BPV-WIJZER - Top College Z&W wijzer handleiding TCZW.pdf · BPV-meter. Dit instrument heeft als...
Transcript of BPV-WIJZER - Top College Z&W wijzer handleiding TCZW.pdf · BPV-meter. Dit instrument heeft als...
1
BPV-WIJZER Handleiding
2
De BPV-wijzer
Inleiding 4
Verantwoording 5
Toelichting BPV-instrumenten 6
BPV-Meter 7
Onderlegger BPV-Meter Verzorgende IG en Combi VZ-MZ niveau 3 10
Onderlegger BPV-Meter Verpleegkundige niveau 4 en MZ niveau 4 ( basisfase) 17
BPV-opdrachten Verzorgende IG en Combi VZ-MZ (starter en gevorderd) 24
BPV-opdrachten Verpleegkundige en MZ (starter en gevorderd) 27
BPV reflectie-instrumenten 29
Redactie 34
3
Deze BPV-wijzer is tot stand gekomen in samenwerking met vijf ROC’s en gaat uit van een veranderende onderwijsvisie en aanpassing in de examinering in de nieuwe kwalificatiedossiers geldig vanaf 2015. Het betreft de opleidingen mbo Verzorgende niveau 3 , mbo combi Verzorgende-ig/ Maatschappelijke Zorg niveau 3, mbo Maatschappelijke Zorg niveau 4 (basisfase) en mbo Verpleegkundige niveau 4. Alle opleidingen kennen een basisfase en een profielfase. Momenteel vindt er een verschuiving in ons onderwijs plaats van aanbodgericht leren naar vraaggericht leren. Afstandsleren, ervaringsleren en de regie over het eigen leerproces zijn de sleutelwoorden die momenteel volop in de belangstelling staan. Uitgangspunt hierbij is het zoeken naar een juiste balans tussen standaardisering en flexibiliteit of uniformiteit versus maatwerk. Kortom, onderwijs dat studenten uitdaagt om hun kennis, vaardigheden en (beroeps)houding in te zetten op hun eigen tempo en eigen wijze zowel in de praktijk als binnen de school. Dit vraagt een andere ‘kijk’ op leren. Docenten en werkbegeleiders zullen steeds meer de leercoach worden die de student spiegelt op gedrag en leerproces. En in plaats van aanbodgericht zullen de opdrachten, vanuit de werkprocessen, vraaggericht worden ontwikkeld.
Met de invoering van het kwalificatiedossier 2016 voor zowel Verzorgende IG, Combi VZ-MZ als Verpleegkundige en Maatschappelijke Zorg is er door Prove2Move een nieuwe set examens ontwikkeld. De examinering wordt door elk ROC in de opleiding ingezet. Dit gebeurt aan de hand van werkprocessen op het niveau van de beginnend beroepsbeoefenaar. Hiermee is de vertrouwde opbouw van de ABC-mappen van eenvoudig naar complex vervallen. De sturing op het leer- proces in de beroepspraktijk gebeurt dan ook niet langer aan de hand van proeven maar wordt overgelaten aan de werk-begeleider, de BPV-begeleider en de student zelf. De ontwikkeling tot beginnend beroepsoefenaar staat hierin centraal. Zo ook de praktijkopdrachten die de student in de aanloop naar het examen tijdens zijn opleiding uitvoert. In plaats van aanbodgericht zullen de opdrachten, vanuit de werkprocessen, vraaggericht worden ontwikkeld. De leervraag van de student staat voorop.
De BPV-wijzer is in gezamenlijkheid tot stand gekomen om de eenduidigheid in de BPV-begeleiding te vergroten en in nauwe onderlinge samenwerking uit te laten groeien tot een volwaardig begeleidingsinstrument. Dit wil zeggen dat deze handleiding regelmatig geëvalueerd en aangevuld zal worden op basis van de opgedane ervaring en nieuwe input.
4
Doelstellingen BPV-wijzer • Sturing geven aan het leren van de studenten VZ, Combi VZ-MZ, VP, MZ in de beroepspraktijk. • Eenduidigheid in leren en evalueren in de beroepspraktijk.
De BPV-wijzer is zo ontwikkeld dat elk ROC deze kan inzetten passend binnen de eigen visie, curriculum en BPV-model. De BPV-wijzer bestaat uit de BPV-meter met bijpassende onderlegger, BPV-opdrachten en een BPV-reflectie instrument. Deze instrumenten ondersteunen en stimuleren de student in het nemen van de eigen verantwoordelijkheid voor zijn leerproces tijdens de BPV. Van de student wordt verwacht dat hij of zij eigen initiatieven en activiteiten ontplooit om de BPV vorm te geven. Aan het begin van de opleiding wordt de student hierbij geholpen door docenten en de werkbegeleiders. Later in de opleiding wordt van studenten verwacht dat zij dit steeds meer zelfstandig gaan doen.
Dit betekent het volgende voor de rollen van: • Student: heeft regie over zijn eigen leerproces en dient de hulpvraag te stellen; • BPV-begeleider: richt zich op het leerproces (onderwijs); • Werkbegeleider: richt zich op de vaardigheden & beroepshouding (vakinhoudelijk).
5
BPV-meter Dit instrument heeft als doel de ontwikkeling van de studenten in kaart te brengen en te monitoren. De BPV- meter wordt gebruikt bij voortgangsgesprekken, reflectiemomenten, tussenevaluaties en bij eindevaluaties. Zowel de werkbegeleiders als de studenten zelf kunnen de BPV-meter op gezette momenten invullen. De BPV-meter is zo opgebouwd dat voor elk item een 0-1-2-3 gescoord kan worden, zo kan de student alvast wennen aan de beoordeling van de examens. Natuurlijk wordt er van een derde- of vierdejaars student meer verwacht dan van een eerstejaarsstudent. Om hier onderscheid in aan te kunnen geven, is het goed de onderlegger van de BPV-meter te raadplegen.
BPV-opdrachten Om vorm te geven aan het leren van de studenten tijdens de BPV zijn er per werkproces opdrachten ont- wikkeld. Voor elk werkproces zijn de opdrachten gekoppeld aan het niveau van de startende en gevorderde student. Het streven is om voor elk werkproces meerdere opdrachten aan te bieden op zowel het niveau van startende als van gevorderde student. Dit geeft het ROC en de student de mogelijkheid te variëren naar leerstijl, onderwijsvorm of context. Dit repertoire zal in de toekomst verder worden uitgebouwd. Als de student eenmaal alle werkprocessen voldoende heeft geoefend en het niveau van beginnend beroeps- beoefenaar heeft bereikt, kunnen de praktijk-examens volgens het examenreglement van het ROC worden afgenomen.
Het is aan het betreffende ROC om aan te geven hoeveel en welke opdrachten er per stage door de studenten uitgevoerd moeten worden.
Voor de werkprocessen B1-K2-W1, B1-K2-W3 en B1-K2-W4 zijn geen opdrachten ontwikkeld. Deze werk- processen zijn in de lintexamens geplaatst. De studenten gaan vanaf het tweede leerjaar een begin maken met de voorbereiding op deze examens door het verzamelen van bewijsstukken.
BPV-reflectie instrument Reflecteren op het eigen handelen ten aanzien van het ontwikkelen van de beroepshouding, het omgaan met de zorgvragers en het leren functioneren in een complexe tot hoog complexe context is heel belangrijk. Om studenten en begeleiders hierin te ondersteunen is het BPV-reflectie instrument ontwikkeld. Aan de hand van verschillende reflectiemodellen en voorbereidende vragen wordt de student op weg geholpen. Een stroomschema geeft de route aan. Voorafgaand aan ieder formeel evaluatiemoment schrijft de student een reflectieverslag.
Alle BPV instrumenten zijn digitaal ter beschikking. https://drive.google.com/drive/folders/0B_SHRnQpoNCPVzBLRFlJdmFZb28 De studenten van de opleidingen VZ-ig, combi VZ-ig/MZ en MZ4 ( basisfase ) werken met de opdrachten van de verzorgende, de studenten van de opleidingen werken met de opdrachten van Verpleegkunde.
6
Hoe het instrument te gebruiken De BPV-Meter is een hulpmiddel om de beroepsontwikkeling van de student tijdens de BPV-periode te monitoren en tijdens een tussen- en eindevaluatie vast te leggen. Het instrument biedt door zijn vorm een snelle en efficiënte mogelijkheid om zicht te krijgen op het leerproces van de student. De BPV-meter zal bijdragen aan een passende begeleiding en het biedt de student een handvat tot zelfreflectie. De student is zélf verantwoordelijk voor de juiste inzet en het gebruik van de BPV-meter. Bij een geplande tussen- en eindevaluatie is de BPV-meter de leidraad om het leerproces op diverse indicatoren inzichtelijk te maken. Voor een juist gebruik wordt geadviseerd dat bij elke tussen- en eindevaluatie zowel de student als de werkbegeleider - onafhankelijk van elkaar - het instrument invullen. De beide ingevulde formulieren dienen vervolgens als uitgangspunt voor een gesprek over (de waardering van) het leerproces van de student met de BPV-begeleider en de werkbegeleider(s). Er is ruimte om toelichting te geven.
Naast de bestaande evaluatieformulieren van de deelnemende ROC’s zijn de onderstaande bronnen geraadpleegd. • Begeleiden met meer rendement. (2016, bijeenkomst CVI april 2016). Groningen: Calibris Competent. Cali-
bris.(2015). Landelijke Kwalifi MBO Mbo-Verpleegkundige. Calibris - Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. • Christoffels, I., & Baay, P. (2016). De toekomst begint vandaag - 21ste-eeuwse vaardigheden in het
beroepsonderwijs. ‘s-Hertogenbosch: ECBO. • MBO Raad m.m.v. SBB, J. e. (2016). Servicedocument Praktijkovereenkomst - Informatie en
voorbeeldmodellen. Vanaf 2016-2017. Woerden: MBO Raad. • Today, M. (2016, maart 30). Handreiking verbeterplan BPV.
Opgehaald van http://mbo-today.nl/handreiking-verbeterplan-bpv-gepubliceerd/ • Visiedocument van schoolgericht naar praktijkgericht onderwijs gebaseerd op de publicatie
‘werk maken van een leven lang leren’ onderwijsraad
7
1. Beroeps Praktijk Vorming Begeleidingsinstrument & Meter
Naam student
Opleiding & groepsnaam
Datum periode BPV
Instelling / locatie
Afdeling / team
1e leerjaar 2e leerjaar 3e leerjaar * doorhalen wat niet van toepassing is.
0 = Onvoldoende 1 = Beperkte mate 2 = Toereikend 3 = Uitmuntend
Indicatoren Tussenevaluatie Eindevaluatie De student laat een actieve leerhouding zien, dit blijkt uit:
1. Heeft BPV plan besproken met de begeleiders
0 1 2 3 0 1 2 3
2. Houdt zich aan de Praktijkovereenkomst 0 1 2 3 0 1 2 3 3. Ontwikkelt nieuwe leerdoelen en geeft deze aan bij het begin van de dienst(en)
0 1 2 3 0 1 2 3
4. Maakt eigen handelen bespreekbaar 0 1 2 3 0 1 2 3 5. Geeft feedback 0 1 2 3 0 1 2 3 6. Reflecteert op eigen leergedrag 0 1 2 3 0 1 2 3
7. Bewaakt de eigen grenzen 0 1 2 3 0 1 2 3
8. Houdt werk en privé gescheiden 0 1 2 3 0 1 2 3
9. Integreert theorie en praktijk 0 1 2 3 0 1 2 3
10. Houdt zich aan gemaakte afspraken 0 1 2 3 0 1 2 3
11. Heeft voldoende opdrachten afgerond 0 1 2 3 0 1 2 3
12. Nodigt BPV begeleiders uit voor evaluatie momenten, plant dit en deelt de voorbereiding van een evaluatiegesprek met de BPV begeleiders
0 1 2 3 0 1 2 3
13. Houdt contact met BPV begeleiders over de ontwikkelingen in het leerproces
0 1 2 3 0 1 2 3
De student kan samenwerken, dit blijkt uit:
1. Overlegt en toont initiatief ten aan zien van werkzaamheden
0 1 2 3 0 1 2 3
2. Toont verantwoordelijkheid voor eigen werkzaamheden
0 1 2 3 0 1 2 3
Naam
Datum Datum
Tussenevaluatie Eindevaluatie
Student
Werkbegeleider
BPV-docent
Praktijkopleider
3. Houdt zich aan afspraken met anderen 0 1 2 3 0 1 2 3
De student communiceert professioneel met de zorgvrager en (naast) betrokkenen, dit blijkt uit:
1. Stemt de communicatie af en kan dit motiveren
0 1 2 3 0 1 2 3
2. Is zich bewust van de effecten van eigen verbale en non verbale uitingen
0 1 2 3 0 1 2 3
3. Heeft tijdens gesprekken een open en respectvolle houding
0 1 2 3 0 1 2 3
4. Stimuleert zelfstandigheid en eigen regie van de zorgvrager
0 1 2 3 0 1 2 3
5. Toont respect, begrip, geduld en inlevingsvermogen. Houdt rekening met privacy, waarden, normen, wensen, gewoonten en gevoelens.
0 1 2 3 0 1 2 3
De student functioneert als beroeps-beoefenaar, dit blijkt uit:
1. Kent de visie van de instelling en handelt hiernaar
0 1 2 3 0 1 2 3
2. Respecteert de geheimhoudingsplicht en houdt zich aan de beroepscode voor verzorgenden en verpleegkundigen
0 1 2 3 0 1 2 3
3. Werkt methodisch en zorgvuldig 0 1 2 3 0 1 2 3 4. Hanteert op juiste wijze de beroeps verantwoordelijkheden
0 1 2 3 0 1 2 3
5. Hanteert een passend werktempo 0 1 2 3 0 1 2 3 6. Werkt ergonomisch en hygiënisch 0 1 2 3 0 1 2 3
Opmerkingen en afspraken m.b.t. BPV voortgang na TUSSENEVALUATIE:
Alle beoordelingscriteria moeten zijn ingevuld. Het resultaat is onvoldoende bij het scoren van een 0 voor één of meer beoordelingscriteria. Maximaal 10% van het aantal beoordelingscriteria op deze lijst mag met een 1 worden gescoord. Dit zijn 3 beoordelingscriteria. 71 punten - 81 punten o goed 51 punten - 70 punten o voldoende 50 punten of Minder punten o onvoldoende 1 of meer beoordelingscriteria met 0 punten o onvoldoende 3 of meer beoordelingscriteria met 1 punt o onvoldoende Handtekening
BPV-leraar: werkbegeleider: student:
Opmerkingen en afspraken m.b.t. BPV voortgang na EINDEVALUATIE:
Alle beoordelingscriteria moeten zijn ingevuld. Het resultaat is onvoldoende bij het scoren van een 0 voor één of meer beoordelingscriteria. Maximaal 10% van het aantal beoordelingscriteria op deze lijst mag met een 1 worden gescoord. Dit zijn 3 beoordelingscriteria. 71 punten - 81 punten o goed 51 punten - 70 punten o voldoende 50 punten of Minder punten o onvoldoende 1 of meer beoordelingscriteria met 0 punten o onvoldoende 3 of meer beoordelingscriteria met 1 punt o onvoldoende Handtekening
BPV-leraar: werkbegeleider: student:
9
De rubrics dienen als naslag gebruikt te worden voor de BPV-meter. De inhoud van de rubrics is gebaseerd op het kwalificatiedossier Verzorgende-IG 2015-2016 crebo 23187 (zie link). Er is een onderscheid gemaakt in starter, gevorderd en beroepsbekwaam. De vaardigheden die beschreven staan bij starter zijn ook gel- dend voor gevorderd. De vaardigheden die beschreven staan bij starter en gevorderd zijn ook geldend voor beroepsbekwaam. Bij beroepsbekwaam mag uitgegaan worden van de kerntaken en werkprocessen die beschreven staan in het kwalificatiedossier.
Starter Effectief gedrag in laag complexe (standaard) beroepssituaties en context t.a.v. beperkt aantal zorgvragers, deels op eigen initiatief en als dit gevraagd wordt.
Gevorderd Effectief gedrag in midden complexe beroepssituaties t.a.v. meerdere zorgcategorieën zorgvragers, zowel op eigen initiatief en als dit gevraagd wordt.
Beroepsbekwaam Effectief gedrag, ook in complexe beroepssituaties t.a.v. bekende zorgsituaties, op eigen initiatief en op onderdelen pro-actief en innoverend.
De rubrics zijn uitgewerkt om de ontwikkeling van de student in kaart te brengen voor wat betreft de leerhouding, het samenwerken, het communiceren en de beroepsuitoefening. Deze rubrics kunnen gebruikt worden om te bepalen waar de student staat en welke vaardigheden de student nog verder kan ontwikkelen. Hiermee kan de student zijn eigen regie en verantwoordelijkheid nemen in zijn ontwikkelen naar beginnend beroepsbeoefenaar.
Onderlegger BPV-Meter VZ-ig, combi VZ-ig/MZ3, MZ4 (basisfase)
10
De student laat een actieve leerhouding zien, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Staat open voor meningen, ideeën en kan feedback ontvangen. Reflecteert op haar eigen han- delen en vraagt om feedback Gebruikt feedback doelbewust om zich verder te ontwikkelen
Gebruikt feedback effectief Reflecteert op haar eigen functioneren, vraagt en geeft feedback Anticipeert op mogelijke problemen
Geeft op een passende, profes- sionele en onderbouwde manier feedback aan anderen en vraagt naar de mening van anderen Gebruikt de resultaten en aan- bevelingen vanuit de reflectie optimaal en doeltreffend Legt verbanden en beschikt over een groot probleemoplossend vermogen
Werkt aan de eigen deskundig- heid en onderneemt stappen om vakkennis, vaardigheden en beroepshouding te verbeteren Gebruikt informatie van de zorg- vrager en naastbetrokkenen om haar deskundigheid te vergroten
Participeert in ontwikkel- of intervisiegroepen Zet functioneel de eigen expertise in voor het verbeteren van de kwaliteit van de werkzaamheden Blijft op de hoogte van maat- schappelijke, technologische en vakinhoudelijke ontwikkelingen door o.a. vakliteratuur te lezen Vergaart actief kennis, draagt de eigen kennis en expertise begrijpelijk over aan anderen
Volgt bijscholingen en neemt actief deel aan verbetertrajecten en kan eigen kennis van het vakgebied inzetten Werkt mee aan het verbeteren van de kwaliteit van de beroepstaken en werkzaamheden Let op de kwaliteit van de werk- zaamheden en bespreekt tekort- komingen met de juiste persoon Neemt deel aan inhoudelijke discussies met collega’s en anderen over beroepstaken en werkzaamheden Ontwikkelt zichzelf en levert een bijdrage aan de ontwikkeling van de beroepsuitoefening Vergaart actief de mogelijkheden om kennis te vergaren, te delen en samen te ontwikkelen
De student kan samen- werken, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Ondersteunt de zorgvrager bij het voeren van de eigen regie rondom ADL
Ondersteunt de zorgvrager bij het voeren van eigen regie, maakt hierover afspraken en legt deze vast Motiveert de zorgvrager om zoveel mogelijk de regie over zijn eigen leven te voeren en de eigen identiteit en levens- invulling te behouden
Verleent en ondersteunt zorg- vragers gericht op een optimaal behoud van eigen regie om het bestaan betekenis en invulling te geven Creëert manieren om eigen regie te optimaliseren Motiveert de zorgvrager om zoveel mogelijk regie over zijn eigen leven te voeren en de eigen identiteit en levensinvulling te behouden en bekijkt wat er nodig is om dit te ondersteunen
11
De student kan samen- werken, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Stimuleert en activeert de zelfredzaamheid bij ADL, psychosociaal en maatschappelijk gebied
Overlegt met de zorgvrager en naasten welke taken/ werkzaam- heden de zorgvrager zelf doet en welke ondersteuning door anderen wordt gedaan Zorgt ervoor dat de zorgvrager en naasten zoveel mogelijk zelf doen
Verleent zorg en ondersteuning die gericht is op het versterken van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de zorgvrager Biedt een sturende, motiverende of activerende begeleiding en stimule- ring met als doel het handhaven of vergroten van de zelfredzaamheid van de zorgvrager Stimuleert de zorgvrager en naas- ten doelbewust om handelingen en activiteiten zoveel mogelijk zelf uit te voeren Ondersteunt de zorgvrager bij de organisatie van het huishouden Begeleidt en stimuleert op maatschappelijk gebied
Sluit zoveel mogelijk aan bij de mogelijkheden, beleving en de manier van leven van de zorgvrager en betrekt de naastbetrokkene(n) hierbij Houdt rekening met de (medische) voorgeschiedenis van de zorgvrager en zijn eigen ervaringen
Biedt ondersteuning waarbij de zorgvrager zichzelf kan zijn Houdt rekening met individuele verschillen die de communicatie kunnen beperken
Sluit aan bij de eigen kracht, moge- lijkheden, levenssfeer, de manier van leven en de beleving van de zorgvrager en naasten Houdt rekening met specifieke kenmerken van de zorgvrager Houdt rekening met eigen kracht en (medische) voorgeschiede- nis van de zorgvrager, zijn eigen ervaringen en met de individuele verschillen die de communicatie kunnen beperken
Bouwt een functionele samenwerkingsrelatie op met betrokkenen
Onderhoudt een professionele band met betrokkenen
Werkt verbindend samen met alle betrokkenen
Stemt werkzaamheden af met alle betrokkenen en bespreekt knelpunten in de werkzaam- heden
Ondersteunt de zorgvrager en naasten bij het nemen van keuzes en beslissingen Neemt initiatief om knelpunten in de werkzaamheden af te stemmen en op te lossen Houdt rekening met de haal- baarheid van de werkzaam- heden
Geeft andere disciplines de benodigde informatie voor de afstemming van de zorgverlening Signaleert en bespreekt over- belasting van de zorgvrager en naasten en bespreekt zo nodig een andere taakverdeling
Neemt deel aan overlegvormen Stemt de zorg adequaat af en neemt actief deel aan overleg- vormen en nodigt anderen uit tot inbrengen van eigen ideeën, opvattingen en tot het stellen van vragen
Organiseert verschillende overleggen
Houdt zich aan gemaakte werkafspraken en kan uitleggen waarom hier vanaf geweken wordt
Helpt waar nodig bij het structu- reren van de werkplanning en de dagindeling
Kan de werkzaamheden tijdens een dienst coördineren Past zijn aanpak aan als dit nodig is Bespreek de knelpunten in de werkzaamheden en zoekt naar mo- gelijkheden om deze op te lossen Signaleert en meldt knelpunten
12
De student communi- ceert profes- sioneel met de zorgvrager en (naast) betrokkenen, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Vraagt actief naar wensen, behoeften en verwachtingen van alle betrokkenen en houdt hier rekening mee Handelt geduldig en respectvol
Houdt rekening met mogelijkhe- den, eisen, prioriteiten, wensen, behoeftes en verwachtingen van betrokkenen en de daaruit voortkomende consequenties Kan prioriteiten stellen Luistert aandachtig Gaat in op wensen en verwachtingen Toont betrokkenheid
Luistert naar de zorgvrager en gaat in op hun wensen en ver- wachtingen en staat open voor ideeën, feedback en meningen van betrokkenen Houdt rekening met mogelijkhe- den, wensen en gewoonten van de zorgvrager
Past haar wijze van communi- ceren en taalgebruik aan op de zorgvrager en (naast)betrokke- nen en vraagt zo nodig door Streeft gespreksdoelen na Gebruikt passend taal- en woordgebruik voor de gesprekspartner
Reageert direct en op een juiste manier Gaat zorgvuldig om met de eigenheid en privacy van de zorgvrager en naasten
1
De student communi- ceert profes- sioneel met de zorgvrager en (naast) betrokkenen, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Zorgt ervoor dat de zorgvrager weet waar hij aan toe is en wat er gaat gebeuren Geeft vraaggerichte voorlichting, advies en instructie, gebruikt hierbij de juiste voorlichtings- materialen en checkt of deze begrepen is Geeft voorlichting dat afgestemd is op de behoefte en vraag van de zorgvrager en legt dit duidelijk en correct uit
Raadpleegt tijdig betrokken disciplines en zorgt dat ze over de juiste informatie beschikken Geeft doelgerichte voorlichting, advies en instructie, gericht op de mogelijkheden of veranderde situatie van de zorgvrager (te denken aan; gezonde leefstijl, veiligheid en hygiëne, hulp- middelen) Checkt of de voorlichting, advies en instructie aansluit bij de zorgvrager en of de informatie goed is overgekomen
Werkt samen met andere disciplines, zowel binnen als buiten de organisatie Werkt interdisciplinair en verbindend samen met formeel en informeel betrokkenen Schakelt indien noodzakelijk andere disciplines in volgens afspraken in het zorgplan Geeft informatie over ziekten en beperkingen en de gevolgen hiervan Geeft voorlichting en advies over de financiering van hulpmiddelen Controleert de gezondheids- situatie en de psychische gesteld- heid van de zorgvrager en geeft uitleg om angst en onzekerheid weg te nemen Bespreekt en rapporteert bevindingen aan betrokken deskundigen en zet zo nodig vervolgstappen in gang Informeert volledig en op tijd
Observeert en signaleert veranderingen in gedrag en gezondheid, schat verbale en non-verbale signalen in, reageert adequaat en roept tijdig hulp in van collega’s
Observeert en signaleert veranderingen in gedrag en gezondheid, beredeneert welke volgende stappen genomen moeten worden, onderneemt deze stappen en evalueert deze Pakt (non) verbale signalen van de zorgvrager op Is alert op gedrag dat veroor- zaakt kan worden door fysieke problemen of ongemakken Handelt adequaat bij gedrag dat veroorzaakt kan worden door fysieke problemen of ongemak- ken Bespreekt veranderingen in gedrag en gezondheidstoestand met de zorgvrager en/of naasten Kan een overleg voeren
Observeert en signaleert continu veranderingen in de gezondheids- toestand en het welbevinden Bespreekt de gesignaleerde veranderingen met de zorgvrager en naasten Kan snel en adequaat handelen Kan de zorgvrager en naasten in kaart brengen Maakt effectief gebruik van de mogelijkheden
Evalueert de door haar geboden zorg (product/proces)
Evalueert de effecten van de zorgverlening met alle betrok- kenen en gaat na of de geboden zorg nog aansluit bij wat nodig is Stelt de tevredenheid vast van betrokkenen Rapporteert bevindingen, bijzonderheden en vervolg- afspraken in het zorgdossier
Rapporteert op een correcte wijze Verzamelt relevante gegevens voor de evaluatie en analyseert deze Haalt doelgericht betekenis uit rapportage en overdrachten met een hoge informatiedichtheid: zowel mondeling als schriftelijk Bespreekt de gegevens uit de evaluatie met betrokkenen en vraagt zo nodig door Voert zo nodig veranderingen door in het zorgplan Schrijft een evaluatie ten behoeve van ontslag en overdracht
14
De student functioneert als beroeps- beoefe-naar, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Werkt volgens protocol, zorgplan en werkplanning Past haar werkplanning aan wanneer dit nodig is Gebruikt materialen en middelen op de juiste manier
Analyseert gegevens en gebruikt deze doelbewust om de zorg af te stemmen en werkt hierbij planmatig Gebruikt het zorgplan voor het maken van een werkplanning Blijft op de hoogte van materia- len en middelen Zet materialen en middelen op de juiste manier in
Heeft een compleet beeld van de totale zorgverlening Werkt nieuwe collega’s in en bege- leidt op passende wijze studenten, stagiaires en/of vrijwilligers waarbij er concrete afspraken worden gemaakt Instrueert, geeft aanwijzingen, adviezen en coaching aan stagi- aires, vrijwilligers en studenten waarbij dit stimulerend gebeurt zodat hen uitgenodigd worden tot inbrengen van eigen ideeën, opvat- tingen en tot het stellen van vragen Stemt de geboden begeleiding af met andere collega’s Geeft feedback op leeractiviteiten, beroepsmatig handelen en voort- gang en is in staat om objectief te beoordelen Ondersteunt en kan doelgericht werken
Heeft kennis van relevante wet- en regelgeving en kent de consequenties van haar handelen
Is op de hoogte van actuele wet- en regelgeving m.b.t. de beroepsuitoefening en van de actuele visie op zorg en welzijn Werkt volgens veiligheids- regels, - voorschriften en wettelijke richtlijnen
Draagt zijn visie op beroeps- en organisatie uit naar anderen Wijkt onderbouwd en in overleg af van voorgeschreven protocol- len en procedures als de kwaliteit van leven vanuit het zorgvragers perspectief in het geding is Is nauwkeurig in het volgen van protocollen, procedures en wette- lijke richtlijnen; zet de eigen exper- tise in voor het verbeteren van de kwaliteit van de werkzaamheden Brengt tijdig knelpunten naar voren Brengt verbetervoorstellen met overtuigingskracht Motiveert collega’s om zich te houden aan regels, voorschriften en wettelijke richtlijnen
15
De student functioneert als beroeps- beoefenaar, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Biedt passende professionele begeleiding, ondersteuning en/of zorg Ondersteunt de zorgvrager bij persoonlijke verzorging, eten en drinken, uitscheiding, uiterlijke verzorging, mobiliteit en slaap- en waakritme Voorkomt (bed) complicaties en ongemakken
Biedt doelgericht sturende, motiverende of activerende begeleiding Draagt op een professionele manier bij aan het maken van de vertaalslag van het advies van de experts (arts, fysiotherapeut) naar het dagelijks leven, de wensen en behoeften van de zorgvrager
Begeleidt de zorgvrager bij de verwerking en hantering van de gevolgen van ziekte, beperking of behandeling Biedt palliatieve en terminale zorg en ondersteuning Voert in opdracht van de arts alle verpleegtechnische handelingen uit binnen haar bevoegdheid Let op voorzorgsmaatregelen, procedures en voorschriften Signaleert en onderneemt actie bij onvoorziene- en crisissituaties en evalueert dit
Stelt zich op de hoogte van de zorgvraag en stemt de zorg af met de zorgvrager en heeft hierbij oog voor lichamelijk, psychisch en sociaal welbevinden Herkent de gezondheidstoe- stand, emotionele problemen en welbevinden van de zorgvrager en signaleert veranderingen Werkt preventief, voorziet mogelijke risico’s en vermindert de kans hierop
Analyseert verzamelde gegevens, formuleert doelen en activiteiten Maakt gebruik van ervaringen van zorgvrager en naastbetrok- kenen Erkent de gezondheidstoestand van de zorgvrager en overlegt met de zorgvrager over de zorg op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied die aansluit bij de zorgvraag en indicatie Past risicosignalering en preventie toe Onderneemt actie naar aanleiding van gesignaleerde veranderingen in gezondheid en welbevinden Bespreekt het zorgplan met de zorgvrager en naastbetrokkenen en stelt deze zo nodig bij
Analyseert nauwkeurig alle ver- zamelde gegevens inclusief over- drachten van andere disciplines, formuleert doelen en activiteiten om het zorgplan op te stellen Erkent de eigen kracht en de gezondheidstoestand van de zorgvrager en naasten en sluit met de ondersteuning aan bij de mogelijkheden en beleving van de zorgvrager Signaleert of de indicatie van de zorgvrager nog voldoet aan de zorgvraag is en stemt dit af met betrokkenen Past risicosignalering en preventie toe, grijpt in, past middelen en maatregelen toe volgens afspraken in het zorgplan en de richtlijnen van de organisatie Observeert, controleert en voorziet in een controlesysteem Anticipeert op mogelijke risico’s om de kans hierop te verminderen
Maakt effectief gebruik van het sociale netwerk van de zorgvrager
Ondersteunt bij het maken van een dag invulling en het opbouwen en/of onderhouden van een sociaal netwerk
Ondersteunt bij praktische zaken, het maken van een daginvulling, het opbouwen en onderhouden van een sociaal netwerk Betrekt en ondersteunt de naasten bij de begeleiding van de zorgvrager
Kijkt terug en reflecteert op haar handelen Bespreekt eigen grenzen en gevoelens
Verantwoordt haar handelen naar betrokkenen Bewaakt eigen grenzen en gevoelens en toont voorbeeldgedrag bij de uitvoering van werkzaamheden
Toont voorbeeldgedrag in zorgrelaties en collegiale relaties Werkt precies en werkt bekwaam
16
De rubrics dienen als naslag gebruikt te worden voor de BPV-meter. De inhoud van de rubrics is gebaseerd op het kwalificatiedossier Verpleegkundige 2015-2016 crebo 23182 (zie link). Er is een onderscheid gemaakt in starter, gevorderd en beroepsbekwaam. De vaardigheden die beschreven staan bij starter zijn ook geldend voor gevorderd. De vaardigheden die beschreven staan bij starter en gevorderd zijn ook geldend voor beroepsbekwaam. Bij beroepsbekwaam mag uitgegaan worden van de kerntaken en werkprocessen die beschreven staan in het kwalificatiedossier.
Starter Effectief gedrag in laag complexe (standaard) beroepssituaties en context t.a.v. beperkt aantal zorgvragers deels op eigen initiatief en als dit gevraagd wordt.
Gevorderd Effectief gedrag in midden complexe beroepssituaties t.a.v. meerdere zorgcategorieën zorgvragers zowel op eigen initiatief en als dit gevraagd wordt.
Beroepsbekwaam Effectief gedrag, ook in complexe beroepssituaties t.a.v. bekende zorgsituaties, op eigen initiatief en op onderdelen pro-actief en innoverend.
De rubrics zijn uitgewerkt om de ontwikkeling van de student in kaart te brengen voor wat betreft de leerhouding, het samenwerken, het communiceren en de beroepsuitoefening. Deze rubrics kunnen gebruikt worden om te bepalen waar de student staat en welke vaardigheden de student nog verder kan ontwikkelen. Hiermee kan de student zijn eigen regie en verantwoordelijkheid nemen in zijn ontwikkelen naar beginnend beroepsbeoefenaar.
Verpleegkunde niveau 4
17
De student laat een actieve leerhouding zien, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Werkt aan zijn deskundigheid en leest vakliteratuur Blijft op de hoogte van maat- schappelijke, technologische en vakinhoudelijke ontwikkelingen
Is op de hoogte is van actuele wet- en regelgeving m.b.t. de beroepsuitoefening en van de actuele visie op zorg en welzijn
Volgt bijscholingen en deelt haar deskundigheid en expertise met collega’s Verkent mogelijkheden om kennis te vergaren, te delen en samen te ontwikkelen
Reflecteert op eigen functione- ren en ontvangt feedback Stelt een persoonlijk ontwikkel- plan op en onderneemt stappen om vakkennis, vaardigheden en beroepshouding te verbeteren.
Neemt deel aan inhoudelijke discussies met collega’s en anderen over werkzaamheden Ontwikkelt op die manier jezelf en de beroepsuitoefening.
Reflecteert op eigen functioneren, geeft en ontvangt feedback en gebruikt feedback om zich verder te ontwikkelen Draagt de beroeps- en organisatie- visie uit naar anderen. Onderbouwt standpunten en gemaakte keuzes
Werkt mee aan het verbeteren van de kwaliteit van de beroeps- taken en werkzaamheden, door deel te nemen aan intervisiegroepen Let op de kwaliteit van de werkzaamheden Signaleert en meldt knelpunten
Werkt mee aan het verbeteren van de kwaliteit van de beroeps- taken en werkzaamheden, door deel te nemen aan ontwikkel- groepen en intervisiegroepen Analyseert problemen in de beroepspraktijk Neemt deel aan onderzoe- ken die binnen de organisatie verricht worden en je gebruikt indien nodig informatie uit wetenschappelijk onderzoek (evidence based practice en practice based evidence)
Analyseert complexe problemen in de beroepspraktijk en draagt oplossingen aan Spreekt collega’s aan op het correct gebruik van kwaliteits- voorschriften Heeft vanuit zijn deskundigheid een bijdrage geleverd aan het bewaken, beheersen en verbeteren van de kwaliteit en veiligheid van de zorg Analyseert nieuwe inzichten en werkwijzen en kan deze gebruiken binnen de zorgverlening; motiveert anderen om zich aan de protocol- len rondom kwaliteitsverbetering te houden Wijkt onderbouwd en in overleg af van voorgeschreven protocol- len en procedures als de kwaliteit van leven vanuit het zorgvragers perspectief in het geding is Is nauwkeurig in het volgen van protocollen, procedures en wette- lijke richtlijnen; zet de eigen exper- tise in voor het verbeteren van de kwaliteit van de werkzaamheden Brengt tijdig knelpunten naar voren Brengt verbetervoorstellen met overtuigingskracht
Begeleidt studenten, geeft instructies, aanwijzingen en adviezen Geeft studenten feedback op hun leeractiviteiten, beroepsma- tig handelen en voortgang Toont voorbeeldgedrag in zorg- relaties, collegiale relaties en de uitvoering van werkzaamheden Geeft studenten feedback op hun leeractiviteiten
Werkt nieuwe collega’s in en bege- leidt op passende wijze studenten, stagiaires en/of vrijwilligers Kiest in overleg een passende wijze van begeleiden, geeft heldere instructies, aanwijzingen, adviezen en coacht hen Reageert op non-verbale signalen en op uitingen Stimuleert actief nieuwe collega’s, studenten en/of stagiaires om zich te ontwikkelen Nodigt anderen uit tot het inbren- gen van eigen opvattingen, ideeën en tot het stellen van vragen Maakt concrete afspraken over te behalen leerdoelen en resultaten Beoordeelt zo objectief mogelijk het beroepsmatig handelen van studenten en/of stagiaires
18
De student kan samen- werken, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Krijgt inzicht in de ziektegeschie- denis en de zorgbehoefte van de zorgvrager door een gesprek te voeren waarbij hij/zij actief luistert en zich kan inleven Respecteert de eigenheid en privacy van de zorgvrager
Krijgt inzicht in de eigen kracht, mogelijkheden, ziektegeschiede- nis en de zorgbehoefte door een gesprek te voeren en samen te werken met de zorgvrager
Krijgt snel inzicht in de eigen kracht, mogelijkheden, ziektege- schiedenis en de zorgbehoefte van de zorgvrager door een gesprek te voeren en samen te werken met de zorgvrager en indien van toepas- sing met de naasten en betrokken disciplines en ze te observeren
Stelt zich op de hoogte van de zorgindicatie en/of zorgbehoefte en overlegt met de zorgvrager over de zorg en betrekt de zorgvrager hierbij
Stelt zich op de hoogte van de zorgindicatie en/of zorgbehoefte, en overlegt met de zorgvrager, naasten, en met betrokken disciplines, over de zorg op lichamelijk, psychisch en sociaal gebied
Kan de zorgbehoefte inschatten en kan dit onderbouwen
Houdt rekening met wat de zorgvrager en naasten zelf kunnen doen
Houdt rekening met de huidige mogelijkheden, omstandigheden en gemaakte afspraken
Houdt rekening met wat de zorg- vrager en naasten zelf kunnen doen en met de beschikbare mate- riële en financiële mogelijkheden
Ondersteunt de zorgvrager bij het voeren van de eigen regie rondom ADL
Vraagt actief naar de participa- tiebehoefte van de zorgvrager Ondersteunt de zorgvrager bij het voeren van eigen regie, maakt hierover afspraken en legt deze vast Motiveert de zorgvrager om zoveel mogelijk de regie over zijn eigen leven te voeren en de eigen identiteit en levens- invulling te behouden
Verleent en ondersteunt zorgvrager gericht op een optimaal behoud van eigen regie om het bestaan betekenis en invulling te geven Creëert manieren om eigen regie te optimaliseren
Stimuleert en activeert de zelfredzaamheid bij ADL, psychosociaal en maatschappelijk gebied
Overlegt met de zorgvrager en naasten welke taken en werk- zaamheden de zorgvrager zelf doet en welke ondersteuning door anderen wordt gedaan Zorgt ervoor dat de zorgvrager en naasten zoveel mogelijk zelf kunnen doen en vult waar nodig aan Motiveert tot haalbare activiteiten
Verleent zorg en ondersteuning die gericht is op het versterken van de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van de zorgvrager
Werkt samen met andere disciplines binnen de organisatie Schakelt indien nodig zorg- verleners van andere disciplines in Geeft alle betrokkenen de benodigde informatie voor de zorgverlening Neemt deel aan samenwerkingsverbanden en multidisciplinair overleg
Werkt samen met andere disciplines zowel binnen als buiten de organisatie Raadpleegt tijdig betrokken disciplines en stemt de werkzaamheden met alle betrokkenen af
Levert een bijdrage aan samenwerkingsverbanden en multidisciplinair overleg Werkt interdisciplinair en verbindend samen Zorgt ervoor dat alle betrokkenen disciplines over de juiste informatie beschikken Maakt de vertaalslag van het advies van disciplines naar het dagelijks leven, de wensen en behoeften van de zorgvrager
Lees verder op volgende pagina
19
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Stemt werkzaamheden af met alle betrokkenen en bespreekt knelpunten in de werkzaam- heden/samenwerking Stemt de zorgverlening af met zorgvrager en collega’s onderling
Ondersteunt de zorgvrager en naasten bij het nemen van keuzes en beslissingen Neemt initiatief om knelpunten in de werkzaamheden af te stemmen en op te lossen Let op overbelasting van zorgvrager en naasten Voert coördinerende taken uit en ziet toe op de uitvoering en continuïteit in de zorgverlening
Signaleert overbelasting van zorg- vrager en naasten en bespreekt zo nodig een andere taakverdeling Stemt de zorgverlening af met zorgvrager, naasten en collega’s onderling en met deskundigen van andere disciplines Voert coördinerende taken uit en ziet toe op de uitvoering en continuïteit in de zorgverlening, ook op de zorg die buiten de eigen organisatie plaatsvindt Zorgt ervoor dat ieders rol in het team helder is en optimaal wordt afgestemd en ingezet
Biedt doelgericht begeleiding gericht op het handhaven of vergroten van de zelfredzaam- heid en stimuleert de zorgvrager Biedt passende professionele begeleiding, ondersteuning en/ of zorg Herkent emotionele problemen bij de zorgvrager
Biedt doelgericht begeleiding gericht op het handhaven of vergroten van de zelfredzaam- heid van de zorgvrager, bewaakt de begeleiding en stimuleert de zorgvrager Begeleid de zorgvrager bij de verwerking en hantering van de gevolgen van ziekte, beperking of behandeling Betrekt de naasten, onder- steunt en geeft begeleiding aan naasten
Bekijkt wat er nodig is om het voe ren van de eigen regie te faciliteren Stemt de begeleiding doelbewust af
Maakt een planning, plant de werkzaamheden en past de aan- pak aan als blijkt dat dit nodig is Draagt zorg voor randvoorwaar- den, zet materialen, middelen en/of apparatuur effectief en kostenbewust in en bepaalt de prioriteiten binnen de werkzaam- heden
Maakt een planning, plant de werkzaamheden, past de aan- pak aan als blijkt dat dit nodig is en bewaakt de voortgang van de werkzaamheden
Maakt een planning, verdeelt de werkzaamheden, plant de werk- zaamheden, past het beleid of de aanpak aan als blijkt dat dit nodig is en bewaakt de voortgang van de werkzaamheden
20
De student communi- ceert profes- sioneel met de zorgvrager en (naast) betrokkenen, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Luistert actief, toont geduld en kan zich inleven in de zorg- vrager Gaat in op hun wensen en verwachtingen en staat open voor feedback en meningen van betrokkenen Toont betrokkenheid en biedt ondersteuning waarbij de zorgvrager zichzelf kan zijn
Past haar wijze van communi- ceren en taalgebruik aan op de zorgvrager en betrokkenen en vraagt zonodig door Streeft gespreksdoelen na Anticipeert op de mogelijkheden van de zorgvrager
Reageert direct en op een juiste manier Houdt rekening met mogelijk- heden, wensen en gewoonten van de zorgvrager Gaat zorgvuldig om met de eigen- heid en privacy van de zorgvrager en naasten
Verzamelt gegevens over de gezondheidstoestand van de zorgvrager en beschikt over de belangrijkste gegevens
Maakt gebruik van hun kennis, ervaring en mogelijkheden en vraagt hun instemming
Verzamelt continu gegevens over de gezondheidstoestand van de zorgvrager en beschikt over de belangrijkste gegevens
Signaleert in het welbevinden en de veiligheid van de zorgvrager Maakt gebruik van informatie en signalen van de zorgvrager
Signaleert in het gedrag, de gezondheidstoestand, het welbevinden en de veiligheid van de zorgvrager Past risicosignalering toe, toont actieve aandacht en reageert adequaat op signalen en bij acute gezondheidsproblemen
Signaleert, ook kleine veranderin- gen in het gedrag, de gezondheids- toestand, het welbevinden en de veiligheid van de zorgvrager Maakt gebruik van informatie en signalen van zorgvrager, naasten en andere zorgverleners
Rapporteert dreigende of be- staande gezondheidsproblemen nauwkeurig
Rapporteert dreigende of be- staande gezondheidsproblemen nauwkeurig en past indien nodig de zorgverlening aan
Rapporteert dreigende of be- staande gezondheidsproblemen nauwkeurig, bespreekt mogelijke aanpassingen in de zorgverlening met naasten en past indien nodig de zorgverlening aan
Geeft vraaggerichte voorlichting en advies ten behoeve van het versterken van de eigen kracht en de zelfredzaamheid van de zorgvrager Kiest de juiste voorlichtings- materialen, hulpmiddelen en/of instructiematerialen Geeft voorlichting en instructie over ziekten, gezonde levens- stijl, handicaps en hulpmiddelen aan de zorgvrager en eventueel de naasten Checkt of voorlichting, advies en instructie begrepen is en aansluit bij de zorgvrager en naasten
Geeft vraaggerichte voorlichting en advies ten behoeve van het versterken van de eigen kracht en de zelfredzaamheid van de zorgvrager(s) en gericht op de mogelijkheden om met ziekten of beperkingen om te gaan Geeft voorlichting en advies over de indicatie Geeft o.a. voorlichting, advies en instructie over ziekten, onderzoeken, gezonde levens- stijl, handicaps, hulpmiddelen, sociaal-maatschappelijke vraag- stukken en legt de onderwerpen duidelijk en correct uit
Geeft o.a. voorlichting over ziekten, onderzoeken, behandelmethoden, therapieën, gezonde levensstijl, handicaps, hulpmiddelen, financie- rings- en sociaal-maatschappelijke vraagstukken Geeft ook voorlichting aan groepen
Hanteert eigen grenzen en gevoelens Communiceert tijdig met anderen Let op (non-) verbale signalen van de zorgvrager(s)
Evalueert achteraf en maakt zo nodig afspraken om herhalen te voorkomen Communiceert tijdig met ande- ren, handelt snel en adequaat Observeert de zorgvrager als er signalen zijn van dreigende agressie
Communiceert tijdig, helder en eenduidig met anderen Handelt inventief, snel en adequaat
Overlegt over gemaakte zorgafspraken Consulteert zo nodig andere deskundigen
Overlegt tijdig en duidelijk over gemaakte zorgafspraken Zorgt voor duidelijke en rele- vante informatie/instructies
Consulteert andere deskundigen of verwijst naar hen Geeft de verkregen informatie door aan het behandelteam
21
De student functioneert als beroeps- beoefenaar, dit blijkt uit:
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Analyseert de gegevens en stelt de verpleegkundige diagnose. De student maakt daarbij ge- bruik van verpleegkundige gege- vens, de controles van de vitale functies en registreert benodigde gegevens
Analyseert beschikbare gege- vens en stelt de verpleegkun- dige diagnose in samenwerking met de zorgvrager en maakt daarbij gebruik van de controles van de vitale functies, gegevens uit laboratoriumonderzoek, van standaarden, recente weten- schappelijke, verpleegkundige en medisch psychiatrische gegevens
Stemt verpleegkundige interventies af Bespreekt de diagnose met het behandelteam Formuleert voorwaarden voor de te verlenen zorg Betrekt andere deskundigen
Observeert, controleert en voorziet in een controlesysteem
Kan conclusies trekken Legt een relatie tussen vaktechnische inschattingen en kwaliteit van leven
Rapporteert bevindingen en bijzonderheden in het verpleegkundig dossier
Rapporteert bevindingen, bijzon- derheden en vervolgafspraken in het verpleegkundig dossier en stelt het verpleegplan bij Registreert de benodigde gegevens
Rapporteert kernachtige bevindin- gen, bijzonderheden en vervolg- afspraken in het verpleegkundig dossier en stelt het verpleegplan bij
Legt samen met de zorgvrager een verpleegproces vast in een verpleegplan, plant de nodige verpleegkundige interventies, bijbehorende activiteiten, verpleegdoelen en verwerkt de verkregen gegevens op een correct wijze
Legt samen met de zorgvrager en/of naasten een verpleegpro- ces vast in een verpleegplan en verwerkt de verkregen gegevens Plant de benodigde ver- pleegkundige interventies en bijbehorende activiteiten waarbij de zorgvrager en naasten actief worden betrokken Observeert, signaleert en be- spreekt veranderingen in gedrag en gezondheid Bespreekt de verpleegdoelen met de zorgvrager en naasten en maakt zowel lange als korte termijn doelstellingen
Observeert, signaleert en bespreekt veranderingen in gedrag en gezondheid, beredeneert vervolgens welke stappen ondernomen moeten worden en onderneemt de benodigde stappen
Voert, uitsluitend in opdracht van een arts of verloskundige, eenvoudige verpleegtechnische handelingen uit binnen de eigen bevoegdheden waarbij ze let op noodzakelijke voorzorgs- maatregelen, procedures en voorschriften
Voert, uitsluitend in opdracht van een arts of verloskundige, meer complexe verpleegtechnische handelingen uit binnen de eigen bevoegdheden waarbij ze let op noodzakelijke voorzorgs- maatregelen, procedures en voorschriften
Voert, uitsluitend in opdracht van een arts of verloskundige, alle verpleegtechnische handelingen uit binnen de eigen bevoegdheden waarbij ze let op noodzakelijke voorzorgsmaatregelen, procedures en voorschriften
Werkt volgens protocol, zorgplan en werkplanning Past haar werkplanning aan wanneer dit nodig is Gebruikt materialen en middelen op de juiste manier Heeft kennis van relevante wet- en regelgeving en kent de con- sequenties van haar handelen Houdt zich adequaat aan richtlij- nen m.b.t. de eigen bevoegdheid
Analyseert gegevens en gebruikt deze doelbewust om de zorg af te stemmen en werkt hierbij planmatig Gebruikt het zorgplan voor het maken van een werkplanning Is op de hoogte van actuele wet- en regelgeving m.b.t. de beroepsuitoefening en van de actuele visie op zorg en welzijn
Heeft een compleet beeld van de totale zorgverlening
Past preventie toe om zorg te dragen voor de veiligheid van de zorgvrager
Past risicosignalering en preven- tie toe om zorg te dragen voor de veiligheid van de zorgvrager
Beargumenteert zijn keuze om zelf de situatie aan te pakken of ande- ren te consulteren en om al dan niet af te wijken van procedures en protocollen
Lees verder op volgende pagina
22
Starter Gevorderd Beroepsbekwaam De student: De student: De student: Analyseert de situatie en past middelen en maatregelen toe volgens afspraken in het ver- pleegplan en de richtlijnen van de organisatie
Analyseert de situatie, bedenkt oplossingen, grijpt in en past middelen en maatregelen toe volgens afspraken in het verpleegplan en de richtlijnen van de organisatie
Analyseert de situatie, schat suïcidaliteit en gevaar voor derden in, bedenkt oplossingen, grijpt in en past middelen en maatrege- len toe volgens afspraken in het verpleegplan en de richtlijnen van de organisatie Past de uitgangspunten toe die horen bij het terugdringen van dwang en drang
Verzamelt gegevens voor de evaluatie, evalueert de geboden zorg en de vastgestelde doelen met de zorgvrager Vraagt de mening van de zorgvrager en naasten en luistert aandachtig
Verzamelt gegevens voor de evaluatie en analyseert deze Evalueert de geboden zorg en de vastgestelde doelen met de zorgvrager en naasten Evalueert de geboden zorg, gaat na of de betrokkenen tevreden zijn over het evaluatieproces en trekt logische conclusies uit de informatie van de evaluatiege- gevens
Evalueert de geboden zorg en de vastgestelde doelen met de zorgvrager, naasten en betrokken disciplines Evalueert de effecten van de zorgverlening op de gezondheids- toestand, het welbevinden en de veiligheid van de zorgvrager in relatie tot de door de zorgvrager ervaren kwaliteit van leven
Gaat na of de geboden zorg nog aansluit en stelt de mate van tevredenheid van de zorgvrager en naasten vast
Gaat steeds na of de geboden zorg nog actueel is en aansluit en stelt de mate van tevreden- heid van de zorgvrager en naasten vast Bespreekt met de zorgvrager en naastbetrokkenen de behaalde resultaten
Bespreekt met de zorgvrager en naastbetrokkenen de behaalde resultaten en de effecten van de zorgverlening Vindt manieren om verbeteringen door te voeren of eventuele problemen op te lossen
2
Het gebruik van de BPV-opdrachten Per werkproces zijn er verschillende opdrachten ontwikkeld voor zowel de startende als de gevorderde student. De opdrachten kunnen op verschillende manieren worden ingezet. Het is aan ieder ROC afzonderlijk te bepalen welke opdrachten er tijdens de BPV centraal staan en hoeveel de student er moet uitvoeren. De docent en de werkbegeleider kunnen de student adviezen geven over de keuze van de opdrachten of de student mag zelf bepalen welke opdrachten zij nodig heeft om te leren in de BPV, passend bij zijn/haar leerstijl. Hierdoor kan de student steeds meer zelf de sturing nemen over het eigen leerproces. Voorafgaand aan de stage kan dus al worden bepaald met welke opdrachten de student gaat werken maar ook tijdens de BPV zouden hier nog opdrachten bij kunnen komen.
De opdrachten worden niet beoordeeld maar geëvalueerd. Het zijn dan ook geen proeven (examen- onderdelen) maar bedoeld om van te leren. Daarom zijn er ook geen criteria aan de opdrachten toegevoegd omdat elke werkbegeleider op basis van eigen expertise de student kan voorzien van goede feedback. De opdrachten worden ingezet als hulpmiddel (oefenmateriaal) om uiteindelijk het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar te bereiken. De inhoud van de opdracht staat op 1 A4 zodat in één oogopslag te zien is hoe de opdracht is opgebouwd. Er is een variatie in evaluatieproducten zoals gesprekken, verslagen, ont- wikkelde documenten en het uitvoeren van vaardigheden. De opdrachten worden niet beoordeeld middels een cijfer of onvoldoende-voldoende-goed. De student voert de opdracht uit en de werkbegeleider tekent voor voldaan. Dit houdt in dat de student de opdracht heeft uitgevoerd en hiervan geleerd heeft.
De opdrachten op het niveau van de startende student hoeven niet alleen maar gebruikt te worden door de student in de startersfase van de opleiding, maar kunnen elke nieuwe stage opnieuw weer in gezet worden om van te leren. Er zijn opdrachten geformuleerd die het hele werkproces dekkend zijn en opdrachten die voor een deel van het werkproces dekkend zijn. Hoe meer opdrachten de student uitvoert tijdens de stage, des te beter voor zijn/haar ontwikkeling en leerproces.
24
Overzicht opdrachten starter Verzorgende-IG, combi VZ-ig/MZ3 en MZ4 (basisfase) Werkprocessen Opdrachten Starter VZ- B1-K1-W1: Ondersteunt bij het voeren van de regie van wonen en huishouden
MZ-B1-K1-W3 : Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
MZ-B!-K1-W4 : Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
• Het bieden van ondersteuning bij het huishouden
VZ-B1-K1-W2: Onderkent de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied MZ-B1-K1-W2: Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging
• Psychosociale gezondheidstoestand • Observeren van veranderingen op somatisch gebied • Observeren • Bewaken vitale functies
VZ-B1-K1-W3: Stelt (mede) het zorgplan op MZ-B1-K1-W1: Inventariseert ondersteuningsvragen van de cliënt
• Levensverhaal • Werken volgens het zorg(leef)plan • Zorgactiviteiten formuleren •
VZ-B1-K1-W4: Biedt persoonlijke verzorging MZ-B1-K1-W2: Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging
• Bedverzorging • Hygiënisch werken • Complicaties / decubitus • Lichamelijke zorg • Mobiliteit ondersteunen • Uitscheiding • Voeding en vocht • Slapen en waken
VZ-B1-K1-W5 Voert verpleegtechnische handelingen uit MZ-P1-K1-W3 Voert verpleegtechnische handelingen uit
• Geen BPV-opdrachten
VZ-B1-K1-W6: Begeleidt een zorgvrager
• Begeleiden bij zinvolle dagbesteding • Begeleiden bij emoties • Begeleiden bij zelfredzaamheid • Begeleiden bij individuele activiteiten • Communicatie • Groepsactiviteiten organiseren
VZ-B1-K1-W7: Geeft voorlichting advies en instructie • Voorlichting, advies en instructie VZ-B1-K1-W8: Reageert op onvoorziene en crisissituaties MZ-B1-K1-W5 Reageert op onvoorziene en crisissituaties
• Hoe te handelen bij onvoorziene en crisissituaties
VZ-B1-K1-W9: Stemt de zorgverlening af met alle betrokkenen MZ-B1-K1-W6: Stemt de werkzaamheden af
• Andere disciplines • Mantelzorger • In kaart brengen van sociale netwerk • Werkplanning en prioriteiten
VZ-B1-K1-W10: Evalueert en legt de zorgverlening vast MZ-B1-K1-W7: Evalueert de geboden ondersteuning
• Rapporteren • Zorg evalueren
Overzicht opdrachten gevorderd Verzorgende-IG combi VZ-ig/MZ3 en MZ4 (basisfase) Werkprocessen Opdrachten Gevorderd VZ-B1-K1-W1: Ondersteunt bij het voeren van de regie van wonen en huishouden
MZ-B1-K1-W3 : Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden
MZ-B!-K1-W4 : Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding
• Ondersteuning bieden huishouding
VZ-B1-K1-W2: Onderkent de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied MZ-B1-K1-W2: Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging
• Verandering in de zorgvraag signaleren • Risicosignalering toepassen • Volgens standaarden observeren • Vitale functies bewaken
VZ-B1-K1-W3: Stelt (mede) het zorgplan op
MZ-B1-K1-W1: Inventariseert ondersteuningsvragen van de cliënt
• Zorgvrager Bespreking voeren • Zorgplan analyseren • Zorgplan wijzigen • Verpleegproblemen en doelen formuleren • Classificatiesysteem verdiepen • Anamneses vergelijken • Intakegesprek voeren en zorgplan opstellen • Intakegesprek bijwonen
VZ-B1-K1-W4: Biedt persoonlijke verzorging MZ-B1-K1-W2: Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging
• Belastbaarheid mantelzorgers • (Bed)complicaties voorkomen • Persoonlijke zorg en zelfredzaamheid
VZ-B1-K1-W6: Begeleidt een zorgvrager • Palliatieve en/of terminale zorgvrager begeleiden • Sociaal netwerk behouden en/of vergroten • Passende daginvulling en/of dagbesteding
VZ-B1-K1-W7: Geeft voorlichting advies en instructie • Preventie op micro-, meso-, en/of macroniveau • VAI Gezonde leefstijl • VAI Zelfredzaamheid versterken
VZ-B1-K1-W8: Reageert op onvoorziene en crisissituaties
MZ-B1-K1-W5 Reageert op onvoorziene en crisissituaties
• Voorkomen van onvoorziene- en crisissituaties • Richtlijnen van de organisatie
toepassen bij onvoorziene- en crisissituaties
• Handelen bij onvoorziene- en crisissituaties
VZ-B1-K1-W9: Stemt de zorgverlening af met alle betrokkenen MZ-B1-K1-W6: Stemt de werkzaamheden af
• Overlegvormen actieve deelname • Totale zorg coördineren • Samenwerken met mantelzorgers, vrijwilligers en
andere disciplines • Werkplanning en knelpunten
VZ-B1-K1-W10: Evalueert en legt de zorgverlening vast MZ-B1-K1-W7: Evalueert de geboden ondesrteuning
• Evaluatiegesprek voeren • Ontslaggesprek voeren • Zorgplan evalueren • Overdracht naar andere instelling • Schriftelijke en mondelinge rapportage
26
Overzicht opdrachten starter Verpleegkundige
Werkprocessen Opdrachten starter
VP-B1-K1-W1: Neemt een anamnese af en stelt de verpleegkundige diagnose
• Anamnese bijwonen • Anamnese vergelijken • Formuleren verpleegprobleem
VP-B1-K1-W2: Onderkent dreigende of bestaande gezondheidsproblemen
• Somatische gezondheidstoestand • Psychosociale gezondheidstoestand • Observeren
VP-B1-K1-W3: Stelt een verpleegplan op • Formuleren van interventies en doelen • Verpleegplan
VP-B1-K1-W4: Biedt persoonlijke verzorging en monitort welbevinden
• Lichamelijke verzorging • Slapen en waken • Immobiliteitscomplicaties • (decubitus) • Uitscheiding • Hygiëne toepassen • Mobiliteit toepassen • Voeding en vocht • Meten vitale functies
VP-B1-K1-W6: Begeleidt een zorgvrager • Begeleiden bij individuele activiteiten • Begeleiden bij zelfredzaamheid • Begeleiden bij emoties • Contact maken • Groepsactiviteiten
VP-B1-K1-W7: Geeft voorlichting advies en instructie (VAI) • Geven van VAI
VP-B1-K1-W9: Coördineert de zorgverlening van individuele zorgvragers
• Mantelzorger • Sociaal netwerk
VP-B1-K1-W10: Evalueert en legt de verpleegkundige zorg vast
• Rapporteren mondeling en schriftelijk • Zorg evalueren
VP-B1-K2-W2: Werkt samen met andere beroepsgroepen in de zorg
• Multidisciplinaire samenwerking
VP-B1-K2-W3: Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg
• Beschikbare middelen
27
Overzicht opdrachten gevorderd Verpleegkundige
Werkprocessen Opdrachten gevorderd VP
VP-B1-K1-W1: Neemt een anamnese af en stelt de verpleegkundige diagnose
• Verpleegplannen op/bijstellen
VP-B1-K1-W2: Onderkent dreigende of bestaande gezondheidsproblemen
• Verandering in de zorgvraag signaleren • Risicosignalering aan de hand van een meetinstrument • Observeren volgens standaarden
VP-B1-K1-W3: Stelt een verpleegplan op • Anamnese-/intakegesprek en verpleegplan volgens ver- schillende classificatiesystemen/modellen
VP-B1-K1-W4: Biedt persoonlijke verzorging en monitort welbevinden
• Persoonlijke zorg, gewoonten en eigen regie • Het bewaken van vitale functies • Voorkomen van (bed)complicaties door risicoanalyse • Overbelasting mantelzorgers
VP-B1-K1-W6: Begeleidt een zorgvrager • Behouden en/of vergroten van de zelfredzaamheid op psychosociaal gebied
• Palliatieve en terminale zorg verlenen • Begeleiden bij betekenisvol bestaan
VP-B1-K1-W7: Geeft voorlichting advies en instructie (VAI) • Preventie op micro, meso en/of macro niveau • Voorlichting, advies en/of instructie geven om de eigen
kracht en zelfredzaamheid te versterken • Geeft VAI ten aanzien van gezonde leefstijl
VP-B1-K1-W8: Reageert op onvoorziene en crisissituaties • Richtlijnen van de organisatie toepassen bij onvoorziene- en crisissituaties
• Handelen bij onvoorziene- en crisissituaties
VP-B1-K1-W9: Coördineert de zorgverlening van individuele zorgvragers
• Samenwerken met mantelzorgers, vrijwilligers en andere disciplines
• Knelpunten analyseren • Coördineren van totale zorg en reflectie • Overleg en afstemmen met betrokkenen
VP-B1-K1-W10: Evalueert en legt de verpleegkundige zorg vast
• Overdracht naar andere instelling • Verpleegplan evalueren • Mondelinge en schriftelijke rapportage • Evaluatiegesprek • Ontslaggesprek
VP-B1-K2-W2: Werkt samen met andere beroepsgroepen • Het vertegenwoordigen van een zorgvrager tijdens een multidisciplinair overleg (MDO)
• Het voorbereiden en uitvoeren van een artsenvisite
28
Reflecteren Tijdens de BPV is de student in de beroepspraktijk aan het werk. Het leren in de praktijk is een belangrijk onderdeel van de opleiding. Om dit leren zo effectief mogelijk te maken, is reflecteren een mooi hulpmiddel.
Hoe kun je reflecteren? Om te reflecteren kan er gebruik gemaakt worden van verschillende methoden zoals de ABCD-methode, de STARRT-reflectie methode of met behulp van de methode van Korthagen. In de bijlage worden deze model- len uitgelegd.
Het gebruik van het reflectie instrument Er wordt een reflectieverslag geschreven ter voorbereiding op de evaluatiegesprekken (zowel voor de tussen- als voor de eindevaluatie) met de begeleider(s). Studenten die voor het eerst BPV lopen, maken voor de eerste tussenevaluatie een verslag aan de hand van de vragen in methode 1, reflectievragen (pagina 30). Deze methode is bedoeld om het reflecteren te oefenen. Voor de hierop volgende stages wordt er een reflectieverslag geschreven met behulp van één van de andere methoden. De keuze voor een methode wordt in overleg met school gemaakt. Als uitgangspunt voor het reflecteren kunnen de leerdoelen zoals beschreven in het BPV plan gebruikt worden.
In het volgende schema is te lezen wat de student moet doen ter voorbereiding op het evaluatiegesprek halverwege de stage of aan het eind.
Fig. 1: schema voorbereiding tussenevaluatie en eindgesprek.
29
Methode 1: reflectievragen
Vragen ervaringsverslag
Deze vragen beantwoord je in voorbereiding op de tussenevaluatie van de eerste stage van je opleiding. In dit ervaringsverslag geef je antwoord op de volgende vragen:
1. Beschrijf een aantal werkzaamheden die je de afgelopen weken hebt gedaan. 2. Beschrijf jouw rol/wat werd er van je verwacht/wat wilde je bereiken? 3. Welke vragen heb je gesteld zowel naar collega’s als naar zorgvragers? 4. Beschrijf jouw houding t.o.v. de zorgvragers. 5. Welke werkzaamheden vond je makkelijk/moeilijk? Waarom? 6. Hoe ging je om met feedback? Motiveer je antwoord. Beschrijf een tweetal voorbeelden. 7. Beschrijf een situatie waarin je zelf feedback hebt gegeven aan een collega. 8. Wat heb je geleerd van collega’s en van zorgvragers? 9. Beschrijf waarom het zo boeiend is om met deze doelgroep te werken. 10. Wat heb je geleerd van het maken van dit evaluatieverslag?
Methode 2: ABCD-methode
A = Aandachtspunten Hierbij blik je terug op de ervaring in je onderwijsleersituatie. Je beschrijft de situatie en dan vooral die aspecten die je het meest zijn bijgebleven. Juist de kleine dingen kunnen belangrijke leer-/ontwikkelpunten opleveren.
De volgende hulpvragen kunnen je daarbij ondersteunen. • Wat was de ervaring?
o Wat heb ik gedaan? o Op welke manier? o Welke bedoeling had ik ermee? Wat wilde ik dat er ging gebeuren? o Wie waren er allemaal bij betrokken?
• Hoe heb ik het beleefd? o Welke gedachte dringt zich als eerste aan mij op? o Waar zat mijn twijfel? o Heb ik verwondering of verbazing ervaren? o Wanneer dacht ik ‘aha’ (aha-erlebnis)? o Welk dilemma heb ik ervaren? o Waarbij voelde ik weerstand of irritatie? o Wat vond ik interessant? o Wat maakte me blij of juist wanhopig?
30
B = Betekenis voor mij Hier beschrijf je welke betekenis het bovenstaande voor jou heeft. Je gaat je afvragen waardoor de gebeurtenis jouw aandacht had. De volgende hulpvragen kunnen je daarbij ondersteunen.
• Wat zegt dit over mij?
o Wat vind ik belangrijk? o Welke normen/waarden/overtuigingen/opvattingen herken ik bij mezelf? o Waar werd ik mij bewust van? o Welke verwachtingen heb ik van mezelf en van anderen? o Kan ik ook anders naar de situatie kijken?
• Wat zegt dit over leerlingen (andere betrokkenen)?
o Over hun verwachtingen o Over hun leren/ontwikkeling o Over hun beleving o Over hun beginsituatie o Over hun normen/waarden/opvattingen/overtuigingen
C = Consequentie Hier beschrijf je welke conclusie je trekt, welke alternatieven je ziet, welke handvatten je ziet ter verbetering. De volgende hulpvragen kunnen je daarbij ondersteunen.
- Welke inzichten heb je nu? - Zie je een leermoment voor jezelf? - Wat betekent dat voor jou/anderen? - Waar zou je meer over willen weten? - Zie je alternatieven? - Welke kansen zie je in deze alternatieven? - Welke belemmeringen hebben deze alternatieven (ja maar…) - Wat zie je andere mensen
in zo’n situatie doen? - Wat staat je nu te doen? - Welke eerste stap zou je kunnen zetten? - Waar zie je tegenop, wat houd je tegen?
D = Doen Hier beschrijf je de actie die je nu concreet gaat ondernemen. De volgende hulpvragen kunnen je daarbij ondersteunen.
- Wanneer ga ik de eerste stap nemen? - Wat wil ik precies doen? - Wat moet er gebeuren wil ik tevreden kunnen zijn (haalbaar houden)? - Hoe kan ik het aanpakken? - Heb ik iemand nodig om me daarbij te helpen, zo ja hoe organiseer ik die ondersteuning?
Soms gaat het bij de D om kleine stapjes… Indien het gaat om uitgebreidere acties dan kun je D verder uitwerken in een POP-actieplan.
31
Methode 3: Model van Korthagen
Fase 1
Handelen/ ervaring opdoen
Wat was de situatie?
Fase 2
Terugblikken
Wat gebeurde er concreet?
Wat wilde ik?
Wat deed ik?
Wat dacht ik?
Wat voelde ik?
Wat wilde de ander?
Wat deed de ander?
Wat dacht de ander?
Wat voelde de ander?
Fase 3
Formuleren van essentiële aspecten
Hoe hangen de antwoorden op de vorige vragen met elkaar samen?
Wat betekende dat nu voor mij?
Wat is dus het probleem (of de positieve ontdekking)?
Fase 4
Alternatieven ontwikkelen
Welke alternatieven zie ik (oplossingen of manieren om gebruik te maken van mijn ontdekking)?
Welke voor- en nadelen hebben die?
Wat neem ik me nu voor ten aanzien van de volgende keer?
32
Methode 4: De STARRT-reflectiemethode
Beschrijf en reflecteer op een situatie aan de hand van de onderstaande STARRT-reflectievragen:
Situatie: - Beschrijf de situatie. - Wat gebeurde er? - Wie waren erbij betrokken? - Waar speelde de situatie zich af? - Wanneer speelde deze situatie?
Taak: Algemeen: - Wat was jouw taak in deze situatie? - Wat was jouw rol in deze situatie? - Wat werd er van je verwacht?
Persoonlijk: - Wat wilde je bereiken? Wat was je doel? - Wat verwachtte je van jezelf in die situatie? - Wat vond je dat je moest doen?
Actie: - Wat heb je concreet gezegd en/of gedaan? - Hoe was je aanpak? en toen? - Hoe reageerde(n) de ander(en) op jou? - Wat heb je vervolgens gezegd en/of gedaan? En toen?
Resultaat: - Wat kwam er uit? Hoe is het afgelopen? - Wat was het gevolg van je actie/ handelen? - Hoe reageerde de ander(en) op dit resultaat?
Reflectie: - Hoe kijk je er op terug? Hoe vond je dat jij het deed? - Was je tevreden met het resultaat? - Wat ging goed? - Wat zou je een volgende keer anders/beter doen? - Wat heb je ervan geleerd? Wat zegt dit over jouw beroepscompetenties in deze situatie?
Transfer: - Wat ga je in een andere situatie gebruiken van wat je geleerd hebt? - Hoe ga je dat aanpakken? - Wat heb je nodig om jezelf en de benoemde beroepscompetenties verder te ontwikkelen?
33
Indien u opmerkingen en/of vragen heeft, of een bijdrage wilt leveren aan de inhoud van de BPV-Wijzer, neemt u dan contact met ons op. Om te kunnen verbinden en de kwaliteit van onze producten te vergroten, ontvangen wij graag input vanuit het werkveld. Denkt u hierbij bijvoorbeeld ook aan werkproces passende brancheopdrachten. U kunt ons bereiken door het sturen van een e-mail naar: [email protected]
34
tw•nte
r:t:'l i l!'nso alti ni' roevan \
Landstede