CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

download CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

of 6

Transcript of CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

  • 8/14/2019 CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

    1/6

    Module 9 : Basic router troubleshooting9.1 Routing table onderzoeken9.1.1 Show ip commando

    Varianten op het show ip route:show ip route connected

    show ip route networkshow ip route rip

    show ip route igrp

    show ip route static

    Static routing = een administrator stelt het ganse netwerk manueel in.

    Voordelen Nadelen

    Laag processor verbruik: geenberekeningen rond de uitwisselingvan routing tabellen

    Veel onderhoudswerk/instelwerk:alles moet manueel ingevuldworden

    Geen bandwith gebruik: er wordengeen routing tabellen rond gestuurd

    Past zichzelf niet aan: past zichzelfniet aan als er een link wegvalt.

    Veilig: omdat er geen informatie inhet netwerk gestuurd wordt, kanniemand het onderscheppen.

    Voorspelbaar: een pakket volgtaltijd de route die de administratoringevoerd heeft.

    Dynamic routing = routers volgen een weg zoals het routing protocol henhet opdraagt.

    Voordelen NadelenZeer snel aanpasbaar: routersleren van elkaar

    Meer processorgebruik: de routingtabellen onderhouden en updatesafhandelen vraagt veel CPU kracht

    Snel in te stellen: de basis moetworden ingegeven

    Meer bandwith gebruik: updatesworden door het netwerk gestuurd.

    9.1.2 Gateway of last resort bepalen

    Routers houden niet elke mogelijke route naar een bepaalde bestemmingbij, want dat is onmogelijk. Routers houden wel een default route of gateway

    of last resort bij.

    Een default route instellen:Router(config)# ip default-netwerk 192.168.17.0

    OfRouter(config)# ip route 0.0.0.0 0.0.0.0 172.16.1.2

    Pakketten waarvan de router niet weet naar waar ze te sturen, worden naardie default route gestuurd.

  • 8/14/2019 CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

    2/6

    9.1.3 Route source & destination bepalen

    De netwerk layer (layer 3) gebruikt de IP routing tabel om pakketten tezenden van source naar destination. Nadat de router beslist welk path tenemen, neemt hij het pakket van de ene interface en stuurt het door naar devolgende interface.

    9.1.4 Laag 2 & Laag 3 address bepalen

    Layer 3 adres wordt gebruikt het pakket te leiden van source naardestination.Het source en destination IP blijft altijd hetzelfde !!Het MAC adres wijzigt bij elke hop of router (zoals in de afbeelding)

    9.1.5 Administratieve afstand bepalen

  • 8/14/2019 CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

    3/6

    De administratieveafstand is een nummerdat de betrouwbaarheiduitdrukt.

    Hoe lager deadministratieve afstand,hoe betrouwbaarder.

    Verschillende routingprotocols hebben standaard een verschillende administratieve afstand (maardie is naar eigen voorkeur te wijzigen).

    Het path met de laagste administratieve aftstand komt in de routing tabel.

    9.1.6 Route mertric bepalenMetrics zijn hop count, bandwith, delay, load, reliability, ticks delay,maximum transmission unit (MTU) en cost.

    Factoren zoals bandwith en delay zijn statisch en blijven dezelfde voor elkeinterface.Factoren zoals load en reliability zijn dynamisch, dus worden voor elkeinterface in real-time berekent door de router.

    RIP v1 gebruikt enkel hop count als metric.IGRP gebruikt standaard bandwith en delay als metric.

    9.1.7 Route next hop bepalen

    Destination/next hop vertellen een router dat een bepaalde bestemming tebereiken is via een bepaalde router. (zie show ip route)

    9.1.8 Laatste routing update bepalenshow ip route (1)

    show ip route network (1)

    show ip protocols (2)

    show ip rip database (3) toont de tijd hoe lang de laatste updategeleden is

    9.1.9 Meerdere paths naar de bestemming observeren

    Meerdere paths instellen met variance commando.

    9.2 Netwerk testen9.2.1 Introductie van netwerk testen

    Testen van het OSI model. Van laag 1 tot 7. (laag 3=ping, laag 7=telnet)

  • 8/14/2019 CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

    4/6

    9.2.2 Structureel troubleshooten

    1. verzamel informatie2. zoek het probleem3. isoleer het probleem

    4. zoek waar het probleem zich bevindt en los het op5. controleer of het probleem opgelost is; zo niet terug naar 1

    9.2.3 Testen met de OSI lagen

    Laag 1 (physicals) fouten kunnen zijn:- kapotte kabels- losgekoppelde kabels- verkeerd verbonden kabels- verkeerde kabels- transceiver problemen

    - DCE of DTE cable problemen- Aparaten (of interfaces) zijn uitgeschakeld

    Laag 2 (data link) fouten kunnen zijn:- foutief ingestelde serial / ethernet interfaces- foutieve encapsulatie- foutief ingestelde clock rate op de serial interfaces

    - network interface card (NIC) problemen

    Laag 3 (network) fouten kunnen zijn:- routing protocols zijn niet toegepast- verkeerde routing protocols- verkeerde ip adressen

    - verkeerde subnet masks

    9.2.4 Layer 1 troubleshooting met indicatoren

    Zoals hierboven:- kapotte kabels

    - losgekoppelde kabels- verkeerd verbonden kabels

  • 8/14/2019 CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

    5/6

    - verkeerde kabels- transceiver problemen- DCE of DTE cable problemen- Aparaten (of interfaces) zijn uitgeschakeld

    9.2.5 Layer 3 troubleshooting met ping

    Het ping commando maakt gebruik van het ICMP protocol om de hardware

    connectie en het logical address van de netwerk laag.

    Het ping commando stuurt een ICMP echo request waarop een ICMP echo

    reply terug komt. Telkens er een echo reply terug komt, wordt er een !(uitroepteken) getoond. Wanneer er geen reply terug komt wordt er een .(punt) getoond.

    Er is ook een uitgebreide versie van ping. Die is te gebruiken door ping tetypen in het CLI en vervolgens op enter te drukken. Vervolgens pas deparameter opgeven die gevraagd wordt.

    9.2.6 Layer 7 troubleshooting met telnet

    telnet bevindt zich op de application layer en is een virtual terminal protocoldat deel uitmaakt van TCP/IP.

    Dit is de meest volledige test die je kan doen om te testen of alles werkt.

    9.3 Troubleshooting routing problemen9.3.1 Troubleshooting layer 1 met show interfaces9.3.2 Troubleshooting layer 2 met show interfaces9.3.3 Troubleshooting met cdp9.3.4 Troubleshooting met traceroute9.3.5 Troubleshooting routing problemen9.3.6 Troubleshooting met show controllers serial

    Info over alle hier bovenstaande commandos:Show interfaces serial

    Show cdp neighborsShow cdp neighbors detail

    Traceroute

    Show ip route

    Show ip protocols

    Show controllers serial

    9.3.7 Introductie naar debug

    Het debug commando wordt gebruikt om dynamische data en

    gebeurtenissen te tonen.

    !! debug all kan het netwerk zwaar overbelasten

  • 8/14/2019 CCNA d2 Hoofdtuk 9 NL

    6/6

    Debug in combinatie met telnet kan het systeem boodschappen doorsturenmet het terminal monitor commando .

    Timestamps commando: dit geeft de tijd wanneer er een gebeurtenis

    voorkomt en de duur tussen gebeurtenissen.

    Router(config)# service timestamps debug uptime tijd uitgedrukt in uur:minuut:second, de tijd dat de router was aangezet enwanneer het reload commando is gebruikt.

    No debug all

    OfUndebug all

    schekelt alle diagnose output uit.

    Show debugging laat zien wat momenteel wordt gedebugd.