Chemie magazine januari 2011

64
Enthousiasme over bio-ethyleenfabriek Responsible Care basis voor systeemgericht toezicht Bètatechnisch talent vaak onderbenut Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 01 • 26 januari 2010 Chemie bij FORENSISCH onderzoek Magazine x-CM1101_A_cover.indd 2 20-01-11 10:08

description

Maandblad van de VNCI

Transcript of Chemie magazine januari 2011

Page 1: Chemie magazine januari 2011

Enthousiasme over bio-ethyleenfabriek

Responsible Care basis voor systeemgericht toezicht

Bètatechnisch talent vaak onderbenut

Maandblad van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie • 01 • 26 januari 2010

Chemie bij forensisch onderzoek

Magazine

x-CM1101_A_cover.indd 2 20-01-11 10:08

Page 2: Chemie magazine januari 2011

PRIORITEIT NR. 1:

DE VEILIGHEID VAN UW MEDEWERKERS

VAPRO is de marktleider als het gaat om ontwikkeling van operators en technici in de industrie. Op het belangrijke gebied van veiligheidsbevordering ontwikkelde VAPRO de specifieke opleidingslijn: VVI, Veiligheid Voor de Industrie.Industriële organisaties bieden hun medewerkers deze VAPRO opleiding voor het behalen van hun veiligheidscertificaat. Met als doel de optimale veiligheid van de medewerker op de eigen werkplek.

Alle informatie over VAPRO-beroepsopleidingen, over veiligheid, veilig werken voor de industrie (VVI) en de mogelijkheden van certificering, vindt u op www.vapro.nl

Neem voor vragen over onze opleidingen contact op via: 070 301 10 86 of [email protected] of www.vapro.nl

VAPRO_adv CHEMIE 2011-01-26_def.indd 1 13-1-2011 14:19:52

Page 3: Chemie magazine januari 2011

01 26 januari 2011

Forensisch onderzoek staat steeds meer in de belangstelling. Aan de Hogeschool van Amsterdam krijgen de studenten onder meer te maken met biologie, natuurkunde, plaats delict onderzoek, recht en chemie.38

´ Vroeg of laat komt in Nederland een bio-ethyleenfabriek’

INTERVIEW

Aan de Hogeschool van Amsterdam krijgen de studenten onder meer te maken met biologie, natuurkunde, plaats delict

24januari 2011 Chemie magazine 3

INHOUD

x-Inhoud_new.indd 3 20-01-11 09:32

Page 4: Chemie magazine januari 2011

De chemische industrie ondergaat een transformatie. Wereldwijde megatrends beïnvloeden het gedrag van consumenten. Productie en markt verschuiven naar Azië. Het Midden Oosten investeert in nieuwe capaciteit. Duurzaam ondernemen wordt steeds belangrijker. Innovatie is dringend nodig, maar de praktijk blijkt weerbarstig.

Booz & Company helpt u met het kiezen van de juiste koers in deze veranderende wereld. Als toonaangevende management-consultancy adviseren wij het topsegment van olie- en chemieproducenten en hun leveranciers en dienstverleners met winnende internationale strategieën en operationele verbeteringen. Om voor hen essentieel voordeel te creëren.

Interesse in wat Booz & Company voor uw organisatie kan betekenen? Kijk op: www.booz.com/chemicals, of bel Roger van den Heuvel (020 - 504 1913)

The Future of Chemicals

Thinking Ahead

NL 621 ADV 14

NL_621_ADV_14.indd 1 03/12/2010 09:57:37

Page 5: Chemie magazine januari 2011

Ekompany gaat op de Chemelot Cam-pus in Geleen langzaam wer-kende meststoffen onderzoeken

Chemiebedrijven geven vaker hulp bij transportinci-denten

De vijver met bètatalent lijkt leeggevist

13

42

52

verder...

OPINIE 03Moerdijkbrand wijst ons weer met de neus op de feiten, aldus VNCI-directeur Colette Alma

TRENDSWetenswaardig 08Maasvlakte 2 unieke startpositie voor chemieKlimaat 15VNCI gematigd optimistisch over resultaat maandenlang overleg 27 EU-lidstatenActueel 16Chemievrouwen ontbijten gezamenlijk

ACHTERGRONDSamenwerking 20Steeds meer bedrijven sluiten een partnerschap om een gezamenlijk doel te bereikenOpinie 28Hoogleraar Esther-Mirjam Sent vindt regelzucht en controledrift in Nederland schrikbarendVeiligheid 32Deelnemers aan de eerste cursus BRZO-coördinatoren vertellen over hun ervaringenUitgelicht 46Chemical transistor technologie kan uitgroeien tot een nieuwe wijze van chemie bedrijvenDuurzaamheid 48Met het optimaliseren van de prestaties van regelkringen kan veel worden bespaardStoffen 50Opname van chemische stoffen via de huid eenvoudig in te schatten

FEITEN EN VISIESStarters 57Sander van Loon startte eind 2008 zijn VLCIYoung Professionals 59Esther Heuberger, projectmanager bij DSM BiologicsProductnieuws 60

Column Igor Znidarsic 61Personalia en agenda 62

01 26 januari 2011

INHOUD

34 ́Responsible Care goede basis voor systeemgericht toezicht́

januari 2011 Chemie magazine 5

x-Inhoud_new.indd 5 20-01-11 09:33

Page 6: Chemie magazine januari 2011

SPIE-Industrie I Schrijnwerkerstraat 30 I 3194 AE Hoogvliet I T +31(0)10 472 63 00 De Brauwweg 74-82 I 3125 AE Schiedam I T +31(0)10 409 04 00 I www.spie-nl.com

SPIEeen gezamenlijke ambitie

SPIE-Industrie stelt uw opslag-, productie- en bedrijfszekerheid veilig in elke fase waarin u deze nodig acht.Of het nu gaat om de nieuwbouw, of onderhoud inclusief de inbedrijfstelling, of het opstellen en managen van uw werkprocedures, u kunt altijd rekenen op ons team. Met respect voor veiligheid en het milieu bieden wij een duurzame oplossing voor elk industrieel probleem.

Met SPIE-Industrie haalt u een ervaren partner in huis als het gaat om werktuigbouw, elektro-, meet- en regel-techniek, procesautomatisering, piping, apparatenbouw, skid-bouw, betonbouw, HVAC en analysertechniek. Wij bouwen en verbeteren technische installaties voor (petro)chemische bedrijven, olie- en gasbedrijven, op- en overslagbedrijven, de staalindustrie, energiecentrales en de voedingsmiddelen, farmaceutische en papierkartonnage industrie. Vanzelfsprekend nemen wij de zorg op ons over alle onderdelen die extra aandacht vereisen. Steeds vaker krijgen wij daarom de verantwoordelijkheid over het volledige ontwerp, installatie- en onderhoudtraject.

SPIE Nederland biedt een compleet pakket multitechnische diensten aan de industriële, commerciële en institutionele branche. De divisie SPIE-Industrie kan ook een beroep doen op de kennis en ervaring van een van de andere divisies van SPIE Nederland: SPIE-Asset Management, SPIE-Building Systems, SPIE-Controlec Engineering en SPIE-Infra.

SPIE-Industrie

290591_SPIE_A4_ADV_INDUSTRIE.indd 1 29-07-2009 11:24:39

Page 7: Chemie magazine januari 2011

VNCI-directeur Colette Alma

e brand in Moerdijk heeft ons in de praktijk met de neus op de feiten gedrukt die we al lang wisten: het omgaan met grote hoeveelheden chemische stof-fen brengt grote risico’s met zich mee. Risico’s voor werknemers, omwonenden, hulpdiensten en andere direct betrokkenen. Vooral voor hen is de

brand verschrikkelijk geweest.

Naast alle begrijpelijke zorgen in de omliggende gemeenten heeft de ramp in Moerdijk ook weer veel discussie losge-maakt over de manier waarop we in Nederland met veiligheid omgaan. Mensen die beweren dat je de veiligheid in bedrijven niet alleen aan de bedrijven zelf kunt overlaten, hebben natuurlijk gelijk: er zijn overheden voor nodig om kaders te stellen voor het veiligheidsniveau, en overheden moeten zich ervan vergewissen dat bedrijven dat veiligheidsniveau in de praktijk waarmaken. Aan de andere kant is een strenge wetgeving en een strikte controle door overheden op zich geen garantie voor veiligheid. Alleen de bedrijven zelf en hun medewerkers kunnen ervoor zorgen dat alle handelingen die binnen het bedrijf plaatsvin-den op een veilige manier gebeuren.

Voor een hoog veiligheidsniveau is het daarom nodig dat alle partijen hun rol spelen: de overheid de wetgevende en contro-lerende rol, het bedrijf de managende en uitvoerende rol.

Het systeemgericht toezicht waar bedrijven en overheden in de chemiesector nu naartoe groeien (zie artikel op pagina 32) beoogt precies die rolverdeling. Het heeft niets weg van een “inspectievakantie”, zoals soms wordt gedacht. Integendeel: er wordt een extra strenge eis gesteld, namelijk dat het bedrijf zijn veiligheid op een systematische manier managet, en dit ook kan aantonen. Heeft het bedrijf dat systeem hele-maal op orde, dan trekt de overheid zich verder terug van de uitvoering en concentreert zich op zijn controlerende en wet-gevende rol.

Onze ambitie moet gericht zijn op een verbetering van de vei-ligheid. Daarbij speelt kennis een sleutelrol. Vandaar dat de VNCI inzet op behoud van hoogwaardige kennis aan de uni-versiteiten, op een belangrijke rol voor het vak “veiligheid” in de opleidingen en op behoud van een onafhankelijk adviesor-gaan dat het beleid op het gebied van veiligheid kan adviseren.

We weten nu meer dan ooit waar we het voor doen. p

Veiligheid centraal D

maart 2010 Chemie magazine 3

Opinie VNCI

januari 2011 Chemie magazine 7

x-CM1101_C_Colette.indd 3 20-01-11 10:07

Page 8: Chemie magazine januari 2011

8 Chemie magazine januari 2011

2betonblokken

miljoenbetonblokken

miljoenbetonblokken

Chemie krijgt op Maasvlakte 2210 hectare

x-CM1101_D_wetenswaardig.indd 8 20-01-11 10:06

Page 9: Chemie magazine januari 2011

Wetenswaardig

januari 2011 Chemie magazine 9

FO

TO: H

AN

S E

LBE

RS

, DE

FO

TOV

LIE

GE

R

betonblokken

ton

Maasvlakte 2 (MV2) heeft zijn defi nitieve vorm zo goed als bereikt. Met dit uitbrei-dingsproject ten westen van de huidige Maasvlakte wordt de Rotterdamse haven 20 procent groter. MV2 beslaat 2000 hec-tare, waarvan de helft bestemd is voor containeroverslag, distributie en chemi-sche industrie. Voor de zeewering is 5 miljoen ton Noors natuursteen en 2 mil-joen ton betonblokken nodig. Een speci-aal voor deze klus gebouwde kraan, de Blockbuster, legt de 40 ton wegende betonblokken op hun plaats.

De aanleg van de MV2, die startte op 1 september 2008, verloopt volgens plan en binnen budget (kosten: 2,9 miljard euro), wat bijzonder is voor zo’n grootschalig overheidsproject. De aanleg gebeurt voor rekening en risico van het Havenbedrijf Rotterdam, waarin de gemeente Rotter-dam en het Rijk ieder voor 50 procent deelnemen. Men verwacht MV2 in 2013 in gebruik te kunnen nemen.De nabijheid van een van de grootste petrochemische clusters ter wereld, op de huidige Maasvlakte, geeft Maasvlakte 2 een unieke startpositie voor chemische bedrijvigheid. Zo’n 210 hectare is dan ook gereserveerd voor chemie. Volgens het Havenbedrijf is het een ideale plek voor bioraffi nage en chemische productie op basis van biogrondstoffen. ‘Bedrijven profi teren niet alleen van de ligging aan zee, maar ook van de clusters van che-miebedrijven en agribedrijven die in het Rotterdamse havengebied sterk ontwik-keld zijn,’ aldus Pieter van Essen, direc-teur Procesindustrie & Massagoed van het Havenbedrijf Rotterdam. Welke che-miebedrijven er zich gaan vestigen, is nog niet bekend.Voor de drie en een halve kilometer lange zeewering voert een bulkcarrier twee jaar lang elke twee weken 90.000 natuursteen uit Noorwegen aan. Dit ‘keienstrand’ dient als fundament voor de betonblokken. Met behulp van akoestische onderwaterca-mera’s zet de Blockbuster de betonblokken op 15 cm nauwkeurig op hun plek. p

Direct ten westen van het huidige haven- en industrie-gebied wordt in de Noordzee een nieuwe Europese toplocatie voor havenactiviteiten en industrie gecreëerd

x-CM1101_D_wetenswaardig.indd 9 20-01-11 10:06

Page 10: Chemie magazine januari 2011

Molenbaan 19, 2908 LL, Capelle a/d IJssel

Postbus 8632, 3009 AP, Rotterdam

Telefoon: +31(0)10 289 40 50

Fax: +31(0)10 289 40 30

[email protected]

www.gevaarsetiket.nl

Wyt Gevaarsetiketten member of Geostick Company

Wyt blijft gewoon gevaarlijk goed.

Advertentie.indd 1 26-11-2010 10:28:42

Page 11: Chemie magazine januari 2011

Avantium gaat op het Chemelot-terrein in Geleen in een nog te bouwen testfabriek chemische bouwstenen  produceren voor een nieuwe generatie groene materialen en brandstoffen. Onder de merknaam YXY heeft Avantium een nieuw, katalytisch proces ontwikkeld om koolhy-draten uit biomassa om te zet-ten in de biobrandstof Furanics. De testfabriek wordt opgestart in het eerste kwartaal van 2011 en vormt een belangrijke mijl-paal in de commercialisering van deze technologie.

De testfabriek, die het YXY-productieproces op gro-tere schaal zal demon-

streren, is een grote stap richting het commercieel toepassen van de technologie. Tom van Aken, CEO van Avantium:  ‘We hebben geweldige progressie geboekt in het ontwikkelen van een zeer effi ciënt productieproces om biomassa om te zetten in YXY-bouwstenen. We denken dat we het proces nu zo ver ont-wikkeld hebben dat het op prijs kan gaan concurreren met bestaande plastics en chemicaliën die nu nog uit olie gemaakt worden. In parallel hebben we YXY-materialen gemaakt met eigenschappen die compe-titief of zelfs beter zijn dan

bestaande producten. We zijn op zoek naar industriële partners om deze ontwikkelin-gen te ondersteunen en mee te helpen een groene en duurzame economie te realiseren.’

CriteriaDe testfabriek wordt deels gefi -nancierd met een subsidie van het ministerie van Landbouw in samenwerking met Agentschap.nl. Herman Van Wechem, voor-zitter van de adviescommissie van de TERM Bioraffi nage van het ministerie van Landbouw: ‘Avantium scoorde zeer hoog op alle door het ministerie gestelde criteria. Naast een indrukwek-kende patentportfolio, hebben ze een technologie ontwikkeld die

geschikt is voor een zeer diverse stroom van grondstoffen uit bio-massa. Daarnaast kunnen de YXY-producten ingezet worden in een breed scala aan toepassin-gen. Persoonlijk ben ik gechar-meerd van het feit dat Avantium gebruikmaakt van een kataly-tisch proces, vergelijkbaar met klassieke raffi nage van aardolie,  voor een volledig nieuwe grond-stof, namelijk biomassa.’Het Chemelot terrein in Geleen, waar de testfabriek gebouwd wordt, biedt een unieke combina-tie van specifi eke diensten en infrastructuur aan haar industri-ele klanten, zoals DSM en Sabic.

KatalyseAvantium is een leidend techno-logiebedrijf, gespecialiseerd op het gebied van geavanceerde ‘high-throughput’ R&D. Avantium is de ontwikkelaar van YXY, de technologie voor het maken van groene bouwstenen voor de pro-ductie van materialen en brand-stoffen, die kunnen concurreren op basis van prijs en prestatie. YXY staat voor een gepaten-teerde technologie die biomassa omzet naar Furanics. Het snelle en kosteneffi ciënte proces is gebaseerd op Avantium’s bewe-zen technologie en expertise op het gebied van chemische kata-lyse. YXY kan toegepast worden in bestaande chemische produc-tie-installaties. Avantium werkt samen met industriële partners als NatureWorks (een dochter-onderneming van Cargill) en Teijin Aramid om nieuwe materi-alen te ontwikkelen op basis van YXY bouwstenen. Daarnaast werkt Avantium samen met DAF Trucks aan YXY brandstoffen. Het bedrijf verwacht dat YXY- bouwstenen gebruikt zullen gaan worden voor de productie van groene materialen zoals water-fl essen, frisdrankfl essen, tapij-ten, textiel, supervezels, week-makers, harsen, verven en lakken. p

Meer informatie:www.avantium.com; www.yxy.com.

Groen plastic Onderzoekers van Wageningen UR Food & Biobased Research werken in twee nieuwe projecten samen met de TU Eindhoven en negen bedrijven aan nieuwe dashboards en frisdrankfl essen op basis van polymelkzuur. Het polymeer PLA is een erg duurzame biologisch afbreekbare grondstof voor plastics.

In de onderzoeksprojecten HIPLA en PLAstic bottle wordt gewerkt aan het verbeteren van de eigenschap-

pen van het PLA om het geschikt te maken voor nieuwe hoogwaardige toepassingen. Op dit moment wordt dat nog in de weg gestaan door de brosheid, de beperkte hittestabili-teit en de doorlaatbaarheid van het materiaal. De twee projecten maken deel uit van het Biobased Performance Materials-pro-gramma, dat wordt medegefi nan-cierd door het ministerie van ELI.

HIPLAHigh Impact Poly Lactic Acid (HIPLA) richt zich op het maken van sterkere en taaiere plastics van polymelkzuur. Om de gewenste breekbaarheid en taaiheid te bereiken, wordt er een nieuw proces ontwikkeld, waarbij PLA via reactieve extrusie wordt gemodifi -ceerd met vetzuurderivaten. Extrusie is een proces om kunststoffen te smelten, goed te mengen en daarna vorm te geven. Zo ontstaat een plastic dat geschikt is voor toepassingen in huishou-delijke apparaten, verpakkingen, auto-bumpers en elektronica. Wageningen UR Food & Biobased Research werkt in het HIPLA-project samen met Croda Europe, HSV Technical Moulded Parts, Apeldoorn Flexible Packaging en Synbra Technology.

Plastic bottleIn het PLAstic bottle-project wordt een bio-based plastic fl es met verbeterde eigen-schappen ontwikkeld op basis van polymelk-zuur. Tijdens de productie van fl essen wordt een plastic opgerekt. In dit proces en met de toevoeging van specifi eke additieven is het mogelijk materiaaleigenschappen, zoals de kristalliniteit, te optimaliseren. De kristallini-teit bepaalt mede de sterkte, de barrière-eigenschappen zoals de doorlaatbaarheid voor koolzuurgas, zuurstof en water, en de thermische eigenschappen van de fl es, zoals de maximale gebruikstemperatuur. In het project werken de TU Eindhoven en Wagenin-gen UR Food & Biobased Research samen met RedOrange Food, Purac Biochem, Croda Europe, Synbra Technology, FKuR Kunststoff, Desch Plantpak en Constar International Hol-land. p

TESTFABRIEK VOOR GROENE MATERIALEN EN BRANDSTOFFEN

streren, is een grote stap richting het commercieel toepassen van de technologie. Tom van Aken, CEO van Avantium:  ‘We hebben geweldige progressie geboekt in het ontwikkelen van een zeer effi ciënt productieproces om biomassa om te zetten in YXY-bouwstenen. We denken dat we het proces nu zo ver ont-wikkeld hebben dat het op prijs kan gaan concurreren met bestaande plastics en chemicaliën die nu nog uit olie gemaakt worden. In parallel hebben we YXY-materialen gemaakt met eigenschappen die compe-titief of zelfs beter zijn dan

bestaande producten. We zijn op zoek naar industriële

negen bedrijven aan nieuwe dashboards en frisdrankfl essen op basis van polymelkzuur. Het polymeer PLA is een erg duurzame biologisch afbreekbare grondstof

n de onderzoeksprojecten HIPLA en PLAstic bottle wordt gewerkt aan het verbeteren van de eigenschap-

pen van het PLA om het geschikt te maken voor nieuwe hoogwaardige toepassingen. Op dit moment wordt dat nog in de weg gestaan door de brosheid, de beperkte hittestabili-

het materiaal. De twee projecten

en taaiere plastics van polymelkzuur.

ceerd met vetzuurderivaten. Extrusie is

FO

TO: S

HU

TTE

RS

TOC

K

Innovatie

januari 2011 Chemie magazine 11

x-CM1101_E_innovatie.indd 11 20-01-11 10:05

Page 12: Chemie magazine januari 2011

NOTOX’ 10 steps to REACH compliance

REACH Next deadline 1st December 2010

Are you ready for the future?

and we help yousubmit your registration in time.

NOTOX B.V.P.O. Box 3476 5203 ‘s-Hertogenbosch

The Netherlands [email protected]

www.johncrane.com

Type 3740 CartridgeDe standaard voor gevorderde split seals bij natte & droge toepassingen

John Crane kondigt graag de introductie aanvan het nieuwe Type 3740 Cartridge Split Seal.

Het stevige en betrouwbare Type 3740 CartridgeSplit Seal kenmerkt zich door een aantal voor-geassembleerde fabriekscomponentenwelke installatie snel en gemakkelijk maken.

Het prestatievermogen van dit robuuste Type3740 zal meer dan ooit tevoren voldoen aan de meer ingewikkelde services die afgedicht dienen te worden.

Mechanical Seals • Fluid Control Systems • Power Transmission CouplingsFiltration Systems • Advanced Hydrodynamic Bearings

John Crane Holland B.V. Bergen 9-17 2993 LR BarendrechtTel: 0180 656500 Fax: 0180 611464 Email: [email protected]

Leschaco Nederland B.V. | Hoogvlietsekerkweg 164 | NL 3194 AMRotterdam-Hoogvliet | [email protected] | www.leschaco.com

LESCHACO –

your specialist

for supply chain

solutions.

We offer

integrated,

intercontinental

logistics with

responsible care

for the chemical

industry.

Logistics –

and beyond.

Since 1879.

Experienced. Dedicated. Customized.

phone +31

(10) 2953 153

AZ_01:Layout 1 21.12.2010 12:37 Uhr Seite 1

advertenties.indd 1 21-01-2011 09:29:03

Page 13: Chemie magazine januari 2011

Ekompany gaat op de Chemelot Cam-pus in Geleen langzaam werkende meststoffen onderzoeken. Door de meststof ureum te coaten, komt de stikstof langzaam vrij en kan het zeer zorgvuldig worden gedoseerd, wat beter is voor het milieu. Voor het onderzoek, dat twee jaar gaat duren, bouwt Ekompany op de Campus een proefinstallatie.

’Op wereldschaal is ureum de belangrijkste meststof, vandaar dat we bij ons onderzoek met

deze meststof beginnen,’ zegt directeur Eric van Kaathoven, die jarenlange ervaring in de kunstmesthandel heeft opgedaan. ‘Het nadeel van ureum is dat het snel in water oplost en dat de stik-stof uitspoelt in plaats van door te plant te worden opgenomen. Door de ureum te coaten, komt de stikstof langzamer vrij en wordt het beter benut.’ Afhanke-lijk van grondsoort, het gewas en de neerslag is gecoate ureum een factor tien effectiever dan ongecoate ureum. Ekompany beschikt over een patent,

maar dat neemt niet weg dat nader onderzoek nodig is naar de coating. Er moet worden vastgesteld of deze vol-doende flexibel, poreus en afbreekbaar is. Voor dit onderzoek doet Ekompany een beroep op de expertise die op Che-melot aanwezig is, met name op het gebied van analysetechnieken en pro-cesmodellering.

Milieu en veiligheidIn Noordwest-Europa worden traditio-neel veel nitraathoudende meststoffen gebruikt in plaats van ureum. ‘Wij gaan ervan uit dat wij ook deze meststoffen kunnen coaten, waardoor ze effectiever kunnen worden ingezet,’ aldus Van Kaathoven. ‘Daarmee kan de boer beter inspelen op de hedendaagse strenge milieurichtlijnen inzake nitraatgebruik. Overigens staat de markt voor nitraat-houdende meststoffen onder druk, aangezien het een mogelijke grondstof is voor explosieven. Om te voorkomen dat dit type meststof in handen van terroristen komt, is het sinds kort niet meer verkrijgbaar voor particulieren.

Ureum is wat dat betreft een veiliger product, wat nog een reden is voor Ekompany om zich in eerste instantie te richten op ureum.’

KassenteeltEkompany werkt samen met Hoge-school Zuyd aan een onderzoek naar de toepassing van ureum in de kassen-teelt. Van Kaathoven: ‘In kassen wordt vaak een eb–vloedsysteem gebruikt en daarbij worden nitraathoudende mest-stoffen toegepast. Nitraat is een zout en door het zoutgehalte te meten, kan de meststoffenopname worden vastge-steld. Ureum is lastiger te meten, van-daar dit onderzoek.’Het is de bedoeling dat binnen drie jaar een volwaardige installatie voor het coaten van mest-stoffen in de regio wordt gebouwd. De gecoate ureum zal voor ongeveer tach-tig procent buiten de Benelux worden afgezet en zal toegepast worden met name in vollegrondteelten, vooral op goed doorlatende zand- en veengron-den. p

OnderzOeK naar langzaaM werKende MeststOffen

fo

to: s

hu

tte

rs

toc

kInnovatie

januari 2011 Chemie magazine 13

x-CM1101_E_innovatie.indd 13 20-01-11 10:05

Page 14: Chemie magazine januari 2011

Van 1 literflesjes tot duizenden liters per minuut.

Alle gassen voor chemie, farmacie en raffinage. Internationale knowhow

van Linde Gas als gevolg van continue research en ruim een eeuw ervaring.

Standaard gassen en gasmengsels tot hoogzuivere receptuurgassen.

In welke leveringsvorm dan ook. U zegt ’t maar.

Voor elk proces waarin gassen nodig zijn, biedt Linde Gas Benelux de

betrouwbaarste oplossing.

Linde Gas – ideas become solutions.

Naar een perfecte chemie

tussen u en onze gassen-portfolio.

Linde Gas Benelux B.V.

Havenstraat 1, Postbus 78, 3100 AB Schiedam

Tel. 0 , Fax 010 246 15 06, [email protected], www.lindegasbenelux.com88 262 62 62

09MOB03 chemie B.indd 2 01-03-2010 10:39:58

advertenties.indd 2 21-01-2011 09:29:08

Page 15: Chemie magazine januari 2011

Klimaat

januari 2011 Chemie magazine 15

VNCI BEZORGD OVER BESLUIT GRATIS EMISSIERECHTEN

In 2009 is de Europese uitstoot van broeikasgassen met 7 procent afgenomen, vooral ‘dankzij’ de eco-nomische crisis. Dit meldt het Compendium voor de Leefomgeving, dat zich baseert op de voorlopige energie- en productiegegevens van de EU-lidstaten en berekeningen van het European Environment Agency (EEA).

Tussen 1990 en 2008 daalde de broeikasgas-emissie van de EU-15 landen (de landen vóór uitbreiding van de Europese Unie) met 6,5 pro-

cent; van alle 27 EU-landen zelfs met 11,3 procent tot ruim 17 procent onder het emissieniveau van 1990. De CO2-emissies van de elektriciteitsproductie in de EU-15 is met 6 procent gedaald, waarbij de grootste bijdrage kwam van Spanje en Duitsland, vanwege

hun zwaar gesubsidieerde wind- en zon-PV stimule-ringsprogramma’s. Gekeken naar de industrie (exclusief ijzer- en staalindustrie) valt op dat de CO2-emissies met name daalden in het Verenigd Konink-rijk, Spanje, Italië en Duitsland. In de ijzer- en staal-sector geldt dat voor Duitsland, Frankrijk en Italië. In Nederland nam de N2O-emissie met 30 procent af door technische maatregelen bij de productie van salpeterzuur.De totale broeikasgasuitstoot in CO2-equivalenten is een optelsom van de emissies van koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4), distikstofoxide (N2O) en fl uor-houdende gassen (F-gassen). Niet meegenomen zijn: temperatuurcorrectie, CO2 resulterend uit verbran-ding van biomassa en verandering van landgebruik en bos. p

2010 evenaart warmste jaar ooitHet jaar 2010 evenaart ‘s werelds warmste jaar ooit. Dit meldt het Amerikaanse Natio-nal Climatic Data Center. De temperatuur was 0,62 graden Celsius boven het gemid-delde van de vorige eeuw. Dat is evenveel als het recordjaar 2005.

Ondanks een koude winter in West-Europa en een deel van Amerika was het in 2010 juist erg heet op

veel plaatsen als Rusland en Pakistan. Van half juni tot half augustus waaide er een ongebruikelijk warme straalstroom van West-Rusland naar Pakistan. Dat leidde tot een twee maanden durende hittegolf in Rusland, waarbij veel bosbranden ontstonden. Het leidde ook tot overstromingen in Pakistan. De gegevens van het bureau gaan terug tot 1880. p

EUROPESE UITSTOOT VAN BROEIKASGASSEN DAALT MET 7 PROCENT

2010 evenaart warmste jaar ooitHet jaar 2010 evenaart ‘s werelds warmste jaar ooit. Dit meldt het Amerikaanse nal Climatic Data Centerwas 0,62 graden Celsius boven het gemid-delde van de vorige eeuw. Dat is evenveel als het recordjaar 2005.

Ondanks een koude winter in West-Europa en een deel van Amerika was het in 2010 juist erg heet op

veel plaatsen als Rusland en Pakistan. Van half juni tot half augustus waaide er een ongebruikelijk warme straalstroom van West-Rusland naar Pakistan. Dat leidde tot een twee maanden durende hittegolf in Rusland, waarbij veel bosbranden ontstonden. Het leidde ook tot overstromingen in Pakistan. De gegevens van het bureau gaan terug tot 1880.

Het Climate Change Committee van de Europese Commissie nam 15 december een ‘Decision’ (een bin-dend instrument van de Europese wetgeving) aan over de toewijzing van gratis emissierechten aan de industrie. Dit was het resultaat van maandenlang overleg tussen de 27 lidstaten van de Europese Unie. De VNCI leverde hierbij inbreng via de Europese koepelvereniging Cefi c en (samen met VNO-NCW) de Neder-landse overheid. De VNCI is gema-tigd optimistisch over het resultaat.

Op een aantal punten is tege-moetgekomen aan de wensen van het bedrijfsleven. Zo is ten

opzichte van eerdere concepten de toewijzing van rechten voor WKK-installaties en nieuwkomers verbe-terd. Ook is de bepaling aangepast van de productiecapaciteit waarop de toewijzing wordt gebaseerd, en zijn de kwaliteitseisen voor de aan te leveren data realistischer geworden. Er zijn niettemin ook nog onduidelijk-heden, zoals over de opsplitsing van een inrichting in subinstallaties voor de toewijzing van emissierechten.

BezorgdheidDe VNCI blijft zeer bezorgd over de totale hoeveelheid uitstootrechten. Wegens het ontbreken van een goede koppeling van de hoeveelheid rechten aan de werkelijke productie van een bedrijf kunnen ook effi ciën-tere bedrijven worden geconfron-teerd met een tekort aan emissie-rechten. Hierdoor blijft carbon leakage, de verhuizing van productie en nieuwe investeringen naar landen buiten Europa, een reële bedreiging.

BeoordelingDe Decision is ter beoordeling naar het Europees Parlement gezonden. Dat moet binnen drie maanden zijn goedkeuring geven, waarna het besluit defi nitief wordt. In deze peri-ode is er zeer beperkte ruimte voor wijzigingen in het voorstel. De VNCI zal in overleg met haar werkgroep Energie & Klimaat de effecten van de regelgeving in kaart brengen. In deze werkgroep wordt ook besproken welke gegevens bedrijven moeten leveren aan de Nederlandse Emissie Autoriteit voor het krijgen van emis-sierechten. p

x-CM1101_J_klimaat.indd 15 20-01-11 10:04

Page 16: Chemie magazine januari 2011

Jaar van de Chemie ingeluid Alhoewel de officiële opening pas op 28 januari plaatsvindt, is op 1 januari het internationale Jaar van de Chemie gestart. Er staan inmiddels al tientallen activiteiten op stapel, en dit aantal neemt wekelijks toe. Als eerste vindt het inter-nationale vrouwenontbijt plaats. Hierbij gaan vrouwen in de chemie wereldwijd samen ont-bijten, verbonden door eettafels of internet.

Naast oude bekenden (zoals de Dag van de Chemie van de VNCI en de Week van de Procestechniek) zijn er ook exclusieve en

unieke activiteiten gepland vanwege het thema-jaar. Zo komen er een theatervoorstelling, con-cert en kunstexpositie over chemie. Ook ruimt Museum Boerhaave een aparte zaal in voor scheikunde. Naast de Dag van de Chemie orga-niseert de VNCI nog 2 activiteiten: de Chemie-loop (een halve marathon over het bedrijfster-rein van Dow) en een interactieve tentoonstelling over chemie in wetenschapscen-trum NEMO. Het internationale Jaar van de Che-mie is uitgeroepen door de Verenigde Naties en wordt gecoördineerd door de IUPAC (the Inter-

national Union of Pure and Applied Chemis-try) en UNESCO (the United Nations Educatio-nal, Scientific, and Cultural Organization) Het overkoepelende thema hierbij is ‘chemie – ons leven, onze toekomst’. Doel van het jaar is

de publieke waardering voor de che-mie te vergroten en de belangstel-ling van jongeren voor de chemie te stimuleren. p

De VNCI is geschrokken van de grote brand bij het bedrijf Chemie-Pack in Moerdijk. Desondanks is zij van mening dat de chemi-sche industrie relatief veilig is en veel doet om het bestaande hoge veiligheid-niveau van de sector verder te verbeteren.

De VNCI stimuleert haar leden om het veilig-heidsniveau constant

te verbeteren. Zo is recent een cursus opgezet voor BRZO-coördinatoren. Deze verbetert de communicatie tussen overheden en bedrijfsleven over de regel-geving, en zo indirect de veiligheid. Daarnaast partici-peert de VNCI op dit moment bij de uitwerking van de nieuwe opleiding voor bedrijfsbrandweren. Ook is onlangs in samenwerking met de Arbeidsinspectie een serie van 5 workshops gehouden om de explosievei-ligheid bij BRZO-bedrijven te verbeteren.

ClusterVolgens de VNCI zijn er wel lessen te leren uit het onge-luk bij Chemie-Pack. Naast

het bedrijf zelf is ook Wärt-silä afgebrand, een laag-risicobedrijf zonder speci-fieke kennis van chemie. De vereniging vindt het wense-lijk dat bedrijven binnen een chemisch cluster (zoals Moerdijk) verbondenheid met en kennis van chemie hebben. Afvalstoffen Termi-nal Moerdijk (ATM), de andere buurman die wél een chemische achtergrond heeft, wist direct de juiste maatregelen te treffen via de bedrijfsbrandweer en de aanleg van een zanddam om brandende stoffen tegen te houden.

AdviesraadDe VNCI pleit er daarom voor dat chemieclusters zoals Moerdijk alleen chemie(gerelateerde) bedrij-ven huisvesten. Hierbij kan een rol weggelegd zijn voor de Adviesraad Gevaarlijke Stoffen, die hierbij bijvoor-beeld zou kunnen adviseren hoe het vestigingsbeleid van bedrijven op chemische clusters vormgegeven moet worden. De vereniging is daarom ook tegen de geplande opheffing van de adviesraad. p

VNCI: lessen te leren uit brand op Moerdijk

ProduCtiegroei NederlANd oNder euroPees gemiddelde De productiegroei van de Nederlandse chemische industrie ligt iets onder het Europese gemiddelde. Dat blijkt uit cijfers de Europese belangenvereniging Cefic. Tussen januari en oktober 2010 groeide de productie in Nederland met 9,2%, terwijl deze Europees 11,3% steeg. Ook de verkoop (18,2%) en verkoopprijs (5,2%) van chemicaliën in Europa stegen in deze periode ten opzichte van 2009.

V an de grote lidstaten neemt Duitsland het voortouw met een productiegroei van 18,9%. Engeland doet het het slechtst met een daling van 2,4%. Polen (dat zelfs 24,6% productie-

groei liet zien) en België (18,8% groei) zijn de eerste landen die het productieniveau van voor de crisis bereikt hebben. “De data in oktober laten zien dat de sector zich blijft herstellen”, aldus Cefics hoofdeconoom Moncef Hadhri. Sinds het dieptepunt in december 2008 groeit de productie per maand gemiddeld met 0,7%. “Dit productieherstel is vooral zichtbaar voor polymeren en basische-micaliën. Deze groep werd in 2008 en 2009 ook het eerst geraakt door de crisis, en krabbelde hier ook als eerste weer uit.” p

fo

to: a

np

16 Chemie magazine april 2010

x-CM1101_K_actueel.indd 16 20-01-11 10:03

Page 17: Chemie magazine januari 2011

Jongste vrouwelijke hoogleraar

summersChool uvA sPijkert AfvAllers bij

Het College van Bestuur van de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e) heeft dr.ir. M.C. (Maaike) Kroon benoemd tot hoogle-raar Scheidingstechnologie aan de facul-teit Scheikundige Technologie. Met haar 29 jaar is zij de jongste vrouwelijke hoogle-raar van Nederland.

Maaike Kroon gaat aan de TU/e een eigen groep starten waarin zij onderzoek zal doen aan nieuwe

duurzame scheidingsprocessen voor de chemische industrie. Haar onderzoek zal zich richten op geavanceerde, energie-efficiënte scheidingsmethoden met behulp van onder meer nieuwe hybride materialen en ionische vloeistoffen. Deze nieuwe schei-dingsmethoden zullen toepassing vinden bij de productie van hoogwaardige chemica-liën, in nieuwe ontziltingsprocessen, bij dieselproductie uit synthesegas, bij opslag van waterstof en het gebruik van biomassa.

Cum laude Kroon startte in 1999 haar studie chemische technologie aan de TU Delft. In 2004

behaalde zij cum laude haar ingenieursdi-ploma en in 2005 rondde zij het TUD honor’s track programma af, eveneens cum laude. Voor haar studieresultaten en haar afstu-deerproject heeft zij een groot aantal prijzen gekregen. In 2006 promoveerde zij cum laude aan de TU Delft op het proefschrift ‘Combined reactions and separations using ionic liquids and carbon dioxide’. Voor haar promotieonderzoek werd zij onderscheiden met de DSM Science & Technology Award voor het beste proefschrift in de periode 2006-2007 en met de KNCV-prijs voor het beste proefschrift in de periode 2006-2008.

Proces & energieNa haar promotie heef zij onder meer gewerkt als postdoc aan het MATGAS onderzoekscentrum in Barcelona en als visiting assistant professor aan de Stanford University. Sinds kort is zij verbonden als universitair docent aan de sectie Proces & Energie van de faculteit Werktuigbouw-kunde, Maritieme Techniek en Technische Materiaalwetenschappen van de TU Delft. p

Zelfs een vwo- of havo-leerling met een ‘verkeerd’ gekozen profiel hoeft nog niet verloren te zijn voor een bèta-vervolgopleiding. De Universiteit van Amsterdam biedt de mogelijkheid een zogenoemde Bètabrug Summer-school te volgen. In korte tijd spijkert de cursus leerlingen bij, zodat ze een bèta-opleiding aan de UvA (of elders) kunnen volgen.

De Summerschool is een initiatief van de Faculteit der Natuurweten-schappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) van de UvA. Luusi Hendriks is coördinator van het initiatief.

De bètabrug is een intensieve training: in vier tot vijf weken krijgen de deelne-mers gedurende lange dagen (van negen tot negen) onderricht in wis- en natuurkunde. In het eerste semester van de bacheloropleiding wordt gedu-rende enkele uren per week aan “nazorg” gedaan. De resultaten zijn bemoe-digend, vertelt Hendriks. ‘We monitoren de resultaten in het vervolgtraject. Vijftig procent van de studenten voltooit binnen drie jaar de bacheloropleiding. De groep die via de bètabrug aan de opleiding begint, telt niet meer afvallers dan de groep studenten die op de gebruikelijke wijze instroomt.’

motivatieDe resultaten verbazen haar niet. ‘Wij houden iedereen voor dat je met de juiste motivatie al een rapportcijfer vijf haalt. Het hogere cijfer moet van de leerinspanningen komen. Veel leerlingen van de middelbare school laten wiskunde vallen omdat ze het vervelend vinden. Maar als je op latere leeftijd ontdekt wat je wilt, ben je gemotiveerd om het te leren. Met een wiskunde-knobbel gaat het je gemakkelijk af, maar met inzet kom je ook een heel eind.’ Wel zijn er grenzen aan de mogelijkheden, erkent ze. ‘We hebben intaketoets met onder meer een aantal simpele wiskunde-opgaven. Er zijn leerlingen die dat toch niet redden. Dan gaan ze niet verloren voor een bètastudie, dan zijn ze er nooit voor in aanmerking gekomen.’ p

dr. ir. M.C.(Maaike) Kroon

fo

to: s

hu

tte

rs

toc

k

Actueel

januari 2011 Chemie magazine 17

x-CM1101_K_actueel.indd 17 20-01-11 10:03

Page 18: Chemie magazine januari 2011

Project1:Opmaak 1 12-11-10 8:36 Pagina 2

Page 19: Chemie magazine januari 2011

Meer actueel nieuws op www.vnci.nl en in de wekelijkse gratis Chemie nieuwsbrief (meld je aan via de site).

WWW

TU Delft gaat snookeren met moleculenAndrzej Stankiewicz, hoogleraar procesintensificatie aan de TU Delft, heeft een beurs van 2,3 miljoen euro ontvangen van de Europese Onderzoeks-raad. Met het geld gaat hij de komende vijf jaar onderzoek doen naar het op moleculair niveau verbeteren van chemische reactoren. Daarmee levert hij een bijdrage aan het ontwikkelen van duurzame, afvalvrije en energie-efficiënte chemische processen, bijvoorbeeld voor de productie van schone brandstoffen.

De effectiviteit van een reactie hangt af van onder meer het aantal en de frequentie van botsingen tussen moleculen, de oriëntatie van de mole-culen ten opzichte van elkaar op het moment van de botsing en hun

energie. ‘De chemische reactoren van vandaag, bijvoorbeeld in de industrie, bieden eigenlijk heel weinig controle over de moleculen, waardoor de chemi-sche reacties verre van energie-efficiënt zijn en bovendien veel onnodig afval veroorzaken,’ zegt Stankiewicz. De oplossing voor dit probleem is een “per-fecte” reactieomgeving, waarin de geometrie van de botsingen tussen mole-culen geheel kan worden beheerst en energie selectief wordt overgedragen op de juiste moleculen, in de juiste vorm, in de juiste hoeveelheid, op het juiste moment en op de juiste positie.

Complete controleStankiewicz: ‘Vergelijk het met het spelen van een spelletje snooker met moleculen. De gestructureerde reactor is dan de snookertafel en we gebrui-ken diverse vormen van elektromagnetische energievelden als snookerkeus. Hierdoor kunnen we bruggen bouwen tussen het fundamentele onderzoek van de chemische natuurkunde van Nobelprijswinnaars Herschbach, Lee en Polanyi en het toepassingsgerichte onderzoek van de chemische procestech-nologie.’Stankiewicz zal zich in zijn onderzoek vooral richten op chemische reacties met koolstofdioxide, methaangas en water. Daarmee kan het onderzoek een belangrijke bijdrage leveren aan de volledig duurzame productie van brand-stoffen uit deze stoffen. ‘Mede door deze beurs kan ik aan een van de grootste uitdagingen op mijn terrein werken, namelijk complete controle krijgen over chemische reacties op moleculair niveau,’ aldus Stankiewicz.

Grenzen verleggenDe Advanced Investigators Grant is de meest prestigieuze persoonlijke beurs van de Europese Onderzoeksraad, en is bedoeld om gerenommeerde, toon-aangevende onderzoekers van topniveau uit een wetenschappelijk, technisch of academisch vakgebied in staat te stellen om grensverleggend onderzoek naar eigen keuze te verrichten. p

fo

to: J

os

LA

mm

er

s

Chemievrouwen ontbijten GezamenlijkVerspreid over negen locaties in Nederland namen op 18 januari tegen de driehonderd vrouwen deel aan een ‘vrouwenontbijt’. De matineuze bijeenkomsten waren bedoeld voor vrouwen die werkzaam zijn in de chemie.

Het initiatief wilde de vrouwen bewustma-ken van het feit dat de chemie een aantrekkelijke bedrijfstak vormt voor

vrouwelijke medewerkers. Ze werden geën-thousiasmeerd om die boodschap breed uit te dragen. Vergelijkbare netwerkbijeenkomsten vonden plaats in veertig landen over de hele wereld. Initiatiefnemer van de ontbijtsessies was de Australische hoogleraar Chemie Mary Garson (Universiteit van Queensland, Bris-bane).

vrouwelijke hooglerarenGastspreker tijdens de ontbijtsessie die werd gehouden bij de VNCI in Den Haag was prof.dr. N.H. Velthorst (78). Nel Velthorst was tussen 1980 en 1997 hoogleraar algemene en analyti-sche chemie aan de Vrije Universiteit. Zij was een van de eerste bèta-hoogleraren van ons land. Bij TNO in Delft was dr.ir. Maaike Kroon speciale gaste. Kroon (29) werd onlangs benoemd tot hoogleraar scheidingstechnologie aan de faculteit Scheikundige Technologie van de TU Eindhoven. Ze is daarmee de jongste vrouwelijke hoogleraar van Nederland.

international Year of ChemistryDe ontbijtbijeenkomsten vormden de opmaat naar het door de Verenigde Naties uitgeroepen International Year of Chemistry. Doel van het themajaar is de publieke waardering voor de chemie te vergroten en de belangstelling van jongeren voor de chemie te stimuleren.De officiële opening van het Jaar van de Che-mie in Nederland vindt plaats op 28 januari in de Rolzaal op het Haagse Binnenhof.Minister Verhaegen (Economie, Landbouw en Innovatie), Topman Hans Wijers van AkzoNobel en voorzitter Robbert Dijkgraaf van de Konink-lijke Nederlandse Akademie van Wetenschap-pen zullen de formele opening verrichten.De negen ‘vrouwenontbijten’ in Nederland werden gehouden bij de Hogeschool Utrecht, TNO, Fujifilm, DOW, DSM, Huntsman, AkzoNo-bel, VNCI en DuPont. p

Actueel

januari 2011 Chemie magazine 19

x-CM1101_K_actueel.indd 19 20-01-11 10:03

Page 20: Chemie magazine januari 2011

‘P

Partnerschap in Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

Steeds meer bedrijven sluiten een partnerschap met een maatschappelijke organisatie, een NGO, om een gezamenlijk doel te bereiken. Zo is AkzoNobel partner van FSC, Kemira van PLAN en DSM van het World Food Programme. Tekst: Loes Elshof

20 Chemie magazine januari 2011

artnerschap kent vele vor-men’, stelt milieu- en maat-schappijwetenschapper Mariëtte van Huijstee. ‘In een strategisch partnerschap verduurzaam je de kernactivi-

teiten van je bedrijf. Dan maak je echt stappen in maatschappelijk verant-woord ondernemen.’ Van Huijstee promoveerde in april 2010 op het proefschrift Business and NGOs in interaction. ‘Werden de interacties eerst met name gekenmerkt door confrontatie, nu werken bedrijven en NGO’s steeds vaker constructief samen,’ schrijft Van Huijstee. Die-zelfde trend signaleert The Partnering Initiative dat dit jaar voor SOS-kinder-dorpen een onderzoek uitvoerde. TPI concludeert dat de samenwerkings-verbanden steeds geavanceerder worden, strategischer en beter afge-stemd op zakelijke doelstellingen. ‘De samenwerking verschuift van zuivere fi lantropie naar win-winpartnershap.’ Samen businessmodellen ontwikke-len, is zeker mogelijk, stelt Van Huijs-tee. ‘Promotie voor FSC-hout op verf-blikjes steunt het doel van FSC, terwijl het de reputatie van AkzoNobel als duurzaam bedrijf onderschrijft.’Eerde de Swart van MVO-Nederland ziet het partnerschap als een logisch, organisch proces. De eerste stap in MVO is de gedachte ‘we moeten iets doen’, weet De Swart. Dat resulteert veelal in een donatie aan een goed doel. De tweede stap is dat medewer-kers betrokken worden bij de keuze van het maatschappelijk doel. Daarna willen medewerkers weten wat er met

het geld is gebeurd en gaan vaak zelf polshoogte nemen. De Swart: ‘Zo komen mensen echt in contact met de organisatie wat meestal resulteert in meer samenwerking. Medewerkers gaan zich als vrijwilligers inzetten, meedenken en meedoen. Echt samen-werken dus.’ Een strategisch partner-schap wordt het als de NGO kennis aanlevert die de kernactiviteiten van het bedrijf verduurzamen.

SamenwerkingEen van de eerste voorbeelden van partnerschap in Nederland was de samenwerking tussen TNT en het World Food Programme van de VN. In 2002 besloten zij kennis te delen op het gebied van logistiek en sindsdien ondersteunen TNT-ers het WFP met kennis en vrijwilligerswerk. Een ander bekend voorbeeld is het partnerschap van Randstad en Volunteers Service Overseas dat vakspecialisten uitzendt naar Afrika, Azië en Oost-Europa. En onlangs vond Unilever in het Wereld Natuur Fonds een compagnon om palmolie te verduurzamen. De keuze weerspiegelt dus steeds vaker en nadrukkelijker de kernactiviteit van het bedrijf.Met wie gaan de chemiebedrijven in zee? Om een paar voorbeelden te noe-men: AkzoNobel zet zich samen met FSC in voor duurzame houtproductie, Kemira zorgt met PLAN voor schoon drinkwater en Shell sloot een alliantie met de wereldwijde koepel van natuurbeschermers IUCN. Bekende milieuorganisaties zoals Greenpeace of Milieudefensie ontbreken in het

rijtje partnerschappen. Zij willen niet. De woordvoerder van Greenpeace: ‘We overleggen veel en graag met bedrijven, maar gaan geen verbinte-nissen aan. Dat kan immers de schijn van belangenverstrengeling wekken. Greenpeace wil volkomen onafhanke-lijk campagne kunnen voeren tegen elk bedrijf en elke regering, daarom accepteren we ook nooit giften van bedrijven of subsidies van overheden.’

Filantropie ÉN strategie

ILLU

STR

ATIE

: MA

KI M

AK

I

x-CM1101_L_Samenwerking.indd 20 20-01-11 10:02

Page 21: Chemie magazine januari 2011

AkzoNobel en FSC Eind september maakten Akzo-Nobel en het Forest Stewardship Council een partnerschap bekend. Als grootste producent van verf en coatings met een plek hoog in de Dow Jones Sustainability Index was AkzoNobel een interessante partner voor de raad die vooral bekend is van het FSC-keurmerk voor ‘goed hout’. AkzoNobel ondersteunt het FSC-fonds voor duurzame bosbouw, zal haar klan-ten wijzen op het belang van duur-zaamheid en zal zelf het goede voorbeeld geven door vanaf 1 janu-ari 2011 uitsluitend hout met FSC-label te gebruiken. AkzoNobel mag het GPP-logo (Global Partner Pro-gramme) gaan voeren dat uitslui-tend naar bedrijven gaat die duur-zame bosbouw stimuleren.

Kemira en PlanEind 2009 sloot het Finse Kemira een samenwerkingsovereenkomst met Plan. Doel van de samenwer-king is ondersteunen van het recht van kinderen op schoon drinkwater. ‘Een natuurlijke keuze,’ zei Päivi Jokinen tijdens de gelegenheid. ‘De samenwerking verenigt de kern-competenties van Kemira en Plan.’ Het partnerschap start met initiatie-ven voor watervoorziening, water-zuivering en riolering in Ethiopië, Bolivia en China. Kemira medewer-kers kunnen zich inzetten voor Plan.

Shell en IUCNIUCN (International Union for Conser-vation of Nature) is ‘s werelds grootste koepel van milieuorganisaties. Alleen al in Nederland telt de koepel 26 leden waaronder de Vogelbescher-ming, Waddenvereniging en de Vlin-derstichting. Thema’s zijn biodiversi-teit, klimaatverandering, duurzame

energie en groene economie. Shell sloot in 2007 een vijfjarig partnerschap met IUCN met als geza-menlijk doel de bescherming van biodiversiteit. Onderdeel van de overeenkomst is een uitwisse-ling van medewerkers. ‘Het partnerschap helpt Shell om de risico’s op het gebied van biodiversi-teit te identifi ceren,’ stelt Virpi Stucki die als advi-seur biodiversiteit van IUCN twee jaar bij Shell werkt.

e

januari 2011 Chemie magazine 21

Samenwerking

Natuur & Milieu laat een heel ander geluid horen. Zij zoeken juist gericht naar samenwerking met het bedrijfs-leven. Daarvoor heeft de organisatie een ranglijst van zogeheten groene koplopers opgesteld. Teammanager Sijas Akkerman: ‘Met een bedrijf waartegen procedures lopen vanwege normoverschrijdingen gaan we abso-luut niet in zee. We zoeken juist bedrij-ven die beter willen presteren dan de

norm.’ De chemie is een interessante sector voor Natuur & Milieu omdat daar potentieel veel milieuwinst te boeken is. En dat geldt zeker voor ketenleiders. ‘Wanneer een ketenlei-der zoals AH een stap in de goede richting zet, komt de hele keten in beweging.’ Groot en groen is dus een gewilde combinatie.Wat biedt een partnerschap met Natuur en Milieu? Akkerman: ‘Wij zijn

king is ondersteunen van het recht van kinderen op schoon drinkwater. ‘Een natuurlijke keuze,’ zei Päivi Jokinen tijdens de gelegenheid. ‘De samenwerking verenigt de kern-competenties van Kemira en Plan.’ Het partnerschap start met initiatie-ven voor watervoorziening, water-zuivering en riolering in Ethiopië, Bolivia en China. Kemira medewer-kers kunnen zich inzetten voor Plan.

Shell en IUCNIUCN (vation of Naturekoepel van milieuorganisaties. Alleen al in Nederland telt de koepel 26 leden waaronder de Vogelbescher-ming, Waddenvereniging en de Vlin-derstichting. Thema’s zijn biodiversi-

strategie

x-CM1101_L_Samenwerking.indd 21 20-01-11 10:02

Page 22: Chemie magazine januari 2011

22 Chemie magazine januari 2011

een science-based organisatie. We hebben kennis en ervaring in huis om bedrijven te adviseren welke duur-zame investeringen het meest opleve-ren. We kunnen media-aandacht trek-ken, lobbyen in de politiek en hebben een interessant netwerk. We werken graag mee aan productgerichte inno-vaties zoals de auto van de toekomst. Produceer jij een additief dat zorgt voor minder methaanuitstoot bij vee? Dan brengen wij je in contact met de groene koplopers in de landbouw.’

Vanuit het hartDSM heeft al jaren een partnerschap met het World Food Programme. Een strategische win-wincombinatie? Directeur sponsoring Elvira Luykx: ‘We zijn dit partnerschap gestart van-uit een moreel besef dat je als groot-ste vitamineproducent kan en moet bijdragen aan de wereld. Onze voe-dingsexperts zitten nu met de voe-dingsexperts van het WFP om de tafel om te kijken hoe we samen zo effectief mogelijk hulp kunnen bieden aan de allerarmsten.’ Behalve dat DSM expertise en vrijwilligers levert, doneert het bedrijf producten en is er een fi nanciële bijdrage. ‘Dat is lastig in geld uit te drukken. Het belangrijkste is hoeveel mensen we bereiken. Dat zijn er tot nu toe ruim twee miljoen.’CEO Feike Sijbesma ontving in 2010 de Humanitarian of the Year Award en DSM de World Business and Development Award van de VN. Luykx hoort ook intern veel positieve reacties. Mede-werkers willen graag voor een bedrijf werken dat zich inspant voor de aller-armsten. De betrokken werknemers raken bevlogen. Ook sollicitanten waarderen het partnerschap. ‘Voor jonge mensen is het vanzelfsprekend om te vragen wat een bedrijf op duur-zaamheidgebied doet,’ aldus Luykx. De samenwerking leidt ook tot nieuwe producten, bijvoorbeeld tot zakjes (sachets) met micronutriënten die over het vaak eenzijdige basisvoedsel gestrooid kunnen worden. Luykx: ‘Je praat over de armsten van de arm-sten. Dus je praat niet over business. De additionele kennis en ervaring die

we ermee verwerven, kan wel in andere segmenten nuttig zijn.’

MKBNaast de internationale partnerschap-pen zijn er vele initiatieven op lokaal niveau. Zo is DOW betrokken bij het Zeeuws Landschap en sponsort DuPont het Beverbos van de Holland-sche Biesbosch in Dordrecht. Willem Buitelaar, woordvoerder van DuPont: ‘We dragen niet alleen fi nancieel bij, werknemers snoeien in het Beverbos en onderhouden wandelpaden. De keuze was logisch omdat we praktisch buren zijn. Het initiatief sluit ook aan bij onze doelstelling onze voetafdruk te verbeteren en medewerkers vinden het leuk om aan projecten gericht op de omgeving mee te werken.’MVO-Nederland onderzocht dit jaar de initiatieven van bedrijven tot hon-derd werknemers op het gebied van maatschappelijk betrokken onderne-men. De term ‘betrokken’ geeft aan dat het hier gaat om initiatieven van het sponsoren van de lokale voetbal-club tot duurzaam inkopen. De belangrijkste reden van de onderne-mingen om relaties aan te gaan met maatschappelijke organisaties blijkt niet strategisch. Meer dan de helft noemt als voornaamste reden dat betrokken ondernemen inspireert en leuk is; bijna een kwart vindt dat ‘het hoort’. Slechts dertien procent is betrokken bij maatschappelijke doe-len omdat het zakelijk rendement oplevert en zes procent omdat de markt het eist. ‘Tachtig procent acteert dus op basis van een authen-tiek gevoel,’ stelt De Swart. ‘De zake-lijke, meer strategische redenen zul-len deze trend versterken.’

De Swart noemt nog een mogelijkheid om MVO te koppelen aan bedrijfsdoe-len. ‘De klassieke “dag op de hei” kun je ook een MVO-invulling geven. Om de integratie van Fortis en ABN Amro medewerkers te bevorderen, voeren teams bijvoorbeeld samen vrijwilli-gerswerk uit. Activiteiten ondernemen met kinderen met een psychiatrische aandoening of gezamenlijk werken in de natuur kan bepaalde competenties ontwikkelen zoals samenwerken, communiceren, leiding geven, luiste-ren, creatief zijn of improviseren.’

ResultaatRisico’s zijn er natuurlijk ook in part-nerschap, voor zowel NGO als het bedrijf. NGO’s vrezen vooral reputatie-schade. Zo trad een van de leden, Friends of the Earth, uit de IUCN-koe-pel als protest tegen het partnerschap met Shell dat haar koers op zonne-energiegebied drastisch wijzigde. Voor bedrijven is vermijden van reputatie-schade een reden om in een partner-schap te stappen. Wanneer NGO’s inzicht krijgen in de kernactiviteiten, kunnen ze maatschappelijke risico’s signaleren en kan het bedrijf actie ondernemen. ‘Er is geen bewijs dat een partnerschap een bedrijf winst oplevert, daarvoor zijn de partner-schappen nog te jong,’ zegt Van Huijs-tee. ‘Wat wel bewezen is, is dat repu-tatieschade een onderneming ernstig kan schaden. Denk aan de Brent Spar of aan de sweat shops van Nike.’ Er is bewijs dat een maatschappelijk part-nerschap een bedrijf aantrekkelijker maakt voor werknemers. Van Huijs-tee: ‘Het zijn leuke dingen om te ver-tellen over je bedrijf. De motivatie stijgt en dus ook de productiviteit.’ p

‘Een maatschappelijkpartnerschap maakt bedrijven aantrekkelijker voor werknemers’

BEDRIJVEN EN PARTNERSCHAPRisico’s Kansen

Reputatieschade ReputatiewinstVerlies autonomie Toegang tot kennis en informatie

Tegengestelde belangen Nieuw netwerk, nieuwe contactenBeslag op middelen Aantrekkelijker als werkgever

Implementatie problemen Meer innovatie

DE IDEALE NGO-PARTNER

• Heeft duidelijke doelstelling• Creëert synergie• Heeft kennis en kunde• Werkt proactief, fl exibel en

transparant• Heeft groot netwerk

x-CM1101_L_Samenwerking.indd 22 20-01-11 10:02

Page 23: Chemie magazine januari 2011

Technip: a leader in plant designand construction

Technip-EPG B.V.Postbus 85683009 AN RotterdamTel: 070 10 220 70 70Email: [email protected]: www.epg.nl

Technip Benelux B.V.

Technip Benelux B.V. voert wereldwijd complexe EPC projecten uit op het gebied van o.a. ethyleen- en waterstof/synthesegasprojecten,raffinaderijprojecten, gasbehandeling, alsmede LNG processing, LNG-opslag, CO2 Capture en CO2-opslag, bio-energie en windenergie.Onze activiteiten gaan van de haalbaarheidsstudiefase tot de ingebruikname, dus inclusief plant ontwerp, engineering, inkoop,bouw en management (EPCM) op basis van eigen technologie en onder licentie van derden.

Technip-EPG B.V.

Technip-EPG levert, als multidisciplinair ingenieursbureau, ruim 30 jaar haar diensten en services aan de Nederlandse markt. Omonze dienstverlening verder te optimaliseren en uit te breiden, werken we binnen de Technip Groep intensief samen. Hierdoorwordt onze ervaring op het gebied van olie & gas, (petro)chemie, bouw & infra, HVAC and energy & water gecombineerd met deuitstekende project- en constructiemanagement expertise van Technip.

www.technip.com

Technip is een wereldwijd leider in design, engineering, levering en bouw van installatiesin de olie & gas en (petro)chemie. Met vertegenwoordigingen in 48 landen verspreid over 5 continenten kan Technip projectenvan elke omvang uitvoeren. In Nederland werken 500 mensen bij Technip.

Technip Benelux B.V.Postbus 862700 AB ZoetermeerTel: 079 3293 600Email: [email protected]: www.technip.nl

Pub Technip Benelux_A4 22/12/2010 10:23 Page 1

Page 24: Chemie magazine januari 2011

‘ bio-ethyleenfabriek gaat er zeker komen’

Onlangs bleek dat een Europese vrijstelling op de importheffi ngen van ethanol voor chemietoepassingen er voorlopig niet zal komen. Vervelend, want de heffi ngen ter bescherming van de Europese landbouw schaden de chemische sector. Ondanks die tegenvaller is Ton Runneboom ervan overtuigd dat er vroeg of laateen bio-ethyleenfabriek in Nederland komt. Tekst: Esther Rasenberg

Voorzitter�Platform�Groene�Grondstoffen�Ton�Runneboom:

24 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_M_interview.indd 24 20-01-11 10:01

Page 25: Chemie magazine januari 2011

on Runneboom is sinds juni 2009 voorzitter van het Plat-form Groene Grondstoffen, dat zich sterk maakt voor de biobased economy. In Chemie magazine vertelt hij over de

gang van zaken rondom de Europese importheffingen op ethanol, de grond-stof voor bio-ethyleen.

Hoe komt het dat Brussel niet bereid is de Europese chemische industrie vrij te stellen van de invoerheffing op ethanol?‘De Nederlandse overheid heeft in juni 2010 een verzoek ingediend bij de Europese Commissie voor een onthef-fing van de invoerrechten van ethanol voor de chemische industrie. De Euro-pese Commissie heeft hier afhoudend op gereageerd omdat Europa bezig is met handelsbesprekingen met Mer-cosur, het economische samenwer-kingsverband van Zuid-Amerikaanse landen. Even voor de duidelijkheid: ook Brazilië, de voornaamste leveran-cier van ethanol, is onderdeel van Mercosur. Tijdens de inventarisatie in Brussel ontdekten de Nederlandse lobbyisten dat de invoerrechten op ethanol in de onderhandelingen met Mercosur worden meegenomen. Een vrijstelling voor chemie is in het kader van deze handelsbesprekingen slechts een (niet onbelangrijk) detail. Zo ontdekten we dat het indienen van

een officiële, Nederlandse aanvraag voor ontheffing op dit moment niet kansrijk is.’

Is dat niet de doodsteek voor de bouw van een bio-ethyleenfabriek. Bedrijven moeten hun grondstoffen toch tegen wereldmarktprijzen kunnen inkopen? ‘Het Europese landbouwbeleid met zijn hoge tariefdrempels werkt rem-mend op de grondstoffenvoorziening. Ik ben er echter van overtuigd dat de bio-ethyleenfabriek er hoe dan ook zal komen. De business case klinkt als een klok. Bio-ethyleen is voor de vergroe-ning van de chemie cruciaal. En we zoeken nu naar andere oplossingen voor het probleem. Een bedrijf kan bijvoorbeeld voor drie jaar een vrij-stelling van invoerrechten (Processing under Customs Control) aanvragen. Natuurlijk hebben bedrijven meer zekerheid als de vrijstelling voor tien tot twintig jaar zou gelden, zodat ze hun investering terug kunnen verdie-nen. Toch denk ik dat er bedrijven bereid zullen zijn om ook met minder garanties het risico te overwegen. Er is zelfs al een niet-Europees bedrijf serieus geïnteresseerd. Nu onderzoe-ken we of het specifieke bedrijfsrisico als gevolg van de hoge invoerheffing te verzekeren valt. Verzekeraar Lloyds in Londen staat daar tot dusver niet onwelwillend tegenover.’

Wat is er eigenlijk zo bijzonder aan de business case voor bio-ethyleen?‘Verschillende chemiebedrijven in Nederland, België en Duitsland zijn op een gemeenschappelijke ethyleen-pijpleiding aangesloten, de zoge-noemde ARG-pijpleiding. Via deze pijpleiding kunnen al deze bedrijven naast de chemische bouwsteen ethy-leen (gebaseerd op nafta) ook bio-ethyleen (gebaseerd op ethanol) afne-men. De bedrijven betalen dan iets meer voor die groene grondstof, maar zij krijgen tevens een groen certifi-caat. Dit betekent dat ze ook meer kunnen vragen voor hun eindproduct. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat de consument best bereid is om een paar procent meer te betalen voor bijvoorbeeld een shampoofles van bioplastic. De bedrijven langs de ethy-leenpijpleiding zijn enthousiast over het plan en een nieuwe bio-ethyleen-fabriek met een jaarlijkse capaciteit van bijvoorbeeld 300.000 ton heeft dus gegarandeerd voldoende afnemers. De bedrijven hoeven ook hun instal-laties niet aan te passen, want bio-ethyleen is chemisch gezien gelijk aan ethyleen. Het kan zonder problemen worden gemengd met ethyleen ver-vaardigd uit een fossiele grondstof. De enige voorwaarde is dat de ethanol beschikbaar is tegen de wereldmarkt-prijs. Als bedrijven invoerrechten moeten betalen, komt de prijs bijna 40 procent hoger te liggen. En dat is uiteraard niet acceptabel.’

Hoe krijgt de consument zekerheid dat het suikerriet, als grondstof voor etha-nol, duurzaam wordt geteeld? Het groene certificaat dat hier wordt afgege-ven, zegt toch niets over een duurzame herkomst? ‘Die bezorgdheid is terecht en daar is door de producenten iets op gevon-den. Het Better Sugar Cane Initiative (BSI) in Londen certificeert wereldwijd producenten van suikerriet. Het is een keurmerk vergelijkbaar met bijvoor-beeld Max Havelaar. Alleen producen-ten die voldoen aan alle objectieve

T

efo

To: c

as

pe

r r

ila

januari 2011 Chemie magazine 25

Biobased

x-CM1101_M_interview.indd 25 20-01-11 10:01

Page 26: Chemie magazine januari 2011

‘�Bio-ethyleen�is��cruciaal�voor�chemievergroening’

fo

To: c

as

pe

r r

ila

Ton Runneboom was een van de sprekers op de The-madag Energie, Klimaat en Innovatie op 30 novem-ber, georganiseerd door Agentschap NL en de VNCI. Tijdens deze dag kwamen de nieuwste ontwikkelin-gen en de laatste stand van zaken over energiebe-sparing en innovatie aan bod.

Ruud van Mossevelde van Agentschap NL gaf inzicht in de ambities op het gebied van de EEP’s (energie-efficiency-plannen). Namens de VNCI praatte Jan Berends de aanwezigen onder meer bij over conve-nanten. Nelo Emerentia, speerpuntmanager Onder-wijs en Innovatie bij de VNCI, ging in op de beleids- en praktijkontwikkelingen op het gebied van procesin-tensificatie (PI). Wat PI in de praktijk oplevert, ver-telde Gerard Peereboom van Chemtura: verdiept inzicht in een aantal kritische processen, kennisver-hoging in de eigen processen, kennisverhoging van nieuwe procesapparatuur en vergroting van de concurrentiekracht.

In een duopresentatie van Peter Nossin van DPI (Dutch Polymer Institute) en Joost Krebbekx van Berenschot kwam de voorstudie over de ‘2030-visie’ van de chemische industrie aan bod. Er ligt een ambitie van de Regiegroep Chemie/VNCI op het gebied van Planet en Profit van 50% reductie van CO2-uitstoot. Is die ambitie haalbaar? Doen we vol-doende? Volgens Nossin en Krebbekx zijn de komende 20 jaar essentieel en bieden een kans voor de Nederlandse chemiesector. Ze constateren dat de ambitie in de goede richting is en dat de in 2011 verder uit te voeren routekaarten de functie moeten hebben van verbinden, creëren, monitoren en beïnvloeden.

Nieuwe�themadagOp 4 oktober 2011 organiseren Agentschap NL en de VNCI wederom een Themadag Energie, Klimaat en Innovatie. Noteer deze datum alvast in uw agenda. Later in het jaar volgt gedetailleerde informatie.

kwaliteitscriteria krijgen het certifi-caat. Dit keurmerk lijkt commercieel noodzakelijk voor de bedrijven die in Nederland het “green premium” certi-ficaat willen voeren. De consument wil zeker weten dat het product in een duurzame keten tot stand is geko-men.’

Hoe komt het dat de Europese branche-organisatie Cefic zich niet hard heeft gemaakt voor de toegang tot groene grondstoffen in Europa?‘Dat heeft Cefic wel gedaan. De afge-lopen jaren is duidelijk geworden dat de toegang tot groene grondstoffen tegen wereldmarktprijzen van cruci-aal belang is. Nog niet zo lang geleden verplaatsten verschillende chemische bedrijven een deel van hun productie buiten Europa om op die manier toe-gang te krijgen tot groene grondstof-fen. Cefic lobbyt actief voor toegang tot renewable feedstock, maar kan als vertegenwoordiger van de industrie geen aanvraag indienen voor onthef-fing van invoerrechten. Die mogelijk-heid hebben alleen de Europese lid-staten. Tot dusver was geen enkel land bereid zijn nek uit te steken. Het voorstel zou op veel tegenstand kun-nen stuiten van landen met veel belangen in de landbouw. Eind vorig jaar overwoog Nederland het voor-touw te nemen en toen bleek dus dat de timing niet goed was in verband met de lopende handelsbesprekingen met Mercosur.’

Betekent dit dat de VNCI en Cefic hun lobby nu zullen staken?‘Nee, beslist niet. De chemie heeft nu duidelijk in beeld wat er aan de hand is. De druk om dit probleem op te los-sen, zal alleen maar groter worden. De vergroening van de chemische industrie is immers afhankelijk van de toegang tot groene grondstoffen. Ver-geet niet dat biobased producten wel vrij van invoerrechten Europa binnen mogen. Op die manier wordt het voor Europese bedrijven steeds aantrek-kelijker om hun productie te verplaat-sen. En dat zal de economie en de werkgelegenheid ernstig schaden. Bovendien zal ook de Europese land-bouw in de toekomst flink gaan profi-teren van de biobased economy. De aanwezigheid van een sterke chemi-

sche sector is ook in hun belang.’

Kan het Platform Groene Grondstoffen nog iets betekenen voor potentiële inves-teerders in de bio-ethyleenfabriek?‘Om eerlijk te zijn alleen in een coördi-nerende rol. Wij zijn in deze business case praktisch uitgespeeld. We heb-ben de case ontwikkeld en we hebben draagvlak gecreëerd in de industrie. Het platform is geen partij voor imple-mentatie. De bal ligt nu bij het bedrijfsleven. Wij gaan verder met het ontwikkelen van nieuwe business cases. Dat zijn doorgaans cases waar-van de ontwikkeling voor individuele bedrijven niet voor de hand ligt.’

Wat is de status van het Platform Groene Grondstoffen onder het kabinet Rutte?‘In deze kabinetsperiode wordt de structuur voor het Platform Groene Grondstoffen (PGG) veranderd. Sinds 1 januari is er geen Regieorgaan Ener-gieTransitie meer en valt het PGG rechtstreeks onder het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I). Dit kabinet ziet de waarde van onze kennis en onze men-sen voor de biobased economy (BBE). In de komende maanden zal het onder-werp BBE een plek krijgen binnen EL&I en daar zal PGG dan ongetwijfeld weer een rol in vervullen.Ook de SER ziet de BBE als een enorme kans voor Nederland. Neder-land heeft volop mogelijkheden om op dat vlak internationaal een rol van betekenis te spelen. De drijvende kracht voor succes in de BBE zullen samenwerkingsverbanden tussen verschillende sectoren zijn, bijvoor-beeld tussen de chemie en de agro-sector. Het kabinet Rutte benadert alles een stuk zakelijker en dat past precies bij de aanpak van het PGG. De biobased ecnonomy moet volgens mij niet afhankelijk van exploitatiesubsi-dies zijn. De samenvoeging van de ministeries is mijns inziens een ware zegen voor de BBE, want goede regel-geving is in dit kader belangrijker dan exploitatiesubsidies. EL&I gaat zich daar ongetwijfeld sterk voor maken.’

Werkt het Platform Groene Grondstoffen aan nog meer concepten voor de chemi-sche industrie?‘Het PGG heeft als doelstelling om in

Themadag energie, KlimaaT en innovaTie

26 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_M_interview.indd 26 20-01-11 10:01

Page 27: Chemie magazine januari 2011

2030 dertig procent van de totale energie- en materiaalbehoefte groen te laten zijn. Voor de chemie werken we nu aan een business case voor kunstmest. In dit productieproces wordt veel aardgas gebruikt. De kunstmestproducenten kunnen gemakkelijk vergroenen door groen gas in plaats van aardgas te gebrui-ken. Het groene gas kan onttrokken worden aan het aardgasnet waar het eerder door groengasproducenten aan is geleverd. Daarmee maak je net

als bij bio-ethyleen gebruik van een bestaand netwerk. Verder zijn we bezig met een concept voor biobutanol dat wordt vervaardigd uit biomassa. Het octaangehalte van butanol is veel hoger dan van ethanol. Ik ben ervan overtuigd dat op termijn een deel van de biobrandstoffenmarkt gevuld gaat worden met butanol. We blijven dus onvermoeibaar doorgaan met de zakelijke vergroening binnen de che-mie en Nederland.’ p

�‘�De�bal�ligt��nu�bij�het�bedrijfsleven’

Ton runneboomHalverwege 2009 werd Ton Runneboom voorzitter van het Platform Groene Grondstoffen. Na een internationale carrière van ruim 42 jaar in de che-mische industrie, wilde hij zich via het Platform Groene Grondstoffen inzetten voor duurzaamheid. Runneboom startte zijn loopbaan bij Dow Chemi-cal en werkte daarna bij AkzoNobel. Bij Teijin in Tokyo was hij onder meer verantwoordelijk voor de groene activiteiten van het bedrijf. Als voorzit-ter van het Platform Groene Grondstoffen (PGG) focust hij op biobased activiteiten die vanuit een business perspectief interessant zijn voor het bedrijfsleven. Zijn internationale ervaring in de chemie en zijn grote netwerk komen hem in de functie van voorzitter goed van pas. Het PGG ont-werpt onder andere business cases die voor indi-viduele bedrijven te omvangrijk zijn en creëert vervolgens draagvlak voor die plannen. Runne-boom stelt dat een business case door gerenom-meerde bedrijven geadopteerd moet worden. Pas dan is een idee rijp om serieus genomen te wor-den binnen een industriële sector.

januari 2011 Chemie magazine 27

Biobased

x-CM1101_M_interview.indd 27 20-01-11 10:01

Page 28: Chemie magazine januari 2011

‘�Klimaat�van�wantrouwengevaar�voor�kenniseconomie’

niet op gericht om het beste uit mensen te halen, maar om mensen te beheersen,’ ervaart ze, ’en dat is een gemiste kans. Het kabinet zet hoog in op de Neder-landse kenniseconomie, maar we lopen in een fuik als we regels op regels gaan stapelen en vakmensen niet vertrouwen. Wetenschap-pers gaan strategisch han-delen: kijken hoe ze effectief kunnen scoren en onderzoe-ken geen nieuwe terreinen meer.’Het probleem doet zich niet alleen voor op universiteiten, maar ook in het onderwijs, de zorg en het bedrijfsleven, vreest ze. ’Een schooldirec-teur moet bij minstens negen partijen verantwoording afleggen, allemaal geba-seerd op wantrouwen en de wil om te kwantificeren: doet de directeur het wel goed, deugt de school wel? We zijn doorgesloten in het tellen en de kunst van het vertellen zijn we kwijtge-raakt. Begrijp me goed: ik pleit er absoluut voor dat docenten en onderzoekers in volledige vrijheid hun werk

D

Economiehoogleraar�Sent�schrikt�van�Nederlandse�controledrift

Hoogleraar Esther-Mirjam Sent schrok toen ze terugkwam in Nederland van de regelzucht en controledrift. Het tast de kwaliteit van haar eigen werk aan en ze vreest gevolgen voor de ontwikkeling van de kenniseconomie. Ze pleit voor een omslag van wantrouwen en controleren naar vertrouwen en faciliteren. Tekst: Jos de Gruiter

e terugkeer in Nederland was een cultuurschok voor Esther-Mirjam Sent. Ze promoveerde in 1994 aan Stanford

University in de Californische Silicon Valley en doceerde tien jaar aan de University of Notre Dame in het Amerikaanse South Bend (Indiana). Toen kwam Sent terug naar Nederland om er hoogleraar Economische Theorie en Economisch Beleid aan de Radboud Universiteit in Nij-megen te worden. En daar schrok ze.’Van de regelzucht, ja. Als ik in Amerika naar een onder-steunende dienst ging, kreeg ik te horen “What can we do for you?”. Alles was erop gericht om docenten de mid-delen te geven waarmee ze hun werk optimaal konden doen. In Nederland is dat heel anders.’Sent trof in Nederland een klimaat aan van wantrouwen en een sterke behoefte aan controle en kwantificeren. Regelzucht en controledrift, zoals het zelf uitdrukt. ’Het Nederlandse systeem is er

moeten kunnen doen, maar de balans moet hersteld worden.’

Kunt u aangeven waardoor u concreet wordt geremd in uw werk?’Door managers die uitvoe-ring moeten geven aan over-heidsbeleid: de overheid wil dat universiteiten geaccredi-teerd worden want ze zijn niet te vertrouwen. Een voor-beeld: De Nederlands-Vlaamse Accreditatie-orga-nisatie komt met enige regelmaat op bezoek. Daar-voor moet ik grote dossiers verzamelen, ik moet een toetsmatrix opstellen met een overzicht van de eindter-men en welke toetsvraag op welke eindterm betrekking heeft. Allemaal administra-tieve handelingen die me afleiden van mijn taak: ken-nis overdragen.’

Leiden die niet tot beter universitair onderwijs?‘Allesbehalve, want ik ben bijkans meer tijd kwijt aan het verantwoorden van mijn onderwijs dan met het ver-zorgen ervan. Het wrange is

dat we in Nederland denken op deze wijze een Harvard aan de Maas of een Stanford aan de Waal te kunnen creë-ren, maar we bereiken het tegenovergestelde. We rich-ten het op een Europese manier in, met urenregistra-tie en starre cijferlijstjes voor publicaties in weten-schappelijke tijdschriften, die door iemand gerang-schikt worden naar impor-tantie en die rekening hou-den met de vraag of de auteur het stuk alleen heeft geschreven of met een co-auteur. In dat geval wordt er een complexe formule op losgelaten. Maar ik doe mijn werk goed, ik heb onderwijs-prijzen gewonnen en ik mag best in de gaten gehouden worden, maar probeer me dan te faciliteren in plaats van te controleren.’

U stoort zich aan het systeem. Dat is vervelend voor u, maar heeft de controlezucht ook schadelijke macro-economi-sche gevolgen?’Heel duidelijk. De kwaliteit van mijn onderwijs in Neder-land is lager dan in de Ver-

28 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_O_opinie.indd 28 20-01-11 09:59

Page 29: Chemie magazine januari 2011

wantrouwen�is�kenniseconomie’

enigde Staten. Ik was daar in staat om veel meer uren in voorbereiding en begeleiding van studenten te stoppen en dat is in feite toch waarover het gaat? In Nederland wordt het vakmanschap onderge-waardeerd, de klant staat niet meer centraal en er wordt veel te veel tijd gesto-ken in verantwoording. Dat is schadelijk voor de weten-schap, het onderzoek en het onderwijs.”

En het bedrijfsleven?‘Ik denk dat het een maat-schappelijk probleem is, dat in de Nederlandse cultuur is geslopen. Er heerst in het Nederland van nu een com-pliancesfeer: alles moet gecontroleerd en gekwantifi-ceerd worden. Daar hoort ook het verlies aan vakman-

schap en het opknippen van functies bij. Het bedrijfsleven is niet aan die trend ont-snapt.’

Waardoor is de trend veroor-zaakt?’Ik denk dat het een onbe-wuste poging is om de steeds complexer wordende wereld te begrijpen en in te dam-men. Het gevolg is angst en onbehagen en om die te beteugelen creëren we regels en structuren. Vervol-gens worden die ontdoken en creëren we nieuwe regels. Maar de kredietcrisis heeft ons geleerd dat het niet werkt. We denken een nieuwe crisis te voorkomen met strengere regels, maar de slimme jongens en meis-jes zitten niet bij De Neder-landsche Bank. Ze zitten bij

Opinie

e

’�Verliezen�treffen�ons�harder�dan�dat�we��winsten�waarderen’

’In Nederland wordt het vakmanschap ondergewaar-

deerd, de klant staat niet meer centraal en er wordt veel te veel tijd gestoken in

verantwoording’

fo

to: j

os

De

gr

uit

er

januari 2011 Chemie magazine 29

Opinie

x-CM1101_O_opinie.indd 29 20-01-11 09:59

Page 30: Chemie magazine januari 2011

commerciële financiële instellingen en bedenken elke keer een manier om er onderuit te komen.’

Gaat de wal ooit het schip keren?‘Er zijn al voorbeelden dat het anders kan. Banken als Triodos en ASN zijn redelijk goed door de financiële crisis gekomen. Vóór de crisis waren het de sufferdjes, nu blijkt een langetermijn duur-zame strategie beter dan het streven naar kortetermijn-winstbejag. In de thuiszorg ontstaan initiatieven als buurtzorg. Daarbij staan de integriteit en het vakman-schap van de zorgverlener centraal. Professionals krij-gen vertrouwen in plaats van de verplichting een minuten-registratie bij te houden. Verkeerd gedrag bestraffen is niet het uitgangspunt, maar goed gedrag belonen. Het gevolg is dat de mede-werkers meer betrokken zijn en de klanten tevreden.’

Zijn dat voldoende voorbeelden om te concluderen dat er een verandering op til is?’Mijn Amerikaanse ervaring brengt met zich mee dat ik een optimistische kijk op de dingen heb. Ik probeer mijn boodschap op diverse plaat-sen neer te leggen en ik krijg hoopvolle reacties. En laten we eerlijk zijn: als we vinden dat onze kenniseconomie prioriteit moet krijgen, dan is dit een van de onderwerpen waar we kritisch naar moe-ten kijken. Onderwijs en onderzoek worden er per slot van rekening door geremd. We hebben ook het idee dat het allemaal stuur-baar is en daarom contro-leerbaar moet zijn. Maar heel veel kennis ontstaat per ongeluk. De overeenkomst tussen producten als Viagra, penicilline, de magnetron, het geeltje en sucralose is dat ze allemaal bij toeval zijn ontdekt. Onderzoek is niet

altijd te sturen en te contro-leren.’

Hoe kan het kabinet zulke vaststellingen omzetten in goed beleid?’Het kabinet heeft als doel-stelling geformuleerd dat Nederland bij de top vijf van kenniseconomieën moet komen, maar ik zie niet veel visie over de weg die ons daar brengt. Dit is een kabi-net voor het bedrijfsleven en economische groei, dat wil schrappen in ongewenste regelzucht. Ik kan me dus voorstellen dat mijn verhaal ze aanspreekt. Maar wat er tot nu ligt aan plannen gaat onze kenniseconomie niet vooruit helpen.’

Wat mist u vooral?‘Afgezien van een visie vooral het bedrag dat we ervoor willen uittrekken. Dat valt in het niet bij wat andere lan-den doen. De groei van de reële R&D-uitgaven is ner-gens zo laag als in Neder-land. Bovendien behoren de Nederlandse R&D-uitgaven als percentage van het bruto binnenlands product tot de laagste binnen de ons omrin-gende landen, en is deze gedurende de laatste jaren ook nog gedaald. We willen dus voor een dubbeltje op de eerste rij zitten en klagen als de resultaten uitblijven.’

Worden die cijfers niet ver-troebeld door de vraag of defensie-uitgaven moeten worden meegeteld of niet?’Desondanks zijn er meer praatjes dan daden. We moe-ten ons staande houden in een mondiale concurrentie-strijd en met de productie van goederen redden we dat niet. We drijven op onze export, dus als we ons wel-vaartspeil willen handhaven, is kennis essentieel.’

Redden we het daarmee?’Ik doe geen voorspellingen. Dat zouden economen wat

minder moeten doen. Maar ik denk dat het uitdaging wordt om ons staande te houden. We zeggen wel dat de productie van goederen naar Azië verhuist en dat wij in kennis gaan doen, maar in Azië zijn de mensen ook niet dom. De phd’s in de Ver-enigde Staten zijn bijna alle-maal Aziaten.’

En als het ons niet lukt om onze welvaart op peil te hou-den?’Verliezen treffen ons harder dan dat we winsten waarde-ren, maar het is de vraag of welvaart uitsluitend afhan-kelijk is van economische groei. Afgezien van de crisis-periode is het bruto binnen-lands product het afgelopen decennium voortdurend gestegen, maar tegelijkertijd zijn gevoelens van angst en onbehagen toegenomen. Verder vind ik dat de Ver-enigde Staten zich meer zorgen moeten maken dan wij. De VS leeft op een veel te grote voet: zowel de overheid als de burgers lenen te veel. En welke oplossing wordt gekozen: de geldpers wordt aangezet en de consument wordt gestimuleerd om meer te spenderen. Op ter-mijn is dat funest voor de Amerikaanse concurrentie-positie. De EU staat er wat dat betreft beter voor, met name in de noordelijke lid-staten. Wij drijven op de export en zijn in eigen land tamelijk zuinig. Zuidelijke lidstaten als Portugal, Italië, Griekenland en Spanje heb-

ben weer het probleem dat ze te veel importeren en te weinig exporteren. Als er landen zijn die zich zorgen moeten maken over de ver-schuiving van de economi-sche macht naar China, dan zijn het de VS en de genoemde EU-lidstaten.’ ’Verder maak ik me op de korte termijn zorgen over het groeiend protectionisme. De valutaoorlog is daar een voorbeeld van: eerst verlaagt China de waarde van zijn munt, dan volgen landen als Brazilië, Zuid-Korea, Taiwan en Japan elkaar in een race to the bottom. Dat is een vorm van protectionisme, net zoals de Amerikaanse oproep van Buy American. Dichter bij huis zie je het in Frankrijk, waar de eigen auto-industrie een bevoorrechte positie krijgt en Italië, waar buitenlandse restaurants geweerd wor-den. In Nederland wil het kabinet het budget voor ont-wikkelingssamenwerking en de EU verlagen. In mijn som-berste momenten vraag ik me af of we niet te veel in ons gekeerd raken en uitsluitend naar ons eigen belang kijken. In een crisis wordt de taart kleiner en ze wordt nog klei-ner als we allemaal gaan vechten voor het behoud van onze eigen taartpuntje. Wat deze tijd vraagt is visie en internationale samenwer-king om ons sterker te maken voor langetermijnuit-dagingen. Geen leiders die elkaar voortdurend met modder bekogelen.’ p

‘�Het�Nederlandse�systeem��is�er�op�gericht�mensen��te�beheersen’

30 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_O_opinie.indd 30 20-01-11 09:59

Page 31: Chemie magazine januari 2011
Page 32: Chemie magazine januari 2011

?

Fo

to: s

hu

tte

rs

toc

k b

ew

er

kin

g: r

oy

wo

lFs

et grootste winstpunt is dat er nu een cursus specifiek voor het bedrijfsleven is. We hebben al langer aan-gedrongen op de

komst van deze cursus. Eindelijk was het zo ver,’ zegt Laurens Maatman, die afgelopen decem-ber bij de eerste lichting deelne-mers hoorde. Maatman werkt als Health, Environment & Safety-manager voor AkzoNobel Functi-

‘H

Minder kans op spraakverwarring

Positieve ervaringen deelnemers cursus BRZO-coördinatoren

Een nieuwe cursus geeft coördinatoren op het gebied van arbeid, brand en externe veiligheid inzicht in het BRZO (Besluit Risico’s

Zware Ongevallen 1999). Deelnemers aan de eerste cursus vertellen over hun ervaringen: ‘Nu kunnen we vragen van

inspecteurs in een context plaatsen.’ Tekst: Loes Elshof

onal Chemicals in Herkenbosch. Hij is onder andere belast met de coördinatie van de uitvoering van het BRZO.De tweedaagse opleiding, ont-wikkeld door Chorda en de stich-ting Post Hoger Onderwijs Veilig-heidskunde, wordt door de VNCI ondersteund en geeft een over-zicht van de huidige wet- en regelgeving en de wijze waarop een bedrijf hier vorm en inhoud aan kan geven.

32 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_Q_veiligheidcursus.indd 32 20-01-11 09:58

Page 33: Chemie magazine januari 2011

‘ Vertrouwen in inspecteur groeit’van op. Ik was heel nieuwsgierig.

Het was voor mij bovendien heel belangrijk om de ervaringen van collega’s te horen. Zo ontstaat kruisbestuiving. Ook op de terugweg in de trein zit je na te praten. Ook daarna blijft er con-tact.’Ook cursist Hans Tros hakt al langer met het bijltje van het BRZO 1999; hij houdt zich al sinds 2001 bezig met dit thema. Tros is sinds kort als specialist Health, Environment & Safety werkzaam bij TANATEX Chemicals in Ede, een bedrijf dat onder meer che-micaliën maakt voor de textielin-dustrie. ‘Ik weet inhoudelijk natuurlijk wel van de hoed en de rand. Het interessante van deze cursus is het antwoord op de vraag hoe je omgaat met het BRZO. En daarnaast de uitwisse-ling van ervaringen tussen beroepsgenoten. Hoe gaat het bij mijn bedrijf, hoe gaat het bij jou? Je weet beter wat er leeft bij collega’s.’ Voor deze invalshoek is bewust gekozen, beaamt Neeft. ‘In de wet staat niet geformuleerd hoe de bedrijven vorm moeten geven aan de VBS-elementen. Door het uitwisselen van goede praktijk-voorbeelden draag je gezamen-lijk bij aan het kennisniveau van iedereen.’

Restrisico’sLaurens Maatman: ‘Tijdens de cursusdagen kreeg ik bevesti-ging voor vragen die ik zelf ook heb, bijvoorbeeld wat je doet met restrisico’s op de site. Risico’s buiten de site zijn goed afgedekt. Maar wij waren het er over eens dat het wettelijk niet duidelijk is vastgelegd wat de restrisico’s zouden mogen zijn. Ook kregen we sterk de indruk dat niet op alle plaatsen gelijk wordt geme-ten.’Een punt dat deelnemers tijdens de cursus naar voren brachten, is dat de inspectie in verschil-lende regio’s niet op dezelfde manier naar risico’s kijkt. ‘Soms heeft dat te maken met het feit

dat er in het verleden een inci-dent was, soms zijn er verschil-len in de wijze waarop verschil-lende inspecteurs bedrijven beoordelen,’ zegt deelnemer Tros. Die verschillen zouden er niet mogen zijn, was de conclu-sie. Hij vervolgt: ‘Er was aan-dacht voor wat we de komende jaren van de BRZO-inspecties kunnen verwachten. Een belang-rijk thema is de cultuur binnen het bedrijf. Daarnaast is goed onderhoud van installaties een steeds belangrijker punt voor de inspectie.’

Planmatige aanpak‘De werkwijze van de toezicht-houder is de laatste jaren veran-derd. De aanpak is planmatiger, wat past binnen de ontwikkeling van het BRZO. Audits geschieden volgens een meerjarenplanning. Het is goed om dat plan te ken-nen. Het heeft ook geen zin om als bedrijf verstoppertje te spe-len,’ meent Laurens Maatman, ‘en dat willen wij ook absoluut niet. We kennen als geen ander onze processen en de daaraan verbonden risico’s. Onze maat-schappelijke verplichtingen ken-nen we misschien wel beter dan de overheid.’De cursus gaf inzicht in de wijze waarop de inspecteurs wordt geleerd naar bedrijven te kijken. Neeft: ‘Centraal staan de vragen als: kent het bedrijf de risico’s en hoe gaat het ermee om? Hoe heeft de organisatie het veilig-heidssysteem vormgegeven?’ Tros: ‘Er zijn drie benaderingen: risicogericht, organisatiegericht en systeemgericht. Het is goed om te kunnen herkennen welke inspectiemethodiek wordt gehanteerd en zo beter te kun-nen inspelen op de vraag van de inspecteur. Je kunt een vraag in een context plaatsen. Er is hier-door minder kans op spraakver-warring. Vroeger bestond bij bedrijven soms het beeld van de inspecteur die enkel zijn check-list had, waarop hij onderdelen moest afvinken: een beoordeling

Cor Neeft, organisator van de cursus en werkzaam bij Chorda: ‘Op een bedrijvendag is gevraagd om de bestaande BRZO-cursus voor toezichthouders open te stellen voor het bedrijfsleven. De coördinatoren merkten dat de inspectie de afgelopen jaren een kwaliteitsslag heeft gemaakt en wilden niet op achterstand komen staan.’De nieuwe cursus is gebaseerd op de opleiding van de inspec-teurs. ‘Het programma geeft medewerkers een houvast in de wijze waarop zij de diverse ele-menten van het Veiligheidsbe-heerssysteem (VBS) kunnen invullen en wat daarbij de rol is van de coördinator. Er zijn bijdra-gen van diverse gezaghebbende sprekers, afkomstig van de over-heid, het bedrijfsleven en de advieswereld,’ licht Neeft toe.

NieuwsgierigWat betreft het BRZO is Laurens Maatman ‘geen onbeschreven blad’, want hij heeft sinds tien jaar dit thema in zijn takenpak-ket. ‘Maar je steekt er altijd wat

vanuit het papier, was een veel-gehoorde klacht. Dat is tegen-woordig nog nauwelijks het geval.’ Volgens Tros groeit het vertrouwen van het bedrijfsleven in de deskundigheid van de inspecteur. ‘Ik heb zelf enkel goede ervaringen.’ Het advies van cursusleider Neeft, om samen met inspecteurs toe te werken naar hetzelfde doel, sprak deelnemers aan. Tros: ‘Het idee is dat je meer naast elkaar staat. Niet tegenover elkaar, zoals in het vroeger vaak was.’ Neeft concludeert: ‘Ik denk dat wij er goed in zijn geslaagd aan te geven hoe de overheden te werk gaat bij de inspectie.’

VeiligheidsrapportDe deelnemers beoordelen de cursus als zeer positief, maar plaatsen wel een kanttekening. Tros: ‘Bij diverse procedures van het BRZO 1999 had ik graag nog wat meer diepgang gehad. Bij specifieke veiligheidsstudies had ik meer cursusmateriaal ver-wacht. Maar goed: dit was de eerste keer. Het materiaal moet zich vanaf nu verder ontwikke-len.’ Maatman: ‘Ik had dieper willen ingaan op de BRZO ele-menten, zoals de QRA, de milieu-risicoanalyse of de brandweer-rapportage. Maar dat kan ook niet in twee dagen, het was al een vol programma.’ Deze kritiek wordt door Neeft gedeeld: ‘Het is een terecht punt dat er nog wat meer best practises in moeten komen. Het is de eerste keer nog aftasten wat de doelgroep pre-cies wil, hier gaan we een vol-gende keer verder op in.’ p

Informatie over de BRZO-cursus-sen in 2011: www.phov.nl ofwww.Chorda.nl

januari 2011 Chemie magazine 33

Veiligheid

x-CM1101_Q_veiligheidcursus.indd 33 20-01-11 09:58

Page 34: Chemie magazine januari 2011

SYSTEEMGERICHT Responsible Care goede basis

34 Chemie magazine januari 2011

SYSTEEMGERICHT SYSTEEMGERICHT SYSTEEMGERICHTResponsible Care goede basis

x-CM1101_S_toezicht.indd 34 20-01-11 09:57

Page 35: Chemie magazine januari 2011

nkele jaren geleden sprak het bedrijfsleven de wens uit dat de overheid bij het toezicht op het naleven van vergunningen beter gebruik zou maken van de managementsys temen die bedrijven heb-ben ingevoerd om de milieu-, water- en

arborisico’s te beperken. Dit om de toezichtlast te verminderen. De overheid heeft deze handschoen opgepakt. Momenteel lopen bij tachtig (voorname-lijk chemie-) bedrijven in het hele land proeven met systeemgericht toezicht, waarbij de overheid beter rekening houdt met de inspanningen van bedrijven om de regels na te leven. Sommige chemiebedrij-ven zijn al klaar met de voorbereidingen op systeemgericht toezicht. Hier gaan de overheden systeemgericht toezicht in de praktijk toepassen.

IntegratieOm voor systeemgericht toezicht in aanmerking te komen, moeten bedrijven aan een reeks voorwaar-den voldoen. De overheid controleert onder meer met een zogenoemde compliancy checklist of ze er klaar voor zijn (deze toets is te vinden op www.brabant.nl). De VNCI is intussen begonnen de bestaande RC-vragenlijst te verbeteren om te kun-nen vaststellen hoe ver de leden zijn met de veran-kering van Responsible Care in hun management-systemen om zo een minimale RC-kwaliteit te kunnen garanderen. ‘Het gaat in feite om een beoordeling van de bedrijven vanuit de eigen sec-tor. We zijn bezig uit te zoeken welke relevante eisen we in dit kader aan Responsible Care moeten verbinden om met systeemgericht toezicht aan de slag te kunnen gaan. Vanzelfsprekend is Responsi-ble Care breder dan systeemgericht toezicht en het handigste zou zijn als we straks de vragen van de VNCI en die van de overheid kunnen integreren,

zodat bedrijven die actief zijn met Responsible Care ook de stap naar systeemgericht toezicht gemak-kelijk kunnen maken. We verwachten die integratie in de loop van 2011 af te ronden,’ legt Looijs uit.‘Ook vragen de overheid en de milieuorganisaties ons telkens of we niet een ranglijst kunnen maken van chemiebedrijven naar Responsible Care-pres-taties. Dat willen we wel, maar alleen voor intern gebruik. Voor de VNCI zelf is het belangrijk te weten hoe de sector er als geheel voorstaat. Eventueel kunnen we de namen van de koplopers vrijgeven. Zeker zo belangrijk is het te weten welke bedrijven nog achterlopen, zodat de vereniging die kan aan-moedigen hun VGM-prestaties te verbeteren,’ aldus Looijs.Het idee dat bedrijven beter meteen naar systeem-gericht toezicht kunnen toewerken en Responsible Care kunnen laten voor wat het is, wuift hij weg. ‘Systeemgericht toezicht is gericht op de productie-aspecten van een site. Responsible Care is breder: het gaat bijvoorbeeld ook om de zorg voor het pro-duct, dus ook over REACH en het streven naar duurzaamheid in de productieketen.’

Businessvoordeel‘Duidelijk is dat de koplopers in Responsible Care zich nu richten op het invoeren van systeemgericht toezicht. Voor bedrijven die veel minder ver zijn met Responsible Care is de stap naar systeemgericht toezicht nog te groot. Vanuit de VNCI raden we die bedrijven aan er eerst voor te zorgen dat ze Res-ponsible Care voor elkaar hebben en daarna pas met de overheid te gaan praten over de invoering van systeemgericht toezicht. Bedrijven zijn overi-gens niet verplicht om met systeemgericht toezicht aan de slag te gaan. Er zal sprake moeten zijn van een duidelijk businessvoordeel. Als dat het geval is,

E

TOEZICHTZorg eerst dat je als bedrijf Responsible Care goed voor elkaar hebt en ga dan met de overheid praten over systeemgericht toezicht om de toezichtlast te kunnen verminderen en de kwaliteit ervan te kunnen vergroten. Dat adviseert Sjoerd Looijs, beleidsmedewerker Responsible Care en Duurzaam ondernemen van de VNCI. Tekst: Erik te Roller

FO

TO: S

HU

TTE

RS

TOC

K B

EW

ER

KIN

G: R

OY

WO

LFS

januari 2011 Chemie magazine 35

Toezicht

nkele jaren geleden sprak het bedrijfsleven de wens uit dat de overheid bij het toezicht op het naleven van vergunningen beter gebruik zou maken van de managementsys temen die bedrijven heb-ben ingevoerd om de milieu-, water- en

arborisico’s te beperken. Dit om de toezichtlast te verminderen. De overheid heeft deze handschoen opgepakt. Momenteel lopen bij tachtig (voorname-lijk chemie-) bedrijven in het hele land proeven met systeemgericht toezicht, waarbij de overheid beter rekening houdt met de inspanningen van bedrijven om de regels na te leven. Sommige chemiebedrij-ven zijn al klaar met de voorbereidingen op systeemgericht toezicht. Hier gaan de overheden systeemgericht toezicht in de praktijk toepassen.

IntegratieOm voor systeemgericht toezicht in aanmerking te komen, moeten bedrijven aan een reeks voorwaar-den voldoen. De overheid controleert onder meer met een zogenoemde compliancy checklist

E

TOEZICHTTOEZICHTZorg eerst dat je als bedrijf Responsible Care goed voor elkaar hebt en ga dan met de overheid praten over systeemgericht toezicht om de toezichtlast te kunnen verminderen en de kwaliteit ervan te kunnen vergroten. Dat adviseert Sjoerd Looijs, beleidsmedewerker Responsible Care en Duurzaam ondernemen van de VNCI. Tekst: Erik te Roller

x-CM1101_S_toezicht.indd 35 20-01-11 09:57

Page 36: Chemie magazine januari 2011

TOEZICHTHOUDER‘De toezichthouder van de Regionale Milieudienst Zuidoost Utrecht is een halve dag bij ons op bezoek geweest om het managementsysteem met ons te doorlopen,’ zegt Jeroen de Jong, risk & compliance manager van Dishman Netherlands in Veenendaal, een chemiebedrijf met zestig medewerkers. ‘Zij heeft alle borgingsmaatregelen met de betrokken personen besproken. Daarna heeft ze voor ons een toezichtprogramma op maat opgesteld. Essentieel voor deze werkwijze was, dat we de toezichthouder overzicht konden bieden en de tijd hebben geno-men om haar uit te leggen hoe het managementsysteem is inge-richt en hoe we ermee werken. Jammer alleen dat we nog niet voor onze inspanningen gehonoreerd worden. De toezichthou-ders blijven ons voorlopig twee keer per jaar bezoeken, net zo vaak als andere bedrijven die het minder goed geregeld hebben.’De Jong ziet Responsible Care niet als opstap naar systeemge-richt toezicht, maar eerder andersom: ‘Met een goed risicoma-nagementsysteem kun je Responsible Care handen en voeten geven. Met zo’n systeem identifi ceer je de risico’s op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, stakeholders en fi nanciën en geef je aan hoe je die beheerst en wie daarbij binnen het bedrijf waar voor verantwoordelijk is. Voor ons zijn de omwonenden als stakeholders heel belangrijk, omdat we ons met ons bedrijf in het centrum van Veenendaal bevinden. Essentieel is dat we met de toezichthouder aan tafel hebben kunnen zitten en er weder-zijds vertrouwen is ontstaan. Deze aanpak leent zich wellicht voor meer kleine bedrijven, mits er niet steeds een wisseling van de wacht bij het bevoegd gezag plaatsvindt.’

FO

TO: S

HU

TTE

RS

TOC

K

36 Chemie magazine januari 2011

zal dit een stimulans zijn om met systeemgericht toezicht aan de slag te gaan.’

AkzoNobelAkzoNobel Industrial Chemicals staat vlak voor het invoeren van systeemgericht toezicht op de locatie in Delfzijl voor zijn chloor-alkali-membraanelek-trolyse-bedrijf. ‘In feite zijn we er voor wat betreft het toezicht al mee van start gegaan. Ons manage-mentsysteem is erop ingericht en onze veiligheids-cultuur is er klaar voor. Om echt een verschil in toezicht te kunnen maken, moet de Provincie Gro-ningen nog een vernieuwde milieuvergunning afge-geven, die is afgestemd op de nieuwe vorm van toezicht. Zodra de contouren van die nieuwe ver-gunning bekend zijn, leggen we die ook voor aan belanghebbenden, zoals milieuorganisaties. Daarna kunnen we tot de daadwerkelijke indiening en invoering overgaan,’ zegt Henri Lopes Cardozo, Project Manager QHSE Chlor-Alkali van AkzoNobel Industrial Chemicals. Als het zover is, hoeft de overheid alleen nog het compliance-onderdeel van het managementsys-teem van AkzoNobel periodiek te toetsen en kan zij voor de rest volstaan met steekproefsgewijze con-trole van doelvoorschriften uit de vergunning.

Vier niveausDe overheid gaat bij de geleidelijke invoering van systeemgericht toezicht uit van vier niveaus: de eerste is het klassieke niveau waarbij de overheid nog alles inspecteert. Bij het tweede niveau heeft een bedrijf het managementsysteem voor het beheersen van de risico’s al voor een deel voor elkaar. Bij niveau drie is het managementsysteem compleet, ingevoerd, getoetst en is de integriteit van de installaties en de naleving van wet en regel-geving geborgd. Bij niveau vier heeft het bedrijf gedurende een langere periode bewezen, dat het de veiligheid- en milieurisico’s beheerst en dat het zich aan de regels houdt. In dat geval kan de over-heid een fl inke stap terug doen en erop vertrouwen dat het bedrijf na een incident zelfcorrigerend

‘ Het is een uitdaging om de zaken die er toe doen niet dubbel te doen’

x-CM1101_S_toezicht.indd 36 20-01-11 09:57

Page 37: Chemie magazine januari 2011

PILOTSWe verkeren nog in de ont-wikkelfase,’ zegt Marinus Jordaan, voorzitter van de werkgroep Systeemgericht Toezicht van het Interprovin-ciaal Overleg (IPO). ‘In nage-noeg alle provincies lopen pilots. Overal hanteren de toezichthouders het systeem van vier niveaus om te beoordelen hoe ver bedrijven zijn met hun managementsysteem en de borging daarvan. Maar de werkafspraken kunnen enigszins verschillen. Met de regionale projectleiders bespreek ik regelmatig wat we al vast kunnen laten leggen en wat de band-breedte is waarbinnen systeemgericht toezicht wordt toegepast. Het prin-cipe is voor alle bedrijven gelijk en met de pilots zoe-ken we samen met de bedrijven stap voor stap naar een praktisch uitvoer-bare en gedegen inspectie-aanpak. Voor systeemge-richt toezicht bestaat dus nog geen blauwdruk. De projectleiders spreken onderling af in welke pilots ze bepaalde zaken uitprobe-ren om uiteindelijk te kun-nen vaststellen wat het beste werkt. Daardoor zijn er regionale verschillen in aanpak.’

‘Je kunt systeemgericht toezicht niet gebruiken om

problemen op te lossen’

januari 2011 Chemie magazine 37

Toezicht

optreedt. Lopes Cardozo staat huiverig tegenover het invoeren van een Responsible Care-check voor dit doel: ‘Responsible Care omvat ook zaken als sociale verantwoordelijkheid en streven naar duur-zaamheid in de keten, die buiten de scope van systeemgericht toezicht vallen. We moeten die zaken niet met elkaar verwarren. Het is een uitda-ging om de zaken die er toe doen niet dubbel te doen.’

Toezichtplan op maatIn de regio Rijnmond loopt Lyondell voorop met hun voorbereiding op systeemgericht toezicht. Hier is de DCMR Milieudienst Rijmond de vergunning-verlener, namens de provincie Zuid-Holland. Meryam Twisk, beleidsmedewerker bij de DCMR Milieudienst Rijnmond, bij het LOM-congres verko-zen tot Handhaver van het jaar 2010: ‘Bij Lyondell is de compliancy toets uitgevoerd. Er is een toezicht-plan op maat geschreven. Daarin staat beschreven op welke milieurisico’s het systeemgericht toezicht van de overheid zich richt en op welke manier. In onze sanctiestrategie staat beschreven, dat we bij een overtreding een bedrijf dat de regels altijd goed naleeft en goed over veiligheid en milieu rappor-teert, milder zullen behandelen. Wij gaan uit van vertrouwen. De verantwoordelijkheid voor de nale-ving van de regels ligt nu bij het bedrijf.’

CultuuromslagTwisk ziet veel in Responsible Care: ‘Als een bedrijf Responsible Care volledig heeft ingevoerd, denkt het op een andere manier over de risico’s voor het bedrijf en zijn omgeving en heeft daarmee ook de gewenste cultuuromslag gemaakt. De stap naar systeemgericht toezicht is dan kleiner geworden. Het bedrijf moet voor de overstap nog de nodige afspraken maken met de overheid over het borgen van de wet- en regelgeving in het managementsys-teem en systeemgericht toezicht.’Inmiddels zijn er ook afspraken gemaakt tussen DCMR Milieudienst Rijnmond en Shell Pernis. Op de locatie Moerdijk werkt het bedrijf met bijna het-

zelfde managementsysteem. Daar spreekt Shell met de Regionale Milieudienst van Noord-Brabant over de invoering van systeemgericht toezicht, die weer net voorwaarden stelt dan DCMR.

DoelAnnemarie van der Rest: ‘Over het doel van systeemgericht toezicht zijn we het eens: bedrijven die de zaak op orde hebben en zelf ook controles uitvoeren, hoeven minder vaak bezocht te worden door inspecteurs van de overheid. Maar de weg om daar te komen, blijkt in de praktijk per regio te ver-schillen. Daarom denk ik dat we naar een speciale regionale uitvoeringsdienst zouden moeten gaan voor de vijfhonderd BRZO & IPPC bedrijven. Overi-gens verwacht ik dat we er binnenkort met de RMD Noord-Brabant wel uit zullen zijn.’

Juiste mindsetVoer alleen systeemgericht toezicht in bij de bedrij-ven die erom gevraagd hebben,’ raadt zij aan. ‘Dat zijn de koplopers die al de juiste mind-set hebben. Ga niet trekken aan een bedrijf dat nog problemen heeft. Je kunt systeemgericht toezicht namelijk niet gebruiken om problemen op te lossen. Laat het bedrijf die problemen eerst zelf oplossen en ga dan pas praten over systeemgericht toezicht,’ zo advi-seert Van der Rest.Toch ziet ze Responsible Care niet als opstap naar systeemgericht toezicht. ‘Met Responsible Care kun je alles mooi op papier hebben staan, maar dat betekent niet dat het ook werkt. Daarvoor moet je een levend en werkend systeem hebben, dat aan drie voorwaarden voldoet: het managementsys-teem moet op orde zijn, er moet een bedrijfscultuur zijn waarbij mensen fouten en near misses durven melden, en de integriteit van de installaties moet in orde zijn. Het moeilijkste is het aanpassen van de bedrijfscultuur. Als je in Nederland iemand ergens op aanspreekt, krijg je al gauw “joh, bemoei met je eigen zaken” als reactie. Dat veranderen is één van de meest lastige zaken die er zijn en dat kan een langdurig traject zijn,’ aldus Van der Rest. p

x-CM1101_S_toezicht.indd 37 20-01-11 09:57

Page 38: Chemie magazine januari 2011

fo

to’s

ca

sp

er

ril

a

Onderzoek naar kenmerken van bloeddruppels

crime scene investigationSporen gevonden op een PD (plaats delict) kunnen heel wat vertellen over wat er precies is gebeurd en wie er mogelijk bij betrokken was. Wie de fijne kneepjes van dit vak wil leren, kan terecht aan de Hogeschool van Amsterdam, die een opleiding Forensisch Onderzoek biedt. Dankzij tv-series als CSI overstijgt het aantal aanmeldingen ruimschoots het aantal plaatsen. Tijdens de opleiding krijgen de studenten onder meer te maken met biologie, natuurkunde, plaats delict onderzoek, recht en chemie.

Stel er is een brand geweest met vermoeden van brandstichting, welke sporen kunnen een dergelijk vermoeden ondersteunen? In een nagebootst practicum met miniatuur PD in het eerstejaars chemiepro-gramma sturen de studenten als technische recherche een stukje verbrand tapijt en een stukje ver-koold hout fictief naar het Neder-lands Forensisch Instituut (NFI), waarna ze zelfstanding door middel van de HS-GC-FID-methode (Head-space – Gaschromatografie – Flame Ionisation Detector) onderzoek doen naar eventueel aanwezige ontbrand-bare vloeistoffen in deze brandres-ten. In dit geavanceerde apparaat worden de monsters in een buisje (vial) verwarmd en de opgestegen vluchtige dampen (HS) worden ver-volgens in een kolom gescheiden (GC) en uiteindelijk gedetecteerd (FID). Het ontstane chromatogram geeft goede informatie over welke stof(fen) het mogelijk gaat.‘Stel er worden sporen van benzine gevonden, dan luidt de conclusie nooit: er is hier brand gesticht,’ ver-telt Marc van Bochove, docent schei-kunde en toxicologie aan de Hoge-school van Amsterdam. ‘In tegenstelling tot series als CSI laat het NFI dergelijke conclusies altijd over aan justitie. Wij leren de studen-

ten binnen het chemieonderwijs om niet te interpreteren en alleen te zeggen: er is benzine aanwezig. Hoe het daar komt, is aan de forensisch onderzoekers.’Met andere apparatuur in het labora-torium van de opleiding kan DNA worden onderzocht en kunnen bepaalde stoffen (bijvoorbeeld drugs) in bloed worden opgespoord. Chemie is hierin een belangrijk vak. De stu-denten leren onder meer hoe ze de chemische samenstelling kunnen bepalen met behulp van analytische technieken, maar ook hoe ze de con-centratie ervan kunnen bepalen.Tijdens de opleiding leren studenten ook verschillende technieken om onzichtbare (dader)informatie zicht-baar te maken. Bijvoorbeeld hand- of vingersporen op papier, wat van toe-gevoegde waarde kan zijn bij dreig-brieven of coke-pakketjes. Het papier wordt in ninhydrine of indandione gedoopt. De stof gaat een verbinding aan met de aminozuren in het ach-tergebleven zweet en levert een haarscherpe hand- of vingerafdruk op. Bij de laatste stof moet de afdruk bekeken worden in de donkere kamer onder monochromatisch licht.De studenten komen uiteindelijk terecht bij de politie, het NFI, andere onderzoekslaboratoria, de advoca-tuur en het verzekeringswezen. p

38 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_P_inbeeld.indd 38 20-01-11 09:36

Page 39: Chemie magazine januari 2011

rime scene investigation

In beeld

januari 2011 Chemie magazine 39

x-CM1101_P_inbeeld.indd 39 20-01-11 09:37

Page 40: Chemie magazine januari 2011

1

6

4 5

7

‘Wij leren de chemiestudenten

om niet teinterpreteren’

40 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_P_inbeeld.indd 40 20-01-11 09:37

Page 41: Chemie magazine januari 2011

foto 1: Zogenaamde brandstichting. foto 2: Monster verkoold hout in een buisje, wordt

fictief naar het Nederlands Forensisch Insti-tuut gestuurd.

foto 3: De HS-GC-FID-methode: het monster wordt in een buisje verwarmd, de opgestegen vluchtige dampen worden vervolgens in een kolom gescheiden en uiteindelijk gedetecteerd.

foto 4: Het maken van de handafdruk.foto 5: Papier met onzichtbare handafdruk wordt

ondergedompeld in indandione, een stof die een verbinding aangaat met de aminozuren in het achtergebleven zweet.

foto 6: Onder monochromatisch licht is duidelijk de handafdruk zichtbaar.

foto 7: De studenten komen later terecht bij de politie, het NFI, andere onderzoekslaboratoria, de advocatuur en het verzekeringswezen.

foto 8: Analyse van bloeddruppels.

8

2 3

Meer foto’s zien? Ga naar www.vnci.nl/fotospecialsWWW

In beeld

januari 2011 Chemie magazine 41

x-CM1101_P_inbeeld.indd 41 20-01-11 09:37

Page 42: Chemie magazine januari 2011

In 2002 bood DSM samen met BASF en Henkel drie dagen hulp bij het over-pompen van acrylo-nitril uit beschadigde treinwagons in het Duitse Osnabrück

n de jaren negentig heeft Cefic, de koepel van de Euro-pese chemische industrie, het ICE-programma gelan-ceerd, waarmee chemiebedrijven op vrijwillige basis hulp kunnen verlenen bij transportongevallen met chemische producten (ICE staat voor Intervention in Chemical transport Emergency). In Duitsland en België

is die hulp inmiddels goed geregeld dankzij de inzet van de chemiebedrijven en goede samenwerking met de regionale brandweerkorpsen. Maar in ons land laat de organisatie van de hulp bij transportincidenten met chemicaliën nog te wensen over. Momenteel werken de overheid en de che-miesector aan het verbeteren van de publiekprivate samenwerking bij de aanpak van transportincidenten. Spil hierbij is DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR), dat al jaren het Landelijk Informatiepunt Ongevalsbestrijding Gevaar-lijke Stoffen (LIOGS) onder zijn hoede heeft. Hier komen de vragen binnen van hulpverleners over hoe om te gaan met de chemische stoffen op de plaats van het ongeval. Aan de hand van de vrachtbrief of UN-nummers op de tankauto of verpakkingen weten ze om welke stof of stoffen het gaat. Vervolgens kunnen de veiligheidsexperts van DCMR direct

I

Meer hulp van che

Samenwerking aanpak transportincidentenkan beter

Sinds enkele jaren stelt de VNCI de namen en telefoonnummers beschikbaar van chemiebedrijven die bij transportongevallen met bepaalde chemicaliën assistentie kunnen verlenen. Wil dit systeem volledig tot zijn recht komen, dan zullen meer chemiebedrijven bereid moeten zijn om bij transportincidenten deskundige hulp te geven. ‘Dat is in lijn met Responsible Care en draagt bij aan een beter publiek imago van de chemiesector,’ zegt Macco Korteweg Maris, beleidsmedewerker van de VNCI. Tekst: Erik te Roller

adviseren of kijken welk chemiebedrijf hierbij assistentie kan geven door advies te geven of ter plekke hulp te bieden. Daarvoor heeft DCMR toegang tot de database van de VNCI, waarin per stof (UN-nummer) staat aangegeven bij welke bedrijven hulpverleners terecht kunnen voor advies en eventueel assistentie. In feite beheert DCMR in opdracht van de VNCI het ICE Centrum Nederland, dat 24 uur per dag en 7 dagen per week bereikbaar is. Meer dan dat: DCMR legt de koppeling tussen de vraag om hulp die bij LIOGS binnenkomt en het aanbod van hulp dat via ICE Cen-trum Nederland beschikbaar is.

Om tafelBij het landelijk informatiepunt komen zo’n honderd tot honderdvijftig vragen per jaar binnen. ‘Dat is aan de lage kant, als je bedenkt dat er in Nederland elke week wel ergens een transportincident met chemicaliën plaatsvindt,’ zegt Marcel van der Knaap, projectmanager van DCMR Milieudienst Rijnmond. Annemiek van Waterschoot van de afdeling Veilig Transport van het ministerie van Infrastructuur en Milieu: ‘De hulp-

42 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_T_veiligheid.indd 42 20-01-11 09:56

Page 43: Chemie magazine januari 2011

In 2000 assisteerde de bedrijfsbrandweer van DSM bij het bergen van treinwagons in het Belgi-sche Visé. Het ging om acht wagons met het zeer brandbare en giftige acrylonitril en het zeer brandbare vloeibaar gemaakte gas butadieen

diensten van overheid en bedrijven, die de praktijk kennen, hebben zelf het initiatief genomen om met alle betrokken partijen om de tafel te gaan zitten. In het kader van het project ‘Versterking LIOGS’ is nu afgesproken, dat de VNCI probeert meer bedrijven enthousiast te krijgen om hulp te bieden, dat DCMR werkt aan een grotere bekendheid en breder draagvlak van LIOGS bij de brandweerkorpsen en dat DCMR de protocollen en procedures rond de publiek-private samenwerking bij transportincidenten helder op papier zet, zodat er geen onduidelijkheden meer zijn over de juridische status van bedrijven die assistentie verlenen en over wie de kosten van de hulpverlening voor zijn reke-ning neemt. Medio 2011 moet dit allemaal zijn beslag krij-gen.’

Meer bekendheid‘In de regio Rijnmond zijn de brandweerkorpsen goed met LIOGS bekend, maar in andere regio’s valt dat tegen,’ zegt Marcel van der Knaap. ‘Jammer, want wij kunnen de hulp-verleners adviseren over een veilige en snelle afhandeling van het incident of hen in contact brengen met een chemie-bedrijf dat kan helpen. Als een regionaal brandweerkorps eerst zelf aan de gang gaat, kan dat bij een gevaarlijke stof extra risico met zich meebrengen. En in het geval van een tamelijk onschuldige stof neemt de brandweer misschien wel te veel maatregelen, waardoor bijvoorbeeld een weg onnodig lang geblokkeerd blijft of mensen in de omgeving zich nodeloos ongerust maken. De komende tijd gaan we aan LIOGS en ICE Centrum Nederland in de vier veilig-heidsregio’s meer bekendheid geven.’Ook het ICE Centrum Nederland behoeft verbetering. Van der Knaap: ‘Van sommige chemiebedrijven beschikken we alleen over een algemeen nummer, het telefoonnummer van de receptie of de wachtcommandant van de bedrijfs-brandweer. Vaak blijkt, dat die ons midden in de nacht niet

Meer hulp van cheMie nodig

e

verder kunnen helpen. Om snel te kunnen helpen, moeten we direct in contact kunnen komen met de deskundigen in het bedrijf die kunnen adviseren over het omgaan met spe-cifieke chemische stoffen.’

HulpniveausMacco Korteweg Maris: ‘Momenteel hebben 35 leden zich aangemeld voor ICE Centrum Nederland, dat is ongeveer de helft van het aantal VNCI-leden. Bedrijven kunnen op drie niveaus hulp bieden. Bij het eerste niveau gaat het alleen om telefonisch advies. Bij het tweede niveau geeft iemand van het bedrijf advies op de plaats van het incident. En bij het derde niveau zet een bedrijf ook eigen materieel in om te helpen bij bijvoorbeeld het overpompen van vloei-stoffen van een lekke tankwagen in een andere tankwagen. Overigens zal het aantal keren dat een VNCI-lid werkelijk om hulp gevraagd wordt beperkt zijn, want veel van genoemde 150 vragen om hulp per jaar handelen om een-voudige incidenten waarbij assistentie van VNCI-leden niet nodig is.’

Juridische statusSommige chemiebedrijven aarzelen met zich aan te sluiten bij ICE Centrum Nederland vanwege de onduidelijkheid over de juridische status van chemiebedrijven die bij een incident te hulp schieten. ‘De juridische aspecten moeten

‘Grote bedrijven kunnen in heel Nederland

assistentie verlenen’januari 2011 Chemie magazine 43

Veiligheid

x-CM1101_T_veiligheid.indd 43 20-01-11 09:56

Page 44: Chemie magazine januari 2011

Het UN-nummer (tegen de oranje achtergrond) geeft aan om welke stof(fen) het gaat. In de database van de VNCI staat per UN-num-mer aangegeven bij welke bedrijven hulpverleners terecht kunnen voor advies en eventueel assistentie

inderdaad beter in beeld komen. Dat gebeurt ook binnen het project versterking LIOGS. Dit hoeft bedrijven niet te weerhouden mee te doen, omdat de juridische aansprake-lijkheid van assistentie verlenende bedrijven bij veel trans-portincidenten geen rol speelt,’ verklaart Wim Klijn van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Ook verlangen de bedrijven meer duidelijkheid over de vergoeding van de kosten die zij maken als hulpverlenend bedrijf. In principe zouden de kosten verhaald moeten kun-nen worden bij de verzekeringsmaatschappij van de ver-oorzaker van het ongeval. Maar dat staat van tevoren niet vast en vraagt om betere afspraken tussen hulpverleners en verzekeraars. ‘DCMR zet nu naast de juridische ook de fi nanciële aspecten op papier voor de bedrijven die assi-stentie willen verlenen,’ aldus Klijn. In de database van ICE Centrum Nederland staat van welke chemische stoffen een chemiebedrijf kennis in huis heeft plus de telefoonnummers waarop dag en nacht stoffenex-perts te bereiken zijn. Korteweg Maris: ‘Het gaat niet alleen om de stoffen die een bedrijf verstuurt, maar ook om stof-fen die het als klant ontvangt. Als de stoffen nog onderweg zijn, is het bedrijf daar meestal formeel geen eigenaar van. Maar in de geest van ICE ligt het toch voor de hand dat een ontvangend bedrijf hulp biedt, omdat het ook als klant het nodige afweet van die stoffen en hoe je daarmee moet omgaan. Ook als het chemiebedrijf niets met het transport te maken heeft, maar wel verstand heeft van de betref-fende stof en zich dicht bij het incident bevindt, is hulp geboden.’

SitechJos Keulen en Wim Tholen zijn respectievelijk directeur en offi cier van de brandweer van Sitech, de gezamenlijke bedrijfsbrandweer van DSM, SABIC en andere bedrijven op het industriepark Chemelot in Geleen. Zij hebben ervaring met assistentie op niveau drie. Bij de botsing van twee goe-derentreinen in Barendrecht in september 2009 bijvoor-beeld heeft Sitech geholpen met het overpompen van brandbare vloeistoffen uit beschadigde wagons, waaronder wagons met vloeistoffen van SABIC. Keulen: ‘Dit is prima verlopen. Eerst hebben de publieke hulpdiensten de situ-atie ter plekke gestabiliseerd om de risico’s te minimalise-ren. Daarna zijn wij aan de slag gegaan.’ Tholen: ‘Voor ons was dit een routinekwestie, omdat we ervaring hebben opgedaan met eerdere incidenten en veel geoefend heb-ben. In Barendrecht hebben we ook laten zien dat we er helemaal op ingericht zijn om wagons met chemicaliën te bergen en dat professioneler kunnen aanpakken dan menig bergingsbedrijf.’ In 2000 assisteerde de bedrijfsbrandweer van DSM, waaruit Sitech is voortgekomen, bij het bergen van treinwagons net over de grens in het Belgisch Visé. Het ging om acht wagons van het zeer brandbare en giftige acrylonitril en het zeer brandbare vloeibaar gemaakte gas butadieen. ‘Logistiek gezien was dit een behoorlijk leermo-ment voor ons, want we moesten alles onder stikstofat-mosfeer overladen,’ zegt Tholen. Korteweg Maris: ‘In Nederland is het de bedoeling dat de bedrijven met een aangewezen eigen bedrijfsbrandweer in het kader van het BRZO mee gaan doen op niveau 3 en wel op grond van hun specifi eke expertise, waarvoor zij ook aangewezen zijn. Grote bedrijven, zoals gevestigd op Che-melot, kunnen dan in heel Nederland assistentie verlenen. De kleinere bedrijven zullen dan vooral regionaal assiste-ren.’

Meer informatie: Macco Korteweg Maris (VNCI), 070-337 87 48, [email protected]

‘ De juridische aspecten moeten beter in beeld’

44 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_T_veiligheid.indd 44 20-01-11 09:56

Page 45: Chemie magazine januari 2011

05-01-2011 MOERDIJK. Brand Chemiepack

Beken kleur op chemiezone.nl

Hèt nieuwe gele boek is uit. Chemiekaarten® 26ste editie. Onmisbaar voor iedereen die met chemicaliën werkt. In het bijzonder voor chemici, brandweer, politie, zieken-huizen, laboratoria, apotheken, adviesbureaus en overheden. Het omvat de meest actuele en complete gegevens over 1.415 enkelvoudige (zuivere) stoffen. Voor iedere stof is er een uitgebreide beschrijving van de fysische en chemische eigenschappen. Met ruime aandacht voor preventie- en noodmaatregelen.

Chemiekaarten®

Gegevens voor veilig werken metchemicaliën

26e editie 2011

Uitgave van: TNO Kwaliteit van Leven Sdu Uitgevers

+

‘Geen vuiltje aan de lucht?’

Het nieuweGEEL is hiervan levensbelang.

Uniek en accuraat door redactionele samenwerking tus-sen medische en chemische experts. Laat u niet ver-rassen. Werken met de meeste recente informatie kan van levensbelang zijn! Bestel Chemiekaarten® 26ste editie 2011 vandaag nog! Nu met 10% korting, of neem het abonnement, dat is altijd 15% voordeliger, en dan bent u ieder jaar verzekerd van de actuele chemiekaarten.

Chemiekaarten® 26ste editie

Page 46: Chemie magazine januari 2011

FO

TO: B

AR

T VA

N O

VE

RB

EE

KE

DATINGSITEvoor moleculenDe chemical transistor technologie, een vinding van

TU/e-startup InSolutions, kan uitgroeien tot een funda-menteel nieuwe wijze van chemie bedrijven, met als voordelen: minder energie, minder grondstoffen, geen ongewenste bijproducten en veilige processen.

Dankzij de technologie kan in katalytisch chemische reac-ties de selectiviteit van de reactie geoptimaliseerd worden door het direct en gecontroleerd activeren van de molecu-len die met elkaar een gewenste verbinding moeten aan-gaan. ‘Ik noem het weleens een datingsite voor moleculen,’ zegt Ewit Roos, CEO van het bedrijf. ‘In een microreactor met daarin een geïntegreerde katalysator brengen we de met elkaar te reageren moleculen bij elkaar onder omstandigheden waaronder geen reactie plaatsvindt. Pas op het moment dat we het oppervlak op een bepaalde wijze activeren, gaan de moleculen de gewenste verbinding aan.‘

Door dit proces van gedoseerd toevoegen van energie vin-den de reacties zeer voorspelbaar, gecontroleerd en reproduceerbaar plaats. In experimenten worden opbrengsten van vijftig tot zeventig procent gehaald. In de aanloop naar de reactie en na afl oop van de gewenste reactie vinden in conventionele chemische processen nog allerlei nevenreacties plaats die ervoor zorgen dat een deel van de basisstoffen al is verbruikt of dat het gewenste product door de latere reacties weer uiteenvalt. ‘Dankzij onze technologie is chemie selectief te bedrijven, net zoals een productieproces dat aan of uit kan worden gezet. Bovendien levert het signifi cante kostenbesparing op,’ zegt Roos.

Met de gepatenteerde technologie wordt het in de toe-komst bovendien mogelijk om in katalytische processen producten te maken die nu nog economisch weinig renda-bel zijn. Een voorbeeld is de productie van synthetische diesel uit syngas of directe conversie van methaan in methanol. ‘Aan dit laatste wordt momenteel hard gewerkt. Wanneer we dit met een hogere opbrengst tegen signifi -cant lager energieverbruik onder de knie hebben, kun je zeggen dat we een heilige graal van de chemie hebben,’ aldus Roos, die denkt binnen twee tot uiterlijk drie jaar, mits er fi nanciering komt, zover te zijn.

Een bijkomstigheid van de technologie is dat er ook pro-ducten gemaakt zijn die tot nu toe alleen in theorie beston-den, zoals bepaalde polymeren. ‘Maar we weten nog niet welke eigenschappen deze polymeren hebben en of het industrieel is toe te passen,’ aldus Roos. (Bron: Matrix, TU/e) p

46 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_N_uitgelicht.indd 46 20-01-11 10:00

Page 47: Chemie magazine januari 2011

voor moleculen

januari 2011 Chemie magazine 47

Uitgelicht

x-CM1101_N_uitgelicht.indd 47 20-01-11 10:00

Page 48: Chemie magazine januari 2011

ij Tronox, producent van titaandioxide in de Botlek, zijn sinds medio 2009 in samen-werking met Down to Earth verschillende regelkringen geoptimaliseerd, met als

resultaat een forse energiebesparing en navenante reductie van CO2-uit-stoot. De contacten tussen Tronox en Down to Earth zijn gelegd door Delta-linqs, dat de gezamenlijke belangen van het bedrijfsleven in het Rotter-damse haven- en industriegebied behartigt. Deltalinqs was op zoek naar bedrijven voor het Rotterdam Climate Initiative, een ambitieus klimaatpro-gramma (waarin de gemeente Rotter-dam, Havenbedrijf Rotterdam, DCMR Milieudienst Rijnmond en Deltalinqs samenwerken) dat 50 procent minder CO2-uitstoot in 2025 (ten opzichte van 1990) wil bereiken.

‘Ze zochten bedrijven die erkennen dat er nog veel te winnen valt op dat gebied en die bereid zijn daar energie in te steken,’ vertelt Udo Zwart, advi-seur bij Down to Earth. ‘Tronox was een van die bedrijven.’ Down to Earth paste in het project vanwege het duur-zaam ondernemerschap waar dit bedrijf voor staat, in combinatie met een no-nonsense-aanpak. Een van de specialisaties is het optimaliseren van de prestatie van regelkringen (de OPR-aanpak).Bij Tronox is sprake van een continu proces, waarbij de procescondities in stand worden gehouden door regel-kringen. ‘Een regelkring moet je zien als de thermostaat van de cv-ketel thuis, die de temperatuur in de kamer op 20 graden houdt,’ legt Zwart uit voor de leken onder ons. De juiste afstelling binnen de marges is cruci-

B

‘ Optimaal gebruiken wat je hebt’‘ Optimaal gebruiken ‘ Optimaal gebruiken

Forse CO2-reductie mogelijk met verbeterde regelkringen

Een van de specialisaties van het bedrijf Down to Earth is het optimaliseren van de prestaties van regelkringen. Hiermee wordt binnen het bestaande proces al snel een energiebesparing van 10 procent of meer bereikt, met beperkte inspanning en zonder signifi cante investeringen. Producent van titaandioxide Tronox heeft er goede ervaringen mee. Tekst: Igor Znidarsic

aal. Ruud Robbe, teamleader process engineering bij Tronox: ‘Om effi ciënt te produceren, ga je steeds meer op de rand van wat mogelijk is zitten. Daar-mee stel je hogere eisen aan het goed en voorspelbaar functioneren van de procesregelingen en instrumentatie. Je gaat ook meer risico lopen, omdat je tegen productieverstoringen kunt aanlopen. Als de fabriek uit bedrijf moet om een onderdeel schoon te maken, ben je over de grens gegaan.’

Wiskundig modelDown to Earth analyseert regelkrin-gen en optimaliseert deze, met als doel een effi ciëntere productie en een lager energieverbruik. Zwart, die van oorsprong procestechnoloog is: ‘Bin-nen een wiskundig model, waarin natuurkundige wetten verwerkt zijn en waarin we alle elementen meene-men, simuleren we zo’n regelkring procesdynamisch en brengen versto-ringen aan die in de praktijk ook voor-komen, om te kijken hoe de regeling daarop reageert. We kunnen daarmee voorspellen hoe een nieuwe regeling gaat presteren.’ Door met bepaalde ingrepen de boven- en ondergrens dichter bij elkaar te brengen, wordt een regelkring geoptimaliseerd. ‘We kunnen het proces smaller sturen,’ aldus Zwart, ‘de afwijkingen voorko-men, en daarmee energie, materiaal, kosten en tijd besparen.’ Verdere besparingen, evenals een verbetering van de veiligheid, zijn te realiseren door vereenvoudiging van de regelin-gen of het proces zelf.De klant besluit, op advies van Down to Earth, of het verantwoord is om de regeling om te bouwen. Een ingreep kan bijvoorbeeld zijn een real-time massa- en energiebalans voor de regeling van een verdamper, waarbij de stoomtoevoer naar de verdamper geregeld wordt door de energierege-laar. Uitgaande van de gewenste

48 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_U_duurzaamheid.indd 48 20-01-11 09:53

Page 49: Chemie magazine januari 2011

dampstroom berekent Down to Earth de benodigde energie-input naar de verdamper. Op basis van de energie-input wordt vastgesteld hoeveel stoom nodig is. Zwart: ‘De oude rege-ling bestond uit een flowmeting en een regelklep in de dampafvoer, in combi-natie met een drukmeting op de ver-damper en een regelklep in de stoom-toevoer naar de verdamper. In de nieuwe situatie zijn de druk- en flow-regelkring vervangen door één ener-gieregelkring.’Deze processen werden altijd ontwor-pen door proces technologen, stelt Zwart. ‘Die bepalen waar wat wordt geplaatst en wat waar moet gebeuren. Vervolgens wordt overal een regelaar op gezet: dit moet op zoveel kilo per uur, dit moet die temperatuur hebben en op die druk worden gehouden. En dat was het dan. Die processen werk-ten wel, maar je zag wel overal vreemde beïnvloedingen. Nu kunnen we dat veel beter sturen.’

Kritische blikBij Tronox is zo bij een productieon-derdeel waarbij titaniumtetrachloride in een gasgestookt fornuis verwarmd wordt en voorafgegaan wordt door een verdamper, een energiebesparing van 10 procent gerealiseerd, wat neer-komt op 90 ton minder CO2-uitstoot per fornuis per jaar. De financiële besparing bedraagt 30.000 euro per jaar. Met drie van dergelijke fornuizen op de plant is, alleen al met dit onder-deel, jaarlijks een reductie van 270 ton CO2 realiseerbaar en een besparing van 90.000 euro. Maar er is nog meer mogelijk, op de chlorinatie bijvoor-beeld. Robbe: ‘Als we dit proces scherper kunnen sturen, kunnen we 10 procent besparen op ons cokesge-bruik, wat een CO2-reductie van 9000 ton per jaar oplevert. Naast de financi-ele besparing, want cokes vormt een belangrijke kostenpost.’

Volgens Zwart wordt een deel van het resultaat al bereikt doordat een ver-grootglas op het proces wordt gezet. ‘Een kritische blik brengt allerlei din-gen boven water.’ Down to Earth zou volgens Zwart verder kunnen gaan: ‘Door voor te stellen om de fornuizen geheel te vervangen. Dan bespaar je nog veel meer. Wat wij doen, moet je zien als een begin van de verbeterin-gen: optimaal gebruiken wat je hebt. Je verbetert de prestatie van wat er staat.’ De OPR-aanpak komt volgens Zwart neer op slimmere bedrijfsvoe-ring. ‘Gezond verstand gebruiken.’

Risicomijdend gedragToch wordt de methode van Down to Earth nog niet massaal omarmd door de chemische industrie. De grootste barrière is volgens Robbe het risico-mijdend gedrag van organisaties. ‘Als een installatie goed draait, wil men niet dat je eraan komt. Als je een wijzi-ging wilt doorvoeren, zul je van goede huize moeten komen om de organisa-tie van de voordelen te overtuigen.’ Zwart ziet nog een belemmering: ‘Verdergaande procesautomatisering maakt de boel complexer. Het vraagt meer kennis en inzicht van mensen die de fabriek besturen en bedienen. Ik heb de indruk dat er de afgelopen tien jaar juist behoorlijk is bezuinigd

op mensen.’ Een ingreep vraagt ook meer mankracht op het moment zelf. En de productie moet stilstaan.‘Soms moet je ook vechten tegen dog-ma’s binnen bedrijven,’ weet Robbe. ‘Zo hadden wij hier het dogma dat het cokesgebruik niet te beïnvloeden is. Op basis van chemisch evenwicht krijg je een bepaalde verhouding van kool-monoxide en kooldioxide, en dat bepaalt hoeveel cokes je moet gebrui-ken. Uiteindelijk is gebleken dat je zo veel cokes kunt voeden dat je de reac-tie dringt naar kooldioxidevorming alleen, en daarmee bereik je een cokesbesparing. Wij hebben het geluk gehad dat de site, na een zorgvuldige afweging, dat risico wilde nemen. Daarmee is het dogma doorbroken.’ Door in het proces meer op het scherpst van de snede te opereren, is in vijf jaar tijd 10 procent op cokes bespaard. Robbe: ‘Daar heb je wel de kennis van chemische processen en de mensen voor nodig. In productiege-richte organisaties komt het geregeld voor dat het management voorname-lijk geïnteresseerd is in de tonnen die uit de fabriek komen. Efficiencyverbe-teringen komen op het tweede plan. Wij hebben juist geïnvesteerd in men-sen om proceskennis te kunnen opbouwen, zodat het proces verbeterd en efficiënter gemaakt kan worden.’ p

‘Soms moet je vechten tegen dogma’s’

250

200

150

100

50

0

250

200

150

100

50

01220

Frequency

1240 1260 1280 1300 1320 LSL1220 1240 1260 1280 1300 1320

Predicted vapor flow distribution based on existing steam flow variations. Cp = 0,27

Predicted vapor flow distribution based on steam flow variations during Plant Trial Cp = 0,46

januari 2011 Chemie magazine 49

Duurzaamheid

x-CM1101_U_duurzaamheid.indd 49 20-01-11 09:53

Page 50: Chemie magazine januari 2011

en producent of impor-teur van een chemische stof moet onder REACH aangeven in welke mate werknemers en consu-menten worden blootge-

steld aan die stof via inademing en via huidcontact. Om het niet te ingewikkeld te maken, staat in de handleiding voor de registratie bij REACH per werksituatie aan-gegeven hoeveel vierkante centi-

E

‘Absorptie door huid goed in te schatten’

Vijftien jaar geleden ontwikkelde Wil ten Berge van Santoxar, toen nog toxicoloog bij DSM, een simpele

methode om de opname van chemische stoffen via de huid in te schatten. De autoriteiten en gevestigde

onderzoeksinstituten stonden daar echter sceptisch tegenover. Vanwege REACH krijgt zijn methode nu

steeds meer aandacht. Tekst: Erik te Roller

Toxicoloog Wil ten Berge:

meter van de huid wordt blootge-steld en hoeveel stof hierop terecht zal komen bij activiteiten als verf spuiten, vullen van vaten of containers met chemicaliën, schuimproductie voor isolatie, enzovoorts. Simpeler kan het niet, of toch wel? Wil ten Berge: ‘De handlei-ding voorspelt wel de hoeveel-heid stof die op de huid terecht-komt, maar niet de hoeveelheid die via de huid geabsorbeerd wordt. Bij gebrek aan verdere informatie gaat de handleiding ervan uit, dat alle stof die op de huid terechtkomt er ook door-heen gaat. Als je dus een glas witte wijn over je heen giet, krijg je volgens de REACH-handlei-ding evenveel alcohol binnen als wanneer je het glas witte wijn opdrinkt. Deze regel geldt in werkelijkheid natuurlijk niet voor wijn, want het effect daarvan is genoegzaam bekend, maar wel voor elke willekeurige chemi-

50 Chemie magazine januari 2011

fo

to:s

hu

tte

rs

toc

k

x-CM1101_V_stoffen.indd 50 20-01-11 09:50

Page 51: Chemie magazine januari 2011

sche stof. Bij honderd procent absorptie rolt er natuurlijk een veel hoger gezondheidsrisico uit, dan in werkelijkheid het geval is.’Ter Berge geeft een voorbeeld: ‘Chirurgen gebruiken voor een operatie tienmaal een volume van 20 milliliter alcohol om hun handen en onderarm vrij te maken van bacteriën. Als dit volume van 150 gram volledig geabsorbeerd zou worden, zou-den chirurgen opereren met een alcoholgehalte van 2,5 promille in hun bloed. Uit onderzoek is echter gebleken dat ze bij zo’n ontsmettingsprocedure in plaats van 150 gram alcohol hooguit 1,6 gram opnemen, waarvan onge-veer 30 procent via inademing en 70 procent via opname door de huid van de handen.’

Onnodige veiligheids-maatregelenAls een bedrijf het rekenvoor-schrift van REACH blindelings toepast en als blijkt dat huidcon-tact voor een bepaalde chemi-sche stof niet tot een gezondheidsrisico leidt, zit het met de inschatting van het risico altijd aan de veilige kant. Maar als de berekening aangeeft dat de grenswaarde voor gezond-heidseffecten overschreden wordt, dan lijkt er op papier een probleem te zijn, vooral in het geval van kankerverwekkende stoffen. Op grond daarvan neemt een bedrijf misschien wel onno-dig rigide veiligheidsmaatrege-len. Ten Berge: ‘Veel stromen in raffinaderijen en ook krakerpro-ducten bevatten benzeen, dat kankerverwekkend is. Het is dus uitermate belangrijk te weten welk risico werknemers precies lopen die per ongeluk met de stof in aanraking komen of consu-menten die bij het tanken af en toe wel eens een paar druppels benzine, waarin ook benzeen zit, op hun huid krijgen. Via de offici-ele methode leid je af dat iemand bij een blootstelling van 3 mil-ligram benzeen per vierkante centimeter op de handen bij circa 1000 vierkante centimeter huid-oppervlak 3 gram benzeen per

RekenmodelToxicoloog Wil ten Berge heeft een rekenmodel ontwikkeld om de absorptie van stoffen door de huid te voorspellen. Dit model heeft hij verpakt in een macro van een Excel-programma. Dit programma geeft als functie van de tijd aan:• Hoeveel stof via de huid per uur geabsorbeerd

wordt. Dit is de dosis, waaruit met een dosis-respons relatie valt af te leiden of er sprake is een mogelijk toxisch effect.

• Hoeveel stof via de huid is geabsorbeerd.• Hoeveel stof vanaf de huid is verdampt.• Hoeveel stof nog aanwezig is op de huid.• Hoeveel stof nog aanwezig is in de huid.‘In het programma hoef je maar enkele fysisch che-mische constanten van de stof in te voeren, zoals molecuulgewicht, dichtheid, dampspanning, water-oplosbaarheid en de octanol-waterverdelingscoëffi-ciënt. Deze gegevens zijn gemakkelijk in databe-standen van stoffen te vinden. Zodoende kun je met dit programma met weinig inspanning tot vrij betrouwbare resultaten komen, dat is onder andere gebleken uit experimenten met parfums, bestrij-dingsmiddelen en koolwaterstofmengsels,’ aldus Ten Berge.

dag binnenkrijgt. Maar in de praktijk is gebleken, dat iemand hooguit een half procent van de gemorste benzeen via de huid opneemt. Benzeen verdampt namelijk veel sneller dan dat het door de huid wordt geabsor-beerd. Dat is ook wat mijn model voorspelt.’Petrochemische bedrijven heb-ben daarom bij het registreren van hun productiestromen onder REACH gebruikgemaakt van het rekenmodel van Ten Berge om de geabsorbeerde dosis via de huid te schatten bij verschillende werkzaamheden. Deze dosis is veel kleiner dan de hoeveelheid van de stof, die op de buitenzijde van de huid terechtkomt.

VerzadigingsgrensHet model van Ten Berge geeft een eerste indicatie van de absorptie, die de resultaten van experimenteel onderzoek bena-dert. Als hieruit blijkt dat de geabsorbeerde dosis via de huid wel degelijk een risico vormt, zal een bedrijf maatregelen moeten nemen om de blootstelling te beperken of nader experimen-teel onderzoek moeten doen naar de werkelijke absorptie door de huid. ‘Een eerste onder-zoek kost echter al gauw 20.000 tot 30.000 euro. Vandaar dat het voor de hand ligt om eerst met dit zogenoemde Skinperm-model aan de slag te gaan. Als het risico laag is, hoef je geen verder onderzoek te doen,’ aldus Ten Berge.Uit dit model blijkt ook dat de absorptiesnelheid door de huid niet afhankelijk is van de hoe-veelheid stof op de huid. Ten Berge betoogt al jaren dat de absorptiesnelheid oploopt tot een bepaalde verzadigingsgrens is bereikt. Daarboven is de absorptiesnelheid onafhankelijk van de hoeveelheid opgebrachte vloeistof. ‘Dat is net als bij file-vorming op een snelweg waar drie rijstroken overgaan in twee rijstroken. Er is een maximum aantal auto’s dat per minuut de versmalling kan passeren. Als er meer auto’s toestromen zal die

snelheid echt niet toenemen en ontstaat een file.’

PBPK-modelInmiddels heeft Ten Berge samen met het Nijmeegse bedrijf IndusTox (adviseur op het gebied van arbeidshygiëne) zijn module voor huidabsorptie ingebouwd in een zogenoemd PBPK-model, dat ook modules voor opname van stoffen door inademen en inslikken bevat. Dit PBPK-model met de naam IndusChemFate is ontwikkeld met financiële steun van Cefic in het kader van het Long-range Research Initiative en kan gratis worden gedown-

load van de Cefic-website (zoek op Cefic LRI-tools).‘Het programma voorspelt met een minimum aan gegevens de concentraties van de oorspron-kelijke stof en zijn afbraakpro-ducten in het bloed en de urine in relatie met de blootstelling. Ook is het mogelijk om met dit pro-gramma op basis van de grens-waarde voor het inslikken van een stof, dat wil zeggen de maxi-maal toelaatbare hoeveelheid die verkregen op basis van experi-menteel onderzoek, de grens-waarde voor inademen en huid-contact af te leiden,’ aldus Ten Berge. p

‘Absorptiesnelheden lopen op tot een

verzadigingsgrens’

januari 2011 Chemie magazine 51

Stoffen

x-CM1101_V_stoffen.indd 51 20-01-11 09:50

Page 52: Chemie magazine januari 2011

et riedeltje begint zo langza-merhand eentonig te wor-den. Er is te weinig innovatie in Nederland, roept de over-heid al jaren. En dat komt doordat te weinig jongeren

voor een bèta- of techniekopleiding kiezen. Sterker, het aantal afstudeer-ders daalt bijna ieder jaar verder. De ene na de andere campagne werd daarom in het verleden opgezet om scholieren te prikkelen toch vooral in Delft, Twente of Eindhoven te gaan studeren. Maar die campagnes werk-ten niet. Techniek blijft een nerd-imago houden. En meisjes willen er nog steeds niet aan.’Aldus een narrig verhaal in het num-mer van 11 april 2005 van Intermediair. In het artikel komt Rolf Schreuder van het Platform Bèta/Techniek aan het woord. Hij spreekt de verwachting uit dat de nieuwe aanpak om bèta te sti-muleren uiteindelijk effect zal hebben. ‘Onze aanpak is namelijk wezenlijk anders dan in het verleden,’ zegt Schreuder.Intermediair vat samen: ‘Geen los-staande imagocampagnes meer, geen wollige verhalen over hoe hip het eraan toegaat op de faculteit natuur-wetenschappen, want daar trappen

scholieren niet in. Deze keer is de aanpak realistischer en inhoudelijker. Het onderwijs moet bijvoorbeeld wor-den vernieuwd. Op universiteiten kan de bachelorfase (de eerste drie jaar) veel breder: meer algemene, gecom-bineerde vakken in plaats van specia-listische. Voor het hoger beroepson-derwijs geldt hetzelfde verhaal. Zodat scholieren zich minder snel laten afschrikken, en zodat ze na drie jaar nog heel veel kanten op kunnen. Maar ook de bètavakken in het voortgezet onderwijs moeten op de schop. Bij natuur- en scheikunde worden niet langer eindeloos sommetjes gemaakt en formules afgeleid. Wetenschap en techniek moeten in hun context wor-den geplaatst.’

Gefronste wenkbrauwenDe resultaten lijken Schreuder in het gelijk te stellen Tijdens de nationale Science & Technology Summit van 18 november 2010 kon Van der Veer publiekelijk maken dat de beoogde doelstelling van vijftien procent meer in- en uitstroom (de opdracht voor het platform, gebaseerd op de Lissabon-doelstellingen van 2000 voor het hoger onderwijs) ruimschoots is gehaald. ‘De hogescholen en universi-

H

Onderbenut bètatalent zit vooral bij meisjesEind vorig jaar pleitte oud-Shell-topman Jeroen van der Veer in zijn rol van voorzitter van het Platform Bèta/Techniek in het televisiepro-gramma Pauw & Witteman voor toename van het aantal bèta-afstudeerders. Is het wel rea-listisch te veronderstellen dat met een extra oproep meer jongeren zijn te interesseren voor de bètarichting? Is de vijver niet leeggevist? Een mini-onderzoek. Tekst: Jos de Gruiter

teiten hebben door een gestructu-reerde aanpak, met behulp van onder meer nieuwe instrumenten, zoals het Beta Mentality Model, nieuwe aanwas gecreëerd,’ aldus een tevreden Van der Veer. Hij wees er op dat vooral meisjes, waar we in Nederland hele-maal onderaan de lijstjes bungelden, meer voor bèta kozen. Toch herhaalde hij de waarschuwing die hij eerder aan televisietafel bij Pauw & Witteman had geuit.‘We hebben al het beschikbare bèta-technisch talent nodig en dat talent ís er ook, want ruim zeven op de tien jongeren hebben bètatechnische talenten en affiniteit. Te weinig daar-van weten we in hun onderwijsloop-baan daadwerkelijk voor de bètatech-nische wereld te boeien en te binden.’ Hij zei gefronste wenkbrauwen te hebben bij de vaststelling dat het aan-tal eerstejaars studenten psychologie aan de Leidse universiteit dit studie-jaar 450 bedraagt tegenover slechts enkele tientallen studenten chemie. ‘De vraag die wij ons indringend moe-ten stellen is waarom wij een derge-lijke discrepantie tussen maatschap-pelijke en economische trends en de daarvan afwijkende uitstroom uit het onderwijs nu al jaren laten gebeuren.

52 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_W_onderwijs.indd 52 20-01-11 09:48

Page 53: Chemie magazine januari 2011

fo

to: s

hu

tte

rs

toc

k

Onderbenut bètatalent zit vooral bij meisjes

e

Ik ben geneigd om te zeggen dat we dit niet moeten laten gebeuren en sterker nog: er is ook wat aan te dóen.’ Van der Veer zette onder meer vraagte-kens bij de bestaande vorm van stu-diefinanciering, die geen rekening houdt met het uitzicht op werk van een gekozen studie.

Onbenut potentieelAnnemarie van Langen (Radboud Universiteit) heeft onderzoek gedaan naar de potentie van leerlingen op vwo- en havo-niveau om een hogere bèta-opleiding te volgen. Zij kwam tot de conclusie dat tussen de 60 en 70 procent van de leerlingen intellectueel in staat zou moeten zijn een bèta-opleiding te volgen. In de praktijk kiest 55 procent voor een NT-profiel (natuur en techniek). Het onbenut potentieel aan bètastudenten ligt dus in theorie tussen de vijf en vijftien procent. Andere leerlingen moeten zich met alphavakken ‘behelpen’.‘Heel bemoedigend dat ruim vijftig procent kiest voor een NT-profiel, maar veel van die jongeren stromen door naar studies psychologie of geneeskunde. Aan het eind van de rit komt de helft van de bètastudenten niet terecht bij Philips of DSM. Dat is

de lekkende pijplijn, die we zo veel mogelijk moeten dichten.’ Aan het woord is Rebecca Hamer. Tot 1 januari 2011 was zij als programmaregisseur onderzoek betrokken bij het Platform Bèta/Techniek. Sinds begin deze maand is ze zelfstandig onderzoeker. Een belangrijk deel van het probleem zit in het verschil in benadering van jongens en meisjes, legt ze uit. ‘Ook uit onderzoek van Annemarie van Langen blijkt dat 60 procent van de jongens die hoge cijfers halen in de bètavakken natuurkunde, scheikunde en wiskunde, wordt geadviseerd het

NT-profiel te volgen, 27 procent wordt het NG-profiel aangeraden. Van de meisjes met dezelfde cijfers voor bètavakken (minimaal een acht) krijgt 51 procent het advies een NG-profiel te kiezen en 26 procent wordt NT geadviseerd. In feite maak je op dat moment al een doorstroming naar een hogere bètastudie onmogelijk.’

Corrigeren’Ze vergooien hun talent niet, maar je kunt je wel afvragen waarom ze niet kiezen voor een richting waarin ze goed zijn.’ Dat vraagt Hanke Korpers-

januari 2011 Chemie magazine 53

Onderwijs

x-CM1101_W_onderwijs.indd 53 20-01-11 09:48

Page 54: Chemie magazine januari 2011

hoek zich af. Komende maand hoopt zij aan de RUG te promoveren op het thema ‘onderbenut bètatalent in het onderwijs’.‘Voor meisjes is er wel een verklaring te vinden,’ meent ze. ‘Zij kiezen vakken waarin ze kunnen werken met men-sen. Op hun vijftiende kiezen ze dus een profiel dat uitzicht biedt op een baan in bijvoorbeeld de gezondheids-zorg. Dat is vroeg. Op die leeftijd heb je onvoldoende zicht op de verschil-lende richtingen en de banen die daar-bij horen. Dat is jammer, want ze kun-nen in een later stadium niet terugkomen op die keuze.’Ze noemt het van belang om de ‘afval-lers’ in een zo vroeg mogelijk stadium te laten merken dat bètaberoepen en -vakken aantrekkelijk kunnen zijn. ‘Meisjes hebben vaak het idee dat het vakken voor jongens zijn. Dat beeld wordt gecreëerd door de omgeving, door docenten, ouders en media. En omdat het gecreëerd is, kun je het ook

beïnvloeden. Als meisjes op de basis-school het idee krijgen dat techniek iets is voor jongens, dan kun je dat beeld op dat moment dus al corrige-ren.’

‘Dramatische krapte’Het pleidooi voor toename van het aantal bèta-afstudeerders wordt uiteraard gekoppeld aan de constate-ring dat er een tekort aan techneuten dreigt. Hoe groot dat tekort is, is moeilijk te kwantificeren. TechniekTa-lent.nu, een samenwerkingsverband van acht technische bedrijfstakken, stelt dat tussen nu en 2014 vanwege de vergrijzing zeventien procent van alle technische werknemers vervan-gen moet worden. ‘Zelfs als alle men-sen met een technische opleiding zouden doorstromen naar een baan in de techniek, zitten we in 2014 met een tekort van 63.300 mensen,’ vertelt voorzitter Jos Kleiboer van Techniek-Talent.nu, zonder te kwalificeren in welke sectoren en op welk niveau die tekorten ontstaan.Onderzoek in zeven regio’s waar veel “technologie-gerelateerde” bedrijven zijn gevestigd, leerde eind 2009, dat vacatures voor middelbaar technische beroepen langer onvervuld bleven dan andere vacatures. ‘Er bleek een dra-matische krapte uit,’ aldus Rebecca Hamer, ‘die als gevolg van de daarna optredende economische crisis naar de achtergrond is verschoven. Maar zodra de conjunctuur aantrekt, doe-men die tekorten weer levensgroot op.’De economen Bas Jacobs (UvA) en Dinand Webbink (Centraal Planbu-reau) hebben de grote behoefte de afgelopen jaren ter discussie gesteld. Op basis van een vergelijking in de loonontwikkeling tussen bèta’s en andere hoogopgeleiden, concludeer-den zij dat de dreigende tekorten niet worden gestaafd door statistische gegevens. Als er grote tekorten zou-den zijn, had de markt dat gecorri-geerd, menen zij, door forse loonstij-gingen en dat is niet het geval geweest.Inmiddels kunnen kanttekeningen worden geplaatst bij die vaststelling. Onderzoeker Frank Cörvers van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) concludeerde begin vorig jaar in PlatformPocket 23 (een uitgave van het platform Bèta/Techniek) dat de inkomens van mbo-technici al enkele jaren zo’n tien pro-cent hoger liggen dan die van andere mbo-ers. Cörvers stelt voorts vast dat hbo-technici de laatste jaren de eco-

nomisch opgeleiden hbo-ers hebben ingehaald wat salariëring betreft en ook op wo-niveau zijn de techneuten en bèta’s andersopgeleiden aan het inhalen. Deze ontwikkelingen worden deels gesteund door de twee loop-baanmonitors die economisch onder-zoekbureau SEO heeft uitgevoerd. Ook uit dat onderzoek blijkt dat mbo-tech-nici gemiddeld beter scoren wat belo-ning betreft.Overigens zet hoogleraar Andries de Grip van het ROA vraagtekens bij de bruikbaarheid van loonontwikkeling om een beeld van de beschikbaarheid van mensen te meten. ‘Ze zegt op zijn minst niets over toekomstige ontwik-kelingen.’ Bovendien wordt op deze wijze geen rekening gehouden met de overstap van bèta’s naar andere beroepen of naar managementfunc-ties. Juist dat verschijnsel kan, aldus De Grip, worden uitgelegd als een positief aspect van de bèta-arbeids-markt: ‘Het geeft aan hoeveel kanten iemand met een degelijke bèta-studie op kan.’

Betere kwalificatieVoor Hamer is het duidelijk: ‘De cen-trale vraag is niet: “hebben we behoefte aan meer techneuten?” Het antwoord is “ja”. Het is ook niet: “zijn er in potentie meer mensen die dat zouden kunnen doen?” Het antwoord is “ja”. De vraag is: “wanneer hebben we er genoeg?” Als 45 procent van de mensen bèta-technisch is opgeleid en 40 procent van hen daadwerkelijk in de techniek gaat werken? Of moet het 60 procent zijn? Ik denk dat het afhangt van de vraag hoe technolo-gisch we onze maatschappij inrichten. Wil je het steeds beter hebben of neem je genoegen met het draaiend houden van de boel? En bij een tekort loop je al snel het risico dat slimme mensen bezig zijn met de roltrappen aan de gang te houden in plaats van met innovatie.’Korpershoek: ‘Ik denk dat de roep om meer bèta’s te algemeen is. Bedrijven moeten opleidingsinstellingen duide-lijk maken wat voor soort mensen ze nodig hebben. Misschien zoeken ze creatieve of hoog intelligente mathe-matici. De kwalificaties moeten beter worden gedefinieerd zodat mensen gerichter keuzes kunnen maken.’Haar proefschrift bevat in elk geval een nuttige aanbeveling: als leerlin-gen niet weten wat ze willen, laat ze dan iets kiezen waar ze goed in zijn. En als je op je vijftiende niet weet wat je wilt, kies dan exact. Daarmee kun je later in elk geval alle kanten op. p

‘Techniek blijft een nerd-

imago houden’

54 Chemie magazine januari 2011

x-CM1101_W_onderwijs.indd 54 20-01-11 09:48

Page 55: Chemie magazine januari 2011

Op zoek naar

een unieke

locatie voor uw

proces industrie?

Valuepark Terneuzen beschikt over 140 hectare ideaal gelegen terrein. Als

bedrijf profi teert u van de nabijheid van gevestigde proces industrie waaronder

Dow Benelux BV, de ondersteuning van Zeeland Seaports en diensten van

service bedrijven die zich hier al gevestigd hebben.

Waarom Valuepark Terneuzen kiezen?

- In het hart van de Noord/West-Europese

industrialisatie;

- Diepzeehaven met directe toegang tot de

Noordzee (100.000 dwt);

- Uitstekende verbindingen met het achter-

land via weg, spoor en binnenwateren;

- Rail en shortsea container terminal;

- Granulaatopslag en -overslag;

- Opslagtanks en verwerking;

- Diverse utiliteiten inclusief centrale

brandbluswatersystemen.

NOG 80 HECTARE BESCHIKBAAR!

park your added value where it can grow

www.vpterneuzen.com

Valuepark Terneuzen is een gezamenlijke onderneming van Zeeland Seaports en Dow Benelux.

Page 56: Chemie magazine januari 2011

serv

ices

Cluster Manager MorphologyDSM R&D Solutions is a competence center, with state-of-the-art analytical, engineering and testing labs, that offers the full spectrum of R&D support.

To strengthen their team in Heerlen we are looking for a Cluster Manager Morphology. In this coordinating position proven team leadership ability is required. With very good interpersonal skills you are able to engage people, manage multiple projects, manage groups and individuals in a safe, organized and productive manner. You can integrate scientific knowledge into business goals with an external focus and a drive for results. Are you competent in and comfortable with dealing with and managing an ever-changing, highly competitive industry/environment? Do you have a PhD in Material Science with specific experience within the material field? Are you the natural link between colleagues, customers and R&D? Interested? Read more at our website www.cls-services.nl about this chal-lenging position.

CLS Services - recruitment & selection and outsourcing in chemistry | pharma | biotech | food

is looking for

Kleuren Labelling, GHS klaar

Voordelen van onze producten:- Software is GHS klaar- Direct printen van uw laptop, PC of MAC- Geen cliché en stans kosten- Nooit lange levertijden- Wijzigingen zonder problemen in te voeren- Printen naar behoefte – geen overlevering mogelijk- Geen uitgebreide voorraad van etiketten meer nodig

De CX1200e en de FX1200e.Voor het printen van kleine tot grote runs etiketten met variabel informatie. De CX1200e digitale etiketten printer en de FX1200e stansunit met laminator voor al uw etiketten toepassingen. Tot 216 mm. breed in hoge foto kwaliteit. Van tien tot vele duizenden etiketten in 1 run.

FOUT

GOED

Afbeeldingen, teksten, barcodes,vervaldata, instructies – alles onder controle!

LX900e kleuren etiketten printer. Zeer hoge kwaliteit en snel. Print elk etiket tot een breedte van 209 mm. breed in dezelfde hoge foto kwaliteit. Van één label tot honderden etiketten in een run.

Bekijk onze product video’s op: www.primeralabel.eu/CX1200ewww.primeralabel.eu/FX1200ewww.primeralabel.eu/LX900e

Voor meer informatie bezoek www.logilabel.com

Het alom bekende oranje gevaren symbool moet zijn veranderd per 1 december 2010.Door het gebruiken van Primera’s kleuren

etiketten printers zal de overgang probleemloos zijn.

Bekijk onze product video’s op: www.primeralabel.eu/CX1200e

Logiprint_AD.indd 1 02.11.10 10:26

advertenties.indd 3 21-01-2011 09:29:08

Page 57: Chemie magazine januari 2011

ander van Loon had al vroeg de wens een eigen laboratorium op te zetten. ‘Dit idee ontstond tijdens mijn HLO-opleiding. Niet om zelf te gaan pro-duceren maar om bedrijven te helpen en

betrokken te zijn bij de ontwikkeling van verschillende producten. Vijftien jaar later is het gelukt.’ Voor het zover was, deed Van Loon na het afronden zijn HLO-opleiding en Organische Chemie aan de VU ervaring op in het ontwikkelen van coatings bij Sigma Coatings/PPG. En niet zonder resul-taat: hij kreeg twee patenten, voor een bindmiddel en een coating die werden ontwikkeld voor een staalbescher-mende coating. ‘Begin 2008 ben ik een businessplan gaan schrijven, nadat mijn vrouw zei dat ik mijn ideeën eens moest uitwerken en de mogelijkheden moest bekijken. De timing van het opstarten van VLCI was misschien niet logisch gezien de economische crisis. Maar wellicht heeft dat juist in mijn voordeel gewerkt omdat het voor bedrijven gunstiger was om diensten in te huren.’

Projectbasis‘Het bijzondere aan VLCI is dat we kennis omzetten in toepasbare pro-ducten. We fungeren als een spar-ringpartner voor R&D-afdelingen van bedrijven. We brengen kennis in en zitten bovendien in verschillende markten. We bieden klanten een net-werk van grondstof- en coatingsleve-ranciers, distributeurs, kennisinstitu-ten en universiteiten. Onze expertise

VLCI zet kennis om in toepasbare producten

Sparringpartner voor R&D

Starters

Organisch chemicus Sander van Loon heeft in november 2008 zijn eigen bedrijf opgericht

beslaat het volledige innovatietraject van literatuuronderzoek tot introduc-tie op de markt. Door gebruik te maken van een high-throughputsys-teem kunnen formuleringen automa-tisch bereid worden en syntheses uitgevoerd worden. We zijn in Europa de enige die met deze high-throughput-apparatuur aan formuleringen werkt. Het is voor bedrijven bovendien mak-kelijk dat ze ons op projectbasis kun-nen inhuren, zodoende hoeven ze geen extra personeel aan te trekken en niet te investeren in apparatuur,’ stelt Van Loon.

DoorgroeienDe fi nanciering van VLCI was snel rond. Van Loon: ‘Ik heb het business-plan aan verschillen bedrijven voorge-legd, met het DPI Value Centre besproken en getoetst tijdens een pitch. Iedereen was positief en advi-seerde me naar de bank te gaan. En de bank stond inderdaad achter mijn businessplan, binnen anderhalve maand was alles rond.’ De start van het bedrijf, gevestigd op het Science Park in Amsterdam verliep goed door-dat de eerste opdrachtgevers zich snel meldden en Senter Novem Van Loon een subsidie voor zijn idee gaf.De chemicus voorziet een mooie toe-komst voor VLCI. ‘We zijn begonnen

met coatings, maar doen inmiddels ook opdrachten voor de cosmetische en farmaceutische industrie. Formu-leringen worden steeds meer gezien als een aparte wetenschap en winnen aan populariteit. Daarnaast zit samen-werken op projectbasis in de lift. Ik wil graag doorgroeien en verwacht dat we binnen vijf jaar van drie naar twintig werknemers zullen gaan.’

VoorbereidenVan Loon benadrukt dat je je als star-ter goed moet voorbereiden en moet weten waar je mee bezig bent. ‘Het kost tijd om een netwerk en naamsbe-kendheid op te bouwen, langer dan je denkt en wilt. Daarnaast is het fi nanci-ele gedeelte lastig. Ik heb het geluk dat mijn schoonvader verstand van deze zaken heeft en nu fi nancieel directeur van VLCI is. Zowel de voor-bereidingen als de fi nanciën zijn zaken waar goed over nagedacht moet wor-den.’ p

VLCI (Van Loon Chemical Innovations) is een onafhankelijk

onderzoekslab, gespecialiseerd in het formuleren van coatings, dat innovatieve R&D-services levert

aan zijn klanten. Een high-through-putsysteem zorgt voor een snel en

accuraat innovatieproces.Tekst: Emma van Laar

‘Formuleringen worden steeds meer gezien als

aparte wetenschap’

S

januari 2011 Chemie magazine 57

Starters

x-CM1101_X_starters.indd 57 20-01-11 09:47

Page 58: Chemie magazine januari 2011

Vacature selectie

Recruitmentspecialist in chemie & life sciences

Explore your Talent

www.checkmark.nlBekijk alle vacatures op

te l : 0182 590 210

11905 Allround Analist11885 Chemisch Analist 5-ploegen

11700 Quality Supervisor

12175 Chemisch Analist MLO11670 Chemisch Analist 5-ploegen

11425 Petrochemisch Analist Dagdienst

11475 (Sr.) Lab Technician

12145 RD&E Area Chemist

11175 Recruiter Chemie

Voor de versterking van ons team zijn wij met spoed op zoek naar een Recruiter Chemie.

Je komt te werken in een hecht team van ambitieuze professionals. In deze veelzijdige en dynamische functie kun je jouw brede vakkennis, mensenkennis en communicatieve vaardigheden optimaal benutten.

Je hebt een afgeronde HLO/WO opleiding in (bij voorkeur) Chemie, minimaal 2 jaar labervaring en interesse in W&S.

11895 Sr. Allround Analist11890 QA Officer

11815 Laborant Analytisch Lab11020 Validatie Expert

12065 (Sr.) Technician Mass Spectrometry12055 (Sr.) Technician Analytical Characterization

12035 (Sr.) Scientist Analytical Development10625 Senior Technician Analytical Assays

CheckMark_Adv_0111.indd 1 1/19/11 8:55:28 AM

Transportservice van huis uit

Internationaal Transportbedrijf

L. van der Lee en Zonen B.V.

T (015) 213 59 11

E [email protected]

I www.vanderlee.nl

advertenties.indd 4 21-01-2011 09:29:09

Page 59: Chemie magazine januari 2011

Wat voor werk doe je? ‘Als projectmanager ben ik verant-woordelijk voor de productie van medicijnen voor verschillende klan-ten. We produceren antilichamen voor de behandeling van onder meer reuma en leukemie. Deze producten zijn nog niet op de markt, maar bevin-den zich in verschillende onderzoeks-fasen. Mijn projecten doorlopen ver-schillende stadia; van ontwikkeling tot productie.’

Wanneer ben je bij DSM begonnen?‘In 2002 ben ik hier na mijn promotie-onderzoek begonnen als scientist op de analytische afdeling. Als scientist was ik voornamelijk bezig met het ontwikkelen en valideren van analyses om onze producten te kunnen testen. Na vijf jaar ben ik manager van die afdeling geworden. Die functie heb ik vier jaar lang met veel plezier vervuld en sinds september 2010 ben ik pro-jectmanager.’

Wat is er zo leuk aan het werk?‘Het leuke van werken voor DSM Bio-logics is dat het een heel dynamisch en jong bedrijf is. Elke klant is anders, elk product is anders. Dat betekent dat je fl exibel moet zijn, snel moet kunnen schakelen en goed moet kun-nen inspringen op de behoeftes van een klant. Als projectmanager heb je

‘ Werk in het belang van anderen’

YPN mobiel

bovendien veel contact met klanten over de hele wereld. Kortom, geen dag is hetzelfde en er liggen elke keer weer nieuwe uitdagingen.’

Je bent gepromoveerd aan een univer-siteit. Waarom heb je de overstap gemaakt naar het bedrijfsleven?‘Ik ben in 1997 met mijn promotieon-derzoek begonnen aan de Rijksuniver-siteit in Groningen. Daar werkte ik aan het transport van eiwitten in de mem-branen van melkzuurbacteriën. Tij-dens die periode ontdekte ik dat ik wetenschap heel interessant vind, maar vooral op hoofdlijnen. Ik wilde graag meer toegepast bezig zijn, me concentreren op de grote lijnen, maar wel binnen een bedrijf dat raakvlak-ken heeft met mijn wetenschappelijke achtergrond.’

Is die wens bij DSM Biologics vervuld?‘Jazeker. We zijn heel toegepast bezig, namelijk met het produceren van medicijnen. De medicijnen worden ontwikkeld door onze klanten, maar zij zijn afhankelijk van ons om een pro-duct te krijgen dat ze kunnen testen. Dat je aan iets werkt waar anderen direct belang bij hebben, geeft voldoe-ning.’

Wat wil je in de toekomst bereiken?‘De komende jaren wil ik me verder

ontwikkelen in mijn huidige functie. In deze baan komen er voor mij nieuwe factoren aan bod zoals sales en fi nance. Op dat gebied kan ik nog veel leren.’Waarom ben je lid geworden van het Young Professionals Network (YPN)?‘Ik ben lid geworden om andere Young Professionals te ontmoeten. Waar werken ze, wat doen ze? Het is altijd leuk om van anderen te leren en je blik te verbreden.’

Aan wie wil je de mobiel doorgeven?‘Ik geef de mobiel door aan Frank Bakhuizen, omdat ik benieuwd ben naar zijn functie als productmanager bij ThermPhos International bv.’ p

In de rubriek YPN Mobiel stellen leden van het Young Professionals Network (YPN) zich voor. Vervolgens geven zij de mobiel door aan iemand van wie zij graag iets meer willen weten.Tekst: Igor Znidarsic

Even voorstellen: NAAM

Esther Heuberger (37)FUNCTIE

ProjectmanagerBEDRIJF

DSM Biologics

Meer info over YPN: ga naar www.vnci.nl/ypWWW

januari 2011 Chemie magazine 59

YPN mobiel

‘ Werk in het

Young Professionals Network (YPN) zich voor. Vervolgens geven zij de mobiel door aan iemand van wie zij graag iets meer willen weten.

Even voorstellen:

x-CM1101_YPN.indd 59 20-01-11 09:35

Page 60: Chemie magazine januari 2011

 De VisIR 160 weegt slechts 350 gram (inclusief batterij) en heeft de afme-tingen 154 × 69 × 45 mm. De verschillende functies kunnen worden gekozen met een functioneel toetsenbord of via het touch screen.

Voor een betere herkenbaarheid kan de thermografi sche opname met het videobeeld worden gemixt. De focusering is naar keuze automatisch of hand-bediend. De beelden kunnen worden opgeslagen in een intern geheugen of op een SD geheugenkaart. Tevens is het mogelijk de 50 Hz-beelden als videofi lm op te nemen. De camera is voorzien van een USB-interface en een video-uitgang.De VisIR 160 wordt gevoed door een Li-ion accu met een gebruiksduur van 4 uur. De camera kan worden gebruikt voor controle van motoren, lagers, “hot spot”-detectie in elektrische installaties, isolatiecontrole, voor procesanalyse en als nachtzichtcamera. p

HANDZAME THERMOGRAFIECAMERA

Ultradunne, veelzijdige handschoen

Met de VisIR 160 biedt Thermoteknix een thermografi ecamera die voorzien is van een FPA-microbolometer en een videocamera van 160 × 1200 pixels. Het meetbereik loopt van -20 tot +250 °C en is optioneel uit te breiden naar 350 of 1200 °C.

 C omfort wordt steeds belangrijker bij de keuze voor handbe-schermingsoplossingen. Want hoe goed een handschoen ook beschermt, als deze niet wordt gedragen omdat ze

oncomfortabel is, heeft de handschoen geen nut. Daarom blijft Ansell bij het innoveren optimaal comfort combineren met de beschermingsgraad die de gebruiker nodig heeft. De breitechno-logie met 18 steken per inch die gebruikt is voor de HyFlex 11-616 levert een ultradunne handschoen op die comfort, beweeglijkheid, pasvorm en vingergevoeligheid combineert met optimale precisie. De handschoen is ontwikkeld voor assemblagewerkzaamheden die veel precisie vragen en voor taken waarbij de vingers voortdu-rend worden gebogen en de vingertoppen tegen elkaar worden

gedrukt. Voorbeelden hiervan zijn het opnemen en bevestigen van kleine onderdelen (schroeven, lagers, klemmetjes), fi jne assemblage, her-stellingen, afwerking en verpakking. Zelfs bij zeer eenvoudige assemblagewerkzaamhe-den voorkomen de ultradunne handschoenen kleine huidperforaties (door splinters of draden) of schaafwon-den. Ze beschermen de huid tegen blaren en zelfs tegen uitdrogen door houtstof of lijm. p

Ansell Healthcare introduceert de HyFlex 11-616, een ultra-dunne en veelzijdige gebreide en gecoate handschoen. De HyFlex 11-616 past als een tweede huid, zit uiterst comfortabel, biedt veel vingergevoeligheid en beschermt de handen tegen schuren. Daardoor is deze ideaal voor het assembleren van kleine onderdelen, voor lichte productiewerkzaamheden en voor afwerking en verpakking.

omfort wordt steeds belangrijker bij de keuze voor handbe-schermingsoplossingen. Want hoe goed een handschoen ook beschermt, als deze niet wordt gedragen omdat ze

oncomfortabel is, heeft de handschoen geen nut. Daarom blijft Ansell bij het innoveren optimaal comfort combineren met de beschermingsgraad die de gebruiker nodig heeft. De breitechno-logie met 18 steken per inch die gebruikt is voor de HyFlex 11-616 levert een ultradunne handschoen op die comfort, beweeglijkheid, pasvorm en vingergevoeligheid combineert met optimale precisie. De handschoen is ontwikkeld voor assemblagewerkzaamheden die veel precisie vragen en voor taken waarbij de vingers voortdu-rend worden gebogen en de vingertoppen tegen elkaar worden

gedrukt. Voorbeelden hiervan zijn het opnemen en bevestigen van kleine onderdelen (schroeven, lagers, klemmetjes), fi jne assemblage, her-stellingen, afwerking en verpakking. Zelfs bij zeer eenvoudige assemblagewerkzaamhe-den voorkomen de ultradunne handschoenen kleine huidperforaties (door splinters of draden) of schaafwon-den. Ze beschermen de huid tegen blaren en zelfs tegen uitdrogen door houtstof of lijm. p

Ansell Healthcare introduceert de HyFlex 11-616, een ultra-dunne en veelzijdige gebreide en gecoate handschoen. De HyFlex 11-616 past als een tweede huid, zit uiterst comfortabel, biedt veel vingergevoeligheid en beschermt de handen tegen schuren. Daardoor is deze ideaal voor het assembleren van kleine onderdelen, voor lichte productiewerkzaamheden en

60 Chemie magazine april 2010

Productnieuws

x-CM1101_Y_Produktnieuw_column.indd 60 20-01-11 09:39

Page 61: Chemie magazine januari 2011

 De logger kan worden geconfi gureerd via het toetsenbord of met behulp van een pc. De software voor het confi gu-

reren en downloaden van de data wordt meegeleverd. De HD 32 is voorzien van een RS 232 en een USB-interface. Voeding geschiedt door 4 alkaline-batterijen of met een netadapter. Gevoed met batterijen is de autonomie 200 uur.De datalogger is leverbaar voor Pt100 sen-sors (max. 8) met een meetbereik van -199,99°C tot 650,0°C en voor thermokoppels (max. 8 of 16) met een meetbereik afhankelijk van het type thermokoppel tussen -200 en 1.800°C.In het fl ashgeheugen kunnen 800.000 meet-waardes (datum, tijd en temperatuur) wor-den opgeslagen. Het loginterval kan worden geprogrammeerd tussen 2 seconden en 1 uur. p

De draagbare datalogger van Delta ohm type HD 32 is geschikt voor aansluiting van 8 of 16 temperatuursensors. Op het LCD-display wordt de gemeten temperatuur van alle sensors simultaan weergegeven.

Toen ik ooit als journalist even zonder werk zat en geen zin had om thuis te gaan zitten, kwam ik via een uitzend-bureau terecht bij een interieurbedrijf, gespecialiseerd in garderobekasten op maat. ‘Wat hebben ze me nou weer gestuurd?’ hoorde ik de baas denken toen ik hem ver-telde wat ik gewoonlijk voor de kost deed. Hij kon zich niet voorstellen dat iemand die de hele dag aan een bureau denk- en schrijfwerk verricht iets met zijn han-den kon. Een norse timmerman nam mij mee als zijn hulpje. We parkeerden het busje voor een grote villa en zeulden het gereedschap en alle kastonderdelen naar de slaapka-mer, waar we een enorme klerenkast met spiegelschuif-deuren gingen plaatsen. Een tegenvaller was dat een muur deels overging in het schuine dak, waardoor de panelen in een bepaalde hoek bijgezaagd moesten wor-den. Een extra complicatie vormde de steunbalk aldaar.‘Laat mij maar,’ zei ik tegen de timmerman. Ik nam de zweihaak en de duimstok ter hand en bracht de gemeten hoeken en de juiste maten over op de panelen. Ik pakte de decoupeerzaag, stopte er het juiste zaagje in, en begon te decouperen. Toen ik klaar was, sloten de twee zijpanelen naadloos aan tegen de schuine wand en schoof de balk tot de millimeter nauwkeurig in de uitspa-ring. Vakwerk kortom, gadegeslagen door een verbijs-terde timmerman. Hij had me voor een alfa – twee lin-kerhanden – aangezien, maar ik bleek (ook) een bèta.In deze Chemie magazine kunt u lezen dat 60 à 70 pro-cent van de leerlingen potentieel geschikt is voor een bèta-opleiding. In de praktijk kiest 55 procent voor een NT-profi el (natuur en techniek). Maar veel van die jonge-ren gaan de alfakant op en kiezen voor een studie psy-chologie of geneeskunde. En aan het eind van de rit komt de helft van de bètastudenten niet terecht bij Philips of DSM.Zelf heb ik me ook daaraan bezondigd. Als jongetje van twaalf soldeerde ik ontvangers en versterkers in elkaar, en het zag ernaar uit dat ik na het Atheneum-B een bèta-studie zou gaan volgen, iets met elektrotechniek. Maar ik raakte ook gegrepen door taal, schrijven, communicatie, en werd journalist, een alfa. Ondertussen ben ik echter ook altijd een bèta gebleven. Ik hoef voor klussen in en rond het huis nooit iemand in te huren en in het binnen-ste van de wasmachine, de computer en de auto weet ik aardig mijn weg. Het kan dan ook niet anders of het was voorbestemd dat ik ooit hoofdredacteur (= alfa) van dit blad over chemie(= bèta) zou worden. p

ALFA EN BÈTAHOOFDREDACTEUR

Igor Znidarsic is hoofdredacteur van

Chemie magazine

‘Laat mij maar,’

zei ik tegen de timmer-

man’

DRAAGBARE TEMPERATUUR-DATALOGGER

FO

TO: C

AS

PE

R R

ILA

januari 2011 Chemie magazine 61

Column

x-CM1101_Y_Produktnieuw_column.indd 61 20-01-11 09:39

Page 62: Chemie magazine januari 2011

AkzoNobel Industrial ChemicalsMet ingang van 1 januari is Knut Schwalenberg (55) Managing Director bij AkzoNobel Industrial Chemicals. Schwalenberg volgt Werner Fuhrmann op, die is benoemd in AkzoNobel’s Executive Committee, waar hij verant-woordelijk is voor Integrated Supply Chain. Schwalenberg werkt al meer dan 25 jaar voor AkzoNobel. Hij bekleedde er verschillende functies in human resources, control en algemene bedrijfsvoering. In zijn vorige functie was hij eindverantwoordelijk voor AkzoNobel’s Chloor-Alkali-activiteiten.

DSM NeoResins+Martin Vlak is sinds 1 januari Global Sales Director bij DSM NeoResins+. Vlak was hiervoor bij DSM NeoResins+ Sales Director Europa, Midden-Oosten, Zuid-Amerika en Afrika. Hij heeft meer dan twintig jaar ervaring in de Coating Indus-trie. Vanaf dezelfde dag focust Ad Ernst, na meer dan veertig jaar bij DSM Neo-Resins +, zich op de recent aangekondigde acquisitie van een meerderheidsaandeel in AGI Corporation.

Zeeland Seaports Per 1 januari is havenbedrijf Zeeland Seaports een verzelfstandigde overheids-N.V. Als een van de te nemen stappen is een Raad van Commissarissen (RvC) samengesteld. Vier van de vijf commissarissen zijn reeds benoemd; Henk Akse, directeur Prevention and Preparedness bij Svitzer Salvage; Antoine Dellaert, heeft onder andere functies bekleed bij Hoechst Holland en Total Raffinaderij Nederland; Ineke Dezentjé Hamming-Bluemink, Tweede Kamerlid voor de VVD; en Gerard van Harten, voorzitter van de Raad van Bestuur van Dow Benelux.

JANuARI25-1-2011WG Responsible Care Global Charter VNCI, Synthesium 3

25-1-2011WG Energie en KlimaatNovotel te Breda

27-1-2011 WG Milieuzorg VNCI, Synthesium 3

28-1-2011 Opening International Year of Chemistry (IYC)

28-1-2011BG CommunicatieN.t.b

FEBRuARI1-2-2011WG Procesveiligheid VNCI, Synthesium 2

2-2-2011 BG Veiligheid, Gezondheid en Milieu Chemtura te Amsterdam

3-2-2011 Regiegroep Chemie Academiegebouw utrecht

9-2-2011 Stakeholder Dialoog Conferentiecentrum Woudschoten

10-2-2011 WG Stoffenbeleid VNCI, Synthesium 2 en 3

15-2-2011 BG Innovatie Novotel Breda

15-2-2011 WG Security VNCI, Synthesium 3

15-2-2011 BG Energie en Klimaat Akzo Nobel te Amersfoort, vergaderzaal de Lely

24-2-2011 Dagelijks Bestuur Tel. Conference

28-2-2011 SusChem NL VNCI

VNCI Agenda

Redactie: Igor Znidarsic (Hoofdredacteur)e-mail: [email protected] de Gruiter e-mail: de [email protected]

Adres redactie:Loire 150, 2491 AK Den Haag,tel. 070-3378787, fax. 070-3203903

Eindredactie: drs. Marieke Moraal (Moraal Media)

Vaste medewerkers:drs.ing. Inge Janse, ir. Joost van Kaste-ren, drs. Emma van Laar, ir., Gerard van Nifterik , Casper Rila, ir. Erik te Roller, drs. Esther Rasenberg, Marga van Zundert

Vormgeving:Basisvormgeving, art-direction en opmaak: Curve, Haarlem, Joachim Mahn

Advertentie-exploitatie:Mooijman Marketing & Sales,Julius Röntgenstraat 17, 2551 KSDen Haag, tel. 070-323 40 70Fax 070-323 71 96e-mail: [email protected] vallen buiten deverantwoordelijkheid van de redactie.

Druk:Ten Brink, Meppel

Abonnementenadministratie:Nieuwe abonnementen/mutaties alleenschriftelijk opgeven bij: Judith van der Lugt via e-mail: [email protected]. Voor alle VNCI-leden, alsmede leden van aangesloten lidverenigingen, is Chemie magazine gratis.Abonnementen eindigen per eind maart. Als niet vóór 1 december wordt opgezegd, loopt het abonnement nog een jaar door.

Abonnementsprijs per jaar (incl. btw)80 euro in Nederland en België100 euro in de overige landenChemie magazine verschijnt 11 x per jaar op woensdagOvername van artikelen en/of foto’s uitChemie magazine is alleen toegestaan na voorafgaande schriftelijke toestem-ming van de redactie. In de meeste gevallen zal die graag worden gegeven.

Beeld cover: Casper Rila

Internet: www.vnci.nlISSN: 1572-2996

Personalia / Agenda

62 Chemie magazine januari 2011

Colofon

x-CM1101_Z_personalia.indd 62 20-01-11 09:33

Page 63: Chemie magazine januari 2011

Ons kernwoord: klanttevredenheid. Onze kerncompetenties: vuurvaste bekledingen, grootschalige

industriële staalgerelateerde projecten, sluizen en bruggen, olie- en gasplatforms, drukvaten,

warmtewisselaars, opslagtanks, kelderbierinstallaties, systemen voor filtratie en separatie,

luchttechniek, bovenleidingsystemen voor het spoor, service en onderhoud. Nationaal en

internationaal gecertificeerd, werkend volgens de hoogste veiligheidsnormen.

Kennismaken? Graag. Belt u even of kijk op www.andusgroup.com.

Serving the industry

ANDUS Group BV

Beukenlaan 117

5616 VC Eindhoven

Tel. +31 (0)40 - 211 58 00

[email protected]

Andus Construction

HSM Steel Structures

Intersteel Nigeria

Intersteel Slovakia

Lengkeek Staalbouw

Mebra Metaalbewerking

P&K Rail

RijnDijk Engineering

RijnDijk Steel Contracting

RijnDijk Technical Services

WVL Staalbouwers

Andus Oil & Gas

HSM Offshore

Andus Process

Asselbergs Ventilatoren

FIB Industries

Andus Refractories

Gouda Refractories

Gouda Vuurvast Services

Gouda Vuurvast Belgium

Gouda Feuerfest

GFD Services

Page 64: Chemie magazine januari 2011