CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

24
Agrarisch Magazine nr 6 De onmisbare schakel Nummer 6 juli-augustus 2011

description

CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Transcript of CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Page 1: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 1

De onmisbare schakel

Nummer 6 juli-augustus 2011

Page 2: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

2 Agrarisch Magazine nr 6

Het CL Agrarisch Magazine wordt mede mogelijk gemaakt door:

Wil Kingma - Eindredacteur - Senior Expert T 088 - 286 66 25 M 06 - 51 218 366 E [email protected]

Sjaak Schouteren - Redacteur - Marketeer T 088 - 286 66 89 M 06 - 41 460 093 E [email protected]

Tef Tevonderen - Gastschrijver - Senior Expert T 088 - 286 66 05 M 06 - 53 562 874 E [email protected]

Eric van Waes - Redacteur - Senior Consultant T 088 - 286 66 46 M 06 - 51 611 187 E [email protected]

Wilt u reageren op de inhoud van dit blad, zelf iets aandragen of iemand aanmelden?

Meld het ons dan via: [email protected]

Centraal postadres Postbus 23212 3001 KE Rotterdam Centraal telefoonnummer 088 – 286 64 64 [email protected] www.cunninghamlindsey.

Rotterdam Westerstraat 21 3016 DG Rotterdam

Amsterdam Reimersbeek 4 1082 AG Amsterdam Amsterdam Burg. Hogguerstraat 391-393 1064 CS Amsterdam

Eindhoven Winkelcentrum Woensel 84C 5625 AE Eindhoven

Hoogeveen Van Limburg Stirumstraat 170 7901 AT Hoogeveen

Zwolle Dokter van Lookeren Campagneweg 8 8025 BX Zwolle

Page 3: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 3

In dit nummer

Met het vorige nummer is het Agrarisch Magazine in een nieuw jasje gestoken. Om de leesbaarheid te vergroten hebben we voor een ander format gekozen met twee kolommen per pagina. Uit de ontvangen reacties blijkt dat het u is bevallen!

In dit zesde nummer heeft de redactie voor u opnieuw een aantal artikelen samengesteld waarmee u als lezer een indruk kunt krijgen van de variatie aan onderwerpen die de altijd boeiende land- en tuinbouwsector kenmerkt.

In het thema-artikel schetsen wij u hoe een op het eerste gezicht onschuldig agrarisch product (melk) toch schade kan veroorzaken als introductie op de stelling dat land- en tuinbouw en het milieu tegenwoordig niet meer op gespannen voet met elkaar staan.

Grodan BV in Roermond staat centraal in onze bedrijfsreportage. Leilah Thiart en Henk van Wandelo vertellen u waarom het voor dit bedrijf van groot belang is alle geheimen rond plantenwortels te ontrafelen en hoe Grodan zich actief inzet voor een duurzame tuinbouw. Een inzet waar op termijn ook de individuele consument en de samenleving als geheel van kan profiteren.

In “de Case” laten wij u aan de hand van twee uitgewerkte praktijkvoorbeelden zien waarom het enerzijds lastig en anderzijds zo interessant kan zijn om schadegevallen in de land- en tuinbouw te beoordelen: planten en dieren zijn geen statische objecten. Aan eenzelfde “soort” schade kunnen verschillende oorzaken ten grondslag liggen. Bovendien hebben planten en dieren een eigen herstelvermogen, waardoor lang niet altijd direct duidelijk is hoe groot het nadeel nu is. In het “Interview met uw vakgenoot” vertelt Ted Deen van Marsh Nederland over zijn verbondenheid met de agrarische

sector, zijn werkzaamheden als Senior Claims Consultant en over zijn – met zijn vrouw gedeelde - passie “scrambling”. “Scrambling”en “Lang grabbing” zijn termen die bij een deel van onze lezers vraagtekens zullen oproepen. Het artikel dat aan Land grabbing gewijd is geeft uitleg over de betekenis van dit begrip en de verschillende ontwikkelingen die bijdragen aan dit wereldwijde fenomeen. Voedselveiligheid is een onderwerp dat met vaste regelmaat terugkomt in de media. In ons tweede nummer hebben wij al uitgebreid aandacht geschonken aan dit onderwerp. In het artikel “EHEC en de relatie met land- en tuinbouw” leest u dat deze sector niet alleen slachtoffer is van de EHEC-uitbraak maar ook waarom de oorzaak van deze besmetting (mede) in de sector moet worden gezocht.

Ook in het artikel “de hedendaagse productie van kasgroente is high tech” komt het onderwerp voedselveiligheid terug. Het geeft u als lezer en als consument een virtueel inkijkje achter de schermen van de Nederlandse Tuinbouw. Het laat ook zien waarom het voor die tuinbouw van levensbelang is om die schermen rond haar sector zo laag mogelijk te houden, zich minder bescheiden op te stellen en zich veel meer te profileren.

Het CL Agrarisch Magazine laat u kennismaken met voor u interessante aspecten uit de agrarische sector. Mocht u ook willen reageren naar aanleiding van de inhoud van dit nummer of suggesties aan willen dragen, dan kunt u gebruik maken van ons e-mailadres; [email protected].

Wij wensen u weer veel leesplezier!

De redactie.

Het CL Agrarisch Magazine wordt mede mogelijk gemaakt door:

Wil Kingma - Eindredacteur - Senior Expert T 088 - 286 66 25 M 06 - 51 218 366 E [email protected]

Sjaak Schouteren - Redacteur - Marketeer T 088 - 286 66 89 M 06 - 41 460 093 E [email protected]

Tef Tevonderen - Gastschrijver - Senior Expert T 088 - 286 66 05 M 06 - 53 562 874 E [email protected]

Eric van Waes - Redacteur - Senior Consultant T 088 - 286 66 46 M 06 - 51 611 187 E [email protected]

Wilt u reageren op de inhoud van dit blad, zelf iets aandragen of iemand aanmelden?

Meld het ons dan via: [email protected]

Centraal postadres Postbus 23212 3001 KE Rotterdam Centraal telefoonnummer 088 – 286 64 64 [email protected] www.cunninghamlindsey.

Rotterdam Westerstraat 21 3016 DG Rotterdam

Amsterdam Reimersbeek 4 1082 AG Amsterdam Amsterdam Burg. Hogguerstraat 391-393 1064 CS Amsterdam

Eindhoven Winkelcentrum Woensel 84C 5625 AE Eindhoven

Hoogeveen Van Limburg Stirumstraat 170 7901 AT Hoogeveen

Zwolle Dokter van Lookeren Campagneweg 8 8025 BX Zwolle

Page 4: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

4 Agrarisch Magazine nr 6

De chauffeur bracht het er gelukkig zonder kleerscheuren vanaf, maar het tankdeksel was door de klap opengescheurd en er was meer dan 10.000 kg melk in het milieu terecht- gekomen. Wij werden door de WAM-verzekeraar van de RMO-wagen enige weken na het voorval ingeschakeld om de schade te begroten. De mechanische schade aan de bomen die waren geraakt, was wel vrij snel duidelijk, maar wat zou de invloed van de melkuitstroom in de directe omgeving kunnen zijn? De beuken waren meer dan 100 jaar oud. Hoewel hun stam van een indrukwekkende omvang was, leek het blad toch een reactie te vertonen. De kleur was niet meer frisgroen, zoals de beuken iets verderop. De betrokken ambtenaar probeerde ons duidelijk te maken dat oude beuken weinig herstelvermogen meer bezitten. Hij vreesde het ergste en stelde voor om de tien bomen waar het om ging, maar direct te laten rooien.

Melk de witte motor?

In onze gedachten trokken op dat moment beelden van Cornelis Berkhouwer (“ik ben voorzitter van het Europees Parlement, en ik drink melk”) voorbij. De schade die melk, de “witte motor”, zou kunnen veroorzaken, zou toch zeker wel meevallen was onze gedachte.Het ging echter om een aanzienlijke vordering. We kwamen na enige discussie met de eigenaar van de bomen overeen om de situatie voorlopig maar aan te kijken en af te wachten hoe de beuken zouden reageren. Twee jaar na het voorval was het wel duidelijk. De bomen die in de invloedsfeer stonden van de uitgestroomde melkplas, waren allemaal afgestorven of op sterven na dood. Mogelijk als gevolg van afbraakprocessen in de bodem of door groei van bacteriën (het ging om rauwe melk) was ter plekke

De agrarische sector en het milieuDe chauffeur van de rijdende melkophaaldienst (RMO) was onderweg naar zijn volgende adres, toen hij op een provinciale weg door een riskante inhaalmanoeuvre van een medeweggebruiker werd gedwongen om fors in de remmen te gaan. De inhoud van de halfvolle tank begon daardoor te “schuiven” en de tankwagen raakte in onbalans. De combinatie schaarde, reed de berm in en kantelde. Al glijdend kwam de tankwagen tegen een paar forse bomen tot stilstand, die deel uitmaakten van een fraaie lintbeplanting langs de weg.

Page 5: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 5

Page 6: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

6 Agrarisch Magazine nr 6

zuurstofgebrek of een gewijzigde zuurgraad ontstaan. Wat nu precies de oorzaak van de sterfte is geweest, hebben wij niet kunnen achterhalen, maar duidelijk was wel dat zelfs een ogenschijnlijk onschuldige stof als koemelk, een forse schade kan doen ontstaan. De moraal van dit verhaal is dat door een overconcentratie van een stof in het milieu of doordat een stof zich bevindt op een plaats in het milieu waar deze van nature niet thuishoort, een natuurlijk evenwicht verstoord kan raken en onverwachte en ongewenste schadelijke effecten kunnen optreden.

Dat is in een notendop ook de essentie van het inzicht dat in ons land in de jaren zeventig van de vorige eeuw ontstond. Onder invloed van de bevolkingstoename, had de landbouw zich tot dat moment sterk ontwikkeld, met een grote stijging van de productie tot gevolg. Integratie en toepassing van verworven inzichten uit diverse wetenschapsgebieden zoals natuurkunde, scheikunde, biologie en economie, hadden in relatief korte tijd een ware “revolutie” in de landbouw mogelijk gemaakt.

De keerzijde hiervan was echter een verstoring van kwetsbare ecosystemen en een verarming van de natuur. Het inzicht brak langzaam door dat de gangbare landbouwmethoden een ongewenste invloed hadden op grond, lucht en water en daarmee op flora en fauna, kortom ons milieu.

Om een intensieve teelt te kunnen blijven toepassen zonder vruchtwisseling, werd bijvoorbeeld gebruik gemaakt van bestrijdingsmiddelen, chemische grondontsmetting of werd de grond gestoomd. Gevolg hiervan was niet alleen structuurverval en een oppervlakkige verslemping, maar ook het voor de lucht- en waterhuishouding zo belangrijke bodemleven werd gereduceerd of zelfs geheel stil gelegd.

Als gevolg van de destijds niet grondgebonden veehouderij, met een sterk opgevoerde veebezetting, ontstond een mestoverschot in ons land. Mest werd geloosd op het oppervlaktewater en spoelde uit. De algenbloei werd hierdoor gestimuleerd met als gevolg problemen als botulisme en zuurstoftekort in oppervlaktewater. Deze eutrofiëring leidde tot een afname van soortenrijkdom en een verminderde biodiversiteit.

Door het dumpen van varkensmest ontstond accumulatie van koper in de grond, hetgeen op den duur weer negatieve effecten had op de gezondheid van grazend vee en via producten van het bouwland risico’s kon opleveren voor de volksgezondheid. Het uitrijden van mest ging gepaard met ammoniakvervluchtiging, dat op zijn beurt bijdroeg tot de vorming van “zure regen”.

Bezinning

Al deze effecten hebben de agrarische sector en de overheid dertig tot veertig jaar geleden tot bezinning gebracht. Er werden alternatieven uitgewerkt en geïntroduceerd. De ecologische, biologische, biologisch-dynamische en macrobiotische landbouw deed haar intrede. Al deze vormen van landbouw hebben inmiddels hun eigen plaats verworven in onze samenleving.

De traditionele land- en tuinbouw bestaat in feite niet meer, althans niet meer zoals zij rond 1970 werd bedreven. Landbouw en milieu stonden in die jaren op gespannen voet met elkaar, maar hebben zich nadien onder dwang of stimulans van overheidsmaatregelen ontwikkeld als parallel lopende en goed te verenigen belangen. Zo heeft de invoering van een mineralen-aangiftesysteem (MINAS) tot een grondgebonden productie, gebruik en verwerking van kunstmest en dierlijke mest geleid. Waardoor overschotten in principe niet meer mogelijk zijn. Een andere maatregel is het emissiearm toedienen van dierlijke mest, het injecteren in plaats van bovengronds uitrijden. Of het instellen van perioden, afhankelijk van de grondsoort, waarin het uitrijden niet is toegestaan. In de glastuinbouw is de plaagdierbestrijding door het inzetten van natuurlijke vijanden, reeds lang ingeburgerd. Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is goed gereguleerd door middel van een zelfstandig bestuursorgaan van vijf verschillende departementen, het College voor de toelating van Gewasbeschermingsmiddelen en biociden.

In de diersectoren zijn veel maatregelen genomen om diervriendelijker te produceren, denk aan de batterijkip en de kistkalf die tot het verleden behoren.

Natuurlijk zal er altijd een zeker spanningsveld blijven tussen landbouw en milieu. Het verbouwen van gewassen is in feite een vorm van beteugeling van de natuur. Zonder een bepaalde mate van “forceren” van grond (denk aan ploegen) is het op redelijke schaal in cultuur brengen en telen simpelweg niet goed mogelijk.

De land- en tuinbouw zoals die nu wordt uitgevoerd in ons land is geïntegreerd met milieudoelstellingen en niet langer milieubelastend. De agrarische sector heeft nog altijd wel met grote problemen van doen. Deze hebben betrekking op voedselveiligheid en volksgezondheid. Ons milieu is nu wel veilig in agrarische handen, maar om van een werkelijk duurzame landbouw te kunnen spreken, zullen ook deze problemen blijvend moeten worden opgelost.

De keerzijde hiervan was echter een verstoring van kwetsbare

ecosystemen en een verarming van de natuur.

Page 7: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 7

Dat de glastuinbouw die stap heeft kunnen maken is mede te danken aan een toevallige ontdekking van de Rockwool Group in Denemarken. Rockwool startte in 1937 met de fabrieksmatige productie van steenwol uit basalt, dat van oudsher wordt gebruikt voor het gebruik als thermisch-, brand-, akoestisch- en vibrerend- isolatiemateriaal. In de jaren zestig bleek dat dit materiaal zich ook prima leende als basis voor plantengroei. Henk vertelt hoe dat zit: “Een hoeveelheid afgekeurd halffabrikaat isolatiemateriaal was tijdelijk buiten opgeslagen. Op het moment dat men het wilde opruimen bleek

dat er allerlei zaden in waren gewaaid die tot kieming waren gekomen. De planten hadden zich normaal ontwikkeld alsof ze in de grond stonden”.

In de tweede helft van de vorige eeuw stapelden de milieubezwaren zich op tegen het steeds intensievere gebruik van grond in de tuinbouw. Als gevolg hiervan verbood de overheid het tot dan veel gebruikte grondontsmettingsmiddel methylbromide. Ook het stomen van de grond, dat erg duur en bewerkelijk was, kwam in

Grodan: aan de basis van verantwoorde glastuinbouwproducten. Dit artikel is tot stand gekomen na een interview op het hoofdkantoor in Roermond van Grodan met Henk van Wandelo, Quality Manager, en Leilah Thiart, Communication Manager.

Voor de buitenstaander lijkt het zo simpel. Zet een plant in de (pot) grond en geef op tijd wat water en mest en voilà daar komen de tomaten, komkommers, paprika’s en rozen tevoorschijn. De telers zelf weten al lang dat het zo niet werkt. Kennis en constante bijsturing zijn nodig om een optimale groeiomgeving te creëren voor het gewas. Het telen onder glas in plaats van in de open grond geeft als voordeel dat nadelige weersinvloeden tot op zekere hoogte kunnen worden buitengesloten. De introductie van grondonafhankelijke teeltsystemen heeft aan de basis gestaan van de gesloten teelt. Met een gesloten teelt is het hele proces van zaaien tot oogsten van een gewas voor de teler beheersbaarder geworden.

Page 8: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

8 Agrarisch Magazine nr 6

een kwaad daglicht te staan. Rockwool onderzocht samen met enkele universiteiten de mogelijkheden van de teelt op steenwol-substraat, los van de grond. Een ontwikkeling die heeft geleid tot een lange reeks van innovaties waar zowel de professionele tuinbouw van profiteert als de consument en samenleving als geheel. In 1969 werd Grodan opgericht en in 1979 vestigde Grodan zich in ons land. Het bedrijf heeft zich sindsdien ontwikkeld tot marktleider in substraatoplossingen.

De productoplossingen van Grodan

Grodan ontwikkelt steenwolpluggen, -blokken en -matten voor de tuinbouwsector. Grodan stemt haar productassortiment de laatste jaren nadrukkelijk af op ‘Precision Growing’. Precision Growing is de meest efficiënte en effectieve teeltwijze, waarbij met een minimale inzet van middelen een maximaal resultaat kan worden behaald. Hierbij dalen teeltkosten en nemen kwaliteit en kwantiteit van de oogst toe. Bovendien draagt deze teeltwijze actief bij aan duurzame glastuinbouw.

Om substraatoplossingen voor deze duurzame vorm van teelt te kunnen aanbieden, ging ook binnen Grodan zelf het roer om, door haar eigen producten op duurzame wijze te produceren en door ervoor te zorgen dat deze ook gerecycled kunnen worden. “Grodan is 3 x duurzamer. Op het gebied van fabricage, teelt én recycling. Grodan wil duurzame oplossingen aan telers bieden zodat zij op een duurzame manier kunnen telen,” vertelt Leilah.

Duurzame fabricage

Uit het natuurproduct basalt, gewonnen in de omgeving van Hessen in Duitsland, wordt bij een temperatuur tot 1.500 graden Celcius, steenwol gesponnen. Het winnen van basalt vindt op duurzame wijze plaats. Zoals Leilah het omschrijft: “in principe is de natuur de winnaar hier. De groeves liggen in niet-beschermde gebieden en hebben weinig tot geen natuurwaarde. Het basalt bevindt zich onder een 3 à 4 meter bovenlaag. De bovenste laag grond wordt eerst afgegraven en vervolgens in oude groeves gelegd om ze weer op te vullen. Daarna wordt de opgevulde groeve beplant met bomen en planten waarvan de zaden uit deze regio komen. Daarnaast wordt er elders eenzelfde oppervlakte als natuurgebied ingericht door aanplant van bomen. Dus voor elke m2 gedolven oppervlakte komt er twee keer zoveel bosoppervlak terug. Het bijzondere is dat 75% van alle huidige beschermde natuurgebieden in Hessen vroeger mijnbouwgebied was. Na de opvulling en beplanting ontwikkelen deze oude groeves zich weer snel tot schitterende en in veel gevallen beschermde gebieden waar ooit verdwenen dier- en plantsoorten uit het gebied weer hun thuis vinden.”.

Grodan verwerkt steenwol, sinds 1 januari 2011 m.b.v. Groene Energie, tot matten, blokken en pluggen die ze aan plantenkwekers en tuinders afzet. De plantenkweker start de opkweek van een plant met een plug, waarin één zaadje terechtkomt. In een bepaald stadium van de opkweek wordt dit jonge plantje met de plug in een blok geplaatst. De kweker levert de plant op dit blok af aan de tuinder die het

in de kas op de mat zet. De wortels groeien daar vanuit het blok in de mat.

Telen met Grodan substraatoplossingen

Door Precision Growing toe te passen kun je het verbruik van water, meststoffen, energie en ruimte efficiënter inzetten. Leilah legt uit: “Precision Growing heeft betrekking op drie groeifactoren binnen een kas: de kwaliteit van de zaden van het gewas, de wortelhuishouding (Root Zone Management) en het klimaat. Deze drie aspecten moeten dan ook goed op elkaar zijn afgestemd, wil je optimale resultaten behalen. Daarom is samenwerking in de keten zo belangrijk.”

Henk voegt toe, “De plant heeft in zekere zin tegenstrijdige behoeften in een groeisubstraat. Enerzijds willen de wortels zo weinig mogelijk weerstand ondervinden tijdens het inwortelen en anderzijds moeten diezelfde wortels voldoende weerstand ondervinden om het plantje netjes rechtop te houden. En dan komen we op een andere plaats in de keten terecht, namelijk daar waar bedrijven machines maken voor het handelen van steenwol, b.v. bij het enten van planten. De plug moet dan voldoende stevigheid hebben om onbeschadigd door de machine te komen. Bij plantenkwekers gaat het om grote aantallen en ze willen een uniform gewas uit kunnen leveren met zo weinig mogelijk uitval. Elke procent besparing op die uitval is dan winst. ”

Grodan focust zich op Root Zone Management. Alles wat in het steenwolsubstraat gebeurt heeft invloed op de wortels van een plant. Steenwolsubstraat geeft de plant niet alleen een basis om te wortelen (houvast), maar door de dichtheid en richting van de vezels te variëren wordt de lucht- en waterhuishouding rond de wortels van de plant beïnvloed. “Door de samenstelling van de mat aan te passen kan Grodan ervoor zorgen dat een gewas onder veranderende klimaatomstandigheden niet te veel of te weinig water en nutriënten ontvangt. Elke dag zijn er “groene” Grodan mensen in de markt bezig om hun expertise in te zetten om nóg betere resultaten te bereiken op dit gebied,” licht Henk toe.

Om de plantenkweker en teler te ondersteunen met de toepassing van Precision Growing, heeft Grodan Tools en Services ontwikkeld. Enkele voorbeelden zijn de Water Content Meter (meetapparatuur voor controle en sturing van het watergehalte, de EC (Electrical Conductivity, een maat voor de geleidbaarheid van een oplossing) en de temperatuur in de mat) en een digitale coach ‘Gronow’ met modules voor klimaat- en watermanagement en gewasregistratie voor een hogere opbrengst.

Grodan stuurt ook zogenaamde “6-fase e-mailings” en factsheets uit naar klanten. Met het 6-fasenmodel geeft Grodan advies voor elke teeltfase waar een gewas zich in bevindt, met als doelstelling een optimaal teeltresultaat. Daarbij wordt rekening gehouden met het gewas- en het wortelklimaat. De factsheets die Grodan uitstuurt zijn gericht op water- en emissiereductie.

Page 9: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 9

De recycling van steenwolsubstraat

De levensduur van steenwolmatten is afhankelijk van het type teelt. Bij b.v. rozen is het gebruikelijk om een teelt voor vier jaar op te zetten. De matten voor deze teelt gaan dan ook vier jaar mee. Het merendeel van de teelten duurt maximaal één jaar. Steenwolmatten worden voor de eenjarige teelten wel eens hergebruikt na een opgeruimde teelt. Grodan raadt echter af om matten te hergebrui-ken / stomen. Organische resten en verontreinigingen blijven in de mat achter en beïnvloeden daarmee de drainerende eigenschappen van het substraat. Bovendien zijn de matten, door het achterblijven van wortelresten, gevoeliger voor infecties. Dat betekent dat met het ruimen van een teelt ook het substraat dient te worden vervangen.

Het uit de kas afkomstige materiaal wordt in Nederland bij Van Vliet Recycling gescheiden naar plastic, steenwol en plantaardig materiaal. Het plastic wordt hergebruikt voor de productie van b.v. dashboards in auto’s. Het plantaardig materiaal wordt verwerkt tot compost. Steenwol wordt

daarna verwerkt tot grondstof voor de bouw of voor nieuwe steenwolproducten.

“Met 1m3 basalt wordt 50 m3 steenwol geproduceerd. Circa 350.000 kg tomaten of 1 miljoen komkommers kunnen met die 50 m3 steenwol worden geteeld. Na de teelt wordt de steenwol verwerkt tot grondstoffen voor b.v. de productie van bakstenen.50 m3 steenwol wordt verwerkt tot 8 m3 baksteen.” vertelt Leilah.

Inhakend op de recente EHEC-crisis in Duitsland benadrukken Henk en Leilah dat steenwol van nature schoon en hygiënisch is. “Door de hoge temperatuur tijdens de productie blijven er geen pathogene stoffen achter. Dit is een pluspunt ten opzichte van telen op andere substraten of grond. Steenwol staat daarmee aan de basis van duurzame teelt met hogere opbrengsten, kwalitatief hoogwaardige groenten en maximale voedselveiligheid. Dat is voor ons bedrijf één van onze belangrijkste speerpunten: een bijdrage leveren aan het maatschappelijk verantwoord te werk gaan”.

Page 10: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

10 Agrarisch Magazine nr 6

Voor de agrarisch schade-expert is er nog een extra interessant aspect aan zijn werk: planten en dieren zijn geen statische objecten. Aan een schade aan planten of dieren kunnen meerdere teelttechnische respectievelijk veterinaire oorzaken ten grondslag liggen, die losstaan van een levering van een product of dienst. Ook kan sprake zijn van een secundaire aantasting die alleen indirect het gevolg is van een voorval.

Het ‘causaliteitsvraagstuk” heeft dan ook bij een agrarisch expert een belangrijke plaats in zijn toedrachtonderzoek van een aansprakelijkheidsdossier. Daarnaast hebben planten en dieren een eigen herstelvermogen. Het is zaak om goed in te schatten wat de aard en ernst van de effecten van een schadelijke gebeurtenis is en tot hoe lang die effecten zich kunnen manifesteren. De agrarisch expert zal dus over

deskundigheid moeten beschikken om inzicht te kunnen verschaffen hoe een teelt of bijvoorbeeld een populatie hennen of een melkveestapel zal reageren op een verstorende invloed.

In dit artikel beschrijven wij twee dossiers aan de hand waarvan wij dit illustreren.

De rozenkweker

Bij het afleveren van vloeibare meststof aan een rozenkweker ging er iets goed mis. De vervoerder bleek voorafgaand aan het transport motorolie te hebben vervoerd en had verzuimd om na de lossing daarvan de losinrichting en de slanghaspel te reinigen. Bij het lossen van de meststof kwamen hierdoor restanten van de motorolie mee. De tuinder sprak de

Case: de rozenkweker en de teler van geranium moerplantenExpertisewerk is soms lastig maar meestal toch erg fascinerend om te doen. Het omgaan met mensen en de spanningen in een dossier, het goed “managen” van het dossier, het analytisch benaderen en logisch beoordelen van de problematiek en niet in de laatste plaats het goed informeren van je opdrachtgever zijn zo enkele facetten in dit werk die het voor de gemiddelde expert steeds weer een uitdaging maken om zijn “ding te doen”.

Page 11: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 11

leverancier van de meststof aan die op zijn beurt zijn vervoerder aansprak.

Met ons onderzoek kon het verband tussen de verontreinigde meststof en het eerdere olietransport snel worden gelegd. De klacht van de tuinder was in die zin volkomen terecht. Wat veel lastiger bleek was het verband tussen de verontreinigde meststof en de geclaimde teloorgang van de teelt. Naarmate de tijd verstreek namen de problemen in de teelt toe en werd daarmee de schade steeds groter. Omdat wij twijfels hadden bij het gestelde verband is op ons advies een reconstructieproef opgezet. Het resultaat daarvan bleek dat het in de rozenteelt waargenomen schadebeeld met dezelfde met olie verontreinigde meststof niet kon worden gereproduceerd.

Daarna kon met een analyse van de opbrengstcijfers van de betreffende teelt en accountantsonderzoek worden vastgesteld dat de resultaten van de rozenteelt al voor het voorval slecht waren.

De kweker bleek te beschikken over een schoenendoos met onbetaald gebleven nota’s. Het voorval met de levering van de meststof kwam voor de teler in kwestie min of meer als “geroepen”. Alle reeds bestaande problemen meende hij daaraan toe te kunnen schrijven. Met ons onderzoek, waarin naast een accountant o.a. ook onze milieuexpert betrokken werd, kon echter worden aangetoond dat er geen oorzakelijk verband kon bestaan tussen het voorval en de teeltproblemen.

De teler van geranium moerplanten

Moerplanten zijn planten die worden gebruikt voor vermeerdering. De term “moer” is een afkorting van “moeder”. In dit dossier had de kweker van geraniumplanten zijn moerplanten opgepot in zwarte plastic potten.

Een deel van de potten die hij hiervoor gebruikte was afkomstig van verzekerde. Op zeker moment had de kweker tekort aan potten en bestelde hij bij. Verzekerde had deze

echter op dat moment niet op voorraad. De kweker kocht het restant bij een andere pottenfabrikant.

Enige maanden later tijdens de teelt meende de kweker vast te stellen dat de moerplanten in de potten van verzekerde minder stekken opleverden dan dezelfde planten in de andere potten. Hij schakelde zijn teeltvoorlichter in om de oorzaak vast te stellen. Die teeltvoorlichter stelde vast dat de wortelkluiten van de planten in de potten van verzekerde aanzienlijk minder witte actieve wortels hadden dan die in de andere potten. Ook stelde de voorlichter wortelsterfte vast en concludeerde hij dat de potten van verzekerde licht doorlatend waren in tegenstelling tot de elders gekochte

potten. Omdat hij geen andere oorzaak kon vinden voor de achterblijvende stekproductie, moesten volgens hem de potten daar wel de oorzaak van zijn. De kweker nam deze conclusie van zijn voorlichter over en stelde verzekerde aansprakelijk.

Bij ons onderzoek bleek inderdaad al snel dat de potten van verzekerde weliswaar zwart waren, maar dat de inkleuring daarvan niet dusdanig zwaar was dat daarmee geen licht kon doordringen tot in de pot. Uit bestaande onderzoeksresultaten aan kerststerren bleek ons echter dat lichtdoorval de sterfte van wortels en het ontstaan van zwakkere planten niet kon verklaren. Omdat de wortels van de meeste planten lichtmijdend zijn, was in onze visie wel goed te verklaren dat de teeltvoorlichter bij zijn inspectie van de wortelkluiten minder actieve wortels had vastgesteld aan de planten uit de potten van verzekerde. Bij zo’n inspectie wordt de plant uit de pot opgetild en wordt alleen de buitenzijde van de kluit bekeken. Dat aan die buitenzijde geen actieve wortelpunten te zien zijn betekent echter niet dat die wortels niet actief zijn. Deze zijn alleen meer naar binnen gericht.

De schade werd na onze rapportage door de AVB-verzekeraar van verzekerde afgewezen. De geraniumteler ging helaas failliet. De curator trof in de boedel de nogal aanzienlijke vordering aan en zag daarin voldoende aanleiding om te procederen. In die procedure besloot de rechtbank op suggestie van de raadsman van verzekerde tot het laten opzetten van een reconstructieproef. De kosten van deze proef (ca. € 80.000,00) waren geen beletsel voor de curator om af te zien van zijn eis. In de proef, uitgevoerd door Wageningen UR Plant Research International, werden diverse potkleuren en zelfs geheel transparante potten gedurende meerdere maanden beoordeeld aan de hand van de droge massa van de geplukte stekken. Het resultaat van de proef was dat de geraniums in de lichtdoorlatende potten zelfs een iets hogere massa aan stekken hadden voortgebracht. De rechtbank stelde de eisende partij in het ongelijk. De curator is tot betaling van alle kosten van de reconstructieproef veroordeeld.

Ook in dit dossier bleek dat er geen oorzakelijk verband kon worden aangetoond tussen het voorval (in dit geval levering van lichtdoorlatende potten) en de schade (lagere stekproductie).

De kweker bleek te beschikken over een schoenendoos met onbetaald gebleven nota’s. Het voorval met de levering van

de meststof kwam voor de teler in kwestie min of meer als “geroepen”.

Page 12: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

12 Agrarisch Magazine nr 6

Ted, wie ben je en wat is je functie binnen Marsh?

Ik ben geboren in Bovenkarspel en woon in Grootebroek. Sinds 1 januari 2001 werk ik bij Marsh, vanaf 2006 als Senior Claims Consultant. Daarvoor werkte ik bij Tollenaar & Wegener, vanaf 1992 op de Varia-afdeling en vanaf februari 1997 als schadebehandelaar bij de Nederlandse Luchtvaart Pool.

Je werkt nu bij een makelaardij en voorheen bij een assuradeur en verzekeraar. Wat vindt je prettiger?

Het was wel even een omschakeling voor me. Als makelaar benader je een klant op een andere manier dan wanneer je als verzekeraar “sec” een risico beoordeelt. De makelaardij vind ik prettiger om in te werken.

Heb jij een bepaalde doelgroep?

Die is heel breed. Je zou het kunnen omschrijven als de zakelijke markt, behoudens de overheid. We hebben binnen Marsh geen segmentering meer tussen Middle Market en Risk Management, maar hebben binnen onze groep liability met totaal 7 behandelaars wel een verdeling gemaakt naar interesses.

Zo hebben we een splitsing gemaakt naar Public Authorities, Financial Institutions/Finpro en de zakelijke markt, waaronder installatie- en aannemingsbedrijven.

Ik zie nauwelijks kasten hier op de afdeling. Jullie werken dus zonder fysieke dossiers?

Ja, dat is de Marsh-manier van werken. Sinds 2007 zijn we

INTERVIEW MET UW VAKGENOOT

Ted Deen (41) van Marsh Nederland ontving ons aan de Startbaan 6 in Amstelveen.

Page 13: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 13

volledig gedigitaliseerd. Dat geeft ook de mogelijkheid om een deel van huis uit te werken of vanuit de flexplekken in Amsterdam of Rotterdam. Poststukken worden centraal ontvangen en op de postkamer ingescand voor de behandelaar. We werken met een laptop en een groot 22 inch scherm. De documenten zijn dan goed leesbaar.

Je bent uitsluitend bezig binnen aansprakelijkheid. Is dat een bewuste keuze?

Ik ben er mee “opgegroeid”, maar het heeft wel altijd mijn voorkeur gehad. Je weet binnen dit vakgebied van tevoren nooit wat er op je af komt. Er zit ook meer “sjeudigheid” in de behandeling. Iedere claimant komt weer met iets anders waar je dan gaandeweg je weg als behandelaar in moet vinden. Dat maakt het interessant. Het vraagt en geeft ook wat meer flexibiliteit aan je denkvermogen.

Heb jij zelf van huis uit iets met land- en tuinbouw?

Mijn vader is vroeger bloemkoolteler geweest. Mijn zwager werkt in de tulpenbollen en mijn zuster op de veiling The Greenery. Ik woon in West-Friesland. Als ik bij mij thuis de

weg over steek sta ik midden in de polder de Grootslag. Dat is een heel groot tuinbouw- en bollengebied. Als scholier van 12 lag ik op mijn knieën tussen de bollen om ze te rapen en een zakcentje te verdienen. Daardoor heb ik wel affiniteit over gehouden met de land- en tuinbouw.

Mijn collega’s binnen liability weten dat ik daar een wat andere beleving bij heb dan de gemiddelde schadecorrespondent. Zaken met een agrarisch tintje komen daardoor binnen Marsh vaak bij mij terecht. Ik schat dat circa 15 % van mijn dossiers een agrarische betrokkenheid kent.

Kun je je een leuke agrarische zaak herinneren uit je verleden als behandelaar?

De zaak waar ik dan aan moet denken is een dossier uit 2004 dat nog steeds loopt. Ik zal dus maar geen namen noemen. Dat dossier gaat om een potgrondbedrijf dat heeft geleverd aan een Belgische afnemer. Het rechtssysteem daar geeft aan dat er dan een gerechtsdeskundige moet worden benoemd. Dat is hier ook gebeurd, alleen heeft de deskundige zich niet aan zijn opdracht gehouden en zich in de nesten gewerkt. Hij heeft zonder overleg en op eigen houtje een productielocatie

Page 14: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

14 Agrarisch Magazine nr 6

Page 15: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 15

van verzekerde in Oost-Europa bezocht en daar zijn conclusies uit getrokken. Op dat moment was de situatie daar echter niet representatief voor die waar de levering uit voort kwam. Die kwestie heeft ertoe geleid dat er door de verzekerde een procedure is gestart om de gerechtsdeskundige van de zaak af te krijgen. Door die “bijzaken” is het dossier nog steeds niet afgerond.

Een tweede dossier waar ik bij deze vraag aan moet denken is een zaak die draaide om tomaten waarin een vorm van “kanker’ zat. De polis had een uitsluiting op virussen. De verzekeraar die het risico droeg wilde deze zaak afwijzen op grond van die uitsluiting. Het ging om 4,5 miljoen EURO schade bij kwekers in Spanje.

Samen met de klant zijn we erin geslaagd op basis van inhoudelijke argumenten de verzekeraar te overtuigen dat zijn interpretatie in dit geval onjuist was.

Vind je dat niet lastig dat je in je rol van makelaar soms stelling moet nemen tegen een verzekeraar?

Nee, dat is over het algemeen geen probleem. Wanneer je goede contacten hebt en met goede argumenten komt begrijpt een verzekeraar je positie als makelaar waarin je de klant bijstaat. Dat je soms een andere visie hebt dan een verzekeraar ligt voor de hand, maar zolang je daar op een goede wijze mee omgaat en over communiceert kom je daar altijd uit. Het blijft tenslotte mensenwerk en je moet het met z’n allen doen.

Zie je bepaalde tendensen in het werk als schadebehandelaar bij een makelaar?

Bij bepaalde schades vraagt de klant meer van de makelaar. Als we dat signaleren gaan we vaker zelf naar de klant toe. Wat je daarin steeds meer ziet is dat de verzekeraar dan op verzoek van de klant direct vanaf het begin in dat overleg is betrokken. Verzekeraars vinden dat ook geen enkel probleem.

Ga je zelf wel eens mee met een schade-expert?

Ja, incidenteel. Vorig jaar ben ik bijvoorbeeld met een klant en een expert samen naar een project in Engeland geweest. Vanuit Nederland was het lastig om goed in te schatten waar nu de problemen zaten. Mede omdat er een dekkingsprobleem dreigde hebben we besloten tot een gezamenlijke aanpak.

Hoe vaak heb jij nu van doen met een schade-expert? Dagelijks. Ik heb een bestand van 350 à 400 zaken. Ik denk dat in 70 tot 80% daarvan een expert is ingeschakeld, vooral om de technische details in kaart te brengen.

Wat moet de expert volgens jou vooral doen en laten?

De expert moet zich in ieder geval op geen enkele manier uitlaten over polisdekking. Wat de expert dient te doen is

een duidelijk leesbaar rapport opstellen, waaruit voor een ieder in korte tijd te begrijpen is wat er is gebeurd. Een expert wordt ingehuurd om zijn technische expertise en niet om polisdekking te beoordelen.Wat ik wel eens zie is dat ik bij de opdrachtverstrekking vragen meegeef die dan in de rapportage niet allemaal worden beantwoord. Het rapport is dan niet compleet waardoor je achteraf nog weer informatie op moet vragen.

Wat doe je in je vrije tijd?

Ik skeeler en fiets af en toe en kijk film. Mijn voorliefde is bergsport. Mijn vrouw en ik zijn met vakanties veel in het buitenland met een bergachtige omgeving. Wat we dan doen is bergwandelen of “scrambling”. Dat laatste is een vorm van bergsport die tussen wandelen en klimmen in ligt en omschreven zou kunnen worden als “rotsklauteren”. Dat doen we dan in Engeland/Wales of Oostenrijk. We vinden het erg leuk om dan ook een fysieke prestatie neer te zetten.

Heb je een bepaalde ambitie binnen Marsh?

Ik zit hier prima op mijn plaats. Ik werk in een leuk team. Ik wil graag inhoudelijk met schadedossiers bezig zijn en blijven. Een managementfunctie trekt me niet. Wat ik wel graag wil is met collega’s samen interesses delen om op die manier aan mijn ontwikkeling te blijven werken.

Page 16: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

16 Agrarisch Magazine nr 6

Er zijn ook grote groepen Amerikanen die een huis laten bouwen in Mexico en Midden-Amerika, Europeanen die land kopen in Vietnam of Mozambique of Zuid-Amerika, ondernemers die investeren in natuurparken, maar ook bedrijven die land in handen proberen te krijgen voor de teelt van bio-energie of voedergewassen. Overheden, multinationals, investeringsbanken, beleggingsfondsen en particulieren zijn massaal op zoek naar goedkoop land voor een groot aantal verschillende doelen. Deze rush voor land heeft niet alleen gevolgen voor de direct betrokkenen, het beïnvloedt ook de ontwikkelingsmogelijkheden van anderen.

Volgens de VN werd alleen al in de eerste helft van

2009 ongeveer 30 miljoen hectare landbouwgrond in ontwikkelingslanden verworven door buitenlandse investeerders. Daarnaast zijn grote oppervlaktes landbouwgrond via transnationale lease-constructies, huur of concessies voor langere tijd aan het traditionele gebruik onttrokken.

Buy your own paradise

Hoewel de term “land grabbing” anders suggereert, gaat het hierbij om op zichzelf geheel legale transacties. Prof. Zoomers, hoogleraar Sociale Geografie aan de Universiteit Utrecht gaf in haar dissertatie met de titel “buy your own

“Land grabbing” nieuw agrarisch kolonialisme of een nieuwe vorm van ontwikkelingssamenwerking? De wereld is bezig te globaliseren: terwijl migranten vanuit Afrika, Azië en Latijns-Amerika hun heil proberen te zoeken in de Verenigde Staten, Europa en de Golfstaten is er omgekeerd een “rush for land”. Het gaat dan niet alleen om welgestelde particulieren die geïnteresseerd zijn in een tweede huis in Suriname of een villa aan het strand op Bonaire of Curaçao.

Page 17: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 17

paradise” verschillende ontwikkelingen aan die tot dit fenomeen leiden.

Als eerste benoemt zij de zogenaamde residentiële migratie; de 55-plussers die op zoek gaan naar een comfortabele, zonnige en goedkope leefomgeving. Op deze wijze zijn “retirement communities” ontstaan in Mexico, Centraal- Amerika, Zuid-Afrika en in verschillende Aziatische landen zoals de Filippijnen, Thailand, Maleisië en Vietnam.

Als tweede noemt zij de grote internationale hotelketens die aantrekkelijke en strategisch gelegen locaties zoeken voor de bouw van “all-inclusive resorts”. Op die wijze is bijvoorbeeld 80% van de stranden in Costa Rica in handen gekomen van buitenlandse investeerders.

Een derde proces dat bijdraagt aan de honger naar land vormen de aankopen van particulieren en internationale organisaties van zogenaamde “lege gebieden” voor natuurbehoud, ecotoerisme of een combinatie daarvan. Zo is vrijwel geheel Patagonië in Argentinië privébezit. De familie Benetton (de Italiaanse kledingmagnaat) is er eigenaar van een miljoen hectare. De eigenaar van CNN Ted Turner heeft er grote stukken land gekocht en omgevormd tot golfcourts en jachtterreinen

De adaptatieaankopen vanwege klimaatverandering zijn een vierde ontwikkeling.

Sommige landen, zoals de Malediven anticiperen op die manier op de verwachte stijging van de zeespiegel. Vervangend land in India en Sri Lanka wordt aangekocht met het oog op een geleidelijke bevolkingsverplaatsing.De aanleg van speciale economische zones, grootschalige infrastructurele werken en stadsontwikkeling geven eveneens een stimulans aan toenemend ruimtegebruik. Als

voorbeeld werden er onlangs in Cambodja, 59 “economic land concessions” toegekend met een gezamenlijk oppervlak van bijna 1 miljoen hectare. In veel gevallen is de plaatselijke bevolking gedwongen om te vertrekken.Circa twee miljoen mensen moesten in China het

veld ruimen om de bouw van de Drie Kloven Dam aan de Yangtze rivier mogelijk te maken.

Een zesde ontwikkeling is de toename van aankoop “over zee” door migranten. Veel ontwikkelingslanden hebben door de jaren heen een grote – over veel gebieden uitgewaaierde – bevolking gekregen. De ‘diaspora” worden door hun land van herkomst gestimuleerd om geld naar achtergebleven familie te sturen en te investeren in onroerend goed en grond.

Sommige landen, zoals de Malediven anticiperen op die manier op de verwachte

stijging van de zeespiegel. Vervangend land in India en Sri Lanka wordt aangekocht met het oog op een

geleidelijke bevolkingsverplaatsing.

Page 18: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

18 Agrarisch Magazine nr 6

De toename van de jacht naar land over de grens is echter ook voor een flink deel toe te schrijven aan een toenemende vraag naar biobrandstoffen en (goedkope) voedselgewassen. Als voorbeelden kunnen de uitbreiding van sojavelden in Argentinië worden genoemd en de verbouw van gewassen zoals suikerriet in Brazilië, oliepalm in Maleisië en Indonesië en jatropha in relatief droge gebieden van Afrika, Indonesië, Brazilië en India.

Voor- en nadelen Land Grabbing

Deze vorm van land grabbing heeft op papier veel voordelen. Het spekt de staatskas en zorgt daarmee voor extra financiële middelen. De lokale bevolking kan profiteren van nieuwe werkgelegenheid, van nieuwe afzetmarkten en van verbeteringen in voorzieningen en infrastructuur. De groeiende vraag naar allerlei producten geeft een impuls aan de voedsellandbouw en de lokale dienstverlening. Zij die hun grond verkopen kunnen profiteren van stijgende grondprijzen en krijgen daarmee meer mogelijkheden te investeren in de plaatselijke economie. Het gebruik van land voor natuurparken vormt een rem op ontbossing en de teelt van biobrandstoffen en andere nieuwe gewassen zorgen voor een stijging van de landbouwinkomens.

In de praktijk blijken er echterook veel negatieve effecten te bestaan. De nieuw ingevoerde landbouwmodellen worden opgelegd en blijken ongeschikt voor de behoeften van de plaatselijke bevolking. Voedselgewassen die geteeld worden voor de lokale bevolking ondervinden concurrentie van energie-gewassen. De nieuwe landbouw richt zich uitgesproken op de export, waardoor het in zekere zin nogal wrange verschijnsel ontstaat dat de voedselzekerheid voor de inheemse bevolking niet verbetert en ontwikkelingslanden met een voedseltekort, zelf voedsel exporteren.

Verkoop van landbouwgrond in arme landen gaat vaak gepaard met een schending van eigendomsrechten van kleine boeren en is niet duurzaam vanuit sociaal, economisch en milieuperspectief. De arme plattelandsbevolking verliest – niet zelden onder dwang – haar toegang tot de grond. Daarnaast is te verwachten dat de traditionele kennis van landbouwmethoden, de lokale variëteiten en de voedings- en cultuurstelsels van de plaatselijke bevolking door land grabbing op de langere duur teloor zullen gaan. De nieuwe gewassen en methoden zullen op een model van industriële landbouw gebaseerd zijn dat tot een geleidelijke modernisering zal leiden en daarmee tot een verlies van de gebruiken uit de familiale landbouw.

Veel gronden zijn door de plaatselijke overheid aan buitenlandse investeerders overgedragen zonder het minste overleg met de plaatselijke gemeenschappen. Het “overleg”

is meestal beperkt tot de traditionele leiders, die zich veelal gemakkelijk door ambtenaren laten omkopen. Dit gebrek aan overleg en transparantie voor de toewijzing van land is een groot probleem en heeft al tot veel opstanden geleid, zoals bijvoorbeeld in 2009 in Madagaskar, toen de regering had besloten de helft van de bouwgronden aan het Zuid-Koreaanse conglomeraat Daewoo toe te wijzen. De verwerving van cultuurgrond in het buitenland kan zo een bron vormen van sociale en politieke risico’s, conflicten, uitsluiting, toenemende ongelijkheid en een bedreiging vormen voor de voedselzekerheid van de plaatselijke bevolking.

Verantwoordelijkheid Investeerders

Regeringen van ontwikkelingslanden dragen in die zin een grote verantwoordelijkheid daar waar het gaat om de handhaving van nationale wet- en regelgeving. De investeerders dragen misschien een nog wel grotere verantwoordelijkheid in het voorkomen van misstanden.

Om daarin te voorzien heeft het International Food Policy Research Institute in Washington in haar streven naar duurzame oplossingen voor het beëindigen van honger en armoede, gepleit voor het opstellen van een “code of conduct”. Deze code moet er op toezien dat

de onderhandelingen voor alle betrokkenen transparant zijn, dat bestaande landrechten gerespecteerd worden, de opbrengsten gedeeld worden, de duurzaamheid in acht wordt genomen, dat de arbeidsomstandigheden goed zijn en dat multinationals zich houden aan nationale regels, ook in tijden van nood. Op die wijze kunnen evenwichtige en rechtvaardige agro-economische akkoorden worden bereikt.

Worden deze basisregels in acht genomen, zo nodig “afgedwongen” door een toezichtcommissie bij de FAO of een andere instelling van de Verenigde Naties, dan hoeven buitenlandse investeringen in de landbouw in ontwikkelingsgebieden de voedselsoevereiniteit van de bevolking in het ontvangende land niet te bedreigen of te beperken.

De nieuwe landbouw richt zich uitgesproken op de export, waardoor het

in zekere zin nogal wrange verschijnsel ontstaat dat de voedselzekerheid voor de inheemse bevolking niet verbeterd

en ontwikkelingslanden met een voedseltekort, zelf voedsel exporteren.

Page 19: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 19

Nostalgie

En langs het tuinpad van m’n vaderZag ik de hoge bomen staan

Ik was een kind en wist niet beterDan dat ‘t nooit voorbij zou gaan

Wat leefden ze eenvoudig toenIn simp’le huizen tussen groenMet boerenbloemen en een heg

Maar blijkbaar leefden ze verkeerdHet dorp is gemoderniseerd

En nou zijn ze op de goeie wegWant ziet, hoe rijk het leven is

Ze zien de televisiequizEn wonen in betonnen dozen

Met flink veel glas, dan kun je zienHoe of het bankstel staat bij MienEn d’r dressoir met plastic rozen

En langs het tuinpad van m’n vaderZag ik de hoge bomen staan

Ik was een kind, hoe kon ik wetenDat dat voorgoed voorbij zou gaan

“Het Dorp” tekst: Hugo Verhage (pseudoniem Friso Wiegersma),

muziek van Jean Ferrat (artiestennaam van Jean Tenenbaum),

meest bekende liedje van Wim Sonneveld over Deurne 1970.

Page 20: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

20 Agrarisch Magazine nr 6

Wat is EHEC en in welke relatie staat dit met de land- en tuinbouw? Velen van u zullen deze boosdoener inmiddels al wel wat beter kennen, maar we geven nog even een korte beschrijving: EHEC is een agressieve bacterie die een besmettelijke dikkedarmontsteking kan veroorzaken met bloederige diarree.  Door infectie met EHEC (ook enterohemorragische E. coli of STEC genoemd) kan nierbeschadiging optreden. De bron van de EHEC-besmetting is lange tijd onzeker gebleven.

Gevolgen voor de land- en tuinbouw

Door deze onzekerheid zijn Nederlandse tuinders in de problemen gekomen. De land- en tuinbouwsector in ons land exporteert jaarlijks ongeveer EUR 1,1 miljard aan komkommers, tomaten, sla en paprika’s. Door de EHEC-uitbraak is die export sterk teruggelopen. Rusland bijvoorbeeld heeft weken lang haar grenzen gesloten gehouden voor de import van groente en fruit vanuit Europa. In ons land heeft de overheid een marktordening groenten en fruit ingesteld. Daarnaast is er een Europees noodfonds voor de sector beschikbaar gesteld.

Land- en tuinbouw niet alleen slachtoffer

De sector is niet alleen slachtoffer maar lijkt ook zelf de veroorzaker van de uitbraak. Na onderzoek in het Robert Koch Instituut in Berlijn is gebleken dat als meest waarschijnlijke bron van de besmetting kiemgroenten moeten worden aangewezen. Taugé was jaren geleden ook de oorzaak van een grote EHEC-uitbraak in Azië.Een kweekbedrijf bij de plaats Uelzen in het oosten van Duitsland zou EHEC-besmette producten waaronder taugé in de handel hebben gebracht. Het bedrijf leverde haar producten via tussenhandelaren aan bedrijven in diverse deelstaten in Duitsland. Hoe de bacterie op dit bedrijf terecht is gekomen is nog in onderzoek maar vermoed wordt dat de oorsprong in de productie van biogas moet worden gezocht. De bacterie zou afkomstig zijn uit koemest die verwerkt is in biogas-installaties. Het restproduct wordt daarna als

mest over akkers verspreid en op die wijze zou de bacterie op gewassen terecht zijn gekomen

Rol van de intensieve veehouderij

Ook via een “andere route” blijkt de sector betrokken te zijn in de EHEC-uitbraak. De bacterie blijkt multiresistent te zijn en wordt daarom ook wel als “superbacterie” aangeduid. De EHEC bacterie blijkt ESBL-postief te zijn. Deze afkorting staat voor Extended Spectrum Bèta-Lactamase en is een verzamelnaam voor een groep enzymen die door bacteriën gemaakt wordt. Deze enzymen zijn in staat antibiotica onwerkzaam te maken. En nu zijn we aanbeland bij een gevoelig onderwerp, de

zogenaamde antimicrobiële groeibevorderaars. In de intensivee dierhouderij is het vrij gebruikelijk om antibiotica preventief met het voer mee te geven om het ziek worden van dieren te voorkomen. Schaalvergroting in de sector speelt hierbij

een belangrijke rol. In Nederland is b.v. in 2009 518 ton antibiotica verkocht aan de veehouderij in Nederland (zie grafiek, bron Fidin). Enorme hoeveelheden antibiotica zijn op die manier in dieren en uiteindelijk in ons milieu gebracht. Door het veelvuldig gebruik van antibiotica bij mensen en dieren ontstaat selectiedruk en overleven juist die bacteriën die resistent zijn. De farmaceutische industrie maar ook

EHEC en de relatie met land- en tuinbouw.De laatste tijd is het onderwerp EHEC bijna niet uit het nieuws geweest. Meer dan 3.900 mensen ziek geworden, honderden mensen zijn in het ziekenhuis beland en meer dan 40 patiënten zijn gestorven. Reden genoeg om aandacht aan dit onderwerp te besteden in dit magazine.

Ook via een “andere route” blijkt de sector betrokken te zijn in de EHEC-uitbraak.

De bacterie blijkt multiresistent te zijn en wordt daarom ook wel als “superbacterie”

aangeduid.

Page 21: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 21

dierenartsen zijn daar mede debet aan geweest omdat zij niet alleen de middelen voorschreven maar ook – met een aantrekkelijke winstmarge - leverden. Onze overheid is zich inmiddels bewust geworden van het risico van het ongeremde gebruik van antibiotica. Als doelstelling is aangegeven dat het antibioticagebruik in de

veehouderij in 2011 met 20% moet afnemen en tot 2013 met 50% gereduceerd moet worden ten opzichte van 2009. Als instrument daartoe wordt onder meer gewerkt aan het ontkoppelen van het voorschrijven en leveren van antibiotica. Te hopen is dat de volksgezondheid snel als overwinnaar uit deze strijd tevoorschijn komt.

Page 22: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

22 Agrarisch Magazine nr 6

Op het gebied van tuinbouw is Nederland qua kennis en kwaliteit wereldwijd leidend. Vrijwel alle productiemiddelen, zoals kassen, teeltsystemen, zaden en klimaatcomputers worden in ons land ontwikkeld. Deze hoogwaardige productiemiddelen zijn meestal het resultaat van een innige samenwerking tussen kennisinstituten als Wageningen UR, toeleveringsbedrijven en de tuinbouwsector. Soms vinden nieuwe ontwikkelingen hun oorsprong in Wageningen, maar meestal komt de aanzet vanuit de sector zelf. De tuinbouwsector bestaat voor een groot deel uit ondernemers die innovatief denken en handelen en daarmee snel weten in te haken op nieuwe kennis en inzichten.

De consument zelf realiseert zich niet dat een product als tomaat, komkommer of paprika nagenoeg volledig biologisch wordt geteeld, dat wil zeggen zonder de inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen. In een kas worden schadelijke insecten tegenwoordig met behulp van natuurlijke belagers volledig biologisch bestreden. Het Nederlandse kasproduct wordt daarmee 100% milieuvriendelijk geteeld en is absoluut vrij van residuen. Dat de consument daarover onwetend is komt ook doordat de tuinbouwsector zich op dat punt onvoldoende profileert en zich veel te bescheiden opstelt. Nergens ter wereld is tuinbouwtechniek zover ontwikkeld als in Nederland. Ook wordt nergens ter wereld het begrip “voedselveiligheid” meer inhoud gegeven. Het is de sector aan te rekenen dat zij dat niet voldoende naar buiten weet te brengen en te “vermarkten”.

Ook op het gebied van energievoorziening loopt onze eigen tuinbouwsector voorop. Kassen van moderne bedrijven worden vandaag de dag verwarmd met warmte van warmte-kracht-koppeling (WKK) installaties. Deze installaties wekken met gasmotoren stroom op. Deze stroom wordt gebruikt om planten te belichten en het overschot wordt aan het elektriciteitsnet toegevoegd. Met de vrijkomende warmte worden kassen verwarmd. De CO2 uit de uitlaatgassen wordt zelfs in de kas gedoseerd (gecontroleerd

in de kas geblazen). Planten hebben om te kunnen groeien immers CO2 nodig. De verbranding van het fossiele aardgas levert op die wijze in de tuinbouw een rendement op van meer dan 90 %. Ter vergelijking. Een elektriciteitscentrale komt niet verder dan zo’n 35 %!

Nederland trendsetter

De Hollandse tuinbouwsector is ook op het gebied van duurzaamheid trendsetter en richtinggevend. Nagenoeg alle variabelen die van invloed zijn op het verloop van een productieproces tijdens een teelt zijn in ons land in kaart gebracht, inclusief hun onderlinge samenhang. Deze variabelen, waaronder lichtinval, relatieve luchtvochtigheid en temperatuur, worden met behulp van klimaatcomputers tot een optimum gestuurd. Klimaatcomputers waarvan de software, jawel, eveneens in Nederland wordt ontwikkeld en over de gehele wereld geëxporteerd.

De bundeling van kennis en ondernemerschap zorgt er zo voor dat de afnemer een milieuvriendelijk en veilig product krijgt aangeboden. Een product dat waardering verdient maar ook een redelijke prijs. Het is ook in het belang van de consument zelf dat de producent een redelijke prijs ontvangt. Om inhoud te kunnen blijven geven aan het

begrip duurzaamheid is continuïteit immers een vereiste.

Op dat gebied is er voor onze tuinbouwsector nog

wel een behoorlijk inhaalslag te maken. Immers wanneer de consument begrijpt wat er allemaal vooraf is gegaan aan zijn warme maaltijd zal hij eerder bereid zijn om al die inspanningen met een redelijke prijs te belonen. Het is dus aan de sector zelf om niet alleen alle processen in de kas te sturen maar ook dit bewustwordingsproces bij de consument op gang te brengen om dat punt te bereiken.

De hedendaags produktie van kasgroente is high tech“Wat gaan we vanavond eten”, is vast een veelgestelde vraag bij u thuis. Dat we ruime keuze hebben in wat er op tafel komt, vinden we allemaal eigenlijk wel vrij vanzelfsprekend. Het aanbod van groentes is het hele jaar door groot. Als consument staan we er niet bij stil waar en op welke wijze onze dagelijkse portie groente wordt geproduceerd. Dat heeft deels te maken met de snel veranderende productiemethoden en deels ook met marktomstandigheden. Maar er zijn ook andere factoren…..

Het Nederlandse kasproduct wordt daarmee 100% milieuvriendelijk geteeld

en is absoluut vrij van residuen.

Page 23: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

Agrarisch Magazine nr 6 23

Page 24: CL Agrarisch Magazine zomernummer 2011

24 Agrarisch Magazine nr 6

Het CL Agrarisch Magazine is een uitgave van Cunningham Lindsey.

Wilt u meer informatie over onze dienstverlening? Kijk dan op www.cunninghamlindsey.nl of stuur een e-mail naar [email protected]