Circus Kiekeboe Handleiding voor de kleuterleerkracht · Circus Kiekeboe is een boeiend...

57
Circus Kiekeboe Handleiding voor de kleuterleerkracht Uitgave van het CED/Projectbureau Rotterdam en het Centrum voor Taal & Migratie, K.U.Leuven, in opdracht van de Nederlandse Taalunie, Den Haag

Transcript of Circus Kiekeboe Handleiding voor de kleuterleerkracht · Circus Kiekeboe is een boeiend...

Circus Kiekeboe Handleiding voor de kleuterleerkracht

Uitgave van het CED/Projectbureau Rotterdam en het Centrum voor Taal & Migratie, K.U.Leuven, in opdracht van de Nederlandse Taalunie, Den Haag

Circus Kiekeboe

Handleiding voor de kleuterleerkracht

Uitgave van het CED/Projectbureau Rotterdam en het Centrum voor Taal & Migratie, K.U.Leuven, in opdracht van de Nederlandse Taalunie, Den Haag

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 1

Woord vooraf Circus Kiekeboe is een boeiend tv-programma (op video). Een circusdirecteur, een acrobate, een gewichthefster en een clown maken samen circus, zowel in de piste als achter de scène. Ze doen dat in de eerste plaats voor het kleurrijk en feestelijk opgedirkt kleutervolkje dat zich in de circustent bevindt, maar zeker ook voor talloze kinderen thuis en/of in de klas. Circus Kiekeboe is een uniek tv-programma (op video), want dezelfde acht afleveringen zijn in vier talen opgenomen. Alle kinderen die van huis uit Nederlands, Turks, Marokkaans-Arabisch of Berbers spreken, kunnen het programma in hun eigen taal volgen. Zo verkennen ze elk in de taal die hen het meest vertrouwd is, een klein stukje van de wereld van of achter het circus. Circus Kiekeboe is vanuit educatief standpunt een sterk tv-programma. Het biedt heel wat kansen voor verankering, zowel in het thuismilieu van de kleuter als op school. Met de materialen rond het tv-programma reiken we u graag allerlei mogelijkheden aan om met het schoolteam, met uw kinderen in de klas, maar ook met hun ouders actief rond Circus Kiekeboe aan de slag te gaan. Onderzoek heeft aangetoond dat het gezamenlijke ‘verhaal’ waarin uzelf, uw collega’s, de kinderen en hun ouders een tijdlang ‘vertoeven’, inderdaad heel wat kansen biedt om te werken aan essentiële doelen als leesbevordering, taalverwerving en omgang met meertaligheid. De dubbele verankering van het programma versterkt zonder twijfel het effect van allerlei impulsen. Wij wensen u heel veel plezierige ogenblikken met Circus Kiekeboe! Bij deze willen we ook graag onze dank uiten ten aanzien van onze opdrachtgever, de Nederlandse Taalunie. Wij kregen voor dit project ondersteuning van Koen Jaspaert, Siska Clarisse en Liesbeth Van Nyvel. Het meeste dank zijn wij verschuldigd aan de deelnemende pilotscholen, de directies, de interne begeleiders, de kleuterleid(st)ers/leerkrachten, de buurtmoeders, de schoolopbouw-werkers, de tolken, de ouders en natuurlijk de kinderen zelf. Ook danken wij Fatusch Productions voor het beschikbaar stellen van de afleveringen van Circus Kiekeboe. Vanuit het Centrum voor Taal & Migratie te Leuven kregen we ondersteuning van Kris Van den Branden en de secretariaatsmedewerkers. Vanuit de CED-Groep/Het Projectbureau te Rotterdam werd ondersteuning gegeven door Ina Chabot en de medewerkers van het secretariaat. Namens de projectmedewerkers, maart 2004 Coördinatoren: Eugenia Codina Miró (CED-Groep/Het Projectbureau)

Machteld Verhelst (Centrum voor Taal & Migratie) Medewerkers: Centrum voor Taal & Migratie: Lieve Verheyden CED-Groep/Het Projectbureau: Maaike Dalhuisen - Kooij,

Maaike van der Ploeg - Feenstra, Marit van der Veer

oudermaterialen: Şansal Livatyali, Habib Hanchane met medewerking van: Mari-Janne Padmos, Yvette Smits

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 2

Inhoudsopgave Algemene instructies voor de leerkracht 1 Uitgewerkte thema’s Circus Kiekeboe: Circus: 2,5- à 3,5-jarigen 6 Circus Kiekeboe: Circus: 4- à 5-jarigen 16 Circus Kiekeboe: Dieren: 4- à 5-jarigen 23 Circus Kiekeboe: Ziek zijn: 4- à 5-jarigen 33 Circus Kiekeboe: Regen: 2,5- à 3,5-jarigen 40 Circus Kiekeboe: Regen: 4- à 5-jarigen 47

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 1

Algemene instructies voor de leerkracht Circus Kiekeboe in het kort Circus Kiekeboe is een televisieprogramma voor Nederlandse, Turkse en Marokkaanse kinderen van 2 tot 5 jaar en hun ouders. Het programma bestaat uit 8 afleveringen in vier talen: Nederlands, Turks, Berbers en Arabisch. Alle afleveringen zijn uitgebracht op televisie en op video. Het doel van Circus Kiekeboe is het aanbieden van een tv-programma in het kader van de lees- en taalbevordering van jonge kinderen. Doelstellingen van Project Circus Kiekeboe Een televisieprogramma kan een goede bijdrage leveren aan bovenstaand doel, maar op zichzelf is dat wellicht niet genoeg. Daarom zijn er bij het televisieprogramma extra activiteiten ontwikkeld voor op school en zo mogelijk ook voor thuis. Het geheel vatten we samen als ‘Project Circus Kiekeboe’: een geheel van lees- en taalbevorderende impulsen naar aanleiding van vier afleveringen van Circus Kiekeboe, nl. Circus, Dieren, Ziek zijn en Regen. Met het Project Circus Kiekeboe willen we dus een kleuterprogramma op tv/video inschakelen om intensief en efficiënt aan de twee bovenstaande doelen te werken. De doelen taal- en leesbevordering kunnen we vervolgens concretiseren als volgt: - stimuleren van leesbevordering in de klas; - stimuleren van taalvaardigheidsontwikkeling (moedertaal en Nederlands); - stimuleren van taalbeschouwing; - stimuleren van positieve attitudes t.a.v. meertaligheid; en indien mogelijk (zie verder): - stimuleren van voorlezen en vertellen bij ouders; - intensifiëren van het contact tussen school en ouders, waardoor ouders meer

communicatiekansen en dus ook taalvaardigheidsstimuli krijgen; bovendien wordt de betrokkenheid van de ouders op de leef- en belevingswereld van het kind vergroot.

Waaruit bestaat Project Circus Kiekeboe? Project Circus Kiekeboe is een televisieprogramma met een extra activiteiten voor op school, en zo mogelijk ook voor thuis. Afhankelijk van de mogelijkheden van de individuele school beslist het schoolteam of men zich binnen Project Circus Kiekeboe beperkt tot activiteiten op school, dan wel of men ook investeert in de thuiscomponent. De informatie waarop die beslissing gebaseerd kan worden, vindt men in de Handleiding voor de begeleider.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 2

Project Circus Kiekeboe bevat dus een pakket voor ouders en een pakket voor de kleuter-school. Voor de ouders: • 4 uitzendingen van Circus Kiekeboe op video in 4 talen (Turks, Berbers, Arabisch en

Nederlands); • 4 prentenboeken behorend bij de afleveringen in het Nederlands, Turks of Arabisch; • een instructiemap en/of -cd met tips voor het uitvoeren van de ouderactiviteiten bij de tv-

afleveringen. Binnen Project Circus Kiekeboe gaan de activiteiten thuis (ouderactiviteiten) vooraf aan wat er op school gebeurt. Indien de school er echter voor kiest om de thuiscomponent niet mee op te nemen in het project, dan moet binnen het schoolteam gezocht worden naar vervangactiviteiten voor die belangrijke voorbereidende stappen. We denken daarbij vooral aan het kijken naar de afleveringen van Circus Kiekeboe en het voorlezen van de prentenboeken. Beide soorten activiteiten vinden het allerliefst plaats in de eigen taal. Binnen de activiteiten in klasverband wordt ervan uitgegaan dat kinderen een kijkmoment en een voorleesmoment in eigen taal achter de rug hebben. Voor de scholen: • 4 uitzendingen van Circus Kiekeboe op video in 4 talen (Turks, Berbers, Arabisch en

Nederlands); • 4 prentenboeken behorend bij de afleveringen in de genoemde talen; • een handleiding waarin er naast algemene instructies ook een bundel is opgenomen met

speelse activiteiten voor in de klas, die aansluiten bij de 4 tv-afleveringen. Voor de eerste kleuterklas zijn er slechts 2 thema’s uitgewerkt;

• een CD met liedjes. Hoe werkt het Project Circus Kiekeboe? Hieronder wordt beschreven hoe Project Circus Kiekeboe ‘idealiter’ aangepakt zou moeten worden. Indien de school ervoor gekozen heeft om de thuiscomponent niet te implementeren, moet er gezocht worden naar mogelijkheden om die voorbereidende stappen op school te laten plaatsvinden (zie hierboven). Thuis Project Circus Kiekeboe start thuis. Het is de bedoeling dat de ouders, voorafgaand aan de Circus Kiekeboe-activiteiten op school, eerst thuis twee activiteiten per aflevering uitvoeren, namelijk - een kijkactiviteit: samen kijken naar een aflevering op video van Circus Kiekeboe, voor

zover mogelijk in de eigen taal; - een voorleesactivitieit: samen een prentenboek lezen, voor zover mogelijk in de eigen taal. De bijbehorende instructiemap en/of -cd reikt de ouders (in hun eigen taal) tips aan over hoe ze deze activiteiten zo goed mogelijk kunnen uitvoeren.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 3

Op school Als de ouders de genoemde activiteiten met hun kind hebben uitgevoerd, krijgt het Project Circus Kiekeboe een vervolg op school. Hier voeren de kinderen drie activiteiten uit, namelijk - een kijkactiviteit: de aflevering van Circus Kiekeboe die thuis bekeken is, wordt op school

nog een keer bekeken, maar dan met alle kinderen samen; - een doe-activiteit: op een ander tijdstip wordt met de kinderen (wisselend in een grote of

kleine groep) een spel- of expressieactiviteit in de sfeer van het thema van de aflevering uitgevoerd;

- een voorleesactiviteit: het prentenboek dat thuis al voorgelezen is, wordt op school nog een keer voorgelezen. Deze activiteit kan starten in de grote groep en op een later tijdstip al roulerend in kleine groepen herhaald worden.

In elke aflevering van Circus Kiekeboe staat een ander thema centraal, namelijk - aflevering 1: Circus (uitgewerkt voor K1/K2/K3); - aflevering 2: Dieren (alleen uitgewerkt voor K2/K3); - aflevering 3: Ziek zijn (alleen uitgewerkt voor K2/K3); - aflevering 4: Regen (uitgewerkt voor K1/K2/K3). In de handleiding voor de leerkracht staan de uitwerkingen van de drie activiteiten per aflevering. Daarnaast vindt men suggesties voor anderssoortige activiteiten bij Circus Kiekeboe, zoals spelletjes, beeldende activiteiten, rijmpjes en liedjes. Deze laatstgenoemde suggesties zijn echter niet verplicht. Organisatie van Project Circus Kiekeboe in de klas Een aantal activiteiten bij de afleveringen van Circus Kiekeboe kan in de grote groep worden uigevoerd. Andere activiteiten komen echter beter tot hun recht in een kleine groep (maximaal 5 kinderen). Of een activiteit in een grote of kleine groep moet worden uitgevoerd, staat per activiteit vermeld onder het kopje ‘Organisatievorm’. Grote-groepsactiviteiten bij Circus Kiekeboe kunnen al naar gelang van de aard van de activiteit (bijvoorbeeld video kijken, expressie) plaatsvinden op momenten dat u altijd in de grote groep werkt, bijvoorbeeld tijdens een ‘(voorlees)kring’ of tijdens het moment dat ‘beweging in het speellokaal’ op uw rooster staat. Kleine-groepsactiviteiten bij Circus Kiekeboe kunnen het beste plaatsvinden op momenten dat u en de kinderen toch al gewend zijn in kleine groepen te werken, namelijk tijdens het speelwerken. Een groepje van maximaal 5 kinderen voert de Kiekeboe-activiteit uit; de rest van de groep doet op dat moment andere activiteiten (bv. in de hoeken ). Zorg ervoor dat deze laatstgenoemde activiteiten minder aandacht van u vragen, zodat u de kinderen die de Kiekeboe-activiteit uitvoeren, gericht in hun spel kunt begeleiden.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 4

Project Circus Kiekeboe kost geen extra tijd In principe hoeft het uitvoeren van Circus Kiekeboe geen extra tijd te kosten. Alle Circus Kiekeboe-activiteiten zijn goed inpasbaar in het reguliere dagritme van een kleuterklas. Kijk-, spel-, expressie- en voorleesactiviteiten maken immers toch al deel uit van het dagelijkse leven van kleuters. Wanneer u thematisch werkt, zouden de activiteiten van Project Circus Kiekeboe een aantal reguliere activiteiten kunnen vervangen. Stel, u heeft met uw collega’s een thema Ziek zijn gepland. Het is zeer goed mogelijk de Project Circus Kiekeboe-activiteiten binnen dat thema te plannen. Anderzijds brengen de thema’s van de Circus Kiekeboe-afleveringen u misschien op het idee deze thema’s voor de kinderen verder uit te werken en uit te breiden. U zou in dat geval aan de activiteiten van Project Circus Kiekeboe allerlei kring-, groeps- en/of hoekactiviteiten kunnen toevoegen. Bijvoorbeeld: bij de eerste aflevering van Circus Kiekeboe waar het thema Circus centraal staat, kunt u naast de activiteiten die de handleiding aangeeft, ook een ‘circushoek’ inrichten (met een vlonder die dienst doet als podium, een microfoon en verkleedkleren), de kinderen van klei circusfiguren laten boetseren en extra boeken over Circus in de boekenhoek leggen. Afstemming ouderactiviteiten en klasactiviteiten Zoals reed gezegd, is het voor het welslagen van het project van belang dat de ouderactiviteiten (of de vervangende activiteiten die de school organiseert) voorafgaan aan de klasactiviteiten. In het geval de thuiscomponent opgenomen wordt, is het erg belangrijk dat de school de ouders vooraf over het Project Circus Kiekeboe informeert. De ouders moeten immers weten wat er van hen wordt verwacht, en hoe en wanneer ze dat het beste kunnen aanpakken. In de Handleiding voor de begeleider staat uitvoerig beschreven hoe een informatiemoment eruit kan zien, en wat daarin besproken kan worden. Kort samengevat komt het hierop neer: - de ouders worden op de hoogte gebracht van het belang, de inhoud en de bedoeling van

Project Circus Kiekeboe; - de ouders krijgen tips voor hoe ze met hun kind kunnen kijken naar Circus Kiekeboe en

tips voor hoe ze de prentenboeken kunnen voorlezen; - de ouders begrijpen dat zij de activiteiten gaan uitvoeren in de taal die voor dit soort

activiteiten thuis gehanteerd wordt. Indien er thuis meer dan één taal gehanteerd wordt, kunnen ouders ervoor kiezen om de activiteiten te herhalen in de verschillende gezinstalen. Zij begrijpen het belang van het gebruik van de eigen taal/talen.

Voor meer informatie over de thuisactiviteiten verwijzen we naar de instructiemap die voor de ouders bedoeld is.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 5

Tot slot, waarom gebruik maken van de meertaligheid van uw kinderen? Gebruik maken van de meerdere talen die kinderen spreken, ligt misschien niet voor elke leerkracht of elke ouder voor de hand. Het gebruiken van de eigen taal van een kind heeft echter een aantal voordelen voor de ontwikkeling die meertalige kinderen doormaken: - uit onderzoek blijkt dat kinderen beter Nederlands kunnen leren wanneer datgene wat ze

moeten leren, eerst wordt aangeboden in de eigen taal; - kinderen hebben in hun eerste taal al een ontwikkeling doorgemaakt. Project Circus

Kiekeboe maakt gebruik van de vaardigheden die zij binnen hun eerste-taalontwikkeling verworven hebben, en stimuleert het kind zich zo verder te ontwikkelen;

- door gebruik te maken van de eigen taal wordt de kloof tussen school en thuis kleiner. De

school sluit zo beter aan bij thuis. Dat schept een gunstige situatie, waarin het kind zich maximaal kan ontplooien.

- taal is een deel van de identiteit van een kind. Wanneer het kind zich gewaardeerd voelt in

die eigen taal, voelt het zich pedagogisch gezien veiliger op school. Uiteindelijk draagt die vorm van welbevinden bij aan een optimale ontwikkeling van het kind.

Kortom: meertaligheid in Project Circus Kiekeboe wordt niet gezien als een ballast of als een tekortkoming, maar als een instrument en bron voor de (taal)ontwikkeling van een kind. Misschien bent u nu niet direct overtuigd; u heeft echter nu een unieke kans om het gebruik van meertaligheid bij de Circus Kiekeboe-activiteiten in uw klas (op kleine schaal) eens uit te proberen. Probeer open te staan voor de (positieve) effecten bij de kinderen en bij u zelf. Met andere woorden, laat u verrassen door Circus Kiekeboe!

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 6

Uitgewerkte thema’s Activiteit 1/ Video Circus Kiekeboe, thema Circus Videoactiviteit De activiteit in het kort De kinderen bekijken de aflevering Circus van Circus Kiekeboe. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in de grote groep, bijvoorbeeld tijdens de kring. Benodigdheden Zie verder bij de deelactiviteiten. Voorbereiding De duur van de aflevering (20 min.) is aan de lange kant voor jonge kinderen. Als dit praktisch haalbaar is, kunt u de aflevering over drie deelactiviteiten verdelen: eerst kijkt u met de kinderen naar het eerste deel van de aflevering (tot na Hakims introductie (spel met grote doos)). Centraal staan het circus en zijn circusdirecteur/medewerkers én de grap van clown Hakim. Vervolgens kijkt u naar het tweede deel (tot na Kasper de Kangoeroe): hier gaat het vooral over het verkleden én de clown. Ten slotte laat u Cecilia het prentenboek vertellen. Indien een verdeling over drie deelactiviteiten niet haalbaar is, kunt u de videoband op de vermelde plaatsen stopzetten, en de kinderen wat actiefs laten doen. Suggesties voor dit actievere gedeelte vindt u bij de deelactiviteiten. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen raken geboeid door het thema Circus, meer bepaald door de figuur van de

clown. - De kinderen verkennen de wereld van het circus (van de clown) en maken op die manier

kennis met de erbij behorende taal. ‘Kiekeboe’ wordt een vertrouwd begrip.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 7

Verloop van de activiteit Activiteit bij deel 1 Benodigdheden voor dit deel - videoband van Circus Kiekeboe, aflevering Circus (Nederlandstalige versie); - een duiveltje-uit-een-doosje, een kokerpopje of een handpopje in een doosje; - een rode/zwarte stift; - een grote kartonnen doos (waar u zelf in kunt); - een clownsneus en hoedje voor uzelf; - een zak met clownshoedjes voor kinderen; - rode verf; - grote schoenen voor de kinderen. 1. U verrast de kinderen klassikaal met het koker- of stokpopje, of met het duiveltje-uit-een-doosje. Begroet de kinderen zeker ook individueel: Kiekeboe allemaal, Kiekeboe Amina, Kiekeboe Gaetan, … Zullen we nog eens ‘kiekeboe’ spelen? Maak van uw duim een clowntje door er een rode neus, rode mond en twee zwarte kraaloogjes op te tekenen. Speel opnieuw Kiekeboe: duim in de vuist, duim floept eruit. Willen de kinderen ook een clowntje op hun duim? Ze mogen dan kiekeboeën met hun clowntje. 2. Vertel de kinderen dat ze - samen met hun clowntje-op-de-duim - naar Circus Kiekeboe mogen kijken. Laat de videocassette zien, en wacht reacties af: sommige kinderen herkennen de band van thuis; speel in op wat ze aanbrengen: het Kiekeboelied, ‘flaporen…’, gewichten heffen, … Bevestig hen in de herkenning. Maak op voorhand duidelijk dat je niet naar de hele aflevering kijkt, maar naar een stukje van de aflevering. U toont de aflevering tot na de grap van Hakim. Wanneer de circusdirecteur zegt ‘Oze Woze..’ laat u de kinderen ook de handjes voor de ogen houden. Dan zet u de video af. Vertel de kinderen dat ze straks/morgen verder mogen kijken. 3. U zet een grote kartonnen doos zonder bodem in de kring en kruipt er zelf even in. U trekt een clownsneus en –hoedje aan en komt tevoorschijn: Kiekeboe! Herhaal dit enkele malen zodat de kinderen goed zien dat u zich telkens weer verstopt (klein maakt). U ‘tovert’ een zak vol (feest)hoedjes en wat rode verf tevoorschijn. Alle kinderen kunnen clowntje worden: wie wil een neusje/hoedje? En wie wil in de doos kruipen en kiekeboeën. Schuif de doos over de kinderen. ‘Kiekeboe clowntje Amina, Kiekeboe clowntje Gaetan.’ Misschien wil een kind ook een paar grote schoenen aandoen? Sluit af met de eerste versregels van het gedichtje hieronder:

Kleine clowns, rode neuzen Schoenen van de grote reuzen

Alle clownsattributen komen in de verkleedkist terecht.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 8

Activiteit bij deel 2 Benodigdheden voor dit deel - videoband van Circus Kiekeboe, aflevering Circus (Nederlandstalige versie); - een verkleedkoffer; - verkleedkleren voor een circusdirecteur (jas, hoed, snor); - verkleedkleren voor een clown (hoedje, neus, jas); - een spiegel; - enkele verkleedkleren (kindermaat) voor een clown (jasjes in kindermaat, grote schoenen,

enkele vlinderdasjes, clownsneusjes, hoedjes ...); - een kapotte ballon en een aantal goede ballonnen. 1. De grote verkleedkoffer komt in het midden van de kring te staan. Reageer nieuwsgierig en wees verbaasd: bovenaan liggen verkleedkleren voor een circusdirecteur. U haalt er de verkleedkleren uit en tovert zichzelf om in een circusdirecteur . Schakel een spiegel in (zoals Cecilia) om te kijken of uw pak, snor, hoed… goed zitten. Nu bent u Don Perotti. U verwelkomt de kinderen op de Perotti-manier: ‘Flaporen …’. Als circusdirecteur vraag u aan de kinderen of ze graag verder willen kijken naar Circus Kiekeboe? Ja? Dan mogen ze eerst allemaal iets uit de verkleedkoffer (vol clownsspulletjes) ‘plukken’: een clownshoedje, een leuke jas, grote schoenen, een grote strik, een rode neus… De kinderen mogen zichzelf in de spiegel bewonderen. Bied het versje in z’n geheel enkele malen aan, terwijl u het ondersteunt door enkele functionele gebaren. Laat de kinderen een keertje rondstappen, eventueel tot aan het videolokaal.

Kleine clowntjes, rode neuzen (u wijst op de neus van de kinderen) Schoenen van de grote reuzen (u wijst naar grote schoenen) Laat je handjes nu maar zwaaien (u zwaait met de handen) Laat je haartjes nu maar waaien (u schudt met het hoofd) Stap maar in de clowntjesstoet (u stapt ter plekke) En trek een gekke-bekken-snoet (u trekt een gek gezicht) (naar G. De Kockere)

2. Als circusdirecteur zegt u ‘Oze Woze…’. De kinderen doen hun ogen dicht. U zet de tv aan. Samen met de kinderen kijkt u naar het tweede deel van de aflevering. Als de kinderen aangeven dat ze graag willen reageren op de gebeurtenissen in de aflevering, zet de video dan even stil, en help hen om te vertellen wat ze willen vertellen. Na Kaspar de Kangoeroe zet u de video af. Vertel de kinderen dat ze straks/morgen verder mogen kijken. 3. Vertel dat u ook liever een clown wilt zijn, zoals Hakim. U grabbelt nog even in de verkleedkoffer en zoekt enkele clownskleren. Heel snel wordt u een clown. Clown Piet! U trekt een heleboel gekke bekken. U kijkt naar de kinderen, lacht in de spiegel, laat kinderen meedoen.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 9

Dan gaat u uitdrukkelijk op zoek naar iets (een ballon); u grabbelt in een van de zakken van uw jas en u haalt er de ballon uit; hij is stuk. Uw gezicht verandert helemaal van uitdrukking. En u zingt:

Clowntje Piet heeft verdriet. (langzaam zingend) Hij vertoont zijn kunsten niet Zijn ballon, die ging stuk Tjonge, tjonge, tjonge wat een ongeluk

U vertelt: Toen kwam de circusdirecteur (eventueel handpop) en die gaf ‘mij’ een nieuwe ballon.

Boem retteketet, … (vrolijk zingend) Clowntje kan weer lachen Boem retteketet … Clowntje heeft weer pret

Uit: Dit zijn mijn wangetjes – 20 peuterliedjes met muziek, Tr. van Waarden Producties, 1996 Als afsluiting speelt u het spel met de kinderen zelf. Zij zijn om beurten (of in groepjes van drie à vier kinderen) clowntje Piet: eerst hebben ze een kapotte ballon, dan krijgen ze een goede. Die mogen ze houden. U herhaalt het liedje tot alle kinderen een ballon hebben. Samen zingen ze het tweede deel van het liedje opnieuw. U bindt de ballonnen samen en hangt ze in de klas. Eventueel mogen de kinderen hun ballon die avond mee naar huis nemen.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 10

Activiteit bij deel 3 Benodigdheden voor dit deel - videoband van Circus Kiekeboe, aflevering Circus (Nederlandstalige versie); - verkleedkleren voor een circusdirecteur (jas, hoed, snor); - kokofoon (twee halve kokosnoten); - een krukje; - een bal; - een touw; - een flap met stift; - kopies van prenten uit het prentenboek ‘Circus’ van D. Bruna. 1. U trekt de jas en de hoed van de circusdirecteur aan, en schetst een circustent in het midden van een flap: ‘Dit is mijn circus! Komen jullie mee naar het circus… de voorstelling gaat beginnen!’. Als circusdirecteur vertelt u wat er allemaal te zien is: u somt op: muzikanten, paarden, een aapje op een fiets, een olifant op een ton, een clowntje, een leeuw, een zeeleeuw, een jongetje op een touw. Telkens plakt u een prent van dier/persoon (kopie van boekje) rond het getekende circus. Belangrijk is dat u bij bepaalde ‘nummers’ ook toont wat er gebeurt. Waar mogelijk laat u de kinderen even meedoen: - muzikanten: u speelt muzikant en trompettert, het liefst op een echte trompet; - paarden: u vertelt dat de paarden mooie linten hebben en een pluim, en u doet het

getrappel na met de kokofoon: de paarden huppelen rond; - aap: een knuffelaapje op een driewielertje maakt voor kinderen veel duidelijk; - olifant: speel even ‘olifant’ en stap op een krukje (ton); - clown: wijs op de grote schoenen; - leeuw: brul even als een leeuw; - zeeleeuw: doe een kunstje met een bal; - jongetje op een touw: leg een touw en balanceer er even over. 2. U nodigt de kinderen - als circusdirecteur - uit voor de video-voorstelling. U zoekt de videoband, maar vindt hem niet meteen (cf. Cecilia). Gelukkig is hij snel terecht en kunnen de kinderen gaan kijken naar het derde deel. De kinderen kijken en luisteren naar het voorgelezen verhaal. Spoor hen aan om het Kiekeboelied mee te zingen en mee te doen 3. In de klas herhaalt u - samen met de kinderen - het Kiekeboelied nog enkele keren. Tussen de herhalingen door kunt u even terugkomen op enkele ‘acts’ vanuit het prentenboek. Laat kinderen zelf eens over het touw lopen, of over een krijtlijn; laat hen een olifant nadoen; laat hen trompetteren als muzikantjes. Bied het Kiekeboeliedje nadien zeker ook aan in de talen van de kinderen in de klas. Doe dat bijvoorbeeld tijdens koek-en-drankmomentjes of bij het aantrekken van de jasjes. Als u merkt dat er belangstelling is voor de varianten, kan u de anderstalige versies ook in de kring brengen. Het CD’tje (in verschillende versies) kan ook aangeboden worden in een circushoekje waar de kinderen verkleedkleren vinden.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 11

Activiteit 2: Clowntjes doen kunstjes Expressie De activiteit in het kort De kinderen worden clowntjes en doen circuskunstjes. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een kleine groep van 5 à 6 kinderen, tijdens het spelen. Voer de activiteit uit in een afgebakende hoek van de klas. Benodigdheden - een pictogram of foto per kunstje; - het prentenboek ‘Circus’ van D. Bruna (Nederlandstalige versie); - een affiche over het circusfeest (zie hieronder); - rode verf of schmink; - verkleedkleren (clown) voor uzelf; - trommeltje; - materialen voor de bewegingsspelletjes: paraplu; pittenzakjes; grote schoenen; een stukje

krijt of een lang stuk koord; enkele (jongleer-)balletjes; een grotere bal; driewielertjes; enkele hoepels; stapstenen (krukjes, plankjes); een mand; springballen (zitballen).

Voorbereiding - De kinderen hebben naar de video gekeken en een aantal activiteitjes rond circus en

clowntjes uitgevoerd. Aan welke talige doelen wordt gewerkt? - De kinderen voeren allerlei kunstjes uit en maken al doende kennis met de erbij behorende

taal. - De kinderen mogen hun ervaringen i.v.m. de zelf uitgevoerde gekke/moeilijke kunstjes

verwoorden. Ze worden daarbij ondersteund door de leerkracht. Verloop van de activiteit 1. U roept – als clown Hakim (rode neus, kleurrijk jasje, veel te grote schoenen) – de kinderen bij elkaar, en verwijst naar de video van Circus Kiekeboe, waarin Hakim een belangrijke rol speelt, en toont hen de ‘affiche’ waarop de tekst van N. Kuiper staat, samen met een leuke tekening van een circus:

Een circusfeest, een circusfeest Op de mat in de klas Met muziek en publiek Ik wou dat ik een clowntje was (naar N. Kuiper)

U nodigt de kinderen uit om - net als u - clowntje te worden (rode stip op hun neus, eventueel ook grote rode mond) en om allerlei spelletjes met u te spelen zoals clowns dat doen. Dan wordt het een circusfeest. Tegen het einde van de activiteit kunnen de andere kinderen even komen kijken. 2. De kinderen doen – samen met u – een aantal kunstje. Selecteer de kunstjes die het best aansluiten bij uw kinderen. Laat hen eventueel zelf mee kiezen.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 12

Voor de verschillende kunstjes gelden telkens dezelfde principes: - u voorziet het nodige materiaal; - u demonstreert heel duidelijk het kunstje, eerst los van uw rol als clown, nadien met de

gekke extra’s van een clown; - u laat de kinderen het kunstje uitvoeren, eerst los van hun rol als clown, nadien – zo

mogelijk – als clowntje (dus met enkele gekke extra’s). Het is echter niet zeker of alle kinderen het clowneske zelf al kunnen uitdrukken;

- tegelijkertijd verwoordt u heel duidelijk hoe het kunstje ‘loopt’ en moedigt de kinderclowntjes aan;

- u laat ruimte voor spontane reacties van de kinderen; - u voorziet tromgeroffel; - extra clowntjesattributen kunnen de verschillende kunstjes nog moeilijker (maar ook

leuker) maken: een paraplu, pittenzakjes, te grote schoenen…; - u zorgt voor een pictogram per kunstje zodat u snel aan de kinderen duidelijk kunt maken

welk kunstje uitgevoerd zou moeten worden; - u verwijst u naar het prentenboek ‘Circus’ van D. Bruna (toon de prenten); - u blijft in de rol van clowntjesleraar en spreekt de kinderen als clowntjes aan. De verschillende kunstjes op een rij. Maak zelf een selectie. Krijtlijnlopen of koorddansen U voorziet enkele materialen waarover de kinderen kunnen lopen: een koord, een krijtlijn, een Zweedse bank, een touw. Als clown doet u de oefening met veel meer omhaal en ‘evenwichtsproblemen’. Misschien nemen de kinderen dit rolletje al op? Ballen U voorziet handige balletjes voor deze jonge kinderen. U gooit de bal naar omhoog en vangt hem. Als clown kost het u allemaal veel meer moeite en/of jongleert u met twee/drieballen. Kinderen stappen mee in het spelletje. U kan de bal ook op uw neus of voorhoofd proberen te leggen zoals de zeeleeuw. Met uw voet op de bal staan en evenwicht houden, de bal onder uw trui of jasje stoppen en met een dikke buik rondstappen, … zijn andere mogelijkheden. Misschien kennen de kinderen nog andere mogelijkheden? Fietsen Als de ruimte voldoende groot is kunt u de clowntjes ook laten fietsen op hun driewielertjes. Een ballon aan de fiets en een toeter erbovenop vergroot het feest-(clown-)gehalte. Hoepelen Zorg voor enkele hoepels. Vraag de kinderen om een hoepel vast te houden terwijl u erdoor kruipt. Als clown kunt u de kunst erg stuntelig aanpakken en met allerlei attributen blijven ‘haken’ (bv. met paraplu of te grote schoenen). Dan mogen de kinderen door de hoepels kruipen. Stapsteen stappen Leg enkele stapstenen (stukjes tapijt, plankjes, stukken karton, …) naast elkaar (op enige afstand), en stap van de ene stapsteen op de andere. Kunnen kinderen dit ook? En met te grote schoenen?

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 13

Mikken U voorziet een mand met grote opening, waarin u een balletje of een pittenzakje moet mikken. Als clown mikt u er ver naast, of gaat u het er gewoon van vlakbij in gooien, of neemt u een veel te grote bal. Kunnen de kinderen al goed mikken? Proberen ze zelf een grapje uit? Springbal liggen Als u het over de juiste maten ‘springbal’ beschikt (voor uzelf een grote, voor de kinderen een kleine) kunt u op de bal liggen zonder dat voeten of handen de grond raken. Als clown gaat u op een heel klein balletje liggen en/of rolt u op een gekke manier van de springbal. De kinderen willen dit zeker ook proberen. 3. Aan het eind van de activiteit kunnen de clowntjes enkele kunstjes tonen aan de andere kinderen van de klas. De affiche kan opnieuw als intro dienen. Doe zelf als clowntjesleraar goed mee, zodat de kinderen heel wat inspiratie opdoen. De picto’s helpen de kinderen om te weten welk kunstje het is. Per kunstje laat u telkens een of twee kinderen demonstreren. Breng met tromgeroffel wat spanning. Suggesties - De picto’s kunnen in de bewegings- of circushoek komen te liggen. - Enkele foto’s van kinderclowntjes in actie kunnen nadien samengebracht worden tot een

leuk boekje. Een video met kinderkunstjes heeft zeker ook succes.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 14

Activiteit 3: Circus Voorleesactiviteit De activiteit in het kort Het prentenboek ‘Circus’ wordt verteld/voorgelezen. De kinderen bepalen mee de volgorde van de verschillende acts, en spelen bepaalde acts mee uit. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een kleine groep van 5 à 6 kinderen. De rest van de groep speelt in de hoeken. Benodigdheden - een poppenkastdecor, twee- of driedimensionaal, van de binnenkant van een circustent

(wit/geel, rode en gele vlaggen) getoond wordt. Er zijn gordijntjes waardoor de circusartiesten naar binnen komen; de muzikanten zitten boven die toegang;

- poppenkastpopjes van de verschillende personages (circusdirecteur, dieren, clown, acrobaten) of platte figuren op een houdertje (om te kunnen blijven staan);

- verkleedkleren van de circusdirecteur (jas, snor, hoed) voor uzelf; - het prentenboek ‘Circus’ van D. Bruna (Nederlandstalige versie); - een trommeltje; - een pictografisch rijtje van circusartiesten (zie videoactiviteit en expressie). Voorbereiding - Zorg voor een poppenkastdecor en zet het klaar op de mat. Aan welke (talige)doelen wordt gewerkt - De kinderen nemen deel aan de interactie bij naspelen van het verhaal. Verloop van de activiteit 1. Laat alle kinderen plaatsnemen ‘in het circus’. Zij zijn de toeschouwers, en kijken naar de acts. Speel zelf de circusdirecteur (hoge hoed, zwarte jas, snor), schakel de bekende zinnetjes in van Don Perotti. Verwelkom het publiek. Vraag hen welke circusartiest ze graag willen zien komen? Eventueel wijzen de kinderen naar een figuur van het pictografische rijtje. Probeer de kinderen te laten uitleggen wie ze bedoelen, zonder dat ze perse de naam moeten noemen. 2. Laat de circusfiguren (poppenkastpoppen of platte figuren) een voor een door het gordijn opkomen, hun nummer doen en weer verdwijnen. Rintin Rinne de tin Daar komt/-en de… /het … circus in Koppel elk nummer aan de betreffende scène uit het prentenboek ‘Circus’ Van D. Bruna. Waar mogelijk leest u stukjes van Bruna’s tekst letterlijk voor (bv. de muzikanten…, en kijk, daar is een olifant…, daar is de wilde, wilde leeuw …). Voor andere scènes vertelt u zelf of combineert u vertellen en voorlezen. Gebruik steeds het trommeltje tussen de acts. U kunt de kinderen zelf een aantal nummers laten imiteren/uitvoeren: lopen als paardjes in het rond en steigeren als paardjes, boven op een krukje klimmen met handen en voeten (als de olifant), leeuw spelen en brullen, spelen met balletjes (zoals de zeeleeuw), op een touw lopen,

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 15

… (zie ook ‘Clowntjes doen kunstjes’). Op die manier wordt Bruna’s taal nog meer betekenisvol. Geef de kinderen bij het uitvoeren van de nummers de kans om hun ervaringen te verwoorden; ondersteun hen daarbij. Laat kinderen ook de wat minder vertrouwde woorden als ‘keurig’, ‘ballen’, ‘een nummer’ goed ervaren (laat hen als paardjes ‘keurig’ lopen en benoem de handeling ook zo; laat hen met balletjes spelen en gebruik het werkwoord ‘ballen’; gebruik het woord ‘nummer’ voor een act). Bepaalde uitdrukkingen zijn waarschijnlijk te moeilijk voor (anderstalige) kinderen, bv. ‘hij kijkt alsof hij zeggen wil’. Besteed er niet al te veel tijd aan. Gezien de centrale plaats van de clown (voor de activiteiten van deze leeftijdsgroep), laat u de clown regelmatig terugkeren. Laat hem iets geks doen (kopje duikelen, handenstand, kiekeboe-spelletje). Bij het weggaan zegt hij – net zoals Bruna’s clown: ‘dag lieve kinderen, (ik doe jullie de) groetjes!’ 3. Als de betrokkenheid van de kinderen nog voldoende groot is, kunt u het prentenboek ‘Circus’ van D. Bruna nog een keertje zonder meer voorlezen. Verwijs bij elke scène kort naar de belevenissen van de kinderen tijdens het eerste deel van de activiteit of tijdens de andere activiteiten. Zorg er wel voor dat het voorlezen niet te lang duurt. Suggesties - Hervertellen en figuren tekenen of kleven op een groot blad (‘HET CIRCUS’), waardoor

de kinderen het aantal figuren groter ziet worden. Zo krijgen ze een overzicht van wie er allemaal meedoet in het circus. Uit die verzameling kunnen ze kiezen wie ze willen zijn. De leerkracht grimeert (schetsmatig) de kinderen.

- Kinderen kunnen aan de hand van het decor en de voorwerpen of losse prenten het verhaal zelf naspelen.

- Verkleedkleren, attributen en een spiegel, samen met de picto’s van de ‘artiesten’ stimuleren kinderen om zelf de ene of de andere acrobaat te imiteren.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 16

Activiteit 1: Video Circus Kiekeboe, thema Circus Videoactiviteit De activiteit in het kort De kinderen bekijken de eerste aflevering van Circus Kiekeboe. In deze eerste aflevering is het thema Circus. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een grote groep, bijvoorbeeld tijdens de kring. Benodigdheden - grote kist met daarin in ieder geval rode schmink, een slobberbroek, een gek mutsje, een

toetertje en een clownsjasje; - u kunt de kist eventueel verder vullen met kleding en spullen uit het circus (een rode neus,

een hoepel, een hoge hoed, enzovoort); - videoband van Circus Kiekeboe, aflevering Circus (Nederlandstalige versie); - vier afbeeldingen. Voorbereiding - Zet de kist op een goed zichtbare plaats in de klas, in de kring. - Maak vier eenvoudige afbeeldingen bij het liedje: rode neus, slobberbroek, malle muts,

toetertje. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen raken geïnteresseerd in het thema Circus. - De kinderen reageren op de verschillende gebeurtenissen op de video. Verloop van de activiteit 1. Wijs de kinderen op de kist in de klas. Reageer zelf verbaasd en stimuleer de kinderen te reageren. Wat zit er in de kist? Laat ruimte voor spontane reacties van de kinderen. Verwijst de kist voor hen naar Circus Kiekeboe? Maak de herinnering aan het videofragment ‘wakker’: afhankelijk van de omstandigheden waarin de kinderen het fragment gezien hebben (thuis, op school, in de eigen taal, in het Nederlands), peilt u naar hun ervaringen. Help hen om spontaan te verwoorden. U verkleedt zichzelf, of u vraagt of één van de kinderen zich wil verkleden. Laat hen proberen het jasje aan te trekken of het mutsje op te doen. Maak ook een rode neus bij het kind. Wie wil er ook een rode neus? Wie zijn de kinderen nu geworden? Komen de kinderen op het idee Hakim de Clown (uit Circus Kiekeboe) te noemen? Opnieuw laat u ruimte voor hun reacties. 2. De kinderen gaan in de hoedanigheid van clowntjes kijken naar Circus Kiekeboe. Samen met de kinderen bekijkt u de video. Hierbij kunt u eventueel goed gebruik maken van de ervaringen van de kinderen die de aflevering thuis al bekeken hebben (in hun eigen taal of in het Nederlands). Geef vooral deze kinderen tijdens het kijken de gelegenheid spontaan te reageren op wat ze in het programma zien. U kunt kort op deze reacties ingaan. Zet de band even stil als u op bepaalde reacties iets dieper wilt ingaan. 3. Wijs een kind aan dat zich verkleedt als clown. Zorg dat hierbij de muts, de broek, de rode neus en het toetertje op een natuurlijke manier aan bod komen. Zing het liedje ‘Clowntje heeft een rode neus’ (dit liedje wordt in de aflevering gezongen door een groepje kinderen). Maak

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 17

daarbij (dans)bewegingen die duidelijk maken wat er in het liedje gebeurt: wijs op de rode neus, de slobberboek, de gekke muts en het toetertje. Ondersteun eventueel door middel van afbeeldingen (rode neus, slobberbroek, malle muts, toetertje). Stimuleer de andere kinderen met u mee te doen. Kunnen de kinderen, behalve het dansen, nog meer dingen verzinnen die de clown kan?

Clowntje heeft een rode neus, rode neus, rode neus Clowntje heeft een rode neus, ha ha ha ha ha En als hij dan gaat dansen, hopsafaldera Dan doen we ’t allemaal na, ja ja Dan doen we ’t allemaal na Clowntje heeft een slobberbroek, slobberbroek, slobberbroek Clowntje heeft een slobberbroek, ha ha ha ha ha En als hij dan gaat dansen, hopsafaldera Dan doen we ’t allemaal na, ja ja Dan doen we ’t allemaal na Clowntje heeft een malle muts, malle muts, malle muts Clowntje heeft een malle muts, ha ha ha ha ha En als hij dan gaat dansen, hopsafaldera Dan doen we ’t allemaal na, ja ja Dan doen we ’t allemaal na Clowntje heeft een toetertje, toetertje, toetertje Clowntje heeft een toetertje, ha ha ha ha ha En als hij dan gaat dansen, hopsafaldera Dan doen we ’t allemaal na, ja ja Dan doen we ’t allemaal na

Uit: Liedjes met een hoepeltje erom, J. Linders en T. Duijx, Van Holkema en Warendorf, 1995 Suggesties - Zet de verkleedkist met circuskleding in de huishoek of verkleedhoek. Zorg ook voor

schmink en een spiegel, en voor kleding voor een danseres en een circusdirecteur. Stimuleer de kinderen om ‘circusacts’ uit te voeren door een klein podium van lage tafeltjes of vlonders te maken. Afbeeldingen van allerlei circusfiguren (aan de muur of in een verzamelmap) kunnen de kinderen inspireren en stimuleren.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 18

- Speel een raadselspel rond de grote doos. In de grote doos liggen enkele voorwerpen die met het onderwerp ‘circus’ te maken hebben: een rode neus, een knuffelleeuw, een jongleerballetje, een hoepel…. Laat de kinderen raden via raadspelletjes: ‘hij zit in een grote kooi en soms geeuwt hij; hij is gevaarlijk’, ‘je hebt er drie of meer, je gooit ze om beurten in de lucht; soms zijn het er wel vier of vijf of zes.’ Na elk raadseltje mag een of meer kinderen met het voorwerp een circusact ten beste proberen te geven: jongleur, de leeuwentemmer (eentje speelt leeuw, de andere temmer), de clown, … De kring wordt de piste.

- Laat een videofragment van een ‘echt’ circus zien.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 19

Activiteit 2: Circuskunsten Expressie De activiteit in het kort De kinderen zingen het liedje ‘Clowntje Piet’ en vertonen circuskunstjes die door een circusdirecteur worden aangekondigd. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een grote groep, bij voorkeur in het speellokaal of de turnzaal. Benodigdheden - grote doos, waar een kind in past; - afbeeldingen van circusacts waarin artiesten samenwerken; - hoge hoed, directeursjasje, opgeblazen ballon aan een touwtje, rode schmink, een stift; - materiaal voor de circuskunstjes: ballen, hoepels, gekleurde doekjes, ringen, een dik touw

voor op de grond om over te koorddansen, evenwichtsbalk, loopklossen, enzovoort; - (namaak)microfoon; - de Kiekeboe-CD. Voorbereiding - Zet de doos en het materiaal voor de kunstjes klaar in het speellokaal of de turnzaal. - Zoek enkele afbeeldingen van circusnummers waarin artiesten samenwerken, en die door

kleuters uitgevoerd kunnen worden. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen kunnen uitleggen (in het Nederlands of in een andere taal) welk kunstje ze

gaan uitvoeren. Verloop van de activiteit 1. Herinner de kinderen aan Kaspar de Kangaroe die een liedje zingt over ‘Clowntje Piet’. Verwijs naar de videoactiviteit. Maak een rode neus bij u zelf en vraag welke kinderen dat ook willen. Zing dan samen het liedje ‘Clowntje Piet’. Maak daarbij duidelijke, bijpassende gezichtsuitdrukkingen en gebaren. Stimuleer de kinderen mee te doen. Vervolgens geeft u tijdens het spreekgedeelte van het liedje de ballon aan één van kinderen. Teken er eventueel het gezichtje van een lachende clown op. Tijdens het laatste couplet lachen, zwaaien en klappen de clowns. Zing het liedje met hulp van de kinderen ook in één van de andere talen, of laat het op de cd horen. Beeld ook dan het liedje uit.

Clowntje Piet (langzaam zingend) Heeft verdriet Hij vertoont zijn kunstjes niet Zijn ballon Die ging stuk Tsjongejongejonge, wat een ongeluk En toen kwam er een circusdirecteur (sprekend) Met een héééééle dikke buik en die gaf Clowntje Piet een nieuwe ballon

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 20

Boemretteketet, boemretteketet (vrolijk zingend) Clowntje kan weer lachen Boemretteketet, boemretteketet Clowntje heeft weer pret

Uit: Dit zijn mijn wangetjes – 20 peuterliedjes met muziek, Tr. van Waarden Producties, 1996 Voor het notenbeeld: zie p. 9.

2. Clowntje Piet is vrolijk en kan dus weer kunstjes doen. Vraag de kinderen of zij in de hoedanigheid van clowns ook een kunstje kunnen doen. Begeleid de kinderen aan de hand van de bewegingsmaterialen in het bedenken (en verwoorden) van circuskunstjes en geef ze de tijd om hun kunstjes te oefenen. Afbeeldingen van circusnummertjes met twee of meer artiesten (leeuw en leeuwentemmer, piramide, …) helpen kinderen om samen een nummertje voor te bereiden. De kinderen bespreken hun act in de taal van hun keuze, of in de taal die zich opdringt, hun eigen act. Stimuleer de kinderen om dit ‘overleg’ zoveel mogelijk in de taal van hun keuze te voeren. Uzelf kunt nu Don Perotti, de circusdirecteur, zijn. Om de acts goed te kunnen aankondigen is het nodig dat de clowns u als circusdirecteur informeren over het kunstje dat ze gaan doen. Motiveer de kinderen om u goed in te lichten. Dan verwelkomt u het publiek en praat u de acts aan elkaar. Vergeet zeker niet ‘Flaporen, snotneuzen en sproetenkoppen’ te zeggen. Aan het eind van elke act vraagt u als circusdirecteur om applaus . Misschien lukt het om een van de kinderen circusdirecteur te laten zijn. Geef het kind verkleedkleren en bespreek kort hoe hij het publiek kan aanspreken, hoe hij aankondigt en afrondt. De clowntjes moeten nu aan deze circusdirecteur vertellen welke act ze gaan uitvoeren. Ze kiezen de taal die op dat ogenblik het meest voor de hand ligt. 3. Doe tot slot het Kiekeboe-spel. Zet de lege doos in het midden van de kring. Zou Hakim de Clown daar in kunnen zitten, net als op televisie? Kondig zelf, zoals Don Perotti dat zou doen, een nieuw kunstje aan: Een circus is geen circus zonder de grappigste clown van de wereld: (noem de naam van Hakim of een kind in de klas) (…)! Zit Hakim ook daadwerkelijk in de doos? Laat de kinderen hun ogen dicht doen en kies een clown die in de doos gaat zitten. De andere kinderen doen hun ogen weer open en raden wie er in de doos zit. Hebben de kinderen de goede naam genoemd, dan komt de clown uit de doos tevoorschijn en roept “Kiekeboe!” Speel dit spelletje een aantal keer. Geef eventueel één van de kinderen de rol van circusdirecteur. Suggesties - De activiteit met de doos leent zich uitstekend voor het oefenen van woorden als in, uit,

dicht, open, … De doos kan gedurende de week (weken) dat u aan dit thema werkt in de klas blijven staan, zodat de kinderen ook in kleine groepjes met de doos kunnen spelen.

- In de doos-scène van Circus Kiekeboe vraagt Don Perotti naar de naam van de doos: “Hoe heet jij?”, en de doos antwoordt: “Ik heet doos”. ‘Speel’ dit met de kinderen na. De anderstalige kinderen vertellen hoe je in hun taal kunt vragen hoe iemand heet en hoe op die vraag antwoord gegeven moet worden. Laat de kinderen aan elkaar in verschillende talen vragen en vertellen hoe ze heten.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 21

Activiteit 3: Welk boek? Voorleesactiviteit De activiteit in het kort In deze activiteit ‘leest’ één van de kinderen, verkleed als Cecilia (uit Circus Kiekeboe) het boekje ‘Circus’ van D. Bruna aan de rest van het groepje voor. Afhankelijk van de samenstelling van het groepje wordt ‘bewust’ gekozen voor een bepaalde taal. Organisatievorm De activiteit wordt in groepen van 5 à 6 kinderen uitgevoerd (zowel heterogeen als homogeen qua moedertaal). In homogene kleine groepen kunnen de kinderen elkaar ‘voorlezen’ in hun eigen taal. In heterogene groepen ligt Nederlands voor de hand. In beide gevallen volgt u de activiteit en ondersteunt u het vertellende kind. Benodigdheden - het prentenboek ‘Circus’ van D. Bruna (Arabische, Turkse versie); - een ketting en een omslagdoek waarmee een kind zich op een eenvoudige manier kan

verkleden als Cecilia. Voorbereiding - U kunt gebruik maken van een voorleesstoel, een stoel die altijd gebruikt wordt bij het

voorlezen in de groep. - U legt de verkleedkleren klaar. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen kunnen het prentenboek navertellen aan de hand van de platen (in het

Nederlands of in de eigen taal). - De kinderen ervaren dat hetzelfde verhaal in meerdere talen verteld kan worden. Verloop van de activiteit 1. Vijf à zes kinderen (al dan niet met eenzelfde taalachtergrond) zitten samen in de voorleeskring. Neem de attributen van Cecilia erbij. Van wie zijn de ketting en het doek? Van Cecilia! Weten zij nog wat Cecilia allemaal kan? Gewichten tillen én voorlezen. Verwijs zeker naar de videoactiviteit, eventueel ook naar andere kijkmomenten (bv. thuis). Laat ruimte voor de spontane reacties van de kinderen. Help hen om hun ervaringen te verwoorden. Wie wil eens als Cecilia de gewichten optillen? Wie wil als Cecilia het verhaal ‘voorlezen’? De kleuter krijgt Cecilia’s doek en ketting om, en mag – zo mogelijk – op de voorleesstoel plaatsnemen. Er ligt geen prentenboek binnen handbereik. 2. Maar waar is het prentenboek? Net zoals in het videofragment is het prentenboek zoek. Zo kan ‘Cecilia’ niet voorlezen! Laat de kinderen in de klas naar het boek zoeken. Zo komen er verschillende versies in de kring. Met de kinderen wordt ‘onderhandeld’ in welke taal voorgelezen zou moeten worden: in homogene groepen kan het kind dat voorleest, voor de eigen taal kiezen (het mag ook voor het Nederlands kiezen). Ook andere talen dan Turks, Marokkaans-Arabisch en Berbers kunnen aan bod komen. In heterogene groepen ligt Nederlands voor de hand. Ga in op het ‘waarom’. Indien het verhaal in een andere taal dan het Nederlands wordt verteld, vraag dan aan de kinderen of ze voor u in het Nederlands kunnen navertellen waar het boek over gaat. Bevestig de kinderen in hun vertelvaardigheid; toon bewondering voor de wijze waarop ze hun ‘moedertaal’/ het Nederlands hanteren.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 22

Ga naar aanleiding van de versies in op verschillen en gelijkenissen: telkens eenzelfde combinatie van prenten en tekst; hetzelfde verhaal; lezen van rechts naar links en van links naar rechts; verschillende soorten schrift. 3. Geef aan dat u de verschillende boekjes in de leeshoek neerlegt en dat de kinderen op een ander moment in kleine groepjes elkaar kunnen ‘voorlezen’. Dit is wederom een geschikt moment om gebruik te maken van de eigen talen van de kinderen! Stimuleer de kinderen elkaar in hun eigen taal ‘voor te lezen’, tenzij er kinderen met verschillende taalachtergronden bij elkaar zitten. Dan is Nederlands hét meest geschikte communicatiemiddel. Toon uw belangstelling voor de meertaligheid van de kinderen door tijdens deze voorleesmomentjes regelmatig mee te luisteren en te vragen naar wat er is ‘voorgelezen’. Stimuleer ook andere kinderen deze belangstelling te tonen. Suggesties - Misschien zijn er kinderen die het boek willen voorlezen in de hoedanigheid van andere

personages uit Circus Kiekeboe, zoals Hakim de clown, Don Perotti, of Dunya de acrobate. Zorg in dat geval voor eenvoudige attributen als een hoge hoed, een clownsneus en een tutu.

- Op enkele A4-vellen (dubbelgevouwen en aan elkaar geniet) tekenen de kinderen de prenten uit het voorleesboek. Wanneer het verhaal getekend is, gaat u bij elk kind apart even zitten om het boekje te bekijken en te bespreken. Bij elke prent schrijft u (of het kind) op wat er volgens het kind op de tekening gebeurt. Vraag ouders, leerlingen uit een hogere groep of een anderstalige leerkracht samen met de kinderen in andere talen dan het Nederlands tekst bij de prenten (na) te schrijven.

- Leg in de boekenhoek meer boeken over het thema Circus en stimuleer de kinderen deze te bekijken en te ‘lezen’.

- De kinderen knutselen een circusgroep; van zout brooddeeg maken zij circusfiguren. Maak van papier en/of stof een kleine circustent. Zet hier de circusfiguren van brooddeeg bij. Maak eventueel woordkaartjes die door de kinderen bij de verschillende figuurtjes en voorwerpen worden neergezet.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 23

Activiteit 1: Video Circus Kiekeboe, thema Dieren Videoactiviteit De activiteit in het kort De kinderen bekijken de tweede aflevering van Circus Kiekeboe. Het thema is Dieren. De aflevering wordt bekeken in het Turks, Arabisch of Berbers, zodat de kinderen die deze taal spreken de andere kinderen moeten helpen het verloop van de aflevering te begrijpen. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een grote groep, bijvoorbeeld tijdens de kring. Benodigdheden - knuffelbeesten (met name ‘dierentuindieren’); - de Turkse, Berberse of Arabische versie van de aflevering Dieren. Afhankelijk van de

populatie van uw groep kiest u een anderstalige versie. Voorbereiding - Verstop de knuffelbeesten in de klas. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen raken geïnteresseerd in het thema Dieren. - De (anderstalige) kinderen kunnen gebeurtenissen van de (anderstalige) aflevering voor

kinderen die het niet hebben verstaan, weergeven in het Nederlands. - De kinderen worden zich bewust van het bestaan en gebruik van andere talen dan het

Nederlands. Verloop van de activiteit 1. Maak (onopvallend) geluiden van de verstopte knuffeldieren. Stimuleer de kinderen te reageren. Horen de kinderen dat ook? Wat is dat? Laat de kinderen raden wat ze horen. Help hen om te verwoorden wat ze denken. Raad zelf eventueel (opzettelijk) fout mee of gebruik eventueel de klaspop om het foutief raden waarachtiger te maken. Stimuleer de kinderen op onderzoek uit te gaan en de dieren te zoeken. Laat steeds ruimte voor spontane reacties van de kinderen. Speel daar gretig op in. Het hoeft niet te blijven bij het louter benoemen van de dieren. Misschien kan een kind over een bepaald dier iets meer vertellen, of kunt u verwijzen naar een verhaal waarin een van de dieren voorkomt. 2. Geef aan dat de kinderen op de televisie gaan kijken naar Circus Kiekeboe. Zet de gevonden knuffeldieren zodanig dat ze met de kinderen mee kunnen kijken, want deze keer gaat het over dieren. Start de (anderstalige) band en geef de kinderen de gelegenheid te reageren. Welke taal is dat? Geef aan dat u de Nederlandstalige band niet kunt vinden. Kan iedereen nu wel verstaan wat er op de video gebeurt? Stimuleer de kinderen een oplossing te bedenken voor dit probleem. Kom uiteindelijk samen tot de oplossing dat de kinderen die het wel verstaan de rest van de groep informeren. Speel ook in op de ervaringen van de kinderen die de aflevering voordien al bekeken hebben. Zet de band even stil als u op bepaalde reacties iets dieper wilt ingaan. Verwijs tijdens het kijken naar de (knuffel)dieren die de kinderen zojuist in de klas hebben gevonden. Eventueel kunt u op een later moment zogenaamd de Nederlandstalige band terug vinden. Bekijk ook deze band samen en bespreek of de kinderen goed geïnformeerd zijn door hun anderstalige klasgenootjes.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 24

3. In de aflevering praten Makkie en Laila tegen elkaar als poes en hond. Kunnen de kinderen dat ook? Laat een kind als hond blaffen en laat een ander kind als hond terugblaffen. Kunnen de andere kinderen verzinnen wat de ‘honden’ tegen elkaar hebben gezegd? Klopt het? Schenk ook aandacht aan het effect van intonatie, bijvoorbeeld hoe praat de hond als hij boos is, blij is, verbaasd is, enzovoort? Kunnen de kinderen ook met elkaar praten als poezen, vogels, leeuwen, …? Suggesties - Speel ‘Leeuw wordt wakker!’ in het speellokaal, de turnzaal of buiten. Eén van de

kinderen is, net als Don Perotti, de leeuw, en slaapt op een mat. De andere kinderen staan aan de andere kant van de zaal op een mat en lopen al roepend langzaam naar de leeuw: “Leeuw, wordt wakker!” Ineens komt de leeuw overeind; de kinderen proberen zonder door de leeuw gepakt te worden weer op hun eigen mat te komen.

- In deze aflevering zingen de poppen Poepoe, Makkie en Laila de eerste regel van het liedje ‘Ze kunnen zeggen wat ze willen…’. Dit liedje gaat als volgt:

Ze kunnen zeggen wat ze willen, maar de olifant (slurf maken bij gezicht) Die heeft de dikste billen van het hele land (billen aanwijzen) En de giraf de allerlangste ne-he-hek (met handen lange nek maken) En de krokodil de allergrootste bek, bek, bek (met armen hap-beweging maken) Uit: Dit zijn mijn wangetjes – 20 peuterliedjes met muziek, Tr. van Waarden Produkties, 1996

- Beeld een aantal dieren uit. De kinderen raden welk dier u nadoet. Bijvoorbeeld:

- Spring als een kangoeroe door de klas. - Kruip op handen en voeten, geef de kinderen kopjes en maak poezengeluiden. - Maak uzelf groot en breed en grom als een beer. - Ren voorzichtig door de klas, waarbij u uw armen als vleugels beweegt en zachtjes

fluit. “Ben ik nu een beer?” - De oudere en meer taalvaardige kinderen kunt u talige raadsels geven:

- Ik lijk wel een paard, maar ik heb witte en zwarte strepen op mijn huid. Wie ben ik? - Ik heb een hele lange nek en ik knabbel lekkere blaadjes van de bomen. Wie ben ik? - Ik heb een grijs vel, een lange snuit en hele grote oren. Wie ben ik? - Ik kan goed in bomen klimmen, van tak naar tak slingeren en aan één arm blijven

hangen. - Ik heb een soort zak in mijn buik en ik kan heel goed springen. Wie ben ik?

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 25

- Boeksuggesties: - Van apedraf tot kikkersprong, een bewegingsboek voor kinderen, A. Holsonback-

Windmolders & L. Timmers, Clavis, 1995. In dit boek worden allerlei bewegingen van dieren voorgedaan inclusief hoe u de bewegingen met de kinderen uit kunt voeren.

- Van top tot teen, E. Carle, Gottmer, 1997. In dit boek doen twee kinderen de bewegingen van allerlei bekende dieren na.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 26

Activiteit 2: Taalbeschouwing met dieren Taalbeschouwingsactiviteit De activiteit in het kort De dieren van Nijntjes dierentuin leren de kinderen enkele spelletje aan, bv. een geheugenspelletje met Olivier de olifant. De dieren zelf (in de vorm van knuffels of eenvoudige stokpoppen) zijn motiverende spelpartners. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een groep van 5 à 6 kinderen. Benodigdheden - enkele knuffels of stokpoppen: Olivier de Olifant, Mat Schildpad, Aapje Knaapje en Snaai

de Papegaai (vier van de zeven dieren uit Nijntjes dierentuin); - een twee- of driedimensionale weergave van een stukje van Nijntjes dierentuin, nl. de

kooien van de vermelde dieren. In de kooien is (er een tekening van) het echte dier en een bordje met zijn naam in hoofdletters1

- pen en papier (flap);

, en dat het liefst in twee kleuren: de diersoort in een kleur (aap, olifant, papegaai), de rest in een andere kleur;

- een pet voor de parkwachter. Voorbereiding - Twee- of driedimensionale weergave van de dierentuin: ofwel tekent u een stukje

dierentuin, nl. de kooien van de vermelde dieren; ofwel zorgt u voor eenvoudig 3D-materiaal. Dit visuele materiaal ondersteunt het spel: de kinderen zien bij welke kooi ze aankomen.

- U zorgt voor de knuffels of stokpoppen (bv. 2D-figuur op stokje): een aap, een papegaai, een olifant en een schildpad.

Aan welke talige doelen wordt gewerkt? - De kinderen denken na over taal, over taalgebruik en meertaligheid in het bijzonder. - De kinderen ontwikkelen hun stem-/taalexpressie: moeilijke woorden zeggen, gekke

verhaaltjes verzinnen, praten als... Verloop van de activiteit 1. De dieren willen – liever dan zo maar bekeken te worden – spelletjes spelen met de kinderen. En het liefst spelen ze met de kinderen hun lievelingsspelletje. Voor elke diersoort is dat een ander spelletje. De dieren zelf leggen het uit. Uzelf kunt eventueel de dierenparkwachter spelen (pet op het hoofd). Hij is op de hoogte van de wens van de dieren en brengt die wens ook over aan de kinderen. Hij bemiddelt ook tussen kinderen en dieren: de dieren willen dat hun spelletje voortdurend gespeeld wordt; de kinderen willen allicht wat variatie. U leidt de kinderen door de dierentuin. Ondersteun de ‘tocht’ met de 2D- of 3D-voorstelling van de dierentuin. Wijs de kinderen telkens ook de op de geschreven taal, zeker in het geval het dier niet meteen te zien is: het naambordje maakt meteen duidelijk wie in de kooi woont.

1 In recente literatuur wordt aangeraden om bij kleuters kapitalen te gebruiken, maar u volgt bij de keuze voor het schrift het best de gewoonte van klas of school. Zie Hamerling, B., ‘Functioneel geletterd, maar nu de letters nog’. In: De wereld van het jonge kind, januari 2002, 145-147.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 27

2. De dierenparkwachter start het bezoek. 2.1 Olivier de Olifant Het eerste dier is Olivier de olifant. De kinderen hebben hem leren kennen op de video van Circus Kiekeboe. Weten ze nog welk kunstje hij daar toonde? Help de kinderen om hun ideeën te verwoorden. Verwijs daarbij naar het ‘sterke geheugen’ van olifanten. Olifanten doen niets liever dan geheugenspelletjes. De parkwachter roept Olivier de Olifant. De olifantenpop komt eraan; de parkwachter zegt het volgende versje als ondersteuning. Eventueel zingt hij het op het wijsje van ‘Altijd is Kortjakje ziek’: Jongens, meisjes aan de kant Daar komt onze olifant. Grote poten, grote oren En een lange slurf vanvoren. Jongens, meisjes aan de kant Voor Olivier de Olifant De volgende geheugenspelletjes kunt u spelen. Laat Olivier de kinderen uitdagen, maar laat hem hen ook helpen, onder andere door uit te leggen hoe je makkelijk iets kunt onthouden (filmpje in je hoofd, verhaaltje erbij verzinnen, …). Bv. vijf of meer bekende voorwerpen uit de klas; één verdwijnt, welk is weg? Bv. ik ga naar de dierentuin en ik zie ….! (cf. ik ga op reis en ik neem mee...) Bv. drie/vier houdingen worden na elkaar voorgedaan, en door de kinderen nagedaan Bv. ritme wordt voorgeklapt en door de kinderen nageklapt. Verwijs als parkwachter ook naar ‘schrijven’ als een middeltje om het geheugen te ondersteunen. Demonstreer door - als parkwachter - mee te schetsen bij het spelletje ‘ik ga naar de dierentuin en ik zie …’. Kleuters ervaren dat hun geheugen minder belast wordt. 2.2 Snaai de Papegaai Als parkwachter vertelt u de kinderen dat ze ook voor het spelletje met Snaai de Papegaai hun geheugen nodig hebben. Maar waar is Snaai? De papegaai heeft zich blijkbaar verstopt. Samen met de parkwachter roepen ze de papegaai: ‘Papegaai, waar ben je?’ Papegaai antwoordt ‘Papegaai, waar ben je?’. Speel in op de verbazing van de kinderen? Roep nog eens: ‘Papegaai, kom je hier?’ Snaai antwoordt ‘Papegaai, kom je hier?’ En dan komt Snaai de Papegaai op terwijl hij herhaalt: ‘Papegaai, kom je hier? Kom je hier? Kom je hier?’ De kinderen verwoorden samen wat een papegaai zo bijzonder maakt: hij herhaalt alles! De parkwachter stelt voor om met alle kinderen en de papegaai het papegaaispelletje te spelen. De parkwachter zegt woorden, korte zinnetjes voor; de kinderen, samen met de papegaai, herhalen. Verwerk wat ongewone, speelse combinaties en eventueel ook wat ritmische of rijmende combinaties. Misschien is er wel iets (heel moeilijks) bij wat alleen de papegaai kan nazeggen (hij is er tenslotte het meest in getraind). Formuleer woorden en zinnen die aansluiten bij het thema De dierentuin, of bij recente ervaringen van kinderen. Zorg ervoor dat de taal betekenisvol is. Voorbeelden:

- een ploeg plezante papegaaien; - duizend dromedarissen dansen de dierentuin door; - meneertje beertje eet een appel en een peertje.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 28

Nu proberen anderstalige kinderen de papegaai en de andere kinderen ‘uit te dagen’: zij zeggen woorden of zinnetjes in hun eigen taal voor. De papegaai toont bewondering voor de talenkennis van de kinderen en geeft aan dat het echt niet makkelijk is om al die woordjes na te zeggen. Toon als parkwachter belangstelling voor al die talenkennis. Geef aan dat zoveel woordjes onthouden (in de eigen taal en in het Nederlands) een grote klus is. Varieer met de groepsgrootte van ‘nazeggertjes’: enkele kinderen, een kind. De papegaai kan helpen. 2.3 Aapje Knaapje De parkwachter vraag aan de kinderen of ze het versje/liedje kennen ‘Een aapje wou eens vrolijk zijn, en hij beet in de billen van de kapitein, …’ Een aapje wou eens vrolijk zijn En hij beet in de billen van de kapitein De kapitein werd vreselijk boos En hij stopte het aapje in de boterdoos De boterdoos ging open En het aapje kon gaan lopen Vijf en vijf is tien En het aapje is nooit meer gezien Apen willen graag foppen, en Aapje Knaapje is daar zelfs erg goed in. Aapje Knaapje wordt erbij gehaald. Als parkwachter laat u Aapje Knaapje vertellen hoe het apenspelletje gaat: een aapje vertelt een gek verhaaltje, en een ander aapje vertelt wat er niet klopt. Aapje Knaapje vertelt. Bv. Gisteren had ik verschrikkelijke dorst en ik liep naar de koelkast voor een glaasje melk. En weet je wat, er zat een olifant in de koelkast. Ik nam de melk. Maar de fles was leeg. De olifant had ‘m helemaal leeg gedronken. Bv. Ik liep over de straat. Ik was op weg naar mijn oma. En toen zag ik een auto op één wiel. En die auto reed zeker zo hard als een racewagen. Na elk verhaaltje vraagt Aapje Knaapje wat er zeker niet klopte. Hij laat kleuters verwoorden. Dan vertelt hij een verhaaltje dat u als parkwachter ook niet helemaal begrijpt: Bv. Ik ben eens een keertje naar de apenschool gegaan en daar moest ik toen een andere taal leren. Maar toen heb ik gezegd: dat kan niet; je kunt geen twee talen kunnen! Bespreek deze uitspraak met de kinderen en laat hen aan Aapje Knaapje vertellen dat heel wat kleuters meer dan één taal spreken. Laat de aap vol ontzag reageren. Kleuters kunnen nu zelf het aapje proberen te foppen. Klassikaal of in kleine groepjes wordt naar verhaaltjes gezocht. 2.4 Mat Schildpad De parkwachter helpt de kinderen om schilpad het volgende te vragen: ‘welk spelletje spelen schildpadden zoal?’ De schildpad legt (traag) uit dat ze graag het spelletje ‘spreken als een schildpad’ speelt: zo traag en duidelijk mogelijk het dierentuinzinnetje zeggen: ‘kadaze, kadoze, kadein, de dierentuin is mijn terrein/is reuzefijn/is …’. Ze zou de kinderen het spelletje graag laten meedoen. Kleuters praten laag, traag, duidelijk gearticuleerd. de parkwachter stelt voor om ook eens als andere dieren te spreken: als een hazewind (snel, snel, maar toch begrijpelijk), als een mug (heel hoog en nogal snel); als een poesje (traag, lief, niet te hoog). De schildpad kijkt bewonderend toe… wat kunnen die kinderen allemaal!

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 29

Vervolgens kan het zinnetje ook met de klanknabootsingen die bij een dier passen; hond (+ woef), als een schaap (+ gemekker), als een mugje (zoemend), als een muis (+ piep)… Naar aanleiding daarvan bespreken de kinderen de geluiden die dieren maken en vergelijken de talen (waf, woef, kew, ba-ak). Hebben de dieren in de verschillende talen eenzelfde soort klanknabootsing? 3. Als parkwachter geeft u aan dat het tijd wordt om de dierentuin te sluiten. Vraag nog eens even welk spelletje de kinderen het liefst speelden. Vervolgens krijgen de stokpoppen of knuffels een zichtbaar plaatsje in de klas. Kleuters mogen op een ander ogenblik een stokpop of knuffel kiezen en zelf het dierenspelletje spelen. Suggesties De drie andere dieren uit Nijntjes dierentuin kunnen ook aan bod komen. ZZZeeleeuw - De kinderen komen aan bij het hok van ZZZZeeleeuw. Ze horen zzzzz, ooooo, zzzzz, ooo.

De zeeleeuw slaapt. De kinderen mogen het slaapgeluid even meedoen. De parkwachter wijst op de naam van zeeleeuw. Hij heet ZZZZeeleeuw. De kinderen mogen de zeeleeuw zachtjes wakker maken… ZZZZeeleeuw, ZZZZeeleeuw!

- De parkwachter vertelt dat zeeleeuwen bijzonder gek zijn op de eerste letter van hun naam: de Z. De parkwachter schrijft de letter op een groot blad. De Z van zoemen (allemaal zoemen als een bij of mug). De kinderen herkennen misschien de letter van Zorro, of van de eigen naam. De parkwachter schrijft de gevonden namen met ‘z’ op.

- Ondertussen is de zeeleeuw helemaal wakker en vraagt: ‘Spelletje spelen??’. De parkwachter vertelt: zeeleeuwen spelen erg graag het z-spelletje: ze zoeken om het meeste woorden die met Z beginnen. De parkwachter houdt de Z lang aan, en laat kinderen woorden maken. De gevonden woorden worden ook genoteerd, in kapitaalschrift, het liefst gecombineerd met een eenvoudige schets.

Kipkap Kangoeroe - De parkwachter vertelt: kangoeroes zijn springbeesten: het liefst springen ze een hele dag

door, ook – als – ze – pra – ten. Dan-klinkt-dat-een beet-je-zo: ze-hak-ken-de-woor-den-in-stuk-ken. De parkwachter begint ook zo te praten. In de dierentuin zit een kangoeroe die een dikke vriend is van Kaspar de kangoeroe uit Circus Kiekeboe, Kipkap Kangoeroe. Kipkap kangoeroe komt eraan gesprongen: hal-lo al-le-maal! Hal-lo Pie-ter, hal-lo A-mi-ra, …

- Kinderen mogen mee namen hakken en springen (om beurten of samen) op de deeltjes. Kipkap Kangoeroe vertelt dat hij niets liever doet dan alles in stukjes hakken en dan springen. Hij vraagt of de kinderen geen (kort) versje kennen. Dat kunnen ze dan samen ‘hakken’. Kleuters stellen een versje voor (kort, goed gekend). Kipkap Kangoeroe spoort iedereen aan om mee te doen. Er wordt afgesproken dat er gesprongen, geklapt, getikt of… wordt. De kinderen mogen vervolgens een versje alleen doen. Kipkap Kangoeroe kijkt of ze het goed doen.

Opmerking: vooral voor kinderen met Arabisch als moedertaal is het klappen in lettergrepen een bijzondere klus.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 30

Giraf Pardaf - De parkwachter stelt de kinderen voor een probleem: wie weet hoe giraffen aan hun

vlekjes komen? De kinderen raden of verzinnen een mogelijke uitleg. Er wordt voorgesteld om het aan Giraf Pardaf te gaan vragen, de dierentuin-giraf.

- Giraf Pardaf vertelt de kinderen over de grote giraffenwet: voor elk rijmpje uit onze bek, krijgen wij een giraffenvlek. Hoe meer hoe beter. Daarom hebben alle giraffen een dubbele naam, en wel eentje die rijmt! Giraf pardaf. Of Giroom atoom, Giroe Pitoe, Girak Balzak.

- Giraffen doen niets liever dan rijmen op namen. Zullen we eens op de namen van de kinderen rijmen? Niet altijd makkelijk. Kleuters kunnen zeker helpen. Op namen van allochtone origine kan gerijmd worden met woorden uit de eigen taal. Er kan ook gerijmd worden op andere giraffennamen: Giree, Girot, Giroel, Giret, Giraak.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 31

Activiteit 3: Nijntje in de dierentuin Voorleesactiviteit De activiteit in het kort In deze activiteit ‘leest’ één van de kinderen, verkleed als Cecilia (uit Circus Kiekeboe) het prentenboek ‘Nijntje in de dierentuin’ van D. Bruna aan de rest van de groep voor. Organisatievorm Deze voorleesactiviteit wordt eerst in de grote kring uitgevoerd. In de rest van de week kan de activiteit in kleine groepjes van 4 á 5 kinderen worden uitgevoerd. Deze groepjes kunnen zowel heterogeen als homogeen qua moedertaal worden samengesteld. In de kleine groepjes lezen de kinderen elkaar voor in hun eigen taal of in het Nederlands. Benodigdheden - het boekje ‘Nijntje in de dierentuin’ van D. Bruna in het Arabisch, Turks en Nederlands; - een ketting en een omslagdoek waarmee een kind zich op een eenvoudige manier kan

verkleden als Cecilia. Voorbereiding - U kunt gebruik maken van een voorleesstoel, een stoel die altijd gebruikt wordt bij het

voorlezen in de groep. - Een uitgebreide introductie van het boekje is niet nodig bij deze activiteit. De kinderen

hebben het boekje al drie keer gezien en gehoord: tijdens het kijken van de aflevering thuis, tijdens het voorlezen thuis en tijdens het kijken van de aflevering op school.

Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen kunnen het prentenboek navertellen aan de hand van de prenten (in het

Nederlands of in de eigen taal). - De kinderen ervaren dat hetzelfde verhaal in meerdere talen verteld kan worden. Verloop van de activiteit 1. De kinderen zitten in de kring. Doe in het bijzijn van de kinderen de ketting en de doek om en maak de gebaren die Cecilia ook maakt om te laten zien dat ze de sterkste vrouw van de wereld is (armen met spierballen). Zien de kinderen wie u bent? Vertel dat u, net als Cecilia in Circus Kiekeboe, een boek gaat voorlezen. Kunnen de kinderen raden welk boek? Leg vervolgens de verschillende versies van het boekje ‘Circus’ voor u. Bekijk samen de overeenkomsten en verschillen tussen de drie boekjes. Wat is hetzelfde? Wat is anders? Zijn de plaatjes hetzelfde? Zijn de letters hetzelfde? Zijn de woorden hetzelfde? Bedenk vervolgens samen met de kinderen welk boek u gaat voorlezen: de Turkse, de Nederlandse of de Arabische versie. 2. A: Kiezen de kinderen het Nederlandse boek? Lees dan de eerste twee bladzijden voor en laat de illustraties duidelijk zien. Geef de kinderen de gelegenheid om te reageren op de illustraties en de tekst. Wie wil er ook Cecilia zijn? Laat het betreffende kind zich verkleden als Cecilia. Cecilia mag op de plaats van de leerkracht zitten en het boek verder ‘voorlezen’ aan de rest van de groep. B: Kiezen de kinderen voor de Turkse of Arabische versie, probeer dan een begin te maken met voorlezen. Laat duidelijk merken dat u niet zo goed weet hoe u het voor moet lezen, omdat het een andere taal is. Kunnen de kinderen u helpen? Vraag wie van de kinderen Cecilia wil zijn en het boek verder wil lezen in het Turks, Berbers of Arabisch. Laat het

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 32

betreffende kind zich verkleden als Cecilia. Cecilia mag op de plaats van de leerkracht zitten en het boek ‘voorlezen’ aan de rest van de groep.

3. Vertel de kinderen dat u de boeken in de leeshoek neerlegt en dat de kinderen op een ander moment in kleine groepjes elkaar mogen ‘voorlezen’. Dit is wederom een geschikt moment om gebruik te maken van de eigen talen van de kinderen! Stimuleer de kinderen in hun eigen taal ‘voor te lezen’. Hoewel u nu alleen beschikt over de Turkse, de Arabische en de Nederlandse versie van het boekjes, kunnen natuurlijk ook de kinderen met een andere thuistaal (bv. Chinees, Papiamento, of Portugees) ‘voorlezen’ in hun eigen taal. Toon uw belangstelling voor de meertaligheid van de kinderen door tijdens het ‘voorlezen’ regelmatig mee te luisteren en stimuleer andere kinderen dit ook te doen. Suggesties - Leg in de boekenhoek meer boeken over dieren en stimuleer de kinderen deze te ‘lezen’

en te bekijken. Bespreek samen met de kinderen wat er allemaal in de boeken te zien is. - Plak zes duidelijke afbeeldingen van dierentuindieren op stevig papier. Knip zes kaartjes

uit en plak die vervolgens op een grote dobbelsteen of een vierkant blok uit de bouwhoek. Om de beurt gooien de kinderen met de dierendobbelsteen, waarna de naam van het dier in het Nederlands of in de moedertaal van het kind wordt gezegd. Het is mogelijk om de dierennamen in de verschillende talen met elkaar te vergelijken. Beginnen de woorden bijvoorbeeld met dezelfde klank?

- Gedurende de periode dat u aan dit thema werkt, hangt u afbeeldingen van dieren aan de muur. Deze afbeeldingen worden voorzien van labels met de naam van het dier. Doe dat in verschillende talen. Ouders of oudere kinderen uit een andere klas kunnen helpen bij het schrijven van de labels. Op deze manier maken de kinderen kennis met het feit dat dieren op verschillende manieren benoemd kunnen worden en dat woorden opgeschreven en teruggelezen kunnen worden.

- U houdt de informatie wat langer vast wanneer u de afbeeldingen van de dieren en hun namen in verschillende talen in boekvorm samenbrengt.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 33

Activiteit 1: Video Circus Kiekeboe, thema Ziek zijn Videoactiviteit De activiteit in het kort De kinderen bekijken de aflevering Ziek zijn van Circus Kiekeboe. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een grote groep, bijvoorbeeld tijdens de kring. Benodigdheden - poppen en knuffels uit de huishoek; - poppenbed; - materialen voor de ziekenhuishoek: dekentjes, potjes met ‘pillen’ en ‘drankjes’, verband,

pleisters, doktersspullen, doktersjas (bv. een wit overhemd); - videoband van Circus Kiekeboe, aflevering Ziek zijn (Nederlandstalige versie). Voorbereiding - Verander met behulp van de materialen (zie boven) de huishoek in een ziekenhuishoek. - Leg één van de poppen of knuffels uit de huishoek (misschien heeft u een pop of beer die

een centrale rol speelt in de klas) in het bedje en zet dit bedje in de kring. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen raken geïnteresseerd in het thema. Ze verkennen ‘ziek zijn’ en ‘beter

worden’. - De kinderen geven antwoord op vragen naar aanleiding van de video. - De kinderen kunnen uitleggen hoe de zieke pop beter gemaakt kan worden. Verloop van de activiteit 1. Waarom ligt de pop in bed? Het is toch dag en geen nacht? De pop hoeft toch niet overdag te slapen, of wel? Stimuleer de kinderen te reageren en laat de kinderen bedenken waarom de pop in bed zou kunnen liggen (de pop is moe, de pop slaapt uit, de pop heeft geen zin om te spelen, de pop heeft het koud, de pop is ziek, …). Vraag aan de pop wat er aan de hand is. Luister (met uw oor dicht bij de pop) naar het antwoord. Concludeer samen met de kinderen dat de pop ziek is. Vertelt de pop ook wat er precies aan de hand is? Laat ruimte voor spontane reacties van de kinderen. 2. De pop kan wel met de kinderen televisie kijken, want in Circus Kiekeboe gaat het ook over ‘ziek zijn’. Verwijs zo mogelijk naar andere afleveringen van Circus Kiekeboe en/of naar een vorige kijkbeurt. Wie zou er ziek kunnen zijn in Circus Kiekeboe? Geef de zieke pop een goed plekje (in het bedje of bij één van de kinderen op schoot). Samen met de kinderen bekijkt u de video. Hierbij kunt u goed gebruik maken van de ervaringen van de kinderen die de aflevering thuis al bekeken hebben (in hun eigen taal of in het Nederlands). Geef vooral deze kinderen tijdens het kijken de gelegenheid om spontaan te reageren op wat ze in het programma zien. U kunt kort op deze reacties ingaan. Zet de band even stil als u op bepaalde reacties iets dieper wilt ingaan. Deze aflevering leent zich goed voor het stellen van kijkvragen. Stel direct na het kijken duidelijke vragen over wat er is gebeurd, bijvoorbeeld: Zouden Hakim, Don Perotti, Makkie en Laila echt keelpijn hebben? En Dunya? Wie heeft er echt keelpijn? Wie niet? (Naar aanleiding van de ‘papscène’) Kun je spelen als je ziek bent? Wat wel, wat niet? (Naar aanleiding van de animatie over de pratende ballonnen)

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 34

3. Rond de videoactiviteit af met de introductie van de ziekenhuishoek. Herinner de kinderen aan de zieke pop. Wat moet er gebeuren om de pop beter te maken? Bekijk samen de ziekenhuishoek en benoem samen de spullen die in deze hoek liggen. Doe dat op een natuurlijke manier. Wat kunnen ze gebruiken om de pop beter te maken? Stimuleer de kinderen om niet alleen ‘medicijnen’ te gebruiken, maar ook om de zieke pop te aaien, kusjes te geven, een nat doekje op het hoofd te leggen, enzovoort. Op een ander moment in de week krijgen de kinderen de gelegenheid in de ziekenhuishoek te spelen. (Zie ook activiteit 2). Suggesties - De kinderen knutselen dokterskoffertjes met inhoud. Vouw een groot vel karton

(bijvoorbeeld A3-formaat) dubbel. Plak stroken papier als hengels aan de bovenkant van de ‘koffer’. Aan de binnenkant worden bijvoorbeeld plaatjes van doktersspullen geplakt. Ook kunnen de kinderen zelf doktersspullen tekenen: pillen, drankje, pleisters, stethoscoop, hamertje, enzovoort, of de kinderen knutselen van kosteloos materiaal zélf doktersvoorwerpen. Laat de ‘dokters’ vertellen welke voorwerpen in hun koffer zitten, waar ze voor nodig zijn en hoe ze werken.

- Plak labels op de verschillende spullen uit de ziekenhuishoek. Maak hiervoor labels met verschillende talen. Laat, indien nodig, ouders of oudere kinderen de labels schrijven.

- In de ziekenhuishoek doen de kinderen alsof ze zelf ziek zijn. De andere kinderen bedenken wat ze kunnen doen om het zieke kind weer beter te maken.

- Speel met de kinderen het memoriespel ‘Pleisters plakken’. Op de kaartjes (die u zelf maakt) staan afbeeldingen van lichaamsdelen. Laat de kinderen om de beurt twee kaartjes omdraaien. Stimuleer de kinderen de lichaamsdelen te benoemen en de kaartjes aan de medespelers te laten zien. Wanneer een kind twee dezelfde kaartjes heeft, mag hij of zij een pleister op het betreffende lichaamsdeel plakken. Als alle kaartjes op zijn, telt u samen met de kinderen de pleisters die de kinderen opgeplakt hebben. Wie heeft de meeste pleisters? Laat de kinderen vertellen (binnen doen alsof) over de ‘pijntjes’ van de bepleisterde lichaamsdelen (Hoe is het gebeurd? Wanneer doet het pijn?).

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 35

Activiteit 2: Dokter, ik voel me naar Hoekactiviteit De activiteit in het kort De kinderen spelen in de ziekenhuishoek. Organisatievorm De start van de activiteit vindt plaats in een grote groep, bijvoorbeeld tijdens de kring. De rest van de activiteit wordt (herhaaldelijk) uitgevoerd in een kleine groep van 5 à 6 kinderen in de ziekenhuishoek, bijvoorbeeld tijdens het vrij spelen of de werkles. De afsluiting kan weer in de grote groep. Benodigdheden - ziekenhuishoek (zie activiteit 1), inclusief zieke poppen en knuffels; - cd-fragment ‘Dag dokter, dag dokter’; - thermometer, pleisters, pillen, drankje, verband; - een aantal zieke poppen uit de ziekenhuishoek. Voorbereiding - Leg de thermometer, de pleisters, de pillen, het verband het drankje en de doktersjas op

een goed zichtbare plaats in de kring. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen kunnen de voorwerpen uit de ziekenhuishoek benoemen. - De kinderen nemen deel aan een (eenvoudig) samenspel. - De kinderen nemen deel aan interactie, waarbij ze ook gebruik maken van een telefoon. - De kinderen ervaren dat er verschillende talen (in de klas) worden gesproken. Verloop van de activiteit 1. Wijs de kinderen op de spullen die in de kring liggen. Van wie zijn die spullen? Concludeer samen met de kinderen dat de spullen van de dokter zijn. Wat moet je doen bij de dokter? Hoe weet de dokter wat er met je aan de hand is? Wijs de kinderen ook op de zieke poppen. Verwijs hier naar de aflevering Ziek van Circus Kiekeboe en naar de ziekenhuishoek. Trek de doktersjas aan en vraag één van de poppen wat er aan de hand is. Luister met uw oor dichtbij de pop naar het antwoord. U kunt de pop niet verstaan. De pop praat Turks (of een andere taal). Vraag of één van de kinderen de pop wél kan verstaan. Jij kan toch ook Turks praten, Fatima? Wil jij de dokter zijn? Geef de jas aan Fatima en stimuleer de ‘dokter’ de zieke pop te onderzoeken en beter te maken. Laat de ‘dokter’ de anderen vertellen wat er met de pop aan de hand is en stimuleer de ‘dokter’ met de andere kinderen te overleggen over een oplossing. 2. Vervolgens gaan de kinderen in kleine groepen zelf in de hoek spelen. Stimuleer de kinderen het spel uit de introductie te herhalen. Geef, indien nodig, spelimpulsen om het spel in de ziekenhuishoek uit te breiden en te verdiepen. - Stimuleer de kinderen voorafgaand aan het doktersbezoek eerst de dokter te bellen voor

een afspraak. Stimuleer de kinderen ook in een andere taal dan het Nederlands te bellen. - Andere kinderen komen als patiënten bij de dokter op bezoek en vertellen wat ze

mankeren (hoofdpijn, pijn in de buik, zere knie, hoesten en niezen). De dokter onderzoekt de patiënt, stelt een ‘diagnose’, bedenkt een oplossing en schrijft een recept voor.

- De kinderen gaan met de zieke poppen naar de dokter en vertellen de dokter wat ze mankeren. De dokter vertelt hoe ze de pop kunnen verzorgen.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 36

- Heeft de dokter misschien hulp nodig van een assistent? Bespreek met de kinderen wat de doktersassistent moet doen.

Zorg ervoor dat alle kinderen aan bod komen en trek u langzaam uit het spel terug. 3. Bespreek met de kinderen die in de ziekenhuishoek gespeeld hebben welke poppen weer beter zijn en welke poppen nog ziek zijn. Liggen deze poppen lekker in hun bed? Wie verzorgt deze poppen? Wie gaat af en toe even kijken? Zorg ervoor dat gedurende de rest van de week alle kinderen een keer in de ziekenhuishoek spelen. (Eventueel speelt u mee in de ziekenhuishoek). Suggesties - Herinner de kinderen aan Kaspar de Kangoeroe in Circus Kiekeboe, die een liedje zong

over de dokter. Zing samen met de kinderen dit liedje:

Dag dokter, dag dokter Ik ben een beetje naar (kijk moeizaam) Ik heb het warm, (pols langs voorhoofd wrijven) Ik heb het koud (armen om je heen slaan en rillen) En ook mijn buik doet raar (wrijven over de buik) Kijk eens in mijn oren (oren aanwijzen) kijk eens in mijn mond (mond aanwijzen en opendoen) Geef een drankje of een pil (laat drankje en pil zien) Dan ben ik weer gezond (kijk blij)

Uit: Een hele kist vol liedjes, M. Busser, R. Schröder en J. Doremi, Zwijsen, 1991 - In het liedje wordt gezongen over het geven van een drankje of een pil. Laat de kinderen

zelf etiketten maken voor flesjes en doosjes voor drankjes en pillen. De kinderen schrijven, stempelen en kleuren wat er in zit, hoe het drankje heet en waar het voor is.

- De kinderen schrijven recepten. Bespreek van tevoren dat een dokter op een briefje (een recept) schrijft welke medicijnen je nodig hebt om beter te worden. Richt eventueel een apotheekhoek in waar de kinderen met deze recepten medicijnen kunnen ophalen.

- Misschien kunnen de dokters in interessante boeken opzoeken hoe ze zieke poppen beter kunnen maken.

- Speel met de kinderen ‘zieken-tikkertje’. Kies een tikker. De tikker bedenkt waar de pijn zit. Iedereen (ook de tikker) legt zijn hand op dit lichaamsdeel (hoofd, oor, knie, buik, rug,

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 37

elleboog, …). De tikker probeert vervolgens zo veel mogelijk kinderen te tikken. Kies na een tijdje een nieuwe tikker en speel het spel opnieuw, met een ander pijntje.

- Zing met de kinderen het volgende liedje: Au, au, au, ik ben gevallen Dokter, dokter, kijk eens goed

Er zit een gaatje in m’n knie En ik zie bloed

Dus doen we er een pleister op Dan is het zo weer beter

Hoe groot moet die pleister zijn? Zó… of zó… of eentje van een meter?

Uit: Een hele kist vol liedjes, M. Busser, R. Schröder en J. Doremi, Zwijsen, 1991

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 38

Activiteit 3: Koe en Mus zijn ziek Voorleesactiviteit De activiteit in het kort Het prentenboek ‘Ziek’ van M. Hof en F. Smit wordt interactief voorgelezen. De kinderen spelen dit verhaal tijdens het voorlezen uit en maken tot slot beterschapskaarten. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een kleine groep van ongeveer 5 à 6 kinderen. Voer deze activiteit bij voorkeur uit in de ziekenhuishoek (zie videoactiviteit en hoekactiviteit). Benodigdheden - het prentenboek ‘Ziek’ van M. Hof en F. Smit (Nederlandstalige, Turkse, Arabische

versie); - een ketting en een omslagdoek (de attributen van Cecilia); - een (kunst)bloem en een waaier; - een matrasje of kussen waar een kind op kan liggen en een lakentje of deken; - beterschapskaart; - stevig blanco papier voor ansichtkaarten; - tekenmaterialen. Voorbereiding - Zet de voorleesstoel klaar. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen ervaren dat er (in de klas) verschillende talen worden gesproken. - De kinderen ervaren dat hetzelfde verhaal in meerdere talen verteld kan worden. - De kinderen bepalen de volgorde van gebeurtenissen in het boek. - De kinderen ontdekken dat je een boodschap kunt overbrengen door (geschreven) taal. Verloop van de activiteit 1. De kinderen (kleine groep) nemen met u plaats in de ziekenhuishoek. Doe in het bijzijn van de kinderen de ketting en de doek om en maak de gebaren die Cecilia ook maakt om te laten zien dat ze de sterkste vrouw van de wereld is (armen met spierballen). Wrijf meteen over uw buik en laat merken dat Cecilia zich niet helemaal lekker voelt. Voorlezen met buikpijn lukt niet goed. Wie van de kinderen wil Cecilia zijn en het boek verder voorlezen? De nieuwe Cecilia bepaalt of er verder gegaan wordt met het voorlezen van het Nederlandstalige boek of dat één van de andere versies gelezen wordt. In dat laatste geval is het belangrijk dat het anderstalige kind ‘vertaalt’ voor de kinderen die de gekozen taal niet verstaan. 2. Bespreek samen kort de inhoud van het boek. Over wie ging het boek? Wat was er aan de hand? Laat de eerste pagina van het boekje zien en vraag de kinderen wie ziek is, Koe of Mus. Vraag wie van de kinderen Koe en wie Mus wil zijn. Het kind dat Mus is, is ziek en ligt op het matrasje. Koe gaat voor Mus zorgen. Lees het verhaaltje voor en stop steeds om de voorgelezen gebeurtenis uit te laten spelen. Ondersteun (indien nodig) de kinderen hierbij door het geven van spelaanwijzingen en stimuleer het gebruik van passende gebaren (bij buikpijn en het warm hebben) en attributen (een waaier om de warmte weg te waaien, een bloem, e.d.). Ook kan een echt liedje gezongen worden door Koe. Herhaal het uitspelen van het verhaal met andere kinderen. Laat het verhaal ook vertellen en uitspelen in andere talen dan het Nederlands.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 39

3. Wat kun je nog meer doen voor iemand die ziek is (bijvoorbeeld het brengen van een kopje thee op bed, het geven van een knuffel)? Komen de kinderen ook op het idee van het versturen van kaarten? Laat de kinderen een kaartje zien. Hebben de kinderen ook wel eens zo’n kaart gekregen als ze ziek waren? Wat staat er op zo’n kaartje? (Bijvoorbeeld: word maar gauw weer beter, van harte beterschap). Voor wie kunnen ze zo’n kaart maken? (Voor Koe, voor Mus, voor de zieke pop in de ziekenhoek, voor …?). De kinderen maken een beterschapskaart en vertellen wat ze erop willen (laten) ‘schrijven’. Stimuleer de kinderen daarbij ook hun eigen taal in te zetten. Vraag bij het schrijven eventueel hulp van een anderstalige leerkracht of een kind uit een hogere groep. Plaats de kaarten die voor Koe, Mus of de poppen bestemd zijn in de ziekenhuishoek. Suggesties - Laat de kinderen zelfstandig het boekje ‘voorlezen’ terwijl andere kinderen luisteren en/of

het verhaal uitspelen. Stimuleer de kinderen in hun eigen taal ‘voor te lezen’. Hoewel u alleen beschikt over de Turkse, Arabische en Nederlandse versie van het boekje, kunnen natuurlijk ook de kinderen met een andere thuistaal (bv. Chinees, Papiamento of Portugees) ‘voorlezen’ in hun eigen taal. Toon uw belangstelling voor de meertaligheid van de kinderen door tijdens het ‘voorlezen’ regelmatig mee te luisteren en stimuleer andere kinderen dit ook te doen.

- In plaats van beterschapskaarten kunnen de kinderen ook een boeket bloemen van crêpepapier voor de zieken maken.

- Het volgende versje sluit goed aan bij het maken van beterschapskaarten:

Van harte beterschap Een kaartje met een versje Al is het wel wat kort We hopen dat je elke dag Een beetje beter wordt En krijg je soms een drankje Neem dan maar snel een hap We zullen aan je denken Van harte beterschap! Uit: Het grote versjesboek, M. Busser en R. Schröder, Van Holkema & Warendorf, 1998

- Als je ziek bent, moet je gezond eten. Wat is gezond eten? Bespreek dit tijden het eet- en drinkmoment. Stimuleer de kinderen te vertellen over het eten dat ze zelf mee naar school gebracht hebben. Samen met de kinderen maakt u op een bordje een gezond hapje klaar (bijvoorbeeld van stukjes fruit). Eén van de kinderen brengt het bord naar de zieke poppen en knuffels in de ziekenhuishoek.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 40

Activiteit 1: Video Circus Kiekeboe, thema Regen Videoactiviteit De activiteit in het kort De kinderen bekijken de aflevering Regen van Circus Kiekeboe. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in de grote groep, bijvoorbeeld tijdens de kring. Benodigdheden - videoband van Circus Kiekeboe, aflevering Regen (Nederlandstalige versie); - voorwerpen waarmee regengeluiden gemaakt kunnen worden: stokjes, plastic zakken,

trommels, sambaballen, emmers; - handdoek of föhn. Voorbereiding - Maak voordat u de activiteit uitvoert uw haar nat, alsof u bent natgeregend of gebruik een

popje met natte haren. - De duur van de aflevering (20 min.) is aan de lange kant voor kinderen. U kunt de band

het best stopzetten na de bedstee-scène. Eventueel bekijkt u op een later moment de rest van de aflevering.

Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen raken geïnteresseerd in het thema Regen. - De kinderen kunnen vragen naar aanleiding van de video beantwoorden. Verloop van de activiteit 1. Ga met uw natte haren in de kring zitten. Zien de kinderen dat uw haren nat zijn? Laat de kinderen kijken en voelen en stimuleer ze uw haar te vergelijken met hun eigen haar. Is hun haar ook nat? Of is het droog? Hoe zou het komen dat uw haar nat is? Stimuleer de kinderen te reageren en geef eventueel zelf suggesties: u bent net onder de douche geweest, u heeft net gezwommen, u bent in de vijver gevallen, het regent buiten, enzovoort. Concludeer samen met de kinderen dat uw haren nat zijn van de regen. Kijk (of ga met de kinderen) naar buiten om te kijken en voelen of het nog regent. Bekijk samen de wolken in de lucht en praat kort over het weer. Regent het? Of schijnt de zon? Zijn er veel of weinig wolken? Is er ook wind? Bedenk vervolgens met de kinderen hoe uw haar weer drooggemaakt kan worden (hoofd schudden, föhnen, aan de waslijn hangen, enzovoort). 2. Bekijk samen met de kinderen de video. Stop de video na tien minuten, direct na de bedstee-scène. Als kinderen de aflevering al eens eerder hebben gezien (thuis of op school), geef vooral hen de kans om te reageren. Verwijs zo mogelijk ook naar de vorige aflevering (Circus). Stel tijdens het kijken duidelijke kijkvragen, zoals: - Regent het in Circus Kiekeboe? Zien jullie de regen? (tijdens de openingsscène, spoel de

band eventueel een stukje terug) - Horen jullie dat? De regen? Het onweer? Wie is er bang? (tijdens de ‘bedstee-scène’). 3. Herinner de kinderen aan Poepoe, Makkie en Laila die zelf ‘regen’ maakten. Eventueel laat u deze scène nog een keer zien. Kunnen de kinderen dat ook? Begin zelf met het maken van regengeluiden en laat de kinderen meedoen. Eerst maakt u regengeluiden met uw handen: met

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 41

vingers op het hoofd en op de grond tikken, met handen op de grond slaan, stampen (steeds hardere geluiden): druppeldruppeldrup, tikke takke tikke takke, TIKKE TAKKE PLONS PLONS PLONS! Stimuleer de kinderen mee te doen. Stimuleer de kinderen met verschillende voorwerpen te experimenteren en te ontdekken op welke manieren ze ‘regen’ kunnen maken. Kan je met stokjes het ook hard laten regenen? Probeer eens met een plastic zak het heel zachtjes te laten regenen. Op uw teken wordt de regen steeds zachter en houdt vervolgens op. Het is weer droog! Suggesties - Leg in de huishoek een aantal spullen die te maken hebben met regen, zoals regenlaarzen,

regenjas, regenhoedje, paraplu e.d. Zo krijgen de kinderen de gelegenheid het thema in hun spel te betrekken.

- Knutsel met de kinderen een regenwolk: laat de kinderen een wolk verven. Rijg met de kinderen blauwe papiersnippers of piepschuimschijfjes (verpakkingsmateriaal) aan een aantal draden en maak deze draden onder aan de wolk vast. Hang de regenwolken op in de klas. Bij welke wolk regent het hard? En bij welke zacht?

- Leer de kinderen het rijmpje ‘Hansje pansje kevertje’ op en ondersteun dit rijmpje met gebaren:

Hansje pansje kevertje Die klom eens op een hek Neer viel de regen Die spoelde Hansje weg Op kwam de zon Die maakte Hansje droog Hansje pansje kevertje Die klom toen weer omhoog

- Zing met de kinderen het tweede couplet van het liedje ‘Pak je laarzen’. Gebruik daarbij

laarzen, een jas en een das (sjaal) en ondersteun het liedje met gebaren. Pak je laarzen Pak je jas Moeder breit een wollen das Loop maar in de regen Loop maar in de wind

Stamp in de plassen M’n lieve kind

Uit: Liedjes met een hoepeltje erom, J. Linders en T. Duijx, Van Holkema en Warendorf, 1995

- Zing met de kinderen het liedje dat ook in de aflevering van Circus Kiekeboe wordt

gezongen:

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 42

Variant: Het regent, het regent Het regent, het regent De pannetjes worden nat De pannetjes worden nat Daar kwamen twee soldaatjes aan Daar kwamen twee kind’ren aan Die vielen op hun gat! Die vielen op hun …!

- Varieer door in plaats van ‘soldaatjes’ ‘kind’ren’ te zingen. Kies elke keer een ander

lichaamsdeel aan het einde van het lied. - Bied het versje ‘Druppels’ aan.

Drup Drup Druppels Op mijn hoofd Druppels Veel Een groot Plitse Pletse Plats Hoofd Kleren Alles Nat Mag ik Met mijn laarsjes In een plas? Uit: Dichter bij mij, L. Depondt, Bakermat, 1998

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 43

Activiteit 2: ’t Regent! Expressie De activiteit in het kort De kinderen maken ‘regen’ van papiersnippers en schuilen onder een paraplu voor een regenbui. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een kleine groep van 5 á 6 kinderen, tijdens het spelen. Voer de activiteit uit in een afgebakende hoek van de klas. Benodigdheden - grote paraplu; - (kinder)paraplu’s; - oude kranten, oude tijdschriften; - emmer; - grote papieren zon; - groot zeil. Voorbereiding - Onderdeel 1 van deze activiteit kan eventueel op een eerder tijdstip worden uitgevoerd. - Vraag de kinderen hun eigen (kinder)parapluutjes van thuis mee te nemen. - Knutsel een grote papieren zon en hang deze aan de muur. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen kunnen aangeven op welke plaatsen de ‘regen’ neerkomt. Verloop van de activiteit 1. De kinderen zitten in een kleine kring op de grond. In het midden van de kring ligt een plastic zeil en daarop een grote paraplu. Klap de paraplu open en laat de kinderen eronder zitten. Passen ze allemaal onder de grote paraplu? Stimuleer de kinderen goed te kijken en te luisteren. Regent het nu? Laat de kinderen luisteren, voelen en ontdekken dat het niet regent. Het is droog. Maar de kinderen kunnen zelf wel regen maken. Wijs de kinderen op de tijdschriften en kranten en scheur deze samen met de kinderen tot snippers. Laat wat snippers neerdwarrelen. Het regent! Net als in Circus Kiekeboe: verwijs naar de videoactiviteit. Help de kinderen om hun herinneringen te ver-woorden. Maak samen een behoorlijke hoeveelheid snippers en verzamel deze in de emmer. Begeleid de kinderen intensief bij deze scheuropdracht. Als de kinderen echter nog te klein zijn om zelf voldoende kleine snippers te scheuren, zorg dan voor een zak confetti. 2. Pak een handvol snippers en laat deze over de kinderen dwarrelen. Drup, drup, drup, daar valt de regen op de kinderen. Bekijk met elkaar waar de druppels zijn neergekomen (op je hoofd, op je arm, op de tafel, op de grond, …) en benoem deze lichaamsdelen en plaatsen. Houd vervolgens de paraplu boven één van de kinderen en laat opnieuw een handvol snippers dwarrelen. Waar komt de regen nu terecht? Valt die nog steeds op je hoofd? Geef de kinderen vervolgens de ruimte zelf te experimenteren met de snippers en de paraplu’s. Laat een aantal kinderen onder hun paraplu schuilen terwijl andere kinderen vanaf een stoel snippers naar beneden laten dwarrelen. Bekijk telkens waar de regendruppels

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 44

terechtkomen. Stimuleer de kinderen veel en weinig druppels te laten vallen. Verwoord steeds dat ze onder de paraplu droog blijven. U kunt de activiteit eventueel muzikaal begeleiden door regengeluiden te trommelen of te tikken met ritmestokjes. Als het tikken stopt, is het droog en stopt het gedwarrel van de snippers. Er zijn ook CD’s met regengeluiden. Zo mogelijk werkt u met een regenmaker. 3. Als alle snippers op zijn, is er geen regen meer. Maar… er liggen nog allemaal druppeltjes (snippers) op de vloer! Wijs de kinderen op de grote papieren zon, die aan de muur hangt. De zon schijnt! Terwijl de zon over de vloer schijnt, rapen de andere kinderen de snippers van de vloer en gooien deze in de emmer. Het is weer droog! (Naar een idee uit: Gepeuter- kunstzinnige activiteiten met peuters van 2 tot 4 jaar, C. Boudry en M. Vandenbroeck, SWP, 1998) Suggesties - Zing met de kinderen een variant op het liedje ‘Onder moeders paraplu’:

Onder … paraplu (neem een grote paraplu) liepen eens twee kindjes …… en …… (zing hier de namen van twee kinderen uit de groep, ze dat waren dikke vrindjes lopen samen onder de grote paraplu door de kring) en de laarsjes gingen van klik-klak-klik (meestappen met schoenen op de grond) en de regen deed van tik-tak-tik op … paraplu op … paraplu

- Met in elke hand een stuk krijt tekenen de kinderen op een groot vel ‘regen’. Geef het

ritme van de regen aan op een trom of tik het met ritmestokjes. Stimuleer de kinderen het hard en zacht te laten regenen. Als het ritme stopt, is het droog en stoppen de kinderen met ‘tekenen’. Deze activiteit kan ook worden gedaan op een krijtbord of buiten op de grond. Als de kinderen eraan toe zijn, kunnen ze ook regen stempelen, misschien zelfs met wattenstaafjes.

- Knutsel met de kinderen een regenjas: teken een regenjas op stevig papier en laat de

kinderen de jas beplakken met (vooraf geknipte) kleine stukjes van pastic draagtasjes. (Idee uit: Handenarbeid met peuters, deel 2, T. van Mierlo, Cantecleer, 2002)

- Zeg het volgende rijmpje ritmisch op:

regen regen spetter-de-spat alle bomen worden nat

Uit: Ding dong, J. Bakker en T. Zaat, Bosch & Keuning nv, 1989

Bedenk samen met de kinderen varianten op dit rijmpje: regen, regen, spetter-de-spat, alle … worden nat! Om de beurt kiezen de kinderen een voorwerp uit de zaal (of van buiten) dat in het rijmpje ingevuld kan worden. Vervolgens herhaalt iedereen het rijmpje met het ingevulde woord.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 45

Activiteit 3: Modder Voorleesactiviteit De activiteit in het kort De kinderen experimenteren met water en modder. Vervolgens wordt het verhaal ‘Modder’ over Koe en Mus voorgelezen en nagespeeld. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een kleine groep van 5 à 6 kinderen. De rest van groep speelt in de hoeken, zo mogelijk onder begeleiding van de andere leerkracht of de assistent. Maak eventueel gebruik van een anderstalige leerkracht of ouder die het boekje in het Turks, Arabisch, Berbers of een andere taal kan voorlezen. Benodigdheden - teil met potgrond; - stuk plastic (ter bescherming van de vloer); - gietertjes; - water; - plastic speelgoeddieren, in ieder geval een koe en een vogel; - het prentenboek ‘Modder’ van M. Hof en F. Smit (Nederlandstalige versie); - videoband van Circus Kiekeboe, aflevering Regen (Nederlandstalige versie). Voorbereiding - Bekijk voorafgaand aan de activiteit samen met de kinderen het fragment uit Circus

Kiekeboe, waarin het boekje ‘Modder’ over Koe en Mus voorgelezen wordt door Cecilia. - Lees het verhaal eventueel voorafgaand aan deze activiteit nog een keer voor in de grote

groep (tijdens de kring) of in een kleine groep (tijdens het vrij spelen). Indien mogelijk, vraag dan aan anderstalige leerkrachten om het boekje in de eigen taal aan de kinderen voor te lezen.

Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen nemen deel aan interactie bij het naspelen van het verhaal. - De kinderen geven de volgorde aan van gebeurtenissen in het boek. - De kinderen ervaren dat hetzelfde verhaal in verschillende talen verteld kan worden. Verloop van de activiteit 1. Zet de teil met modder (op een stuk plastic) op de grond. Laat de kinderen voelen. Is de modder zacht? Is de modder fijn om te voelen? Wat kun je met de modder doen? Terwijl u met het gietertje een beetje water op de modder sproeit, zegt u bijvoorbeeld: Tikke takke spetter spat, de regen druppelt alles nat. Bekijk met de kinderen wat er met de modder gebeurd. Laat de kinderen nu de natte modder voelen. Laat vervolgens de kinderen zelf experimenteren en spelen met de modder en het water. 2. Zet de ‘koe’ en de ‘vogel’ in de modder. Benoem samen deze figuren als ‘Koe’ en ‘Mus’. Laat ‘Mus’ aangeven dat hij modder erg fijn vindt. ‘Koe’ vindt de modder niet zo fijn. ‘Koe’ vindt de modder vies. Pak het boekje van Koe & Mus. Herkennen de kinderen het boekje van de video? Lees het boekje voor. Geef de kinderen tijdens het voorlezen de gelegenheid te reageren op de tekst en de illustraties door hen met de voorwerpen het verhaal in de teil met modder mee te laten spelen. Laat ook ruimte voor eigen spelinitiatief binnen de context van het verhaal.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 46

Besteed ook speciale aandacht aan de manier waarop Koe en Mus in het boek weer schoon worden. Laat een van de kinderen de gieter als ‘regendouche’ gebruiken om de figuren weer schoon te spoelen. Verwoord samen op een natuurlijke manier de handelingen die de kinderen uitvoeren. 3. Tot slot bekijken de kinderen hun handen. Zit daar modder aan of zijn ze schoon? Laat de kinderen elkaar helpen door middel van een ‘regendouche’ hun handen weer schoon te maken. Suggesties - Met de gemaakte modder kunnen de kinderen zandtaartjes maken. Gebruik de

‘regendouche’ om de modder natter te maken. - De kinderen beplakken een voorgeknipte paraplu met gekleurd papier en

tekenen/stempelen regendruppels om de paraplu heen, maar níet onder de paraplu. - Zing met de kinderen het liedje ‘Twee druppeltjes regenwater’:

Twee druppeltjes regenwater regen op de ruiten Je gaat nu snel naar buiten Van linkerbeen op rechterbeen spring je door de plassen heen Van je ras ras ras met je voeten in de plas Van je klodder klodder klodder met je schoenen in de modder Van je spat spat spat alles wordt zo lekker nat Van je één… twee… drie, hatsjie! Uit: Liedjes met een hoepeltje erom, J. Linders en T. Duijx, Van Holkema & Warendorf, 1998

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 47

Activiteit 1: Video Circus Kiekeboe, thema Regen Videoactiviteit De activiteit in het kort De kinderen bekijken de aflevering Regen van Circus Kiekeboe. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in een grote groep, bijvoorbeeld tijdens de kring. Benodigdheden - paraplu; - regenjas, regenlaarzen; - plastic zak; - 2 stokjes; - videoband van Circus Kiekeboe, aflevering Regen (Nederlandstalige versie). Voorbereiding - Trek regenlaarzen en regenjas aan. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen raken geïnteresseerd in het thema Regen. - De kinderen kunnen vragen naar aanleiding van de video beantwoorden. Verloop van de activiteit 1. Ga in de kring zitten met een regenjas en laarzen aan. Schuil onder de paraplu. Laat de kinderen reageren. Snappen de kinderen waarom u zo zit? Heeft u de paraplu nú ook nodig? Waarom niet? Laat de kinderen naar buiten kijken. Regent het nu buiten? Zo nee, wat voor weer is het nu dan wel? En vanochtend toen de kinderen naar school gingen, was het toen droog of werden de kinderen nat? 2. Geef aan dat de kinderen gaan kijken naar Circus Kiekeboe. Kunnen de kinderen voorspellen wat voor weer het bij Circus Kiekeboe zou kunnen zijn? Verwijs eventueel naar vorige afleveringen en/of naar een vorige kijkbeurt. Herinneren ze zich nog wat er gebeurde? Samen met de kinderen bekijkt u de video. Geef de kinderen tijdens het kijken de gelegenheid om spontaan te reageren op wat ze in het programma zien. U kunt kort op deze reacties ingaan. Zet de band even stil als u op bepaalde reacties iets dieper wilt ingaan. Stel direct na het kijken van de video enkele duidelijke vragen over het fragment in het bed, bijvoorbeeld: - Waarom kruipt iedereen bij sterke vrouw Cecilia in bed? Waar is iedereen bang voor? - Is Don Perotti bang? - En is Hakim bang? De sokpop zegt van wel, maar Hakim zegt van niet…. Wie heeft er

gelijk?

3. Kijk met de kinderen vervolgens naar buiten. Wat voor weer is het nu? Regent het? Vraag of de kinderen dat kunnen horen. En horen ze ook onweer? Laat de kinderen hun ogen dichtdoen om goed te kunnen luisteren. Ritsel zachtjes met een plastic zak. Horen de kinderen de regen? Zing zachtjes (omdat het zacht regent) het liedje ‘Tikke takke regen’. (Dit liedje wordt in de aflevering gezongen door kinderen in een klas, die ‘regen’ schilderen). Hoe kun je hardere regen laten horen? Stimuleer de kinderen te bedenken hoe ze dit uit kunnen beelden. (Door handen tegen elkaar te slaan, op een stoel te trommelen, op de rand van de (zand)tafel

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 48

tikken, enzovoort). Laat de kinderen meedoen. Zing ondertussen het liedje ‘Tikke, takke, regen’. Als de kinderen de hardere regen hebben gehoord, zingen ze het liedje ook harder. Kunnen de kinderen ervoor zorgen dat het daarna héél hard gaat plenzen? Uiteindelijk klappen en stampen de kinderen en wordt het liedje, als een hele zware regenbui, heel hard gezongen. Op een teken van u is het plots weer droog.

Tikke, takke, regen Tik, tak, op het dak Tikke, takke, regen Op de wegen Plens, plens, plas, plas, plas Druppeltjes op mijn regenjas

Uit: Liedjes met een hoepeltje erom, J. Linders en T. Duijx, Van Holkema & Warendorf, 1998 Suggesties - De kinderen maken een weerklok. Op een ronde kartonnen schijf, die verdeeld wordt in

verschillende vakken, worden tekeningen (gemaakt door de kinderen) of plaatjes van verschillende weertypen geplakt. Denk hierbij aan de zon, een wolk, regen, sneeuw, wind (bijvoorbeeld een blazende wolk), hagel, enzovoort. In het midden van de schijf wordt met een splitpen een wijzer (pijl) bevestigd. Elke dag wordt gezamenlijk het weer bekeken en besproken en worden de weerklokken goed gezet.

- Leg spullen die bij ‘regen’ horen (bijvoorbeeld regenlaarzen, regenjas, regenhoedje, ingeklapte paraplu) in de huishoek. Zo krijgen de kinderen de gelegenheid het thema in hun spel te betrekken.

- Leg in de kring een aantal spullen die bij ‘regen’ horen. Eén kind krijgt een blinddoek voor, terwijl u een ander kind aanwijst dat één van de kledingsstukken aantrekt. Het geblinddoekte kind voelt en probeert te raden wat het andere kind heeft gekozen.

- De kinderen maken een tekening van zichzelf in de regen met een paraplu, want dan blijven ze lekker droog.

- De kinderen maken een verftekening van regen, net als de kinderen in Circus Kiekeboe. - De kinderen maken een weermobiel: twee bamboestokjes kruiselings aan elkaar

vastgemaakt. Aan de vier uiteinden en in het midden komt een pictogram dat verwijst naar het weer: zon, wolk, regen, sneeuw, wind.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 49

Activiteit 2: Het weerbericht Expressie De activiteit in het kort De kinderen spelen voor weerman en verzorgen voor verschillende tv-zenders (in verschillende talen) het weerbericht. Organisatievorm De activiteit wordt uitgevoerd in de grote groep, bijvoorbeeld tijdens de kring. Benodigdheden - grote doos of ombouw van een oude televisie; - een afstandsbediening; - pictogrammen of plaatjes van verschillende weertypen. Voorbereiding - Maak van de doos een televisietoestel waar de kinderen achter kunnen zitten door een deel

uit de bodem te snijden en de doos op z’n kant te zetten. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen kunnen pictogrammen (of afbeeldingen) aan woorden koppelen. - De kinderen kunnen in een weerbericht informatie geven over het weer (in het Nederlands

of in een andere taal). Verloop van de activiteit 1. Herinner de kinderen aan de aflevering van Circus Kiekeboe. Wat voor weer was het? En hoe is het deze dag? Hoe wordt het weer vandaag? Zing het volgende liedje:

Weer, weer Hoe wordt het weer? Kijk eens naar omhoog Valt er regen Valt er sneeuw Of blijft het lekker droog? Weer, weer Hoe wordt het weer? Vraag ik elke dag Valt er regen Valt er sneeuw Of valt er hagelslag?

Uit: Een hele kist vol liedjes, M. Busser, R. Schröder en J. Doremi, Zwijsen, 1991

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 50

Bespreek met de kinderen wat voor weer het is. Laat de pictogrammen en/of plaatjes van de verschillende weertypen zien en bespreek samen wat er op de plaatjes te zien is en naar welk weertype de pictogrammen verwijzen. Kies het pictogram dat bij het weer van vandaag hoort en hang dat duidelijk zichtbaar voor de kinderen op, bijvoorbeeld naast de kalender. Vertel de kinderen dat u wilt weten wat voor weer het morgen wordt. Weten de kinderen hoe u daarachter kunt komen? Bespreek onder andere samen wát een weerman op de televisie doet en wát hij vertelt. Misschien kunt u samen met de kinderen naar een stukje weerbericht kijken. Maak kinderen attent op de voorspellingen en op het feit dat het weer niet overal hetzelfde is. 2. Zet de zelfgemaakte ‘televisie’ zo dat iedereen goed naar de ‘televisie’ kan kijken. Wie van de kinderen wil de weerman zijn en vertellen wat voor weer het mórgen wordt? Laat de ‘weerman’ achter de ‘televisie’ plaatsnemen en het weer voorspellen. Stimuleer de weerman daarbij gebruik te maken van de weer-pictogrammen. Geef vervolgens aan dat u eigenlijk ook wel wilt weten wat voor weer het in Turkije is. Is er een Turkse weerman die dat (in het Turks) kan vertellen? ‘Zap’ met de afstandsbediening naar de Turkse zender en laat de Turkse weerman het weerbericht verzorgen. Zorg dat de kinderen wederom gebruik maken van de pictogrammen. ‘Zap’ ook nog naar andere zenders om kinderen het weer voor morgen voor een ander land (in een andere taal) te laten voorspellen. Stimuleer de kinderen de weermannen te ‘sturen’ door duidelijke vragen te stellen (in het Nederlands of in de eigen taal): Komt er morgen regen? Wanneer gaat de zon weer schijnen? Hoe warm wordt het vandaag? Enzovoort.

3. Bespreek met de kinderen de weerberichten kort na. Hebben de kinderen elkaars weerberichten begrepen? Suggesties - Het zingen van het liedje ‘Weer, weer’ en het kiezen van het passende weerpictogram kan

deel uit gaan maken van het ‘ochtend-ritueel’. - In het speellokaal of de turnzaal kunt u met de kinderen een spel spelen rond het springen

in plassen. In het lokaal zet u met behulp van hoepels een ‘circuitje’ uit. De kinderen springen van hoepel naar hoepel; van plas naar plas. Hierbij kunt u het volgende liedje (op de wijs van “Twee emmertjes water halen”) gebruiken:

Twee druppeltjes regenwater Rregen op de ruiten Je gaat nu snel naar buiten Van linkerbeen op rechterbeen Spring je door de plassen heen Van je ras ras ras Met je voeten in de plas Van je klodder klodder klodder Met je schoenen in de modder Van je spat spat spat Alles wordt zo lekker nat Van je één… twee… drie, hatsjie!

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 51

Uit: Liedjes met een hoepeltje erom, J. Linders en T. Duijx, Van Holkema & Warendorf , 1998 - Boeksuggestie: Kikker is een held, M. Velthuys, Leopold, 1995. In dit boek is Kikker een

held, omdat hij hulp gaat halen tijdens een zware regenbui.

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 52

Activiteit 3: Koe en mus in de modder Voorleesactiviteit De activiteit in het kort Het prentenboek ‘Modder’ van M. Hof en F. Smit wordt voorgelezen. Na het voorlezen spelen de kinderen zelf met modder en spelen het verhaal na aan de ‘moddertafel’. Organisatievorm De voorleesactiviteit wordt eerst in de grote kring uitgevoerd. De vervolgactiviteit aan de ‘moddertafel’ wordt (herhaaldelijk) uitgevoerd in een kleine groep van ongeveer vier kinderen. Benodigdheden - de attributen van Cecilia (ketting en omslagdoek); - schoenen met modder; - het prentenboek ‘Modder’ van M. Hof en F. Smit (Nederlandstalige, Turkse, Arabische

versie); - ‘moddertafel’: afwasteiltje gevuld met potgrond, gietertje met water, emmertje en schepje,

plastic speelgoedbeestjes (wereldspelmateriaal); in ieder geval een koe en een vogel. Voorbereiding - Maak een paar (oude) schoenen vies met modder. Zet de schoenen in een hoek van de klas

of bij de deur en loop op sokken. - Zet de ‘moddertafel’ klaar. - Verkleed u als Cecilia. Aan welke (talige) doelen wordt gewerkt? - De kinderen ervaren dat hetzelfde verhaal in meerdere talen verteld kan worden. - De kinderen geven de volgorde aan van de gebeurtenissen in het boek (in het Nederlands

of in een andere taal). - De kinderen nemen deel aan interactie bij het naspelen van het verhaal. Verloop van de activiteit 1. De kinderen zitten in de kring. U heeft in de hoedanigheid van Cecilia uw schoenen uitgetrokken en loopt op sokken naar uw plaats. Stimuleer de kinderen te reageren. Wat is er aan de hand? Waarom heeft Cecilia geen schoenen aan? Vertel de kinderen dat uw schoenen erg vies zijn. Ze staan bij de deur. Bekijk samen met de kinderen de schoenen en laat de kinderen ontdekken wat er aan uw schoenen zit. Is het poep? Laat de kinderen ruiken en eventueel voelen. Laat zoveel mogelijk vanuit de kinderen komen dat het om modder gaat. Zet de modderschoenen aan de kant en vertel dat u, net als Cecilia in Circus Kiekeboe een boek wilt voorlezen. Kunnen de kinderen raden welk boek? Laat het boekje van Koe & Mus zien. Herkennen de kinderen dit boekje van de televisie? Weten ze nog waar het boekje over ging? Wijs de titel van het verhaal aan en vertel dat daar staat hoe het verhaal heet: ‘Modder’. Laat ook de boeken in de andere talen zien. Bespreek met de kinderen of het hetzelfde verhaal is en kijk samen naar de overeenkomsten en de verschillen tussen de verschillende versies. Bedenk vervolgens samen welk boek u gaat voorlezen: de Turkse, de Nederlandse of de Arabische versie. 2.A. Kiezen de kinderen het Nederlandse boek? Lees dan de eerste twee bladzijden voor en laat de illustraties duidelijk zien. Geef de kinderen de gelegenheid te reageren op de tekst en

Circus Kiekeboe: Handleiding voor de leerkracht 53

de illustraties. Wie wil er ook Cecilia zijn? Laat het betreffende kind zich verkleden als Cecilia. Cecilia mag op de plaats van de leerkracht zitten en het boek verder ‘voorlezen’ aan de rest van de groep. B. Kiezen de kinderen voor de Turkse of Arabische versie, probeer een begin te maken met voorlezen. Laat duidelijk merken dat u niet zo goed weet hoe u het voor moet lezen, omdat het een andere taal is. Kunnen de kinderen u helpen? Vraag wie van de kinderen Cecilia wil zijn en het boek verder wil lezen in het Turks, Berbers of Arabisch. Laat het betreffende kind zich verkleden als Cecilia. Cecilia mag op de plaats van de leerkracht zitten en het boek in de eigen taal ‘voorlezen’ aan de rest van de groep. Vraag andere kinderen het verhaal te vertalen voor de kinderen die het niet verstaan. Hoewel u alleen beschikt over de Turkse, Arabische en de Nederlandse versie van het boekje, kunnen de kinderen natuurlijk ook met een andere eerste taal het boekje ‘voorlezen’.

3. Ga vervolgens met een kleine groep kinderen naar de ‘moddertafel’. De kinderen kunnen hier het verhaaltje van Koe en Mus (in de eigen taal) naspelen. Er moet wél eerst samen modder gemaakt worden. Laat de kinderen de potgrond (modder) voelen en vergelijken met het zand in de zandtafel. Zien en voelen ze verschil? Hoe kunnen ze de modder nog viezer maken? Stimuleer de kinderen te verwoorden hoe ze de modder viezer maken. Tot slot kunnen de kinderen spelen en experimenteren met de modder en het water. Stimuleer de kinderen het prentenboek na te spelen met de voorwerpen (gieter, Koe, Mus). Gedurende de rest van de week herhaalt u de activiteit met kleine groepjes totdat alle kinderen aan de beurt zijn geweest. Laat het boekje in de boekenhoek liggen, zodat de kinderen hier ook op een ander moment (in hun eigen taal) aan elkaar kunnen ‘voorlezen’. Suggesties - Bij het naspelen van het verhaal kunnen de kinderen gebruik maken van 3D-figuren (een

koe en een vogeltje (mus)). Als u de prenten van het boek kopieert, kunt u de reeks aanbieden ter ondersteuning. Stimuleer kinderen met eenzelfde taalachtergrond om het verhaal uit te spelen in hun eigen taal.

- Het volgende versje sluit aan bij de activiteit over modder. Stimuleer de kinderen dit versje uit te beelden.

Kijk nou toch – de koning is gevallen in de modder Hij is ontzettend smerig – op zijn neus zit zelfs een klodder En die arme koning – nou, die schrikt er stevig van Gelukkig komt de koningin en roept: Niet huilen, beste man Je schoenen uit, je sokken uit – je kleren en je kroon Met water en een beetje zeep is alles zo weer schoon! Uit: Het grote versjesboek, M. Busser en R. Schröder, Van Holkema en Warendorf , 1997