CKG jaarcijfers 2014 - Kind en Gezin · 4.2.1 Minimaal gepland aantal mobiele begeleidingen ........
Transcript of CKG jaarcijfers 2014 - Kind en Gezin · 4.2.1 Minimaal gepland aantal mobiele begeleidingen ........
CKG JAARCIJFERS 2015
Een blik op het aanbod
augustus 2016
2
Inhoudsopgave
Lijst van tabellen ............................................................................................4
Lijst van grafieken ..........................................................................................6
1 Inleiding ...................................................................................................7
2 Leeswijzer .................................................................................................8
3 Globaal overzicht minimaal gepland en gerealiseerd aanbod ...................9
3.1 Inleidende toelichting ......................................................................................... 9
3.2 Minimaal gepland aanbod 2015 .......................................................................... 9
3.3 Gerealiseerd aanbod 2015 ................................................................................ 11
4 Mobiele begeleiding ............................................................................... 14
4.1 Inleidende toelichting ....................................................................................... 14
4.2 Geplande en gerealiseerde hoeveelheden mobiele begeleiding ......................... 14
4.2.1 Minimaal gepland aantal mobiele begeleidingen ............................................................ 14
4.2.2 Gerealiseerd aantal mobiele begeleidingen met startdatum in 2015 ............................. 15
4.2.3 Nieuw opgestarte mobiele begeleidingen in 2015 per CKG i.f.v. hun vooropgesteld
minimum aanbod ......................................................................................................................... 16
4.2.4 Aantal lopende modules mobiele begeleidingen in 2015 ................................................ 17
4.2.5 Kinderen met mobiele begeleiding per leeftijd ............................................................... 19
4.3 Frequentie van de mobiele begeleidingscontacten ............................................ 21
4.3.1 Inleidende toelichting ...................................................................................................... 21
4.3.2 Uitkomsten frequentie mobiele begeleidingen ............................................................... 21
4.4 Intensiteit van de mobiele begeleidingen .......................................................... 22
4.4.1 Inleidende toelichting ...................................................................................................... 22
4.4.2 Uitkomsten intensiteit mobiele begeleidingen ................................................................ 22
4.5 Duur van mobiele begeleiding ........................................................................... 24
4.5.1 Inleidende toelichting ...................................................................................................... 24
4.5.2 Uitkomsten duur mobiele begeleidingen......................................................................... 24
5 Ambulante pedagogische trainingen ...................................................... 26
5.1 Inleidende toelichting ....................................................................................... 26
5.2 Geplande en gerealiseerde hoeveelheden ambulante pedagogische trainingen . 26
5.2.1 Minimaal gepland aanbod ambulante pedagogische trainingen ..................................... 26
5.2.2 Gerealiseerd aanbod ambulante pedagogische trainingen met start in 2015 ................ 27
5.2.3 Nieuw opgestarte ambulant pedagogische trainingen in 2015 per CKG i.f.v. hun
vooropgesteld minimum aanbod ................................................................................................. 28
5.2.4 Aantal lopende modules ambulante pedagogische trainingen in 2015 .......................... 29
5.2.5 Kinderen met ambulante training per leeftijd ................................................................. 31
5.3 Frequentie van de ambulant pedagogische trainingen ....................................... 32
5.3.1 Inleidende toelichting ...................................................................................................... 32
5.3.2 Uitkomsten frequentie individueel ambulant pedagogische trainingen ......................... 32
5.4 Intensiteit van de ambulant pedagogische trainingen ........................................ 33
3
5.4.1 Inleidende toelichting ...................................................................................................... 33
5.4.2 Uitkomsten intensiteit individueel ambulant pedagogische trainingen .......................... 33
5.5 Duur van de ambulante pedagogische trainingen .............................................. 34
5.5.1 Inleidende toelichting ...................................................................................................... 34
5.5.2 Uitkomsten duur ambulant pedagogische trainingen ..................................................... 34
6 Ambulante opvang ................................................................................. 37
6.1 Inleidende toelichting ....................................................................................... 37
6.2 Geplande en gerealiseerde hoeveelheden ambulante opvang ........................... 37
6.2.1 Minimaal gepland aanbod ambulante opvang ................................................................ 37
6.2.2 Aantal nieuw gestarte typemodules ambulante opvang in 2015 .................................... 38
6.2.3 Bezetting ambulante opvang o.b.v. begeleidingsdagen .................................................. 38
6.2.4 Bezetting ambulante opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen ............................................... 38
6.2.5 Aantal lopende modules ambulante opvang in 2015 ...................................................... 38
6.2.6 Kinderen in ambulante opvang per leeftijd ..................................................................... 39
6.3 Duur van ambulante opvang ............................................................................. 39
6.3.1 Inleidende toelichting ...................................................................................................... 39
6.3.2 Uitkomsten duur ambulante opvang ............................................................................... 40
7 Residentiële opvang ............................................................................... 41
7.1 Inleidende toelichting ....................................................................................... 41
7.2 Geplande en gerealiseerde hoeveelheden residentiele opvang.......................... 41
7.2.1 Minimaal gepland aanbod residentiële opvang ............................................................... 41
7.2.2 Gerealiseerd aanbod residentiële opvang met start in 2015 .......................................... 42
7.2.3 Bezetting residentiële opvang o.b.v. begeleidingsdagen ................................................. 43
7.2.4 Bezetting residentiële opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen ............................................. 45
7.2.5 Aantal lopende modules residentiële opvang in 2015 ..................................................... 46
7.2.6 Kinderen in residentiële opvang per leeftijd .................................................................... 49
7.3 Duur van residentiële opvang ........................................................................... 50
7.3.1 Inleidende toelichting ...................................................................................................... 50
7.3.2 Uitkomsten duur residentiële opvang.............................................................................. 50
8 Overzicht gepland aanbod, gerealiseerd aanbod en FID-parameters ...... 53
4
Lijst van tabellen
Tabel 1. Overzicht minimaal gepland aanbod 2015 ................................................................ 10
Tabel 2. Overzicht gerealiseerd aanbod 2015 ......................................................................... 12
Tabel 3. Minimaal gepland aanbod mobiele begeleidingen bij de start van het jaar 2015 ... 15
Tabel 4. Nieuw opgestarte mobiele begeleidingen in 2015 .................................................... 16
Tabel 5. Gerealiseerde mobiele begeleidingen per CKG i.f.v. hun gepland minimum aanbod 17
Tabel 6. Lopende mobiele begeleidingen in 2015 ................................................................... 18
Tabel 7. Bereikte unieke gezinnen met mobiele begeleidingen in 2015 ................................. 19
Tabel 8. Aantal kinderen uit een mobiel begeleid gezin per leeftijdscategorie in 2015 per
provincie .................................................................................................................................. 20
Tabel 9. Aantal kinderen uit een mobiel begeleid gezin per leeftijdscategorie in 2015 per
typemodule .............................................................................................................................. 20
Tabel 10. Gemiddelde frequentie mobiele begeleidingscontacten per week 2015 ................ 21
Tabel 11. Gemiddelde intensiteit van de mobiele begeleidingscontacten .............................. 23
Tabel 12. Gemiddelde duur van mobiele begeleiding per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) ................................................................................................................................. 24
Tabel 13. Gemiddelde duur van mobiele begeleiding per uniek kind (rekening houdend met
herhaling binnen een typemodule) .......................................................................................... 25
Tabel 14. Minimaal gepland aantal te bereiken gezinnen met ambulant pedagogische
trainingen bij de start van het jaar .......................................................................................... 27
Tabel 15. Nieuw opgestarte ambulant pedagogische trainingen in 2015 .............................. 28
Tabel 16. Nieuw opgestarte ambulant pedagogische trainingen in 2015 per CKG i.f.v. hun
gepland minimum aanbod ...................................................................................................... 28
Tabel 17. Lopende ambulante trainingen in 2015 ................................................................... 30
Tabel 18. Bereikte unieke gezinnen met ambulante trainingen in 2015 ................................. 30
Tabel 19. Aantal kinderen uit een gezin met ambulante training per leeftijdscategorie in
2015 per provincie ................................................................................................................... 31
Tabel 20. Aantal kinderen uit een gezin met ambulante training per leeftijdscategorie in
2015 per typemodule ............................................................................................................... 32
Tabel 21. Gemiddelde frequentie individueel ambulant pedagogische trainingen per week . 33
Tabel 22. Gemiddelde intensiteit van de individueel ambulant pedagogische trainingen ..... 34
Tabel 23. Gemiddelde duur van ambulant pedagogische trainingen per ingezette
typemodule (ongeacht herhaling) ........................................................................................... 35
Tabel 24. Gemiddelde duur van ambulant pedagogische training per uniek gezin (rekening
houdend met herhaling binnen een typemodule) ................................................................... 36
5
Tabel 25. Minimaal gepland aantal plaatsen ambulante opvang bij de start van het jaar.... 37
Tabel 26. Aantal nieuw gestarte typemodules ambulante opvang in 2015........................... 38
Tabel 27. Bezetting ambulante opvang o.b.v. begeleidingsdagen ......................................... 38
Tabel 28. Bezetting ambulante opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen ...................................... 38
Tabel 29. Lopende typemodules ambulante opvang in 2015 .................................................. 38
Tabel 30. Unieke kinderen in ambulante opvang in 2015 ....................................................... 39
Tabel 31. Aantal kinderen met ambulante opvang per leeftijdscategorie in 2015 ................. 39
Tabel 32. Gemiddelde duur van ambulante opvang per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) ................................................................................................................................. 40
Tabel 33. Gemiddelde duur van ambulante opvang per uniek kind (rekening houdend met
herhaling binnen een typemodule) .......................................................................................... 40
Tabel 34. Minimaal gepland aantal plaatsen residentiële opvang bij de start van het jaar .. 42
Tabel 35. Aantal nieuw opgestarte typemodules residentiële opvang in 2015 ...................... 43
Tabel 36. Geregistreerde kinderen in “ticketmodule” binnen de zeer korte residentiële
opvang ..................................................................................................................................... 43
Tabel 37. Bezetting residentiële opvang o.b.v. begeleidingsdagen ........................................ 44
Tabel 38. Bezetting residentiële opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen ..................................... 46
Tabel 39. Lopende typemodules residentiële opvang in 2015 ................................................ 47
Tabel 40. Unieke kinderen in residentiële opvang in 2015 ...................................................... 48
Tabel 41. Aantal kinderen in residentiële opvang per leeftijdscategorie in 2015 per provincie .
.......................................................................................................................................... 49
Tabel 42. Aantal kinderen in residentiële opvang per leeftijdscategorie in 2015 per
typemodule .............................................................................................................................. 49
Tabel 43. Gemiddelde duur van residentiële opvang per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) ................................................................................................................................. 50
Tabel 44. Gemiddelde duur van residentiele opvang per uniek kind (rekening houdend met
herhaling binnen een typemodule) .......................................................................................... 52
6
Lijst van grafieken
Grafiek 1. Frequentie begeleidingscontacten per week voor kort en lang licht mobiele
begeleiding per provincie......................................................................................................... 22
Grafiek 2. Frequentie begeleidingscontacten per week voor zeer kort, kort en middellang
intensieve mobiele begeleiding per provincie ......................................................................... 22
Grafiek 3. Intensiteit (minuten) contacten mobiele begeleiding per provincie ....................... 23
Grafiek 4. Gemiddelde duur van mobiele begeleiding per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) per provincie ........................................................................................................... 25
Grafiek 5. Frequentie trainingscontacten per week per provincie .......................................... 33
Grafiek 6. Intensiteit (minuten) trainingscontacten individueel ambulant pedagogische
training .................................................................................................................................... 34
Grafiek 7. Gemiddelde duur van ambulante trainingen per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) per provincie ........................................................................................................... 35
Grafiek 8. Provinciale bezetting residentiële opvang o.b.v. aantal begeleidingsdagen ......... 45
Grafiek 9. Provinciale bezetting residentiële opvang o.b.v. aantal aanwezigheidsdagen ...... 46
Grafiek 10. Gemiddelde duur van residentiële opvang per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) per provincie ........................................................................................................... 51
7
1 Inleiding Huidig rapport geeft een zicht op het hulpverlenend aanbod van de Centra voor Kinderzorg en
Gezinsondersteuning (CKG) zoals gerealiseerd in 2015. We richten ons hiermee naar eenieder
geïnteresseerd in de het aanbod van de sector.
De cijfers zijn gebaseerd op de gegevens die Kind en Gezin jaarlijks ontvangt van ieder CKG. Elk CKG
dient rekening houdend met de subsidie-enveloppe bij de start van een kalenderjaar zijn minimaal
gepland typemodule aanbod in termen van aantal in te zetten hoeveelheden door te geven aan K&G.
Vervolgens dient het CKG de gerealiseerde prestaties te registreren en jaarlijks aan te leveren aan
K&G.
Concreet wordt volgende informatie jaarlijks bijgehouden en anoniem aangeleverd aan K&G:
- aantal uitgevoerde typemodules per kind of gezin, met onderscheid:
o typemodules met start in het jaar van berekening
o lopende typemodules, dus ook met start voor het jaar van berekening
- aantal bereikte gezinnen/kinderen per typemodule
- leeftijd van de bereikte kinderen
- domicilie van de bereikte kinderen
- voor de typemodules mobiele begeleiding:
o aantal begeleidingscontacten
o frequentie van de begeleidingscontacten
o intensiteit van de begeleidingscontacten
o duur van de begeleiding
- voor de typemodules ambulante pedagogische groepstraining:
o aantal trainingscontacten
o duur van de training
- voor de typemodule ambulante pedagogische individuele training:
o aantal trainingscontacten
o frequentie van de trainingscontacten
o intensiteit van de trainingscontacten
o duur van de training
- voor de typemodule ambulante opvang
o bezettingsdagen in termen van aantal begeleidingsdagen enerzijds en aantal
aanwezigheidsdagen anderzijds
o duur van de opvang
- voor de typemodules residentiële opvang:
o bezettingsdagen in termen van aantal begeleidingsdagen enerzijds en aantal
aanwezigheidsdagen anderzijds
o duur residentiële opvang
De aangeleverde gegevens worden tevens gebruikt om na te gaan of een CKG voldoende prestaties
heeft gezet t.o.v. de verkregen subsidies. Hiervoor werden de zogenaamde compensatieregels in het
leven geroepen. Aangezien een CKG niet steeds op voorhand kan inschatten welke hulpnoden aan de
orde zullen zijn en om flexibele, vraaggerichte hulpverlening mogelijk te maken, kunnen CKGs in enige
mate afwijken van hun gepland aanbod. Het meer presteren in een bepaalde typemodule kan het
gebrek aan voldoende prestaties in een andere opvangen. Op het einde van de rit moeten alle
prestaties elkaar in evenwicht houden zodat een bepaalde ondergrens (i.f.v. de subsidie-enveloppe)
aan prestaties wordt gerespecteerd.
Wanneer een CKG een typemodule plant en inzet, moet het ook rekening houden met de minimaal in
te zetten hoeveelheden op jaarbasis zoals vastgelegd in het MB van 2012. Dit impliceert dat er steeds
8
een minimale hoeveelheid in te zetten begeleidingen of opvangplaatsen moet worden gekozen bij de
verschillende typemodules.
Ten slotte is het belangrijk dat het najaar van 2015 en begin van 2016 werd aangegrepen om alle
typemodules te evalueren. Het aflopen van de overgangsperiode en het jaarverslag CKG uit 2014
vormden de concrete aanleiding. Kind en Gezin richtte hiervoor samen met de sector een werkgroep
op. Deze werkgroep rapporteerde haar eindbevindingen en legde deze voor aan Kind en Gezin en de
koepels, op het moment dat dit jaarverslag van de sector werd geschreven. Dit impliceert dat een
aantal moeilijkheden, die ook tot uiting komen bij deze jaarcijfers (bv. tekorten bij intensieve
begeleidingen en ambulante trainingen) reeds binnen de werkgroep werden aangepakt. Bij het
schrijven van dit jaarverslag konden deze echter nog niet worden opgenomen.
2 Leeswijzer Vooreerst wordt een globaal overzicht gegeven van alle geplande typemodules begin 2015 naast alle
nieuw opgestarte typemodules tijdens het jaar, zonder verdere besluiten of vraagstelling.
Nadien focussen we ons op de resultaten per werkvorm (mobiele begeleiding, ambulante
pedagogische training, ambulante opvang en residentiële opvang) en per typemodule (kort licht
mobiel, lang licht mobiel …) met aandacht voor de verschillende parameters (ingezette
hoeveelheden, bezetting, frequentie, intensiteit en duur) t.o.v. de regelgevende normen (het
sectortotaal t.o.v. de norm en het aantal CKGs die dit wel of niet halen), en eventuele provinciale
verschillen.
Eindigen doen we met een schematisch overzicht van de belangrijkste cijfers.
9
3 Globaal overzicht minimaal gepland en gerealiseerd aanbod
3.1 Inleidende toelichting Hier wordt ten eerste een globaal overzicht gegeven van alle geplande typemodules begin 2015,
opgedeeld per functie en per provincie. Gepland aanbod refereert steeds naar een minimum aantal
te behalen prestatie binnen een bepaalde typemodule. Ten tweede wordt weergegeven hoeveel
typemodules er in de loop van het jaar werden opgestart, eveneens opgedeeld per functie en
provincie.
De gegevens per provincie hebben betrekking op de ligging van (de afdeling van) een CKG. Dit
betekent dat deze gegevens de provinciale spreiding van de CKGs weergeven en niet de woonplaats
van de bereikte kinderen en gezinnen.
3.2 Minimaal gepland aanbod 2015 In het mobiele aanbod beoogde men in totaal minstens 2273 gezinnen te begeleiden (zie ook tabel 1).
Het meest werden lang licht (1177; 52%) en kort licht (846; 37%) mobiele begeleidingen gepland. Het
betrof 738 gezinnen in Antwerpen (33%), 550 gezinnen in Vlaams-Brabant en Brussel (24%), 381
gezinnen in Oost-Vlaanderen (17%), 366 gezinnen in West-Vlaanderen (16%) en 238 gezinnen in
Limburg (11%).
In het ambulante aanbod trachtten de CKGs in totaal minstens 1380 gezinnen te bereiken. Dit vooral
via groepstrainingen (1084 gezinnen; 79%) en met name groepstrainingen voor ouders (zonder
kinderen) (468 gezinnen; 34%) en groepstrainingen voor ouders en kinderen apart (380 gezinnen;
28%). Het betrof 511 gezinnen in Antwerpen (37%), 280 gezinnen in Oost-Vlaanderen (20%), 247
gezinnen in Limburg (18%), 196 gezinnen in Vlaams-Brabant en Brussel (14%) en 146 gezinnen in
West-Vlaanderen (11%).
Het gepland aanbod inzake de opvang van kinderen kan enkel worden uitgedrukt in aantal voorziene
plaatsen die gedurende het jaar kunnen worden ingezet.
In de ambulante opvang overdag voor kinderen werden in totaal 101 plaatsen gepland.
In de residentiële opvang voor kinderen die dag en nacht kan plaatsvinden, werden in totaal 454
plaatsen voorbehouden. Drie kwart daarvan werd gepland binnen het lange residentiële aanbod (338
plaatsen; 74%). Voor de zeer korte residentiële opvang en voor de crisisopvang werden respectievelijk
90 plaatsen (20%) en 26 plaatsen (6%) voorzien.
De provinciale verdeling van de voorziene plaatsen residentiële opvang toont aan dat vooral in
Antwerpen (197 plaatsen; 43%) en in mindere mate ook Oost-Vlaanderen (114 plaatsen; 25%)
dergelijk aanbod werd gepland.
10
Tabel 1. Overzicht minimaal gepland aanbod 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-Brabant +
Brussel
Limburg Oost-Vlaanderen
West-Vlaanderen
Sector
Mobiele begeleiding (aantal gezinnen)
Kort licht mobiel 277 214 97 148 110 846
Lang licht mobiel 386 307 113 208 163 1177
Zeer kort intensief mobiel 0 8 0 0 12 20
Kort intensief mobiel 48 0 10 6 27 91
Middellang intensief mobiel 21 21 18 19 6 85
Weesmodule begeleiding 6 0 0 0 48 54
Totaal mobiele begeleiding 738 550 238 381 366 2273
Ambulante pedagogische training (aantal gezinnen)
Groepstraining 382 160 196 200 146 1084
- ouders en kind samen 120 0 52 16 48 236
- ouders en kind apart 100 70 60 70 80 380
- (enkel) ouders 162 90 84 114 18 468
Individuele training 69 30 51 64 0 214 Weesmodule training 60 6 0 16 0 82
Totaal pedagogische training 511 196 247 280 146 1380
Ambulante opvang (aantal plaatsen)
Ambulante opvang 23 12 12 26 28 101
Residentiële opvang (aantal plaatsen)
Crisisopvang 6 4 9 2 5 26
- via crisismeldpunt IJH 6 4 6 1 3 20
- regulier 0 0 3 1 2 6
Zeer korte opvang 29 6 12 26 17 90 Lange residentiële opvang 162 33 27 86 30 338
- perspectief zoekend 112 21 18 59 24 234
- perspectief biedend 50 12 9 27 6 104
Totaal residentiële opvang 197 43 48 114 52 454
11
3.3 Gerealiseerd aanbod 2015 In het mobiele aanbod werden in totaal 2875 begeleidingen gerealiseerd (zie ook tabel 2). Dit was
26% meer dan het minimaal gepland mobiel aanbod. Het meest werden lang licht (1337; 47%) en kort
licht (1215; 42%) mobiele begeleidingen gerealiseerd. Dit was respectievelijk 14% en 44% meer dan
het minimaal gepland mobiel aanbod bij de start van het jaar. Het betrof 882 begeleidingen in
Antwerpen (31%), 622 begeleidingen in West-Vlaanderen (22%), 558 begeleidingen in Vlaams-
Brabant en Brussel (19%), 469 begeleidingen in Oost-Vlaanderen (16%) en 344 begeleidingen in
Limburg (12%).
In het ambulante aanbod realiseerden de CKGs in totaal voor 1498 gezinnen training. Dit was 9% meer
in vergelijking met het minimaal gepland aanbod. Veelal betrof het groepstrainingen (1197 gezinnen;
80%) en met name groepstrainingen voor ouders (zonder kinderen) (545 gezinnen; 36%) en
groepstrainingen voor ouders en kinderen apart (381 gezinnen; 25%). Er werden in Antwerpen 521
gezinnen (35%), in Oost-Vlaanderen 306 gezinnen (20%), in Limburg 264 gezinnen (18%), in Vlaams-
Brabant en Brussel 225 gezinnen (15%), en in West-Vlaanderen 182 gezinnen (12%) bereikt.
In de ambulante opvang overdag voor kinderen werden 652 kinderen bereikt (herhaling van
typemodules werd niet mee in rekening gebracht). Dit kwam neer op een bezetting van 103% op
basis van begeleidingsdagen en een bezetting van 57% op basis van aanwezigheidsdagen. 190 van
deze kinderen werden opgevangen in West-Vlaanderen (29%), 169 kinderen in Oost-Vlaanderen
(26%), 166 kinderen in Antwerpen (25%), 58 kinderen in Vlaams-Brabant en Brussel (11%), en 69
kinderen in Limburg (9%).
In de residentiële opvang voor kinderen die dag en nacht kan plaatsvinden, werden in totaal 1823
kinderen opgevangen (herhaling van typemodules werd niet mee in rekening gebracht). Dit kwam
neer op een bezetting van 98% op basis van begeleidingsdagen en een bezetting van 86% op basis
van aanwezigheidsdagen. Iets meer dan de helft betrof zeer kort residentiële opvang (969 kinderen;
53%). Voor 51 kinderen van hen werd tijdens het kortdurende verblijf een A-document ingediend.
Binnen het lang residentiële aanbod en crisisaanbod werden respectievelijk 429 kinderen (24%) en
425 kinderen (23%) opgevangen.
De residentiële opvang per provincie toont volgende verdeling: 565 kinderen in Antwerpen (31%),
451 kinderen in West-Vlaanderen (25%), 378 kinderen in Oost-Vlaanderen (21%), 226 kinderen in
Vlaams-Brabant en Brussel (12%) en 203 kinderen in Limburg (11%).
12
Tabel 2. Overzicht gerealiseerd aanbod 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-Brabant +
Brussel
Limburg Oost-Vlaanderen
West-Vlaanderen
Sector
Mobiele begeleiding (aantal gezinnen)
Kort licht mobiel 333 262 152 207 261 1215 Lang licht mobiel 465 257 162 229 224 1337
Zeer kort intensief mobiel 0 14 0 0 17 31 Kort intensief mobiel 53 0 3 5 34 95 Middellang intensief mobiel 18 25 27 28 3 101
Weesmodule begeleiding 13 0 0 0 83 96
Totaal mobiele begeleiding 882 558 344 469 622 2875
Ambulante pedagogische training (aantal gezinnen)
Groepstraining 395 191 207 222 182 1197
- ouders en kind samen 135 0 62 16 58 271
- ouders en kind apart 87 79 59 68 88 381
- (enkel) ouders 173 112 86 138 36 545
Individuele training 72 26 57 68 0 223 Weesmodule training 54 8 0 16 0 78
Totaal pedagogische training 521 225 264 306 182 1498
Ambulante opvang (aantal kinderen)
Ambulante opvang 166 58 69 169 190 652 - bezetting
begeleidingsdagen 123% 95% 44% 83% 135% 103%
- bezetting aanwezigheidsdagen
47% 65% 26% 56% 76% 57%
Residentiële opvang (aantal kinderen)
Crisisopvang 164 80 43 27 111 425 - bezetting (enkel regulier)
begeleidingsdagen / / 3% 13% 72% 47%
- bezetting (enkel regulier)
aanwezigheidsdagen / / 3% 13% 46% 38%
Zeer korte opvang 162 85 121 253 297 918 (ticketmodule) 13 20 1 11 6 51
- bezetting begeleidingsdagen
55% 142% 46% 80% 110% 77%
- bezetting aanwezigheidsdagen
48% 108% 40% 69% 84% 64%
Lange residentiële opvang 226 41 38 87 37 429 - bezetting
begeleidingsdagen 109% 87% 111% 103% 98% 105%
- bezetting aanwezigheidsdagen
96% 73% 99% 89% 85% 91%
Totaal residentiële opvang (zonder meldpunt IJH)
443 146 162 358 393 1502
- bezetting begeleidingsdagen
102% 96% 84% 97% 101% 98%
13
- bezetting aanwezigheidsdagen
89% 79% 76% 84% 83% 85%
Totaal residentiële opvang (met meldpunt IJH)
565 226 203 378 451 1823
- bezetting begeleidingsdagen
102% 96% 86% 97% 101% 98%
- bezetting aanwezigheidsdagen
90% 81% 79% 84% 84% 86%
Noot1: de bezetting over het geheel van de residentiële opvang verrekent de crisisopvang via meldpunt IJH aan 100% bezetting.
14
4 Mobiele begeleiding
4.1 Inleidende toelichting Er zijn 5 typemodules mobiele begeleiding. Hierin zijn twee grote categorieën te onderscheiden, m.n.
lichte (gemiddeld 1 begeleidingscontact per week) en intensieve (gemiddeld 3 begeleidingscontacten
per week of meer) begeleidingen.
Binnen de lichte mobiele begeleidingen wordt vervolgens het onderscheid gemaakt tussen korte (van
1 week tot 3 maand) en lange (van 3 maand tot 1 jaar) begeleidingen. De intensieve mobiele
begeleidingen worden opgedeeld in zeer korte (maximaal 28 dagen, crisisbegeleiding), korte (van 1
week tot 3 maand) en middellange (van 3 maand tot 6 maand) begeleidingen.
Daarnaast zijn er ook weesmodules binnen de functie mobiele begeleiding. Een weesmodule past niet
binnen de technische grenzen van de typemodules maar kadert wel binnen de algemene kerntaken
van een CKG en de doelstellingen van de functies. Bij de goedkeuring van een weesmodule wordt
steeds één hoofdfunctie bepaald, en dit vanwege een basisprincipe uit het erkenningsbesluit (Besluit
Vlaamse regering inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en
gezinsondersteuning, dd 9 november 2012). Zo bepaalt art. 1, 5°, dat een aanbod steeds gebaseerd is
op één enkele functie. Van de 4 weesmodules zijn er 2 met als hoofdfunctie mobiele begeleiding.
Omdat in het aantal bereikte gezinnen per functie, zo ook het aantal kinderen per leeftijd en functie,
de weesmodules automatisch in de eindtotalen mee verrekend werden, worden de weesmodules
hier enkel in kaart gebracht waar relevant.
4.2 Geplande en gerealiseerde hoeveelheden mobiele begeleiding
4.2.1 Minimaal gepland aantal mobiele begeleidingen
In totaal werd een minimum van 2219 mobiele gezinsbegeleidingen gepland bij de start van het jaar,
exclusief de weesmodules (zie ook tabel 3). Voornamelijk de licht mobiele typemodules zijn
vertegenwoordigd (91%). De lang lichte mobiele begeleidingen maken zelfs 53% uit van het totaal
aantal minimaal geplande begeleidingen.
Het minste aantal mobiele aanbod werd gepland in Limburg (11%) en het meest in Antwerpen (33%).
De verhoudingen tussen de provincies onderling waren voor het licht mobiele aanbod tevens vrij
gelijkaardig.
Voor de intensieve typemodules waren wel verschillen tussen de provincies aanwezig. Inzake de korte
intensief middellange begeleidingen is te merken dat vnl. in Antwerpen op het aanbod werd ingezet
terwijl in Vlaams-Brabant en Brussel deze typemodule niet werd gepland. Inzake de middellange
intensieve begeleidingen zijn de verschillen minder uitgesproken. Vooral in West-Vlaanderen werd
minder aanbod gepland (7%).
15
Tabel 3. Minimaal gepland aanbod mobiele begeleidingen bij de start van het jaar 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Kort licht mobiel
277 214 97 148 110 846
33% 25% 11% 17% 13% 100%
Lang licht mobiel
386 307 113 208 163 1177
33% 26% 10% 18% 14% 100%
Zeer kort intensief mobiel
/ 8 / / 12 20
40 60% 100%
Kort intensief mobiel
48 / 10 6 27 91
53% 11% 7% 30% 100%
Middellang intensief mobiel
21 21 18 19 6 85
25% 25% 21% 22% 7% 100%
Totaal begeleiding
732 550 238 381 318 2219
33% 25% 11% 17% 14% 100%
Weesmodule 6 / / / 48 54
11% 89% 100%
Noot: De percentages betreffen de verhouding van de provincie t.o.v. het sectortotaal.
4.2.2 Gerealiseerd aantal mobiele begeleidingen met startdatum in 2015
In 2015 werden in totaal 2779 nieuwe mobiele begeleidingen opgestart, excl. weesmodules (zie ook
tabel 4). Dit was 25% meer dan gepland bij de start van het jaar. Bij de nieuw gestarte begeleidingen
in het jaar vonden, net zoals bij de planning, hoofdzakelijk licht mobiele begeleidingen (kort en lang)
plaats (92%).
M.b.t. de specifieke modules werden er 12 modules triple P-level 5 gestart. Dit is 1% van de
begeleidingen binnen de typemodule korte lichte mobiele begeleiding. De typemodule zeer korte
intensieve mobiele begeleiding werd met 28 begeleidingen binnen het crisisnetwerk van IJH bijna
volledig ingenomen door de specifieke module crisisbegeleiding (90%). Er werden 92
amberbegeleidingen gestart, zijnde 91% van de typemodule middellange intensieve mobiele
begeleiding.
Voor het totale mobiele aanbod werden louter positieve balansen bereikt. In West-Vlaanderen was
het aandeel meer gerealiseerd aanbod dan gepland het grootst (+69%) en in Brussel en Vlaams-
Brabant was dit het laagst (+1%).
16
Tabel 4. Nieuw opgestarte mobiele begeleidingen in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Kort licht mobiel
333 262 152 207 261 1215
+20% +22% +57% +40% +137% +44%
Lang licht mobiel
465 257 162 229 224 1337
+20% -16% +43% +10% +37% +14%
Zeer kort intensief mobiel
/ 14 / / 17 31
+75% +42% +55%
Kort intensief mobiel
53 / 3 5 34 95
10%
-70% -17% +26% +4%
Middellang intensief mobiel
18 25 27 28 3 101
+0% +19% +50% +47% -50% +19%
Totaal begeleiding
869 558 344 469 539 2779
+19% +1% +45% +23% +69% +25%
Weesmodule met hoofdfunctie mobiele begeleiding
13 / / / 83 96
+117% +73% +78%
Noot: De percentages betreffen de verhouding meer of minder gerealiseerd aanbod t.o.v. het minimaal gepland aanbod.
4.2.3 Nieuw opgestarte mobiele begeleidingen in 2015 per CKG i.f.v. hun vooropgesteld
minimum aanbod
Bovenstaande oefening kan worden verder gezet, door op het niveau van de CKGs het gerealiseerde
aanbod af te zetten t.o.v. het gepland aanbod (zie ook tabel 5). Dit leert ten eerste dat overheen de
typemodules begeleiding bijna alle CKGs erin slaagden om hun minimaal gepland aanbod ook
effectief te realiseren.
Voor de intensieve typemodules mobiele begeleiding tonen de resultaten een iets moeilijker verhaal
met 13% (kort intensief) tot 50% (zeer kort intensief) van de CKGs dat onder het minimaal geplande
aanbod uitkomt.
17
Tabel 5. Gerealiseerde mobiele begeleidingen per CKG i.f.v. hun gepland minimum aanbod
Typemodule Aantal CKGs
met dit aanbod
Aantal CKGs van wie
Gerealiseerd aanbod >= minimaal gepland aanbod
Gerealiseerd aanbod < minimaal gepland aanbod
Kort licht mobiel 17 16 94% 1 6%
Lang licht mobiel 18 16 89% 2 11%
Zeer kort intensief mobiel
2 1 50% 1 50%
Kort intensief mobiel
8 7 88% 1 13%
Middellang intensief mobiel
11 8 73% 3 27%
Weesmodule 2 2 100% 0 0%
4.2.4 Aantal lopende modules mobiele begeleidingen in 2015
In totaal waren er 3696 lopende mobiele begeleidingen, exclusief de weesmodules (zie ook tabel 6).
Dit zijn alle begeleidingen die minstens één dag lopende waren in 2015 en ongeacht de startdatum,
ongeacht of dit herhalingen van eenzelfde aanbod in het jaar waren. Hiermee werden 2878 unieke
gezinnen bereikt (zie ook tabel 7).
Eenzelfde gezin kan meerdere mobiele begeleidingen krijgen, ook meerdere soorten mobiele
begeleiding krijgen, hetzij op mekaar aansluitend of met tussenposen. Het totaal aantal unieke
gezinnen is dus niet gelijk aan de som van alle gezinnen per typemodule.
De verhouding van het aantal unieke gezinnen ten opzichte van het aantal lopende modules binnen
dezelfde typemodule geeft een aanwijzing over het al dan niet vaak herhalen van dezelfde
typemodule.
18
Tabel 6. Lopende mobiele begeleidingen in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Kort licht mobiel
388 286 164 234 301 1373
28% 21% 12% 17% 22% 100%
Lang licht mobiel
713 404 262 350 337 2066
35% 20% 13% 17% 16% 100%
Zeer kort intensief mobiel
/ 14 / / 17 31
45% 55% 100%
Kort intensief mobiel
59 / 4 7 36 106
56% 4% 7% 34% 100%
Middellang intensief mobiel
23 30 31 33 3 120
19% 25% 26% 28% 3% 100%
Totaal begeleiding zonder weesmodule
1183 734 461 624 694 3696
32% 20% 12% 17% 19% 100%
Weesmodule 19 / / / 84 103
18% 82% 100%
19
Tabel 7. Bereikte unieke gezinnen met mobiele begeleidingen in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Kort licht mobiel
312 259 147 194 247 1159
27% 22% 13% 17% 21% 100%
Lang licht mobiel
614 382 250 324 302 1872
33% 20% 13% 17% 16% 100%
Zeer kort intensief mobiel
/ 14 / / 17 31
45% 55% 100%
Kort intensief mobiel
53 / 4 7 32 96
55% 4% 7% 33% 100%
Middellang intensief mobiel
23 30 31 31 3 118
19% 25% 26% 26% 3% 100%
Totaal begeleiding zonder weesmodule
884 581 390 503 520 2878
31% 20% 14% 17% 18% 100%
Weesmodule 16 / / / 82 98
16% 84% 100%
4.2.5 Kinderen met mobiele begeleiding per leeftijd
Het aanbod mobiele begeleidingen richt zich tot gezinnen. De parameters worden regelgevend ook
uitgedrukt ten aanzien van gezinnen. I.f.v. een telling op gezinsniveau werd de afspraak gemaakt dat
elke mobiele begeleiding geregistreerd wordt op naam van slechts één kind uit dat gezin, ook als
meerdere kinderen uit dat gezin betrokken zijn bij deze hulpverlening. Concreet was dit het kind dat
de aanleiding vormde (of het meest aanleiding vormde) om de stap te zetten naar het CKG toe. Enkel
van dit kind werd ook de leeftijd geregistreerd. Bij het aantal kinderen per leeftijd werden ook de
kinderen inbegrepen die bereikt werden met een weesmodule met hoofdfunctie mobiele
begeleiding.
61% van de geregistreerde (unieke) kinderen uit de gezinnen met mobiele begeleiding is jonger dan 6
jaar.
20
Tabel 8. Aantal kinderen uit een mobiel begeleid gezin per leeftijdscategorie in 2015 per provincie
Leeftijd / Functie <3 jr 3-6 jr 6-12 jr >12 jr Totaal
Antwerpen 277 260 347 15 899
31% 29% 39% 2% 100%
Vlaams Brabant + Brussel
158 184 230 9 581
27% 32% 40% 2% 100%
Limburg 130 110 146 4 390
33% 28% 37% 1% 100%
Oost-Vlaanderen 174 130 189 10 503
35% 26% 38% 2% 100%
West-Vlaanderen 257 149 182 13 601
43% 25% 30% 2% 100%
Totaal 996 833 1094 51 2974
33% 28% 37% 2% 100%
Tabel 9. Aantal kinderen uit een mobiel begeleid gezin per leeftijdscategorie in 2015 per
typemodule
Leeftijd / Functie <3 jr 3-6 jr 6-12 jr >12 jr Totaal
Kort licht mobiel 432 339 367 21 1159
37% 29% 32% 2% 100%
Lang licht mobiel 464 550 825 33 1872
25% 29% 44% 2% 100%
Zeer kort intensief mobiel
11 10 9 1 31
35% 32% 29% 3% 100%
Kort intensief mobiel
75 10 11 0 96
78% 10% 11% 0% 100%
Middellang intensief mobiel
117 0 1 0 118
99% 0% 1% 0% 100%
Totaal begeleiding zonder weesmodule
930 813 1085 50 2878
32% 28% 38% 2% 100%
Weesmodule 66 21 10 1 98
67% 21% 10% 1% 100%
Totaal begeleiding met weesmodule
996 833 1094 51 2974
33% 28% 37% 2% 100%
21
4.3 Frequentie van de mobiele begeleidingscontacten
4.3.1 Inleidende toelichting
De frequentie van de begeleidingscontacten per week werd verrekend aan 46/52ste, rekening
houdend met het gegeven dat begeleiders niet het hele jaar door wekelijks op bezoek kunnen gaan.
4.3.2 Uitkomsten frequentie mobiele begeleidingen
De 2 lichte en 3 intensieve typemodules mobiele begeleidingen worden best apart beschouwd (zie
ook tabel 10). Wat betreft de lichte typemodules werd voor zowel de korte als lange variant een
sectorgemiddelde van 1,3 begeleidingscontacten per week behaald in 2015. Voor beide vormen is dit
meer dan regelgevend vereist.
Wat betreft de intensieve typemodules werd enkel voor de zeer korte begeleidingen de minimale
norm gehaald. Gemiddeld vonden hier 3 begeleidingscontacten per week plaats. Voor de kort en
middellang intensieve mobiele begeleidingen werd telkens op sectorniveau een klein tekort
genoteerd (respectievelijk 2,9 en 2,8 begeleidingscontacten per week i.p.v. 3).
Tabel 10. Gemiddelde frequentie mobiele begeleidingscontacten per week 2015
Typemodule Normering Gemiddelde frequentie per
week sector Aantal CKGs met dit
aanbod
Kort licht Gemiddeld 1BC/week
1,3 17
Lang licht Gemiddeld 1BC/week
1,3 18
Zeer kort intensief
Van 3 tot 5 BC/week
3,0 2
Kort intensief Gemiddeld 3
BC/week 2,9 8
Middellang intensief
Gemiddeld 3 BC/week
2,8 11
Noot1: BC/week = begeleidingscontact(en) per week.
Overheen de verschillende provincies varieerde de gemiddelde contactfrequentie voor de
typemodules met een lage frequentie (gemiddeld 1 begeleidingscontact per week) van grotendeels
van 1,1 tot 1,5 begeleidingscontacten per week (zie ook grafiek 1).
Wat betreft de intensieve modules is logischerwijs meer variatie tussen de provincies (zie ook grafiek
2).
22
Grafiek 1. Frequentie begeleidingscontacten per week voor kort en lang licht mobiele begeleiding
per provincie
Grafiek 2. Frequentie begeleidingscontacten per week voor zeer kort, kort en middellang intensieve
mobiele begeleiding per provincie
4.4 Intensiteit van de mobiele begeleidingen
4.4.1 Inleidende toelichting
De intensiteit wordt uitgedrukt in een gemiddeld aantal minuten per begeleidingscontact.
4.4.2 Uitkomsten intensiteit mobiele begeleidingen
Op sectorniveau werden gemiddeld genomen alle minimumnormen (1u) gehaald voor de 5 mobiele
typemodules. Ook de gemiddelde intensiteit per CKG lag veelal boven die minimumnorm. Enkel voor
de typemodule kort licht mobiel bleek de minimumnorm voor 4 op 17 CKGs te hoog gegrepen. Een
verklaring is dat een aantal CKGs veeleer een totale contactintensiteit per week nastreeft. Wanneer
dit in rekening wordt gebracht voor die CKGs met een te lage intensiteit, behalen alle CKGs de
minimum norm.
0,0
0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
1,2
1,4
1,6
ANT VBR+BRU LIM OVL WVL Sector
Kort licht mobiel
Lang licht mobiel
0,0
0,5
1,0
1,5
2,0
2,5
3,0
3,5
4,0
4,5
ANT VBR+BRU LIM OVL WVL Sector
Zeer kort intensief mobiel
Kort intensief mobiel
Middellang intensief mobiel
23
Tabel 11. Gemiddelde intensiteit van de mobiele begeleidingscontacten
Typemodule Normering Gemiddelde intensiteit begeleidingscontact
sector (minuten) Aantal CKGs met
dit aanbod
Kort licht 1u tot 3u 67 17
Lang licht 1u tot 3u 67 18
Zeer kort intensief
1u tot 5u 76 2
Kort intensief 1u tot 3u 74 8
Middellang intensief
1u tot 3u 99 11
Hoewel er enkele provinciale verschillen te merken zijn m.b.t. de gemiddelde intensiteit van de
mobiele begeleidingscontacten, zijn deze beperkt te noemen:
- de intensiteit van de kort licht mobiele begeleidingen was in 4 van de 5 provincies het laagst
van alle typemodules en de minimumnorm werd steeds gehaald
- de intensiteit van de lang licht mobiele begeleidingen sloot steeds nauw aan bij deze van de
kort licht begeleidingen en de norm werd in 4 van de 5 provincies gehaald
- de intensiteit van de kort intensieve begeleidingen varieerde van 72 tot 91 minuten en de
norm werd steeds gehaald
- de intensiteit van de middellang intensieve begeleidingen was in 3 op 4 gevallen steeds het
hoogst.
Grafiek 3. Intensiteit (minuten) contacten mobiele begeleiding per provincie
0
20
40
60
80
100
120
140
ANT VBR+BRU LIM OVL WVL Sector
Kort licht mobiel
Lang licht mobiel
Zeer kort intensief mobiel
Kort intensief mobiel
Middellang intensief mobiel
24
4.5 Duur van mobiele begeleiding
4.5.1 Inleidende toelichting
De duur van de verschillende typemodules wordt in aantal dagen weergegeven. Wanneer bij een kind
een typemodule herhaald wordt, geeft dit inzake de duur van de begeleiding een vertekend beeld.
Immers, de duur wordt steeds per afzonderlijk ingezet aanbod berekend terwijl de eigenlijke
begeleiding een stuk langer is. Dit effect kan deels worden uitgefilterd door per typemodule de duur
van de begeleiding per uniek kind te berekenen i.p.v. per uniek ingezette typemodule. In
onderstaande uitkomsten presenteren we beide situaties (per typemodule en per uniek kind). Echter,
de berekening per uniek kind is slechts een beperkte oplossing omdat we (1) niet over meerdere
jaren1 en (2) niet over andere typemodules heen kijken.
4.5.2 Uitkomsten duur mobiele begeleidingen
De gemiddelde duur op sectorniveau van de typemodules mobiele begeleiding viel steeds binnen de
vooropgestelde normen o.b.v. de duur per ingezette typemodule (dus ongeacht herhalingen, zie ook
tabel 12). Daarnaast slaagden bijna alle CKGs er telkens in om binnen de normen te blijven.
Tabel 12. Gemiddelde duur van mobiele begeleiding per ingezette typemodule (ongeacht herhaling)
Typemodule Normering Gemiddelde duur begeleiding sector
(dagen) Aantal CKGs met dit
aanbod
Kort licht 7 – 90 dagen 60 17
Lang licht 90 – 365
dagen 217 18
Zeer kort intensief Max 28 dagen 21 2
Kort intensief 7 – 90 dagen 58 7
Middellang intensief
90 – 180 dagen
113 11
De gemiddelde duur per provincie geeft veeleer weinig verschil (zie ook grafiek 4). In elke provincie
en dit voor elke typemodule mobiele begeleiding bevond de gemiddelde duur zich immers steeds in
de vooropgestelde normering.
1 Indien de start van de typemodule valt in een voorgaand jaar, worden de dagen wel geteld vanaf de start. Echter, als deze start ook al een herhaling was van dezelfde module, wordt alles van daarvoor niet meer meegeteld.
25
Grafiek 4. Gemiddelde duur van mobiele begeleiding per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) per provincie
De gemiddelde duur, maar nu berekend per uniek kind (rekening houdend met herhaling binnen 1
typemodule), geeft een licht gewijzigd beeld (zie ook tabel 13). Ten eerste blijkt dat op sectorniveau
de gemiddelde duur van de typemodules mobiele begeleiding nog steeds binnen de vooropgestelde
normen valt maar dat deze wel licht zijn gestegen. Daarnaast slaagden opnieuw bijna alle CKGs er
telkens in om binnen de normen te blijven.
Tabel 13. Gemiddelde duur van mobiele begeleiding per uniek kind (rekening houdend met
herhaling binnen een typemodule)
Typemodule Normering Gemiddelde duur begeleiding
(dagen) Aantal CKGs met dit
aanbod
Kort licht 7 – 90 dagen 71 16
Lang licht 90 – 365
dagen 240 18
Zeer kort intensief Max 28 dagen 21 2
Kort intensief 7 – 90 dagen 64 11
Middellang intensief
90 – 180 dagen
115 11
0
50
100
150
200
250
ANT VBR+BRU LIM OVL WVL Sector
Kort licht mobiel
Lang licht mobiel
Zeer kort intensief mobiel
Kort intensief mobiel
Middellang intensief mobiel
26
5 Ambulante pedagogische trainingen
5.1 Inleidende toelichting Er zijn 4 typemodules ambulante pedagogische trainingen. Hierin zijn twee grote categorieën te
onderscheiden, m.n. groepstrainingen en individuele trainingen.
Binnen de ambulant pedagogische groepstrainingen wordt vervolgens het onderscheid gemaakt
tussen (1) groepstraining aan ouders en kinderen samen, (2) groepstraining aan ouders en kinderen
apart, en (3) groepstraining aan ouders. De individuele trainingen bestaan louter uit een typemodule
individuele training aan ouders.
Doordat trainingen in groep kunnen plaatsvinden, wordt het aanbod in twee eenheden uitgedrukt.
Enerzijds kan het aantal trainingen en anderzijds kan het aantal gezinnen worden gehanteerd. Tenzij
anders vermeld, drukken we hier de grootteorde van het aanbod uit in het aantal te bereiken of
bereikte gezinnen.
Daarnaast zijn er ook weesmodules binnen de functie ambulante training. Een weesmodule past niet
binnen de technische grenzen van de typemodules maar kadert wel binnen de algemene kerntaken
van een CKG en de doelstellingen van de functies. Bij de goedkeuring van een weesmodule wordt
steeds één hoofdfunctie bepaald, en dit vanwege een basisprincipe uit het erkenningsbesluit (Besluit
Vlaamse regering inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en
gezinsondersteuning, dd 9 november 2012). Zo bepaalt art. 1, 5°, dat een aanbod steeds gebaseerd is
op één enkele functie. Van de 4 weesmodules zijn er 2 met als hoofdfunctie ambulante training.
Omdat in het aantal bereikte gezinnen per functie, zo ook het aantal kinderen per leeftijd en functie,
de weesmodules automatisch in de eindtotalen mee verrekend werden, worden de weesmodules
hier enkel in kaart gebracht waar relevant.
5.2 Geplande en gerealiseerde hoeveelheden ambulante pedagogische trainingen
5.2.1 Minimaal gepland aanbod ambulante pedagogische trainingen
In totaal werd met de ambulante pedagogische trainingen een minimaal bereik van 1298 gezinnen
gepland bij de start van het jaar, excl. weesmodules (zie ook tabel 14). Het grootste aantal gezinnen
beoogde men te bereiken met de groepstraining voor ouders (468 gezinnen, 36%). Maar ook met de
overige typemodules voorzag men heel wat gezinnen te bereiken: 380 gezinnen met groepstraining
voor ouders en kind apart (29%), 236 gezinnen met groepstraining voor ouders en kind samen (18%)
en 214 gezinnen met individuele training voor ouders (16%).
In Antwerpen werd het meeste aanbod gepland (35%). Voorts zijn er over de typemodules heen
enkele verschillen vast te stellen. Bepaalde typemodules ambulante training werden in de ene
provincie meer gepland dan in andere en omgekeerd.
27
Tabel 14. Minimaal gepland aantal te bereiken gezinnen met ambulant pedagogische trainingen bij
de start van het jaar
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Groepstraining ouders en kind samen
120 / 52 16 48 236
51% 22% 7% 20% 100%
Groepstraining ouders en kind apart
100 70 60 70 80 380
26% 18% 16% 18% 21% 100%
Groepstraining ouders
162 90 84 114 18 468
35% 19% 18% 24% 4% 100%
Individuele training
69 30 51 64 / 214
32% 14% 24% 30% 100%
Totaal training 451 190 247 264 146 1298
35% 15% 19% 20% 11% 100%
Weesmodule 60 6 / 16 / 82
73% 7% 20% 100%
5.2.2 Gerealiseerd aanbod ambulante pedagogische trainingen met start in 2015
In 2015 werden in totaal 1420 nieuwe ambulante pedagogische trainingen opgestart, exclusief de
weesmodules. Het betrof vnl. groepstrainingen (voor 1197 gezinnen) met op kop de groepstraining
aan louter de ouders (545 gezinnen), aan de ouders en aan de kinderen apart (381 gezinnen), en aan
de ouders en kinderen tezamen (271 gezinnen). De individuele ambulante pedagogische training aan
ouders gebeurde voor 223 gezinnen.
Er werd 9% meer ouders bereikt met de trainingen dan minimaal gepland bij de start van het jaar.
Voor wat de specifieke modules betreft, namen zowel de stoptrainingen als de groepstraining triple
P-level 4 zo goed als bijna de volledige typemodule in. Zo namen de 364 stoptrainingen 96% in van de
typemodule ambulante pedagogische training van ouders in groep en van kinderen. In aantal
scoorden de groepstrainingen triple P-level 4 duidelijk het hoogst. De 526 begeleidingen namen 97%
in van de typemodule ambulante pedagogische training van ouders in groep. Bij de tuimelmodules ligt
het aandeel binnen de typemodule iets lager. Zo stonden de 189 tuimelmodules voor 70% van de
typemodule ambulante pedagogische training voor ouders en kinderen samen. Bij de enige
typemodule met een individueel karakter ligt de verhouding het meest gespreid: met 133 gestarte
trainingen kwam het aandeel op 60% van de typemodule ambulante pedagogische training van
ouders individueel.
Daarnaast zijn sterke provinciale verschillen te merken.
28
Tabel 15. Nieuw opgestarte ambulant pedagogische trainingen in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Groepstraining ouders en kind samen
135 / 62 16 58 271
+13% +19% +0% +21% +15%
Groepstraining ouders en kind apart
87 79 59 68 88 381
-13% +0% -2% -3% +10% +0%
Groepstraining ouders
173 112 86 138 36 545
+7% +0% +2% +21% +100% +16%
Individuele training
72 26 57 68 / 223
+4% +0% +12% +6% +4%
Totaal training 467 217 264 290 182 1420
+4% +0% +7% +10% +25% +9%
Weesmodule 54 8 / 16 / 78
-10% +0% +0% -5%
Noot: De percentages betreffen de verhouding meer of minder gerealiseerd aanbod t.o.v. het minimaal gepland aanbod.
5.2.3 Nieuw opgestarte ambulant pedagogische trainingen in 2015 per CKG i.f.v. hun
vooropgesteld minimum aanbod
Bovenstaande oefening kan worden verder gezet, door op het niveau van de CKGs het gerealiseerde
aanbod af te zetten t.o.v. het gepland aanbod (zie ook tabel 16). Dit maakt meteen duidelijk dat heel
wat CKGs hun eigen minimaal gepland aanbod niet realiseerden. Per typemodules was dit nl. steeds
bij 17% tot 43% van de CKGs het geval.
Tabel 16. Nieuw opgestarte ambulant pedagogische trainingen in 2015 per CKG i.f.v. hun gepland
minimum aanbod
Typemodule Aantal CKGs
met dit aanbod
Aantal CKGs van wie
Gerealiseerd aanbod >= minimaal gepland aanbod
Gerealiseerd aanbod < minimaal gepland aanbod
Groepstraining ouders en kind samen
12 10 83% 2 17%
Groepstraining ouders en kind apart
10 6 60% 4 40%
Groepstraining ouders
15 11 73% 4 27%
Individuele training 14 8 57% 6 43%
Weesmodule 3 2 67% 1 33%
29
5.2.4 Aantal lopende modules ambulante pedagogische trainingen in 2015
In totaal waren er 1595 lopende ambulante trainingen, exclusief de weesmodules (zie ook tabel 17).
Dit zijn alle trainingen die minstens één dag lopende waren in 2015, ongeacht de startdatum,
ongeacht of dit herhalingen van eenzelfde aanbod in het jaar betreft. Hiermee werden 1543 unieke
gezinnen bereikt (zie ook tabel 18). Bij het aantal unieke gezinnen per functie worden automatisch
ook de gezinnen meegeteld die bereikt worden met een weesmodule met hoofdfunctie ambulante
training.
Eenzelfde gezin kan meerdere ambulante trainingen krijgen, ook meerdere soorten ambulante
training krijgen, hetzij op mekaar aansluitend of met tussenposen. Het totaal aantal unieke gezinnen
is dus niet gelijk aan de som van alle gezinnen per typemodule.
De verhouding van het aantal unieke gezinnen ten opzichte van het aantal lopende modules binnen
dezelfde typemodule geeft een aanwijzing over het al dan niet vaak herhalen van dezelfde
typemodule.
30
Tabel 17. Lopende ambulante trainingen in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Groepstraining ouders en kind samen
169 / 86 18 73 346
49% 25% 5% 21% 100%
Groepstraining ouders en kind apart
96 90 88 68 112 454
21% 20% 19% 15% 25% 100%
Groepstraining ouders
172 111 87 139 36 545
32% 20% 16% 26% 7% 100%
Individuele training
85 26 65 73 1 250
34% 10% 26% 29% 0% 100%
Totaal training 522 227 326 298 222 1595
33% 14% 20% 19% 14% 100%
Weesmodule 59 8 / 24 / 91
65% 9% 26% 100%
Totaal training met weesmodule AT
581 235 326 322 222 1686
34% 14% 19% 19% 13% 100%
Tabel 18. Bereikte unieke gezinnen met ambulante trainingen in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Groepstraining ouders en kind samen
129 0 76 17 53 275
47% 0% 28% 6% 19% 100%
Groepstraining ouders en kind apart
96 90 88 68 112 454
21% 20% 19% 15% 25% 100%
Groepstraining ouders
172 108 87 138 36 541
32% 20% 16% 26% 7% 100%
Individuele training
72 20 64 67 1 224
32% 9% 29% 30% 0% 100%
Totaal training 460 215 310 286 201 1472
31% 15% 21% 19% 14% 100%
Weesmodule 53 7 0 23 0 83
64% 8% 0% 28% 0% 100%
Totaal training met weesmodule AT
512 217 310 308 201 1548
33% 14% 20% 20% 13% 100%
31
5.2.5 Kinderen met ambulante training per leeftijd
Het aanbod ambulante pedagogische trainingen richt zich tot gezinnen. De parameters worden
regelgevend ook uitgedrukt ten aanzien van gezinnen. I.f.v. een telling op gezinsniveau werd de
afspraak gemaakt dat elke trainingssessie geregistreerd wordt op naam van slechts één kind uit
hetzelfde gezin, ook als meerdere kinderen uit dat gezin betrokken zijn bij deze hulpverlening.
Concreet was dit het kind dat de aanleiding vormde (of het meest aanleiding vormde) om de stap te
zetten naar het CKG toe. Enkel van dit kind werd ook de leeftijd geregistreerd. Bij het aantal kinderen
per leeftijd zijn ook de kinderen inbegrepen die bereikt werden met een weesmodule met
hoofdfunctie ambulante training.
Tabel 19. Aantal kinderen uit een gezin met ambulante training per leeftijdscategorie in 2015 per
provincie
Leeftijd <3 jr 3-6 jr 6-12 jr >12 jr niet
ingevuld totaal
Antwerpen 140 184 174 13 1 512
27% 36% 34% 3% 0% 100%
Vlaams Brabant + Brussel
16 92 106 3 / 217
7% 42% 49% 1% 100%
Limburg 97 121 88 4 / 310
31% 39% 28% 1% 100%
Oost-Vlaanderen 60 123 120 4 1 308
19% 40% 39% 1% 0% 100%
West-Vlaanderen 56 84 57 3 1 201
28% 42% 28% 1% 0% 100%
Totaal 369 604 545 27 3 1548
24% 39% 35% 2% 0% 100%
Noot: Voor het aantal kinderen per leeftijdscategorie met ambulante training wordt telkens slechts één kind geteld uit het
gezin dat de trainingssessie volgt.
32
Tabel 20. Aantal kinderen uit een gezin met ambulante training per leeftijdscategorie in 2015 per
typemodule
Leeftijd / Functie <3 jr 3-6 jr 6-12 jr >12 jr niet
ingevuld Totaal
Groepstraining ouders en kind samen
219 44 10 1 1 275
80% 16% 4% 0% 0% 100%
Groepstraining ouders en kind apart
1 238 209 6 / 454
0% 52% 46% 1% 100%
Groepstraining ouders
83 241 202 13 2 541
15% 45% 37% 2% 0% 100%
Individuele training
70 75 74 5 / 224
31% 33% 33% 2% 100%
Totaal training 362 590 491 26 3 1472
25% 40% 33% 2% 0% 100%
Weesmodule 7 16 59 1 / 83
8% 19% 71% 1% 100%
Totaal training met weesmodule AT
369 604 545 27 3 1548
24% 39% 35% 2% 0% 100%
5.3 Frequentie van de ambulant pedagogische trainingen
5.3.1 Inleidende toelichting
De frequentie van de trainingscontacten per week werd enkel voor de individuele trainingen
berekend. De frequentie van de begeleidingscontacten per week werd verrekend aan 46/52ste,
rekening houdend met het gegeven dat begeleiders niet het hele jaar door wekelijks op bezoek
kunnen gaan.
5.3.2 Uitkomsten frequentie individueel ambulant pedagogische trainingen
Over alle CKGs heen vond per individueel trainingstraject 1,1 contacten per week plaats met de
ouder(s) (zie ook tabel 21). Dit ligt kort bij de ondergrens van 1 contact per week. Bij 2 op 14 CKGs lag
hun gemiddelde frequentie niet hoog genoeg is. De gemiddelde contactfrequenties per CKG
varieerde van 0,8 tot 2,5 contacten per week.
33
Tabel 21. Gemiddelde frequentie individueel ambulant pedagogische trainingen per week
Typemodule Normering Gemiddelde frequentie
per week Aantal CKGs met
dit aanbod
Individuele training
Gemiddeld 1 tot 3 trainingscontacten per week
1,1 14
Overheen de provincies varieerde de gemiddelde contactfrequentie voor de typemodule van 0,9 tot
1,3 trainingscontacten per week (zie ook grafiek 5).
Grafiek 5. Frequentie trainingscontacten per week per provincie
5.4 Intensiteit van de ambulant pedagogische trainingen
5.4.1 Inleidende toelichting
De intensiteit van de trainingscontacten werd enkel voor de individuele trainingen berekend. De
intensiteit wordt uitgedrukt in een gemiddeld aantal minuten per trainingscontact.
5.4.2 Uitkomsten intensiteit individueel ambulant pedagogische trainingen
Op sectorniveau werd gemiddeld genomen de minimumnorm (1u) gehaald met een gemiddelde
intensiteit van 73 minuten per trainingscontact (zie ook tabel 22). Ook de gemiddelde intensiteit per
CKG lag meestal boven die minimumnorm. Voor 3 van de 14 CKGs bleek de minimumnorm toch te
hoog. Een verklaring is dat een aantal CKGs veeleer een totale contactintensiteit per week nastreeft.
Wanneer dit in rekening wordt gebracht voor die CKGs met een te lage intensiteit, behaalde 1 CKG de
minimum norm niet.
0,0
0,2
0,4
0,6
0,8
1,0
1,2
1,4
1,6
ANT VBR+BRU LIM OVL WVL Sector
Individueel ambulantpedagogische training
34
Tabel 22. Gemiddelde intensiteit van de individueel ambulant pedagogische trainingen
Typemodule Normering Gemiddelde intensiteit
begeleidingscontact (minuten)
Aantal CKGs met
dit aanbod
Aantal CKGs dat minimum
norm haalt
Aantal CKGs dat minimum
norm niet haalt
Individuele training
1u tot 3u 73 14 11 3 (*)
Noot (*): Twee van de drie CKGs die de norm per contact niet halen, behalen die norm wel op weekbasis.
Grafiek 6. Intensiteit (minuten) trainingscontacten individueel ambulant pedagogische training
5.5 Duur van de ambulante pedagogische trainingen
5.5.1 Inleidende toelichting
De duur van de verschillende typemodules wordt in aantal dagen weergegeven. Wanneer bij een kind
een typemodule herhaald wordt, geeft dit inzake de duur van de training een vertekend beeld.
Immers, de duur wordt steeds per afzonderlijk ingezet aanbod berekend terwijl de eigenlijke
trainingsperiode een stuk langer is. Dit effect kan deels worden uitgefilterd door per typemodule de
duur van de trainingen per uniek kind te berekenen i.p.v. per uniek ingezette typemodule. In
onderstaande uitkomsten presenteren we beide situaties (per typemodule en per uniek kind). Echter,
de berekening per uniek kind is slechts een beperkte oplossing omdat we (1) niet over meerdere
jaren heen kijken2 en (2) niet over andere typemodules heen kijken.
5.5.2 Uitkomsten duur ambulant pedagogische trainingen
De gemiddelde duur op sectorniveau van de typemodules ambulant pedagogische training viel steeds
binnen de vooropgestelde normen (berekening ongeacht herhalingen binnen de typemodules, zie
ook tabel 23). Geen enkel CKG realiseerde een duur korter dan het regelgevende minimum. De
gemiddelde duur van de groepstrainingen van ouders en kinderen apart was bij 4 op 10 CKGs te hoog.
2 Indien de start van de typemodule valt in een voorgaand jaar, worden de dagen wel geteld vanaf de start. Echter, als deze start ook al een herhaling was van dezelfde module, wordt alles van daarvoor niet meer meegeteld.
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
ANT VBR+BRU LIM OVL WVL Sector
Individueel ambulant pedagogischetraining
35
Daarentegen was de gemiddelde duur van de groepstraining voor ouders, en voor ouders en kind
samen bij geen enkel CKG te hoog.
Tabel 23. Gemiddelde duur van ambulant pedagogische trainingen per ingezette typemodule
(ongeacht herhaling)
Typemodule Normering Gemiddelde duur training
sector (dagen)
Aantal CKGs met dit aanbod
Groepstraining ouders en kind samen
30 – 180 dagen
124 12
Groepstraining ouders en kind apart
30 – 180 dagen
114 10
Groepstraining ouders 7 – 90 dagen 59 15
Individuele training 7 – 90 dagen 73 14
De gemiddelde duur opgedeeld per provincie toont behoorlijk wat verschil (zie ook grafiek 7). Vooral
voor de typemodule groepstraining aan ouders en kind werden grote verschillen vastgesteld.
Grafiek 7. Gemiddelde duur van ambulante trainingen per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) per provincie
De gemiddelde duur, maar nu berekend per uniek gezin (rekening houdend met herhaling binnen 1
typemodule), gaf een licht gewijzigd beeld (zie ook tabel 24).
36
Tabel 24. Gemiddelde duur van ambulant pedagogische training per uniek gezin (rekening houdend
met herhaling binnen een typemodule)
Typemodule Normering Gemiddelde duur
begeleiding (dagen) Aantal CKGs met dit
aanbod
Groepstraining ouders en kind samen
30 – 180 dagen
146 12
Groepstraining ouders en kind apart
30 – 180 dagen
124 10
Groepstraining ouders 7 – 90 dagen 60 15
Individuele training 7 – 90 dagen 81 14
37
6 Ambulante opvang
6.1 Inleidende toelichting Er is 1 typemodule ambulante opvang. Kinderen (en hun gezin) kunnen binnen deze typemodule
overdag op het CKG terecht voor opvang gedurende 2 tot 5 dagen per week, gedurende 3u tot 8u per
dag en dit gedurende 1 week tot 3 maand. In principe steeds in combinatie met mobiele of
ambulante begeleiding. Bij dit combineren kan het accent van de hulp liggen bij dagopvang van het
kind, terwijl het CKG het gezin nog op een andere manier verder helpt, hetzij via begeleiding, hetzij
via training. Anderzijds kan dagopvang ondergeschikt zijn doordat dit aanbod aansluit bij een ander
aangeboden hulppakket. Dit is bv. het geval bij training van ouders die enkel aan deze training kunnen
deelnemen mits de mogelijkheid tot dagopvang van hun kind.
In tegenstelling tot de mobiele begeleidingen en ambulante trainingen wordt het minimaal geplande
en gerealiseerde aanbod niet steeds uitgedrukt in aantal kinderen of gezinnen maar vooral in aantal
plaatsen. Het geplande aanbod kan louter in aantal plaatsen worden weergegeven. Het gerealiseerde
aanbod kan zowel in aantal gerealiseerde hoeveelheden ambulante opvang als in bezettingsaantallen
worden weergegeven. De bezetting kan op zijn beurt worden opgedeeld in aantal begeleidingsdagen
en aantal aanwezigheidsdagen. De begeleidingsdagen hebben betrekking op het aantal dagen dat een
kind ambulant wordt opgevangen en dit vanaf de start- tot einddatum. De aanwezigheidsdagen
hebben betrekking op het aantal dagen dat een kind effectief in het CKG verblijft.
Ten slotte, en ook in tegenstelling tot de mobiele begeleidingen en ambulante trainingen bepaalt de
regelgeving de normen t.a.v. kinderen en niet t.a.v. bereikte gezinnen. De resultaten worden voor
ambulante opvang dan ook op kindniveau gepresenteerd.
Bezetting ambulante opvang o.b.v. begeleidingsdagen
De bezetting o.b.v. de begeleidingsdagen wordt berekend ten aanzien van een aantal plaatsen. Dit is
steeds het geplande aantal plaatsen van begin het jaar. Concreet worden alle dagen geteld waarop er
een opvangmodule liep, en dit wordt vergeleken met alle dagen waarop die plaatsen maximaal benut
zouden kunnen zijn (365 dagen).
Bezetting ambulante opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen
De bezetting o.b.v. het aantal aanwezigheden wordt eveneens berekend ten aanzien van het
geplande aantal plaatsen van begin het jaar. Concreet worden alle dagen geteld waarop er effectief
een kindje aanwezig was, en dit wordt vergeleken met alle dagen waarop die plaatsen maximaal
bezet zouden kunnen zijn. Vermits kinderen in dit aanbod vooral op weekdagen naar het CKG komen
is het maximaal aantal bezettingsdagen gelijk aan het aantal weekdagen in 2015 (261 dagen).
6.2 Geplande en gerealiseerde hoeveelheden ambulante opvang
6.2.1 Minimaal gepland aanbod ambulante opvang
In totaal werd een minimum van 101 plaatsen ambulante opvang beoogd bij de start van het jaar (zie
ook tabel 25). 1 plaats kan gedurende het jaar achtereenvolgens voor meerdere kinderen worden
ingezet.
Tabel 25. Minimaal gepland aantal plaatsen ambulante opvang bij de start van het jaar
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Ambulante opvang
23 12 12 26 28 101
23% 12% 12% 26% 28% 100%
38
6.2.2 Aantal nieuw gestarte typemodules ambulante opvang in 2015
In totaal werden 652 typemodules ambulante opvang gerealiseerd in 2015. Deze werden ingezet voor
468 unieke kinderen.
Tabel 26. Aantal nieuw gestarte typemodules ambulante opvang in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Ambulante opvang
166 58 69 169 190 652
25% 9% 11% 26% 29% 100%
6.2.3 Bezetting ambulante opvang o.b.v. begeleidingsdagen
Op sectorniveau werd de ondergrens van 80% bezetting o.b.v. het aantal begeleidingsdagen ruim
gehaald (zie ook tabel 27). Hier wordt een gemiddelde van 103% bezetting gescoord. Echter, 4 op 14
CKGs haalden de ondergrens niet.
Tabel 27. Bezetting ambulante opvang o.b.v. begeleidingsdagen
Typemodule Minimumnorm Gemiddelde bezetting
o.b.v. begeleidingsdagen Aantal CKGs met
aanbod
Ambulante opvang 80% 103% 14
6.2.4 Bezetting ambulante opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen
Op sectorniveau werd de ondergrens van 60% bezetting o.b.v. het aantal aanwezigheidsdagen niet
gehaald (zie ook tabel 28). Met een gemiddelde van 57% bezetting werd beduidend lager gescoord in
vergelijking met de bezetting o.b.v. begeleidingsdagen. Bovendien haalden 6 op 14 CKGs de
ondergrens niet.
Tabel 28. Bezetting ambulante opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen
Typemodule Minimumnorm Gemiddelde bezetting
o.b.v. begeleidingsdagen Aantal CKGs met
aanbod
Ambulante opvang 60% 57% 14
6.2.5 Aantal lopende modules ambulante opvang in 2015
In totaal waren er 733 lopende modules ambulante opvang (zie ook tabel 29). Dit zijn alle modules
ambulante opvang die minstens één dag lopende waren in 2015, ongeacht de startdatum, ongeacht
of dit herhalingen van eenzelfde aanbod in het jaar betreft. Hiermee werden 468 unieke kinderen
bereikt (zie ook tabel 30).
Eenzelfde kind kan meerdere keren een periode ambulant worden opgevangen, hetzij op mekaar
aansluitend of met tussenposen. Het totaal aantal unieke kinderen is dus niet automatisch gelijk aan
het aantal lopende typemodules.
De verhouding van het aantal unieke kinderen ten opzichte van het aantal lopende modules binnen
dezelfde typemodule geeft een aanwijzing over het al dan niet vaak herhalen van dezelfde
typemodule.
Tabel 29. Lopende typemodules ambulante opvang in 2015
39
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Ambulante opvang
192 68 72 184 217 733
26% 9% 10% 25% 30% 100%
Tabel 30. Unieke kinderen in ambulante opvang in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Ambulante opvang
125 38 60 109 136 468
27% 8% 13% 23% 29% 100%
6.2.6 Kinderen in ambulante opvang per leeftijd
In 2015 werden vooral kinderen jongeren dan 3 ambulant opgevangen: 72%. In mindere mate
werden kinderen van 3 tot 6 jaar (18%) en van 6 tot 12 jaar opgevangen (10%). Deze vaststelling is vrij
stabiel overheen de provincies.
Tabel 31. Aantal kinderen met ambulante opvang per leeftijdscategorie in 2015
Leeftijd / Functie <3 jr 3-6 jr 6-12 jr >12 jr Totaal
Antwerpen 88 19 17 1 125
70% 15% 14% 1% 100%
Vlaams-Brabant + Brussel
37 1 0 0 38
97% 3% 0% 0% 100%
Limburg 36 14 9 1 60
60% 23% 15% 2% 100%
Oost-Vlaanderen 72 27 9 1 109
66% 25% 8% 1% 100%
West-Vlaanderen 103 23 10 0 136
76% 17% 7% 0% 100%
Sector 336 84 45 3 468
72% 18% 10% 1% 100%
6.3 Duur van ambulante opvang
6.3.1 Inleidende toelichting
De duur van de typemodule wordt in aantal dagen weergegeven. Wanneer bij een kind een
typemodule herhaald wordt, geeft dit inzake de duur van de opvang een vertekend beeld. Immers, de
duur wordt steeds per afzonderlijk ingezet aanbod berekend terwijl de eigenlijke opvang een stuk
40
langer is. Dit effect kan deels worden uitgefilterd door de duur per uniek kind te berekenen i.p.v. per
uniek ingezette typemodule. In onderstaande uitkomsten presenteren we beide situaties (per
typemodule en per uniek kind). Echter, de berekening per uniek kind is slechts een beperkte oplossing
omdat we (1) niet over meerdere jaren heen kijken3 en (2) niet over andere typemodules heen kijken.
6.3.2 Uitkomsten duur ambulante opvang
De gemiddelde duur op sectorniveau van de ambulante opvang kwam met 56 dagen uit tussen de
onder- en bovengrens (van 7 tot 90 dagen, zie ook tabel 32) en dit ongeacht herhalingen van de
typemodule voor een kind.
Tabel 32. Gemiddelde duur van ambulante opvang per ingezette typemodule (ongeacht herhaling)
Typemodule Normering Gemiddelde duur ambulante opvang
sector (dagen) Aantal CKGs met dit
aanbod
Ambulante opvang
7 – 90 dagen
56 14
De gemiddelde duur, maar nu berekend per uniek kind (rekening houdend met herhaling), geeft een
gewijzigd beeld (zie ook tabel 33). Hoewel op sectorniveau de gemiddelde duur van de typemodule
nog steeds binnen de vooropgestelde normen viel, is deze beduidend hoger (van gemiddeld 56 naar
gemiddeld 88 dagen). Dit impliceert dat heel wat herhalingen van de typemodule bij eenzelfde kind
gebeurd zijn. Daarnaast kwamen nu 6 CKGs op een gemiddeld langere duur uit van de opvang t.o.v.
de normering.
Tabel 33. Gemiddelde duur van ambulante opvang per uniek kind (rekening houdend met herhaling
binnen een typemodule)
Typemodule Normering Gemiddelde duur begeleiding
(dagen) Aantal CKGs met dit
aanbod
Ambulante opvang
7 – 90 dagen
88 14
3 Indien de start van de typemodule valt in een voorgaand jaar, worden de dagen wel geteld vanaf de start. Echter, als deze start ook al een herhaling was van dezelfde module, wordt alles van daarvoor niet meer meegeteld.
41
7 Residentiële opvang
7.1 Inleidende toelichting Er zijn 3 typemodules residentiële opvang, m.n. crisisopvang, zeer korte residentiële opvang en lang
residentiële opvang. Kinderen kunnen binnen deze typemodule dag en nacht op het CKG terecht voor
opvang, in principe steeds in combinatie met mobiele of ambulante begeleiding. Belangrijk is dat de
lang residentiële opvang de enige typemodule niet-rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpaanbod is.
Binnen de lang residentiële opvang wordt bijkomstig het onderscheid gemaakt tussen modules
perspectief zoekende en perspectief biedende opvang, hoewel dit geen aparte typemodules betreft.
Perspectief zoekende opvang doelt op een situatie waarbij het CKG nog dient te zoeken naar een
lange termijn oplossing voor het kind, in de eerste plaats binnen de thuissituatie. Perspectief
biedende opvang doelt op een situatie waarbij het CKG voor een stabiel leefklimaat moet zorgen
omdat duidelijk is dat het kind na 6 maanden niet naar huis zal kunnen.
Daarnaast wordt ook de crisisopvang opgesplitst. Een aantal CKGs bieden dit aan als verzekerd
aanbod in samenspraak met het crisisnetwerk binnen Integrale Jeugdhulp. Het betreft een aantal
afgesproken plaatsen die specifiek worden voorbehouden voor crisisvragen via het crisismeldpunt. De
regelgeving binnen de Integrale Jeugdhulp bepaalt dat de erkennende en subsidiërende overheid
dergelijke voorbehouden plaatsen steeds als volledig bezet dient te beschouwen. Daarnaast kan een
CKG ook nog crisisplaatsen inplannen via de reguliere weg. Bij meerdere CKGs zit dit aanbod
opgeslorpt binnen de zeer korte residentiële opvang, ervan uitgaande dat dit niet tegenstrijdig is met
de bandbreedte van de korte opvang en omdat een uitsplitsing bij de planning niet evident is.
In tegenstelling tot de mobiele begeleidingen en ambulante training en in overeenstemming met
ambulante opvang wordt het minimaal geplande en gerealiseerde residentiële aanbod uitgedrukt in
aantal plaatsen. Het gerealiseerde aanbod kan zowel in aantal gerealiseerde typemodules als in
bezettingspercentages worden weergegeven. De bezetting kan zowel worden berekend o.b.v. het
aantal begeleidingsdagen als het aantal aanwezigheidsdagen. De begeleidingsdagen hebben
betrekking op het aantal dagen dat een kind residentieel wordt opgevangen en dit vanaf de start- tot
einddatum. De aanwezigheidsdagen hebben betrekking op het aantal dagen dat een kind effectief in
het CKG verblijft.
Bezetting o.b.v. begeleidingsdagen
De bezetting wordt berekend ten aanzien van een aantal plaatsen. Dit is steeds het geplande aantal
plaatsen van begin het jaar. Concreet worden alle dagen geteld waarop er een residentiële
opvangmodule liep, en dit wordt vergeleken met alle dagen waarop die plaatsen maximaal benut
zouden kunnen zijn (365 dagen).
De verzekerde plaatsen crisisopvang via het meldpunt dienen steeds als volledig bezet te worden
beschouwd, dus steeds een 100% bezetting.
Bezetting o.b.v. aanwezigheidsdagen
De bezetting wordt eveneens berekend ten aanzien van het geplande aantal plaatsen van begin het
jaar. Concreet worden alle dagen geteld waarop er effectief een kindje aanwezig was, en dit wordt
vergeleken met alle dagen waarop die plaatsen maximaal bezet zouden kunnen zijn (365 dagen).
De verzekerde plaatsen crisisopvang via het meldpunt dienen steeds als volledig bezet te worden
beschouwd, dus steeds een 100% bezetting.
7.2 Geplande en gerealiseerde hoeveelheden residentiele opvang
7.2.1 Minimaal gepland aanbod residentiële opvang
In totaal werd een minimum capaciteit van 454 plaatsen residentiële opvang beoogd bij de start van
het jaar (zie ook tabel 34). De meeste capaciteit werd vrijgehouden voor lang residentiële opvang
(338 plaatsen) en meer bepaald de perspectief zoekende opvangvariant (234 plaatsen). Voor zeer
42
korte residentiële opvang en crisisopvang werden respectievelijk 90 en 26 plaatsen gereserveerd. Bij
deze crisisopvang gaat het om 20 plaatsen verzekerd aanbod via het crisismeldpunt Integrale
Jeugdzorg (77%) en 6 plaatsen via reguliere weg (23%).
Tabel 34. Minimaal gepland aantal plaatsen residentiële opvang bij de start van het jaar
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Crisis-opvang
MP IJH 6 4 6 1 3 20
30% 20% 30% 5% 15% 100%
Regulier / / 3 1 2 6
50% 17% 33% 100%
Totaal 6 4 9 2 5 26
23% 15% 35% 8% 19% 100%
Zeer korte opvang
29 6 12 26 17 90
32% 7% 13% 29% 19% 100%
Lange opvang
PZ 112 21 18 59 24 234
48% 9% 8% 25% 10% 100%
PB 50 12 9 27 6 104
48% 12% 9% 26% 6% 100%
Totaal 162 33 27 86 30 338
48% 10% 8% 25% 9% 100%
Totaal residentiële opvang
197 43 48 114 52 454
43% 9% 11% 25% 11% 100%
Noot: MP IJH = via Meldpunt Integrale Jeugdhulp (verzekerd aanbod);PB = perspectief biedend; PZ = perspectief zoekend
7.2.2 Gerealiseerd aanbod residentiële opvang met start in 2015
In totaal werden 1823 typemodules residentiële opvang gerealiseerd in 2015 (zie ook tabel 35). Het
betrof voornamelijk zeer korte opvang (918) maar ook heel wat lange opvang (429) en crisisopvang
(425).
43
Tabel 35. Aantal nieuw opgestarte typemodules residentiële opvang in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Crisis-opvang
MP IJH 122 80 41 20 58 321
38% 25% 13% 6% 18% 100%
Regulier 42 / 2 7 53 104
40% 2% 7% 51% 100%
Totaal 164 80 43 27 111 425
39% 19% 10% 6% 26% 100%
Zeer korte opvang
162 85 121 253 297 918
18% 9% 13% 28% 32% 100%
Lange opvang
PZ 186 31 21 74 33 345
54% 9% 6% 21% 10% 100%
PB 40 10 17 13 4 84
48% 12% 20% 15% 5% 100%
Totaal 226 41 38 87 37 429
53% 10% 9% 20% 9% 100%
Totaal residentiële opvang
565 226 203 378 451 1823
31% 12% 11% 21% 25% 100%
Noot: MP IJH = via Meldpunt Integrale Jeugdhulp (verzekerd aanbod);PB = perspectief biedend; PZ = perspectief zoekend
Van de 918 ingezette typemodules korte residentiële opvang werden er 51 als “ticket” geregistreerd
(zie ook onderstaande tabel). Dit betekent dat voor 6% van de kinderen in korte residentiële opvang
een A-document werd ingediend. Deze cijfers kunnen voor het eerst worden weergegeven en vragen
nog enige discussie alvorens hier bepaalde conclusies aan vast te hangen.
Tabel 36. Geregistreerde kinderen in “ticketmodule” binnen de zeer korte residentiële opvang
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Onderdeel zeer korte opvang: ‘ticketmodule’
13 20 1 11 6 51
25% 39% 2% 22% 12% 100%
7.2.3 Bezetting residentiële opvang o.b.v. begeleidingsdagen
Inzake de crisisopvang (exclusief opvang binnen crisisnetwerk Integrale Jeugdhulp) was de
minimumnorm van 80% ruim te hoog (zie ook tabel 37). Dit blijkt duidelijk uit een sectorgemiddelde
van 47% bezetting en 3 op 3 CKGs die de norm niet haalden.
44
De bezetting van de zeer kort residentiële opvang bleek eveneens niet behaald met een
sectorgemiddelde van 77%. De gemiddelde bezetting van 9 op 17 CKGs was onvoldoende t.o.v. van
de 80% norm.
De hoogste bezetting werd bereikt binnen het lang residentiële aanbod. Het sectorgemiddelde was
109% en 14 op 15 CKGS behaalden de minimumnorm.
Voor 2015 werd voor het eerst ook een globaal bezettingspercentage berekend voor alle typemodules
residentiële opvang. Dit is het resultaat van de werkgroep evaluatie typemodules en werd
ondersteund door de koepels. Hiervoor werd eerst een gewogen ondergrens per CKG berekend o.b.v.
de verhouding van het aantal plaatsen crisis-, korte en lange opvang. Nadien werd de bezetting
overheen de typemodules berekend conform de berekening per typemodule. Dit resulteerde in een
gemiddelde bezetting voor de totale residentiële opvang van 98% o.b.v. de begeleidingsdagen.
Tabel 37. Bezetting residentiële opvang o.b.v. begeleidingsdagen
Typemodule Minimumnorm bezetting o.b.v. begeleidingsdagen
Gemiddelde bezetting o.b.v. begeleidingsdagen
Aantal CKGs met aanbod
Crisisopvang (m.u.v. verzekerde aanbod)
80% 47% 3
Zeer korte opvang 80% 77% 17
Lange opvang
PZ 85% 109% 15
PB 85% 94% 11
Totaal 85% 105% 15
Totaal residentiële opvang (m.u.v. verzekerd crisisaanbod)
Tussen 80-85% (berekend pr ckg)
98% 18
Noot1: PB = perspectief biedend; PZ = perspectief zoekend
Noot2: crisisopvang: enkel het gerealiseerde aanbod buiten het crisisnetwerk integrale jeugdhulp wordt hier gepresenteerd
omdat crisisopvang binnen dat netwerk steeds als 100% bezet wordt opgevat.
Noot3: de bezetting van de zeer korte opvang is berekend met de dagen ‘ticketmodule’ inbegrepen.
De provinciale verdeling van de bezettingspercentages bracht behoorlijk wat verschil met zich mee
(zie ook grafiek 8).
45
Grafiek 8. Provinciale bezetting residentiële opvang o.b.v. aantal begeleidingsdagen
7.2.4 Bezetting residentiële opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen
Inzake de crisisopvang (exclusief opvang binnen crisisnetwerk Integrale Jeugdhulp) was de
minimumnorm van 60% andermaal ruim te hoog (zie ook tabel 38). Dit blijkt opnieuw duidelijk uit een
sectorgemiddelde van 38% bezetting en 3 op 3 CKGs die de norm niet haalden.
De bezetting van de zeer kort residentiële opvang was daarentegen voldoende met een
sectorgemiddelde van 64%. De gemiddelde bezetting van 7 op 17 CKGs bleek echter onvoldoende
t.o.v. van de 60% norm.
De hoogste bezetting werd bereikt binnen het lang residentiële aanbod. Het sectorgemiddelde was
91%. Voor de lange residentiële opvang vermeldt de regelgeving geen minimumnorm voor de
bezetting o.b.v. de aanwezigheidsdagen, enkel voor die o.b.v. de begeleidingsdagen.
Voor 2015 werd voor het eerst ook een globaal bezettingspercentage berekend voor alle typemodules
residentiële opvang. Dit is het resultaat van de werkgroep evaluatie typemodules en werd
ondersteund door de koepels. Hiervoor werd eerst een gewogen ondergrens per CKG berekend o.b.v.
de verhouding van het aantal plaatsen crisis-, korte en lange opvang. Nadien werd de bezetting
overheen de typemodules berekend conform de berekening per typemodule. Dit resulteerde in een
gemiddelde bezetting voor de totale residentiële opvang van 85% o.b.v. de aanwezigheidsdagen.
46
Tabel 38. Bezetting residentiële opvang o.b.v. aanwezigheidsdagen
Typemodule Minimumnorm bezetting
o.b.v. aanwezigheidsdagen Gemiddelde bezetting o.b.v.
aanwezigheidsdagen Aantal CKGs met aanbod
Crisisopvang 60% 38% 3
Zeer korte opvang 60% 64% 17
Lange opvang / 91% 15
Totaal residentiële opvang
Tussen 60-65% (berekend pr ckg)
85% 18
Noot1: crisisopvang: enkel het gerealiseerde aanbod buiten het crisisnetwerk integrale jeugdhulp wordt hier gepresenteerd
omdat crisisopvang binnen dat netwerk steeds als 100% bezet wordt opgevat.
De provinciale verdeling van de bezettingspercentages bracht enig verschil met zich mee op het
niveau van de typemodules (zie ook grafiek 9). Globaal genomen echter zijn de provinciale
bezettingscijfers behoorlijk gelijkaardig.
Grafiek 9. Provinciale bezetting residentiële opvang o.b.v. aantal aanwezigheidsdagen
7.2.5 Aantal lopende modules residentiële opvang in 2015
In totaal waren er 2226 lopende modules binnen het aanbod residentiële opvang (zie ook tabel 39).
Dit zijn alle modules residentiële opvang die minstens één dag lopende waren in 2015, ongeacht de
startdatum, ongeacht of dit herhalingen van eenzelfde aanbod in het jaar betreft. Hiermee werden
1706 unieke kinderen bereikt (zie ook tabel 40).
Eenzelfde kind kan meerdere keren een periode residentieel worden opgevangen, kan ook meerdere
soorten residentieel aanbod krijgen, hetzij op mekaar aansluitend of met tussenposen. Het totaal
aantal unieke kinderen is dus niet gelijk aan de som van de unieke kinderen per soort typemodule.
47
De verhouding van het aantal unieke kinderen ten opzichte van het aantal lopende modules binnen
dezelfde typemodule geeft een aanwijzing over het al dan niet vaak herhalen van dezelfde
typemodule.
Tabel 39. Lopende typemodules residentiële opvang in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Crisis-opvang
MP IJH 125 80 42 20 59 326
38% 25% 13% 6% 18% 100%
Regulier 42 0 3 7 54 106
40% 0% 3% 7% 51% 100%
Totaal 167 80 45 27 113 432
39% 19% 10% 6% 26% 100%
Zeer korte opvang
TM 173 98 127 268 310 976
18% 10% 13% 27% 32% 100%
“Ticket-module”
19 20 1 11 6 57
33% 35% 2% 19% 11% 100%
Lange opvang
PZ
303 44 43 132 48 570
53% 8% 8% 23% 8% 100%
PB 96 20 29 36 10 191
50% 10% 15% 19% 5% 100%
Totaal 399 64 72 168 58 761
52% 8% 9% 22% 8% 100%
Totaal residentiële opvang
758 262 245 474 487 2226
34% 12% 11% 21% 22% 100%
Noot: PB = perspectief biedend; PZ = perspectief zoekend
48
Tabel 40. Unieke kinderen in residentiële opvang in 2015
Typemodule Antwerpen Vlaams-
Brabant + Brussel
Limburg Oost-
Vlaanderen West-
Vlaanderen Sector
Crisis-opvang
MP IJH 90 80 41 18 53 282
32% 28% 15% 6% 19% 100%
Regulier
32 0 3 5 45 85
38% 0% 4% 6% 53% 100%
Totaal 122 80 44 23 98 367
33% 22% 12% 6% 27% 100%
Zeer korte opvang
TM 118 67 93 167 181 626
19% 11% 15% 27% 29% 100%
“Ticket-module”
19 16 1 11 6 53
36% 30% 2% 21% 11% 100%
Lange opvang
PZ 234 38 41 108 42 463
51% 8% 9% 23% 9% 100%
PB 81 20 29 34 10 174
47% 11% 17% 20% 6% 100%
Totaal 315 58 70 142 52 637
49% 9% 11% 22% 8% 100%
Totaal residentiële opvang
513 195 183 303 279 1473
35% 13% 12% 21% 19% 100%
Noot: PB = perspectief biedend; PZ = perspectief zoekend
49
7.2.6 Kinderen in residentiële opvang per leeftijd
70% van de (unieke) kinderen in residentiële opvang is jonger dan 6 jaar.
Tabel 41. Aantal kinderen in residentiële opvang per leeftijdscategorie in 2015 per provincie
Leeftijd / Functie <3 jr 3-6 jr 6-12 jr >12 jr niet
ingevuld totaal
Antwerpen 184 158 164 7 / 513
36% 31% 32% 1% 100%
Vlaams Brabant + Brussel
75 67 48 5 / 195
38% 34% 25% 3% 100%
Limburg 63 65 53 1 1 183
34% 36% 29% 1% 1% 100%
Oost-Vlaanderen 118 112 71 2 / 303
39% 37% 23% 1% 100%
West-Vlaanderen
126 76 73 3 1 279
45% 27% 26% 1% 0% 100%
Totaal 566 478 409 18 2 1473
38% 32% 28% 1% 0% 100%
Tabel 42. Aantal kinderen in residentiële opvang per leeftijdscategorie in 2015 per typemodule
Leeftijd / Functie <3 jr 3-6 jr 6-12 jr >12 jr niet
ingevuld Totaal
Crisisopvang MP IJH
122 59 94 7 0 282
43% 21% 33% 2% 0% 100%
Crisisopvang regulier
39 24 20 1 1 85
46% 28% 24% 1% 1% 100%
Zeer korte opvang 251 204 165 5 1 626
40% 33% 26% 1% 0% 100%
Lange opvang PZ 154 166 139 4 0 463
33% 36% 30% 1% 0% 100%
Lange opvang PB 65 81 27 1 0 174
37% 47% 16% 1% 0% 100%
Totaal 566 478 409 18 2 1473
38% 32% 28% 1% 0% 100%
50
7.3 Duur van residentiële opvang
7.3.1 Inleidende toelichting
De duur van de typemodules wordt in aantal dagen weergegeven. Wanneer bij een kind een
typemodule herhaald wordt, geeft dit inzake de duur van de opvang een vertekend beeld. Immers, de
duur wordt steeds per afzonderlijk ingezet aanbod berekend terwijl de eigenlijke opvang een stuk
langer is. Dit effect kan deels worden uitgefilterd door de duur per uniek kind te berekenen i.p.v. per
uniek ingezette typemodule. In onderstaande uitkomsten presenteren we beide situaties (per
typemodule en per uniek kind). Echter, de berekening per uniek kind is slechts een beperkte oplossing
omdat we (1) niet over meerdere jaren heen kijken en (2) niet over andere typemodules heen kijken.
7.3.2 Uitkomsten duur residentiële opvang
De gemiddelde duur op sectorniveau van de verschillende typemodules residentiële opvang viel
steeds in de normen (zie ook tabel 43) en dit ongeacht herhalingen van de typemodule voor een kind.
In de typemodules crisis en zeer korte opvang waren telkens 1 tot 2 CKGs met een gemiddeld te lange
duur.
Tabel 43. Gemiddelde duur van residentiële opvang per ingezette typemodule (ongeacht herhaling)
Typemodule Normering Gemiddelde duur
begeleiding (dagen) Aantal CKGs
met dit aanbod
Crisisopvang MP IJH
Maximum 14 dagen 13 7
Regulier 8 10
Zeer korte opvang
Zeer korte opvang
Maximum 42 dagen 23 17
“Ticket-module”
nvt 55 10
Lange opvang
PZ Maximum 365 dagen 251 15
PB Tot leeftijd kind 6 jaar 330 11
Noot: MP IJH = crisisopvang via het meldpunt; PB = perspectief biedend; PZ = perspectief zoekend
De gemiddelde duur per provincie geeft enige verschillen (zie ook grafiek 10).
51
Grafiek 10. Gemiddelde duur van residentiële opvang per ingezette typemodule (ongeacht
herhaling) per provincie
De gemiddelde duur, maar nu berekend per uniek kind (rekening houdend met herhaling), geeft
verhoudingsgewijs vooral voor de zeer korte opvang en reguliere crisisopvang een gewijzigd beeld (zie
ook tabel 44). Het sectorgemiddelde stijgt respectievelijk van 23 naar 36 dagen (+36%) en van 8 naar
12 dagen (+34%). Daarnaast stijgt ook de duur van de perspectiefzoekende langdurige opvang
behoorlijk van 251 naar 309 dagen (+19%).
Bij de lange residentiële opvangmodules hebben we echter geen duidelijk betrouwbaar beeld van de
duur. Voor de gemiddelde duur worden nl. enkel de dagen verrekend als de module ook effectief
stopgezet werd. De herhalingen in de loop van het jaar hebben vaak in het jaar zelf geen nieuwe
stopdatum. Wanneer er geen herhaling plaatsvond in het jaar zelf, kan het zijn dat de lopende
module tijdens het jaar in feite al een herhaling was, gestart voorgaand jaar. Wanneer deze effectieve
start valt in voorgaand jaar hebben we er geen zicht op of dit de allereerste dag betrof van dit aanbod
dan wel de eerste dag van een herhaling.
52
Tabel 44. Gemiddelde duur van residentiele opvang per uniek kind (rekening houdend met
herhaling binnen een typemodule)
Typemodule Normering Gemiddelde duur
begeleiding (dagen) Aantal CKGs met
dit aanbod
Crisis-opvang
MP IJH
Maximum 14 dagen 15 7
Regulier 12 10
Zeer korte opvang
Zeer korte opvang
Maximum 42 dagen 36 17
“Ticket-module”
nvt 59 10
Lange opvang
PZ Maximum 365 dagen 309 15
PB Tot leeftijd kind 6 jaar 362 11
Noot: MP IJH = crisisopvang via het meldpunt; PB = perspectief biedend; PZ = perspectief zoekend
53
8 Overzicht gepland aanbod, gerealiseerd aanbod en FID-parameters
Ambulan
te
opvang
Individu
eelDag
Kort LangZeer
kortKort
Middel-
lang
Ouder
en kind
samen
Ouder
en kind
apart
Ouder Ouder CrisisZeer
kortLang
Frequenti
eGem. 1 bc/w Gem. 1 bc/w 3 – 5 bc/w Gem. 3 bc/w Gem. 3 bc/w 1 – 3 tc/w 1 – 3 tc/w 1 – 3 tc/w 1 – 3 tc/w 2 – 5 d/w Tot 7 d/w Tot 7 d/w Tot 7 d/w
Intensiteit 1 – 3u 1 – 3u 1 – 5u 1 – 3u 1 – 3u 2 – 6u 1 – 6u 1 – 3u 1 – 3u 3 – 8u Tot 24u Tot 24u Tot 24u
PZ: max 1j
PB: max 6j
846 begel. 1177 begel. 20 begel. 91 begel. 85 begel.236
gezinnen
380
gezinnen
468
gezinnen
214
gezinnen
101
plaatsen26 plaatsen 90 plaatsen
338
plaatsen
1215 1337 31 95 101 271 381 545 223 652 104 918 429
103% 47% 77% 105%
57% 38% 64% 91%
1,2 1,3 3,0 2,9 2,8 1,1
67 67 76 74 99 73
251
330
75 204 184 233 71
73 56 8 23
1w – 3m Max 14d Max 6w
59
Gemiddelde bezetting
o.b.v.
aanwezigheidsdagen
Gemiddelde
contactfrequentie per
week
Gemiddelde
intensiteit per
contact (minuten)
Gemiddelde duur
(dagen)60 217
67Gemiddelde
intensiteit per week
(minuten)
21 58 113 124 114
Gepland aanbod start
2015
Aantal nieuw gestarte
typemodules in 2015
Gemiddelde bezetting
o.b.v.
begeleidingsdagen
1w – 3m 3m – 6m 1 – 6m 1 – 6m 1w – 3m 1w – 3m
Typemodule
Th
eo
reti
sch
e
pa
ram
ete
r
Duur 1w – 3m 3m – 1j Max 28d
Werkvorm
Mobiel Ambulante training Residentiële opvang
Licht Intensief In groep Dag en nacht
PZPB