bouwen milieu, veranderen of veranderen van de werking en het in … · 2017. 6. 7. · 1. bouwen...
Transcript of bouwen milieu, veranderen of veranderen van de werking en het in … · 2017. 6. 7. · 1. bouwen...
-
@nuon.com
Nuon Windpark Wieringermeer B.V.
Mevrouw
Hoekenrode 8
1102 BR AMSTERDAM
Verzenddatum
Datum 2017 Ons kenmerk
Z-143843 Uw kenmerk
Uw brief van
Onderwerp Omgevingsvergunning Z-143843 Contact Pagina 1/25 T 088 321
Geachte mevrouw
Correspondentieadres Contact Overige gegevens
Postbus 8 T 088-321 5000 IBAN NL82 BNGH 028.51.52.785
1760 AA Anna Paulowna www.hollandskroon.nl BIC: BNGHNL2G
KvK Alkmaar 54477506
Op 6 februari 2017 hebben wij uw aanvraag omgevingsvergunning ontvangen voor het aanpassen van de
bestaande vergunningen bestaande uit een lijnopstelling van 16 windturbines gelegen nabij de A7 in het
noorden van de gemeente Hollands Kroon naar een vergunning op hoofdlijnen. Het betreft cluster NUON 1 uit
het Windpark Wieringermeer.
De aanvraag is geregistreerd onder nummer Z-143843.
Ontwerpbesluit
Wij zijn voornemens de omgevingsvergunning te verlenen. Dit ontwerpbesluit heeft betrekking op de
activiteiten:
1. bouwen (artikel 2.1, lid 1, onder a van de Wabo); 2. milieu, veranderen of veranderen van de werking en het in werking hebben ( (artikel 2.1, lid 1, sub e
onder 2º en 3º van de Wabo).
Dit ontwerpbesluit betreft dus nog niet het definitieve besluit dan wel de definitieve omgevingsvergunning.
Voorbereidingsprocedure
De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wabo.
Daarnaast is de aanvraag getoetst aan het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de Ministeriële regeling
omgevingsrecht (Mor). Gebleken is dat uw aanvraag voldoet.
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
2/25
In artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat op de besluitvorming
voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijke ordening van
toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor windpark Wieringermeer fase 5
gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door de minister van
Economische Zaken (EZ). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in samenhang
met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in
afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel 3.31, derde
lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro.
Dit besluit is één van de besluiten die nodig zijn voor windpark Wieringermeer fase 5. Daarom is ook op dit
besluit de rijkscoördinatieregeling van toepassing.
De minister van EZ heeft een gecoördineerde voorbereiding van de besluiten voor windpark Wieringermeer
fase 5 bevorderd. Onderhavig besluit is samen als volgt voorbereid:
- op [datum] is een kennisgeving met betrekking tot het ontwerp gepubliceerd in de Staatscourant;
kennisgeving heeft ook plaatsgevonden in enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen;
- op [datum] is door de minister van EZ een ontwerp van het besluit aan initiatiefnemer gezonden;
- het ontwerp van het besluit heeft van [datum] tot en met [datum] ter inzage gelegen bij de gemeente
Hollands Kroon en de provincie Noord Holland;
Op grond van artikel 3.32 in samenhang met artikel 3.35, vierder lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt dit
besluit door de minister van EZ bekendgemaakt. Tevens doet de minister van EZ daarvan mededeling in de
Staatscourant, enkele huis-aan-huisbladen en regionale dagbladen en langs elektronische weg.
1. Activiteit Bouwen Voor de activiteit bouwen moet het plan volgens artikel 2.10 van de Wabo voldoen aan de volgende criteria:
• het geldende bestemmingsplan; • het Bouwbesluit; • de Bouwverordening; • redelijke eisen van welstand.
Bestemmingsplan
Het plan ligt in het ‘Inpassingsplan Windpark Wieringermeer’. Dit plan moet gelezen worden in samenhang met
het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch (A) en Bedrijf’ en
voldoet aan de geldende regels.
De aanvrager beschikt over een reeds afgegeven omgevingsvergunning voor de bouw en het in werking hebben
van meerdere (9) turbines op 16 locaties. Deze vergunning heeft betrekking op de types met een ashoogte
tussen de 100 en de 120 meter waarbinnen alle types vergund worden.
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
3/25
Bouwbesluit
Het is aannemelijk gemaakt dat het plan voldoet aan het Bouwbesluit 2012, als wordt voldaan aan de
voorwaarden uit dit besluit.
Voorwaarden
1. Wij verlenen de vergunning voor de activiteit bouwen overeenkomstig het bouwplan en de bouwtekening(en) + bijlagen die bij dit besluit horen en als zodanig zijn gewaarmerkt.
2. Constructieve gegevens moeten uiterlijk drie weken voor aanvang van de bouw worden aangeleverd en voor aanvang zijn goedgekeurd.
2. Activiteit milieu, veranderen of veranderen van de werking en het in werking hebben Overwegingen
De inrichting (Windpark Cluster Nuon 1) in het Robbenoordbos en langs de Waterkaaptocht nabij de A7 in de
Wieringermeer, kadastraal bekend sectie I, nummers 3663, 3662, 3655, 3650, 3636, 3633/3635, 3630, 3295,
755, 2595, 1954 en 1952 en sectie L, nummers 144, 143 en 142 voldoet aan de beste beschikbare technieken
(BBT) ter voorkoming van emissies naar de lucht, de bodem, het water, geluidemissie, afvalpreventie, externe
veiligheid, lichthinder en energiebesparing. Voor de overwegingen per milieuthema wordt verwezen naar de
desbetreffende paragraaf in de inhoudelijke beoordeling.
Uit onderstaande en de inhoudelijke beoordeling volgt dat met betrekking tot het onderdeel milieu de
gevraagde omgevingsvergunning kan worden verleend. De voorschriften uit de vigerende
omgevingsvergunning van 1 mei 2015 (kenmerk Z-100324/DOC.003819) blijven, naast de artikelen uit
hoofdstuk 3 en de afdelingen 2.1 tot en met 2.4 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en de
Activiteitenregeling milieubeheer, onverminderd van kracht.
De omgevingsvergunning is aangevraagd voor het plaatsen van windturbines die voldoen aan de minimale en
maximale dimensies en kenmerken zoals opgenomen in kolom 4 van tabel 3.3 van de notitie
‘Wijzigingsvergunning Toelichting op de aanvraag van omgevingsvergunning Windpark Cluster Nuon 1’
(Pondera Consult, kenmerk 716140 van 2 februari 2017).
De windturbinetypen Acciona AW 116/3000, Nordex N117, Senvion 3.2M114, Siemens SWT-3.2 113 en Vestas
V112 uit de omgevingsvergunning van 1 mei 2015 (kenmerk Z-100324/DOC.003819) en de windturbinetypen
Nordex N117 3.6 MW, Senvion 3.6M114, Vestas V112 3.6 MW en de Vestas V117 3.6 MW uit de milieuneutrale
verandering van 6 februari 2017 (kenmerk Z132262) worden ingetrokken. De kleinere windturbinetypen
(ashoogte < 100 meter) uit de omgevingsvergunning van 1 mei 2015 worden niet ingetrokken.
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
4/25
Omdat er geen specifiek windturbinetype wordt aangevraagd, maar alleen minimale en maximale dimensies
(en kenmerken), zijn de mogelijke effecten van de te plaatsen windturbines inzichtelijk gemaakt door gebruik
te maken van bekende gegevens van reeds vergunde grote windturbinetypen met betrekking tot de aspecten
geluid en slagschaduw. Er wordt te zijner tijd één windturbinetype geplaatst in Windpark Cluster Nuon 1.
Voorafgaand aan plaatsing wordt een melding in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer ingediend,
waarin staat welk type wordt geplaatst. Bij deze melding worden onder andere een akoestisch onderzoek,
onderzoek naar slagschaduw en typecertificaat overgelegd.
Het volgende deel van de aanvraag maakt deel uit van de omgevingsvergunning voor het onderdeel milieu:
-Notitie ‘Wijzigingsvergunning toelichting op de aanvraag van omgevingsvergunning windpark Cluster Nuon 1,
Nuon Windpark Wieringermeer B.V.’(kenmerk 716140 van 2 februari 2017).
INHOUDELIJKE BEOORDELING
Inleiding
Op 6 februari 2017 hebben wij een aanvraag voor een omgevingsvergunning als bedoeld in de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen voor het veranderen en daarna in werking hebben van
Windpark Cluster Nuon 1 als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, onder 2 en 3 van de Wabo. Het betreft
een aanvraag van Pondera Consult B.V.. De aanvraag heeft betrekking op de locaties in het Robbenoordbos en
langs de Waterkaaptocht nabij de A7 in de Wieringermeer, kadastraal bekend sectie I, nummers 3663, 3662,
3655, 3650, 3636, 3633 en 3635, 3630, 3295, 755, 2595, 1954 en 1952 en sectie L, nummers 144, 143 en 142,
RD-coördinaten x=132954.40 y=541095.80 (WK-01), x=132787.30 y=541426.00 (WK-02), x=132620.00
y=541756.00 (WK-03), x=132454.10 y=542086.70 (WK-04), x=132285.60 y=542416.10 (WK-05), x=131725.50
y=543519.30 (WK-06), x=131565.70 y=543853.00 (WK-07), x=131435.50 y=544199.40 (WK-08), x=131335.70
y=544555.70 (WK-09), x=131267.30 y=544919.30 (WK-10), x=131230.60 y=545287.40 (RB-01), x=131228.20
y=545672.40 (RB-02), x=131258.60 y=546071.30 (RB-03), x=131346.90 y=546475.80 (RB-04), x=131434.10
y=546895.40 (RB-05) en x=131520.40 y=547310.30 (RB-06).
De aanvraag is ingediend voor het veranderen van een windturbinepark bestaande uit 16 windturbines. Er
worden minimale en maximale dimensies (en kenmerken) conform kolom 4 uit tabel 3.3 van de notitie
‘Wijzigingsvergunning toelichting op de aanvraag van omgevingsvergunning Windpark Cluster Nuon 1’ (Nuon
Windpark Wieringermeer B.V., kenmerk 716140 van 2 februari 2017) aangevraagd. Deze dimensies zijn (onder
andere) een maximaal vermogen van 4,5 MW, een maximale ashoogte van 120 meter, een minimale ashoogte
van 100 meter, een maximale rotordiameter van 117 meter, een minimale rotordiameter van 101 meter en
een tiphoogte van 178,5 meter. Ook worden een vijftal windturbinetypen uit de omgevingsvergunning van 1
mei 2015 (Acciona 116/3000, Nordex N117, Senvion 3.2M114, Siemens SWT-3.2-113 en Vestas V112) en alle
windturbinetypen uit de milieuneutrale verandering van 6 februari 2017 (Nordex N117-3.6 MW, Senvion
3.6M114, Vestas V112-3.6 MW en Vestas V117-3.6 MW) ingetrokken.
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
5/25
Er wordt uiteindelijk één windturbinetype geplaatst in Windpark Cluster Nuon 1. Voorafgaand aan de plaatsing
zal hiervoor een melding in het kader van het Activiteitenbesluit milieubeheer worden ingediend.
De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het milieuhygiënische toetsingskader van de aanvraag. Een toetsing aan
deze aspecten heeft plaatsgevonden.
Vergunningsituatie
Voor het Windpark Cluster Nuon 1 is op 1 mei 2015 een omgevingsvergunning onderdelen bouwen, handelen
in strijd met regels ruimtelijke ordening en milieu verleend voor het oprichten en in werking hebben van een
windturbinepark (kenmerk Z-100324/DOC.003819). Deze omgevingsvergunning is verleend voor 9
windturbinetypes (Acciona AW 116/3000, Alstom ECO-110, Enercon E-101, Gamesa G114, General Electric 3.2-
103, Nordex N117, Senvion 3.2M114, Siemens SWT-3.2-113 en Vestas V112).
Op 6 februari 2017 is een omgevingsvergunning verleend voor het milieuneutraal veranderen. Deze vergunning
is verleend voor het toevoegen van een viertal windturbinetypen (Nordex N117 3.6 MW, Vestas V112 3.6 MW,
Senvion 3.6M114 en Vestas V117 3.6 MW) aan de omgevingsvergunning van 1 mei 2015.
Activiteitenbesluit milieubeheer
In het Activiteitenbesluit milieubeheer (verder: Activiteitenbesluit) en de Activiteitenregeling milieubeheer
(verder: Activiteitenregeling) zijn voor verschillende activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden
algemene artikelen opgenomen. De artikelen uit hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit en de
Activiteitenregeling zijn ook van toepassing op vergunningplichtige inrichtingen (type C-inrichting). Windpark
Cluster Nuon 1 is vergunningplichtig met dien verstande dat een aantal artikelen uit het Activiteitenbesluit en
de Activiteitenregeling rechtstreeks, dus zonder dat deze in de beschikking expliciet zijn opgenomen, van
toepassing zijn.
Uit de aanvraag blijkt dat binnen de inrichting de volgende in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit genoemde
activiteiten plaatsvinden:
•Lozen van hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende voorziening (paragraaf 3.1.3);
•In werking hebben van een windturbine (paragraaf 3.2.3).
Tevens zijn voor bovenstaande activiteiten de artikelen uit de afdelingen 2.1 (Zorgplicht), 2.2 (Lozingen), 2.3
(Lucht en geur) en 2.4 (Bodem) van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling van toepassing. Gelet op
voorgaande zijn voor het lozen van hemelwater dat niet afkomstig is van een bodembeschermende
voorziening, het in werking hebben van een windturbine, zorgplicht, lozingen, lucht en geur en bodem geen
voorschriften opgenomen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
Het bedrijf is geen inrichting waarop het Bevi van toepassing is.
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
6/25
Besluit risico’s zware ongevallen (Brzo)
Het bedrijf is geen inrichting waarop het Brzo van toepassing is.
Aanvraag:
Door Pondera Consult B.V. is namens Nuon Windpark Wieringermeer B.V. een aanvraag voor een
omgevingsvergunning (onderdeel milieu) ingediend. De volgende documenten maken deel uit van de aanvraag
en zijn bijgevoegd:
• Aanvraagformulier met nummer 2727965;
• Notitie Wijzigingsvergunning Toelichting op de aanvraag van omgevingsvergunning Windpark Cluster
Nuon 1, Pondera Consult, nr. 716140 van 2 februari 2017;
• Machtiging Pondera Consult B.V. van 12 juni 2014;
• Akoestisch onderzoek en onderzoek naar slagschaduwhinder van het op te richten windpark Nuon 1
te Wieringermeer in de gemeente Hollands Kroon, Pondera Services, kenmerk 714029 AS WP Nuon 1
V7.docx van 15 september 2016;
• Akoestisch onderzoek en onderzoek naar slagschaduwhinder van het op te richten windpark Nuon 1
te Wieringermeer in de gemeente Hollands Kroon, Pondera services, kenmerk 714029 AS WP Nuon 1
V6 van 3 september 2014;
• Aanvullend akoestisch onderzoek WP Wieringermeer, geluid Robbenoordbos, Pondera Services,
kenmerk 713057 A WP Wieringermeer V7 van 9 oktober 2014;
• Externe veiligheid windturbines Wieringermeer, onderbouwing tbv MER en Rijksinpassingsplan,
Anteagroup, projectnummer 262723 van april 2014;
• Beoordeling schuifruimte inpassingsplan in relatie tot veiligheid, Anteagroup, projectnummer 262723
van 14 mei 2014;
• Milieueffectrapportage Windpark Wieringermeer, Pondera Consult, kenmerk 713057 van 30 juni
2014 (inclusief bijlagen);
• Overzichtstekening Windpark Wieringermeer, Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, nr. AO-
3.112.176, overzicht clusters van 14 augustus 2014 (B);
• Overzichtstekening Windpark Wieringermeer, Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Cluster NUON
1. Inrichting Robbenoordbos en Waterkaaptocht, nr. A0-3.112.156 van 20 juni 2014 (A);
• Tekening Nuon Wieringermeer Aanzichten Turbines Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Pondera
Consult, nr. A3-3112.504 van 24 januari 2017 (B);
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening RB-01 en RB-02, tekeningnummer A3-3.112.259 van 10 juni
2014;
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening RB-03 en RB-04, tekeningnummer A3-3.112.260 van 10 juni
2014;
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
7/25
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening RB-05 en RB-06, tekeningnummer A3-3.112.261 van 10 juni
2014;
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening WK-02 en WK-01, tekeningnummer A3-3.112.253 van 10 juni
2014;
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening WK-03 en WK-04, tekeningnummer A3-3.112.254 van 10 juni
2014;
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening WK-05, tekeningnummer A3-3.112.255 van 10 juni 2014;
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening WK-06, tekeningnummer A3-3.112.256 van 10 juni 2014;
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening WK-07 en WK-08, tekeningnummer A3-3.112.257 van 10 juni
2014;
• Tekening Windpark Wieringermeer Omgevingsvergunning Bouw & Milieu, Inrichting Robbenoordbos
en Waterkaaptocht, Positietekening WK-09 en WK-10, tekeningnummer A3-3.112.258 van 10 juni
2014.
Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen
van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook ontvankelijk en in behandeling genomen.
Aanleiding van de aanvraag
Aanleiding voor deze aanvraag is het voornemen van Nuon Windpark Wieringermeer B.V. om het Windpark
Cluster Nuon 1 te veranderen. De verandering betreft het intrekken van een negental windturbinetypen
(Acciona 116/3000, Nordex N117, Senvion 3.2M114, Siemens SWT-3.2-113, Vestas V112, Nordex N117-3.6
MW, Senvion 3.6M114, Vestas V112-3.6 MW en de Vestas V117-3.6 MW) en het aanvragen van maximale en
minimale dimensies (en kenmerken) voor windturbines op de betreffende locaties zoals opgenomen in tabel
3.3, vierde kolom van de notitie ‘Wijzigingsvergunning Toelichting op de aanvraag van omgevingsvergunning
Windpark Cluster Nuon 1’ (Pondera Consult, nr. 716140 van 2 februari 2017).
De vergunningaanvraag heeft dus betrekking op een inrichting die voldoet aan de omschrijving uit bijlage I,
onderdeel C, categorie 20, onderdeel 20.1, onder a van het Besluit omgevingsrecht (Bor). De inrichting is
vergunningplichtig op grond van bijlage I, onderdeel B, onder 1, sub b, van het Bor. Voor Windpark
Wieringermeer (inclusief Windpark Cluster Nuon 1) is de ‘Milieueffectrapportage Windpark Wieringermeer’
(Pondera Consult B.V., nummer 713057 van 30 juni 2014) opgesteld.
Deze maakt onderdeel uit van deze aanvraag. Er is dus een omgevingsvergunning onderdeel milieu in het kader
van de Wabo nodig (uitgebreide procedure).
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
8/25
De windturbinetypes met een ashoogte onder de 100 meter (Alstom ECO 110, Enercon E-101, Enercon E101
3.5 MW, Gamesa G114 en General Electric 3.2-103) zoals vergund in de omgevingsvergunning van 1 mei 2015
(kenmerk Z-100324/DOC.003819), worden niet ingetrokken en blijven onverkort van toepassing.
Aard van de inrichting
Windpark Cluster Nuon 1 is een windpark als omschreven in categorie 20, onderdeel 20.1, onder a van bijlage I,
onderdeel C, van het Bor. Het windturbinepark bestaat uit 16 windturbines. Verder valt het bedrijf ook nog
onder categorie 1, onderdeel 1.1 van bijlage I, onderdeel C van het Bor.
Wettelijk kader
In artikel 9b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Elektriciteitswet 1998 is bepaald dat op de besluitvorming
voor dit project de rijkscoördinatieregeling als bedoeld in artikel 3.35 van de Wet ruimtelijk ordening (Wro) van
toepassing is. Dat wil in dit geval zeggen dat de besluiten die nodig zijn voor windpark Wieringermeer (dus ook
Windpark Cluster Nuon 1) gezamenlijk worden voorbereid, waarbij deze procedure wordt gecoördineerd door
de minister van Economische Zaken (EZ). Daarbij doorlopen de besluiten, op grond van artikel 3.31, derde lid, in
samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro, de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als
bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht met toepassing van de bijzondere regels in artikel
3.31, derde lid, in samenhang met artikel 3.35, vierde lid, van de Wro.
In bijlage I, onderdeel C, categorie 20, onderdeel 20.6 staat welke inrichtingen vergunningplichtig zijn. Een
windturbinepark is op grond van deze categorie niet vergunningsplichtig. Conform bijlage I, onderdeel B, onder
1, sub b geldt er echter een vergunningplicht, omdat er sprake is van een m.e.r.-plichtige activiteit.
Coördinatie en aanhouding
Er is geen sprake van het lozen van stoffen als bedoeld in artikel 6.1 van de Waterwet. Gelet op voorgaande is
er dus geen vergunning noodzakelijk op grond van de Waterwet.
Melding Activiteitenbesluit
Ten aanzien van de windturbines worden maximale en minimale dimensies (en kenmerken) aangevraagd
conform tabel 3.3, vierde kolom, van de notitie ‘Wijzigingsvergunning Toelichting op de aanvraag van
omgevingsvergunning Windpark Cluster Nuon 1’ (Pondera Consult, nr. 716140 van 2 februari 2017). Hiermee
worden slechts randvoorwaarden aangegeven. Op grond van artikel 1.10, eerste lid, van het Activiteitenbesluit
moet tenminste vier weken voor het plaatsen van de windturbines een melding inclusief akoestisch onderzoek,
onderzoek naar slagschaduw en productcertificaat worden ingediend. In de aanvraag is aangegeven dat de
melding 8 weken voorafgaand aan de bouw wordt ingediend.
PROCEDURE
Voorbereiding
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
9/25
De besluitvormingsprocedure is uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.10 van de Wabo, afdeling
3.4 Awb en afdeling 13.2 van de Wet milieubeheer (Wm).
Ontvankelijkheid
Artikel 2.8 van de Wabo biedt de grondslag voor een geharmoniseerde regeling van de indieningsvereisten. Dit
betreft de gegevens en bescheiden die bij een aanvraag van een omgevingsvergunning moeten worden gesteld
om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. De regeling is uitgewerkt in paragraaf 4.2 van het Bor, met een
nadere uitwerking in de Regeling omgevingsrecht (Mor).
Na ontvangst hebben wij deze aan de hand van de Mor getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat de
aanvraag volledig en ontvankelijk is.
Bestemmingsplan
De inrichting is in overeenstemming met het vigerende Rijksinpassingsplan Windpark Wieringermeer
(vastgesteld op 29 april 2015, NL.IMRO.0000.EZip14wieringer-0003).
Besluit milieueffectrapportage
Ten aanzien van het Windpark Cluster Nuon 1 is met betrekking tot deze aanvraag sprake van een (vormvrije)
m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteit. Het veranderen van een windpark valt onder kolom 1 van onderdeel
D22.2 van de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Ten behoeve van het
Rijksinpassingsplan is de ‘Milieueffectrapportage Windpark Wieringermeer’ (Pondera Consult, nr. 713057 van
30 juni 2014)(verder: MER) opgesteld. Deze MER bevat informatie aangaande de voorgenomen activiteit en is
als bijlage bij de ingediende aanvraag opgenomen. In deze MER zijn de aangevraagde dimensies al opgenomen.
Voor deze MER is reeds een procedure gevoerd gelijktijdig met de omgevingsvergunning van 1 mei 2015. Op
grond van voornoemde hoeft dus geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling meer plaats te vinden.
IPPC-installatie
Vanaf 1 januari 2013 is de Europese richtlijn industriële emissies (RIE) in de Nederlandse milieuwetgeving
geïmplementeerd (richtlijn 2010/75/EU, PbEU L334). De RIE geeft milieueisen voor de installaties die genoemd
staan in de bij de richtlijn horende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC-
installatie.
De aangevraagde activiteit heeft betrekking op een inrichting waartoe geen IPPC-installatie behoort. Een
beoordeling op grond van de RIE, zoals deze is geïmplementeerd in de Wm en Wabo, is voor deze inrichting dus
niet van toepassing.
TOETSING
ALGEMEEN
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
10/25
De aanvraag heeft betrekking op het veranderen van de inrichting als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef
en onder e Wabo en het in werking hebben daarvan na die verandering. Voor deze inrichting gelden algemene
regels uit het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling. Voor een aantal onderwerpen waarop de aanvraag
betrekking heeft, blijft het nodig om ze in een vergunningprocedure te toetsen.
De Wabo omschrijft in artikel 2.14 het toetsingskader voor het onderdeel milieu. Een toetsing aan deze
aspecten heeft plaatsgevonden.
Toetsing veranderen
Bij onze beslissing op de aanvraag hebben wij:
- de aspecten genoemd in artikel 2.14, eerste lid, onder a van de Wabo betrokken;
- met de aspecten genoemd in artikel 2.14, eerste lid, onder b van de Wabo rekening gehouden;
- de aspecten genoemd in artikel 2.14, eerste lid, onder c van de Wabo in acht genomen
Gelet op artikel 2.14, eerste lid, onder a van de Wabo hebben wij de volgende aspecten betrokken bij de
beslissing op de aanvraag:
1. de bestaande toestand van het milieu, voor zover de inrichting daarvoor gevolgen kan veroorzaken;
2. de gevolgen voor het milieu, mede in hun onderlinge samenhang bezien, die de inrichting kan
veroorzaken, mede gezien de technische kenmerken en de geografische ligging daarvan;
3. de met betrekking tot de inrichting en het gebied waar de inrichting zal zijn gelegen, redelijkerwijs te
verwachten ontwikkelingen die van belang zijn met het oog op de bescherming van het milieu;
4. de ingebrachte adviezen en zienswijzen;
5. de mogelijkheden tot bescherming van het milieu, door de nadelige gevolgen voor het milieu, die de
inrichting kan veroorzaken, te voorkomen, of zoveel mogelijk te beperken, voor zover zij niet kunnen worden
voorkomen
6. het systeem van met elkaar samenhangende technische, administratieve en organisatorische
maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te beheersen en,
voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen, dat degene die de inrichting drijft, met betrekking
tot de inrichting toepast, alsmede het milieubeleid dat hij met betrekking tot de inrichting voert.
Wij beperken ons tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van
invloed kunnen zijn. Voor veel aspecten geldt dat een meer uitgebreide toetsing heeft plaatsgevonden. Deze
toetsingen staan verderop in deze (ontwerp)beschikking.
Ad. 5: Maatregelen ter voorkoming of beperking van nadelige gevolgen
In het belang van het bereiken van een hoog niveau van bescherming van het milieu worden aan de vergunning
voorschriften verbonden, die nodig zijn om de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan
veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk –bij voorkeur bij de bron- te
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
11/25
beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de inrichting ten minste de voor de
inrichting in aanmerking komende best beschikbare technieken worden toegepast.
Ad. 6: Mate van milieuzorg
Aanvrager past een milieuzorgsysteem toe van met elkaar samenhangende technische, administratieve en
organisatorische maatregelen om de gevolgen die de inrichting voor het milieu veroorzaakt, te monitoren, te
beheersen en, voor zover het nadelige gevolgen betreft, te verminderen.
Daarnaast hebben wij, conform artikel 2.14, eerste lid, sub b, van de Wabo rekening gehouden met:
• het Milieubeleidsplan 2015-2018 (milieu) van de Provincie Noord-Holland;
• de richtwaarden.
Ten slotte hebben wij conform artikel 2.14, eerste lid, sub c, van de Wabo bij onze beslissing het volgende in
ieder geval in acht genomen:
• de best beschikbare technieken;
• de grenswaarden;
• de aanwijzing van de minister.
Binnen de inrichting moeten de beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. Bespreking van BBT
vindt plaats bij de individuele beoordeling van de milieu-compartimenten in deze (ontwerp)beschikking. Nu
aan dit criterium kan worden voldaan, kan de vergunning voor wat betreft dit aspect worden verleend.
Aan overeenkomstig artikel 5.2 Wm gestelde grenswaarden in Algemene Maatregel van Bestuur moet door de
inrichting worden voldaan. Hierover merken wij op dat aan de normen zoals opgenomen in de bijlage waarna
wordt verwezen in artikel 5.2, wordt voldaan.
BESTE BESCHIKBARE TECHNIEKEN (BBT)
Om een hoog niveau van bescherming van het milieu mogelijk te maken, dient de inrichting de meest
doeltreffende technieken toe te passen om emissies en andere nadelige gevolgen voor het milieu die de
inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken. Indien
door verlening van de vergunning niet kan worden bereikt dat, rekening houdend met de voorzienbare kosten
en baten van maatregelen, en met het voorzorg- en het preventiebeginsel, in de inrichting ten minste de voor
de inrichting in aanmerking komende BBT worden toegepast, moeten wij de vergunning weigeren.
Bij het bepalen van BBT hebben wij betrokken:
- de toepassing van technieken die weinig afvalstoffen veroorzaken;
- de toepassing van minder gevaarlijke stoffen of mengsels;
- de ontwikkeling, waar mogelijk, van technieken voor de terugwinning en het opnieuw gebruiken van
de bij de processen in de inrichting uitgestoten en gebruikte stoffen en van afvalstoffen;
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
12/25
- vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn
beproefd;
- de vooruitgang van de techniek en de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis;
- de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies;
- de data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen;
- de tijd die nodig is om een betere techniek toe te gaan passen;
- het verbruik en de aard van de grondstoffen, met inbegrip van water, en de energie-efficiëntie;
- de noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico's voor het milieu te voorkomen of
tot een minimum te beperken;
- de noodzaak ongevallen te voorkomen en de gevolgen daarvan voor het milieu te beperken.
De aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark.
Ingevolge artikel 5.4, tweede lid, van het Bor is bij de bepaling van de voor de inrichting in aanmerking
komende BBT rekening gehouden met de in de bijlage bij de Mor opgenomen lijst met aangewezen BBT-
documenten. Omdat deze documenten waarborgen dat de betreffende technieken voldoen aan de eisen die
aan BBT worden gesteld, achten wij het niet noodzakelijk om voor de betreffende onderwerpen nog andere
documenten te raadplegen. Voor niet alle toetsingsaspecten zijn specifieke BBT-documenten aangewezen. Bij
de uitwerking van het betreffende toetsingskader is aangegeven welke documenten wij hebben gebruikt. Als
aan de betreffende documenten is voldaan, zijn wij van mening dat de toegepaste technieken voldoen aan BBT.
Bij het bepalen van BBT voor de onderhavige inrichting hebben wij gebruik gemaakt van de tabel uit de bijlage
bij de Mor. Uit deze bijlage is de volgende BBT-document gebruikt:
- Nederlandse Richtlijn Bodembescherming (NRB).
Paragraaf 5.2.1 van het Bor verplicht ertoe om in het belang van het bereiken van een hoog niveau van
bescherming van het milieu aan de vergunning voorschriften te verbinden, die nodig zijn om de nadelige
gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel
mogelijk –bij voorkeur bij de bron- te beperken en ongedaan te maken. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat in de
inrichting ten minste de voor de inrichting in aanmerking komende beste technieken worden toegepast.
Gelet op artikel 5.4 van het Bor, is rekening gehouden met de voorzienbare kosten en baten van maatregelen,
en met het voorzorg- en preventiebeginsel bij de bepaling van BBT. Voor een verdere beschouwing van de
beste beschikbare technieken, verwijzen wij naar de afzonderlijke toetsing aan de relevante
milieucompartimenten.
AFVALPREVENTIE
In de bijlage bij de Mor zijn geen BBT-documenten opgenomen met betrekking tot afvalpreventie.
Afvalpreventie
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
13/25
Afval- en emissiepreventie is het voorkomen of beperken van het ontstaan van afval en emissies of de
milieuschadelijkheid ervan, door reductie aan de bron of door interne recycling. Preventie van afval is een van
de hoofddoelstellingen van het afvalstoffenbeleid. Op welke wijze invulling kan worden gegeven aan preventie
is beschreven in de Handreiking "Wegen naar preventie bij bedrijven" (InfoMil 2005).
Uitgangspunt voor alle bedrijven is dat het ontstaan van afval zoveel mogelijk moet worden voorkomen of
beperkt. Op de internetsite van InfoMil is de ‘meerkostentoets’ opgenomen, een instrument waarmee
afzonderlijke bedrijven kunnen bepalen wat voor hen de meerkosten zijn van de scheiding van bepaalde
afvalstoffen. De Handreiking hanteert ondergrenzen die de relevantie van afvalpreventie bepalen. Hierin wordt
gesteld dat afvalpreventie relevant is wanneer er jaarlijks meer dan 25 ton (niet gevaarlijk) bedrijfsafval en/of
meer dan 2,5 ton gevaarlijk afval binnen de inrichting vrijkomt.
De totale hoeveelheid afval ligt beneden de gehanteerde ondergrenzen. Wij hebben daarom in deze
vergunning verder geen aandacht besteed aan de preventie van afvalstoffen.
Afvalscheiding
In het Landelijk afvalbeheerplan 2009-2021 (LAP2) staat het beleid voor het beheer van alle afvalstoffen
waarop de Wm van toepassing is. Het LAP2 geldt voor zes jaar (2009-2015) en geeft daarnaast een doorkijk tot
2021. In hoofdstuk 14 van het LAP2 is het beleid uitgewerkt voor afvalscheiding, waarbij paragraaf 14.4
specifiek ingaat op de afvalscheiding door bedrijven. Voor vergunningplichtige bedrijven is de verplichting tot
afvalscheiding onderdeel van de omgevingsvergunning. Het bevoegd gezag kan in de vergunning aangeven
welke afvalstoffen die binnen de vergunde inrichting vrijkomen, gescheiden moeten worden gehouden en
gescheiden moeten worden afgegeven. Steeds geldt dat er sprake moet zijn van afvalscheiding tenzij dat
redelijkerwijs niet kan worden gevergd. Tabel 14.1 uit het LAP2 geeft voor de meest voorkomende afvalstoffen
die diffuus en in kleine hoeveelheden ontstaan een indicatie wanneer het redelijk is dat afvalscheiding
plaatsvindt. Afhankelijk van de omstandigheden kan afvalscheiding onder de waarden van tabel 14.1 ook
redelijk worden geacht. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de afvalstroom geconcentreerd vrijkomt en
eenvoudig te scheiden en gescheiden af te geven is. Daarnaast kan het ook zo zijn dat het bij hogere dan de in
tabel 14.1 genoemde hoeveelheden niet redelijk is om afvalscheiding te verlangen, gezien de onevenredige
belasting in de kosten die dit voor een bedrijfsspecifieke situatie met zich brengt.
In de bijlage bij de aanvraag staat dat er nauwelijks afvalstoffen worden geproduceerd binnen de inrichting. Er
is enkel sprake van restafval dat vrijkomt bij onderhoud en reparatie. De dienstdoende monteur neemt deze
afvalstoffen mee. Toetsing van de informatie heeft opgeleverd dat een verdergaande scheiding niet mogelijk is.
In deze omgevingsvergunning zijn geen voorschriften met betrekking tot afvalstoffen opgenomen. De
voorschriften uit de omgevingsvergunning van 1 mei 2015 zijn ook van toepassing op de verandering van de
inrichting.
De binnen de inrichting vrijkomende afvalstoffen zijn getoetst aan de Eural.
AFVALWATER
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
14/25
De uitgangspunten voor de bescherming van het milieu tegen verontreiniging door de lozing van afvalwater zijn
vastgelegd in de Waterwet, de Wm en de Instructieregeling lozingsvoorschriften milieubeheer. De drie
belangen die deze wetten en regeling ten aanzien van afvalwater behartigen zijn:
- de doelmatige werking van een openbaar vuilwaterriool en de verwerking van het slib uit het
openbaar vuilwaterriool;
- de doelmatige werking van de rioolwaterzuiveringsinstallatie;
- de bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater.
Binnen de inrichting ontstaan, met uitzondering van schoon regenwater, geen bedrijfsafvalwaterstromen.
Gelet op voorgaande zijn ook geen voorschriften opgenomen in deze (ontwerp)beschikking met betrekking tot
het aspect afvalwater.
Afvalwater dat afkomstig is van schone oppervlakten moet worden geloosd in de bodem of op het
oppervlaktewater (conform het Activiteitenbesluit).
GEURHINDER
De aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark. De
verandering betreft dat een aantal windturbinetypen worden ingetrokken en dat minimale en maximale
dimensies en kenmerken voor de windturbines worden vastgelegd. Deze verandering zal niet zorgen voor enige
vorm van geurhinder die is toe te schrijven aan (het veranderen van) de inrichting.
BODEM
Het preventieve bodembeschermingsbeleid is vastgelegd in de Nederlandse Richtlijn Bodembescherming
bedrijfsmatige activiteiten (NRB). In de bijlage bij de Mor is de NRB opgenomen als BBT-document.
Uitgangspunt van de NRB is dat door een doelmatige combinatie van bodembeschermende maatregelen en
voorzieningen een verwaarloosbaar bodemrisico wordt gerealiseerd. De NRB beperkt zich tot de normale
bedrijfsvoering en voorzienbare incidenten. Bodembescherming ten bate van calamiteiten wordt in NRB-kader
niet behandeld. Een eventuele calamiteitenopvang echter wel. De NRB kent geen verdergaande vorm van
preventieve bodembescherming dan het verwaarloosbaar bodemrisico. Een verwaarloosbaar bodemrisico kan
echter volgens de NRB op verschillende manieren worden gerealiseerd. Globaal is de NRB-aanpak samen te
vatten als “vloeistofdichte vloeren met een minimum aan gedragsvoorschriften”, of kerende vloeren en/of
lekbakken met een zwaar accent op de daarop toegesneden gedragsvoorschriften.
Binnen de inrichting vindt geen opslag van gevaarlijke stoffen plaats. De installaties in de aangevraagde
windturbines bevatten echter wel bodembedreigende vloeistoffen, zoals smeeroliën en vetten ten behoeve
van de hydraulische installaties. Volgens de NRB is hier sprake van een ‘gesloten proces of bewerking’.
Uitgangspunt bij een gesloten proces of bewerking is dat tijdens de gangbare bedrijfsvoering de stoffen niet
buiten de procesomhulling treedt.
De installaties bevinden zich in de gondel van de windturbines. In geval olie c.q. smeermiddel vanuit de
installaties in de gondel vrij mocht komen, wordt deze in de gondel opgevangen. De gondel heeft voldoende
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
15/25
capaciteit om de totale hoeveelheid olie en smeermiddel op te vangen. De installaties die smeermiddelen en
oliën bevatten worden jaarlijks onderhouden. Indien een installatie olie en/of smeermiddelen lekt, zal dit
onmiddellijk worden gesignaleerd, omdat dan storingen gaan optreden.
Conform de notitie ‘Wijzigingsvergunning toelichting op de aanvraag van omgevingsvergunning Windpark
Cluster Nuon 1 (Pondera Consult, nr. 716140 van 2 februari 2017) wordt voorafgaand aan de bouw een
bodemonderzoek uitgevoerd naar de nulsituatie. De resultaten van dit onderzoek worden uiterlijk drie weken
voor de start van de bouw aan het bevoegd gezag overgelegd. Dit wordt niet opgenomen als voorschrift in deze
(ontwerp)beschikking. Windturbines staan in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Op activiteiten uit
hoofdstuk 3 is afdeling 2.4 (Bodem) van het Activiteitenbesluit van toepassing. In artikel 2.11 van afdeling 2.4
staat zowel een nul- als eindonderzoek voorgeschreven. Dit artikel heeft een rechtstreekse werking.
Bij een eventuele calamiteit kunnen bodembedreigende stoffen vrijkomen. Indien dit gebeurd zijn artikel 17.1
en 17.2 van de Wm van toepassing. Dit betekent dat bij een calamiteit de drijver van de inrichting onmiddellijk
maatregelen moet treffen om gevolgen te voorkomen c.q. zoveel mogelijk beperken. Een calamiteit moet
worden gemeld bij het bevoegd gezag.
De aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark. De
aangevraagde verandering betreft dat een aantal windturbinetypen worden ingetrokken en dat minimale en
maximale dimensies (en kenmerken) voor de windturbines worden vastgelegd in deze omgevingsvergunning.
Binnen de inrichting vinden geen nieuwe c.q. uitbreiding van bestaande bodembedreigende activiteiten plaats.
Gelet op voorgaande zal deze verandering geen gevolgen hebben voor het aspect bodembescherming.
BRANDVEILIGHEID
Brand is een van de aspecten die tot nadelige gevolgen voor het milieu kan leiden en valt dus in beginsel onder
de reikwijdte van de Wm c.q. Wabo.
Criterium voor het stellen van brandveiligheidseisen is of de nadelige gevolgen voor het milieu door brand zich
tot buiten de inrichting kunnen uitstrekken. Brandveiligheidseisen kunnen worden opgesteld vanuit
verschillende invalshoeken. Wij streven bij vergunningverlening ingevolge de Wabo een integrale benadering
na waarbij onderlinge afstemming plaatsvindt tussen betrokken actoren. Dit leidt ertoe dat het gewenste
brandveiligheidsniveau wordt gerealiseerd.
In Windpark Cluster Nuon 1 is geen sprake van de opslag van brandbare en/of milieugevaarlijke stoffen. Deze
aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark. De
verandering betreft het intrekken van een aantal windturbinetypen en het aanvragen van minimale en
maximale dimensies (en kenmerken) voor de te plaatsen windturbines. Deze minimale en maximale dimensies
zijn middels windturbinetypen in de omgevingsvergunningen van 1 mei 2015 en 6 februari 2017 reeds vergund.
Gelet op voorgaande heeft deze verandering geen gevolgen met betrekking tot het aspect brandveiligheid.
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
16/25
ENERGIE
Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag is rekening gehouden met het aspect zuinig omgaan met
energie.
Om vast te stellen of het energieverbruik van de inrichting relevant is, is aangesloten bij de Circulaire "Energie
in de milieuvergunning" (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en het
Ministerie van Economische Zaken, Den Haag, oktober 1999) gehanteerde ondergrens. Deze ondergrens is
25.000 m3 aardgas(equivalent) en/of tegelijk 50.000 kWh elektriciteit per jaar. Bedrijven met een jaarlijks
energieverbruik dat lager ligt dan deze waarden, worden als niet energie relevant bestempeld.
Binnen de inrichting (Windpark Cluster Nuon 1) wordt nauwelijks energie verbruikt. Er wordt vooral energie
geproduceerd door middel van wind. Gelet op voorgaande zijn energiebesparende maatregelen niet relevant.
De verbruikte energie wordt ook geleverd door de windturbines.
GELUID
Algemeen
De inrichting Windpark Cluster Nuon 1 is gelegen in het Robbenoordbos en langs de Waterkaaptocht nabij de
A7 in de Wieringermeer. De dichtstbijzijnde woning van derden (Zeugweg 14 te Wieringerwerf) bevindt zich op
530 meter van het windpark. De activiteiten vinden 24-uur per dag plaats. Transportbewegingen vinden
hoofdzakelijk plaats tussen 09.00 en 19.00 uur.
Beste beschikbare technieken
In de bijlage bij de Mor zijn geen BBT-documenten met betrekking tot geluid aangewezen.
Beschrijving van de activiteiten
De door de inrichting veroorzaakte geluidemissie is afkomstig van de in de inrichting aanwezige windturbines.
Bij de beoordeling van de geluideffecten van de inrichting naar de omgeving en voor het opstellen van de
geluidvoorschriften zou gebruik moeten worden gemaakt van de “Handreiking Industrielawaai en
vergunningverlening” (verder: Handreiking). In deze Handreiking staan richtwaarden aangegeven voor
verschillende omgevingen. Hierop zou eigenlijk moeten worden aangesloten. Windturbineparken zijn echter
opgenomen in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Dit hoofdstuk is ook van toepassing op activiteiten bij
vergunningplichtige inrichtingen (type C-inrichtingen).
In artikel 3.13, tweede lid, van het Activiteitenbesluit staat dat de artikelen 2.17 tot en met 2.22 niet van
toepassing zijn op een windturbine of combinatie van windturbines. In artikel 3.14a, eerste lid, van het
Activiteitenbesluit staat dat een windturbine of een combinatie van windturbines voldoet ten behoeve van het
voorkomen of beperken van geluidhinder aan de norm van ten hoogste 47 dB Lden en aan de norm van ten
hoogste 41 dB Lnight op de gevel van gevoelige gebouwen en bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein.
Het opnemen van andere waarden kan niet in deze (ontwerp)beschikking, maar is alleen mogelijk door middel
van maatwerk op grond van artikel 3.14a, tweede of derde lid, van het Activiteitenbesluit. Hierbij moet wel
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
17/25
worden voldaan aan een aantal uitgangspunten. Het bevoegd gezag kan bij maatwerkvoorschrift teneinde
rekening te houden met cumulatie van geluid als gevolg van een andere windturbine of een andere combinatie
van windturbines, normen met een lagere waarde vaststellen. Verder kan het bevoegd gezag bij
maatwerkvoorschrift in verband met bijzondere lokale omstandigheden normen met een andere waarde
vaststellen.
Akoestisch onderzoek
Door Pondera services zijn akoestisch onderzoeken uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn
beschreven in de rapporten ‘Akoestisch onderzoek en onderzoek naar slagschaduwhinder van het op te richten
Windpark Nuon 1 te Wieringermeer in de gemeente Hollands Kroon” (kenmerk 714029 AS WP Nuon 1 V6 van 3
september 2014), ‘Akoestisch onderzoek en onderzoek naar slagschaduwhinder van het op te richten windpark
Nuon 1 te Wieringermeer in de gemeente Hollands Kroon’ (kenmerk 714029 AS WP Nuon 1 V7.docx van 15
september 2016) en ‘Aanvullend akoestisch onderzoek WP Wieringermeer, geluid Robbenoordbos’ (kenmerk
713057 A WP Wieringermeer V7 van 9 oktober 2014). Uit deze rapporten blijkt met betrekking tot geluid het
volgende.
De vergunde (en deels ingetrokken) windturbinetypen in de omgevingsvergunning van 1 mei 2015 en de
milieuneutrale verandering van 6 februari 2017 voldoen (bij toepassing van mitigerende maatregelen) aan de
geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit. De in deze aanvraag aangevraagde maximale en minimale dimensies
vallen binnen de dimensies van de reeds vergunde windturbinetypen. Hieruit blijkt dat binnen de
aangevraagde dimensies van de windturbine voldaan kan worden aan de geluidsnormen uit het
Activiteitenbesluit. Gelet op voorgaande zal ook de uiteindelijk te realiseren windturbinetype kunnen voldoen
aan het Activiteitenbesluit. Hiervoor zijn mogelijk mitigerende maatregelen nodig, zoals het wijzigen van de
instellingen van de windturbine(s). Dit gaat ten koste van de energieproductie. Ook kan een aantal
windturbines tijdelijk worden stilgezet. Welke mitigerende maatregelen worden toegepast, is afhankelijk van
het te plaatsen windturbinetype.
Uiterlijk acht weken voorafgaand aan de start van de bouw zal middels een akoestisch onderzoek worden
aangetoond dat het gekozen windturbinetype voldoet aan het Activiteitenbesluit. Hierin worden ook (indien
nodig) de te nemen mitigerende maatregelen opgenomen.
Ook is onderzoek gedaan naar de cumulatieve effecten van de windturbines in Windpark Cluster Nuon 1. Deze
effecten zijn beschreven in hoofdstuk 4 van de Akoestisch onderzoeken van 15 september 2016 en 3
september 2014. Uit deze onderzoeken is gebleken dat de cumulatieve geluidbelasting vanwege Windpark
Cluster Nuon 1 en de ‘Poldermolen’ nergens hoger is dan 47 dB Lden. Cumulatie met andere windparken is niet
relevant vanwege de grote afstand.
De akoestische rapporten zijn getoetst en akkoord bevonden.
Verkeersaantrekkende werking
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
18/25
In de omgeving van de inrichting zijn woningen of andere geluidgevoelige objecten gelegen. Om deze reden is
de verkeersaantrekkende werking van de inrichting relevant. De aanvraag is echter ingediend voor het
veranderen van een windturbinepark. De verandering betreft dat een aantal windturbinetypen worden
ingetrokken en dat minimale en maximale dimensie en kenmerken conform tabel 3.3 , vierde kolom uit de
notitie ‘Wijzigingsvergunning toelichting op de aanvraag van omgevingsvergunning windpark Cluster Nuon 1
(Pondera Consult, 2 februari 2017) voor de windturbines worden vastgelegd in de omgevingsvergunning. Het
enige verkeer van en naar de inrichting zijn motorvoertuigen voor het uitvoeren van onderhoud aan de
windturbines. De verkeersbewegingen zijn zeer beperkt en zullen dus niet zorgen voor een overschrijding van
de geluidsnormen.
Om een hoog niveau van bescherming van het milieu mogelijk te maken, dient de inrichting de meest
doeltreffende technieken toe te passen om de emissie van geluid en andere nadelige gevolgen voor het milieu
die de inrichting kan veroorzaken, te voorkomen of, indien dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken.
Indien door verlening van de vergunning niet kan worden bereikt dat in de inrichting ten minste de voor de
inrichting in aanmerking komende beste beschikbare technieken worden toegepast, moeten wij de vergunning
weigeren. Voldoen aan de artikelen van het Activiteitenbesluit met betrekking tot het aspect geluid, kan
worden aangemerkt als de beste beschikbare technieken.
Stiltegebied
De windturbines RB-04, RB-05 en RB-06 liggen in het Robbenoordbos. Dit gebied is conform de Provinciale
Milieuverordening (PMV) aangewezen als stiltegebied. Uit eerder uitgevoerd onderzoek (zie: ‘Aanvullend
akoestisch onderzoek WP Wieringermeer, geluid Robbenoordbos’ (kenmerk 713057 A WP Wieringermeer V7
van 9 oktober 2014)) blijkt dat in een brede strook van het Robbenoordbos langs de Rijksweg A7 het
geluidniveau al hoger is dan 35 dB. Dit wordt veroorzaakt door het verkeer op de A7. Gelet op voorgaande zijn
er vooralsnog geen aanvullende maatregelen nodig.
SLAGSCHADUW
In artikel 3.12, eerste lid, van de Activiteitenregeling staat met betrekking tot slagschaduw dat ten behoeve van
het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering de windturbine moet zijn voorzien van een
automatische stilstandvoorziening die de windturbine uitschakelt indien slagschaduw optreedt ter plaatse van
gevoelige objecten voor zover de afstand tussen de windturbine en de gevoelige objecten minder dan 12 maal
de rotordiameter bedraagt en gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag
slagschaduw kan optreden en voor zover zich in de door de slagschaduw getroffen uitwendige
scheidingsconstructie van gevoelige gebouwen ramen bevinden. De afstand geldt van een punt op ashoogte
van de windturbine tot de gevel van het gevoelige object.
Door Pondera services zijn onderzoeken naar slagschaduw uitgevoerd. De resultaten van deze onderzoeken zijn
beschreven in de rapporten ‘Akoestisch onderzoek en onderzoek naar slagschaduwhinder van het op te richten
windpark Nuon 1 te Wieringermeer in de gemeente Hollands Kroon’ (kenmerk 714029 AS WP Nuon 1 V6 van 3
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
19/25
september 2014) en ‘Akoestisch onderzoek en onderzoek naar slagschaduwhinder van het op te richten
Windpark Nuon 1 te Wieringermeer in de gemeente Hollands Kroon’ (kenmerk 714029 AS WP Nuon 1 V7.docx
van 15 september 2016).
Uit deze rapporten blijkt met betrekking tot slagschaduw het volgende. Bij een aantal gevoelige objecten
(woningen van derden) wordt niet voldaan aan de norm uit artikel 3.12, eerste lid, van de Activiteitenregeling.
Gelet op voorgaande moeten een aantal windturbines worden voorzien van een automatische
stilstandvoorziening die de windturbines afschakelt indien slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige
objecten. Welke windturbines moeten worden voorzien van een automatische stilstandvoorziening, kan pas
worden bepaald als de keuze voor het windturbinetype is gedaan.
De aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark. De
verandering betreft het intrekken van een aantal windturbinetypen en het vergunnen van minimale en
maximale dimensies voor de windturbines. De maximale dimensies zijn niet groter dan de reeds vergunde
grootste windturbinetypen. Omdat de locaties van de windturbines niet wijzigen en de maximale afmetingen
van de windturbines (ashoogte en rotordiameter) niet groter worden dan de dimensies van reeds vergunde
windturbinetypes, zal hinder als gevolg van slagschaduw niet toenemen.
De rapporten zijn getoetst en akkoord bevonden.
Uiterlijk acht weken voorafgaand aan de start van de bouw zal middels een onderzoek naar slagschaduwhinder
worden aangetoond dat het gekozen windturbinetype voldoet aan de Activiteitenregeling. Hierin wordt ook de
automatische stilstandvoorziening opgenomen, indien sprake is van een overschrijding van artikel 3.12, eerste
lid, Activiteitenregeling.
LICHTHINDER
Op grond van de internationale burgerluchtvaartregeling moeten windturbines worden voorzien van
obstakellichten in verband met de luchtvaartveiligheid. Obstakelverlichting kan echter tot hinder leiden bij
omwonenden. In de (ontwerp)beschikking zijn geen voorschriften met betrekking tot het voorkomen van
lichthinder opgenomen. Windturbines staan namelijk in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit. Op activiteiten
uit hoofdstuk 3 is afdeling 2.1 (Zorgplicht) van het Activiteitenbesluit van toepassing. In artikel 2.1, tweede lid,
onder h van afdeling 2.1 staat dat onder het voorkomen of beperken van het ontstaan van nadelige gevolgen
voor het milieu als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: ‘het voorkomen dan wel voor zover dat niet
mogelijk is het tot een aanvaardbaar niveau beperken van lichthinder’. Het bevoegd gezag kan op grond van
artikel 2.1, vierde lid, van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften stellen ter beperking van lichthinder.
Artikel 2.1 van het Activiteitenbesluit heeft een rechtstreekse werking. Indien na oprichting van Windpark
Cluster Nuon 1 er sprake is van lichthinder die te wijten is aan het windturbinepark, dan zal middels het stellen
van maatwerkvoorschriften deze hinder worden voorkomen c.q. beperkt.
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
20/25
Deze aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark. De
verandering betreft het intrekken van een aantal windturbinetypen en het aanvragen van minimale en
maximale dimensies voor de windturbines. De maximale dimensies (ashoogte en rotordiameter) zijn niet groter
dan de reeds vergunde windturbinetypen. Omdat de locaties van de windturbines niet wijzigen en de maximale
ashoogte en rotordiameter niet groter worden dan de reeds vergunde ashoogte en rotordiameter, zal het
aspect lichthinder niet wijzigen.
GRONDSTOFFEN/WATERBESPARING
In de Wm is bepaald dat onder bescherming van het milieu mede wordt verstaan een zuinig gebruik van
energie en grondstoffen. De wet maakt het daarom mogelijk om aan het gebruik van grondstoffen, zoals water,
eisen te stellen.
Binnen Windpark Cluster Nuon 1 worden geen grondstoffen gebruikt. Gelet op voorgaande hebben wij ten
aanzien van het grondstoffenverbruik het niet nodig geacht om hierover voorschriften op te nemen.
Er wordt (ook) geen leiding- en oppervlaktewater bedrijfsmatig verbruikt. Gelet op voorgaande is
waterbesparing dus geen optie.
NATUURBESCHERMING, GEBIEDSBESCHERMING
Voor de omschrijving van waardevolle of bijzonder kwetsbare gebieden is aangesloten op artikel 2.1 van de
Wet natuurbescherming. Het betreft hier de door de minister aangewezen Natura 2000-gebieden.
Bij de vaststelling of sprake is van ‘voldoende afstand’ hebben wij de volgende aspecten betrokken:
- aard van de in de inrichting aanwezige organische stoffen;
- mogelijke effecten van een ongeval met gevaarlijke stoffen op het milieu;
- de aard en kwetsbaarheid van het desbetreffende natuurgebied;
- de scenario’s voor mogelijke zware ongevallen;
- in de inrichting getroffen technische en organisatorische preventieve en repressieve maatregelen;
- andere beschikbare mogelijkheden voor bestrijding van een ongeval.
In het MER zijn in hoofdstuk 7 de effecten van Windpark Wieringermeer (inclusief Windpark Cluster Nuon 1) op
Natura 2000-gebieden beschreven. Vanwege mogelijke effecten is een vergunning op grond van de
(voormalige) Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd. Deze vergunning is al verleend door de Provincie
Noord-Holland. Gelet op voorgaande zal Windpark Cluster Nuon 1 geen significant negatieve effecten hebben
op kwetsbare Natura 2000-gebieden.
Deze aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark. De
verandering betreft het intrekken van een aantal windturbinetypen en het aanvragen van minimale en
maximale dimensies voor de windturbines. De maximale dimensies zijn niet groter dan de dimensies van de
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
21/25
reeds vergunde grootste windturbinetypen. Omdat de locaties van de windturbines niet wijzigen en de
maximale dimensies middels de oprichtingsvergunning en milieuneutrale verandering reeds zijn vergund, zal de
aangevraagde verandering niet zorgen voor een wijziging van effecten op kwetsbare Natura 2000-gebieden.
SOORTENBESCHERMING
In het MER zijn in hoofdstuk 7 de effecten van Windpark Wieringermeer (inclusief Windpark Cluster Nuon 1) op
de soortenbescherming beschreven. Na uitvoering van meerdere mitigatie-maatregelen zijn significant
negatieve effecten op bepaalde soorten uit te sluiten. Voor het realiseren van Windpark Wieringermeer is
reeds een ontheffing in het kader van de voormalige Flora- en faunawet verleend.
Deze aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark. De
verandering betreft het intrekken van een aantal windturbinetypen en het aanvragen van minimale en
maximale dimensies voor de windturbines. De aangevraagde maximale dimensies zijn niet groter (en de
minimale dimensies niet kleiner) dan de reeds vergunde windturbinetypen.
Omdat de locaties van de windturbines niet wijzigen, zal deze aanvraag niet zorgen voor een significante
wijziging met betrekking tot de effecten op soortenbescherming.
EXTERNE VEILIGHEID
Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het beheersen van risico's bij industriële activiteiten en het
realiseren van een veilige woon- en leefomgeving. Het betreft risico's die verbonden zijn met onder meer de
productie, de opslag, het gebruik en het transport van gevaarlijke stoffen, voor zover deze stoffen als gevolg
van een voorval vrij kunnen komen. De nadruk van het veiligheidsbeleid ligt op een kwalitatieve benadering en
heeft tot doel om het risico van (grote) ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven zo klein mogelijk te
maken. Enerzijds door de kans dat dergelijke ongevallen plaatsvinden te verkleinen (preventie), anderzijds door
de gevolgen van een eventueel ongeval te verkleinen (repressie).
Op grond van het Arbobesluit moet, indien er kans is op gas- en stofontploffingsgevaar, een risico-
inventarisatie worden uitgevoerd en zal/zullen zo nodig een gevarenzone-indeling moeten worden gemaakt en
explosieveiligheidsdocumenten moeten worden opgesteld. Omdat er geen externe veiligheidseffecten ten
gevolge van een gas- of stofexplosiegevaar buiten de inrichting zijn te verwachten zijn geen voorschriften met
betrekking tot dit aspect opgenomen.
Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)
In het Bevi en de bijbehorende Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) zijn de risiconormen voor externe
veiligheid met betrekking tot bedrijven met gevaarlijke stoffen wettelijk vastgelegd. Het besluit heeft tot doel
de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen
in inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Om dit doel te bereiken verplicht het besluit het
bevoegd gezag afstand te houden tussen kwetsbare objecten en risicovolle bedrijven. Voor beperkt kwetsbare
objecten geldt een richtwaarde.
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
22/25
Op grond van artikel 2, eerste lid, van het Bevi valt Windpark Cluster Nuon 1 niet onder de werkingssfeer van
dit besluit.
Registratiebesluit
Het Registratiebesluit externe veiligheid geeft aan welke inrichtingen en welke informatie opgenomen moet
worden in het Risicoregister (RRGS). De inrichting valt niet onder het Registratiebesluit.
Overig
Conform artikel 3.15a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit mag het plaatsgebonden risico (PR) voor een
buiten de inrichting gelegen kwetsbaar object, veroorzaakt door een windturbine of een combinatie van
windturbines, niet hoger zijn dan 10-6 per jaar. Evenzo staat in artikel 3.15a, tweede lid, van het
Activiteitenbesluit dat het PR voor een buiten de inrichting gelegen beperkt kwetsbaar object, veroorzaakt
door een windturbine of combinatie van windturbines, niet hoger mag zijn dan 10-5 per jaar.
Bij de aanvraag zijn de rapporten ‘Externe veiligheid windturbines Wieringermeer, onderbouwing tbv MER en
Rijksinpassingsplan’ (Anteagroup, projectnr. 262723 van april 2014) en de ‘Beoordeling schuifruimte
inpassingsplan in relatie tot veiligheid’ (Pondera consult, projectnr. 262723 van 14 mei 2014) toegevoegd. Uit
deze rapporten blijkt dat er met betrekking tot Windpark Cluster Nuon 1 geen knelpunten optreden met
betrekking tot de externe veiligheid.
Uit paragraaf 4.11 van de toelichting op de aanvraag blijkt dat ten aanzien van afstanden tot bestaande
buisleidingen er geen potentiele knelpunten zijn.
De aanvraag is ingediend voor het veranderen en daarna in werking hebben van een windturbinepark. De
verandering betreft het intrekken van een aantal windturbinetypen en het vergunnen van minimale en
maximale dimensies voor de windturbines. De aangevraagde maximale dimensies zijn niet groter dan de
dimensies van de reeds vergunde windturbinetypen. Omdat de locaties van de windturbines en het aantal
windturbines niet wijzigen en de maximale ashoogte en rotordiameter niet groter worden dan de reeds
vergunde ashoogte en rotordiameter, zal het aspect externe veiligheid niet wijzigen ten opzichte van de reeds
vergunde situatie.
Conform artikel 3.14, derde lid, van de Activiteitenregeling wordt voldaan aan de veiligheidseisen uit artikel
3.14, eerste lid, van de Activiteitenregeling als een certificaat is afgegeven door een certificerende instantie
(die is geaccrediteerd voor het afgeven van certificaten). Het te plaatsen windturbinetype in Windpark Cluster
Nuon 1 is nog niet bekend. Gelet op voorgaande is aangegeven in paragraaf 4.11.2 van de toelichting op de
aanvraag dat uiterlijk binnen 8 weken voor de start van de bouw het certificaat voor het betreffende
windturbinetype worden overlegd.
LUCHTKWALITEIT
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
23/25
De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wm. Artikel 5.16,
eerste lid, Wm geeft aan hoe een vergunningaanvraag moet worden getoetst en onder welke voorwaarden
deze kan worden verleend. Als aannemelijk is dat aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, vormen
luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor de uitoefening van de bevoegdheid. Voor de kwaliteit
van de buitenlucht zijn in bijlage 2 bij de Wm bepaalde milieukwaliteitseisen voor de buitenlucht opgenomen.
Deze milieukwaliteitseisen betreffen grenswaarden van concentraties voor zwaveldioxide, stikstofoxiden (NOx
als NO2)zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5), lood, koolmonoxide en benzeen.
Indien verlening van de omgevingsvergunning gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit moet aandacht
worden besteed aan de gevolgen van de aangevraagde activiteiten voor deze milieukwaliteitseisen. Volgens de
Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 moeten de concentraties worden bepaald vanaf de grens van het
terrein van de inrichting. Indien als gevolg van vergunningverlening geen effect op de luchtkwaliteit in zijn
algemeenheid te verwachten is, is het in acht nemen van de grenswaarden niet aan de orde.
Uit de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland blijkt dat in de omgeving van onderhavige inrichting de
jaargemiddelde achtergrondconcentratie voor NO2 op circa 10,8 µg/m3 lag in 2015. Hierbij wordt de
grenswaarde van 40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie niet overschreden.
Gezien de beperkte verkeersbewegingen van en naar de inrichting en de lage achtergrondconcentratie, zal er
geen sprake zijn van een toename van de NO2-concentratie door Windpark Cluster Nuon 1 die zorgt voor een
overschrijding van deze norm. Uit de website van het RIVM blijkt dat overschrijdingen van de uurgemiddelde
concentratie van 200 µg/m3 NO2 niet meer aan de orde zijn in Nederland. Er wordt dus voldaan aan bijlage 2
van de Wm.
Uit de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland blijkt dat in de omgeving van de inrichting de
jaargemiddelde achtergrondconcentratie voor zwevende deeltjes (PM10) in 2015 lag op maximaal 14,6 µg/m3.
Hierbij wordt de grenswaarde van 40 µg/m3 als jaargemiddelde concentratie niet overschreden. De
uurgemiddelde concentratie van 50 µg/m3 werd minder dan vijfendertig maal (6 maal in 2016) per kalenderjaar
overschreden. Er wordt dus voldaan aan bijlage 2 van de Wm.
De aanvraag is ingediend voor het veranderen van een windturbinepark. Een windturbinepark zorgt niet voor
emissie van PM10. De aangevraagde verandering zal dus niet zorgen voor een verandering van de PM10-
concentratie. Gelet op voorgaande zal de grenswaarde niet worden overschreden.
Artikel 5.19, derde lid, van de Wm geeft de mogelijkheid om concentraties die zich van nature in de lucht
bevinden en die niet schadelijk zijn voor de gezondheid van de mens, bij het beoordelen van de luchtkwaliteit
voor PM10 buiten beschouwing te laten. In de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 wordt in bijlage 5
aangegeven dat het op de gebruikte wijze bepaalde aantal overschrijdingsdagen gecorrigeerd kan worden voor
zeezout met een aantal van vier voor de provincie Noord-Holland. Voor de jaargemiddelde concentratie PM10
kan een plaats afhankelijke correctie worden toegepast die voor de gemeente Hollands Kroon is bepaald op 3
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
24/25
µg/m3. De werkelijke concentratie van niet natuurlijke zwevende deeltjes is nog lager en voldoet dus
ruimschoots aan bijlage 2 van de Wm.
Uit de jaarlijkse achtergrondgegevens van het RIVM blijkt dat de achtergrondconcentraties van benzeen,
zwaveldioxide, koolmonoxide, lood en ozon in Nederland laag zijn. Gelet op voorgaande en omdat vanuit de
inrichting onder reguliere omstandigheden geen emissie van deze stoffen plaatsvindt, hebben wij geen nadere
toetsing aan de van toepassing zijnde grenswaarden voor deze stoffen uitgevoerd.
Gelet op voorgaande verzet titel 5.2 van de Wm zich dan ook niet tegen het verlenen van de aangevraagde
vergunning.
VERKEER EN VERVOER
Beleid
In de bijlage behorende bij de Mor is geen BBT-document opgenomen met betrekking tot verkeer en vervoer.
In artikel 1.1, tweede lid, van de Wm is aangegeven dat onder de bescherming van het milieu ook moet worden
verstaan de zorg voor het beperken van de nadelige gevolgen voor het milieu van het personen- en
goederenverkeer van en naar de inrichting.
Huidige situatie
Windpark Cluster Nuon 1 heeft minder dan 100 werknemers, minder dan 500 bezoekers per dag en minder dan
2 miljoen transportkilometers per jaar. Wij hebben het daarom niet nodig geacht om op het gebied van
vervoermanagement maatwerkvoorschriften op te nemen.
CONCLUSIE
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het veranderen en het daarna in werking hebben van
Windpark Cluster Nuon 1 zijn er geen redenen om de omgevingsvergunning te weigeren.
Leges
Volgens de legesverordening bent u voor het in behandeling nemen van uw aanvraag omgevingsvergunning
leges verschuldigd. Voor betaling van dit bedrag ontvangt u een nota. Bij deze nota wordt vermeld hoe u
eventueel bezwaar kunt aantekenen tegen de hoogte van het legesbedrag en de gehanteerde grondslagen.
Ter inzage legging
De ontwerp omgevingsvergunning wordt op bekendgemaakt in de Staatscourant, in het digitale
gemeenteblad en diverse huis-aan-huisbladen. Deze publicatie kunt u ook vinden
op www.officiëlebekendmakingen.nl. Vanaf ligt het ontwerp van deze beschikking gedurende zes weken ter
inzage en is iedereen in de gelegenheid om zienswijzen in te brengen.
http://www.officiëlebekendmakingen.nl/
-
Ons Kenmerk
Z-143843 Pagina
25/25
Zienswijzen
Tegen het ontwerpbesluit kunnen binnen zes weken na ter inzage legging zienswijzen naar voren worden
gebracht. U kunt deze richten aan:
Bureau Energieprojecten
Inspraakpunt Windpark Wieringermeer fase 5
Postbus 248
2250 AE VOORSCHOTEN
Uw zienswijze dient het volgende te bevatten:
• uw naam, adres, postcode en woonplaats; • de datum; • over welke beschikking het gaat (het beste kunt u een kopie van deze brief bijsluiten); • de redenen waarom u het er niet mee eens bent; • uw handtekening.
Met vriendelijke groet,
Mederwerker Wabo
Afdeling Ruimte
-
Bijlagen tabel Cluster Nuon 1 Fase 5 Vergunning Z-143843
Nummer titel sub-
nummer
sub-categorie digitaal
documenttitel
documenttitel / kenmerk Versie /
datum
1 Tekeningen 1.1 Overzichtstekening A0-3.112.176B Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu;
Overzicht Clusters
14-8-
2014
1.2 Situatietekening A0
Situatietekening
Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht
20-6-
2014
1.3 Positietekening RB01 RB02 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening RB01 en
RB02
10-6-
2014
RB03 RB04 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening RB03 en
RB04
10-6-
2014
-
RB05 RB06 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening RB05 en
RB06
10-6-
2014
WK01 WK02 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening WK02 en
WK01
10-6-
2014
WK03 WK04 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening WK03 en
WK04
10-6-
2014
WK05 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening WK05
10-6-
2014
WK06 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening WK06
10-6-
2014
WK07 WK08 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening WK07 en
10-6-
2014
-
WK08
WK09 WK10 Windpark Wieringermeer
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu; Cluster
Nuon 1; inrichting: Robbenoordbos en
Waterkaaptocht; Positietekening WK09 en
WK10
10-6-
2014
2 Informatiepakketten
ECN
2.1 Aanzichtstekening A3-3.112.504b
blad 1
NUON Wieringermeer Aanzichten Turbines
Omgevingsvergunning Bouw & Milieu
24-1-
2017
2.2 Fundament A3-3.112.268A Windpark Wieringermeer Indicatieve fundatie
windturbine
25-6-
2014
3 Onderzoek akoestiek
en slagschaduw
3a Bijlage 3a
714029 AS WP
Nuon 1 V7
714029 AS WP Nuon 1 V7 9-10-
2014
3b Bijlage 3b
714029 AS WP
Nuon 1 V6
714029 AS WP Nuon 1 V6 15-9-
2016
3c Bijlage 3c
713057 A WP
Wieringermeer
V7
713057 A WP Wieringermeer V7 3-9-
2014
4 Externe veiligheid 4 Bijlage 4
Wieringermeer
windturbines
MER V 03 4
Externe veiligheid windturbines
Wieringermeer onderbouwing tbv MER en
Rijksinpassingsplan
apr-14
4a Bijlage 4a
Beoordeling
schuifruimte
Beoordeling schuifruimte inpassingplan in
relatie tot veiligheid
14-5-
2014
-
inpassingsplan
veiligheid
5 Milieueffectrapportage 140630 MER
Wieringermeer
definitief
Milieueffectrapportage Windpark
Wieringermeer
30-6-
2014
Bijlage 1 Toelichting op aanvraag Cluster NUON 1 2
februari
2017
Publiceerbare aanvraag 6
februari
2017
Ontwerpvergunning Z-143843OntwerpbesluitWij zijn voornemens de omgevingsvergunning te verlenen. Dit ontwerpbesluit heeft betrekking op de activiteiten:1. bouwen (artikel 2.1, lid 1, onder a van de Wabo);2. milieu, veranderen of veranderen van de werking en het in werking hebben ( (artikel 2.1, lid 1, sub e onder 2º en 3º van de Wabo).Dit ontwerpbesluit betreft dus nog niet het definitieve besluit dan wel de definitieve omgevingsvergunning.Voorbereidingsprocedure1. Activiteit BouwenVoor de activiteit bouwen moet het plan volgens artikel 2.10 van de Wabo voldoen aan de volgende criteria: het geldende bestemmingsplan; het Bouwbesluit; de Bouwverordening; redelijke eisen van welstand.BestemmingsplanHet plan ligt in het ‘Inpassingsplan Windpark Wieringermeer’. Dit plan moet gelezen worden in samenhang met het bestemmingsplan Buitengebied 2009. Het perceel heeft de bestemming ‘Agrarisch (A) en Bedrijf’ en voldoet aan de geldende regels.De aanvrager beschikt over een reeds afgegeven omgevingsvergunning voor de bouw en het in werking hebben van meerdere (9) turbines op 16 locaties. Deze vergunning heeft betrekking op de types met een ashoogte tussen de 100 en de 120 meter waarbinnen a...BouwbesluitHet is aannemelijk gemaakt dat het plan voldoet aan het Bouwbesluit 2012, als wordt voldaan aan de voorwaarden uit dit besluit.Voorwaarden1. Wij verlenen de vergunning voor de activiteit bouwen overeenkomstig het bouwplan en de bouwtekening(en) + bijlagen die bij dit besluit horen en als zodanig zijn gewaarmerkt.2. Constructieve gegevens moeten uiterlijk drie weken voor aanvang van de bouw worden aangeleverd en voor aanvang zijn goedgekeurd.2. Activiteit milieu, veranderen of veranderen van de werking en het in werking hebben
Bijlagen tabel Wabo Cluster NUON 1