Broerstraat 5 juni#2/2001 - University of Groningen...Sharon Dijksma over Haddingestraat 10 8...
Transcript of Broerstraat 5 juni#2/2001 - University of Groningen...Sharon Dijksma over Haddingestraat 10 8...
1J U N I 2 0 0 11 6 E JA A R G A N G / N U M M E R 2 / J U N I 2 0 0 1
> Groningen wordt internetknooppuntHet verhaal van een geslaagde lobby
Broerstraat 5
M A G A Z I N E VO O R A LU M N I VA N D E R I J KS U N I V E R S I T E I T G R O N I N G E N
De glasvezelkabel komt aan in de Eemshaven
Zestiende jaargang
Tweede nummer
juni 2001
ISSN 0921-1721
Broerstraat 5 is een gratis
magazine voor alle laatstejaars
studenten, afgestudeerden
en gepromoveerden van de
Rijksuniversiteit Groningen,
alsmede oud-cursisten van de
Academische Opleidingen
Groningen. Overige personen
en instellingen kunnen zich
abonneren voor ƒ 40,- per jaar.
Het blad verschijnt vier keer
per jaar.
UitgeverInterne en Externe
Betrekkingen
RUG
RedactieAndries Bierling
Lidy Bosker
Chris Giebels
Gert Gritter
Wim Janssen
Geert Sanders
RedactieadresRedactie Broerstraat 5
Postbus 72
9700 AB Groningen
Telefoon (050) 363 73 79
Fax (050) 363 63 00
Online-versiehttp://www.rug.nl (alumni)
Ontwerp en lay-outIn Ontwerp, Assen
Fotografie– Dennis Beek (WFA): omslag
– Reyer Boxum: p 14
– Bert Janssen: p 4, 7 en 28
– Bob Kleinjans: p 23
– Elmer Spaargaren: p 6
ProductieFacilitair Bedrijf RUG
DrukTijl Offset, Zwolle
Oplage40.000 exemplaren
Adreswijziging/aanmelding(050) 363 77 67
RedactioneelHet lijkt erop dat de zomer Groningen eindelijk bereikt heeft. Je kunt in het week-
end niet even rustig de tuincentra bezoeken zonder vijf rondjes op de parkeer-
plaats te rijden op zoek naar een plekje. Ook zie je in de middagpauze collega’s
regelmatig ijsjes etend door de stad kuieren. Inmiddels werk ik al weer enkele
maanden als alumnifunctionaris voor de RUG en begin aardig ingeburgerd te
raken in het universitaire leven. Mijn vuurdoop bestond uit de organisatie van de
voorjaarsdiners die ook dit jaar weer plaatsvonden op de eerste donderdag na
Pasen, 19 april. In Rotterdam, Amsterdam, Zwolle, Leeuwarden en Groningen
gingen alumni aan tafel om tussen voorgerecht en toetje te genieten van twee boei-
ende lezingen. Ondanks de tegenvallende opkomst was het een geslaagd evene-
ment dat volgend jaar zeer zeker herhaald wordt.
Wij laten u in dit nummer van Broerstraat 5 door
middel van ons verslag nagenieten van deze bij-
zondere avond.
Even verrassend als bijzonder is ook het artikel
dat gewijd is aan de Groningse jaren van de van
oorsprong Hongaarse biochemicus Albert Szent-
Györgyi. Deze winnaar van de Nobelprijs heeft in
Groningen de basis gelegd voor de ontdekking
van de vitamine C. De u allen bekende witte of
gele pilletjes die met name in de winter in grote hoeveelheden dienden te worden
ingenomen (ze waren best lekker). Naast de lichamelijke gezondheid ook een arti-
kel over geestelijke gezondheid. Naar aanleiding van het boek van Louis
Sommeling gaan we dieper in op de praktijk van de studentenpsychologen in
Groningen.
Verdere items die in dit nummer aan bod komen zijn de zogeheten snuffelpalen
bij Lutjewad, waarmee de RUG metingen verricht naar broeikasgassen. Maar ook
het recent succes waarbij door succesvol lobbyen een uiterst belangrijk schakel-
punt voor het internetverkeer in Groningen is terechtgekomen. Zo zie je maar
weer: ‘Er gaat nog steeds niets boven Groningen.’
Veel leesplezier!
Lidy Bosker
Alumnifunctionaris
Inhoud
4 Sint-Joris en de vitamine C
Szent-Györgyi in Groningen
7 Ain wondre stad /
Sharon Dijksma over Haddingestraat 10
8 Snuffelen in Lutjewad
10 Terugblik op het Voorjaarsdiner
12 Rond de wereld /
Wim Klooster in Maine
14 De hoedende moeder
De studentenpsychologen van de RUG
16 WKB / column van Willem Hofstee
17 Academische Schatten
18 Groningen Internet Exchange
20 Besmet met de ziekte van Stendhal?
De alumnireis naar Florence
22 Academische Opleidingen Groningen
24 Brandpunt Groningen
28 Alumni Achteraf
3J U N I 2 0 0 1
Colofon
Albert Szent-Györgyi (zijn Hongaarse
naam zou in het Nederlands ‘Sint-Joris’
luiden) werd in 1893 geboren te
Boedapest in het toenmalige keizerrijk
Oostenrijk-Hongarije. Na zijn studie
geneeskunde werkte hij in Poszony (nu
Bratislava in Slowakije). Toen
Oostenrijk-Hongarije na de oorlog was
ontmanteld, werd hij min of meer
gedwongen naar het Westen uit te wij-
ken. Via Praag en Berlijn kwam hij in
Hamburg terecht, waar hij een cursus
fysische chemie volgde aan het Insti-
tuut voor Tropische Hygiëne. Met deze
opleiding hoopte hij in dienst geno-
men te worden door een of andere
koloniale regering, als zijn geld op was.
In Hamburg ontmoette Szent-Györgyi
tijdens een congres de farmacoloog
W. Storm van Leeuwen, die hem een
positie in Leiden aanbood. Na twee jaar
in Leiden, waar hij ‘in zijn vrije tijd
scheikunde leerde’, vertrok hij naar
Groningen op uitnodiging van prof.dr.
H.J. Hamburger. Hamburger was hier
een vooraanstaande persoon in de
medische faculteit tijdens het eerste
kwart van de vorige eeuw. Hij slaagde
erin vele getalenteerde onderzoekers
aan te trekken. ‘Salarissen waren laag,
maar voldoende voor een zeer beschei-
den leven, dat gelukkig en rustig was,’
aldus Szent-Györgyi.
Bijnierschors enaardappelenDe fysioloog prof.dr. R. Brinkman her-
innerde zich in 1965 bij zijn afscheids-
college: ‘In die tijd kwam op
Hamburger’s laboratorium de meest
brilliante amateur welke ik ooit ont-
moette, Albert Szent-Györgyi. Hij
kwam, in vrij berooide toestand met
vrouw en dochtertje via Leiden uit
Hamburg, en mijn chef had hem naar
ons laboratorium uitgenodigd. Zijn
bagage bestond in hoofdzaak uit een
tropenhelm, twee paar ski’s, een
Alpenhoorn en een boemerang, en ver-
der bezat hij nog een sigarenkistje,
waarin zijn laboratorium zich bevond.
(...) Hamburger had voor hem een
prachtige laboratoriumkamer laten
inrichten, maar die weigerde hij; hij
wou in een kleine kelder beginnen, dat
hadden Pasteur en Claude-Bernard ook
gedaan!’
In Groningen begon Szent-Györgyi
met studies over de celademhaling of
biologische oxidatie. In de eerste regels
van zijn eerste artikel in het Bioche-
mische Zeitschrift noemde hij de pro-
bleemstelling: ‘De beide grote moder-
ne theorieën van de celademhaling, de
theorie van de waterstofactivering
(Wieland) en de theorie van de zuur-
stofactivering (Warburg) staan tegen-
woordig [1922] nog vaak als logische
tegenstellingen tegenover elkaar.’
Szent-Györgyi postuleerde echter dat
beide theorieën correct zijn, dat beide
activeringen plaatsvinden en dat de
geactiveerde waterstof door de geacti-
veerde zuurstof wordt verbrand.
Tijdens het Groningse onderzoek, dat
later werd voortgezet in Hongarije, ont-
dekte hij dat deze verbranding inder-
daad via tussenproducten verloopt.
Deze ontdekking werd beloond met de
Nobelprijs in 1937.
Een waarneming waaraan Szent-
Györgyi veel aandacht gaf, was de gelij-
kenis tussen de bruinkleuring van bij-
nierschorsweefsel tijdens de ziekte van
Addison en de bruinkleuring van aan-
gesneden appels en aardappels bij
blootstelling aan lucht. Dit bracht hem
ertoe ook de celademhaling in planten-
weefsel te onderzoeken, omdat deze in
principe gelijk zou zijn aan die in dier-
lijk weefsel (waarin hij gelijk had) en
een gemeenschappelijke oorzaak van
de genoemde bruinkleuringen zou
kunnen worden gevonden (hetgeen
niet het geval was). Dit verschijnsel
onderzocht hij in aardappelen en later
in twaalf andere planten: appel, peer,
boon, banaan, druif, suikerbiet,
meloen, selderij, ananas, wortel, radijs
en komkommer. Ik kan mij voorstellen
dat zijn collega’s in het medisch-fysio-
logische laboratorium aan de Bloem-
singel 1 vreemd hebben opgekeken
toen hun Hongaarse collega kwam
aanzetten met deze op de markt aange-
schafte materialen. Uit zijn onderzoe-
kingen bleek dat in sommige planten
een stof aanwezig is, die het door hem
onderzochte oxidatieproces sterkt
onderdrukt en dat eerst na omzetting
van deze stof een kleurreactie optreedt.
Vrij abrupt kwam er een halt aan het
werk van Szent-Györgyi in Groningen.
In 1924 stierf Hamburger, de fysioloog
die hem had binnengehaald. De opvol-
ger van Hamburger was een psycho-
loog, die niet van scheikunde hield met
inbegrip van Szent-Györgyi. Daarmee
kwam een eind aan de onderzoekingen
van de Hongaar in Groningen. In zijn
5J U N I 2 0 0 14 J U N I 2 0 0 1
ONZE UNIVERSITEIT VERTELT MET TROTS DAT FRITS ZERNIKE IN 1953 ONZE EERSTE
(EN OOK ENIGE) NOBELPRIJSWINNAAR WAS. IS DE NOBELPRIJS VAKER BINNEN BEREIK
GEWEEST? MISSCHIEN WEL, NAMELIJK IN HET GEVAL VAN DE HONGAARSE BIOCHEMICUS
ALBERT SZENT-GYÖRGYI, DIE IN 1937 DE NOBELPRIJS VOOR FYSIOLOGIE EN GENEESKUNDE
ONTVING. HIJ LEGDE DE BASIS VOOR ZIJN WERK TIJDENS ZIJN VERBLIJF IN GRONINGEN
VAN 1922–1926.
Sint-Joris envitamine C
>
Albert Szent-Györgyi (1893–1986)
studeerde geneeskunde in Boeda-
pest. Werkte in Bratislava, Praag,
Berlijn, Hamburg, Leiden, Gronin-
gen, Cambridge en Rochester (VS).
In 1930 werd hij hoogleraar aan
de universiteit van Szeged in
Hongarije. In de jaren dertig was
hij actief anti-nazi. Tijdens de
Tweede Wereldoorlog verleende
Zweden hem ter bescherming
het Zweedse staatsburgerschap.
In 1947 verliet hij Hongarije om
politieke redenen en woonde en
werkte tot zijn dood in Amerika.
Zie voor meer informatie over Albert
Szent-Györgyi zijn autobiografische
artikel ‘Lost in the twentieth century’,
Annual Review of Biochemistry 32
(1963), 1–14.
‘Het begin van mijn politieke carrière ligt daar. Ik kwam er op mijn zes-
tiende voor het eerst. Ik woonde in Groningen en was lid van de jonge
socialisten en die zaten ook in dat pand, waar verder de gemeentelijke
en de provinciale PvdA-afdelingen zaten. Ik ben er de laatste tijd niet
meer geweest, maar ik zie het nog goed voor me. Een oud pand, van
binnen vrij modern. Met achterin een professionele drukkerij. Evert, de
drukker, met zijn shaggie in de mond... Hij was een van die vrijwilligers
waar een partij het van moet hebben. Volgens mij werkt hij er nog
steeds. Er zijn maar heel weinig van zulke partijpanden in het land.
Vaak zitten politieke partijen gewoon op het gemeentehuis. In
Enschede waar ik nu woon is dat bijvoorbeeld zo.
De ruime zolder was van de jonge socialisten. Dat was ónze plek, daar
hingen onze posters, onze vlaggen. Ons nest was het, waar van alles
werd bekokstoofd. Zeker een paar avonden per week zat ik aan de
Haddingestraat. En een of twee middagen. Op woensdagmiddag bij-
voorbeeld bemande ik vaak de vrijwilligerstelefoon van de PvdA. Ook
tijdens mijn studie rechten, waar ik in 1989 mee begon, bleef ik er
natuurlijk komen. Die studie heb ik overigens niet afgemaakt. Ik ging
het uit idealisme studeren, dacht dat recht stond voor rechtvaardig.
Maar ik kwam al snel tot de conclusie dat dat niet zo was. Ik merkte dat
ik in de praktijk, in de politiek, veel meer voor de maatschappij kon
betekenen.’
Ellis Ellenbroek
7J U N I 2 0 0 1
zesde en laatste Groningse publicatie
in 1926 vatte Szent-Györgyi het onder-
zoek over de bijnierschors samen. Hij
beschreef dat de studies over dit orgaan
aanvankelijk tot niets leidden, maar
uiteindelijk een positief resultaat had-
den en dat een stof was ontdekt met
sterk reducerende eigenschappen, die
sterk leek op de in planten gevonden
stof. Hij publiceerde de resultaten van
zijn niet-afgesloten onderzoek, omdat
hij zijn ‘Groninger werkplaats’ ging
verlaten in de hoop dat andere onder-
zoekers met deze stof verder zouden
kunnen werken en het artikel eindigt
met de zin: ‘Jammer genoeg ben ik niet
meer in staat om de verkregen extrac-
ten systematisch te onderzoeken.’
Overigens bedankte hij in dit artikel
nog wel keurig de Groningse hooglera-
ren voor de in Nederland genoten gast-
vrijheid.
IgnoseNog altijd een beginneling in de weten-
schappen was Szent-Györgyi ten einde
raad. Hij zat zonder geld en had geen
buitenlands diploma. Hij stuurde zijn
vrouw en kind naar Hongarije en
bereidde zich voor op het einde van
zijn wetenschappelijke carrière. Dat
duurde gelukkig niet lang. Tijdens het
Internationaal Fysiologisch Congres in
Stockholm (1926) werd in de ope-
ningslezing door Sir F.G. Hopkins
Szent-Györgyi’s naam drie keer ver-
meld, meer dan die van enig ander. Dit
resulteerde in een uitnodiging om ver-
der in Cambridge te werken met een
Rockefeller Fellowship. Daar zette
Szent-Györgyi zijn onderzoek over de
in Groningen ontdekte stof voort. In
1928 publiceerde hij over de isolering
in zuivere vorm van deze stof uit sap
van sinaasappelen en kool, maar ook
van een identieke stof uit runderbij-
nierschors. De stof was kennelijk een
suiker. Omdat de structuur en functie
onbekend was, stelde Szent-Györgyi
voor de stof ‘ignose’ (van ignosco,
Latijn voor ‘ik weet het niet’, en de uit-
gang -ose, waarmee een suiker wordt
aangeduid) of ‘godnose’ (‘God knows’)
te noemen. Hiervoor kreeg hij echter
op zijn kop van Harden, de redacteur
van het Biochemical Journal, die niet
van grapjes hield. De stof werd voor-
lopig hexuronzuur genoemd (omdat ze
zes koolstofatomen bevatte en een zuur
was).
Kort daarna werd Szent-Györgyi be-
noemd als hoogleraar in Szeged. Hij
kreeg het vermoeden dat zijn hexuron-
zuur wel eens identiek aan vitamine C
kon zijn, een voor de gezondheid
essentieel bestanddeel van voedsel,
waarvan de chemische identiteit onbe-
kend was. Eigenlijk vond hij het veld
van vitamineonderzoek te ‘glamorous’
en theoretisch oninteressant:
‘Vitamines betekent dat je ze moet eten
en dat is meer een zaak voor de chef-
kok dan voor een wetenschapper.’ In
1931 toonden Szent-Györgyi en zijn
assistent J. Swirbely inderdaad ondub-
belzinnig aan dat hexuronzuur en vita-
mine C identiek waren! Dat vergrootte
de vraag naar grote hoeveelheden van
deze stof voor nader onderzoek door
wetenschappers over de gehele wereld.
Toevallig ligt Szeged in het hart van de
Hongaarse paprikateelt en tijdens een
diner realiseerde Szent-Györgyi zich
dat hij deze plant nog nooit had onder-
zocht. Dat deed hij en paprika’s bleken
een bron bij uitstek te zijn! De ontdek-
king van vitamine C is de tweede reden
geweest voor toekenning van de
Nobelprijs in 1937 aan Szent-Györgyi.
Doorslaggevend voor de ontdekking
van vitamine C, door Szent-Györgyi en
een collega omgedoopt tot ascorbine-
zuur (van a-scorbuut: ‘tegen scheur-
buik’), waren de experimenten in
Groningen. Szent-Györgyi verwoordde
dat in zijn Nobelprijslezing: ‘Groot was
de opwinding in mijn kleine kelderka-
mer in Groningen, toen ik vond dat de
bijnierschors een vergelijkbare reduce-
rende stof bevatte in relatief grote hoe-
veelheden als verschillende planten-
sappen.’
Daar zijn we weer terug bij de door
Brinkman genoemde kleine kelder. De
emeritus hoogleraren F.J. Loomeijer
en W.G. Zijlstra konden op een platte-
grond van het Laboratorium aan de
Bloemsingel 1 nog deze ruimte aanwij-
zen (zie foto). Het zal de moeite waard
zijn daarin een blijvende herinnering
aan deze ontdekking aan te brengen.
Jaap J. Beintema
Biochemisch Laboratorium RUG
6 J U N I 2 0 0 1
> A i n w o n d r e s t a d <GRONINGEN. UNIVER-
SITEIT. MAAR OOK
TALLOZE STRATEN,
HUIZEN, BRUGGEN
PLEINEN MET EVEN
ZOVEEL HERINNERIN-
GEN DAARAAN VAST.
BEKENDE OUD-RUG-
STUDENTEN VER-
TELLEN OVER HUN
SPECIALE PLEK.
Sharon Dijksma (30) /
tweede kamerlid PvdA /
speciale plek:
Haddingestraat 10,
PvdA-pand.
Werkkamer en
laboratorium Van
Szent-Györgyi aan
de Bloemsingel 1
9J U N I 2 0 0 18 J U N I 2 0 0 1
Snuffelen in Lutjewad
HET BROEIKASEFFECT BLIJFT EEN
MOEILIJK GRIJPBAAR FENOMEEN.
DE AARDE LIJKT WARMER TE WORDEN
ONDER INVLOED VAN DOOR
MENSEN GEPRODUCEERD KOOLDIOXIDE.
MAAR WAAR KOMT HET PRECIES VAN-
DAAN? EN, OOK BELANGRIJK, WAAR
GAAT HET BROEIKASGAS HEEN?
RUG-ONDERZOEKERS ZOEKEN EEN
ANTWOORD.
Glazen dakDoor gebruik van fossiele brandstoffen als olie en steenkool
blazen we een enorme hoeveelheid kooldioxide de atmosfeer
in. Dat gas werkt, simpel gezegd, als het glazen dak van een
kas, waardoor de aarde meer warmte vasthoudt. Een wereld-
wijde stijging van de temperatuur zou - zeker voor het laag-
gelegen Nederland - dramatische gevolgen hebben.
De Groningse onderzoekers hebben een methode om te ach-
terhalen waar het kooldioxide dat ze meten vandaan komt.
Wanneer de snuffelpaal in Lutjewad interessante verschui-
vingen in de concentraties opmerkt, kan Neubert vanuit
Groningen met een druk op de knop zo’n twintig luchtmon-
sters vastleggen. ‘De lucht wordt voortdurend in flessen van
2,5 liter opgevangen. Als we dat proces stoppen hebben we
monsters van ongeveer één dag.’ Hierin worden – in het lab
in Groningen – stabiele en radioactieve isotopen gemeten
van het koolstofatoom uit de moleculen kooldioxide. Die
leveren een ‘vingerafdruk’ waarmee de bron van de koolstof-
dioxide kan worden achterhaald. Koolstof uit fossiele brand-
stoffen ligt bijvoorbeeld al zo lang onder de grond dat alle
radioactieve koolstof – die hoog in de atmosfeer ontstaat
onder invloed van kosmische straling – vervallen is.
Kyoto‘Maar we kunnen ook meten waar de kooldioxide blijft,’ ver-
telt Neubert. Wanneer planten kooldioxide opnemen, produ-
ceren ze zuurstof. Maar wanneer kooldioxide in de oceaan
verdwijnt, gebeurt dat niet. Dan wordt het bijvoorbeeld vast-
gelegd in schelpen, die naar de bodem zakken. Minimale
verschuivingen in de verhouding tussen kooldioxide en
zuurstof onthullen dus de eindbestemming van het broei-
kasgas. Dat is belangrijk: ‘Als de kooldioxide die wij produ-
ceren in bomen wordt vastgelegd, komt het over honderd
jaar weer vrij als die bomen vergaan. Maar als het de oceaan
ingaat, blijft het daar zeker 5000 jaar liggen.’
De metingen van schone zeelucht in Lutjewad worden ver-
geleken met metingen van een Europees netwerk. Zo is te
bepalen hoeveel kooldioxide onderweg door de mens wordt
toegevoegd. ‘Er liggen afspraken over reductie van uitstoot,
gemaakt in Kyoto. Op deze manier kunnen we registreren of
de Europese landen zich daaraan houden.’
René Fransen
De waddendijk is een heerlijke plek om even uit te waaien.
Bij een noordelijke wind komt de zuivere zeelucht direct van
de Atlantische Oceaan. Bijna maagdelijke lucht, zonder men-
selijke toevoegingen zoals uitlaatgassen. Dat is precies de
reden waarom wetenschappers van het Centrum voor
Isotopenonderzoek (CIO) juist daar hun meetapparatuur
hebben neergezet. Net achter de dijk bij Hornhuizen staat
het Atmosferisch Meetstation Lutjewad. Hier staat een zestig
meter hoge mast, die continu luchtmonsters kan nemen.
‘Er lopen zo’n tien slangen van de mast naar het gebouwtje
ernaast,’ legt dr. Rolf Neubert uit, hoofd van het atmosferisch
lab. Door de slangen wordt lucht van 60, 40 en 7 meter
hoogte naar het gebouw getransporteerd, waar de concentra-
tie van verschillende gassen in de monsters gemeten wordt.
‘We kunnen direct de concentratie kooldioxide, methaan en
koolmonoxide meten,’ legt Neubert uit. Maar wat de onder-
zoekers eigenlijk willen weten is waar die gassen, vooral
kooldioxide, vandaan komen. ‘We zijn al sinds de jaren
zeventig geïnteresseerd in de koolstofkringloop in de atmo-
sfeer. En dan vooral de vraag waar de kooldioxide blijft die wij
mensen produceren.’
303101x00 ❍ Ik ontvang drie nummers van Historisch Nieuwsblad voor ƒ 10,-. Als ikdaarna Historisch Nieuwsblad niet verder wens te ontvangen, laat ik dateen week na ontvangst van het tweede nummer weten.
Achternaam Voorletters m/v
Adres
Postcode en woonplaats
Land
Telefoonnummer Datum
Handtekening
U kunt deze bon kopiëren en faxen naar (020) 53 10 971 of u kunt hem in een envelop zonder postzegel sturen naar:Historisch Nieuwsblad, Antwoordnummer 9224, 1000 WZ Amsterdam. Of bel gratis 0800 0234100
NU OVERAL TE KOOP • WWW.HISTORISCHNIEUWSBLAD.NL
BR0015
3 nummers voor slechts ƒ10,-Een jaarabonnement (10 nummers) kost ƒ 99,50
✄
VerfrissendFraude en
voorkennis: de Amsterdamse
beurs in deGouden Eeuw
VerslavendSerie:
de jaren ‘80,met de yup, hetpoldermodel, de eerste pc
VerrassendWillem-
Alexander móetwel jagen:
rituelen van demonarchie
HISTORISCH NIEUWSBLAD
Wereldbuffet in AmsterdamHet Tropenmuseum schotelde ons een keur aan culinaire
hoogstandjes uit de hele wereld voor. Deze werden gelar-
deerd met lezingen. De eerste was van bedrijfskundige
Tienke Koning. Als regiodirecteur van Arcadis Heidemij is
zij nauw betrokken bij de ruimtelijke ordening van ons land.
Vindt u ook niet dat Nederland vol is? Met deze prikkelende
vraag begon haar verhaal. Van alle Europeanen reizen
Nederlanders het meeste voor hun werk. De daarvoor beno-
digde uitbreiding van wegen, huizen, bedrijventerreinen
gaat ten koste van natuur- en landbouwgebied. Is dat erg?
Nee, betoogde Koning, maar we moeten wel goed nadenken
over de vraag of we bereid zijn schaarse ruimte op te offeren
voor vervoer en huisvesting. Ruimtelijke ordening is geen
zaak van planologen, verkeersdeskundigen en politici alleen,
maar ieders verantwoordelijkheid. Ook socioloog Max van
den Berg benadrukte de eigen verantwoordelijkheid van bur-
gers. Neem de MKZ-crisis. Het besluit vee niet in te enten
tegen mond- en klauwzeer is destijds door dezelfde boeren
gevraagd die nu aandringen op inenting. Als je niet wilt
inenten, moet je ook voor de consequenties staan en dus
accepteren dat de ziekte af en toe uitbreekt, met alle econo-
mische gevolgen van dien. Volgens de europarlementariër
moeten grote maatschappelijke beslissingen op Europees
niveau worden genomen. De bescheiden groepsomvang van
25 RUG-alumni nodigde uit tot veel interactie, met geani-
meerde gesprekken en levendige discussies. Het enige min-
puntje was dat de lezingen door geluidsoverlast soms moei-
lijk te volgen waren. (MvA)
Zonnige avond in ZwolleOp een zonnige avond verzamelde zich een gezelschap van
rond de 35 personen in het Pestengasthuis. Het was een bont
gezelschap: van redelijk recent afgestudeerd tot al lang gele-
den de bul ontvangen. Na ontvangst met aperitief ging men
aan tafel. De tafelschikking was gemengd en willekeurig.
Het welkomstwoord werd uitgesproken door José Siersema,
directeur Personeels-zaken van de RUG. De eerste spreker,
Arjan van Witteloostuijn, boeide de aanwezigen met zijn
betoog over de maatschappelijke verantwoordelijkheid van
bedrijven. Na het volgende gerecht volgde een geanimeerd
verslag van Winnie Sorgdrager over de commissie waarvan
zij deel uitmaakte en die staatssecretaris Van der Ploeg advi-
seerde over de verdeling van subsidiegelden in de cultuur-
sector. Na de koffie gingen de geanimeerde tafelgesprekken
nog enige tijd door. De reacties na afloop waren enthousiast,
zowel over het eten, als over de sprekers en het contact met
elkaar. Jammer dat door de tegenvallende aanmelding niet
het hele Pestengasthuis voor ons beschikbaar was. Er waren
nu veel andere gasten, die door hun geroezemoes het volgen
van de sprekers erg lastig maakte. (LK)
11J U N I 2 0 0 110 J U N I 2 0 0 1
Terugblik ophet Voorjaarsdiner
OP DONDERDAGAVOND 19 APRIL HIELD DE RUG IN VIJF GROTE
STEDEN HET VOORJAARSDINER VOOR ALUMNI EN UNIVERSITEIT
EEN UITGELEZEN GELEGENHEID OM ELKAAR IN EEN PLEZIERIGE
AMBIANCE TE ONTMOETEN.
kon de echte gourmand niet ad libitum zijn maag vullen.
Voor de organisatie en de sprekers is het jammer dat de
alumni slechts in kleinen getale waren opgekomen.
Anderzijds was het nu wel een avond ‘entre nous’. (GG)
Ontspannen ‘bal’ in ProvinciehuisDe ambiance van het Groningse Voorjaarsdiner is de eeuwen-
oude Gedeputeerde Statenkamer van het Provinciehuis. Voer
voor anekdotes, over de Vonhoffen, de Van Panhuysen, de
Aldersen. Maar vooral ook over de vroegere studietijd.
Mirjam de Meijer, gastvrouw vanuit de Provincie, zet met
een persoonlijk welkomstwoord de toon voor een ontspan-
nen avond. Een kleine veertig alumni verdelen zich over drie
ronde tafels en het bal kan beginnen. Wat is er van mijn oude
universiteit geworden? Marius Kooyman, lid van het College
van Bestuur, somt de facts & figures anno nu op. Totaal bijna
20.000 studenten. Meer vrouwelijke dan mannelijke. Steeds
meer, maar nog veel te weinig vrouwelijke hoogleraren.
Wijsgeer Theo Kuipers filosofeert over de overeenkomsten
tussen ‘Schoonheid’ en ‘Waarheid’. Over hoe mooi en bevre-
digend de perfecte wetenschappelijke theorie kan zijn. Daar
drinken we nog een glas wijn op. En de zalm smaakt voor-
treffelijk. Dat de ontrafeling van ziektes als astma en taai-
slijmziekte verre van eenvoudig is, maakt Dirkje Postma
overtuigend duidelijk. Postma, hoogleraar longziekten (‘Nee,
natuurlijk wordt hier niet gerookt!’) gaat uitvoerig in op haar
stapsgewijze vorderingen in het traceren van het astmagen.
‘Astma is like love: everyone knows what it is, but not how to
define it.’ Tussen de wetenschappelijke bedrijven door
gebeurt er veel. Aan het eind van de avond wekken tafelge-
noten de indruk veel meer met elkaar gedeeld te hebben dan
een interessante en smakelijke avond. (AB)
Groningers inRotterdamHet alumnidiner in Hotel New York
begon met een welkomstwoord van
Bert Verveld, algemeen directeur van
het Bureau van de RUG. Daarna hield
neerlandicus Hieke Jippes, correspon-
dent in Londen voor NRC Handels-
blad, haar lezing. De angst die zij als
alfa had te moeten spreken voor een
zaal vol geleerde hersenchirurgen
bleek niet terecht en zij ging over tot
een humoristisch verhaal over de lol
van het wonen en werken in Engeland.
Die zit hem in haar liefde voor land en
volk. Door de invloed van Europa dreigt
het specifiek Engelse uit Engeland te
verdwijnen, tot verdriet van Jippes. Zij
geniet, zolang het nog kan, van de vele
excentriekelingen die het land rijk is.
En het onderkoelde cynisme van de
Engelsman, die met een eenvoudig ‘oh,
how interesting’ zijn minachting voor
de woorden van zijn gesprekspartner
duidelijk maakt. Na de soep was het
woord aan Hans Wesselingh, hoogle-
raar fysische scheikunde. Hij verwacht-
te gegniffel van de alfa’s bij zijn eerste
sheet met de titel van zijn voordracht:
‘Zijn wij bèta’s wel goed bezig?’ Het
onderwijs vraagt volgens hem om een
vernieuwing. Studenten worden mo-
menteel alleen opgeleid voor een
onderzoekersfunctie, terwijl bedrijven
breder inzetbare bèta’s willen. De
hoogleraar begeleidt momenteel stu-
denten die een product niet alleen kun-
nen ontwikkelen, maar ook leren het te
produceren en in de markt te zetten.
De zaal had de nodige vragen over de
praktische uitvoering van deze arbeids-
intensieve aanpak, maar het merendeel
moest worden besproken tijdens het
buffet dat inmiddels was klaargezet.
(ImK)
Op 19 april 2001 overleed prof.dr.ir.
Ton Beenackers, hoogleraar technische
scheikunde. Op de dag van zijn overlijden
zou hij anders een lezing gehouden hebben
op het Voorjaarsdiner in Rotterdam. Ons
medeleven gaat uit naar zijn nabestaanden.
Amsterdam
Rotterdam
Zwolle
Leeuwarden
Vorstelijke sferenin LeeuwardenOnze bijeenkomst vond plaats in
‘hotelpaleis’ het Stadhouderlijk Hof, in
het hart van de Friese hoofdstad. Dit
prachtige historische pand was vroeger
de residentie van de Friese stadhouders
van Oranje-Nassau. Ons gezelschap
van twintig streek neer in de Konin-
ginnezaal, alwaar Simon Kuipers, de
voorzitter van het College van Bestuur,
ons welkom heette. De sprekers waren
goed gekozen. Jan Oosterhaven, hoog-
leraar ruimtelijke wetenschappen,
hield een pittig praatje over de wijze
waarop beslissingen over grote infrast-
ructurele projecten in ons landje tot
stand komen. Dit aan de hand van een
onderwerp dat iedereen die iets met
Groningen heeft na aan het hart gaat:
de magneetzweefbaan van Schiphol
naar de Martinistad. Vervolgens sprak
hoogleraar theologie Ed Noord over het
toepasselijke thema van kookpotten in
het bijbelse Israël. Hij vergeleek de cul-
turen van Noord-Israël (negende eeuw
voor Christus) en Juda (elfde en tiende
eeuw) met elkaar en trok een interes-
sante parallel met de huidige politieke
situatie in Israël. We waren gezeten
aan drie grote ronde tafels, waar zich
geanimeerde gesprekken ontsponnen.
De driegangenmaaltijd was heerlijk, al
Groningen
Na zijn geschiedenisstudie werkte Klooster als freelancer
en schreef als hobby het boek De geschiedenis van
Albanië, dat in 1991 uitkwam, net toen het land door de
val van het communisme in het nieuws was. ‘De timing
was inderdaad mazzel,’ erkent Klooster. Toen diende
zich een merkwaardig project aan. De Venezolanen wil-
den weten welke invloed hun landgenoot Simón
Bolívar (1783–1830), de grote vrijheidsstrijder, in de VS
en Europa had gehad. Ook wilden ze onderzocht heb-
ben hoe in de zeventiende en achttiende eeuw de
betrekkingen waren tussen Spanje en Nederland.
Venezuela heeft een grensconflict met Colombia over
het gebied ten westen van het Maracaibo-meer, het
grootste meer van Zuid-Amerika. Het land hoopte uit
scheepvaartincidenten tussen Nederlanders en de voor-
malige Spaanse autoriteiten meer te weten over de
eigen historische rechten. Klooster moest elke maand documenten
opsturen naar de Venezolaanse ambassade in Den Haag, vanwaar ze
naar Caracas gingen. Tijdens het archiefonderzoek werd Klooster zich
bewust van de omvang van de Nederlandse handel met Zuid-Amerika
vóór 1800 en voelde dat er een prachtig promotieonderwerp in zat. In
1991 werd hij aio bij de Universiteit Leiden en promoveerde in 1995 op
het proefschrift Illicit Riches. The Dutch trade in the Caribbean, 1648–
1795. Hij toonde hierin aan dat het volume de Nederlandse handel met
West-Indië wel vier keer groter was dan verondersteld. Een groot deel
betrof namelijk smokkelhandel, die buiten de boeken gehouden werd.
Nationale prijsNa zijn promotie zocht Klooster zijn heil in Amerika. Mede dankzij een
Fulbrightbeurs en een NWO-talentenbeurs begon hij aan een vervolg-
onderzoek in de John Carter Brown Library in Providence (Rhode
Island), waar zich de grootste verzameling boeken en kaarten over de
Nederlandse aanwezigheid in de Nieuwe Wereld bevindt. Twee jaar
lang werkte hij, naast zijn eigen project, op verzoek van de directeur van
de bibliotheek aan een tentoonstelling over deze fraaie collectie. Het
boek The Dutch in the Americas, 1600–1800 (1997), waarvoor hij de
tekst had geschreven en kaarten en afbeeldingen had
geselecteerd, won samen met een andere catalogus de
nationale prijs van de American Library Association.
Vervolgens kreeg Klooster een aanstelling als associate
professor ‘Early modern European History (1400–
1800)’ aan de University of Southern Maine. ‘Ik houd
me vooral bezig met de zogeheten Atlantische geschie-
denis. Een nieuw vakterrein, dat zich richt op de con-
tacten tussen Europa, Afrika en Amerika en ook de rest
van de wereld. De ontdekking van Columbus maakte
van verschillende werelden geleidelijk aan één. Het is
het verhaal van migratie van mensen, transport van goe-
deren, maar ook verspreiding van ziektekiemen, dieren
en gewassen of de uitwisseling van ideeën.’
Op de vraag of Klooster er zijn toekomst ziet liggen en
gekozen heeft voor Amerika, antwoordt hij volmondig
‘ja’. Hij heeft een Amerikaanse verloofde en hij verwacht over vijf jaar
full professor te worden. ‘Ik voelde me meteen thuis in Amerika, al mis
ik natuurlijk familie en vrienden en dingen als “gezelligheid”. Het
Nederlandse weer mis ik in ieder geval niet. In Maine heb je vaak een
schitterend blauwe lucht.
Het is grappig hoe het werkt. Ik was in het begin heel kritisch – en ik
merk dat bij veel mensen die hier net zijn gaan wonen. Na een tijd
kreeg ik grote waardering voor dit land, dat eigenlijk een werelddeel op
zich is, en hoe het al die verschillende groepen immigranten gelukt is
samen een samenleving op te zetten. Als immigratieland kan Amerika
in niemands schaduw staan. Eerst ben je Europeaan in Amerika, maar
nu begin ik met Amerikaanse ogen naar Europa te kijken.’
Ook op wetenschappelijk gebied onderhoudt hij een ‘trait d’union’ met
Nederland. Klooster werkt aan een nieuw boek met de titel ‘The Dutch
in the Atlantic World’. Met enkele tientallen Nederlandse, Vlaamse en
Amerikaanse historici heeft hij de Society for Netherlandic History
opgericht, met een hoofdkwartier in New York. Hun streven is de
geschiedenis van de Lage Landen populair te maken.
Gert Gritter
13J U N I 2 0 0 112 J U N I 2 0 0 1
historicusin Maine
Atlantisch
‘ IK WIL NIET OP DE SCHOUDERS VAN
REUZEN STAAN.’ WIM KLOOSTER WILDE
NIET VOORTBORDUREN OP WAT GROTE
VOORGANGERS REEDS BEREIKT HADDEN,
MAAR ZOCHT JUIST NAAR NIEUWE
INVALSHOEKEN EN ONDERBELICHTE
ONDERZOEKSGEBIEDEN. DAT LEIDDE TOT
EEN WETENSCHAPPELIJKE ‘ODYSSEE’
DIE HEM VAN GRONINGEN UITEINDELIJK
NAAR DE UNIVERSITY OF SOUTHERN
MAINE BRACHT.
Wim Klooster (1962) /
Studeerde sociologie en
geschiedenis (1980–1987)
aan de RUG
‘Ik voelde memeteen thuis in
Amerika’
R o n d
d e
we r e l d
of keert, studenten zijn begaafde jonge mensen. Ze zijn
intelligent, anders waren ze nooit aan de universiteit beland.’
Die intelligente jongeren konden al jong situaties inschatten.
Ze zagen dat hun vader het druk had, dat hun zusje een pro-
bleem had of dat moeder ziek was. En dus besloten ze: ik val
mijn familie niet lastig; ik red mezelf wel. ‘Zulke mensen
zijn vaak uit balans,’ stelt Sommeling. ‘Ze hebben een deel
van zichzelf niet leren kennen en belasten zich teveel met
problemen van anderen. En dan gaat het mis.’
Bureau StudentenpsychologenAnnemarie heeft een psychisch probleem. Een probleem dat
niet zomaar even op te lossen is met een diepzinnig gesprek
met vrienden in de kroeg. Maar als ze op tijd professionele
hulp zoekt, kan ze relatief snel geholpen worden. Blijft ze
doormodderen, dan belandt ze later waarschijnlijk alsnog in
therapie, maar het zal haar veel meer moeite kosten weer ‘in
balans’ te komen. En dat is het grote voordeel van het Bureau
Studentenpsychologen. Studenten vinden er een groep psy-
chologen die gespecialiseerd is in hún problematiek. De
drempel is laag, in tegenstelling tot een RIAGG en een stu-
dent krijgt hier niet zo snel het etiket ‘gek’ opgeplakt.
Studentenpsychologen zijn ‘gewoon’ een van de vele voor-
zieningen aan de RUG.
‘Toen het Bureau Studentenpsychologen werd opgericht, in
de jaren vijftig-zestig, was de hulp alleen voor studiegerela-
teerde problemen,’ zegt Ton Boekhorst, hoofd van de dienst.
Maar al snel breidde de taak zich uit en konden studenten
met alle psychische problemen terecht. Psychische proble-
men en studieproblemen hangen vaak nauw met elkaar
samen. ‘De meeste studenten melden zich met een studie-
probleem: stagnatie of concentratiegebrek. Dan volgt er een
groep met depressieve klachten, angst of stress.’ Het zijn
vaak ook klachten die bij de leeftijdsfase horen. Identiteits-
problemen, wat hoort bij me, of de verhouding met de
ouders.
Als een student zich aanmeldt, kan hij maximaal tien sessies
met een psycholoog doorlopen. Langer niet. ‘Als we op voor-
15J U N I 2 0 0 1
beslist niet goed met Annemarie. Dat beseft ze zelf ook en
daarom zoekt ze hulp.
‘Dit was een heel kenmerkend geval,’ vertelt Louis
Sommeling. Sommeling was vijfentwintig jaar lang werk-
zaam als studentenpsycholoog aan de RUG en ging onlangs
met pensioen. Vóór zijn vertrek schreef hij een boek voor
hulpverleners én studenten: Leren leven en studeren. Gevallen
als dat van Annemarie heeft hij met honderden voorbij zien
komen. ‘Een student komt bij je. Meestal met de klacht dat
het niet goed gaat met de studie. Ze kunnen zich niet con-
centreren. Vertonen uitstelgedrag. Maar als je dan door-
vraagt, zie je het drama van het begaafde kind.’
Met dit ‘drama’ bedoelt Sommeling een psychisch probleem
dat zich vaak voordoet bij studenten. ‘Hoe je het ook wendt
14 J U N I 2 0 0 1
RUIM VIJFHONDERD STUDENTEN
MELDEN ZICH JAARLIJKS BIJ HET
BUREAU STUDENTENPSYCHOLOGEN.
HET GAAT NIET GOED MET HUN
STUDIE OF ZE ZIJN DEPRESSIEF
BIJ DE PSYCHOLOGEN VINDEN ZE
GESPECIALISEERDE HULP. DAT MOET
OOK WEL, WANT STUDENTEN VORMEN
EEN BIJZONDERE GROEP.
Annemarie is een van de vele studenten die jaarlijks aan-
kloppen bij de studentenpsychologen van de RUG. Ze is een
sterke persoonlijkheid, tenminste, zo ervaart haar omgeving
haar. Een praatpaal voor vriendinnen, iemand die altijd klaar
staat om anderen te helpen en te steunen. En toch... toch
gaat het niet. Ze kan slecht met haar eigen gevoelens
omgaan, is depressief. En dat slaat weer terug op haar studie.
Ze kan zich slecht concentreren en loopt vast. Het gaat >
‘Annemarie kwam binnen, maakte een pittige indruk, maar had ook iets ver-
moeids. Ze koos een stoel vlak bij me; het verraste me dat ze niet tegenover me ging
zitten, maar dichterbij. Zocht ze steun, omdat het pittige toch onvoldoende bleek?
Ze kwam van een andere therapeut met wie het ook niet liep; alsof die in haar
machteloosheid en depressie meegezogen werd en het ook niet wist, dacht ze.’
RUG: de hoedende moeder
‘Hoe je het ook wendt of keert, studenten zijn begaafde jonge mensen.’
Studentenpsycholoog
Louis Sommeling
De inschrijving van studenten aan de Rijksuniversiteit Groningen
gebeurt vandaag de dag vrijwel volledig geautomatiseerd. In de jaren
1645–1809 lag dat anders. Iedere student die zich inschreef, moest zijn
handtekening zetten in het ‘Album academiae huius, habens nomina
studiosorum, manibus ipsorum signata’.
In de eerste jaren van de oprichting, dus vanaf 1614, droegen veel stu-
denten die zich registreerden de namen van bekende Groningse fami-
lies. Zo schreef in april 1616 ene Adrianus Clant, geboren in 1599, zich
in als student in de ‘philosophie’. De Clanten waren een oud en aan-
zienlijk Gronings geslacht en bezaten het fraaie kasteel Nittersum in
Stedum (in 1819 gesloopt). Hun geschiedenis gaat terug tot de veer-
tiende eeuw. Na zijn studie heeft Adriaan Clant in Groningen diverse
bestuurlijke functies bekleed. Hij was onder meer lid van de
Gewestelijke Staten en lid van de Staten-Generaal voor de Omme-
landen.
Toen hij zijn naam in het inschrijvingsboek van de Groningse univer-
siteit schreef, kan hij niet hebben bevroed dat hij 32 jaar later een van
de belangrijkste documenten uit de Nederlandse geschiedenis zou
ondertekenen. In 1648 zette Adriaan Clant namelijk namens Stad en
Ommeland zijn handtekening onder het document waarmee een einde
kwam aan de Tachtigjarige Oorlog met Spanje!
In Munster ontving Clant waarschijnlijk de nodige ‘steekpenningen’
van Spaanse kant om het verdrag maar vooral te ondertekenen, want
Spanje was oorlogsmoe. Het ‘kapitaal’ dat hij zich daar verwierf, heeft
hij kennelijk goed opgepot. Na de dood van Adrianus in 1665 liet zijn
zoon Johan een prachtig grafmonument in de kerk in Stedum maken
door de bekende beeldhouwer Rombout Verhulst. Het is nog steeds te
bezichtigen.
Het vredesverdrag met de handtekening van Clant bevindt zich in het
Rijksmuseum. Het ‘Album Studiosorum’, het boek waarin Clant zijn
handtekening als student zette, bevindt zich in Groningen en behoort
tot de meest bijzondere academische schatten.
Lammert Doedens
17J U N I 2 0 0 116 J U N I 2 0 0 1
‘Album Studiosorum’
WKB>C
olu
mn
<
Rondje om de Broerstraat?
Ik behoor tot de weinige overgebleven sympathisanten
van de NS. Van de machinisten t/m de lokettisten, wel te
verstaan. De machinisten doen het werk. De directie zou dat
moeten dirigeren. Dat doe je door met je gezicht naar het
orkest te staan. Maar tegenwoordig staan directies met hun
gezicht naar het publiek, of in feite natuurlijk naar de aan-
deelhouder. Het werk (wat is dat?) is in hun ogen gevirtua-
liseerd tot een computerspelletje.
Een en ander doet denken aan pogingen van halfbakken
economen om ook de universiteit geleidelijk te privatiseren,
dat wil zeggen in dienst te stellen van het aandeelhouders-
kapitalisme. De wet Modernisering [sic!] Universitair Bestuur
was een aanzet in die richting. Bij onze Faculteit Bedrijfs-
kunde is een crisis ontstaan omdat haar bestuur de MUB au
sérieux meende te moeten nemen: integraal management,
en dat soort ongein uit de vorige eeuw. Gelukkig lopen daar
ook nog enkelingen rond als Ton de Leeuw, criticus van de
‘bestuurlijke drukte’, die echt verstand van organisaties
hebben. Maar dat gaf dus trammelant. De universiteit is naar
haar aard geen commercieel bedrijf, maar een professionele
organisatie. Dat betekent in dit geval dat docenten en onder-
zoekers de dienst uitmaken. Zij zijn de universiteit. Bestuur
en beheer ondersteunen dat primaire proces: secretaresses
m/v van hoog tot laag houden de agenda bij. Het betekent
ook marginaal toezicht, oppassen dat de zaak niet ontspoort:
de universiteit is er niet voor de hoogleraren. Maar besturen
is vooral de kunst anderen niet voor de voeten te lopen.
Als ‘lerende organisatie’ met ‘zelfsturende functionarissen’
is de universiteit al lang niet meer uniek. In deze tijd waarin
de arbeid op alle fronten professionaliseert, had ze daarom
model kunnen staan. Zo zou je NS’ers op hun beroepstrots
kunnen aanspreken in plaats van ze te behandelen als
productiefactor. Maar daarvoor is eerst nodig dat die
universiteit zelf ‘moderne’ vormen en gedachten afschudt.
Willem Hofstee
hand zien dat de problemen meer aandacht vragen dan we in
tien sessies kunnen doen, verwijzen we door,’ benadrukt
Boekhorst. ‘Maar veruit de meeste mensen die zich melden,
kunnen in gemiddeld zeven sessies worden geholpen.’
Daarnaast is er groepstherapie. Een groep studenten praat
dan in groepsverband over problemen als tentamenvrees of
moeite met het leggen van contacten.
SchurkenstrekenVeel van de problemen van studenten hangen samen met
hun ouders. Niet zo gek, want ouders zijn natuurlijk heel
belangrijk bij de vorming van een kind. En als een kind gaat
studeren, moet het zich losmaken en zelfstandig verder
gaan. En dat geeft soms problemen. ‘Ik sta soms versteld van
wat voor schurkenstreken ouders hun kinderen aandoen. Ze
weigeren hun kind los te laten, blijven eisen aan ze stellen.
En de kinderen houden zó van hun ouders, dat ze dat blijven
accepteren.’ De studenten hebben soms niet eens besef van
de scheve verhouding. Het is immers ook wel lekker om zó
belangrijk te zijn. ‘I feel myself as special, as larger than life.
At the same time, I am worthless,’ citeert Sommeling de
therapeut A. Pesso.
Hij paste vaak een bijzondere therapie toe om studenten te
helpen. Hij probeerde de innerlijke stemmen van een cliënt,
die zegt ‘jij bent lui’ of ‘jij bent saai’, naar buiten te halen.
Door letterlijk een lege stoel neer te zetten en te zeggen:
‘Kijk, daar zit de eigenaar van die stemmen. Wat zegt hij?
Hoe klinkt hij? Wie is het?’ Sommeling: ‘De studenten gaan
opvallend gemakkelijk mee in zo’n toneelstukje en al snel
wordt dan duidelijk dat het hun vader is of een onderwijzer,
die ze in hun onderbewuste horen.’ Vanaf dat moment is het
ook gemakkelijker ermee om te gaan, de stemmen te rela-
tiveren en de student weer naar zichzelf te laten luisteren.
‘Als je je niet kunt concentreren, is dat niet omdat je lui bent.
Dan zat je wel aan een Spaans strand,’ zegt Sommeling dan.
‘Maar omdat je een probleem hebt, dat op die manier aan-
dacht vraagt.’
Pas als zo’n probleem is aangepakt, kan een student verder.
Vandaar dat de voorziening studentenpsychologen zo enorm
belangrijk is. ‘Het is zo’n cruciale leeftijd,’ benadrukt
Sommeling. Bovendien, een student komt met zijn héle per-
soonlijkheid op de universiteit, niet alleen om klaarge-
stoomd te worden voor de arbeidsmarkt. En moet gevormd
te worden. ‘De universiteit heet niet voor niets Alma Mater,
de voedende, maar ook hoedende moeder.’
Christien Boomsma
De naam ‘Annemarie’ is gefingeerd. De cursief gedrukte
tekst op p. 14 is een citaat uit het boek van Louis
Sommeling met de titel Leren leven en studeren. Psycholo-
gische hulp in de studententijd. (Van Gorcum, Assen, 2001).
> A c a d e m i s c h e S c h a t t e n <
Herdenking Vrede van
Munster 1648–1998.
Kistje met de originele
vredesakte.
(Algemeen Rijksarchief
Den Haag)
Adrianus Clant
Uit de collectie van het Universiteitsmuseum
Dat de GN-IX bij het Rekencentrum is ondergebracht is
deels omdat de RUG een ‘neutrale’ partij is. ‘Een telecom-
aanbieder wil natuurlijk liever niet dat het knooppunt bij een
concurrent is gevestigd.’ De RUG heeft hier geen primair
belang bij. ‘Het is meer een stukje dienstverlening naar
gemeente en provincie toe.’ De RUG levert expertise en ver-
huurt vloerruimte in haar computerhal aan de BV waarin de
GN-IX is ondergebracht. De aandelen van de BV zijn in han-
den van de gemeente Groningen, de Noordelijke ontwikke-
lingsmaatschappij (NOM) en de RUG. Eventuele winst zal
worden gebruikt voor investeringen. Het uiteindelijke doel
van de GN-IX is het stimuleren van ICT-bedrijvigheid in
Groningen.
Lobbyen in stilteICT is sinds 1997 een speerpunt van de stad Groningen, legt
wethouder Koen Schuiling (economische zaken en verkeer
en vervoer) uit. De RUG-alumnus rechten was voorzitter van
de stuurgroep die de TyCom kabel binnen wist te halen.
Schuiling benadrukt het belang van het knooppunt. ‘Je kunt
het vergelijken met de ligging aan een spoorweg. Dat is ook
gunstig voor een stad. Tenminste, als er een station is, en dat
hebben we met de GN-IX.’ Schuiling verwacht dat het
knooppunt, en de komst van de TyCom kabel, de bedrijvig-
heid in de ICT-sector in Groningen zal stimuleren. ‘Cor
Baan, voorzitter van het Adviescollege voor de Markt van het
Samenwerkingsverband Noord-Nederland heeft begin april
op ons jaarlijkse congres de verwachting uitgesproken dat de
ICT in Noord-Nederland de komende vijf jaar zo’n tiendui-
zend banen kan opleveren. Dat is misschien wat enthousiast
gerekend, maar het geeft de impact van deze ontwikkeling
aan.’ De gemeente merkt al dat er belangstelling is van ver-
schillende ICT-bedrijven, al bevindt die zich veelal nog in het
‘snuffelstadium’.
De hele operatie om de TyCom kabel naar Groningen te krij-
gen verliep in het geheim. ‘Want tot januari had het nog kun-
nen afketsen.’ Onder de codenaam Glasbak werkte een com-
plete projectorganisatie, waarin onder meer de gemeente, de
provincie, de NOM en SIG Real Estate nauw samenwerkten.
De projectgroep zorgde ervoor dat de kabelaar bij één loket
terechtkon voor alle vergunningen die nodig waren, bijvoor-
beeld voor het leggen van een kabel door de Waddenzee, en
voor het traject Eemshaven-Groningen. Ook leverde Essent
Kabelcom een aansluiting naar Amsterdam en Hamburg,
zodat er directe verbindingen zijn met de rest van Europa.
Cees Hendrikse, voormalig directeur P&O bij de Gasunie,
trad eind vorig jaar enkele maanden op als adviseur voor de
stuurgroep: ‘Oorspronkelijk was het de bedoeling dat de
kabel in het Duitse Norden zou komen,’ vertelt de RUG-
alumnus bedrijfseconomie en rechten. ‘Maar de Neder-
landse telecommarkt is in de praktijk opener dan de Duitse.’
Deutsche Telecom heeft daar de facto een monopolie. Omdat
TyCom ruimte op haar kabels verhuurt is een markt met
meer aanbieders interessanter. Behalve een vrije telecom-
markt kon Groningen voldoende ruimte bieden, goed gekwa-
lificeerde werknemers en - heel belangrijk in de internetwe-
reld - de Eemscentrale met voldoende capaciteit om aan de
energievraag te voldoen. ‘Wat uiteindelijk de doorslag heeft
gegeven weten we natuurlijk niet,’ aldus Hendrikse. ‘Maar
de attente houding van gemeente, provincie en andere Noor-
delijke partijen is van het allergrootste belang geweest.’
René Fransen
19J U N I 2 0 0 1
De meeste internetgebruikers zullen er niet veel over naden-
ken: dat het wereldwijde web ook daadwerkelijk een wereld-
wijd netwerk is. De hele virtuele werkelijkheid kan alleen
maar bestaan dankzij honderdduizenden kilometers glas-
vezelkabel, die een fysieke verbinding maken tussen servers
onderling en de pc’s van de gebruikers.
Bovendien bestaat er niet één web. Mede door de gelibera-
liseerde telecommarkt kent Nederland een groot aantal
kabelnetwerken, die elk door een ander bedrijf gerund wor-
den. Goed voor de klant, die door de concurrentie minder
betaalt voor de verschillende diensten, maar de voorwaarde
is natuurlijk wel dat er knooppunten zijn waar die verschil-
lende netwerken elkaar ontmoeten.
Zo’n knooppunt bestaat uit schakelkasten met kabels van de
verschillende aanbieders, die onderling worden verbonden.
Tot nu toe was er één centraal knooppunt in Nederland, de
Amsterdam Internet Exchange. In Amsterdam lag boven-
dien de enige aansluiting van Nederland op een transatlan-
tische kabel. Maar met een knooppunt is het netwerk kwets-
baar, weet Wim Liebrand, directeur van het Rekencentrum
van de RUG. Het Amsterdamse knooppunt is wel over vier
gebouwen verspreid, maar wanneer de stroom zou uitvallen
in de regio kan bij alle vier de locaties het licht uitgaan.
Neutrale partijBehalve het ‘aan elkaar knopen’ van telecom-providers zal de
GN-IX ook een directe aansluiting krijgen op een transatlan-
tische verbinding, via het kabelnetwerk van TyCom. Half mei
kwam deze kabel aan in de Eemshaven, eind dit jaar moet de
aansluiting in Groningen operationeel zijn. Dit tweede
knooppunt heeft niet alleen landelijk voordelen (het maakt
de Nederlandse kabelinfrastructuur minder kwetsbaar), ook
regionaal is dit knooppunt van belang, benadrukt Liebrand.
‘Wanneer je als gemeente bijvoorbeeld een woonwijk beka-
belt, dan moet die kabel aangesloten worden op het netwerk
van een provider. Via de GN-IX heeft de gemeente de
keus uit verschillende providers en kan dus lagere tarieven
bedingen.’
18 J U N I 2 0 0 1
Groningen wordt internetknooppuntIN HET REKENCENTRUM VAN DE RUG
WORDT GEBOUWD AAN HET TWEEDE INTER-
NETKNOOPPUNT VAN NEDERLAND.
DE GRONINGEN INTERNET EXCHANGE
(GN-IX) BRENGT DE NETWERKEN VAN
VERSCHILLENDE AANBIEDERS BIJEEN.
EN DANKZIJ INSPANNINGEN VAN DE
GEMEENTE KRIJGT GRONINGEN OOK
DE NOORD-EUROPESE AFTAKKING VAN
HET WERELDWIJDE KABELNETWERK
VAN TYCOM.
21J U N I 2 0 0 120 J U N I 2 0 0 1
Besmet met de ziekte van
Deze eerste speciale reis voor RUG-
alumni vond plaats van 13 tot 20 mei
en had Florence als bestemming. Met
24 deelnemers, Henk van Veen (hoog-
leraar Italiaanse kunstgeschiedenis),
Maaike Dicke (universitair docent
Italiaans) en Lidy Bosker (alumnifunc-
tionaris) ging de reis van start. Juist op
de dag van aankomst vonden er verkie-
zingen in Italië plaats. Onze alumni
kwamen echter niet voor de politiek.
Zij kwamen voor de schoonheid van
Florence. Een schoonheid, waarvan de
Franse schrijver Stendhal zo in de ban
raakte, dat hij ziek werd en geruime
tijd verpleegd moest worden...
Het programmaElke dag begon met een stevig (en zoet)
Italiaans ontbijt om 8.00 uur. Steevast
opgediend door een altijd even chagrij-
nige serveerster. In de ontbijtzaal werd
het programma doorgenomen en ver-
volgens arriveerden we voor 09.00 uur
op de eerste bijzondere kunsthistori-
sche plek. Na een intensieve ochtend
was er van 12.30 tot 15.30 uur rust en
ruimte voor lunch, wandeling of siësta
in het hotel. Vanaf 15.30 uur werd het
programma voortgezet met een tweede
ronde langs bijzondere kerken, musea
of paleizen. ’s Avonds kon men op
eigen gelegenheid een hapje eten. Op
deze pagina’s staan impressies van
deelnemers die op eigen wijze het ver-
blijf in Florence beschrijven: in woor-
den, beelden en een tekening.
Bombardement‘Als Henk van Veen in de hoogste ver-
snelling komt, wordt het zijn toehoor-
ders onontkoombaar duidelijk hoe
belangrijk de zestiende eeuw was en
hoe centraal de rol van Vasari en andere
kunstenaars. Ons gezelschap bestaat
uit drie generaties alumni, ronddolend
in het decor van Florence en Toscane,
een stad en een streek stampvol archi-
tectuur en kunst. De ziekte van
Stendhal ligt voortdurend op de loer. Je
moet dus zorgen dat je medereizigers
geestelijk goed in evenwicht blijven,
maar daar dient de Toscaanse keuken
voor. Ook het nut van goed schoeisel,
de juiste timing van rustpauzes, de
charme van het in de stad uitwaaieren
van eetgroepjes wordt allemaal duide-
lijk. De Italiaanse les van Maaike Dicke
brengt daarbij een aardige synergie tot
stand met de excursies en zorgt ervoor,
dat men elkaar met animo de loef wil
afsteken in het bestellen van ‘caffe cor-
retto’ en het correcte gebruik van de
Italiaanse gebarentaal. Dit alles maakt
deze alumnireis tot een aparte beleve-
nis. Er is dus niet alleen sprake van een
reis van reünisten van je universiteit of
een volledig verzorgde kunstreis met
lokale gidsen. Nee, je krijgt een volcon-
tinu informatiebombardement vanuit
je eigen universiteit. De hoofdzaak
was: een deputatie van voormalige
Groninger studenten, met een goede
en gevarieerde leeftijdsopbouw, kan
zo’n forse dosis aan en spreekt al spoe-
dig elke vreemde taal. En, als je gewoon
dicht bij elkaar blijft, dan kan je niets
gebeuren...’ Cees Tromp
Brutus en Cosimo‘De overgang van Florence naar mijn
woonplaats Almere is veel groter dan
andersom. Ik durf zelfs te spreken van
een cultural shock; misschien open-
baart het syndroom van Stendhal zich
nu pas, bij thuiskomst. Deze reis was
mijn eerste vakantie sinds 15 jaar en
mijn eerste groepsreis. Ik laat een
schoolreis naar Rome en de befaamde
“Jongkees-excursies” voor studenten
geschiedenis buiten beschouwing. Ik
begon daarom met enige reserve aan
deze onderneming. Tijdens ons eerste
gezamenlijke diner was die reserve
echter al verdwenen. Ik was aange-
naam verrast te ervaren hoe gemakke-
lijk en prettig het contact met mede-
alumni was. Daarna was het alleen nog
maar genieten om door Henk meege-
voerd te worden naar de kunstwerken
van Florence. De vorige keer, 22 jaar
geleden, kwam ik uit Florence “thuis”
met de Michelangelo’s Brutus, een
buste waarvan de krachtige, onverzette-
lijke nek een onvergetelijke indruk op
De alumnireis naar FlorenceOP 13 MEI 2001 VERSCHEEN EEN REIS-
GEZELSCHAP VAN 27 PERSONEN OP SCHIPHOL.
UIT ALLE WINDSTREKEN EN MET UITEENLOPENDE
ACHTERGRONDEN, MAAR MET TWEE GEZAMEN-
LIJKE KENMERKEN. ALLE DEELNEMERS HEBBEN
EEN STUDIE BIJ DE RIJKSUNIVERSITEIT
GRONINGEN GEVOLGD EN BEZITTEN EEN
BOVENMATIGE INTERESSE IN FLORENCE EN
ZIJN KUNST EN GESCHIEDENIS.
mij maakte. Deze keer waren dat de
Perseus en Cosimo I van Cellini, de
Drie-eenheid van Masaccio en de
Visitatie van Pontormo. Deze beelden
hebben mij geraakt door de kracht van
de compositie.’ Sjoerdje Hiddema
Quanta costa?‘In de vroege ochtendzon groeperen
RUG-alumni zich voor de Carmine,
een oude kerk, om op de monumenta-
le trappen Lezione 2 d’Italiano te ont-
vangen. Maaike Dicke begint met prak-
tische zinnen en vragen als “Quanta
costa due birre?” en hoe oud we zijn.
We kunnen in de nieuwe taal inmid-
dels tot tien tellen en af en toe mengt
een Italiaanse voorbijganger zich
lachend in de les. Ons geroezemoes
wordt luider en als de poort van de kerk
eindelijk openzwaait is het alleen ons
uiterlijk dat duidt op een oer-Neder-
landse afkomst...’ Hans Wesselingh
Tekening: AnneMarten Groenman
Drs. Marcia Biesheuvel is
directeur bij Bureau
Zuidema BV en geeft
organisatieadviezen en
management- en gedrags-
trainingen. Daarnaast is
ze betrokken bij verschil-
lende opleidingen voor
professionalisering van
de opleidingsfunctie in
organisaties, zoals de
Academie voor Manage-
ment (RUG). Ook is zij lid
van de visitatiecommissie
van de HBO-raad, oud-
voorzitter van de Neder-
landse Vereniging van
Opleidingsfunctionarissen
en bestuurslid van de
Vetron. Biesheuvel publi-
ceert veel en maakt deel
uit van de redactie van
verschillende handboeken
en tijdschriften.
23J U N I 2 0 0 1
Ik interview Marcia Biesheuvel over
deze begrippen en over de vraag hoe
zij deelnemers aan de postdoctorale
leergang Opleidingsadviseur aan-
spoort zich te ontwikkelen van intern
opleider naar opleidingsadviseur. Als
kerndocent is zij al tien jaar inhoude-
lijk betrokken bij de leergang Oplei-
dingsadviseur.
Wat is het belang van lerenen ontwikkelen voor mens enorganisatie?‘Bij het begrip “leren” – het zich eigen
maken – ligt het accent op de individu-
eel lerende mens. Interventies zijn
gericht op kennis, vaardigheden en
attitudeverandering en de bewustwor-
ding van het lerende zelf. Bij “ontwik-
keling” ligt het accent op wellicht
onvermoede competenties en het leren
vanuit wat in potentie aanwezig is. Het
belang van de organisatie en het eigen
belang dienen op elkaar afgestemd te
worden. Ontwikkeling is dus veel bre-
der en gaat over persoons- en organisa-
tieontwikkeling, een fenomeen dat in
de jaren zeventig is begonnen. In het
Engels komt dat mooi tot uitdrukking
in een accentverschuiving van personal
development naar personnel develop-
ment. Ik denk dat deze ontwikkeling in
een stroomversnelling is geraakt door
het boek van Hamel en Prahalad uit
1994, vooral door hun visie over de
kerncompetentie van de organisatie.
Een onderneming mag niet alleen
beschouwd worden als een portfolio
van producten of diensten, maar ook
als een portfolio van competenties.
Door de kerncompetentie-kijk wordt
het belang gezien van de individuele
competenties van medewerkers. Daar-
naast is er nu de schaarste aan human
capital die het ontwikkelen van je men-
selijk potentieel nog meer noodzakelijk
maakt. Als er echt sprake is van
Human Resource Management in een
organisatie, dient aangehaakt te wor-
den bij de strategie van de organisatie
door middel van Human Resource
Development. Dat wil zeggen, op de
ontwikkeling van je potentieel gerichte
interventies om je organisatiedoelen te
realiseren. Het gaat echter wringen als
men voor doorverwijzing afhankelijk is
22 J U N I 2 0 0 1
Interview met Marcia Biesheuvel
Tien jaar leren inontwikkeling
AC
AD
EM
ISC
HE
OP
LE
IDIN
GE
N G
RO
NIN
GE
NA
CA
DE
MIS
CH
E O
PL
EID
ING
EN
GR
ON
ING
EN
ACADEMIE VOOR MANAGEMENTSCMA•10
N.J.T. Brinkers-Vonk • P&O Nedlloyd BV
Y. van Die • KPMG Corporate Market
O. Uijttewaal • Friesche Vlag International
J.J.P.J. Verspeek • NOS Kijk- en
Luisteronderzoek
C. de Vries • Holding Bercoop Groep
V.J. de Witte • Belastingdienst
M.J.M. Meussen-Zeebregts • KPN-Telecom
Merkmanagement 11
P.N.M. Arenz • De Lotto
R.O. Bottema • Boehringer Ingelheim BV
W. Hofman • Aegon Nederland NV
S.A.A. Mosmans • Van den Bergh Nederland
O.J. Ottens • Kon. Theodorus Niemeyer B.V
S.C.G. Rietbergen • PCM Dagbladen Trouw
B.G.H. Takkenkamp • Invention Promotion
F.B.G.J.M. Krake (MM9) • Unimata Nederland B.V.
Merkmanagement 12
R.A.G. Bajema • Keja Donia Design B.V.
L.A.C.F. Evers • Hewlett Packard
N. Namba Philips • DAP
C.T. Schuiling • Imperial Tobacco Nederland
Verandermanagement 7
L. Breukelman • Werknet Uitzendbureau
R. de Louw • M.J.A. de Louw Interim• en
Projectmanagement
H. Meijer • ING
R. Berkhout • Interpay Nederland
Infra Development 7
H.C. Span • RWS Noord-Nederland
C. Storm • RWS Zeeland
G. Boot • Boot Milieu Consult
E.F.M. Vermeirssen • RWS Directie Utrecht
M.H. Kiers • TNO FEL
P.A. Kok • Gem. Amsterdam
P.H.M. Verheijen • Gem. Havenbedrijf Rotterdam
L.N. van Warmerdam • Holland Railconsult
N. Maas • TNO Inro
J.G. Meijer • NS Railinfrabeheer
C.D. Hartog • Waterschap Groot Salland
R.J. Scholtes • Rijkswaterstaat
M. Kikkert • Hespirit
M.H.J. van der Heijde • Hespirit
H.B. Brouwer • Ballast Nedam Infra
G.A. Morel • Holland Railconsult
W. Ottevanger • Holland Railconsult
R.G. Jilleba • Four C
Customer Based Marketing 10
S. Wobben • KPN Callcenters
J. Oost • PricewaterhouseCoopers
M.J.W. Donders • Human-i
D. Tendijck • Allied Domecq Benelux
L.C.F. Geelen • 3M Nederland BV
M. de Hoog • KPN Telecom
N.M.P. Bakker • VNU Tijdschriften BV
W.A.G. Manders • AMEV
F.P. Heijke • Amsterdam Airport Schiphol
A. Lentz • Center Parcs NV
A.W.F. Honig • 4C Consulting BV
M. Roelse • NV NUON
C.D. Marsman • Postbank NV
E.J.M. Hondeveld • MCC
van een afdeling personeelszaken die
vooral reactief opereert en pas doorver-
wijst bij disfunctioneren.
Als lid van een visitatiecommissie heb-
ben wij twee jaar geleden een kritisch
eindrapport uitgebracht over P&O-
opleidingen. Deze bleken traditioneel
en weinig strategisch zijn. Wij leren
deelnemers aan de leergang strategisch
te denken. Voorop staat dat de interne
opleider die zich heeft ontwikkeld tot
in- of extern opleidingsadviseur een
pro-actieve houding heeft. De bedrijfs-
kundige invalshoek, sturings- en orga-
nisatieprincipes en inzicht in hoe het
management opereert hebben we als
een van de eersten en enigen in
Nederland al vanaf de eerste editie van
de leergang in het onderwijsprogramma
opgenomen.’
Waarin verschilt de opleidings-adviseur van de opleider?‘De opleider die zich profileert als op-
leidingsadviseur, moet over een andere
oriëntatie en andere vaardigheden
beschikken. Het organisatorisch per-
spectief is breder, de graad van invloed
groter en de tijdschaal van projecten
langer. Doordat veel opleidingsadvi-
seurs een doorgroei hebben gemaakt
van opleider naar adviseur, nemen ze
een brede basis mee. De deelnemers
van de leergang worden zelfbewuster.
Ze kunnen de toegevoegde waarde van
de opleidingsadviseur goed verwoor-
den en hun handelen hierop afstem-
men. Die toegevoegde waarde is vol-
gens mij dat de opleidingsadviseur de
verbinding kan leggen tussen persoon-
lijke motivatie van medewerkers met
de kerncompetentie van de organisatie,
oftewel, op basis van de opleidingsbe-
hoefte van de organisatie, de opleidings-
noodzaak vaststellen. Ook kan de oplei-
dingsadviseur onderzoeken gedaan door
VOLGENS DE VAN DALE IS ONS WOORD ‘LEREN’ VERWANT MET HET LATIJNSE
‘LIRA’, IN DE BETEKENIS ‘DOOR DE PLOEG OPGEWORPEN AARDRUG’. DE
GRONDBETEKENIS IS ‘HET VOLGEN VAN EEN SPOOR’. SYNONIEMEN VOOR
HET WOORD ‘ONTWIKKELING’ ZIJN GROEI EN ONTPLOOIING, ‘ IN HET BIJ-
ZONDER DE GROEI VAN BEVRUCHTE EICEL TOT INDIVIDU’.
bijvoorbeeld Vetron (Vereniging van
Opleidings- en trainingsorganisaties in
Nederland) en GBIO (Gemeenschap-
pelijk begeleidingsinstituut voor onder-
nemingsraden) interpreteren en conse-
quenties voor de eigen organisatie
trekken. Verder kan de opleidingsadvi-
seur onafhankelijk van de lijn advise-
ren. De drie voorkomende opleidings-
stromen (functiegerichte, loopbaange-
richte en contextgerichte opleidingen)
kunnen beter geïntegreerd worden. Of
de opleidingsadviseur kan de verbin-
dende schakel vormen tussen vakdo-
cent, P&O en MD-functionaris en orga-
nisatie-adviseur. Tot slot kan de oplei-
dingsadviseur een kritisch kostenplaat-
je voor bedrijfsopleidingen maken en
daardoor kritisch inkopen en een meet-
bare bijdrage leveren aan organisaties.’
Harriet Enkelaar
Communicatiemedewerker Academie
voor Management
Afgestudeerden van Merkmanagement 11 en 12
Marcia Biesheuvel
Vier jaar geleden is een begin gemaakt
met een onderzoek over de geschiede-
nis van de RUG gedurende de Tweede
Wereldoorlog, of, iets ruimer geno-
men, de periode 1930–1950. In dat
kader werd door mw.dr. Barbara
Henkes een vragenlijst opgesteld die
naar zoveel mogelijk oud-studenten is
gestuurd. Deze lijst gaf ze de mogelijk-
heid hun ervaringen en indrukken uit
die periode voor historisch onderzoek
beschikbaar te stellen. Velen hebben
dat gedaan en bovendien nog docu-
menten van allerlei aard voor het
onderzoek beschikbaar gesteld. In het
verlengde van de schriftelijke omvraag
heeft mw. Henkes indertijd ook een
aantal interviews afgenomen van die-
genen die door hun zienswijze, opstel-
ling of positie de kennis van het
Groningse oorlogsverleden konden
verdiepen. Dit vooronderzoek kon
indertijd niet direct worden gevolgd
door het eigenlijke onderzoek en het
schrijven van het beoogde boek, maar
inmiddels zijn de moeilijkheden over-
wonnen en heeft het College van
Bestuur een opdracht verstrekt aan
prof.dr. K. van Berkel, hoogleraar
Geschiedenis na de Middeleeuwen aan
de Groningse universiteit en voorzitter
van de Commissie Geschiedschrijving,
om de beoogde studie te schrijven.
Voorop zal daarbij niet staan het alsnog
vereffenen van uitstaande rekeningen,
maar vooral het verwerven van inzicht
in de manier waarop de academische
gemeenschap in die moeilijke periode
gefunctioneerd heeft. De reacties op de
maatregelen van de bezetter vormen
natuurlijk een hoofdbestanddeel, maar
ook het alledaagse reilen en zeilen van
een universiteit zal uitvoerig aan de
orde komen. Het wordt, naar de auteur
laat weten, geen bezettingsgeschiede-
nis, maar universiteitsgeschiedenis- in-
oorlogstijd. Aangezien er ondertussen
ook studies zijn verschenen over de
universiteiten in Utrecht, Nijmegen en
Amsterdam en de Technische hoge-
school in Delft, zal zeker de vergelij-
king met die instellingen niet ontbre-
ken. Het ligt in de bedoeling deze stu-
die in het jaar 2003 te presenteren. Wie
op een of andere wijze een nuttige bij-
drage aan het onderzoek meent te kun-
nen leveren, kan zich met de auteur in
verbinding stellen op het volgende
adres: Instituut voor Geschiedenis,
RUG, Postbus 716, 9700 AS Gronin-
gen, tel. (050) 3636003,
e-mail: [email protected].
25J U N I 2 0 0 124 J U N I 2 0 0 1
> B ra n d p u n t G r o n i n g e n <
Oraties en afscheidscolleges
Alumniverenigingen
¬
¬
>U
bb
o E
mm
ius
Fo
nd
s <
Aanstekelijk
Op 4 en 5 mei vond in Barcelona
de jaarlijkse conferentie van de
Council for Advancement and
Support of Education (CASE)
plaats. Honderdvijftig vertegenwoordigers van
universiteiten uit vele Europese landen en de
Verenigde Staten spraken met elkaar over de
nieuwste ontwikkelingen inzake relatiebeheer en
fondswerving. Een vraag die regelmatig terug-
kwam, luidde: wat is er voor nodig dat de afge-
studeerden hun universiteit als een betekenis-
volle plaats blijven ervaren en dat zij zich
ervoor willen inzetten? Aan de kant van de
universiteit gaat het er dan om interessant en
uitdagend voor haar alumni te zijn. Dat ben je
zeker niet bij een ivoren-torenopstelling.
In de afgelopen twee jaar heeft het Ubbo
Emmius Fonds, vanwege zijn projecten voor de
faculteiten, vele gelegenheden gecreëerd om
met alumni in contact te zijn en na te gaan hoe
zij hierbij zouden zijn te betrekken. Meermalen
hebben wij alumni horen zeggen dat zij zich
aangenaam verrast voelden door deze voort-
varende wijze van optreden. Maar dat niet
alleen. In een aantal gevallen zagen zij het
ook voor zichzelf als aantrekkelijk om aan
projecten mee te doen.
De bestuursleden van het Ubbo Emmius Fonds,
onder leiding van Cees van der Hoeven, worden
er zelf ook door aangestoken. Zo heeft een
bestuurslid, tevens alumnus van onze univer-
siteit, het aanbod gedaan gedurende drie jaar
een deel van zijn tijd aan het fonds beschikbaar
te stellen. Een zeer welkome gift, zowel van-
wege de vele extern als intern te verrichten
activiteiten. Kortom, er ontstaat zoiets als een
beweging. Voelt u zich nieuwsgierig worden?
Neem contact met ons op, wij staan graag tot
uw beschikking.
Geert Sanders
Ubbo Emmius Fonds
Postbus 72
9700 AB Groningen
Telefoon (050) 363 75 95
BRUG BEDRIJFSKUNDE
Eind april was er een succesvolle
Masterclass over management-
concepten, verzorgd door de
heren Van Veen en Karsten van
de Faculteit Bedrijfskunde. In
mei was er een Essential Skill van
Peter Cuppers. Op dit moment
werkt de vereniging BRUG hard
aan de publiciteit richting studen-
ten. Zo is er nu ook een Bache-
lorclass, waarin de werkervaring
van een pas afgestudeerde cen-
traal staat. Daarnaast wordt geke-
ken of de Vakkringen beter afge-
stemd kunnen worden op de
afstudeerrichtingen van de facul-
teit. Hierdoor zullen nieuwe
Vakkringen ontstaan. Ook wor-
den Masterclasses voorbereid
voor juni of september. Meer
informatie: http://www.brug.net
ALUMANI
Onlangs is de nieuwe Aluprofile
verschenen met artikelen over de
instituutsgrammatica, Marcel
Reich-Ranicki, de ULO in bewe-
ging en de discussie over het stu-
dieprogramma in relatie tot ont-
wikkelingen in het vak Duits op
school en universiteit. U kunt een
exemplaar aanvragen bij het
secretariaat Europese talen. In
oktober is er een symposium over
de vraag wat een germanist moet
kunnen en leren, met medewer-
king van de afdeling Duits, diver-
se alumni en het bedrijfsleven.
Meer informatie: http://mem-
bers.tripod.com/Alumani/.
ANGLISTIEK
Op 12 mei jl kwamen zo’n 45 oud-
studenten en -docenten in de
Bonte Koe bij elkaar voor een reü-
nie van iedereen die tussen 1975
en 1985 als student of docent ver-
bonden was aan wat toen het
Anglistisch Instituut heette. Prof.
Wilkinson gaf een klein hoorcol-
lege over een gedicht van Blake,
onder het mom ‘down memory
lane’, en Helen Wilcox, hoogle-
raar Engelse letterkunde, bracht
de zaal op de hoogte van het hui-
dige programma van wat nu de
afdeling Engels heet en alle ver-
anderingen sinds 1985. Mensen
hadden foto’s meegenomen, er
lagen recente tentamens om de
kennis te testen en onder het
genot van een lunch en later
drankjes werden vele oude herin-
neringen opgehaald. Deze tweede
reünie georganiseerd door de
alumnivereniging was een succes.
De volgende Anglophile bevat een
verslagje en foto’s van deze bij-
eenkomst.
Oproep
Door het vertrek van twee be-
stuursleden zijn er vacatures in
het alumnibestuur en bij de
redactie van Anglophile. Wie
heeft zin mee te werken aan een
bloeiend alumnibeleid en de tot-
standkoming van het nieuws-
blad? Meld je bij Hans Jansen,
(050) 363 59 23!
• ALGEMEEN
3 september: opening academisch jaar
• PSYCHOLOGISCHE, PEDAGOGISCHE EN
SOCIOLOGISCHE WETENSCHAPPEN
11 september: oratie prof.dr. D.A. Stapel. Leeropdracht:
cognitieve sociale psychologie.
• MEDISCHE WETENSCHAPPEN
18 september: afscheidscollege prof.dr. H.J. Huisjes.
Leeropdracht: verloskunde en gynaecologie.
2 oktober: oratie mw. prof.dr. G.J. Navis. Leeropdracht:
experimentele nefrologie, i.h.b. de nefrofarmacologie.
9 oktober: oratie prof.dr. O.F. Brouwer. Leeropdracht:
kinderneurologie.
• WISKUNDE EN NATUURWETENSCHAPPEN
25 september: oratie prof.dr.ir. B.H.C. Westerink.
Leeropdracht: monitoring van pathofysiologische
processen.
• BEDRIJFSKUNDE
16 oktober: oratie prof.dr.ir. R. Goodijk. Leeropdracht:
arbeidsverhoudingen en corporate governance.
30 oktober: oratie prof.dr. H.B.M. Molleman. Leeropdracht:
bedrijfskunde, i.h.b. de personele factor in productie-
en servicemanagement.
• RUIMTELIJKE WETENSCHAPPEN
23 oktober: oratie prof.dr. E.F. Nozeman. Leeropdracht:
vastgoedontwikkeling.
Wijzigingen voorbehouden. Afscheidscolleges beginnen om 16.00 uur, oraties om 16.30 uur. Inlichtingen: mw. I. Sibers, telefoon (050) 363 52 90.
Onderzoek oorlogs-verleden RUG hervat
Het College van B&W van de
gemeente Groningen en het College
van Bestuur van de RUG hebben
overeenstemming bereikt over de
oprichting van een museum voor
Mens, Natuur en Wetenschap. Het
gaat om een samenwerking tussen
het Natuurmuseum Groningen en,
van RUG-zijde, het Volkenkundig
Museum ‘Gerardus van der Leeuw’,
Universiteitsmuseum en het Anato-
misch Museum. Een dergelijke
combinatie heeft de potentie uit te
groeien tot een nieuw en interessant
attractiepunt voor Groningen. De
huisvesting is voorlopig in het
gebouw van het Natuurmuseum aan
de Praediniussingel.
Gezamenlijk museum
26 J U N I 2 0 0 1
RUG-Alumnipas
Cursussen, opleidingen en onderwijs
– 10 % korting op alle opleidingen van
Academische Opleidingen Groningen
(ook HOVO)
– 20 % korting op alle cursussen bij
de USVA
– 10 % korting op computercursussen
(externe tarieven) van het RC
– 15 % korting op reguliere talencur-
sussen bij het Talencentrum
– 10 % korting op open colleges bij de
letterenfaculteit
– 10 % korting op open colleges bij de
theologische faculteit
– 5 % korting op juridisch postacade-
misch onderwijs
– ƒ 25,– korting op cursussen Frans bij
het Centre Culturel Français
– ƒ 10,– korting op abonnement bij
Studium Generale Groningen
(normale prijs ƒ 25,–)
– diverse kortingen op postacade-
misch onderwijs bij PPSW
Artikelen, diensten, uitstapjes enz.
– ACLO-kaart bij het Sportcentrum
van de RUG voor slechts ƒ 150–
– ƒ 15,– korting op een lenerspas voor
de UB (normale prijs ƒ 60,–)
– ƒ 25,– korting op het RUG-voorjaars-
diner (normale prijs ƒ 75,–)
– ƒ 100,– korting op de RUG-cultuur-
reis (normale prijs ƒ 2.195,–)
– 10 % korting op alle artikelen met
RUG-logo in de RUG-winkel
– 50 % korting op een UK-abonne-
ment (normale prijs ƒ 42,–)
– 20 % korting op concerten van
het Noord-Nederlands Orkest in
De Oosterpoort
– 20 % op weekendovernachtingen
in het University Guesthouse
– 10 % korting op weekendarrange-
menten van de VVV Groningen
– 10 % korting op arrangement hotel-
paleis Het Stadhouderlijk Hof te
Leeuwarden
– 10 % korting op loopbaanoriënte-
ringstraject van organisatieadvies-
bureau MDP
– 10 % korting op Persoonlijke
Aankoopbegeleiding van Kamminga
Makelaars
– RUG-medewerkerstarief voor pc’s en
toebehoren van het RC
– gratis toegang tot alle universitaire
musea in Groningen
InformatieBestel de brochure (met
aanvraagformulier):
Telefoon (050) 363 46 84
Fax (050) 363 63 00
http://www.rug.nl (alumni)
Alle voordelen op een rijNa uw afstuderen of promoveren is er
beslist geen einde gekomen aan uw band
met de universiteit. U bent en blijft immers
RUG-alumnus! Voor al onze oud-studenten
en gepromoveerden is er een speciale RUG-
alumnipas. Daarmee kunt u gebruik maken
van een aantrekkelijk servicepakket, dat
voortdurend wordt uitgebreid. De pas kost
ƒ 50,– en is drie jaar geldig. Dat is nog
geen ƒ 17,– per jaar!
> B ra n d p u n t G r o n i n g e n <
LustrumboekStudium GeneraleBij het elfde lustrum van Studium Generale Groningen ver-
scheen het boek Ongezochte Vondsten. Een ABC van seren-
dipiteit van Pek van Andel, rijkelijk geïllustreerd door Bert
Andreae. RUG-onderzoeker en balpenmoorddeskundige
Van Andel en tekenaar Andreae hebben al eerder bewezen
een koppel te zijn dat goed in staat is een ander beeld van
wetenschappelijke en technische ontdekkingen te beschrij-
ven en te schetsen. Een beeld waarin het stomme toeval, de
geniale ingeving en de fortuinlijke verrassing een rol opei-
sen. Het boek (70 pagina’s) is te koop bij het bureau van
Studium Generale. De prijs van het boek is ƒ 17,50 (inclusief
verzendkosten). Als u uw gegevens doorgeeft aan Studium
Generale Groningen, krijgt u het boek en een acceptgiro-
kaart thuisgestuurd. Adres: Studium Generale Groningen,
Kleine Kromme Elleboog 7a1, Postbus 1260, 9701 BG
Groningen, tel: (050) 363 5463 en e-mail: studium@bureau.
rug.nl.
Reusachtigeradio-telescoopGroningse onderzoekers werken
mee aan de bouw van een nieuwe
radiotelescoop in Chili, de Atacama
Large Millimeter Array (ALMA). De
ALMA-telescoop zal bestaan uit 64
schotelantennes van elk 12 meter
doorsnee. Gecombineerd geven de
schotels een beeld dat tienmaal
meer details bevat dan dat van de
Hubble Ruimte Telescoop. De
Groningse vestiging van de
Stichting Ruimteonderzoek Neder-
land (SRON) en het Kapteyn
Instituut van de Rijksuniversiteit
Groningen ontwerpen en bouwen
een deel van de supergevoelige ont-
vangers die bij de schotels horen.
Nieuw studie-programma Recht & ICTDe opkomst van computer en internet
heeft het recht en de rechtspraktijk ver-
anderd. Aan de ene kant kunnen com-
puters juristen helpen bij het oplossen
van juridische problemen, aan de ande-
re kant levert de automatisering nieu-
we juridische problemen op. De
behoefte aan juridische specialisten op
dit gebied wordt bijgevolg groter. Daar-
om start in september 2001 de oplei-
ding Recht & Informatie- en Commu-
nicatietechnologie aan de RUG. Na de
propedeuse begint de student met een
speciaal studieprogramma. Naast
Nederlands Recht volgt hij of zij een
specialistisch programma in het
Informaticarecht of in de Rechtsinfor-
matica.
Wat heeft
Jeichien Martens met
het Eric Bleumink Fonds? Het Eric Bleumink Fonds van de RUG verstrekt beurzen aan talentvolle studenten en jonge onderzoekers uit ontwikkelings-landen. Het fonds, opgericht in mei 2000,heeft een eigen bestuur onder leiding van deRector Magnificus. Voor het werven van hetgeld zorgt de stichting Ubbo Emmius Fonds. Voor informatie over donaties, schenkingenen legaten aan het Eric Bleumink Fonds:
Ubbo Emmius Fonds
Rijksuniversiteit Groningen
Postbus 72
9700 AB Groningen
Tel. (050) 363 75 95
Bedrijfskundige Jeichien Martens studeerde aan de RUG en isbestuurslid van het Eric BleuminkFonds. ‘Ik ben voor mijn afstudeer-opdracht zeven maanden in Maligeweest en ik beschouw dat als eenheel bepalende periode in mijnleven. Wanneer je in een andereomgeving, een andere cultuur leeft,leer je niet alleen veel over jezelf,maar je gaat ook met andere ogenkijken naar de samenleving waarin je bent opgegroeid. Ik denk dat
verwevenheid tussen culturen opindividueel niveau - iets waar hetEric Bleumink Fonds aan bijdraagt -een belangrijke basis legt voor eenwereld waarin ieder mens de mogelijkheid heeft tot een prettigleven. Het belang van intensieveinterculturele contacten ervaar ik ook in mijn werk bij Humanitas,waar we ons inzetten voor de integratie van nieuwkomers in de Nederlandse samenleving.’
28 J U N I 2 0 0 1
Tekst: Ellis Ellenbroek
Wicher Pattje (50), scheikunde 1969–1976 / Werk: wethou-
der van financiën, personeel & organisatie en cultuur in
Groningen / Huis: herenhuis in centrum Groningen / Huis-
houden: getrouwd met Susan Tapper (49), dochter Annemei
(22), zoon Wouter (20) / Jaarsalaris: 150.000 gulden bruto
Barteld de Ruiter (48), scheikunde 1971–1977 / Werk:
programmaleider coatings bij TNO / Huis: vrijstaand huis
in Heeze, bij Eindhoven / Huishouden: getrouwd met
Evelyn (41), lerares op basisschool; dochters Eva (13)
en Janneke (11) / Jaarsalaris: 120.000 gulden bruto
28 j u n i 2 0 0 1
Z E ZO U D E N A L L E B E I P R O M OV E R E N , M A A R S L EC H T S E E N W E R D D O C TO R . D E A N D E R S LO EG
O N D E R W EG A F R I C H T I N G P O L I T I E K E N I S N U C U LT U U R W E T H O U D E R .
Wicher Pattje Barteld de Ruiter
‘Scheikunde of psychologie, ik twijfelde. Scheikunde had een
veel geordender studieprogramma. Bij psychologie deden ze
niks anders dan discussiëren. Dat leek me niks. Ik heb nog
promotieonderzoek gedaan, naar hoge-temperaturen-massa-
spectronomie. Ik was gemotiveerd, ook omdat toen de eerste
computers kwamen, dat was kicken! Maar na vier jaar was
mijn onderzoek nog niet klaar. Ik solliciteerde op een deel-
tijdvacature van PvdA-fractiemedewerker kunst, media en
vrije-tijdsbeleid bij de Tweede Kamer. Ik dacht nog: wie wil
daar nou een chemicus voor? Maar ik kreeg de baan.
Patsboem! Van die promotie kwam niets meer. Den Haag
zóóg! De mooiste baan die ik ooit gehad heb. Toch ben ik er
in 1985 mee opgehouden. Als je niet na een jaar of vijf bij het
Binnenhof weggaat, ga je denken dat het het centrum van de
wereld is. Alles zit daar bovenop elkaar. Een heel eng sfeertje
van Kamerleden, pers, medewerkers. Een andere reden om
te stoppen was dat mijn dochter veel last had van cara en we
weg wilden uit de Randstad.
Ik werd coördinator cultuur bij de gemeente Groningen.
Boeiende tijd. De Ik Jan Cremer-opera, de eerste voorstellen
voor het Museum, de nieuwe bibliotheek. Toch was het een
stuk minder, qua dynamiek, qua aanslag op mijn intellectuele
vermogens. Ik heb toen met een collega uit de Haagse tijd
een adviesbureau opgericht. Dat heb ik tien jaar gedaan. Tot
op een goeie dag de telefoon ging en wethouder Willem
Smink mij vroeg voor het wethouderschap van Groningen...’
‘Ik was niet eens goed in scheikunde op de middelbare
school. Ik geloof dat ik er maar een zes voor had. Maar ik
vond het wel mooi, een doevak, levendig, creatief. Ik ging
dus scheikunde studeren en rolde er vrij makkelijk door.
Daarna ben ik gepromoveerd. Het was in mijn tijd gewoon
dat je dat na je studie deed. Na mijn promotie ben ik vier jaar
wetenschappelijk medewerker geweest en ik zat een jaar in
Iowa. Bij thuiskomst kon ik uit een aantal banen kiezen. Ik
ging naar TNO, in 1986.
TNO is bekend als testinstituut, maar dat is maar een onder-
deel. TNO Industrie, waar ik werk, ontwikkelt materialen. Ik
ben programmaleider coatings bij de afdeling functionele
polymeren en coatings in Eindhoven. In die functie ben ik
verantwoordelijk voor het binnenhalen en uitvoeren van alle
projecten die met verf of andere deklagen te maken hebben.
Vorig jaar ben ik druk geweest met een project “sneldrogende
verven”, een samenwerkingsverband met Griekse, Engelse
en Zweedse bedrijven en instituten.
Toen ik bij TNO begon had ik een witte jas aan, maar nu niet
meer. Het is nu meer leidinggeven en organiseren. Zo’n car-
rière loopt voor het grootste deel vanzelf. Ik ben niet zo’n
man van uitstippelen van een loopbaan. Ik heb geen spijt.
Maar als ik opnieuw zou moeten kiezen, deed ik het waar-
schijnlijk anders. Dan werd ik arts, denk ik, psychiater, een
beroep waarbij je heel nauw contact hebt met mensen.’
> A l u m n i a c h t e ra f <