BPV-gids 1e leerjaar

87
Opdrachten BPV-1 opleidingen PW en (M)MZ Hoornbeeck College Inleiding Voor jullie ligt de algemene gids voor de beroepspraktijkvorming, ook wel BPV gids genoemd. De afgelopen schoolperiode heb je kennis gemaakt met allerlei doelgroepen en gewerkt in projecten. In deze periode heb je de sollicitatieprocedure goed doorgelopen en ben je aangenomen voor je stage. Tijdens deze stage heb je rechten en plichten. Een aantal daarvan staan omschreven in je praktijkovereenkomst, POK genoemd. Dit is een contract tussen de student, school en het leerbedrijf waar je stage gaat lopen. Daarnaast is het belangrijk om jezelf te verdiepen in documenten die belangrijk kunnen zijn voor je stage. Deze kan je terugvinden in het eerste deel van deze gids. Verder kan je in deze gids documenten vinden die jou helpen te ontwikkelen tot een beginnend beroepsbeoefenaar. Namens het hele BPV-team wensen we je een leerzame stage toe.

Transcript of BPV-gids 1e leerjaar

Page 1: BPV-gids 1e leerjaar

Opdrachten BPV-1 opleidingen PW en (M)MZ Hoornbeeck College

Inleiding

Voor jullie ligt de algemene gids voor de beroepspraktijkvorming, ook wel BPV gids genoemd. De afgelopen schoolperiode heb je kennis gemaakt met allerlei doelgroepen en gewerkt in projecten. In deze periode heb je de sollicitatieprocedure goed doorgelopen en ben je aangenomen voor je stage.

Tijdens deze stage heb je rechten en plichten. Een aantal daarvan staan omschreven in je praktijkovereenkomst, POK genoemd. Dit is een contract tussen de student, school en het leerbedrijf waar je stage gaat lopen. Daarnaast is het belangrijk om jezelf te verdiepen in documenten die belangrijk kunnen zijn voor je stage. Deze kan je terugvinden in het eerste deel van deze gids.

Verder kan je in deze gids documenten vinden die jou helpen te ontwikkelen tot een beginnend beroepsbeoefenaar.

Namens het hele BPV-team wensen we je een leerzame stage toe.

Page 2: BPV-gids 1e leerjaar

2

Inhoudsopgave

Deel A Theorie deel Pagina

Hoofdstuk 1 3 De opzet van de opleiding

1. Identiteit 3 2. Doelstelling 4 3. Werkterrein 5 4. Profiel van de SAW’er 5 5. Opzet van de opleiding 6

Hoofdstuk 2 7 De BPV als buitenschoolse leersituatie

1. De beroepspraktijkvorming 7 2. Beroepsaspecten binnen de BPV 7 3. De praktijkovereenkomst 7 4. Verzekering en mogelijkheden tot onkostenvergoeding 7 5. De wet BIG 8 6. Wettelijke regeling m.b.t. vergoeding BPV 8 7. Arbeidsovereenkomst 8 8. Protocol ‘ongewenste bejegening’ 9 9. Bezwaar en beroep 9 10. Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) 9

Hoofdstuk 3 10 De organisatie van de BPV

1. Verplichte studieonderdelen 10 2. Rooster en vakantie 10 3. Terugkomonderwijs 10

Hoofdstuk 4 12 Begeleiding van de BPV

1. Voorbereiding 12 2. Begeleiding tijdens de BPV 12 3. Gesprekken 14 4. Stagnatie en exit 15

Hoofdstuk 5 16 Beoordeling van de BPV

1. Eindbeoordeling 16 2. Beoordelingsinstrumenten 16 3. Wie beoordeelt? 18 4. Wanneer beoordelen 18

Hoofdstuk 6 19 Opdrachten

1. Opdrachten 19 2. Wegwijzer opdrachten 3. De beoordeling

Deel B Praktijkdeel inhoudsopgave 20

Page 3: BPV-gids 1e leerjaar

3

Hoofdstuk 1 De opzet van de opleiding

1. Identiteit 2. Doelstelling 3. Werkterrein 4. Profiel van de SAW’er 5. Opzet van de opleiding

1.1 De identiteit van het Hoornbeeck College Het Hoornbeeck College is een Reformatorisch Regionaal Opleidingen Centrum. Het reformatorisch onderwijs leeft vanuit de normen die aan ontleent zijn aan Gods Woord en de daarop gegronde belijdenisgeschriften. Deze grondslag heeft gevolgen voor ons hele onderwijs en daarom zeker ook voor een belangrijk onderdeel in dit onderwijs als de Beroeps Praktijk Vorming. Het Hoornbeeck College besteedt dan ook in de voorbereiding op de BPV aandacht aan de christelijke levens- en beroepshouding van de studenten.

Selectie praktijkplaatsen Het Hoornbeeck College selecteert praktijkplaatsen uit het openbaar register van Calibris, het kenniscentrum voor leren in de praktijk in zorg, welzijn en sport. Naast het voldoen aan de geldende criteria wordt respect gevraagd voor de identiteit van de student.

Verantwoordelijkheid De school wordt gezien als onderwijs-, opvoedings- en vormingsinstituut, met als doel het tot stand brengen van een verantwoord onderwijsproces. Alle betrokken personen zijn verantwoording schuldig aan God de Schepper, het bevoegd gezag en de overheid.

Concreet gaat het hier om de verantwoordelijkheid van de student ten opzichte van:

1) Zichzelf: de student zal vanuit haar eigen levensbeschouwelijke overtuiging grenzen kennen in de praktijk van alle dag.

2) De ouders of verzorgers: de student valt als kind onder verantwoordelijkheid van de ouders of verzorgers en moet rekening houden met de eisen die zij stellen.

3) De opleiding: de student valt als student onder de verantwoordelijkheid van de opleiding en moet rekening houden met de eisen die de opleiding stelt.

4) De praktijkinstelling: de student moet rekening houden met de eisen die de praktijk- instelling aan haar stelt.

Er is een groot aanbod in verschillende praktijkinstellingen. Daardoor komt de student in aanraking met verschillende meningen, visies en eisen. Deze schijnen soms een tegengesteld karakter te hebben, waar-door de student in een conflictsituatie terecht kan komen. Verschillende verantwoordelijkheden spelen soms door elkaar. Het is allereerst de verantwoordelijkheid van de student om hierin een voor alle partijen acceptabele oplossing te vinden, zonder dat één van de partijen tekort gedaan wordt. Als gevolg hiervan wordt de volgende beleidslijn gehanteerd:

- De student wordt geacht haar werkzaamheden in de praktijkinstelling te verrichten in overleg met en met toestemming van haar ouders of verzorgers en de BPV-docent.

- Het vormgeven aan het werk in de BPV-situatie is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de student zelf. Ze moet daarbij rekening houden met de eisen die aan haar gesteld worden.

- Voor de instellingen betekent dit, dat de student geacht wordt deel te nemen aan alle werkzaamheden die behoren bij de functie waarvoor de student wordt opgeleid. Ze zal echter niet verplicht worden deel te nemen aan werkzaamheden die ernstige gewetensbezwaren oproepen.

Page 4: BPV-gids 1e leerjaar

4

1.2 De doelstelling van de opleiding SAW Deze gids richt zich op de eerste, oriënterende BPV-periode binnen de opleiding SAW (BOL). Hierin vinden wij het belangrijk dat de student een goede basishouding ontwikkeld. Daarnaast willen wij door deze stage de student de mogelijkheid te bieden of SAW wel de juiste opleiding is. Aan het einde van leerjaar 1 vindt er een overleg plaats met de student, studieloopbaanbegeleider en methodisch werkbegeleider en overige docenten over het vervolg van de opleiding. Tijdens dit overleg wordt een advies uitgesproken. Hierbij geldt de criteria die opgenomen zijn in de onderwijs- en examenregeling. Er wordt dan pas een keuze gemaakt voor SAW-3 of SAW-4. Het verschil tussen SAW-3 en SAW-4 ligt in de mate waarin en manier waarop verantwoordelijkheid wordt gedragen en de zelfstandigheid waarmee de student te werk gaat. Het functioneren van de student op stage is daarin een belangrijke graadmeter. BPV 1 kan daarom gezien worden als een basis BPV. De student groeit in haar proces naar het starters niveau van een SAW-er. Het doel van beide opleidingen is de student op te leiden tot beroepsbeoefenaar in (semi-) residentiële en ambulante werkvelden. Een SAW-er ondersteunt het sociaal functioneren van mensen (individuen en groepen) in specifieke situaties. Zij leert zorg te dragen voor de opvoeding, begeleiding en verzorging van de doelgroep. Daarnaast wil de opleiding een bijdrage leveren aan de persoonlijke ontwikkeling en vorming van de student. Het onderwijsleerproces heeft tot doel de student:

- kennis en inzicht bij te brengen; - sociale, agogische, technische en organisatorische vaardigheden aan te leren; - een juiste beroepshouding voor het agogische werkveld aan te leren; - in toenemende mate verantwoordelijkheid te laten dragen; - op Gods Woord gebaseerde normen, waarden en gedragsregels bij te brengen, die als richtsnoer

moeten dienen voor verantwoord, christelijk handelen in het leven. De ontwikkeling van een beroepshouding en het aanleren van beroepsvaardigheden staan in het kader van het vormen van een persoonlijkheid die geroepen is de toevertrouwde gaven en talenten aan te wenden tot eer van God en tot nut en heil van de medemens.

De student voert in de instelling activiteiten uit waardoor praktijkervaring wordt opgedaan en aan de eindtermen wordt voldaan. Deze activiteiten moeten:

- gebaseerd zijn op de kerntaken en werkprocessen van de opleiding; - functioneel zijn voor de praktijkinstelling en voldoende leerelementen bevatten; - zoveel mogelijk afgestemd zijn op kennis en kunde van de student; - plaatsvinden binnen het kader van de praktijkovereenkomst.

Page 5: BPV-gids 1e leerjaar

5

1.3 Het werkterrein van de SAW-er Na het basisjaar maakt de student een keuze voor het vervolgen van de opleiding. Hij kiest dan een opleiding: Maatschappelijke Zorg of Pedagogisch Werk en een niveau: 3 of 4. Het werkterrein voor de diverse opleidingen, niveau’s en uitstroom is als volgt: Maatschappelijke Zorg: Niveau 3: Uitstroom Medewerker Maatschappelijke Zorg (MMZ): woonvorm, wooncentra, -locatie of woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking en/of lichamelijke beperking, instelling voor auditief of visueel gehandicapten, verschillende vormen van activiteitencentra voor mensen met een beperking, beschut wonen, begeleidingsinstelling voor maatschappelijke opvang, ouderenzorg, thuiszorg Niveau 4: Uitstroom Volwassenwerk (MZ-Specifieke doelgroepen): beschut wonen, begeleidingsinstelling voor maatschappelijke opvang, ouderenzorg, thuiszorg

Uitstroom Gehandicaptenzorg (MZ-GZ): woonvorm, wooncentra, -locatie of woonvoorziening voor mensen met een verstandelijke beperking en/of lichamelijke beperking, instelling voor auditief of visueel gehandicapten, verschillende vormen van activiteitencentra voor mensen met een beperking, zorgboerderij, dagbesteding, arbeidsintegratie en ambulante begeleiding.

Pedagogisch Werk: Niveau 3: Uitstroom Pedagogisch Werker (PW3): Peuterspeelzalen, zmlk scholen, buitenschoolseopvang. Niveau 4: Uitstroom Gespecialiseerd Pedagogisch Medewerker Kinderopvang niveau 4 (PW4): KDV (kinderdagverblijf) met Plus indicatie, PSZ (peuterspeelzaal) werkend met VVE trajecten, BSO (buiten schoolse opvang), schippersinternaten, SBO (speciaal basis onderwijs) scholen

Uitstroom Pedagogisch Werker Jeugdzorg: instelling voor jeugdhulpverlening 1.4 Het profiel van een SAW-er Het profiel van de SAW-er op niveau 3: Zij draagt verantwoordelijkheid voor haar eigen takenpakket en kan hierbij zelfstandig optreden. Haar taken bestaan vooral uit het direct werken met de cliënten groep. Zij draagt zorg voor de uitvoering van de begeleidingsplan en stemt hierin af op cliënt en collega’s. Zij bewaakt de kwaliteit van haar werkzaamheden op verzorgend, huishoudelijk en begeleidend gebied. Het profiel van de SAW-er op niveau 4: Zij draagt verantwoordelijkheid voor haar eigen takenpakket en treedt hierin actief zelfstandig op. Zij draagt meer verantwoordelijkheid dan de medewerker op niveau 3. Haar taak bestaat deels uit werken met de groep en deels uit coördinerende taken. Zij stelt in samenspraak met het team begeleidingsplannen op en stemt deze af met cliënt, collega’s en medewerkers uit andere disciplines. Zij draagt zorg voor kwaliteit op beide taakgebieden.

Page 6: BPV-gids 1e leerjaar

6

1.5 De opzet van de opleiding

SAW niveau 3 SAW niveau 4 Periode

Basisjaar niveau 3 en 4, incl. ervaringsleren BPV1 – Oriëntatie

1.1

1.2

1.3

1.4

Studieadvies en Studiebesluit Keuze MZ of PW Keuze niveau

BPV2 2.1

2.2

MMZ en PW MZ en PW 2.3

2.4

Keuze uitstroom voor niveau 4

MZ3 PW3-KO

MZ4-GZ, MZ4-Specifieke doelgroepen PW4-KO, PW4-JZ

3.1

3.2

BPV3 - Differentiatie BPV3 3.3

3.4

BPV4 - uitstroom

4.1

4.2

Inhaalperiode, Tweede uitstroom; Aansluitingstraject HBO

4.3

4.4

De opleiding richt zich voor beide niveaus en alle uitstromen op 3 kerntaken die op zich bestaan uit verschillende werkprocessen. Tijdens de oriënterende BPV besteden wij vooral aandacht aan de basiskennis, houding en vaardigheden, het leren leren en het verkrijgen van een zodanig beroepsbeeld dat de student een keuze kan maken de opleiding al dan niet te vervolgen. De oriënterende BPV geeft de student 10 weken de mogelijkheid 4-5 dagen per week het echte werk te zien.

Page 7: BPV-gids 1e leerjaar

7

Hoofdstuk 2 De BPV als buitenschoolse leersituatie

1. De beroepspraktijkvorming 2. Beroepsaspecten binnen de BPV 3. De praktijkovereenkomst 4. Verzekering en mogelijkheden tot onkostenvergoeding 5. De wet BIG 6. Wettelijke regeling m.b.t. vergoeding BPV 7. Arbeidsovereenkomst 8. Protocol ‘ongewenste bejegening’ 9. Bezwaar en beroep 10. Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)

2.1 De BPV De BPV is manier van leren waarin het leerproces plaatsvindt in een echte realistische werksituatie. Het is een belangrijk onderdeel van de totale opleiding tot Sociaal Agogisch Werker. De student ontwikkelt zich in een voorbereidende fase van starter naar beginnend beroepsbeoefenaar. Deze realistische werksituatie is belangrijk en is niet of onvoldoende te realiseren in binnenschoolse leersituaties, daarom is een BPV onmisbaar. 2.2 Beroepsaspecten binnen de BPV Binnen de BPV zijn verschillende aspecten te onderscheiden: het beroepsoriënterende, het beroepsvoorbereidende en het beroepsopleidende aspect.

- Het beroepsoriënterende aspect kenmerkt zich vooral door het kennismakend karakter; door observatie van praktische situaties en het handelen van SAW-ers; door het zich bewust worden van eigen belangstelling met het oog op de beroepskeuze.

- Het beroepsvoorbereidende aspect kenmerkt zich door het gegeven dat de student tijdens haar BPV zoveel mogelijk in aanraking komt met alle aspecten van het beroep.

- Het beroepsopleidende aspect van de BPV kenmerkt zich hierdoor, dat de student het beroep met een grote mate van zelfstandigheid uitoefent, overeenkomstig de werkprocessen van de opleiding en het profiel van een (beginnend) beroepsbeoefenaar.

De student is verplicht geheim te houden alles wat haar in de BPV onder geheimhouding wordt toevertrouwd, wat als geheim ter oren is gekomen of waarvan zij het vertrouwelijke karakter moet begrijpen. 2.3 De praktijkovereenkomst De praktijkinstellingen worden erkend door Calibris en als zodanig opgenomen in het register voor erkende leerbedrijven. Calibris is de instantie die zorgt voor screening en verzorgt, waar nodig contacten tussen praktijkinstellingen en de opleiding. Als er vragen zijn over de erkenning van de instelling als praktijkinstelling, dan kan contact op genomen worden met de consulente die aan het Hoornbeeck College is verbonden, mw. N. van der Marel ([email protected]). Tussen praktijkinstelling, opleiding en student wordt een praktijkovereenkomst gesloten waarin samenwerkingsafspraken worden vastgelegd. Deze overeenkomst wordt voor bepaalde tijd aangegaan. Opzegging van welke kant dan ook is mogelijk na overleg met de BPV-coördinator. De instelling krijgt van de opleiding 3 exemplaren ter ondertekening aangeboden. Eén daarvan bewaart de instelling zelf, één ervan is voor de student en één wordt door de praktijkinstelling zo spoedig mogelijk naar het Hoornbeeck College geretourneerd.

Page 8: BPV-gids 1e leerjaar

8

2.4 Verzekering en mogelijkheden tot onkostenvergoeding Is tijdens de BPV-periode door de student schade geleden of toegebracht, dan moet dit zo snel mogelijk worden gemeld aan de BPV-coördinator. Door de school is een WA-verzekering afgesloten. Deze aansprakelijkheidsverzekering dekt binnen de grenzen van de polisvoorwaarde de door verzekeringnemer uitgezonden studenten tegen de gevolgen van hun aansprakelijkheid jegens derden, indien en voor zover hun aansprakelijkheid niet elders verzekerd is. De student is niet verzekerd voor schade ontstaan bij het meenemen van cliënten per auto! De studenten zijn verzekerd tegen het risico van aanspraken die door derden tegen hen worden ingesteld ter zake van schade: a) Door hen toegebracht bij het verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de praktijkinstelling; b) Voor zover niet vallend onder a), door hen toegebracht vanaf het moment dat zij voor het verrichten

van werkzaamheden bij de praktijkinstelling zijn gearriveerd, tot op het ogenblik dat zij na het beëindigen van hun dagtaak dit adres verlaten.

De student is dus door de school verzekerd tegen schade die zij, mits er geen sprake is van laakbaar gedrag, de instelling / de ander toebrengt. Zij is vanuit het Hoornbeeck College dus niet tegen schade verzekerd die aan haarzelf wordt toegebracht. Mocht de student in aanmerking denken te komen voor een tegemoetkoming in de kosten van overheidswege of door het BPV-fonds, dan kan zij daarover contact opnemen met de BPV-coördinator. 2.5 Wet BIG In de wet is opgenomen dat een aantal medisch technische handelingen door mensen met een verpleegkundige bevoegdheid moet worden uitgevoerd. De SAW-opleiding geeft deze bevoegdheid alleen mee aan haar studenten van de opleiding Maatschappelijke Zorg niveau 4 in leerjaar 3 voor zowel de uitstroom specifieke doelgroepen als gehandicaptenzorg. Studenten die deze differentiatie niet volgen op dit niveau en geen kwalificatie voor de verpleegtechnische handelingen hebben behaald in leerjaar 3 mogen deze handelingen dus niet uitvoeren! 2.6 Wettelijke regeling m.b.t. vergoeding BPV In de CAO van een aantal welzijnssectoren wordt gesproken van een BPV-vergoeding voor de student. Het Hoornbeeck College maakt de studenten hierop attent, maar bemiddelt niet. Het is een onderwerp waarover de student en de praktijkinstelling tot overeenstemming moeten komen. 2.7 Arbeidsovereenkomst Wanneer een student een praktijkovereenkomst sluit met een BPV-instelling dienen alle arbeidsovereenkomsten met de instelling te vervallen en mogen geen nieuwe arbeidsovereenkomsten met die instelling worden afgesloten gedurende de periode waarop de praktijkovereenkomst betrekking heeft.

Page 9: BPV-gids 1e leerjaar

9

2.8 Protocol ‘ongewenste bejegening’ Op school is een protocol “Ongewenste bejegening in de BPV” aanwezig. Dit protocol is te vinden op intranet: www.hoornbeeck.nl publicaties welzijn bpv-sociaal-agogisch-werk protocol ‘ongewenste bejegening’.

2.9 Bezwaar en beroep Als een deelnemer het niet eens is met maatregelen en beslissingen die worden genomen ten aanzien opdrachten kan een bezwaar en indien nodig beroep aangetekend worden bij de examencommissie van de opleiding. De procedure hiervoor is opgenomen in hoofdstuk 5 van het examenreglement. Dit reglement is aan het begin van de opleiding uitgereikt aan alle studenten en tevens geplaatst op de website van de school.

2.10 Verklaring Omtrent het Gedrag Een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) is een verklaring waaruit blijkt dat het gedrag van de student geen bezwaar oplevert voor het gevraagde doel, bijvoorbeeld het verkrijgen van een stageplaats. Een Verklaring Omtrent het Gedrag staat ook wel bekend als bewijs van goed gedrag.

Een VOG kan in diverse gevallen worden gevraagd. Vaak gebeurt dat voor het vervullen van een functie waarbij wordt gewerkt met vertrouwelijke gegevens of kwetsbare personen. De BPV-instelling kan dan vragen om een verklaring.

Voor sommige functies is de VOG verplicht. Zo heeft het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bepaalt dat een onderwijzer, een gastouder en degene die toezicht houdt tijdens tussen schoolse opvang, een VOG moeten overleggen. Dezelfde verplichting is er voor stagiaires en uitzendkrachten in de kinderopvang of het peuterspeelzaalwerk. Er mag niet met de stage gestart worden als de student niet in bezit is van een VOG die niet ouder is dan 2 maanden, en de student moet de BPV-instelling voorafgaand aan de eerste werkzaamheden inzage geven in haar VOG. Een VOG kan aangevraagd worden via een formulier van school. Dit kan de student vinden op deze link: http://www.hoornbeeck.nl/het-onderwijs/beroepspraktijkvorming/vog.aspx. De VOG moet tijdig worden aangevraagd, want er gaan enkele werkdagen overheen dat een VOG wordt afgegeven. Voor verdere uitleg over de VOG wordt terugverwezen naar bovenstaande link.

Page 10: BPV-gids 1e leerjaar

10

Hoofdstuk 3 De organisatie van de BPV

1. Verplichte studieonderdelen 2. Rooster en vakantie 3. Terugkomonderwijs

3.1 Verplichte studieonderdelen In de BPV periode zitten de volgende onderdelen:

- De BPV-weken: Hierin werkt de student wekelijks minimaal 25 uur. Dit aantal uren is afhankelijk van het type praktijkinstelling en de mogelijkheden van de student. Om de BPV te kunnen beoordelen, moet er sprake zijn van minimaal aantal behaalde uren bekend bij de BPV coördinator per BPV-periode van 10 weken. Waar sprake is van minder (gewerkte) uren neemt de BPV-docent in overleg met de werkbegeleider een beslissing over de mogelijkheid van de beoordeling. De student loopt minimaal vier dagen in de week stage;

- Terugkomdagen: Dit is één dag in de twee weken. De student komt dan op school. Mogelijk is zij de andere week ook vrij en werkt dan aan de voorbereiding en de uitwerking van de opdrachten;

- Introductie en evaluatiebijeenkomst: Per BPV periode vindt er een introductiebijeenkomst en een evaluatie bijeenkomst plaats.

De terugkomdagen gelden als verplichte schooldagen. In het praktijkgedeelte is een registratie van de gewerkte BPV-uren een urenschema opgenomen. Elke week vult de student de uren die ze werkt in op het urenoverzicht. Zij vraagt elke week een handtekening van haar werkbegeleider. Aan het einde van de BPV kan gemakkelijk bezien worden of er voldoende uren zijn gewerkt. Op de beoordelingskaart wordt het aantal gewerkte uren ingevuld. 3.2 Het rooster en vakantie In het rooster staan de schoolvakanties aangegeven. De studenten hebben recht op het aantal vakantiedagen dat ze ook zouden hebben als ze naar school zouden gaan. De planning van de vakanties wordt in overleg met de BPV-instelling geregeld, waarbij de schoolvakanties als richtlijn kunnen dienen. 3.3 Terugkomonderwijs 3.3.1 Doel van terugkomonderwijs Het terugkomonderwijs vormt een belangrijk onderdeel van de BPV. Het doel hiervan is:

- het voorbereiden van de student op de komende BPV-weken of BPV-periode; - het evalueren van de achterliggende BPV-weken of BPV-periode; - het inventariseren van vragen, opmerkingen en problemen met betrekking tot de BPV in het

algemeen; - het geven van individuele en groepsbegeleiding bij het verwerken van ervaringen; - het systematisch uitwisselen van praktijkervaring van studenten met elkaar; - het theoretisch verdiepen van praktijkervaring; - het geven van noodzakelijke informatie; - op langere termijn: het inventariseren van praktijkervaringen die in de lesperiode na de BPV

verwerkt kunnen worden.

Page 11: BPV-gids 1e leerjaar

11

3.3.2 Methodische werkbegeleiding Methodische werkbegeleiding (MWB) vindt plaats in kleine groepjes studenten onder leiding van de BPV-docent. Tijdens deze uren krijgt de voortgang van het BPV-leerproces veel aandacht. Studenten kunnen hun verhaal kwijt en worden geholpen kritisch naar zichzelf te kijken. Zij stellen een Persoonlijk Ontwikkel Plan (POP) op en werken aan hun leerdoelen m.b.v. hun Persoonlijk Activiteiten Plan (PAP).Hiervoor wordt het formulier Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV gebruikt. Er is aandacht voor reflectie en het opstellen hiervan, en het werken aan leerdoelen om zo de benodigde vaardigheden te ontwikkelen. Er is een aantal vaste aandachtspunten, die tijdens de begeleidingsgesprekken op school aan de orde komen, namelijk:

- POP en PAP; - de leerdoelen; - de leervragen van de student; - de voortgang van het persoonlijke leerproces; - de BPV-gids; - casuïstiek vanuit de BPV-instellingen; - reflectieverslagen; - opdrachten.

3.3.3 Terugkomdagen Er is een start-dag aan het begin en een terugkomdag aan het einde van de BPV-periode.

- In de week voorafgaand aan de BPV zal door de BPV coördinator een toelichting gegeven worden op de BPV-gids en de opdrachten.

- Tijdens de laatste terugkomdag worden afrondings- en evaluatieactiviteiten verricht. 3.3.4 Inleveren In de laatste week van de BPV of uiterlijk op de terugkomdag levert de student de volgende documenten in:

- het formulierenboek BPV1, volledig ingevuld en ondertekend; - verslagen voortgangsgesprekken; - drie logboeken van de eerste twee weken, zes in totaal; - twee reflectieverslagen over kritische beroepssituaties per week, 14 in totaal; - de in de opdrachten genoemde bewijsstukken inclusief 3 reflectieverslagen behorend bij de

opdrachten; - ingevulde waarderingsformulieren; - eindbeoordelingskaart.

3.3.5 Absenteïsme In geval van ziekte op terugkomdagen moet de student zich persoonlijk bij de BPV-docent ziekmelden. Deze bepaalt of de student op een ander moment naar school komt voor begeleiding door de BPV-docent. Als de student op de praktijkdagen ziek is, meldt zij zich ziek bij de praktijk-instelling. Duurt de ziekte langer dan 2 dagen, dan laat de student dit ook aan de BPV-docent weten en meldt zich na afloop beter.

Page 12: BPV-gids 1e leerjaar

12

Hoofdstuk 4 Begeleiding van de BPV

1. Voorbereiding 2. Begeleiding tijdens de BPV 3. Gesprekken 4. Stagnatie en exit

4.1 Voorbereiding De studenten zijn gedurende het eerste halfjaar van het eerste leerjaar vanuit de verschillende vakken voorbereid op de BPV. Een oriëntatie op de werkvelden vind onder andere plaats tijdens diverse projecten. Daarnaast maakt elke student een startportfolio aan, waarin de student laat zien welke theoretische kennis en praktische vaardigheden zij heeft eigen gemaakt. Dit startportfolio kan zij desgevraagd voorleggen aan de BPV instelling. 4.2 Begeleiding tijdens de BPV Tijdens de BPV is de student in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor haar leerproces! Dat wil zeggen dat de student zelf het initiatief probeert te nemen bij het vragen om begeleiding. Uitgangspunt voor het leerproces is het Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV van de student. Met behulp van het Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV stelt de student in overleg met de werkbegeleider een aantal doelen op die zij tijdens de BPV wil bereiken. Deze doelen kunnen ook ontstaan uit de beoordeling van de waarderingsformulieren. Deze doelen kunnen zowel persoonlijk, beroepsgericht als instellingsgericht zijn. In de loop van de BPV doet de student d.m.v. praktische opdrachten van de werkbegeleider ervaring op en werkt zij aan haar leerdoelen. Tijdens wekelijkse begeleidingsgesprekken worden deze ervaringen geëvalueerd en wordt bekeken hoe het leerproces van de student verloopt. Met behulp van leerdoelen en (extra) praktische opdrachten kan het leerproces worden gestimuleerd. De student kan bij het realiseren van de leerdoelen geholpen en begeleid worden door zowel de werkbegeleider in de praktijkinstelling als de BPV-docent van de school. Om het BPV-leerproces goed te laten verlopen zijn er de volgende middelen:

1. het Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV; 2. opdrachten van de werkbegeleider; 3. de opdrachten vanuit de opleiding; 4. de reflecties en logboeken; 5. de wekelijkse begeleidingsgesprekken met de werkbegeleider; 6. de methodische werkbegeleiding (mwb) op school tijdens de terugkomdagen; 7. de lessen tijdens de terugkomdagen; 8. de voortgangsgesprekken met de BPV-docent en de werkbegeleider; 9. de waarderingsformulieren.

4.2.1 De werkbegeleiding vanuit de praktijkinstelling De student voert binnen de praktijkinstelling activiteiten uit om de opleiding met een diploma af te sluiten en als startend beroepsbeoefenaar, de arbeidsmarkt op te gaan. Wil het leerbedrijf een “krachtige leeromgeving” worden en competente mensen afleveren, dan is het noodzakelijk dat het leerbedrijf de student ondersteunt door het aanbieden van leer-, begeleidings- en beoordelingsactiviteiten om de doelen van de opleiding te behalen. Dit vraagt ook het één en ander van de werkbegeleider.

Page 13: BPV-gids 1e leerjaar

13

De eerste taak, naast het “inleiden in de beroepspraktijk” dient de begeleider “leersituaties” te creëren waarin studenten kennis en vaardigheden kunnen verwerven en een juiste beroepshouding kunnen ontwikkelen. Hiervoor is ruime kennis van de beroepspraktijk, maar ook kennis van de opleiding noodzakelijk. Daarnaast moet de begeleider over didactische kwaliteiten beschikken om de student op de juiste manier diverse activiteiten “aan te leren”. Een tweede taak is het op de juiste wijze (methodisch en didactisch) begeleiden van de student bij het leerproces. De student heeft zelf immers (nog) geen totaalbeeld van het werk en kan nog niet voldoende reflecteren op eigen handelen en houding. Een derde taak van de werkbegeleider is het beoordelen van de student. De beroepspraktijk biedt de beste context waarin een student vaardigheden en kennis kan verwerven. Dit betekent ook, dat dit de beste plek is waar de beoordeling van die ontwikkeling plaats kan vinden. Dit vraagt naast voldoende kennis van de beroepspraktijk ook objectiviteit, eerlijkheid, duidelijkheid en rechtvaardigheid van de werkbegeleider. Er wordt verwacht dat de werkbegeleider in staat is om op een verantwoorde wijze werkbegeleiding te verzorgen, zowel qua tijd (ca. een uur per week) als qua deskundigheid. De begeleiding die de werkbegeleider geeft, is praktisch van aard. Hierbij zullen alle zaken aan de orde komen die te maken hebben met de praktijk van het werk. Dit neemt niet weg, dat hij/zij met de persoon van de student wordt geconfronteerd. Wanneer individuele gedragskenmerken van invloed zijn op de dagelijkse manier van werken, zal dit zeker in de gesprekken aan de orde komen. Samen praten over bijvoorbeeld hoe moeilijk het kan zijn en hoe onzeker je je in het begin voelt, is heel belangrijk. De student moet bedenken, dat het voor een werkbegeleider – hoe deskundig ook – erg moeilijk is om te zien wat hij/zij wel of niet prettig vindt. Maak daarom heldere werkafspraken en blijf in gesprek. Door een goede samenwerking ontstaat een plezierig leerklimaat. De werkbegeleider moet ervoor zorgen dat de leerdoelen bereikt kunnen worden. Uiteraard is het resultaat mede afhankelijk van de opstelling, inzet en verantwoordelijkheid van de student zelf. De begeleiding zal aanvankelijk meer direct helpend zijn. Naarmate de BPV vordert, zal meer accent gelegd moeten worden op het zelfstandig functioneren van de student. Tijdens het verloop van de BPV zal de begeleiding zich richten op het groeiproces dat de student doormaakt. 4.2.2 Taken van de werkbegeleider Van de werkbegeleider wordt verwacht dat hij/zij o.a.:

1. zoveel mogelijk afwisselende (praktijk)opdrachten aan de student geeft; 2. de student regelmatig feedback geeft over haar handelen en houding; 3. tijd maakt voor regelmatige gesprekken met de student: in principe een uur per week; 4. de logboeken van de student doorneemt, die met haar bespreekt, eventueel van commentaar en

in ieder geval van een paraaf voorziet; 5. de voortgangsgesprekken met de student voorbereidt; 6. waarderingsformulieren kritisch beoordelen; 7. de student beoordeelt (eventueel met meerdere collega’s); 8. het door de student bijgehouden BPV-uren-overzicht wordt wekelijks parafeert; 9. in het belang van de student bij eventuele moeilijkheden de BPV-docent zo spoedig mogelijk op

de hoogte brengt; 10. in ieder geval het opleidingsniveau van de student heeft en twee jaar werkervaring.

Bij al de bovengenoemde zaken geldt dat het initiatief tot begeleiding zoveel mogelijk uitgaat van de student zelf. Dit past binnen de beroepshouding van een Sociaal Agogisch Werker.

Page 14: BPV-gids 1e leerjaar

14

4.2.3 De BPV-begeleiding vanuit de opleiding binnen de instelling Naast de werkbegeleiding door de werkbegeleider van de instelling, krijgt de student begeleiding van de BPV-docent vanuit de opleiding. De BPV-docent is bovendien contactpersoon vanuit de opleiding naar de praktijkinstelling van de student. De BPV-docent heeft voldoende zicht op de doelstellingen van de verschillende werkvelden en de eindtermen van de opleiding SAW. Verder wordt ervan uitgegaan, dat de BPV-docent het leerproces van de student steeds in de gaten houdt en in staat is om op een verantwoorde wijze begeleiding te verzorgen. Concreet betekent dit o.a. dat de BPV-docent afspraken maakt met de werkbegeleider voor tussentijdse evaluaties van het leerproces van de student (zie hiervoor: ‘Gespreksformulier voor verslaglegging’ in het praktijkdeel). 4.2.4 De BPV-begeleiding binnen de opleiding Centraal binnen de begeleiding staat het samen zoeken naar antwoorden op vragen die vanuit de BPV-ervaringen ontstaan. De begeleiding van de BPV-docent is behalve taakgericht vooral persoonsgericht. In principe kan en mag binnen de begeleidings-gesprekken alles aan de orde komen wat de student in haar BPV bezighoudt en waarmee zij geconfronteerd wordt. Wanneer ouders van studenten vragen hebben, kunnen zij die zonodig, met medeweten van de student zelf, aan de BPV-docent stellen. Ouders mogen nooit zelf naar de instelling bellen. Het contact loopt via de BPV-docent. Taken van de BPV-docent Van de BPV-docent wordt o.a. verwacht, dat hij/zij:

2. de eindverantwoordelijkheid draagt voor de BPV; 2. de student voorbereidt op de BPV in de instelling; 3. regelmatig begeleidingsgesprekken op school voert met de student; 4. bezoek aflegt aan de student in de instelling voor het voortgangsgesprek; 5. in het belang van de student bij moeilijkheden, in overleg met de student, contact opneemt met

de instelling; 6. het leerproces begeleidt en bewaakt; 7. na afloop van de BPV het proces van beoordelen checkt en de BPV beoordelingskaart

ondertekent. 4.3 Gesprekken Er is in de begeleiding van de student, behalve van de wekelijkse gesprekken met de werkbegeleider, sprake van nog 3 soorten gesprekken:

- Naast de wekelijkse gesprekken is er tweemaal (in week 5 en in week 9/10) een gesprek aan de hand van waarderingsformulieren. Deze zijn te vinden in het praktijkgedeelte.

- Tijdens de BPV komt de praktijkdocent minimaal 1 maal naar de instelling om te horen hoe het leerproces van de student verloopt. De docent woont op die manier indien mogelijk, een van de gesprekken bij die worden gehouden aan de hand van de waarderingsformulieren. Verdere uitleg hiervan is hieronder te vinden.

- Aan het einde van de BPV bespreken de werkbegeleider en de student het totaal van de beoordelingen nog een keer door en vullen de beoordelingskaart in.

Page 15: BPV-gids 1e leerjaar

15

4.3.1 De waarderingsformulier gesprekken De waarderingsformuliergesprekken hebben tot doel vast te stellen in hoeverre de student de POP-BPV-doelen en persoonlijke leerdoelen al heeft bereikt én waar de student in de rest van de BPV-periode nog aan moet werken om tot een het niveau van een starter te groeien. De werkwijze is als volgt: De student:

- maakt ter voorbereiding op het waarderingsformulierengesprek een zelfevaluatie aan de hand van het formulier ‘waarderingsformulieren’. (zie praktijk-gedeelte). In deze zelfevaluatie betrekt de student ook de persoonlijke leerdoelen;

- ze vraagt haar werkbegeleider ook een dergelijk evaluatie te maken, onafhankelijk van haar eigen evaluatie;

- vergelijkt tijdens een 5 of 10 weken gesprek de beide evaluaties en bespreekt de verschillen;

- maakt een verslag naar aanleiding van deze waarderingsformulieren wat inzicht geeft in voortgang in werkproces.

4.3.2. Het voortgangsgesprek Naast de waarderingsformulier gesprekken die de student heeft met de werkbegeleider is er ook een gesprek waar de docent bij is. Dit is het voortgangsgesprek. Het kan voorkomen dat een waarderingsformuliergesprek en het voortgangsgesprek samenvallen. Tijdens het voorgangsgesprek vertelt de student hoe de beoordeling is in de ontwikkeling naar een startend niveau als SAW-er. De student leidt dit gesprek. De student maakt een verslag naar aanleiding van het voortgangsgesprek. 4.4. Stagnatie en exit gesprekken Mogelijk doet zich een situatie voor waardoor er stagnatie in het ontwikkelproces van de student zit. Hiervoor zijn formulieren ontwikkeld die op de intranet terug te vinden zijn. Formulieren zijn te vinden op www.hoornbeeck.nl publicaties welzijn bpv-sociaal-agogisch-werk Formulier stagnatie BPV of Formulier exitgesprek. Een stagnatie of exitgesprek kan alleen gevoerd worden in het bijzijn van één of twee BPV docent(en) en met medeweten van de BPV coördinator en Opleidingsmanager. In het meest ernstigste geval zal een voortijdig afbreken van de stage plaats moeten vinden. Een exit gesprek formulier is eveneens te vinden op dezelfde link.

Page 16: BPV-gids 1e leerjaar

16

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de BPV

1. Eindbeoordeling 2. Beoordelingsinstrumenten 3. Wie beoordeelt? 4. Wanneer beoordelen

5.1 Eindbeoordeling Tijdens de BPV werkt de student aan 2 beroepsprestaties. De BPV is behaald wanneer

- de resultaten van de opdrachten voldoende zijn; - wanneer inzicht is gegeven in het leerproces door het inleveren van logboeken en

reflectieverslagen; - de werkprocessen op het gewenste niveau zitten.

5.2 Beoordelingsinstrumenten Voor het beoordelen van deze oriënterende BPV zijn er 3 beoordelingsinstrumenten:

1. Waarderingsformulieren 2. Reflectieverslagen 3. Opdrachten

5.2.1 Waarderingsformulieren De waarderingsformuleren maken een onderdeel uit van de totale eindscore van de stage. Ze zijn te vinden in het praktijkgedeelte van deze gids. Sommige onderdelen komen overeen, maar er zijn ook delen die gelinkt zijn aan de opdrachten. De waarderingsformulieren moeten 2 keer per stage periode van 10 weken ingevuld worden. Hierin kan de student zien waar er groei is in de ontwikkeling, stilstand of achteruitgang. Deze formulieren worden door de werkbegeleider en door de student ingevuld en besproken.

Handleiding voor gebruik van de waarderingsformulieren. Opleidingsfases De opbouw in de opleiding tot SAW-er is als volgt:

- voorbereidende fase - starter - gevorderde - beginnend beroepsbeoefenaar - examenfase

De voorbereidende fase vindt alleen op de opleiding plaats. Bij de overige fases is steeds sprake van een combinatie van opleiding en praktijk. De waarderingformulieren gaan over de fases starter, gevorderde en beginnend beroepsbeoefenaar. Starter = de student werkt samen met en krijgt veel sturing van de

werkbegeleider Gevorderde = de student werkt onder begeleiding van de werkbegeleider, voert

waar mogelijk zelfstandig taken uit, oefent in het geven van zelfsturing

Beginnend beroepsbeoefenaar = de student is zelfsturend (voert zelf de regie)

Page 17: BPV-gids 1e leerjaar

17

Het werken met de waarderingsformulieren De waarderingsformulieren beschrijven voor elk werkproces de beroepshandelingen die horen bij de betreffende fase. Per werkproces wordt een gedragsonderdeel beoordeeld met een 1, 2, 3 of 4. 1. het gedrag is niet getoond 2. het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3. het gedrag is getoond en is voldoende 4. het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo

heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebaseerd op: a) de beroepscontext b) koppeling tussen theorie en praktijk

De waarderingsformulieren zijn een ondersteuning voor de student om leerdoelen te formuleren. Door te onderzoeken welke beroepshandelingen worden verwacht, maakt de student, eventueel onder begeleiding van de werkbegeleider, een plan van aanpak. Daarin beschrijft de student hoe zij gaat oefenen met de gedragsonderdelen en wanneer ze denkt beoordeeld te kunnen worden. Tijdens begeleidingsmomenten zijn de waarderingsformulieren en het plan van aanpak dan ook vaste agendapunten. Tijdens het voortgangsgesprek kan over de voortgang van de student worden gesproken. De afronding van een fase Halverwege de stage wordt een gesprek gevoerd met een werkbegeleider, student en een docent van school. Hierin staan de waarderingsformulieren centraal. Tijdens het voortgangsgesprek wordt vastgesteld of de student deze fase kan afronden. Pas na het voldoende afronden van een opleidingsfase kan de student doorstromen naar de volgende fase. Let op: zowel de opdrachten als waarderingsformulieren moeten minstens een voldoende (V) als eindbeoordeling hebben. De waarderingsformulieren moeten steeds met minstens een 3 (= voldoende) zijn beoordeeld. Als de student lager scoort dan een 3 dan is dat onvoldoende. De definitieve beoordeling wordt door de opleiding gedaan. Dit is haar wettelijke taak en verantwoordelijkheid. Zij baseert de beoordeling op de door de praktijk ingevulde waarderingsformulieren, het portfolio van de student en haar resultaten op de opleiding. Deze definitieve vaststelling wordt met de student besproken. Als de student het niet eens is met de beoordeling, dan kan de student beroep aantekenen tegen de boordeling. Dit kan gedaan worden via de BPV-coördinator en examencommissie.

Beoordeling waarderingsformulieren PW

Eindscore BPV leerjaar 1 ‘starter’ Alle formulieren op 3 of 4 Advies niveau 4

9 van de 11 formulieren op 3 of 4 Advies niveau 3

8 formulieren of minder op 3 of 4 Advies verlenging of stoppen

Beoordeling waarderingsformulieren MZ

Eindscore BPV leerjaar 1 ‘starter’ Alle formulieren op 3 of 4 Advies niveau 4

6 van de 8 formulieren op 3 of 4 Advies niveau 3

5 formulieren of minder op 3 of 4 Advies verlenging of stoppen

Page 18: BPV-gids 1e leerjaar

18

Het hierboven beschreven kader geeft een indicatie van beoordeling aan. Hiernaast wordt ook nog gekeken naar de opdrachten. Voor een totaal overzicht wordt doorverwezen naar het eindbeoordelingsformulier in het praktijkdeel van deze gids. 5.2.3 Reflectieverslagen Voor twee opdrachten (2e en 3e) maakt de student een reflectieverslag. Dit is NIET een starrt verslag maar een beantwoording van de vragen die bij de opdrachten beschreven staan. Daarnaast maakt zij gedurende de rest van de stage nog 8 reflectieverslagen. Het totaal van de reflectieverslagen is 10. (zie voor een verdere uitleg het praktijk-gedeelte). Naarmate de stageperiode vordert, verwachten wij meer zelfinzicht, inzicht in eigen handelen en leerproces. 5.3 Wie beoordeelt? De beoordeling van de beroepsprestaties vindt in principe plaats door één of meer werkbegeleiders. Het is van belang dat de werkbegeleider beschikt over:

- een opleiding op hetzelfde of hoger niveau; - voldoende praktijk-/werkervaring; - didactische en methodische kwaliteiten; - begeleidingsvaardigheden; - voldoende tijd; - kennis van de vaardigheden en houding; - kennis van beoordelen.

Hoewel de werkbegeleider de vaardigheden van de student beoordeelt, blijft de eindverant-woordelijkheid voor de beoordeling van de BPV bij de school liggen. Noodzakelijk is hierbij dat de werkbegeleider bekwaam is, maar ook dat de school beoordelingsinstrumenten aanlevert die het mogelijk maken de student te beoordelen. Daarnaast zal de BPV-docent contact onderhouden met de werkbegeleider en de student om het leerproces te bewaken. 5.4 Wanneer beoordelen? De beroepsprestaties worden beoordeeld na het afronden van de opdracht.

Page 19: BPV-gids 1e leerjaar

19

Hoofdstuk 6 Opdrachten

1. Opdrachten 2. Wegwijzer opdrachten 3. De beoordeling

6.1 Opdrachten Tijdens de stageperiode werkt de student aan opdrachten. Tijdens het werken aan deze opdrachten laat de student zien dat zij groeit in de ontwikkeling binnen de werkprocessen die binnen het beroepsmatig handelen van een SAW-er van belang zijn. 6.2 Wegwijzer opdrachten Iedere opdracht is opgebouwd volgens onderstaande wegwijzer. Bij iedere opdracht vind je dus de vijf onderstaande fases terug;

1 Oriënteren

Wat is de beroepscontext waarin ik deze opdracht uitvoer? Welk gedrag moet/wil ik laten zien (zie beoordelingslijst)? Welke leerdoelen heb ik hierbij en neem ik op in mijn POP BPV? Ik bespreek mijn POP BPV met mijn begeleider.

2 Plannen

Maak een plan van aanpak voor de opdracht (kort en bondig); Bespreek dit met je begeleider;

- Je krijgt een Go als je met de uitvoering van de opdracht kan beginnen. - Je krijgt een No Go als onderdeel 1 en 2 nog niet goed zijn, je werkt het opnieuw uit en

bespreek het weer met de werkbegeleider. 3 Uitvoeren

Werk aan de opdracht volgens plan; Controleer dit regelmatig; Vraag feedback aan je begeleider en medestudenten tijdens methodisch werkbegeleiden; Bespreek je manier van werken met je begeleider; Stel het plan zo nodig bij.

4 Controleren en evalueren

Controleer of je alle bewijsstukken hebt; Controleer of alle bewijsstukken voldoen aan de beoordelingscriteria; Ga na of je volgens plan hebt gewerkt; Ga na of je de feedback van anderen hebt verwerkt; Lever je bewijsstukken in bij je begeleider van de instelling. Deze controleert, beoordeelt en tekent af. De begeleider beoordeelt de opdracht m.b.v. de bijbehorende beoordelingslijst. Lever bewijsstukken en beoordelingen in bij je BPV-docent en SLB-er

5 Reflecteren

Reflecteer volgens een reflectiemethode over de uitgevoerde opdracht. Dit kan met behulp van de STARRT methode.

6.3. De beoordeling Elke opdracht wordt beoordeeld door middel van een beoordelingsformulier. Tevens levert de student de gevraagde bewijsstukken en een reflectieverslag (opdracht 2 en 3) over de opdracht in.

Page 20: BPV-gids 1e leerjaar

20

Inhoudsopgave Deel B Praktijkdeel Pagina

Hoofdstuk 1 21 Persoonlijk ontwikkel plan Hoofdstuk 2 22 Leerdoelen

1. Soorten leerdoelen 22 2. Het maken van een leerdoel 22 3. Het werken met leerdoelen 23

Hoofdstuk 3 26 Logboeken en reflectieverslagen

1. Waarom schrijf je een logboek/reflectieverslag? 25 2. Logboek 25 3. Hoe schrijf je een reflectieverslag 25 4. Hoe lever je logboek en reflectieverslagen in? 27

Hoofdstuk 4 28 Gespreksverslagen

1. Weekverslagen 28 2. Verslag van de waarderingsformulieren 28 3. Verslag van de voortgangsgesprekken 28 4. Verslag van eindgesprek 28

Hoofdstuk 5 29 Waarderingsformulieren

Pedagogisch medewerker 30 Maatschappelijke zorg 41

Hoofdstuk 6 49 De opdrachten, de wijze van uitvoeren

1. Voorbereiding 49 2. Uitvoering 49 3. Beoordeling 49 4. Aanwijzingen voor de beoordelaar 49 5. Beoordelaarsinstructie voor BPV-docent 51

Hoofdstuk 7: 54 De opdrachten

Opdracht 1: De woon-of verblijfsomgeving opruimen en schoonmaken 53 Opdracht 2: Zorgen voor de ander: Persoonlijke zorg en zelfredzaamheid 58 Opdracht 3: Assisteren bij activiteiten 62

Hoofdstuk 8 Formulieren

1. Activiteitenschema 64 2. Format: Planning 70 3. Formulier Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV 72 4. Werkwijze: Reflecteren STARRT methode 77 5. Eind beoordelingsformulier 80 6. BPV-urenverantwoording 83 7. Voortgangsgesprek 84

Page 21: BPV-gids 1e leerjaar

21

Hoofdstuk 1 Persoonlijk ontwikkel plan Tijdens de BPV is het van belang, dat je helder krijgt of de SAW-opleiding de juiste opleiding voor jou is. Of je het werk leuk vindt, of je met de doelgroepen overweg kunt en of het groepswerk iets voor jou is. Daarnaast ontwikkel jij je van starter naar beginnend beroepsbeoefenaar. Je legt in deze oriëntatiefase de basis voor de verdere opleiding .

Het gaat erom dat jij inzicht krijgt in het praktische werk in de instelling, dat je vaardigheden ontwikkelt die je nodig hebt in je werk en dat je in de dagelijkse praktijk van je werk op een juiste manier kennis, inzicht, vaardigheden en beroepshouding kunt combineren. Je hebt hier tien weken de tijd voor. Realiseer je dat deze periode, waarin je moet wennen aan werken, omgaan met collega’s en cliënten, snel voorbij gaat. Je kunt dan ook niet zo maar alles op je af laten komen en wel zien waar het schip strandt. Je moet echt doelgericht met jezelf, met je eigen leerproces aan de gang. We gebruiken als handvat het schrijven van een Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV: het overzicht van je totale leerproces in deze BPV-periode.

Een Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV groeit al doende: het is een groeidocument. Iedere keer voeg je iets toe en langzamerhand ontstaat een compleet beeld van jouw ‘leren’ door de hele BPV heen. Dit overzicht is handig als samenvatting van de hele periode en het functioneert ook goed als startdocument voor je volgende BPV. Van dit Persoonlijk Ontwikkelplan BPV vind je een standaardformulier in deze gids. Dit formulier is de leidraad bij het maken van het leerplan en dient als gesprekspapier bij de voortgangsgesprekken en het eindbeoordelingsgesprek omdat het een aantal zaken bevat die bepalend zijn voor jouw leerproces.

Hoe ga je ermee aan de slag?

1. Je leest het formulier Persoonlijk Ontwikkelplan BPV in deze gids door voor je begint met je BPV, zodat je weet wat er van je verwacht wordt.

2. Ga de eerste 2 weken van je BPV eens rustig kijken en meelopen met je collega’s. Schrijf elke dag in je logboek wat je makkelijk lijkt of makkelijk afgaat en wat je moeilijk lijkt of nog moet leren.

3. Formuleer tijdens de start van de BPV minimaal 2 leerdoelen die voor jouw leerproces in de instelling van belang zijn. De uitleg over leerdoelen vind je in hoofdstuk 2. De leerdoelen die je formuleert, mogen zowel persoonlijk als instellingsgericht zijn. Je kunt doelen opschrijven die je op korte of op langere termijn wilt behalen. Bespreek de leerdoelen met je werkbegeleider en met je praktijkdocent. Voeg deze leerdoelen toe aan je Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV. Benoem met welke werkprocessen dit leerdoel te maken heeft.

4. Evalueer voor het voortgangsgesprek waarbij de docent aanwezig is de leerdoelen met je werkbegeleider. Hoe ver ben je ermee? Kun je al leerdoelen laten vallen? Ben je nieuwe dingen tegengekomen die je toe wilt voegen? Zijn er leerdoelen waar je niet mee verder komt? Waarom niet? Schrijf op wat de uitkomst van dit gesprek is.

5. Als je nieuwe leerdoelen toe gaat voegen, neem die dan ook op in je POP en werk ze in uit in je PAP. Bespreek de leerdoelen elke week en evalueer ze in het laatste gesprek voor het eindbeoordelingsgesprek.

Page 22: BPV-gids 1e leerjaar

22

Hoofdstuk 2 Leerdoelen

1. Soorten leerdoelen 2. Het maken van een leerdoel 3. Het werken met leerdoelen

2.1 Soorten leerdoelen Om een beginnend beroepsbeoefenaar te worden is het belangrijk dat je een goede beroepshouding ontwikkelt. In je Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV schrijf je op, wat je tijdens je BPV wilt en moet leren. Wat je moet leren wordt bepaald door jouw sterke en minder sterke kanten en de eisen die het beroep aan jou stelt. Om je leerproces te sturen maak je gebruik van leerdoelen.

Er zijn twee soorten leerdoelen:

1. Leerdoelen die met jouw persoon te maken hebben: persoonlijke leerdoelen. Bijvoorbeeld: Ik bewaar mijn geduld wanneer ik met tragere kinderen werk.

2. Leerdoelen die met de doelgroep en de instelling te maken hebben: instellingsgerichte leerdoelen. Bijvoorbeeld: Ik communiceer met een bewoner die zich niet verbaal kan uiten

Je wilt een aantal dingen leren omdat je tegen aspecten van jezelf aanloopt die je wilt veranderen of verbeteren. Je moet een aantal dingen leren, die vanuit de opleiding gezien belangrijk zijn. De opdrachten en observaties helpen je om deze leerdoelen te behalen.

2.2 Het maken van leerdoelen Leerdoelen formuleer je om resultaten te boeken. Je vaardigheden worden beter, je kennis neemt toe of je houding verandert. Belangrijk is dat je leerdoelen goed geformuleerd zijn. Je kunt hiervoor gebruik maken van de SMART-methode. SMART staat voor:

S SPECIFIEK

Voor één uitleg vatbaar: Wat ga je precies doen? Wees concreet!

Dus niet: Ik neem initiatieven.

Maar: Ik vraag aan het begin van elke dienst wat ik kan gaan doen.

M MEETBAAR

Resultaat omschrijven in concrete en meetbare termen; zichtbaar resultaat!

Dus niet: Ik geef mijn mening.

Maar: Ik geef elke dag een keer mijn mening over het programma.

A ACCEPTABEL

Door (alle) partijen geaccepteerd als een haalbaar doel voor jou: Is er draagvlak?

Dus niet: Ik corrigeer de cliënten.

Maar: Ik corrigeer cliënt X bij gedrag Y.

Page 23: BPV-gids 1e leerjaar

23

R REEEL Er is de overtuiging dat het doel haalbaar is: Kan wat je wilt? Enige uitdaging mag!

Dus niet: Ik draai de groep zelfstandig.

Maar: Ik kan groep cliënten X begeleiden bij programmaonderdeel Y.

T TIJDGEBONDEN

Het doel is redelijkerwijs te behalen in deze stageperiode

Dus niet: Ik kan mijn emoties uiten.

Maar: Ik kan aan het einde van de BPV beter mijn emoties uiten over X, Y of Z.

Wanneer tijdens het werken, uit de voortgangs- of begeleidingsgesprekken blijkt dat er dingen te leren zijn, formuleer je voor deze aspecten leerdoelen volgens de “SMART”- methode. Met behulp van het formulier “Werken met leerdoelen” (zie volgende paragraaf) kun je gericht aan je leerdoelen werken. Beschrijf elke week in je reflectieverslag hoe je vordert met deze leerdoelen! 2.3 Werken met leerdoelen Als je iets wilt leren, formuleer je een leerdoel dat voldoet aan de regels door de SMART-methode te gebruiken. Om je leerdoelen ook werkelijk te behalen zal je moeten weten wat je wilt leren en wat je daarvoor in de weg staat. Je moet er wat mee doen: situaties opzoeken waarin je je leerdoelen kunt oefenen. Hieronder vind je de stappen die je kunnen helpen zicht te krijgen op je persoonlijke leerdoelen en op de concrete stappen die je moet ondernemen om aan je leerdoel te werken. Want zeker voor het werken met leerdoelen geldt: hoe CONCRETER hoe beter! Noem je leerdoelen en geef hierbij duidelijk aan:

Stap 1: Het gedrag dat je wilt veranderen (feitelijk gedrag).

Stap 2: Factoren die dit gedrag in stand houden (oorzaken).

Stap 3: Het gedrag dat je wilt leren (gewenst gedrag).

Stap 4: Hoe je dit wilt leren/bereiken.

Voorbeeld van een uitwerking: Leerdoel: Ik kan over drie weken twee keer per les in de groep gevoelens en gedachten die ik belangrijk vind verwoorden.

1. Het gedrag dat je wilt veranderen (feitelijk gedrag).

Als ik tijdens de les iets wil verwoorden van wat ik belangrijk vind, schuif ik naar het puntje van mijn stoel en brandt wat ik wil zeggen op mijn lippen. Als ik het wil gaan zeggen, flitst het door mijn hoofd: ‘Zullen de anderen het niet stom vinden? Laat ik toch mijn mond maar houden’. Later heb ik hier weer spijt van. In een klein groepje zeg ik wel eens wat, waarop andere groepsleden dan weer zeggen: ‘Zeg dit in de groep joh!!’ Als ik terug kijk op deze dag, is het wel vijf keer voorgekomen dat dat gebeurde. Tijdens het werken in een klein groepje vind ik het niet moeilijk om mijn mening te verwoorden. Ook bij huishoudkunde durf ik goed te zeggen wat ik wil zeggen.

2. Factoren die dit gedrag in stand houden (oorzaken)

Ik voel me onzeker in de groep;

Soms lachen anderen als ik iets zeg;

Ik denk dat wat ik wil zeggen door anderen gek gevonden wordt;

Page 24: BPV-gids 1e leerjaar

24

Ik ben bang dat anderen me afwijzen;

Ik heb het gevoel dat iedereen naar me kijkt als ik iets zeg;

k denk heel lang na voordat ik iets zeg;

etc. etc.

3. Het gedrag dat je wilt leren (gewenst gedrag).

Ik wil mijn gevoelens en gedachten, die ik belangrijk vind, kunnen verwoorden zonder bang te zijn dat anderen dat gek vinden.

4.Hoe je dit wilt leren/bereiken

Hoe wil je dit gedrag bereiken:

( Beschrijf de stappen in concreet gedrag)

Wie kan mij hierbij helpen

Tijdsplanning

Stap 1

Ik vertel tegen twee medestudenten dat ik het moeilijk vind om iets te zeggen in de groep. Ook vraag ik aan hen hoe zij dat aanpakken als ze iets willen zeggen in de groep;

Medestudenten Twee weken

Stap 2

Ik zeg in een kleine groep die ik minder goed ken duidelijk hardop wat ik van dingen vind;

Medestudenten Twee weken

Stap 3

Ik ga deze week tijdens zorgkunde 1 keer in de les iets zeggen. Vooraf lees ik door waar het in de les over zal gaan, ik denk na wat ik er zelf van vind;

Medestudenten

Docent

Een week

Stap 4

Ik kies twee andere vakken waarbij ik twee keer per vak een vraag stel.

Medestudenten

Docent

Drie weken

Page 25: BPV-gids 1e leerjaar

25

Hoofdstuk 3 Logboeken en reflectieverslagen

1. Waarom schrijf je een logboek/reflectieverslag? 2. Logboek 3. Hoe schrijf je een reflectieverslag 4. Hoe lever je logboek en reflectieverslagen in?

Jouw logboek is een soort dagboek, waarin je dagelijks BPV-ervaringen opschrijft die belangrijk zijn voor jouw leerproces.

3.1 Waarom schrijf je een logboek/reflectieverslag? Het logboek/reflectieverslag geeft je, als je het goed gebruikt, meer inzicht in jezelf en in je eigen functioneren. Dit is ook belangrijk voor je werkbegeleider en BPV-docent. Eens per week geef je het logboek aan hem/haar te lezen. Hij/zij krijgt hierdoor ook een beter inzicht in jouw functioneren. Hij/zij kan je zo op tal van punten begeleiding bieden. Hoe beter je logboek, hoe beter je begeleidt kunt worden! Vraag of je werkbegeleider/docent commentaar schrijft bij je logboek. Dan kun je er later nog eens naar teruggrijpen.

3.2 Logboek In je logboeken beschrijf je het verloop van hoe je werkdag eruit ziet en hoe je leerproces verloopt. In de eerste twee weken schrijf je de dingen op die je dagelijks meemaakt en wat je daar van leert. Je schrijft in twee weken 6 logboeken. Zo krijg je inzicht in het dagritme. Als je het dagritme kent, ga je over op reflectieverslagen.

3.2.1 Hoe schrijf je een logboek? In je logboeken beschrijf je het verloop van het leerproces. Een aantal algemene aandachtspunten voor een goed logboek:

1. Reflecteer in je logboek op een situatie van de afgelopen dag waarbij je werkte aan je leerdoel: 2. Beschrijf (indien nodig ) bijzonderheden die je hebt meegemaakt:

- wat gebeurde er? - hoe handelde ik of mijn collega(‘s)? - wat deed deze situatie met mij? waarom?

3. Eindig elk logboek steeds met het formuleren van gesprekspunten en vragen aan je werkbegeleider of je BPV-docent.

4. Schrijf je logboek in de ik-vorm en in de tegenwoordige tijd, gebruik niet de naam van de cliënt, maar gebruik de initialen van de naam.

3.3 Hoe schrijf je een reflectieverslag? Om je werk als SAW-er steeds beter te kunnen uitvoeren, is het belangrijk om te leren van je ervaringen. Dit kun je doen door over je ervaringen na te denken, maar je leert meer en beter als je opschrijft wat er gebeurt en wat je daar in de toekomst mee wilt (of moet). Je schrijft een reflectieverslag:

- Bij elke opdracht, dat zijn er 3 in totaal; - Na week 2 schrijf je 1 reflectieverslag per week; minimaal 7. - In het totaal lever je dus voor de heel stageperiode 10 reflectieverslagen in.

Page 26: BPV-gids 1e leerjaar

26

3.3.1 Reflectiemethode Om een goed reflectieverslag te schrijven kun je gebruik maken van de STARRT methode:

S Wat was de Situatie? T Wat was je Taak ? A Wat was jouw Actie; wat deed de ander? R Wat was het Resultaat? Voor jou? En de ander? R Hoe Reflecteer of kijk je erop terug? T Hoe pas je hetgeen je door deze situatie geleerd hebt Toe?

Om de verschillende stappen goed te beschrijven kun je onderstaande vragenlijst gebruiken:

Stappen Hulpvragen

S Situatie Beschrijf de saw situatie. Wat is er gebeurd?

Wie waren de betrokkenen?

Waar speelde het zich af?

Wanneer speelde de situatie zich af?

Waarover ging het precies?

Wat was de aanleiding?

T Taak Wat was jouw taak als saw’er in de situatie?

Wat was je rol? Wat was je functie?

Wat moest je doen als saw’er?

Wat werd er van je verwacht?

Wat was je doel? Wat waren je doelen?

Wat was je voornemen? Had je een plan?

A Actie Wat heb je werkelijk gedaan?

Hoe heb je het aangepakt?

Welke afwegingen hebben daarin op dat moment een rol gespeeld?

Wat zei je? Wat dacht je? Wat voelde je? Wat zag je voor je?

Wat was precies jouw aandeel of inbreng?

R Resultaat Wat was het gevolg van jouw actie bij jezelf en wat was het gevolg bij andere betrokkenen?

Wat was het gevolg op de sfeer?

Wat was de invloed op het proces? Konden jullie nog goed verder werken?

Wat was de invloed van jouw aandeel (van je actie) op het resultaat dat je wilde bereiken.

Wat was het resultaat bij de anderen?

R Reflectie Was het resultaat van je actie dat wat je er mee wilde bereiken?

Heb je er iets van geleerd als saw’er?

Kun je deze situatie en je handelen daarin koppelen aan een competentie uit het profiel van de beroepsbeoefenaar uit de opdracht? Als je dat kan, hoe scoorde je dan voor deze competentie?

In hoeverre heb je je leerdoel bereikt?

Hoe waardeer je jezelf hierin?

T

Toepassen Zou deze situatie zich nogmaals kunnen voordoen?

Zou je dan iets anders willen doen dan je deze keer hebt gedaan? (Wat dan, hoe, waarom?)

Of blijf je juist hetzelfde doen? (Wat dan, hoe, waarom?)

Zijn er saw-situaties denkbaar waarin je wat je gedaan hebt weer zou kunnen toepassen of juist niet weer zou willen doen?

Wat neem je jezelf voor voor de volgende keer?

Page 27: BPV-gids 1e leerjaar

27

3.3.2 Hoe ziet een reflectie eruit Er wordt niet alleen een minimum aantal reflecties gevraagd die je in moet leveren over een hele stageperiode maar er worden ook een aantal minimumeisen gesteld aan je reflectie. Een reflectie:

- Is geschreven vanuit de ik-vorm - Bevat geen namen van cliënten - Boven een reflectie staat het leerdoel waar je de reflectie over schrijft - Een keer per week evalueer je onderaan het verslag hoe je de week aan je leerdoelen

heb gewerkt - Een weergave van het wekelijkse gesprek voeg je ook toe aan de reflectie van de dag.

Een model van een STARRT verslag kan je vinden in het praktijkdeel van deze gids. Je kan deze ook digitaal downloaden van de website van Hoornbeeck College. De link is www.hoornbeeck.nl publicaties welzijn bpv-sociaal-agogisch-werk Formulier starrt-methode BPV SAW

3.4 Hoe lever je het logboek en reflectieverslagen in? Een paar dagen voor je wekelijkse begeleidingsgesprek lever je je logboek of reflectieverslagen in bij je werkbegeleider. Het kan dan door jullie besproken worden. Alleen wanneer er een handtekening van de werkbegeleider onder het logboek / de reflectieverslagen staat, lever je ze op school bij de BPV-docent in.

Op sommige locaties wordt voor het inleveren gebruik gemaakt van It’s Learning, je wordt hierover door de BPV coördinator geïnformeerd.

Dat betekent ook dat je ervoor zorgt (= plannen) dat je docent elke terugkomdag logboeken / reflectieverslagen van jou ontvangt. Het is belangrijk dat zowel je docent als je werkbegeleider inzicht krijgt in jouw leerproces. Zij kunnen hun begeleiding daarop afstemmen. Je krijgt de gedeelten weer terug om ze vervolgens zelf te bewaren.

Page 28: BPV-gids 1e leerjaar

28

Hoofdstuk 4 Gespreksverslagen

5. Weekverslagen 6. Verslag van de waarderingsformulieren 7. Verslag van de voortgangsgesprekken 8. Verslag van eindgesprek

4.1 Weekverslagen Elke week voer je een begeleidingsgesprek met je werkbegeleider over je functioneren. Jij maakt daarvoor zelf afspraken. Bereid deze gesprekken goed voor. Jij moet dingen leren, dus jij zult moeten komen met leervragen. Je zorgt dat daar in ieder geval elke keer de volgende onderwerpen op staan:

- je urenoverzicht laten tekenen; - je opdracht-planning laten zien en bespreken; - je logboek/reflectieverslagen en je leerdoelen; - andere zaken die het bespreken waard zijn. - In week twee bespreek je je eerste ervaringen:

Hoe beleef ik de doelgroep? Hoe is mijn inzet? Hoe ervaar ik het inwerktraject en de begeleiding? Hoe zie ik de beroepshouding? Welke leerdoelen zie ik als ik kijk naar de competenties? Tijdens het gesprek vul je het eerste gedeelte van je POP BPV in.

Maak na afloop een verslag van het gesprek, waarin je opschrijft wat er aan de orde is geweest en welke afspraken er zijn gemaakt voor de komende week. Bewaar dit gespreks-verslag in je logboek of bij je reflectieverslagen zodat je werkbegeleider en je praktijkdocent het kunnen lezen.

4.2 Verslag van de waarderingsformulieren In week 5 en week 10 heb je in plaats van het wekelijkse gesprek een gesprek aan de hand van de waarderingsformulieren. Als voorbereiding op dit gesprek vul je deze formulieren in. Je werkbegeleider vult dit formulier ook in voor het gesprek. Tijdens het gesprek vergelijken jullie de scores en bespreken dit. (Zie voor verdere werkwijze hoofdstuk 5.) Van dit gesprek maak je een verslag.

4.3 Verslag van de voortgangsgesprekken Tijdens de BPV komt de praktijkdocent naar jouw instelling voor minimaal één gesprek: Hij/zij komt om te horen hoe je het vindt, of het goed met je gaat en hoe je leert. Het gaat vooral over de voortgang van je leerproces:

- Het Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV; - De resultaten van de waarderingsformulieren; - De opdrachten.

Het is een gesprek dat ongeveer een uur duurt. Je voert het samen met de werkbegeleider en de stagedocent. Schrijf hiervan een verslag. Je schrijft op wat er aan de orde is geweest, wat je van het gesprek vond en welke adviezen je hebt gekregen voor de komende periode tot de eindevaluatie. Bewaar dit gespreksverslag en lever het in bij je werkbegeleider en praktijkdocent.

4.4 Verslag van eindgesprek Aan het einde van de BPV vindt er een eindgesprek plaats. Er wordt een beoordelingskaart ingevuld waarop je resultaten worden genoteerd. Voor dit gesprek vul je je Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV helemaal in. Dit document geeft een samenvatting van je leerproces. Je hoeft geen apart verslag te maken!

Page 29: BPV-gids 1e leerjaar

29

Hoofdstuk 5 Waarderingsformulieren Tijdens de hele BPV-periode wordt een aantal werkprocessen passend bij het startersniveau diverse malen geëvalueerd. Dit heeft onder andere tot doel jouw leerproces in kaart te brengen. Het is belangrijk dat daar groei in zit: weten waar je qua ontwikkeling nu staat, waar je naar op weg bent en wat nu je eerstvolgende stap is. De werkprocessen worden 2 maal per BPV-periode beoordeeld: in week 5 en 9/10. Dat proces van beoordeling bewaak jij zelf: Jij zet het in die weken op de agenda van het wekelijkse gesprek met je werkbegeleider. Tevoren vraag je of deze het formulier wil invullen en jij doet dat zelf ook. Er liggen dan dus 2 ingevulde lijsten die uitgangspunt voor het gesprek vormen: 1 van jou en 1 van je werkbegeleider. Verder inhoudelijke uitleg en beoordeling, zie blz 16 en 17 van het Theorie gedeelte van deze BPV gids.

Page 30: BPV-gids 1e leerjaar

30

Waarderingsformulieren Pedagogisch medewerker niveau 3 Kerntaak 1 Opstellen van een activiteitenprogramma en een plan van aanpak

Werkproces 1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind / de jongere

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

- Stelt zich op eigen initiatief voor aan ouders en kinderen en collega’s.

- Begroet ouders bij haal- en brengmomenten.

- Neemt in opdracht van de werkbegeleider informatie over het kind tot zich.

-

Observeert collega’s tijdens het voeren van gesprekken met ouders, tijdens overdracht-, haal- en brengmomenten.

-

Luistert en kijkt actief mee naar het kind in het gesprek tussen de werkbegeleider, het kind en de ouders/vervangende opvoeders.

- Voert samen met de werkbegeleider een observatie uit.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehand eld. Deze motivatie en argumentatie is gebaseerd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 1.1: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld z ijn met 3 en/of 4.

Page 31: BPV-gids 1e leerjaar

31

Kerntaak 1 Opstellen van een activiteitenprogramma en een plan van aanpak

Werkproces 1.2 Stelt een activiteitenprogramma op

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Verzamelt kennis van allerlei soorten activiteiten en materialen die passen bij de verschillende doelgroepen.

-

Observeert dan wel vraagt vooraf wat de behoefte is van het kind, om ideeën te verzamelen, zodat in gesprek met de werkbegeleider een passende activiteit opgesteld kan worden.

- Benoemt het doel van activiteiten en stelt hierbij het kind centraal.

- Helpt en denkt mee met het maken van een activiteitenplan.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV-opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 1.2: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 32: BPV-gids 1e leerjaar

32

Kerntaak 1 Opstellen van een activiteitenprogramma en een plan van aanpak

Werkproces 1.3 Stelt een plan van aanpak op

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

- Schrijft in goed leesbaar en correct Nederlands een doelgroepanalyse.

-

Maakt met feedback van de werkbegeleider een doelgericht stappenplan voor een dagelijkse activiteit of handeling met een kind/een groep kinderen.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedra g is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentat ie is gebaseerd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 1.3: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 33: BPV-gids 1e leerjaar

33

Kerntaak 2 Opvoeden en ontwikkelen van het kind/de jongere

Werkproces 2.1 Biedt het kind / de jongere opvang

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Assisteert de pedagogisch medewerker(s) bij het begeleiden van de groep, kent de gedragsregels, interventietechnieken en oefent in het aanspreken van de kinderen.

-

Toont voorbeeldgedrag zoals beschreven bij de organisatie (beroepshouding/beroepscode/beleid professioneel gedrag, huisregels van de organisatie, omgangsvormen) en kan de huisregels duidelijk maken aan het kind.

- Stelt vragen over en aan het kind en de ouders en luistert actief naar het kind.

- Observeert collega’s wanneer zij het kind ondersteunen wanneer het kind het moeilijk heeft.

- Biedt het kind, in opdracht van de werkbegeleider, de benodigde ondersteuning.

- Toont plezier in contact met de kinderen.

- Toont inlevingsvermogen en geduld.

- Neemt een actieve houding aan en kijkt en luistert mee tijdens breng- en haal momenten.

- Gedraagt zich beleefd en passend in gedrag naar ouders.

- Voert samen met de begeleider gerichte observaties uit.

- Benoemt n.a.v. de observatie de ontwikkelingsfase van het kind.

-

Toont belangstelling en stelt vragen aan de werkbegeleider over andere culturen en achtergronden van kinderen uit de groep.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebaseerd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 2.1: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 34: BPV-gids 1e leerjaar

34

Kerntaak 2 Opvoeden en ontwikkelen van het kind/de jongere

Werkproces 2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Neemt een actieve houding aan en laat dit zien door mee te kijken, te luisteren en vragen te stellen bij verzorgingsmomenten.

-

Onderzoekt het kwaliteitshandboek van de organisatie op richtlijnen rondom hygiëne, gezondheid en persoonlijke verzorging, ziekte en ongevallen.

- Past protocollen en werkinstructies toe op het gebied van persoonlijke hygiëne.

- Benoemt verzorgingsmomenten en haar eigen rol daarbij.

- Voert onder toezicht verzorgingstaken uit.

-

Maakt contact met het kind bij de uitvoering van de persoonlijke verzorging en vertelt wat zij doet.

-

Gaat vertrouwelijk om met lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging en respecteert vertrouwelijkheid, zodat het kind zich op zijn gemak voelt.

-

Observeert hoe de werkbegeleider handelt in onvoorziene situaties om ongelukken te voorkomen.

-

Benoemt drie voorbeelden van preventieve activiteiten rondom de persoonlijke verzorging die de werkbegeleider heeft uitgevoerd.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag i s getoond en is voldoende 4) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 2.2: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 35: BPV-gids 1e leerjaar

35

Kerntaak 2 Opvoeden en ontwikkelen van het kind/de jongere

Werkproces 2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Kent de dagelijkse routine rondom de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden en voert deze, in overleg met collega’s, uit.

- Neemt initiatief in het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden.

- Werkt onder aansturing van collega’s met de veiligheidsregels en voorschriften volgens het kwaliteitssysteem van de organisatie.

- Laat zien dat zij bekend is met de risico’s die het gebruik van materialen en middelen met zich mee kan brengen en past deze kennis toe.

- Kent de werking van schoonmaakmiddelen en materialen, kent de gevaren ervan en handelt volgens de veiligheidsregels. Laat zien dat zij etiketten leest.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 2.3: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 36: BPV-gids 1e leerjaar

36

Kerntaak 2 Opvoeden en ontwikkelen van het kind/de jongere

Werkproces 2.4 Biedt het kind/de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Heeft kennisgemaakt met en kent het activiteitenaanbod, heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden op de BPV-plek en bespreekt dit met de werkbegeleider.

- Inventariseert sport-, spel- en ontwikkelingsmaterialen.

-

Bedenkt en regelt in opdracht van de werkbegeleider geschikte activiteiten, vanuit de wensen en behoefte, ontwikkelingsniveau en leeftijd van de kinderen.

-

Bouwt aan een eigen activiteitenrepertoire en kan met een individueel kind en met een kleine groep kinderen diverse activiteiten uitvoeren.

- Kiest bij een activiteit de juiste materialen.

-

Motiveert het kind, in opdracht van de werkbegeleider, om uitdagingen aan te gaan en doelen te behalen.

- Doet enthousiast en actief mee met een activiteit.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV-opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 2.4 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 37: BPV-gids 1e leerjaar

37

Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Werkproces 3.1 werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

- Observeert collega’s bij oudercontacten, contacten met kinderen en contacten met collega’s.

- Weet welke (digitale) vakinformatie er is.

- Is nieuwsgierig en leergierig naar de organisatie en haar werkwijze en stelt hierover vragen.

- Woont, op uitnodiging van collega's, werkbesprekingen bij.

- Neemt kennis van de beroepscode en kan hier vijf onderdelen van benoemen.

- Maakt bij werkbegeleider duidelijk wat zij wekelijks/maandelijks wil leren (leerdoelen en PAP).

- Ontvangt feedback en past haar handelen hier op aan.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebaseerd op: a ) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV-opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 3.1 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 38: BPV-gids 1e leerjaar

38

Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Werkproces 3.2 werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Weet van het bestaan van het pedagogisch werkplan en werkinstructie/protocollen waaronder het ontruimingsprotocol, leidster-kind ratio, werktijdenregeling, werkinstructies op het gebied van verzorging en voeding. Weet waar deze te vinden zijn en kan uitleggen wat het doel is van deze plannen en protocollen.

- Past de hierboven genoemde werkinstructies/protocollen toe.

- Past werkinstructies/protocollen toe die de stage-biedende organisatie verder nog van belang vindt.

- Weet van het bestaan van de pedagogische visie van de organisatie en benoemt de vier pedagogische basisdoelen uit het pedagogisch werkplan/beleidsplan en de eigen beroepscode.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3) het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 3.2 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 39: BPV-gids 1e leerjaar

39

Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Werkproces 3.3 stemt werkzaamheden af met betrokkenen

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

- Vraagt hulp aan collega’s en zoekt samenwerking.

- Stelt vragen over de dagelijkse werkzaamheden en de volgorde van belangrijkheid daarin.

-

Bespreekt de dagelijkse werkzaamheden met collega’s, leest schriftelijke overdrachten en bespreekt wat is opgevallen.

-

Oefent in het schrijven van een overdracht in correct Nederlands en bespreekt dit met de collega met wie de dienst is gedraaid.

- Toont initiatief in de werkzaamheden gekoppeld aan het dagritme en stelt hierin prioriteiten.

- Voert in overleg met de werkbegeleider taken uit die bij het dagprogramma horen.

-

Maakt een planning voor een activiteit en bespreekt deze met de werkbegeleider en/of collega's. Na eventuele bijstelling voert de starter de planning uit.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebaseerd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 3.3 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 40: BPV-gids 1e leerjaar

40

Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Werkproces 3.8 evalueert de werkzaamheden

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Verzamelt op aanwijzingen van de werkbegeleider relevante gegevens over haar eigen functioneren.

- Kan eigen mening geven over wat goed is gegaan en wat beter kan.

- Signaleert verbale en non-verbale reacties van kinderen en verwerkt deze in de evaluatie.

- Oefent in proces- en productevaluatie.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebaseerd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 3.8 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 41: BPV-gids 1e leerjaar

41

Waarderingsformulieren Maatschappelijk medewerker niveau 3 Kerntaak 1 Opstellen van een plan van aanpak

Werkproces 1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

- Stelt zich op eigen initiatief voor aan de cliënten en collega’s.

- Neemt in opdracht van de werkbegeleider informatie over de cliënt tot zich.

-

Observeert collega’s tijdens het voeren van gesprekken met cliënten tijdens begeleidingsmomenten en de collega’s tijdens de overdracht.

-

Observeert de cliënt door intensief te luisteren en te kijken naar de cliënt in het gesprek tussen de werkbegeleider, de cliënt en collega’s

- Voert samen met de werkbegeleider een observatie uit.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/prakti jkopleider:

Conclusie werkproces 1.1: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 42: BPV-gids 1e leerjaar

42

Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg

Werkproces 2.1 Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Neemt een actieve houding aan en laat dit zien door mee te kijken, te luisteren en vragen te stellen bij verzorgingsmomenten.

-

Onderzoekt het kwaliteitshandboek van de organisatie op richtlijnen rondom hygiëne, gezondheid en persoonlijke verzorging, ziekte en ongevallen. (opdracht 7.2)

- Past protocollen en werkinstructies toe op het gebied van persoonlijke hygiëne. (opdracht 7.2)

- Benoemt verzorgingsmomenten en haar eigen rol daarbij.

- Voert onder toezicht verzorgingstaken uit.

-

Maakt contact met de cliënt bij de uitvoering van de persoonlijke verzorging en vertelt wat zij doet.

-

Gaat vertrouwelijk om met lichaamscontact tijdens de persoonlijke verzorging en respecteert vertrouwelijkheid, zodat de cliënt zich op zijn gemak voelt.

-

Observeert hoe de werkbegeleider handelt in onvoorziene situaties om ongelukken te voorkomen.

-

Benoemt drie voorbeelden van preventieve activiteiten rondom de persoonlijke verzorging die de werkbegeleider heeft uitgevoerd.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het g edrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV-opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 2.1: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 43: BPV-gids 1e leerjaar

43

Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg

Werkproces 2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Kent de dagelijkse routine rondom de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden en voert deze, in overleg met collega’s, uit.

- Neemt initiatief in het uitvoeren van huishoudelijke werkzaamheden.

- Werkt onder aansturing van collega’s met de veiligheidsregels en voorschriften volgens het kwaliteitssysteem van de organisatie.

- Laat zien dat zij bekend is met de risico’s die het gebruik van materialen en middelen met zich mee kan brengen en past deze kennis toe.

- Kent de werking van schoonmaakmiddelen en materialen, kent de gevaren ervan en handelt volgens de veiligheidsregels. Laat zien dat zij etiketten leest.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het g edrag is getoond en is voldoende 4) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en prakt ijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 2.2: de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 44: BPV-gids 1e leerjaar

44

Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg

Werkproces 2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Heeft kennisgemaakt met en kent het activiteitenaanbod, heeft onderzoek gedaan naar de mogelijkheden op de BPV-plek en bespreekt dit met de werkbegeleider.

- Inventariseert materialen en middelen t.b.v. dagbesteding en arbeidsactiviteiten.

-

Bedenkt en regelt in opdracht van de werkbegeleider geschikte activiteiten, vanuit de wensen en behoefte, ontwikkelingsniveau en leeftijd van de cliënten.

-

Bouwt aan een eigen activiteitenrepertoire en kan met een individuele cliënt en met een kleine groep cliënten diverse activiteiten uitvoeren.

- Kiest bij een activiteit de juiste materialen.

-

Motiveert de cliënt, in opdracht van de werkbegeleider, om uitdagingen aan te gaan en doelen te behalen.

- Doet enthousiast en actief mee met een activiteit.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebaseerd op: a ) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV-opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 2.3 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 45: BPV-gids 1e leerjaar

45

Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Werkproces 3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

- Observeert collega’s bij contacten met de cliënten en contacten met collega’s.

- Weet welke (digitale) vakinformatie er is.

- Is nieuwsgierig en leergierig naar de organisatie en haar werkwijze en stelt hierover vragen.

- Woont, op uitnodiging van collega's, werkbesprekingen bij.

- Neemt kennis van de beroepscode en kan hier vijf onderdelen van benoemen.

- Maakt bij werkbegeleider duidelijk wat zij wekelijks/maandelijks wil leren (leerdoelen en PAP).

- Ontvangt feedback en past haar handelen hier op aan.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebaseerd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 3.1 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 46: BPV-gids 1e leerjaar

46

Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Werkproces 3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Weet van het bestaan van het begeleidingsplan en werkinstructie/protocollen waaronder het ontruimingsprotocol, werktijdenregeling, werkinstructies op het gebied van verzorging en dagbesteding en huishoudelijke activiteiten. Weet waar deze te vinden zijn en kan uitleggen wat het doel is van deze plannen en protocollen.

- Past de hierboven genoemde werkinstructies/protocollen toe.

- Past werkinstructies/protocollen toe die de stage-biedende organisatie verder nog van belang vindt.

- Weet van het bestaan van de begeleidingsvisie van de organisatie en benoemt vier doelen uit het beleidsplan en de eigen beroepscode.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV-opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 3.2 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 47: BPV-gids 1e leerjaar

47

Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Werkproces 3.3 Stemt werkzaamheden af met betrokkenen

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

- Vraagt hulp aan collega’s en zoekt samenwerking.

- Stelt vragen over de dagelijkse werkzaamheden en de volgorde van belangrijkheid daarin.

-

Bespreekt de dagelijkse werkzaamheden met collega’s, leest schriftelijke overdrachten en bespreekt wat is opgevallen.

-

Oefent in het schrijven van een overdracht in correct Nederlands en bespreekt dit met de collega met wie de dienst is gedraaid.

- Toont initiatief in de werkzaamheden gekoppeld aan het dagritme en stelt hierin prioriteiten.

- Voert in overleg met de werkbegeleider taken uit die bij het dagprogramma horen.

-

Maakt een planning voor een activiteit en bespreekt deze met de werkbegeleider en/of collega's. Na eventuele bijstelling voert de starter de planning uit.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedr ag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en arg umentatie is gebaseerd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 3.3 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 48: BPV-gids 1e leerjaar

48

Kerntaak 3 Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken

Werkproces 3.8 evalueert de werkzaamheden

Gedragsonderdelen niveau starter 1 2 3 4

-

Verzamelt op aanwijzingen van de werkbegeleider relevante gegevens over haar eigen functioneren.

- Kan eigen mening geven over wat goed is gegaan en wat beter kan.

- Signaleert verbale en non-verbale reacties van de cliënten en verwerkt deze in de evaluatie.

- Oefent in proces- en productevaluatie.

1)het gedrag is niet getoond 2)het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3)het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie en argumentatie is gebasee rd op: a) de beroepscontext en b) koppeling tussen theorie en praktijk

Ik heb dit werkproces geoefend en heb mij in de theorie verdiept met behulp van de volgende BPV -opdrachten:

Toelichting leerpunten door de student:

Toelichting leerpunten door de werkbegeleider/praktijkopleider:

Conclusie werkproces 3.8 de student functioneert op niveau van starter:

JA / NEE

Weging: de student beheerst het werkproces wanneer alle gedragsonderdelen beoordeeld zijn met 3 en/of 4.

Page 49: BPV-gids 1e leerjaar

49

Hoofdstuk 6 De opdrachten, de wijze van uitvoeren

1. Voorbereiding 2. Uitvoering 3. Beoordeling 4. Aanwijzingen voor de beoordelaar 5. Beoordelaarsinstructie voor BPV-docent

Bij de uitvoering van een opdracht ga je te werk volgens de hieronder genoemde stappen.

6.1. Voorbereiding

Lees de algemene handleiding

Lees deze instructie goed. Het is belangrijk dat je weet wat er bij de uitvoering van de opdrachten van je verwacht wordt.

Bereid je voor op de opdracht

De uitvoering van de opdracht vraagt om goede voorbereiding.

Lees de opdracht die je wilt gaan doen heel goed door. Vergeet het beoordelingsformulier niet: daarin kun je precies lezen waarop je beoordeeld wordt.

Kijk eventueel nog eens in je boeken en oriënteer je op procedures en richtlijnen die gehanteerd worden in de instelling. Verder bestaat je voorbereiding ook uit het een aantal keer oefenen van de opdracht. Je laat de opdracht pas beoordelen als het oefenen goed verloopt. Je overlegt voor het oefenen van de opdracht en voor het beoordeeld uitvoeren van je opdracht met je praktijkbegeleider.

Maak afspraken met je begeleider

Als je er klaar voor bent om de opdracht te laten beoordelen en je in de opdracht moet werken met cliënten/zorgvragers, overleg je met je praktijk- en/of werkbegeleider wie je daarvoor gaat vragen. Je overlegt ook op welk moment je de opdracht gaat doen.

Informeer je beoordelaar

Tijdens de opdracht word je beoordeeld. Informeer de collega die jou beoordeelt over de opdracht die je gaat doen, met wie (welke cliënten/zorgvragers) je deze doet en wanneer. Dan kan genoemde collega ervoor zorgen dat hij erbij is en kan hij zich goed voorbereiden.

6.2. Uitvoering

Voer de opdracht uit

Je voert de opdracht uit zoals beschreven is. Je beoordelaar observeert je daarbij, zodat hij zich een goed beeld kan vormen van jouw bekwaamheid. De beoordelaar schrijft op hoe je de opdracht hebt uitgevoerd en gebruikt daarbij het beoordelingsformulier dat bij de opdracht hoort.

6.3. Beoordeling

Beoordeling en nabespreking

Je beoordelaar vult het formulier in en motiveert de beoordeling. De beoordeling wordt met je nabesproken.

Page 50: BPV-gids 1e leerjaar

50

6.4. Aanwijzingen voor de beoordelaar

De opdrachten worden door een gekwalificeerde beroepskracht beoordeeld.

Zoals al eerder vermeld, verwacht Hoornbeeck College dat de beoordelaar voldoende inhoudelijke- en beoordelingsdeskundigheid bezit. De beoordelaar is iemand uit de beroepspraktijk die beoordeelt of de deelnemer voldoet aan de eisen die worden gesteld vanuit de opleiding met behulp van de bij de opdrachten gevoegde beoordelingscriteria. Het is wenselijk dat de rollen van beoordelaar en begeleider tijdens de beoordeling duidelijk gescheiden te zijn.

Voorbereiden op de beoordeling van de opdracht

Het is van belang dat u zich voorafgaand aan de beoordeling volledig heeft geïnformeerd over de inhoud en opzet van de opdracht en van de criteria waarop de student beoordeeld wordt. Hierdoor kunt u uw aandacht volledig richten op de student.

Start en einde

U bepaalt de begin- en eindtijd van uitvoering van de opdracht en deelt dit mee aan de student.

Beoordelen/begeleiden

Als beoordelaar heeft u een andere rol dan als begeleider: u grijpt niet in tijdens de uitvoering van de opdracht, ook niet als de student op een cruciaal punt in de fout gaat of dreigt te gaan. Uitzondering: zie Tussentijds afbreken.

U geeft geen vakinhoudelijke ondersteuning in de vorm van tips, aanwijzingen of handreikingen.

Geruststelling

Bij de beoordeling is het toegestaan de student te bemoedigen als u het idee hebt dat de spanning de uitvoering van de opdracht in de weg staat.

Tussentijds afbreken

U kunt de uitvoering van de opdracht afbreken als (de relatie met) de cliënt/zorgvrager schade dreigt op te lopen of als er anderszins sprake is van omstandigheden die u niet acceptabel vindt. De opdracht wordt hiermee als onvoldoende beoordeeld. In een situatie waarin de student buiten zijn/haar schuld de opdracht moet afbreken heeft dit geen consequenties en mag de student zijn/haar opdracht op een ander moment alsnog overdoen.

Beoordeling

Tijdens de uitvoering observeert u de student. Na de uitvoering vult u de beoordelingslijst in. Per onderdeel staan een aantal concrete items om de uitvoering van de opdracht door de student te beoordelen. Daarnaast is er ruimte om op deze onderdelen feedback te geven. Op elk beoordelingsformulier wordt aangeven hoe het resultaat beoordeeld moet worden.

Page 51: BPV-gids 1e leerjaar

51

6.5. Beoordelaarsinstructie voor de BPV-docent

Bij de beoordeling van de opdrachten gaat u als volgt te werk:

1. Registreer de resultaten van bewijsstukken/gedragsbeoordeling en reflectieverslagen 2. Zet achter iedere niet toelaatbare fout een kruisje:

In de kolom ‘ja’ indien de niet toelaatbare fout is waargenomen.

In de kolom ‘nee’ indien de niet toelaatbare fout niet is waargenomen. 3. Bepaal het aantal voldoende opdrachten .

Niet toelaatbare fouten:

Waargenomen

Ja Nee

Authenticiteit omstreden

Handtekeningen en datering werkbegeleider ontbreekt

De resultaatbepaling van deze toets is als volgt:

Behaalde resultaten Beoordeling

3 opdrachten G Goed

maximaal 1 opdracht O Voldoende

2 of meer opdrachten O Onvoldoende

Naam student

Beoordeling

Resultaat

Naam beoordelaar

Datum toetsafname

Handtekening student voor akkoord

Page 52: BPV-gids 1e leerjaar

Opdrachten BPV-1 opleidingen PW en (M)MZ Hoornbeeck College

De opdrachten in deze gids zijn bedoeld als ontwikkelingsgericht toetsmoment bij de werkprocessen uit het KD van 2012-2013 van Helpende Zorg- en Welzijn, Pedagogisch Werk en Maatschappelijk Zorg.

In onderstaande tabel is aangegeven welke werkprocessen van de genoemde KD’s in de opdrachten worden afgetoetst.

Voor een uitgebreidere omschrijving van de werkprocessen en het gewenste resultaten verwijzen we naar de website van Calibris: http://www.calibris.nl/Onderwijsdocumenten .

KD Kerntaak Werkproces Opdracht BPV-1 7.1 7.2 7.3

KD HZW Kerntaak 1 Bieden van zorg en ondersteuning op basis van een werkplanning

1.1 Maakt een werkplanning op basis van het zorg-, leef-, begeleidings- of activiteitenplan

1.2 Ondersteunt bij huishouden en de woon- of verblijfsomgeving of opvangsituatie

1.3 Ondersteunt bij persoonlijke verzorging/ADL

1.4 Ondersteunt bij (sociale) activiteiten en recreëren

KD Pedagogisch werk Kerntaak 2 Opvoeden en ontwikkelen van het kind/de jongere

2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging

2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden

2.4 Biedt het kind/de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan

KD Maatschappelijk zorg Kerntaak 2 Bieden van ondersteunende, activerende begeleiding en zorg

2.1 Ondersteunt de cliënt bij de persoonlijke verzorging

2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden

2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding

Re

latie

tuss

en

op

dra

ch

ten

en

werk

pro

ce

ss

en

Re

latie

we

rkp

roc

es

se

n k

wa

lificatie

do

ss

iers

en

de o

pd

rach

ten

Page 53: BPV-gids 1e leerjaar

53

7.1 Opdracht 1: De woon- of verblijfsomgeving opruimen en schoonmaken

Opdracht Tijdens jouw BPV (stage) voer je huishoudelijke taken uit. Je gaat de woon- of verblijfsomgeving opruimen en schoonmaken. Bij de uitvoering van deze taak stem je zoveel mogelijk af op de wensen van de cliënten en de instelling en maak je een zorgvuldige planning. Je vraagt wat jouw taken zijn en welke regels, afspraken en procedures gelden rondom de uitvoering van deze taken. Je gaat netjes om met materialen en middelen en houdt rekening met veiligheidsaspecten, milieuregelgeving en ARBO eisen. Tijdens het werk probeer je cliënten tips te geven over de uitvoering van huishoudelijke taken en informeer je regelmatig of de cliënt en je collega’s tevreden zijn. Om de kwaliteit van je werk te verbeteren evalueer je je werk tijdens een werkoverleg, vertel je wat je doet en waarom, bespreek je wat goed gaat en wat minder goed gaat en hoe je dit wilt verbeteren.

Afnameconditie Toetsvorm Praktijkopdracht

Tijdsduur van de opdracht Binnen 1 dagdeel

Voorbereiding

1. Overleg met de beoordelaar welke ruimte je gaat opruimen en schoonmaken.

2. Maak een schriftelijke werkplanning en houdt hierbij rekening met het zorg- , leef-, begeleidings- of activiteitenplan.

3. Betrek, indien mogelijk, de cliënt/zorgvrager bij de activiteit

4. Bespreek de werkplanning met de beoordelaar. Uitvoering

5. Voer de werkzaamheden (samen) uit.

6. Vraag aan je begeleider na of de ruimte naar wens is opgeruimd en schoongemaakt en/of de cliënt op passende wijze is begeleid bij het opruimen of schoonmaken van de (een deel van de) ruimte. Beschrijf de opmerkingen van je begeleider in je bewijsstuk “verslag gesprek werkbegeleider”.

Beoordeling en nabespreking

7. De beoordelaar vult de beoordeling in op het beoordelingsformulier en motiveert de beoordeling. Hij of zij geeft aan waarom je de handeling goed of niet hebt uitgevoerd. Bij een niet goed uitgevoerde handeling geeft hij/zij aan welke verbeterpunten er zijn.

8. De beoordelaar deelt de beoordeling mee en licht deze toe.

9. Na de beoordeling is er gelegenheid om aan de hand van het beoordelingsformulier de opdracht te bespreken.

Resultaat Bij deze opdracht lever je de volgende bewijsstukken van beroepsmatig handelen in:

A. een bewijsstuk “Verslag gesprek werkbegeleider” B. bewijsstuk “Werkplanning”

Als je je verslagen en bewijsstukken af hebt, lever je deze in bij de werkbegeleider. Zo nodig stel je de verslagen en bewijsstukken bij. Inleveren Je levert deze bewijsstukken en de beoordelingslijst per pagina gedateerd en getekend in bij de BPV docent.

Page 54: BPV-gids 1e leerjaar

54

Beoordelingsformulier

Opdracht 7.1: De woon- of verblijfsomgeving opruimen en schoonmaken

Naam student: Opleiding:

Datum: Beoordelaar:

Locatie van afname:

1) het gedrag is niet getoond 2) het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3) het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivati e en argumentatie

is gebaseerd op: a: de beroepscontext

b: de koppeling tussen theorie en praktijk

Toelichting / voorbeeld

Plannen en organiseren

Heeft schriftelijke werkplanning gemaakt 1 2 3 4

De planning is besproken met de beoordelaar 1 2 3 4

De werkzaamheden zijn volgens planning uitgevoerd 1 2 3 4

Formuleren en rapporteren

Formuleert kort en bondig

1 2 3 4

Gebruikt in de werkplanning de juiste woorden en uitdrukkingen

1 2 3 4

Schrijft in helder en begrijpelijk Nederlands 1 2 3 4

Instructies en procedures volgen

Heeft de woon- of verblijfsomgeving (samen met de cliënt) opgeruimd

1 2 3 4

Heeft de woon- of verblijfsomgeving volgens de afspraken (samen met de cliënt) schoongemaakt

1 2 3 4

Heeft rekening gehouden met het zorg-, leef-, begeleidings- of activiteitenplan

1 2 3 4

Heeft volgens de veiligheidsvoorschriften gewerkt 1 2 3 4

Materialen en middelen inzetten

Heeft de juiste materialen en middelen gebruikt 1 2 3 4

Heeft de materialen en middelen op de juiste wijze gebruikt 1 2 3 4

Heeft hygiënisch gewerkt 1 2 3 4

Heeft kostenbewust gewerkt 1 2 3 4

Heeft ergonomisch gewerkt 1 2 3 4

Op de behoefte en verwachtingen van de cliënt gericht zijn

Heeft de zorgvrager op correcte wijze begroet 1 2 3 4

Heeft naar de wensen en mogelijkheden van de zorgvrager geïnformeerd

1 2 3 4

Heeft rekening gehouden met de wensen en mogelijkheden van de zorgvrager

1 2 3 4

Heeft tijdens de werkzaamheden contact met de zorgvrager gehouden

1 2 3 4

Heeft bij de zorgvrager of de werkzaamheden naar wens zijn uitgevoerd geïnformeerd

1 2 3 4

Heeft afscheid van de zorgvrager genomen 1 2 3 4

Totaalscore : (maximaal 84 punten) -----Punten

Page 55: BPV-gids 1e leerjaar

55

In te vullen door de beoordelaar:

Het resultaat van de opdracht is onvoldoende als

één of meer beoordelingscriteria met 1 punt gewaardeerd word(t)(en)

of als

2 beoordelingscriteria met een 2 gescoord worden.

74 - 84 punten Goed

53 - 73 punten Voldoende

52 of minder punten Onvoldoende

Toelichting beoordelaar: Handtekening beoordelaar:

Page 56: BPV-gids 1e leerjaar

56

7.2 Zorgen voor de ander: PERSOONLIJKE zorg en zelfredzaamheid

Opdracht Tijdens je BPV ondersteun je cliënten bij persoonlijke verzorging, algemene dagelijkse levensverrichtingen en zelfredzaamheid. Je kunt dan denken aan: helpen bij het aan- en uitkleden, uiterlijke verzorging, toiletgang, bewegen en verplaatsen, eten en drinken.. Om helder te krijgen welke rol jij in deze ondersteuning speelt informeer je bij je begeleider wat jouw taken zijn op dit gebied. Je overlegt met collega’s en andere betrokkenen over de invulling van jouw ondersteuning. Je stelt je zo op dat de cliënt zich veilig voelt tijdens situaties waarin de cliënt erg kwetsbaar is. Je probeert je in te leven in zijn emoties, te luisteren, aandacht te geven, begrip te tonen voor de cliënt in zijn situatie en rekening te houden met zijn normen en waarden. Tijdens de uitvoering van jouw werkzaamheden houd je rekening met de procedures en richtlijnen binnen de instelling, verbeter je de kwaliteit door feedback te gebruiken als leermoment, maar let je ook op je eigen grenzen t.a.v. je persoonlijke mogelijkheden, t.a.v. de wensen van cliënten en collega’s. Naar aanleiding van deze opdracht maak je een bewijsstuk (Ondersteunen bij persoonlijke Zorg en zelfredzaamheid) en een reflectieverslag. Afnameconditie Toetsvorm Praktijkopdracht

Tijdsduur van de opdracht Binnen 30 minuten

Voorbereiding 1. Je zoekt in overleg met jouw beoordelaar een cliënt/zorgvrager uit, die geheel of gedeeltelijk

geholpen moet worden bij hierboven genoemde ADL-verrichtingen. Uitvoering 2. Je helpt de cliënt/ zorgvrager bij genoemde verrichtingen. 3. Je maakt gebruik van het bestaande werkplan/protocol. 4. Je signaleert eventuele veranderingen in de gezondheidstoestand, het welbevinden en/of de

ondersteuningsbehoefte. 5. Je evalueert de werkzaamheden, indien mogelijk, met de cliënt/zorgvrager. 6. Je rapporteert mondeling de eventuele veranderingen aan je beoordelaar. Beoordeling en nabespreking 7. De beoordelaar vult de beoordeling in op het beoordelingsformulier en motiveert de beoordeling. Hij

of zij geeft aan waarom je de handeling goed of niet hebt uitgevoerd. Bij een niet goed uitgevoerde handeling geeft hij/zij aan welke verbeterpunten er zijn.

8. De beoordelaar deelt de beoordeling mee en licht deze toe. 9. Na de beoordeling is er gelegenheid om aan de hand van het beoordelingsformulier de opdracht te

bespreken. Resultaat Als je deze opdracht hebt uitgevoerd, maak je aan de hand van de onderstaande vragen een reflectieverslag. Dit heet; Een bewijsstuk “Persoonlijke Verzorging en zelfredzaamheid” Je beschrijft hierin de volgende aspecten;

1. Welke taken je hebt op het gebied van ondersteuning bij persoonlijke zorg en zelfredzaamheid.

2. Hoe je aandacht en begrip toont en hoe je je inleeft in de emoties van de zorgvrager. 3. Hoe je omgaat met vertrouwelijke informatie.

Page 57: BPV-gids 1e leerjaar

57

4. Hoe je overlegt met collega’s en de zorgvrager over persoonlijke verzorging en zelfredzaamheid.

5. Hoe je grenzen stelt richting zorgvrager, jezelf en collega’s. 6. Hoe je omgaat met feedback van collega’s en zorgvragers.

Criteria voor dit bewijs zijn: - Een kritische blik op je eigen handelen - Concreet benoemen wat goed en minder goed ging - Verbeterpunten t.a.v. zijn/haar persoonlijke ontwikkeling in de toekomst

Inleveren Je levert deze bewijsstukken, het reflectieverslag en de beoordelingslijst per pagina gedateerd en getekend in bij de BPV-docent.

Page 58: BPV-gids 1e leerjaar

58

Beoordelingsformulier

Opdracht 7.2: Zorgen voor de ander: PERSOONLIJKE zorg en zelfredzaamheid

Naam student: Opleiding:

Datum: Beoordelaar:

Locatie van afname:

1) het gedrag is niet getoond 2) het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 3) het gedrag is getoond en is voldoende 4) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren w aarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivatie

en argumentatie is gebaseerd op: a: de beroepscontext

b: de koppeling tussen theorie en praktijk

Toelichting / voorbeeld

Formuleren en rapporteren

Formuleert kort en bondig 1 2 3 4

Spreekt/schrijft helder en begrijpelijk Nederlands 1 2 3 4

Geeft eventuele veranderingen in de gezondheidstoestand, het welbevinden en/of de ondersteuningsbehoefte door

1 2 3 4

Schrijft in helder en begrijpelijk Nederlands 1 2 3 4

Aandacht en begrip tonen

Begroet de cliënt/zorgvrager op correcte wijze 1 2 3 4

Luistert naar de cliënt/zorgvrager 1 2 3 4

Informeert de cliënt/zorgvrager over haar werkzaamheden 1 2 3 4

Vangt non-verbale signalen op van de cliënt/zorgvrager 1 2 3 4

Richt de aandacht volledig op de cliënt/zorgvrager 1 2 3 4

Op de behoefte en de verwachtingen van de cliënt richten

Informeert naar de wensen en gewoonten van de cliënt /zorgvrager

1 2 3 4

Handelt naar de wensen en gewoonten van de cliënt/ zorgvrager

1 2 3 4

Vraagt cliënt/zorgvrager, indien mogelijk, hoe deze de geboden zorg ervaren heeft

1 2 3 4

Houdt rekening met de mogelijkheden/beperkingen van de cliënt/zorgvrager

1 2 3 4

Vakdeskundigheid toepassen

Werkt ergonomisch 1 2 3 4

Werkt hygiënisch 1 2 3 4

Voert werkzaamheden methodisch en in het juiste tempo uit 1 2 3 4

Gebruikt, indien nodig, de juiste materialen en hulpmiddelen 1 2 3 4

Reflectie

Geeft in de antwoorden op de vragen van het verslag blijk van een kritische kijk op eigen handelen

1 2 3 4

Benoemt concreet wat goed en wat minder goed ging 1 2 3 4

Benoemt verbeterpunten t.a.v. zijn/haar persoonlijke ontwikkeling in de toekomst

1 2 3 4

Totaalscore : (maximaal 80 punten) -----Punten

Page 59: BPV-gids 1e leerjaar

59

In te vullen door de beoordelaar:

Het resultaat van de opdracht is onvoldoende als

één of meer beoordelingscriteria met 1 punt gewaardeerd word(t)(en)

of als

2 beoordelingscriteria met een 2 gescoord worden.

70 - 80 punten Goed

50 - 69 punten Voldoende

49 of minder punten Onvoldoende

Toelichting beoordelaar: Handtekening beoordelaar:

Page 60: BPV-gids 1e leerjaar

60

7.3 Ondersteunen bij activiteiten: ASSISTEREN BIJ ACTIVITEITEN

Opdracht Je helpt een groep cliënten/zorgvragers bij een activiteit. Je assisteert een (groep) cliënt(en) bij het kiezen en uitvoeren van minimaal twee (verschillende) activiteiten. Tijdens de activiteiten let je op de veiligheid van cliënten. Als zich onvoorziene situaties tijdens activiteiten voordoen, probeer je de cliënten te ondersteunen. Tijdens het werken aan deze opdracht let je ook op jouw manier van werken binnen het team. Je bent je bewust hoe jij overlegt met collega’s, hoe je de werkzaamheden afstemt, hoe je ideeën introduceert binnen het team en hoe jij positief samenwerkt met collega’s. Je evalueert je werkzaamheden met je collega’s en cliënten en vraagt feedback zodat jij kunt leren en de kwaliteit van je werk kunt verbeteren. Afnameconditie Toetsvorm Praktijkopdracht

Tijdsduur van de opdracht Binnen 1 uur

Voorbereiden

1. Je kiest in overleg met de beoordelaar een bestaande groepsactiviteit, waarbij je kunt assisteren bij de voorbereiding en de uitvoering.

2. Je maakt afspraken over welke taken jij gaat doen tijdens de voorbereiding en de uitvoering van de opdracht.

Uitvoeren

3. Je assisteert bij de groepsactiviteit.

4. Je houdt rekening met de mogelijkheden en de gevoelens van een cliënt/zorgvrager.

5. Je evalueert (indien mogelijk) jouw werkzaamheden met de cliënten/zorgvragers.

Beoordeling en nabespreking

6. De beoordelaar vult de beoordeling in op het beoordelingsformulier en motiveert de be-oordeling. Hij of zij geeft aan waarom je de handeling goed of niet hebt uitgevoerd. Bij een niet goed uitgevoerde handeling geeft hij/zij aan welke verbeterpunten er zijn.

7. De beoordelaar deelt de beoordeling mee en licht deze toe.

8. Na de beoordeling is er gelegenheid om aan de hand van het beoordelingsformulier de opdracht te bespreken.

Resultaat

Als je deze opdracht hebt uitgevoerd maak je; A. Een bewijsstuk (reflectieverslag) “Functioneren in het team”: Je beschrijft:

Hoe je vooroverleg hebt gevoerd over de uitvoering van de opdracht;

Hoe je je mening naar voren brengt;

Je eigen rol en plaats in het overleg m.b.t. het werken in/op deze groep;

Je manier van samenwerken met je collega’s op de groep;

Page 61: BPV-gids 1e leerjaar

61

B. Een bewijsstuk “ Assisteren bij activiteiten” Dit bestaat uit;

Een volledig ingevuld activiteitenschema (zie bijlage) met daarin specifiek benoemd:

Hoe jij omgaat met de specifieke wensen en mogelijkheden van de cliënt.

Hoe jij let op veiligheid.

Hoe jij inspeelt op onvoorziene situaties.

C. Een bewijsstuk (reflectieverslag) “Kwaliteit ” Je beschrijft:

De wijze waarop je gegevens voor de evaluatie van je werk verzamelt.

Hoe je de tevredenheid van de zorgvrager meet.

Hoe en wat je rapporteert over je werkzaamheden aan je leidinggevende en/of collega’s.

Hoe je feedback gebruikt om de kwaliteit van je werk te verhogen. Inleveren

Je levert deze bewijsstukken, het reflectieverslag en de beoordelingslijst per pagina gedateerd en getekend in bij de BPV-docent.

Page 62: BPV-gids 1e leerjaar

62

Beoordelingsformulier

7.3 Ondersteunen bij activiteiten: ASSISTEREN BIJ ACTIVITEITEN

Naam student: Opleiding:

Datum: Beoordelaar:

Locatie van afname:

5) het gedrag is niet getoond 6) het gedrag is getoond, maar is onvoldoende 7) het gedrag is getoond en is voldoende 8) het gedrag is getoond en is voldoende en de student kan motiveren/beargumenteren waarom zij zo heeft gehandeld. Deze motivati e en argumentatie

is gebaseerd op: a: de beroepscontext b: de koppeling tussen theorie en praktijk

Toelichting / voorbeeld

Plannen en organiseren

Heeft een schriftelijke werkplanning gemaakt, volgens de voorschriften

1 2 3 4

Handelt volgens de werkplanning 1 2 3 4

Formuleren en rapporteren

Gebruikt in de werkplanning de juiste woorden en uitdrukkingen

1 2 3 4

Schrijft in helder en begrijpelijk Nederlands 1 2 3 4

Kan de motivatie voor de keuze van de activiteit mondeling toelichten

1 2 3 4

Heeft de activiteit geëvalueerd met de cliënt/zorgvrager 1 2 3 4

Aandacht en begrip tonen

Communiceert met de cliënt/zorgvrager (verbaal en non-verbaal)

1 2 3 4

Richt de aandacht op de cliënt/zorgvrager 1 2 3 4

Motiveert cliënt/zorgvrager om deel te nemen aan een activiteit 1 2 3 4

Adviseert cliënt/zorgvrager over de mogelijke activiteiten 1 2 3 4

Houdt rekening met de wensen van cliënt/zorgvrager 1 2 3 4

Vraagt na hoe de cliënt/zorgvrager de activiteit ervaren heeft. 1 2 3 4

Heeft aandacht voor de emotionele situatie van de cliënt/zorgvrager

1 2 3 4

Materialen en middelen inzetten

Gebruikt de juiste materialen en middelen 1 2 3 4

Gebruikt de materialen en middelen op de juiste wijze 1 2 3 4

Gaat zorgvuldig om met materialen en middelen 1 2 3 4

Instructies en procedures volgen

Werkt volgens de veiligheidsvoorschriften van de instelling 1 2 3 4

Reflectie

Geeft in de verslagen blijk van een kritische kijk op eigen handelen

1 2 3 4

Benoemt concreet wat goed en wat minder goed ging 1 2 3 4

Benoemt verbeterpunten t.a.v. zijn/haar persoonlijke ontwikkeling in de toekomst

1 2 3 4

Totaalscore : (maximaal 80 punten) -----Punten

Page 63: BPV-gids 1e leerjaar

63

In te vullen door de beoordelaar:

Het resultaat van de opdracht is onvoldoende als

één of meer beoordelingscriteria met 1 punt gewaardeerd word(t)(en)

of als

2 beoordelingscriteria met een 2 gescoord worden.

70 - 80 punten Goed

50 - 69 punten Voldoende

49 of minder punten Onvoldoende

Toelichting beoordelaar: Handtekening beoordelaar:

Page 64: BPV-gids 1e leerjaar

64

Hoofdstuk 8 Formulieren

1. Activiteitenschema 2. Format: Planning 3. Formulier Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV 4. Werkwijze: Reflecteren STARRT methode 5. Eind beoordelingsformulier 6. BPV-uren verantwoording 7. Voortgangsgesprek

8.1.Activiteitenschema

Activiteitenschema Versie 2010 06

Activiteit

(Geef een korte, duidelijke omschrijving van de activiteit die je gaat doen)

1. Algemene gegevens

Naam: Klas: Datum:

Praktijkverlenende instelling Soort instelling

2. Doelgroepanalyse

Omschrijf de doelgroep (Denk aan leeftijd, niveau, interesses, handicaps, aantal cliënten)

Beginsituatie (Denk aan bijzonderheden t.a.v. de cliënten: wat kunnen ze m.b.t. de activiteit)

3. Doelstellingen

Agogisch doel

Wat is de hulpvraag van de cliënt?

Werkdoelen

Wat heeft de doelgroep na deze activiteit ontwikkeld? Omschrijf deze doelen in een SMART-zin.

-

-

Page 65: BPV-gids 1e leerjaar

65

Waarom zijn deze doelen belangrijk?

Persoonlijk leerdoel (Aan welk persoonlijke leerdoel ga jij tijdens deze activiteit werken?)

4. Randvoorwaarden

Tijdsduur en tijdsindeling:

Werkruimte:

Budget/Geraamde kosten:

5. Voorbereiding

Benodigde materialen en gereedschappen

Aanwezig:

Aan te schaffen:

Welke voorbereidingen en veiligheidsmaatregelen moet je verder nog treffen:

Geraadpleegde literatuur:

6. Uitvoering

(Beschrijf de onderdelen van de activiteit én de uitwerking in stappen.)

Activiteit van de begeleider(s)

(Hoe activeer/begeleid je de doelgroep?

Beschrijf ook de taakverdeling.)

Page 66: BPV-gids 1e leerjaar

66

Introductie (Bedenk een pakkende inleiding en introductie van de activiteit)

Kern (Beschrijf de activiteit uitgebreid en stap voor stap. Denk ook aan de overgangen tussen de verschillende onderdelen van de activiteit.)

Afsluiting (Bedenk een passende afsluiting van de activiteit)

7. Extra aandachtspunten

Denk hierbij aan:

- voorbeelden van producten - foto’s - beschrijvingen - liedteksten - situatieschetsen met betrekking tot de organisatie van de activiteit - etc.

Situatieschets zaal

Page 67: BPV-gids 1e leerjaar

67

Activiteitenschema – Proces- en productevaluatie

8. Randvoorwaarden

Is je tijdsplanning uitgekomen?

Hoe verliep de voorbereiding van de activiteit?

9. Uitvoering

Hoe verliep de activiteit?

Sterke punten van de activiteit

Welke dingen liepen minder goed en hoe heb je dat opgelost?

Hoe vonden de cliënten het en waar kon je dat aan merken? (Denk aan de geschiktheid voor het werkveld, de aantrekkelijkheid, het contact met de groep en de inbreng van de deelnemers.)

Hoe vond je het zelf?

10.

Doelstellingen

In hoeverre zijn de doelstellingen voor de doelgroep behaald?

Page 68: BPV-gids 1e leerjaar

68

Wat heb je van je persoonlijke leerdoel bereikt?

Waar moet je opletten als je de activiteit weer doet?

11.

Begeleiding

Hoe was het om de activiteit te begeleiden? (Denk aan het hebben van de leiding, het overzicht over de groep, het motiveren en stimuleren van de deelnemers)

Was je uitleg duidelijk? Waaraan kon je dat merken?

Hoe verliep de samenwerking? (Denk aan taakverdeling, inbreng van ideeën, luisteren naar elkaar, stimuleren van elkaar, oplossen van conflicten, etc.)

12.

Overige opmerkingen

Page 69: BPV-gids 1e leerjaar

69

Activiteitenschema – Evaluatie door praktijkbegeleider

Activiteit

Datum

Naam praktijkbegeleider

Paraaf

Wat was uw indruk?

Wat ging goed

Wat ging minder goed

Adviezen voor de student

Onvoldoende O

Matig O

Voldoende O

Goed O

Page 70: BPV-gids 1e leerjaar

70

8.2. Format planning

Dit is een formulier om de BPV-opdrachten te plannen. Als je de opdracht hebt gelezen vul je de planning in (evt. samen met je werkbegeleider) en lever je deze in bij je werkbegeleider. Hij/zij tekent de planning af als deze in orde is en je krijgt een “GO” om met de opdracht te beginnen. Indien de planning niet in orde is stel je deze bij tot je een GO krijgt.

Naam:

Opdracht:

Werkbegeleider:

Instelling:

Datum:

Activiteiten Datum/tijd Leerdoelen Opmerkingen

Voorbereiding

Uitvoering

Page 71: BPV-gids 1e leerjaar

71

Evaluatie

Je krijgt een GO voor de planning als deze de volgende aspecten bevat:

- onder de kopjes “voorbereiding, uitvoering en evaluatie” zijn minimaal 6 activiteiten ingevuld.

- achter de activiteiten staan data en tijd vermeld. - er zijn minimaal 2 leerdoelen aangegeven.

Page 72: BPV-gids 1e leerjaar

72

8.3. Formulier Persoonlijk Ontwikkel Plan BPV

Samenvatting POP

Naam:

Overzicht van leerdoelen

Periode Leerdoel (SMART) Startdatum

Afsluitings-datum

Ondertekening:

Deelnemer: Werkbegeleider:

Datum: Datum:

Page 73: BPV-gids 1e leerjaar

73

POP Opdracht 1

Wat wil ik leren?

Leerdoel 1:

Ik wil………..

S= M= A= R= T= Behoort bij werkproces (zie waarderingsformulieren) :

Feitelijk gedrag

Factoren die dit gedrag in stand houden:

Gewenst gedrag

Persoonlijk Activiteiten Plan (PAP)

Hoe wil je dit gedrag bereiken:

( Beschrijf de stappen in concreet gedrag)

Wie kan mij hierbij helpen

Tijdsplanning

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

POP Opdracht 2

Wat wil ik leren?

Page 74: BPV-gids 1e leerjaar

74

Leerdoel 1:

Ik wil………..

S= M= A= R= T= Behoort bij werkproces (zie waarderingsformulieren) :

Feitelijk gedrag

Factoren die dit gedrag in stand houden:

Gewenst gedrag

Persoonlijk Activiteiten Plan (PAP)

Hoe wil je dit gedrag bereiken:

( Beschrijf de stappen in concreet gedrag)

Wie kan mij hierbij helpen

Tijdsplanning

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Page 75: BPV-gids 1e leerjaar

75

POP Opdracht 3

Wat wil ik leren?

Leerdoel 1:

Ik wil………..

S= M= A= R= T= Behoort bij werkproces (zie waarderingsformulieren) :

Feitelijk gedrag

Factoren die dit gedrag in stand houden:

Gewenst gedrag

Persoonlijk Activiteiten Plan (PAP)

Hoe wil je dit gedrag bereiken:

( Beschrijf de stappen in concreet gedrag)

Wie kan mij hierbij helpen

Tijdsplanning

Stap 1

Stap 2

Stap 3

Stap 4

Page 76: BPV-gids 1e leerjaar

76

Overige leerdoelen

Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP)

Leerdoel: Werkproces:………………………… ………………………………………………………………………………………….... Factoren die dit gedrag in stand houden: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Feitelijk gedrag: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Gewenst gedrag: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Hoe wil je dit gewenste gedrag bereiken, welke stappen dien je te ondernemen: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………

Leerdoel: Werkproces:………………………… ………………………………………………………………………………………….... Factoren die dit gedrag in stand houden: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Feitelijk gedrag: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Gewenst gedrag: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… Hoe wil je dit gewenste gedrag bereiken, welke stappen dien je te ondernemen: …………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………

Page 77: BPV-gids 1e leerjaar

77

8.4. Werkwijze: Reflecteren STARRT methode

A. Het reflectieproces Reflecteren bestaat uit de volgende stappen Stap 1: Je werkt met een goed geformuleerd LEERDOEL of LEERPUNT en kiest er één bij de

situatie waarop je wilt reflecteren Stap 2: Wat heb ik gedaan? Hoe heb ik het gedaan? (terugblikken)↓ Stap 3: Wat ging er goed, fout of wat kon wel anders/beter? (evalueren) Stap 4: Wat ga ik in de toekomst concreet doen in soortgelijke situaties (doelen stellen) Stap 5: In een nieuwe situatie opnieuw proberen / een stapje verder komen (actie) Stap 6: Het hele proces weer opnieuw beginnen (terug naar Stap 1)

B. De reflectiemethode

Om een reflectieverslag te schrijven maak je gebruik van de STARRT-methode S Wat was de Situatie? T Wat was jouw Taak? A Welke Actie ondernam je? R Wat was het Resultaat? R Hoe kijk je erop terug? Reflectie! T Transfer: hoe pas je het geleerde concreet toe in een nieuwe situatie?

C. De werkwijze

Stap 1: Denk terug aan een situatie, waarvan je iets leerde of die je geboeid heeft Stap 2: Bedenk wat je ervan leerde. Dat is je leerdoel of leerpunt. Zet die bovenaan de reflectie Stap 3: Maak de STARRT eerst in klad: bedenk op zoveel mogelijk hulpvragen een kort antwoord. Stap 4: Van elk onderdeel maak je een logisch, voor een ander duidelijk verhaal(tje). Je probeert daarbij herhaling/overlap te vermijden.

Page 78: BPV-gids 1e leerjaar

78

STARRT

Datum:

Mijn leerdoel of leerpunt voor deze situatie:

Wat was de situatie?

Hulpvragen:

Wat was de situatie? Wat gebeurde er?

Wie waren erbij betrokken?

Waar speelde de situatie zich af?

Wanneer speelde de situatie zich af?

Hoe voelde je je erbij?

Wat verwachtte je van de situatie?

Wat was jouw taak?

Hulpvragen:

Wat was jouw taak in deze situatie?

En die van de anderen?

Wat wilde je bereiken (je doel of bedoeling, je plan)?

Wat werd er van je verwacht?

Wat verwachtte je van jezelf in die situatie?

Welke actie ondernam je?

Hulpvragen:

Wat heb je precies gedaan en gezegd? Benoem het stap voor stap.

Hoe heb je het aangepakt? Hoe gaf je vorm aan je handelen?

Welke afwegingen hebben een rol gespeeld?

Page 79: BPV-gids 1e leerjaar

79

Denk ook aan:

Hoe reageerden anderen op jou?

Wat heb je vervolgens gezegd/gedaan?

Welk resultaat had dat?

Hulpvragen:

Hoe is het afgelopen? Wat was de uitkomst?

Wat was het resultaat van jouw handelen

Eventueel: wat was het resultaat bij anderen?

Hoe kijk je terug? (Reflectie)

Hulpvragen:

Wat kun je uit het resultaat afleiden? Wat heb je nu geleerd?

Noem de competenties die je hebt laten zien in deze situatie; vertel van 1 competentie hoe je die liet zien.

Welke sterke punten en verbeterpunten zie je in je handelen?

Wat zou je in deze situatie anders doen als je het overdeed?

In hoeverre heb je je leerdoel of leerpunt bereikt? Waarin wel en waarin (nog) niet?

Hoe weet je dat? Waarom vind je dat?

Hoe waardeer je jezelf hierin?

Transfer ?(Hoe pas je het geleerde toe in een nieuwe/volgende situatie? Wees concreet!)

Hulpvragen:

Hoe wil je wat je geleerd hebt of wat je als volgende

Page 80: BPV-gids 1e leerjaar

80

stap wilt leren in een nieuwe situatie gaan toepassen?

Welk concreet gedrag wil je dan laten zien?

Welk gedrag wil je juist niet meer laten zien?

Wat zijn je mogelijkheden? Hoe zet je je sterke punten in?

(alleen t.b.v. BPV volgen nog 2 aandachtspunten)

Ik heb deze week aan mijn leerdoel(en) gewerkt door:

Ik het gesprek met mijn begeleider zijn de volgende zaken besproken (alleen de punten/samenvatting noteren):

Handtekening student: Handtekening werkbegeleider / BPV-docent:

………………………………… ……………………………………………….

Page 81: BPV-gids 1e leerjaar

81

8.5. Eind beoordelingsformulier

Naam: Werkbegeleider:

BPV-docent: Instelling:

Omschrijving doelgroep: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________

Voortgang leerproces PW*

Werkproces Werkprocesresultaat, waarderingsformulieren Niveau starter?

Ja/Nee

1.1 Inventariseert de situatie en wensen van het kind / de jongere

1.2 Stelt een activiteitenprogramma op

1.3 Stelt een plan van aanpak op

2.1 Biedt het kind / de jongere opvang

2.2 Biedt het kind/de jongere persoonlijke verzorging

2.3 Draagt zorg voor de ruimte en huishoudelijke werkzaamheden

2.4 Biedt het kind/de jongere ontwikkelingsgerichte activiteiten aan

3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep

3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

3.3 stemt werkzaamheden af met betrokkenen

3.8 Evalueert de werkzaamheden

Voortgang leerproces MZ*

Werkproces Werkprocesresultaat, waarderingsformulieren

Niveau starter? Ja/Nee

1.1 Inventariseert de hulpvragen van de cliënt

2.1 Ondersteunt de cliënt bij persoonlijke verzorging

2.2 Ondersteunt de cliënt bij wonen en huishouden

2.3 Ondersteunt de cliënt bij dagbesteding

3.1 Werkt aan deskundigheidsbevordering en professionalisering van het beroep

3.2 Werkt aan het bevorderen en bewaken van kwaliteitszorg

3.3 Stemt werkzaamheden af met betrokkenen

3.8 Evalueert de werkzaamheden

* De cesuur voor het niveau van een starter zijn te vinden het theorie deel van de BPV-gids, bladzijde 17

Page 82: BPV-gids 1e leerjaar

82

Voortgang opdrachten

Opdracht O V G

7.1 De woon- of verblijfsomgeving opruimen en schoonmaken

7.2 Persoonlijke zorg en zelfredzaamheid

7.3 Assisteren bij activiteiten

Eindbeoordeling opdracht

3 x G G

Maximaal 1 x O V

Meer dan 1 x O O

Beoordeling logboeken en reflectieverslagen

LOGBOEKEN EN REFLECTIEVERSLAGEN

AA

NTA

L

Ingeleverd Ja / Nee

6 Logboeken

2 Reflecties (opdracht)

8 Reflecties (situaties)

Aantal gewerkte uren ........... Opmerkingen: 1. Sterke kanten van de stagiaire:

____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________

2. Leerpunten van de stagiaire zijn: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________

3. Verdere opmerkingen/adviezen: ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ ____________________________________________________________________ Datum:

Handtekening werkbegeleider (evt.) Handtekening praktijkopleider

........................................................ ..........................................................

Handtekening student Handtekening BPV-docent

........................................................ ..........................................................

Page 83: BPV-gids 1e leerjaar

83

8.6. BPV-urenverantwoording Tijdens de BPV moet nauwkeurig bijgehouden worden hoeveel uren per dag gewerkt wordt. Noteer minimaal 1 keer per week het aantal uren. Rond dit af op hele uren. Laat je urenlijst elke week door je praktijkbegeleider aftekenen. Je mag alleen opschrijven wanneer je er bent, ziekte -en vakantiedagen tellen dus niet mee! Pauzes, vergaderingen, overleg, ouderavonden, die voor jouw collega’s gelden als werktijd, tellen wel mee!

Urenverantwoording BPV

Gegevens student

Naam : …………………………………………..…………………… Groep : ………………………………..……………………………… Naam opleiding : ………………………………..……………………………… Crebonummer opleiding : ……………………………………..………………………… Gegevens BPV

Leerbedrijf : …………………………………………..………………………………… Naam praktijk- of werkbegeleider

: ………………………………..……………………………………………

Straat : ………………………………..…………………………………………... Postcode en plaats : ……………………………………..…………………………………..…. Vereiste aantal uren BPV : ………………………………..…………………………………………… BPV-docent : ………………………………..…………………………………………... Begin- en einddatum BPV : ……………………………………..…………………………………..…. Urenoverzicht BPV

weeknr. begindatum week

zo ma di wo do vr za uren ziek weektotaal uren overig verzuim

paraaf

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

11

totaal:

N.B. * Alle weergegeven bpv-uren zijn exclusief huiswerkuren * De gemaakte bvp-uren worden wekelijks geparafeerd door de werk- of praktijkopleider * Het weektotaal is de gemaakte bpv-uren plus de uren ziek. De uren overig verzuim tellen niet mee bij het weektotaal

Handtekening praktijk- of werkbegeleider: d.d.

Page 84: BPV-gids 1e leerjaar

84

8.7. Voortgangsgesprek

Student, werkbegeleider, BPV docent: 1 exemplaar

Voortgang in ontwikkeling als beginnend beroepsbeoefenaar (PW)

Voortgang in ontwikkeling als beginnend beroepsbeoefenaar (MZ)

Gespreksformulier voor verslaglegging voortgangsgesprek in te vullen door de BPV docent:

Starter

Naam student

Checklist aanwezige gegevens:

Klas

Waarderingsformulieren

Werkbegeleider

BPV urenverantwoording

BPV-docent

Contact- en adresgegevens

Datum

Het geheel is volgens afspraak op tijd ingeleverd

Contactmoment 1 2 3

omcirkel

Beroepshouding (denk aan: aanwezigheid, inzet, motivatie, samenwerken, omgaan met feedback, initiatief nemen, contacten met doelgroep en ouders)

Waarderingsformulieren (denk aan: hoe werkt het beoordelen van de stagiaire op de werkvloer m.b.v. de waarderingsformulieren?, welke/ hoeveel werkprocessen/ gedragsonderdelen behaald, welke feedback heeft de werkbegeleider op de werkprocessen/ gedragsonderdelen gegeven en hoe

Page 85: BPV-gids 1e leerjaar

85

heeft de werkbegeleider de werkprocessen/ gedragsonderdelen beoordeelt)

Gebruik de waarderingsformulieren om te checken wat behaald is of wat nog afgetekend kan worden.

Beoordelingsformulieren BPV gids / BPV opdrachten (denk aan: hoe heb ik bewijsmateriaal verzameld, welke keuzes heb ik gemaakt, welke/hoeveel werkprocessen behaald, welke feedback heeft de werkbegeleider op de werkprocessen gegeven, hoe beoordeelt de slb'er/ bpv begeleider de werkprocessen)

Gebruik de aftekenlijst voor de werkprocessen uit de BPV gids om af te tekenen wat behaald is.

Begeleidingsgesprekken (denk aan: evalueren van besproken ontwikkelpunten, stagebeleving stagiaire, het stellen van vragen, niveau (zelf)reflectie stagiaire, bij wie ligt het initiatief in de gesprekken)

Page 86: BPV-gids 1e leerjaar

86

POP/ PAP (denk aan: het formuleren van leerdoelen die voortkomen uit bovenstaande, welke acties gaan ondernomen worden)

Praktische afspraken

Conclusie (denk aan: tempo en consequenties m.b.t. de fasering van de stage, voortgang stagiaire

Page 87: BPV-gids 1e leerjaar

87

Overig

Datum gesprek: _______________

Handtekening Student: Werkbegeleider: BPV-docent:

----------------- ----------------- -----------------