Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen...

18
-1- Werkgroep Biomassa en biogas Bouwsteen voor de RES Twente Werkgroep biomassa en biogas Bestuurlijke opdrachtgever: Gerald de Haan (Cogas) Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde): Hans Ardesch (Shell),Robbert Cornelisssen (Coteq), Frans Feil (BEON), Mark Hendriks (gemeente Almelo), Jeroen Hulsbeek (Columbus Innovation Group), Martin Immink (melkveehouderij Immink), Fokko Postma (Enexis), Andy Roeloffzen (Twence), Wim de Jong (Twence), Malissa Oude Sogtoen (gemeente Losser), André Rotteveel (LTO Noord), Rogier Scholten (gemeente Oldenzaal), Ruud Schuite (Waterschap Vechtstromen), Leendert Tamboer (Twence), Martijn Theelen (Gasunie), Anouk Veltschoten (melkveehouder), Johan Voshaar (Cogas) Ondersteuning en advies: Sweco (Johan Seuren, Johan Merks) Versie 21 februari 2020

Transcript of Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen...

Page 1: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-1-

Werkgroep Biomassa en biogas

Bouwsteen voor de RES Twente

Werkgroep biomassa en biogas

Bestuurlijke opdrachtgever: Gerald de Haan (Cogas)

Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen).

Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

Hans Ardesch (Shell),Robbert Cornelisssen (Coteq), Frans Feil (BEON), Mark Hendriks (gemeente Almelo),

Jeroen Hulsbeek (Columbus Innovation Group), Martin Immink (melkveehouderij Immink), Fokko Postma

(Enexis), Andy Roeloffzen (Twence), Wim de Jong (Twence), Malissa Oude Sogtoen (gemeente Losser), André

Rotteveel (LTO Noord), Rogier Scholten (gemeente Oldenzaal), Ruud Schuite (Waterschap Vechtstromen),

Leendert Tamboer (Twence), Martijn Theelen (Gasunie), Anouk Veltschoten (melkveehouder), Johan Voshaar

(Cogas)

Ondersteuning en advies: Sweco (Johan Seuren, Johan Merks)

Versie 21 februari 2020

Page 2: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-2-

1. Opdracht

Een groot deel van Twente bestaat uit agrarisch gebied, hier is veel warmtepotentieel in de vorm van

biomassa en biogas. Daarnaast is er uitgebreide gasinfrastructuur aanwezig van de Gasunie, NAM,

Coteq en Enexis. Hiermee kan het potentieel op een kosteneffectieve manier getransporteerd

worden. Het exacte potentieel is momenteel niet duidelijk. Daarnaast is het afhankelijk van het

gevoerde beleid. Het is belangrijk om afspraken te maken, zodat het potentieel zo veel mogelijk

wordt benut en een optimale verdeling mogelijk is. De werkgroep maakt de potentie zichtbaar en

geeft richting aan de verdeelvraagstukken.

De werkgroep is aan de slag gegaan met de volgende onderwerpen:

• Inventarisatie en kwantificatie van de potentiele biogas- en biomassabronnen

• Overzicht bestaande en geprojecteerde aard-, groen-, waterstof-, en biogasinfrastructuur.

• Afwegingskader voor de inzet van biomassa en biogas

• Verdelingsvoorstel voor biomassa en biogas

• Voorstel om de productie van biogas en biomassa te stimuleren

• Voorstel om de geproduceerde biogas en biomassa in de regio te kunnen behouden

• Voorstel voor de efficiënte en betaalbare koppeling van de biogas- en biomassabronnen met

vraag

De resultaten van de werkgroep vormen belangrijke input voor de werkgroepen ‘Alternatieven

warmte platteland’ en ‘Regionaal warmtenet Twente’. Via het overleg in de thematafel Warmte is

daarom tijdens de verkenningsfase steeds afgestemd en informatie gedeeld. Achteraf is de

verzamelde en beschikbare informatie voor de werkgroep ‘Biomassa en biogas’ samengevoegd in dit

bouwsteen document. Dit document is gebaseerd op de door de werkgroep verzamelde informatie,

de verslagen van de bijeenkomsten en de samenvattende memo’s die zijn besproken in de

werkgroep en vormt de uitgeschreven versie van al die informatie.

2. Beschikbaarheid van biomassa en biogas

Biomassa is in ruime mate aanwezig in Twente en vooral beschikbaar in de vorm van verschillende

soorten hout en mest. Daarnaast is er ook nog biomassa beschikbaar in de vorm van GFT, bermgras,

maaisel, restproducten uit de voedingsmiddelen industrie en agrarische restproducten. Met de

huidige gangbare technologieën kan biomassa kan via vergisting gebruikt worden om biogas te

produceren of kan verbrand worden.

2.1 Inventarisatie theoretische beschikbaarheid

De theoretische hoeveelheid beschikbare biomassa in Twente is in beeld gebracht door gebruik te

maken van openbare bronnen. De bronnen zijn opgenomen in Hoofdstuk 7. Met de inventarisatie is

een theoretisch potentie voor de regio bepaald. In de inventarisatie zijn de volgende

biomassastromen meegenomen:

- Vergisting (productie biogas) van:

• 100% van de varkens- en kalvermest

• 50% van de rundermest

• 50% van de overige mest

• 100% van de GFT

• 50% van het bermgras, maaisel en agrarische restproducten (post overig)

- Verbranding (productie warmte en/of elektriciteit) van:

Page 3: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-3-

• 100% van de kippenmest (gebeurt nu buiten Twente)

• ecologisch verantwoord geoogst hout uit bos, landschap en gebouwde omgeving

• 100% van het A, B en C-hout

In figuur 1 is het potentieel weergegeven. Voor de eenduidigheid is alles omgerekend naar

terajoule1(TJ). Een onderbouwing van de getallen is opgenomen in Bijlage 1.

Figuur 1: Theoretisch biomassapotentieel Twente

Bij het bepalen van het theoretische potentieel zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

• Het deel vers hout bevat enkel het energiedeel van de beplanting dat ecologisch

verantwoord kan worden geoogst. Het materiaal deel is hiervan al in mindering gebracht. De

hoeveelheid is op basis van het Probos/Borgman beheer rapport naar de beschikbaarheid

van houtige biomassa in Nederland.

• Bij de bepaling van het deel rundermest is uitgegaan van vergisting van slechts de helft van

alle beschikbare mest, bij de bepaling van varkensmest is wel uitgegaan van alle mest.

1 1 terajoule = 106 megajoule of 1012 joule en 1 kWh = 3,6 megajoule

Page 4: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-4-

• Bij de bepaling van het deel kippenmest is ervan uitgegaan dat alle mest verbrand wordt. Dit

is conform de RED-kaarten systematiek en levert de meeste energie op. De verbranding

gebeurt op dit moment buiten de regio.

• Energie uit bermgras, maaisel en agrarische restproducten is meegenomen onder overige

biomassa.

• De gegevens van houtige biomassa zijn, zoals gezegd, uit het Probos/Borgman Beheer

rapport, de gegevens van mest zijn uit de Energieatlas van de provincie Overijssel en

bewerkt door Cogas, de overige getallen zijn overgenomen van de RES-kaarten. Het

betreffen allen ruwe inschattingen op basis van landelijke steekgetallen en geven een indruk

van de hoeveelheden zoals ze beschikbaar komen of kunnen komen. Dit kan sterk verschillen

met de hoeveelheden die in Twente al ingezet worden of kunnen worden, mede door

biomassa verkeer over de grenzen van de regio’s (zie paragraaf 2.3).

2.2 Groei van de theoretische potentie

Verwacht wordt dat alleen de theoretische potentie zal stijgen voor houtige biomassa. Zo kan door

aanplant van nieuwe landschapselementen meer biomassa beschikbaar komen. Een recent BEON-

rapport schat deze stijging op 50%. Geen stijging wordt verwacht van mesthoeveelheden, GFT, slib of

maaisel. Mest zou vanwege klimaatdruk zelfs kunnen dalen, maar daar is vooralsnog niet vanuit

gegaan.

De mate waarin energie uit biomassa beschikbaar gemaakt kan worden, hangt af van economische

voorwaarden. Om het theoretisch potentieel zo dicht mogelijk te benaderen, zijn optimale condities

nodig:

1. Stimulerend klimaatslim bos- en landschapsbeleid met financiële incentives voor

onderhoud landschapsbeheerders (BEON-bosplan)

2. Actief vergistingsbeleid op gemeentelijk en provinciaal niveau, met actieve participatie

van de netwerkbeheerders en stimulering van regionale nutriënten terugwinning en

warmte uitwisseling met omgeving, met minstens 10 locaties (zoals Zenderen)

beschikbaar voor regionale mestvergisting.

3. Gunstige stimuleringsregeling voor energie en klimaat voor alle genoemde

biomassastromen (mestvergisting is bijvoorbeeld nog onrendabel)

4. Een oplossing voor de stikstofproblematiek

5. Een intensieve samenwerking tussen betrokken partijen met erkenning van het belang

van de inzet van bio-energie.

2.3 In- en export van biomassa en biogas uit Twente

Biomassa is niet gebonden aan een regio. Vooral niet na bewerking tot moderne energiedragers

zoals groengas2, houtpellets en pyrolyse-olie. De biobrandstof wordt ingezet op de plek waar dit

technisch en/of economisch het meest voordelig is. Op dit moment komen al veel organische

reststromen naar Twente (vooral Twence), ook van buiten de regio. Evenzo verlaten sommige

stromen de regio. Zo gaat bijvoorbeeld houtachtige biomassa naar elders in Nederland en ook naar

Duitsland. Kippenmest gaat naar Moerdijk waar er duurzame elektriciteit mee geproduceerd wordt.

Groengas geproduceerd in Twente krijgt groengas certificaten, deze certificaten zijn in heel

Nederland verhandelbaar. Hierdoor wordt de duurzaamheid op papier geëxporteerd buiten de regio.

2 Groengas is de duurzame variant van aardgas en wordt gemaakt door biogas op te waarderen tot het dezelfde kwaliteit

heeft als aardgas en geïnjecteerd mag worden in het gasnetwerk. Groengas kan gebruikt worden door iedereen die een

gasaansluiting heeft en omdat het dezelfde eigenschappen heeft als aardgas hoeven apparaten niet aangepast te worden.

Page 5: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-5-

Daarnaast is de wijze waarop een regio met biomassa omgaat van invloed op de aantrekkingskracht

voor biomassa, ook van elders. Dit biedt belangrijke kansen voor de regio.

3. Toepasbaarheid van biomassa

3.1 Toepasbaarheid van biogas

De belangrijkste routes voor Twente voor de inzet van biogas geproduceerd met vergisting zijn:

- Inzetten voor proceswarmte en/of elektriciteit in de industrie

- Het vervangen van aardgas voor woningen (groengas)

- inzet als biobrandstof voor transport

De verschillende sectoren: industrie/woningen/transport zijn concurrenten van elkaar als het gaat

om het gebruik van biogas. In de toekomst komt er mogelijk nog een vierde concurrent bij, dat is het

gebruik van biomassa als grondstof voor de chemische industrie.

Figuur 2: Kleinschalige en grootschalige vergisting

Grootschalig vergisten heeft met name voordelen aan de kosten kant, terwijl boerderijschaal

vergisters sterke reductie op de methaanemisse en meer biogasproductie hebben. Zie onderstaande

overzicht.

Page 6: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-6-

3.2 Toepasbaarheid van houtachtige biomassa

Ook voor houtachtige biomassa zijn er goede mogelijkheden. In onderstaande figuur zijn een aantal

vormen van houtachtige biomassa weergegeven.

Figuur 3: Houtachtige biomassa

De huidige belangrijkste routes voor Twente voor het gebruik van houtachtige biomassa zijn:

- verbranden t.b.v. stoom- of warmwateropwekking en inzetten voor:

o industrie

o warmtenetten

o woningen

- pyrolyse en de pyrolyse-olie inzetten als biobrandstof voor warmte en/of

elektriciteitsproductie

Een technologie als vergassing is nog in ontwikkeling. Bij vergassing wordt biomassa omgezet in gas

waarna dit gas ingezet wordt als biobrandstof voor warmte en/of elektriciteitsproductie.

Op middellange termijn (2030) kan houtachtige biomassa vooral ingezet worden voor warmte-

opwekking in de sectoren industrie, warmtenetten en woningen. Net als bij biogas is er ook hier

concurrentie tussen de verschillende sectoren.

4. Biogasnetwerk

Binnen de regio Twente ligt een netwerk van niet meer gebruikte gasleidingen. Dit zijn leidingen van

Cogas, Coteq, Gasunie en NAM die overbodig geworden zijn maar vaak technisch wel bruikbaar.

Omdat de leidingen een tijd buiten gebruik zijn geweest dient er nog onderzoek gedaan te worden

naar de exacte staat en bruikbaarheid. In figuur 4 is een overzicht van deze leidingen opgenomen.

Door het aanleggen van een beperkt aantal nieuwe leidingen kan dit netwerk aan elkaar verbonden

worden. Hierdoor ontstaat een netwerk dat een relatief groot deel van Twente kan dekken. Dit

netwerk valt buiten het bestaande aardgas netwerk, waardoor het netwerk gebruikt kan worden

voor het transport van ruw biogas. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid om het biogas direct te leveren

aan gebruikers of het centraal op te werken naar aardgaskwaliteit. Hiermee wordt de inzet en de

efficiency van biogasprojecten groter.

In onderstaande figuur is schematisch weergegeven hoe door bestaande leidingen (groen) te

koppelen met nieuwe leidingen (rood) er een groot biogasnetwerk te creëren is in Twente.

Page 7: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-7-

Figuur 4: Potentieel biogasnetwerk Twente

Dit biogasnetwerk biedt de kans om grote vergisters en vergisters op boerderijschaal gezamenlijk op

het biogasnet te laten voeden. Dit verhoogt de leveringszekerheid en geeft mogelijkheden om vraag

en aanbod van biogas te balanceren. Het biogas kan direct aan afnemers geleverd worden, bijvoor-

beeld woningen in plattelandsgemeenten of de industrie. Het kan ook centraal opwerkt worden naar

groengas. Ook een combinatie van beide is mogelijk door bijvoorbeeld alleen een overschot aan

biogas op te werken naar aardgaskwaliteit. Door de schaalgrootte is het financieel efficiënter om op

een centrale plek biogas op te werken dan op boerderijschaal. Hierdoor worden kleine vergisters

sneller haalbaar. De centrale opwerking geeft ook kansen om CO2 die vrijkomt bij de opwerking naar

groengas een nuttige bestemming te geven.

Een kanttekening die gemaakt moet worden is dat binnen de SDE+, de huidige subsidieregeling, het

combineren van direct biogasgebruik en opwerken naar groengas ten behoeve van invoeding in het

gasnetwerk binnen één project nog niet gesubsidieerd wordt. Hiervoor zou een consultatietraject

opgestart moeten worden bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.

Verder moet nog opgemerkt worden dat vergisting van mest een bijdrage kan leveren aan het

verminderen van de stikstofproblematiek. Door mest meteen te vergisten op boerderijschaal of in de

directe omgeving wordt de stikstof emissie van mest sterk verlaagd.

De meningen over de opwek van biogas, centraal of decentraal, en de inzet van biogas zijn

genuanceerd. De leden van de werkgroep hebben hun mening gedeeld door te reageren op een

aantal stellingen. De stellingen en reacties hierop zijn als vraag 1 tot 4 opgenomen in Bijlage 2.

Page 8: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-8-

5. Verdeelvraagstuk

Biomassa en biogas kunnen ingezet worden voor warmte, elektriciteit of transportbrandstof ten

behoeve van:

1. De industrie

2. Mobiliteit en transport

3. De gebouwde omgeving

De procesindustrie in Twente gebruikt een paar honderd miljoen m3 aardgas per jaar (schatting 5-8

PJ3). Een groot deel hiervan zal zonder de inzet van biomassa of biogas lastig te verduurzamen zijn.

Een deel van de industriële processen heeft namelijk hoog temperatuur warmte nodig die moeilijk of

niet te vervangen is door elektrische processen. In de transportsector wordt een sterke groei

verwacht van de vraag naar “advanced bio-fuels”, zoals van biogas en pyrolyse olie. Dit is een

gevolg van Europese regelgeving op dit gebied. De gebouwde omgeving zal volgens PBL-prognoses

ook na 2030 nog voor een belangrijk deel gebruik maken van aardgas. Energiebesparing gaat in

langzame stappen. Groengas kan aardgas deels vervangen en toegepast voor woningen die op een

andere manier niet aardgasloos gemaakt kunnen worden. Houtpellets kunnen hiervoor ook gebruikt

worden, vooral in het buitengebied. Warmtenetten in Twente zullen, naast afval, restwarmte en

bodemenergie, ook voor een deel afhankelijk zijn van biomassa of biogas.

Als de potentie van biogas en biowarmte volledig benut worden en alleen gebruikt voor woningen

dan zijn theoretisch respectievelijk 36.000 en 67.000 bestaande woningen in Twente daarmee te

verduurzamen. Deze hoeveelheid kan nog met 37.000 vergroot worden als gebruik gemaakt wordt

van hybride warmtepompen (uitgaande van 50% gasvraag reductie). Het biogas wordt dan namelijk

alleen gebruikt als het heel koud is, de rest van de tijd werkt de warmtepomp. Het totale theoretische

potentieel van 140.000 woningen betreft 50% van alle woningen in Twente.

Met de beschikbare informatie was het niet mogelijk om tot een voorstel te komen voor de verdeling

van het biogas over de industrie, mobiliteit en de gebouwde omgeving. Vooralsnog is een verdeling

van 1:1:1. Om te komen tot een onderbouwde afweging is een verdiepingsslag nodig:

- Analyse van de vraag van de drie sectoren

- Analyse van de alternatieven binnen de sectoren (waar is biomassa echt nodig?)

Het heeft de voorkeur om uiteindelijk schaarse biomassa in te zetten op de meest hoogwaardig

energietoepassing (toepassingen 1 en 2). Dit is in lijn met het klimaatakkoord.

De meningen rond de inzet van biomassa zijn genuanceerd. De leden van de werkgroep hebben hun

mening gedeeld door te reageren op een aantal stellingen. De stellingen en reacties hierop zijn als

vraag 5 tot 7 opgenomen in Bijlage 2.

6. Conclusies en ontwikkelpad

In Twente zijn er een aantal unieke kansen die het mogelijk maken om grootschalig gebruik te maken

van biogas en biowarmte. De belangrijkste zijn:

- er is een grote beschikbaarheid van verschillende soorten biomassa

3 1 petajoule = 1015 joule en 1 m3 gas bevat ~32 megajoule energie exclusief condensatie warmte

Page 9: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-9-

- er zijn veel technologie bedrijven met kennis van biogas en biowarmte die verenigd zijn in

BEON (Bio-energie cluster Oost Nederland)

- er is een uitgebreid gasnet dat niet meer in gebruik is in combinatie met een relatief hoog

gebruik van gas in de zomer

- er is een groot regionaal duurzaam energiebedrijf (Twence) met een breed assortiment aan

opzettingssystemen voor vergistbare en brandbare biomassa en aangesloten op

stoomleidingen met naburige industrie en warmtenetwerken met uitbreidingsmogelijkheden

naar omliggende steden

Het belangrijk dat de juiste randvoorwaarden geschapen worden om de potentie die er is ook

organisatorisch en economisch haalbaar te maken. De belangrijkste zijn:

- een actief vergistingsbeleid zowel op grote schaal als boerderijschaal

- een stimulerend bos- en landschapsbeleid

- een intensieve samenwerking tussen de stakeholders

- de juiste subsidies om de businesscase te versterken

7. Informatiebronnen

De volgende bronnen zijn gebruikt door de werkgroep:

• Actieplan Vergisting, BEON, juni 2019

• Beschikbaarheid vaste biomassa in de RES regio Twente, BTG, 12 juli 2019

• Groengas.nl, Visie op hernieuwbaar gas, 2015

• Vraag en aanbod duurzame warmte en duurzame gassen, achtergrond notitie

Klimaatakkoord

• http://services.geodataoverijssel.nl/viewer/layer/B42_energie/B4_Mestproductie_en_mesto

verschot_per_gemeente

Page 10: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-10-

Bijlage 1: Onderbouwing theoretisch potentieel biomassa en biogas

Page 11: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-11-

Bijlage 2: Vragen en antwoorden op stellingen

Reacties per stelling

1. Er moet regie komen op het plaatsen van vergisters en biomassacentrales:

Het is van belang dat er een totaalplan komt waarin vraag en aanbod in beeld zijn om te komen tot efficiënte

inzet en transport. Nieuwe installaties kunnen het beste dicht bij de afnemers geplaatst worden. Dit

voorkomt onnodige transportverliezen (speelt vooral bij warmte uit biomassa) en maakt directe koppelingen

mogelijk. Dit vergroot ook het draagvlak bij de omgeving. Gemeentes kunnen gebieden aanwijzen waar

installaties mogen komen of er wordt gebruik gemaakt van locaties met geschikte vergunningen zoals de

locaties van NAM of RWZI’s.

Eindconclusie: Eens, belangrijk is wel dat rekening gehouden wordt met de aansluiting op het gasnet en

vervoersbewegingen. Bij het bepalen moet ook rekening gehouden worden met maatschappelijk en lokaal

draagvlak en participatie. De markt moet betrokken blijven en input kunnen geven.

Reacties:

a. Hebben van overzicht is noodzakelijk. Of en zo ja hoever er draagvlak is moet worden opgehaald; zoals

nu gesteld te kort door de bocht. Het al dan niet aanwijzen van locaties door gemeenten plaatsen in

totaal plaatje van concept voorstel (concept RES). Als andere overheden plaatsen beschikbaar stellen

is hun keus.

b. Reactie: Ik ben hier voor vanuit praktische en procesmatige uitgangspunten. Als veeboeren zover te

krijgen zijn om een aanvraag te doen voor een vergister dan lopen ze zeer waarschijnlijk op tegen de

‘muur van ruimtelijke ordening’. Vaak krijgen initiatieven vanuit die hoek de reactie dat het daar niet

kan, een logische reactie terug is ‘maar waar dan wel’. Echter zo werkt RO niet. Dit ontmoedigd het

initiatief en frustreert het proces, vaak ben je namelijk al bezig met gesprekken met mogelijke

afnemers.

Als er vooraf met RO wordt afgestemd wat de mogelijke locaties zijn (of anders randvoorwaarden) dan

kunnen mogelijke locaties van te voren bekeken worden. Als er meerdere locaties mogelijk zijn, kan er

sneller geschakeld worden.

c. Regie voeren of? Faciliteren?? Rond vergisting is de markt aan zet. Echter regionaal kunnen wel wel

een aantal gebieden aanwijzen, cq bestemmingsplannen gereed maken, die wij qua locatie kansrijk

achten

d. Een totaalplan is mooi, maar daarin dienen de overwegingscriteria volledig en maatschappelijk

gedragen te worden. Hierin dient het plan serieus aandacht te hebben met vormen van participatie.

Indien hierin ook transportafstanden tot een minimum beperkt kunnen worden is mooi meegenomen,

maar voor de niet warmtetransporten ook niet van essentieel belang. Het is een must dat gemeentes

zich herkennen in de overwegingscriteria om zo gebieden aan te kunnen wijzen.

e. Klopt, vanuit BEON is een project gestart om locatieruimte te vinden dat voldoet aan de hiervoor

genoemde criteria. Het totaalplan moet echter wel met het bedrijfsleven en potentiele exploitanten

van vergisters worden vormgegeven. Potentiele exploitanten (Twence, Engie, Biogas Plus, Host etc)

hebben vaak eigen unieke locatie eisen. Gemeenten zouden grotere vergisters moeten toelaten op

(industrie-) plekken waar de bestemmingscategorie toereikend is; d.w.z. dat ed vergister past binnen

de planologische-, milieu hygiënische- en veiligheidseisen

f. Vraag en aanbod zijn dynamisch.

Investeren in netwerk, de minimale basis die benodigd is voor goede levensvatbaarheid. Daarna

uitbreiding op basis van businesscases.

Totaalplan = regie:

Page 12: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-12-

Toespitsen op:

- Impuls geven aan economie (bedrijfstak) en werkgelegenheid

- Beperken maatschappelijke kosten

- Korte afstanden door lokale opwek en verbruik geven automatisch een eerder haalbare bc. en

draagvlak als omwonende ook gebruiker is.

- Bestaande vergunningen nu goed voor snelheid, maar met name kijken naar geschiktheid in de

toekomst (transportbewegingen en ligging tov afnemers en bestaande netten).

g. Gemeentes zullen gebieden moeten aanwijzen om de ontwikkeling van vergisters te versnellen.

Vergelijkbaar met wind op zee, waarbij een gebied alle randvoorwaarden heeft voor de ontwikkeling.

Er is een aansluiting op het aardgasnetwerk, transport over de weg mogelijk, vergunningen in orde en

eventueel aansluiting op een biogasnetwerk. Hiermee wordt een groot deel van de onzekerheid bij

project ontwikkelaars weggenomen en kan er middels een tender eisen gesteld worden aan

verschillende zaken.

h. Eens, hierdoor kan er ook effectiever en efficiënter worden omgegaan met de benodigde

infrastructuur. Dit is hiernaast zowel kostentechnisch als uitvoeringstechnisch beter realiseerbaar.

2. We moeten inzetten op een biogasnetwerk in plaats van één op één oplossingen of losse (kleine) lokale

warmtenetten:

Het realiseren van losse lokale oplossingen zoals een aparte biogasinstallatie gekoppeld aan een lokale grote

afnemer of aan een lokaal warmtenet is suboptimaal. De lokale vraag creëert tekorten en overschotten van

biogas die lokaal opgelost moeten worden. Dit is inefficiënt en suboptimaal. Het koppelen van de

biogasopwekking met een biogasnetwerk maakt uitwisseling mogelijk waardoor het beschikbare biogas beter

en goedkoper ingezet kan worden

Eindconclusie: Oneens, een biogasnetwerk heeft schaalvoordelen maar kleine vergisters moeten mogelijk

blijven. Kleine vergisters kunnen ook de opmaat zijn voor een netwerk. Een netwerk heeft een betere

businesscase, optie voor CO2-levering en kan overschotten kwijt door het om te zetten naar groengas.

Reacties:

a. Lokaal maatwerk is niets mis mee. Wel voorzieningen hebben om te teveel of te weinig te kunnen

faciliteren.

b. Ik ben voor een biogasnetwerk in Twente. Kleine netten of één op één oplossingen moeten wel de

ruimte blijven krijgen. Waarschijnlijk is het ook alleen op te tuigen als er meerdere kleine biogas

initiatieven zijn die vervolgens gekoppeld worden aan één groter biogasnetwerk. Zo stroomt er al gas

door het netwerk waardoor het aankoppelen en potentieel afnemer ook gunstig wordt. Uiteraard

wordt het hierdoor ook makkelijker om als zelfstandige boer als leverancier aan te sluiten, zo pak je de

grotere installaties en de kleinere.

c. Helemaal mee eens

d. Helemaal mee eens. Er zal een vehikel moeten komen waarin het open karakter (veel leveranciers en

veel afnemers) zoveel mogelijk uitdaagt om hierop aan te haken. Tevens zal de

leveringsbetrouwbaarheid van dezelfde kwaliteit dienen te zijn als het “grijze” net. Gezien de potentie

aan biomassa zal er altijd een “grijs” netwerk benodigd blijven als overstortbuffer voor de

dalmomenten aan de afnamekant van het biogasnetwerk en de leveringsgarantie aan de landelijke

industrie.

e. Klopt, hoe meer invoeders en afnemers op een netwerk hoe beter de businesscases en hoe hoger de

benuttingsgraad van biogas. Ook wordt het hierdoor bijvoorbeeld mogelijk centraal de kooldioxide uit

het biogas te verkopen.

Page 13: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-13-

Extra winst kan worden geboekt door biogasleidingen langs veehouders rond Natura 2000 gebieden te

leggen. Door het (vers) vergisten van mest wordt immers ook de uitstoot van ammoniak sterk

gereduceerd, waardoor de stikstof achtergronddepositie wordt verlaagd. Dit is momenteel ook nogal

een onderwerp.

f. De eerste zin 1): koppeling 1-1 kan prima als deze ultiem bij elkaar passen.

Zin 2): het oplossen van tekorten en overschotten moet (met businesscases) lokaal/maatwerk

bekeken worden. De conclusie dat per definitie transport van biogas de oplossing is vind ik voorbarig.

Toon een gedegen afweging van kosten en baten (euro, CO2-uitstoot, economie en werkgelegenheid,

maatschappelijke kosten).

Ja ik denk dat aan de voorkant een bepaalde impuls gegeven moet worden dat als vliegwiel moet

werken.

g. Ontwikkelen van een regionaal biogasnetwerk verbeterd de businesscase en de leveringszekerheid. De

gelijktijdigheid van de afnemers neemt af bij schaalgrote en de kosten van het opwaarderen naar

groengas zijn erg afhankelijk van de schaal. Overschotten kunnen makkelijker omgezet worden in

groengas in plaats van afgefakkeld.

h. Eens, echter zal het moeilijk zijn op dit proces de regie te houden aangezien initiatieven her en der

zullen ontstaan zonder duidelijke regie. Maar door in te zetten op een biogasnetwerk en hier duidelijk

over te communiceren kan het wel potentiele initiatiefnemers over de streep trekken. De

leveringszekerheid op de lange termijn neemt ook toe met een biogasnetwerk.

3. Grote (coöperatieve) vergisters hebben de voorkeur boven vergisters op boerderijschaal:

De rentabiliteit van vergisters staat onder druk. De subsidie neemt af waardoor kleine installaties steeds

moeilijker realiseerbaar zijn. Veel nieuwe vergisters halen daarom mest op uit de omgeving. Hierdoor kan ook

mest verdwijnen uit Twente om elders ingezet te worden. Als meerdere boeren in een coöperatie gaan

samenwerken wordt het rendement van de vergister vergroot en blijft de verduurzaming binnen Twente.

Eindconclusie: Oneens, lokale kleine vergisters moeten mogelijk blijven. Grote vergisters hebben wel extra

voordelen zoals de optie voor kunstmestproductie.

Reacties:

a. Niet op voorhand vermesting op boerderijschaal uitzonderen. Per situatie kijken of er draagvlak is

voorgrotere (gezamenlijke) vergisters. Van onderen op niet top down.

b. Reactie: Er zouden grotere vergisters moeten komen om ook het mest van kleinere boeren hier in te

kunnen zetten, kleine vergisters moeten echter niet uitgesloten worden. Ik heb geen mening wat

betreft de organisatievorm hiervan, wellicht dat dit bijvoorbeeld een derde marktpartij ook zou kunnen

doen?

c. Op lokale schaal kan eventueel ook eventueel gedacht worden aan een samenwerking tussen een

beperkt aantal boeren onderling. Dan zou het mogelijk moeten zijn om de mest per pijp naar de

vergister te transporteren

d. De stikstofproblematiek kan een kans bieden voor boerderijvergisters (onderzoek op korte termijn

loopt), daarnaast zou juist de subsidie vanuit de kringlooplandbouw dit moeten stimuleren. Het

voordeel van boerderijvergisters(plus) zit hem in reductie van transporten, voorzien in eigen nutriënten

en beperking van kustmestproducties. De grotere (coöperatieve) vergisters zijn nodig voor de kleinere

boeren.

e. Eens, al zou ook een businesscase moeten kunnen ontstaan door boerderijvergisters aan te sluiten op

een biogasnetwerk. De vergisters kunnen dan immers collectief biogas opwaarderen, reduceren

ammoniak en kunnen gebruik maken van het hogere kleinschalige SDE+ tarief. (dat geldt voor

Page 14: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-14-

installaties van omgerekend <400 Kwe). Een optie is ook een derde partij (Engie, Twence, Biogas Plus

e.d.) een regionale vergister te laten bouwen waar ook biogas van individuele boeren wordt

aangevoerd.

Op deze locatie kan dan ook een kunstmestvervanger uit het mestoverschot worden geproduceerd en

worden terug geleverd aan de veehouders in de omgeving

f. Maak verschil in duurzame kansen (certificaten) en kansen in een ontwikkeling van een bedrijfstak in

duurzame energie.Voorbeeld: als C&A mooie kleding in Bangladesh laat maken, wil niet zeggen dat de

kleding daar gedragen wordt.

g. Beiden zijn noodzakelijk. Boerderijschaal vergisters voor de mest die op het bedrijf ingezet wordt.

Grootschalige vergisters voor het mestoverschot dat van de bedrijven af moet.

h. De markt zal zijn werk doen. Dat dit niet altijd milieutechnisch of qua maatschappelijk draagvlak ideaal

zal zijn zal de praktijk uitwijzen.

4. Er moeten combinaties gezocht worden tussen de industrie en woningen:

Biogas wordt het hele jaar door geproduceerd terwijl woningen met name in de winter behoefte hebben aan

energie. De industrie heeft wel het hele jaar door warmte nodig. Door combinaties te zoeken van woningen

en industrie kan er voor gezorgd worden dat het biogas het hele jaar door gebruikt kan worden waardoor de

projecten rendabeler worden.

Eindconclusie: Oneens, het combineren is geen logische oplossing vanwege de beperkte warmtevraag van

woningen in de zomer. Opslag van biogas is ook een optie.

Reacties:

a. Insteek is logisch daarbij wel kijken naar afstand (nabijheid) tussen aanbod en afnemer. Zal wel vragen

om zekere omvang van geclusterde woningen al dan niet nabij bedrijvigheid.

b. Eigenlijk ging ik ervanuit dat de industrie de voorkeur krijgt en woningen daarnaast mogen aansluiten.

Dit vanwege de te behalen hoge warmte die de industrie nodig heeft en weinig tot geen andere opties

voor heeft om dit te behalen.

c. Op nationale / regionale schaal kan ook worden gekeken naar de mogelijkheden van (bio)gasopslag

d. Het is (met de huidige techniek) inefficiënt om via een combinatie tussen industrie en woningen met

biogas alleen te komen tot een balans in vraag en aanbod gedurende het hele jaar. Hierin zullen

vervangende bronnen de inbalans moeten kunnen opvangen, waarbij de vraag gesteld kan worden

wie dat dan gaat doen. Dit pleit er derhalve voor dat er naast een biogasnetwerk ook een

“grijs”netwerk dient te zijn als overstort voor de onbalans in het biogas(netwerk).

e. Essentieel bij biogasprojecten is een jaarrond afzet van biogas. Naar woningen is dat niet het geval.

Deze zouden eventueel wel vergroend kunnen worden met groengas certificaten of groene warmte

certificaten. Het zal dan met name (ook) kunnen gaan om woningen die men graag wil vergroenen

maar binnen afzienbare tijd moeten worden gesloopt en/of gebouwen die langs andere weg moeilijk

(tegen te hoge kosten) verduurzaamd kunnen worden.

f. Deels delfde discussie als punt 2. Goeie combi’s zoeken leveren goede bc’s. Seizoenaal overbruggen

betekent opslag (in/van welk medium dan ook).

g. Biogas rechtstreeks inzetten in de gebouwde omgeving is op dit moment nog niet mogelijk. Omzetten

naar groengas en dit inzetten in de gebouwde omgeving. De combinatie biogas naar industrie en

overschotten omzetten naar groengas voor gebouwde omgeving of mobiliteit lijkt me inderdaad goed.

Page 15: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-15-

h. Dit zou een mogelijkheid kunnen zijn. Zoals opslag dit ook zou kunnen zijn. Natuurlijk is

afnamezekerheid evenals leveringszekerheid een belangrijke afweging om te komen tot deze

oplossingen

Overige reacties bij de vraag.

Ook transportbrandstof

Wat is er aan netwerk beschikbaar en hoe zetten we dat zo efficiënt mogelijk in.

Wat moeten we nieuw extra aanleggen en beheren (dient als vliegwiel, wie draagt kosten).

Maatschappelijk lage kosten (multinationals)/ of versterking van lokale economie (mag extra kosten).

Koppeling aan bestaande objecten, kansen/beperkingen: productie en afname.

Intenties (overeenkomsten en contracten sleutelpartijen).

• Wat steken we in versterking van de agrarische sector? Welke risico’s kan en wil de agr. Sector zelf

nog nemen na deining in alle wet- en regelgeving?

• Wie is eigenaar van kans of probleem (baat)? En wie investeert (kost/baat).

5. Biomassa en biogas is noodzakelijk voor de verduurzaming van het platteland en de industrie:

Een deel van de biomassa zal fysiek binnen de regio nodig zijn op plaatsen waar geen andere alternatieven

zijn om te verduurzamen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan woningen op het platteland en hoog temperatuur

warmte in de industrie.

Eindconclusie: Eens, het is echter de vraag of biomassa(verbranding) wel gewenst is. Groen certificaten zijn

ook een optie om te verduurzamen.

Reacties:

a. Mee eens. Twee opmerkingen:

- Biomassa en biogas zal ook nodig zijn voor transport. Gezien deze vraag en die van de industrie is het

niet mogelijk alle biogas en biomassa in te zetten voor woningen. Een verdeling van 1:1:1 over de drie

sectoren lijkt vooralsnog redelijk.

- Ook aanvoer van biomassa van buiten de regio zal nodig zijn om te verduurzamen

b. Lijkt logisch.

c. Hoeft niet zo te zijn. Als je in staat bent om groengas certificaten toe te kennen aan de woningen in

het buitengebied en/of bedrijven , kun je alle groengas onder SDE+ groengas op het aardgasnet

leveren en de certificaten aan de woningen en de bedrijven. Dit voorkomt ook onbalans problemen

(zomer-winter) en op uurbasis per dag. Bij directe biogas levering verlies je ook de CO2 uit het biogas

aan de buitenlucht, deze zou je kunnen hergebruiken in de tuinbouw

d. Dit geldt zeker voor de woningen van voor 1992 in het buitengebied in de vorm van biomassa als gas,

maar ook voor de gebouwen in de oudere dorps- en stadskernen dient de gasvorm beschikbaar te

blijven en is de biomassa niet wenselijk.

e. Ik neem aan dat transitie van warmteproductie uit fossiel naar biogas niet beperkt is tot lokaal

geproduceerd gas? Er wordt (RES) toch gekeken naar aanwending? Volgens mij is dat dus een heel

andere discussie dan bij elektriciteit waarbij het vooral om de opwek gaat.

f. De ultieme toewijzing van de duurzaamheid-credits kan bij zowel biogas als groen-gas alleen met de

certificaten als bewijslast. Alles daarbuiten is feitelijk een non-discussie.

Neem als voorbeeld Noorwegen die zo veel van de duurzame waterkracht certificaten verkocht, dat

het eigenlijke verbruik in Noorwegen grijs werd.

Page 16: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-16-

Een ieder die in de toekomst groengas van een bepaalde herkomst wil hebben en bereid is om

daarvoor te betalen (industrie? Particulier?) geeft een impuls aan de waarde van de certificaten en

daarmee ook aan de lokale ontwikkeling. Het valt te verwachten dat commerciële productiebedrijven

de certificaten voor de hoogste prijs zullen verkopen. Daarentegen kan men bewust kiezen voor een

lokale afnemer die een lagere prijs biedt, maar waarmee een onderlinge verbinding bestaat

(gunnen/helpen doelstellingen behalen).

Alle afnemers (in het buitengebied) van Twente die geen lokale ‘Twentse’ groencertificaten afboeken,

nemen dus iets anders af. Dat kan groen uit een andere regio zijn of gewoon grijs.

Ik denk dat de basis voor dit vraagstuk is: wie kan en is bereid voor de duurzaamheid te betalen, hij/zij

geeft een impuls aan deze duurzame industrie en bepaalt mede of dat lokaal is of binnen Nederland of

internationaal.

g. Eens, een deel van de biomassa is binnen de regio nodig. Niet alleen voor industrie en platteland,

maar ook voor kernen die niet geïsoleerd kunnen worden tot een B label. Overdinkel bijvoorbeeld, is

een kern met een relatief oog energielabel. Groengas voor Overdinkel, zou inwoners enorm schelen in

de portomonnee.

h. Op zijn minst is het als transitie bron noodzakelijk. Waarbij bijvoorbeeld warmtenetten eerst gevoed

worden met biomassa en later aangesloten op een andere warmtebron. Duurzaam gas zal nodig zijn

voor de oudere woningen en dichtbebouwde binnensteden waar geen ruimte is voor een warmtenet.

Als regio moeten we afspraken maken dat we duurzaam gas inzetten in de wijken die het moeilijkst

naar andere bronnen over kunnen. Hierbij zit de gebouwde omgeving wel in concurrentie met de

industrie en mobiliteit. In het klimaat akkoord wordt groengas als belangrijke transitiebrandstof

gezien. Waarbij het de oude woningen, platteland en stadscentra van warmte voorziet en de

piekbelasting van warmtenetten op zicht neemt. In het klimaatakkoord wordt een pad geschetst

waarbij de biogas/groengas op termijn naar industrie gaat m.n. als grondstof voor de koolstof. De rol

van biogas/groengas wordt dan overgenomen door waterstof wat dan verder ontwikkeld is.

6. Voor lokale verduurzaming is lokale biomassa nodig:

Biomassa als bron voor de verduurzaming zal schaars gaan worden in de toekomst. Nu verdwijnt al biomassa

vanuit Twente naar Duitsland en gaat kippenmest naar Moerdijk. Ook varkens- en koeienmest kan

verdwijnen naar installaties buiten de regio. Als Twente er voor wil zorgen dat er voldoende biomassa is voor

de verduurzaming moet ze grip houden op haar biomassa.

Eindconclusie: Eens, lokaal inzetten heeft de voorkeur. Het vereist wel een gezamenlijke aanpak anders

verdwijnt de biomassa buiten de regio als het daar qua vergunning of financiën aantrekkelijker is.

Reacties:

a. Mee eens. Beste strategie is te zorgen voor biomassa en biogasinstallaties die technisch, economisch

en ecologisch winnend zijn. Dit vraagt om gezamenlijke inzet van de sector met de gemeenten.

b. Zelf achter stuur zitten betekent ook koers kiezen. Vraag is wel hoever wij (overheid) de markt willen

en kunnen sturen; ligt voor de hand lokaal, regionaal afspraken te maken tussen en met partijen. Mest

kan ook worden gebruikt voor verhoging van de bodemvruchtbaarheid, organisch stof %. Dan niet

beschikbaar voor vergisting. Behoeft brede aanvlieging, overweging. (fair balance)

c. Oneens. Biomassa zal haar weg vinden naar de plekken waar het binnen vergunningen en de SDE /

Businesscase op de meest efficiënte wijze kan worden toegepast. CO2 emissie t.g.v. transport weegt

niet op tegen het inrichten van efficiënte / effectieve verwerkingsprocessen.

d. Het houden van grip is wordt sowieso belangrijk. Voor een duurzame toekomst dient steeds meer

gelabeld te worden. Hierdoor ontstaat een belangrijke beheersbare vorm van beheer op alle

Page 17: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-17-

grondstoffen en dus ook biomassa. Daarmee hoeft de biomassa echter niet schaars te worden. Door

het beheer goed in er richten kunnen juist vraag en aanbod goed op elkaar worden afgestemd.

e. Ik ken de markt van biomassa onvoldoende om hier een uitspraak over te kunnen doen.

f. Het creëren en behouden van een biogas/biovergisterindustrie is een kwestie van economische

kansen pakken en eventueel van vervoersbewegingen reduceren (wellicht nog andere aspecten). Als

de biogas elders wordt geproduceerd, dan kunnen we deze alsnog gebruiken door de certificaten te

kopen.

g. Eens

h. Voorkeur heeft lokale biomassa, vanuit duurzaamheids oogpunt. We moeten echter niet te bang zijn

ook biomassa van net over de grens of Scandinavië in te zetten. Het is wel cruciaal dat deze biomassa

op een duurzame manier is ‘geoogst’.

7. Twente heeft een unieke kans om het biogas zelf te gebruiken:

In Twente is er de mogelijkheid van het gebruik van het oude gasnetwerk voor biogas. Dit biogas kan direct

geleverd worden aan woningen of de industrie. Hierdoor blijft het biogas in de regio. Een eventueel

overschot kan opgewerkt worden naar aardgaskwaliteit en geëxporteerd. Als het biogas volledig wordt

opgewerkt naar aardgaskwaliteit en ingevoed op het aardgasnet verdwijnt die duurzaamheid mogelijk uit

Twente.

Eindconclusie: Oneens, lokale opwek hoeft niet persé samen te gaan met lokaal verbruik. De huidige markt

werkt zo niet. Het biogasnetwerk kan wel een stimulans zijn voor lokale opwek.

Reacties:

a. Het blijft bevreemden dat groengas dat afkomstig is van vergistingsinstallaties op Twents grondgebied,

niet zouden mogen meetellen voor de regionale duurzaamheid. Dit wijkt af van Europese regels. Ook in

de Klimaatmonitor wordt rekening gehouden met lokale productie. Overigens zouden Twentse

bedrijven en gemeenten zich kunnen inzetten om lokaal geproduceerd gas zelf in te kopen voor eigen

gebruik.

b. Wiel niet opnieuw uitvinden. Als er voorzieningen zijn die geschikt zijn, kunnen worden dan gebruiken.

c. Het moet juist andersom. Biogas opwaardeerinstallaties moeten optimaal draaien (continue flow per

jaar). Overschotten verbranden in bedrijven. Het “oude gasnetwerk” kan ook prima dienst doen om

groengas naar buiten de regio te transporteren , bijvoorbeeld biogas ruw bijmengen in Ommen. Biogas

hoeft niet in de regio te blijven. Van belang is dat biogas in de regio wordt geproduceerd, daar worden

de gemeenten immers op afgerekend. Als buiten de regio dan een betere prijs voor het biogas kan

worden gekregen kan dit juist helpen om de businesscase voor biogasproductie rond te krijgen.

d. Theoretisch klopt dit, echter is hier sterk het “kip ei verhaal” op van toepassing, omdat er investeringen

gedaan moeten worden aan de afname- en toeleveringskant. En de vraag is nu wie begint als eerst, of

moeten er eerst moeilijke gesprekken en afspraken vooraf worden gemaakt alvorens er überhaupt iets

gaat gebeuren.

e. Met verwijzing naar 1. Deze stelling gaat volgens mij alleen op als de beschikbaarheid een knelpunt

vormt voor transitie op gebruik.

f. Even de extremen geschetst:

1. Twente kan super duurzaam zijn zonder maar één duurzame opwekker in het gebied te

hebben.

2. Twente kan vol staan met duurzame opwekkers en als regio super-grijs zijn.

Page 18: Bouwsteen werkgroep Biomassa en biogas definitief · Voorzitter werkgroep: Olaf Lammersen (Noaberkracht Dinkelland Tubbergen). Deelnemers aan de werkgroep (in alfabetische volgorde):

-18-

Met discussies als het ‘toewijzen van energiestromen’ en ‘lokaal aanwenden’ heb ik moeite. De markt zit

gewoon anders in elkaar. Bovendien is groene inkoop niet iets wat je bepaalt voor anderen, maar een keuze die

je bepaalt voor jezelf. Vrije marktwerking kunnen/willen we niet verhinderen of verbieden. Het is dus de

verleiding creëren om partijen aan elkaar te laten leveren (certificaten!). Als buiten onze regio de vraag om

duurzaamheid hoger is en men is bereid daar voor te betalen, dan komt er geld de regio-binnen MITS de regio

daar zelf in heeft geïnvesteerd! Ieder bedrijf en individu bepaalt zelf wat de prijs van duurzaamheid is.

Nb de certificaathandel (CertiQ, Vertogas) zal nog iets verder moeten ontwikkelen. Zo zal er een open beurs

moeten komen (direct inzicht in prijzen) om volledig vrij verkeer van certificaten mogelijk te maken en ook

kleinere partijen moet het mogelijk worden (makkelijker worden gemaakt) om eenvoudig hierin te handelen.

Samengevat:

Splits je doelstellingen en analyses in:

- Economische kansen voor ontwikkeling van een duurzame industrietak in Twente (arbeidsplaatsen,

opleidingen, etc);

- Kansen/bedreigingen voor de impact van vervoersbewegingen;

- Kansen voor verduurzaming in Twente door afboeken van lokaal gecreëerde certificaten te kopen

door partijen die deze lokale kansen willen stimuleren.

- Optimalisatie van maatschappelijke kosten: welke kosten voor aanleg/opruimen van netwerken

kunnen we voorkomen. Daarbij is relevant wie bepaalde kosten (hebben) (ge)dragen en wie baat

hebben bij vermijden van kosten in de toekomst.

- Investeren in een biogasnet is een impuls geven aan de duurzame energietak, investeren in duurzame

certificaten is investeren in duurzaamheid.

- Koppelen van netten biedt mogelijkheid voor optimaal gebruik bestaande netten en minimaliseren

extra kosten en onderhoud van nieuwe netten, balanceren / middelen van opwek en vraag.

g. Gebruik maken van het oude gasnetwerk en de rest opwaarderen tot aardgasniveau lijkt me een prima

uitgangspunt. Lokale/regionale innovaties kunnen landelijk zorgen voor diversiteit in de

energietransitie. Diversiteit in de energietransitie, en lokaal eigenaarschap over energie, is belangrijk

om het huidige energieregime (top-down en fossiel) te veranderen, en daadwerkelijk over te gaan tot

lokale duurzame energievoorziening.

h. Het direct inzetten van biogas in de gebouwde omgeving is niet verstandig. Omzetten naar aardgas

kwaliteit en vervolgens inzetten in de gebouwde omgeving. Het biogas kan ook bijdragen aan het

vestigingsklimaat van Twente voor industrie. Vanuit de opbouw van het aardgasnet wordt niet alleen

biogas maar ook groengas bij voorkeur lokaal ingezet. Het vergt investeringen om op het aardgasnet

tweerichting verkeer mogelijk te maken. Op dit moment is hier één installatie voor actief in Nederland,

een tweede volgt mogelijk binnenkort in het Coteq gebied