Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... ·...

61
Brona dna-t Bepalen b kwaliteit. Een overz Definitief RWS Wat RWS IJss Grontmij N De Bilt, 19 analyse zwemwater m.b.v technieken bijdrage van vogels, mensen en dieren aan de zw zicht van ervaringen/mogelijkheden om vogels te terdienst selmeergebied Nederland B.V. 9 juli 2013 , revisie v. wemwater- weren.

Transcript of Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... ·...

Page 1: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Bronanalyse zwemwater m.b.v.

dna-technieken

Bepalen bijdrage van vogels, mensen en dieren aan de zwemwatekwaliteit. Een overzicht van ervaringen/mogelijkheden om vogels te weren.

Definitief

RWS WaterdienstRWS IJsselmeergebied

Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 19 juli 2013

Bronanalyse zwemwater m.b.v.

technieken

Bepalen bijdrage van vogels, mensen en dieren aan de zwemwate

Een overzicht van ervaringen/mogelijkheden om vogels te weren.

RWS Waterdienst RWS IJsselmeergebied

Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 19 juli 2013

, revisie

Bronanalyse zwemwater m.b.v.

Bepalen bijdrage van vogels, mensen en dieren aan de zwemwater-

Een overzicht van ervaringen/mogelijkheden om vogels te weren.

Page 2: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Verantwoording

Titel Subtitel

Projectnummer Referentienummer Revisie Datum

Auteur(s)

E-mail adres Gecontroleerd door Paraaf gecontroleerd Goedgekeurd door Paraaf goedgekeurd

Contact

Verantwoording

: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken : Bepalen bijdrage van vogels, mensen en dieren aan de

zwemwaterkwaliteit. Een overzicht van ervaringen/mogelijkheden om vogels te weren.

: 321774 : : : 19 juli 2013

: Imke Leenen (Grontmij), Mario Maessen (Grontmij), Leo Heinen (KWR) en Edwin Kardinaal (KWR)

: [email protected] : Monique van Veen (Grontmij) : : Michiel Wilhelm (Grontmij) :

: Grontmij Nederland B.V.

De Holle Bilt 22 3732 HM De Bilt Postbus 203 3730 AE De Bilt T +31 30 220 74 44 F +31 30 220 02 94 www.grontmij.nl

, revisie

Pagina 2 van 28

technieken

Bepalen bijdrage van vogels, mensen en dieren aan de

Een overzicht van ervaringen/mogelijkheden om vogels te

Imke Leenen (Grontmij), Mario Maessen (Grontmij), Leo Heij-

Page 3: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Inhoudsopgave

1 Inleiding ................................1.1 Aanleiding ................................1.2 Doelen onderzoek ................................1.3 Opzet rapportage ................................

2 Bronopsporing van fecale verontreiniging2.1 Huidige manier van bronopsporing van fecale verontreiniging in Nederland2.2 Bronopsporing met behulp van dna2.2.1 Principes methodiek2.2.2 Gebruikte probes en primers (merkers)2.3 Deze studie: Toepassen van dna

3 Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna3.1 Algemene bevindingen van 3.2 Oorzaak van overschrijdingen/hoge waarden in deze studie3.3 Specifieke resultaten uit deze studie3.3.1 Aantal monsters en specificiteit dna3.3.2 Voorbeeld(en) van locatie(s) met overschrijdingen3.3.3 Voorbeeld van een locatie zonder overschrijdingen3.4 Relatie tussen de verschillen de gemeten parameters

4 Vogelwerende Maatregelen4.1 Soort watervogel ................................4.2 Vogelwerende maatregelen

5 Conclusies: wat hebben we geleerd?5.1 Toepassen dna-technieken voor bronopsporing5.2 Bronanalyse met dna5.3 Vogels en zwemwaterkwaliteit5.4 Aanbeveling voor verder onderzoek

6 Literatuur ................................Bijlage 1: Achtergronden DNA techniekenBijlage 2: Samenvatting resultaten locatiesBijlage 3: Brede Data-analyseBijlage 4: Relaties tussen de verschillende gemeten parametersBijlage 5: Literatuurscan vogelwerende maatregelen

Inhoudsopgave

................................................................................................................................................................................................

................................................................................................

................................................................................................

Bronopsporing van fecale verontreiniging ................................................................Huidige manier van bronopsporing van fecale verontreiniging in NederlandBronopsporing met behulp van dna-technieken ...........................................................Principes methodiek ................................................................................................Gebruikte probes en primers (merkers) ................................................................Deze studie: Toepassen van dna-analyse voor bronopsporing ................................

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna-analyseAlgemene bevindingen van deze studie ................................................................Oorzaak van overschrijdingen/hoge waarden in deze studie ................................Specifieke resultaten uit deze studie ................................................................

sters en specificiteit dna-analyses ............................................................Voorbeeld(en) van locatie(s) met overschrijdingen ................................Voorbeeld van een locatie zonder overschrijdingen ................................Relatie tussen de verschillen de gemeten parameters ................................

Vogelwerende Maatregelen ................................................................................................................................................................

Vogelwerende maatregelen ................................................................

Conclusies: wat hebben we geleerd? ................................................................technieken voor bronopsporing ................................

Bronanalyse met dna-technieken: hoe doe je dat! ................................Vogels en zwemwaterkwaliteit ................................................................Aanbeveling voor verder onderzoek ................................................................

................................................................................................Bijlage 1: Achtergronden DNA technieken

2: Samenvatting resultaten locaties analyse

laties tussen de verschillende gemeten parameters Literatuurscan vogelwerende maatregelen

, revisie

Pagina 3 van 28

......................................................... 4

..................................................... 4

......................................... 4

......................................... 4

.................................... 6

Huidige manier van bronopsporing van fecale verontreiniging in Nederland ............... 6

........................... 7

...................................... 7

........................................ 7

................................... 8

analyse ....................... 9

....................................... 9

..................................... 10

.......................................... 10

............................ 11

.................................................... 12

................................................... 14

............................................... 15

........................................................ 17

......................................... 17

........................................................ 18

......................................... 20

........................................................ 20

..................................................... 20

.................................................... 21

........................................... 21

..................................................... 22

Page 4: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

1 Inleiding

1.1 Aanleiding In Nederland zijn aan ongeveer 650 locaties de functie zwemwater toegekend.zwemseizoen worden deze zwemlocaties bemonsterd en beoordeeld aan de hand van de indcatoren E. coli en intestinale enterococcen. aan de kwaliteitseisen die de EU zwemwaterrichtlijn stelt.caties in Nederland voldeed in 2011 niet aan de eisen die de EU zwemwaterrichtlijn stelt. Door waterbeheerders wordt de aanwezigheid van vogels als één van de mogelijke oorzaken aagewezen. Dit blijkt ook uit een eerdere scrden, na zwemmers, het meest van der Wielen, 2011). Om gericht maatregelen te kunnen nemen, met als doel de zwemwaterkwaliteit te verbeteren, is het van belang een beter beeld te krijgen welke bronnen daadwerkelijk hebben op de waterkwaliteit. De oorzaken van de slechte zwemwaterkwaliteit en de mogelijkheden om effectieve maatreglen te treffen zijn op diverse locaties nog onvnodig om uiteindelijk in afstemming met de provincie, gemeenten en locatiebeheerders tot een effectieve en haalbare aanpak te komen. Op enkele locaties is geprobeerd maatregelen te treffen om de fecale bebeperken door vogels te verjagen of te weren. Om vast te stellen of beheersmaatregelen als het verjagen of weren van vogels effectief zijn, is het essentieel om de bijdrage van vogels en andre vervuilingsbronnen kwantitatief in beelDaarnaast is het van belang de kennis en ervaring die er is over effectieve beheersmaatregelen om de belasting van vogels te beperken te bundelen. 1.2 Doelen onderzoekDe doelen van dit project zijn:• Het opzetten van een algemeen werkbare

reiniging van zwemwater, met name op basis van dna• Het toepassen van deze methode bij

beeld te brengen wat de bijdrage van vogels (en andere bronn• Meer inzicht te krijgen of vogels een belangrijke verontreinigingsbron zijn voor Nederlands

zwemwater; • Een overzicht te krijgen van de ervaringen

te voorkomen. 1.3 Opzet rapportageDeze rapportage is een overkoepelende rapportageontwikkeling en de toepassing van dnahoofdstukken wordt beschreven sporing. In Hoofdstuk 1 wordt de achtergrond en de doelen van deze studie beschreven, waarna in hoofdstuk 2 wordt ingegaan hoe van dna-analyse dit sneller en specifieker van deze dna-technieken wordt beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 geeft inzicht hoe vogels

Inleiding

In Nederland zijn aan ongeveer 650 locaties de functie zwemwater toegekend.zwemlocaties bemonsterd en beoordeeld aan de hand van de ind

en intestinale enterococcen. In veel gevallen voldoet het zwemwater ruimschoots aan de kwaliteitseisen die de EU zwemwaterrichtlijn stelt. Ongeveer 10% van de zwemwaterlcaties in Nederland voldeed in 2011 niet aan de eisen die de EU zwemwaterrichtlijn stelt. Door waterbeheerders wordt de aanwezigheid van vogels als één van de mogelijke oorzaken aagewezen. Dit blijkt ook uit een eerdere screening van circa 50 zwemwaterprofielen

meest als bron van fecale verontreiniging aangewezen (Kardinaal &

Om gericht maatregelen te kunnen nemen, met als doel de zwemwaterkwaliteit te verbeteren, is et van belang een beter beeld te krijgen welke bronnen daadwerkelijk een negatieve invloed

De oorzaken van de slechte zwemwaterkwaliteit en de mogelijkheden om effectieve maatreglen te treffen zijn op diverse locaties nog onvoldoende bekend. Meer inzicht in deze oorzaken is

uiteindelijk in afstemming met de provincie, gemeenten en locatiebeheerders tot een effectieve en haalbare aanpak te komen.

Op enkele locaties is geprobeerd maatregelen te treffen om de fecale belasting door vogels te beperken door vogels te verjagen of te weren. Om vast te stellen of beheersmaatregelen als het verjagen of weren van vogels effectief zijn, is het essentieel om de bijdrage van vogels en andre vervuilingsbronnen kwantitatief in beeld te hebben. Daarnaast is het van belang de kennis en ervaring die er is over effectieve beheersmaatregelen om de belasting van vogels te beperken te bundelen.

Doelen onderzoek :

en algemeen werkbare methode voor bronopsporing van fecale veron, met name op basis van dna-technieken.

Het toepassen van deze methode bij 10 locaties met een slechte zwemwaterkwaliteit beeld te brengen wat de bijdrage van vogels (en andere bronnen) is; Meer inzicht te krijgen of vogels een belangrijke verontreinigingsbron zijn voor Nederlands

Een overzicht te krijgen van de ervaringen/mogelijkheden om vogeloverlast te beperken of

Opzet rapportage overkoepelende rapportage waarin voornamelijk ingegaan

ontwikkeling en de toepassing van dna-technieken voor bronanalyse. In een van de laatste hoofdstukken wordt beschreven hoe deze technieken toegepast kunnen worden voor brono

ofdstuk 1 wordt de achtergrond en de doelen van deze studie beschreven, waarna in hoofdstuk 2 wordt ingegaan hoe momenteel bronanalyse wordt uitgevoerd en hoe

en specifieker kan. De resultaten van het ontwikkelen en toepassen technieken wordt beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 geeft inzicht hoe vogels

, revisie

Pagina 4 van 28

In Nederland zijn aan ongeveer 650 locaties de functie zwemwater toegekend. Gedurende ieder zwemlocaties bemonsterd en beoordeeld aan de hand van de indi-

In veel gevallen voldoet het zwemwater ruimschoots Ongeveer 10% van de zwemwaterlo-

caties in Nederland voldeed in 2011 niet aan de eisen die de EU zwemwaterrichtlijn stelt. Door waterbeheerders wordt de aanwezigheid van vogels als één van de mogelijke oorzaken aan-

eening van circa 50 zwemwaterprofielen. Vogels wor-als bron van fecale verontreiniging aangewezen (Kardinaal &

Om gericht maatregelen te kunnen nemen, met als doel de zwemwaterkwaliteit te verbeteren, is een negatieve invloed

De oorzaken van de slechte zwemwaterkwaliteit en de mogelijkheden om effectieve maatrege-Meer inzicht in deze oorzaken is

uiteindelijk in afstemming met de provincie, gemeenten en locatiebeheerders tot een

lasting door vogels te beperken door vogels te verjagen of te weren. Om vast te stellen of beheersmaatregelen als het verjagen of weren van vogels effectief zijn, is het essentieel om de bijdrage van vogels en ande-

Daarnaast is het van belang de kennis en ervaring die er is over effectieve beheersmaatregelen

methode voor bronopsporing van fecale veront-

10 locaties met een slechte zwemwaterkwaliteit om in

Meer inzicht te krijgen of vogels een belangrijke verontreinigingsbron zijn voor Nederlands

om vogeloverlast te beperken of

ingegaan wordt op de . In een van de laatste

hoe deze technieken toegepast kunnen worden voor bronop-

ofdstuk 1 wordt de achtergrond en de doelen van deze studie beschreven, waarna in en hoe met behulp

kan. De resultaten van het ontwikkelen en toepassen technieken wordt beschreven in hoofdstuk 3. Hoofdstuk 4 geeft inzicht hoe vogels

Page 5: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

te weren op een locatie, waarna in hoofdstuk 5 de ontwikkelde geoptimaliseerde bronanalysmethode wordt gepresenteerd samen met de leerpunten uit deze studie. Naast deze onderliggende hoofddocumenten opgesteld. Een samenvatting per locatie is te vinden in zijn verder de achtergronden van de dnahang tussen de verschillende locaties (bijlage (bijlage 4) en de rapportage van de vogelwerende maatregelen (bijlage

te weren op een locatie, waarna in hoofdstuk 5 de ontwikkelde geoptimaliseerde bronanalysenteerd samen met de leerpunten uit deze studie.

onderliggende hoofdrapportage zijn voor de 10 onderzochte locaties bronanalys. Een samenvatting per locatie is te vinden in bijlage 2. In de bijlagen onden van de dna-methode (bijlage 1), de rapportage over de same

hang tussen de verschillende locaties (bijlage 3), de relaties tussen de gemeten parameters rapportage van de vogelwerende maatregelen (bijlage 5) opgenomen

Inleiding

, revisie

Pagina 5 van 28

te weren op een locatie, waarna in hoofdstuk 5 de ontwikkelde geoptimaliseerde bronanalyse-

rapportage zijn voor de 10 onderzochte locaties bronanalyse-. In de bijlagen

de rapportage over de samen-, de relaties tussen de gemeten parameters

opgenomen.

Page 6: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

2 Bronopsporing van fecale verontreiniging

Er zijn diverse manieren om bronnen van fecale verontreinigingen op te sporen. Een aantal van deze methodes worden regelmatig toegepast in Nederland. Recentelijk zijn er dnabeschikbaar gekomen om exacteraan deze dna-technieken. 2.1 Huidige manier van bIn het zwemwaterprofiel staat een analyse waarin de bijdrage van bronnen van fecale veronreiniging is toegelicht. Bij het opstellen van het zwemwaterprofiel worden een aantal belangrijke stappen genomen:

• Gebiedsbeschrijving. Hierin wordt onderzocht hoe de locatie en het omringende gebied worden gebruikt en welke potentiële verontreinigingbronnen aan

• Veldbezoek. Hierin wordt specifiek gekeken naar waar bepaalde bronnen gelokaliseerd zijn en door met bezoekers te praten ook vastgesteld of en wanneer dit voorkomt.

• Historische data-analyse. De meetresultaten van een aantal meetjaren (meestal 4jaar) worden kritisch beschouwd op het aanwezig zijn van bepaalde trends (bv alleen hoge waarden in een bepaalde periode) en vergeleken met klimatologische gegevens. Op deze manier wordt bekeken of verhoogde waarden van indicatoren van fecale veronreiniging een relatie heeft met bijvoorbeeld regenval, zonneschijn of wind.

• Analyse met behulp van ZWEMPROF. Dit eendimensionale model is een hulpmiddel om de bijdrage van deze bronnen te schatten.

Maatregelen moeten genomen worden voor locatmaatregelen te kunnen nemen inderdaad een wezenlijke invloed heeftden gebruikt om de bronnen in beeld te

• Een methode, die ook regelmatig wordt toegepast, is om deze potentiële bronnen ook te bemonsteren en te analyseren op schouwen in samenhang met het zwemwatermeetpunt. Op deze manier kan de bijdrage van een aantal bronnen bronnen, zoals (riool)overstorten en agrarisch achterland via bv een gemaal of sloot, kunnen op deze manier worden vastgesteld. beeld afspoeling van hondenpoep of vogelpoep is

• Regelmatig de locatie bezoeken en ° het beheer ° Aantal bezoekers ° Aantal honden/vogels/paarden.

• De verkregen informatie geeft inzicht in de omvang van de bronnen en of de feniet wordt weggehaald op de juiste methode.

• Het analyseren van bronspecifieke stoffen en/of microhebben zeker hun waarde en kunnen helpen bij het in kaart brengen van de verontreingingsbronnen. De tot nu toe meest ge• Boraat of cafeïne om de bijdrage van foutaansluitingen van de riolering op te sporen.

Boraat zit in alle wasmiddelen en is een indicator voor huishoudelijk afvalwater. Cafïne zit onder andere in koffie en thee en is daarom ook een indicator parameter is op enkele plaatsen succesvol gebruikt.

Bronopsporing van fecale verontreiniging

Bronopsporing van fecale verontreiniging

iverse manieren om bronnen van fecale verontreinigingen op te sporen. Een aantal van deze methodes worden regelmatig toegepast in Nederland. Recentelijk zijn er dnabeschikbaar gekomen om exacter bronnen te bepalen. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed

Huidige manier van b ronopsporing van fecale verontreiniging et zwemwaterprofiel staat een analyse waarin de bijdrage van bronnen van fecale veron

ing is toegelicht. Bij het opstellen van het zwemwaterprofiel worden een aantal belangrijke

Gebiedsbeschrijving. Hierin wordt onderzocht hoe de locatie en het omringende gebied worden gebruikt en welke potentiële verontreinigingbronnen aanwezig zijn.Veldbezoek. Hierin wordt specifiek gekeken naar waar bepaalde bronnen gelokaliseerd zijn en door met bezoekers te praten ook vastgesteld of en wanneer dit voorkomt.

analyse. De meetresultaten van een aantal meetjaren (meestal 4jaar) worden kritisch beschouwd op het aanwezig zijn van bepaalde trends (bv alleen hoge waarden in een bepaalde periode) en vergeleken met klimatologische gegevens. Op deze manier wordt bekeken of verhoogde waarden van indicatoren van fecale veronreiniging een relatie heeft met bijvoorbeeld regenval, zonneschijn of wind.Analyse met behulp van ZWEMPROF. Dit eendimensionale model is een hulpmiddel om de bijdrage van deze bronnen te schatten.

Maatregelen moeten genomen worden voor locaties waarvan de waterkwaliteit “maatregelen te kunnen nemen is vaak meer inzicht en ‘bewijs’ nodig dat de potentiële bron inderdaad een wezenlijke invloed heeft op de waterkwaliteit. De volgende mogelijkhedenden gebruikt om de bronnen in beeld te brengen:

Een methode, die ook regelmatig wordt toegepast, is om deze potentiële bronnen ook te bemonsteren en te analyseren op E. coli en intestinale enterococcen en deze te bschouwen in samenhang met het zwemwatermeetpunt. Op deze manier kan de bijdrage van een aantal bronnen regelmatig goed worden aangetoond. Vooral de bijdrage van bronnen, zoals (riool)overstorten en agrarisch achterland via bv een gemaal of sloot, kunnen op deze manier worden vastgesteld. Voor een meer lokale bron, zoals bijvoo

fspoeling van hondenpoep of vogelpoep is dat lastiger. Regelmatig de locatie bezoeken en informatie verzamelen over:

Aantal honden/vogels/paarden. De verkregen informatie geeft inzicht in de omvang van de bronnen en of de feniet wordt weggehaald op de juiste methode. Het analyseren van bronspecifieke stoffen en/of micro-organismen. Deze parameters hebben zeker hun waarde en kunnen helpen bij het in kaart brengen van de verontreingingsbronnen. De tot nu toe meest gebruikte zijn:

om de bijdrage van foutaansluitingen van de riolering op te sporen. Boraat zit in alle wasmiddelen en is een indicator voor huishoudelijk afvalwater. Cafïne zit onder andere in koffie en thee en is daarom ook een indicator parameter is op enkele plaatsen succesvol gebruikt.

Bronopsporing van fecale verontreiniging

, revisie

Pagina 6 van 28

Bronopsporing van fecale verontreiniging

iverse manieren om bronnen van fecale verontreinigingen op te sporen. Een aantal van deze methodes worden regelmatig toegepast in Nederland. Recentelijk zijn er dna-technieken

bronnen te bepalen. In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed

ronopsporing van fecale verontreiniging in Nederland et zwemwaterprofiel staat een analyse waarin de bijdrage van bronnen van fecale veront-

ing is toegelicht. Bij het opstellen van het zwemwaterprofiel worden een aantal belangrijke

Gebiedsbeschrijving. Hierin wordt onderzocht hoe de locatie en het omringende gebied wezig zijn.

Veldbezoek. Hierin wordt specifiek gekeken naar waar bepaalde bronnen gelokaliseerd zijn en door met bezoekers te praten ook vastgesteld of en wanneer dit voorkomt.

analyse. De meetresultaten van een aantal meetjaren (meestal 4 tot 5 jaar) worden kritisch beschouwd op het aanwezig zijn van bepaalde trends (bv alleen hoge waarden in een bepaalde periode) en vergeleken met klimatologische gegevens. Op deze manier wordt bekeken of verhoogde waarden van indicatoren van fecale veront-reiniging een relatie heeft met bijvoorbeeld regenval, zonneschijn of wind. Analyse met behulp van ZWEMPROF. Dit eendimensionale model is een hulpmiddel om

de waterkwaliteit “slecht” is. Om dat de potentiële bron

mogelijkheden wor-

Een methode, die ook regelmatig wordt toegepast, is om deze potentiële bronnen ook te en intestinale enterococcen en deze te be-

schouwen in samenhang met het zwemwatermeetpunt. Op deze manier kan de bijdrage goed worden aangetoond. Vooral de bijdrage van

bronnen, zoals (riool)overstorten en agrarisch achterland via bv een gemaal of sloot, en meer lokale bron, zoals bijvoor-

De verkregen informatie geeft inzicht in de omvang van de bronnen en of de feces wel/

organismen. Deze parameters hebben zeker hun waarde en kunnen helpen bij het in kaart brengen van de verontreini-

om de bijdrage van foutaansluitingen van de riolering op te sporen. Boraat zit in alle wasmiddelen en is een indicator voor huishoudelijk afvalwater. Cafe-ïne zit onder andere in koffie en thee en is daarom ook een indicator hiervoor. Deze

Page 7: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

• Campylobacter om vogels als bron te duiden. Het voorkomen van ter niet voorbehouden aan de aanwezigheid van vogels. Ook andere (huis)dieren en/of mensen kunnen deze bacteriën bij dragen en uitscheiden. plaatsen succesvol gebruikt.

De huidige manier van bronopsporing soms wil men meer helderheid en/of ‘ bewijs’ en dan kan dnavulling zijn. 2.2 Bronopsporing met behulp van dnaMet dna-technieken is het mogelijk om zeer selectief de aanwezigheid, idtie van micro-organismen te bepalen en microbiële populaties te karakteriseren. Op dit moment is het echter nog niet mogelijk om via deze technieken de herkomst van de indicatoren van fcale verontreiniging (E. coli en intestinale enteen andere bacteriegroep (Bacteroides)voor. Van deze bacteriesoort is voldoende bekend om wel de herkomst via dnaachterhalen. Een uitgebreide uitleg met betrekking tot de principes en de gebruikte methodiek is opgenomen in bijlage I. 2.2.1 Principes methodiek De gebruikte methodiek is de qPCR methodiek (quantitative polymerase chain reaction). Met deze techniek wordt een kenmerkend dna In deze studie is de PCR techniek toegepast op een monster waarin al het dna is geëxtraheerd dat in het oorspronkelijke watermonster zat. Om het juiste dna te repliceren is een klein stukje dna nodig dat precies samenvalt met (de primer). De kwaliteit van de analyse valt of staat met de mogelijkheid om de juiste primers te gebruiken. Het dna van Bacteroides dat in mensen voorkomt verschilt van het dna dat afkomstig is vakoeien, varkens of vogels. Door de primers zo te kiezen dat ze specifiek zijn voor de verschilende gastheren, is het mogelijk het dna van Hiermee is de herkomst van het Om de hoeveelheden gevormd dna na te gaan wordt aan het monster gelabeld dna toegevoegd (een probe). Als er het juiste dna wordt gerepliceerd dan zorgt deze probe ervoor dat er een kleurstof vrijkomt. Naarmate er meer dna wordt geproduceerd, des te meer kleurstof Bij ieder stapje in het proces komt er een gelijke hoeveelheid kleurstof bij en dus is het aantal stappen van replicaties totdat kleuring meetbaar wordt een maat voor de hoeveelheid dna dat in het monster aanwezig was. Op deze wijze is te kwanaanwezig is, vandaar de naam De combinatie van primers en probes wordt in de verdere tekst voor het gemak samengevat onder de term merkers. 2.2.2 Gebruikte probes en primers (merkers)Voor zoogdieren en mensen is vogels is deze methode (de Birdland voor het eerst toegepast. Deze methode is in ontwikkeling. Daarom is in het kader van dze studie door KWR nader onderzoek uitgevoerd naar de toepasbaarheid van de Birdthode op de Nederlandse vogels. Daartoe is de techniek toegepast op de zen, Nijlganzen, Kokmeeuwen, Wilde eend, Knobbelzwanen en Grauwe ganzen. Daarnaast is ook onderzocht of de Bird-GDF methode ook vals positief reageert op feces vanmensen. Uit de studie is gebleken dat de methode goed werkt op de meeste vogelsoorten.feces van zoogdieren bleek dat de Birdren maar dat de gemeten concentraties een factor 10door in de praktijk een vals positieve uitkomst onwaarschijnlijk is.

Bronopsporing van fecale verontreiniging

om vogels als bron te duiden. Het voorkomen van Campylobacterter niet voorbehouden aan de aanwezigheid van vogels. Ook andere (huis)dieren en/of mensen kunnen deze bacteriën bij dragen en uitscheiden. Deze parameter is op vele plaatsen succesvol gebruikt.

manier van bronopsporing geeft inzicht in welke bronnen van belang zijnsoms wil men meer helderheid en/of ‘ bewijs’ en dan kan dna-analyse (zie 2.2) een goede aa

Bronopsporing met behulp van dna -technieken is het mogelijk om zeer selectief de aanwezigheid, identiteit en concentr

organismen te bepalen en microbiële populaties te karakteriseren. Op dit moment is het echter nog niet mogelijk om via deze technieken de herkomst van de indicatoren van f

en intestinale enterococcen) na te gaan. Echter, in feces komt ook Bacteroides) in hoge concentraties in darmen van dieren en mensen

voor. Van deze bacteriesoort is voldoende bekend om wel de herkomst via dnaide uitleg met betrekking tot de principes en de gebruikte methodiek is

Principes methodiek De gebruikte methodiek is de qPCR methodiek (quantitative polymerase chain reaction). Met deze techniek wordt een kenmerkend dna-fragment vele malen vermenigvuldigd.

de PCR techniek toegepast op een monster waarin al het dna is geëxtraheerd dat in het oorspronkelijke watermonster zat. Om het juiste dna te repliceren is een klein stukje dna nodig dat precies samenvalt met het beginstukje van het dna dat je wilt vermenigvuldigen

. De kwaliteit van de analyse valt of staat met de mogelijkheid om de juiste primers te

dat in mensen voorkomt verschilt van het dna dat afkomstig is vakoeien, varkens of vogels. Door de primers zo te kiezen dat ze specifiek zijn voor de verschi

is het mogelijk het dna van Bacteroides per gastheer te vermenigvuldigen. van het Bacteroides dna na te gaan.

gevormd dna na te gaan wordt aan het monster gelabeld dna toegevoegd . Als er het juiste dna wordt gerepliceerd dan zorgt deze probe ervoor dat er een

kleurstof vrijkomt. Naarmate er meer dna wordt geproduceerd, des te meer kleurstof Bij ieder stapje in het proces komt er een gelijke hoeveelheid kleurstof bij en dus is het aantal stappen van replicaties totdat kleuring meetbaar wordt een maat voor de hoeveelheid dna dat in het monster aanwezig was. Op deze wijze is te kwantificeren hoeveel dna er in het monster aanwezig is, vandaar de naam qPCR. De combinatie van primers en probes wordt in de verdere tekst voor het gemak samengevat

Gebruikte probes en primers (merkers) ieren en mensen is goed bekend wat de prestaties van de qPCR methode zijn. Voor

vogels is deze methode (de Bird-GDF methode) nog pas zeer recent (begin 2012) in het buiteland voor het eerst toegepast. Deze methode is in ontwikkeling. Daarom is in het kader van d

oor KWR nader onderzoek uitgevoerd naar de toepasbaarheid van de Birdthode op de Nederlandse vogels. Daartoe is de techniek toegepast op de feceszen, Nijlganzen, Kokmeeuwen, Wilde eend, Knobbelzwanen en Grauwe ganzen. Daarnaast is

GDF methode ook vals positief reageert op feces van

Uit de studie is gebleken dat de methode goed werkt op de meeste vogelsoorten.feces van zoogdieren bleek dat de Bird-GDF methode in principe ook gevoeligren maar dat de gemeten concentraties een factor 107 lager lagen dan in de vogel feces waadoor in de praktijk een vals positieve uitkomst onwaarschijnlijk is.

Bronopsporing van fecale verontreiniging

, revisie

Pagina 7 van 28

Campylobacter is ech-ter niet voorbehouden aan de aanwezigheid van vogels. Ook andere (huis)dieren en/of

Deze parameter is op vele

bronnen van belang zijn. Echter, analyse (zie 2.2) een goede aan-

entiteit en concentra-organismen te bepalen en microbiële populaties te karakteriseren. Op dit moment

is het echter nog niet mogelijk om via deze technieken de herkomst van de indicatoren van fe-erococcen) na te gaan. Echter, in feces komt ook

in hoge concentraties in darmen van dieren en mensen voor. Van deze bacteriesoort is voldoende bekend om wel de herkomst via dna-technieken te

ide uitleg met betrekking tot de principes en de gebruikte methodiek is

De gebruikte methodiek is de qPCR methodiek (quantitative polymerase chain reaction). Met vele malen vermenigvuldigd.

de PCR techniek toegepast op een monster waarin al het dna is geëxtraheerd dat in het oorspronkelijke watermonster zat. Om het juiste dna te repliceren is een klein stukje

het beginstukje van het dna dat je wilt vermenigvuldigen . De kwaliteit van de analyse valt of staat met de mogelijkheid om de juiste primers te

dat in mensen voorkomt verschilt van het dna dat afkomstig is van koeien, varkens of vogels. Door de primers zo te kiezen dat ze specifiek zijn voor de verschil-

gastheer te vermenigvuldigen.

gevormd dna na te gaan wordt aan het monster gelabeld dna toegevoegd . Als er het juiste dna wordt gerepliceerd dan zorgt deze probe ervoor dat er een

kleurstof vrijkomt. Naarmate er meer dna wordt geproduceerd, des te meer kleurstof er vrijkomt. Bij ieder stapje in het proces komt er een gelijke hoeveelheid kleurstof bij en dus is het aantal stappen van replicaties totdat kleuring meetbaar wordt een maat voor de hoeveelheid dna dat in

tificeren hoeveel dna er in het monster

De combinatie van primers en probes wordt in de verdere tekst voor het gemak samengevat

goed bekend wat de prestaties van de qPCR methode zijn. Voor GDF methode) nog pas zeer recent (begin 2012) in het buiten-

land voor het eerst toegepast. Deze methode is in ontwikkeling. Daarom is in het kader van de-oor KWR nader onderzoek uitgevoerd naar de toepasbaarheid van de Bird-GDF me-

feces van Brandgan-zen, Nijlganzen, Kokmeeuwen, Wilde eend, Knobbelzwanen en Grauwe ganzen. Daarnaast is

GDF methode ook vals positief reageert op feces van zoogdieren en

Uit de studie is gebleken dat de methode goed werkt op de meeste vogelsoorten. Bij de test op k gevoelig is voor zoogdie-

lager lagen dan in de vogel feces waar-

Page 8: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

2.3 Deze studie: Toepassen van dnaDe bruikbaarheid van de dna-locaties. Deze 10 onderzochte locaties liggen in het IJsselmeergebied. westrand, Vooroever Vlietsingel, Strand Nieuw Hulckesteynviera Beach zuid, "t Kleine Zeetje, strand Zwolsehoek en strand Dolfinarium Harderwijk. deze locaties is de waterkwaliteit in de afgelopen jaren beoordeeld als ‘ slecht’ of ‘ aanvaarbaar’ en worden vogels vaak als ee Voor deze 10 locaties zijn meetprogramma’slen én kennis van de locatie- en waterbeheerder. Hierbij werd naast het reguliere zwemwatemeetpunt ook specifiek op plekken werden minimaal de indicatoren voor fecale verontreiniging gemeten. Op alle reguliere zwemwaterpunten werd de aanwezigheid van dna van mens, vogel, herkauwer en/of varken bepaald. Per locatie werd bekeken often worden geanalyseerd. Op een aantal locaties hebben de locatiebeheerders en de monstenemers in een logboek bijgehouden hoeveel bezoekers, honden, paarden en vogels (welke soorten) er aangetroffen zijn op die momenten dat ze op de locatie aanwezig waren.Daarnaast is gekeken naar de samenhang tussen de verschillende locaties om op deze manier te kijken of er soms een gemeenschappelijk bron kan worden gevonden. Dit is gedaan op basis van de hydrologie en is er een statistische toets gedaan op de historische data. Alten staan weergegeven in bijlage III Het exacte meetprogramma per locatie en de specifieke uitkomsten daarvan staan in de broanalysedocumenten die per locatie zi

Bronopsporing van fecale verontreiniging

Toepassen van dna -analyse voor bronopsporing-methode is onderzocht door dit toe te passen op 10 zwemwate

Deze 10 onderzochte locaties liggen in het IJsselmeergebied. Het zijn: Broekerhaven, Velwestrand, Vooroever Vlietsingel, Strand Nieuw Hulckesteyn, De Oude Pol, Oud Valkeveen, Rviera Beach zuid, "t Kleine Zeetje, strand Zwolsehoek en strand Dolfinarium Harderwijk. deze locaties is de waterkwaliteit in de afgelopen jaren beoordeeld als ‘ slecht’ of ‘ aanvaarbaar’ en worden vogels vaak als een belangrijke bron van verontreiniging gezien.

meetprogramma’s opgesteld aan de hand van de zwemwaterprofien waterbeheerder. Hierbij werd naast het reguliere zwemwate

meetpunt ook specifiek op plekken van potentiële verontreiniging gemeten. Op deze werden minimaal de indicatoren voor fecale verontreiniging gemeten. Op alle reguliere

zwemwaterpunten werd de aanwezigheid van dna van mens, vogel, herkauwer en/of varken e werd bekeken of de extra meetpunten met behulp van dna

ten worden geanalyseerd. Op een aantal locaties hebben de locatiebeheerders en de monstebijgehouden hoeveel bezoekers, honden, paarden en vogels (welke

aangetroffen zijn op die momenten dat ze op de locatie aanwezig waren.Daarnaast is gekeken naar de samenhang tussen de verschillende locaties om op deze manier te kijken of er soms een gemeenschappelijk bron kan worden gevonden. Dit is gedaan op basis

de hydrologie en is er een statistische toets gedaan op de historische data. Alten staan weergegeven in bijlage III

Het exacte meetprogramma per locatie en de specifieke uitkomsten daarvan staan in de broanalysedocumenten die per locatie zijn opgesteld.

Bronopsporing van fecale verontreiniging

, revisie

Pagina 8 van 28

analyse voor bronopsporing methode is onderzocht door dit toe te passen op 10 zwemwater-

et zijn: Broekerhaven, Velu-, De Oude Pol, Oud Valkeveen, Ri-

viera Beach zuid, "t Kleine Zeetje, strand Zwolsehoek en strand Dolfinarium Harderwijk. Op al deze locaties is de waterkwaliteit in de afgelopen jaren beoordeeld als ‘ slecht’ of ‘ aanvaard-

n belangrijke bron van verontreiniging gezien.

opgesteld aan de hand van de zwemwaterprofie-en waterbeheerder. Hierbij werd naast het reguliere zwemwater-

ken van potentiële verontreiniging gemeten. Op deze extra plek-werden minimaal de indicatoren voor fecale verontreiniging gemeten. Op alle reguliere

zwemwaterpunten werd de aanwezigheid van dna van mens, vogel, herkauwer en/of varken de extra meetpunten met behulp van dna-analyse moes-

ten worden geanalyseerd. Op een aantal locaties hebben de locatiebeheerders en de monster-bijgehouden hoeveel bezoekers, honden, paarden en vogels (welke

aangetroffen zijn op die momenten dat ze op de locatie aanwezig waren. Daarnaast is gekeken naar de samenhang tussen de verschillende locaties om op deze manier te kijken of er soms een gemeenschappelijk bron kan worden gevonden. Dit is gedaan op basis

de hydrologie en is er een statistische toets gedaan op de historische data. Al deze resulta-

Het exacte meetprogramma per locatie en de specifieke uitkomsten daarvan staan in de bron-

Page 9: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

3 Resultaten

ontreiniging

In dit hoofdstuk worden de resultaten van het toepassen van dnabesproken. Na de algemene bevindingenhand van vier voorbeelden besproken wat deze methodemeetgegevens aan informatie/inzicht oplevert. lende parameters in het kort besproken. 3.1 Algemene bevindingen Dit is het eerste onderzoek waarbij diergroeptoegepast om inzicht te krijgen in de fecale vervuilingsbronnen bij Nederlandse zwemlocaties. Hiervoor zijn periodiek (2-wekelijks) monsters bij nomen en geanalyseerd op de aanwezigheid en concentratie van verschillende diergroepspecifieke moleculaire merkers. De dnabesmetting specifiek voor mensen, runder De toegepaste methoden geven een goede indruk van de concentratie van de verschillende diergroepspecifieke fecale merkers in het water van verschillende zwemwaterlocaties.Met behulp van deze methoden iverontreinigingbronnen zijn en ties is het beeld nu compleet. De specifieke resultatenbronanalysedocumenten (samenvatting(on)bruikbaarheid van deze methode zijn opgenomen in Alle monsters waren fecaal verontreinigd. De merker voor monster gevonden, net zoals in alle monsters troffen. Op alle locaties zijn vogelspecifieke dnazwemwaterprofielen, de logboeken en de bronanalyseden belangrijke fecale verontreinigingsbron naar voren komt. Op bijna alle locaties bleek ook de dnazig te zijn. Ook dit komt overeen met het eerder verkregen beeld gestelde zwemwaterprofielen komen bronnen naar voren. Op slechts enkele locaties werden Daarom is na 4 meetrondes, op Deze analyses zijn alleen nog meegenomen op die locaties waar ze eerder waren gevonden of bij de ad-hocbemonsteringen na regenval als er een vermoeden was dat een met dierlijke mest verontreinigde beek van invloed zou kunnen zijn (bv Oude Pol, Nieuw Hulckesteijn en/of Brokerhavan). Dit onderzoek is de eerste toepassing van deze dnadaar u dat het nu nog nodig is uitspraak te kunnen doen over de waarde van een dna

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna

Resultaten bronopsporing van fecale ve

ontreiniging met dna-analyse

en de resultaten van het toepassen van dna-analyse voor bronopsporing Na de algemene bevindingen en de bevindingen bij overschrijdingen

voorbeelden besproken wat deze methode en de analyse van de verkregen aan informatie/inzicht oplevert. Als laatste worden de relaties tussen

besproken.

Algemene bevindingen van deze studie Dit is het eerste onderzoek waarbij diergroep-specifieke moleculaire merkers in Nederland zijn toegepast om inzicht te krijgen in de fecale vervuilingsbronnen bij Nederlandse zwemlocaties.

wekelijks) monsters bij het zwemwatermeetpunt van de locaties gnomen en geanalyseerd op de aanwezigheid en concentratie van verschillende diergroepspecifieke moleculaire merkers. De dna-merkers voor “algemene” fecale besmetting en fecale besmetting specifiek voor mensen, runderen, herkauwers, varkens en watervogels zijn bepaald.

De toegepaste methoden geven een goede indruk van de concentratie van de verschillende diergroepspecifieke fecale merkers in het water van verschillende zwemwaterlocaties.Met behulp van deze methoden is op een aantal locaties duidelijker geworden wat de

en welke bronnen overschrijdingen veroorzaken. Oties is het beeld nu compleet. De specifieke resultaten, per locatie, staan weergegeven in de

samenvatting in bijlage 2). Enkele voorbeelden van de (on)bruikbaarheid van deze methode zijn opgenomen in paragraaf 3.3.

monsters waren fecaal verontreinigd. De merker voor alle feces (All Bacteroidesmonster gevonden, net zoals in alle monsters E. coli en/of intestinale enterococcen zijn aang

specifieke dna-merkers zijn gevonden. Dat komt overeen met de zwemwaterprofielen, de logboeken en de bronanalysedocumenten waar vogels regelmatig als en belangrijke fecale verontreinigingsbron naar voren komt.

locaties bleek ook de dna-fragmenten voor humane fecale verontreiniging aanwzig te zijn. Ook dit komt overeen met het eerder verkregen beeld van bronnen. gestelde zwemwaterprofielen komen regelmatig badgasten, recreatievaart en jachthavens als

locaties werden herkauwer- en/of varken-specifieke merkers gevonden. op een aantal locaties, gestopt met het deze specifieke analyse.

alleen nog meegenomen op die locaties waar ze eerder waren gevonden of hocbemonsteringen na regenval als er een vermoeden was dat een met dierlijke mest gde beek van invloed zou kunnen zijn (bv Oude Pol, Nieuw Hulckesteijn en/of Bro

Dit onderzoek is de eerste toepassing van deze dna-methoden in Nederlands zwemwateris om meerdere monsters van een locatie te analyseren om een

uitspraak te kunnen doen over de waarde van een dna-merker. Het is nu nog niet geheel du

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna-analyse

, revisie

Pagina 9 van 28

ronopsporing van fecale ver-

analyse voor bronopsporing en de bevindingen bij overschrijdingen wordt aan de

en de analyse van de verkregen tussen de verschil-

specifieke moleculaire merkers in Nederland zijn toegepast om inzicht te krijgen in de fecale vervuilingsbronnen bij Nederlandse zwemlocaties.

het zwemwatermeetpunt van de locaties ge-nomen en geanalyseerd op de aanwezigheid en concentratie van verschillende diergroep-

merkers voor “algemene” fecale besmetting en fecale en, herkauwers, varkens en watervogels zijn bepaald.

De toegepaste methoden geven een goede indruk van de concentratie van de verschillende diergroepspecifieke fecale merkers in het water van verschillende zwemwaterlocaties.

s op een aantal locaties duidelijker geworden wat de fecale Op sommige loca-

staan weergegeven in de nkele voorbeelden van de

Bacteroides) is in elk en/of intestinale enterococcen zijn aange-

merkers zijn gevonden. Dat komt overeen met de ocumenten waar vogels regelmatig als

fecale verontreiniging aanwe-. In de reeds op-

en jachthavens als

specifieke merkers gevonden. deze specifieke analyse.

alleen nog meegenomen op die locaties waar ze eerder waren gevonden of hocbemonsteringen na regenval als er een vermoeden was dat een met dierlijke mest gde beek van invloed zou kunnen zijn (bv Oude Pol, Nieuw Hulckesteijn en/of Broe-

methoden in Nederlands zwemwater. Van-om meerdere monsters van een locatie te analyseren om een

merker. Het is nu nog niet geheel dui-

Page 10: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

delijk wat een hoge waarde is en wat laag. Dit houdingen zijn nog niet voldoende bekendanalyse van één enkel monster weinig informatie en geeft een tijdreeks beduidend meer inzicht in de bronnen die van invloed zijn. Wel is duidelijk dat als er slechts ook de verontreiniging zal veroorzaken. 3.2 Oorzaak van o verschrijdingenOp de 10 onderzochte locaties zijn verschillende overschrijdingen gemeten. Bij vijftien van de overschrijdingen/hoge waarden weergegeven in Tabel 3.1. Dertien maal intestinale enterococcen. In 14 van de 15 overschrijdingenmerkers aanwezig te zijn. Bij 7ker aangetroffen en is het aannemelijk dat de overschrijding door vogels wordt veroorzaakt. Bij de 7 andere overschrijdingen/verhogingen ishumaan en watervogels aangetroffen. Bij 1 overschrijding (oude Pol merker aangetroffen, maar deze uitkomsten zijn onzeker. De opbrengst van de erg laag en de uitkomsten daardoor minder betrouwbaar. Tabel 3.1. Overzicht van overschrijdingen voor E. coli en/of intestinale enterococcen en de aanwezigheid van specifieke dna

Groen= overschrijding/hoge waarden E. coli/. Rood =

De gebruikte dna-analyse gevenschrijdingen. Daarnaast blijkt dat inderdaad vogel(feces) regelmatig een belangrijke veroorzaker van een overschrijding is. 3.3 Specifieke r esultaten Op basis van de reeds opgestelde zwemwaterprofielen en de daarin genoemde potentiële bronnen is per locatie een meetplan opgesteld. Hierin staat vermeld waar er naast het reguliere meetpunt gemetparameters die monsters geanalyseerd werden. Op alle reguliere meetpunten zijn de dnaanalyses gedaan. Daarnaast is soms ook dna

Veluwestrand

Nieuw Hulckesteijn

Nieuw Hulckesteijn extra meetpunt B

Nieuw Hulckesteijn extra meetpunt B

Oude Pol

Oude Pol extra meetpunt B

Oude Pol extra meetpunt B

Oud Valkeveen

t Zeetje

Zwolse Hoek

Zwolse Hoek

Zwolse Hoek

Zwolse Hoek extra meetpunt B

Zwolse Hoek extra meetpunt B

Zwolse Hoek extra meetpunt B

Aantal overschrijdingen

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna

lijk wat een hoge waarde is en wat laag. Dit verschilt per dna-merker,ook de onderlinge veniet voldoende bekend. Daarom geeft, in deze fase van het onderzoek, de

analyse van één enkel monster weinig informatie en geeft een tijdreeks beduidend meer inzicht in de bronnen die van invloed zijn. Wel is duidelijk dat als er slechts één dna-merker aanwezig is tijdens een overschrijook de verontreiniging zal veroorzaken.

verschrijdingen /hoge waarden in deze studie Op de 10 onderzochte locaties zijn verschillende overschrijdingen gemeten. Bij vijftien van de

/hoge waarden is ook de aanwezigheid van dna-merker bepaald. Deze zijn Dertien maal zijn hoge waarden voor E. coli gemeten e

In 14 van de 15 overschrijdingen/hoge waarden blijkt vogelspecifieke Bij 7 van deze overschrijdingen werd alleen de vogelspecifieke me

ker aangetroffen en is het aannemelijk dat de overschrijding door vogels wordt veroorzaakt. Bij andere overschrijdingen/verhogingen is het beeld wat genuanceerder en is merker voor

humaan en watervogels aangetroffen.

extra meetpunt B, dd 7-8-12) wordt alleen de humaanaangetroffen, maar deze uitkomsten zijn onzeker. De opbrengst van de

erg laag en de uitkomsten daardoor minder betrouwbaar.

Overzicht van overschrijdingen voor E. coli en/of intestinale enterococcen en de aanwezigheid van specifieke dna-merkers.

Groen= overschrijding/hoge waarden E. coli/. Rood = overschrijding/hoge waarden Intestinale entereococcen.

geven duidelijk inzicht in welke bronnen van belang zijn bij oveschrijdingen. Daarnaast blijkt dat inderdaad vogel(feces) regelmatig een belangrijke veroorzaker

esultaten uit deze studie Op basis van de reeds opgestelde zwemwaterprofielen en de daarin genoemde potentiële bronnen is per locatie een meetplan opgesteld. Hierin staat vermeld waar er naast het reguliere meetpunt gemeten werd in 2012 en op welke parameters die monsters geanalyseerd werden. Op alle reguliere meetpunten zijn de dna

aarnaast is soms ook dna-analyse uitgevoerd op andere relevante mee

Datum E. coliInt.

enterococcen

9-7-2012 3020 612

4-9-2012 1440 375

Nieuw Hulckesteijn extra meetpunt B 25-6-2012 1177 61

Nieuw Hulckesteijn extra meetpunt B 4-9-2012 2383 782

17-9-2012 633 1116

7-8-2012 34659 8329

17-9-2012 942 1034

12-6-2012 5035 197

25-6-2012 1372 179

7-8-2012 1984 270

20-8-2012 7101 600

4-9-2012 18563 2715

7-8-2012 5035 485

20-8-2012 4277 312

4-9-2012 27726 3889

15 13 9

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna-analyse

, revisie

Pagina 10 van 28

ook de onderlinge ver-Daarom geeft, in deze fase van het onderzoek, de

analyse van één enkel monster weinig informatie en geeft een tijdreeks beduidend meer inzicht

er aanwezig is tijdens een overschrijding, deze

Op de 10 onderzochte locaties zijn verschillende overschrijdingen gemeten. Bij vijftien van de merker bepaald. Deze zijn

gemeten en 9 maal voor blijkt vogelspecifieke

van deze overschrijdingen werd alleen de vogelspecifieke mer-ker aangetroffen en is het aannemelijk dat de overschrijding door vogels wordt veroorzaakt. Bij

der en is merker voor

humaan-specifieke aangetroffen, maar deze uitkomsten zijn onzeker. De opbrengst van de opwerking was

Overzicht van overschrijdingen voor E. coli en/of intestinale enterococcen en de

overschrijding/hoge waarden Intestinale entereococcen.

duidelijk inzicht in welke bronnen van belang zijn bij over-schrijdingen. Daarnaast blijkt dat inderdaad vogel(feces) regelmatig een belangrijke veroorzaker

Op basis van de reeds opgestelde zwemwaterprofielen en de daarin genoemde potentiële

en werd in 2012 en op welke parameters die monsters geanalyseerd werden. Op alle reguliere meetpunten zijn de dna-

analyse uitgevoerd op andere relevante meet-

vogel mens

+

++ +

++ ++

++ ±

+

?

++ +

++

+ ++

+

++ ±

+++ ±

++

++

+++

14 9

Dna-merker

Page 11: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

punten om meer duidelijkheid te krijgen over de bijdrageroute. Op basis de van de aanvullende meetgegevens en de meetgegevens van 2012beter beeld gekregen van daadwerkelijke invloed van vogels en/of andere bronnen op de wterkwaliteit. De uitgebreide analyse en resultaten (extra meetpunten, adaanvullende bepalingen enz.) per locatie staan in de bronanalysedocumenten Het meetprogramma in 2012, over de daadwerkelijke bronnen per locatie. Op sommige locaties is het zeer aannemelijk dat één bron van belang is. Op andere locaties is dit niet het geval, maar vallen wel soms potentiële bronnen af. Op deze manier is veel inzicht gekregen in de belangrop de locaties. 3.3.1 Aantal monsters en sBij de start van het onderzoek is er vanuit gegaan dat per locatie op 8 tijdstippen een monster geanalyseerd zou worden op de 6 methoden (“algemene”fecale ting specifiek voor: mensen, runderen, herkauwers, varkens en watervogels). In totaal zou dat neerkomen op 480 qPCR analyses + interne controles. Deze hoeveelheid monsters en analses zijn noodzakelijk om inzicht te krijgen van Op 6 van de 10 locaties zijn daadwerkelijk 8 monsters gedurende het seizoen geanalyseerd. Op de overige locaties zijn gedurende het onderzoek enkele monsters niet bij KWR aangekomen zodat 7 of 6 monsters geanalyseerd zijal overduidelijk dat alleen vogel DNA op de locatie aangetroffen werd en zijn geen aanvullende analyse uitgevoerd. Hierdoor was er ruimte om deze analyses in te zetten op andere locatieswaar aanvullende monsternames werden gedaan bij potentiële bronnen. In totaal zijn er in dit onderzoek 81 monsters geanalyseerd met behulp van DNA. Daarnaast bleek dat op slechts enkele van de locaties DNA van herkauwers en varkens werd gevonden. Daarom is besloten alleen nemen, nog te analyseren op de aanwezigheid van dnaPol). De uitgevoerde interne controles van de dnageven aan dat (bij het gebruik van 100 ml) de DNAen reproduceerbaar zijn verlopen en dat er weinig problemen zijn geweest met remming van de qPCR reacties t.g.v. de aanwezigheid van stoffen die de qPCR reactienkele resultaten (5 van de 107) bleken minder betrouwbaar (zie bijlage In dit onderzoek is er een begin gemaakt om deze specificiteit te bevestigen voor in Nederland en is er gestart met het onderzoeken van de concentrafeces van verschillende (water)vogels. Op basis van de beperkte set feces monsters lijkt de mthode geschikt om fecale besmettingen t.g.v. feces van vogels goed te onderscheiden en kwatificeren. Het aantal onderzochte fecesmonstebeperkte set fecesmonsters lijkt de methode bacteriën van vogels. In eventueel vervolgonderzoektesten op een grotere set fecale monsters van vogels zodat meer kennis beschikbaar komt over de prestatiekenmerken van deze methode. Bij een aantal van de onderzochte locaties was, een rol kunnen spelen bij het veroorzaken van fecale besmettingen van het zwemwater. Voor deze studie waren er voor het aantonen van fecale bacteriën van deze diersoorten nog geen methoden beschikbaar waardoor er morijkste besmettingsbronnen.

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna

punten om meer duidelijkheid te krijgen over de bijdrage van een verontreinigingsbron of route. Op basis de van de aanvullende meetgegevens en de meetgegevens van 2012beter beeld gekregen van daadwerkelijke invloed van vogels en/of andere bronnen op de w

De uitgebreide analyse en resultaten (extra meetpunten, ad-hoc bemonsteringen na regenval, aanvullende bepalingen enz.) per locatie staan in de bronanalysedocumenten.

inclusief de dna-analyses, hebben veel duidelijkheid gegevenbronnen per locatie. Op sommige locaties is het zeer aannemelijk dat

één bron van belang is. Op andere locaties is dit niet het geval, maar vallen wel soms potentiële bronnen af. Op deze manier is veel inzicht gekregen in de belangrijke/daadwerkelijke

Aantal monsters en specificiteit dna-analyses Bij de start van het onderzoek is er vanuit gegaan dat per locatie op 8 tijdstippen een monster geanalyseerd zou worden op de 6 methoden (“algemene”fecale besmetting, en fecale besmeting specifiek voor: mensen, runderen, herkauwers, varkens en watervogels). In totaal zou dat neerkomen op 480 qPCR analyses + interne controles. Deze hoeveelheid monsters en analses zijn noodzakelijk om inzicht te krijgen van de bruikbaarheid van de methoden.

Op 6 van de 10 locaties zijn daadwerkelijk 8 monsters gedurende het seizoen geanalyseerd. Op de overige locaties zijn gedurende het onderzoek enkele monsters niet bij KWR aangekomen

monsters geanalyseerd zijn. Voor de locatie Oud Valkeveen bleek na 4 meetrondes al overduidelijk dat alleen vogel DNA op de locatie aangetroffen werd en zijn geen aanvullende

Hierdoor was er ruimte om deze analyses in te zetten op andere locatiesnde monsternames werden gedaan bij potentiële bronnen. In totaal zijn er in dit

onderzoek 81 monsters geanalyseerd met behulp van DNA-technieken.

Daarnaast bleek dat op slechts enkele van de locaties DNA van herkauwers en varkens werd besloten alleen die locaties, waar aanleiding is om deze bronnen mee te

nog te analyseren op de aanwezigheid van dna-fragmenten van deze dieren (bv Oude

De uitgevoerde interne controles van de dna-methodes bleken uitstekend te zijn. Deze tesgeven aan dat (bij het gebruik van 100 ml) de DNA-isolaties uit deze watermonsters

zijn verlopen en dat er weinig problemen zijn geweest met remming van de qPCR reacties t.g.v. de aanwezigheid van stoffen die de qPCR reacties remmen. Slechts enkele resultaten (5 van de 107) bleken minder betrouwbaar (zie bijlage 1).

In dit onderzoek is er een begin gemaakt om deze specificiteit te bevestigen voor in Nederland en is er gestart met het onderzoeken van de concentraties van de GFD merker in feces van verschillende (water)vogels. Op basis van de beperkte set feces monsters lijkt de mthode geschikt om fecale besmettingen t.g.v. feces van vogels goed te onderscheiden en kwa

et aantal onderzochte fecesmonsters is echter nog zeer beperk. Op basis van de beperkte set fecesmonsters lijkt de methode geschikt voor het specifiek detecteren van fecale

n eventueel vervolgonderzoek is het aan te bevelen om deze methode te et fecale monsters van vogels zodat meer kennis beschikbaar komt over

de prestatiekenmerken van deze methode.

Bij een aantal van de onderzochte locaties was, het duidelijk dat honden en soms ook paarden een rol kunnen spelen bij het veroorzaken van fecale besmettingen van het zwemwater. Voor deze studie waren er voor het aantonen van fecale bacteriën van deze diersoorten nog geen methoden beschikbaar waardoor er mogelijk een onvolledig beeld verkregen is

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna-analyse

, revisie

Pagina 11 van 28

van een verontreinigingsbron of –route. Op basis de van de aanvullende meetgegevens en de meetgegevens van 2012, is een beter beeld gekregen van daadwerkelijke invloed van vogels en/of andere bronnen op de wa-

hoc bemonsteringen na regenval, .

hebben veel duidelijkheid gegeven bronnen per locatie. Op sommige locaties is het zeer aannemelijk dat

één bron van belang is. Op andere locaties is dit niet het geval, maar vallen wel soms potentiële /daadwerkelijke bronnen

Bij de start van het onderzoek is er vanuit gegaan dat per locatie op 8 tijdstippen een monster besmetting, en fecale besmet-

ting specifiek voor: mensen, runderen, herkauwers, varkens en watervogels). In totaal zou dat neerkomen op 480 qPCR analyses + interne controles. Deze hoeveelheid monsters en analy-

de bruikbaarheid van de methoden.

Op 6 van de 10 locaties zijn daadwerkelijk 8 monsters gedurende het seizoen geanalyseerd. Op de overige locaties zijn gedurende het onderzoek enkele monsters niet bij KWR aangekomen

n. Voor de locatie Oud Valkeveen bleek na 4 meetrondes al overduidelijk dat alleen vogel DNA op de locatie aangetroffen werd en zijn geen aanvullende

Hierdoor was er ruimte om deze analyses in te zetten op andere locaties, nde monsternames werden gedaan bij potentiële bronnen. In totaal zijn er in dit

Daarnaast bleek dat op slechts enkele van de locaties DNA van herkauwers en varkens werd waar aanleiding is om deze bronnen mee te

fragmenten van deze dieren (bv Oude

methodes bleken uitstekend te zijn. Deze testen isolaties uit deze watermonsters efficiënt

zijn verlopen en dat er weinig problemen zijn geweest met remming van es remmen. Slechts

In dit onderzoek is er een begin gemaakt om deze specificiteit te bevestigen voor watervogels ties van de GFD merker in

feces van verschillende (water)vogels. Op basis van de beperkte set feces monsters lijkt de me-thode geschikt om fecale besmettingen t.g.v. feces van vogels goed te onderscheiden en kwan-

nog zeer beperk. Op basis van de voor het specifiek detecteren van fecale

is het aan te bevelen om deze methode te et fecale monsters van vogels zodat meer kennis beschikbaar komt over

duidelijk dat honden en soms ook paarden een rol kunnen spelen bij het veroorzaken van fecale besmettingen van het zwemwater. Voor deze studie waren er voor het aantonen van fecale bacteriën van deze diersoorten nog geen

is van de belang-

Page 12: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

3.3.2 Voorbeeld(en) van locatie(s) met overschrijdingen De onderzochte locaties zijn alle locaties den. In 2012 zijn echter niet op alle locaties overschrijdingen geweest. In paragraaf 3.2 zijn de overschrijdingen weergegeven. Het betrof de zwemwatermeetpunten van Veluwestrand, Nieuw Hulckesteijn, Oude Pol, Oud Valkeveen, ’t Zeetje en Zwolse Hoek.(duidelijkheid verkregen), ’t Kleine bronnen uitgesloten) worden hier als voorbeeld iets verder uitgewerkt, zodat meer inzicht wordt verkregen in de behaalde resultaten van dit onderzoek. Oud Valkeveen Op deze locatie worden regelmatig overschrijdingen en hoge waarden gemeten. Uit de geraapleegde informatie (zwemwaterprofiel, gesprekken met beheerder, bijgehouden logboeken enzkomen enkele bronnen naar voren. Dit zijn: bezoekers, watervogels, beroepsen afspoeling feces na regenval. diep, waardoor nauwelijks sprake is van doorstroming en menging Alleen het reguliere meetpunt is hier bemonsterd. keer analyseren zo duidelijk besloten is omachterwege te laten. . Het was wel duidelijk dat watervogels hier was voor de overschrijdingen. Wel is aan het eind van het zwemseizoen nog eenmaal het de aanwezigheid van dna-merkers bepaald. In onderstaande figuur staat het resultaat van alle bepalingen weergegeven.zien dat op deze locatie alleen merker voor totaal feces vonden. Het verloop van de concentraties naast blijkt uit de logboeken van de beheerder en de monsternemers dat er wel 200) zwanen in de zwemzone aanwezig zijn. Opgeteld geeft dit het beeld dat inderdaad zwanen de bron van verontreinigingen zijn.

Figuur 3.1 Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec) en intestinale enterococcen (ie) per hond

milliliter en het aantal DNA copies van verschillende bacteriodesvarianten per milliliter op het reguliere meetpunt bij Oud

Valkeveen in 2012. Campylobacter, DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van mens, herkauwers en varkens is

niet aangetoond of bepaald.

’T Kleine Zeetje Spakenburg Ook op deze locatie worden regelmatig overschrijdingen en hoge waarden gemeten. Uit de graadpleegde informatie (zwemwaterprofiel, gesprekken met beheerder, bijgehouden logboeken enz) komen enkele bronnen naar

1

10

100

1000

10000

100000

1000000

10000000

1-4-2012 1-5-2012 1

kv

e/1

00

ml,

DN

A c

op

ies/

ml

Oud Valkeveen regulier meetpunt

ec ie camp

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna

Voorbeeld(en) van locatie(s) met overschrijdingen De onderzochte locaties zijn alle locaties in het verleden die of ‘slecht’ of ‘aanvaardbaar

niet op alle locaties overschrijdingen geweest. In paragraaf 3.2 zijn de overschrijdingen weergegeven. Het betrof de zwemwatermeetpunten van Veluwestrand, Nieuw Hulckesteijn, Oude Pol, Oud Valkeveen, ’t Zeetje en Zwolse Hoek. De locaties Oud Valkevee

Kleine Zeetje (nog geen duidelijkheid) en De Oude Pol (enkele worden hier als voorbeeld iets verder uitgewerkt, zodat meer inzicht wordt

verkregen in de behaalde resultaten van dit onderzoek.

Op deze locatie worden regelmatig overschrijdingen en hoge waarden gemeten. Uit de geraapleegde informatie (zwemwaterprofiel, gesprekken met beheerder, bijgehouden logboeken enzkomen enkele bronnen naar voren. Dit zijn: bezoekers, watervogels, beroeps- en afspoeling feces na regenval. De locatie is in een kom gelegen en het zwemwater

, waardoor nauwelijks sprake is van doorstroming en menging.

Alleen het reguliere meetpunt is hier bemonsterd. Op deze locatie was het beeld al na een paar keer analyseren zo duidelijk besloten is om de uitgebreide dna analyse bij de overige metingen

. Het was wel duidelijk dat watervogels hier als enige bron verantwoordelijk was voor de overschrijdingen. Wel is aan het eind van het zwemseizoen nog eenmaal het de

merkers bepaald.

In onderstaande figuur staat het resultaat van alle bepalingen weergegeven. Deze figuur laat n dat op deze locatie alleen merker voor totaal feces (alle) en van vogels (vogel)

vonden. Het verloop van de concentraties E. coli en de vogelmerkers lijken op elkaar. Daanaast blijkt uit de logboeken van de beheerder en de monsternemers dat er regelmatig veel (tot wel 200) zwanen in de zwemzone aanwezig zijn. Opgeteld geeft dit het beeld dat inderdaad zwanen de bron van verontreinigingen zijn.

Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec) en intestinale enterococcen (ie) per hond

milliliter en het aantal DNA copies van verschillende bacteriodesvarianten per milliliter op het reguliere meetpunt bij Oud

Valkeveen in 2012. Campylobacter, DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van mens, herkauwers en varkens is

Ook op deze locatie worden regelmatig overschrijdingen en hoge waarden gemeten. Uit de graadpleegde informatie (zwemwaterprofiel, gesprekken met beheerder, bijgehouden logboeken enz) komen enkele bronnen naar voren. Dit zijn: bezoekers, watervogels, beroeps

1-6-2012 1-7-2012 1-8-2012 1-9-2012 1-10-2012

datum

Oud Valkeveen regulier meetpunt

alle mens vogel herkauwer varken

an fecale verontreiniging met dna-analyse

, revisie

Pagina 12 van 28

aanvaardbaar” scoor-niet op alle locaties overschrijdingen geweest. In paragraaf 3.2 zijn de

overschrijdingen weergegeven. Het betrof de zwemwatermeetpunten van Veluwestrand, Nieuw De locaties Oud Valkeveen

(nog geen duidelijkheid) en De Oude Pol (enkele worden hier als voorbeeld iets verder uitgewerkt, zodat meer inzicht wordt

Op deze locatie worden regelmatig overschrijdingen en hoge waarden gemeten. Uit de geraad-pleegde informatie (zwemwaterprofiel, gesprekken met beheerder, bijgehouden logboeken enz)

en recreatievaart het zwemwater is erg on-

Op deze locatie was het beeld al na een paar analyse bij de overige metingen

als enige bron verantwoordelijk was voor de overschrijdingen. Wel is aan het eind van het zwemseizoen nog eenmaal het de

Deze figuur laat (vogel) worden ge-

en de vogelmerkers lijken op elkaar. Daar-regelmatig veel (tot

wel 200) zwanen in de zwemzone aanwezig zijn. Opgeteld geeft dit het beeld dat inderdaad

Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec) en intestinale enterococcen (ie) per honderd

milliliter en het aantal DNA copies van verschillende bacteriodesvarianten per milliliter op het reguliere meetpunt bij Oud

Valkeveen in 2012. Campylobacter, DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van mens, herkauwers en varkens is

Ook op deze locatie worden regelmatig overschrijdingen en hoge waarden gemeten. Uit de ge-raadpleegde informatie (zwemwaterprofiel, gesprekken met beheerder, bijgehouden logboeken

voren. Dit zijn: bezoekers, watervogels, beroeps- en recrea-

2012

varken

Page 13: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

tievaart, honden en afspoeling feces na regenval. Opvallend is dat meestal overschrijdingen pas na juni optreden. Om een goed beeld te krijgen van deze bronnen ispunt, ook op 4 andere punten bemonsterd. Op 2 van deze plekken is ook dnavoerd, tweemaal nabij de onderwaterdam op de locatie (daar waar vogels rusten) en eenmaal nabij de westelijke jachthaven. Er zijn meerdere overschrijdingen geweeswaren in augustus, maar helaas zijn hiervan geen monsters bewaard voor dnadere overschrijding was op 25 juni en bevatte zowel humane als vogelmerker. Dit impliceert dat niet 1 bron verantwoordelijk is voor de overschrijding.is weergegeven in figuur 3.2.

Figuur 3.2 Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

(camp) per honderd milliliter en het aa

liere meetpunt bij Het Kleine Zeetje in 2012. DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van herkauwers en varkens

is niet aangetoond of bepaald.

Hier komt ook naar voren dat er een samenhang is tussen de concentratie van IE/EC en merker van vogels. Maar ook de humane merker komt naar voren en heeft een vergelijkbaar verloop. Deze samenhang duidt erop dat vogels en mensen op de zwemlocatie een bron zijn van fecale verontreiniging. Uit de analyse van de extra meetpunten komt ookEC en de dna merkers voor mensen en vogels. Dit duidt erbezoekers of de haven (met lozingen) van invloed is op de waterkwring na regenval nabij de andere haven gaf ook een duidelijke hoge humane verontreiniging aan.Opreguliere meetpunt was de concentratielagergelmerker, maar een humane bron is hier ook van invloed. De meetresultaten geven een zaker van overschrijdingen en/of hoge waarden. Wel is door de analyse van de extra meetputen en hun verloop ten opzichte vworden dat de westelijke haven en de bezoekers zelf waarschijnlijk van minder invloed zijn dan de oostelijke haven. Maatregelen zullen zich daar in eerste instantie op richten. De Oude Pol Uit de geraadpleegde informatie komen hier als bron naar voren: watervogels, bezoekers, rcreatie- en beroepsvaart, beken, een riooloverstort en afspoeling van feces. Er zijn 4 extra meetpunten bemonsterd nabij de twee beken die uitkomen in die buurt van de locat

1

10

100

1000

10000

100000

1000000

1-4-2012 1-5-2012 1

kv

e/1

00

ml,

DN

A-c

op

ies/

ml

Het Zeetje Spakenburg regulier meetpunt

ec ie camp

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna

tievaart, honden en afspoeling feces na regenval. Opvallend is dat meestal overschrijdingen

Om een goed beeld te krijgen van deze bronnen is, naast dna-analyse op het regulierook op 4 andere punten bemonsterd. Op 2 van deze plekken is ook dna-

voerd, tweemaal nabij de onderwaterdam op de locatie (daar waar vogels rusten) en eenmaal nabij de westelijke jachthaven.

Er zijn meerdere overschrijdingen geweest op deze locatie. De laatste twee overschrijdingen waren in augustus, maar helaas zijn hiervan geen monsters bewaard voor dnadere overschrijding was op 25 juni en bevatte zowel humane als vogelmerker. Dit impliceert dat

ordelijk is voor de overschrijding. Het resultaat van het reguliere meetpunt

Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

(camp) per honderd milliliter en het aantal DNA copies van verschillende bacteriodesvarianten per milliliter op het reg

liere meetpunt bij Het Kleine Zeetje in 2012. DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van herkauwers en varkens

t er een samenhang is tussen de concentratie van IE/EC en merker van vogels. Maar ook de humane merker komt naar voren en heeft een vergelijkbaar verloop. Deze samenhang duidt erop dat vogels en mensen op de zwemlocatie een bron zijn van fecale

Uit de analyse van de extra meetpunten komt ook naar voren dat er een samenhang is tussen merkers voor mensen en vogels. Dit duidt er ook op dat naast vogels, mogelijk de

bezoekers of de haven (met lozingen) van invloed is op de waterkwaliteit. De adring na regenval nabij de andere haven gaf ook een duidelijke hoge humane verontreiniging

was de concentratielager. Fecale indicatoren lopen in pas met vhumane bron is hier ook van invloed.

De meetresultaten geven een minder eenduidig beeld, niet 1 is bron aan te wijzen als veroozaker van overschrijdingen en/of hoge waarden. Wel is door de analyse van de extra meetputen en hun verloop ten opzichte van de indicatoren van fecale verontreiniging aannemelijk gworden dat de westelijke haven en de bezoekers zelf waarschijnlijk van minder invloed zijn dan de oostelijke haven. Maatregelen zullen zich daar in eerste instantie op richten.

geraadpleegde informatie komen hier als bron naar voren: watervogels, bezoekers, ren beroepsvaart, beken, een riooloverstort en afspoeling van feces. Er zijn 4 extra

meetpunten bemonsterd nabij de twee beken die uitkomen in die buurt van de locat

1-6-2012 1-7-2012 1-8-2012 1-9-2012 1-10-2012

datum

Het Zeetje Spakenburg regulier meetpunt

alle mens vogel herkauwer varken

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna-analyse

, revisie

Pagina 13 van 28

tievaart, honden en afspoeling feces na regenval. Opvallend is dat meestal overschrijdingen

analyse op het reguliere meet--analyse uitge-

voerd, tweemaal nabij de onderwaterdam op de locatie (daar waar vogels rusten) en eenmaal

De laatste twee overschrijdingen waren in augustus, maar helaas zijn hiervan geen monsters bewaard voor dna-analyse. De an-dere overschrijding was op 25 juni en bevatte zowel humane als vogelmerker. Dit impliceert dat

van het reguliere meetpunt

Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

ntal DNA copies van verschillende bacteriodesvarianten per milliliter op het regu-

liere meetpunt bij Het Kleine Zeetje in 2012. DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van herkauwers en varkens

t er een samenhang is tussen de concentratie van IE/EC en merker van vogels. Maar ook de humane merker komt naar voren en heeft een vergelijkbaar verloop. Deze samenhang duidt erop dat vogels en mensen op de zwemlocatie een bron zijn van fecale

naar voren dat er een samenhang is tussen op dat naast vogels, mogelijk de

aliteit. De ad-hoc bemonste-ring na regenval nabij de andere haven gaf ook een duidelijke hoge humane verontreiniging

. Fecale indicatoren lopen in pas met vo-

bron aan te wijzen als veroor-zaker van overschrijdingen en/of hoge waarden. Wel is door de analyse van de extra meetpun-

an de indicatoren van fecale verontreiniging aannemelijk ge-worden dat de westelijke haven en de bezoekers zelf waarschijnlijk van minder invloed zijn dan de oostelijke haven. Maatregelen zullen zich daar in eerste instantie op richten.

geraadpleegde informatie komen hier als bron naar voren: watervogels, bezoekers, re-en beroepsvaart, beken, een riooloverstort en afspoeling van feces. Er zijn 4 extra

meetpunten bemonsterd nabij de twee beken die uitkomen in die buurt van de locatie en nabij

2012

varken

Page 14: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

aangemeerde boten met volgepoepte dekzeilen. Op de twee meetpunten nabij de beken is ook dna-analyse uitgevoerd. Er zijn meerdere overschrijdingen (aan het eind van het seizoen) op het reguliere meetpunt gweest en ook enkele op de extra ding op het reguliere meetpunt ook mbv dnavogelmerker aanwezig. Op de overschrijdingen nabij de beken bleek naast vogelmerker ook de humane dna-merker voor te komen.Het resultaat van het reguliere meetpunt is weergegeven in figuur 3.3.

Figuur 3.3 Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

(camp) per honderd milliliter en het aantal DNA copies van

liere meetpunt bij De Oude Pol in 2012.

Op de zwemlocatie De Oude Pol zijn watervogels, en dan vooral zwanen, de fecaliën. Dit blijkt uit de dna-analyses en de logboekgegevens van de beheerder, die aangeven dat soms enkele honderden zwanen aanwezig op het strand aanwezig zijn. De invloed van drect toegestroomd water vanuit de beken is beperkt. Normfecale bacteriën bij de beekmondingen komen niet terug in het verloop op het reguliere meepunt in de zwemzone of andersomtratie gevonden. Humane merker wordt gevondzwemzone. Mogelijk hebben mensen beperkte invloed op de zwemwaterkwaliteit. Via welke route mensen invloed kunnen hebben is nog niet helemaal duidelijk maar vermoedelijk teel via de pleziervaart. Er is (nog) geen kompleet beeld van deze locatie, maar wel is duidelijk dat de humane invloed aan de verontreinigingen klein 3.3.3 Voorbeeld van een locatieVooroever Vlietsingel In 2011 is de locatie Vooroever Vlietsingel uitgebreid met natte natuur (met o.a. vogeleilanden), een groot recreatiestrand en een vaargeul naar het Nederlands Stoommachinemuseum. Op termijn wil men de huidige zwemlocatie ongeschikt maken als officiëleverplaatsen naar het nieuw aangelegde recreatiestrand. Op het huidige reguliere zwemwaterpunt zijn de volgende bronnen aanwezig: bezoekers, wtervogels, honden, jachthavens, een rwzi en afstromend regenwater vervuild met feces.De volgende extra meetpunteneen strekdam (met vogels). Er zijn geen overschrijdingen gemeten in 2012, maar wel een dudelijke verhoging eind juli/begin augustus. In onderstaande figuur staanreguliere meetpunt weergegeven.

1

10

100

1000

10000

100000

1000000

1-4-2012 1-5-2012 1

kv

e/

10

0m

l, D

NA

-co

pie

s/m

l

De Oude Pol regulier meetpunt

ec ie camp

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna

aangemeerde boten met volgepoepte dekzeilen. Op de twee meetpunten nabij de beken is ook

Er zijn meerdere overschrijdingen (aan het eind van het seizoen) op het reguliere meetpunt gweest en ook enkele op de extra meetpunten (zie paragraaf 3.2). Helaas is maar 1 overschriding op het reguliere meetpunt ook mbv dna-analyse onderzocht. Op dat moment bleek alleen

Op de overschrijdingen nabij de beken bleek naast vogelmerker ook de r voor te komen.

Het resultaat van het reguliere meetpunt is weergegeven in figuur 3.3.

Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

(camp) per honderd milliliter en het aantal DNA copies van verschillende bacteriodesvarianten per milliliter op het reg

liere meetpunt bij De Oude Pol in 2012. DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van varkens is niet aangetoond.

Op de zwemlocatie De Oude Pol zijn watervogels, en dan vooral zwanen, de grootste bron van analyses en de logboekgegevens van de beheerder, die aangeven

dat soms enkele honderden zwanen aanwezig op het strand aanwezig zijn. De invloed van drect toegestroomd water vanuit de beken is beperkt. Normoverschrijdende concentraties van

n bij de beekmondingen komen niet terug in het verloop op het reguliere meepunt in de zwemzone of andersom. De herkauwer-merker wordt slechts 1 maal in lage concetratie gevonden. Humane merker wordt gevonden, maar niet tijdens de overschrijding op in de zwemzone. Mogelijk hebben mensen beperkte invloed op de zwemwaterkwaliteit. Via welke route mensen invloed kunnen hebben is nog niet helemaal duidelijk maar vermoedelijk

is (nog) geen kompleet beeld van deze locatie, maar wel is duidelijk dat de humane invloed klein is. Blijven over als bronnen: vogels en achterland bij regenval.

een locatie zonder overschrijdingen

In 2011 is de locatie Vooroever Vlietsingel uitgebreid met natte natuur (met o.a. vogeleilanden), een groot recreatiestrand en een vaargeul naar het Nederlands Stoommachinemuseum. Op termijn wil men de huidige zwemlocatie ongeschikt maken als officiële zwemlocatie en deze verplaatsen naar het nieuw aangelegde recreatiestrand. Op het huidige reguliere zwemwaterpunt zijn de volgende bronnen aanwezig: bezoekers, wtervogels, honden, jachthavens, een rwzi en afstromend regenwater vervuild met feces.

extra meetpunten zijn bemonsterd: (nieuwe stranden (2), nabij jachthaven en nabij met vogels). Er zijn geen overschrijdingen gemeten in 2012, maar wel een du

lijke verhoging eind juli/begin augustus. In onderstaande figuur staan de resultaten voor het reguliere meetpunt weergegeven.

1-6-2012 1-7-2012 1-8-2012 1-9-2012 1-10-2012

datum

De Oude Pol regulier meetpunt

alle mens vogel herkauwer varken

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna-analyse

, revisie

Pagina 14 van 28

aangemeerde boten met volgepoepte dekzeilen. Op de twee meetpunten nabij de beken is ook

Er zijn meerdere overschrijdingen (aan het eind van het seizoen) op het reguliere meetpunt ge-meetpunten (zie paragraaf 3.2). Helaas is maar 1 overschrij-

analyse onderzocht. Op dat moment bleek alleen Op de overschrijdingen nabij de beken bleek naast vogelmerker ook de

Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

verschillende bacteriodesvarianten per milliliter op het regu-

DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van varkens is niet aangetoond.

grootste bron van analyses en de logboekgegevens van de beheerder, die aangeven

dat soms enkele honderden zwanen aanwezig op het strand aanwezig zijn. De invloed van di-overschrijdende concentraties van

n bij de beekmondingen komen niet terug in het verloop op het reguliere meet-merker wordt slechts 1 maal in lage concen-

en, maar niet tijdens de overschrijding op in de zwemzone. Mogelijk hebben mensen beperkte invloed op de zwemwaterkwaliteit. Via welke route mensen invloed kunnen hebben is nog niet helemaal duidelijk maar vermoedelijk inciden-

is (nog) geen kompleet beeld van deze locatie, maar wel is duidelijk dat de humane invloed is. Blijven over als bronnen: vogels en achterland bij regenval.

In 2011 is de locatie Vooroever Vlietsingel uitgebreid met natte natuur (met o.a. vogeleilanden), een groot recreatiestrand en een vaargeul naar het Nederlands Stoommachinemuseum. Op

zwemlocatie en deze

Op het huidige reguliere zwemwaterpunt zijn de volgende bronnen aanwezig: bezoekers, wa-tervogels, honden, jachthavens, een rwzi en afstromend regenwater vervuild met feces.

(nieuwe stranden (2), nabij jachthaven en nabij met vogels). Er zijn geen overschrijdingen gemeten in 2012, maar wel een dui-

de resultaten voor het

2012

varken

Page 15: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Figuur 3.4 Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

(camp) per honderd milliliter en het aantal DNA copies van verschillende bacteriodesvarian

liere meetpunt bij Vooroever Vlietsingel in 2012. DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van mens, herkauwers

en varkens is niet aangetoond of bepaald.

Uit bovenstaande figuur komt tratie van intestinale enterococcen duidt erop dat vogels op de zwemlocatie een bron zijn van fecale verontreiniging. In 3 van de 8 monsters zijn ook relatief lage hoeveelheden getroffen. Op deze locatie worden veel honden uitgelatenmaar uit de Campylobacter metingen van belang zijn. Het beeld op deze locatie is nog niet helemaal duidelijk, wel kunnen er bronnen worden uitgsloten. Watervogels en honden

3.4 Relatie tussen de verschillen de gemeten parametersPer locatie heeft dit onderzoek een goed beeld gegeven van welke bronnen van fecale veronreiniging van belang zijn. De bruikbaarheid van deze parameters ten opzichte van elkaar en van de ‘traditionele’ parameters iszocht Naast een visuele toets door de verschillende parameters tegen elkaar uit te zetten in grafieken is het mogelijk om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee paramters. Dit is voor alle onderzochte relaties getoetst merichtingscoëfficiënt significant afwijkt van een horizontale lijn (puit te voeren zijn telkens gepaarde waarnemingen geselecteerd. Indien er een positieve significante trend wordtset en deze locaties er een positieve trend is. Er zijn nog kunnen doen. In deze paragraaf worden de gevonden trends kort besproken. In bijlage rende grafieken weergegeven. Significante positieve relaties (indien alle data gevonden tussen:

• E. coli versus Totaal Bacteroides• Intestinale enterococcen versus Totaal • E. coli of intestinale enterococcen versus vogel dna

1

10

100

1000

10000

100000

1000000

10000000

1-4-2012 1-5-2012 1

con

c. (

kv

e/

10

0m

l)Vooroever Vlietsingel regulier meetpunt

ec ie camp

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging

Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

(camp) per honderd milliliter en het aantal DNA copies van verschillende bacteriodesvarianten per milliliter op het reg

liere meetpunt bij Vooroever Vlietsingel in 2012. DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van mens, herkauwers

en varkens is niet aangetoond of bepaald.

Uit bovenstaande figuur komt naar voren dat er een samenhang lijkt te zijn tussen de concetratie van intestinale enterococcen /E.coli en de DNA-merker van vogels. Deze samenhang duidt erop dat vogels op de zwemlocatie een bron zijn van fecale verontreiniging. In 3 van de 8

relatief lage hoeveelheden dna-fragmenten uit de darmen van mensen aa

worden veel honden uitgelaten. Hiervoor is nog geen dna-analyse beschikbaar, metingen blijkt dat het wel waarschijnlijk is dat vogels of honden hier

Het beeld op deze locatie is nog niet helemaal duidelijk, wel kunnen er bronnen worden uitgatervogels en honden blijven over als meest waarschijnlijke bronnen.

Relatie tussen de verschillen de gemeten parameters onderzoek een goed beeld gegeven van welke bronnen van fecale veron

e bruikbaarheid van deze parameters ten opzichte van elkaar en van de ‘traditionele’ parameters is tevens onderzocht. Hierbij zijn alle metingen gezamenlijk

Naast een visuele toets door de verschillende parameters tegen elkaar uit te zetten in grafieken is het mogelijk om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee paramters. Dit is voor alle onderzochte relaties getoetst met een regressietoets. Hier is getoetst of de richtingscoëfficiënt significant afwijkt van een horizontale lijn (p-waarde < 0,05). Om deze toets uit te voeren zijn telkens gepaarde waarnemingen geselecteerd. Indien er een positieve significante trend wordt gevonden zegt dit alleen dat er voor set en deze locaties er een positieve trend is. Er zijn nog te weinig data om harde uitspraken te

In deze paragraaf worden de gevonden trends kort besproken. In bijlage 4 worden de bijbehgrafieken weergegeven.

Significante positieve relaties (indien alle data uit deze studie bij elkaar worden gevoegd) zijn

Bacteroides Intestinale enterococcen versus Totaal Bacteroides

enterococcen versus vogel dna-merker

1-6-2012 1-7-2012 1-8-2012 1-9-2012 1-10-2012

datum

Vooroever Vlietsingel regulier meetpunt

alle mens vogel herkauwer varken

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna-analyse

, revisie

Pagina 15 van 28

Aantal kolonievormende eenheden van E.coli (ec), intestinale enterococcen (ie) en Campylobacter

ten per milliliter op het regu-

liere meetpunt bij Vooroever Vlietsingel in 2012. DNA van Bacteroides afkomstig uit de darmen van mens, herkauwers

tussen de concen-merker van vogels. Deze samenhang

duidt erop dat vogels op de zwemlocatie een bron zijn van fecale verontreiniging. In 3 van de 8 fragmenten uit de darmen van mensen aan-

analyse beschikbaar, dat vogels of honden hier

Het beeld op deze locatie is nog niet helemaal duidelijk, wel kunnen er bronnen worden uitge-over als meest waarschijnlijke bronnen.

onderzoek een goed beeld gegeven van welke bronnen van fecale veront-e bruikbaarheid van deze parameters ten opzichte van elkaar en van

. Hierbij zijn alle metingen gezamenlijk onder-

Naast een visuele toets door de verschillende parameters tegen elkaar uit te zetten in grafieken is het mogelijk om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee parame-

t een regressietoets. Hier is getoetst of de waarde < 0,05). Om deze toets

gevonden zegt dit alleen dat er voor deze data-data om harde uitspraken te

worden de bijbeho-

bij elkaar worden gevoegd) zijn

2012

varken

Page 16: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

• Campylobacter versus vogeldna (zeer significante relatie) Geen significante positieve relatieszijn gevonden tussen:

• E. coli of intestinale enterococcen ver• E. coli of intestinale enterococcen versus

De gevonden relaties tussen vogelal locaties waar ook vogels als bron werden verwacht zijn beschouwd. Op alle locatibeide parameters aangetroffen.De sterke relatie tussen Campylobacterbacter een goede indicator is voor vogels.

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna

versus vogeldna (zeer significante relatie)

Geen significante positieve relaties (indien alle data uit deze studie bij elkaar worden gevoegd)

of intestinale enterococcen versus Campylobacter of intestinale enterococcen versus humaan dna-merker

De gevonden relaties tussen vogel-merker en indicatoren is logisch, omdat in deze studie vooal locaties waar ook vogels als bron werden verwacht zijn beschouwd. Op alle locatibeide parameters aangetroffen.

Campylobacter en vogelmerker geeft aan dat inderdaad ook een goede indicator is voor vogels.

Resultaten bronopsporing van fecale verontreiniging met dna-analyse

, revisie

Pagina 16 van 28

bij elkaar worden gevoegd)

merker en indicatoren is logisch, omdat in deze studie voor-al locaties waar ook vogels als bron werden verwacht zijn beschouwd. Op alle locaties werden

en vogelmerker geeft aan dat inderdaad ook Campylo-

Page 17: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

4 Vogelwerende Maatregelen

Vogels blijken in deze studie regelmatig niging te zijn bij zwemwater. Dit geldt niet allen voor de onderzochte locaties maar ook veel adere zwemwaterlocaties. Op dit moment is er nog geen eenduidig inthode ten aanzien van vogelwerende maatregelen. Binnen deze studie is op basis van litertuurstudie, interviews met vogelexpertsdrag is van verschillende soorten vogels en welke In dit hoofdstuk staat een samenvatting van de verkregen informatie. met alle informatie opgenomen, waaronder de geïnterviewde personen.Het onderzoek richt zich met name op vogels die rondom ties voorkomen. Het gaat hierbij om:• Zwanen. • Ganzen. • Eenden. • Meeuwen. • Aalscholvers. In het algemeen kan gesteld worden dat met name zwanen op en rond deze zwemwaterlocaties voorkomen, dit geldt ook voor ganzen en meerkoetgenwoordigd. Wel kunnen deze op specifieke locaties voorkomen (bijv. meeuwen op locaties met een vissershaven in de nabijheid). Op een enkele locatie wordt gesproken over aalschovers. 4.1 Soort watervogelVoordat vogelwerende maatregelen getroffen worden, is het van belang om te weten welke vgelsoort er op de locatie voorkomt. Het gedrag en ook de maatregelen zijn namelijk deels sootafhankelijk. . In tabel 4.1 zijn kort weergegeven. Meer informatie is te vinden in bijlage 3. In het algemeen kan gezegd worden dat meestal watervogels op andere plekken fouragren/eten dan dat zij overnachten of nesten.

Vogelwerende Maatregelen

Vogels blijken in deze studie regelmatig één van de belangrijke bronnen voor fecale verontre. Dit geldt niet allen voor de onderzochte locaties maar ook veel a

Op dit moment is er nog geen eenduidig inzicht in de aanpak en mthode ten aanzien van vogelwerende maatregelen. Binnen deze studie is op basis van liter

ws met vogelexperts en ervaringsdeskundigen in beeld gebracht wat het gdrag is van verschillende soorten vogels en welke vogelwerende maatregelen er zijn. In dit hoofdstuk staat een samenvatting van de verkregen informatie. In bijlage 5met alle informatie opgenomen, waaronder de geïnterviewde personen. Het onderzoek richt zich met name op vogels die rondom het IJsselmeer op de zwemwaterlocties voorkomen. Het gaat hierbij om:

In het algemeen kan gesteld worden dat met name zwanen op en rond deze zwemwaterlocaties voorkomen, dit geldt ook voor ganzen en meerkoeten. Eenden en meeuwen zijn minder vertgenwoordigd. Wel kunnen deze op specifieke locaties voorkomen (bijv. meeuwen op locaties met een vissershaven in de nabijheid). Op een enkele locatie wordt gesproken over aalscho

Soort watervogel werende maatregelen getroffen worden, is het van belang om te weten welke v

gelsoort er op de locatie voorkomt. Het gedrag en ook de maatregelen zijn namelijk deels soo. In tabel 4.1 zijn kort een aantal kenmerken van de vijf onderzochte

weergegeven. Meer informatie is te vinden in bijlage 3.

In het algemeen kan gezegd worden dat meestal watervogels op andere plekken fouragren/eten dan dat zij overnachten of nesten.

, revisie

Pagina 17 van 28

n van de belangrijke bronnen voor fecale verontrei-. Dit geldt niet allen voor de onderzochte locaties maar ook veel an-

zicht in de aanpak en me-thode ten aanzien van vogelwerende maatregelen. Binnen deze studie is op basis van litera-

en ervaringsdeskundigen in beeld gebracht wat het ge-vogelwerende maatregelen er zijn.

In bijlage 5 is een notitie

het IJsselmeer op de zwemwaterloca-

In het algemeen kan gesteld worden dat met name zwanen op en rond deze zwemwaterlocaties en. Eenden en meeuwen zijn minder verte-

genwoordigd. Wel kunnen deze op specifieke locaties voorkomen (bijv. meeuwen op locaties met een vissershaven in de nabijheid). Op een enkele locatie wordt gesproken over aalschol-

werende maatregelen getroffen worden, is het van belang om te weten welke vo-gelsoort er op de locatie voorkomt. Het gedrag en ook de maatregelen zijn namelijk deels soor-

een aantal kenmerken van de vijf onderzochte watervogels

In het algemeen kan gezegd worden dat meestal watervogels op andere plekken fourage-

Page 18: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Tabel 4.1. Enkele relevante karakteristieken van Vogelsoort EtenZwaan Waterplanten

Gans Kort/eiwitrijk grasNajaar: oogstresten op land

Meerkoet (water)Planten

Meeuw Alles, liefst dierlijk voedsel

Aalscholver Vis

Eend Macrofauna, mugenlarven, mosselen

4.2 Vogelwerende maatregelenOp basis van literatuur zijn de vogelwerende maatregelen in beeld gebracht en deze zijn aagevuld met de informatie verkregen uit de interviews. Naar verhouding is er veel literatuur enkennis beschikbaar over ganzen. Vandaar dat de meeste maatregelen zich hierop richten. Grofweg kunnen vogelwerende maatregelen worden ingedeeld in een aantal categorieën. De specifieke informatie per maatregel staan in bijlage 3.• Aantalregulatie. Hieronder worden vooral verstaan: het terugdringen van aantallen vogels

via de jacht (verjaging), specifiek doden van bv geslachtrijpe paren, verwijderen/reduceren aantal nesten en/of eieren, onvruchtbaar maken van vogels en het fysiek verplaatsen van hele populaties naar andere gebieden. In het algemeen zijn dit maatregelen die lokaal kunen werken, maar geen blijvende oplossing bieden. Deze maatregelen moeten regelmatig worden herhaald en werken dus tijdelijk. Daarnaast werken ze soms zelfs averechts, omdzo bepaalde soorten (de overblijvers) extra stimuleren om zich te vermeerderen. Deze maaregelen hebben vaak ook emotionele reacties van omwonenden of natuurorganisatie tot gvolg of stroken niet met de huidige natuurwetgeving.

• Gedragsbeïnvloeding. Dezespannen van draden/hekken/netten, het gebruik van vlagen/linten/ballonnen/vliegers/vogelverschrikkers, inzet van laserstralen, geluidssignalen, roofvogels/roofdieren/mensen, chemische afweermiddel‘on-demand’ afweermiddelen. Sommige van deze maatregelen zijn lokaal effectief, maar ook hierbij geldt dat dit vaak tijdelijk is. Veel watervogels, waaronder zwanen en ganzen, zijn slim en weten na een tijd wanneer bepaaop en ze weten exact wanneer ze wel of niet op een locatie ongestoord kunnen verblijven.

Vogelwerende Maatregelen

Tabel 4.1. Enkele relevante karakteristieken van watervogels. Eten verblijf Waterplanten Op water; plaatsge-

bonden. Slapen en poepen op/in water

Grote groepen in juli (rui)

Kort/eiwitrijk gras Najaar: oogstresten op land

Tijdens rui in ondiep water (ondergelopen land met riet) Slapen: op water (6 uur per dag) en poe-pen dan iedere 15 min.. Poepen overdag (elke 6 min) Broeden: eilandjes, schiereilandjes of ononderbroken oe-vers.

Rui (half meijuni) Ruiende gazen kunnen niet vliegen.

(water)Planten Water Lijkt qua zwaan

Alles, liefst dierlijk voedsel

Waar afval ligt Slapen op water. Poepen deels op land en deels op water

Vis Op water Hebben zicht nodig om te jagen

Macrofauna, mug-genlarven, mosselen

Op water (ook slapen en poepen). Broedperiodes op land/oeverzones

Vogelwerende maatregelen Op basis van literatuur zijn de vogelwerende maatregelen in beeld gebracht en deze zijn aagevuld met de informatie verkregen uit de interviews. Naar verhouding is er veel literatuur enkennis beschikbaar over ganzen. Vandaar dat de meeste maatregelen zich hierop richten. Grofweg kunnen vogelwerende maatregelen worden ingedeeld in een aantal categorieën. De specifieke informatie per maatregel staan in bijlage 3.

Hieronder worden vooral verstaan: het terugdringen van aantallen vogels via de jacht (verjaging), specifiek doden van bv geslachtrijpe paren, verwijderen/reduceren aantal nesten en/of eieren, onvruchtbaar maken van vogels en het fysiek verplaatsen van

populaties naar andere gebieden. In het algemeen zijn dit maatregelen die lokaal kunen werken, maar geen blijvende oplossing bieden. Deze maatregelen moeten regelmatig worden herhaald en werken dus tijdelijk. Daarnaast werken ze soms zelfs averechts, omdzo bepaalde soorten (de overblijvers) extra stimuleren om zich te vermeerderen. Deze maaregelen hebben vaak ook emotionele reacties van omwonenden of natuurorganisatie tot gvolg of stroken niet met de huidige natuurwetgeving.

. Deze categorie omvat vele mogelijke maatregelen, waaronder het spannen van draden/hekken/netten, het gebruik van vlag-gen/linten/ballonnen/vliegers/vogelverschrikkers, inzet van laserstralen, geluidssignalen, roofvogels/roofdieren/mensen, chemische afweermiddelen, radiografisch bestuurbare en/of

demand’ afweermiddelen. Sommige van deze maatregelen zijn lokaal effectief, maar ook hierbij geldt dat dit vaak tijdelijk is. Veel watervogels, waaronder zwanen en ganzen, zijn slim en weten na een tijd wanneer bepaalde middelen worden ingezet. Er treed gewenning op en ze weten exact wanneer ze wel of niet op een locatie ongestoord kunnen verblijven.

Vogelwerende Maatregelen

, revisie

Pagina 18 van 28

Grote groepen in juli (rui)

Rui (half mei-half juni) Ruiende gan-zen kunnen niet vliegen.

Lijkt qua gedrag op zwaan

Hebben zicht nodig om te jagen

Op basis van literatuur zijn de vogelwerende maatregelen in beeld gebracht en deze zijn aan-gevuld met de informatie verkregen uit de interviews. Naar verhouding is er veel literatuur en kennis beschikbaar over ganzen. Vandaar dat de meeste maatregelen zich hierop richten. Grofweg kunnen vogelwerende maatregelen worden ingedeeld in een aantal categorieën. De

Hieronder worden vooral verstaan: het terugdringen van aantallen vogels via de jacht (verjaging), specifiek doden van bv geslachtrijpe paren, verwijderen/reduceren aantal nesten en/of eieren, onvruchtbaar maken van vogels en het fysiek verplaatsen van

populaties naar andere gebieden. In het algemeen zijn dit maatregelen die lokaal kun-nen werken, maar geen blijvende oplossing bieden. Deze maatregelen moeten regelmatig worden herhaald en werken dus tijdelijk. Daarnaast werken ze soms zelfs averechts, omdat zo bepaalde soorten (de overblijvers) extra stimuleren om zich te vermeerderen. Deze maat-regelen hebben vaak ook emotionele reacties van omwonenden of natuurorganisatie tot ge-

categorie omvat vele mogelijke maatregelen, waaronder het

gen/linten/ballonnen/vliegers/vogelverschrikkers, inzet van laserstralen, geluidssignalen, en, radiografisch bestuurbare en/of

demand’ afweermiddelen. Sommige van deze maatregelen zijn lokaal effectief, maar ook hierbij geldt dat dit vaak tijdelijk is. Veel watervogels, waaronder zwanen en ganzen, zijn

lde middelen worden ingezet. Er treed gewenning op en ze weten exact wanneer ze wel of niet op een locatie ongestoord kunnen verblijven.

Page 19: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Afweermiddelen die flexibel dan statische middelen.

• Inrichting (omgeving) zwemlocatiesaanwezigheid van voorkeurplanten of juist de afkeer van niethet ongeschikt maken van opgroeigebieden, openheid en hoeveelheid licht van/op tie, verbinding tussen slaap en fourageerplekken en het aanbieden/geschikt maken van aternatieve locaties in de omgeving. Ook hiervoor geld dat deze maatregelen soms (deels) efectief zijn, maar dat ook hierbij vogels die al lang op een locatie vehun locatie zijn en vaak toch blijven zitten. Voor nieuwe locaties zijn dit zeker aspecten die van grote invloed kunnen zijn op deze bron.

• Beheer van een locatie. Hierbij spelen aspecten als het schoonhouden van een locatie ter voorkoming van het lokken van vogels, maar ook het goed opruimen van vogeluitwerpselen een rol. Deze aspecten zijn van belang en zijn bewezen effectief voor bepaalde vogelsooten (bv meeuwen).

In het algemeen kan geconcludeerd worden dat een enkele maatregelenheeft, maar een combinatie van bovenstaande maatregelen (vaak juist uit de verschillende ctegorieën) wel kan werken of werkt. Van belang is dan dat maatregelen onvoorspelbaar zijn, maar wel continu worden toegepast.

Vogelwerende Maatregelen

fweermiddelen die flexibel en wisselend (tijd en ruimte)worden ingezet lijken effectiever

chting (omgeving) zwemlocaties. Een aantal aspecten spelen hier een rol, waaronder de aanwezigheid van voorkeurplanten of juist de afkeer van niet-geprefereerde plantensoorten, het ongeschikt maken van opgroeigebieden, openheid en hoeveelheid licht van/op tie, verbinding tussen slaap en fourageerplekken en het aanbieden/geschikt maken van aternatieve locaties in de omgeving. Ook hiervoor geld dat deze maatregelen soms (deels) efectief zijn, maar dat ook hierbij vogels die al lang op een locatie verblijven erg trouw aan hun locatie zijn en vaak toch blijven zitten. Voor nieuwe locaties zijn dit zeker aspecten die van grote invloed kunnen zijn op deze bron.

. Hierbij spelen aspecten als het schoonhouden van een locatie ter oming van het lokken van vogels, maar ook het goed opruimen van vogeluitwerpselen

een rol. Deze aspecten zijn van belang en zijn bewezen effectief voor bepaalde vogelsoo

In het algemeen kan geconcludeerd worden dat een enkele maatregelen vaak een tijdelijk effect heeft, maar een combinatie van bovenstaande maatregelen (vaak juist uit de verschillende ctegorieën) wel kan werken of werkt. Van belang is dan dat maatregelen onvoorspelbaar zijn, maar wel continu worden toegepast.

Vogelwerende Maatregelen

, revisie

Pagina 19 van 28

worden ingezet lijken effectiever

. Een aantal aspecten spelen hier een rol, waaronder de geprefereerde plantensoorten,

het ongeschikt maken van opgroeigebieden, openheid en hoeveelheid licht van/op een loca-tie, verbinding tussen slaap en fourageerplekken en het aanbieden/geschikt maken van al-ternatieve locaties in de omgeving. Ook hiervoor geld dat deze maatregelen soms (deels) ef-

rblijven erg trouw aan hun locatie zijn en vaak toch blijven zitten. Voor nieuwe locaties zijn dit zeker aspecten die

. Hierbij spelen aspecten als het schoonhouden van een locatie ter oming van het lokken van vogels, maar ook het goed opruimen van vogeluitwerpselen

een rol. Deze aspecten zijn van belang en zijn bewezen effectief voor bepaalde vogelsoor-

vaak een tijdelijk effect heeft, maar een combinatie van bovenstaande maatregelen (vaak juist uit de verschillende ca-tegorieën) wel kan werken of werkt. Van belang is dan dat maatregelen onvoorspelbaar zijn,

Page 20: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

5 Conclusies:

In deze studie waren een aantal doelen gesteld. Wat we geleerd hebben wordt hieronder kort toegelicht en samengevat. 5.1 Toepassen dna -In deze studie is een bronanalyse op basis van dnaties in het IJsselmeergebied. Het blijkt dat deze methode werktlocaties is nu duidelijk welke bronnen overschrijdingen veroorzaakt. Een groot deel van de aagetoonde overschrijdingen waren terug te vging. Op andere locaties is dit minder duidelijk, bronnen afgevallen. Dit onderzoek is de eerste toepassing van deze dnaanalyse van één enkel monster geeft wat meetwaarden te betekenen hebben (‘wat is hoog, wat is laag?”). Het uitgebreid toepassen van deze dna-methoden en het opbouwen van een database met hierin veeverschillende locaties zal beter inzicht geven in de betekenis van de kwantitatieve meetwaaden. Kortom: De kwantitatieve resultaten van de dnaexacte concentraties van E. coli 5.2 Bronanalyse met dnaDe in deze studie gebruikte opzet blijkt effectief om de belangrijkste bronnen van fecale veronreiniging op te zetten. Als basis van deze bronanalyses is het handig om:

• de potentiële bronnen worextra gebiedskennis/veldbezoek;

• de veldmedewerkers of locatiebeheerders te vragen een logboek bij te houden over het gebruik van de locaties, waarin opgeschreven wordt: hoeveel bezoekers, honden, paaden en vogels (welke soorten) er aangetroffen zijn op die momenten dat ze op de locatie aanwezig waren.

De volgende varianten voor bronanalyse voorgesteld: Variant 1:Locaties met af en toe Alle monsters op het reguliere zwemwaterpunt worden in eerste instantie geanalyseerd op de zwemwaterparameters. Bij een overschrijding volgt dnarentiemonsters geanalyseerd. Deze aanpakoverschrijding. Van belang is om meerdere overschrijdingen te beschouwen, omdat mogelijk niet alle verontreinigingen veroorzaakt worden door eenzelfde bron.Voor deze methode is het noodzakelijk dat extra den voorbewerkt en opgeslagen, zodat eventueel dnavinden. Variant 2: Locaties met overschrijdingen en hoge waarden waar snel duidelijkheid moet komen over de verantwoordelijke bronnen.Het reguliere meetprogramma wordt uitgevoerd en daarnaast worden extra bemonsteringen gedaan nabij enkele mogelijke bronnen van fecale verontreiniging. Ook als er geen overschridingen zijn kan het verloop van de zwemwaterparameters vergeleken wo

Conclusies: wat hebben we geleerd?

Conclusies: wat hebben we geleerd?

In deze studie waren een aantal doelen gesteld. Wat we geleerd hebben wordt hieronder kort

-technieken voor bronopsporing In deze studie is een bronanalyse op basis van dna-technieken opgezet en getest op 10 locties in het IJsselmeergebied. Het blijkt dat deze methode werkt. Op een aantal onderzochte locaties is nu duidelijk welke bronnen overschrijdingen veroorzaakt. Een groot deel van de aagetoonde overschrijdingen waren terug te voeren tot één potentiële bron van fecale verontreinging. Op andere locaties is dit minder duidelijk, wel zijn door deze methode enkele potentiële

Dit onderzoek is de eerste toepassing van deze dna-methoden in Nederlands zwemwater. De analyse van één enkel monster geeft nog te weinig informatie. Het is nog niet geheel duidelijk wat meetwaarden te betekenen hebben (‘wat is hoog, wat is laag?”). Het uitgebreid toepassen

methoden en het opbouwen van een database met hierin veel meetwaarden van verschillende locaties zal beter inzicht geven in de betekenis van de kwantitatieve meetwaaden. Kortom: De kwantitatieve resultaten van de dna-merkers zijn nog niet direct te linken met

E. coli of intestinale enterococcen.

met dna -technieken: hoe doe je dat! De in deze studie gebruikte opzet blijkt effectief om de belangrijkste bronnen van fecale veron

Als basis van deze bronanalyses is het handig om: de potentiële bronnen worden geïnventariseerd mbv zwemwaterprofielen en eventueel extra gebiedskennis/veldbezoek; de veldmedewerkers of locatiebeheerders te vragen een logboek bij te houden over het gebruik van de locaties, waarin opgeschreven wordt: hoeveel bezoekers, honden, paaden en vogels (welke soorten) er aangetroffen zijn op die momenten dat ze op de locatie

voor bronanalyse worden, op basis van het in deze studie geleerde,

Locaties met af en toe overschrijdingen/verhoogde waarden. Alle monsters op het reguliere zwemwaterpunt worden in eerste instantie geanalyseerd op de zwemwaterparameters. Bij een overschrijding volgt dna-analyse. Daarnaast worden twee refrentiemonsters geanalyseerd. Deze aanpak geeft inzicht in de relevante bronnen tijdens een overschrijding. Van belang is om meerdere overschrijdingen te beschouwen, omdat mogelijk niet alle verontreinigingen veroorzaakt worden door eenzelfde bron. Voor deze methode is het noodzakelijk dat extra monsters worden genomen en adequaat woden voorbewerkt en opgeslagen, zodat eventueel dna-analyse op een later tijdstip kan plaat

Locaties met overschrijdingen en hoge waarden waar snel duidelijkheid moet komen bronnen.

reguliere meetprogramma wordt uitgevoerd en daarnaast worden extra bemonsteringen gedaan nabij enkele mogelijke bronnen van fecale verontreiniging. Ook als er geen overschridingen zijn kan het verloop van de zwemwaterparameters vergeleken worden met de analyses

Conclusies: wat hebben we geleerd?

, revisie

Pagina 20 van 28

wat hebben we geleerd?

In deze studie waren een aantal doelen gesteld. Wat we geleerd hebben wordt hieronder kort

getest op 10 loca-p een aantal onderzochte

locaties is nu duidelijk welke bronnen overschrijdingen veroorzaakt. Een groot deel van de aan-bron van fecale verontreini-

zijn door deze methode enkele potentiële

methoden in Nederlands zwemwater. De weinig informatie. Het is nog niet geheel duidelijk

wat meetwaarden te betekenen hebben (‘wat is hoog, wat is laag?”). Het uitgebreid toepassen l meetwaarden van

verschillende locaties zal beter inzicht geven in de betekenis van de kwantitatieve meetwaar-merkers zijn nog niet direct te linken met

De in deze studie gebruikte opzet blijkt effectief om de belangrijkste bronnen van fecale veront-

den geïnventariseerd mbv zwemwaterprofielen en eventueel

de veldmedewerkers of locatiebeheerders te vragen een logboek bij te houden over het gebruik van de locaties, waarin opgeschreven wordt: hoeveel bezoekers, honden, paar-den en vogels (welke soorten) er aangetroffen zijn op die momenten dat ze op de locatie

op basis van het in deze studie geleerde,

Alle monsters op het reguliere zwemwaterpunt worden in eerste instantie geanalyseerd op de analyse. Daarnaast worden twee refe-

geeft inzicht in de relevante bronnen tijdens een overschrijding. Van belang is om meerdere overschrijdingen te beschouwen, omdat mogelijk

monsters worden genomen en adequaat wor-analyse op een later tijdstip kan plaats-

Locaties met overschrijdingen en hoge waarden waar snel duidelijkheid moet komen

reguliere meetprogramma wordt uitgevoerd en daarnaast worden extra bemonsteringen gedaan nabij enkele mogelijke bronnen van fecale verontreiniging. Ook als er geen overschrij-

rden met de analyses

Page 21: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

bij de extra meetpunten en met het verloop van dnainzicht in de aanwezigheid van bronnen, maar het is dan niet zeker of deze bronnen ook daawerkelijk verantwoordelijk zijn voor een verminderd Bronanalyse werd tot nu toe vooral gedaan door extra monsterpunten te analyseren nabij ptentiële bronnen en het gebruik van bronspecifieke parameters. Dit is een goede methode, maar dna-analyse kan de bewijslast om een bron van eenken en het onderzoek eenvoudiger en goedkoper maken. 5.3 Vogels en zwemwaterkwaliteitOp alle onderzochte locaties werd regelmatig dnatal overschrijdingen werden veroorzaakt door inderdaad vogels een belangrijke bron voor overschrijdingen kunnen zijn In het verleden is Campylobacterkunnen bevestigen. In deze studie is een significante relatie gevonden tussen de parameter Campylobacter en de vogelspecifieke dnaBovendien is er een positief verband aangetoond tussen de iging en de dna-merker voor vogels. Ook hieruit blijkt dat op veel van de onderzochte locaties vogels een belangrijke verontreinigingsbron voor zwemwater zijn. In deze studie is geïnventariseerd wat de mogelijkheden en ervop een zwemlocatie, zodat deze bijdrage verminderd kan worden.De belangrijkste les is dat het weren van vogels sterk afhankelijk van de soort watervogel en dat een combinatie van maatregelen nodig is om blijvend vogelbij is van belang dat de maatregelen onvoorspelbaar zijn en continu worden toegepast. 5.4 Aanbeveling voor verder onderzoekBij een aantal van de onderzochte locaties was duidelijk dat honden en soms ook paarden een rol kunnen spelen bij het veroorzaken van fecale besmettingen van het zwemwater. Bij aanvang van deze studie waren er voor het aantonen van fecale bacteriën van deze diersoorten nog geen dna-methoden beschikbaar. Mogelijk is er voor een aantal locaties zodoende een onvolldig beeld verkregen van de belangrijkste besmettingsbronnen. Er zijn mogelijkheden voor onwikkeling/toepassing van dna-balo et al., 2012) en paarden. De aanbeveling is dat deze methoden in eventuzoek ontwikkeld dan wel in praktijk gebracht worden.

Conclusies: wat hebben we gelee

bij de extra meetpunten en met het verloop van dna-merkers. Deze methodiek levert aanvullend inzicht in de aanwezigheid van bronnen, maar het is dan niet zeker of deze bronnen ook daawerkelijk verantwoordelijk zijn voor een verminderde zwemwaterkwaliteit.

Bronanalyse werd tot nu toe vooral gedaan door extra monsterpunten te analyseren nabij ptentiële bronnen en het gebruik van bronspecifieke parameters. Dit is een goede methode,

analyse kan de bewijslast om een bron van een overschrijding aan te wijzen versteken en het onderzoek eenvoudiger en goedkoper maken.

Vogels en zwemwaterkwaliteit Op alle onderzochte locaties werd regelmatig dna-merker voor vogels aangetroffen en een aatal overschrijdingen werden veroorzaakt door vogeluitwerpselen. Hiermee is aangetoond dat inderdaad vogels een belangrijke bron voor overschrijdingen kunnen zijn in Nederland

Campylobacter vaak gebruikt om de aanwezigheid van vogels aan bron te kunnen bevestigen. In deze studie is een significante relatie gevonden tussen de parameter

en de vogelspecifieke dna-merker. Bovendien is er een positief verband aangetoond tussen de indicatoren voor fecale verontrein

merker voor vogels. Ook hieruit blijkt dat op veel van de onderzochte locaties vogels een belangrijke verontreinigingsbron voor zwemwater zijn.

In deze studie is geïnventariseerd wat de mogelijkheden en ervaringen zijn om vogels te weren op een zwemlocatie, zodat deze bijdrage verminderd kan worden. De belangrijkste les is dat het weren van vogels sterk afhankelijk van de soort watervogel en

ombinatie van maatregelen nodig is om blijvend vogels van een locatie te weren. Hiebij is van belang dat de maatregelen onvoorspelbaar zijn en continu worden toegepast.

voor verder onderzoek Bij een aantal van de onderzochte locaties was duidelijk dat honden en soms ook paarden een

bij het veroorzaken van fecale besmettingen van het zwemwater. Bij aanvang van deze studie waren er voor het aantonen van fecale bacteriën van deze diersoorten nog

methoden beschikbaar. Mogelijk is er voor een aantal locaties zodoende een onvolldig beeld verkregen van de belangrijkste besmettingsbronnen. Er zijn mogelijkheden voor on

-methoden voor detectie van fecale bacteriën van honden (Ta, 2012) en paarden. De aanbeveling is dat deze methoden in eventueel vervolgonde

zoek ontwikkeld dan wel in praktijk gebracht worden.

Conclusies: wat hebben we geleerd?

, revisie

Pagina 21 van 28

merkers. Deze methodiek levert aanvullend inzicht in de aanwezigheid van bronnen, maar het is dan niet zeker of deze bronnen ook daad-

Bronanalyse werd tot nu toe vooral gedaan door extra monsterpunten te analyseren nabij po-tentiële bronnen en het gebruik van bronspecifieke parameters. Dit is een goede methode,

overschrijding aan te wijzen verster-

merker voor vogels aangetroffen en een aan-vogeluitwerpselen. Hiermee is aangetoond dat

in Nederland.

vaak gebruikt om de aanwezigheid van vogels aan bron te kunnen bevestigen. In deze studie is een significante relatie gevonden tussen de parameter

ndicatoren voor fecale verontreini-merker voor vogels. Ook hieruit blijkt dat op veel van de onderzochte locaties

aringen zijn om vogels te weren

De belangrijkste les is dat het weren van vogels sterk afhankelijk van de soort watervogel en een locatie te weren. Hier-

bij is van belang dat de maatregelen onvoorspelbaar zijn en continu worden toegepast.

Bij een aantal van de onderzochte locaties was duidelijk dat honden en soms ook paarden een bij het veroorzaken van fecale besmettingen van het zwemwater. Bij aanvang

van deze studie waren er voor het aantonen van fecale bacteriën van deze diersoorten nog methoden beschikbaar. Mogelijk is er voor een aantal locaties zodoende een onvolle-

dig beeld verkregen van de belangrijkste besmettingsbronnen. Er zijn mogelijkheden voor ont-methoden voor detectie van fecale bacteriën van honden (Tam-

eel vervolgonder-

Page 22: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

6 Literatuur

1. Siefring, S., et al., Improved realbacteria in surface waters with 6(2): p. 225-37. 2. Dick, L.K. and K.G. Field, a quantitative PCR assay for 16S rRNA genes.3. Bernhard, A.E. and K.G. Field, on the basis of host differences in Bacteroidesron Microbiol, 2000. 66(10): p. 45714. Seurinck, S., et al., DeBacteroides 16S rRNA genetic marker with reallution in freshwater. Environ Microbiol, 2005. 5. Haugland, R.A., et al., recreational beaches by quantitative polymerase chain reaction and membrane filter culture analysis. Water Res, 2005. 396. Shanks, O.C., et al., Performance of PCRmarkers of human fecal pollution in sewage and fecal samples.44(16): p. 6281-8. 7. Mieszkin, S., et al., Phylogenetic analysis of Bacteroidales 16S rRNA gene sequences from human and animal effluents and assessment of rPCR. J Appl Microbiol, 2010. 8. Gourmelon, M., et al., origin of the faecal pollution in bathing and shellfish harvesting waters in Fra2010. 44(16): p. 4812-24. 9. Shanks, O.C., et al., Quantitative PCR for detection and enumeration of genetic marers of bovine fecal pollution. Appl Environ Microbiol, 2008. 10. Shanks, O.C., et al., Performance assessmentbacteroidales genetic markers of bovine fecal pollution.1359-66. 11. Mieszkin, S., et al., Estimation of pig fecal contamination in a river catchment by realtime PCR using two pig-specific Bacteroidales 16S rRNA genetic markers.Microbiol, 2009. 75(10): p. 304512. Green, H.C., et al., Genetic markers for rapid PCRgoose, duck, and chicken fecal contamination in water.503-10. 13. Heijnen, L. and K. Learbuch, thoden voor het identificeren van de bron van fecale besmettingen bereiding).

Literatuur

Improved real-time PCR assays for the detection of fecal indicator bacteria in surface waters with different instrument and reagent systems. J Water Health, 2008.

Dick, L.K. and K.G. Field, Rapid estimation of numbers of fecal Bacteroidetes by use of a quantitative PCR assay for 16S rRNA genes. Appl Environ Microbiol, 2004. 70

Bernhard, A.E. and K.G. Field, A PCR assay To discriminate human and ruminant feces on the basis of host differences in Bacteroides-Prevotella genes encoding 16S rRNA.

(10): p. 4571-4. Detection and quantification of the human-specific HF183

Bacteroides 16S rRNA genetic marker with real-time PCR for assessment of human faecal poEnviron Microbiol, 2005. 7(2): p. 249-59.

Haugland, R.A., et al., Comparison of Enterococcus measurements in freshwater at two recreational beaches by quantitative polymerase chain reaction and membrane filter culture

39(4): p. 559-68. Performance of PCR-based assays targeting Bacteroidales

markers of human fecal pollution in sewage and fecal samples. Environ Sci Technol, 2010.

Phylogenetic analysis of Bacteroidales 16S rRNA gene sequences from human and animal effluents and assessment of ruminant faecal pollution by real

J Appl Microbiol, 2010. 108(3): p. 974-84. Gourmelon, M., et al., Development of microbial and chemical MST tools to identify the

origin of the faecal pollution in bathing and shellfish harvesting waters in France.

Quantitative PCR for detection and enumeration of genetic marAppl Environ Microbiol, 2008. 74(3): p. 745-52. Performance assessment PCR-based assays targeting

bacteroidales genetic markers of bovine fecal pollution. Appl Environ Microbiol, 2010.

Estimation of pig fecal contamination in a river catchment by realspecific Bacteroidales 16S rRNA genetic markers. Appl Environ

(10): p. 3045-54. Genetic markers for rapid PCR-based identification of gull, Canada

goose, duck, and chicken fecal contamination in water. Appl Environ Microbiol, 2012.

Heijnen, L. and K. Learbuch, Ontwikkeling en toepassing van kwantitatieve PCR mthoden voor het identificeren van de bron van fecale besmettingen BTO rapport, 2012 (in voo

, revisie

Pagina 22 van 28

time PCR assays for the detection of fecal indicator J Water Health, 2008.

Rapid estimation of numbers of fecal Bacteroidetes by use of 70(9): p. 5695-7.

A PCR assay To discriminate human and ruminant feces Prevotella genes encoding 16S rRNA. Appl Envi-

specific HF183 time PCR for assessment of human faecal pol-

occus measurements in freshwater at two recreational beaches by quantitative polymerase chain reaction and membrane filter culture

based assays targeting Bacteroidales genetic Environ Sci Technol, 2010.

Phylogenetic analysis of Bacteroidales 16S rRNA gene sequences uminant faecal pollution by real-time

Development of microbial and chemical MST tools to identify the nce. Water Res,

Quantitative PCR for detection and enumeration of genetic mark-

based assays targeting Appl Environ Microbiol, 2010. 76(5): p.

Estimation of pig fecal contamination in a river catchment by real-Appl Environ

based identification of gull, Canada nviron Microbiol, 2012. 78(2): p.

Ontwikkeling en toepassing van kwantitatieve PCR me-BTO rapport, 2012 (in voor-

Page 23: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Achtergronden DNA technieken

Bijlage 1

Achtergronden DNA technieken

, revisie

Page 24: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Bij KWR wordt al enige tijd gewerkt aan het (Microbial Source Tracking) kunnen leveren aan de fecale verontreiniging (onder andere i.o.v. NFI en Drinkwatersector). De DNA sequenties van bacteriesoorten die in hoge concentraties in de darmen van specifieke diergroepen voorkomen (o.a. gebruikt. Tot 2012 waren deze qPCRwers in het algemeen en varkens. Er was nog weinig ervaring met het aantonen van watervgels met behulp van deze techniek. In dit hoofdstuk worden de ontwikkelde technieken bschreven. B1.1. Monsternames en voorbehandeling watermonstersDe methode voor de DNA-technieken wordt hier uitgebreid besproken, omdat deze methoden voor Nederland vrij nieuw zijn. B1.1.1. Monsternames Watermonsters zijn (door Intertek) in de periode van 11 juni 2012 tot 18 september 2012 2wekelijks genomen bij 10 geselecteerde zwemwaterlocaties in het IJsselmeergebied, daarnaast zijn “ad-hoc” op verschillende locaties monsters genomen. De monsters zijn getransporteerd naar het laboratorium van Intertek in Geleen voor de analyse van volgens is een volume van ca 1 liter van deze monsters getransporteerd naar KWR in Nieuwgein voor verdere analyse. B1.1.2. Filtratie Binnen 48 uur na monstername is een volume van 100 ml van elk monster, onder vacuüm, gfiltreerd over een polycarbonaat megrootte van 0,2 µm en een doorsnede van 4,5 cm. Vervolgens is het DNA geïsoleerd en gezuverd. B.1.1.3. Isolatie van DNA Voor isolatie van DNA uit de, op de filters, geconcentreerde organismen is van de firma MoBio gebruikt. Eerst zijn de filters opgevouwen en overgebracht naar beadbuisjes (met hierin keramische beads van verschillend formaat). Lysis buffer, met hierin een bekende hoeveelheid IC-DNA (Interne controle voor 2.4.2), is aan elk filter toegevoegd en de buisjes (met filter in lysis buffer) zijn 10 minuten bij 65ºC geïncubeerd. Een bead-waardoor de keramische beads metcombinatie met de lysis buffer voor het openbreken van de cellen en het vrijkomen van (o.a.) het DNA. Na deze bead-bead stap zijn de buisjes ingevroren (met de zuivering van het DNA. Voor het zuiveren van het DNA is gebruik gemaakt de affiniteitzuivering met extractiekolommen van de PowerBiofilm Kit. Na een aantal “wasstappen” is het DNA uit elk monster geëlueerd in een volume van 200 µl. De opbrengst van de isolatire is bepaald door meting van het IC B 1.2 qPCR methoden De polymerase ketting reactie (PCR) is een enzymatische reactie waarmee, onder invloed van nauwkeurig gecontroleerde temperatuurwisselingen (cycli), een kenmerkend DNA(merker) tot hoge aantallen wordt vermenigvuldigd. Met behulp van korte synthetische DNAmoleculen (primers) met een DNAbacterietype kan in de PCR een DNAvuldigd. Bij Real-time PCR wordt tijdens de reactie de vorming van deze kenmerkende DNAfragmenten on-line gevolgd. De gevormde fragmenten worden gedetecteerd met: een synthetsche DNA-probe die is gelabeld met een fluorescente kleurstof of(SYBR-green) die pas fluoresceert na binding aan dubbelstrengs DNA. Het aantal cycli waarbij het DNA-signaal boven de detectiegrens uitkomt (“quantification cycle” of Cqmaat voor de DNA-concentratie in het monsteworden gebruikt voor berekening van een ijklijn. Deze ijklijn vormt vervolgens de basis voor het kwantificeren van de verschillende merkers in de monsters.

Bij KWR wordt al enige tijd gewerkt aan het achterhalen van de bijdragen die diverse bronnen (Microbial Source Tracking) kunnen leveren aan de fecale verontreiniging (onder andere i.o.v. NFI en Drinkwatersector). De DNA sequenties van bacteriesoorten die in hoge concentraties in

ieke diergroepen voorkomen (o.a. Bacteroides bacteriën) worden hiervoor gebruikt. Tot 2012 waren deze qPCR-technieken vooral gericht op mensen, runderen, herkawers in het algemeen en varkens. Er was nog weinig ervaring met het aantonen van waterv

behulp van deze techniek. In dit hoofdstuk worden de ontwikkelde technieken b

Monsternames en voorbehandeling watermonsters technieken wordt hier uitgebreid besproken, omdat deze methoden

voor Nederland vrij nieuw zijn.

Watermonsters zijn (door Intertek) in de periode van 11 juni 2012 tot 18 september 2012 20 geselecteerde zwemwaterlocaties in het IJsselmeergebied, daarnaast

hoc” op verschillende locaties monsters genomen. De monsters zijn getransporteerd naar het laboratorium van Intertek in Geleen voor de analyse van E. coli en enterococcen. Ve

gens is een volume van ca 1 liter van deze monsters getransporteerd naar KWR in Nieuw

Binnen 48 uur na monstername is een volume van 100 ml van elk monster, onder vacuüm, gfiltreerd over een polycarbonaat membraanfilter (Track-edge filters, Sartorius) met een porigrootte van 0,2 µm en een doorsnede van 4,5 cm. Vervolgens is het DNA geïsoleerd en gezu

Voor isolatie van DNA uit de, op de filters, geconcentreerde organismen is de PowerBiofilm Kit van de firma MoBio gebruikt. Eerst zijn de filters opgevouwen en overgebracht naar beadbuisjes (met hierin keramische beads van verschillend formaat). Lysis buffer, met hierin een

DNA (Interne controle voor meten van inhibitie en opbrengst, zie 2.4.2), is aan elk filter toegevoegd en de buisjes (met filter in lysis buffer) zijn 10 minuten bij

-bead stap, waarbij de buisjes zeer krachtig worden geschud waardoor de keramische beads met grote snelheid door de vloeistof worden bewogen, zorgt in combinatie met de lysis buffer voor het openbreken van de cellen en het vrijkomen van (o.a.)

bead stap zijn de buisjes ingevroren (-20ºC) totdat verder gegaan werd ering van het DNA. Voor het zuiveren van het DNA is gebruik gemaakt de affiniteit

zuivering met extractiekolommen van de PowerBiofilm Kit. Na een aantal “wasstappen” is het DNA uit elk monster geëlueerd in een volume van 200 µl. De opbrengst van de isolatire is bepaald door meting van het IC-DNA (2.4.2).

De polymerase ketting reactie (PCR) is een enzymatische reactie waarmee, onder invloed van nauwkeurig gecontroleerde temperatuurwisselingen (cycli), een kenmerkend DNA(merker) tot hoge aantallen wordt vermenigvuldigd. Met behulp van korte synthetische DNAmoleculen (primers) met een DNA-volgorde (sequentie) die zeer specifiek is voor een bepaald bacterietype kan in de PCR een DNA-fragment van dit bacterietype selectief worden vermeni

time PCR wordt tijdens de reactie de vorming van deze kenmerkende DNAline gevolgd. De gevormde fragmenten worden gedetecteerd met: een synthet

probe die is gelabeld met een fluorescente kleurstof of een fluorescente kleurstof green) die pas fluoresceert na binding aan dubbelstrengs DNA. Het aantal cycli waarbij

signaal boven de detectiegrens uitkomt (“quantification cycle” of Cq-waarde) is een concentratie in het monster. De Cq-waarden van de referentiemonsters

worden gebruikt voor berekening van een ijklijn. Deze ijklijn vormt vervolgens de basis voor het kwantificeren van de verschillende merkers in de monsters.

, revisie

achterhalen van de bijdragen die diverse bronnen (Microbial Source Tracking) kunnen leveren aan de fecale verontreiniging (onder andere i.o.v. NFI en Drinkwatersector). De DNA sequenties van bacteriesoorten die in hoge concentraties in

bacteriën) worden hiervoor technieken vooral gericht op mensen, runderen, herkau-

wers in het algemeen en varkens. Er was nog weinig ervaring met het aantonen van watervo-behulp van deze techniek. In dit hoofdstuk worden de ontwikkelde technieken be-

technieken wordt hier uitgebreid besproken, omdat deze methoden

Watermonsters zijn (door Intertek) in de periode van 11 juni 2012 tot 18 september 2012 2-0 geselecteerde zwemwaterlocaties in het IJsselmeergebied, daarnaast

hoc” op verschillende locaties monsters genomen. De monsters zijn getransporteerd en enterococcen. Ver-

gens is een volume van ca 1 liter van deze monsters getransporteerd naar KWR in Nieuwe-

Binnen 48 uur na monstername is een volume van 100 ml van elk monster, onder vacuüm, ge-edge filters, Sartorius) met een porie-

grootte van 0,2 µm en een doorsnede van 4,5 cm. Vervolgens is het DNA geïsoleerd en gezui-

de PowerBiofilm Kit van de firma MoBio gebruikt. Eerst zijn de filters opgevouwen en overgebracht naar bead-bead buisjes (met hierin keramische beads van verschillend formaat). Lysis buffer, met hierin een

meten van inhibitie en opbrengst, zie 2.4.2), is aan elk filter toegevoegd en de buisjes (met filter in lysis buffer) zijn 10 minuten bij

bead stap, waarbij de buisjes zeer krachtig worden geschud grote snelheid door de vloeistof worden bewogen, zorgt in

combinatie met de lysis buffer voor het openbreken van de cellen en het vrijkomen van (o.a.) 20ºC) totdat verder gegaan werd

ering van het DNA. Voor het zuiveren van het DNA is gebruik gemaakt de affiniteits-zuivering met extractiekolommen van de PowerBiofilm Kit. Na een aantal “wasstappen” is het DNA uit elk monster geëlueerd in een volume van 200 µl. De opbrengst van de isolatieprocedu-

De polymerase ketting reactie (PCR) is een enzymatische reactie waarmee, onder invloed van nauwkeurig gecontroleerde temperatuurwisselingen (cycli), een kenmerkend DNA-fragment (merker) tot hoge aantallen wordt vermenigvuldigd. Met behulp van korte synthetische DNA-

volgorde (sequentie) die zeer specifiek is voor een bepaald worden vermenig-

time PCR wordt tijdens de reactie de vorming van deze kenmerkende DNA-line gevolgd. De gevormde fragmenten worden gedetecteerd met: een syntheti-

een fluorescente kleurstof green) die pas fluoresceert na binding aan dubbelstrengs DNA. Het aantal cycli waarbij

waarde) is een waarden van de referentiemonsters

worden gebruikt voor berekening van een ijklijn. Deze ijklijn vormt vervolgens de basis voor het

Page 25: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

B1.2.1 Merkers voor diergroepVerschillende qPCR reacties zijn in dit onderzoek toegepast voor het detecteren van fecale veontreinigingen van verschillende diergroepen. De belangrijkste informatie over de toegepaste methoden is samengevat in tabel 1. Tabel 1. Overzicht van de toegepaste primers en probes.naar hoofdstuk 6 Literatuur.

B 1.2.2 IC-DNA Het rendement van de DNA-isolatie en de eventuele aanwezigheid van remmende stoffen in het DNA van de monsters is bepaald door aan elk monster een interne controle (IC) toe te voegen en hiervan de opbrengst te bepalen. Het hiervoor gebruikte DNAhet AllBac DNA-fragment kwantitatief gedetecteerd in een zogenoemde multiplexonderscheidt te maken tussen de twee gevormde DNAvan de interne controle gelabeld met een andere fluoreHet IC-DNA bestaat uit een suspensie met een bekende hoeveelheid plasmidemide-DNA bevat een uniek DNAen een probe ontworpen. Met deze primers en probefragment te amplificeren en kwantitatief te detecteren. Door dit plasmide

Naam Namen van Primers en probe

Algemeen AllBac GB342F GenBacR4 Probe: GB342Pr Mensen HumBac HF183F HF183R Probe: SSHBac-

Pr

Herkauwers RumBac2 BacB2-590F Bac708Rm

Probe: BacB2-626P

Runderen Cow-BacM3

CowM3F

CowM3R Probe: Bac-

CowM3Pr Varkens PigBac2 Pig-2-Bac41F

Pig-2-Bac163Rm SYBR-Green Vogels Bird-GFD GFD_F GFD_R

SYBR-Green

Merkers voor diergroep-specifieke fecale besmettingen Verschillende qPCR reacties zijn in dit onderzoek toegepast voor het detecteren van fecale veontreinigingen van verschillende diergroepen. De belangrijkste informatie over de toegepaste methoden is samengevat in tabel 1.

egepaste primers en probes. De cijfers bij de referenties verwijzen

isolatie en de eventuele aanwezigheid van remmende stoffen in het DNA van de monsters is bepaald door aan elk monster een interne controle (IC) toe te voegen en hiervan de opbrengst te bepalen. Het hiervoor gebruikte DNA-fragment wordt gelijktijdig met

fragment kwantitatief gedetecteerd in een zogenoemde multiplexonderscheidt te maken tussen de twee gevormde DNA-fragmenten is de probe voor de detectie van de interne controle gelabeld met een andere fluorescente kleurgroep.

DNA bestaat uit een suspensie met een bekende hoeveelheid plasmideDNA bevat een uniek DNA-fragment. Voor detectie van dit unieke fragment zijn primers

en een probe ontworpen. Met deze primers en probe is het mogelijk om het unieke DNAfragment te amplificeren en kwantitatief te detecteren. Door dit plasmide-DNA aan elk monster

Gedetecteerd organis-me

Fragment leng-te (bp)

Referenties

Bacteroidetes 129 Siefring Dick et al

Mens-specifieke Bacteroidales

83 Bernhard [3] Seurinck 2005 al, 2010 Shanks

Herkauwer-specifieke Bacteroidales

99 Mieszkin [7] Gourmelon 2010

Rund-specifieke Darmbacteriën

131 Shanks Shanks et [10]

Varkens-specifieke Bac-teroidales

116 Mieszkin et al, 2009 [11] Gourmelon et al 2010

Vogel-specifieke “niet 123 Green geclassificeerde” Helico-bacter

Literatuur

, revisie

Pagina 1 van 28

Verschillende qPCR reacties zijn in dit onderzoek toegepast voor het detecteren van fecale ver-ontreinigingen van verschillende diergroepen. De belangrijkste informatie over de toegepaste

De cijfers bij de referenties verwijzen

isolatie en de eventuele aanwezigheid van remmende stoffen in het DNA van de monsters is bepaald door aan elk monster een interne controle (IC) toe te voegen

ordt gelijktijdig met fragment kwantitatief gedetecteerd in een zogenoemde multiplex-reactie. Om

fragmenten is de probe voor de detectie

DNA bestaat uit een suspensie met een bekende hoeveelheid plasmide-DNA. Dit plas-fragment. Voor detectie van dit unieke fragment zijn primers

is het mogelijk om het unieke DNA-DNA aan elk monster

Referenties

Siefring et al, 2008 [1] et al, 2004 [2]

Bernhard et al, 2000 Seurinck et al,

2005 [4] Haugland et , 2010 [5]

Shanks et al, 2010[6]

Mieszkin et al, 2010 Gourmelon et al,

2010 [8]

Shanks et al, 2008 [9] Shanks et et al, 2010

Mieszkin et al, 2009 Gourmelon et al

2010 [8]

Green et al, 2012 [12]

Page 26: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

toe te voegen en de concentratie ervan (na extractie van DNA) te bepalen en te vergelijken met eenzelfde hoeveelheid plasmideom de opbrengst van de isolatiele aanwezigheid van stoffen die de PCRbrengst van de isolatie-procedure wordt gebruikt om de meetwaarden voor elk individueel moster te corrigeren voor verlies van DNA t.g.v. de extractiemethode. B 1.2.3 Kwantificatie met qPCRVoor het kwantificeren van de verschillende merkers zijn er waarin de DNA-sequenties van de individuele PCRden zijn vermeerderd in E. coliplasmiden is gekleurd met een fluorescente kleurstof en gekwantificeerd deen fluorometer. Op basis van deze kwantificaties zijn verdunningsreeksen samengesteld met hierin 10-voudige verdunningen van DNAties, uitgevoerd op deze verdunningsreeksen, zijn gebruikt vconcentraties van de verschillende merkers in het DNA van de watermonsters is bepaald door toepassing van deze ijklijnen en is uitgedrukt in het aantal DNA kopieën per ml water. B1.2.4 De qPCR reacties Voor het uitvoeren van de qPCR analyses zijn de volgende reacties uitgevoerd:

- Een reactie waarin twee merkers gelijktijdig worden aangetoond: de “algemene bacteridales merker” en het IC

- Een reactie waarmee de mens- Een reactie waarmee de herkauwer- Een reactie waarmee de rundvee- Een reactie waarmee de varkens- Een reactie waarmee de vogel

Bij deze vogel-specifieke en varkenskeld. Voor detectie van dit fragment wordt er gebruik gemaakt van de kleurstof SYBRDeze kleurstof bindt niet-selectief aan dubbelstrding aan dubbelstrengs DNA. Om de integriteit van het gevormde DNAwordt een smeltcurve analyse uitgevoerd waarbij de smelttemperatuur afhankelijk is van de lengte en samenstelling van het DNA qPCR analyses zijn uitgevoerd in een volume van 50 µl en er is gebruik gemaakt van een geotimaliseerd reagens mengsel waarin alle componenten (Taq polymerase, nucleotiden en buffer) al door de fabrikant van dit mengsel (Biorad) zijn toegevoegd.geëxtraheerde DNA in de qPCR reactie geanalyseerd, qPCR reacties van elk monster zijn uigevoerd in duplo. Ook is van elk monster een duplovoudige verdunning van het DNA. De gemiddeGedurende de qPCR reacties zijn de monsters bloot gesteld aan de volgende temperaturcycli: 3 min 95ºC gevolgd door 40 cycli waarbij de temperatuur wisselt van 95 ºC (15 sec.) naar 60 ºC (1 min.). Extractierendementen lavan de dierspecifieke merkers zijn hiervoor gecorrigeerd. B 1.3 De prestatiekenmerken van de toegepaste DNAVoor goede interpretatie van de meetwaarden die verkregen worden met de qPCR voor diergroep specifieke fecale bacteriën is het van belang om de prestatiekenmerken van de toegepaste methoden zo goed mogelijk te kennen. In 2012 is daarom onderzoek gedaan naar de prestatiekenmerken van deze methoden Voor dit onderzoek zijn een aantal prestatiekenmerken van belang:

- Worden met de gebruikte merkers fecale besmettingen van (zoveel mogelijk) alle dieren uit de bedoelde diergroep aangetoond (sensiti

- Worden met de gebruikte merkers ook fecale besmettingen van dieren die niet behoren tot de bedoelde diergroep aangetoond (specificiteit): zijn er veel “valsreacties)?

toe te voegen en de concentratie ervan (na extractie van DNA) te bepalen en te vergelijken met eenzelfde hoeveelheid plasmide-DNA dat geen extractiestap heeft ondergaan is het mogelijk om de opbrengst van de isolatie-procedure te bepalen en een indruk te krijgen van de eventule aanwezigheid van stoffen die de PCR-reactie remmen. De, met het IC-DNA, gemeten o

procedure wordt gebruikt om de meetwaarden voor elk individueel moster te corrigeren voor verlies van DNA t.g.v. de extractiemethode.

Kwantificatie met qPCR Voor het kwantificeren van de verschillende merkers zijn er E. coli plasmiden geconstr

sequenties van de individuele PCR-fragmenten zijn gekloneerd. Deze plasmE. coli cellen en vervolgens gezuiverd. Het DNA van de gezuiverde

plasmiden is gekleurd met een fluorescente kleurstof en gekwantificeerd door toepassing van een fluorometer. Op basis van deze kwantificaties zijn verdunningsreeksen samengesteld met

voudige verdunningen van DNA-suspensies met bekende concentraties. qPCR reaties, uitgevoerd op deze verdunningsreeksen, zijn gebruikt voor het genereren van ijklijnen. De concentraties van de verschillende merkers in het DNA van de watermonsters is bepaald door toepassing van deze ijklijnen en is uitgedrukt in het aantal DNA kopieën per ml water.

en van de qPCR analyses zijn de volgende reacties uitgevoerd:Een reactie waarin twee merkers gelijktijdig worden aangetoond: de “algemene bacteridales merker” en het IC-DNA Een reactie waarmee de mens-specifieke fecale merker wordt aangetoond

waarmee de herkauwer-specifieke fecale merker wordt aangetoondEen reactie waarmee de rundvee-specifieke fecale merker wordt aangetoondEen reactie waarmee de varkens-specifieke fecale merker wordt aangetoondEen reactie waarmee de vogel-specifieke fecale merker wordt aangetoond

specifieke en varkens-specifieke fecale merker is er (nog) geen probe ontwikeld. Voor detectie van dit fragment wordt er gebruik gemaakt van de kleurstof SYBR

selectief aan dubbelstrengs-DNA en de stof fluoresceert pas na biding aan dubbelstrengs DNA. Om de integriteit van het gevormde DNA-fragment te bepalen wordt een smeltcurve analyse uitgevoerd waarbij de smelttemperatuur afhankelijk is van de lengte en samenstelling van het DNA-fragment.

qPCR analyses zijn uitgevoerd in een volume van 50 µl en er is gebruik gemaakt van een geotimaliseerd reagens mengsel waarin alle componenten (Taq polymerase, nucleotiden en buffer) al door de fabrikant van dit mengsel (Biorad) zijn toegevoegd. Van elk monster is 10 µl van het geëxtraheerde DNA in de qPCR reactie geanalyseerd, qPCR reacties van elk monster zijn uigevoerd in duplo. Ook is van elk monster een duplo-analyse uitgevoerd op 10 µl van een 10voudige verdunning van het DNA. De gemiddelde meetwaarden zijn gerapporteerd. Gedurende de qPCR reacties zijn de monsters bloot gesteld aan de volgende temperaturcycli: 3 min 95ºC gevolgd door 40 cycli waarbij de temperatuur wisselt van 95 ºC (15 sec.) naar 60 ºC (1 min.). Extractierendementen lagen meestal tussen de 30 en 50%. De gemeten concentraties van de dierspecifieke merkers zijn hiervoor gecorrigeerd.

De prestatiekenmerken van de toegepaste DNA-technieken Voor goede interpretatie van de meetwaarden die verkregen worden met de qPCR voor diergroep specifieke fecale bacteriën is het van belang om de prestatiekenmerken van de toegepaste methoden zo goed mogelijk te kennen. In 2012 is daarom onderzoek gedaan naar de prestatiekenmerken van deze methoden [13]. Voor dit onderzoek zijn een aantal prestatiekenmerken van belang:

Worden met de gebruikte merkers fecale besmettingen van (zoveel mogelijk) alle dieren uit de bedoelde diergroep aangetoond (sensitiviteit): zijn er veel “vals-negatieven”?Worden met de gebruikte merkers ook fecale besmettingen van dieren die niet behoren tot de bedoelde diergroep aangetoond (specificiteit): zijn er veel “vals-positieven” (krui

Literatuur

, revisie

Pagina 2 van 28

toe te voegen en de concentratie ervan (na extractie van DNA) te bepalen en te vergelijken met NA dat geen extractiestap heeft ondergaan is het mogelijk

procedure te bepalen en een indruk te krijgen van de eventue-DNA, gemeten op-

procedure wordt gebruikt om de meetwaarden voor elk individueel mon-

plasmiden geconstrueerd fragmenten zijn gekloneerd. Deze plasmi-

cellen en vervolgens gezuiverd. Het DNA van de gezuiverde oor toepassing van

een fluorometer. Op basis van deze kwantificaties zijn verdunningsreeksen samengesteld met suspensies met bekende concentraties. qPCR reac-

oor het genereren van ijklijnen. De concentraties van de verschillende merkers in het DNA van de watermonsters is bepaald door toepassing van deze ijklijnen en is uitgedrukt in het aantal DNA kopieën per ml water.

en van de qPCR analyses zijn de volgende reacties uitgevoerd: Een reactie waarin twee merkers gelijktijdig worden aangetoond: de “algemene bactero-

specifieke fecale merker wordt aangetoond specifieke fecale merker wordt aangetoond

specifieke fecale merker wordt aangetoond specifieke fecale merker wordt aangetoond

merker wordt aangetoond specifieke fecale merker is er (nog) geen probe ontwik-

keld. Voor detectie van dit fragment wordt er gebruik gemaakt van de kleurstof SYBR-green. DNA en de stof fluoresceert pas na bin-

fragment te bepalen wordt een smeltcurve analyse uitgevoerd waarbij de smelttemperatuur afhankelijk is van de

qPCR analyses zijn uitgevoerd in een volume van 50 µl en er is gebruik gemaakt van een geop-timaliseerd reagens mengsel waarin alle componenten (Taq polymerase, nucleotiden en buffer)

Van elk monster is 10 µl van het geëxtraheerde DNA in de qPCR reactie geanalyseerd, qPCR reacties van elk monster zijn uit-

analyse uitgevoerd op 10 µl van een 10-lde meetwaarden zijn gerapporteerd.

Gedurende de qPCR reacties zijn de monsters bloot gesteld aan de volgende temperaturcycli: 3 min 95ºC gevolgd door 40 cycli waarbij de temperatuur wisselt van 95 ºC (15 sec.) naar 60 ºC

gen meestal tussen de 30 en 50%. De gemeten concentraties

Voor goede interpretatie van de meetwaarden die verkregen worden met de qPCR methoden voor diergroep specifieke fecale bacteriën is het van belang om de prestatiekenmerken van de toegepaste methoden zo goed mogelijk te kennen. In 2012 is daarom onderzoek gedaan naar

Worden met de gebruikte merkers fecale besmettingen van (zoveel mogelijk) alle dieren negatieven”?

Worden met de gebruikte merkers ook fecale besmettingen van dieren die niet behoren positieven” (kruis-

Page 27: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

- Wat zijn de concentraties vangroepen?

Voor de algemene bacteroides merker en de merkers met een specificiteit voor fecale bacteriën van mensen, herkauwers, runderen en varkens zijn deze prestatiekenmerken binnen het ondezoeksprogramma van KWR bepaald. Voor de Vogelkenmerken door de ontwikkelaars van deze merker onderzocht eerste stappen gezet om te onderzoeken of deze prestatvoor (water)vogels in Nederland. B1.3.1 Specificiteit en sensitiviteit van de gebruikte merkersDe specificiteit en sensitiviteit van de methoden zijn bepaald door de verschillende qPCR mthoden toe te passen op DNA uit feces van verschillende diersoorten en te bepalen in welke dierlijke monsters de merkers worden aangetoond. Daarom zijn de qPCR methoden uitgevoerd om DNA uit feces van de herkauwers; Runderen (n=247), Schapen (n=74), Reeën ten (n=112); en op DNA uit de feces van Mensen (n=187) en Varkens (n=168). De sensitiviteit en de specificiteit van de toegepaste methoden zijn weergegeven in tabel 2 Tabel 2. Overzicht van sensitiviteit en de specificiteit voor de verschillende toegepaste qPCR methoden.

Methode

Algemeen: AllBac

Mensen: HumBacHerkauwers: RuBac2 Runderen: CoBacM3 Varkens: PigBac2

De sensitiviteit is voor al deze methoden vrij hoog. Alleen met de Menseen relatief groot aantal (22%) onderzochte menselijke fecesmonsters negatief met de mensspecifieke qPCR. Mogelijk is dit het gevolg van het gebruik van feceszijn van het ziekenhuis (Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein) waardoor te verwachten is dat er relatief veel monsters afkomstig zijn van mensen met een verstoorde darmflora (t.g.v. infecties en antibioticum gebruik). Ook de specificite B 1.3.2 De concentratie van de gebruikte merkers in de feces van verschillende dierenOm een indruk te krijgen over de mate van fecale vervuiling die gemeten wordt met de qPCR methoden is het van belang om de codiersoorten te weten. Daarnaast is het van belang om te weten in hoeverre eventuele kruisreaties de interpretatie van de analyses van watermonsters kunnen verstoren. Tabel 3 geeft een overzicht van de gemiddelde concentraties van de merkers in DNA uit feces van mensen, hekauwers (Runderen, Schapen, Reeën en Herten). Tabel 3. Overzicht van de gemiddelde concentraties van de merkers in de feces van verschilende diersoorten in DNA kopieën per mg fece

Diergroep → Methode ↓ Algemeen: AllBac Mensen: HumBac Herkauwers: Rum-Bac2 Runderen: Cow-BacM3 Varkens: PigBac2

Wat zijn de concentraties van de gebruikte merkers in feces van de verschillende die

Voor de algemene bacteroides merker en de merkers met een specificiteit voor fecale bacteriën van mensen, herkauwers, runderen en varkens zijn deze prestatiekenmerken binnen het onde

ogramma van KWR bepaald. Voor de Vogel-specifieke fecale merker zijn de prestatikenmerken door de ontwikkelaars van deze merker onderzocht [12] en zijn in dit onderzoek de eerste stappen gezet om te onderzoeken of deze prestatiekenmerken bevestigd kunnen worden voor (water)vogels in Nederland.

Specificiteit en sensitiviteit van de gebruikte merkers De specificiteit en sensitiviteit van de methoden zijn bepaald door de verschillende qPCR mthoden toe te passen op DNA uit feces van verschillende diersoorten en te bepalen in welke dierlijke monsters de merkers worden aangetoond. Daarom zijn de qPCR methoden uitgevoerd om DNA uit feces van de herkauwers; Runderen (n=247), Schapen (n=74), Reeën ten (n=112); en op DNA uit de feces van Mensen (n=187) en Varkens (n=168). De sensitiviteit en de specificiteit van de toegepaste methoden zijn weergegeven in tabel 2

Tabel 2. Overzicht van sensitiviteit en de specificiteit voor de verschillende diersoorten van de

Methode Sensitiviteit (%)

Specificiteit (%)

Algemeen: AllBac Niet onder-zocht

100

Mensen: HumBac 78,1 98,5 Herkauwers: Ru m- 97,5 97,8

Runderen: Co w-

83,0 100

Varkens: PigBac2 99,4 99,7 De sensitiviteit is voor al deze methoden vrij hoog. Alleen met de Mens-specifieke methode is er een relatief groot aantal (22%) onderzochte menselijke fecesmonsters negatief met de mensspecifieke qPCR. Mogelijk is dit het gevolg van het gebruik van fecesmonsters die afkomstig zijn van het ziekenhuis (Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein) waardoor te verwachten is dat er relatief veel monsters afkomstig zijn van mensen met een verstoorde darmflora (t.g.v. infecties en antibioticum gebruik). Ook de specificiteit van de gebruikte methoden is zeer hoog.

De concentratie van de gebruikte merkers in de feces van verschillende dierenOm een indruk te krijgen over de mate van fecale vervuiling die gemeten wordt met de qPCR methoden is het van belang om de concentratie van de merkers in de feces van verschillende diersoorten te weten. Daarnaast is het van belang om te weten in hoeverre eventuele kruisreaties de interpretatie van de analyses van watermonsters kunnen verstoren. Tabel 3 geeft een

e gemiddelde concentraties van de merkers in DNA uit feces van mensen, hekauwers (Runderen, Schapen, Reeën en Herten).

Tabel 3. Overzicht van de gemiddelde concentraties van de merkers in de feces van verschilende diersoorten in DNA kopieën per mg feces .

Runderen Schapen Reeën Herten

Mensen Varkens

2,2X108 7,2X108 3,8X108 8,4X107 3,2X104,3X101 0 1,1X101 2,2X107 3,0X102,1X107 1,4X108 1,2X108 1,1X101 1,6X10

4,3X105 0 0 0 0

0 0 0 0 4,6X10

Literatuur

, revisie

Pagina 3 van 28

de gebruikte merkers in feces van de verschillende dier-

Voor de algemene bacteroides merker en de merkers met een specificiteit voor fecale bacteriën van mensen, herkauwers, runderen en varkens zijn deze prestatiekenmerken binnen het onder-

specifieke fecale merker zijn de prestatie-en zijn in dit onderzoek de

iekenmerken bevestigd kunnen worden

De specificiteit en sensitiviteit van de methoden zijn bepaald door de verschillende qPCR me-thoden toe te passen op DNA uit feces van verschillende diersoorten en te bepalen in welke dierlijke monsters de merkers worden aangetoond. Daarom zijn de qPCR methoden uitgevoerd om DNA uit feces van de herkauwers; Runderen (n=247), Schapen (n=74), Reeën en Damher-ten (n=112); en op DNA uit de feces van Mensen (n=187) en Varkens (n=168). De sensitiviteit

diersoorten van de

specifieke methode is er een relatief groot aantal (22%) onderzochte menselijke fecesmonsters negatief met de mens-

monsters die afkomstig zijn van het ziekenhuis (Antonius Ziekenhuis in Nieuwegein) waardoor te verwachten is dat er relatief veel monsters afkomstig zijn van mensen met een verstoorde darmflora (t.g.v. infecties

it van de gebruikte methoden is zeer hoog.

De concentratie van de gebruikte merkers in de feces van verschillende dieren Om een indruk te krijgen over de mate van fecale vervuiling die gemeten wordt met de qPCR

ncentratie van de merkers in de feces van verschillende diersoorten te weten. Daarnaast is het van belang om te weten in hoeverre eventuele kruisreac-ties de interpretatie van de analyses van watermonsters kunnen verstoren. Tabel 3 geeft een

e gemiddelde concentraties van de merkers in DNA uit feces van mensen, her-

Tabel 3. Overzicht van de gemiddelde concentraties van de merkers in de feces van verschil-

Varkens

3,2X106 3,0X10-2 1,6X10-3

4,6X105

Page 28: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Bovenstaande resultaten geven aan dat de gemiddelde concentraties van de diergroep specfieke merkers in feces van de diergroepen waartegen de merkers gericht zijn zeer hoog is. De concentratie van de merkers in feces van kruisreagerende diergroepen is zeer laag zodat bij de analyse van (water)monsters te verwachten is dat detectie van lage concentraties fecale veronreiniging met deze qPCR methoden mogelijk is en dat er geen grote invloed van kruisrte verwachten. B1.4 De methode voor het aantonen van vogelDe methode, die in dit onderzoek gebruikt is, voor het aantonen van vogelbacteriën is nog maar zeer recent (begin 2012) beschreven teerd. In de publicatie [12] worden drie methoden, met verschillende sensitiviteiten en specificteiten, beschreven. Op basis van de gegevens uit de publicatie (zie tabel 4) is er gekozen voor het toepassen van één van de beschreven methoden: Birdgel-selectieve merker mogelijk te maken is er een ijkijn gegenereerd door het specifiekefragment te vermeerderen vanuit feces van een gans en dit fragment vervolgens in een plasmide te kloneren. Een verdunningsreeks van een gekwantificeerde suspensie van het gzuiverde plasmide-DNA is gebruikt voor het genereren van een ijklijn.De specificiteit en sensitiviteit van de Birdoorspronkelijke ontwikkelaars van de methode Tabel 4. De specificiteit en sensitiviteit van de vogeltest is op verschillende vogelsoorten in Amerika

Bovenstaande resultaten geven aan dat de gemiddelde concentraties van de diergroep specfieke merkers in feces van de diergroepen waartegen de merkers gericht zijn zeer hoog is. De

de merkers in feces van kruisreagerende diergroepen is zeer laag zodat bij de analyse van (water)monsters te verwachten is dat detectie van lage concentraties fecale veronreiniging met deze qPCR methoden mogelijk is en dat er geen grote invloed van kruisr

De methode voor het aantonen van vogel-specifieke fecale bacteriën. De methode, die in dit onderzoek gebruikt is, voor het aantonen van vogel-specifieke fecale bacteriën is nog maar zeer recent (begin 2012) beschreven [12] en door KWR geïmpleme

worden drie methoden, met verschillende sensitiviteiten en specificeven. Op basis van de gegevens uit de publicatie (zie tabel 4) is er gekozen voor

het toepassen van één van de beschreven methoden: Bird-GFD. Om kwantificatie van de vselectieve merker mogelijk te maken is er een ijkijn gegenereerd door het specifieke

fragment te vermeerderen vanuit feces van een gans en dit fragment vervolgens in een plasmide te kloneren. Een verdunningsreeks van een gekwantificeerde suspensie van het g

DNA is gebruikt voor het genereren van een ijklijn. De specificiteit en sensitiviteit van de Bird-GFD qPCR methode, zoals die bepaald is door de oorspronkelijke ontwikkelaars van de methode [12], is weergegeven in tabel 4.

Tabel 4. De specificiteit en sensitiviteit van de vogel-specifieke qPCR methoden, zoals die gtest is op verschillende vogelsoorten in Amerika

Literatuur

, revisie

Pagina 4 van 28

Bovenstaande resultaten geven aan dat de gemiddelde concentraties van de diergroep speci-fieke merkers in feces van de diergroepen waartegen de merkers gericht zijn zeer hoog is. De

de merkers in feces van kruisreagerende diergroepen is zeer laag zodat bij de analyse van (water)monsters te verwachten is dat detectie van lage concentraties fecale veront-reiniging met deze qPCR methoden mogelijk is en dat er geen grote invloed van kruisreacties is

specifieke fecale

en door KWR geïmplemen-worden drie methoden, met verschillende sensitiviteiten en specifici-

even. Op basis van de gegevens uit de publicatie (zie tabel 4) is er gekozen voor GFD. Om kwantificatie van de vo-

selectieve merker mogelijk te maken is er een ijkijn gegenereerd door het specifieke PCR-fragment te vermeerderen vanuit feces van een gans en dit fragment vervolgens in een E. coli plasmide te kloneren. Een verdunningsreeks van een gekwantificeerde suspensie van het ge-

GFD qPCR methode, zoals die bepaald is door de , is weergegeven in tabel 4.

specifieke qPCR methoden, zoals die ge-

Page 29: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Uit de resultaten, zoals die beschreven zijn in tabel 4, is duidelijk dat met de Birdmethode de fecale verontreiniging van vogels zeer specifiek kan worden aangetoond. De senstiviteit van de methode voor vogels “in zijn algemeenheid” is niet ergsitiviteit voor watervogels waarvan te verwachten is dat die een belangrijke rol kunnen spelen bij fecale besmetting van zwemwater is hoger: meeuw 59%, gans 68%, eend 67%, zwaan (100%), meerkoet (100%), reiger (67%); totaal 69%. Hieschikt is om met hoge specificiteit en sensitiviteit fecale verontreinigingen t.g.v. watervogels aan te tonen. Het is echter belangrijk om deze onderzoeksresultaten te bevestigen en te onderzoken of er vergelijkbare resultaten worden behaald met de GFD qPCR op fecesmonsters van watervogels in Nederland. Daarom zijn er fecesmonsters van verschillende watervogels verzameld en zijn er vogelspecfieke qPCR’s uitgevoerd op geëxtraheerd DNA om een indruk te krijgen vansensitiviteit en de concentratie van de GFD merker in de feces van “Nederlandse”watervogels. Door KWR zijn er in april/mei 2012 22 fecesmonsters van ganzen verzameld die (op korte astand van KWR) verblijven op een grasstrook langs het lSovon zijn er, in het IJsselmeergebied, feces monsters verzameld van Brandganzen (3), Nijgans (1), Kokmeeuwen (2), Knobbelzwanen (2), Wilde eenden (2), en Grauwe Ganzen (2). Er

Uit de resultaten, zoals die beschreven zijn in tabel 4, is duidelijk dat met de Birdmethode de fecale verontreiniging van vogels zeer specifiek kan worden aangetoond. De senstiviteit van de methode voor vogels “in zijn algemeenheid” is niet erg hoog (57%). Maar de sesitiviteit voor watervogels waarvan te verwachten is dat die een belangrijke rol kunnen spelen bij fecale besmetting van zwemwater is hoger: meeuw 59%, gans 68%, eend 67%, zwaan (100%), meerkoet (100%), reiger (67%); totaal 69%. Hierdoor is te verwachten dat deze methode gschikt is om met hoge specificiteit en sensitiviteit fecale verontreinigingen t.g.v. watervogels aan te tonen. Het is echter belangrijk om deze onderzoeksresultaten te bevestigen en te onderzo

re resultaten worden behaald met de GFD qPCR op fecesmonsters van

Daarom zijn er fecesmonsters van verschillende watervogels verzameld en zijn er vogelspecfieke qPCR’s uitgevoerd op geëxtraheerd DNA om een indruk te krijgen van de specificiteit, sensitiviteit en de concentratie van de GFD merker in de feces van “Nederlandse”watervogels. Door KWR zijn er in april/mei 2012 22 fecesmonsters van ganzen verzameld die (op korte astand van KWR) verblijven op een grasstrook langs het lekkanaal en door medewerkers van Sovon zijn er, in het IJsselmeergebied, feces monsters verzameld van Brandganzen (3), Nijgans (1), Kokmeeuwen (2), Knobbelzwanen (2), Wilde eenden (2), en Grauwe Ganzen (2). Er

Literatuur

, revisie

Pagina 5 van 28

Uit de resultaten, zoals die beschreven zijn in tabel 4, is duidelijk dat met de Bird-GDF qPCR methode de fecale verontreiniging van vogels zeer specifiek kan worden aangetoond. De sensi-

hoog (57%). Maar de sen-sitiviteit voor watervogels waarvan te verwachten is dat die een belangrijke rol kunnen spelen bij fecale besmetting van zwemwater is hoger: meeuw 59%, gans 68%, eend 67%, zwaan (100%),

rdoor is te verwachten dat deze methode ge-schikt is om met hoge specificiteit en sensitiviteit fecale verontreinigingen t.g.v. watervogels aan te tonen. Het is echter belangrijk om deze onderzoeksresultaten te bevestigen en te onderzoe-

re resultaten worden behaald met de GFD qPCR op fecesmonsters van

Daarom zijn er fecesmonsters van verschillende watervogels verzameld en zijn er vogelspeci-de specificiteit,

sensitiviteit en de concentratie van de GFD merker in de feces van “Nederlandse”watervogels. Door KWR zijn er in april/mei 2012 22 fecesmonsters van ganzen verzameld die (op korte af-

ekkanaal en door medewerkers van Sovon zijn er, in het IJsselmeergebied, feces monsters verzameld van Brandganzen (3), Nijl-gans (1), Kokmeeuwen (2), Knobbelzwanen (2), Wilde eenden (2), en Grauwe Ganzen (2). Er

Page 30: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

is, in eerste instantie, DNA geëxtraheerd uitvoor het uitvoeren van GFD-qPCR reacties. Uit de isolatieveel DNA verloren was gegaan t.g.v. de isolatieprocedure. Een herhaling van de isolatieprocdure met een kleinere hoeveelheid fecaal materiaal (50 mg) zorgde in de meeste monsters voor hogere extractie-efficiënties. Bij drie monsters (van 2 ganzen en 1 kokmeeuw) bleef de efficiëtie van de extractie ook bij deze tweede poging laag zodat deze monsters buiten beschouwinzijn gelaten bij de verdere analyses. Tabel 5. De sensitiviteit en specificiteit van de Birdtaten KWR)

Vogels Aantal getest

Gans (Nieuwe-gein)

20

Brandgans 3 Grauwe Gans 2 Nijlgans 1 Kokmeeuw 1 Wilde eend 2 Andere dier-soorten

Aantal getest

Rund 247 Schaap 74 Ree/hert 112 Mens 187 Varken 168 Totaal 788

Voor het bepalen van de specificiteit van de GFDop het DNA uit feces van runderen, schapen, reeën/herten, mensen en varkens. De resultaten (tabel 5) laten zien dat kruisreacties met DNA uit feces van andere diersoorten regelmatig otreedt. Maar, bij deze kruisreagerende monsters zijlaag. In feces monsters van vogels zijn de concentraties van de GFD merker zeer hoog zodat te verwachten is dat de interpretatie van de analyses van watermonsters niet door deze kruisreaties zullen worden verstoord. B.2. Resultaten dna-analyses m.b.v. dier B.2.1. De opbrengst van de inhibitieOm te bepalen of alle oppervlaktewatermonsters van verschillende locaties uit het IJsselmeegebied geschikt zijn voor qPCR de 107 geanalyseerde monsters was de opbrengst van de IC in slechts vijf monsters zeer laag (<5%) in alle andere monsters (102) varieerde de opbrengst tussen 20 en 96% met een gemidelde opbrengst van de 39% (SD=16%). Deze opbrengsten geven aan dat (bij het gebruik van 100 ml) de DNA-isolaties uit deze watermonsters en dat er weinig problemen zijn geweest met remming van de qPCR reacties t.g.v. de aanwzigheid van stoffen die de qPCR reacties remmen. B.2.2 De specificiteit van de methodenVan een deel van de toegepaste merkers (algemene, herkauwer, runderen en varkens) is uit eerder onderzoek al duidelijk geworden dat de specificiteit van deze merkers hoog is en dat de concentratie van de merkers in de feces van de diergroep waartegen deze hoog is. Van de merker die toegepast is voor de detectie van vogelniging hebben de ontwikkelaars een begin gemaakt om deze specificiteit te bevestigen voor watervogels in Nederland en is er

is, in eerste instantie, DNA geëxtraheerd uit 100 mg feces en het gezuiverde DNA is gebruikt qPCR reacties. Uit de isolatie-efficiëntie van IC-DNA bleek dat er

veel DNA verloren was gegaan t.g.v. de isolatieprocedure. Een herhaling van de isolatieprochoeveelheid fecaal materiaal (50 mg) zorgde in de meeste monsters voor

efficiënties. Bij drie monsters (van 2 ganzen en 1 kokmeeuw) bleef de efficiëtie van de extractie ook bij deze tweede poging laag zodat deze monsters buiten beschouwinzijn gelaten bij de verdere analyses.

Tabel 5. De sensitiviteit en specificiteit van de Bird-GFD vogel-specifieke qPCR methode (resu

Aantal getest Positieve reac-ties

Sensitiviteit (%)

Gem. concentratie(DNA kopieën/mg)

19 95 4,4X10

3 100 5,0X102 100 1,1X100 0 0 1 100 5,9X102 100 2,4X10

Aantal getest Positieve reac-ties

Specificiteit (%)

Gem. concentratie(DNA kopieën/mg)

108 56 3,0X1013 82 4,9X109 92 1,3X101 99 4,2X10129 23 4,4X10260 67

Voor het bepalen van de specificiteit van de GFD-methode zijn er ook qPCR reacties uitgevoerd op het DNA uit feces van runderen, schapen, reeën/herten, mensen en varkens. De resultaten (tabel 5) laten zien dat kruisreacties met DNA uit feces van andere diersoorten regelmatig otreedt. Maar, bij deze kruisreagerende monsters zijn de concentraties die worden gemeten zeer laag. In feces monsters van vogels zijn de concentraties van de GFD merker zeer hoog zodat te verwachten is dat de interpretatie van de analyses van watermonsters niet door deze kruisrea

analyses m.b.v. dier-specifieke merkers

De opbrengst van de inhibitie- en rendementscontrole (IC) Om te bepalen of alle oppervlaktewatermonsters van verschillende locaties uit het IJsselmeegebied geschikt zijn voor qPCR analyses is de opbrengst van de IC bepaald in elk monster. Van de 107 geanalyseerde monsters was de opbrengst van de IC in slechts vijf monsters zeer laag (<5%) in alle andere monsters (102) varieerde de opbrengst tussen 20 en 96% met een gemi

gst van de 39% (SD=16%). Deze opbrengsten geven aan dat (bij het gebruik van isolaties uit deze watermonsters efficiënt en reproduceerbaar

en dat er weinig problemen zijn geweest met remming van de qPCR reacties t.g.v. de aanwzigheid van stoffen die de qPCR reacties remmen.

De specificiteit van de methoden Van een deel van de toegepaste merkers (algemene, herkauwer, runderen en varkens) is uit eerder onderzoek al duidelijk geworden dat de specificiteit van deze merkers hoog is en dat de concentratie van de merkers in de feces van de diergroep waartegen deze merkers gericht zijn hoog is. Van de merker die toegepast is voor de detectie van vogel-specifieke fecale verontreniging hebben de ontwikkelaars [12] laten zien dat deze merker specifiek. In dit onderzoek is er

deze specificiteit te bevestigen voor watervogels in Nederland en is er

Literatuur

, revisie

Pagina 6 van 28

100 mg feces en het gezuiverde DNA is gebruikt DNA bleek dat er

veel DNA verloren was gegaan t.g.v. de isolatieprocedure. Een herhaling van de isolatieproce-hoeveelheid fecaal materiaal (50 mg) zorgde in de meeste monsters voor

efficiënties. Bij drie monsters (van 2 ganzen en 1 kokmeeuw) bleef de efficiën-tie van de extractie ook bij deze tweede poging laag zodat deze monsters buiten beschouwing

specifieke qPCR methode (resul-

Gem. concentratie (DNA kopieën/mg) 4,4X103

5,0X105 1,1X107

5,9X104 2,4X105 Gem. concentratie

kopieën/mg) 3,0X10-1 4,9X10-1 1,3X10-2 4,2X10-2 4,4X100

reacties uitgevoerd op het DNA uit feces van runderen, schapen, reeën/herten, mensen en varkens. De resultaten (tabel 5) laten zien dat kruisreacties met DNA uit feces van andere diersoorten regelmatig op-

n de concentraties die worden gemeten zeer laag. In feces monsters van vogels zijn de concentraties van de GFD merker zeer hoog zodat te verwachten is dat de interpretatie van de analyses van watermonsters niet door deze kruisreac-

Om te bepalen of alle oppervlaktewatermonsters van verschillende locaties uit het IJsselmeer-analyses is de opbrengst van de IC bepaald in elk monster. Van

de 107 geanalyseerde monsters was de opbrengst van de IC in slechts vijf monsters zeer laag (<5%) in alle andere monsters (102) varieerde de opbrengst tussen 20 en 96% met een gemid-

gst van de 39% (SD=16%). Deze opbrengsten geven aan dat (bij het gebruik van reproduceerbaar zijn verlopen

en dat er weinig problemen zijn geweest met remming van de qPCR reacties t.g.v. de aanwe-

Van een deel van de toegepaste merkers (algemene, herkauwer, runderen en varkens) is uit eerder onderzoek al duidelijk geworden dat de specificiteit van deze merkers hoog is en dat de

merkers gericht zijn specifieke fecale verontrei-

laten zien dat deze merker specifiek. In dit onderzoek is er deze specificiteit te bevestigen voor watervogels in Nederland en is er

Page 31: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

gestart met het onderzoeken van de concentraties van de GFD merker in feces van verschillede (water)vogels. Op basis van de beperkte set feces monsters lijkt de methode geschikt om fecale besmettingen t.g.v. feces van vogels goed te onderscheiden en kwantificeren. Maar, het aantal onderzochte fecesmonsters is nog zeer beperkt. In het ideale geval zou er een groot aantal fecesmonsters van verschillende relevante watervogels verzameld enmoeten worden om zo een goed mogelijk overzicht te krijgen sensitiviteit van de methode en van de merkerconcentratie in de feces van verschillende watervogelsoorten. Het verzamelen van grote aantallen fecesmonsters, waarvan zeker is van welkeafkomstig is, bleek lastig. Op basis van de beperkte set fecesmonsters lijkt de methode schikt voor het specifiek detecteren van fecale bacteriën van vogels. Maar, in eventueel vevolgonderzoek, is het aan te bevelen om deze monsters van vogels zodat meer kennis beschikbaar komt over de prestatiekenmerken van dze methode.

gestart met het onderzoeken van de concentraties van de GFD merker in feces van verschillede (water)vogels. Op basis van de beperkte set feces monsters lijkt de methode geschikt om

cale besmettingen t.g.v. feces van vogels goed te onderscheiden en kwantificeren. Maar, het aantal onderzochte fecesmonsters is nog zeer beperkt. In het ideale geval zou er een groot aantal fecesmonsters van verschillende relevante watervogels verzameld en geanalyseerd moeten worden om zo een goed mogelijk overzicht te krijgen sensitiviteit van de methode en van de merkerconcentratie in de feces van verschillende watervogelsoorten. Het verzamelen van grote aantallen fecesmonsters, waarvan zeker is van welke vogelsoort het fecesmonster afkomstig is, bleek lastig. Op basis van de beperkte set fecesmonsters lijkt de methode

voor het specifiek detecteren van fecale bacteriën van vogels. Maar, in eventueel vevolgonderzoek, is het aan te bevelen om deze methode te testen op een grotere set fecale monsters van vogels zodat meer kennis beschikbaar komt over de prestatiekenmerken van d

Literatuur

, revisie

Pagina 7 van 28

gestart met het onderzoeken van de concentraties van de GFD merker in feces van verschillen-de (water)vogels. Op basis van de beperkte set feces monsters lijkt de methode geschikt om

cale besmettingen t.g.v. feces van vogels goed te onderscheiden en kwantificeren. Maar, het aantal onderzochte fecesmonsters is nog zeer beperkt. In het ideale geval zou er een groot

geanalyseerd moeten worden om zo een goed mogelijk overzicht te krijgen sensitiviteit van de methode en van de merkerconcentratie in de feces van verschillende watervogelsoorten. Het verzamelen

vogelsoort het fecesmonster afkomstig is, bleek lastig. Op basis van de beperkte set fecesmonsters lijkt de methode ge-

voor het specifiek detecteren van fecale bacteriën van vogels. Maar, in eventueel ver-methode te testen op een grotere set fecale

monsters van vogels zodat meer kennis beschikbaar komt over de prestatiekenmerken van de-

Page 32: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Korte samenvatting resultaten per locatie

Bijlage 2

Korte samenvatting resultaten per locatie

, revisie

Korte samenvatting resultaten per locatie

Page 33: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

• Oud Valkeveen Een voorbeeld van een grafiek opgenomen in de bronanalysedocumentfiguur 3.1. Hierin staan alle metingen op het reguliere meetpunt weergegeven. Deze figuur laat zien dat op deze locatie alleen merker voor totaal feces en van vogels worden gevonden. Het verloop van de concentraties logboeken van de beheerder en de monsternemers dat er regelmatig veel (tot wel 200) zwanen in de zwemzone aanwezig zijn. Opgeteld geeft dit het beeld dat inderdaad deze zwanen de bron van verontreinigingen zijn hier.

Figuur 3.1 Resultaten van de analyses op reguliere zwemwaterpunt Oud Valkeveen. Uitgezet zijn E.coli (ec), intestinale

enterococcen (ie), Campylobacter (camp) en de resultaten van de dna

wer en varken.

• ’T Zeetje Spakenburg Op deze locatie is het gehaal anders dan Oud valkeveen hierboven. Er zijn regelmatig veel badgasten, honden en eenden aanwezig op deze locatie. De resultaten van het reguliere meepunt is weergegeven in figuur 3.2.

Figuur 3.2 Resultaten van de analyses op reguliere zwemwaterpunt ’t Zeetje Spakenburg. Uitgezet zijn E.coli (ec), inte

tinale enterococcen (ie), Campylobacter (camp) en de resultaten van de dna

herkauwer en varken.

Hier komt ook naar voren dat er een samenhang is tussen de concentratie van IE/EC en merker van vogels. Maar ook de humane merker komt naar voren en heeft een vergelijkbaar verloop. Deze samenhang duidt erop dat vogels en mensen op de zwemlocatie een bron verontreiniging. Op deze locatie zijn ook extra meetpunten bemonsterd en geanalyseerd. Bij de

1

10

100

1000

10000

100000

1000000

10000000

1-4-2012 1-5-2012 1-6-2012

kv

e/1

00

ml,

DN

A c

op

ies/

ml

Oud Valkeveen regulier meetpunt

ec ie camp alle

1

10

100

1000

10000

100000

1000000

1-4-2012 1-5-2012 1-6-2012

kv

e/1

00

ml,

DN

A-c

op

ies/

ml

Het Zeetje Spakenburg regulier meetpunt

ec ie camp alle

Bijlage 2 : Korte samenvatting resultaten per locatie

Een voorbeeld van een grafiek opgenomen in de bronanalysedocument van Oud Valkeveen is figuur 3.1. Hierin staan alle metingen op het reguliere meetpunt weergegeven. Deze figuur laat zien dat op deze locatie alleen merker voor totaal feces en van vogels worden gevonden. Het verloop van de concentraties E. coli en de vogelmerkers lijken op elkaar. Daarnaast blijkt uit de logboeken van de beheerder en de monsternemers dat er regelmatig veel (tot wel 200) zwanen in de zwemzone aanwezig zijn. Opgeteld geeft dit het beeld dat inderdaad deze zwanen de

zijn hier.

Figuur 3.1 Resultaten van de analyses op reguliere zwemwaterpunt Oud Valkeveen. Uitgezet zijn E.coli (ec), intestinale

enterococcen (ie), Campylobacter (camp) en de resultaten van de dna-merkers voor feces (alle), mens, vogel, herka

Op deze locatie is het gehaal anders dan Oud valkeveen hierboven. Er zijn regelmatig veel badgasten, honden en eenden aanwezig op deze locatie. De resultaten van het reguliere meepunt is weergegeven in figuur 3.2.

Figuur 3.2 Resultaten van de analyses op reguliere zwemwaterpunt ’t Zeetje Spakenburg. Uitgezet zijn E.coli (ec), inte

tinale enterococcen (ie), Campylobacter (camp) en de resultaten van de dna-merkers voor feces (alle), mens, vogel,

Hier komt ook naar voren dat er een samenhang is tussen de concentratie van IE/EC en merker van vogels. Maar ook de humane merker komt naar voren en heeft een vergelijkbaar verloop. Deze samenhang duidt erop dat vogels en mensen op de zwemlocatie een bron verontreiniging. Op deze locatie zijn ook extra meetpunten bemonsterd en geanalyseerd. Bij de

2012 1-7-2012 1-8-2012 1-9-2012 1-10-2012

datum

Oud Valkeveen regulier meetpunt

mens vogel herkauwer varken

2012 1-7-2012 1-8-2012 1-9-2012 1-10-2012

datum

Het Zeetje Spakenburg regulier meetpunt

mens vogel herkauwer varken

Korte samenvatting resultaten per locatie

, revisie

van Oud Valkeveen is figuur 3.1. Hierin staan alle metingen op het reguliere meetpunt weergegeven. Deze figuur laat zien dat op deze locatie alleen merker voor totaal feces en van vogels worden gevonden. Het

lmerkers lijken op elkaar. Daarnaast blijkt uit de logboeken van de beheerder en de monsternemers dat er regelmatig veel (tot wel 200) zwanen in de zwemzone aanwezig zijn. Opgeteld geeft dit het beeld dat inderdaad deze zwanen de

Figuur 3.1 Resultaten van de analyses op reguliere zwemwaterpunt Oud Valkeveen. Uitgezet zijn E.coli (ec), intestinale

merkers voor feces (alle), mens, vogel, herkau-

Op deze locatie is het gehaal anders dan Oud valkeveen hierboven. Er zijn regelmatig veel badgasten, honden en eenden aanwezig op deze locatie. De resultaten van het reguliere meet-

Figuur 3.2 Resultaten van de analyses op reguliere zwemwaterpunt ’t Zeetje Spakenburg. Uitgezet zijn E.coli (ec), intes-

merkers voor feces (alle), mens, vogel,

Hier komt ook naar voren dat er een samenhang is tussen de concentratie van IE/EC en merker van vogels. Maar ook de humane merker komt naar voren en heeft een vergelijkbaar verloop. Deze samenhang duidt erop dat vogels en mensen op de zwemlocatie een bron zijn van fecale verontreiniging. Op deze locatie zijn ook extra meetpunten bemonsterd en geanalyseerd. Bij de

Page 34: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

jachthaven zijn EC en IE steeds geanalyseerd en eenmaal ookze analyse kwam naar voren dat er een samenhang is tussevogels. Dit duidt erop dat naast vogels, mogelijk de bezoekers of de haven (met lozingen) van invloed is op de waterkwaliteit. De adook een duidelijke hoge humane veronthoog. Fecale indicatoren lopen in pas met vogelmerker, maar de humane bron is hier ook nog van invloed. Ook zijn hier veel honden op de locatie die een belangrijke bijdrage kunnen levren. Op deze manier zijn alle locaties nader beschreven in de bronanalysedocumenten. In het kort zijn de resultaten en het beeld van de belangrijke verontreinigingsbronnen van de overige locties hieronder samengevat : • De Oude Pol Ook op deze locatie komen veel watervogelszwanen lang weg. Er is een vermoeden op deze locatie dat de beken een belangrijke bron kunen zijn bij de overschrijdingen, naast vele andere bronnen (vogel en mens). Uit de dnaanalyses blijkt dat er weinig humane merker gevonden wordt. Wel komt de vogelmerker hier vaak voor.en af en toe worden de merkers voor herkauwers en varkens aangetroffen. Dit wordt bevestigt door de ad-hoc bemonsteringen. Er is (nog) geen kompleet beeld van deze locatie, maar wel is duidelijk dat de humane invloed aan de verontreinigingen te verwaarlozen is. Blijven over als bronnen: vogels en achterland bij regenval.• Broekerhaven Geen overschrijdingen of hoge waarden gevonden in 2012. De enige echte overschrijding was in 2010 bij hevige regenval. Er wordt dna van zowel vogels als mensen aangetroffen op deze locatie. Verder zijn er regelmatig honden op deze locatie. Zeer waarschijnlijk is afspoeling van vogel- en hondenfeces een belangrijke oorzaak van de overschrijding in 2010.• Riviera Beach Zuid Humaan en vogelmerkers aangetroffen op deze locatie. Vooral de humane merkers zijn hoog ten opzichte van andere locaties. Dit is een locatie waar in de nabijheid van de locatie veel hoden worden uitgelaten. De dnavogel –en hondenpoep is hier relevant.• Dolfinarium Harderwijk Weinig problemen qua waterkwaliteit dit jaar. Er waren werkzaamheden bij het strand, waardoor vogels zijn weggebleven. Er is een extra bemonstering van het lagunewatmee werd deze bron uitgesloten. In alle monsters werd vogelmerker aangetroffen en in enkele ook humane merker. Mogelijk dat de rwzi af en toe van invloed is (desinfectie staat niet altijd aan), maar zeer waarschijnlijk zijn vogels hier de • Nieuw Hulckesteijn Op deze locatie zijn veel bronnen (hondenextra meetprogramma heeft wel duidelijke resultaten opgeleverd. Humane en vogelmerkers worden hier regelmatig aangetroffen. Hin pas met de waarden bij het strand en kan worden weggestreept als bron. Afstromend vogelen hondenpoep is waarschijnlijk• Zwolse Hoek Dna van vogels en mensen (relatief laag) aangetroffen. De waarden van de vogelmerker lopen mooi in pas met de indicatoren voor fecale verontreiniging. Dit gecombineerd met de vele aascholvers en andere vogels in de nabijheid van de locatie maken het beeld cozijn de bron op deze locatie. • Veluwestrand Vogelmerker veel en hoog aanwezig. Af en toe humane merker. Op de locatie zijn veel zwanen en andere vogels geteld. In juli zijn hele hoge waarden gemeten, terwijl het slecht weer was en het strand niet of nauwelijks onderhouden werd. Deze constatering van veel vogelpoep op het strand viel exact samen met hoge waarden van de indicatoren voor fecale verontreiniging. Coclusie: vogels een belangrijke bron.• Vooroever Vlietsingel Ook hier een locatie met vele potentiéle bronnen. Er wordt nog gewerkt aan natuurontwikkeling in de nabijheid van de locatie. Nu zijn er heel veel ganzen gezien op verschillende plekken op

Bijlage 2 : Korte samenvatting resultaten per locatie

jachthaven zijn EC en IE steeds geanalyseerd en eenmaal ook dna-analyse uitgevoerd. Uit dze analyse kwam naar voren dat er een samenhang is tussen EC de merkers voor mensen en vogels. Dit duidt erop dat naast vogels, mogelijk de bezoekers of de haven (met lozingen) van invloed is op de waterkwaliteit. De ad-hoc bemonstering na regenval nabij de andere haven gaf ook een duidelijke hoge humane verontreiniging aan, maar is op reguliere meetpunt niet zo hoog. Fecale indicatoren lopen in pas met vogelmerker, maar de humane bron is hier ook nog van invloed. Ook zijn hier veel honden op de locatie die een belangrijke bijdrage kunnen lev

r zijn alle locaties nader beschreven in de bronanalysedocumenten. In het kort zijn de resultaten en het beeld van de belangrijke verontreinigingsbronnen van de overige loc

Ook op deze locatie komen veel watervogels voor, voornamelijk eenden. Dit jaar bleven de zwanen lang weg. Er is een vermoeden op deze locatie dat de beken een belangrijke bron kunen zijn bij de overschrijdingen, naast vele andere bronnen (vogel en mens). Uit de dna

umane merker gevonden wordt. Wel komt de vogelmerker hier vaak voor.en af en toe worden de merkers voor herkauwers en varkens aangetroffen. Dit wordt

hoc bemonsteringen. Er is (nog) geen kompleet beeld van deze locatie, delijk dat de humane invloed aan de verontreinigingen te verwaarlozen is. Blijven

over als bronnen: vogels en achterland bij regenval.

Geen overschrijdingen of hoge waarden gevonden in 2012. De enige echte overschrijding was regenval. Er wordt dna van zowel vogels als mensen aangetroffen op deze

locatie. Verder zijn er regelmatig honden op deze locatie. Zeer waarschijnlijk is afspoeling van en hondenfeces een belangrijke oorzaak van de overschrijding in 2010.

Humaan en vogelmerkers aangetroffen op deze locatie. Vooral de humane merkers zijn hoog ten opzichte van andere locaties. Dit is een locatie waar in de nabijheid van de locatie veel hoden worden uitgelaten. De dna-analyse leidt naar een humane bron, maar ook afspoeling van

en hondenpoep is hier relevant.

Weinig problemen qua waterkwaliteit dit jaar. Er waren werkzaamheden bij het strand, waardoor vogels zijn weggebleven. Er is een extra bemonstering van het lagunewater gedaan en daamee werd deze bron uitgesloten. In alle monsters werd vogelmerker aangetroffen en in enkele ook humane merker. Mogelijk dat de rwzi af en toe van invloed is (desinfectie staat niet altijd aan), maar zeer waarschijnlijk zijn vogels hier de belangrijkste bron.

Op deze locatie zijn veel bronnen (honden- en vogelpoep en geen dagelijks beheer), maar het extra meetprogramma heeft wel duidelijke resultaten opgeleverd. Humane en vogelmerkers worden hier regelmatig aangetroffen. Het meetpunt in de nabijheid van de jachthaven loopt niet in pas met de waarden bij het strand en kan worden weggestreept als bron. Afstromend vogelen hondenpoep is waarschijnlijk de belangrijkste bron.

van vogels en mensen (relatief laag) aangetroffen. De waarden van de vogelmerker lopen mooi in pas met de indicatoren voor fecale verontreiniging. Dit gecombineerd met de vele aascholvers en andere vogels in de nabijheid van de locatie maken het beeld compleet. Vogels

Vogelmerker veel en hoog aanwezig. Af en toe humane merker. Op de locatie zijn veel zwanen en andere vogels geteld. In juli zijn hele hoge waarden gemeten, terwijl het slecht weer was en

niet of nauwelijks onderhouden werd. Deze constatering van veel vogelpoep op het strand viel exact samen met hoge waarden van de indicatoren voor fecale verontreiniging. Coclusie: vogels een belangrijke bron.

vele potentiéle bronnen. Er wordt nog gewerkt aan natuurontwikkeling in de nabijheid van de locatie. Nu zijn er heel veel ganzen gezien op verschillende plekken op

resultaten per locatie (Vervolg 1)

, revisie

analyse uitgevoerd. Uit de-n EC de merkers voor mensen en

vogels. Dit duidt erop dat naast vogels, mogelijk de bezoekers of de haven (met lozingen) van hoc bemonstering na regenval nabij de andere haven gaf

reiniging aan, maar is op reguliere meetpunt niet zo hoog. Fecale indicatoren lopen in pas met vogelmerker, maar de humane bron is hier ook nog van invloed. Ook zijn hier veel honden op de locatie die een belangrijke bijdrage kunnen leve-

r zijn alle locaties nader beschreven in de bronanalysedocumenten. In het kort zijn de resultaten en het beeld van de belangrijke verontreinigingsbronnen van de overige loca-

voor, voornamelijk eenden. Dit jaar bleven de zwanen lang weg. Er is een vermoeden op deze locatie dat de beken een belangrijke bron kun-nen zijn bij de overschrijdingen, naast vele andere bronnen (vogel en mens). Uit de dna-

umane merker gevonden wordt. Wel komt de vogelmerker hier vaak voor.en af en toe worden de merkers voor herkauwers en varkens aangetroffen. Dit wordt

hoc bemonsteringen. Er is (nog) geen kompleet beeld van deze locatie, delijk dat de humane invloed aan de verontreinigingen te verwaarlozen is. Blijven

Geen overschrijdingen of hoge waarden gevonden in 2012. De enige echte overschrijding was regenval. Er wordt dna van zowel vogels als mensen aangetroffen op deze

locatie. Verder zijn er regelmatig honden op deze locatie. Zeer waarschijnlijk is afspoeling van en hondenfeces een belangrijke oorzaak van de overschrijding in 2010.

Humaan en vogelmerkers aangetroffen op deze locatie. Vooral de humane merkers zijn hoog ten opzichte van andere locaties. Dit is een locatie waar in de nabijheid van de locatie veel hon-

ron, maar ook afspoeling van

Weinig problemen qua waterkwaliteit dit jaar. Er waren werkzaamheden bij het strand, waardoor er gedaan en daar-

mee werd deze bron uitgesloten. In alle monsters werd vogelmerker aangetroffen en in enkele ook humane merker. Mogelijk dat de rwzi af en toe van invloed is (desinfectie staat niet altijd

en vogelpoep en geen dagelijks beheer), maar het extra meetprogramma heeft wel duidelijke resultaten opgeleverd. Humane en vogelmerkers

et meetpunt in de nabijheid van de jachthaven loopt niet in pas met de waarden bij het strand en kan worden weggestreept als bron. Afstromend vogel-

van vogels en mensen (relatief laag) aangetroffen. De waarden van de vogelmerker lopen mooi in pas met de indicatoren voor fecale verontreiniging. Dit gecombineerd met de vele aal-

mpleet. Vogels

Vogelmerker veel en hoog aanwezig. Af en toe humane merker. Op de locatie zijn veel zwanen en andere vogels geteld. In juli zijn hele hoge waarden gemeten, terwijl het slecht weer was en

niet of nauwelijks onderhouden werd. Deze constatering van veel vogelpoep op het strand viel exact samen met hoge waarden van de indicatoren voor fecale verontreiniging. Con-

vele potentiéle bronnen. Er wordt nog gewerkt aan natuurontwikkeling in de nabijheid van de locatie. Nu zijn er heel veel ganzen gezien op verschillende plekken op

Page 35: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

deze locatie. Ook worden hier veel honden uitgelaten en is hondenpoep regelmatig aangetrofen. Er zijn weinig hoge waarden gemeten in 2012, maar de verhoogde waarden liepen in pas met vogelmerker. Op deze locatie zijn vogels en eventueel honden de belangrijkste bronnen.

Bijlage 2 : Korte samenvatting resultaten per locatie

deze locatie. Ook worden hier veel honden uitgelaten en is hondenpoep regelmatig aangetroen. Er zijn weinig hoge waarden gemeten in 2012, maar de verhoogde waarden liepen in pas

met vogelmerker. Op deze locatie zijn vogels en eventueel honden de belangrijkste bronnen.

resultaten per locatie (Vervolg 2)

, revisie

deze locatie. Ook worden hier veel honden uitgelaten en is hondenpoep regelmatig aangetrof-en. Er zijn weinig hoge waarden gemeten in 2012, maar de verhoogde waarden liepen in pas

met vogelmerker. Op deze locatie zijn vogels en eventueel honden de belangrijkste bronnen.

Page 36: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Bijlage 3 : Brede data

Bijlage 3

Brede data-analyse

Brede data-analyse (Vervolg 3)

, revisie

Page 37: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

In zwemwaterprofielen wordt de zwemwaterdata per individuele locatie beschreven.zwemwaterlocaties liggen of in elkaars nabijheid of hebben op een andere wijze een hydrologsche relatie met elkaar. In dit hoofdstuk wordt nagegaan of verschillende locaties een zelfde bron van fecale verontreinigingen hebben.

Figuur 1 Zwemwaterlocaties in IJsselmeergebied in deze studie

De zwemwaterlocaties liggen aan de IJsselmeer (Vooroever Vlietsingel), Ketelmeer (Zwolse hoek), Markermeer (Broekerhaven) en de Veluwe randmeren (overige ties aan de Veluwe Randmeren (Oud Valkeveen, Het Kleine Zeetje, Nieuwe Hulckesteijn, Dolfnarium Harderwijk, De Oude Pol, Riviera Beach Noord en Veluwestrand) is een wederzijdse bron gezien de ligging mogelijk. Voor Broekerhaven en Vafstand een gemeenschappelijk bron richting Veluwe randmeren en de Zwolse Hoek worden uitgesloten. Daarvoor zijn zowel de afstand als het tussenliggende watervolume (verdunning door dispersie) te groot. Een gezamenlijk bde sluis bij Enkhuizen moet worden nagegaan. Daarnaast is globaal op basis van de kaart, een gemeenschappelijk bron voor de locaties aan de Veluwe Randmeren en de Zwolse Hoek niet direct uit te sluiten. Ook dit zal moeten worden nagegaan op basis van hydrologie en metingen. 1 Hydrologie en stromingsrichtingen in het IJsselmeer gebiedOm na te gaan of de diverse zwemlocaties een gemeenschappelijk bron kunnen hebben is op basis van de hydrologie nagegaan of w

Bijlage 3

In zwemwaterprofielen wordt de zwemwaterdata per individuele locatie beschreven.zwemwaterlocaties liggen of in elkaars nabijheid of hebben op een andere wijze een hydrologsche relatie met elkaar. In dit hoofdstuk wordt nagegaan of verschillende locaties een zelfde bron van fecale verontreinigingen hebben. De bekeken locaties zijn weergegeven in figuur 4.1.

Zwemwaterlocaties in IJsselmeergebied in deze studie

De zwemwaterlocaties liggen aan de IJsselmeer (Vooroever Vlietsingel), Ketelmeer (Zwolse hoek), Markermeer (Broekerhaven) en de Veluwe randmeren (overige locaties). Voor de locties aan de Veluwe Randmeren (Oud Valkeveen, Het Kleine Zeetje, Nieuwe Hulckesteijn, Dolfnarium Harderwijk, De Oude Pol, Riviera Beach Noord en Veluwestrand) is een wederzijdse bron gezien de ligging mogelijk. Voor Broekerhaven en Vooroever Vlietsingel, kan gezien de afstand een gemeenschappelijk bron richting Veluwe randmeren en de Zwolse Hoek worden uitgesloten. Daarvoor zijn zowel de afstand als het tussenliggende watervolume (verdunning door dispersie) te groot. Een gezamenlijk bron voor Broekerhaven en Vooroever Vlietsingel via de sluis bij Enkhuizen moet worden nagegaan. Daarnaast is globaal op basis van de kaart, een gemeenschappelijk bron voor de locaties aan de Veluwe Randmeren en de Zwolse Hoek niet

k dit zal moeten worden nagegaan op basis van hydrologie en metingen.

Hydrologie en stromingsrichtingen in het IJsselmeer gebied Om na te gaan of de diverse zwemlocaties een gemeenschappelijk bron kunnen hebben is op basis van de hydrologie nagegaan of water wel van de ene zwemlocatie naar de andere kan

Bijlage 3 : Brede data-analyse

, revisie

In zwemwaterprofielen wordt de zwemwaterdata per individuele locatie beschreven. Veel van zwemwaterlocaties liggen of in elkaars nabijheid of hebben op een andere wijze een hydrologi-sche relatie met elkaar. In dit hoofdstuk wordt nagegaan of verschillende locaties een zelfde

s zijn weergegeven in figuur 4.1.

De zwemwaterlocaties liggen aan de IJsselmeer (Vooroever Vlietsingel), Ketelmeer (Zwolse locaties). Voor de loca-

ties aan de Veluwe Randmeren (Oud Valkeveen, Het Kleine Zeetje, Nieuwe Hulckesteijn, Dolfi-narium Harderwijk, De Oude Pol, Riviera Beach Noord en Veluwestrand) is een wederzijdse

ooroever Vlietsingel, kan gezien de afstand een gemeenschappelijk bron richting Veluwe randmeren en de Zwolse Hoek worden uitgesloten. Daarvoor zijn zowel de afstand als het tussenliggende watervolume (verdunning

ron voor Broekerhaven en Vooroever Vlietsingel via de sluis bij Enkhuizen moet worden nagegaan. Daarnaast is globaal op basis van de kaart, een gemeenschappelijk bron voor de locaties aan de Veluwe Randmeren en de Zwolse Hoek niet

k dit zal moeten worden nagegaan op basis van hydrologie en metingen.

Om na te gaan of de diverse zwemlocaties een gemeenschappelijk bron kunnen hebben is op ater wel van de ene zwemlocatie naar de andere kan

Page 38: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

stromen. Als basis is hiervoor de rapportage Beheersverslag Rijkswateren IJsselmeergebied 2002-2004,IJG rapport 2006-4 gebruikt. Hierin staan waterbalansen van de diverse deelgebiden van het IJsselmeergebied.

Figuur 2. Hydrologische compartimenten Ijsselmeergebied

1.1 Hydrologie MarkermeerIn het zomerseizoen wordt het verdampingstekort aangevuld door neerslag en aanvoer van wter uit het IJsselmeer via de Houtribsluizen bij Lelystad en de KrabberDaarnaast wordt extra water voor doorspoeling aangevoerd via de twee hierboven genoemde sluizen en aanvoer via het Gooimeer. Het wateroverschot wordt in de zomer (buiten verdaping) afgevoerd via de Houtribsluizen, naar het Noord(Zeesluis Muiden). Voor een gemeenschappelijke bron is van belang dat in de zomersituatie gemiddeld (over de jaren 2002-2004) via het Krabbersgat 8,5 mmeer wordt ingelaten. In september 2003 werd als maximum over de periode 2002middeld over die maand 18 mvia de spuisluis bij Krabbersgat wel water vanuit het Markermeer naar het IJsselmeer uitgelten, maar in de zomerperiode is het debiet vele malen lager en vindt plaats bij regenweer waneer niet wordt gezwommen. De gemiddelde verblijftijd van het water in het Markermeer is 15 maanden. 1.2 Relevante hydrologie IJsselmeer Het merendeel van het water daZwarte Water (ca 83% in het zomerhalfjaar). Dit water stroomt via het Ketelmaar naar het IJselmeer. Via deze stroom komt er gemiddeld ongeveer 300 mhet Drontermeer (het meest noordelijke Veluwerandmeer) wordt via de Roggebotsluis per jaar gemiddeld 1,2m3/s via het Vossemeer geloosd op het Ketelmeer. Het merendeel van dit water wordt in de winter geloosd. Dit maakt dat de verdunning van water uit de Veluwerandmeren

Bijlage 3 : Brede data

stromen. Als basis is hiervoor de rapportage Beheersverslag Rijkswateren IJsselmeergebied 4 gebruikt. Hierin staan waterbalansen van de diverse deelgebi

ied.

Hydrologische compartimenten Ijsselmeergebied

ydrologie Markermeer. In het zomerseizoen wordt het verdampingstekort aangevuld door neerslag en aanvoer van wter uit het IJsselmeer via de Houtribsluizen bij Lelystad en de Krabbersgatsluizen bij Enkhuizen. Daarnaast wordt extra water voor doorspoeling aangevoerd via de twee hierboven genoemde sluizen en aanvoer via het Gooimeer. Het wateroverschot wordt in de zomer (buiten verdaping) afgevoerd via de Houtribsluizen, naar het Noordzeekanaal (Schelingwoude) en de Vecht

Voor een gemeenschappelijke bron is van belang dat in de zomersituatie gemiddeld (over de 2004) via het Krabbersgat 8,5 m3/s water vanuit het IJsselmeer naar het Marke

. In september 2003 werd als maximum over de periode 2002middeld over die maand 18 m3/sec naar het Markermeer ingelaten. Tijdens natte perioden wordt via de spuisluis bij Krabbersgat wel water vanuit het Markermeer naar het IJsselmeer uitgel

aar in de zomerperiode is het debiet vele malen lager en vindt plaats bij regenweer wa

De gemiddelde verblijftijd van het water in het Markermeer is 15 maanden.

Relevante hydrologie IJsselmeer Het merendeel van het water dat het IJsselmeer instroomt is afkomstig uit de IJssel en het Zwarte Water (ca 83% in het zomerhalfjaar). Dit water stroomt via het Ketelmaar naar het IJselmeer. Via deze stroom komt er gemiddeld ongeveer 300 m3/s het Ketelmeer binnen. Vanuit

er (het meest noordelijke Veluwerandmeer) wordt via de Roggebotsluis per jaar /s via het Vossemeer geloosd op het Ketelmeer. Het merendeel van dit water

wordt in de winter geloosd. Dit maakt dat de verdunning van water uit de Veluwerandmeren

Brede data-analyse (Vervolg 1)

, revisie

stromen. Als basis is hiervoor de rapportage Beheersverslag Rijkswateren IJsselmeergebied 4 gebruikt. Hierin staan waterbalansen van de diverse deelgebie-

In het zomerseizoen wordt het verdampingstekort aangevuld door neerslag en aanvoer van wa-sgatsluizen bij Enkhuizen.

Daarnaast wordt extra water voor doorspoeling aangevoerd via de twee hierboven genoemde sluizen en aanvoer via het Gooimeer. Het wateroverschot wordt in de zomer (buiten verdam-

zeekanaal (Schelingwoude) en de Vecht

Voor een gemeenschappelijke bron is van belang dat in de zomersituatie gemiddeld (over de /s water vanuit het IJsselmeer naar het Marker-

. In september 2003 werd als maximum over de periode 2002-2004 ge-/sec naar het Markermeer ingelaten. Tijdens natte perioden wordt

via de spuisluis bij Krabbersgat wel water vanuit het Markermeer naar het IJsselmeer uitgela-aar in de zomerperiode is het debiet vele malen lager en vindt plaats bij regenweer wan-

t het IJsselmeer instroomt is afkomstig uit de IJssel en het Zwarte Water (ca 83% in het zomerhalfjaar). Dit water stroomt via het Ketelmaar naar het IJs-

/s het Ketelmeer binnen. Vanuit er (het meest noordelijke Veluwerandmeer) wordt via de Roggebotsluis per jaar

/s via het Vossemeer geloosd op het Ketelmeer. Het merendeel van dit water wordt in de winter geloosd. Dit maakt dat de verdunning van water uit de Veluwerandmeren in

Page 39: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

het Ketelmeer (veel) meer dan en factor 300 wordt verdund. Dit sluit in feite een gemeenschapelijk bron voor zwemwaterlocaties en Zwolse Hoek uit. 1.3 Hydrologie VeluwerandmerenDe Veluwerandmeren worden voornamelijk gevoed door gemaal Lovink dat wauit de Flevopolders naar het Veluwemeer. De helft van de totale aanvoer is afkomstig van dit gemaal. De beken voeren gemiddeld 17% van het water aan. Neerslag, gemaal de Wenden en Kamperveen en RWZI Elburg zijn de overige significante aanvonamelijk plaats via wegzijging en de Nijkerkersluis richting Eemmeerren wordt ook water gespuid via de Roggebotsluis. Dit zal in de zomer zelden plaatsvinden. Globaal is de stroming dus zuidwaarts en wDit betekent dat de invloed van een bron ook voornamelijk in die richting zal plaatsvinden. Odat er geen water wordt ingelaten via de Nijkerkersluis is beïnvloeding van de zwemwaterlocties in het Wolderwijd, Veluwemeer of Drontermeer door bronNijkerkernauw niet mogelijk. 1.4 Conclusie gemeenschappelijke bronnen beïnvloeding onderzochte zwemwaterlocaties op basis van de hydrologie Op basis van de hydrologische analyse is aangegeven in hoeverre de vloed van eenzelfde bron kunnen hebben. Dit is weergegeven in een kruistabel. Hierin is ondescheid gemaakt in 3 klassen. Klasse 0 geeft aan dat een gemeenschappelijk bron niet mogelijk is. Klasse 1 geeft aan dat theoretisch een gemeenwaarschijnlijk is (meestal gezien de afstand of verdunning). Klasse 2 geeft aan dat een gmeenschappelijk bron mogelijk is. Klasse 3 geeft aan dat een gemeenschappelijk bron waaschijnlijk is. Tabel 1 Mogelijkheid invloed gemeenschappelijke bronnen op onderzochte zwemwaterlocaties.

Broe-

ker-

haven

Veluwe

strand

Broekerhaven - 0

Veluwestrand 0 -

Vooroever Vlietsin-

gel

1 0

Nieuw Hulckesteijn 0 0

De Oude Pol 0 2

Oud Valkeveen 0 0

Riviera Beach 0 3

’t Kleine Zeetje 0 0

Zwolsehoek 0 0

Dolfinarium 0 2

Bijlage 3 : Brede data

het Ketelmeer (veel) meer dan en factor 300 wordt verdund. Dit sluit in feite een gemeenschapelijk bron voor zwemwaterlocaties en Zwolse Hoek uit.

Hydrologie Veluwerandmeren De Veluwerandmeren worden voornamelijk gevoed door gemaal Lovink dat wauit de Flevopolders naar het Veluwemeer. De helft van de totale aanvoer is afkomstig van dit gemaal. De beken voeren gemiddeld 17% van het water aan. Neerslag, gemaal de Wenden en Kamperveen en RWZI Elburg zijn de overige significante aanvoerstromen. De afvoer vind voonamelijk plaats via wegzijging en de Nijkerkersluis richting Eemmeer-Gooimeer. Bij hoge afvoren wordt ook water gespuid via de Roggebotsluis. Dit zal in de zomer zelden plaatsvinden. Globaal is de stroming dus zuidwaarts en westwaarts. Dit betekent dat de invloed van een bron ook voornamelijk in die richting zal plaatsvinden. Odat er geen water wordt ingelaten via de Nijkerkersluis is beïnvloeding van de zwemwaterlocties in het Wolderwijd, Veluwemeer of Drontermeer door bronnen in het Gooimeer, Eemmeer of

Conclusie gemeenschappelijke bronnen beïnvloeding onderzochte zwemwaterlocaties

Op basis van de hydrologische analyse is aangegeven in hoeverre de zwemwaterlocaties ivloed van eenzelfde bron kunnen hebben. Dit is weergegeven in een kruistabel. Hierin is ondescheid gemaakt in 3 klassen. Klasse 0 geeft aan dat een gemeenschappelijk bron niet mogelijk is. Klasse 1 geeft aan dat theoretisch een gemeenschappelijke bron mogelijk is maar zeer owaarschijnlijk is (meestal gezien de afstand of verdunning). Klasse 2 geeft aan dat een gmeenschappelijk bron mogelijk is. Klasse 3 geeft aan dat een gemeenschappelijk bron waa

invloed gemeenschappelijke bronnen op onderzochte zwemwaterlocaties.

Veluwe-

strand

Vooroe-

ver

Vlietsin-

gel

Nieuw

Hulcke-

steijn

De

Oude

Pol

Oud

Valke-

veen

Riviera

Beach

0 0 0 0 0

0 2 3 1 3

- 0 0 0 0

0 - 0 2 0

0 2 - 1 3

0 1 0 - 0

0 2 3 1 -

0 2 3 0

0 0 0 0 0

2 3 3 1 2

Brede data-analyse (Vervolg 2)

, revisie

het Ketelmeer (veel) meer dan en factor 300 wordt verdund. Dit sluit in feite een gemeenschap-

De Veluwerandmeren worden voornamelijk gevoed door gemaal Lovink dat water uitmaalt van-uit de Flevopolders naar het Veluwemeer. De helft van de totale aanvoer is afkomstig van dit gemaal. De beken voeren gemiddeld 17% van het water aan. Neerslag, gemaal de Wenden en

erstromen. De afvoer vind voor-Gooimeer. Bij hoge afvoe-

ren wordt ook water gespuid via de Roggebotsluis. Dit zal in de zomer zelden plaatsvinden.

Dit betekent dat de invloed van een bron ook voornamelijk in die richting zal plaatsvinden. Om-dat er geen water wordt ingelaten via de Nijkerkersluis is beïnvloeding van de zwemwaterloca-

nen in het Gooimeer, Eemmeer of

Conclusie gemeenschappelijke bronnen beïnvloeding onderzochte zwemwaterlocaties

zwemwaterlocaties in-vloed van eenzelfde bron kunnen hebben. Dit is weergegeven in een kruistabel. Hierin is onder-scheid gemaakt in 3 klassen. Klasse 0 geeft aan dat een gemeenschappelijk bron niet mogelijk

schappelijke bron mogelijk is maar zeer on-waarschijnlijk is (meestal gezien de afstand of verdunning). Klasse 2 geeft aan dat een ge-meenschappelijk bron mogelijk is. Klasse 3 geeft aan dat een gemeenschappelijk bron waar-

Riviera

Beach

’t Klei-

ne

Zeetje

Zwol-

se-

hoek

Dolfina-

rium

0 0 0

2 0 2

0 0 0

3 0 0

1 0 3

2 0 0

2 0 2

- 0 2

0 - 0

2 0 -

Page 40: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

2. Analyse mogelijke beïnvloeding van een gemeenschapp elijke bron op basis gmeten waarden voor E. coli In het IJsselmeergebied wordt op een groot aantal locaties gemeten. Om na te gaan of eenzelfde bron de verschillende zwemwateren beïnvloedt is naggaan of metingen op verschillende zwemwaterlocaties tegelijkertijd verhogingen laten zien. De tijdsduur tussen de metingen (normaal 2 weken) is dusdanig lang dat een eventuele verontreniging van een bepaalde locatie reeds is afgestorven voordat deze in de volgende meting op een andere locatie een verhoging kan laten zien. Kortom een verontreiniging locatie is na twee weken meestal niet meer meetbaar op een andere locatie. Daardoor is het alleen zinvol om waarden op dezelfde dag met elkaar te vergelijken. Indien twee verschillende nabijgelegen locaties tegelijk een verhoging in de mekan dat worden verklaard doordat een bron op de ene locatie de andere ook verontreinigd, maar het is ook mogelijk dat ze door dezelfde externe bron worden besmet. In beide gevallen wordt aangenomen dat een uitwisseling mogelijk is.Voor de analyse is een groter aantal locaties onderzocht dan de locaties waar de dit onderzoek zich op richt. Doel van deze analyse is dan ook na te gaan of overschrijdingen van bronnen van andere zwemlocaties afkomstig zouden kunnen zijn.Deze locaties zijn in drie groepen ingedeeld:• Cluster Medemblik/Broekhaven. Deze omvat de locaties Broekhaven, Vooroever Nesbos en

Vooroever Vlietsingel, • Cluster Zwolse Hoek. Deze omvat de locaties Zwolse Hoek en Kamperhoek. Beide liggen

tegenover elkaar aan de Ketelbrug• Cluster Veluwerandmeren. Deze cluster omvat alle zwemlocaties aan de Veluwerandmeren.

Omdat de hoofdstroom van het water richting Gooimeer is, zijn deze op volgorde van vookomen gerangschikt vanaf de Roggebotsluis naar het Gooimeer. De volgorde is: Spijkstrand, Veluwestrand, Riviera Beach noord, Riviera Beach zuid, De Oude Pol, Hoohuizen, Dolfinarium Harderwijk, Strand Horst, Strand Nulde, Strand NieuwHet Zeetje, Gooierhoofd Zomerkade, Oude Valkenveen en Naarderbos.

In de onderstaande tabellen (De cellen hebben een kleurlabel meegekregen. Hoe groener de cel, des te lager de gemeten waarde. Hoe roder de cel, des te hoger de gemeten waarde. De volgorde van de kolommen is zo gekozen dat naastgelegen zwemwaterlocaties ook naast elkaar liggen. In eerste zicht valt op dat er nauwelijks cellen zijn waarbij twee naastgelegen cellen structureel tegelijkertijd rood kleuren. Soms (Cluster Veluwerandmeren) kleuren cellen om en om rood. Dat betekent dat twee naastgelegen zwemwaterlocaties geen correlaties vertonen, en dat er wel een relatie zou zijn tussen twee niet naast elkaar gelegen locaties. Dit is niet mogelijk en duid dus op een lokale bron bij beide locaties. Uit de tabellen wordt duidelijk dat er op het oog komt. Naast een globale visuele inspectie is het mogelijk om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee naastgelegen locaties. Dit is getoetst met een regressiegetoetst of de richtingscoëfficiënt significant afwijkt van een horizontale lijn (pOm deze toets uit te voeren zijn telkens gepaarde waarnemingen geselecteerd. Uit deze toets blijkt dat er voor de parameter De volgende koppels vertonen wel significante trends indien de waarden van beschouwd: • Veluwestrand � Riviera Beach Zuid• Dolfinarium � Strand Horst• Dolfinarium � strand Nulde• Strand Horst � stand NuldeVoor intestinale enterococcen zijn meer significante relaties gevonden:• Vooroever Vlietsingel � Vooroever Nesbos• Dolfinarium � Strand Horst• Dolfinarium � strand Nulde

Bijlage 3 : Brede data

Analyse mogelijke beïnvloeding van een gemeenschapp elijke bron op basis g en intestinale enterococcen

wordt op een groot aantal locaties E. coli en intestinale enterococcen gemeten. Om na te gaan of eenzelfde bron de verschillende zwemwateren beïnvloedt is naggaan of metingen op verschillende zwemwaterlocaties tegelijkertijd verhogingen laten zien. De jdsduur tussen de metingen (normaal 2 weken) is dusdanig lang dat een eventuele verontre

niging van een bepaalde locatie reeds is afgestorven voordat deze in de volgende meting op een andere locatie een verhoging kan laten zien. Kortom een verontreiniging op één bepaalde locatie is na twee weken meestal niet meer meetbaar op een andere locatie. Daardoor is het alleen zinvol om waarden op dezelfde dag met elkaar te vergelijken. Indien twee verschillende nabijgelegen locaties tegelijk een verhoging in de mekan dat worden verklaard doordat een bron op de ene locatie de andere ook verontreinigd, maar het is ook mogelijk dat ze door dezelfde externe bron worden besmet. In beide gevallen wordt aangenomen dat een uitwisseling mogelijk is.

analyse is een groter aantal locaties onderzocht dan de locaties waar de dit onderzoek zich op richt. Doel van deze analyse is dan ook na te gaan of overschrijdingen van bronnen van andere zwemlocaties afkomstig zouden kunnen zijn.

ie groepen ingedeeld: Cluster Medemblik/Broekhaven. Deze omvat de locaties Broekhaven, Vooroever Nesbos en

Cluster Zwolse Hoek. Deze omvat de locaties Zwolse Hoek en Kamperhoek. Beide liggen tegenover elkaar aan de Ketelbrug

Veluwerandmeren. Deze cluster omvat alle zwemlocaties aan de Veluwerandmeren. Omdat de hoofdstroom van het water richting Gooimeer is, zijn deze op volgorde van vookomen gerangschikt vanaf de Roggebotsluis naar het Gooimeer. De volgorde is:

Veluwestrand, Riviera Beach noord, Riviera Beach zuid, De Oude Pol, Hoohuizen, Dolfinarium Harderwijk, Strand Horst, Strand Nulde, Strand Nieuw-Hulckensteijn, Het Zeetje, Gooierhoofd Zomerkade, Oude Valkenveen en Naarderbos.

4.2 en 4.3) zijn de individuele gegevens per cluster weergegeven. De cellen hebben een kleurlabel meegekregen. Hoe groener de cel, des te lager de gemeten waarde. Hoe roder de cel, des te hoger de gemeten waarde. De volgorde van de kolommen is

at naastgelegen zwemwaterlocaties ook naast elkaar liggen.

In eerste zicht valt op dat er nauwelijks cellen zijn waarbij twee naastgelegen cellen structureel tegelijkertijd rood kleuren. Soms (Cluster Veluwerandmeren) kleuren cellen om en om rood.

tekent dat twee naastgelegen zwemwaterlocaties geen correlaties vertonen, en dat er wel een relatie zou zijn tussen twee niet naast elkaar gelegen locaties. Dit is niet mogelijk en duid dus op een lokale bron bij beide locaties.

elijk dat er op het oog geen gezamenlijk bron voor alle locaties

Naast een globale visuele inspectie is het mogelijk om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee naastgelegen locaties. Dit is getoetst met een regressiegetoetst of de richtingscoëfficiënt significant afwijkt van een horizontale lijn (p-waarde < 0,05). Om deze toets uit te voeren zijn telkens gepaarde waarnemingen geselecteerd. Uit deze toets blijkt dat er voor de parameter E. coli nauwelijks significante trends te zien zijn. De volgende koppels vertonen wel significante trends indien de waarden van E. coli

Riviera Beach Zuid Strand Horst strand Nulde stand Nulde

Voor intestinale enterococcen zijn meer significante relaties gevonden: Vooroever Nesbos

Strand Horst strand Nulde

Brede data-analyse (Vervolg 3)

, revisie

Analyse mogelijke beïnvloeding van een gemeenschapp elijke bron op basis g e-

en intestinale enterococcen gemeten. Om na te gaan of eenzelfde bron de verschillende zwemwateren beïnvloedt is nage-gaan of metingen op verschillende zwemwaterlocaties tegelijkertijd verhogingen laten zien. De jdsduur tussen de metingen (normaal 2 weken) is dusdanig lang dat een eventuele verontrei-

niging van een bepaalde locatie reeds is afgestorven voordat deze in de volgende meting op op één bepaalde

locatie is na twee weken meestal niet meer meetbaar op een andere locatie. Daardoor is het

Indien twee verschillende nabijgelegen locaties tegelijk een verhoging in de meting vertonen, kan dat worden verklaard doordat een bron op de ene locatie de andere ook verontreinigd, maar het is ook mogelijk dat ze door dezelfde externe bron worden besmet. In beide gevallen

analyse is een groter aantal locaties onderzocht dan de locaties waar de dit onderzoek zich op richt. Doel van deze analyse is dan ook na te gaan of overschrijdingen van bronnen van

Cluster Medemblik/Broekhaven. Deze omvat de locaties Broekhaven, Vooroever Nesbos en

Cluster Zwolse Hoek. Deze omvat de locaties Zwolse Hoek en Kamperhoek. Beide liggen

Veluwerandmeren. Deze cluster omvat alle zwemlocaties aan de Veluwerandmeren. Omdat de hoofdstroom van het water richting Gooimeer is, zijn deze op volgorde van voor-komen gerangschikt vanaf de Roggebotsluis naar het Gooimeer. De volgorde is:

Veluwestrand, Riviera Beach noord, Riviera Beach zuid, De Oude Pol, Hoop-Hulckensteijn,

4.2 en 4.3) zijn de individuele gegevens per cluster weergegeven. De cellen hebben een kleurlabel meegekregen. Hoe groener de cel, des te lager de gemeten waarde. Hoe roder de cel, des te hoger de gemeten waarde. De volgorde van de kolommen is

In eerste zicht valt op dat er nauwelijks cellen zijn waarbij twee naastgelegen cellen structureel tegelijkertijd rood kleuren. Soms (Cluster Veluwerandmeren) kleuren cellen om en om rood.

tekent dat twee naastgelegen zwemwaterlocaties geen correlaties vertonen, en dat er wel een relatie zou zijn tussen twee niet naast elkaar gelegen locaties. Dit is niet mogelijk en

geen gezamenlijk bron voor alle locaties voor-

Naast een globale visuele inspectie is het mogelijk om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee naastgelegen locaties. Dit is getoetst met een regressietoets. Hier is

waarde < 0,05). Om deze toets uit te voeren zijn telkens gepaarde waarnemingen geselecteerd.

ks significante trends te zien zijn. E. coli worden

Page 41: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

• Dolfinarium � Strand Nieuw• Strand Horst � stand Nulde• Strand Horst � Strand Nieuw• Strand Horst � Het Zeetje• Strand Nulde � Strand Nieuw• Strand Nulde � Het Zeetje• Strand Nieuw-Hulckensteijn Voor deze combinaties zijn significante trends aangetoond. Er kunnen dus op basis van de bstaande data voor de overige locaties geen significante trends worden aangetoond. Dat wil niet zeggen dat bij deze locaties geen relatie met een gemeenschappelijk bron mogelijk is. Onder bepaalde weersomstandigheden is een gezamenlijk bron niet geheel uit te sluit

Bijlage 3 : Brede data

Strand Nieuw-Hulckensteijn stand Nulde

Nieuw-Hulckensteijn Het Zeetje Strand Nieuw-Hulckensteijn Het Zeetje

Hulckensteijn � Het Zeetje

Voor deze combinaties zijn significante trends aangetoond. Er kunnen dus op basis van de bdata voor de overige locaties geen significante trends worden aangetoond. Dat wil niet

zeggen dat bij deze locaties geen relatie met een gemeenschappelijk bron mogelijk is. Onder bepaalde weersomstandigheden is een gezamenlijk bron niet geheel uit te sluit

Brede data-analyse (Vervolg 4)

, revisie

Voor deze combinaties zijn significante trends aangetoond. Er kunnen dus op basis van de be-data voor de overige locaties geen significante trends worden aangetoond. Dat wil niet

zeggen dat bij deze locaties geen relatie met een gemeenschappelijk bron mogelijk is. Onder bepaalde weersomstandigheden is een gezamenlijk bron niet geheel uit te sluiten.

Page 42: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Tabel 2: Individuele waarnemingen E Coli. Rode vakjes geven de hoogste gemeten concentraties weer, de groene

vakjes de laagste.

Bijlage 3 : Brede data

Tabel 2: Individuele waarnemingen E Coli. Rode vakjes geven de hoogste gemeten concentraties weer, de groene

Brede data-analyse (Vervolg 5)

, revisie

Tabel 2: Individuele waarnemingen E Coli. Rode vakjes geven de hoogste gemeten concentraties weer, de groene

Page 43: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Tabel 3: Individuele waarnemingen Enterococcen. Rode vakjes geven de hoogste gemeten concentraties weer, de

groene vakjes de laagste.

Bijlage 3 : Brede data

Tabel 3: Individuele waarnemingen Enterococcen. Rode vakjes geven de hoogste gemeten concentraties weer, de

Brede data-analyse (Vervolg 6)

, revisie

Tabel 3: Individuele waarnemingen Enterococcen. Rode vakjes geven de hoogste gemeten concentraties weer, de

Page 44: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

, revisie

Page 45: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Relaties tussen de verschillende gemeten param

Bijlage 4

Relaties tussen de verschillende gemeten paramters

, revisie

Relaties tussen de verschillende gemeten parame-

Page 46: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Per locatie heeft dit onderzoek een goed beeld gegeven van welke bronnen van fecale veronreiniging van belang zijn. De bruikbaarheid van deze de ‘traditionele’ parameters iszocht Naast een visuele toets door de verschillende parameters tegen elkaar uit te zetten in grafieken is het mogelijk om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee paramters. Dit is voor alle onderzochte relaties getoetst met een regressietoets. Hier is getoetst of de richtingscoëfficiënt significant afwijkt van een horizontale lijn (puit te voeren zijn telkens gepaarde waarnemingen geselecteerd. Indien er een positieve significante trend wordt gevonden zegt dit alleen dat er voor set en deze locaties er een positieve trend is. Er zijn nog kunnen doen. Totaal Bacteroides versus E. coli en/of intestinale enterococcenIn onderstaande figuur 3.5. worden alle metingen met elkaar vergeleken.

Figuur 3.5 Relatie E.coli versus Totaal

De regressietoets is uitgevoerd op de absolute waarden en op de logden voor de parameter E. colidaad een positieve significantemenlijk werden beschouwd. Fecale indicatoren versus Campylobacter en/of vogel DNAEr werd op alle locaties vogelspecifieke merkers aangetroffen. Het is interessant om te bekijken of er een relatie tussen de fecale indicatoren en vogelgeven in de figuren 3.6 tot en met 3.

Figuur 3.6 Relatie E.coli versus Campylobacter (links) of Intestinale enterococcen versus

In figuur 3.6 wordt de vergelijking van de indicatoren voor fecale verontreiniging met bacter gepresenteerd. Op het oog is er geen relatie zichtbaar en ook met behulp van de regresietoets werd geen significante trend gevonden. Op 7 van de 10 locaties is paald. Echter vaak werden deze in lage hoeveelheden aangetroffen. Dit komt overeen met ons

1000

10000

100000

1000000

10000000

1 10 100 1000

To

taa

l B

acte

roid

es

(dn

a/m

l)

E. coli (kve/100ml)

E. coli vs Totaal bacteroides

1

10

100

1000

1 10 100 1000

Ca

mp

ylo

ba

cte

r k

ve

/1

00

ml)

(

E. coli (kve/100ml)

E. coli vs Campylobacter

Bijlage 4 : Relaties tussen de verschillende gemeten parameters

Per locatie heeft dit onderzoek een goed beeld gegeven van welke bronnen van fecale verone bruikbaarheid van deze parameters ten opzichte van elkaar en van

de ‘traditionele’ parameters is tevens onderzocht. Hierbij zijn alle metingen gezamenlijk

Naast een visuele toets door de verschillende parameters tegen elkaar uit te zetten in grafieken om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee param

ters. Dit is voor alle onderzochte relaties getoetst met een regressietoets. Hier is getoetst of de richtingscoëfficiënt significant afwijkt van een horizontale lijn (p-waarde < 0,05). Om deze toets uit te voeren zijn telkens gepaarde waarnemingen geselecteerd.

Indien er een positieve significante trend wordt gevonden zegt dit alleen dat er voor set en deze locaties er een positieve trend is. Er zijn nog te weinig data om harde uitspraken te

Totaal Bacteroides versus E. coli en/of intestinale enterococcen In onderstaande figuur 3.5. worden alle metingen met elkaar vergeleken.

versus Totaal Bacteroides (links) of Intestinale enterococcen versus Totaal

De regressietoets is uitgevoerd op de absolute waarden en op de log-getransformeerde waaE. coli versus Totaal Bacteroides. Voor beide toetsen bleek dat er inde

significante trend tussen deze 2 parameters is, indien alle waarden gez

Fecale indicatoren versus Campylobacter en/of vogel DNA Er werd op alle locaties vogelspecifieke merkers aangetroffen. Het is interessant om te bekijken

een relatie tussen de fecale indicatoren en vogel-merkers te vinden is. Dit wordt weergtot en met 3.8.

versus Campylobacter (links) of Intestinale enterococcen versus Campylobacter (rechts)

wordt de vergelijking van de indicatoren voor fecale verontreiniging met gepresenteerd. Op het oog is er geen relatie zichtbaar en ook met behulp van de regre

sietoets werd geen significante trend gevonden. Op 7 van de 10 locaties is Camppaald. Echter vaak werden deze in lage hoeveelheden aangetroffen. Dit komt overeen met ons

1000 10000 100000

E. coli (kve/100ml)

E. coli vs Totaal bacteroides

1000

10000

100000

1000000

10000000

1 10 100

To

taa

l B

acte

roid

es

(dn

a/m

l)

Intestinale enterococcen (kve/100ml)

Int. entero vs Totaal bacteroides

1000 10000 100000

E. coli (kve/100ml)

E. coli vs Campylobacter

1

10

100

1000

1 10 100

Cam

pyl

ob

act

er

kve

/10

0m

l)(

Intestinale enterococcen (kve/100ml)

Intest. entero vs Campylobacter

Relaties tussen de verschillende gemeten parameters

, revisie

Per locatie heeft dit onderzoek een goed beeld gegeven van welke bronnen van fecale veront-parameters ten opzichte van elkaar en van

. Hierbij zijn alle metingen gezamenlijk onder-

Naast een visuele toets door de verschillende parameters tegen elkaar uit te zetten in grafieken om te toetsen of er een positieve significante trend bestaat tussen twee parame-

ters. Dit is voor alle onderzochte relaties getoetst met een regressietoets. Hier is getoetst of de < 0,05). Om deze toets

Indien er een positieve significante trend wordt gevonden zegt dit alleen dat er voor deze data-data om harde uitspraken te

le enterococcen versus Totaal Bacteroides (rechts)

getransformeerde waar-. Voor beide toetsen bleek dat er inder-

trend tussen deze 2 parameters is, indien alle waarden geza-

Er werd op alle locaties vogelspecifieke merkers aangetroffen. Het is interessant om te bekijken merkers te vinden is. Dit wordt weerge-

Campylobacter (rechts)

wordt de vergelijking van de indicatoren voor fecale verontreiniging met Campylo-gepresenteerd. Op het oog is er geen relatie zichtbaar en ook met behulp van de regres-

Campylobacter be-paald. Echter vaak werden deze in lage hoeveelheden aangetroffen. Dit komt overeen met ons

1000 10000

Intestinale enterococcen (kve/100ml)

Int. entero vs Totaal bacteroides

1000 10000

Intestinale enterococcen (kve/100ml)

Intest. entero vs Campylobacter

Page 47: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

eigen beeld en ervaringen op verschillende andere zwemwaterlocaties dat een relatie tussen deze 2 parameters vaak moeilijk te vinden is.

Figuur 3.7 Relatie E.coli versus vogel

De vergelijking van de indicatoren voor fecale verontreiniging met de vogelspecifieke merker levert wel een significante trend op, zoals zichtbaar in figuur 3alle locaties én E. coli én vogelmerker is aangetroffen en beiden in relatief hoge aantallen.

Figuur 3.8 Relatie Campylobacter versus vogel In figuur 3.8 wordt onder andere de relatie bekeken tussen de ‘traditionele’ vogelmerker lobacter en de dna-vogelmerker. Op het oog lijkt er inderdaad een relatie, welke wordt bevetigd door de regressietest. Er is een zeer significante relatie tussen beide parbetrouwbaarheid van kleiner dan 0,007. Dit is ook te verwachten omdat niet op alle locaties dze 2 parameters worden gemeten. Alleen die locaties waar verwacht wordt dat vogels van blang zijn zijn beide parameters gemeten.Ook wordt in figuur 3.8 de relatie tussen Totaal lijkt op het oog duidelijk zichtbaar, maar is volgens de regressietest alleen significant bij de loggetransformeerde waarden en niet bij de absolute waarnemingen. Fecale indicatoren versus humaanDNAIn veel monsters is ook humaan dna aangetroffen. Er zijn voldoende waarneming om ook deze parameter met de andere te vergelijken.

Figuur 3.9 Relatie E. coli versus humaan

1

10

100

1000

10000

1 10 100 1000

vo

gel H

elic

ob

act

er

(dn

a/m

l)

E. coli (kve/100ml)

E. coli vs vogels-

1

10

100

1000

10000

1 10

voge

l He

lico

bac

ter

(dn

a/m

l)

Campylobacter(kve/100ml)

Campylobacter vs vogels

1

10

100

1000

10000

1 10 100 1000

Hu

ma

an B

acte

roid

es

(dn

a/m

l)

E. coli (kve/100ml)

E. coli vs humaan

Bijlage 4 : Relaties tussen de verschillende gemeten parameters

eigen beeld en ervaringen op verschillende andere zwemwaterlocaties dat een relatie tussen deze 2 parameters vaak moeilijk te vinden is.

versus vogel-merker (links) of Intestinale enterococcen versus vogel-merker (rechts

De vergelijking van de indicatoren voor fecale verontreiniging met de vogelspecifieke merker levert wel een significante trend op, zoals zichtbaar in figuur 3.7. Dit is te verklaren doordat op

vogelmerker is aangetroffen en beiden in relatief hoge aantallen.

versus vogel-merker (links) of Totaal bacteroides versus vogel-

wordt onder andere de relatie bekeken tussen de ‘traditionele’ vogelmerker vogelmerker. Op het oog lijkt er inderdaad een relatie, welke wordt beve

tigd door de regressietest. Er is een zeer significante relatie tussen beide parameters met een betrouwbaarheid van kleiner dan 0,007. Dit is ook te verwachten omdat niet op alle locaties dze 2 parameters worden gemeten. Alleen die locaties waar verwacht wordt dat vogels van blang zijn zijn beide parameters gemeten.

de relatie tussen Totaal Bacteroides en vogelmerker bekeken en deze lijkt op het oog duidelijk zichtbaar, maar is volgens de regressietest alleen significant bij de loggetransformeerde waarden en niet bij de absolute waarnemingen.

Fecale indicatoren versus humaanDNA In veel monsters is ook humaan dna aangetroffen. Er zijn voldoende waarneming om ook deze parameter met de andere te vergelijken.

versus humaan-merker (links) of intestinale enterococcen versus humaan

1000 10000 100000

E. coli (kve/100ml)

-dna

0,1

1

10

100

1000

10000

1 10 100voge

l He

lico

bac

ter

(dn

a/m

l)

Intestinale enterococcen (kve/100ml)

Int. entero vs vogels

100 1000

Campylobacter(kve/100ml)

Campylobacter vs vogels-dna

1

10

100

1000

10000

1 10 100 1000 10000

voge

l He

lico

bac

ter

(dn

a/m

l)

Totaal Bacteroides (dna/ml)

Totaal bacteroides vs vogels

1000 10000 100000

E. coli (kve/100ml)

E. coli vs humaan-dna

1

10

100

1000

10000

1 10 100

hu

maa

n B

acte

roid

es

(dn

a/m

l)

Intestinale enterococcen (kve/100ml)

Int. entero vs humaan

erschillende gemeten parameters (Vervolg 1)

, revisie

eigen beeld en ervaringen op verschillende andere zwemwaterlocaties dat een relatie tussen

merker (rechts

De vergelijking van de indicatoren voor fecale verontreiniging met de vogelspecifieke merker . Dit is te verklaren doordat op

vogelmerker is aangetroffen en beiden in relatief hoge aantallen.

-merker (rechts)

wordt onder andere de relatie bekeken tussen de ‘traditionele’ vogelmerker Campy-vogelmerker. Op het oog lijkt er inderdaad een relatie, welke wordt beves-

ameters met een betrouwbaarheid van kleiner dan 0,007. Dit is ook te verwachten omdat niet op alle locaties de-ze 2 parameters worden gemeten. Alleen die locaties waar verwacht wordt dat vogels van be-

en vogelmerker bekeken en deze lijkt op het oog duidelijk zichtbaar, maar is volgens de regressietest alleen significant bij de log-

In veel monsters is ook humaan dna aangetroffen. Er zijn voldoende waarneming om ook deze

humaan-merker (rechts)

1000 10000

Intestinale enterococcen (kve/100ml)

Int. entero vs vogels-dna

10000 100000 100000010000000

Totaal Bacteroides (dna/ml)

Totaal bacteroides vs vogels-dna

1000 10000

Intestinale enterococcen (kve/100ml)

Int. entero vs humaan-dna

Page 48: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Er is een significante negatievemaan-dna. Dit is deels te verklaren doordat er geen enkele locatie is waar alleen humaanaangetroffen. Altijd werd er ook vogker en de indicatoren is sterker. Er wordt dus geen relatie gevonden tussen humaanindicatoren voor fecale verontreiniging in deze dataset op deze specifieke locaties. Ditzelfde geld voor de relatie tussen Totaal tieve en/of negatieve relatie gevonden (figuur 3.

Figuur 3.10 Relatie Totaal Bacteroides versus humaan

1

10

100

1000

10000

1 10 100 1000 10000

Hu

maa

n B

act

ero

ide

s (

dn

a/m

l)

Totaal Bacteroides (dna/ml)

Totaal bacteroides vs humaan

Bijlage 4 : Relaties tussen de verschillende gemeten parameters

negatieve relatie tussen de indicatoren voor fecale verontreiniging en hdna. Dit is deels te verklaren doordat er geen enkele locatie is waar alleen humaan

aangetroffen. Altijd werd er ook vogelspecifieke merkers gemeten. De relatie tussen vogelmeker en de indicatoren is sterker. Er wordt dus geen relatie gevonden tussen humaanindicatoren voor fecale verontreiniging in deze dataset op deze specifieke locaties. Ditzelfde

relatie tussen Totaal Bacteroides en humaan-dna, daarbij is geen significante postieve en/of negatieve relatie gevonden (figuur 3.10).

Relatie Totaal Bacteroides versus humaan-merker.

100000 100000010000000

Totaal Bacteroides (dna/ml)

Totaal bacteroides vs humaan-dna

verschillende gemeten parameters (Vervolg 2)

, revisie

relatie tussen de indicatoren voor fecale verontreiniging en hu-dna. Dit is deels te verklaren doordat er geen enkele locatie is waar alleen humaan-dna is

elspecifieke merkers gemeten. De relatie tussen vogelmer-ker en de indicatoren is sterker. Er wordt dus geen relatie gevonden tussen humaan-dna en de indicatoren voor fecale verontreiniging in deze dataset op deze specifieke locaties. Ditzelfde

dna, daarbij is geen significante posi-

Page 49: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Literatuurscan

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Bijlage 5

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 3)

, revisie

Vogelwerende maatregelen

Page 50: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Referentienummer

GM-0068361

Betreft

Interview/literatuuronderzoek gedrag vogels en vogelwerende maatregelen

Aanleiding In opdracht van RWS Waterdienst voert Grontmij Nederland B.V. samen met KWR onderzoek uit naar de bijdrage van vogels aan de zwemwaterkwaliteit. Binnen dit onderzoek zijn er meedere deelonderzoeken te onderscheiden. Edag van vogels en de ervaringen die zijn opgedaan ten aanzien van vogelwerende maatreglen. Dit onderdeel is aan de hand van literatuurstudie en op basis van interviews met vogelexperts uitgevoerd. In deze notitie staat een overzicht van de verkHet onderzoek richt zich met name op vogels die rondom het IJsselmeer op de zwemwaterlocties voorkomen. Het gaat hierbij om:• Zwanen. • Ganzen. • Eenden. • Meeuwen. • Aalscholvers. Tijdens de interviews kwam naar voren dat op het IJsselmeer zicden. Over het algemeen kan gesteld worden dat met name zwanen op en rond de zwemwatelocaties voorkomen, dit geldt ook voor ganzen. Eenden en meeuwen zijn minder vertegenwoodigd. Wel kunnen deze op specifieke locaties voorkomen vissershaven in de nabijheid). Op een enkele locatie wordt gesproken over aalscholvers. Gedurende het zwemseizoen (2012) worden door monsternemers kaartjes bijgehouden waarop aangegeven wordt of er feces ligt (en type),het aantal bezoekers en de weersomstandigheden.Op basis van deze gegevens wordt in een later stadium van het project locatiespecifiek gekken welke vogelwerende maatregelen passend zijn. Deze notitie is mricht zich op een inventarisatie van het gedrag van vogels die de zwemlocaties frequent bezoken (zie hierboven) en de ervaringen die zijn opgedaan met vogelwerende maatregelen op bsis van een literatuurstudie en interviews. 1 Interviews In totaal zijn er acht mensen geïnterviewd. Zij zijn op basis van hun kennis geselecteerd.Het gaat om de volgende acht personen:• De heer M. Platteeuw, Rijkswaterstaat, senior adviseur ecologie.• De heer D. Kleijn, ecoloog onderzoek Wageningen UR.• De heer A. van der Linden, RGV, beheerder diverse terreinen.• De heer J. Mooij, biologisch station Wesel.• De heer B. Voslamber, SOFON, wetenschappelijk medewerker.• De heer M.B. van Eerden, Rijkswaterstaat, bioloog.• De heer R. Zwaan, Staatsbosbeheer, boswac

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Datum Kenmerk

17 juli 2012 321774

Interview/literatuuronderzoek gedrag vogels en vogelwerende maatregelen

In opdracht van RWS Waterdienst voert Grontmij Nederland B.V. samen met KWR onderzoek uit naar de bijdrage van vogels aan de zwemwaterkwaliteit. Binnen dit onderzoek zijn er meedere deelonderzoeken te onderscheiden. Eén van deze deelonderzoeken richt zichdag van vogels en de ervaringen die zijn opgedaan ten aanzien van vogelwerende maatreg

Dit onderdeel is aan de hand van literatuurstudie en op basis van interviews met vogelexperts uitgevoerd. In deze notitie staat een overzicht van de verkregen informatie. Het onderzoek richt zich met name op vogels die rondom het IJsselmeer op de zwemwaterlocties voorkomen. Het gaat hierbij om:

Tijdens de interviews kwam naar voren dat op het IJsselmeer zich ook veel meerkoeten beviden. Over het algemeen kan gesteld worden dat met name zwanen op en rond de zwemwatelocaties voorkomen, dit geldt ook voor ganzen. Eenden en meeuwen zijn minder vertegenwoodigd. Wel kunnen deze op specifieke locaties voorkomen (bijv. meeuwen op locaties met een vissershaven in de nabijheid). Op een enkele locatie wordt gesproken over aalscholvers.

Gedurende het zwemseizoen (2012) worden door monsternemers kaartjes bijgehouden waarop aangegeven wordt of er feces ligt (en type), welke vogels/dieren er zijn aangetroffen en waar, het aantal bezoekers en de weersomstandigheden. Op basis van deze gegevens wordt in een later stadium van het project locatiespecifiek gekken welke vogelwerende maatregelen passend zijn. Deze notitie is meer algemeen van aard en richt zich op een inventarisatie van het gedrag van vogels die de zwemlocaties frequent bezoken (zie hierboven) en de ervaringen die zijn opgedaan met vogelwerende maatregelen op bsis van een literatuurstudie en interviews.

In totaal zijn er acht mensen geïnterviewd. Zij zijn op basis van hun kennis geselecteerd.Het gaat om de volgende acht personen:

De heer M. Platteeuw, Rijkswaterstaat, senior adviseur ecologie. De heer D. Kleijn, ecoloog onderzoek Wageningen UR. De heer A. van der Linden, RGV, beheerder diverse terreinen. De heer J. Mooij, biologisch station Wesel. De heer B. Voslamber, SOFON, wetenschappelijk medewerker. De heer M.B. van Eerden, Rijkswaterstaat, bioloog. De heer R. Zwaan, Staatsbosbeheer, boswachter.

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

, revisie

In opdracht van RWS Waterdienst voert Grontmij Nederland B.V. samen met KWR onderzoek uit naar de bijdrage van vogels aan de zwemwaterkwaliteit. Binnen dit onderzoek zijn er meer-

n van deze deelonderzoeken richt zich op het ge-dag van vogels en de ervaringen die zijn opgedaan ten aanzien van vogelwerende maatrege-

Dit onderdeel is aan de hand van literatuurstudie en op basis van interviews met vogelexperts

Het onderzoek richt zich met name op vogels die rondom het IJsselmeer op de zwemwaterloca-

h ook veel meerkoeten bevin-den. Over het algemeen kan gesteld worden dat met name zwanen op en rond de zwemwater-locaties voorkomen, dit geldt ook voor ganzen. Eenden en meeuwen zijn minder vertegenwoor-

(bijv. meeuwen op locaties met een vissershaven in de nabijheid). Op een enkele locatie wordt gesproken over aalscholvers.

Gedurende het zwemseizoen (2012) worden door monsternemers kaartjes bijgehouden waarop welke vogels/dieren er zijn aangetroffen en waar,

Op basis van deze gegevens wordt in een later stadium van het project locatiespecifiek geke-eer algemeen van aard en

richt zich op een inventarisatie van het gedrag van vogels die de zwemlocaties frequent bezoe-ken (zie hierboven) en de ervaringen die zijn opgedaan met vogelwerende maatregelen op ba-

In totaal zijn er acht mensen geïnterviewd. Zij zijn op basis van hun kennis geselecteerd.

Page 51: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Deze interviews zijn voor wat betreft vogelwerende maatregelen niet apart gerapporteerd maar gebruikt ter aanvulling en verificatie van de literatuurstudie. 1.1 Zwanen Zwanen komen in grote aantallen voor op het IJsselmeer gebied. Vooral ode, in juli, bevinden ze zich in grote groepen bij elkaar. Deze specifieke gebieden waar zwnen ruien (Steile Bank, De Kreupel) liggen echter niet in de omgeving van zwemwaterlocaties. Zwanen eten hoofdzakelijk waterplanten en leven oworden dat zwanen plaatsgebonden zijn. Is een locatie voor hun geschikt dan zullen zij zich niet snel verplaatsen. Zwanen komen af en toe op het strand, over het algemeen slapen en poepen zij op het water. In vergelijking met ganzen is het de verwachting dat zwanen een betere vertring hebben. Zwanen nemen de laatste jaren in aantal toe, dit heeft mede te maken met de wterkwaliteitsverbetering. Als gevolg daarvan zijn er meer waterplanten (hoger voedselaanbod) waar de zwanen op af komen. 1.2 Ganzen Ganzen eten graag kort, eiwitrijk gras. Tijdens het najaar bevinden ze zich bovendien op het land om de oogstresten op te eten. Het gaat in het IJsselmeer gebied in de zomer met name om grauwe ganzen. Deze zijn in de pedan voornamelijk in ondiep water (bijv. ondergelopen land met riet). Ganzen zijn de laatste jaren in aantal toegenomen, het aanbod van goed, voedselrijk gras is hier mede de oorzaak van. Ganzen slapen op het water, gedurende 6 uur per dag. Overdag poepen ze om de 6 minuten, ’s nachts op het water om de 15 minuten. Ze nemen naar verhouding vrij weinig voedingsstofen op, dit betekent dat ze veel dienen te eten om voldoende binnen te krijgen. 1.3 Meerkoet De meerkoet is een planteneter die zich vrijwel continue op het water bevindt. Qua gedrag lijkt de meerkoet op de zwaan. Ook de meerkoet neemt in aantal toe, dit heeft mede te maken met de het aanwezigheid van waterplanten ten gevolge van de (be 1.4 Meeuw Meeuwen zijn echte alleseters, ze hebben van nature een voorkeur voor dierlijk voedsel. Meeuwen bevinden zich graag op plaatsen waar afval ligt, zodat voedsel makkelijk voorhanden is. Ze slapen op het water, en poepen deel 1.5 Aalscholver Aalscholvers komen veelal in kolonies voor, ze bevinden zich vaak in hoge bomen of elektricteitsmasten. Het zijn viseters, ze hebben voldoende zicht nodig om te kunnen jagen. Gezien het visrijke dieet van de aalscholver bevat de feces meer nitraat. Naar verwachting is het aantal darmbacteriën in de feces hoger dan bij de planteneters. 1.6 Eend Qua eenden gaat het in het IJsselmeer gebied met name over de kuifeend. Deze eten vooral macrofauna, muggenlarven en poepen dus ook op het water. Alleen tijdens de broedperiode komen ze op het land, ze beviden zich dan in de oeverzones. 2 Vogelwerende maatregelen Op basis van literatuur zijn de vogelwerener veel literatuur beschikbaar over ganzen. Vandaar dat de meeste maatregelen zich hierop richten. Tijdens de interviews zijn, naast vragen over het gedrag, ook de vogelwerende maaregelen aan de orde geweest. Maatregelen zijn per vogelsoort doorgenomen. In onderstaand overzicht staat de verkregen informatie weergegeven. Als eerste wordt de iformatie uit het literatuuronderzoek gepresenteerd, dit is vervolgens aangevuld met de informtie verkregen uit de interviews.

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Deze interviews zijn voor wat betreft vogelwerende maatregelen niet apart gerapporteerd maar gebruikt ter aanvulling en verificatie van de literatuurstudie.

Zwanen komen in grote aantallen voor op het IJsselmeer gebied. Vooral gedurende de rui perode, in juli, bevinden ze zich in grote groepen bij elkaar. Deze specifieke gebieden waar zwnen ruien (Steile Bank, De Kreupel) liggen echter niet in de omgeving van zwemwaterlocaties. Zwanen eten hoofdzakelijk waterplanten en leven op het water. Over het algemeen kan gesteld worden dat zwanen plaatsgebonden zijn. Is een locatie voor hun geschikt dan zullen zij zich niet snel verplaatsen. Zwanen komen af en toe op het strand, over het algemeen slapen en poepen

elijking met ganzen is het de verwachting dat zwanen een betere vertring hebben. Zwanen nemen de laatste jaren in aantal toe, dit heeft mede te maken met de wterkwaliteitsverbetering. Als gevolg daarvan zijn er meer waterplanten (hoger voedselaanbod)

r de zwanen op af komen.

Ganzen eten graag kort, eiwitrijk gras. Tijdens het najaar bevinden ze zich bovendien op het land om de oogstresten op te eten. Het gaat in het IJsselmeer gebied in de zomer met name om grauwe ganzen. Deze zijn in de periode van half mei tot half juni in de rui. Ze bevinden zich dan voornamelijk in ondiep water (bijv. ondergelopen land met riet). Ganzen zijn de laatste jaren in aantal toegenomen, het aanbod van goed, voedselrijk gras is hier mede de oorzaak van.

slapen op het water, gedurende 6 uur per dag. Overdag poepen ze om de 6 minuten, ’s nachts op het water om de 15 minuten. Ze nemen naar verhouding vrij weinig voedingsstofen op, dit betekent dat ze veel dienen te eten om voldoende binnen te krijgen.

De meerkoet is een planteneter die zich vrijwel continue op het water bevindt. Qua gedrag lijkt de meerkoet op de zwaan. Ook de meerkoet neemt in aantal toe, dit heeft mede te maken met de het aanwezigheid van waterplanten ten gevolge van de (betere) waterkwaliteit.

Meeuwen zijn echte alleseters, ze hebben van nature een voorkeur voor dierlijk voedsel. Meeuwen bevinden zich graag op plaatsen waar afval ligt, zodat voedsel makkelijk voorhanden is. Ze slapen op het water, en poepen deels op land en deels op water.

Aalscholvers komen veelal in kolonies voor, ze bevinden zich vaak in hoge bomen of elektricteitsmasten. Het zijn viseters, ze hebben voldoende zicht nodig om te kunnen jagen. Gezien het

alscholver bevat de feces meer nitraat. Naar verwachting is het aantal darmbacteriën in de feces hoger dan bij de planteneters.

Qua eenden gaat het in het IJsselmeer gebied met name over de kuifeend. Deze eten vooral macrofauna, muggenlarven en mosselen. Ze leven vrijwel continue op het water, ze slapen en poepen dus ook op het water. Alleen tijdens de broedperiode komen ze op het land, ze beviden zich dan in de oeverzones.

Vogelwerende maatregelen

Op basis van literatuur zijn de vogelwerende maatregelen in beeld gebracht. Naar verhouding is er veel literatuur beschikbaar over ganzen. Vandaar dat de meeste maatregelen zich hierop richten. Tijdens de interviews zijn, naast vragen over het gedrag, ook de vogelwerende maa

eweest. Maatregelen zijn per vogelsoort doorgenomen. In onderstaand overzicht staat de verkregen informatie weergegeven. Als eerste wordt de iformatie uit het literatuuronderzoek gepresenteerd, dit is vervolgens aangevuld met de inform

de interviews.

tuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 1)

, revisie

Deze interviews zijn voor wat betreft vogelwerende maatregelen niet apart gerapporteerd maar

gedurende de rui peri-ode, in juli, bevinden ze zich in grote groepen bij elkaar. Deze specifieke gebieden waar zwa-nen ruien (Steile Bank, De Kreupel) liggen echter niet in de omgeving van zwemwaterlocaties.

p het water. Over het algemeen kan gesteld worden dat zwanen plaatsgebonden zijn. Is een locatie voor hun geschikt dan zullen zij zich niet snel verplaatsen. Zwanen komen af en toe op het strand, over het algemeen slapen en poepen

elijking met ganzen is het de verwachting dat zwanen een betere verte-ring hebben. Zwanen nemen de laatste jaren in aantal toe, dit heeft mede te maken met de wa-terkwaliteitsverbetering. Als gevolg daarvan zijn er meer waterplanten (hoger voedselaanbod)

Ganzen eten graag kort, eiwitrijk gras. Tijdens het najaar bevinden ze zich bovendien op het land om de oogstresten op te eten. Het gaat in het IJsselmeer gebied in de zomer met name

riode van half mei tot half juni in de rui. Ze bevinden zich dan voornamelijk in ondiep water (bijv. ondergelopen land met riet). Ganzen zijn de laatste jaren in aantal toegenomen, het aanbod van goed, voedselrijk gras is hier mede de oorzaak van.

slapen op het water, gedurende 6 uur per dag. Overdag poepen ze om de 6 minuten, ’s nachts op het water om de 15 minuten. Ze nemen naar verhouding vrij weinig voedingsstof-fen op, dit betekent dat ze veel dienen te eten om voldoende binnen te krijgen.

De meerkoet is een planteneter die zich vrijwel continue op het water bevindt. Qua gedrag lijkt de meerkoet op de zwaan. Ook de meerkoet neemt in aantal toe, dit heeft mede te maken met

tere) waterkwaliteit.

Meeuwen zijn echte alleseters, ze hebben van nature een voorkeur voor dierlijk voedsel. Meeuwen bevinden zich graag op plaatsen waar afval ligt, zodat voedsel makkelijk voorhanden

Aalscholvers komen veelal in kolonies voor, ze bevinden zich vaak in hoge bomen of elektrici-teitsmasten. Het zijn viseters, ze hebben voldoende zicht nodig om te kunnen jagen. Gezien het

alscholver bevat de feces meer nitraat. Naar verwachting is het aantal

Qua eenden gaat het in het IJsselmeer gebied met name over de kuifeend. Deze eten vooral mosselen. Ze leven vrijwel continue op het water, ze slapen en

poepen dus ook op het water. Alleen tijdens de broedperiode komen ze op het land, ze bevin-

de maatregelen in beeld gebracht. Naar verhouding is er veel literatuur beschikbaar over ganzen. Vandaar dat de meeste maatregelen zich hierop richten. Tijdens de interviews zijn, naast vragen over het gedrag, ook de vogelwerende maat-

In onderstaand overzicht staat de verkregen informatie weergegeven. Als eerste wordt de in-formatie uit het literatuuronderzoek gepresenteerd, dit is vervolgens aangevuld met de informa-

Page 52: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

2.1 Aantalregulatie Jacht Dat jacht in staat is om de populatiegrootte van ganzen te beïnvloeden kan geconcludeerd woden uit de populatiedynamiek van Brandganzen, Rotganzen en Kolganzen in Westbinge, 1991, in Drees en Kuiper, ke toename zien in populatiegrootte die verband lijkt te houden met de beperking van de jacht op deze soorten. Een opmerking hierbij is dat de jacht in de voorgaande periode plaatsvond in de overwinteringgebieden, in de broedgebieden en in de gebieden die op de trekroute lagen. Dus bij een internationaal uitgeoefende jacht is men in staat het aantal ganzen te reduceren. Op kleine schaal heeft jacht geen zin om de aantallen te verminderen. Daarnaschillende studies die laten zien dat de relatie tussen afschot en populatiegroei niet zo eendudig is omdat de reproductie van ganzen in de broedgebieden beïnvloed wordt door dichtheidafhankelijke effecten (Ogilvie, 1982; Owen, 1984; L1998: in Drees en Kuiper, 2006). Van der Jeugd en zijn collega’s (2006; in Melman e.a., 2011) geven ook aan dat afschot minder gericht is en dus minder effectief is dan vangen en afmaken. Behalve het aantalreducerende effect verjaagt de jacht de vogels ook. De combinatie van vejagen met afschot wordt daarom ook wel ingezet, in sommige situaties met succes en in somige zonder succes (Vickery en Summers, 1992; Percival e.a., 1997; Béchet e.a., 2004, Kleijn e.a., 2009: in Melman e.a., 2011). Drees en Kuiper (2006) geven aan dat afschot een effectieve methode kan zijn voor het verjagen van watervogels. De effectiviteit van deze methode hangt af van een aantal factoren: • Hoe onvoorspelbaar het afschot is voor de vogels ho• Er moet voldoende intensief geschoten worden. • En verjaging door afschot is effectiever bij de aanwezigheid van alternatieve foerageerloc

ties. Met schieten is in Denemarken ook geprobeerd om het dagritme van ganzen te ontregdat deze later op de dag gaan foerageren (Madsen, 2001; in Melman e.a., 2011). Dit was echter weinig effectief. Uit de interviews komt naar voren dat jacht weinig invloed heeft op de populatie. Behalve als er rigoureus ingegrepen kan worden effect. Aan de andere kant wordt ook aangegeven dat als gevolg van jacht, de omstandigheden (voedselaanbod) van de overlevende ganzen verbeteren, met als gevolg dat de overlevingkansen van deze ganzen toenemen. Specifiek doden Ebbinge en collega’s (2007) halen het doden van geslachtsrijpe paren in het begin van de broedtijd aan als een snelle maatregel voor het verwijderen van lokale broedpopulaties rondom Schiphol. Met deze maatregel bestaat echtervangen en doden van ruiende ganzen als mogelijke maatregel; vogels kunnen tijdens de rui niet vliegen. Indien het doden tegen emotionele bezwaren leidt, is het verplaatsen een optie. Uit de interviews komt naar voren dat het doden (vergassen) van ganzen in de rui een optie is.In de ruiperiode kunnen de ganzen niet vliegen en zijn deze makkelijker te vangen. De gevagen ganzen worden vervolgens vergast. In de huidige regelgeving is het vergassen van gazen/vogels niet toegestaan. In het verleden was deze methode wel toegestaan, in de uitwaaden is het gelukt om het aantal ganzen op deze manier te reduceren. Het is dan wel van belang dat vrijwel de gehele populatie wordt aangepakt. Gezien de locatie is het eze methode (stel dat dit juridisch mogelijk wordt) toegepast kan worden. Aangezien de populatie erg groot is. Reduceren nestplaatsen/verwijderen nestenGanzen hebben een voorkeur om op eilandjes, schiereilandjes en ononderbroken oevebroeden. Het opheffen of, in een nieuw systeem, het niet aanbrengen van de dergelijke plekken

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Dat jacht in staat is om de populatiegrootte van ganzen te beïnvloeden kan geconcludeerd woden uit de populatiedynamiek van Brandganzen, Rotganzen en Kolganzen in Westbinge, 1991, in Drees en Kuiper, 2006). Alle drie deze soorten laten de laatste 25 jaar een steke toename zien in populatiegrootte die verband lijkt te houden met de beperking van de jacht op deze soorten. Een opmerking hierbij is dat de jacht in de voorgaande periode plaatsvond in

erwinteringgebieden, in de broedgebieden en in de gebieden die op de trekroute lagen. Dus bij een internationaal uitgeoefende jacht is men in staat het aantal ganzen te reduceren. Op kleine schaal heeft jacht geen zin om de aantallen te verminderen. Daarnaast zijn er ook veschillende studies die laten zien dat de relatie tussen afschot en populatiegroei niet zo eendudig is omdat de reproductie van ganzen in de broedgebieden beïnvloed wordt door dichtheidafhankelijke effecten (Ogilvie, 1982; Owen, 1984; Larsson en Forslund, 1994; Larsson e.a., 1998: in Drees en Kuiper, 2006). Van der Jeugd en zijn collega’s (2006; in Melman e.a., 2011) geven ook aan dat afschot minder gericht is en dus minder effectief is dan vangen en afmaken.

de effect verjaagt de jacht de vogels ook. De combinatie van vejagen met afschot wordt daarom ook wel ingezet, in sommige situaties met succes en in somige zonder succes (Vickery en Summers, 1992; Percival e.a., 1997; Béchet e.a., 2004, Kleijn

: in Melman e.a., 2011). Drees en Kuiper (2006) geven aan dat afschot een effectieve methode kan zijn voor het verjagen van watervogels. De effectiviteit van deze methode hangt af

Hoe onvoorspelbaar het afschot is voor de vogels hoe effectiever de maatregel. Er moet voldoende intensief geschoten worden. En verjaging door afschot is effectiever bij de aanwezigheid van alternatieve foerageerloc

Met schieten is in Denemarken ook geprobeerd om het dagritme van ganzen te ontregdat deze later op de dag gaan foerageren (Madsen, 2001; in Melman e.a., 2011). Dit was echter

Uit de interviews komt naar voren dat jacht weinig invloed heeft op de populatie. Behalve als er rigoureus ingegrepen kan worden en de maatregel jaarlijks wordt toepast, heeft jacht wellicht effect. Aan de andere kant wordt ook aangegeven dat als gevolg van jacht, de omstandigheden (voedselaanbod) van de overlevende ganzen verbeteren, met als gevolg dat de overleving

n toenemen.

Ebbinge en collega’s (2007) halen het doden van geslachtsrijpe paren in het begin van de broedtijd aan als een snelle maatregel voor het verwijderen van lokale broedpopulaties rondom Schiphol. Met deze maatregel bestaat echter weinig praktijkervaring. Daarnaast noemen zij het vangen en doden van ruiende ganzen als mogelijke maatregel; vogels kunnen tijdens de rui niet vliegen. Indien het doden tegen emotionele bezwaren leidt, is het verplaatsen een optie.

t naar voren dat het doden (vergassen) van ganzen in de rui een optie is.In de ruiperiode kunnen de ganzen niet vliegen en zijn deze makkelijker te vangen. De gevagen ganzen worden vervolgens vergast. In de huidige regelgeving is het vergassen van ga

/vogels niet toegestaan. In het verleden was deze methode wel toegestaan, in de uitwaaden is het gelukt om het aantal ganzen op deze manier te reduceren. Het is dan wel van belang dat vrijwel de gehele populatie wordt aangepakt. Gezien de locatie is het echter de vraag of dze methode (stel dat dit juridisch mogelijk wordt) toegepast kan worden. Aangezien de populatie

Reduceren nestplaatsen/verwijderen nesten Ganzen hebben een voorkeur om op eilandjes, schiereilandjes en ononderbroken oevebroeden. Het opheffen of, in een nieuw systeem, het niet aanbrengen van de dergelijke plekken

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 2)

, revisie

Dat jacht in staat is om de populatiegrootte van ganzen te beïnvloeden kan geconcludeerd wor-den uit de populatiedynamiek van Brandganzen, Rotganzen en Kolganzen in West-Europa (Eb-

2006). Alle drie deze soorten laten de laatste 25 jaar een ster-ke toename zien in populatiegrootte die verband lijkt te houden met de beperking van de jacht op deze soorten. Een opmerking hierbij is dat de jacht in de voorgaande periode plaatsvond in

erwinteringgebieden, in de broedgebieden en in de gebieden die op de trekroute lagen. Dus bij een internationaal uitgeoefende jacht is men in staat het aantal ganzen te reduceren. Op

ast zijn er ook ver-schillende studies die laten zien dat de relatie tussen afschot en populatiegroei niet zo eendui-dig is omdat de reproductie van ganzen in de broedgebieden beïnvloed wordt door dichtheids-

arsson en Forslund, 1994; Larsson e.a., 1998: in Drees en Kuiper, 2006). Van der Jeugd en zijn collega’s (2006; in Melman e.a., 2011) geven ook aan dat afschot minder gericht is en dus minder effectief is dan vangen en afmaken.

de effect verjaagt de jacht de vogels ook. De combinatie van ver-jagen met afschot wordt daarom ook wel ingezet, in sommige situaties met succes en in som-mige zonder succes (Vickery en Summers, 1992; Percival e.a., 1997; Béchet e.a., 2004, Kleijn

: in Melman e.a., 2011). Drees en Kuiper (2006) geven aan dat afschot een effectieve methode kan zijn voor het verjagen van watervogels. De effectiviteit van deze methode hangt af

e effectiever de maatregel.

En verjaging door afschot is effectiever bij de aanwezigheid van alternatieve foerageerloca-

Met schieten is in Denemarken ook geprobeerd om het dagritme van ganzen te ontregelen, zo-dat deze later op de dag gaan foerageren (Madsen, 2001; in Melman e.a., 2011). Dit was echter

Uit de interviews komt naar voren dat jacht weinig invloed heeft op de populatie. Behalve als er maatregel jaarlijks wordt toepast, heeft jacht wellicht

effect. Aan de andere kant wordt ook aangegeven dat als gevolg van jacht, de omstandigheden (voedselaanbod) van de overlevende ganzen verbeteren, met als gevolg dat de overlevings-

Ebbinge en collega’s (2007) halen het doden van geslachtsrijpe paren in het begin van de broedtijd aan als een snelle maatregel voor het verwijderen van lokale broedpopulaties rondom

weinig praktijkervaring. Daarnaast noemen zij het vangen en doden van ruiende ganzen als mogelijke maatregel; vogels kunnen tijdens de rui niet vliegen. Indien het doden tegen emotionele bezwaren leidt, is het verplaatsen een optie.

t naar voren dat het doden (vergassen) van ganzen in de rui een optie is. In de ruiperiode kunnen de ganzen niet vliegen en zijn deze makkelijker te vangen. De gevan-gen ganzen worden vervolgens vergast. In de huidige regelgeving is het vergassen van gan-

/vogels niet toegestaan. In het verleden was deze methode wel toegestaan, in de uitwaar-den is het gelukt om het aantal ganzen op deze manier te reduceren. Het is dan wel van belang

chter de vraag of de-ze methode (stel dat dit juridisch mogelijk wordt) toegepast kan worden. Aangezien de populatie

Ganzen hebben een voorkeur om op eilandjes, schiereilandjes en ononderbroken oevers te broeden. Het opheffen of, in een nieuw systeem, het niet aanbrengen van de dergelijke plekken

Page 53: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

kan de aanwas van ganzen in een gebied beperken (HSUS, 2004). Het verwijderen van de neten zelf is ook een optie maar ganzen hebben wel de neiging om, afhaeerste (verwijderde) leg, een nieuw nest te maken en eieren te leggen (HSUS, 2004).Het verwijderen van nesten kan ook door het waterpeil (tijdelijk) te verhogen tijdens het broeseizoen (Smith e.a., 1990). Aan de andere kant kan zorgen dat predatoren (en mensen) de nesten beter kunnen bereiken (Smith e.a., 1990). Eieren schudden/rapen Schudden of rapen van eieren van overzomerende ganzen beperkt de reproductie. Veel sooten beginnen wel een nieuw legsel als het eerste mislukt (lees geraapt is). Het verminderen van de reproductie is daarom effectiever als de eieren blijven liggen en een behandeling ondergaan die voorkomt dat ze uitkomen. In dat geval kan ook gedacht worden aan het vervangeieren door nepeieren (Smith e.a. 1990). De ouders zullen dan blijven broeden tot na de normle uitkomstdatum alvorens ze het nest verlaten. Veel soorten kunnen daarna alsnog een tweede legsel beginnen. Een mogelijk alternatief is daarom om één eten. Deze komt uit, en de ouders zullen de rest van het seizoen bezig zijn om dit ene jong groot te brengen. Hiermee wordt voorkomen dat een volledig nieuwe legsel wordt gelegd en uitgbroed (Drees en Kuiper, 2006). Uit onderzoeken van Schekkerman (2000) en Van der Jeugd (2006) en hun collega’s (in Ebbige e.a., 2007) komt naar voren dat het schudden of anderszins onklaar maken van eieren vriwel geen effect heeft. Volgens Van der Jeugd (2006; in Melman e.a., 2011) heren van eieren alleen zin als alle eieren in alle broedjaren van een gans nagenoeg compleet worden verwijderd. Zolang 25per saldo van gelijke omvang of groeit zelfs door (VosMeer dan 70-80% van de eieren onklaar maken is in de praktijk niet haalbaar. Schekkerman en collega’s (2000; in Melman e.a., 2011) geven aan dat eieren rapen alleen zin heeft als dit in een vroeg stadium van de aantaltoename wordt gedaan. Op basis van de interviews wordt aangegeven dat het schudden van eieren niet effectief is. Vaak worden de eieren van nesten geschud die makkelijk gevonden kunnen worden.De overlevingskansen van deze nesten is sowieso al kleiner. De ehet schudden van de eieren, de overlevingskansen (van de ganzen die wel uit komen) groter is. Alleen als vrijwel alle eieren geschut worden (rond de 90%) zou het een effectieve maatregel kunnen zijn. Dit wordt echter niet haal Eieren bespuiten Het bespuiten van eieren met olie (‘white mineral oil’) voorkomt dat eieren uitkomen.Deze methode is toegepast in Canada bij de Canadagans en bleek zeer effectief te zijn (Chritens et al., 1995, in Drees en Kuiper, 2006).paraffine gebruikt. Onvruchtbaar maken Sterilisatie van Canadese-ganzenmannetjes heeft een beperkt en tijdelijk effect blijkens een onderzoek van Converse en Kennelly (1994; in Melman e.a., 2011). Bynum enben met behulp van het hormoon verstorende Nicarbazin in lokaas getracht het uitkomen van eieren te beperken (2007; in Melman e.a., 2011). Dit had ook een beperkt en tijdelijk effect. Verplaatsen Het verplaatsen van ganzen naar een ander gebverleden met wisselend succes uitgevoerd (Addison en Amernic, 1983; Cooper, 1986, 1991: in Smith e.a., 1990). Het verplaatsen van volwassen ganzen is veelal ineffectief, omdat zij de steke neiging hebben om terug te keren (Cooper, 1978; Keefe, 1996: in Smith e.a., 1990). Verminderen draagkracht systeemHet verminderen van de draagkracht van het systeem is volgens Melman en collega’s (2011) theoretisch gezien een effectieve maatregel. Het grote aanbod van voeds

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

kan de aanwas van ganzen in een gebied beperken (HSUS, 2004). Het verwijderen van de neten zelf is ook een optie maar ganzen hebben wel de neiging om, afhankelijk van de tijd na de eerste (verwijderde) leg, een nieuw nest te maken en eieren te leggen (HSUS, 2004).Het verwijderen van nesten kan ook door het waterpeil (tijdelijk) te verhogen tijdens het broeseizoen (Smith e.a., 1990). Aan de andere kant kan het verlagen van het waterpeil er weer voor zorgen dat predatoren (en mensen) de nesten beter kunnen bereiken (Smith e.a., 1990).

Schudden of rapen van eieren van overzomerende ganzen beperkt de reproductie. Veel sooeen nieuw legsel als het eerste mislukt (lees geraapt is). Het verminderen van

de reproductie is daarom effectiever als de eieren blijven liggen en een behandeling ondergaan die voorkomt dat ze uitkomen. In dat geval kan ook gedacht worden aan het vervangeieren door nepeieren (Smith e.a. 1990). De ouders zullen dan blijven broeden tot na de normle uitkomstdatum alvorens ze het nest verlaten. Veel soorten kunnen daarna alsnog een tweede legsel beginnen. Een mogelijk alternatief is daarom om één ei in het legsel onbehandeld te lten. Deze komt uit, en de ouders zullen de rest van het seizoen bezig zijn om dit ene jong groot te brengen. Hiermee wordt voorkomen dat een volledig nieuwe legsel wordt gelegd en uitgbroed (Drees en Kuiper, 2006).

Uit onderzoeken van Schekkerman (2000) en Van der Jeugd (2006) en hun collega’s (in Ebbige e.a., 2007) komt naar voren dat het schudden of anderszins onklaar maken van eieren vriwel geen effect heeft. Volgens Van der Jeugd (2006; in Melman e.a., 2011) heren van eieren alleen zin als alle eieren in alle broedjaren van een gans nagenoeg compleet worden verwijderd. Zolang 25-30% van de eieren in een populatie uitkomen, blijft de populatie per saldo van gelijke omvang of groeit zelfs door (Voslamber, 2008; in Melman e.a., 2011).

80% van de eieren onklaar maken is in de praktijk niet haalbaar. Schekkerman en collega’s (2000; in Melman e.a., 2011) geven aan dat eieren rapen alleen zin heeft als dit in een vroeg

ename wordt gedaan.

Op basis van de interviews wordt aangegeven dat het schudden van eieren niet effectief is. Vaak worden de eieren van nesten geschud die makkelijk gevonden kunnen worden.De overlevingskansen van deze nesten is sowieso al kleiner. De ervaring is dat als gevolg van het schudden van de eieren, de overlevingskansen (van de ganzen die wel uit komen) groter is. Alleen als vrijwel alle eieren geschut worden (rond de 90%) zou het een effectieve maatregel kunnen zijn. Dit wordt echter niet haalbaar geacht.

Het bespuiten van eieren met olie (‘white mineral oil’) voorkomt dat eieren uitkomen.Deze methode is toegepast in Canada bij de Canadagans en bleek zeer effectief te zijn (Chri

, 1995, in Drees en Kuiper, 2006). Voor hetzelfde doel wordt hiervoor ook vloeibare

ganzenmannetjes heeft een beperkt en tijdelijk effect blijkens een onderzoek van Converse en Kennelly (1994; in Melman e.a., 2011). Bynum enben met behulp van het hormoon verstorende Nicarbazin in lokaas getracht het uitkomen van eieren te beperken (2007; in Melman e.a., 2011). Dit had ook een beperkt en tijdelijk effect.

Het verplaatsen van ganzen naar een ander gebied is een mogelijke maatregel maar is in het verleden met wisselend succes uitgevoerd (Addison en Amernic, 1983; Cooper, 1986, 1991: in Smith e.a., 1990). Het verplaatsen van volwassen ganzen is veelal ineffectief, omdat zij de ste

rug te keren (Cooper, 1978; Keefe, 1996: in Smith e.a., 1990).

Verminderen draagkracht systeem Het verminderen van de draagkracht van het systeem is volgens Melman en collega’s (2011) theoretisch gezien een effectieve maatregel. Het grote aanbod van voedselrijk gras in Nede

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 3)

, revisie

kan de aanwas van ganzen in een gebied beperken (HSUS, 2004). Het verwijderen van de nes-nkelijk van de tijd na de

eerste (verwijderde) leg, een nieuw nest te maken en eieren te leggen (HSUS, 2004). Het verwijderen van nesten kan ook door het waterpeil (tijdelijk) te verhogen tijdens het broed-

het verlagen van het waterpeil er weer voor zorgen dat predatoren (en mensen) de nesten beter kunnen bereiken (Smith e.a., 1990).

Schudden of rapen van eieren van overzomerende ganzen beperkt de reproductie. Veel soor-een nieuw legsel als het eerste mislukt (lees geraapt is). Het verminderen van

de reproductie is daarom effectiever als de eieren blijven liggen en een behandeling ondergaan die voorkomt dat ze uitkomen. In dat geval kan ook gedacht worden aan het vervangen van de eieren door nepeieren (Smith e.a. 1990). De ouders zullen dan blijven broeden tot na de norma-le uitkomstdatum alvorens ze het nest verlaten. Veel soorten kunnen daarna alsnog een tweede

i in het legsel onbehandeld te la-ten. Deze komt uit, en de ouders zullen de rest van het seizoen bezig zijn om dit ene jong groot te brengen. Hiermee wordt voorkomen dat een volledig nieuwe legsel wordt gelegd en uitge-

Uit onderzoeken van Schekkerman (2000) en Van der Jeugd (2006) en hun collega’s (in Ebbin-ge e.a., 2007) komt naar voren dat het schudden of anderszins onklaar maken van eieren vrij-wel geen effect heeft. Volgens Van der Jeugd (2006; in Melman e.a., 2011) heeft het manipule-ren van eieren alleen zin als alle eieren in alle broedjaren van een gans nagenoeg compleet

30% van de eieren in een populatie uitkomen, blijft de populatie lamber, 2008; in Melman e.a., 2011).

80% van de eieren onklaar maken is in de praktijk niet haalbaar. Schekkerman en collega’s (2000; in Melman e.a., 2011) geven aan dat eieren rapen alleen zin heeft als dit in een vroeg

Op basis van de interviews wordt aangegeven dat het schudden van eieren niet effectief is. Vaak worden de eieren van nesten geschud die makkelijk gevonden kunnen worden.

rvaring is dat als gevolg van het schudden van de eieren, de overlevingskansen (van de ganzen die wel uit komen) groter is. Alleen als vrijwel alle eieren geschut worden (rond de 90%) zou het een effectieve maatregel

Het bespuiten van eieren met olie (‘white mineral oil’) voorkomt dat eieren uitkomen. Deze methode is toegepast in Canada bij de Canadagans en bleek zeer effectief te zijn (Chris-

Voor hetzelfde doel wordt hiervoor ook vloeibare

ganzenmannetjes heeft een beperkt en tijdelijk effect blijkens een onderzoek van Converse en Kennelly (1994; in Melman e.a., 2011). Bynum en collega’s heb-ben met behulp van het hormoon verstorende Nicarbazin in lokaas getracht het uitkomen van eieren te beperken (2007; in Melman e.a., 2011). Dit had ook een beperkt en tijdelijk effect.

ied is een mogelijke maatregel maar is in het verleden met wisselend succes uitgevoerd (Addison en Amernic, 1983; Cooper, 1986, 1991: in Smith e.a., 1990). Het verplaatsen van volwassen ganzen is veelal ineffectief, omdat zij de ster-

rug te keren (Cooper, 1978; Keefe, 1996: in Smith e.a., 1990).

Het verminderen van de draagkracht van het systeem is volgens Melman en collega’s (2011) elrijk gras in Neder-

Page 54: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

land geeft een grote draagkracht voor de ganzenpopulatie. In natuurgebieden kan men het gbied laten verschralen; voor landbouwgronden is het terugbrengen van de draagkracht geen optie. In praktijk is over de effectiviteit van deze maat 2.2 GedragsbeïnvloedingGespannen draden/hekken/nettenOnderzoekers van Alterra hebben (Kleijn e.a., 2010) hebben gevonden dat heldergroene nylodraden, twee meter uiteen en gespannen op een hoogte van 0,8 meter boven de grtief waren in het weren van kleine kolonies ringsnavelmeeuwen. Constructies van gegalvanseerd ijzerdraad (2 meter hoog en 1 meter uit elkaar) of monofilament waren minder effectief dan gekleurd nylondraad. Met netten of hekken rondom een locatietervogels eveneens van een locatie buiten te sluiten (HSUS, 2004), aangezien ganzen (Candese ganzen) de neiging hebben om van en naar het water te lopen (Binnewies e.a., 1996). Dichte struiken of keiwallen hebben eveneens een wereschrikdraad (Binnewies e.a., 1996). Om ervoor te zorgen dat ganzen (en andere watervogels) niet op het water kunnen landen kan men ook netten of lijnen spannen boven het wateroppevlak (Smith e.a., 1990). Uit de interviews komt naar voren dat het spannen van draden geen optie is. Dit is niet verenibaar met de zwemwaterfunctie. Het afrasteren van de zwemwaterzone komt wel als maatregel naar voren. Het voorkomt dat ganzen/zwanen direct in de zwemzone komen. Wel is de veheid van de zwemmers een aandachtspunt. Vanuit het recreatieschap (RGV) wordt tevens aangegeven dat zwemmers/recreanten zelf graag ook buiten de zwemzone zwemmen. Verder blijft het de vraag wat het daadwerkelijke effect is op de waterkwaliteit. De vognen zich wel in de directe omgeving van de zwemwaterzone bevinden. Het poepen direct in de zwemzone en op het gras/strand wordt op deze manier wel voorkomen. Per locatie specifiek zal bekeken dienen te worden of deze maatregel toepasbaar is. Vlaggen/linten/ballonnen/vliegersVerschillende studies (Heinrich en Craven,1990; Summer en Wilson, 1990; Mason et al., 1993; Lane en Nakamura, 1996; in Drees en Kuiper, 2006), tonen aan dat het aanbrengen van (plastic) vlaggen een efficiëntewassen te verlagen door Smienten en verschillende ganzensoorten te verjagen. Het is van blang dat het materiaal van de vlaggen erg licht is, zodat bij weinig wind de vlaggen al in bewging komen. De kleur van de vlaggen lijkt van ondergeschikt belang (Mason en Clark, 1994; in Drees en Kuiper, 2006). De dichtheid aan vlaggen heeft waarschijnlijk ook effect maar daar doen de stdies in Drees en Kuiper (2006) geen uitsluitsel over. Volgens Parrott en Watola (2008; in man e.a., 2011) zijn goed zichtbare linten eveneens een perspectiefvolle maatregel.Meer dan 85% van de knobbelzwanen op een aantal koolzaadpercelen in Engeland konden hiermee worden verjaagd. Vlaggen samen met vuurpijlen en vogelverschrikker is een effcombinatie gebleken voor het verjagen van ganzen op Schiermonnikoog (Bos en Stahl, 2003; in Melman e.a., 2011). Daarnaast zijn ballonnen en vliegers ook mogelijk schrikmiddelen (HSUS, 2004). Een bekend probleem van vlaggen en andere technieken om sdat de vogels snel gewend raken aan de afschrikmethoden, vooral als er geen alternatieve voedselgronden voorhanden zijn (Drees en Kuiper, 2006). Op basis van de interviews wordt bovenstaande bevestigd. Het aanbrengen van linten kan efectief zijn maar vogel wennen snel aan een nieuwe situatie. Op de locaties dient tevens vodoende wind te zijn, zodat de vlaggen/linten alle kanten op kunnen wapperen. In Duitsland is er recent ervaring op gedaan met een opblaaspop, welke onverwachte bewDe eerste resultaten zijn positief, het is echter niet bekend wat de effecten op lange termijn zijn. Door de heer J. Mooij is aangegeven dat verstoring middels vlaggen een optie is, mits het ovoorspelbaar is. Het standaard verstoren (bijv.gels(ganzen/zwanen) herkennen hierin vrij snel een patroon. Vogelverschrikkers

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

land geeft een grote draagkracht voor de ganzenpopulatie. In natuurgebieden kan men het gbied laten verschralen; voor landbouwgronden is het terugbrengen van de draagkracht geen

In praktijk is over de effectiviteit van deze maatregel ook nog niet veel bekend.

Gedragsbeïnvloeding Gespannen draden/hekken/netten Onderzoekers van Alterra hebben (Kleijn e.a., 2010) hebben gevonden dat heldergroene nylodraden, twee meter uiteen en gespannen op een hoogte van 0,8 meter boven de grtief waren in het weren van kleine kolonies ringsnavelmeeuwen. Constructies van gegalvanseerd ijzerdraad (2 meter hoog en 1 meter uit elkaar) of monofilament waren minder effectief dan gekleurd nylondraad. Met netten of hekken rondom een locatie zijn ganzen en andere wtervogels eveneens van een locatie buiten te sluiten (HSUS, 2004), aangezien ganzen (Candese ganzen) de neiging hebben om van en naar het water te lopen (Binnewies e.a., 1996). Dichte struiken of keiwallen hebben eveneens een werend effect (Smith e.a., 1990), evenals schrikdraad (Binnewies e.a., 1996). Om ervoor te zorgen dat ganzen (en andere watervogels) niet op het water kunnen landen kan men ook netten of lijnen spannen boven het wateroppe

views komt naar voren dat het spannen van draden geen optie is. Dit is niet verenibaar met de zwemwaterfunctie. Het afrasteren van de zwemwaterzone komt wel als maatregel naar voren. Het voorkomt dat ganzen/zwanen direct in de zwemzone komen. Wel is de veheid van de zwemmers een aandachtspunt. Vanuit het recreatieschap (RGV) wordt tevens aangegeven dat zwemmers/recreanten zelf graag ook buiten de zwemzone zwemmen. Verder blijft het de vraag wat het daadwerkelijke effect is op de waterkwaliteit. De vognen zich wel in de directe omgeving van de zwemwaterzone bevinden. Het poepen direct in de zwemzone en op het gras/strand wordt op deze manier wel voorkomen. Per locatie specifiek zal bekeken dienen te worden of deze maatregel toepasbaar is.

Vlaggen/linten/ballonnen/vliegers Heinrich en Craven,1990; Summer en Wilson, 1990; Mason, 1995;

., 1993; Lane en Nakamura, 1996; in Drees en Kuiper, 2006), tonen aan dat het aanbrengen van (plastic) vlaggen een efficiënte methode kan zijn om schade aan landbouwgwassen te verlagen door Smienten en verschillende ganzensoorten te verjagen. Het is van blang dat het materiaal van de vlaggen erg licht is, zodat bij weinig wind de vlaggen al in bew

laggen lijkt van ondergeschikt belang (Mason en Clark, 1994; in Drees en Kuiper, 2006). De dichtheid aan vlaggen heeft waarschijnlijk ook effect maar daar doen de stdies in Drees en Kuiper (2006) geen uitsluitsel over. Volgens Parrott en Watola (2008; in man e.a., 2011) zijn goed zichtbare linten eveneens een perspectiefvolle maatregel.Meer dan 85% van de knobbelzwanen op een aantal koolzaadpercelen in Engeland konden hiermee worden verjaagd. Vlaggen samen met vuurpijlen en vogelverschrikker is een effcombinatie gebleken voor het verjagen van ganzen op Schiermonnikoog (Bos en Stahl, 2003; in Melman e.a., 2011). Daarnaast zijn ballonnen en vliegers ook mogelijk schrikmiddelen (HSUS, 2004). Een bekend probleem van vlaggen en andere technieken om schade te voorkomen is dat de vogels snel gewend raken aan de afschrikmethoden, vooral als er geen alternatieve voedselgronden voorhanden zijn (Drees en Kuiper, 2006).

Op basis van de interviews wordt bovenstaande bevestigd. Het aanbrengen van linten kan efectief zijn maar vogel wennen snel aan een nieuwe situatie. Op de locaties dient tevens vodoende wind te zijn, zodat de vlaggen/linten alle kanten op kunnen wapperen. In Duitsland is er recent ervaring op gedaan met een opblaaspop, welke onverwachte bewegingen maakt. De eerste resultaten zijn positief, het is echter niet bekend wat de effecten op lange termijn zijn. Door de heer J. Mooij is aangegeven dat verstoring middels vlaggen een optie is, mits het ovoorspelbaar is. Het standaard verstoren (bijv. elke ochtend om 8 uur) werkt niet. Vgels(ganzen/zwanen) herkennen hierin vrij snel een patroon.

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 4)

, revisie

land geeft een grote draagkracht voor de ganzenpopulatie. In natuurgebieden kan men het ge-bied laten verschralen; voor landbouwgronden is het terugbrengen van de draagkracht geen

regel ook nog niet veel bekend.

Onderzoekers van Alterra hebben (Kleijn e.a., 2010) hebben gevonden dat heldergroene nylon-draden, twee meter uiteen en gespannen op een hoogte van 0,8 meter boven de grond, effec-tief waren in het weren van kleine kolonies ringsnavelmeeuwen. Constructies van gegalvani-seerd ijzerdraad (2 meter hoog en 1 meter uit elkaar) of monofilament waren minder effectief

zijn ganzen en andere wa-tervogels eveneens van een locatie buiten te sluiten (HSUS, 2004), aangezien ganzen (Cana-dese ganzen) de neiging hebben om van en naar het water te lopen (Binnewies e.a., 1996).

nd effect (Smith e.a., 1990), evenals schrikdraad (Binnewies e.a., 1996). Om ervoor te zorgen dat ganzen (en andere watervogels) niet op het water kunnen landen kan men ook netten of lijnen spannen boven het wateropper-

views komt naar voren dat het spannen van draden geen optie is. Dit is niet verenig-baar met de zwemwaterfunctie. Het afrasteren van de zwemwaterzone komt wel als maatregel naar voren. Het voorkomt dat ganzen/zwanen direct in de zwemzone komen. Wel is de veilig-heid van de zwemmers een aandachtspunt. Vanuit het recreatieschap (RGV) wordt tevens aangegeven dat zwemmers/recreanten zelf graag ook buiten de zwemzone zwemmen. Verder blijft het de vraag wat het daadwerkelijke effect is op de waterkwaliteit. De vogels kun-nen zich wel in de directe omgeving van de zwemwaterzone bevinden. Het poepen direct in de zwemzone en op het gras/strand wordt op deze manier wel voorkomen. Per locatie specifiek zal

Mason, 1995; ., 1993; Lane en Nakamura, 1996; in Drees en Kuiper, 2006), tonen aan dat het

methode kan zijn om schade aan landbouwge-wassen te verlagen door Smienten en verschillende ganzensoorten te verjagen. Het is van be-lang dat het materiaal van de vlaggen erg licht is, zodat bij weinig wind de vlaggen al in bewe-

laggen lijkt van ondergeschikt belang (Mason en Clark, 1994; in Drees en Kuiper, 2006). De dichtheid aan vlaggen heeft waarschijnlijk ook effect maar daar doen de stu-dies in Drees en Kuiper (2006) geen uitsluitsel over. Volgens Parrott en Watola (2008; in Mel-man e.a., 2011) zijn goed zichtbare linten eveneens een perspectiefvolle maatregel. Meer dan 85% van de knobbelzwanen op een aantal koolzaadpercelen in Engeland konden hiermee worden verjaagd. Vlaggen samen met vuurpijlen en vogelverschrikker is een effectieve combinatie gebleken voor het verjagen van ganzen op Schiermonnikoog (Bos en Stahl, 2003; in Melman e.a., 2011). Daarnaast zijn ballonnen en vliegers ook mogelijk schrikmiddelen (HSUS,

chade te voorkomen is dat de vogels snel gewend raken aan de afschrikmethoden, vooral als er geen alternatieve

Op basis van de interviews wordt bovenstaande bevestigd. Het aanbrengen van linten kan ef-fectief zijn maar vogel wennen snel aan een nieuwe situatie. Op de locaties dient tevens vol-doende wind te zijn, zodat de vlaggen/linten alle kanten op kunnen wapperen. In Duitsland is er

egingen maakt. De eerste resultaten zijn positief, het is echter niet bekend wat de effecten op lange termijn zijn. Door de heer J. Mooij is aangegeven dat verstoring middels vlaggen een optie is, mits het on-

elke ochtend om 8 uur) werkt niet. Vo-

Page 55: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Vogelverschrikkers kunnen vooral effectief zijn als zij geplaatst zijn voordat de ganzen zijn geariveerd (HSUS, 2004). Voor de effectivilangrijker is dan de beeltenis van mens of dier. Ervaringen interview: zie vlaggen/linten. Laserstralen Volgens Blackwell en mede-onderzoekers (2002; in Melman e.a., 2011) zijn laserstralen ook effectief in het weren van vogels. De effectiviteit verschilt per soort; vooral de Canadese gans kon er goed mee worden verjaagd. Het is echter niet onderzocht in welk mate gewenning otreedt. Ook andere onderzoekers (Cepek e.a., 2001; in Melman e.a., 2011) vondensultaten. In de interviews is deze maatregel aangedragen. De geïnterviewden hebben er zelf geen ervring mee. Geluidsignalen Kleijn en zijn collega’s (2010) beschrijven dat geluidsignalen weinig effectief zijn, omdat er snel gewenning optreedt, met uitzondering van het afspelen van alarmlast veroorzakende vogels. Het gebruik van middelen die specifiek ontworpen zijn om vogels te weren, zoals gaskanonnen, elektronische vogelverschrikkers, imitatieroofvogels, ballonnen, vgelwerende vuurpijlen, alarmpistolen en strandballen met ‘oogeffectief om vogels langdurig te weren. Van ultrasoon geluid wordt beweerd dat dit effectief is maar dit is nooit wetenschappelijk aangtoond (Gilsdorf e.a., 2002; in Melman e.a., 2011). Ultrasoon geluid werkt niet, omdat er bij vgels geen biologisch of fysiologisch aangrijpingspunt voor is (Bomdorf en O’Brein, 1990; in Melman e.a., 2011). Een akoestisch afweermiddel dat schijnt te helpen, is de GooseBuster (Whman e.a., 2011). Bij het inzetten van dit apparaat op percelen bij een RWZI en een sojaveld in Wisconsin werd meer dan vijftig procent van de aanwezige vogels verjaagd en trad gedurende de negentig dagen van onderzoek ook geen gewenning De interviews bevestigen bovenstaande. Het inzetten van geluid is waarschijnlijk ook niet weselijk voor de recreanten. Chemische afweermiddelen Volgens onderzoek van Mason en Clark (1995, in Drees en Kuiper, 2006) blijken het sproeien van Methyl Anthranilaat en het sproeien van een suspensie van actieve houtskool in combinatie met een middel dat de stoffen aan de plant bindt, beiden effectieve methoden te zijn om begrzing door ganzen te verminderen. Deze middelen bleken 15actieve kool na 16 dagen geen effect meer had. Het gebruik van Methyl Anthranilaat in combnatie met een kleurmiddel bleek de duur van effectiviteit van het middel te verlengen (Mason & Clark 1996 in Drees en Kuiper, 2006). De ganzen bleken dehet gewas, te associëren met het vraatbeperkende middel. Ganzen bleken hierdoor niet te forageren op velden ook al was de effectiviteit van Methyl Anthranilaat uitgewerkt. Anthraquinone is eveneens een effectief chemi Een conclusie uit het onderzoek van Drees en Kuiper (2006) is dat het bespuiten van velden met vraatwerende stoffen een potentieel goede methode is. Resultaten zijn echter niet eendudig. Daarnaast is het nog onduidelijk of lega’s (2010), die hun onderzoek ook op andere bronnen baseren, zetten eveneens vraagtkens bij de effectiviteit van chemische afweermiddelen, doordat deze als gevolg van de altijd variabele omstandigheden in de praktijk minder betrouwbaar zijn. Uit de interviews komt naar voren dat het toepassen van chemische afweermiddelen niet algmeen bekend is. Het recreatieschap (RGV) is op de hoogte, maar heeft er geen ervaring mee.

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Vogelverschrikkers kunnen vooral effectief zijn als zij geplaatst zijn voordat de ganzen zijn geariveerd (HSUS, 2004). Voor de effectiviteit van een vogelverschrikker geldt dat beweging blangrijker is dan de beeltenis van mens of dier.

Ervaringen interview: zie vlaggen/linten.

onderzoekers (2002; in Melman e.a., 2011) zijn laserstralen ook f in het weren van vogels. De effectiviteit verschilt per soort; vooral de Canadese gans

kon er goed mee worden verjaagd. Het is echter niet onderzocht in welk mate gewenning otreedt. Ook andere onderzoekers (Cepek e.a., 2001; in Melman e.a., 2011) vonden

In de interviews is deze maatregel aangedragen. De geïnterviewden hebben er zelf geen erv

Kleijn en zijn collega’s (2010) beschrijven dat geluidsignalen weinig effectief zijn, omdat er snel met uitzondering van het afspelen van alarm- of noodroepen van de ove

last veroorzakende vogels. Het gebruik van middelen die specifiek ontworpen zijn om vogels te weren, zoals gaskanonnen, elektronische vogelverschrikkers, imitatieroofvogels, ballonnen, vgelwerende vuurpijlen, alarmpistolen en strandballen met ‘oog-patronen’ blijken veelal weinig effectief om vogels langdurig te weren.

Van ultrasoon geluid wordt beweerd dat dit effectief is maar dit is nooit wetenschappelijk aang02; in Melman e.a., 2011). Ultrasoon geluid werkt niet, omdat er bij v

gels geen biologisch of fysiologisch aangrijpingspunt voor is (Bomdorf en O’Brein, 1990; in

Een akoestisch afweermiddel dat schijnt te helpen, is de GooseBuster (Whitford, 2008; in Meman e.a., 2011). Bij het inzetten van dit apparaat op percelen bij een RWZI en een sojaveld in Wisconsin werd meer dan vijftig procent van de aanwezige vogels verjaagd en trad gedurende de negentig dagen van onderzoek ook geen gewenning op.

De interviews bevestigen bovenstaande. Het inzetten van geluid is waarschijnlijk ook niet we

Volgens onderzoek van Mason en Clark (1995, in Drees en Kuiper, 2006) blijken het sproeien Anthranilaat en het sproeien van een suspensie van actieve houtskool in combinatie

met een middel dat de stoffen aan de plant bindt, beiden effectieve methoden te zijn om begrzing door ganzen te verminderen. Deze middelen bleken 15-20 dagen effectief te zactieve kool na 16 dagen geen effect meer had. Het gebruik van Methyl Anthranilaat in combnatie met een kleurmiddel bleek de duur van effectiviteit van het middel te verlengen (Mason & Clark 1996 in Drees en Kuiper, 2006). De ganzen bleken de kleur, die langer aanwezig blijft op het gewas, te associëren met het vraatbeperkende middel. Ganzen bleken hierdoor niet te forageren op velden ook al was de effectiviteit van Methyl Anthranilaat uitgewerkt. Anthraquinone is eveneens een effectief chemisch afweermiddel (HSUS, 2004).

Een conclusie uit het onderzoek van Drees en Kuiper (2006) is dat het bespuiten van velden met vraatwerende stoffen een potentieel goede methode is. Resultaten zijn echter niet eendudig. Daarnaast is het nog onduidelijk of deze methoden praktisch toepasbaar zijn. Kleijn en colega’s (2010), die hun onderzoek ook op andere bronnen baseren, zetten eveneens vraagtkens bij de effectiviteit van chemische afweermiddelen, doordat deze als gevolg van de altijd

den in de praktijk minder betrouwbaar zijn.

Uit de interviews komt naar voren dat het toepassen van chemische afweermiddelen niet algmeen bekend is. Het recreatieschap (RGV) is op de hoogte, maar heeft er geen ervaring mee.

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 5)

, revisie

Vogelverschrikkers kunnen vooral effectief zijn als zij geplaatst zijn voordat de ganzen zijn gear-teit van een vogelverschrikker geldt dat beweging be-

onderzoekers (2002; in Melman e.a., 2011) zijn laserstralen ook f in het weren van vogels. De effectiviteit verschilt per soort; vooral de Canadese gans

kon er goed mee worden verjaagd. Het is echter niet onderzocht in welk mate gewenning op-treedt. Ook andere onderzoekers (Cepek e.a., 2001; in Melman e.a., 2011) vonden goede re-

In de interviews is deze maatregel aangedragen. De geïnterviewden hebben er zelf geen erva-

Kleijn en zijn collega’s (2010) beschrijven dat geluidsignalen weinig effectief zijn, omdat er snel of noodroepen van de over-

last veroorzakende vogels. Het gebruik van middelen die specifiek ontworpen zijn om vogels te weren, zoals gaskanonnen, elektronische vogelverschrikkers, imitatieroofvogels, ballonnen, vo-

patronen’ blijken veelal weinig

Van ultrasoon geluid wordt beweerd dat dit effectief is maar dit is nooit wetenschappelijk aange-02; in Melman e.a., 2011). Ultrasoon geluid werkt niet, omdat er bij vo-

gels geen biologisch of fysiologisch aangrijpingspunt voor is (Bomdorf en O’Brein, 1990; in

itford, 2008; in Mel-man e.a., 2011). Bij het inzetten van dit apparaat op percelen bij een RWZI en een sojaveld in Wisconsin werd meer dan vijftig procent van de aanwezige vogels verjaagd en trad gedurende

De interviews bevestigen bovenstaande. Het inzetten van geluid is waarschijnlijk ook niet wen-

Volgens onderzoek van Mason en Clark (1995, in Drees en Kuiper, 2006) blijken het sproeien Anthranilaat en het sproeien van een suspensie van actieve houtskool in combinatie

met een middel dat de stoffen aan de plant bindt, beiden effectieve methoden te zijn om begra-20 dagen effectief te zijn, waarbij

actieve kool na 16 dagen geen effect meer had. Het gebruik van Methyl Anthranilaat in combi-natie met een kleurmiddel bleek de duur van effectiviteit van het middel te verlengen (Mason &

kleur, die langer aanwezig blijft op het gewas, te associëren met het vraatbeperkende middel. Ganzen bleken hierdoor niet te foe-rageren op velden ook al was de effectiviteit van Methyl Anthranilaat uitgewerkt. Anthraquinone

Een conclusie uit het onderzoek van Drees en Kuiper (2006) is dat het bespuiten van velden met vraatwerende stoffen een potentieel goede methode is. Resultaten zijn echter niet eendui-

deze methoden praktisch toepasbaar zijn. Kleijn en col-lega’s (2010), die hun onderzoek ook op andere bronnen baseren, zetten eveneens vraagte-kens bij de effectiviteit van chemische afweermiddelen, doordat deze als gevolg van de altijd

Uit de interviews komt naar voren dat het toepassen van chemische afweermiddelen niet alge-meen bekend is. Het recreatieschap (RGV) is op de hoogte, maar heeft er geen ervaring mee.

Page 56: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

De maatregel is aan de geïnterpraktisch is om dit toe te passen. Wat zijn de effecten op lange termijn? En in hoeverre heeft neerslag, gebruik en dergelijk, invloed op de effectiviteit? Verder is het ook van belang om te weten of er negatieve effecten zijn voor de recreanten. Roofvogels Het inzetten van valken en haviken blijkt volgens Kleijn en collega’s (2010) relatief effectief tgen meeuwen en kraaiachtigen bij vuilstortplaatsen. De continue menselijke inzet bij deze maatregel maakt de maatregel wel duur. Uit een modelsimulatie van Jonker en collega’s (2010; in Melman e.a., 2011) komt eveneens naar voren dat roofvogels een goede maatregel zijn, doordat de predatiedruk ervoor zorgt dat de plaagvogels minder gebruik maken vageergebied. Uit de interviews komt naar voren dat het toepassen van roofvogels een optie is, mist deze maatregel continue en langdurig wordt toegepast. Dit maakt de maatregel arbeidsintensief en duur. Honden/vossen Border collies bleken volgens Castelli en Sleggs (2000, in Drees en Kuiper, 2006) een zeer effciënte methode te zijn om Canadaganzen (ook tot een toename van het aantal in omringende gebieden. Uit onderzoek van het Faunfonds (2010; in Melman e.a., 2011) komt naar voren dat ganzen door Border collies kunnen worden verjaagd maar dat deze of nieuwe ganzen terugkomen als de honden verdwenen zijn. Volgens Kleijn en medewerkers (2009; in Melman e.a., 2011) is de effectiviteit van honden veel afhankelijk van externe factoren. Het laten ontstaan van hoge vossenpopulatie halen Ebbinge en zijn medeonderzoekers (2007) aan als snelle maatregel voor het verwijderen van lokale broedpopulaties van ganzen in de ogeving van Schiphol. Van der Jede aanwezigheid van vossen effectiever werkt dan eieren rapen en/of nesten onklaar maken.Uit onderzoek van Voslamber en Van Turnhout (2008; in Melman e.a., 2011) komt naar voren dat de mate van predatie wel afhankelijk is van heersende milieuomstandigheden (in dit geval de waterstand in de uiterwaard). Hoe toepassen van honden/vossen wordt door de geïnterviewden als optie gezien. Wel zal het effect van honden vaak tijdelijk zijn. Het toepassen vken dienen te worden. Gezien de grote populatie van vogels in de omgeving is het de vraag of maatregelen, zoals vossen, voldoende werken. Mensen Georganiseerde verjaagploegen (Kleijn e.a., 2009; in Melman e.a., 201jagen door de mens (Tombre e.a., 2005; Kleijn e.a., 2009; in Melman e.a., 2011) heeft effect, alleen vaak kortstondig. Recreatie is weliswaar geen maatregel maar heeft ook een verstorend effect. Gemiddeld zijn de verstorende effecthet land heeft de kleinste effecten. Het verschil in de effecten van recreatie op land en water is relatief gering (Krijgsveld e.a., 2008). Ganzen houden ervan om op grazige stukken die aan het water grenzen, uit te rusten of te foerageren. De aanleg van paden langs de oeverlijn heeft daarom een verstorend effect (Smith e.a., 1990) Radiografisch bestuurbare middelenRadiografisch bestuurbare vliegtuigjes, boten en auto’s hebben met succes ganzen verjaavliegvelden (HSUS, 2004). Uit de interviews is naar voren gekomen dat SOFON zijdelings betrokken is bij een proef waabij modelvliegtuigjes, die er uitzien als kunstDe eerste resultaten zijn veelbzocht.

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

De maatregel is aan de geïnterviewden voorgelegd. Aangegeven wordt dat de vraag is of het praktisch is om dit toe te passen. Wat zijn de effecten op lange termijn? En in hoeverre heeft neerslag, gebruik en dergelijk, invloed op de effectiviteit? Verder is het ook van belang om te

of er negatieve effecten zijn voor de recreanten.

Het inzetten van valken en haviken blijkt volgens Kleijn en collega’s (2010) relatief effectief tgen meeuwen en kraaiachtigen bij vuilstortplaatsen. De continue menselijke inzet bij deze

regel maakt de maatregel wel duur. Uit een modelsimulatie van Jonker en collega’s (2010; in Melman e.a., 2011) komt eveneens naar voren dat roofvogels een goede maatregel zijn, doordat de predatiedruk ervoor zorgt dat de plaagvogels minder gebruik maken va

Uit de interviews komt naar voren dat het toepassen van roofvogels een optie is, mist deze maatregel continue en langdurig wordt toegepast. Dit maakt de maatregel arbeidsintensief en

ens Castelli en Sleggs (2000, in Drees en Kuiper, 2006) een zeer effciënte methode te zijn om Canadaganzen (Branta canadensis) te verjagen. Het leidde echter ook tot een toename van het aantal in omringende gebieden. Uit onderzoek van het Faun

; in Melman e.a., 2011) komt naar voren dat ganzen door Border collies kunnen worden verjaagd maar dat deze of nieuwe ganzen terugkomen als de honden verdwenen zijn. Volgens Kleijn en medewerkers (2009; in Melman e.a., 2011) is de effectiviteit van honden veel afhankelijk van externe factoren.

Het laten ontstaan van hoge vossenpopulatie halen Ebbinge en zijn medeonderzoekers (2007) aan als snelle maatregel voor het verwijderen van lokale broedpopulaties van ganzen in de ogeving van Schiphol. Van der Jeugd en collega’s (2006; in Melman e.a., 2011) geven aan dat de aanwezigheid van vossen effectiever werkt dan eieren rapen en/of nesten onklaar maken.Uit onderzoek van Voslamber en Van Turnhout (2008; in Melman e.a., 2011) komt naar voren

redatie wel afhankelijk is van heersende milieuomstandigheden (in dit geval de waterstand in de uiterwaard).

Hoe toepassen van honden/vossen wordt door de geïnterviewden als optie gezien. Wel zal het effect van honden vaak tijdelijk zijn. Het toepassen van maatregelen zal locatiespecifiek bekken dienen te worden. Gezien de grote populatie van vogels in de omgeving is het de vraag of maatregelen, zoals vossen, voldoende werken.

Georganiseerde verjaagploegen (Kleijn e.a., 2009; in Melman e.a., 2011) of het individueel vejagen door de mens (Tombre e.a., 2005; Kleijn e.a., 2009; in Melman e.a., 2011) heeft effect, alleen vaak kortstondig. Recreatie is weliswaar geen maatregel maar heeft ook een verstorend effect. Gemiddeld zijn de verstorende effecten van recreatie in de lucht het grootst; recreatie op het land heeft de kleinste effecten. Het verschil in de effecten van recreatie op land en water is relatief gering (Krijgsveld e.a., 2008). Ganzen houden ervan om op grazige stukken die aan het

renzen, uit te rusten of te foerageren. De aanleg van paden langs de oeverlijn heeft daarom een verstorend effect (Smith e.a., 1990)

Radiografisch bestuurbare middelen Radiografisch bestuurbare vliegtuigjes, boten en auto’s hebben met succes ganzen verjaa

Uit de interviews is naar voren gekomen dat SOFON zijdelings betrokken is bij een proef waabij modelvliegtuigjes, die er uitzien als kunst-roofvogels, worden ingezet om vogels te verjagen. De eerste resultaten zijn veelbelovend. De effecten op lange termijn zijn echter nog niet onde

an Vogelwerende maatregelen (Vervolg 6)

, revisie

viewden voorgelegd. Aangegeven wordt dat de vraag is of het praktisch is om dit toe te passen. Wat zijn de effecten op lange termijn? En in hoeverre heeft neerslag, gebruik en dergelijk, invloed op de effectiviteit? Verder is het ook van belang om te

Het inzetten van valken en haviken blijkt volgens Kleijn en collega’s (2010) relatief effectief te-gen meeuwen en kraaiachtigen bij vuilstortplaatsen. De continue menselijke inzet bij deze

regel maakt de maatregel wel duur. Uit een modelsimulatie van Jonker en collega’s (2010; in Melman e.a., 2011) komt eveneens naar voren dat roofvogels een goede maatregel zijn, doordat de predatiedruk ervoor zorgt dat de plaagvogels minder gebruik maken van het foera-

Uit de interviews komt naar voren dat het toepassen van roofvogels een optie is, mist deze maatregel continue en langdurig wordt toegepast. Dit maakt de maatregel arbeidsintensief en

ens Castelli en Sleggs (2000, in Drees en Kuiper, 2006) een zeer effi-) te verjagen. Het leidde echter

ook tot een toename van het aantal in omringende gebieden. Uit onderzoek van het Fauna-; in Melman e.a., 2011) komt naar voren dat ganzen door Border collies kunnen

worden verjaagd maar dat deze of nieuwe ganzen terugkomen als de honden verdwenen zijn. Volgens Kleijn en medewerkers (2009; in Melman e.a., 2011) is de effectiviteit van honden te

Het laten ontstaan van hoge vossenpopulatie halen Ebbinge en zijn medeonderzoekers (2007) aan als snelle maatregel voor het verwijderen van lokale broedpopulaties van ganzen in de om-

ugd en collega’s (2006; in Melman e.a., 2011) geven aan dat de aanwezigheid van vossen effectiever werkt dan eieren rapen en/of nesten onklaar maken. Uit onderzoek van Voslamber en Van Turnhout (2008; in Melman e.a., 2011) komt naar voren

redatie wel afhankelijk is van heersende milieuomstandigheden (in dit geval

Hoe toepassen van honden/vossen wordt door de geïnterviewden als optie gezien. Wel zal het an maatregelen zal locatiespecifiek beke-

ken dienen te worden. Gezien de grote populatie van vogels in de omgeving is het de vraag of

1) of het individueel ver-jagen door de mens (Tombre e.a., 2005; Kleijn e.a., 2009; in Melman e.a., 2011) heeft effect, alleen vaak kortstondig. Recreatie is weliswaar geen maatregel maar heeft ook een verstorend

en van recreatie in de lucht het grootst; recreatie op het land heeft de kleinste effecten. Het verschil in de effecten van recreatie op land en water is relatief gering (Krijgsveld e.a., 2008). Ganzen houden ervan om op grazige stukken die aan het

renzen, uit te rusten of te foerageren. De aanleg van paden langs de oeverlijn heeft

Radiografisch bestuurbare vliegtuigjes, boten en auto’s hebben met succes ganzen verjaagd op

Uit de interviews is naar voren gekomen dat SOFON zijdelings betrokken is bij een proef waar-roofvogels, worden ingezet om vogels te verjagen.

elovend. De effecten op lange termijn zijn echter nog niet onder-

Page 57: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

‘On-Demand’-afweermiddelen‘On Demand’-afweermiddelen blijken effectiever dan standaardafweermiddelen, zo beschrijven Kleijn en medewerkers (2010). Dit komt vermoedelijk doordat vogels bij de standaardafweermiddelen wennen aan de voorspelbare tijdsintervallen. Bij een ‘Oneen bewegingssensor of radar een afweermiddel in werking als de vogels vlakbij dzodat hun nadering geassocieerd wordt met het afweermiddel. Het is mogelijk dat vooral bij standvogels gewenning optreedt. Een dergelijk afweermiddel is een sprinkler, dat vooral op kleine locaties met enkele ganzen effectief kan zijn (HSUS 2.3 Inrichting (omgeving) zwemlocatiesKleijn en collega’s (2010) hebben geconstateerd dat het weren van watervogels op (recretie)stranden nog nooit eerder goed is onderzocht. Een conclusie uit hun onderzoek is dat het ongeschikt maken van een locatie kan voorkomen dat vogels er zich vestigen. Daarnaast kan het inrichten van opvanggebieden de effectiviteit van andere afschrikmethoden verhogen (Drees en Kuiper, 2006). De verjaagde vogels hebben dan een mogelijkheid om ergens anders naartoe te trekken. Kennis omtrent habitatvoorkeur is daarom noodzakelijk. • Aanwezigheid voorkeurplanten: Rot

witrijk kort gras (Bos, 2002; Stahl, 2001, in Drees en Kuiper, 2006). Een grashoogte van 6 cm heeft de voorkeur op plekken die niet bemest zijn; op bemeste plekken kan de geprefreerde grashoogte veel hoger liggen (Riddington en Kuiper, 2006). Ganzen prefereren die gebieden waar ze de hoogste opname van eiwit kunnen behalen, en verlaten de minder aantrekkelijke gebieden (Bos en Kuiper, 2006). De hoeveelheid toegediende stikstof (die het eiwitgehalte van het gewas bepaalt) kan daarom een belangrijke sturende factor zijn om ganzen te concentreren in bpaalde gebieden. Patterson&Fuchs ( 2001, in Drees en Kuiper, 2006) bewezen dat de hoveelheid ganzen begrazing lineair toeneemt met de aan een grasland toegediende hoeveeheid stikstof tot een maximum van 80 kg N per hectare. Door een hoge stikstof gift(2 weken voordat ganzen arriveren) en een intensieve beweiding door met name schapen kon een korte eiwitrijke grasmat ontwikkeld worden die een hoge aantrekkingskracht op ganzen had. De hoogste draagkracht voor ganzen wordt bereikt bij een grashoogte van ogeveer 10-12 cm (Riddington et al.,van ganzen in opvanggebieden wordt succesvol toegepast bijvoorbeeld bij Brandganzen in het Caerlaverock reservaat in Schotland (Cope Rotganzen in het Zeeburg reservaat op Texel. Hierbij mogen de vogels verjaagd worden in de omringde gebieden. Graanakkers hebben eveneens een aantrekkingskracht op ganzen en dienen volgens Ebbinge en collega’s (2007aanvaringen met vliegtuigen vermeden worden. Volgens Van Liere en medewerkers (2009; in Melman e.a., 2011) heeft de Grauwe gans een voorkeur voor klaver boven bemest gras en onbemest gras. In klaverpercelen wemen als in bemeste graspercelen. Door de geïnterviewden wordt aangegeven dat het toepassen van een ander type gras (schraal, laag in eiwitgehalte) wellicht een van de (deel) maatregelen kan zijn. Met het topassen van deze maatregel is nog geen ervaring. De maatregel geldt voornamelijk voor ganzen. Bij zwanen/eenden/meerkoeten kan juist gedacht worden aan het weren van wateplanten in de zwemzone en omgeving. Het weren/maaien van waterplanten in de omgeving van de zwemzone is lastig, gezien de Natura2000 doelstellingen.

• Afkeer niet-geprefereerde plantensoorten: Ganzen zijn sociale dieren die graag in groepen grazen; als ergens een groep foerageert, trekt dat andere ganzen aan (Ebbinge e.a., 2007). Om dit te voorkomen in het gebied rondom Schiphol raden Ebbinge en zijn collega’s aan in de omgeving van het vliegveld voor ganzen onaantrekkelijke gewassen te verbouwen. Daarom teelt men onder andere Olifantsgras (Kuypers, [s.a.]). Als de hoeveelheid niet gprefereerde planten toeneemt, vertrekken ganzen naar alternatieve foerageergebieden, zals is aangetoond op de kwelders van Schiermonnikoog voor Rotganzen (Van der Wal 2000a, in Drees en Kuiper, 2006). De aanwezigheid van deze plantensoorten die zorgen

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

afweermiddelen afweermiddelen blijken effectiever dan standaardafweermiddelen, zo beschrijven

en medewerkers (2010). Dit komt vermoedelijk doordat vogels bij de standaardafweermiddelen wennen aan de voorspelbare tijdsintervallen. Bij een ‘On-Demand’-afweermiddel zet een bewegingssensor of radar een afweermiddel in werking als de vogels vlakbij dzodat hun nadering geassocieerd wordt met het afweermiddel. Het is mogelijk dat vooral bij standvogels gewenning optreedt. Een dergelijk afweermiddel is een sprinkler, dat vooral op kleine locaties met enkele ganzen effectief kan zijn (HSUS, 2004).

Inrichting (omgeving) zwemlocaties Kleijn en collega’s (2010) hebben geconstateerd dat het weren van watervogels op (recretie)stranden nog nooit eerder goed is onderzocht. Een conclusie uit hun onderzoek is dat het

ocatie kan voorkomen dat vogels er zich vestigen. Daarnaast kan het inrichten van opvanggebieden de effectiviteit van andere afschrikmethoden verhogen (Drees en Kuiper, 2006). De verjaagde vogels hebben dan een mogelijkheid om ergens anders

ken. Kennis omtrent habitatvoorkeur is daarom noodzakelijk.

Aanwezigheid voorkeurplanten: Rot- en Brandganzen hebben een sterke voorkeur voor ewitrijk kort gras (Bos, 2002; Stahl, 2001, in Drees en Kuiper, 2006). Een grashoogte van

r op plekken die niet bemest zijn; op bemeste plekken kan de geprefreerde grashoogte veel hoger liggen (Riddington et al., 1997; Hassal et al., 2001, in Drees en Kuiper, 2006). Ganzen prefereren die gebieden waar ze de hoogste opname van eiwit

len, en verlaten de minder aantrekkelijke gebieden (Bos et al., 2004, in Drees en Kuiper, 2006). De hoeveelheid toegediende stikstof (die het eiwitgehalte van het gewas bepaalt) kan daarom een belangrijke sturende factor zijn om ganzen te concentreren in bpaalde gebieden. Patterson&Fuchs ( 2001, in Drees en Kuiper, 2006) bewezen dat de hoveelheid ganzen begrazing lineair toeneemt met de aan een grasland toegediende hoeveeheid stikstof tot een maximum van 80 kg N per hectare. Door een hoge stikstof gift2 weken voordat ganzen arriveren) en een intensieve beweiding door met name schapen

kon een korte eiwitrijke grasmat ontwikkeld worden die een hoge aantrekkingskracht op ganzen had. De hoogste draagkracht voor ganzen wordt bereikt bij een grashoogte van o

et al., 1997, in Drees en Kuiper, 2006). Deze manier van concentreren van ganzen in opvanggebieden wordt succesvol toegepast bijvoorbeeld bij Brandganzen in het Caerlaverock reservaat in Schotland (Cope et al., 2003, in Drees en Kuiper, 2006) en bij Rotganzen in het Zeeburg reservaat op Texel. Hierbij mogen de vogels verjaagd worden in de omringde gebieden. Graanakkers hebben eveneens een aantrekkingskracht op ganzen en dienen volgens Ebbinge en collega’s (2007) niet aanwezig te zijn rondom Schiphol, zodat aanvaringen met vliegtuigen vermeden worden. Volgens Van Liere en medewerkers (2009; in Melman e.a., 2011) heeft de Grauwe gans een voorkeur voor klaver boven bemest gras en onbemest gras. In klaverpercelen werden meer dan vier keer zoveel ganzen waargenmen als in bemeste graspercelen.

Door de geïnterviewden wordt aangegeven dat het toepassen van een ander type gras (schraal, laag in eiwitgehalte) wellicht een van de (deel) maatregelen kan zijn. Met het to

ssen van deze maatregel is nog geen ervaring. De maatregel geldt voornamelijk voor ganzen. Bij zwanen/eenden/meerkoeten kan juist gedacht worden aan het weren van wateplanten in de zwemzone en omgeving. Het weren/maaien van waterplanten in de omgeving

de zwemzone is lastig, gezien de Natura2000 doelstellingen.

geprefereerde plantensoorten: Ganzen zijn sociale dieren die graag in groepen grazen; als ergens een groep foerageert, trekt dat andere ganzen aan (Ebbinge e.a., 2007).

orkomen in het gebied rondom Schiphol raden Ebbinge en zijn collega’s aan in de omgeving van het vliegveld voor ganzen onaantrekkelijke gewassen te verbouwen. Daarom teelt men onder andere Olifantsgras (Kuypers, [s.a.]). Als de hoeveelheid niet g

de planten toeneemt, vertrekken ganzen naar alternatieve foerageergebieden, zals is aangetoond op de kwelders van Schiermonnikoog voor Rotganzen (Van der Wal 2000a, in Drees en Kuiper, 2006). De aanwezigheid van deze plantensoorten die zorgen

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 7)

, revisie

afweermiddelen blijken effectiever dan standaardafweermiddelen, zo beschrijven en medewerkers (2010). Dit komt vermoedelijk doordat vogels bij de standaardafweer-

afweermiddel zet een bewegingssensor of radar een afweermiddel in werking als de vogels vlakbij de locatie zijn, zodat hun nadering geassocieerd wordt met het afweermiddel. Het is mogelijk dat vooral bij standvogels gewenning optreedt. Een dergelijk afweermiddel is een sprinkler, dat vooral op

Kleijn en collega’s (2010) hebben geconstateerd dat het weren van watervogels op (recrea-tie)stranden nog nooit eerder goed is onderzocht. Een conclusie uit hun onderzoek is dat het

ocatie kan voorkomen dat vogels er zich vestigen. Daarnaast kan het inrichten van opvanggebieden de effectiviteit van andere afschrikmethoden verhogen (Drees en Kuiper, 2006). De verjaagde vogels hebben dan een mogelijkheid om ergens anders

en Brandganzen hebben een sterke voorkeur voor ei-witrijk kort gras (Bos, 2002; Stahl, 2001, in Drees en Kuiper, 2006). Een grashoogte van

r op plekken die niet bemest zijn; op bemeste plekken kan de geprefe-., 2001, in Drees

en Kuiper, 2006). Ganzen prefereren die gebieden waar ze de hoogste opname van eiwit ., 2004, in Drees

en Kuiper, 2006). De hoeveelheid toegediende stikstof (die het eiwitgehalte van het gewas bepaalt) kan daarom een belangrijke sturende factor zijn om ganzen te concentreren in be-paalde gebieden. Patterson&Fuchs ( 2001, in Drees en Kuiper, 2006) bewezen dat de hoe-veelheid ganzen begrazing lineair toeneemt met de aan een grasland toegediende hoeveel-heid stikstof tot een maximum van 80 kg N per hectare. Door een hoge stikstof gift 2 weken voordat ganzen arriveren) en een intensieve beweiding door met name schapen

kon een korte eiwitrijke grasmat ontwikkeld worden die een hoge aantrekkingskracht op ganzen had. De hoogste draagkracht voor ganzen wordt bereikt bij een grashoogte van on-

1997, in Drees en Kuiper, 2006). Deze manier van concentreren van ganzen in opvanggebieden wordt succesvol toegepast bijvoorbeeld bij Brandganzen in

, 2003, in Drees en Kuiper, 2006) en bij Rotganzen in het Zeeburg reservaat op Texel. Hierbij mogen de vogels verjaagd worden in de omringde gebieden. Graanakkers hebben eveneens een aantrekkingskracht op ganzen

) niet aanwezig te zijn rondom Schiphol, zodat aanvaringen met vliegtuigen vermeden worden. Volgens Van Liere en medewerkers (2009; in Melman e.a., 2011) heeft de Grauwe gans een voorkeur voor klaver boven bemest gras

rden meer dan vier keer zoveel ganzen waargeno-

Door de geïnterviewden wordt aangegeven dat het toepassen van een ander type gras (schraal, laag in eiwitgehalte) wellicht een van de (deel) maatregelen kan zijn. Met het toe-

ssen van deze maatregel is nog geen ervaring. De maatregel geldt voornamelijk voor ganzen. Bij zwanen/eenden/meerkoeten kan juist gedacht worden aan het weren van water-planten in de zwemzone en omgeving. Het weren/maaien van waterplanten in de omgeving

geprefereerde plantensoorten: Ganzen zijn sociale dieren die graag in groepen grazen; als ergens een groep foerageert, trekt dat andere ganzen aan (Ebbinge e.a., 2007).

orkomen in het gebied rondom Schiphol raden Ebbinge en zijn collega’s aan in de omgeving van het vliegveld voor ganzen onaantrekkelijke gewassen te verbouwen. Daarom teelt men onder andere Olifantsgras (Kuypers, [s.a.]). Als de hoeveelheid niet ge-

de planten toeneemt, vertrekken ganzen naar alternatieve foerageergebieden, zo-als is aangetoond op de kwelders van Schiermonnikoog voor Rotganzen (Van der Wal et al., 2000a, in Drees en Kuiper, 2006). De aanwezigheid van deze plantensoorten die zorgen

Page 58: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

voor structuur in de vegetatie blijken een sterk negatief effect te hebben op de terreinkeuze van ganzen (van de Wal et alaantrekkelijke gewassen zijn, dan zal men er minimaal voor moeten zorgen daoogstresten beschikbaar blijven door bijvoorbeeld direct na de oogst het land om te ploegen (Ebbinge e.a., 2007).

• Opgroeigebied ongeschikt maken: Ebbinge en zijn collega’s (2007) noemen het ongeschikt maken van een gebied voor de kuikens van ovevoor het verwijderen van locale broedpopulaties rondom Schiphol, en Kurstjens en Peters (2011) voor de Grauwe ganzen in het Rijntakkengebied. Het verruigen van de waterkanten of het niet maaien is volgens een modeMelman e.a., 2011) een effectieve maatregel, mits de populatie groot is.

Uit de interviews komt naar voren dat het voorkomen dat vogels broeden wellicht een maaregel is. Dit is echter lastig in het gebiedNatura2000 gebied, de ecologische doelstellingen zijn hier van belang. Verder is het de vraag of de maatregel lokaal voldoende effect heeft.

• Openheid is om verschillende redenen belangrijk voor onder De watervogels willen goed zicht houden op naderende predatoren (Kleijn e.a., 2010, Smith e.a., 1990). Ganzen bijvoorbeeld zijn niet in staat om snel weg te vliegen. En in open omgving hebben zij ook ruim baan om weg te vlieg(zie Smith e.a., 1990). Openheid zorgt er tevens al voor dat predatoren weinig mogelijkhden hebben om zich verborgen te houden. Ook uit het onderzoek van Jonker en zijn collga’s (2010; in Melman e.a., 2011) komganzen weren. Aan de geïnterviewden is voorgelegd of het aanplanten van lage beplanting (struiken) en bomen een maatregel is ter voorkoming van ganzen/zwanen. Met deze maatregel is geen ervaring, het wel wordt het als optie gezien. De veiligheid van recreanten zelf is tevens een aandachtspunt (o.a. zicht op spelende kinderen).

• Om dezelfde reden hebben Steltlopers, en waarschijnlijk ook andere vogelsoorten, een voorkeur voor plekken met een lichte achterre silhouette van predatoren beter zichtbaar is (Kleijn e.a., 2010). Kleijn en collega’s (2010) geven aan dat tamme ganzen (boerengebonden aan lichtheid en ope

• Daarnaast is een goede verbinding tussen slaapplaats en foerageergebied belangrijk (Kleijn e.a., 2010).

• Tevens is ervaring een belangrijke factor: vogels leren welke plekken veilig zijn en welke niet (Kleijn e.a., 2010). En in het geval van ganzen is het ook zo dat hoe langer ganzen een plek gebruiken, hoe moeilijker het is om ze weg te krijgen (HSUS, 2004). Door de heer J. Mooij is aangegeven dat ganzen/zwanen en vogels snel leren. Door het oaantrekkelijk maken van een zwemwaterlocatie en het aanbieden van een geschikte locatie dichtbij, kunnen vogels ‘leren’ dat ze naar de alternatieve, geschikte locatie dienen te gaan. Zeker zwanen/ganzen met jongen valt dit aan te leren. Vanuit Alterra (David Kleijn) is gegeven dat deze maatregel is uitgeprobeerd bij de Plas van Luna, maar dit heeft niet het gewenste effect gehad. Wellicht heeft dat te maken dat het alternatief voor de ganzen te klein en niet aantrekkelijk genoeg was. Over het algemeen zijn de geïntetieve locatie in combinatie met vogelonvriendelijke maatregelen op de zwemwaterlocatie zelf een optie is. Dit hangt wel erg van de specifieke omstandigheden.Per locatie zal bekeken dienen te worden of d

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

structuur in de vegetatie blijken een sterk negatief effect te hebben op de terreinkeuze et al., 2000b, in Drees en Kuiper, 2006). Indien er wel voor ganzen

aantrekkelijke gewassen zijn, dan zal men er minimaal voor moeten zorgen daoogstresten beschikbaar blijven door bijvoorbeeld direct na de oogst het land om te ploegen

Opgroeigebied ongeschikt maken: Ebbinge en zijn collega’s (2007) noemen het ongeschikt maken van een gebied voor de kuikens van overblijvende ganzensoorten als een maatregel voor het verwijderen van locale broedpopulaties rondom Schiphol, en Kurstjens en Peters (2011) voor de Grauwe ganzen in het Rijntakkengebied. Het verruigen van de waterkanten of het niet maaien is volgens een modelsimulatie van Schekkerman en collega’s (2000; in Melman e.a., 2011) een effectieve maatregel, mits de populatie groot is.

Uit de interviews komt naar voren dat het voorkomen dat vogels broeden wellicht een maaregel is. Dit is echter lastig in het gebied van het IJsselmeer te realiseren. Veel gebieden zijn Natura2000 gebied, de ecologische doelstellingen zijn hier van belang. Verder is het de vraag of de maatregel lokaal voldoende effect heeft.

Openheid is om verschillende redenen belangrijk voor onder andere ganzen en steltlopers. De watervogels willen goed zicht houden op naderende predatoren (Kleijn e.a., 2010, Smith e.a., 1990). Ganzen bijvoorbeeld zijn niet in staat om snel weg te vliegen. En in open omgving hebben zij ook ruim baan om weg te vliegen: geen obstakels in aan- of wegvliegroute (zie Smith e.a., 1990). Openheid zorgt er tevens al voor dat predatoren weinig mogelijkhden hebben om zich verborgen te houden. Ook uit het onderzoek van Jonker en zijn collga’s (2010; in Melman e.a., 2011) komt naar voren aan dat bomenrijen en weinig openheid

Aan de geïnterviewden is voorgelegd of het aanplanten van lage beplanting (struiken) en bomen een maatregel is ter voorkoming van ganzen/zwanen. Met deze maatregel is geen

wordt het als optie gezien. De veiligheid van recreanten zelf is tevens een aandachtspunt (o.a. zicht op spelende kinderen).

Om dezelfde reden hebben Steltlopers, en waarschijnlijk ook andere vogelsoorten, een voorkeur voor plekken met een lichte achtergrond, omdat in die situatie ‘s nachts het donkre silhouette van predatoren beter zichtbaar is (Kleijn e.a., 2010). Kleijn en collega’s (2010) geven aan dat tamme ganzen (boeren-, soep- en gepaarde ganzen) vermoedelijk minder gebonden aan lichtheid en openheid van slaapplaatsen.

Daarnaast is een goede verbinding tussen slaapplaats en foerageergebied belangrijk (Kleijn

Tevens is ervaring een belangrijke factor: vogels leren welke plekken veilig zijn en welke niet e.a., 2010). En in het geval van ganzen is het ook zo dat hoe langer ganzen een plek

gebruiken, hoe moeilijker het is om ze weg te krijgen (HSUS, 2004).

Door de heer J. Mooij is aangegeven dat ganzen/zwanen en vogels snel leren. Door het omaken van een zwemwaterlocatie en het aanbieden van een geschikte locatie

dichtbij, kunnen vogels ‘leren’ dat ze naar de alternatieve, geschikte locatie dienen te gaan. Zeker zwanen/ganzen met jongen valt dit aan te leren. Vanuit Alterra (David Kleijn) is gegeven dat deze maatregel is uitgeprobeerd bij de Plas van Luna, maar dit heeft niet het gewenste effect gehad. Wellicht heeft dat te maken dat het alternatief voor de ganzen te klein en niet aantrekkelijk genoeg was.

Over het algemeen zijn de geïnterviewden van mening dat het aanbieden van een alterntieve locatie in combinatie met vogelonvriendelijke maatregelen op de zwemwaterlocatie zelf een optie is. Dit hangt wel erg van de specifieke omstandigheden. Per locatie zal bekeken dienen te worden of deze maatregel geschikt is.

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 8)

, revisie

structuur in de vegetatie blijken een sterk negatief effect te hebben op de terreinkeuze ., 2000b, in Drees en Kuiper, 2006). Indien er wel voor ganzen

aantrekkelijke gewassen zijn, dan zal men er minimaal voor moeten zorgen dat er geen oogstresten beschikbaar blijven door bijvoorbeeld direct na de oogst het land om te ploegen

Opgroeigebied ongeschikt maken: Ebbinge en zijn collega’s (2007) noemen het ongeschikt rblijvende ganzensoorten als een maatregel

voor het verwijderen van locale broedpopulaties rondom Schiphol, en Kurstjens en Peters (2011) voor de Grauwe ganzen in het Rijntakkengebied. Het verruigen van de waterkanten

lsimulatie van Schekkerman en collega’s (2000; in

Uit de interviews komt naar voren dat het voorkomen dat vogels broeden wellicht een maat-van het IJsselmeer te realiseren. Veel gebieden zijn

Natura2000 gebied, de ecologische doelstellingen zijn hier van belang. Verder is het de

andere ganzen en steltlopers. De watervogels willen goed zicht houden op naderende predatoren (Kleijn e.a., 2010, Smith e.a., 1990). Ganzen bijvoorbeeld zijn niet in staat om snel weg te vliegen. En in open omge-

of wegvliegroute (zie Smith e.a., 1990). Openheid zorgt er tevens al voor dat predatoren weinig mogelijkhe-den hebben om zich verborgen te houden. Ook uit het onderzoek van Jonker en zijn colle-

t naar voren aan dat bomenrijen en weinig openheid

Aan de geïnterviewden is voorgelegd of het aanplanten van lage beplanting (struiken) en bomen een maatregel is ter voorkoming van ganzen/zwanen. Met deze maatregel is geen

wordt het als optie gezien. De veiligheid van recreanten zelf is tevens een

Om dezelfde reden hebben Steltlopers, en waarschijnlijk ook andere vogelsoorten, een grond, omdat in die situatie ‘s nachts het donke-

re silhouette van predatoren beter zichtbaar is (Kleijn e.a., 2010). Kleijn en collega’s (2010) en gepaarde ganzen) vermoedelijk minder

Daarnaast is een goede verbinding tussen slaapplaats en foerageergebied belangrijk (Kleijn

Tevens is ervaring een belangrijke factor: vogels leren welke plekken veilig zijn en welke niet e.a., 2010). En in het geval van ganzen is het ook zo dat hoe langer ganzen een plek

Door de heer J. Mooij is aangegeven dat ganzen/zwanen en vogels snel leren. Door het on-maken van een zwemwaterlocatie en het aanbieden van een geschikte locatie

dichtbij, kunnen vogels ‘leren’ dat ze naar de alternatieve, geschikte locatie dienen te gaan. Zeker zwanen/ganzen met jongen valt dit aan te leren. Vanuit Alterra (David Kleijn) is aan-gegeven dat deze maatregel is uitgeprobeerd bij de Plas van Luna, maar dit heeft niet het gewenste effect gehad. Wellicht heeft dat te maken dat het alternatief voor de ganzen te

rviewden van mening dat het aanbieden van een alterna-tieve locatie in combinatie met vogelonvriendelijke maatregelen op de zwemwaterlocatie zelf

Page 59: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

• Het aanbrengen van een breder zandstrand wordt door de geïnterviewden niet als mogelijke

maatregel gezien. • Door de heer E. Pompert (RWS, Waterdienst) is later aangegeven dat een grotere wate

diepte in de zwemzone zelf wellicht planten en voorkomt dat zwanen kuilen maken.

2.4 Beheer zwemlocatiesSchoonhouden locatie Afval en etensresten trekken vogels aan, zo is de ervaring op basis van een groot aantal bzoeken aan zwemlocaties (zie ook HSUS, 2004). Het schoonhouden van een zwemlocatie kan dus voorkomen dat vogels massaal aanwezig zijn. Dit omvat naast het frequent legen van de vuilnisbakken tijdens en na druk bezochte zwemdagen, eveneens duidelijke communicatie naar de bezoekers. Dit betreft onder andere borden voor het verbieden van voeren (zie ook figuur 1) en voorlichting naar de mensen toe (HSUS, 2004). Het opruimen van de vogeluitwerpselen is een korte termijn maatregel maar kan zeker helpen als de uitwerpselen het prob(HSUS, 2004). Uit de interviews komt naar voren dat het schoonmaken van de locatie zeker van belang is, als meeuwen het probleem zijn. Meeuwen zijn echte opportunisten die op afval afkomen. Niet aleen afval op het strand dient opgeruimd tein water wordt gegooid. 3 Samenvatting Op basis van literatuurstudie en interviews, is gedrag van vogels en ervaringen met vogelwrende maatregelen in beeld gebracht. Over het algemeen kan gesteld wlende maatregelen zijn om vogels te verjagen of te voorkomen dat ze op een zwemwaterlocatie komen. Van belang is dat maatregelen onvoorspelbaar zijn maar wel continue worden toegpast. Vogels leren namelijk snel en wennen makkelijk aanQua inrichtingsmaatregelen op de zwemwaterlocaties kan gedacht worden aan:• Ander type gras (schraal gras).• Maaien van waterplanten. • Verdiepen zwemzone (minder waterplanten).• Toepassen lage beplanting.• Afschermen van de zwemzone. Het toepassen van linten/vlaggen is wellicht ook een optie (mits er voldoende wind/beweging is). Jacht, eieren rapen e.d. wordt niet als optie gezien. Het vangen van ganzen in combinatie met vergassen mogelijk wel, dit is echter in strijd medeze maatregel in het IJsselmeer gebied haalbaar is (Natura2000 gebied en grote aantallen watervogels). Het toepassen van geluidssignalen wordt niet als optie gezien, tevens zijn er vraagtekens bij het toepassen van chemische afweermiddelen. Het inzetten van roofvogels/honden en vossen is mogelijk wel aan de orde. Bij meeuwen is het zeker van belang dat er geen etensresten zijn op het land of in het water.Het goed schoonhouden van locaties is dan zeker van bela Over het aanbieden van een alternatieve locatie zijn de meningen verdeeld. Wel wordt het als kansrijke maatregel gezien als deze maatregel gepaard gaat met verstoring/onaantrekkelijk maken van de zwemwaterlocatie. Van belang is dat de alternatieve locwordt ingericht en voldoende rustig is. De afstand speelt hierbij ook een rol.

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Het aanbrengen van een breder zandstrand wordt door de geïnterviewden niet als mogelijke

Door de heer E. Pompert (RWS, Waterdienst) is later aangegeven dat een grotere watediepte in de zwemzone zelf wellicht ook een optie is. Dit is namelijk ongunstig voor wateplanten en voorkomt dat zwanen kuilen maken.

Beheer zwemlocaties

Afval en etensresten trekken vogels aan, zo is de ervaring op basis van een groot aantal bties (zie ook HSUS, 2004). Het schoonhouden van een zwemlocatie kan

dus voorkomen dat vogels massaal aanwezig zijn. Dit omvat naast het frequent legen van de vuilnisbakken tijdens en na druk bezochte zwemdagen, eveneens duidelijke communicatie naar

ekers. Dit betreft onder andere borden voor het verbieden van voeren (zie ook figuur 1) en voorlichting naar de mensen toe (HSUS, 2004). Het opruimen van de vogeluitwerpselen is een korte termijn maatregel maar kan zeker helpen als de uitwerpselen het prob

Uit de interviews komt naar voren dat het schoonmaken van de locatie zeker van belang is, als meeuwen het probleem zijn. Meeuwen zijn echte opportunisten die op afval afkomen. Niet aleen afval op het strand dient opgeruimd te worden, ook is het niet wenselijk dat (bijv. visafval)

Op basis van literatuurstudie en interviews, is gedrag van vogels en ervaringen met vogelwrende maatregelen in beeld gebracht. Over het algemeen kan gesteld worden dat er verschilende maatregelen zijn om vogels te verjagen of te voorkomen dat ze op een zwemwaterlocatie komen. Van belang is dat maatregelen onvoorspelbaar zijn maar wel continue worden toegpast. Vogels leren namelijk snel en wennen makkelijk aan een nieuwe situatie (bijv. verstoring). Qua inrichtingsmaatregelen op de zwemwaterlocaties kan gedacht worden aan:

Ander type gras (schraal gras).

Verdiepen zwemzone (minder waterplanten). Toepassen lage beplanting.

de zwemzone.

Het toepassen van linten/vlaggen is wellicht ook een optie (mits er voldoende wind/beweging is). Jacht, eieren rapen e.d. wordt niet als optie gezien. Het vangen van ganzen in combinatie met vergassen mogelijk wel, dit is echter in strijd met de wetgeving. Het is tevens de vraag of deze maatregel in het IJsselmeer gebied haalbaar is (Natura2000 gebied en grote aantallen

Het toepassen van geluidssignalen wordt niet als optie gezien, tevens zijn er vraagtekens bij het van chemische afweermiddelen. Het inzetten van roofvogels/honden en vossen is

Bij meeuwen is het zeker van belang dat er geen etensresten zijn op het land of in het water.Het goed schoonhouden van locaties is dan zeker van belang.

Over het aanbieden van een alternatieve locatie zijn de meningen verdeeld. Wel wordt het als kansrijke maatregel gezien als deze maatregel gepaard gaat met verstoring/onaantrekkelijk maken van de zwemwaterlocatie. Van belang is dat de alternatieve locatie specifiek voor vogels wordt ingericht en voldoende rustig is. De afstand speelt hierbij ook een rol.

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 9)

, revisie

Het aanbrengen van een breder zandstrand wordt door de geïnterviewden niet als mogelijke

Door de heer E. Pompert (RWS, Waterdienst) is later aangegeven dat een grotere water-ook een optie is. Dit is namelijk ongunstig voor water-

Afval en etensresten trekken vogels aan, zo is de ervaring op basis van een groot aantal be-ties (zie ook HSUS, 2004). Het schoonhouden van een zwemlocatie kan

dus voorkomen dat vogels massaal aanwezig zijn. Dit omvat naast het frequent legen van de vuilnisbakken tijdens en na druk bezochte zwemdagen, eveneens duidelijke communicatie naar

ekers. Dit betreft onder andere borden voor het verbieden van voeren (zie ook figuur 1) en voorlichting naar de mensen toe (HSUS, 2004). Het opruimen van de vogeluitwerpselen is een korte termijn maatregel maar kan zeker helpen als de uitwerpselen het probleem zelf zijn

Uit de interviews komt naar voren dat het schoonmaken van de locatie zeker van belang is, als meeuwen het probleem zijn. Meeuwen zijn echte opportunisten die op afval afkomen. Niet al-

worden, ook is het niet wenselijk dat (bijv. visafval)

Op basis van literatuurstudie en interviews, is gedrag van vogels en ervaringen met vogelwe-orden dat er verschil-

lende maatregelen zijn om vogels te verjagen of te voorkomen dat ze op een zwemwaterlocatie komen. Van belang is dat maatregelen onvoorspelbaar zijn maar wel continue worden toege-

een nieuwe situatie (bijv. verstoring). Qua inrichtingsmaatregelen op de zwemwaterlocaties kan gedacht worden aan:

Het toepassen van linten/vlaggen is wellicht ook een optie (mits er voldoende wind/beweging is). Jacht, eieren rapen e.d. wordt niet als optie gezien. Het vangen van ganzen in combinatie

t de wetgeving. Het is tevens de vraag of deze maatregel in het IJsselmeer gebied haalbaar is (Natura2000 gebied en grote aantallen

Het toepassen van geluidssignalen wordt niet als optie gezien, tevens zijn er vraagtekens bij het van chemische afweermiddelen. Het inzetten van roofvogels/honden en vossen is

Bij meeuwen is het zeker van belang dat er geen etensresten zijn op het land of in het water.

Over het aanbieden van een alternatieve locatie zijn de meningen verdeeld. Wel wordt het als kansrijke maatregel gezien als deze maatregel gepaard gaat met verstoring/onaantrekkelijk

atie specifiek voor vogels

Page 60: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Figuur 1 Verbodsbord bij vliegveld Schiphol (bron: Ebbinge e.a., 2007) Literatuur Binnewies, R.O., D. Gruskin, B. HedgCanada Geese; A Report Presented by The Executive Committee of the Canada Geese Citizins Advisory Committee. Ebbinge, B.S., F. Cottaar en R.G.M. Kwak, 2007. Hoe het risico van aanvaringen tussen gazen en vliegtuigen rondom Schiphol geminimaliseerd kan worden: Studie naar de mogelijkhden om de aanwezigheid van ganzen in de directe omgeving van de luchthaven Schiphol zodnig te sturen dat het risico van vogelaanvaringen met vluigtuigen geminimaliseegeningen, Alterra, Alterra-rapport 1478, 42 blz. Drees, J.M., en D.P.J. Kuiper, 2006. Voorkoming en bestrijding van schade door beschermde inheemse dieren: een literatuurstudie aan zeven thema’s. A&WWymenga, ecologisch onderzoek, Veenwouden. HSUS, 2004. Humanely Resolving Conflicts with Canada Geese; A Guide for Urban and Suurban Property Owners and Communities. The Humane Society of the United States (HSUS), 2100 L Street, NW, Washington, DC 20037, 202/452 Kleijn, D., B.G. Meerburg en J. Harmsen, 2010. Fecale bacteriën in de plassen van het Park van Luna, Heerhugowaard; Een verkenning van oorzaken en oplossingen. Wageningen, Alterra Wageningen UR, in opdracht van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartieprovincie Noord-Holland, Alterra Krijgsveld, K.L., R.R. Smits en J. van der Winden, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels; Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Culemborg, Bureau Waardeburg bv, in opdracht van Vogelbescherming Zeist Nederland, rapport nr. 08

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Verbodsbord bij vliegveld Schiphol (bron: Ebbinge e.a., 2007)

Binnewies, R.O., D. Gruskin, B. Hedges en A. Turner, 1996. Non-Lethal Controls for Canada Geese; A Report Presented by The Executive Committee of the Canada Geese Citizins

Ebbinge, B.S., F. Cottaar en R.G.M. Kwak, 2007. Hoe het risico van aanvaringen tussen gazen en vliegtuigen rondom Schiphol geminimaliseerd kan worden: Studie naar de mogelijkhden om de aanwezigheid van ganzen in de directe omgeving van de luchthaven Schiphol zodnig te sturen dat het risico van vogelaanvaringen met vluigtuigen geminimalisee

rapport 1478, 42 blz.

Drees, J.M., en D.P.J. Kuiper, 2006. Voorkoming en bestrijding van schade door beschermde inheemse dieren: een literatuurstudie aan zeven thema’s. A&W-rapport 750. Altenburg &

h onderzoek, Veenwouden.

HSUS, 2004. Humanely Resolving Conflicts with Canada Geese; A Guide for Urban and Suurban Property Owners and Communities. The Humane Society of the United States (HSUS), 2100 L Street, NW, Washington, DC 20037, 202/452-1100.

Kleijn, D., B.G. Meerburg en J. Harmsen, 2010. Fecale bacteriën in de plassen van het Park van Luna, Heerhugowaard; Een verkenning van oorzaken en oplossingen. Wageningen, Alterra Wageningen UR, in opdracht van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartie

Holland, Alterra-rapport 2057, ISSN 1566-7197,

Krijgsveld, K.L., R.R. Smits en J. van der Winden, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels; Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Culemborg, Bureau Waardeburg bv, in opdracht van Vogelbescherming Zeist Nederland, rapport nr. 08-173.

Literatuurscan Vogelwerende maatregelen (Vervolg 10)

, revisie

Lethal Controls for ‘Resident’ Canada Geese; A Report Presented by The Executive Committee of the Canada Geese Citizins

Ebbinge, B.S., F. Cottaar en R.G.M. Kwak, 2007. Hoe het risico van aanvaringen tussen gan-zen en vliegtuigen rondom Schiphol geminimaliseerd kan worden: Studie naar de mogelijkhe-den om de aanwezigheid van ganzen in de directe omgeving van de luchthaven Schiphol zoda-nig te sturen dat het risico van vogelaanvaringen met vluigtuigen geminimaliseerd wordt. Wa-

Drees, J.M., en D.P.J. Kuiper, 2006. Voorkoming en bestrijding van schade door beschermde Altenburg &

HSUS, 2004. Humanely Resolving Conflicts with Canada Geese; A Guide for Urban and Sub-urban Property Owners and Communities. The Humane Society of the United States (HSUS),

Kleijn, D., B.G. Meerburg en J. Harmsen, 2010. Fecale bacteriën in de plassen van het Park van Luna, Heerhugowaard; Een verkenning van oorzaken en oplossingen. Wageningen, Alterra Wageningen UR, in opdracht van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en de

Krijgsveld, K.L., R.R. Smits en J. van der Winden, 2008. Verstoringsgevoeligheid van vogels; Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Culemborg, Bureau Waarden-

173.

Page 61: Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-techniekenpublicaties.minienm.nl/download-bijlage/23831/bron... · Bronanalyse zwemwater m.b.v. dna-technieken Bepalen bijdrage van vogels, mensen

Kuypers, V., [s.a.]. Green Deal: Olifantsgras bij Schiphol. Artikel in Kennis Online, Wageningen UR, Communication Services, www.kennisonline.wur.nl. Kurstjens, G., en B. Peters, 2011.Zomerganzen in het rivierengebied: naar een duurzaam klenere populatie. Project Rijn in Beeld. Kurstjens ecologisch adviesbureau / Bureau Drift, BeekUbbergen / Berg en Dal. Melman, T.C.P., H.J. de Lange en A.P.P.M. Clerkx, 2011. Quickscan effen verjagen van ganzen. Wageningen, Alterra, Alterra Smith, A.E., S.R. Craven en P.D. Curtis, 1990. Managing Canada geese in urban environments. Jack Berryman Institute Publication 16, and Cornell University New York, ISBN 1-57753-255

Verantwoording

Projectnummer : 321774

Referentienummer : GM-0068361

Revisie : 0

Datum : 17 juli 2012

Auteur(s) : ir. M. van Veen

E-mail adres : [email protected]

Gecontroleerd door : drs. G.A. Morel

Paraaf gecontroleerd :

Goedgekeurd door : ing. D.J. Bolder

Paraaf goedgekeurd :

Bijlage 5 : Literatuurscan Vogelwerende maatregelen

Kuypers, V., [s.a.]. Green Deal: Olifantsgras bij Schiphol. Artikel in Kennis Online, Wageningen UR, Communication Services, www.kennisonline.wur.nl.

ers, 2011.Zomerganzen in het rivierengebied: naar een duurzaam klenere populatie. Project Rijn in Beeld. Kurstjens ecologisch adviesbureau / Bureau Drift, Beek

Melman, T.C.P., H.J. de Lange en A.P.P.M. Clerkx, 2011. Quickscan effectiviteit van het weren en verjagen van ganzen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 2251, 28 blz.

Smith, A.E., S.R. Craven en P.D. Curtis, 1990. Managing Canada geese in urban environments. Jack Berryman Institute Publication 16, and Cornell University Cooperative Extension, Irhaca,

255-4.

ogelwerende maatregelen (Vervolg 11)

, revisie

Kuypers, V., [s.a.]. Green Deal: Olifantsgras bij Schiphol. Artikel in Kennis Online, Wageningen

ers, 2011.Zomerganzen in het rivierengebied: naar een duurzaam klei-nere populatie. Project Rijn in Beeld. Kurstjens ecologisch adviesbureau / Bureau Drift, Beek-

ectiviteit van het weren

Smith, A.E., S.R. Craven en P.D. Curtis, 1990. Managing Canada geese in urban environments. Cooperative Extension, Irhaca,