Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

35
-1/35- Charter - Turnhout klimaatneutrale stad Een weg naar verandering Auteur: Wouter Cyx Uitgiftedatum: Januari 2012

description

Charter en inspiratienota om bij de nakende gemeenteraadsverkiezingen in oktober 2012 een doorstart te maken naar een klimaatneutraal Turnhout in 2050.

Transcript of Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

Page 1: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-1/35-

Charter - Turnhout klimaatneutrale stad Een weg naar verandering

Auteur: Wouter Cyx

Uitgiftedatum: Januari 2012

Page 2: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-2/35-

Page 3: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-3/35-

Woord vooraf 2012 is een feestelijk jaar voor Turnhout. De stad viert haar 800-jarige bestaan en doet dit in stijl met de titel “Cultuurhoofdstad van Vlaanderen”. Van het verleden weten we wat het heeft gebracht; de toekomst daarentegen is nog onbekend, maar ligt in onze handen.

Elke generatie heeft zijn uitdagingen en voor ons is dat niet anders. Hoe houden we onze energiefactuur betaalbaar? Zal er nog werkgelegenheid zijn in onze contreien? Hoe lang zal onze aarde nog opgewassen zijn tegen de impact van het menselijke handelen? Kunnen we alsnog een vlotte mobiliteit bekomen? Wat zal de impact van de klimaatverandering zijn op onze leefomgeving? Stuk voor stuk zijn het vragen waarop we valabele antwoorden zoeken.

We kijken op tegen een gigantische muur, waarbij de verleiding groot is om te verzinken in negativisme of verlamd te blijven staan. Natuurlijk kunnen we die uitdaging aan, want waar een wil is, is een weg. De mens bezit een creatief vermogen en een niet-aflatende motivatie om er te geraken, maar het is een feit dat we botsen op de grenzen van de natuurlijke draagkracht. Een grote ommezwaai is nodig om de maatschappelijke welvaart te behouden/versterken en tegelijk samen te laten sporen met wat onze aarde aankan.

Het is vanuit een diepe overtuiging dat ik deze nota schrijf. Het heeft geen zin om de ogen te sluiten voor wat ons tegemoetkomt. Al evenmin heeft het zin om aan de zijlijn te staan met de gedachte dat anderen het wel zullen oplossen. Allemaal zullen we inspanningen moeten leveren en we beginnen er dan ook best nu mee. Het zijn wijzelf die als gemeenschap de transitie in beweging kunnen brengen.

Dit document is niet bedoeld als een destructieve kritiek op het huidige stadsbestuur of haar medewerkers. Integendeel: ik feliciteer graag de stad en haar ambtenaren met de goede initiatieven die in de afgelopen beleidsperiode zijn genomen en die alle lof en erkenning verdienen. Maar de tijden en inzichten veranderen en daarin zal het beleid mee moeten gaan.

Als burger voel ik me betrokken en bezorgd bij de uitdagingen voor dewelke we staan. Bij het lezen van het vorige bestuursakkoord was ik verheugd over de ambitie om een klimaatneutrale stad te worden. Teleurstellend is evenwel dat het stadsbestuur het tot op heden niet veel verder heeft gebracht dan woorden. Daarom wil ik aan alle Turnhoutse politieke partijen vragen om het charter, geannexeerd aan deze inspiratienota, te willen ondertekenen. Het is een charter dat ijvert voor de opname van het thema “Turnhout klimaatneutrale stad in 2050” in het volgende bestuursakkoord. Zo verwachten we van de volgende bestuursploeg dat zij serieus werk zal maken van dat specifieke beleidsthema.

Dit document beoogt vooral een inspiratiebron te zijn, opdat het voeding kan geven aan het Turnhoutse debat over duurzaamheid, om zo de trein in gang te zetten en samen een flink eind vooruit te geraken.

We hopen dat ook 2112 een feestelijk jaar zal worden.

Page 4: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-4/35-

Charter – Turnhout klimaatneutrale stad Als Turnhoutse politieke partij ondersteunen wij de oproep om na de gemeenteraadsverkiezingen van 14 oktober 2012 de ambitie “Turnhout klimaatneutrale stad in 2050” op te nemen in het nieuwe bestuursakkoord 2013-2018.

Dit onderschrijven we vanuit de overtuiging dat we mee onze maatschappij kunnen transformeren om:

• de huidige welvaart en die van de volgende generaties te behouden en te verbeteren;

• de betaalbaarheid van de energie te bewaken;

• alleen nog “schone” brandstoffen te gebruiken;

• de leveringszekerheid van energiebronnen in eigen handen te garanderen;

• de klimaatverandering tegen te gaan;

• de schaarste van grondstoffen op te vangen en de impact van energieverbruik op het milieu te verminderen.

We willen de ambitie “Turnhout klimaatneutrale stad in 2050” realiseren door een beleid te voeren dat gestoeld is op de volgende principes:

• Het stadsbestuur en de stedelijke organisatie geven het goede voorbeeld.

• Het beleid vraagt evenwichtige inspanningen van iedereen en geeft participatiemogelijkheden (bv. coöperatieven) aan iedereen.

• Het is een coherent en planmatig beleid, waarvoor de nodige middelen op een consequente wijze vertaald worden in de begroting.

Getekend: de lokale afdeling van

CD&V

Groen Open VLD Vlaams Belang

NVA

Vkracht SPa LDD

Page 5: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-5/35-

Een goed leefmilieu: de grootste uitdaging ooit

Sinds de jaren negentig denken we bij de oplossing van het milieuvraagstuk in termen van duurzame ontwikkeling. Dat is een ontwikkeling die tegemoetkomt aan de behoeften van de huidige generatie, zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties om het verworven welzijn te behouden, in gevaar te brengen. De aandacht voor duurzaamheid wordt versterkt door het groeiende bewustzijn dat er op aarde een klimaatverandering plaatsvindt waarvan het menselijke handelen de oorzaak is. Er is de wereldwijde erkenning van de noodzaak om de uitstoot van kooldioxide drastisch terug te dringen.

Deze nota is een oproep aan politici van nu en later en van elke strekking, om zichzelf en hun legislatuur te overstijgen door gezamenlijk aan het project voor klimaatneutraliteit te werken. Alleen de profileringdrang van een nieuw stadsbestuur tot verandering is nodig om dit project in beweging te zetten. Van zodra het beweegt, is er vooral stabiliteit nodig en de wil tot continue verbetering en kritische zelfevaluatie.

De uitdaging om klimaatneutraliteit te bereiken is zo immens, dat er voor elke legislatuur voldoende aanlokkelijke projecten zijn om mee uit te pakken; anderzijds moeten er soms onpopulaire beslissingen genomen worden. We hopen dat dit niet leidt tot een parkeerbeleid waarbij de volgende legislatuur de hete aardappel doorgeschoven krijgt. Simpele of populistische oplossingen klinken vaak aantrekkelijk en daadkrachtig, maar falen meestal. Politici hebben de taak om te doen wat hier en nu moet gebeuren, niet in de eerste plaats om populair te zijn.

Om onze suggesties verderop in dit document goed te begrijpen, is enige achtergrond nuttig. We willen loskomen van vooringenomen gedachten en gevoelens. De suggesties willen we voordragen op grond van feiten en redenering. Allereerst beschrijf ik de wortels van onze uitdagingen. In een notendop geef ik weer welke tendensen ons tegemoetkomen.

Onze energievoorziening dreigt onbetaalbaar te word en De prijs van onze energiefactuur is in 2011 met 17% gestegen en hij blijft stijgen. We merken het telkens als we tanken en aan de jaarlijkse eindafrekening van onze energieleverancier(s).

De voorraad van gemakkelijk bereikbare olie slinkt. De mogelijkheden om olie te winnen worden steeds energie-intensiever, waardoor de ontginningskosten hoger oplopen. Het gebrek aan stabiliteit in olieproducerende landen maakt onze afhankelijkheidspositie zeer precair. Daarnaast is er de ontembare honger naar grondstoffen (waaronder ruwe olie) in de Westerse landen en in het bijzonder in de zogenaamde BRIC-landen: de groeilanden Brazilië, Rusland, India en China.

De vraag naar olie blijft stijgen, terwijl het aanbod nagenoeg constant is gebleven. Wat volgt is een economische wetmatigheid: de energieprijzen zijn gedoemd om te stijgen.

Volgens projecties van o.a. het Internationale Energieagentschap is dat een onstuitbare evolutie die zich ook in de toekomst zal voortzetten. Een radicale ommezwaai naar andere technologieën kan hoogstens het effect van de prijsstijgingen milderen.

Page 6: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-6/35-

Figuur 1: IEA World Energy outlook - Crude oil import price ($2009)

De bovenstaande curve geeft slechts een uitgemiddeld beeld; de inflatie werd uitgemiddeld met de dollarwaarde uit 2009. Toekomstige hoog- en laagconjunctuur zorgen voor pieken en dalen t.o.v. deze voorspelling.

Internationale spanningen, zoals de Arabische lente in Libië, Russische gasperikelen of Amerikaanse krachtmetingen met Iran, zetten de olieprijs onder druk. Dit wordt nog versterkt door speculanten die door voorraadinhouding de schaarste aanwakkeren.

In België en Vlaanderen hebben we te maken met een dubbele handicap. De liberalisering van de energiemarkt gaf niet het verhoopte resultaat. De levering van elektriciteit en gas is nog steeds in handen van dezelfde grote energiegroepen. Hierdoor hebben de vrije markt en het concurrentiespel nog niets kunnen bewijzen.

De fossiele energiebronnen zijn eindig De overvloedige beschikbaarheid van goedkope en compacte brandstof is een belangrijke groeifactor van onze welvaart. Het is ondenkbaar dat de wereld zich zonder fossiele energie op deze manier had kunnen ontwikkelen. Tot voor kort dachten velen dat we voor eeuwig konden beschikken over dit zwarte goud. Helaas, niets is minder waar.

De organische resten die gedurende miljoenen jaren door biologische en chemische processen werden getransformeerd, zijn eindig. Het fossiele energietijdperk zal binnenkort slechts een stip op de tijdlijn zijn, omdat de aardolie op enkele honderden jaren tijd grotendeels geconsumeerd is. De grootte en het aantal van de ontdekte olievelden daalt, wat maakt dat de vraag het aanbod overstijgt.

Belangrijke vraag is dus: hoe lang duurt het nog? Niet tot het moment waarop de laatste druppel olie wordt gebruikt, maar wel waarop de productie haar maximumcapaciteit heeft bereikt. Het opraken van de aardolie wordt “piekolie” genoemd.

We zijn te afhankelijk van olie Autorijden, verwarmen, kunststoffen, medicijnen… nagenoeg alles rondom ons is mogelijk geworden door de veelzijdigheid van aardolie. Alles is zo vanzelfsprekend dat we vergeten van welke grondstoffen de producten afkomstig zijn.

Page 7: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-7/35-

Figuur 2: verdeling besteding olieverbruik (IEA 1996)

Als we bovenstaand taartdiagram bekijken, valt op hoe groot het aandeel van transport en verwarming, elektriciteit en energie is. Bijna 90% van de olieconsumptie wordt besteed aan relatief laagwaardige toepassingen, zoals het zich verplaatsen van A naar B of het verwarmen van gebouwen met water van 80°C. Laagwaardig in tegenstelling tot het feit dat er met diezelfde grondstof hoogwaardige toepassingen bestaan, zoals de productie van (kunst)materialen en medicijnen, die niet in een oogwenk verdampen tot koolstofdioxide. Er wordt roekeloos omgesprongen met het zwarte goud. Het welzijn en het comfort van de volgende generaties worden daardoor ernstig bedreigd.

Cijfers van Eurostat tonen aan hoe groot de afhankelijkheid is van België - en bij uitbreiding de hele Europese Unie - van niet-Europese energieleveranciers. België (Europa) importeert 74,2% (53?%) van zijn nodige energie! Daarentegen is “slechts” 4% van ons bruto binnenlands energieverbruik afkomstig van hernieuwbare energiebronnen.

Figuur 3: Bruto binnenlands verbruik, per brandstoftype

Een plotselinge, langdurige olie- of gasstop zou een schokgolf teweegbrengen doorheen de hele Europese Unie. We zijn dus onzeker over onze energievoorziening en dat pakken we het beste aan. We kunnen onze behoefte aan fossiele brandstoffen reduceren, de energie-efficiëntie verbeteren en inzetten op alternatieve, duurzame energiebronnen.

De natuurlijke draagkracht van de aarde raakt op Onze maatschappij is een consumptiemaatschappij, waarbij welvaart zich vertaalt in materieel bezit. De keerzijde van deze materialistische standaard is dat we gigantische afvalbergen voortbrengen, gaande van vrij onschuldig tot resoluut gevaarlijk voor mens en milieu. Voor velen eindigt het afvalprobleem na het sluiten van de vuilniszak, zonder

Page 8: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-8/35-

te beseffen welke keten het afval daarna aflegt, laat staan dat de hele levenscyclus van het product in rekening wordt genomen. Een klassieke, nefaste en nog altijd te vaak toegepaste oplossing is dan ook de aanleg van gigantische stortplaatsen.

Om de productiemachine te blijven voeden, worden massaal grondstoffen aangeboord. De schaalgrootte waarmee we olie, ertsen, minerale stoffen, etc. ontginnen en waarmee we de zeeën leegvissen, kan niet zonder gevolgen blijven voor mens en natuur. We plegen ronduit roofbouw op de aarde en vandaag bevinden we ons op de grenzen van wat ze aankan.

De gevolgen voor onze planeet worden zo mogelijk helemaal catastrofaal als de expanderende BRIC-landen op eenzelfde materialistische standaard zouden gaan leven als wij. De vraag is of er überhaupt voldoende grondstoffen zijn om dat te realiseren.

Het klimaat verandert - de aarde warmt op Van alle milieutendensen is de klimaatverandering door de opwarming van de aarde vandaag het minst voelbaar, maar ze houdt voor de mens het grootste risico in. Er zijn veel believers, maar helaas nog te veel non-believers die door lobbygroepen handig op het verkeerde spoor gezet worden.

Een vaak gebruikt tegenargument is het verschijnsel van de natuurlijke klimaatschommelingen. Het klopt dat het klimaat op aarde doorheen de millennia in beweging is, waarbij ijstijden afgewisseld werden met warmere periodes. De samenhang echter, van de huidige klimatologische evolutie met het menselijke gedrag vanaf de industriële revolutie, is nooit zo frappant geweest. In een ijltempo hebben de technologische ontwikkelingen zich verspreid, mede dankzij de massale beschikbaarheid van goedkope fossiele brandstoffen.

Het nadeel van fossiele brandstoffen is dat met de verbranding ervan een uitstoot van koolstofdioxide gepaard gaat. We noemen het een broeikasgas, omdat het als een warm deken rond de aarde ligt. De warmtestralen, uitgezonden door het aardoppervlak, kaatsen erop terug i.p.v. naar de ruimte door te glijden. Het evenwicht tussen de ontvangen en de uitgezonden warmtestraling - waardoor de aarde een bepaalde temperatuur behoudt die noodzakelijk is om als mens te kunnen overleven - is zoek. Een aangroeiende hoeveelheid broeikasgassen zorgt voor een “dikker deken”, waardoor de gemiddelde temperatuur op aarde stijgt. De gevolgen blijven niet uit: poolkappen en gletsjers smelten en daardoor stijgt de zeespiegel. Er is een geleidelijke ontdooiing van het permafrost in Rusland, waardoor nog meer broeikasgassen vrijkomen. Het aantal natuurrampen (overstromingen, stormen, orkanen) blijft toenemen, terwijl in andere gebieden de droogte toeslaat.

Door de veranderende klimatologische omstandigheden (teweeggebracht door massale ontbossing en door het massaal en binnen enkele decennia volledig opgebruiken van fossiele brandstoffen die gedurende miljoenen jaren gevormd en opgeslagen werden) komen de natuurlijke ecosystemen overal ter wereld onder druk te staan – ze kunnen maar een beperkte hoeveelheid koolstofdioxide opslaan - , waardoor fauna en flora bedreigd worden.

Bij “klimaatbeheer” moeten we dus verder denken dan de leefomgeving van een stad. Nu al zijn miljoenen mensen in het Zuiden getroffen door de gevolgen van de klimaatverandering. Het Zuiden dreigt de rekening te moeten betalen van wat het Westen met het klimaat uitspookt. Dat mogen we niet zover laten komen (11.11.11).

Voor velen is de klimaatverandering een ver-van-mijn-bedgegeven. Wij hebben niet meteen de behoefte aan een andere manier van leven. We kunnen er echter niet omheen: nu reeds krijgen we te maken met klimaatvluchtelingen, economische verliezen, stijging van verzekeringkosten, etc. Daarbovenop is de klimaatverandering een traag werkend proces. Onze huidige uitstoot van schadelijke stoffen zal zich pas over

Page 9: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-9/35-

enkele jaren manifesteren, vanwege de inertie. Er zijn scenario’s waarin we afstevenen op een “point of no return”. Van daar af belandt de klimaatverandering in een sneeuwbaleffect. Het gevaar dreigt dat we het achteloos laten gebeuren en pas overgaan tot actie als alles onomkeerbaar is geworden.

De mens speelt met krachten die hem uiteindelijk te machtig zijn. Nu de wetenschap inzicht heeft in de effecten die de klimaatverandering met zich meebrengt, hebben wij de morele plicht om hier iets aan te doen.

Page 10: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-10/35-

Welke opties hebben we?

Niets doen Als we niets ondernemen, krijgen we het volgende scenario: de vraag naar grondstoffen zal blijven stijgen, ongeacht mogelijke fluctuaties. De temperatuur op aarde blijft toenemen, ecosystemen brokkelen verder af en de grondstofprijzen verhogen almaar meer.

Er zijn zware gevolgen. De marges voor onze bedrijven komen onder hoge druk te staan. In de eerste plaats gaan de bedrijven in concurrentie met de lageloonlanden en landen die beschikken over hun eigen grondstoffentoevoer. Particulieren worden onmiddellijk getroffen door prijsstijgingen van voedsel, energie en andere goederen. De loonindexatie zal er in eerste instantie voor zorgen dat de consumenten de prijsstijgingen gecompenseerd zien. Voor bedrijven betekent dat een tweede aanslag op de economische competitiviteit. Bepaalde sectoren verhuizen gedwongen naar lageloonlanden. Binnenlandgerichte sectoren, zoals de bouwsector, krijgen te kampen met een conjunctuurdaling. Bij gebrek aan alternatieve jobs in nieuwe groeisectoren komt ons sociale model onder druk. Op internationaal vlak krijgen we verhoogde spanningen, omdat ieder poogt zijn eigen belangen veilig te stellen. Het is een chronisch proces dat haast onopgemerkt zijn gang gaat.

De cyclus doorbreken - de mondiale welvaart verster ken Specialisten wijzen erop dat de echte uitdaging ligt in het realiseren van een ontkoppeling tussen welzijn en economische groei. Tenminste die economische groei die gebaseerd is op het steeds meer consumeren van eindige energiebronnen en de aanvoer van nieuw ontgonnen grondstoffen. Voor ons betekent dat: Vlaanderen laten uitblinken als kennisregio en centrum van hoogwaardige productie. De aandrijving ervan moet hernieuwbaar en energie-efficiënt zijn. De grondstoffen voor hoogwaardige productie komen voort uit een gesloten materialencyclus, waarbij afval het nieuwe voedsel is.

Toegegeven, het is makkelijker gezegd dan gedaan, maar het is een feit dat we vanuit verschillende invalshoeken negatieve tendensen zien aankomen. Verandering gebeurt niet van vandaag op morgen. Ze kent een verloop in stapjes, kleine incrementen die telkens voortbouwen op het werk van gisteren. Het hoeft dus allemaal niet zo drastisch te verlopen, hoewel van iedereen op zeer korte termijn inspanningen gevraagd worden.

De uitdagingen voor dewelke we staan, vergen oplossingen met een sterk technologisch karakter. Een groot deel van deze technologische (harde) maatregelen hebben betrekking op de infrastructuur. De huidige volstaat niet om succesvol om te schakelen naar een 100% klimaatneutrale maatschappij. Het aanleggen van warmtenetten om industriële restwarmte te valoriseren voor gebouwverwarming, bv., of het aanleggen van nieuwe tramlijnen, zijn ingrijpende werken. Los van de praktische last die van tijdelijke aard is, leveren dergelijke werken een enorme meerwaarde op voor de maatschappij. Het is belangrijk dat burgers een draagvlak geven aan de overheid om dergelijke acties uit te voeren.

Naast het technologische aspect is er ook de sociale kant waaraan te werken valt. Het besef dat onze huidige materiële luxe en welvaart niet zo vanzelfsprekend en zelfs heel broos zijn, vergt een belangrijke klik in de hoofden van de mensen. Er zal de komende decennia heel wat aandacht moeten besteed worden aan het sensibiliseren van burgers voor de impact van gebruikersgedrag. Dit kan met meer ludieke, bewustmakende acties,

Page 11: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-11/35-

maar hier past ook zeker het beleid “de vervuiler betaalt en de voorloper ontvangt”, binnen een kader dat sociale bescherming voorziet.

Transitiemanagement toepassen Het is de bedoeling van de Europese Commissie om tegen 2050 de CO2-uitstoot met 80 tot 95% terug te dringen ten aanzien van het referentiejaar 1990. We hebben dus ongeveer 40 jaar om een transitie (aanzienlijke ommezwaai) naar een koolstofarme samenleving te realiseren. De geschiedenis toont dat zoiets doorgaans op een vrij chaotische wijze doordringt. Her en der zien we mogelijkheden, waarvan de ene meer levensvatbaar is dan de andere, maar de veranderingen waar we voor staan hebben betrekking op het hele maatschappelijke spectrum.

Een transitie kunnen we slechts op succesvolle wijze waarmaken, als we duidelijk beseffen waar we naartoe willen (envisioning): een hoge kwaliteit van leven behouden met een lage ecologische voetafdruk. Dat vereist transitiemanagement: de transitie op een procesmatige en onderbouwde manier benaderen. De kennis en het geloof in eigen kunnen, doet ons beseffen dat we zelf mee aan het roer staan.

De basis voor verandering is een grondige probleemanalyse, gevolgd door een langetermijnvisie met als einddoel een maatschappij waar ecologie, economie en alle sociologische elementen met elkaar in balans zijn. Om naar de visie toe te werken, zijn er verschillende paden. Belangrijk is dat ze vertrekken vanuit een gemeenschappelijke onderbouw en dat de voortgang op een georganiseerde wijze bewaakt wordt. De meningen zijn verdeeld over de vraag of het initiatief moet vertrekken vanuit de maatschappelijke onderbuik, dan wel vanuit de sturende toplagen. Idealiter vormen alle maatschappelijke actoren eenzelfde front.

De nodige maatregelen nemen Het transitiebeleid dat we in deze nota beogen, is gericht op het bereiken van klimaatneutraliteit in 2050. Dat lijkt nog ver weg, maar het is geen overbodige luxe om nu reeds met de transitie te starten. We hebben nood aan concrete maatregelen en acties op korte en middellange termijn. Door de technologische vooruitgang en het voortschrijdende inzicht zullen ook de maatregelen op lange termijn stelselmatig ingevuld raken.

Met een bijna vanzelfsprekende logica spreken we over drie types van maatregelen: reductiemaatregelen, compensatiemaatregelen en adaptatiemaatregelen. De reductiemaatregelen hebben tot doel onze energieconsumptie, en de impact ervan op het milieu, te verminderen. De compensatiemaatregelen dienen om de eventuele overconsumptie na het doorvoeren van de reductiemaatregelen te neutraliseren. De adaptatiemaatregelen helpen onze leefomgeving aanpassen om te kunnen anticiperen op de negatieve gevolgen van de klimaatverandering.

De reductiemaatregelen verdienen alle prioriteit. Verschillende zijn al een tijdje gekend en hebben een positief effect. Bv. de bewustmaking van het eigen gebruikersgedrag, het isoleren van gebouwen, het gebruik van energie-efficiënte elektromotoren in de industrie, etc. De juiste kennis en het veelvuldige gebruik van die maatregelen is een basisconditie om daaropvolgende innovatieve maatregelen mogelijk te maken, zeker op grote schaal. Het behelst concrete acties, zoals de bouw van passiefbouw woonwijken, microwarmtekrachtkoppelingen, hybride voertuigen en elektrische, warmtenetten met warmteproductie uit reststromen of diepe geothermie, etc.

Op langere termijn zullen bepaalde maatregelen, die nu nog in een experimentele fase zitten, realistisch worden. Vandaag weten we niet welke nieuwe technologieën de huidige

Page 12: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-12/35-

zullen overnemen en in welke mate. Voorbeelden hiervan zijn de grootschalige toepassing van kernfusie, goedkope hoogcompacte elektrische en thermische opslag, etc.

Parallel aan de reductiemaatregelen is er een nood aan compensatiemaatregelen. Alleen met reductiemaatregelen zal een bepaald deel van onze activiteiten nooit helemaal klimaatneutraal te krijgen zijn. Neem bv. de petrochemische industrie. Om haar negatieve impact te corrigeren, kan ze maatregelen invoeren zoals bosaanplanting, het afvangen en de opslag van CO2 in ondergrondse reservoirs (experimenteel).

De derde categorie van maatregelen zijn de adaptatiemaatregelen. Onafhankelijk van het feit of we in 2050 klimaatneutraliteit bereiken, zullen de gevolgen merkbaar zijn van de klimaatverandering die in het verleden in gang is gezet. Sowieso dienen er maatregelen genomen te worden om de veiligheid en de kwaliteit van onze leefomgeving te bewaken. Voorbeelden van dit soort maatregelen zijn: verhogingen van de kademuren in Antwerpen en het creëren van groene longen in steden, tegen het hitte-eilandeffect.

Page 13: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-13/35-

Evoluties voor de toekomst

In het kader van de roofbouw op moeder aarde

Toenemende elektrificatie Elektriciteit zal in de toekomst een steeds grotere rol spelen, en dat om twee redenen.

Ten eerste: de vraag naar elektriciteit neemt toe door nieuwe toepassingen en substitutie van toepassingen waarvoor vroeger geen elektriciteit werd aangewend. De automatisering, samen met de informatietechnologie, blijven in alle sectoren toenemen. Een paar voorbeelden: voor de verwarming van gebouwen zal men stilaan de klassieke ketels vervangen door elektrische compressiewarmtepompen; de elektrische wagen kan een belangrijke rol vervullen in de stadsmobiliteit en blijkt geschikt voor beperkte vervoersafstanden.

Ten tweede: elektriciteit is makkelijk te produceren met hernieuwbare energiebronnen. Tegenover de steeds schaarser wordende fossiele brandstoffen krijgen we de toenemende beschikbaarheid van een eigen groene elektriciteitsproductie.

Aan deze succesvolle evolutie zijn wel enkele randvoorwaarden verbonden. Het is essentieel dat de productie van elektriciteit op een veilige manier gebeurt en in een concurrentiële omgeving met meer dan alleen maar de grote spelers van vandaag. Ook streven we naar een koolstofvrije elektriciteitssector, om zo de impact van de CO2 op fauna en flora tot een absoluut minimum te herleiden.

Decentralisering van elektriciteitsproductie Op de vraag hoe we onze elektriciteitsproductie zullen vergroenen, bestaat geen eenheidsantwoord. Er worden meerdere technologieën ingezet: windturbines, waterkracht, diepe geothermie, biomassacentrales, gasgestookte warmtekrachtkoppelingen, etc.

In het verleden bestond het productiepark uit een relatief beperkt aantal grotere krachtcentrales die werkten op kolen, aardgas of kernenergie. Dit was mogelijk doordat de energiebronnen gemakkelijk te ontginnen en te transporteren waren en doordat het zeer energiedichte bronnen zijn: je kon grote vermogens op een beperkte plaatsinname uitbouwen.

Hernieuwbare energie beschikt doorgaans niet over dat voordeel. Bovendien kun je haar maar omzetten, daar waar ze beschikbaar is (denk bv. aan wind- en zonne-energie). Als we willen overschakelen op hernieuwbare elektriciteitsproductie, zal ze verdeeld moeten worden over kleinere, maar weliswaar meerdere productie-eenheden.

Een krachtig motief voor decentralisering is dat het loont voor bedrijven om zelf in te staan voor de eigen energieproductie. Ze kunnen op die manier hun behoefte voor proceswarmte en -koude combineren met de behoefte aan elektriciteit.

Een efficiënter en slimmer elektriciteitsnet De decentralisering van elektriciteitsproductie brengt met zich mee dat de afstanden tussen energieproductie en -afname verkorten. Dat heeft als effect dat er minder netverliezen zijn. Die van het huidige elektriciteitsnet bedragen ca. 10%. Een forse

Page 14: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-14/35-

vooruitgang in de decentralisering zal dus ook zorgen voor een grotere energie-efficiëntie.

Een van de uitdagingen rond hernieuwbare energie is het stuurbaar(der) maken van een aantal bronnen. We hebben bv. nagenoeg geen vat op de hoeveelheid energie en het tijdstip waarop ze uit de wind en de zon voorhanden is. In het verleden had ons elektriciteitsnet een vraaggedreven structuur, waarbij de productie aangepast werd aan de vraag. In de toekomst zullen we gedeeltelijk flexibeler omgaan met hoe en wanneer we de (al dan niet opgeslagen) energie gebruiken in functie van het aanbod. Het wordt dan een aanbodgedreven elektriciteitsnet.

Via allerlei voorspellingen en ICT-aanpassingen aan het elektriciteitsnet zal men een nieuwe technologie introduceren om het net in balans te houden. Alleen zo kan een stabiele en continue werking gegarandeerd worden. Dat is de ombouw naar een “intelligent” elektriciteitsnet.

Benutten van lokale reststromen Naast de populaire, hernieuwbare energiebronnen zoals houtresten, verantwoorde energiegewassen, zon en wind, zullen we op intensieve basis onze reststromen benutten. De valorisatie van die reststromen is verantwoord, van zodra afgedankte goederen niet meer hergebruikt of gerecycleerd kunnen worden tegen realistische condities. Wellicht beseffen we het nog niet, maar reststromen voor energievalorisatie zijn er haast overal. Denk bv. aan de valorisatie van gft-afval, afvalwater, bermmaaisel en snoeihout, maar evengoed aan de verwerking van restafval, slachtafval, mestvergisting, productieoverschotten.

Uit al deze bronnen kan energie opgewekt worden. In de eerste plaats wordt er elektriciteit mee geproduceerd, maar in de toekomst moeten we zeker werk maken van een doorgedreven valorisatie van de restwarmte die daarbij vrijkomt. Al te vaak wordt die nu gedumpt in de atmosfeer, terwijl de behoefte aan warmte in onze maatschappij de grootste energievreter is.

Momenteel doen we nog te weinig met deze potentiëlen, hoewel ze toch zo voor de hand liggend zijn. Op termijn zal de nodige infrastructuur worden uitgebouwd, om zo te anticiperen op het grote probleem: onze afhankelijkheid van – en binnenkort de onbetaalbaarheid van - fossiele energie.

Sluiten van materiaalkringlopen De voorradigheid en daarmee gepaard gaand de betaalbaarheid van grondstoffen, vormen zienderogen een steeds groter probleem. Fabrikanten worden uitgedaagd om hun product zodanig te ontwerpen dat het herbruikbaar of volledig recycleerbaar is, zonder verlies van materiaalkwaliteit. Alleen door materiaalkringlopen te sluiten, is er perspectief om de consumptiedrang te kunnen blijven voeden.

Anderzijds is er een groeiende druk op mondiaal niveau om duurzame oplossingen te vinden voor het afvalprobleem. Het onbeheerste proces om allerhande afvalstromen te dumpen op gigantisch grote stortplaatsen is geen permanente oplossing, maar de wortel van een zo mogelijk nog veel groter probleem.

“Cradle to cradle” is een andere kijk op duurzaam ontwerpen, die naar voren is gebracht door William McDonough en Michael Braungart. Bij downcycling van een product verliest de grondstof zijn oorspronkelijke waarde. Hierdoor gaat m.a.w. een deel van de waarde verloren. Dit in tegenstelling tot waar cradle to cradle toe wil komen: dingen verbeteren door middel van recycling, of zoals zij dat noemen: upcycling.

Page 15: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-15/35-

De toekomst is aan bedrijven die zich specialiseren in het verwerken van afvalstromen tot nieuwe, gebruiksklare grondstoffen.

In het kader van de klimaatverandering

Duurzame mobiliteit Het mobiliteitsdebat reikt verder dan louter de energetische afdruk van ons gedrag en de middelen waarmee we ons verplaatsen. De auto is voor velen de vereenzelviging van hun vrijheid en onafhankelijkheid, maar van de auto als vlot vervoermiddel is al lang geen sprake meer. In Vlaanderen zijn de verkeersaderen verzadigd en het fileprobleem zwelt jaar na jaar aan. Door de stijgende brandstofprijzen is de auto voor velen al niet meer betaalbaar. Zeker vanuit het perspectief van de pendelaar moet er iets gebeuren om onze mobiliteit weer vlot te trekken. Capaciteitsopschaling van de wegen is een vaak toegepaste, maar helaas geen structurele oplossing.

Vele wegen die dagelijks grote hoeveelheden autoverkeer slikken, lopen doorheen bewoonde en verstedelijkte gebieden. Dit brengt een enorme hoeveelheid lawaai en emissies met zich mee, die in een stedelijke omgeving de luchtkwaliteit fors verminderen. Vanuit het perspectief van de bewoners vormt dit een bedreiging voor de gezondheid, maar er zijn ook andere effecten, zoals de aantasting van gebouwen.

Technologische innovatie kan helpen om de auto efficiënter en duurzamer te maken. Dat wil zeggen: voertuigefficiëntie dankzij nieuwe motoren, materialen en ontwerpen. Los daarvan staat het vast dat we de plaats van de auto in de maatschappij en vooral in de stad, zullen herdefiniëren. Daartoe keren we terug naar de basis van mobiliteit: mensen en producten ter plaatse brengen op een vlotte, betaalbare, comfortabele wijze, langs logische reiswegen en in een aangename omgeving. Hierin realiseren we een ontkoppeling tussen het begrip ‘mobiliteit’ en het begrip ‘autogebruik’.

Om het leven in de stad leefbaar te houden, zal de dominante rol van de auto in de kern moeten worden teruggedrongen. Mobiliteit mag niet ten koste gaan van de bewoners langs het traject.

Gebouwen De bebouwde omgeving biedt kansen om de emissies fors terug te dringen. Cijfers van de Europese Commissie tonen aan dat de uitstoot daar met ongeveer 90% kan worden verminderd tegen 2050.

Er is een onderscheid gemaakt tussen nieuwe gebouwen en het bestaande gebouwenbestand. Vanaf 2019 geldt voor nieuwe, publieke gebouwen en vanaf 2021 voor alle nieuwe gebouwen, dat ze ontworpen worden volgens een (bijna-) nulenergiestandaard. Dit houdt in dat de gebouwschil op een doorgedreven wijze geïsoleerd en luchtdicht wordt gemaakt, in combinatie met energiesystemen die werken met restenergie en hernieuwbare energie.

Een grotere uitdaging vormt echter de aanpassing van de bestaande gebouwen en met name de financiering van de nodige investeringen daartoe. Ongeveer 36% van de CO2-uitstoot in Europa is toe te schrijven aan het energieverbruik voor verwarming en koeling van gebouwen. Het energiebesparingspotentieel is dus zeer groot.

De energieprijzen en de stimuleringsprogramma’s van de overheden zullen de komende decennia continue aandrijvers zijn om de gebouwschil en de technische installaties van bestaande gebouwen te verbeteren.

Page 16: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-16/35-

Industriële sectoren Innovatie en procesverbetering zijn een motor van onze economische ontwikkeling en vice versa. Om staande te blijven in een globaliserende open markt worden industriële sectoren ertoe gedreven hun processen te optimaliseren, energie-efficiënter te maken, materiaalkringlopen te sluiten en schadelijke emissies te reduceren. Globalisering waar nuttig, lokalisering waar nodig.

De invoering van vooruitstrevende industriële processen, de uitrusting voor een efficiënter gebruik van hulpbronnen en energie, meer recycling en technologieën ter vermindering van andere emissies dan CO2 (bv. distikstofoxide, methaan en fijn stof), kunnen een belangrijke rol spelen en energie-intensieve sectoren in staat stellen hun emissies met de helft of zelfs meer te verminderen. Gelet op de diversiteit zal elke sector zijn eigen, specifieke oplossingen moeten ontwikkelen.

Bovenop de invoering van geavanceerde industriële processen en apparatuur, kan bovendien na 2035 op grote schaal aan koolstofopvang en -opslag worden gedaan, vooral om de emissies door industriële processen op te vangen (bv. in de cement- en de staalnijverheid).

Duurzamer grondgebruik Uit de analyse van de Commissie blijkt dat de landbouwsector de emissies van andere broeikasgassen dan CO2 tegen 2050 kan reduceren met 42 tot 49% ten opzichte van 1990. De sector heeft zijn uitstoot al aanzienlijk beperkt. Een verdere reductie gedurende de volgende twee decennia is haalbaar. In het kader van het landbouwbeleid moet werk worden gemaakt van de reductie van de veeteelt. De consumptie van dierlijke producten zoals vis, vlees, eieren en zuivel is goed voor 22% van de totale ecologische voetafdruk per Belg. Andere voedingsgewoonten dringen zich op.

En verder nog dan het creëren van duurzame efficiëntiewinsten, een efficiënt gebruik van meststoffen, biovergassing van organische meststoffen, een beter mestbeheer, betere voedergewassen, plaatselijke diversificatie en commercialisering van de productie en een grotere productiviteit van de veestapel, moeten de voordelen van extensieve landbouw maximaal worden benut.

Betere land- en bosbouwpraktijken zullen de sector in staat stellen meer koolstof in de bodem, de gewassen en de bossen op te slaan en vast te leggen. Dit kan bv. door gerichte maatregelen te nemen om graslanden in stand te houden, veen- en waterrijke gebieden te herstellen, de bodembewerking zoveel mogelijk te beperken of tot nul te herleiden. Land- en bosbouw leveren ook de grondstoffen voor bio-energie en grondstoffen voor de industrie, en men verwacht dat die bijdrage nog zal toenemen.

In 2050 zullen, volgens de huidige verwachtingen, 9 miljard mensen moeten worden gevoed. Ter vergelijking: in 1960 waren we met 3 miljard.

Parksteden De steden van de toekomst zijn parksteden. Bebouwing en infrastructuur staan in contrast met gerichte groene zones in de stad. Deze groene longen werken als natuurlijke luchtfilters. Ze zijn werkinstrumenten om de gevolgen van de klimaatverandering te milderen. Ook hebben groene ruimtes in de nabije woonomgeving een positief effect op het welbehagen van de mens. Het is een plaats om je terug te trekken en te ontspannen.

Page 17: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-17/35-

Dichtbebouwde steden vormen hitte-eilanden, waar de temperaturen in vergelijking tot het platteland soms meer dan 5°C hoger liggen. In steden waar ruimte schaars is, wordt hoogbouw aangehaald. Om die steden leefbaar te houden, is er nood aan collectief groen vlakbij huis. Je kunt dat opvangen door planmatig grotere, groene longen in te bouwen, verdeeld over het stedelijke grondgebied. Op kleinere schaal kunnen bebouwde stukken ontpit worden - denk hierbij aan de vele leegstaande panden en krotten - om zo groene hoekjes te creëren als alternatief tegen verdere verloedering of herbebouwing. Ontpitting van bebouwde stukken geeft buurten een nieuwe uitstraling.

Naast de uitbouw van parken behoort ook het zogenoemde “stadstuinieren” tot het parkstadmodel. Her en der groeit de vraag naar volkstuinen bij jonge gezinnen. Het is een beweging om terug te keren naar de basis. Waarom niet in het hart van de stad (moes)tuinen en boomgaarden aanleggen?

En het spreekt vanzelf dat er in een parkstad minder auto’s rijden. (Zie ook: duurzame mobiliteit, p. 14)

Page 18: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-18/35-

Over het Kyotoprotocol - wat lokale besturen kunnen doen

Europa en de wereld In het kader van het Kyotoprotocol (1997) engageerden 36 industrielanden zich om in de periode 2008-2012 de jaarlijkse uitstoot van broeikasgassen te verminderen met gemiddeld 5% t.o.v. het referentiejaar 1990. De overeenkomst trad op 16 februari 2005 in voege. Intussen werden verschillende pogingen ondernomen om een opvolging voor het Kyotoprotocol uit te werken. Tot op heden is het geen succes.

In uitvoering van het Kyotoprotocol verbond de EU-15 zich tot een vermindering van de broeikasgasemissie met 8% in de periode 2008-2012 t.o.v. 1990.

De EU engageerde zich in maart 2007 voor de zogenaamde 20/20/20-doelstelling (ten opzichte van 1990): 20% reductie van de uitstoot van broeikasgassen (dit kan oplopen tot 30% als er een internationaal klimaatakkoord wordt gesloten) en 20% verbetering van de energie-efficiëntie. Bovendien moet in 2020 20% van het totale energieverbruik afkomstig zijn van hernieuwbare energie, en 10% van de totale behoefte aan brandstoffen in de vervoersector moet gedekt worden door biobrandstof.

De EU reikt de lidstaten een langetermijnkader aan voor het beleid inzake duurzaamheid en de aanpak van de grensoverschrijdende effecten van verschijnselen die een gezamenlijke aanpak vergen.

Om de opwarming van de aarde te beperkten tot minder dan 2°C heeft de Europese Raad zich in februari 2011 opnieuw achter de EU-doelstelling geschaard om de uitstoot van broeikasgassen tegen 2050 met 80 tot 95% te verminderen ten opzichte van 1990, overeenkomstig de - volgens het Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering - noodzakelijke reductie voor de groep van ontwikkelde landen.

***het is niet duidelijk wat onderstaande grafiek hier komt doen. Juiste plaats? Graag legende met wat uitleg!***

Page 19: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-19/35-

België en Vlaanderen Een Europees akkoord verdeelde de reductie n.a.v. het Kyotoprotocol onder de lidstaten. België engageerde zich tot een vermindering van de broeikasgasemissie met 7,5% in de periode 2008-2012 t.o.v. 1990.

Deze Kyotodoelstelling werd verder verdeeld onder de gewesten. Daarnaast verbond de federale overheid zich ertoe een reeks bijkomende interne emissiereducerende maatregelen te nemen, minstens voor 4,8 miljoen ton CO2-equivalenten. Het Nationaal Klimaatplan 2002-2012 bundelt de maatregelen van de gewestelijke en federale overheden binnen de Belgische Kyotodoelstelling in een landelijk plan.

In uitvoering van het Kyotoprotocol engageerde het Vlaamse Gewest zich om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen met 5,2% in de periode 2008-2012 ten opzichte van 1990. Het Vlaams Klimaatsbeleidsplan 2006-2012 beschrijft hoe Vlaanderen deze doelstelling zal kunnen realiseren. Er wordt aan een nieuw plan geschreven dat nog een stap verder gaat; de evaluatie van de voorbije periode wordt hierin opgenomen.

Provincie Antwerpen en stad Turnhout Begin 2008 lanceerde de Europese Unie het burgemeestersconvenant, een initiatief om lokale besturen te betrekken bij en te mobiliseren tegen de klimaatwijziging. Met dit convenant roept de EU burgemeesters over de hele Unie op, zich te engageren om in hun stad of gemeente de CO2-uitstoot tegen 2020 met 20 procent of meer terug te dringen. De focus ligt daarbij op concrete projecten en meetbare resultaten. Bedoeling is om zoveel mogelijke lokale partners te betrekken bij acties rond energie-efficiëntie en hernieuwbare energie, om de doelstelling te bereiken.

Op initiatief van de provincie Antwerpen werd door het stadsbestuur van Turnhout een intentieverklaring ondertekend om een klimaatneutrale stadsorganisatie te worden tegen 2020, een heel belangrijke stap. De provincie ondersteunt gemeenten om op termijn ook het burgemeestersconvenant van de EU te ondertekenen. Laat dit document een inspiratiebron zijn om hier effectief werk van te maken.

Page 20: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-20/35-

Steden en de transitie naar klimaatneutrale maatsch appij

Vandaag leeft 75% van de Europeanen in een stedelijke omgeving. Op mondiale schaal is dat 50%. Tegen 2050 wordt geraamd dat meer dan tweederde van de wereldbevolking in de stad woont. Meer nog dan nu vormen steden het centrum van socio-economische ontwikkeling. In tegenstelling tot de vele nieuwe steden die in Azië ontstaan, zijn de Europese steden vooral bestaande steden met een historische kern. De ontwikkeling voltrok zich veeleer op een organische wijze, zonder structurele planningsachtergrond.

In de Europese steden beperkt de bestaande context een aantal vrijheidsgraden waarmee de verandering zich zou kunnen voltrekken. Er is een bestaande textuur van gebouwen, straten en infrastructuur die in het toekomstbeeld ingepast moet worden.

Zo zal ook Turnhout over pakweg 40 jaar een mix vormen van de huidige stad aangevuld met nieuwe stadsontwikkelingen die vandaag en later tot stand komen.

Een hele reeks van doelstellingen wordt gesteld op Europees en Vlaams/Belgisch niveau. De realisatie ervan zal echter gebeuren op de werkvloer, daar waar de verandering plaatsvindt. Het lokale bestuur is het dichtste contact voor burgers, bedrijven en bezoekers, met de overheid.

Steden zijn de plaatsen waar economische, sociale en klimatologische schokken zich het eerst en het hardst manifesteren, maar het zijn ook de steden die de sleutel tot de oplossing binnen handbereik hebben. Dat komt doordat steden van nature een grotere maatschappelijke efficiëntie hebben dan landelijke gebieden.

De groei naar een klimaatneutrale omgeving en maatschappij is alleen dan realistisch, als de steden van de toekomst aantrekkelijk en dus leefbaar zijn. Enkele essentiële elementen van een leefbare stad zijn: veiligheid op straat, een cultureel gevarieerd aanbod, alle voorzieningen binnen handbereik, een vlotte mobiliteit, groene ruimte om de hoek, betaalbaar wonen, rust en privacy in de woongebieden, een gezonde stad, een mooie stad, een stad waar innovatieve ondernemers en kennisinstellingen zich vestigen. Een leefbare stad is een stad voor de mensen, een plaats waar je graag verblijft en gelukkig kan zijn.

Page 21: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-21/35-

Welke taken kan de stad Turnhout op zich nemen?

Gelukkig moeten we in Turnhout niet van nul beginnen. Het milieujaarprogramma toont al een goede voorzet waarop we verder kunnen bouwen. Een goede visie en duidelijke doelstellingen zorgen voor een stapsgewijze, proactieve opvolging.

De stad als onderzoeker: verkennen en evalueren Alvorens verandering te stimuleren, dringen keuzes zich op, berustend op onderbouwde stellingen. Welke oplossingen kunnen we aanwenden? Welke impact hebben ze? Hoe vallen ze onderling te rijmen? Hoe dragen ze bij tot het bereiken van de doelstellingen? Wat is de opportuniteitskost? Door actief aan onderzoek te doen, kan het noodzakelijke inzicht verkregen worden in technologieën, potentieel en implementatiestudies.

De stad moet op een regelmatige basis het beleid evalueren en bijsturen waar nodig. Een stad kan de voorwaarden creëren om duurzame keuzes mogelijk te maken.

De stad als motivator Het opleggen van verplichtingen (voor zover mogelijk) is beleidsmatig één van de laatste stappen die je kunt nemen. Vaak zijn politici daartoe weinig bereid, omdat de publieke opinie ‘bevelen’ ongunstig gezind is. Verandering realiseren vanuit een vrije wil is dan ook de te verkiezen oplossing.

Daarom is het belangrijk om in te zetten op het aanmoedigen van burgers en bedrijven. De stad kan verschillende transitiepaden aanmoedigen, een transitiearena opzetten en verschillende methodieken uitproberen. Hierbij moet worden bewaakt dat de acties en kanalen één samenhangend geheel vormen en op een regelmatige basis geëvalueerd worden.

De basis van aanmoediging is informeren. Door te linken naar gepaste informatiebronnen stel je mensen in staat om op eigen initiatief acties te ondernemen. Het aanhalen van goede voorbeelden uit de eigen leefomgeving is hierin een goede praktijk.

Bovendien kunnen steden advies verlenen en sensibiliseren rond gebruiksgedrag. Bewustmaking is de eerste stap in verandering. Mensen zijn maar ontvankelijk als ze beseffen dat er iets moet veranderen.

Verandering is enerzijds een kwestie van willen, maar zeker ook van kunnen. Niet iedereen beschikt over de middelen en velen kunnen een extra duwtje in de rug gebruiken. Door een gericht subsidiebeleid kun je mensen met financiële voordelen of in natura stimuleren. Turnhout beschikt als stad hiervoor over een mooi pallet van eigen kanalen zoals de stadskrant, de website, stads-tv, de regionale pers, etc. Al deze kanalen moeten we dan ook zeker benutten.

Al te vaak worden bepaalde technologische of gedragsgerelateerde maatregelen aangenomen voor evident, maar telkens weer blijkt dat mensen een aanmoediging nodig hebben. Het verspreiden van informatie, het tonen van goede voorbeelden en het uitwerken van een stimuleringsbeleid blijven noodzakelijk.

Page 22: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-22/35-

De stad als beleidsmaker en dienstverlener Voor tal van vergunningsgerelateerde zaken (milieu, bouw, openbare werken) fungeert de stad als dienstverlener. Op die manier kan de stad op langere termijn een beleid uittekenen dat gericht is op duurzaamheid en bijdraagt tot de gestelde klimaatambities.

De invulling van het kader ruimtelijke ordening is een belangrijk domein. Hoe wordt het parkstadmodel met groene longen ingetekend? Hoe worden grootschalige stadsontwikkelingen duurzaam gerealiseerd? Hoe gaan we om met energieproductie op wijkniveau en collectieve verwarmingssystemen?

De stad als het goede voorbeeld Wie de wereld wil veranderen, begint het best met zichzelf. Een eenvoudige wijsheid, maar het goede voorbeeld geven is essentieel om geloofwaardig en consistent te zijn. Hoe kan het stadsbestuur dat realiseren?

De stad is naast de beleidsmaker evenzeer een consument. Door haar aankoopgedrag kan ze haar milieuambities hard maken. Door kosten en eco-impact te beschouwen over de volledige levenscyclus van een product, kan een correctere afweging van aankoop gemaakt worden die verder kijkt dan louter de basisinvestering.

Daarmee samengaand is de bewustmaking van het stadspersoneel van haar gebruikersgedrag. Hoe duurzaam zijn we bij het printen, sluiten van deuren of het uitknippen van lichten? Elke eenheid die we niet gebruiken, moeten we niet betalen en ook niet produceren. Het gedrag van mensen aanpassen zonder aan levenscomfort in te boeten, is de basisgedachte. Het biedt een gigantisch potentieel.

Het stadsbestuur kan als voortrekker inzetten op innovatieve technologieën en de nodige aandacht voor de implementatie ervan. Valabele praktijkvoorbeelden zijn erg belangrijk om nieuwe projecten het levenslicht te laten zien. Door dergelijke toepassingen mee te implementeren in de eigen projecten, kan het stadsbestuur mee de bewijzen leveren.

Ten slotte kan de stad goede praktijkvoorbeelden van haar inwoners stimuleren door als facilitator op te treden. Met een minimum aan middelen kan de stad duurzame initiatieven in de kijker zetten, koppelen aan andere initiatieven, versterken en uitdragen. Dit zal ertoe bijdragen dat bewoners worden uitgedaagd tot het creatief en vooruitziend ontwikkelen van initiatieven. Plannen door burgers gemaakt, hebben doorgaans een groot draagvlak, steunen op een groot enthousiasme en versterken het sociale weefsel.

De stad als netwerker Steden zijn knooppunten waar bewoners, bezoekers en bedrijven elkaar ontmoeten. Een maatschappij boekt vooruitgang met inventieve oplossingen voor de beperkingen van vandaag. Om tot die inventieve oplossingen te komen, heb je mensen nodig met goede ideeën en moet je hen koppelen aan investeerders die erin willen meegaan. Elkaar vinden is cruciaal. Een goed netwerk is de sleutel. Vanuit haar positie kan de stad opportuniteiten aan elkaar knopen, zonder noemenswaardige inspanningen te leveren. Steden komen immers in contact met allerlei actoren en partners. Door je als stad te profileren als een proactieve netwerkpartner, creëer je een nieuwe dynamiek en zullen spelers zich ook spontaan tot de stad wenden.

Page 23: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-23/35-

Vanuit een ander perspectief bekeken is de stad vaak het aanspreekpunt en de initiatiefnemer voor buurtoverleg. Als tussenpersoon kan ze mee bemiddelen in de zoektocht naar een compromis inzake mobiliteit, industriële ontwikkelingen in de nabijheid, etc. Hierdoor kan ze het draagvlak voor haar beleid mee creëren.

De stad als projectpartner Door participaties te nemen in projecten, kan de stad zuurstof geven aan innovatieve projecten en daarbij een financiële return teweegbrengen. De betrokkenheid van de stad als projectpartner dient zich niet steeds te vertalen in een financiële participatie. De stad als gesprekspartner zal stabiliteit en afstemming brengen.

Via publiek-private samenwerking wordt het mogelijk om (bouw)projecten te realiseren waarbij een ideale mix ontstaat tussen de behoefte van de publieke entiteit en de efficiëntie van de private markt. Zo kan de stad optreden als bemiddelaar in de ontwikkeling van coöperatieve initiatieven.

Ten slotte kan de stad samen met andere steden onderzoeksprojecten uitvoeren die een unieke kennis en ervaring voortbrengen.

Page 24: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-24/35-

Basisprincipes om een beleid op te zetten

De stad geeft het goede voorbeeld Vanuit verschillende invalshoeken neemt de stad een rol op in de maatschappij: als consument, als dienstverlener, als beleidsmaker, etc. In haar contacten met bewoners, bezoekers en bedrijven is het belangrijk dat ze in haar handelen het goede voorbeeld toont om de ambities te realiseren die ze predikt. (Zie ook vorige pagina.)

Een stedelijke organisatie die niet consequent is in haar eigen handelen, is niet geloofwaardig. Daardoor verdwijnt ook het draagvlak van burgers en bedrijven om er samen voor te gaan met de stad als betrouwbare partner.

Het stellen van een goed voorbeeld geeft vanzelfsprekend het recht en misschien ook de plicht om hierover uitvoerig te communiceren en zo anderen te inspireren.

De stad als voortrekker in een beleid voor en door iedereen De ambitie om een klimaatneutrale stad te worden, bestrijkt alles en iedereen. Mensen, infrastructuur en omgeving zijn de stad. Bewoners, bedrijven, organisaties en bezoekers hebben daarom elk een eigen rol en verantwoordelijkheid in de uitvoering van acties en maatregelen. Vele handen maken licht(er) werk.

Laat daarbij de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Helaas liggen de grootste verbeterpotentiëlen vaak bij die partijen met de minste mogelijkheden om er wat aan te doen. Het te voeren beleid zal hiermee rekening moeten houden en erop anticiperen.

Het stadsbestuur heeft een duidelijke plaats als voortrekker om de richting aan te geven en als facilitator om het proces te modereren. Als een goede huismoeder zal ze moeten onderzoeken welke paden begaanbaar zijn, en er zijn veel verschillende.

Het stadsbestuur moet zich engageren om zoveel mogelijk mensen vanuit verschillende achtergronden te betrekken. We merken dat burgers en ondernemingen willen participeren in projecten die de regionale ontwikkeling vooruit stuwen. Dit kan bv. gaan van windenergieprojecten via coöperatieven, tot verenigingen waarbij burgers samen aan de slag gaan. Allemaal initiatieven die ervoor zorgen dat het lokale draagvlak vergroot en de burger en de lokale KMO’s er daadwerkelijk ook beter van worden.

De stad als proactieve partner in het verhaal Het traditionele beeld van een stad als organisatie die eerder reactief dan proactief handelt, behoort tot het verleden. Steden hoeven niet langer te ondergaan, maar kunnen de toekomst zelf meesturen en initiatiefnemers stimuleren.

Projecten die de stad mee hertekenen, zijn meestal van die orde van grootte dat private projectontwikkelaars niet kunnen handelen zonder de stad; zowel wat betreft vergunningen, bewonersoverleg, publieke participatie, etc. lopen projecten veel vlotter bij een goede samenwerking tussen stad en ontwikkelaar. Stadsbesturen staan niet langer aan de zijlijn.

Als steden ambities vooropstellen, zullen het vooral de projectontwikkelaars, bedrijven en bewoners zijn die instaan voor de realisatie ervan. Dit vraagt vanwege de stad een voortdurende informatietoevoer, aanmoedigingen en stimulansen om het beter te doen.

Page 25: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-25/35-

Adviesloketten rond duurzaam bouwen bv., kunnen op die manier jaarlijks heel wat bewoners helpen en hun werk verlichten.

Steden en regio’s kunnen ook zelf meegaan als partner in onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten waarbij Europese en Vlaamse steden de krachten bundelen. Europa schuift hiervoor jaarlijks tientallen miljoenen opzij, maar alleen de besten kunnen ernaar meedingen. Steden die samen met wetenschappelijke en industriële partners projecten aangaan, noemt men “urban transition labs”. Dat is de toekomst.

Een legislatuuroverschrijdend en dynamisch beleid De transitie waar we voor staan, zal de nodige tijd vergen. Ze gebeurt geleidelijk aan, gespreid over enkele decennia, soms wat opzichtiger, dan weer minder. In feite kan de stad kan niet kiezen. De hogere overheden, burgers en bedrijven zullen vanuit economische, sociologische en ecologische drijfveren de weg wel wijzen. Het heeft dan ook geen zin om tegen de stroom op te varen, maar wel om te kijken hoe je als lokaal bestuur versterkend kunt werken.

Een vernieuwend stadsbeleid ontwikkelt zich over meerdere legislaturen. Stadsbesturen kunnen vandaag nogal vrijblijvend ambitieuze doelstellingen opleggen. De rekening zal pas na een langere termijn worden gemaakt en gepresenteerd worden aan personen die initieel niet betrokken waren. Dat kan aanleiding geven tot verleidelijke situaties, waarbij verantwoordelijkheden afgeschoven worden naar de volgende legislatuur.

Aan de beleidsmakers vragen we dus om ook hier consequent te zijn. Een ambitie is niets méér dan een holle doos met mooie praatjes, als ze zich niet vertaalt in een adequate, strategische planvorming, met de daaraan gekoppelde acties en middelen.

De langetermijnvisie en de uitvoering ervan zal een zekere dynamiek moeten inhouden. Kennis en technologie zijn in continue evolutie. Een praktisch toepasbaar monitoringsysteem moet het toelaten om het stedelijke beleid waar nodig te herzien en bij te sturen. De stad zorgt ervoor dat ze op de hoogte blijft van de ruimere context.

Tegenwoordig zijn er nogal wat vragen rond klimaatneutraliteit: wat betekent de term precies en hoe kun je die neutraliteit bereiken? De onderlinge afweging tussen oplossingen is inderdaad niet altijd evident. Voor sommige uitdagingen moeten we erkennen dat er tot op heden nog geen volwaardige oplossingen beschikbaar zijn.

We zeggen dus geenszins dat met de opmaak van een structurele klimaataanpak meteen het legplan volledig ingevuld moet zijn. Naarmate wetenschap en technologie evolueren, zal ook het voortschrijdende inzicht en het maatschappelijke draagvlak evolueren. Vragen van het heden kunnen in de toekomst beantwoord worden. Nu komt het er vooral op aan om te doen wat moet gebeuren, wat betekent dat de basiscondities gecreëerd moeten worden die het toelaten om later innovatieve technologieën te implementeren.

Ten slotte: een legislatuuroverschrijdend beleid is een beleid waarvan de basis door geen enkele partij in vraag gesteld wordt. Bij stemmingen moet de meerderheid zich dus quasi unaniem uitspreken, om te vermijden dat alles bij een volgende legislatuur naar de prullenmand verdwijnt.

Page 26: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-26/35-

Tien beleidsuggesties voor de legislatuur 2013-2018 We hebben nood aan een plan, een werkwijze die uitdagingen vertaalt in coherente en doelgerichte acties. Als stadsbestuur dien je die op een consequente wijze op te nemen in de stedelijke begroting. Een initiatief dat hieraan tegemoetkomt, is het Europese burgemeestersconvenant dat her en der in Europa steden mobiliseert voor het energie- en klimaatbeleid. Relatief recentelijk zien we dat ook Vlaamse provincies hun steden oproepen en willen ondersteunen in het voeren van een lokaal klimaatbeleid. Zowel in Vlaanderen als in Europa is er een duidelijk toenemend aantal steden dat hierop intekent en de strijd aangaat.

Beleidsmakers zijn er zich van bewust dat de uitvoering van zo’n burgemeestersconvenant een arbeidsintensief proces is. Daarbij blijkt dat er tussen kleine en grotere steden relatief weinig verschil is in benodigde mankracht. Het vergt van kleinere steden dus relatief meer moeite om zo’n transitiebeleid te managen. Steun vanuit provincies, regio’s of stadsregio’s, kan dit eventueel verlichten. Planopvolging en rapportering vergen heel wat personeelsuren, zonder dat je je dan al hebt kunnen toewijden aan het opzetten en uitvoeren van acties.

Een klimaatengagement is geen modeverschijnsel. Het is dan ook evident: teken als stadsbestuur het convenant alleen met de serieuze intentie om de doelstellingen die je vooropstelt, te realiseren, samen met burgers, organisaties en bedrijven. Dit engagement is veel meer dan een populistische handeling; het is een engagement dat je neemt als politicus, goed wetend dat je wellicht niet meer op het toneel staat als de eindafrekening wordt opgemaakt.

Als stof tot nadenken en debatteren – en bij wijze van illustratie - geven we tien beleidssuggesties die het stadsbestuur kan opnemen in het volgende bestuursakkoord. Het is een niet-limitatieve lijst van mogelijke actiedomeinen die in samenhang met het voorgestelde charter gelezen kunnen worden:

Suggestie 1 – Maak een transitieplan Een transitieplan is de basis van een goed lokaal bestuur. Het omvat de klare en duidelijke ambitie, het doel waar de transitie ons finaal toe zal leiden. Er wordt een omgevingsanalyse gemaakt, een schets van de huidige toestand: wat is vandaag de impact van de diverse sectoren (huishoudens, transport, industrie, landbouw etc.) op de sociale, ecologische en economische balans? Van daaruit worden paden ontwikkeld die we kunnen bewandelen. Dit zal resulteren in een groepering van coherente acties om de transitiepaden in realisaties om te zetten. Met onderbouwde ramingen wordt de impact van de acties getoetst en waar nodig bijgesteld.

Deze eerder theoretische onderbouw van het transitiebeleid wordt gedragen door alle betrokken actoren en behelst een goede communicatie, interactie en participatie. Hij zal klaarheid scheppen in de rol van het stadsbestuur en de andere actoren. Het plan voorziet daarnaast in een periodieke opvolging van de vooruitgang. Die opvolging mag echter niet het doel worden van het transitiebeleid.

Als sluitstuk op het planwerk dient een consequente vertaling van de nodige middelen in de begroting zich aan. Het is de nodige zuurstof voor nieuwe ideeën en projecten. De stad heeft hier - zoals blijkt uit een vorig hoofdstuk - verschillende taken op zich te nemen.

Voor de transitie naar een duurzame stad zal Turnhout ontegensprekelijk meer middelen dan ooit tevoren moeten vrijmaken. Dat zal een blijk van consistent handelen zijn. Het politieke bestuur kan bijgestaan worden door een algemene programmaleider, thematische projectleiders en inhoudelijke medewerkers. Veel meer medewerkers dus dan die ene duurzaamheidsambtenaar.

Page 27: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-27/35-

In Vlaanderen zijn er intussen al heel wat transitiesteden actief; het enthousiasme dat van dergelijke initiatieven uitgaat, is aanstekelijk. Naast het reduceren van C02 werken zij vooral aan het versterken van het lokale weefsel, de opbouw van veerkracht. Zo kun je de moeilijkheden waar we voor staan, ombuigen tot uitdagingen waar de lokale gemeenschap en de lokale economie sterker van worden.

Suggestie 2 - Smeed een verbond De stad staat niet alleen. Het opzetten van een transitiebeleid bestrijkt alle gelederen van de maatschappij. Om het transitieplan te dragen en te versterken, kan de stad worden bijgestaan door een transitieverbond. Zo’n verbond kan bedrijven, vrijwilligers, organisaties, overheden, burgers, etc. op vrijwillige basis bundelen. Bij voorkeur wordt het initiatief in één van de bestaande fora geschoven, zoals het koplopersforum, de milieuraad, de mondiale raad, de werkgroep transitie Turnhout, etc.

Het verbond kan een plaats zijn waar informatie wordt gedeeld, onderwerpen bediscussieerd, initiatieven worden geboren, kortom: een plaats waar een door velen gedragen beleid ontstaat.

Suggestie 3 - Creëer een coöperatieve investeringsm aatschappij Dé droom van een transitieverbond is het realiseren van omslagprojecten. Naast een wil heb je kennis en middelen nodig. 2012 is niet alleen het jaar van Turnhout als “Culturele hoofdstad”. De V.N. hebben 2012 uitgeroepen tot het Internationale Jaar van de Coöperatie. Zo kan ook in Turnhout een coöperatie geboren worden: een onderneming die mensen en kleine bedrijven samenbrengt in een gezamenlijk project. Het is een “investeringsmaatschappij” die de burgers en ondernemers van Turnhout terug kan geven wat we in de afgelopen eeuwen zijn kwijtgeraakt.

De beschikking over onze eigen energievoorziening, doelgerichte vastgoedontwikkeling in verloederde stadsgebieden, participaties in jonge ondernemingen: het is allemaal mogelijk, en dit op een sociaal en economisch verantwoorde manier. Het nastreven van een gezond, economisch rendement blijft onontbeerlijk, maar het primaire doel van de coöperatie is de ontwikkeling van een duurzame maatschappij. Het nastreven van een rendement hoger dan 10 % is hier overbodig. Als we zelf initiatief nemen en ons verenigen op een professionele manier, kunnen het kapitalisme en de invloed van buitenlandse multinationals teruggedreven worden.

Turnhoutenaren die in de eerste plaats minder betrokken zijn bij het transitieverbond kunnen op die manier toch hun steentje bijdragen. Het is een goed alternatief voor de klassieke financiële beleggingen, dat bewijst o.a. Ecopower. Bijkomend is het een goed vehikel om buurtbewoners in besparende energieprojecten te laten delen. Daardoor zal de eventuele weerstand tegen de implementatie ervan aanzienlijk verminderen. (Zie ook suggestie 5.)

Suggestie 4 – Geef het goede voorbeeld Het begrip “de stad als het goede voorbeeld” is meermaals gevallen doorheen deze nota. Consequent handelen naar de boodschap die je als stad verkondigt, is van het allergrootste belang.

Er zijn verschillende domeinen waarop het stadsbestuur in haar eigen werking een omslag kan realiseren:

Page 28: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-28/35-

• in het energieverbruik van haar gebouwen op het vlak van verwarming, koeling, verlichting en ventilatie. Het elektriciteitsverbruik kan zeker minder. De openbare verlichting heeft een belangrijk aandeel in het energieverbruik van de stedelijke werking. Is het nodig dat alle armaturen branden? Op welke uren? Bij welke intensiteit? Met welke lichttechnologie? etc.;

• door in een eigen energieproductie te voorzien met groene warmtekrachtkoppelingen, fotovoltaïsche panelen, participatie in energieprojecten, aankoop van CO2-neutrale stroom van eigen bodem;

• door de stadsvloot te vervangen, gaande van vrachtwagens en bestelwagens tot dienstauto’s die vandaag nog op klassieke fossiele brandstoffen rijden;

• door een beleid te voeren rond duurzame aankopen, een verantwoord koopgedrag: hebben we dit product echt nodig? Welke is de ecologische impact? Welke kwaliteitstandaard krijgt het mee? Is er de garantie dat de producenten een eerlijke prijs krijgen voor hun aandeel in de productie? etc.;

• door voordurende aandacht voor het vervoerpatroon van het personeel tijdens diensturen, het woon-werkverkeer, de omgang met afval, het consumptiegedrag aan de printer, de kantoorapparatuur, etc.;

• bij de evenementen die de stad mee haar identiteit geven. Ze kunnen een uithangbord worden van duurzaam consumptiegedrag door kritisch te kijken naar de geserveerde producten, het afvalbeheer, de herkomst van energieconsumptie en -productie tijdens het evenement.

Het spreekt vanzelf dat er betreffende al deze punten een bewustmaking van het stadspersoneel noodzakelijk is.

Suggestie 5 – Zet in op eigen of gezamenlijke energ ievoorziening Een maatschappij kan geen betrouwbaar langetermijnperspectief opbouwen zonder een stabiele energievoorziening. Die voorziening moeten we grotendeels weer in eigen en lokale handen krijgen. Hierbij wordt vaak gedacht aan hernieuwbare elektriciteitsproductie uit wind via windturbines, of uit zonne-energie via fotovoltaïsche panelen.

Bovenstaand pallet kunnen we hoe langer hoe meer invullen met vaste biomassa, aardwarmte en waterstof. Daarnaast zijn er gigantische reststromen die we vandaag aan ons voorbij laten gaan:

• gft-afval, snoeihout, maaisel;

• slachtafval en organische reststromen van de voedselverwerkende nijverheid;

• mestverwerking.

In eerste plaats dienen deze stromen voor de omzetting in elektriciteit. Zo is het mogelijk nog belangrijker om ook de warmte te gebruiken voor gebouwverwarming en andere warmtebehoevende processen. Warmte is een veel grotere slokop van energie op onze energiebalans dan elektriciteit. We hebben dus behoefte aan een heroriëntatie van onze prioriteiten inzake energievoorziening. Om dit allemaal in goede banen te leiden, kan het stadsbestuur volgende acties ondernemen:

• het uitvoeren van een potentieelstudie van de beschikbare energiebronnen;

• de inplanting van de nodige infrastructuur integreren binnen het kader van de ruimtelijke ordening;

• de impact van de vereiste aanpassingen aan gas-, elektriciteits- en warmtenetten bestuderen.

Page 29: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-29/35-

Speciale aandacht voor scholen, ziekenhuizen en zor gcentra

Schoolgebouwen, ziekenhuizen en zorgcentra hebben een aanzienlijk energieverbruik. Het verhoogt de kost van de dienstverlening in hoge mate en betekent een beperking op het comfort en de prestatie.

Scholen staan de komende decennia voor grote uitdagingen om de steeds groter wordende leerlingenaantallen aan te kunnen. Ook ziekenhuizen en zorgcentra kennen gelijkaardige uitdagingen om een nieuwe visie op zorg uit te dokteren voor het opvangen van de vergrijzing. Deze transformatie zal hand in hand moeten gaan met de verduurzaming van de sector.

De verschillende beleidsniveaus hebben de afgelopen jaren signalen uitgezonden om hierin verandering te brengen. De weg is nog lang, maar de stad kan alvast de beweging ondersteunen.

Om te beginnen kunnen er energiescans aangeboden worden; verder kunnen er gezamenlijk aankoopcontracten met gunstige voorwaarden bedongen worden. Voor de uitvoering van energiebesparende maatregelen kan het stadsbestuur begeleiden in het afsluiten van een ESCO-formule of derdepartijfinanciering.

Suggestie 6 – Geef toekomst aan wonen in de stad De afgelopen jaren zijn er nogal wat nieuwe stadsontwikkelingsprojecten in de steigers gezet. De wijze waarop dit gebeurt, heeft een grote impact op het stedelijke weefsel, omdat die projecten de stad hertekenen voor de volgende honderd jaar. Tegenwoordig zijn bouwheren verplicht om gebouwen te ontwerpen volgens de energieprestatieregelgeving. Die waarborgt een minimale prestatiegraad op het vlak van energie en binnenklimaat. De regelgeving van vandaag is in forse evolutie, met de bijna-nulenergiestandaard die vanaf 2021 voor alle nieuwe gebouwen en doorgedreven renovatieprojecten wordt opgelegd. De nieuwe stadsontwikkelingen moeten op de energieschaal substantieel beter presteren om de beperkingen van de bestaande omgeving te compenseren. Het komt er dus op aan om nieuwe projecten zodanig te ontwerpen, dat ze zonder structurele renovatie aangepast kunnen worden naar een nulenergiestandaard. De stad kan door de verkaveling van eigen of intercommunale gronden via een verkoop onder voorwaarden duidelijke duurzaamheidsambities inbouwen op wijkniveau. Eveneens via stedenbouwkundige verordeningen kan de stad een klaar beleidskader uitwerken. Voor de 100% private ontwikkelingen kan de stad met pps-constructies en ondersteuning bij bovenlokale subsidiedossiers grotere ambities nastreven.

Er is geen unieke focus op nieuwbouwprojecten. Het grootste potentieel betreffende energie zit in het bestaande patrimonium. De energetische kwaliteit is vaak sterk verouderd en biedt besparingspotentiëlen van 30% of meer. Daarover verder meer. Op de verschillende beleidsniveaus zijn al verschillende maatregelen genomen om eigenaars op weg te zetten. Het tempo en de graad waarmee we onze woningen verbeteren, kan echter beter. De intensiteit en de breedte van acties kan worden opgedreven. Om te beginnen met een energiescan van alle gebouwen, meer sensibilisering, meer samenaankoopacties, meer financieringsmogelijkheden, meer integrale projecten op wijkniveau. De energieprijs zal een grotere stimulans vormen, naarmate de tijd vordert. Energiebesparing verdient voorrang op energievergroening. Het betekent niet dat de productie van hernieuwbare energie van minder belang is, maar het gaat om de juiste volgorde.

Het bestaande patrimonium kampt met een aantal specifieke beperkingen. De erfgoedproblematiek, bv., omdat daar de mogelijkheden om structurele renovaties uit te voeren, nog beperkter zijn. Stelselmatig voldoen steeds minder en minder panden aan de huidige eisen qua energie, veiligheid, etc. Dit werkt leegstand en verdere verkrotting in

Page 30: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-30/35-

de hand. De stad kan in samenspraak met eigenaars een specifiek beleidskader opzetten, geflankeerd door aanvullende subsidies die het toelaten om structurele verbeteringswerken uit te voeren.

Als instrument tegen leegstand kan de stad via een eigen vastgoedbedrijf tegelijk de verloedering bestrijden en tegen betaalbare prijzen kwaliteitsvastgoed aanbieden. Hierbij bedoelen we geenszins dat krotten altijd weer opgebouwd kunnen of moeten worden. Waarom niet, zoals eerder gezegd, ontpitten en kleine parkjes maken die de leefbaarheid van de buurt verhogen?

In samenwerking met de sociale verhuurkantoren kan promotie gevoerd worden om het aanbod van sociale huurpanden te verruimen en anderzijds de kwaliteit van de panden te verbeteren.

Het energieverhaal van woningen gaat veel verder dan de verwarming. Het verstandig aankopen en gebruiken van huishoudtoestellen, groene-stroomcontracten, etc. bepalen mee de impact van de huishoudens. Bewustmaking vraagt tijd, waardoor de stad langdurige en op maat gesneden communicatie met de bewoners moet voeren.

Gelijklopend met het energieverhaal is er een stijgende behoefte bij stadsbewoners om terug te keren naar de basis van ons leven. In het Engels spreekt men van “urban farming”, maar wij noemen ze volkstuintjes en stads(moes)tuinen. De vraag ernaar vanuit de jonge gezinnen, stijgt in alle steden. Dit is een mooie kans om opnieuw lokale veerkracht in te bouwen en bovendien een unieke manier om mensen samen te brengen en in te wijden in een duurzame levensstijl.

De nieuwe Turnhoutse markt bewijst dat het werkt! De auto’s zijn weg en de mensen nemen de markt weer in om samen iets te drinken of te keuvelen, en om te spelen. Met de buurtbewoners een tuin onderhouden in één van de plantvakken rond de kerk, kan een goede stap zijn om mensen te betrekken. Het zou ook fijn zijn als een aantal straten aan de bewoners teruggegeven wordt.

Eén van onze dromen is de uitbreiding van het stiltegebied De Liereman in Oud-Turnhout met de bossen van de Kolonie in Hoogstraten, het vennengebied in Turnhout, de staatsbossen in Ravels, de Zeshonderd in Arendonk, het gehucht Corsendonk, de duinen van Kasterlee, het provinciaal domein in Retie en zo naar de Nederlandse grens. Moedig de erkenning van dit gebied als stiltegebied aan: de stille Kempen. Het kan “the place to be” worden om te ontstressen van onze hectische samenleving.

Suggestie 7 – Werk aan ondernemen, aan innovatieve en hoogwaardige Industrie De toekomst van Vlaanderen ligt in het ondernemerschap en de kaart van een innovatieve en hoogwaardige industrie. Kleine en middelgrote ondernemingen zullen de economische motor vormen. We hebben een boost nodig van nieuwe ondernemers die hun kansen wagen. Dit zal voor diversificatie zorgen van de kennis in Vlaanderen. Daardoor zal de afhankelijkheid van grote buitenlandse ondernemingen - die hier elke dag hun deuren kunnen sluiten – verminderen en kunnen we de risico’s beperken. Het stadsbestuur kan starters een duwtje in de rug geven door incubatiezones te creëren.

Ter versterking hiervan kan een cluster van kennisinstellingen en hoogtechnologische bedrijven worden uitgebouwd om de theorie en de praktijk dichter bij elkaar te brengen. Zo’n cluster kan ingebed worden op zogenaamde nieuwe CO2-neutrale bedrijventerreinen, die voor de eigen energievoorziening zorgen op een hernieuwbare en slimme manier.

De energietransitie is een noodzakelijke stap die bestaande bedrijven moeten doormaken, om het ook in de toekomst goed te blijven doen. De hoeveelheid energie om producten te maken, moet lager. Dit kun je bereiken door allerlei technologische

Page 31: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-31/35-

ingrepen, zoals efficiënte sturingen en motoren, procesverbetering, persluchtoptimalisering, etc. In analogie met de huishoudens moeten we ook hier streven naar een periodieke energie-audit voor elk bedrijf.

Naast de noodzaak zijn er vooral veel kansen. De bouw- en installateursector, bv., krijgt de komende decennia te maken met een stijgende vraag naar energiebesparende en hernieuwbare energietechnieken. De Kempen is een regio waar traditioneel de bouwsector een groot aandeel in de economische balans heeft. Het stadsbestuur kan samen met de relevante actoren via sociale economieprojecten kansen creëren voor werkzoekenden in de vele openstaande vacatures van de sector.

Om de duurzaamheid nog een trap hoger te tillen, overschrijden we het bedrijfsniveau en benaderen we het gegeven op gebiedsniveau. We moeten zoeken naar win-wins, waarbij bedrijven onderling energie- en materiaalstromen uitwisselen.

Uiteraard hoeft de stad hierin niet de leidende rol te spelen. De vakverenigingen, sectoren en hogere overheden hebben er alle belang bij om zelf in actie te schieten. De stad kan hierin versterkend werken, door bijkomende middelen te voorzien en een beleidskader uit te schrijven dat stimuleert tot innovatie en hoogwaardige industrie.

Suggestie 8 – Breng transport en mobiliteit opnieuw in beweging Het mobiliteitsdebat in Turnhout is een complex gegeven. Bewegingsvrijheid is fundamenteel in ons bestaan. Een oplossing vinden voor duurzame mobiliteit moet méér inhouden dan het verbieden van de auto in de stadskern. Mobiliteit gaat over mensen die in Turnhout wonen, er werken of de stad bezoeken. Naast de dynamische, fietsende stadsbewoner zijn er evengoed moeders met kinderwagens, jongeren zonder rijbewijs, ouderen, mensen met een fysieke of mentale beperking, etc. Een ander element van mobiliteit is het goederentransport, een essentieel element in onze economie. Om het mobiliteitsverhaal te verduurzamen, zijn er valabele oplossingen nodig die de verkeerstroom vlot trekken en het comfort voor de leefomgeving en de gebruiker verbeteren.

Te veel, te luidruchtig en te snel gemotoriseerd verkeer is nefast voor de leefbaarheid van de stadskern. Het stadsbestuur kan een duidelijk signaal geven door infrastructuur en verkeerstromen af te stemmen op fietsers, voetgangers en openbaar vervoer als hoofdactoren.

Anderzijds is het belangrijk voor de economie dat mensen komen werken of winkelen in Turnhout. Het is dé uitdaging om voor hen een vlotte mobiliteit te garanderen, gecombineerd met de leefbaarheid van de omgeving. Momenteel worden al een aantal strategische randparkings uitgebouwd, met de mogelijkheid om de bus tot in het centrum te nemen. De randparkings kunnen verder ontsloten worden via publieke fietsstations en frequent rijdend en schoon openbaar vervoer. De kost van het parkeren in de stad zou minstens gelijk moeten zijn aan het parkeren op de randparking, gecombineerd met vervoeralternatieven.

Mensen die wonen en werken in Turnhout of de nabije omgeving, kunnen het merendeel van de afstanden overbruggen zonder auto: te voet, met de fiets, met het openbaar vervoer. Voor wie toch een auto nodig heeft, bestaat er vandaag reeds Cambio, een systeem van autodelen. Dit kan gestimuleerd en verder uitgebouwd worden, door met de betrokken marktspelers aangepaste oplossingen uit te werken.

Voor mensen die zich verder moeten verplaatsen, kunnen in de eerste plaats aangepaste oplossingen uitgewerkt worden voor een beter openbaar vervoer, in samenspraak met De Lijn en de NMBS. Het stadsbestuur kan ook internetfora opzetten over carpooling, een infrastructuur uitbouwen voor aardgasstations en elektrische wagens of, waarom niet, flexibele werkruimtes voorzien, zodat stadsbewoners enkele dagen per week in een satelietomgeving kunnen werken.

Page 32: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-32/35-

Op de langere termijn kan ook nagedacht worden over de opwaardering van het kanaal en een dubbele spoorweg voor goederentransport. In elk geval zijn dit projecten die in nauw overleg met de burgers en de bevoegde bedrijven tot stand moeten komen. Ze bevatten zeker een groot potentieel om het wegverkeer voelbaar terug te dringen.

Suggestie 9 - Propageer duurzame winkels en horeca Naast een woon- en werkstad is Turnhout ook de Kempense winkelstad. Winkels en horeca bepalen mee de stedelijke uitstraling, haar imago. Ze dragen in belangrijke mate bij tot de menselijke impact op het milieu. Naast het directe energieverbruik dat verbonden is aan hun activiteiten is er ook een verkeersstroom te verwerken, een afvalstroom die gegenereerd wordt en een achterliggende cyclus van consumptieproducten die op hun beurt ook een hele keten meeslepen.

Exploitanten van winkels en horeca bezitten vaak grote energiebesparingsmogelijkheden; wellicht beseffen ze dat nog te weinig. Tal van panden beschikken over enkele of klassieke dubbele etalagebeglazing, energieverslindende verlichting en slecht werkende luchtgordijnen. Het gevolg is dat inefficiëntie luchtverwarming in de winter en actieve airconditioning in de zomer alle moeite hebben om het comfortniveau op peil te houden.

De stad en handelsverenigingen als Unizo en Voka, kunnen hiervoor de handen in elkaar slaan. Door de initiatieven die ze zelf nemen op elkaar af te stemmen, kunnen ze elkaar versterken. De huurder-verhuurderproblematiek verdient onze bijzondere aandacht. Vaak zijn exploitanten wel de lastendragers van de energiefactuur, maar niet de beslissers over de investering.

Mogelijke acties zijn:

• een doorgedreven en op maat gesneden informatie en bewustmaking, waarbij persoonlijk naar de handelaars en pandeneigenaars toe gestapt wordt;

• “een energiescan voor iedereen” als basismotto, om zo het besparingspotentieel aan te tonen;

• samenaankoopacties voor handelaars opzetten;

• financieringsformules en intrestbonificatie toepassen, dienstenbedrijven voor energie in het leven roepen;

• als stad onderzoeken met welke beleidsbevoegdheid je kunt ingrijpen om vooruitlopers te motiveren en achterblijvers mee te trekken;

• duurzame winkels en horeca steunen die een belangrijk accent leggen op het consumptiegedrag van de klant en die eventueel lokale, biologisch geteelde streekproducten promoten.

Suggestie 10 - zet in op communicatie en educatie d uurzame ontwikkeling

Informeren, bewust maken, alternatieven aanreiken over en voor een duurzame samenleving: dit alles is de basis om te komen tot structurele veranderingen.

In Turnhout bestaan er heel wat vormingsinitiatieven die aandacht schenken aan het bevorderen van een duurzame en veerkrachtige samenleving. Ook de scholen doen heel wat inspanningen om tot een duurzame gedragsverandering te komen bij hun leerlingen en studenten.

Page 33: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-33/35-

De stad, met haar vele scholen, kan van educatie in duurzame ontwikkeling en sensibilisering voor transitie, een speerpunt maken. Via de convenanten die ze met de scholen afsluit, zet ze al heel wat stappen in de goede richting: in kaart brengen van wat er reeds gebeurt, de succesactiviteiten en resultaten mee bekend maken, de hefboomfunctie van de beste initiatieven versterken.

De stad kan ervoor zorgen dat de inspanningen die scholen en instellingen ondernemen rond educatie in duurzame ontwikkeling, duidelijker zichtbaar zijn en beter gecoördineerd worden.

Page 34: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-34/35-

Bronnen

Gemeentelijk milieubeleidsplan 2010 – 2014 Stad Turnhout

Milieubarometer stad Turnhout

Eurostat 2011, Pocketbooks, Energy, transport and environment indicators

MIRA milieuverkenning 2030

Prosperity without growth, Tim Jackson

Zie ook website stad turnhout onder milieubarometer: http://www.turnhout.be/index.php?site=1&pageid=91003

Alsook het gemeentelijk milieubeleidsplan

http://www.wpclipart.com/page_frames/background_pages/page_backgrounds_3/grass_page_horizontal.jpg.html

transities en transitiemanagement – Jan Rotmans - http://www.google.be/url?sa=t&rct=j&q=transitie%20drift&source=web&cd=3&ved=0CDkQFjAC&url=http%3A%2F%2Fwww.lne.be%2Fthemas%2Fduurzaam-bouwen-en-wonen%2Fduwobo%2520-%2520algemeen%2Ftransitiemanagement-duwobo%2Ffolder%2520transities%2520en%2520transitiemanagement%2520(inleiding).pdf&ei=Jv0mT9ygNKWq0QWyw53OCg&usg=AFQjCNE9EvPJHV9lGMh6V9adkoCJTfQYlA&sig2=5DEjPmd0zlfDE1kZlh626Q

Page 35: Charter - Turnhout klimaatneutraal in 2050

-35/35-