Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

16
Paul Jean Clays, Feestelijkheden op de Schelde, datum niet (meteen) ge- kend, olieverf op doek, 41 cm x 74 cm (dagmaat), MAS (Museum aan de Stroom) Antwerpen. Bron: Foto Beeldarchief Collectie Antwerpen

Transcript of Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

Page 1: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

572 Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerr it Verhoeven

Paul Jean Clays, Feestelijkheden op de Schelde, datum niet (meteen) ge-kend, olieverf op doek, 41 cm x 74 cm (dagmaat), MAS (Museum aan de Stroom) Antwerpen.Bron: Foto Beeldarchief Collectie Antwerpen

Page 2: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

573

Op het einde van de achttiende eeuw bena-deren reisgidsen en hun illustratoren de stad Antwerpen met een zekere schroom. Het economisch verval dat met de sluiting van de Schelde in 1585 was ingezet, oogt voor velen nog steeds ontluisterend. Is deze eens zo roemrijke stad niet een ontroostbare we-duwe, zo vraagt Samuel Ireland zich af in A Picturesque Tour through Holland, Brabant, and part of France (1796). Wanneer hij in 1789 de stad bezoekt, zijn de brede straten veel te ruim voor de leegte die er heerst. Waar de Beurs van Antwerpen in de zestiende eeuw die van Londen en Amsterdam overtrof, is ze twee eeuwen later slechts het toneel voor lokale ac-tiviteiten, constateert de auteur. Antwerpen mist haar rijke kooplui en de ongeëvenaarde welvaart die daarbij hoort. Hét handelscen-

trum van Europa is verworden tot een vani-tassymbool: het hoog opgroeiend gras in de straten lokt een mistroostige reflectie uit over het vergankelijke van alle menselijke groots-heid.1 Toch herinnert men zich nog de haast ongelooflijke luister van Antwerpen, de stad gelegen aan de oever van ‘that nobel river, the Scheldt’: ‘In its days of prosperity it is said to have contained two hundred thousand inha-bitants, and had frequently from two or three thousand vessels lying in the river at the same time.’

Een eeuw na Irelands gids verwoordt journalist Harry Peters in zijn Testament d’un Penseur (1896) het herwonnen zelfvertrou-wen van Antwerpen. De stad beschikt vanaf 1863 opnieuw over een vrije doorvaart op de Schelde en kent een economische herople-ving. Peters’ toekomstbeeld getuigt van een opvallend superioriteitsgevoel. Hij schetst een twintigste-eeuws Antwerpen dat

twee à drie miljoen inwoners zal tellen [...] zal de ideale civitas zijn en de zolder van overvloed van West-Europa; en het kleine België, ontwikkeld tot grote modelnatie van de industriële wereld, zal, na de handelsvrij-heid afgekondigd te hebben, bij de ingang van zijn nationale haven een monumentale vuurtoren plaatsen, met bovenop een gigan-tisch Vrijheidsbeeld [...] Op drie kanten van het voetstuk zal men de deviezen kunnen lezen: “de handelsvrijheid is de beste der vrijheden – de handelsvrijheid is de waar-borg van de andere vrijheden – de handels-vrijheid is de bron van het geluk der naties”. En langs de voorzijde, naast een jaartal, de begindatum van alle voltooide vooruitgang: 1871: en daaronder, in letters groot genoeg

Tussen lege stad en bruisende handels-metropool.Het beeld van de Scheldesluiting in negentiende-eeuwse romantische kunst

L u t P i l

Is Antwerpen in de negentiende eeuw opnieuw een

bloeiende ‘stad aan de stroom’ of blijft ze treuren om de

economische teloorgang na de Scheldesluiting? Negen-

tiende-eeuwse geïllustreerde reisgidsen en romantische

schilderkunst verbeelden de thematiek in een (visuele) re-

toriek van tegenstellingen en gelijkenissen. Roem en verval,

verleden en heden, en handel en kunst vormen er de rode

draad in een levendige en theatrale representatie. Welke

standpunten kleuren deze retoriek en wat is de rol van de

tegenstellingen die in dit expliciete of impliciete Scheldever-

haal voortdurend opduiken?

Ti jdschrift voor Geschiedenis - 123e jaargang , nummer 4 , p. 572 - 588

1 S.Ireland,A picturesque tour through Holland, Brabant, and part of France; Made in the autumn of 1789deel2(2deherwerkteuitgave;Londen1796)2.

Page 3: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

574

Lut Pi l

2 H.Peters,‘Testamentd’unPenseur’,Kamer van Koophandel(23-27april1896),geciteerddoorL.Hanké,‘DeAntwerpsepolitiekewereldtussen1863en1930’,in:De panoramische droom. Antwerpen en de wereldten-toonstellingen 1885-1894-1930(Antwerpen1993)113.

3 F.H.MertensenK.L.Torfs,Geschiedenis van Antwerpen sedert de stichting der stad tot onze tydendeel7(Antwerpen1853)529.

4 Ibidem,530.5 Paquet-Syphorien,Voyage historique et pittoresque fait dans les ci-devant

Pays-Bas, et dans quelques départemens voisins, pendant les années 1811, 1812 et 1813deel1(Parijs1813)13.

om gelezen te kunnen woren door scheepslui, opvarende van de volle zee, die bij hun aan-komst hun vlag zullen hijsen om dit gastvrij Vrijheidsbeeld te begroeten, deze eenvoudige woorden: “Aan de Kamer van Koophandel van Antwerpen, de dankbare Mensheid.”2

Tussen de ‘lege stad’ in Irelands gids en Peters’ ‘ideale civitas’ ligt honderd jaar representatie. De zestiende-eeuwse Scheldesluiting en de gevolgen daarvan blijven in de negentiende eeuw actueel, als beeld en context voor han-del, politiek en kunst. In hun Geschiedenis van Antwerpen (1853) noemen F.H. Mertens en K.L. Torfs de periode die volgde op de Scheldesluiting een periode van ‘roesting, vermemeling en verkwyning’: ‘Het traktaet van Munster drukte als een looden zegel op de Schelde; alles verviel, alles verging, zelfs de glans onzer kunstschool, die onder de oostenryksche heerschappy geen enkele lichtsprankel meer zien liet.’3 Maar, zo be-sluiten Mertens en Torfs, ‘Antwerpen geniet een nieuw bestaen; en sedert het begin der XIXe eeuw schynt het, in weêrwil van ve-lerlei hindernissen en belemmeringen, eene ongekende toekomst van welvaert en groot-heid te gemoet te gaen.’4 Belemmeringen zijn er inderdaad, want Nederland doet na de onafhankelijkheid van België moeilijk, ook voor de Scheldevaart. In 1839 aanvaar-den de noorderburen eindelijk het Verdrag der XXIV artikelen dat in 1831 was opge-steld. Tegelijkertijd voeren ze opnieuw een Scheldetol in die tot 1863 van kracht blijft.

In wat volgt wordt onderzocht hoe geïl-lustreerde reisgidsen en romantische schil-derkunst Antwerpen representeren in haar afhankelijkheid van de Scheldevaart. In de beeldvorming duiken voortdurend tegen-stellingen en gelijkenissen op. De focus kan wisselen en van toon veranderen, maar roem en verval, verleden en heden en handel en kunst worden er organisch met elkaar ver-bonden. De negentiende-eeuwse reisversla-gen illustreren verschillende standpunten:

Frans vertrouwen op welvaart tijdens het Napoleontisch bewind, nationaal opti-misme onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden, Nederlands wantrouwen wan-neer de Schelde open blijft en de handel sterk toeneemt. De vele geschilderde landschappen en stadsgezichten op de jaarlijkse salons en de prenten in historische of pittoreske albums bevestigen dit beeld van Antwerpen als histo-rische en actuele handelsmetropool. Een vrije of gesloten Schelde is als idee ook aanwezig in de negentiende-eeuwse historieschilderkunst die de Opstand der Nederlanden verbeeldt. Vanuit een negentiende-eeuws perspectief kent die Opstand verschillende belangrijke episodes, met de belegering van Antwerpen en de erop volgende Scheldesluiting als ver-trouwde en afsluitende fase van dit lange ‘moment’. Moedige strijd is zo voortdurend verbonden met pijnlijke nederlaag, ook al is de Schelde niet meteen in beeld. Die ‘scha-duw’ is ook merkbaar waarneer de schilder-kunst de artistieke en economsiche roem van Antwerpen bezingt. Als een haast onlosma-kelijke tegenpool duikt ook hier, expliciet of impliciet, de Scheldesluiting met het erbij horende economische verval op.

De oude glorie nog niet verdwenen

In 1813 publiceert Paquet-Syphorien, een schilder uit Saint-Quentin, een Voyage his-torique et pittoresque waarin hij zijn recente indrukken van onze streken met de lezer deelt. Vanuit het standpunt van een Franse reiziger lijkt de situatie onder Napoleontisch bewind Antwerpen een duurzame voorspoed te beloven. Hij is zich bewust van het feit dat de Scheldesluiting – ‘sa navigation sa-crifiée pendant un tems à la jalousie de ses voisins’ – een belangrijke oorzaak was van economische achteruitgang.5 Ook hij intro-duceert Antwerpen vanuit een tegenstelling. In haar historische bloeiperiode was de stad ‘l’entrepôt général du commerce de l’Europe, et la ville la plus commerçante du monde en-tier’.6 Met de Scheldesluiting werd de haven nutteloos en directe maritieme handel on-mogelijk. Ook de indirecte overzeese handel via de Oostende Compagnie was verboden, zo informeert de auteur zijn publiek. Het sombere lot blijft in deze Voyage historique et pittoresque echter niet als een schaduw over het vroeg-negentiende-eeuwse Antwerpen

Page 4: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

Tussen lege stad en bruisende handelsmetropool 575

6 Ibidem,68.7 Ibidem,70.8 [J.L.Bourceret],Relation de la réception faite à Bonaparte, premier Consul

de la République française et Président de la République italienne, dans la ville d’Anvers, lors de son passage en l’an XI,Antwerpen,jaarXII,19.InvertalinggeciteerddoorA.Himler,‘Deverwezenlijktehaveninfrastruc-tuurtijdenshetFranseKeizerrijkteAntwerpen,inhetbijzonderdetweedokken’,in:P.Lombaerde(ed.),Antwerpen tijdens het Franse Keizerrijk 1804-1814. Marine-arsenaal, metropool en vestingstad(Antwerpen1989)71-72.

9 MertensenTorfs,Geschiedenis van Antwerpen, 23.10 Reedsin1792verklaartdeNationaleConventiedevrijescheepvaartop

deSchelde.In1795wordtditookdoordeBataafseRepubliekofficieelaanvaard.IndepraktijkwerkendenoordenburendedoorvaarttegenenheffenzemeermaalstolopvrachtennaarAntwerpen.KarelVeraghtert,‘FromInlandPorttoInternationalPort’,in:F.Suykens,G.Asaert,A.DeVos,A.ThijsenK.Verachtert,Antwerp. A port for all seasons(Antwerpen1986)279.VoordehandelsactiviteitenindezeenlatereperiodenzieIbidem,281e.v.

11 J.J.DeCloet,Voyage pittoresque dans le royaume des Pays-Basdeel2(Brussel1825)tekstbijplaat91‘Anvers,vuedelatêtedeFlandre’.

hangen. De auteur is ervan overtuigd dat de vrede en rust die het Franse bewind kan brengen, van Anwerpen opnieuw een van de belangrijkste centra van de wereldhandel zal maken.

Dat Antwerpen nog steeds een schit-terende stad is, herkent hij in de rijkdom van haar onroerend patrimonium.7 Paquet-Syphorien is in het bijzonder onder de indruk van de uitgestrektheid van de Meir en van de pracht van de gebouwen in de omgeving. Buitenlandse kunstenaars selecteren graag de Meir als stadsgezicht. Het statige beursge-bouw, het stadhuis, het Hanzehuis, naast veel andere architectuur in de stad, getuigen nog van de vroegere grootsheid van Antwerpen, zo oordeelt de Franse kunstenaar. De reizi-ger wordt echter niet enkel door het verle-den verleid. Want de toekomst heeft met de nieuwe dokken, scheepswerf en kaden reeds haar bezienswaardigheden. Sinds de val van Antwerpen in 1585 had de haven geen ver-dere uitbouw gekend, maar Napoleon geeft opdracht tot grote werkzaamheden om van de haven een militaire uitvalsbasis te ma-ken. Zijn eerste bezoek aan Antwerpen in 1803 had hem een beeld opgeleverd van een stad die ‘slechts puin en ruïnes’ vertoonde: ‘J’ai parcouru votre ville, elle ne présente que des décombres et des ruines ; elle ressemble à peine une cité d’Europe ; j’ai cru me trou-ver ce matin dans une ville d’Afrique. Tout y est à faire, port, quai, bassin d’échouage’, zo liet Napoleon zich uit in zijn audiëntie op 19 juli 1803.8 De nieuwe dokken, scheepswer-ven en kaden hebben een militaire functie. Toch lijkt Antwerpen met Napoleon aan een ‘nieuw handelstijdperk’ te beginnen.9 De Schelde is vrij (maar de handel heeft te lijden van de oorlog tussen Frankrijk en Engeland) en er wordt opnieuw gedacht aan een verbin-ding tussen Schelde, Maas en Rijn (die door de politieke omstandigheden niet wordt gere-aliseerd).10 Schrijvers en kunstenaars verbeel-den een waardige stad, maar de bedrijvigheid van hun Schelde is bescheiden.

Na de val van Napoleon getuigen de voor-stellingen van meer optimisme. Antwerpen maakt dan deel uit van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830) onder Willem I van Oranje. De Schelde blijft open en Antwerpen geniet mee van de Nederlandse koloniale handel. De stad krijgt de dokken en kaden in eigendom maar ook

de zware financiële verantwoordelijkheid om de infrastructuur ervan verder uit te bouwen. Antwerpen herleeft. In de Voyage pittoresque dans le Royaume des Pays-Bas (1822-1825) is de commentaar bij een panoramisch gezicht op het Vlaamse Hoofd aan de linkeroever van de Schelde een en al bewondering. Het tweedelig album van ruim tweehonderd li-thografische prenten dat tussen 1822 en 1825 in meerdere afleveringen op de markt wordt gebracht door de Brusselse uitgever Jean Baptiste Jobard, wil in de eerste plaats de nationale eigenliefde aanspreken, niette-genstaande het zowel op de heel-Nederlandse als Franse markt is gericht:

La ville d’Anvers, vue de la tête de Flandre présente le coup d’œil le plus imposant et le plus magnifique que l’imagination puisse se figurer. Cette longue suite de bâtimens, ornée de trois belles portes et de quelques édifices élégans, au-dessus desquels se dessinent des clochers dont la plus haute impose par la har-diesse de son architecture autant que par la pesanteur de sa masse; l’étendue des chan-tiers, du port et de la citadelle une des plus fortes de la Belgique; le majestueux Escaut, couvert de navires de toutes les dimensions et de tous les pays, animé par le mouvement de la marée, réfléchissant quelques uns des ob-jets qui brillent sur les bords opposés; tel est le tableau qui frappe et qui séduit le voyageur arrivé à la tête de Flandre.11

De Histoire physique, politique et monumentale de la ville d’Anvers (1847), die Edmond Le Poittevin de la Croix afsluit bij deze vereni-

Page 5: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

576

Lut Pi l

12 E.LePoittevindelaCroix,Histoire physique, politique et monumentale de la ville d’Anvers(Brussel1847)410.

13 Ibidem,126.14 W.H.BartlettenN.G.VanKampen,Gezigten in Holland en België

(Amsterdam,1840)10.15 Ibidem,15,55.16 Ibidem,177.17 Ibidem,178.18 MertensenTorfs,Geschiedenis van Antwerpen, 144.19 Ibidem,428.

ging met de Noordelijke Nederlanden, kan daarom in schoonheid eindigen bij deze pe-riode:

Ce fut alors que l’étendard d’Anvers, couvert par l’ombre tutélaire de l’antique pavillon Batave, s’élanca libre sur tous les Océans, et que nos navires, ne connaissant plus de dis-tance, franchirent l’univers pour porter les produits Belges aux peuples que jusqu’alors avaient ignoré notre nom ou qui l’avaient oublié depuis plus de deux siècles.12

Antwerpen was (en is) de ‘vitale slagader’ van België, aldus Le Poittevin. Hij verbindt het roemrijke handelsverleden met de actu-aliteit van zijn tijd.13 Dat Antwerpen onder het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opnieuw aansluiting vindt bij haar vroegere beeld van handelsmetropool, blijkt ook uit een geïllustreerde reisgids uit 1840, Gezigten in Holland en België, die de Engelse toeristen als doelpubliek heeft en gelijktijdig in het Engels en Nederlands verschijnt. Geschreven door een Nederlander, Nicolaas Godfried Van Kampen, wordt de geschiedenis van de lands-delen vanuit een Nederlands perspectief be-licht. In het beleg van Antwerpen (1584-1585) is Prins Willem van Oranje de held, de uitwij-king van rijke protestanten en intellectuelen impliceert de verschuiving van de welvaart naar Holland, en het verdrag van Munster in 1648 betekent dat ‘de Schelde gesloten werd, waardoor zich Amsterdam tot den wereld-handel verhief, en Holland het toppunt van zijne grootheid bereikt.’14 Geregeld klinkt een anti-Belgische ondertoon. Bij de hereniging in 1815 was men ‘door oude herinneringen misleid’, door de scheiding van België herleeft Amsterdam enigszins, ‘want, bij eenen lange vereeniging met dat land, zou Antwerpen ge-wis al haren handel tot zich hebben getrok-ken.’15 Met spijt moet hij de lezer meedelen dat de opening van de Schelde tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden vooral de Antwerpse handel ten goede is gekomen.

‘Antwerpen naderde toen met rassche schre-den den vroegeren bloei in de zestiende eeuw; Amsterdam en Rotterdam waren reeds over-troffen.’ Ook hier volgen indrukwekkende cij-fers over de handelsactiviteiten.16 Vermits de Nederlandse regering bovendien tot 1839 wei-gerde het Verdrag der XXIV Artikelen te on-dertekenen, ‘blijft ook de vaart op de Schelde tot zoo lang van alle regten vrij, hetwelk voor niemand voordeeliger is, dan voor de Belgen, en voor niemand schadelijker dan voor de weigerende Hollanders.’17 Mertens en Torfs bevestigen in hun Geschiedenis van Antwerpen (1853) dat de Noordelijke Nederlanden door-heen alle tijden Antwerpen gevaarlijk, zelfs dodelijk vinden.18

Om in haar negentiende-eeuwse han-delsrelaties minder afhankelijk te zijn van Nederland krijgt Antwerpen een spoorweg-verbinding met Keulen. De Zeeuwse binnen-wateren zijn immers gemakkelijk af te sluiten of van tolheffing te voorzien voor de Belgische scheepvaart. In 1836 wordt het spoorwegtra-ject Brussel-Mechelen tot Antwerpen doorge-trokken. Bij de feestelijkheden naar aanleiding van de inhuldiging is op een van de wagons het schip uit de Antwerpse Ommegang gemon-teerd. Letterlijk wordt het schip, symbool van de roemrijke wereldhandel van de stad, voor-uit geholpen. De gedenkpenning bij deze gele-genheid koppelt de ‘Route du progrès’ en het stadswapen van Antwerpen aan een symbo-lische beeldtaal: geflankeerd door een opko-mende zon wordt een antieke renwagen door bliksemstralen aangedreven. De wagen heeft een gevleugelde wielas en is volgestouwd met de zinnebeelden van overvloed, nijverheid en koophandel – hoorn des overvloeds, bijenkorf en Mercuriusstaf. ‘L’agriculture, l’industrie et le commerce vivifiés’ meldt het opschrift op de keerzijde.

Wanneer de spoorwegverbinding tussen Antwerpen en Keulen in 1843 is afgewerkt, zitten de Schelde en de Rijn broederlijk naast elkaar in een allegorisch opgevatte inhuldi-gingspenning, met de kathedralen van beide steden in de verte afgebeeld. Tijdens de fees-telijkheden zelf krijgt het Beursgebouw een centrale rol toebedeeld en is het versierd met onder meer ‘zinnebeelden en verdere decora-tiën, op den koophandel, de nyverheid en de scheepvaert toepasselyk. Onder elk venster las men in een schild de namen der byzon-derste handelsteden van den aerdbol.’19

Page 6: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

Tussen lege stad en bruisende handelsmetropool 577

20 L.Alvin,Compte-rendu du salon d’exposition de Bruxelles(Brussel,1836)48.Omhethistorischpatrimoniumtebeschermenisin1835reedseenKoninklijkeCommissievoorMonumentenopgericht,waarbijeenkonink-lijkbesluitvan7januari1835bepaaltdatdezebeschermingnietenkelgeldtomwillevandeoudheidkundigeofartistiekewaardevanhetpatri-monium,maarookomwillevandeherinneringendieermeeverbondenzijn.P.Noyer,‘Antiquitésnationales’L’Artiste,4(1836)100.Vooreenbesprekingvande19de-eeuwsebeeldvormingvaneen‘pit-toresk’BelgiëzieL.Pil,‘Pour le plaisir des yeux’. Het pittoreske landschap in de Belgische kunst(Leuven-Apeldoorn1993).

21 J.LinnigenF.H.Mertens,Historisch album der stad Antwerpen. Verzameling van 46 gezichten en gedenkteekens van vroegere tyden(Antwerpen1868)Inleiding.

22 Ibidem.

Landschappen en stadsgezichten zijn in de reisgidsen door de begeleidende tekst ‘spre-kende’ taferelen. Een zelfde verhaal vertellen ook de landschapschilderijen op de jaarlijkse salons. Veelal is het discours rond deze schil-derijen weinig expliciet, omdat salonsbespre-kingen in eerste instantie de schilderkunstige kwaliteit beoordelen. De criticus Louis Alvin heeft in zijn verslag van de Brusselse nationa-le tentoonstelling van 1836 echter voldoende ruimte om uitvoerig op bepaalde werken in te gaan. Naar aanleiding van een interieurzicht van de Antwerpse Sint-Jacobskerk, een schil-derij van Victor-Jules Génisson (1805-1860), formuleert hij in zekere zin een samenvatting van het ‘pittoreske’ België, met een karakte-ristieke opdeling tussen een schilderachtige natuur in Wallonië en een rijke cultuur in de Vlaamse steden. Een stadsgezicht van Antwerpen evoceert daarbij historische her-inneringen en een handelsfaam tot in de ver-ste uithoeken van de wereld.20

Deze landschapsopvatting blijft lang doorwerken in de negentiende eeuw. In het Historisch album der stad Antwerpen (1868) stelt F.H. Mertens in zijn inleiding bij de verzameling gezichten en monumenten van Jozef Linnig: ‘Inderdaad, beter dan de ge-loofwaardigste kronijk- en historieschrijvers verhalen die gedenkteekenen het verleden van dit volk.’21 De ruime dokken, kaaien en stapelhuizen, de rijke kerken, sierlijke wo-

Jozef Linnig, De Koninklijke Poort, in: J. Linnig en J.H. Mertens, Historisch album der stad Antwerpen (Antwerpen 1868), koperplaat, 15 x 11,5 cm.Bron: Centrale Bibliotheek K.U. Leuven, Leuven

Page 7: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

578

Lut Pi l

23 Ibidem,tekstbijdeplaat‘DeKoninklijkePoort’.24 L.Alvin,Compte-rendu,15.25 L.Pil,‘DeschilderkunstindienstvanhetjongeBelgië’,in:K.Deprezen

L.Vos(eds),Nationalisme in België. Identiteiten in beweging 1780-2000(Antwerpen-Baarn1999)51-59.

26 J.Tollebeek,‘Enthousiasmeenevidentieindenegentiende-eeuwseBelgisch-nationalegeschiedschrijving’,Leidschrift8,2(1992)77.

ningen en grootse versterkingen ‘verkondi-gen luid, wat de handelsmetropool eenmaal was, wat zij bij voortgang blijft. Zij bewijzen welsprekender dan de schitterendste schrif-telijke getuigenissen [...] hoe die stad ook in vervlogen eeuwen de Koningin der Schelde hadde verdiend genoemd te worden.’22 Niet toevallig zijn twee prenten in het album ge-wijd aan de Koninklijke Poort, in 1624 aan de Schelde opgericht ter ere van koning Filips IV van Spanje (en in 1936 heropgebouwd op de Gillisplaats). De Schelde is er voorgesteld als stroom van overvloed. Het Latijnse op-schrift onder het Scheldebeeld zwakt de lof op Filips IV enigszins af, zo wordt ook in de negentiende eeuw graag benadrukt, omdat het impliciet het verlangen naar een herope-ning van de Schelde uitdrukt. ‘De latijnsche regels van het opschrift vertalen wij als volgt: Aan Hem, wien Ganges, Rhyn en Taeg en de Indus groeten – Als heerscher, vloeit de Schelde ook nedrig aan zijn voeten. – De Boôms, die ze in den tijd van Karel heeft getorscht – Draagt ze eens op uwen wenk, Philippus, groote vorst!’23 Mertens verduide-lijkt de inhoud hiervan door de zeventiende-eeuwse auteur van het opschrift te citeren: ‘Elders heeft de schrijver de bedoeling dezer gegrifte regels doen kennen. “Wij hopen”, zegt hij daar, “van de bescherming en den buitengewonen heldenmoed van Ferdinand, Philip’s broeder, dat deze den Oceaan aan den koophandel, de rivieren aan de vaart, de koophandelsteden aan de welvaart en geheel België aan zijne voormalige rust terug geve.”’

Opstand der Nederlanden in beeld

Stadsgezichten zijn weliswaar een populair genre in de negentiende eeuw en worden ingeschakeld in een nationalistisch en pro-pagandistisch discours, maar de historie-schilderkunst kan de geschiedenis met meer dramatiek en verhaal vertellen. Het jonge België moedigt zijn schilders aan om zich te laten leiden door de historici. In onaange-boorde documenten worden nieuwe gegevens

gevonden voor de stoffering van een Belgische geschiedenis. ‘C’est surtout dans les fastes de la patrie que l’artiste doit chercher des sujets, certain d’y trouver toujours l’inspiration cré-atrice’, zo verzekert Alvin de kunstenaars in zijn bespreking van de nationale tentoonstel-ling van 1836. ‘Après les sujets sacrés, les faits de l’histoire de nos pères sont les plus propres à nous émouvoir. [...] Le poëte, ou le peintre, ou le statuaire, ne doit ouvrir les annales de son pays que pour y chercher des sujets qui inspirent à ses concitoyens l’amour du sol na-tal.’24

In deze parallellie tussen nationale ge-schiedschrijving en historieschilderkunst ontstaat een zelfde soort taal. De geschied-schrijving onderzoekt de wortels van de natie om de nationale identiteit inhoud te geven en te legitimeren. De schilderkunst brengt deze feiten in beeld om het nationaal bewustzijn te versterken.25 Aan de basis van deze geschied-schrijving ligt een vertelstrategie die een ze-kere selectiviteit aan de dag legt ten aanzien van het opnemen van historische feiten. De Belgisch-nationale geschiedschrijving, be-schreven door Jo Tollebeek, ‘steunde op een dramatische conceptie van de Belgische ge-schiedenis. Voor Juste, maar ook voor velen van zijn collega’s en lezers, was de Belgische geschiedenis een afwisseling van periodes van strijd voor de vrijheid met periodes van door een rechtschapen vorstelijk bestuur ge-waarborgde welvaart en culturele bloei.’26

In deze geschiedenis is de sluiting van de Schelde verbonden met de opstand der Nederlanden tegen de Spaanse onderdruk-king, na de troonsafstand van Karel V ten gunste van zijn zoon Filips II (1555). Belangrijke episodes in deze vrijheidsstrijd zijn onder meer het Eedverbond der edelen (1565), de terechtstelling van de graven van Egmont en Hoorn (1568), de Spaanse Furie te Antwerpen (1576) en de belegering van de-zelfde stad die tot haar val en sluiting van de Schelde leidt (1584-1585). Wat geselecteerd wordt en hoe het wordt ingevuld, is gekleurd vanuit een nationaal perspectief. ‘Aangezien Egmont en Hoorn katholiek én Zuid-Nederlands waren geweest, konden zij, en niet Willem van Oranje of Marnix van Sint-Aldegonde, in de Belgische historische cul-tuur uitgroeien tot de helden van de opstand’, besluiten T. Verschaffel en J. Tollebeek in de publicatie die de tentoonstelling Mise-en-

Page 8: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

Tussen lege stad en bruisende handelsmetropool 579

27 T.VerschaffelenJ.Tollebeek,‘Degrotemomenten.Eenromantischverhaal’,in:R.Hoozee,J.TollebeekenT.Verschaffel(eds),Mise-en-scène. Keizer Karel en de verbeelding van de negentiende eeuw(Gent1999)42.

28 J.Duchateau,‘L’histoire prise sur le fait’: de Opstand in de Nederlanden in de historische schilderkunst van de 19de eeuw(ongepubl.licentiaatsverh.,Leuven2000).

29 S.H.Leviee.a.,Het vaderlandsch gevoel. Vergeten negentiende-eeuwse schilderijen over onze geschiedenis(Amsterdam1978)100.

30 Duchateau,‘L’histoire prise sur le fait’, 37.31 H.VanNuffel,Lamoraal van Egmont in de geschiedenis, literatuur, beel-

dende kunst en legende(Leuven1968)95.32 Salon de Gand. Explication des ouvrages de peinture, sculpture, gravure,

architecture, etc. des artistes vivans, exposés au musée de l’Académie, le 7 Août 1826(Gent1826)3-4.

scène. Keizer Karel en de verbeelding van de negentiende eeuw (Gent 1999) begeleidde.27 In ‘L’histoire prise sur le fait’. De Opstand in de Nederlanden in de historische schilderkunst van de 19de eeuw (2000) heeft Julie Duchateau deze schilderkunst geïnventariseerd en in context geplaatst.28

Vóór 1830 zijn historische taferelen uit de Opstand vaak Nederlands of heel-Ne-derlands te interpreteren. De Antwerpse schilder Mathias Ignatius Van Bree (1773-1839) toont in 1813 op de tentoonstelling in Amsterdam de olieverfschets De zelfopoffe-ring van Burgemeester van der Werff. De voor-stelling is een beroemd geworden scène uit het door de Spanjaarden belegerde Leiden in 1574. In 1816 bestelt de Nederlandse koning Willem I hiervan een grote versie, nu bewaard in Stedelijk Museum de Lakenhal van Leiden (1817). Gustaaf Wappers (1803-1874) her-neemt het onderwerp voor zijn gelijknamige doek van 1829 (Utrecht, Centraal Museum). Van der Werff is een (voor)beeld van de bur-ger die zich voor de vrijheid opoffert en door zijn gematigde houding in de godsdienst-strubbelingen een voorafspiegeling kan zijn van de pogingen van koning Willem I om het protestantse noorden en het katholieke zui-den vreedzaam te laten samenleven.29

Prins Willem van Oranje krijgt een soortgelijke rol in een schilderij waarvoor de koning in 1819 Mathias Ignatius Van Bree opdracht geeft: Prins Willem I de zaak der Roomsgezinden verdedigend te Gent in 1578 (Gent, Stadhuis). Ook de Antwerpse kunste-naar Petrus Kremer (1801- 1888) schildert de prins: Willem I, prins van Oranje, vertelt aan de admiraal van Coligny, vergezeld van zijn dochter, de voornaamste gebeurtenissen uit de onlusten van de Lage Landen (1829). Met Marnix van Sint-Aldegonde blijft Willem van Oranje als held aanwezig. De Brusselse schilder Antoine Aloysus Emanuel Van Bedaff (1787-1829) presenteert in 1827 De eerste Staten-Vergadering, gehouden te Dordrecht in den jare 1572, waarin Marnix van Sint-Aldegonde de verhevene diensten ver-haalt door prins Willem I, aan het vaderland bewezen.30 Bedaff brengt Prins Willem van Oranje ook samen met graaf Egmont in Het laatste onderhoud van de prins van Oranje met de graaf van Egmont, in tegenwoordigheid van de graaf van Mansfeld en de heer Berly, secre-taris van Margareta van Parma, in het dorp

Willebroek tussen Brussel en Antwerpen, in het jaar 1567 (1829). Egmont, als vrijheidstrijder van de Nederlanden en in de Eloge historique du comte d’Egmont (1820) van J.J. De Cloet beschreven als een man die niets liever wilde dan de vereniging van de Nederlandse pro-vinciën, verschijnt meermaals ten tonele.31 Jozef-Louis Geirnaert (1790-1859) kiest voor het ogenblik van Egmonts arrestatie door de hertog van Alva (De hertog van Alva laat de graaf van Egmont arresteren op het moment dat deze hem verlaat, na de avond met hem door-gebracht te hebben, 1823). Adèle Kindt (1804-1884) wint in 1826 met Het afscheid van Egmont van zijn echtgenote, terwijl hij nog een brief voor Filips II overhandigt aan de bisschop Ruythove de eerste prijs voor historieschilder-kunst voor leerlingen waarvan het opgelegde onderwerp in detail was vastgelegd.32

De troonsafstand van Keizer Karel in 1555 van Philippe Van Bree (1786-1871) (ca. 1824, K.M.S.K. Antwerpen) verwijst inhoudelijk zowel naar een vruchtbare periode van ver-enigde noordelijke en zuidelijke Nederlanden als naar de gezamenlijke strijd tegen de Spaanse overheersing na de troonsafstand. ‘De wens tot historische fundering van het Verenigd Koninkrijk moest als vanzelf tot de studie van zijn [Karel V] tijd leiden’, al-dus Johan Decavele in een analyse van het beeld van Karel V in de negentiende-eeuwse geschiedschrijving. ‘Het beeld dat de meeste Belgische en Noord-Nederlandse historici van Karel V brachten, was doorgaans dat van de vorst die de zeventien gewesten tot een staatsgeheel had omgevormd en zich daar-enboven op emotionele grond levenslang het nauwst verbonden had gevoeld met wat zijn schepping was geweest. [...] Zowel in België als in Nederland werd dan ook graag herin-nerd aan de met veel pathetiek geënsceneerde

Page 9: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

580

Lut Pi l

33 J.Decavele,‘KarelVindegeschiedschrijving’,in:VerschaffelenTollebeek,Mise-en-scène,72-73.

34 H.Conscience,Geschiedenis van België(Brussel1845)456.35 E.Peeters,Het labyrint van het verleden. Natie, vrijheid en geweld in de

Belgische geschiedschrijving 1787-1850(Leuven2003)121.36 A.VanHasselt,‘SalondeBruxelles.VGenrehistorique’,La Renaissance,1

(1839)54.37 V.Joly,Les beaux-arts en Belgique de 1848 à 1857(Brussel1857)238.38 C.Robin,Revue du salon(Brussel,1842)65.39 In1848schildertLouisGallaitDe laatste ogenblikken van de graaf van

Egmont, bijgestaan door de bisschop van Ieper.HetwerkbevindtzichnuindeStaatlicheMuseenvanBerlijn.

40 Joly,Les beaux-arts en Belgique,24-25,99,238.41 VanNuffel,Lamoraal van Egmont,99e.v.

troonsafstand in Brussel op 25 oktober 1555 [...].’33

Moedige strijd wordt dan weer verbeeld in De verdediging van de Antwerpenaars tegen de hertog van Alençon (1827) van Ferdinand de Braekeleer (Antwerpen 1792 – Antwerpen 1883). In het grote verhaal van de Opstand is dit weliswaar een verdediging tegen een ‘Franse furie’: de katholieke hertog (en jonge-re broer van de Franse koning Hendrik III) had een bondgenoot in de strijd tegen Spanje moeten zijn en was op voorstel van Willem van Oranje in 1581 onder beperkende voorwaar-den door de Staten-Generaal als vorst van de Nederlanden aanvaard. Om zijn macht te ver-groten probeerde François van Alençon zich in 1583 onverwacht van Antwerpen meester te maken. De Antwerpenaren wisten echter de aanvallers uit de stad te verdrijven. In zijn Geschiedenis van België (1845) benadrukt Hendrik Conscience nog hoe katholiekgezin-den en hervormers als één groep tegen deze onverwachte aanval reageerden: ‘In den eer-ste verstommen de burgers by het vernemen van den verraderlyken aenslag; doch welhaest hervatten zy den verloren moed, zy vergeten hunne geloofsgeschillen om de Franschen te bestryden; katholyk en hervormd, het neemt al de wapens op; […].’34 Zijn Geschiedenis van België is reeds een (Vlaams)-Belgisch relaas (1845) waarin de Opstand in het begin een nationale strijd is, maar in het verhaal evo-lueert naar een religieus geïnspireerd verzet. ‘In aanvang was de Opstand een nationale, en geen religieuze revolte’, constateert Evert Peeters in Het labyrint van het verleden. Natie, vrijheid en geweld in de Belgische geschiedschrij-ving 1787-1850 (2003). ‘Toch veranderde die toon in de loop van het verhaal. De Opstand bleek een verraden revolutie. Listige protes-tanten hadden de nationale bevrijdingsstrijd voor hun eigen doelen aangewend. […] De complexe verhouding tussen katholieken en

protestanten uit het verhaal bleek uit de ma-nier waarop de Belgische historici de karak-ters van de hoofdrolspelers schetsten.’35 Ook in de Belgische schilderkunst van na 1830 is die verandering merkbaar.

Na de onafhankelijkheid verliest Prins Willem van Oranje in de schilderkunst bijna volledig het terrein ten voordele van Karel V. Mise-en-scène. Keizer Karel en de verbeelding van de negentiende-eeuw illustreert overtui-gend de aanwezigheid van keizer Karel in de Belgische romantische kunst. Ook graaf Egmont treedt als een echte vaderlandse held op de voorgrond. Alleen of samen met Hoorn wordt hij zo vaak geschilderd dat commen-tatoren al op het einde van de jaren 1830 verzuchten dat er op elke jaarlijkse tentoon-stelling wel zeker een graaf Egmont te zien zal zijn.36 ‘Le comte d’Egmont nous poursuit partout!’, merkt de criticus Victor Joly nog in 1852 op.37 Middelmatige schilders wor-den aangemaand met het thema te stoppen (‘dat hun Egmont het laatste schilderij in het-zelfde genre mag zijn’).38 Kunstenaars zoals Louis Gallait krijgen meer krediet. Wanneer Gallait in 1848 een graaf Egmont presenteert en in 1852 het bekende Laatste eerbetoon aan de graven van Egmont en Hoorn (1851, Musée des Beaux-Arts Doornik), wil Victor Joly over het onderwerp niet te moeilijk doen, ook al uit hij duidelijk zijn terughoudendheid.39 Joly is bovendien van mening dat de histori-sche held een dubbelzinnige figuur is die po-litiek onbezonnen handelde.40 In zijn studie Lamoraal van Egmont in de geschiedenis, litera-tuur, beeldende kunst en legende (1968) heeft Herman Van Nuffel aangetoond dat Egmont in de negentiende-eeuwse historiografie niet steeds positief is onthaald. In eerste instantie katholieken, maar ook protestanten en zelfs een aantal liberaal-vrijzinnigen hebben kri-tiek, ‘doch de anderen, en wel de meesten, bleven in Egmont de verpersoonlijking zien van de vrijheidsheld en het slachtoffer van het religieus fanatisme.’41

Egmont en Hoorn, Alva, de Spaanse Furie te Antwerpen, geuzen...: de strijd te-gen de Spaanse overheersing wordt door de romantische schilders in alle kleuren verteld. Tot laat in de negentiende eeuw blijven bij-voorbeeld episodes uit de Spaanse Furie ge-liefd. Karel Ooms schildert ze nog in 1883 en 1886, Piet Jan Van der Ouderaa in 1885, Godfried Guffens in 1889.42

Page 10: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

Tussen lege stad en bruisende handelsmetropool 581

42 VooreenvolledigelijstzieDuchateau,‘L’histoire prise sur le fait’.43 A.Pinchart,‘DelapeinturehistoriqueenBelgique’,Messager des sciences

historiques et Archives des arts de Belgique(1845)249.OokgeciteerddoorDuchateau,‘L’histoire prise sur le fait’, 126.

44 La Belgique pittoresque. Histoire, géographie, topographie, histoire naturelle, mœurs, coutumes, industrie, commerce, beaux-arts, biographies, statistiques(Brussel1834)68.

De val van Antwerpen

In het lange ‘moment’ van de Opstand illus-treert de val van Antwerpen (1585) het best de strijd die tot de sluiting van de Schelde leidt. ‘L’époque de la domination espagnole n’est ni moins belle, ni moins féconde en évé-nements. [...] le siège d’Anvers, par Alexandre Farnèse; celui d’Ostende par les Archiducs, sont pour vous, artistes belges, autant de sujets d’étude et de méditation’, schrijft Alexandre Pinchart in 1845 in zijn pleidooi voor een historieschilderkunst die zich richt op nationale onderwerpen.43

In 1838 schildert Jan Michiel Ruyten (1813-1881) Het uitrukken van de Antwerpse geuzen op 4 april 1585, om de brug te doen springen die Alexander Farnese, hertog van Parma, generaal van het Spaanse leger, over de

Schelde had doen leggen tussen de forten Maria en Filips. Het beleg van Antwerpen dat door de constructie van deze schipbrug mogelijk was, gevolgd door de poging van de Geuzen om deze barricade te vernietigen, is voor La Belgique pittoresque (1834) ‘un des plus fa-meux dont parle l’histoire’: ‘Jamais place ne fut mieux attaquée, ni mieux défendue.’44 Met bewondering wordt herinnerd aan de beroemde dijk die Alexander Farnese over de Schelde liet leggen en aan de mislukte

Ferdinand De Braekeleer, De Spaanse Furie te Antwerpen in 1576, 1835, olieverf op doek, 475 x 687 cm. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen. © Lukas Art in Flanders.Bron: foto © KIK-IRPA, Brussel

Page 11: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

582

Lut Pi l

45 Duchateau,‘L’histoire prise sur le fait’, 129.46 ‘TwintigsteDriejarigetentoonstelling1873’,De Vlaamsche School19

(1873)125.47 Exposition nationale des beaux-arts. Explication des ouvrages de peinture,

sculpture, gravure, dessin et lithographie des artistes vivans, exposés au salon de 1836(Brussel,1836)6-7.

48 Alvin,Compte-rendu,69-70.49 Ibidem,130-131.50 J.VanderBocht,Parnas-galm by de wederkoomst der oude kunst-taferee-

len van Belgenland: geroofd uyt kerken, kloosters, abdyen en palyzen, door het Fransche schrik-bewind, in het jaar 1793(Antwerpen1815)17.ZieookL.Pil,‘Demetropoolherzien.DecreatievaneenGoudenEeuw’,in:J.VanderStock(ed.),Antwerpen. Verhaal van een metropool. 16de-17de eeuw(Antwerpen1993)129-137.

tegenactie van de geuzen. De voorbereiding van deze belegering van Antwerpen schil-dert Edouard de Biefve in 1856: Krijgsraad, gehouden der belegering van Antwerpen, onder het voorzitterschap van Alexander Farnese.45 In 1873 schildert ook Hendrik Schaefels een Vertrek van de helse branders, bestemd om de brug, welke op bevel van Alexander Farnese, prins van Parma, over de Schelde geslagen was, te vernietigen, 4 april 1585. In een bespreking van het werk wordt de historicus Emanuel Van Meteren geciteerd, die in 1599 de eerste geschiedenis der Nederlanden schreef waarin deze jaren van de Opstand worden beschre-ven. 46 Van Meteren beschijft in detail de technische voorbereidingen voor de aanval. Met het citaat brengt de negentiende-eeuwse kunstkritiek, in navolging van de (negentien-de-eeuwse) geschiedschrijving, het verleden heel dichtbij.

Belangrijk is immers de directe inleving in wat wordt voorgesteld. De romantische schilderkunst wil het verleden in kleurrijk drama tot leven brengen. Het Brusselse nati-onale salon van 1836 illustreert dit goed. Op de tentoonstelling hangt een opvallend groot aantal historieschilderijen, waarvan sommige onderwerpen uitvoerig worden toegelicht. In het salonlivret wordt de De opoffering van de magistraten en burgers van Antwerpen, 4 no-vember 1576 (De Spaanse Furie te Antwerpen in 1576, 1835, K.M.SK. Antwerpen) van Ferdinand de Braekeleer met de volgende uitleg begeleid:

Les Espagnols occupaient la citadelle d’Anvers où ils étaient en proie à tous les besoins; ils surprirent la ville pour la piller; déjà ils avaient pénétré dans l’intérieur et la garnison avait fui lâchement, lorsque le bourgmestre Jean Vandermeere, ralliant les citoyens et quelques soldats, se mit à leur tête et soutient courageusement l’attaque avec

le Markgrave Goswyn de Vareick. L’artiste a représenté le moment où le bourgmestre, frappé à mort, est soutenu par l’échevin Jean Vandewerve, tandis que le Markgrave conti-nue glorieusement le combat.47

Het romantische verleden dient voelbaar aanwezig te zijn. Ook Louis Alvin is hiervan overtuigd en neemt in zijn tentoonstellings-bespreking van 1836 hele bladzijden over uit geschiedkundige publicaties. Het vermelde tafereel van De Braekeleer introduceert Alvin via een uitvoerig historisch fragment dat het gebeuren gedetailleerd beschrijft.48 Hij han-teert de formule opnieuw bij Een geuzenfami-lie, zich verdedigend tegen een troep Spanjaarden van Henri Leys op hetzelfde Brusselse salon van 1836 en neemt de lezer mee in de anek-dotische dramatiek van de strijd.49

Handelsmetropool & kunstmetropool

Het ongenoegen over de economische neer-gang van Antwerpen is mogelijk even duidelijk voelbaar in de tegenstelling die het vormt met de aandacht voor de roem van de Antwerpse Schilderschool. De herinnering aan dat roemrijke verleden gaat in de negnetiende eeuw niet verloren. Integendeel, het beeld van kunstmetropool – parallel of in contrast met handelsmetropool – wordt nadrukkelijk ge-recupereerd. Met Peter Paul Rubens (1577-1640) waren ongekende hoogten bereikt. Rubens wordt het samenvattende beeld en het symbool van het verhaal van Antwerpen als dé zestiende- en zeventiende-eeuwse kunstmetropool. De artistieke roem van haar kunstenaars is op de stad zelf afgestraald en is nog op het einde van de achttiende eeuw tastbaar aanwezig in de vele schilderijen die kerken, kloosters en abdijen rijk zijn. Zelfs wanneer het Franse bewind veel van deze kunst weghaalt en de stad ‘verweesd’ ach-terblijft, probeert Antwerpen het beeld van Rubensstad actueel te houden.50 Antwerpen is tegelijkertijd ook steeds de Scheldestad: Rubens en Schelde zijn organisch met el-kaar vervlochten, elkaar hierbij ondersteu-nend of tegensprekend. ‘Enfin les tems sont arrivés’, zo drukt prefect C. d’Herbouville in 1801 de hoop uit, ‘où la Ville d’Anvers doit reprendre son ancien lustre et figurer de nouveau la première parmie ses rivales [...] l’Escaut appelle sur ses ondes les navires

Page 12: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

Tussen lege stad en bruisende handelsmetropool 583

51 PrefectC.d’HerbouvillebijdeplechtigeinstallatiezittingvandeSociétéd’Emulationop15MessidorAnIX(4juli1801);geciteerddoorG.Schmook,Hoe Teun den Eyerboer in 1815 sprak tot de burgers van Antwerpen of het aandeel van de Rubens-viering in de wording van het Vlaamse bewustzijn(Antwerpen1942)29.

52 R.H.VanSomeren,‘DelofvanPetrusPaulusRubens’,in:Dichtstukken bekroond door het Koninglijk Genootschap van Tael en Dichtkunde, te Antwerpen(Antwerpen1821)15.

53 F.J.VandenBranden,Geschiedenis der Antwerpsche Schilderschool(Antwerpen1883)418.

54 Algemeene historische feestwijzer voor het tweede eeuwfeest ter eere van Petrus Paulus Rubens(Antwerpen-Amsterdam1840)5-6.

55 J.Immerzeel,‘LofredeopPetrusPaulusRubens’,in:Bekroonde stukken door de Antwerpsche Rederykkamer de Olyftak, ter gelegenheid van de plegtige inhuldiging van het standbeeld van P.P. Rubens, den 15 Augustus 1840(Antwerpen1840)36.

56 P.Moens,‘Antwerpenverheerlyktdoordegrootemannendiehetheeftvoortgebragt’,in:Bekroonde stukken door de Antwerpsche Rederykkamer de Olyftak,37-38.

57 Enkeldekartonsvandekunstenaarseneenaantaleigentijdsefoto’sengravuresherinnerenaandezegrootsopgevatterealisatie.

58 F.H.Mertens,Notice des peintures murales exécutées à la chambre de commerce d’Anvers par MM. G. Guffens et J. Swerts(Antwerpen1858).

[...] et les beaux-arts, ces aimables appuis de notre vie, qui jadis trouvèrent leur berceau dans ces lieux, reviendront en souriant habi-ter leur patrie.’51 Het enthousiasme blijft niet beperkt tot Antwerpen, maar is ook voelbaar in een ‘heel-Nederlandse’ context. R.H. Van Someren, uit Rotterdam, dicht in 1821: ‘’k Zing Rubens, de Eer der Scheld’.52 Rubens is ook geregeld het onderwerp van historische genretaferelen. Zijn naam blijft echter als een echo de idee van handelsmetropool oproepen. Tijdens de Rubensherdenking in 1840, twee-honderd jaar na de dood van de schilder, is dit manifest. Op de Grote Markt wordt de stad in een allegorische voorstelling gekroond door Mercurius en de Vrije Kunsten. Allegorische figuren van handel en scheepvaart versieren de Beurs.53 ‘Ik groet U, aloude stad! Zoo rijk in herinneringen, zoo groot in de geschiede-nis der kunst en beschaving’, leest men in een Algemeene historische feestwijzer voor het twee-de eeuwfeest ter eere van Petrus Paulus Rubens. ‘Neen, geen koopgeluk alleen kon u streelen. Sedert eeuwen waert gij de ijverige kweekster, de milde beschermster der kunsten. Sedert eeuwen waert gij de wieg en bakermat van mannen, welke het nageslacht met eerbied noemt.’ Rubens is vanzelfsprekend het kroon-juweel.54 In J. Immerzeels lofrede op Rubens ter gelegenheid van de inhuldiging van het standbeeld van de schilder op 15 augustus 1840, wordt de stad van Rubens vanzelfspre-kend verbonden met de Scheldestad: ‘Het standbeeld, hem ter eere opgerigt, vereert tevens de roemrijke Schelde-stad [...].’55 P. Moens is in haar lofrede nog explicieter:

Antwerpen! zusterstad van de eerste handelsteden, Waarop Europa zich beroemt [...]. Ja, ’t was den handel, die uw welvaart groots deed bloeijen, Hij was de reus die ’t goud U in den schoot deed vloeijen. Maar ’t is de statige eik, de vorst van ’t lomrijk woud, Wiens loverkroon tot in de wolken is verheven, Die (schoon de stormen vaak en blad en tak doen beven) Onwrikbaar toch zijn stand door de eeuwen heen behoudt. Zoo, achtbre koopstad! Bleef bij ‘t woên van staatsorkanen,

Of twist die ’s burgers heil verpest, Schoon de onweêrswolk de zon uws voorspoeds kon doen tanen, Uw onuitwischbren roem gevest.De hand des tijds houdt pracht noch aarschen rijkdom heilig:De schoonste koopstad was voor ’t wislend lot nooit veilig;Maar namen als Homeer, Appelles, Phidias,En andren zweven, rijk omkransd met glorielover, Op vleuglen van den tijd naar volgende eeuwen over,O stad! Met elken naam die u ten sieraad was.[...].56

De negentiende-eeuwse schilderkunst zal niet enkel de Opstand en de roem van de Antwerpse Schilderschool verbeelden. Kunstenaars als H. Leys, H. Schaefels, P. Van der Ouderaa, F. Vinck, W. Linnig en anderen schilderen ook de historische han-delsroem. Opmerkelijk zijn echter vooral een aantal monumentale wanddecoraties uit de tweede helft van de negentiende eeuw. In op-dracht van de stad werken Godfried Guffens (1823-1901) en Jan Swerts (1818-1879) in de handelsbeurs aan een reeks episoden uit de handelsgeschiedenis van Antwerpen. De schilderingen, waaraan ze in juli 1856 begin-nen, gaan echter in 1858 in een brand verlo-ren.57 Voor de specifieke onderwerpen wordt een beroep gedaan op F.H. Mertens.58 Twee van de episoden zijn in de zestiende eeuw ge-situeerd: Margaretha van Oostenrijk ontvangt

Page 13: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

584 Lut Pi l

Jan Swerts, De magistratuur van Antwerpen ontvangt de eerste Moskovitische afgevaardigden in 1524, 1857, Oostindische inkt, 95 x 74 cm. Koninklijk Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen. © Lukas Art in Flanders.Bron: foto © KIK-IRPA, Brussel

Page 14: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

Tussen lege stad en bruisende handelsmetropool 585

59 Mertens,Notice des peintures murales,11.60 PieterGénard(1830-1899)issedert1849onderbibliothecarisvan

Antwerpenenwordtin1863totstadsarchivarisbenoemd.61 H.Leys,‘Noticesurladécorationdelagrandesaledel’hôteldeville

d’Anvers’,Bulletin des commissions royales d’art et d’archéologie2(1863)448-449.

62 Leys,‘Notice’,454.63 In1874wordenGuffensenSwertshiervooraangesproken.Deschilde-

ringenwordenuiteindelijkdoorGuffenstussen1879en1889uitge-voerd.VoordeuitlegvanhetinhoudelijkeprogrammazieP.Génard,Les peintures monumentales de l’hôtel et du château de Schilde(Antwerpen1879).Deschilderijen(olieverfopdoek)wordenthansbewaardinhetProvinciaalMuseumSterckshof,Antwerpen-Deurne.

te Antwerpen de eerste ambassadeur van Perzië (1523) en De Magistraten van Antwerpen ont-vangen de eerste Moskovitische gezanten (1524). Alles is gericht op een herinnering aan de roemrijke geschiedenis van de stad. ‘[...] l’arrivée d’une ambassade venant du centre de l’Asie à l’époque où la renommée avait porté le nom d’Anvers chez les nations les plus éloig-nées, est certes un événement digne d’être rappelé parmi les monuments de nos an-ciennes relations commerciales.’59 Christoffel Columbus, Abraham Ortelius en Gerardus Mercator verwijzen naar ontdekkingen en realisaties die sterk hebben bijgedragen tot de zestiende-eeuwse ontwikkelingen van de we-reldhandel. Een reeks wapenschilden van de landen die op het tijdstip van het decoratie-project (midden negentiende eeuw) een con-sul in Antwerpen hebben, decoreren het pla-fond. Twee panelen met het jaartal 1550 en de zestien wapenschilden van de handelsnaties die op dat ogenblik te Antwerpen een afvaar-diging hadden, vullen dit aan. Allegorische voorstellingen op de fries verbeelden de vier werelddelen. Het samenbrengen van het ver-leden en het heden gebeurt dus niet enkel im-pliciet maar ook expliciet.

Henri Leys krijgt in 1861 van de Belgische staat en de stad Antwerpen de opdracht een aantal wandschilderingen aan te brengen in de erezaal van het Antwerpse stadhuis (on-derhandelingen hieromtrent waren reeds be-gonnen in 1859). De zestiende-eeuwse onder-werpen waarvoor Leys kiest, hierin bijgestaan door Pieter Génard, hebben betrekking op de geschiedenis van de burgerlijke instellingen van de stad.60 Toch kan reeds het eerste on-derwerp geïnterpreteerd worden als een van de voorwaarden voor economische welvaart: de Blijde-Inkomst-eed van aartshertog Karel, later Keizer Karel V. Enkel wanneer een vorst de bestaande wetten en voorrechten respec-teert, heerst er een klimaat waarin voorspoed mogelijk is. Het tweede onderwerp verbindt Leys in zijn verklarende nota zelf met de bloei van de Antwerpse handel. Het poorterschap verleend aan Battista Pallavicini in 1541 toont immers aan dat ‘Peu de villes possédaient au moyen âge autant de privilèges que la cité d’Anvers. [...] aussi voyait-on les représentants des plus grandes maisons de l’étranger tenir à l’honneur de devenir bourgeois d’Anvers. [...] J’ai choisi ce sujet [...] aussi parce qu’il se rattache à l’époque la plus florissante du

commerce d’Anvers’.61 Het laatste van de zes onderwerpen verwijst via het voorbeeld van de opening van de grote vrije jaarmarkt van 1562 naar het gegeven dat de Antwerpse burgemeesters en schepenen de handel en in-dustrie beschermen. Tot de privileges van de stad behoorde het organiseren van twee jaar-markten die ‘devinrent, en quelque sorte, la source de la grandeur commerciale de notre cité. Au XVIe siècle, toutes les nations de l’Europe y envoyaient leurs produits.’62

De schilderingen die Guffens tussen 1879 en 1889 uitvoert voor de grote ontvangstzaal van de woonst van baron van de Werve de Schilde in de Kipdorpstraat te Antwerpen vragen opnieuw aandacht voor deze economi-sche context: Burgemeester Jan van der Werve ontvangt in 1515 de eed van prins Karel, later keizer Karel en Burgemeester Arnold van de Werve opent in 1531 de beurs van Antwerpen. Ook hier is Génard gecontacteerd voor de keuze van de onderwerpen. Voor zeven ven-sters op de eerste verdieping werkt Génard bijkomend een inhoudelijk programma van geschilderde glasramen uit. Een aantal van de taferelen situeren de familie Van de Werve in de context van de zestiende-eeuwse wereld-handel van Antwerpen.63

Zelfs nog in 1899 krijgt de traphal van het Antwerpse stadhuis vijf grote wand-decoraties die de welvaart van Antwerpen representeren aan de hand van scheepvaart, handel, muziek, schilderkunst en letter-kunde. Piet Verhaert (1852-1908) schildert de Scheepvaart: de burgemeester verwelkomt de kapitein van de schepen die terugkeren met suiker van de Kanarische eilanden in 1508. 1508 is het jaar waarin de eerste suiker naar Antwerpen werd verscheept. Scheepvaart is hier tegelijkertijd een beeld van de handel, die ook met de Inwijding van de beurs in 1532 door Karel Boom (1853-1939) expliciet wordt afgebeeld.

Page 15: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

586 Lut Pi l

64 PaulJeanClays,Feestelijkheden op de Schelde naar aanleiding van de af-koping van de Scheldetol,datumniet(meteen)gekend,olieverfopdoek,41cmx74cm(dagmaat),MAS(MuseumaandeStroom)Antwerpen-CollectieNationaalScheepvaartmuseum.

65 ZieafbeeldingenbegeleidendeuitleginDe Vlaemsche School10(1864)225.

66 Nachtfeest op 1 augustus 1863, ter viering van de vrijmaking van de Schelde (naareenschilderijvanA.VanPeurse),datumniet(meteen)gekend,lithografie,34,5x49,5cm(plaatrand),drukSimoneau-Toovey,MAS(MuseumaandeStroom)Antwerpen-CollectieNationaalScheepvaartmuseum.

67 W.Aerts,Beschermd cultuurpatrimonium in de provincie Antwerpen, 1987-1993(Turnhout1994)16.

68 R.Cornélis,Anvers et l’exposition universelle de 1885(Antwerpen1885)100.

1863: de ketens verbroken

De afkoop van de Scheldetol in 1863 is on-dertussen aanleiding geweest tot grootse feesten. Paul Jean Clays schildert de festi-viteiten op de Schelde, met onder meer het stoomschip waarop een monumentale vrou-wenfiguur de vrijmaking van de Schelde symboliseert.64 ‘Schelde Vry’ en ‘Munster 1648-1863’ zijn de opschriften op dit door

Joseph Geefs uitgevoerde beeld dat zijn ke-tens heeft verbroken.65 De uitbundigheid van de feestelijkheden is nog duidelijker aanwe-zig in een lithografie naar een schilderij van A. Van Peurse, waarin het nachtelijke vuur-werk op die eerste augustus 1863 met feëriek vertoon boven de vele schepen en scheepjes op de Schelde uiteenspat.66 Ter herinnering aan de afkoop wordt in 1883 een monument onthuld op de Marnixplaats: Vrijmaking van de Schelde, ontworpen door architect Jean-Jacques Winders en vervaardigd door de beeldhouwers L. Dupuis, J. De Braelemeer en F. Floris.67

De modernisering van de havenstruc-tuur die mogelijk wordt na de vrijmaking van de Schelde wil Antwerpen aan de wereld tonen. De werken verheffen de haven van Antwerpen immers tot ‘l’un des plus impor-tants et des mieux outillés du globe’.68 De in-huldiging van de nieuwe kaden in 1885 wordt

Nachtfeest op 1 augustus 1863, ter viering van de vrijmaking van de Schelde (naar een schilderij van A. Van Peurse), datum niet (meteen) gekend, lithografie, 34,5 x 49,5 cm (plaatrand), druk Simoneau-Toovey, MAS (Museum aan de Stroom) Antwerpen.Bron: foto Beeldarchief Collectie Antwerpen

Page 16: Brecht Deseure, Guido Marnef en Gerrit Verhoeven

Tussen lege stad en bruisende handelsmetropool 587

69 P.Lombaerde,‘TentoonstellingsarchitectuurenstedebouwkundigeevolutieteAntwerpen’,in:De panoramische droom,83.

70 GerritDeVylder,‘Antwerpsewereldtentoonstellingen:eenutopiavanvrijhandel’,in:De panoramische droom,25.

71 M.Rooses,Oud-Antwerpen(Brussel1894)8,22-26.

doordacht gekoppeld aan een groots opgezet-te wereldtentoonstelling die in de Zuidwijk, dicht bij de Schelde, wordt gelokaliseerd.69 In 1894 organiseert Antwerpen een tweede wereldtentoonstelling die een vervolg moet zijn op het succes van 1885. ‘De ‘fin de siècle’ mentaliteit en de economische hoogconjunc-tuur verstevigen het geloof in een grootse toe-komst voor de Antwerpse haven en het feest van negen jaar eerder moest in een nog meer euforische stemming worden overgedaan.’70 Tegelijkertijd wordt op de wereldtentoonstel-ling een Oud-Antwerpen ingericht: een wijk uit de zestiende eeuw waarin het feestvierend Antwerpen zou herleven, het Antwerpen uit die roemrijke tijd, waarin de stad ‘het hoogste punt van bloei kende’ en ‘de groote wereld-markt van het Noorden’ werd.71 Ook al kijkt het moderne Antwerpen van het einde van de negentiende eeuw met zelfvertrouwen naar de toekomst, een romantische terugblik op het verleden krijgt er nog steeds een plaats.

Besluit

Gezien het economische en politieke belang van een al dan niet vrije Scheldevaart voor zowel het negentiende-eeuwse Antwerpen als België is de sluiting van de Schelde in de romantische kunst geen thema in de marge. Lokaal en nationaal maakt het deel uit van een typische negentiende-eeuwse omgang met het eigen verleden waarin de geschiede-nis niet los wordt gezien van het heden. Toch komt een ‘vervallen’ Scheldestad visueel nau-welijks in beeld. Evenmin domineren de ta-ferelen waarin een aanval wordt uitgevoerd op Farneses schipbrug over de Schelde de ne-gentiende-eeuwse historieschilderkunst die wel veelvuldig de Opstand der Nederlanden verbeeldt. Het oproepen van de sluiting is vooral een retorische strategie in een complex spel van belangen en verwachtingen die op de actualiteit en toekomst zijn gericht. De te-rugblik klinkt soms nostalgisch maar wordt aangewend om het pleidooi voor een negen-tiende-eeuwse vrije Scheldehandel grote vanzelfsprekendheid te verlenen. De econo-mische welvaart die sterk de historische iden-titeit van de Scheldestad bepaalt, wordt wel met historische handelstaferelen en stads-gezichten geïllustreerd. Daarnaast wordt de grootsheid van de Antwerpse Schilderschool uitgespeeld om voor de stad opnieuw een vi-

tale handelsrol op te eisen. In beeld en woord wordt hierbij de band tussen handels- en kunstmetropool benadrukt. De grote am-bities die doorheen de negentiende-eeuwse beeldvorming van de Scheldesluiting klinken, kunnen dan ook vanaf de effectieve opheffing van de Scheldetol in 1863 in enthousiaste toekomstbeelden worden vertaald.

Dr. Lut Pil is werkzaam aan de Hogeschool voor We-tenschap en Kunst, Sint-Lucas Beeldende Kunst Gent. Zij publiceerde onder meer ‘De metropool herzien. De creatie van een Gouden Eeuw’, in: J. Van der Stock (ed.), Antwerpen. Verhaal van een metropool. 16de-17de eeuw (Antwerpen 1993) 129-137.