Christus Kerk tegen Oorlog

download Christus Kerk tegen Oorlog

of 28

description

Christus Kerk tegen Oorlog

Transcript of Christus Kerk tegen Oorlog

  • CHRISTUS* KEEK... IEGEM DEM CCRLC6 !

    DOOR

    H. L. VAN BRUGGEN (BELIJDEND LID DER GEREF. KERK TE DE BILT)

    2e DRUK (5e duizendtal)

    Een nadere uiteenzetting van mijn standpunt

    verdedigd in het schrijven aan de Raden van

    al de Gereformeerde Kerken in Nederland, welk

    schrijven in afschrift in deze uitgave is opgenomen

    SCHERMER'S DRUKKERI] EN UITGEVERIJ, BOLSWARD

    PRIJS 25 CENT

  • CHRISTUS' KERK TEGEN DEN OORLOG!

    DOOR

    H. L. VAN BRUGGEN (Belijdend lid der Geref. Kerk te DE BILT)

    2e DRUK (5e duizendtal)

    Een nadere uiteenzetting van mijn standpunt, verdedigd in het schrijven aan de Raden van al de Gereformeerde Kerken in Nederland, welk schrijven in afschrift in deze uitgave is opgenomen.

    K E R S T M A A N D 1 9 3 0

    SCHERMER'S DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ, BOLSWARD

  • Bij den tweeden druk. Gaarne maak ik van de gelegenheid gebruik, aan den tweeden

    druk nog een enkel woord ter inleiding toe te voegen. Dankbaar ben ik voor het feit, dat de eerste oplage geheel is

    uitverkocht, en de vraag naar de brochure nog onverminderd voortduurt. Ik zie daarin een zegen van God, Die ondanks tegenkanting, spot en meedoogenlooze critiek, voortgaat Zijn werk, op menschenhanden gelegd, te volbrengen.

    Moge ook deze tweede druk de belangstelling van het Christelijk, van het Gereformeerd publiek hebben, en in niet minder mate mijn ter perse zijnde tweede brochure Van het zwaard, dat de Overheid draagt".

    Mijn circulaire aan de Kerken en aan de Jongelingsvereeni-gingen is zeker niet zonder succes gebleven. Daar is de Commissie van Advies der vier Geref. Predikanten, door den Leeuwarder Kerkeraad benoemd, en voorts de Studie-Commissie van drie Predikanten door n der Classes van Zuid-Holland aangewezen ; beide instanties, om in studie te nemen en te rapporteeren over het oorlogsvraagstuk. Er komt toch beweging, gelukkig, in de Geref. Kerken, die tot dusver alle gaan in de richting, waartoe ook mijn circulaire van 11 Nov. 1930 ze opwekte, afwezen, zich beroepende op de kracht van het isolement. Vergis ik mij niet, mede acht gevende op andere symptomen uit de Kerken, dan is de tijd niet ver meer, dat de Geref. Kerken een open oog zullen krijgen voor de geweldige taak, die zij hebben ook op het terrein, waar de oorlogsproblemen liggen. Dan is de tijd niet ver meer, dat in die Kerken het verzet tegen dit isolement zal openbaar worden. Het is juist wat Dr. J. Severijn opmerkte; hier is het terrein waar uit dogmatisch oogpunt geen moeilijkheden behoeven te worden aangetroffen, die samenwerking tusschen de Kerken onmogelijk zouden maken. Moge dan eindelijk van Nederlands Kerken een krachtige, daadwerkelijke actie voor den vrede uitgaan !

    Ook in de wereld der Geref. Jonglingsvereenigingen mocht ik veel sympathie ontmoeten voor mijn standpunt, en niet het minst aan de hulp en medewerking uit die richting is het te danken, dat de Gereformeerde Vereeniging voor Daadwerkelijke Vredesactie" is opgericht. Wij hebben verscheidene leden der Geref. J onglingsvereenigingen in onze gelederen !

    God stelle deze Vereeniging tot rijken zegen voor land en volk. Ja, voor ons arme Europa, en doe al den arbeid gelukken, die in Zijn Naam wordt aangevat, opdat de oprechte Christen breke, metterdaad, met het d-uivelsch oorlogsgeweld !

    De Bilt, 16 Maart 1931. H. L. VAN BRUGGEN.

  • CHRISTENDOM EN OORLOG : TEGENSTELLINGEN. Kerstfeest en oorlog. De erkenning, dat oorlog een gevolg is van de zonde, mag niet tot gevolg hebben : niets doen en toezien.

    Slechts weinige dagen zijn het, die voorbijgingen sedert het heerlijke, lieflijke Kerstfeest. Eere zij God in de hoogste Hemelen en Vrede op aarde, in de menschen een welbehagen."

    Neen, ik zal deze woorden niet ten grondslag leggen aan een betoog ten gunste van ontwapening. Want, alhoewel zeker niet valt te ontkennen, dat die Engelenzang ook iets voor onze aardsche levensverhoudingen heeft te zeggen, toch is het zoo, dat Christus niet, althans niet in de eerste plaats, als Kindje in Bethlehem's stal is geboren, om vrede tusschen de volkeren te brengen. Hij is gekomen om de menschheid met God te verzoenen.

    Toch, dat stem ik U weer grif toe, die kunt ge U bezwaarlijk denken, die verzoening, in een wereld vol oorlogsrumoer. En inderdaad, de wereldoorlog van 1914 tot 1918, was de felste, schandelijkste vloek, die ooit van de aarde heeft opgeklonken, dwars door den schoonen Engelenzang in Efratha's velden heen.

    Het was wr Kerstfeest. Feest van teere gedachten, zachte gevoelens, devote stemmin

    gen, medelijdende harten, open beurzen, van Kerstboom en Kerstlied.

    Feest vooral, want z zie ik het, van het Heilig Jezuskind, dat komt om ons uit de klauwen van den Dood weg te rukken en ons te brengen aan het Hart van den Vader, Die ons z lief heeft, dat Hij Zijn Zoon uitzendt om, ten koste van smart en bloed, degenen te zoeken, die afgedwaald waren.

    Zoo kwam Kerstfeest. Maar, viermaal heeft de wereld dat Kerstfeest gevierd o,

    hoe heeft ze het durven bestaan ! hoe hft ze het durven bestaan! onder den gruwelijksten massamoord, die zich ooit in onze beschaafde wereld heeft afgespeeld.

    Onder den donder der kanonnen, onder het kermen der gewonden, onder het gerochel der stervenden, onder het gebrul der waanzinnigen, ging toen de klank van den Engelenzang teloor.

    Vrede op aarde !" Wat een bespotting van een wereld, die zichzelve vermoordt.

    Wereldoorlog !" Wat een bespotting van het schoonste aller feesten, het feest, dat ons den Zaligmaker brengt.

    Als n ding dan ook vast staat, dan is het wel dit, dat nooit meer, in der eeuwigheid nit meer, z voor een tweede maal Kerstfeest mag worden gevierd, zoolang er tenminste nog sprake is van een Christelijke beschaving.

    Nooit meer oorlog !" Die kreet om vrede wordt nogal eens schouderophalend ont

    vangen. Nooit meer oorlog ? Die tijd komt nooit ! Nu, daar ben ik ook wel bang voor. We mogen dan al voor een tijd het oorlogsgevaar uitdrijven, of we de wereld voorgoed zullen verlossen

    3

  • van den oorlog, dat is een vraag, waar terecht een vraagteeken achter geplaatst moet worden. Ik zie dat z, omdat oorlog" niet los is te maken van de zonde, die heel ons leven vergiftigt. Zoo min als ge moord en doodslag, diefstal en wat niet al voor misdaden, de wereld uitkrijgt, zoo min bevrijdt ge de wereld van het oorlogsmonster.

    Maar wat wil dat nu zeggen 1 Beteekent dat nu, dat we den oorlog dan maar zijn gang moe

    ten laten gaan? En dat we, als de nood aan den man, aan ons land komt, ons in dienst moeten stellen van dat kwaad ? In geen geval! .1

    Moord en doodslag krijgt ge nooit de wereld uit. Maar dag in dag uit, jaar in jaar uit, eeuw in eeuw uit, wordt de moordenaar gestraft en nog nooit is er een stem opgegaan, die moedeloos uitriep : Laten we met dat straffen maar ophouden, want het helpt toch niets. Laten we den moord maar tolereeren als een noodzakelijk kwaad". Dwaasheid ! Zoolang we nog niet zijn afgezakt tot het peil van de meest onbeschaafde horde wilden, zullen we eischen dat het menschenleven veilig is tegen den moordenaar. Door zijn levenslange opsluiting ; wat mij aangaat door de doodstraf, want ik geloof inderdaad, dat het niet behoorlijk is, dat zoo iemand leve.

    En zoo staat het nu met elke uitwas van ons veelzijdig leven. Tegen elke uitwas keeren we ons. We richten vereenigingen op om dit kwaad en dat onedele uit onze beschaafde wereld weg te werken.

    En de Christenen blijven daarbij gelukkig niet achter. Alleen maar de oorlog", ziet u, dat is een ding, dat we ver

    foeien ; waar de geheele wereld van siddert ; waar ieder beschaafd mensch van griezelt ; waar de Christen geen raad mee weet ; waar hij over schreit maar wat doe je er tegen ?

    De Christen weet er geen raad mee. En toch : hij heeft een roeping, een goddelijke roeping, om te

    getuigen tegen de zonde, die in den oorlog tot uitbarsting komt. lij moet de wereld wijzen op Jezus Christus, Die de verpersoonlijkte Liefde en Goedheid en Schoonheid is ; en al wat aan Hem is, is gansch begeerlijk.

    Jezus Christus eischt van ons, dat we liefhebben, dat we vooral strijden tegen de zonde, dus dan toch ook strijden tegen den oorlog ! Waarmee, als ik dat doen wil, ik toch in de eerste plaats uitspreek, dat de oorlog iets is, waar ik mij van heb af te wenden, waarmede en waaraan ik me niet mag bezondigen.

    En zie hier nu het wonderlijk conflict, waarin de Christen komt. De doolhof waarin hij ronddoolt :

    De zonde komt k tot uiting in den oorlog ; we hebben daarom tegen den oorlog te strijden zoo goed als tegen welke andere zonde-uiting ook ; met dat al gelooven we, dat geen mensch in staat is de zonde uit de wereld te bannen en dat alleen God dat kan, zoodat we hier in ons leven vechten tegen dingen, die we toch niet dooden kunnen.

    Ziedaar nu den doolhof. Waar is dan de uitgang? Waar is de oplossing van dit conflict ? Die zoeken we in Jezus Christus, Die de golven en de winden stilde. Die ook eens in onzen strijd zal tusschenkomen en ons dan de overwinning zal schenken.

    Als ivij maar trouw blijven. Als we dus maar niet, den oorlog verfoeiende en met afschuw

    pratende over het mensch-onteerende van den oorlog, straks zelf m den oorlog voeren.

    4

  • Een kwaad wordt nooit goed, omdat we 't voor een goed doel willen aanwenden.

    Als oorlog een schande is voor de menschheid, dan brengt dat de consequentie mede, dat we onze handen niet bezoedelen met die schande.

    HET BEROEP OP HET OUDE TESTAMENT ONHOUDBAAR. In strijd met den geest, de bedoeling en het type der Oude Bedeeling. - Humane oorlogsvoering in strijd met de letter van het O. T. De Isralitische oorlogen niet te vergelijken met de oorlogen uit onzen tijd.

    Ja maar zoo heeft men al ontelbare malen gezegd let nu eens op den Bijbel. Lees nu eens het Oude Testament. Dat vloeit toch ook over van oorlog. Ja, nog sterker : het is God zelf, die Isral gebiedt oorlog te voeren. En wat zullen wij, Christenen, dan tegen den oorlog ondernemen? Beloopen wij dan niet de kans dat we onze vingers branden aan het Oude Testament ? En, al verstaan we dat vreeselijke dan niet, is het dan toch niet z, dat corlog toch niet z een kwaad is als hij wel lijkt, omdat de heilige God toch zelf Zijn volk ten oorlog leidde.

    Ziedaar de vragen, die door menigen oprechten Christen in ernst worden gesteld.

    Nu stem ik toe, dat we hier een moeilijk punt hebben bereikt. Toch is heel dat beroep op Gods Woord, met name het Oude Testament, valsch, absoluut valsch.

    Ik hoop, dat ik in staat zal zijn, aan te toonen, dat wie z het Oude Testament ziet, God op 't hoogst beleedigt. Met dat beroep op het Oude Testament moet definitief worden afgerekend.

    Vr alles zeg ik dit: Als men naar de letter van het Oude Testament meent, dat

    we toch eigenlijk wel hl voorzichtig dienen te zijn met onze anti-oorlogs-actie, dan moet men ook consequent zijn. En dan houde men aanstonds op met alle gebazel over z.g. humane oorlogsvoering, want dan hebben we ook in dat opzicht genoeg aan de letter van het Oude Testament. Nietwaar, dan is het dwaasheid, wanneer mij verboden wordt met dum-dum-kogels te schieten ; dan is het dweepziek te eischen, dat ik mijn naaste niet mag dood-gassen ; dan is het nonsens te verlangen, dat ik mijn onbekenden vijand niet mag uiteenscheuren door bom of handgranaat. Dan is het kwezelen, wanneer ik spreek over hulp aan die arme gewonde en stervende soldaten. Neen, dan heeft von Blow gelijk, die zijn vijand bijkans in twee stukken kliefde en toen met een langen, tevreden blik op het lijk van zijn verslagen vijand neerzag. Misschien heeft hij wel gebeden : Heere, ik dank U, dat ik niet ben gelijk dezen gekliefden mensch".

    Nietwaar, dat is consequent het Oude Testament naar de letter. Dan kan de Volkenbond wel naar huis toe gaan ; dan zijn alle conventies malligheden. Dan ga men ten oorlog en men moorde heel het vijandelijk leger uit ; niemand geve men pardon ; den gewonde stoote men drie tot vier maal de bajonet in het lichaam, dat hij toch maar niet herstelle ; dan moorde men alle vrouwen uit ; de grijsaards klieve men den eerwaardigen

    5

  • schedel ; de kinderen jage men zonder pardon in den dood. En de zuigelingen sla men de weeke hersenpan tegen den muur te pletter. Dat is consequent naar de letter van het Oude Testament : die lieve, kleine wurmen, die met tintelende oogen en kraaiende stemmetjes naar 't leven grijpen en met uw revolver zouden spelen, die sla men te pletter ! Dat is consequent : men doode al het vee, men verbrande aller eigendom, zoodat het land n woeste vlakte wordt.

    Zoo is immers de letter van het Oude Testament? Sla uw Bijbel er maar op na.

    Ja, maar menigeen zal die consequenties toch allerminst willen en bedoelen en als wanhopig vragen : Wat dan ?

    En dan antwoord ik : Zie het Oude Testament in het licht, zooals ge 't moet zien.

    Laat ik dan in de eerste plaats zeggen, dat ik zeker niet behoor en wil _ behoor en tot degenen, die meenen, dat het Oude Testament eigenlijk wel gemist kan worden ; die zelfs meenen, dat de Bijbel er op vooruit zou gaan, als dat Oude Testament er maar uit ging.

    Neen, ik sta met heeler harte op het standpunt, dat n Oude n Nieuwe Testament n onverbreekbaar geheel vormen ; dat ik beide tot mijner ziele zaligheid noodig heb. Ellende, verlossing, dankbaarheid, dat is de trits naar den regel onzer Heidelberger Catechismus, dien ik zeker niet zou doorvoelen en verstaan, als ik niet n Oude n Nieuwe Testament had.

    Want wl schemert ook in bet Oude Testament de verlossing en de dankbaarheid, maar de grondtoon is toch 's menschen ellende. De verlossing laat het Nieuwe Testament in haar volle glorie schitteren, en het leven van dankbaarheid toont het mij ook, maar van 's menschen ellende zou ik weinig weten, zoo ik het Oude Testament niet had.

    Zoo is dus ook het Oude Testament een onmisbaar deel van den Bijbel, dat met hetzelfde Goddelijk gezag is bekleed als het Nieuwe.

    Daarna wil ik gaarne erkennen, dat het 'Nieuwe Testament voor of boven het Oude Testament staat als de vervulling boven de belofte ; dat het Nieuwe Testament de volle zon brengt en het Oude Testament in schaduwen tot ons komt.

    Dit dus over het Oude Testament. En wat is nu de bedoeling van het Oude Testament $ Waar

    gaat 't nu eigenlijk om in dat Oude Testament 1 Hierom: dat 't de wereld den beloofden Messias zal brengen;

    heel het Oude Testament loopt uit op den Kerstnacht, als Christus de Heere in de stad Davids geboren wordt.

    Vrijwel alle gebeuren in het Oude Testament is een afschaduwing van de verlossing uit de ellende. Bijna elk feit heeft een profetische strekking. En z zie ik ook ten aanzien van de vraag van dezen dag het Oude Testament. Heel de zondige wereld moet in den zondvloed ondergaan, opdat de rechtvaardige Noach behouden blijve. Heel de heidensche bevolking van het land Kanaan moet uitgeroeid worden, opdat er plaats zal komen voor Isral, dat den Messias, den Zaligmaker der wereld, zal voortbrengen. Dat is de vaste lijn in het Oude Testament. Daarbij valt al het overige in het niet. Menschenlevens zijn daar niets bij. Met eerbied gesproken : God is hier de tuinman, die heel den grond schoon maakt en zuivert, opdat die eene plant te beter gedije.

    6

  • De mensch was goed uit Gods hand voortgekomen, maar liij heeft zich met heel zijn nakomelingschap in het verderf gesleept. En God wil nochtans die menschheid weer redden ; z lief heeft Hij de wereld, dat Hij Zijn eigen Zoon in de vuile wateren laat afdalen, om ons te redden. Maar het menschdom wordt niet zonder pijn en zonder smart gered.

    Het mes wordt diep in de wond gezet en om redding te brengen moet heel wat weggenomen ; moet heel wat pijn geleden worden.

    Zoo zie ik de beteekenis van het Oude Testament, ook in verband met de brandende kwestie van dezen tijd. Of ik alles versta ? Neen ! Hoe zou de mensch in alles de bedoeling van het Opperwezen verstaan ? Voorzoo ver ik niet versta, geloof ik als een kind.

    Met dat al is het nu wel duidelijk, dat het een aanranding van de eere Gods is, wanneer ik poog op grond van de letter van het Oude Testament een motief te vinden voor het misdadig nietsdoen tegen den oorlogsgeest. Of durft men soms de stelling aan, dat God den wereldoorlog heeft gewild, zooals Hij ook bevel gaf aan het volk Isral, tegen het heidendom oorlog te voeren ? En was de wereldoorlog soms k een strijd tegen het heidendom 1 Of is het niet z, dat de Christelijke volken hun heiden-sche onderdanen uit de Kolonin hebben gehaald om ze tegen mede-Christenen in den oorlog te brengen 1

    Inderdaad, er is alle reden om het beroep op het Oude Testament op te geven. Dat steunt ons niet in de verklaring van het oorlogsverschijnsel, maar het veroordeelt ons wl !

    Bovendien, en dat verlieze men ook niet uit het oog, menschelijker wijze gezien, verging het Isral naar zijn leven van oorlog niet al te best. Isral zelf heeft menig volk weggestormd, maar waar is Isral, als volk, nu zelf gebleven ? Wat al krijgsellende heeft het ondergaan, de eeuwen door, en het Joodsche volk is nu een uiteengejaagd volk, dat tevergeefs een voet grond zoekt voor zijn nationale zelfstandigheid. Daar is Koning Saul, die zijn koninklijk bewind begon als een Godvruchtig man, maar die juist in zijn oorlogvoeren ten onderging. Daar is Koning David, de man, die zijn leven lang oorlogen moest, en het heeft hem smart gekost. Denk aan Davids val, toen hij zich vergreep aan de vrouw van zijn krijgsoverste, die aan het front was ; dat hft hem wat ellende gebracht ! Denk aan het verdriet van den vluchtenden David toen zijn zoon Absalom hem van den troon joeg en hem beoorloogde. En toen David na de vestiging van zijn machtig koninkrijk Jehova een huis wilde bouwen, toen mocht hij het niet. Gij hebt bloed in menigte vergoten, want gij hebt groote krijgen gevoerd : gij zult mijnen naam geen Huis bouwen, dewijl gij veel bloed op de aarde voor mijn aangezicht vergoten hebt." (1 Kron. 22 : 8.) Dat bouwen van een huis voor Jehova, dat was de taak van den vredesvorst Salomo. Zoo geeft het Oude Testament mr voorbeelden. Als we 't zoo nu ook eens willen zien, waar blijft men dan met dat critisch naar voren schuiven van het Oude Testament ?

    Zeker, er is veel in dat Oude Testament, dat ons hard en ontzettend wreed schijnt. God weet alleen, waarom het zoo moest gaan.

    Maar nu, al die ondoorgrondelijke duistere wegen zijn uit-geloopen op den stal van Bethlehem en daar, bij het Kindeke Jezus, daar begint het lichtend Nieuwe Testament.

    7

  • WAT ZEGT HET NIEUWE TESTAMENT ?

    De Wet der Tien Geboden, dat is: de Wet der Liefde, veroordeelt den oorlog. Romeinen 13:4b. Matth. 22:21. Matth. 10 : 34. Matth. 24 :6. Ook ten opzichte van de slavernij of het goed recht der Christelijk Sociale beweging geen recht-streeksch ver- of gebod; slechts logisch te herleiden uit het Woord Gods.

    In dat licht willen we nu het vraagstuk bezien. En dan sta dit voorop, dat in het Nieuwe Testament geen enkel woord van Jezus is te vinden, dat kan worden uitgelegd in het voordeel van de opvatting, dat de Bijbel ons noodwendig zou leiden naar een zeker scepticisme jegens alle pogen om den oorlog te bestrijden ; naar de opvatting, dat de Christen met het wapen in zijn hand door het leven moet gaan. Zeg ik 't zoo goed ? 't Moeilijke probleem is zoo uiterst lastig goed te formuleeren. Maar 't is toch wel zoo, dat er Christenen zijn, die meenen te moeten bewijzen, dat Jezus heel niet afkeerig was van soldaten, gezien het feit b.v., dat Hij ook n en andermaal een overste een gunst betoonde. Wanneer men tot zulke argumenten zijn toevlucht neemt, gaat 't er toch wel heel erg op lijken, dat men Christus en het militairisme op goeden voet met elkander wil brengen.

    Als dat wonder, aan den soldaat verricht, moet bewijzen, dat de Zaligmaker van het militaire leven niet afkeerig is, dan heb ik op dezelfde wijze ook wel het een en ander te bewijzen. Dan vestig ik de aandacht op het feit, dat de soldaten den Heiland voor Zijn dood hebben bespot, gehoond en gegeeseld. En Jezus verdedigde zich niet ! Is dat op zich zelf nu een bewijs voor de stelling, dat de Christus voor weerloosheid was? Naar den maatstaf der eerstbedoelde uitleggers zeker !

    Men zegt : Als de Heere Jezus voor de Zijnen het soldaat-zijn absoluut zondig achtte, dan zou Hij zich zeker in dat opzicht duidelijk hebben uitgesproken.

    Maar heeft de Zaligmaker dat dan niet gedaan Als Jezus de Wet aldus interpreteert: Gij zult den Heere Uwen God liefhebben, en: gij zult uw naaste liefhebben als uzelven, en daaraan toevoegt, dat aan deze twee geboden de gansche Wet en de Profeten hangen, is dat dan geen duidelijke uitspraak ? Den naaste liefhebben als onszelf, hoe is dat nu in der wereld te rijmen met den naaste dooden om zelf niet gedood te worden ? Hoe is dat te rijmen met de duivelsche satanische middelen, waarmede de oorlogen worden gevoerd 1

    Nu ik het toch over de Wet heb, wil ik hier met groote instemming het volgende overnemen uit de brochure De taak van de Kerk in de Vredesbeweging" van Dr. A. K. Kuiper : Pater Stratman zegt in zijn boek, dat in den oorlog feitelijk alle geboden van de tweede tafel buiten werking worden gesteld. Ik zou meenen, dat men die van de eerste er wel bij mocht noemen."

    8

  • Is dat niet een treffende uitspraak 1 Inderdaad, wat blijft er van de handhaving der 10 geboden

    nu over in den oorlog f En nu kan men zich weer beroepen op het Oude Testament, in dier voege, dat Isral de Wet der Tien Geboden ontving, maar er zelf in zijn oorlogsvoering niet naar handelde. Doch dan merk ik op : Isral ontving de Wet der tien geboden, zoo goed als al de andere wetten, voor zich zelf als Verbondsvolk, en voor zich zelf alln. Laat ik het harde woord maar zeggen : de heidensche bevolking, dat was niet de naaste van Isral. Die tien geboden golden voor Isral onderling, maar niet ten opzichte van de heidensche volken, die Isral had te vernietigen. Het is een wreede waarheid, maar de Almachtige heeft langs dien weg den gang der wereld vr Christus bepaald. Daarmede doen wij er eerbiedig het zwijgen aan toe.

    Maar Christus bracht de verlossing k over op het Heidendom ; voortaan zou uit alle geslachten Zijn volk worden geformeerd en dan geeft Hij ook aan al de Zijnen de Wet der tien geboden dr in het korte : God liefhebben in de eerste plaats en in de tweede plaats den naaste liefhebben als zichzelf. Daarmede is de oorlogsvoering veroordeeld, althans voor onzen tijd, die toch immers staat in het teeken van de Christelijke beschaving

    Niet minder vaak hoort men schermen met den tekst : De overheid draagt het zwaard niet te vergeefs". Wie echter Romeinen 13 goed leest, ziet hierin niets anders dan dat voor de onderdanen gehoorzaamheid jegens de overheid wordt voorgeschreven, met de bedreiging: Indien gij kwaad doet, zoo vrees; want zij draagt het zwaard niet te vergeefs". Het is toch wel een zeer oppervlakkige Bijbellezer, die daaruit iets anders wil putten, dan de bestraffing van den onderdaan door de over hem gestelde overheid. Een zedelijk recht voor het oorlogsbedrijf is hieraan zeker niet te ontleenen, want de overheid heeft geen gezag jegens de overheid van een ander land. Volgens Prof. v. Embden in zijn brochure De immoraliteit der Landsverdediging" heeft een zeer bekend politicus in een rede gewaarschuwd voor de ondoordachte vergelijking, welke men telkens verneemt, dat in de oorlogsmacht blijken zou, dat de overheid het zwaard niet te vergeefs draagt, m.a.w., dat zij met dat zwaard zoo noodig handhaaft de gerechtigheid, en een plicht vervult, haar door God opgelegd. Dat is toepasselijk op de justitioneele en politioneele taak der overheid. Maar in een oorlog staan tegenover elkaar twee overheden, die beiden het zwaard niet te vergeefs dragen, en die elk pretendeeren, dat zij tegen elkaar hun hooge roeping vervullen !" Wie was die bekende politicus ? Alberda ? Marchant Neen ! Dat was de Christelijk-Historische heer De Geer, onze Minister van Financin !

    Dan wijst men ook wel op het woord van Christus : Geef dsn den Keizer wat des Keizers is en Gode wat Gods is." De teksl wordt dan aangehaald als bewijs, dat Christus niet wil, dat tegen den Keizer, tegen zijn regime, tegen zijn machtsinstituut: het leger, verzet wordt gepleegd.

    Maar is die uitlegging nu eerlijk ? De Joden komen met een strikvraag tot Jezus ; ze willen Hem aan de Romeinen overleveren als oproermaker tegen het Romeinsche gezag.

    Maar z gaat Christus' lijdensweg niet. Daarom ontwijkt Hij

    9

  • de vraag met een antwoord, waaraan de vragers geenerlei houvast hebben. Maar dat antwoord nu uit te leggen, als vaak wordt gedaan, is niet reel. Integendeel, in dat antwoord zit dit, dat aan het gehoorzamen des keizers een voorbehoud is verbonden van hooger orde : het gehoorzamen van God. Zooals Petrus 't ook uitdrukt, wanneer hij zegt Gode meer gehoorzaam te moeten zijn dan de menschen. Dat is tenslotte de norm voor alle aard-sehe gezag.

    Men beroept zich ook op het woord van Jezus in Matth. 10 : 34 : Meent niet, dat ik gekomen ben om vrede te brengen op de aarde ; ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard".

    Men rukke dezen tekst echter niet uit zijn verband. Als men de voorgaande en volgende teksten leest, is het toch duidelijk, dat Christus hier spreekt over de tegenstelling, die Zijn Evangelie brengt. Want ik ben gekomen om den mensch tweedrachtig te maken tegen zijn vader, en de dochter tegen hare moeder, en de schoondochter tegen haar schoonmoeder ; en zij zullen des menschen vijanden worden, die zijne huisgenooten zijn." Met dat zwaard is dus bedoeld de geestelijke verdeeldheid, die tusschen leden van n gezin komt, als Christus met den eisch van Zijn evangelie komt.

    En z men hieruit k een heenwijzing wil zien naar de oorlogen, dan is toch n ding duidelijk, dat Christus niet gewild heeft, dat de houding der Zijnen z zou zijn, als onze Christelijke beschaving gemeend heeft dat 't moest zijn, n.1.: de Christen met het aapachtig gasmasker voor 't gelaat en de handgranaat slingerend naar den onbekenden vijand !

    Verder wil ik wijzen op Matth. 24. Daarin voorspelt Jezus den ondergang van Jeruzalem en de dingen, die aan het einde der dagen zullen voorafgaan. Daaruit is bekend vooral vers 6 : En gij zult hooren van oorlogen en geruchten van oorlogen". Doch wie dat hoofdstuk leest, eerlijk en onbevangen, kan zich toch niet aan den indruk ontworstelen, dat Christus hier een tegenstelling maakt tusschen Zijn volk en de wereld. Als de wereld zal ontaarden in oorlog op oorlog, dan is de houding van den Christen: Ziet toe en wordt niet verschrikt". Nu versta ik dat ziet toe" natuurlijk niet z, dat de Christen op een afstand moet toekijken. Maar wel z, dat hij zich bij die voorteekenen heeft te herinneren het einde der dagen, dat dan op handen is. Maar al wr : deze houding is niet te rijmen met het mdoen in het helsche oorlogsbedrijf. De Christen met het gasmasker voor en de van bloed druipende bajonet neemt niet de houding aan, die de Koning, als Hij wederkomt, van de Zijnen eischt en verwacht.

    Trouwens, als men een pertinente uitspraak van Jezus uit het Nieuwe Testament verwacht, dat de Christen niet aan den oorlog mag deelnemen, wil men mij dan even aanwijzen, waar de even pertinente uitspraak is te vinden in Gods Woord, dat de Christen zich van de slavernij moet onthouden 1 Nietwaar, welke Christen zal zich nog als verdediger opwerpen van de slavernij 1 Die verfoeien wij uit den grond van ons hart. Die is onchristelijk. Maar de zeer Godvruchtige Abraham dan en zooveel meerdere geloofsmannen ? En toch bevat de Bijbel geen enkel gebod, dat de slavernij moet worden afgeschaft. Alleen, logisch is de afschaffing als eisch van het Christelijk leven uit Gods Woord te herleiden. Welnu, in nog veel sterkere mate is dat het geval ten opzichte van den oorlog. Den naaste liefhebben als ons zelf, dat is eigen leven opofferen, als 't moet, om den

    10

  • naaste te redden. Oorlog voeren, dat is den naaste dooden, als 't moet, om eigen leven te redden !

    En dan het sociale vraagstuk. Onze zeer vrome en gerefor- l meerde voorvaderen zagen er geen been in, zelf de rijkdommen van het leven te genieten, terwijl o.m de arbeiders zich niemand bekommerde. Of die al in krotten leefden, dat deerde de dames en keeren niet. En als diezelfde voorvaderen nu eens om een hoekje konden kijken en onze Christelijk Sociale beweging zagen, zouden zij dan niet uitroepen : Wat een goddelooze boel ? Waar- \ aan ontleent de Christelijke arbeider het recht om voor zijn arbeidskracht bepaalde tegenprestaties te eischen 1 Toch zeker niet aan een rechtstreeksch gebod uit Gods Woord. Alleen logisch is het Christelijk recht van den arbeider uit Gods Woord te herleiden. Wederom : in nog sterkere mate is dat het geval ten aanzien van het oorlogsprobleem.

    Als Christus de Zaligmaker Zijn leven wil afleggen, opdat de Zijnen het leven zullen behouden, hoe zou Hij dan welbehagen kunnen hebben in kinderen, die elkanders leven rooven ? Want dat wordt het toch ?

    En als die Christus de gansche Wet samenvat in dat : God liefhebben, en als tweede, en daaraan gelijkd), den naaste als ons zelf, met de verklaring, dat daaraan heel Gods Woord als het ware hangt, hoe kan Hij dan liefde hebben voor kinderen, die zich zelf liever hebben dan hun naaste ; nog sterker : die zich zelf lief hebben en den naaste haten ?

    En als men deze Wets-interpretatie van Jezus niet voldoende tegenspraak acht, dan acht ik de afschaffing van de slavernij zondig, omdat ik in Gods Woord geen enkel woordelijk bevel vind, dat ze moet worden afgeschaft.

    En nu prate men mij niet van de overheid, want ik heb het hier over het lichaam van Jezus Christus, de in Zijn bloed gegrondveste Kerk, die dwars loopt door en vierkant ingaat tegen de nationale verschillen en verdeeldheden ; die in het eene land met zich brengt : gehoorzaamheid aan de gestelde overheid, omdat die niet tegen Gods wil ingaat, en in het andere land eischt opzegging der gehoorzaamheid, omdat die overheid wel tegen Gods gebod handelt.

    En als ik mijzelf dan het recht toeken, mij tegen de overheid te verzetten, wanneer die eischt, dat ik mijn kind zal laten vaccineeren, althans de overheid dat recht ontzeg, omdat ik meen, dat de overheid niet te beschikken heeft over het lichaam van mijn kind, zou ik er dan wl mee klaar zijn, wanneer ik ingeval van een oorlog (die een beestachtig bedrijf is, of het nu een aan-vals- of een verdedigingsoorlog is!) zou zeggen: mijn geweten, mijn Christelijke liefde protesteert wel tegen die moordpartij, maar de overheid gebiedt het, en dus zal ik zooveel van mijn naasten dooden, als ik er maar krijgen kan ?

    Ik meen te hebben aangetoond, dat het Nieuwe Testament toch zeker wel een bepaalden geest ademt, die ons heusch niet in twijfel laat. Den naaste liefhebben als ons zelf : dat is Christus' bevel. En Zijn voorspelling omtrent de voleinding der wereld, dat is de tijd der anti-christussen, en der oorlogen en geruchten van oorlogen. Het eene is de Geest van Christus ; het tweede de geest van satan, van de ontaarde wereld, rijp voor haar ondergang.

    11

  • POLEMIEK MET EEN GEREFORMEERD PREDIKANT. Oorlog vroeger en nu. De bedreiging der burgers: de wet der solidariteit ? De schuldvraag en 's menschen verantwoordelijkheid. De eenheid van het Christendom en de verdeeldheid van den oorlog. Nooit meer oorlog !" een onchristelijke gedachte ? Wat is Christendom ? De schuld der Christenheid.

    Kort na de verzending van mijn circulaire aan de Geref. Kerken, kreeg ik van een der predikanten een zeer hartelijk, broederlijk en vriendschappelijk gesteld, uitvoerig schrijven, doch Zijn Eerw. was 't niet met mij eens, en poogde in dezen brief mijn overigens waardig gesteld schrijven, te ontzenuwen.

    Verschillende door dien predikant aangevoerde opmerkingen heb ik hierboven reeds ontleed. Maar er blijven toch nog enkele dingen over, die ik even bespreken wil, omdat ze in Gereformeerde kringen een algemeenen gedachtegang mogen worden genoemd.

    Zoo schrijft die predikant : Ik ontken absoluut niet de vreeselijkheid, maar laten we niet doen alsof het vroeger niet schrikkelijk was. Moordzuchtig en beestachtig is de mensch in het oorlogvoeren altijd geweest."

    Daartegenover merk ik op: afgezien nu van de oorlogen door Isral gevoerd, en die in ander licht moeten worden bezien, is de mensch zeker altijd beestachtig in het oorlogvoeren geweest! Van den mensch is dat te verstaan. Maar de Christen, ziet U, dat is het verbijsterende, dat die nog beestachtig in het oorlogvoeren is. We hadden toch een eeuw van hooge Christelijke beschaving? En juist van onze eeuw heeft ook Prof. Bavinck gezegd in zijn brochure Christendom, Oorlog en Volkenbond": Het oorlogen verandert meer en meer in een moordpartij op groote schaal, omdat het zijn wapenen uit de laboratoria ontvangt, met chemische en mechanische middelen wordt gevoerd en in dezelfde mate aan alle reglementeering en humaniseering zich onttrekt. Trots alle fraaie leuzen hebben de oorlogvoerende volken in meerdere of mindere mate de hooge beginselen der christelijke moraal met voeten getreden en geen middel ontzien, om den tegenstander te vernietigen en tot eiken prijs de overwinning te hebben."

    Nu vraag ik ieder, dit getuigenis nuchter te lezen, en me dan te zeggen, hoe het toch mogelijk is, dat de Christen zich met dit oorlogsbedrijf inlaat, zonder zich schrikkelijk jegens God te bezondigen, zelfs al zou het zijn in een verdedigingsoorlog ?

    De ongenoemde predikant schrijft verder : En nu is het waar dat eenvoudige burgers boeten moeten.

    Maar dat is toch de wet der solidariteit een goddelijke wet. Hoevele kinderen boeten niet voor de zonde der vaderen 1 Zoolang zij in dit ondermaansche zijn ?"

    Als dat de wet der solidariteit is, dat de burgers moeten boeten een goddelijke wet, dan zeg ik opnieuw : laat men dan

    12

  • niet langer bazelen over humane oorlogsvoering. Want dan is het treffen van maatregelen ter bescherming van de burgerij, waarmede onze Regeering zich thans ook bezig houdt, een ingaan tegen de Goddelijke solidariteitswet ! Maar ik kan zoo'n redeneering niet vatten, zoo min als de gemaakte vergelijking. In onze verhouding tegenover God is er zeker een solidariteitswet. In Adam hebben we allen gezondigd. Maar laat men nu toch niet het doodgassen van onbeschermde burgers met die Goddelijke solidariteitswet op n lijn stellen, want dat doodgassen van onbeschermde burgers is z satanisch, dat 't niet onder woorden is te brengen.

    De ongenoemde predikant schrijft ook dit : En nu is het waar, dat bij eiken oorlog n partij onrecht

    vaardig aanvalt, maar wie maakt dat uit? Zulk een schuld rust dan ook niet op den soldaat, maar op de Overheid, en zoonoodig op een volk als geheel, dat dan ook als volk door God gestraft wordt, met nederlaag, ziekte, malaise, rampen, ondergang Nogmaals, wie maakt het uit ? Gelukkig, dat we persoonlijk daarvoor niet verantwoordelijk staan. De verantwoordelijkheid is bij Gods dienares"."

    Ik kan me heusch zoo'n mentaliteit niet meer indenken. We gaan dus den oorlog in met een vraagteeken achter de schuldvraag ; want wie maakt het uit?" Is dat nu geen waanzinnig, onhoudbaar standpunt, zoo immoreel mogelijk? En wat blijft er nu practisch van den theoretisch gestelden verdedigingsoorlog over, als achter de vraag wie de schuldige is, het vraagteeken moet worden geplaatst: wie maakt het uit?"

    Verder weiger ik te erkennen, dat ik, in een oorlog, die achteraf mocht blijken te zijn geweest een aanvalsoorlog, een aantal menschen over de kling kan jagen, zonder me persoonlijk te bezondigen, 's Menschen verantwoordelijkheidsgevoel mag nooit en te nimmer worden uitgeschakeld. In elk opzicht en in alle omstandigheden heeft de Christen den maatstaf aan te leggen wat des Keizers is, en wat Godes is, of: in hoeverre we Gode meer hebben te gehoorzamen, dan de menschen. Dien maatstaf heeft k Luther aangelegd, en hij stelde zich tegen den Keizer; dien maatstaf heeft k Willem van Oranje aangelegd, en hij verzette zich tegen den Koning; dien maatstaf heeft k Dr. Kuyper aangelegd, en hij verzette zich tegen het Synodale monstrum van Koning Willem I. Zij hebben niet gezegd : De Overheid moet het weten !

    Dan, er is ook nog de eene algemeene Christelijke Kerk, wier bestaan we eiken Zondag belijden. Die heeft ook een uiterlijke zijde. Dat is de Kerk des Heeren over heel de wereld. Als 't er op aankomt, zijn er geen Hollandsche, geen Duitsche of Engelsche Christenen. Ze zijn Christenen zonder meer. Het Christendom is boven-nationaal ; is n lichaam, gevormd uit alle geslachten.

    En men geve mij nu een verklaring voor dit feit: dat die Kerk, dat lichaam des Heeren, in den oorlog uitn kan vallen, en de deelen elkaar onderling vernietigen, door een vermenging met de wereldsche machten, in een oorlog uit wangunst en hebzucht en haat geboren !

    Hoe is dat nu mogelijk ? Dat is niet mogelijk ! Nooit en te nimmer is het te verdedigen, dat Gods kinderen elkaar in den oorlog vernietigen.

    Prof. v. Embden haalt in zijn brochure De immoraliteit der

    13

  • Landsverdediging", op pagina 36, zeer terecht een uitspraak aan van den bekenden Prof. Dr. F. Keiler, moraal-theoloog aan de Katholieke Theologische Faculteit der Universiteit van Freiburg in Breisgau. Ik neem deze uitspraak hier over, maar met een kleine variatie. Waar ik spreek van Protestanten en Protestantisme, zeide Prof. Keiler: Katholieken en Katholicisme. Aldus dan: Een situatie als in den wereldoorlog, waarin de Protestanten der verschillende volken tegen elkander vochten, tegen elkander baden, en offerden in hun Godsdienstoefeningen, waarin zij den gemeenschappelijken hemelschen Vader tegen elkaar om hulp smeekten, is voor het Protestantisme de ontkenning van zijn grondgedachte, een neerdrukken van zijn ideaal in den dienst van enge nationale belangen."

    Het is ontroerend eenvoudig gezegd, maar het citaat legt ook op treffende wijze de catastrophale fout van het Christendom bloot !

    Nog op een enkel citaat uit den brief wijs ik hier : U schrijft wel als ideaal: nooit meer oorlog. Maar kunt u Gods Raad tegenstaan ? U mag daar nooit om bidden !"

    Mag ik daar niet om bidden ! Vraag dat eens, domin, aan ouders, die hun jongens in den oorlog zijn kwijtgeraakt, of ze voor hun leven verminkt hebben thuis gekregen ! Gods Baad wederstaan, neen, dat wil ik niet. Maar aangezien ik niet in Gods Raad vooruit kan zien, mag ik elk oogenblik van den dag verzuchten : O God, nooit meer oorlog !"

    Bovendien : In Gods Raad staat ook vast, dat allerlei vreese-lijke ziekten de menschheid zullen teisteren ; die zijn mt de oorlogen door Christus voorspeld. Dan mag ik ook niet bidden of de wereld bewaard mag worden voor zulke teisterende ziekten. Ja, sterker nog : heel de medische wetenschap, die elke besmettelijke ziekte toch onmogelijk wil maken, tenminste het epidemisch karakter wil voorkomen, is dan zondig, want die wil dan tenslotte ook Gods Raad wederstaan !

    Tenslotte nog dit citaat : ,.IIet officieele Christendom is de schuldige van den laatsten oorlog" (zegt U). Dat is te kras. U doet de vijanden Gods juichen. Wat is Christendom ? Op deze vraag kwamen voor eenige jaren veel verschillende antwoorden in van theologen van verschillende richting. Prof. Greydanus ziet er in : het Christelijk geloof, saamgevat in Joh. 3 :16. Is dat de schuld ? Of zijn het de schijnchristenen 1 Waarom hebben die dan mr schuld dan de geldjoden b.v.1 Of zijn het de kinderen Gods ? Past dan op ! Want dan wordt de beschuldiging satanisch."

    Mijn antwoord is dit : Ik kan niet uitmaken wat schijnchristenen of kinderen Gods zijn. Ik bedoel met Christendom dus, wat zich als Christelijk aandient ; de menschen, die zich als Christelijk aandienen. Of ze het zijn, dat is iets, waar alleen de Kenner der harten over oordeelen kan.

    Welnu, durft U, domin, volhouden, dat de Christenen gedaan hebben, wat ze konden doen, om den oorlog van 19141918 tegen te gaan ? Dat kunt U niet ! Weet U hoe vele predikanten over den oorlog dachten, en ik neem aan, dat ze kinderen Gods waren? Ik citeer hier Prof. Dr. C. G. v. Riel : Pastor Gustav Frenzen schrijft in enkele Duitsche bladen omstreeks Kerstfeest 1917 : Oorlog het is de adem Gods". Pastor Philipp schreef in 1917 in de Reformation" : God zij dank dat de oorlog gekomen is. Ik zeg het nog heden, in het derde oorlogsjaar. En God zij dank,

    14

  • dat wij nog geen vrede hebben, ondanks de vele offers". En Joh. Mller schreef : Wij hebben den oorlog aan te grijpen

    met geheel onze ziel. God liefhebben wil thans zeggen : oorlog voeren".

    Is dat niet Godslasterlijk ? En dat is loch de mentaliteit van geestelijke leidslieden des volks ! Oorlog voeren met gassen en tanks, dat is God liefhebben ! God danken omdat het oorlog is ! Verwondert het U nog, dat in Duitschland ontelbare men-schen de Kerk den rug hebben toegekeerd ?

    En dat zijn niet op zich zelf staande gevallen, maar dat was in een rijk als Duitschland over 't algemeen de mentaliteit.

    Dan is dit toch een feit, dat het Christendom niets heeft gedaan om den oorlog tegen te gaan. Misschien wel gebeden ! O ja ! maar bij bidden hoort werken. En daar ontbrak het aan.

    En wat hebben de Kerken gedaan ? Laten we eerlijk zijn ! Wat hebben de Kerken gedaan ? Zeker, het Evangelie gepredikt ! Dat is hun taak. Maar dat prediken moet uit woord n daad bestaan. De daad heeft ontbroken ! Ja, sterker, er is een daad geweest, die in een tegengestelde richting wees; hebben in de oorlogvoerende landen de Kerken niet medegedaan aan de verheerlijking van wat toch enkel uit materialisme was geboren ? En nu kan men wel zeggen : Ja, maar dat is het Buitenland, doch dan herhaal ik, dat er niet vele Christendommen zijn, doch n, en dat heeft schromelijk gedwaald en is in de vervulling van zijn roeping te kort geschoten.

    En de ellende, waarin de wereld nu in elk opzicht verkeert, komt naar mijn meening dan ook op rekening van het Christendom.

    Dat had, als het wilde (menschelijker wijze gesproken), den wereldoorlog van 1914 tot 1918 kunnen voorkomen, door al jaren en jaren te voren de Christenen algemeen te mobiliseeren voor de vredesbeweging. Het militairisme had niet de overhand mogen krijgen. En U weet toch ook wel hoeveel Christenen er in de leiding-gevende militaire kringen zaten. En U noch ik kunnen zeggen of het schijn-christenen waren of kinderen Gods.

    Als de wereldoorlog was voorkomen geweest, wat zou de wereld dan nu niet over rijkdommen beschikken in allerlei opzicht, die nu in den schandelijken wereldoorlog zijn vergooid en verdaan.

    Dat alles is gebeurd door toedoen van het Christendom. Want laten we de dingen maar zien zooals ze zijn : 't waren ook de Christenen, die juichend ten oorlog togen. En dat waren dan nog de menschen, die maar volgden. Maar onder de oorlogsleiders waren ook heel wat, die er prijs op stelden Christen te worden genoemd.

    Onze schrikkelijke fout is geweest, dat we de wereld hebben losgelaten ! De stelling : Oorlog zal er blijven tot het einde toe" is zeker waar. Maar die stelling heeft ons tot noodlottige werkloosheid geleid. Wat de hand vindt om te doen, dat had ze, ook tegen den oorlog, behooren te doen. Wij, Christenen, hebben nooit met energie gestreden voor den vrede en tegen den oorlog. De oorlog blf immers toch ? Maar zoo mogen wij niet spreken. Dat is : ons stellen op een plaats, waar we niet hooren. Onze plaats is aan de menschelijke zijde van Gods Raadsbesluit. Dat wil zeggen, dat we met al onze kracht hadden moeten streven naar vrede. De zonde blijft toch ook ? Houdt dan als Kerk ook op te strijden tegen de zonde, want die krijgt ge nooit weg! Maar zoo onhoudbaar als dit standpunt is, zoo is het dit ook ten op-

    15

  • zichte van den oorlog! Wij moeten radicaal ons standpunt lierzien.

    Daarmede heeft de Christen misschien nog een kans iets goed te maken van het vele kwaad, dat hij heeft gesticht. Want Gods Naam is om zijnentwille gelasterd.

    De duizenden en duizenden, die zich na den oorlog van de Kerk hebben afgewend, die komen zeker ook op de schuldrekening van de Kerk. Heel de doorgaande ontreddering van het wereldleven in elk opzicht, daar draagt het Christendom schuld aan. Dat volken en landen in de armen van het communisme dreigen te vallen of al zijn gevallen gaat dat buiten ons, Christenen, om ? Heel de maatschappelijke en geestelijke en politieke impasse is zeker ook een gevolg van de schrikkelijke nalatigheid van het Christendom. Ik zie in deze dingen Gods straffende hand, die in de wegzinkende wereld de Kerk straft, omdat ze op dit terrein van het leven geen stad boven op een berg is geweest.

    DE KERK EN DE TAAK DER VREDESBEWEGING. Heeft de Kerk een taak ? De uitspraak der overheden in het Kellogg-pact. De plicht, die daaruit voor de Kerk voortvloeit. Ds. Petersen, de Legerpredikant, en de oppervlakkige" anti-militairisten.

    Heeft de Kerk dan wel een taak in de vredesbeweging % Ongetwijfeld. Als Zondag aan Zondag de gemeente van Christus de Wet wordt voorgehouden, heeft dan de Kerk geen taak als op zeker oogenblik op last van de Overheid Gods wet met voeten wordt getreden? Want, om bij de tweede tafel der wet te blijven, die eischt: onzen naaste liefhebben als ons zelf". En nu moge men ng zoo bedreven zijn in de kunst van het redeneeren, nooit zal men kunnen bewijzen dat in den oorlog van 1914 tot 1918 de Christen zijn naaste, dat is elk mensch, lieeft lief gehad, als zichzelf. Den naaste liefhebben als zich zelf: dat is, als 't moet, eigen leven opofferen, om dat van den naaste te redden Ik laat het aan de goochelaars over, deze zedelijke, goddelijke plicht pasklaar te maken op het schandelijk oorlogsbedrijf.

    De Kerk heeft dus ongetwijfeld een taak. De wereld kijkt in onze dagen ook naar de Christelijke Kerk. Laten we ons dan eindelijk onze geweldige verantwoordelijkheid bewust worden !

    Trouwens, wat zullen wij nog redekavelen of de oorlog een misdaad is, op zich zelf gezien, of dat hij het niet is ?!

    Dat hebben de Overheden reeds uitgemaakt. In Artikel 1 van het Kellogg-pact, dat reeds dcor 56 Regee

    ringen is onderteekend, wordt gezegd : De hooge verdrag-sluitende partijen leggen in naam hunner

    respectievelijke volken de plechtige verklaring af, dat zij den oorlog als middel tot beslechting van internationale geschillen veroordeelen en hem als werktuig der nationale politiek in hun wederkeerige betrekkingen verwerpen."

    Een kleine zestig Overheden, met en voor hun volken, veroordeelen dus den oorlog, en daarmede is de oorlog gebracht op de plaats waar hij hoort: bij de rubriek misdaden".

    Op grond daarvan zeg ik dat de Kerk van Christus verplicht is aan zijn Koning, nu de Overheden en machthebbers dit ver-oordeelend vonnis hebben uitgesproken, den Christen bij te bren-

    16

  • gen, dat deelname aan een oorlog, die desondanks mocht uitbreken, misdadig is. Dat de Christen nooit meer het wapen van den oorlog tegen zijn naaste, tegen zijn geloofsgenoot, mag opnemen, want dat wapen is als misdadig gediskwalificeerd.

    De Kerk heeft dus tot taak de leden die desondanks eenigen oorlog mochten goedkeuren of steunen, te censureeren, en, zoo noodig, van de gemeenschap van Christus af te snijden.

    Dat dan toch eindelijk en nu spoedig, het oogenblik kome, dat de Geref. Kerken in nauw verband met de andere Kerken, nationaal zoowel als internationaal, alles in het werk stellen, met woord en daad, om de Christenen te overtuigen van hun heilige roeping: zich afzijdig te houden van den oorlogsgruwel. Dat als zonde zal worden gezien, wat indruischt tegen het hoogste gebod der naastenliefde.

    Is het niet treurig, dat de legerpredikant Ds. Petersen dezer dagen nog in een vergadering van den Ned. Militairenbond durfde zeggen :

    Over het algemeen zijn de anti-militairisten oppervlakkig in hun denkbeelden en komen de meesten telkens aandragen met de oude argumenten over naastenliefde, gij zult niet dooden, het zwaard van Petrus, enz."

    Neen, Ds. Petersen, de schrikkelijk-oppervlakkige, dat zijt ge zelf! Dat zijn wij allemaal geweest, die jaar in jaar uit elkaar maar hebben nagewauweld, en gelukkig, dat er kentering is gekomen. Het is het tegendeel van oppervlakkigheid, wanneer de Christen gaat inzien, dat oorlog en Christendom niet samen kunnen gaan.

    En wat liefdeloos klinkt heel dat oordeel van Ds. Petersen. Geen greintje liefde is er in te vinden; minachting en verachting voor degenen, die uit overtuiging zich tegen den oorlog daadwerkelijk willen verzetten, spreekt alleen uit dat militair-herderlijk" woord !

    Goddank, dat diezelfde Ds. Petersen moest verklaren dat onder onze jongemannen, bizonderlijk onder de Christelijke onderwijzers, zijn, die in het anti-militairistische zog meevaren."

    God beware ons er voor, dat gedaan wordt wat Ds. Petersen wil, wanneer hij zegt: Wil men het anti-militairisme bestrijden, dan dient men reeds op de catechisatie te beginnen."

    Wat een schande ! De kinderen zullen al toegesloten moeten worden voor het woord, dat toch ook uit echt-Christelijke kringen opklinkt, en dat oorlog een misdaad durft noemen. Zou Ds. Petersen maar niet een stapje verder gaan en hetzelfde propa-geeren wat n zijner Duitsche collega's voor enkele jaren toepaste, n.1. zijn jongens-catechisanten met het pistool leeren schieten ? !

    Ik versta zulk Gereformeerd Christendom niet meer !

    BESLUIT. Het principe hangt niet af van practische moeilijkheden. Gods raad en onze plicht. Onze plaats en taak als goede vaderlanders. Marnix v. St. Aldegonde wijst den weg naar Calvinistisch antimilitairisme.

    De vraag kan gesteld worden : Waar gaan we heen, wat de practische gevolgen betreft, als de Kerken van hunne leden weerloosheid gaan eischen I Echter, die practische gevolgen laat ik buiten beschouwing.

    17

  • Of een principe al dan niet goed is, hangt niet af van de vraag of het practisch ons voor moeilijke problemen stelt.

    En ding weet ik wel: dat Gods Raad drgaat; wij hebben niets anders te doen dan wat onze plicht is.

    De tijd, dat het kind van God in de verdrukking geraakt, zal zeker komen, want Gods Woord zegt het. De vervulling van de profetien is niet afhankelijk van onze daden. Als wij onzen plicht doen, blijve al het andere aan den wijzen God overgelaten. Het kan ook wel z zijn, dat een Christelijke wereld, die zich bedient van den oorlog, om het heft in handen te houden, nooit in de verdrukking komt. Maar dan heeft ze ook opgehouden Christelijk te zijn. Want het is mogelijk, dat afstand doen van het wapengeweld, de Christelijke Kerk te eer in den hoek der verdrukking zal brengen. Maar nog eens: dat doet hier niets ter zake. Wij hebben slechts onzen plicht te doen ; het principe zuiver te stellen, en dat te beleven, al zou het ons het leven kosten. Ik acht het altijd nog beter met vrede en licht in het hart, voor het beginsel te sterven, in het heerlijk vooruitzicht, bij Jezus te zijn, dan vierkant tegen het beginsel der naastenliefde in, onder het beieren der Advents- en Kerstklokken, het moordend lood te jagen in het hart van den onbekende, die misschien, evenals ik, gelooft in den Zaligmaker der wereld, en in Jezus Christus belijdt het Hoofd van dat Lichaam, dat zijn Kerk op aarde is, en waarvan hij en ik de leden zijn.

    Als n lid lijdt, lijden alle leden mede. Het lichaam waarvan het eene lid het andere doodt, dat is geen lichaam meer; dat is een lijk !

    Zijn we dan slechte vaderlanders ? Och, het oordeel der menschen is van zoo weinig waarde. En ding is zeker Dr. A. K. Kuiper haalt het terecht in zijn brochure aan Marn ix van St. Aldegonde heeft ook dit vers geschreven in zijn machtig gedicht, dat ons tot volkslied is gegeven :

    Voor God wil ik belijden En Zijner grooten macht, Dat ik tot geenen tijden Den Koning heb veracht. Dan dat ik God den Heere Der Hoogster Majesteit, Heb moeten obedieeren *) In der gerechtigheid.

    Ook dit couplet is een Calvinistische beginselverklaring. God als Hoogste Majesteit boven alles gehoorzaamd ; zelfs boven het achten van den Koning. Laten wij ons dan vrijmaken van wat niet strookt met dit Calvinistisch beginsel. Durven wij dat ook aan in deze brandende kwestie ? Zal eindelijk ook voor den Gereformeerde het licht opgaan ?

    Gehoorzaamheid aan Gods Woord leidt ons consequent op den weg naar Calvinistisch anti-militairisme, omdat voor den Christen, die buigt voor het beginsel der Christelijke Naastenliefde, het dooden van den naaste een handeling is, waarbij hij^ zijn Heiland niet naast, doch tegenover zich weet ! En de Christen is nergens veilig, dan naast Jezus !

    *) obedieeren = gehoorzamen.

    18

  • OPROEP OM TE KOMEN TOT OPRICHTING VAN EEN GEREFORMEERDE VEREENIGING VOOR DAADWERKELIJKE VREDESACTIE.

    Tot alle Gereformeerden, die met deze brochure instemmen, richt ik mij met het speciale verzoek mij te willen berichten, of zij bereid zijn mede te werken aan de oprichting van een Ver-eeniging, die zich ten doel zal stellen in den geordenden weg het door mij geschetste ideaal na te jagen. Dat moet op z'n minst het resultaat zijn van mijn actie. En ik wt dat er heel wat Gerefor^ meerden zijn, die mijn inzicht deelen. Zelf heb ik me nog maar sedert kort kunnen ontworstelen aan een mentaliteit, die ik nu niet anders dan verderfelijk kan noemen. Geve God, dat bij vele broeders en zusters de oogen mogen opengaan, opdat zij ook zien, wat ik nu zie ! Laten, in het komen tot een organisatie, de vrouwen en meisjes vooral niet achterblijven !

    Hierachter volgt nu afschrift van de circulaire die ik aan de Raden der Gereformeerde Kerken heb gezonden. Afschrift ging ook ter kennisname aan de Jongelingsvereenigingen, aangesloten bij den Bond van Jongelingsvereenigingen op Gereformeerden Grondslag.

    Uiteraard is over de resultaten nog weinig te zeggen. Van een enkele Kerk of Jongelingsvereeniging ontving ik reeds bericht, doch voor een totaai-indruk kunnen die weinige uitspraken nog niet dienen. Van vele zijden, wat particulieren betreft, ook van leden der Geref. Kerken, kreeg ik hartelijk gestelde sympathiebetuigingen.

    Ook de pers heeft afschrift van mijn circulaire gekregen via Persbureau Vaz Dias. Helaas hebben maar weinig bladen van Christelijke richting er publiciteit aan willen geven. Ik betreur dat; maar z drukt men de actie toch den kop niet in.

    Wel heeft een der bladen het oirbaar geacht, mij voor een onevenwichtig mensch uit te maken. Dat zegt dan iemand, met wien ik enkele jaren op ander gebied genoegelijk heb samengewerkt. Ik zal daar verder niet op ingaan.

    Ik bid den Allerhoogste dat Hij Zijn zegen op dit mijn pogen geve, dat alleen is bedoeld tot Zijn eer !

    DE BILT, 28 Dec. 1930. Westerlaan 16.

    NABERICHT.

    Kort voor het afdrukken kwam de tijding, dat reeds is opgericht de Gereformeerde Vereeniging voor daadwerkelijke vredesactie". Het lidmaatschap is opengesteld voor alle Gereformeerden, onverschillig welke kerkelijke richting zij zijn toegedaan. Opgave voor lidmaatschap kan gezonden worden aan het voorloopig Vereenigingsadres: Westerlaan 16, De Bilt, waar ook alle gewenschte inlichtingen te bekomen zn.

    19

  • BIJLAGE

    Aan de Raden der Gereformeerde Kerken in Nederland.

    WelEerwaarde en Eerwaarde Heeren en Broeders!

    Nadat ik vele jaren de opvatting had gedeeld, die een groote massa aanhing en nog aanhangt, namelijk de opvatting, dat leger en vloot noodig zijn ter verdediging van den vaderlandschen grond en deszelfs bewoners ; dat oorlog een kwaad is, dat wel nooit zal zijn te keeren ; en dat men goed en bloed moet vei! hebben voor de verdediging van het vaderland ; nadat ik ook een tijd heb doorleefd van twijfel ten aanzien van de juistheid dezer stellingen, ben ik dan eindelijk zoover gekomen, dat ik nu als mijn stellige overtuiging kan uitspreken, dat geen Christen, die oprecht zijn Heiland lief heeft en in Diens voetspoor wenscht te gaan, eenig part of deel mag hebben aan de menschonwaardige, meer dan beestachtige, oorlogvoering.

    Als belijdend lid der Gereformeerde Kerk in mijn woonplaats ; op politiek terrein georganiseerd in de Antirevolutionaire Partij en behoorende tot het antirevolutionaire kiezerskorps, acht ik nu het oogenblik gekomen om getuigenis af te leggen van wat ik zie als de roeping van de Kerk van Christus op aarde.

    Ik wensch dat geheel te doen aan de hand van de beginselen, die mij leiden, om van meetaf aan er den nadruk op te leggen, dat een' principieele eisch niet mag worden opgehangen aan den kapstok van het practisch-mogelijke. Welke toestanden er zouden ontstaan, wanneer de massa der Christenen in alle landen zou weigeren deel te hebben aan het schandelijke oorlogsbedrijf, is een vraag, die hier niet ter zake dient.

    Ik stel dan voorop, en hierin zal ik ongetwijfeld bij geen der Christenen op tegenstand stuiten, dat oorlog een gevolg is van de zonde, 't Is een uitbarsting van zondigheid in den mensch. Die zich trouwens eiken dag in ons leven openbaart in allerlei daden tegen de wet des Heeren en de wetten des lands, maar dan als individueele overtreding. Diefstal, doodslag, moord en welke' andere misdrijven ook, komen uit denzelfden wortel op als de haat die geheele volkeren jegens elkander kan bezielen, en in den gruwe-1 ijken oorlog drijven, nadat ze door misdadige politici tot dien haat zijn opgezweept. ... * u xj.

    Nu staat de Christen tegen al die individueele zonde-uitingen toch zo, dat ze strafbaar zijn ; bestraft moeten worden, en naar het oordeel der Anti-revolutionaire Partij behoort op moord zelfs de doodstraf te worden gesteld. Daarmede ben ik het van ganscher harte eens. En bij dat alles is de Christen ook van meening, dat hij zich van al die vreeselijke zonden behoort te onthouden, en vooral den haat als de oorzaak van doodslag en moord in zijn hart moet onderdrukken. Die zijn broeder haat is airede een doodslager. ... ,, .

    Hoe moet de Christen nu staan tegenover den haat die een volk jegens een genabuurd volk kan bezielen, wanneer misdadige elementen die stemming van haat hebben opgewekt, en tegenover den oorlog, die uit zulke gevoelens onherroepelijk moet voortvloeien? Hij moet, naar mijn meening, al wat in hem is, aanwenden om dien haat te doen plaats maken voor waardeering en liefde. Zelf mag hij dus niets doen wat dien haat ook maar eenigszins zou kunnen aanwakkeren; hij moet er part noch deel aan hebben ; en hij moet zich ook keeren tegen het geweld, dat uit een derge-liiken haat kan voortkomen. . . . ,

    Nu weet ik wel, dat de Christen nimmer slagen zal individueele misdaden te weren en uit te bannen. Zoolang er zonde in de wereld is, zullen deze gevolgen der zonde ook op de menschheid drukken En het is alleen God de Heere die eens mt de zonde k de gevolgen der zonde uit Zijn v e r h e e r l i j k t e s c h e p p i n g z a l w e r e n . D e m e n s c h z a l d a a n " s l ^ e t n e Maar dat neemt toch niets weg van zijn roeping om heel zijn leven te getuigen tegen de zonde en de misdaden, die uit de zonde voortspruiten ?

    20

  • Maar zoo moet de Christen ook handelen jegens die allerschandelijkste zondeuitbarsting van den oorlog. In oorlog zit niets verheffends, niets edels, niets menschelijks. Het is toch op zichzelf reeds een onbegrijpelijk iets, dat beschaafde wezens, als menschen heeten te zijn, hun samenwerken, hun verkeer plotseling kunnen ter zijde zetten en elkaar met allerlei vreeselijke wapenen den dood aandoen ? Wie begrijpt dat nu ? Of de mensch is niets meer dan een beest een deftig beest maar geeft dan ook logisch van tijd tot tijd toe aan het dierlijk instinct om een noodzakelijke opruiming te houden onder andere diersoorten, teneinde daardoor voor zichzelf aldus meer bewegingsvrijheid en levensmogelijkheid te krijgen, f de mensch is werkelijk een mensch naar het beeld Gods, maar hoe is dan toch ooit met zijn levensroeping overeen te brengen een God-onteerende massamoord, als de oorlog toch in werkelijkheid is ?

    Nu weet ik zeer goed, dat de Heere Jezus zelf als het teeken des tijds voor de laatste dagen vr Zijn wederkomst noemt : de oorlogen en geruchten van oorlogen. Dat Hij ook getuigt van den volkerenhaat, als het eene volk tegen het andere volk zal opstaan. Maar daarmede is toch door den Heiland niet bedoeld, dat nu Zijn kinderen m zullen doen aan die oorlogen ? De veronderstelling is al te godslasterlijk. Heeft de Heere Jezus al die teekenen des tijds niet opgesomd, om de Zijnen te waarschuwen? Dat zij zich, als die teekenen komen, temeer als getuigen voor hun Heere zullen opwerpen, en zich dn vooral onbesmet zullen bewaren van de wereld ?

    Maar waar is dan het getuigenis van ons Christendom ? Tegen al de oorlogstoebereidselen van onze dagen, ondanks Volkenbond en-weet-ik-wat-al-meer, die wel een doolhof lijkt van commissies in commissies ? Waar is het getuigenis van het Christendom in de jaren 19141918 ? En dan niet maar z, dat de kerk officieel biduren uitschrijft, en dankuren als de oorlog voorbij is, en onderwijl degenen, die het Christendom vormen, elkaar met bommen en granaten en gifgassen beloeren en bestoken en dooden, en dat nog wel onder aanroeping van den naam des Heeren ?

    Ik moet het mijns inziens vreeselijke zeggen : niet de zonde", of die of deze richting onder de menschen of dit of dat land of deze of gene machthebber, maar het Christendom, althans het officieele Christendom draagt de verantwoordelijkheid voor den grooten wereldoorlog van 1914 tot 1918, die meer dan 20 millioen mannen den dood heeft ingejaagd ! Twintig millioen menschenlevens. Dat is het resultaat van de plichtsverzaking van het officieele Christendom I O ja, ik weet het, in het hart van elk mensch is voldoende zonde, om de wereld in brand te zetten. Maar hoe heerlijk had daartegenover niet de kracht van het Christendom kunnen uitblinken ; van dat Christendom, dat in de twintigste eeuw zoo machtig was geworden ; dat in staat was den wereldoorlog te verhinderen. Dat had gekund als in elk land de Christenheid manmoedig neen" had gezegd tegen het imperialisme en militairisme en de expansiezucht en de politieke schaakspelers. Dan was het menschelijkerwijze gesproken gedaan geweest met het kwaad van den oorlog I Of zoo niet, dan had de Christen in elk geval zijn Heiland tegemoet kunnen treden met de woorden : Gij hebt de oorlogen en geruchten van oorlogen voorspeld ; wij hebben gedaan wat in ons vermogen was om den oorlog te keeren. Ontferm U over Uw volk, en bekeer de wereld en ons van haar en onze zonden.

    Maar neen, Christelijke keizers en koningen en staatslieden hebben de wereld in den vreeselijken volkerenoorlog gedreven, elk daarbij zijn God aanroepende en om zegen smeekende over zijn wapenen.

    Dezer dagen las ik in Het Volk het volgende stukje :

    MILITAIRE GLORIE.

    In zijn levensherinneringen, door het Handelsblad in uittreksel gepubliceerd, herdenkt de voor-oorlogsche Duitsche Rijkskanselier Von Blow ook zijn aandeel in den Fransch-Duitschen oorlog, dien hij als jonge man meemaakte. Aldus vertelt hij van een gevecht aan de Somme :

    Wij, twintig koningshuzaren, trokken onze sabel en riepen : hoera !" Ik gaf mijn paard de sporen en was het eerst bij den vijand. Een Franschman, die op mij mikte, reed ik omver. Terwijl ik naar hem omkeek en hem, krimpend van pijn, in de richting van het bosch zag wegloopen, zag ik aan den anderen kant vlak

    21

  • fnnrnH de pUU} een bajnet- Ik keek in een boos, ja, vertoornd en vertrokken gezicht. Thans denk ik er niet aan den drager van de mij bedreigende bajonet zijn gezicht kwalijk te "- Z 'Jn. gelaatsuitdrukking was in overeenstemming met de situatie. Mij zal het daarentegen geen verstandig mensch kwalijk nemen wanneer ik met alle kracht, waarover ik beschikte mijn tegenstander met mijn sabel doorkliefde. Hij wankelde, tuimelde om, zonk ineen, rochelde en was dood.

    Nadat ik nog een langen en tevreden blik op het lijk van den

    Se7adSaSaTnd ik w" 'm kame-Hi^htprcmhVan zulke dierlijke gevoelens vormt dan den door vaderlandsche

    verl1 eerlijkten en ba oriog op?e-

    iJpn hf is-nii ts teveel gezegd- Dat een Christen (nu daarge-eerMnwnn bedoe|d ls lrJ den engen zin des woords of meer z, dat het he"d mede heeft V

  • worden ingejaagd, en de n den ander moet dooden om zelf niet e-erlnnH

    &"" ,te

    ChSdoT n't 5,5? S'ndd1z?kS, tZtasr,de,d?inSOOr^ "" deelhebben van den Christen aan den oorlo- te rechtvaard^en2 w ?1 v6' gaat het slechts om een verplaatsing van de verantwoordemuh^/nt hl5 eene groep Christenen naar een andere groep msar Wk f Van vallen blijft die verplaatsing van verantwoord?Iiikhp?^ V "JeeSte ge" der Christenheid, die boven-nationaal is en zoo bliift d nen. den krmg heid dus voor rekening van de Christenheid als eenheid verantwoordeI>jk-

    door weggenomen ? In geenen deele t We hehhen t/c a,s eenheid, daar-als Christendom een gemeenschappelijke srhr.iH menschdom, maar ook land de Christenen m^edTzoudendoe aan een'Lnv^6- E" als, in eenigr laden die Christenen een ontzettende schuld nn 7iJh P ns 1 ' dan hebben wij dan ook deel wanneer wii die cLZtl^ Tl die Schu,d wapen zouden bestrijden, inplaats van ze te overtuteen^Lt moordePd mogen hande,en. En als dat niet geeft : dan schadeenlfne?en vernedering ondergaan om s Heeren wil maar niet pn nn;t I, vernedering naar den broeder , om daa/meTzrLhaaTJe verSSren-S d a t z o o g o e d a l s h e t u w e e n h e t m i j n e n i e t v a n o n s f s Z Z J l l C , a a m ' Jezus, die ons naar ziel en lichaam tot Zijn eieendo'm hppft Heere met Zijn dierbaar bloed gekocht. eigendom heeft gemaakt, en

    Nooit en te nimmer mag de handgranaat of de gasbom het artrument zijn, waarmee de eene Christen den andere bewerkt" argument

    Hoe vaak heb ik mij al niet trachten in 'te denken - en tevergeefs hoe het mogelijk is dat de Christen-soldaat in den oorlog bidt tot fn Gert - of zou aan het front niet meer gebeden worden ? - en dan vlak daaroo of onderwijl in de loopgraaf te spieden staat met het geweer in den aansla. om zoodra in de tegenovergestelde loopgraaf een hoofd boven de bf' dekking uitkomt daarop los te branden ? Daar zinkt de man neer en in z'n laatste stuiptrekking zucht hij: Heere Jezus". En de man, die dezen Christen neerschoot, bid 's avonds, als hij rust heeft en probeert te slapen hrti?en " w3? dl".de doodelijk-getroffene in zijn laatste oogen-bhkken aanriep. Wat zal Hij, die in den Hemel woont, daarvan zeggen ? En in wat voor wereld leven we toch ? t

    Nooit meer oorlog ! Deze kreet moet vr alles en juist de kreet eens hp/'h -Z 1S,niet een symptoom van revolutionaire levensbeschouwing, maar wel 111 de eerste plaats van een hart dat door God is bekeerd en dat liefde tot God en zijn naaste als het grondbeginsel der gansche Wet belijdt. Zoo moet 't tenminste zijn

    Maar dan die banier ook opgeheven, en niet en nooit ten spijt van deze leuze met koortsachtige gejaagdheid gewerkt aan de bewapening van het

    In onze twintigste eeuw is een geweldige crisis wie zal ze bezweren ? ontstaan, en waardoor ? Doordat het Christendom is vastgeloopen in louter ^"ahsme en m de Christenen een geest is gevaren, die het kenmerk van naar den afgrond. ^ P 6611 W6g' diC SChi6r loodrecht omlaag gaat,

    Het Christendom ging zooal niet vooraan in den wereldoorlog om enkel materieele overwegingen en begeerten, dan toch maar al te gewillig mede

    ^ep'.,dle. dl5n vreeselijken oorlog ontketenden. En die zwaar bezochte Christelijke landen hebben niets geleerd en doen nu weer eens zoo hard vieren ^n" opzweePen der boze geesten, die straks hun overwinning d l , ? ^Tmo 2.rlog:' dle no- vreeselijker dreigt te worden dan Christendom'V h ,f E" terwiJI met de Westersche beschaving" het Oosten hZ 4. deze ,WIJze ten doode wijdt, komt uit het verre b e s c h a v i n o - ? a c h t P z e t t e n . d i e d e l a a t s t e r e s t e n v a n o n z e beschaving en ons Christendom onder den voet zal Ioopen.

    enzy.... de oprechte Christenen zich bijtijds bezinnen en over alle

    23

  • grenzen heen elkaar de hand reiken en naar alle windrichtingen hun geschal laten hooien : Nooit meer oorlog".

    Daartoe wend ik mij als lid eener Geref. Kerk tot al de Raden der Gereformeerde Kerken in Nederland.

    Mogen onze Kerken beseffen, dat zeker niet langs den weg van indivi-dueele dienstweigering, maar van de Kerk van Christus, als het lichaam des Heeren, dat niet langer ontheiligd en geschonden mag worden, de daad moet uitgaan, die heel het Christendom mobiliseert voor den heiligen oorlog tegen den onheiligen oorlog, en dan niet met wapengeweld, maar met het opgeheven Woord des Heeren, dat den storm kan doen bedaren ; ook den storm van onzen goddeloozen tijd !

    Broeders Predikanten en Ambtsdragers ! Laat van U als Raad der Kerk het voorstel naar de meerdere vergaderingen gaan, dat de Gereformeerde Kerk in Nederland in Generale Synode bijeen, besluite eerst nationaal, en daarna ook internationaal contact te zoeken met de andere kerken, opdat het gansche Christendom vertegenwoordigd in de Generale en Algemeene Synode der kerken, dat ne parool over heel de wereld late hooren : Om Gods wil, om Christus wil, nooit meer oorlog ! Die den Heere Jezus lief heeft, sta af van het God- en menschonteerend wapengeweld van de vreese-lijke menschenslachting : de oorlog !

    Geve God, dat dit oogenblik kome, en deze wensch in vervulling moge gaan !

    Ik verzoek U beleefd mij met het besluit van Uwen Raad in kennis te stellen.

    Met heilbede en broedergroet H. L. VAN BRUGGEN.

    De Bilt, Westerlaan 16, 11 Nov. 1930. (Wapenstilstandsdag.)

    Heef t de inhoud van deze brochure uw ins temming ?

    Zoudt ge U dan nie t aans lui ten bi j de Gereformeerde

    Vereeniging voor Daadwerkel i jke Vredesact ie?

    Adres voor aanmelding of in l icht ingen : H. L. VAN BRUGGEN,

    Voorzi t ter der Vereeniging, Wester laan 16, De Bi l t .

    24

  • Bestelt bil ons onderstaande vredeslectuur: (mede verkrijgbaar in den boekhandel)

    LEO VAN Ontwapend BREEN, Hoorspel van de vrede in tien tonelen. Een fel ge

    schreven werkje, dat een beeld wil geven, hoe een eventueele mobilisatie in groote lijn werkelijk zal gaan in de toekomst. Keurig uitgevoerd met omslagteekening. Prijs 95 cent.

    M. HAAS, Van Oorlogsjammer en Vredeszegen Bloemlezing (literair en propagandistisch), met een voorwoord van Ds. J. B. Th. Hugenholtz, Ammerstol. Onontbeerlijk materiaal voor vredesvrienden en het onderwijs. Prijs ingenaaid f 1,95, gebonden f 2,95.

    H. L. VAN Van het zwaard, dat de overheid BRUGGEN. D

    Een nadere uiteenzetting van het standpunt van den schrijver van de brochure: Christus Kerk... tegen den Oorlog", met een weerlegging van de ingekomen critiek uit Gereformeerden kring. Groot 40 pagina's. Prijs 40 cent.

    SCHERMER S DRUKKERIJ EN UITGEVERIJ POSTBUS 11 - BOLSWARD - GIRO 33780

    1.2.3.4.5.6.7.8.9.10.11.12.13.14.15.16.17.18.19.20.21.22.23.24.25.26.27.28.