, B., & Gilmore, J. (2000). De beleveniseconomie. Boston: Academic Service.
Prahalad, C., & Ramaswamy, V. (2009). De toekomst van concurrentie. Amsterdam: Business Contact.
Rijkenberg, J. (2008). Concepting. 's- Gravenhage: BZZtôH.
Schöttelndreier, M., & Giessen, P. (2000, juli 1). Gejaagd door de tijd. Volkskrant .
Stegmeijer, E. (2009). Syllabus conceptontwikkeling. Amsterdam: ASRE.
Stroink, R. (2007). Projectontwikkelaars zijn lui. BOSS magazine , 5.
Toornend & Partners. (2010). Programma van eisen. Opgeroepen op juni 26, 2010, van
www.programmavaneisen.com
Van Aar, U., & Van Dinteren, J. (2010). Een stevig fundament is flexibel. Real Estate , 21-25.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 76
Van Dael, Y. (2008). Le Medi. Rotterdam: ERA bouw.
Van Gool, P., Jager, P., & Weisz, R. (2007). Onroerend goed als belegging. Houten: Wolters- Noordhoff.
Van Kralingen, R. (2002). Brand World. Deventer: Kluwer.
Van Leent, B. (2009). Theorie conceptontwikkeling voor de vastgoedsector. Amsterdam: ASRE.
Van Ratingen, B. (2008). Een belofte van waarde. Real Estate magazine , 8-12.
Van Wulfen, G. (2009). Nieuwe producten bedenken. Utrecht: Prentice Hall.
VROM, M. v. (2009). Huurbeleid 2009/2010. Den Haag: Ministerie van VROM.
Wagenmakers, J., & Buist, J. (2007). Marketing vastgoed. Groningen: Wolters Noordhoff.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 77
Bijlagen
Bijlage 1: Ontwikkelfasen
Miles Ratcliff/ Stubbs Cadman/ Austin-
Crowe
Neprom/ Gehner/
Elias
Opperen van Ideeën Concept en initiële overweging
Verfijning van idee
Evaluatie Initiatief- of
startfase
Haalbaarheidstoets
Locatiebeoordeling en
haalbaarheidsonderzoek
Contract onderhandelingen
Voorbereiding Ontwikkelingsfase
Contractuele verplichtingen
Gedetailleerd ontwerp en
evaluatie
Bouw Contract en bouw
Uitvoering Realisatiefase
Oplevering en formele opening Marketing, beheer en overdracht Overdracht Exploitatie- of
beheerfase
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 78
Bijlage 2: Eigenbouwladder RIGO
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 79
Bijlage 3: Het koopbeslissingsproces
Zoals uit de bovenstaande illustratie is af te lezen is het koopbeslissingsproces (Wagenmakers & Buist, 2007)
te verdelen in vijf stappen. In het boek Marketing Vastgoed worden deze stappen als volgt toegelicht:
1) Probleemherkenning:
De consument ervaart een tekort. Dat kan plotseling zijn, bijvoorbeeld dorst of honger, of doordat hij een
reclame uiting ziet. Maar dat kan ook komen doordat de consument wil hebben wat anderen ook hebben,
bijvoorbeeld een andere woning in een kinderrijke buurt. De consument zal zich gaan oriënteren op zo’n
aankoop.
2) Informatie zoeken:
Deze oriëntatie op de aankoop kan kort of lang zijn. Zo vraagt de aankoop van een andere woning meer
voorbereidingstijd dan bijvoorbeeld de aankoop van een bioscoopkaartje. Tijdens dit informatiezoekproces
verzamelt de consument informatie in kranten, folders of op websites. Hij vraagt documentatie op bij
bijvoorbeeld makelaars en informeert bij vrienden en kennissen.
3) Alternatieven zoeken:
Te veel informatie is vaak even lastig als te weinig informatie. Wat is namelijk relevant? En vanwege de grote
hoeveelheid beschikbare informatie zien we vaak door de bomen het bos niet meer. De consument zal de
informatie gaan ordenen, wat niet van belang is zal hij wegdoen en zo probeert hij tot een selectie te komen.
Diverse merken vallen bij voorbaat af omdat hij geen onbekende merken wenst te kopen, of omdat dat merk
een slechte naam heeft, of te duur is enzovoorts. Uiteindelijk komt hij op een aantal alternatieven die voor
hem serieus zijn. Hieruit wenst hij uiteindelijk te kiezen. Deze set van alternatieven wordt evoked set
genoemd. Uiteindelijk leidt dit evaluatieproces tot de koopintentie voor een bepaald alternatief.
4) Aankoopbeslissing:
Uiteindelijk wordt er een beslissing genomen. Dit kan zijn een daadwerkelijke aankoop, maar het kan ook een
uitstel van de aankoop zijn.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 80
5)Evaluatie na koop:
Na de aankoop gaat de consument het product gebruiken en leert hij het product goed kennen. Dan merkt hij
pas goed of het product aansluit bij de behoefte die tot die aankoop leidde. Nu ervaart de consument of het
product goed werkt en of het voldoet aan zijn verwachtingen.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 81
Bijlage 4: Casus Lego Mindstorms
Een van de beste voorbeelden van co-creatie is het product Mindstorms
van Lego (Koerner, 2006). In 2004 had Lego een van zijn slechtste jaren
achter de rug met een verlies van $238 miljoen. Dit verlies werd onder
andere veroorzaakt door het feit dat Lego strategische blunders had
begaan. Er werden producten op de markt gezet die niet bij de doelgroep
aansloegen zoals PC spellen en dure licentie producten van bijvoorbeeld
Disney. Er werd een grote schoonmaak binnen het bedrijf aangekondigd
met als gevolg dat de software divisie werd opgeheven en het aantal
unieke Lego deeltjes van 12.400 naar 7.000 werd teruggebracht. Het enige
positieve was dat de verkoopaantallen overeind bleven en dat Lego positieve publiciteit had behaald met “the
First Lego League”, waarin scholieren in een prijsvraag werden aangespoord om de beste robot te bouwen
met de eerste versie van Lego Mindstorms.
Van de eerste versie (Mindstorm 1.0) werden in de eerste drie maanden van 1998 ongeveer 80.000 producten
verkocht. Dit was een ongekend succes voor Lego, welke men wilde herhalen door het ontwikkelen van een
nieuwe versie (Mindstorms 2.0). Om tot een beter product te komen werd er gekeken naar de gebreken van
Mindstorms 1.0. De grootste tekortkoming van het Mindstorms 1.0 was dat het te complex was voor kinderen.
Hierdoor haakten de kinderen af voordat de robot gebouwd was (De complexiteit had overigens als
onbedoeld effect dat 70% van de Mindstorm gebruikers volwassen waren). Lego stelde daarom de eis dat
binnen 20 minuten de robot door een ieder gebouwd kon worden. De grootste barrière hiervoor was de
software programmatuur van de RCV legosteen, ook wel bekend als de RCX code. De RCX code was niet
logisch genoeg, waardoor het programmeren tot veel frustratie leidde bij de gebruiker. Omdat Lego intern
niet de kennis en kunde had om dit op te lossen werd er nieuwe programmatuur ontwikkeld door National
Instruments.
Helaas waren aan het eind van 2004 nog niet alle problemen van de Mindstorms 2.0 verholpen. Daarom
besloot Lego het product aan een nieuwe frisse blik te onderwerpen door het aan de Mindstorms community
voor te leggen. Binnen een aantal weken werd RCX Legosteen en bijbehorende RCX programmatuur ontleed
door een Stanford student. Hij postte vervolgens al zijn bevindingen (inclusief de gehackte RCX
programmatuur) op de community. Zijn bevindingen zette een sneeuwbaleffect ingang. Andere Mindstorms
enthousiastelingen ontwierpen nieuwe Mindstorms instrumenten met als hoogtepunt het open-source
operating systeem LegOS. In de tussentijd leidde dit bij Lego intern tot de discussie hoe er omgegaan moest
worden met deze “hackers”. Na enkele maanden dit te hebben aangezien werd de beslissing genomen om
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 82
deze creativiteit juist te ondersteunen, omdat het beperken hiervan haaks staat op de missie van Lego. Zoals
senior vice president Mads Nipper van Lego als volgt verwoordt:
“We came to understand that this is a great way to make the product more exciting. It’s a totally different business
paradigm, although they don’t get paid for it, they enchance the experience you can have with the basic Mindstorms set "
(Koerner, 2006)
In het productontwikkeling traject van Mindstorms NXT is Lego zelfs een stap verder gegaan met co-creatie.
Men heeft op internet naar de meest ervaren Mindstorms gebruikers gezocht en hen uitgenodigd voor een
gesloten community. De enkele communityleden werd medegedeeld dat er nog geen werkend NXT prototype
was en dat gebruikers middels het Mindstorms User Panel mee mochten helpen met het ontwerpen hiervan.
Een belangrijke motivatie voor communityleden om vrijwillig en zonder vergoeding mee te doen aan de het
productontwikkelingstraject is dat hun input zeer gewaardeerd wordt door Lego. Het feit dat men zo vroeg in
het ontwikkeltraject mag meedenken en dat Lego aanpassingen maakt is hier het bewijs van. Daarnaast is een
gezonde dosis nieuwsgierigheid ook een belangrijke prikkel om deel te nemen aan het
productontwikkelingstraject.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 83
Bijlage 5: Casus Dell Idea storm
Dell is een gerenommeerd computerbedrijf, echter heeft
het bedrijf in het verleden ook zijn mindere periodes
gekend. In 2005 was er een dergelijk dieptepunt. De
onvrede van klanten reikte in dat jaar zijn hoogtepunt
met als resultaat een verdubbeling van het aantal klachten over Dell. Consumenten raakten steeds vaker
gefrustreerd over de gebrekkige klantenservice en het marktgevoel van Dell leek te ontbreken. Deze frustratie
kwam goed tot uiting bij Jeff Jarvis, in 2005 nog vrij onbekend. Hij was zijn problemen met zijn laptop en de
Dell klantenservice zo zat dat hij besloot erover te bloggen. De blog van Jarvis was met vijfduizend bezoekers
niet zo groot en had nog weinig impact op de bedrijfsvoering van Dell, totdat de New York Times en Business
Week het bericht oppakte. Er kwam een sneeuwbaleffect tot stand, mede doordat duizenden Dell klanten zich
in deze frustratie herkende: “Dell Hell” was geboren. De gevolgen hiervan waren bijzonder groot. Het
betekende veel negatieve publiciteit voor Dell.
Hoewel Dell in 2006 toegaf dat de klantenservice wat te wensen overliet en hier meer in investeerde, bleef de
ontevredenheid onder klanten groot. Het management van Dell besloot hier geen actie op te ondernemen.
Totdat in 2007 Michael Dell ziet dat het door hem opgerichte bedrijf ten onder gaat aan de negatieve
berichtgeving. Hij besloot weer terug te keren in het managementteam. Het roer moest radicaal omgegooid
worden. Dell moest beter naar zijn klanten luisteren door middel van co-creatie toe te passen. Dell Idea Storm
was geboren.
Dell Idea Storm is een community waarop mensen ideeën over Dell-producten en –diensten kunnen posten.
De community werd in februari 2007 door de marketingafdeling van Dell opgericht. Michael Dell wilde
vooral iets doen met de ideeën en feedback die na het gebruiken van Dell-producten ontstonden. Dell Idea
Storm richt zich op alle soorten bestaande en potentiële klanten, en is dus niet specifiek gericht op lead users.
Omdat het initiatief is opgezet door de marketingafdeling, heeft het platform naast het genereren van nieuwe
ideeën ook als doel om het imago van Dell te verbeteren en te laten zien dat Dell naar haar klanten luistert
(Hendricks, 2010).
Een belangrijke motivatie voor gebruikers om mee te doen is dat zij een concreet idee of een behoefte hebben
en ze willen dat Dell hier actie op onderneemt. In het bijzonder het verbeteren van bestaande producten is een
belangrijke drijfveer. Daarnaast vinden enkele gebruikers het ontmoeten van andere mensen (community
gevoel) belangrijk om met Dell Idea Storm mee te doen. Maar in verhouding met co-creatie communities die
zich bijvoorbeeld meer op het testen en ontwikkelen van producten richten is dit aantal laag. Gebruikers
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 84
kunnen op elkaars ideeën stemmen. Ook worden af en toe Dell-producten uitgereikt aan gebruikers waarvan
het idee wordt geïmplementeerd. Gebruikers ontvangen geen financiële vergoeding voor hun deelname.
Een selectie van alle ideeën worden door de community managers bekeken. Zodra een idee populair wordt
doordat er veel op gestemd is, of als het idee relevant lijkt voor de community manager, wordt het intern
gepromoot en worden de ontwikkelafdelingen betrokken bij het implementeren van de ideeën. Tegelijkertijd
wordt via een blog aan de community gecommuniceerd wat er met het idee gebeurd.
Dell Idea Storm heeft volgens de community managers tot positieve resultaten geleid. Binnen 1 week nadat de
website publiek was, zijn er meer dan 500 ideeën binnengekomen, na 1 maand waren dit er 2.500. Inmiddels
zijn er 9.000 leden, meer dan 12.000 ideeën, ruim 85.000 reacties en 675.000 stemmen op ideeën. Hier komen
ongeveer 300 nieuwe ideeën per maand bij. Van alle ideeën zijn 354 ideeën (3%) bruikbaar en
geïmplementeerd. Zo hebben klanten het idee geopperd om hen de keuze te geven om Linux als
besturingssysteem op Dell-laptops en PCs aan te bieden, en is deze feature inmiddels doorgevoerd
(Hendricks, 2010).
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 85
Bijlage 6: Bouwstenen Co-creatie
1. Dialoog
Dialoog betekent dat er tweerichtingsverkeer is tussen partijen. Dialoog is meer dan slechts luisteren naar
klanten. Het is interactiviteit waarbij er veel inlevingsvermogen dient te zijn in wat woonconsumenten
ervaren. Randvoorwaarde voor een dialoog is dat de onderneming en de consument als twee
gelijkwaardige partijen worden gezien die gezamenlijk een probleem proberen op te lossen. Er komt als
het ware een nieuwe verstandhouding tussen beide partijen tot stand, waarbij het bedrijf zijn kennis en
kunde ten dienst stelt ten behoeve van deze nieuwe vorm van samenwerking.
2. Toegang
Vroeger was de waardeketen zo georganiseerd dat er producten geproduceerd werden die vervolgens
werden overgedragen aan de consument. Dit is echter niet conform de wensen van de huidige
consument. De consument wil in toenemende mate toegang hebben tot de ervaring van het gezamenlijk
ontwikkelen zonder dat men automatisch eigenaar is van het product. Het idee van toegang moet dus
losgekoppeld worden van het idee van bezit. Toegang heeft invloed op informatie, middelen en
instrumenten. Waar vroeger de klant werd betrokken aan het einde van het product ontwikkeltraject eist
men nu aan het begin van het product ontwikkeltraject een rol.
3. Risico-inschatting
In de communicatie naar de woonconsument wordt over het algemeen uitsluitend gecommuniceerd over
de voordelen. Echter met de toenemende transparantie van de beschikbare informatie en de groeiende
kennis van de consument is het maar de vraag of dit tegenwoordig verstandig is. Zeker wanneer
gezamenlijk met de consument door middel van co-creatie waarde gecreëerd wordt is het monopolie op
risico-inschatting niet meer het alleenrecht van het bedrijf. Tegenwoordig wil de consument de
beperkingen weten van het product, zodat men zelf de juiste afweging kan maken tussen de voor- en
nadelen. De consument zal vasthouden aan het recht om te kiezen en eisen dat ze volledig op de hoogte
is van de risico’s.
4. Transparantie
Van oudsher wordt er geprofiteerd van de ondoorzichtigheid van informatie. Een bedrijf ging ervan uit
dat kennis macht is. Dit had als gevolg dat men zo min mogelijk informatie met de consument deelde. De
afgelopen jaren is het binnen het bedrijfsleven de trend dat deze asymmetrie snel verdwijnt. Zodra de
informatie over producten en diensten toegankelijker wordt is een hogere transparantie van informatie
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 86
noodzakelijk, iets waar de vastgoedwereld nog duidelijk aan moet wennen. Men moet zich er van bewust
worden dat transparantie bevorderlijk is voor de samenwerking met de consument, zeker in een digitaal
tijdperk waarin bijna alle informatie beschikbaar en transparant is. De consument accepteert geen push
meer, daarentegen beslist men zelf wat men naar zich toetrekt. Tevens accepteert de consument niet meer
dat de klantenservice wat anders roept dan de verkoopafdeling. Naast transparantie is consistentie in de
co-creatie strategie dus zeer belangrijk.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 87
Bijlage 7: Inventarisatie onderzoeksgebieden kwantitatieve onderzoeken
Organisatie Socio demografisch Woningmarkt Woonwensen
Woonomgeving
Woonwensen woning
NVB Leeftijd
Huishoudentype
Inkomen
Verhuisgeneigdheid
Eigendomsvorm
Nieuw/ Bestaand
Woonmilieus
Voorzieningen
Woningtype
Woninggrootte
M² woonkamer
# kamers
M² buitenruimte
Gesloten/open keuken
Kelder
Garage
Plafondhoogte
VROM Leeftijd
Huishoudentype
Inkomen
Regio
Nieuw/ bestaand
Eigendomsvorm
Stedelijkheid
Groen
Buurtbewoners
Parkeergelegenheid
Voorzieningen
Prijssegment
Woningtype
Bouwstijl
# kamers
M² woonkamer
M² buitenruimte
Bouwkennis Bevolkingsaantal
Leeftijd
Huishoudentype
Woningbouwproductie
Woningvoorraad
Prijsontwikkeling
Verhuisgeneigdheid
Eigendomsvorm
Woonmilieu
Bereikbaarheid
Groen
Veiligheid
Buurtbewoners
Voorzieningen
Parkeergelegenheid
Woningtype
# slaapkamers
Grootte kamers
Kwaliteit/ uitrusting sanitair
Kwaliteit/ uitrusting keuken
Inbraakveiligheid
Isolatie
Grootte tuin
Gehorigheid
Grootte berging
De Grote
Woontest
Leefstijl
Geslacht
Leeftijd
Huishoudentype
Beroep
Opleidingsniveau
Inkomen
Afkomst
Eigendomsvorm
Verhuisgeneigdheid
Nieuw/ bestaand
Soort woonomgeving
Sociale cohesie
Woningdifferentiatie
Voorzieningen
Groen
Woonsfeer
Parkeergelegenheid
Woningtype
Woningprijs
Grootte woning
Indeling woning
Grootte buitenruimte
Uitrustingsniveau keuken
Uitrustingsniveau sanitair
Architectuur
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 88
Bijlage 8: Casestudie Strijp R
In december 2005 is Amvest eigenaar geworden van het industrieterrein Strijp R. Amvest heeft veel tijd en
energie gestoken in onderzoeken en het formuleren van een visie op Strijp R. Men heeft in de initiatieffase
onderzoeken afgerond met betrekking tot de gewenste identiteit, cultuur- en bouwhistorie. Met behulp van
tal van Eindhovenaren zijn de waarden voor Strijp R middels dit identiteitsonderzoek onderzocht. Dit
identiteitsonderzoek bestond enerzijds uit marktonderzoek en anderzijds uit groepsgesprekken met beoogde
doelgroepen. Deze onderzoeken zijn vervolgens in een brandsheet tot kernwaarden samengevat, welke als
grondslag werd gebruikt voor het voorlopig stedenbouwkundigplan. De gewenste toekomstige identiteit is
dus een cruciale onderlegger. Naast de identiteit is een ander belangrijk speerpunt in de ontwikkeling van
Strijp R: de interactieve wijze waarop de ontwikkeling plaatsvindt. Middels de interactieve werkwijze kan
klant- en marktinformatie opgehaald worden en geeft het de mogelijkheid om de klant in een vroeg stadium
van het ontwikkeltraject te binden. (Amvest, 2007)
De interactieve manier van ontwikkelen vindt op twee manieren plaats gedurende het ontwikkeltraject. Er
wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen de Community en de focusgroepsbijeenkomsten. Alvorens de
woonconsument hieraan kan deelnemen is men verplicht een korte woontest in te vullen. Deze woontest
maakt gebruik van de leefstijlen van The Smart Agent Company. Om een onderscheid in leefstijl mogelijk te
maken zijn in de woontest hierover vragen gesteld. Op basis van de resultaten die Amvest hieruit verzamelt
kan men een onderscheid maken tussen de doelgroep en volggroep. Amvest gaat in het interactief proces
verschillend om met deze twee groepen.
De community is een afgeschermde online omgeving waarop alle respondenten van de woontest met een
inlogcode kunnen inloggen. Er is een aparte omgeving voor de doelgroep gecreëerd, zodat de terugkoppeling
op de plannen nauwgezet gevolgd kan worden. Hierop zijn onderwerpen gepost ten aanzien van de
woonomgeving en woning. Ten behoeve van de woonomgeving zijn er onderwerpen geplaatst over:
bestaande historische bebouwing, wijkopzet, parkeren en of er al dan niet een hek om de wijk moest komen.
Voor de woonwensen van de woning hebben er onderwerpen gestaan ten behoeve van: prijsniveaus,
materialisatie woning, kapvorm, grootte tuinen, erfafscheidingen en duurzaamheid. Er zijn op dit moment
ongeveer 250 personen lid van de community, waarvan ongeveer 70% behoort tot de doelgroep van Strijp R.
Om de betrokkenheid van de communityleden te stimuleren is het zeer belangrijk om regelmatig actuele
onderwerpen te plaatsen. Omdat het ontwikkeltraject vertraging had opgelopen werd de continuïteit van het
plaatsen van onderwerpen hierdoor onderbroken. Communityleden kregen hierdoor de indruk dat de
planvorming stilstond omdat er weinig ten behoeve van de planvorming op de community geplaatst werd.
Dit vertragingsrisico kan dus desastreus werken voor de levensvatbaarheid van de community. Naast het
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 89
aandachtspunt continuïteit is ook de wijze waarop gereageerd kan worden zeer belangrijk. Vooral het
tijdsbestek dat de respondent hiervoor nodig heeft is cruciaal. Zo wordt er beter gereageerd op polls en
stellingen, dan op het forum. Op het forum heeft de respondent namelijk een vrij veld waarin men de reactie
kwijt kan, in tegenstelling tot een poll kost dit veel meer tijd om in te vullen (De Graaf, 2010).
Ten behoeve van de focusgroepen zijn er sessies specifiek voor
de doelgroep georganiseerd. De samenstelling van de
foscusgroepbijeenkomst bestaat in het algemeen uit de
projectontwikkelaar, marketinganalist, salesmedewerker en de
genodigden. Er is eenmaal een bijeenkomst georganiseerd
waarop de ontwerpers zijn aangesloten. Tijdens de
focusgroepen zijn de stedenbouwkundige ontwerpen,
schetsontwerpen en voorlopige ontwerpen besproken met de
doelgroep. De input wordt tijdens deze sessies verzameld in werkboeken. De opmerkingen die in de
werkboeken staan zijn verzameld en geclusterd, zodat zij gedeeld kunnen worden met de ontwerpers. Een
nadeel om de genodigden te selecteren op levensstijl (doelgroep) was dat het in de praktijk kon betekenen dat
iemand die geïnteresseerd was in een vrijstaande woning ging reageren op bijvoorbeeld een plattegrond van
een tussenwoning. Bovendien kwamen vaak dezelfde personen opdagen bij deze sessies. Hierdoor moest veel
ruis uit de output gehaald worden. Naar aanleiding van de focusgroepbijeenkomsten zijn er dakkapellen aan
elkaar gekoppeld en plattegronden geoptimaliseerd (De Graaf, Interactief proces, 2010).
Figuur 30: Focusgroepbijeenkomst Strijp R
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 90
Bijlage 9: Casestudie Hoogh Waalre
Eind 2009 tekende de gemeente Waalre een
samenwerkingsovereenkomst met AM. In totaal moet de
eerste fase van Waalre-Noord ongeveer 150 huizen gaan
tellen. Naast de 105 woningen die AM ontwikkelt,
worden 27 koopwoningen voor starters en 8
seniorenwoningen volgens een Collectief Particulier
Opdrachtgevers schap gebouwd. AM heeft ook aan deze
ambitie gehoor gegeven. Tijdens het ontwikkeltraject
zijn de woonwensen goed geïnventariseerd. De
woonconsument is vooral in het voorlopig- en definitief ontwerp betrokken geweest. Dit is gebeurd middels
twee stappen. Allereerst konden belangstellenden in de schetsontwerpfase op de site www.hooghwaalre.nl
een korte woonenquête invullen, zodat AM een indruk van de doelgroep zelf kreeg. Hierbij zijn de
gebruikelijk NAWET gegevens gevraagd en aangevuld met vragen over de leeftijd en
huishoudensamenstelling. Daarnaast is in de vragenlijst ook gevraagd naar de huidige woonsituatie en de
woonvoorkeur. Uit het onderzoek blijkt dat het merendeel van de respondenten in Waalre woont (ruim 60%).
De overige respondenten waren vooral afkomstig uit Eindhoven/Veldhoven (23%) en Valkenswaard (6%)
(AM, 2010). De meeste belangstelling ging uit naar 2/1 -, hoek- en vrijstaande woningen. De meeste
respondenten (ruim 30%) zaten in de leeftijdscategorie van 35 tot 45 jaar. Van de ruim 400 respondenten zijn
er circa 260 die hebben aangegeven te willen meedenken over het ontwerp van de woningen. Wanneer
respondenten aangaven dat zij specifiek in één woningtype geïnteresseerd waren werd een aanvullende
vragenlijst toegestuurd. Hierin werden dan voornamelijk vragen gesteld over de grootte van de woning
(woonoppervlakte, tuinoppervlakte, aantal kamers etc.). Op basis van deze informatie was een rode lijn te
distilleren waarop de woningontwerpen aangepast konden worden.
Om de woningontwerpen samen met de geïnteresseerden te bespreken organiseerde AM
woonwensengesprekken. De geïnteresseerden werden in klantgroepen verdeeld. Voordeel van een
klantgroep is dat zij dezelfde woonwensen hebben, waardoor bijvoorbeeld een 2/1 kapwoning met de juiste
groep mensen kon worden besproken. Bij deze klantgroepen waren een projectontwikkelaar en een architect
aanwezig. Tijdens deze woonwensgesprekken wordt het voorlopig ontwerp met de woonconsument
besproken. Hierbij wordt vooral ingezoomd op de woningplattegronden en het uiterlijk van de woning. Op
basis van dit toets moment is veel input ten behoeve van de voorlopige ontwerpen ontvangen. Zo is
bijvoorbeeld op basis van deze input de entree van de woning gewijzigd.
Figuur 31: Schets Hoogh Waalre
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 91
Bijlage 10: Casestudie Le Medi
Het proces van Le Medi (Van Dael, 2008) heeft in 1999
een ongebruikelijke start. De Rotterdamse ondernemer
Hassini Idrissi is de initiatiefnemer van de Marokkaanse
fontein die vooral gericht is op de culturele profilering in
de openbare ruimte. Omdat dit project een succes is gaat
hij op zoek naar een manier waarin de multiculturele
samenleving ook in de architectuur tot uiting kan
komen. Tijdens deze zoektocht komt Idrissi uit bij de
Rotterdamse woningbouwcorporaties Com-wonen en
Woonbron. Beide woningbouwcorporaties vinden zijn
ideeën over multicultureel bouwen interessant. Bij
Woonbron sluit het naadloos aan bij hun visie van het denken in woonmilieus en leefstijlen. Eind 2001
besluiten Woonbron, Com-wonen en verschillende gemeentelijke instanties samen met Idrissie op studiereis
naar Marokko te gaan. Tijdens deze studiereis ontstaat bij Woonbron het idee om het concept methodisch aan
te pakken en een toolbox te ontwikkelen. Het gaat de initiatiefgroep om de ingrediënten: welke elementen in
Arabische cultuur en manier van wonen vallen op en zijn toepasbaar op de Nederlandse situatie. De
ingrediënten die tijdens de reis naar voren komen zijn: de omgang van privé/ openbaar, groeimogelijkheden,
ruimtelijkheid, maatvoering en materialen.
Op basis van deze toolbox in naar een geschikte locatie gezocht, waarbij men de geplande
herstructureringsopgave van Bospolder- Tussendijken van Com-wonen selecteerde. Hiervoor is eind 1999 een
stedenbouwkundige visie vastgesteld met als doel het slopen het verkopen van veel huurwoningen, het
slopen van oude gebouwen en de nieuwbouw van 700 koopwoningen. Tijdens het masterplan voor de twee
buurten Puntstraat en Schippersbuurt binnen Bospolder- Tussendijken werd ERA Bouw erbij betrokken,
vanwege hun expertise en met het oog op kostenbesparing en risicospreiding. Bij het deelplan Le Medi
werkten drie partijen samen wetende: Com-wonen voor de grond, ERA Bouw voor concept en
projectontwikkeling en Woonbron voor het idee.
De samenwerking besloot in 2003 om op basis van de toolbox en de stedenbouwkundige verkenningen het
plan verder te ontwikkelen in de schetsfase. Men was het eens over de omvang (93 woningen), locatie en
ingrediënten van Le Medi, maar over de identiteit bestond nog geen eenduidig beeld. Men besloot daarom
met alle betrokkenen een brandingsessie te organiseren, waarin het merk Le Medi helder moest worden.
Branding is een methode om de identiteit en de kernwaarden van gebieden of concepten door middel van
Figuur 32: Le Medi
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 92
tekeningen en associaties naar boven te halen. Tijdens de branding sessie zijn een aantal essenties ontstaan
waar men mee verder wilde. Deze essenties zijn heilig in de uitwerking van het plan.
Het klantonderzoek is onder te verdelen in vier stappen. Men is in 2004 ten behoeve van de schetsfase gestart
met een kwantitatief internet onderzoek (Van Dael, 2008). Voor dit klantenonderzoek schakelde men Smart
Agent in die een online enquête ontwikkelde. De online vragenlijst probeerde vooral de doelgroepen
(leefstijlen) te achterhalen. In de schetsfase is het namelijk belangrijk om de leefstijlen te achterhalen, omdat
dit de manier van samenleven en ideeën over wat wel/ niet kan goed boven water haalt. In de periode die
hierop volgt werden klantenpanels georganiseerd waarin geïnteresseerde consumenten coproducent konden
zijn. De eerste keer dat een klantenpanel erbij betrokken werd was tijdens de periode tussen het
schetsontwerp en het voorlopig ontwerp. De plattegronden en gevelbeelden werden positief beoordeeld. In
2006 werd door de gemeente de bouwvergunning verleend, zodat de bouw kon starten. In 2006 kwam men
nogmaals in een klantenpanel bijeen, waarin het definitieve ontwerp beoordeeld moest worden. Tevens is
tijdens deze fase een internet onderzoek gehouden. Hierbij konden respondenten aangeven wat men van de
woning vond.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 93
Bijlage 11: Online vragenlijst
JvR
ThesisTools
Menu: Resultaten
Resultaten: Resultaten overzicht Extra: Extra diensten
Homepage: Hoofdmenu Enquête: Enquête wijzigen
Enquête Resultaten
Bij wat voor vastgoedorganisatie werkt u?
Vastgoedontwikkelaar
Belegger
Uitvoerend bouwbedrijf
Woningbouwcorporatie
Vastgoedmanager/beheerder
Makelaarskantoor
Adviesbureau (marketing,
onderzoek etc.)
Overheidsinstantie
In welke fase van het ontwikkeltraject bent u vooral betrokken
Initiatieffase (haalbaarheid)
Ontwikkelfase (ontwikkelen)
Realisatie (bouwen)
Exploitatie (beheer)
In welke fasen van het ontwikkeltraject doet u voornamelijk onderzoek? (mee...
Initiatieffase
Ontwikkelfase
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 94
Realisatiefase
Exploitatiefase
Er zijn verschillende stappen die doorlopen worden in de fasen van het ontw...
Haalbaarheidstudie
Ten behoeve van visie-
conceptvorming
Ten behoeve van het
programma van eisen/ beeld
kwaliteitplan
Voor het schetsontwerp
Voor het voorlopig ontwerp
Voor het definitief ontwerp
De consument heeft verschillende wensen ten aanzien van wonen. Welke onderw...
Stedenbouwkundigplan/
wijkopzet (hofjes, rechte
straten, groenopzet etc.)
Inrichtingskwaliteit van de
openbare ruimte (straatwerk,
lantaarnpalen etc.)
Uiterlijk van de woning
(kapvorm, architectuur,
materialisatie etc.)
Grootte woning (- kamers, tuin,
m2 woonkamer etc.)
Afwerkingsniveau (keuken,
sanitair, hang- en sluitwerk
etc.)
Aanvullende wensen
(duurzaamheid,
indelingsvarianten etc.)
Overig
Welke onderzoeksmethoden gebruikt u ten behoeve van de woningbouwontwikkeli... Woningmarktonderzoek (bestaand/ nieuw) (Vaak - Nooit)
1
2
3
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 95
Welke onderzoeksmethoden gebruikt u ten behoeve van de woningbouwontwikkeli... Eigen marktanalyse (interpretatie van makelaarsadviezen, NVM cijfers etc.) (Vaak - Nooit)
1
2
3
Welke onderzoeksmethoden gebruikt u ten behoeve van de woningbouwontwikkeli... Vragenlijsten (online, hardcopy) (Vaak - Nooit)
1
2
3
Welke onderzoeksmethoden gebruikt u ten behoeve van de woningbouwontwikkeli... Online communities (Vaak - Nooit)
1
2
3
Welke onderzoeksmethoden gebruikt u ten behoeve van de woningbouwontwikkeli... Internet polls (Vaak - Nooit)
1
2
3
Welke onderzoeksmethoden gebruikt u ten behoeve van de woningbouwontwikkeli... Klantenpanels/ focusgroepen (Vaak - Nooit)
1
2
3
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 96
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de woonomgeving vindt ... Aanwezigheid voorzieningen (school, winkels etc.) (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de woonomgeving vindt ... Stedenbouwkundigplan wijkopzet (hofjes, rechte straten, groenopzet) (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de woonomgeving vindt ... Woonmilieu (woonsfeer, sociale cohesie, veiligheid etc.) (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de woonomgeving vindt ... Inrichtingskwaliteit van de openbare ruimte (straatwerk, banken, soort groen etc.) (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de woonomgeving vindt ... Parkeergelegenheid (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het uiterlijk van de w...
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 97
Architectuur (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het uiterlijk van de w... Kapvorm (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het uiterlijk van de w... Materialisatie (bij voorbeeld soort steen) (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het uiterlijk van de w... Kleurstelling (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Woninggrootte (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Grootte buitenruimte (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 98
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Grootte woonkamer (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Grootte keuken (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Grootte badkamer (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Grootte slaapkamers (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Aantal badkamers (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 99
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Aantal slaapkamers (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot de grootte van de woni... Bergruimte/ garage (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het afwerkingsniveau v... Keuken (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het afwerkingsniveau v... Sanitair (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het afwerkingsniveau v... Hang- en sluitwerk (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het afwerkingsniveau v... Vloer- en wandafwerking (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 100
2
3
Welke wensen van de woonconsument met betrekking tot het afwerkingsniveau v... Elektra en schakelmateriaal (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke aanvullende wensen van de woonconsument vindt u belangrijk om te wete... Indelingsvarianten (slaapkamer begane grond, gesloten of open keuken etc.) (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke aanvullende wensen van de woonconsument vindt u belangrijk om te wete... Aan- en uitbouwopties (serre, dakkapel etc.) (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke aanvullende wensen van de woonconsument vindt u belangrijk om te wete... Inbraakveiligheid (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Welke aanvullende wensen van de woonconsument vindt u belangrijk om te wete... Duurzaamheid (WKO, energielabel etc,) (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 101
Welke aanvullende wensen van de woonconsument vindt u belangrijk om te wete... Gehorigheid (Belangrijk - Niet belangrijk)
1
2
3
Heeft u tijdens het ontwikkeltraject wel eens de consument betrokken? (bij ...
Ja
Nee
Hoe heeft u dit ervaren?
Positief
Negatief
In welke fase(n) van het ontwikkeltraject is dit geweest? (meerdere antwoor...
Initiatieffase (haalbaarheid)
Ontwikkelfase (ontwikkelen)
Realisatiefase (bouwen)
Exploitatiefase (beheer)
Bij welke onderwerpen heeft u de woonconsument betrokken?
Stedenbouwkunigplan/
wijkopzet
Inrichtingskwaliteit openbare
ruimte
Uiterlijk van de woning
Grootte van de woning
Afwerkingsniveau
Aanvullende wensen
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 102
Overig, namelijk
In welke stap van het ontwikkeltraject heeft volgens u het betrekken van de...
Haalbaarheidstudie
Visie- conceptvorming
Beeld kwaliteitplan
Programma van eisen
Schetsontwerp
Voorlopig ontwerp
Definitief ontwerp
Welke onderwerpen zijn naast woningprijs, woningtype en locatie geschikt om... Grootte (kamers, tuin etc.) (Geschikt - Niet geschikt)
1
2
3
4
5
Welke onderwerpen zijn naast woningprijs, woningtype en locatie geschikt om... Gebruikswensen (kelder, garage, isolatie, veiligheid etc.) (Geschikt - Niet geschikt)
1
2
3
4
5
Welke onderwerpen zijn naast woningprijs, woningtype en locatie geschikt om... Uiterlijk (kapvorm, architectuur, materialisatie etc.) (Geschikt - Niet geschikt)
1
2
3
4
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 103
5
Welke onderwerpen zijn naast woningprijs, woningtype en locatie geschikt om... Uitrustingsniveau (keuken, sanitair etc.) (Geschikt - Niet geschikt)
1
2
3
4
5
Welke onderwerpen zijn naast woningprijs, woningtype en locatie geschikt om... Woonmilieu (sfeer, veiligheid, sociale cohesie etc.) (Geschikt - Niet geschikt)
1
2
3
4
5
Welke onderwerpen zijn naast woningprijs, woningtype en locatie geschikt om... Voorzieningen (winkels, onderwijs, vervoer etc.) (Geschikt - Niet geschikt)
1
2
3
4
5
Welke onderwerpen zijn naast woningprijs, woningtype en locatie geschikt om... Openbare ruimte (groen, speelruimte, parkeren etc.) (Geschikt - Niet geschikt)
1
2
3
4
5
Als u bij één van de bovenstaande onderwerpen niet geschikt h...
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 104
Door NL regelgeving
Er treedt hierdoor te veel
vertraging op
Dit is niet het beleid van de
organisatie waar ik werk
De kosten worden hierdoor
verhoogd
Mensen willen alles, maar willen
er vervolgens niet voor betalen
Anders, namelijk:
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 105
Bijlage 12: Codebook
Vraag Omschrijving Variabel Code
1 Vastgoedorganisatie? Vastgoedorg 1 = Vastgoedontwikkelaar
2 = Belegger
3 = Uitvoerend bouwbedrijf
4 = Woningbouwcorporatie
5 = Vastgoedmanager/beheerder
6 = Makelaarskantoor
7 = Adviesbureau (marketing, onderzoek etc.)
8 = Overheidsinstantie
2 In welke fase betrokken? BetrFase 1 = Initiatieffase (haalbaarheid)
2 = Ontwikkelfase (ontwikkelen)
3 = Realisatie (bouwen)
4 = Exploitatie (beheer)
3 Welke functie?
4 Fase voornamelijk onderzoek? FaseOnd 1 = Initiatieffase (haalbaarheid)
2 = Ontwikkelfase (ontwikkelen)
3 = Realisatie (bouwen)
4 = Exploitatie (beheer)
5 Welke stap info consument belangrijk? StapOnd 1 = Haalbaarheidsstudie
2 = Ten behoeve van visie- conceptvorming
3 = Ten behoeve van het PvE/ BkP
4 = Voor het schetsontwerp
5 = Voor het voorlopig ontwerp
6 = Voor het definitief ontwerp
6 Waarom?
7 Belangrijkste wens van consument om te weten? BelWens 1 = Stedenbouwkundigplan/ wijkopzet
2 = Inrichtingskwaliteit ob ruimte
3 = Uiterlijk woning
4 = Grootte Woning
5 = Afwerkingsniveau
6 = Aanvullende wensen
7 = Overige
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 106
8 Onderzoeksmethode? OndMeth 1 = Woningmarktonderzoek
2 = Eigen marktanalyse
3 = Vragenlijsten
4 = Online communities
5 = Internet polls
6 = Klantenpanels
9 Mist u nog iets?
10 Wensen woonomgeving? WenWoonomg 1 = Voorzieningen
2 = Stedenbouwkundigplan/ wijkopzet
3 = Woonmilieu
4 = Inrichtingskwaliteit
5 = Parkeergelegenheid
11 Mist u nog iets?
12 Wensen woning? WenWoning 1 = Architectuur
2 = Kapvorm
3 = Materialisatie
4 = Kleurstelling
13 Mist u nog iets?
14 Wensen grootte woning? Wengrootte 1 = Woninggrootte
2 = Buitenruimte
3 = Woonkamer
4 = Keuken
5 = Badkamer
6 = Slaapkamer
7 = # badkamers
8 = # slaapkamers
9= Bergruimte
15 Mist u nog iets?
16 Wensen afwerkingsniveau? WenAfwerk 1 = Keuken
2 = Sanitair
3 = Hang- en sluitwerk
4 = Vloer- en afwerkingsniveau
5 = Elektra en schakelmateriaal
17 Mist u nog iets?
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 107
18 Aanvullende woonwensen? Aanvwoonwen 1 = Indelingsvarianten
2 = Aan- en uitbouwopties
3 = Inbraakveiligheid
4 = Duurzaamheid
5 = Gehorigheid
19 Mist u nog iets?
20 Ooit consument betrokken? ConsBetr 1= Ja
2= Nee
21 Positief of negatief ervaren? PosNeg 1= Positief
2= Negatief
22 Waarom?
23 Welke fase is dit geweest? BetrConFase 1 = Initiatieffase (haalbaarheid)
2 = Ontwikkelfase (ontwikkelen)
3 = Realisatie (bouwen)
4 = Exploitatie (beheer)
24 Welke onderwerpen consument betrokken BetrConOndw 1 = Stedenbouwkundigplan/ wijkopzet
2 = Inrichtingskwaliteit ob ruimte
3 = Uiterlijk woning
4 = Grootte Woning
5 = Afwerkingsniveau
6 = Aanvullende wensen
7 = Overige
25 Welke stap consument betrokken BetrConStap 1 = Haalbaarheidsstudie
2 = Ten behoeve van visie- conceptvorming
3 = Ten behoeve van het programma van eisen
4 = Beeld kwaliteistplan
5 = Voor het schetsontwerp
6 = Voor het voorlopig ontwerp
7 = Voor het definitief ontwerp
26 Welke onderwerpen geschikt om te bespreken? OndConBespr 1 = Grootte
2 = Gebruikswensen
3 = Uiterlijk
4 = Uitrustingsniveau
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 108
5 = Woonmilieu
6 = Voorzieningen
7 = Openbare ruimte
27 Welke niet geschikt NietGeschikt 1 = Door NL regelgeving
2 = Er treedt veel vertraging op
3 = Niet het beleid van de organisatie
4 = De kosten worden hierdoor verhoogd
5 = Mensen willen alles, maar niet betalen
6 = Anders:
28 Overige opmerkingen
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 109
Bijlage 13: Verspreiding vragenlijst
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 110
Bijlage 14: Resultaten online vragenlijst
Kruistabel 1en 4
Vastgoedorganisatie * FaseOnd_Initiatief Crosstabulation
Count
FaseOnd_Initiatief
,00 1,00 Total
1,00 5 17 22
2,00 1 6 7
3,00 2 0 2
4,00 2 10 12
5,00 0 2 2
6,00 5 8 13
7,00 9 8 17
Vastgoedorganisatie
8,00 2 4 6
Total 26 55 81
Kruistabel 1 en 5
Kruistabel 1 en 25
Vastgoedorganisatie * Stap_Ond Crosstabulation
Count
Stap_Ond
1,00 2,00 3,00 4,00 5,00 6,00 Total
1,00 3 8 7 1 2 1 22
2,00 1 4 2 0 0 0 7
3,00 1 0 1 0 0 0 2
4,00 0 6 6 0 0 0 12
5,00 0 1 1 0 0 0 2
6,00 3 5 3 1 1 0 13
7,00 1 12 2 0 2 0 17
Vastgoedorganisatie
8,00 1 1 2 0 2 0 6
Total 10 37 24 2 7 1 81
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 111
Vastgoedorganisatie * BetrConStap Crosstabulation
Count
BetrConStap
1,00 2,00 3,00 4,00 5,00 6,00 7,00 Total
1,00 3 5 1 4 4 3 1 21
2,00 0 3 0 2 1 1 0 7
3,00 0 0 0 0 1 1 0 2
4,00 0 6 0 5 0 1 0 12
5,00 0 0 0 2 0 0 0 2
6,00 2 4 1 1 1 3 0 12
7,00 1 10 0 1 2 2 0 16
Vastgoedorganisatie
8,00 1 1 0 2 2 0 0 6
Total 7 29 2 17 11 11 1 78
Kruistabel 2 en 8
Fase * OndMeth1 Crosstabulation
Count
Marktonderzoek
No response Vaak Midden Nooit Total
,00 0 1 0 0 1
1,00 1 17 6 1 25
2,00 1 20 13 3 37
3,00 1 2 3 0 6
Fase
4,00 1 6 4 1 12
Total 4 46 26 5 81
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 112
Kruistabel 1 en 8
Vastgoedorganisatie * OndMeth6 Crosstabulation
Count
OndMeth6
,00 1,00 2,00 3,00 Total
1,00 1 7 7 7 22
2,00 1 1 3 2 7
3,00 0 0 1 1 2
4,00 0 3 6 3 12
5,00 0 0 1 1 2
6,00 2 5 1 5 13
7,00 0 10 4 3 17
Vastgoedorganisatie
8,00 2 0 3 1 6
Total 6 26 26 23 81
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 113
Bijlage 15: Argumentenboom
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 114
Bijlage 16: 4 typen ervaringsomgevingen
1. Crowd of people
In de marketingliteratuur wordt dit ook wel “crowd-sourcing” genoemd.
Iedereen is hierbij welkom om mee te denken in het ontwikkelingstraject
van de vastgoedontwikkelaar. Er wordt dus toegestaan dat naast de doel-
en volggroep ook andere personen participeren in het co-creatie proces,
hiermee wordt het risico van groepsdenken voorkomen. Bij Crowd of
people draait het voornamelijk om de wet van de grote getallen en de
kracht van de massa om tot de gemene deler te komen. Crowd of people
is uitermate geschikt om online te organiseren, omdat dit het kanaal is
om veel consumenten te bereiken. Nadeel van Crowd of people is dat het langer duurt omdat er veel
input geproduceerd wordt. De les die geleerd kan worden uit de casestudie van Hoogh Waalre is dat het
ondervragen van veel respondenten leidt tot een representatieve gemene deler. Crowd of people is in het
ontwikkeltraject uitermate geschikt om tot representatieve onderzoeksresultaten en dus tot de gemene
deler te komen, omdat een grote onderzoekspopulatie ondervraagd kan worden. Hierdoor wordt
voorkomen dat uitgangspunten voor het woningbouwproject worden gebaseerd op woonwensen van
een beperkt aantal woonconsumenten met alle gevolgen van dien. Crowd- sourcing wordt het best
gefaciliteerd door een online vragenlijst of een online omgeving waarop polls/ stellingen geplaatst
kunnen worden. Veelal zal de respondent ondervraagd moeten worden over onderwerpen met een hoog
aggregatieniveau. Vragen met een laag aggregatieniveau zoals het afwerkingsniveau van de keuken zijn
per individu verschillend en dus lastig te kwantificeren. Aangezien het lang duurt totdat er informatie
verzameld wordt is het verstandig om deze onderzoeksmethode gedurende de gehele ontwikkelperiode
(ongoing) in te zetten. Bijkomend voordeel hiervan is dat er veel historische data geproduceerd worden
waaruit bepaalde trends zijn af te lezen.
2. Club of experts
Dit type van co-creatie is de meest gesloten ervaringsomgeving die
voornamelijk geschikt is voor tijdgebonden opdrachten. Vaak worden in
expertpanels specifieke onderwerpen besproken welke een diepere
uitwerking behoeven. Je wordt pas lid van dit proces als je aan bepaalde
selectiecriteria voldoet. De criteria zijn nodig om binnen een relatieve
korte tijdspanne goede en creatieve ideeën te forceren. Kwaliteit van de
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 115
input en de chemie tussen de participanten zijn doorslaggevend voor het eindresultaat. Kenmerkend
voor de ervaringsomgeving Club of experts is dat het proces meestal gesloten plaatsvindt met een select
gezelschap aan personen. Club of experts moet gedurende het ontwikkeltraject ingezet worden als een
specifiek onderwerp (zoals kwaliteit openbare ruimte) met experts zoals stedenbouwkundigen,
architecten, landschapsarchitecten uitgediept moet worden. De selectie van de juiste woonconsument is
zeer belangrijk. Selectiecriteria voor de woonconsument kunnen bijvoorbeeld een belevingswereld of een
specifieke woonvraag (vrijstaande woning) zijn. De socratische onderzoeksmethode is geschikt om de
diepgang van het onderzoek te realiseren. Door middel van de socratische methode proberen de experts
erachter te komen wat de woonconsument onder bijvoorbeeld wooncomfort verstaat. Door doelgerichte
vragen en tegenargumenten van de experts realiseert de woonconsument zijn eigen definitie van
wooncomfort. Club of experts kan vrij vertaald worden in het expertpanel wat vervolgens de kwalitatieve
onderzoekmethodiek is die bij Club of experts hoort.
3. Community
Een community bestaat uit een groep mensen die over dezelfde
interesses, waarden en opvattingen beschikken. Vaak wordt een
community digitaal ondersteund met een beschermde omgeving die op
het internet gecreëerd is. Hier kunnen de communityleden reageren op
onderwerpen, stellingen of op elkaar. Kennis wordt hierdoor snel
uitgewisseld en de kennis die uitgewisseld wordt is complementair.
Door de aanvullingen op elkaar vindt er optimale kennisuitwisseling
plaats. De community is een bekend verschijnsel in het vastgoed. Zo
heeft AM voor toekomstige bewoners van woningbouwprojecten communities opgericht, zodat mensen
met elkaar kennis en ervaringen kunnen uitwisselen. Ook biedt dit de vastgoedontwikkelaar een
spreekbuis richting de toekomstige bewoners als er mededelingen gedaan moeten worden. In de
initiatief- en ontwikkelfase zijn er weinig communities binnen de vastgoedbranche. In de casestudie van
Strijp R is een referentie voor een community te vinden. Doel van de Strijp R community is om een
constructieve bijdrage te leveren aan de concept- en planontwikkeling. Uit de casestudie blijkt dat de
community goed bezocht wordt, maar dat tot op heden het doel niet bereikt is. Dit heeft te maken met de
1% regel (Pater, 2009). De 1% regel houdt in dat 1% van de communityleden alle input genereren. In
Strijp R is dit percentage iets hoger wat te verklaren valt door het uitgebreid probleem oplossend gedrag
dat nodig is bij de aankoop van een woning, hetgeen veroorzaakt wordt door de hoge investering en de
lage aankoopfrequentie (het is geen fiets die aangeschaft wordt). Om genoeg input in de initiatief te
genereren is dus een groot aantal communityleden nodig. Vanwege de 1% regel is het voor projecten
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 116
kleiner dan 100 woningen niet aan te raden om met communities te werken. Zeker als het gaat om een
community ten behoeve van de initiatieffase. Bij projecten met meer dan 100 woningen kan de werking
van de 1% regel geminimaliseerd worden. Hierbij is het gebruiksgemak van de community zeer
belangrijk. Het plaatsen van reacties moet gemakkelijk zijn door middel van gesloten vragen met een
intervalschaal. Tevens moet het communitylid het idee hebben dat er veel activiteiten op de community
plaatsvinden. Lange radiostiltes tussen communicatiemomenten in het ontwikkeltraject moeten
voorkomen worden, anders heeft het communitylid het idee dat het ontwikkeltraject stil ligt.
4. Coalition of parties
Als er zich een complexe situatie voordoet kunnen partijen met elkaar
samenwerken. Elke partij brengt dan kennis of middelen in waarin zij
uitblinken. Het transparant delen van kennis is zeer belangrijk in deze
ervaringsomgeving. Partijen zitten hier op gelijkwaardig niveau aan tafel.
De Coalition of parties wordt middels klantenpanels en focusgroepen in
toenemende mate toegepast in het woningbouw ontwikkeltraject. In de
casestudies van Hoogh Waalre, Strijp R en Le Medi komen één voor één
dit soort samenwerkingsverbanden voor. Omdat de Coalition of parties
uitgaat van het gelijkwaardigheidsbeginsel is het risico hoog dat de vastgoedontwikkelaar het
expertsyndroom ondergaat. Het is daarom belangrijk om een objectieve gespreksleider aan te stellen die
de klantenpanels/ focusgroepen begeleidt. Om tot een goed resultaat te komen is het noodzakelijk een
duidelijke briefing ten aanzien van onderwerpen op te stellen. Coalition of parties is uitermate geschikt
voor onderwerpen die uitgediept moeten worden.
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 117
Bijlage 17: kernpunten ten behoeve van interviews
Context
− Wat is de achtergrond van deze persoon?
− Tijdens welke fase komt men in contact met de consument?
− Hoe kijkt men zelf aan tegen het betrekken van de consument in het ontwikkeltraject?
− Heeft men het zelf wel eens toegepast en hoe is dit bevallen?
De woonconsument
− Wat is uw visie op de “de woonconsument als co- producent” binnen het ontwikkeltraject?
− Heeft volgens u de woonconsument behoefte aan deze betrokkenheid?
− Heeft dit volgens u meerwaarde?
− Tijdens welke stappen heeft het volgens u de meeste waarde om de woonconsument te betrekken?
− Wat zijn onderwerpen waarin de woonconsument perse betrokken moet worden?
− In hoeverre moet je transparant informatie delen met de woonconsument?
Het ontwikkeltraject
− Zou de consument goed mee kunnen denken in de initiatieffase, waarin de onderwerpen zeer abstract
zijn?
− Hoe kijkt u tegen de paradox in het ontwikkeltraject aan: in de initiatieffase is er de meeste invloed,
terwijl in de ontwikkelfase de woonwensen individueel en concreet worden voor de woonconsument?
− De ontwikkelhorizon van een woningbouwproject is lang. Hoe kan de frequentie van de betrokkenheid
van de woonconsument hoog blijven, zodat de aandacht niet verslapt?
− Hoe kan de vrijblijvende betrokkenheid gedurende het ontwikkeltraject omgezet worden naar een
verkoop/ verhuurtransactie?
Het theoretisch model
− Hoe kijkt u aan tegen Co-creatie als methodiek om de woonconsument meer te betrekken in het
ontwikkeltraject
− Kan co-creatie an sich als product/ label in de markt worden gezet, heeft dit volgens u meerwaarde voor
een ontwikkelaar of woonconsument?
− Wat vindt u van de geselecteerde ervaringsomgevingen voor de verschillende ontwerpstappen?
− Hoe kijkt u aan tegen de mix van kwantitatief onderzoek en kwalitatief onderzoek?
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 118
Bijlage 18: Samenvatting resultaten interviews
Onderbouwing model:
• De attitude binnen vastgoedbranche moet klantgerichter worden, waarbij de consument als expert in
wonen wordt beschouwd en gedurende het ontwikkeltraject als co- producent moet worden ingezet
Aanvulling op het theoretisch model
• Een belangrijk aandachtpunt van het betrekken van de woonconsument is dat de juiste vragen worden
gesteld. De woonconsument is van nature traditioneel en zal de neiging hebben terug te vallen op het
bekende. De latente behoefte moet door de juiste vraagstelling geactiveerd worden.
• De woonconsument kan meedenken over abstracte onderwerpen die in de initiatieffase voorgelegd
worden. Echter is het belangrijk dat dit aan de hand van beelden of schetsen gebeurd. Ook het benoemen
van toegankelijke thema’s (parkeren, verkaveling etc.) zal de input van de woonconsument beter worden
• Bij het gezamenlijk bedenken van de doelgroep en identiteit is de context waarbinnen de locatie zich
bevindt zeer belangrijk. De context moet van meet af aan gedeeld worden en wordt bepaald door:
Cultuur/ Historie locatie/ Stakeholders: omwonenden, bedrijven, gemeente, verenigingen/
Stedenbouwkundig plan/ Financiële randvoorwaarden/ Markt etc. Op basis hiervan kan de doelgroep en
identiteit nauwkeurig worden vastgesteld. Gedurende het ontwikkeltraject is het belangrijk dat het DNA
van de identiteit goed bewaakt wordt. Gedurende de interviews gebuikte men hier de termen:
Brandsheet, Essenties en 10 golden rules voor. Het idee hierachter is dat je met deze middelen de rode lijn
van de identiteit goed kan bewaken. Bovendien is het een communicatiemiddel naar woonconsument en
stakeholders toe, omdat de identiteit tastbaar en concreet kan worden gemaakt en men de resultaten van
de planvorming hieraan kan toetsen
• Leg de consumentwensen goed vast in het PvE, waarbij de wensen in een “PvE kwaliteit” worden
vastgelegd en de overige randvoorwaarden in een technisch PvE
Wijziging in het theoretisch model
• Het bepalen van de juiste ervaringsomgeving/ onderzoekstechniek is per situatie afhankelijk. Men heeft
in het ontwikkeltraject minder goede ervaringen met een community. In de plaats hiervan adviseert men
met social media of digitale en interactieve nieuwsbrieven te werken
Nieuwe inzichten
• Wanneer gevraagd werd naar de toekomst van het ontwikkelaarsvak is de verwachting dat de
woonconsument zich steeds meer gaat organiseren (men gaat zelf de vraag clusteren) en dat de
De consument als woonexpert en co- producent in het woningbouw ontwikkeltraject
Jeroen de Graaf 27-10-2011 119
ontwikkelaar benaderd wordt om hiervoor te ontwikkelen (de baugruppe is hier een referentie voor).
Kortom: de rol van de ontwikkelaar verandert, waarbij men een dienstverlener aan het worden is in het
vertalen van de woonwensen naar een woning
• Een opvallende conclusie is dat co-creatie als afzonderlijk product kan worden beschouwd. Twee van de
vier geïnterviewden zijn er van overtuigd dat co-creatie als kwaliteitslabel kan worden ingezet. Het
verdienmodel zit enerzijds in het feit dat de woonconsument zijn woonwensen gerealiseerd krijgt en
anderzijds dat de ontwikkelaar optimale productmarkt combinatie realiseert waardoor het afzetrisico
beperkt wordt. Co-creatie is hierdoor de spil in het web
• Door co-creatie zal het transactiemoment, wat nu vaak bij DO ligt, naar voren worden geschoven. Dit is
mogelijk omdat de woonconsument als co-producent zijn woning heeft kunnen mee ontwikkelen,
waardoor hij geneigd is eerder te tekenen