Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

66
Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool Afstudeeronderzoek naar hoe de kwaliteit van het binnenmilieu op drie basisscholen in Stadskanaal kan worden geoptimaliseerd in de nieuwbouw R.W. Drenth Student nr. 366385 Afstudeerrichting: Bouwkunde/ Technische Planologie Groepsnummer: 25 Februari 2015-juli 2015 Hanzehogeschool Groningen Afstudeerbegeleider: A.R. Ovbiagbonhia Lezer: I.S. de Jong In opdracht van: Gemeente Stadskanaal, G. Hidding Scholengroep Perspectief, J. Westendorp Scholengroep Opron, E. Slatius Advies ingewonnen bij: Stroop Raadgevend ingenieurs Onderzoek uitgevoerd bij: Kenniscentrum Noorderruimte

Transcript of Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

Page 1: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de

basisschool Afstudeeronderzoek naar hoe de kwaliteit van het binnenmilieu op drie

basisscholen in Stadskanaal kan worden geoptimaliseerd in de nieuwbouw

R.W. Drenth Student nr. 366385

Afstudeerrichting: Bouwkunde/ Technische Planologie Groepsnummer: 25

Februari 2015-juli 2015 Hanzehogeschool Groningen

Afstudeerbegeleider:

A.R. Ovbiagbonhia Lezer: I.S. de Jong

In opdracht van:

Gemeente Stadskanaal, G. Hidding Scholengroep Perspectief, J. Westendorp

Scholengroep Opron, E. Slatius

Advies ingewonnen bij: Stroop Raadgevend ingenieurs

Onderzoek uitgevoerd bij:

Kenniscentrum Noorderruimte

Page 2: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

1

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

COLOFON

Student: Reina W. Drenth Geboortedatum: 06 juni 1991 Contactgegevens: Nieuwe kerkhof 6A, 9712 PT Groningen [email protected] ([email protected]) Tel. 0653816526 Opleiding: Bouwkunde "Indaalprogramma/schakeljaar" Technische Planologie Studiejaar: 4de studiejaar (2014-2015) Studentnummer: 366385 Groepsnummer: 25 Soort verslag: Afstudeerverslag Datum: 11-05-15 Periode: Februari 2015 – Juli 2015 Opleidingsinstituut: Hanzehogeschool Groningen Zernikeplein 11, 9747 AS Groningen Tel. 050 595 4573 Opdrachtgever, Gemeente Stadskanaal

G. Hidding Raadhuisplein 1, 9501 SZ Stadskanaal https://www.stadskanaal.nl/ E-mail: [email protected] Tel.: 0616535108

Scholengroep Opron

E. Slatius e-mail: [email protected] Tel.: 0599696390

Scholengroep Perspectief J. Westendorp e-mail: [email protected] Tel.: 0599612612

Extern advies: Stroop Raadgevend ingenieurs Ronald van der Bij e-mail: [email protected] Tel. 0629494171 Onderzoek uitgevoerd bij: Kenniscentrum Noorderruimte

Zernikeplein 11, 9747 AS Groningen http://www.noorderruimte.nl/

Begeleider: A.R. Ovbiagbonhia [email protected] Lezer: I.S. de Jong [email protected]

Page 3: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

2

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

VOORWOORD De basisschool, voor mij en vele anderen een plek van mooie herinneringen en tevens de start van mijn loopbaan. Het is daarom ook extra belangrijk dat je, je in die omgeving comfortabel mag voelen. Een plek waar je het beste uit jezelf kunt halen. De afgelopen weken heb ik dan ook onderzoek gedaan naar de kwaliteit van het binnenmilieu op drie basisscholen in Stadskanaal en hoe deze kan worden geoptimaliseerd in de nieuwbouw, waarin deze 3 basisscholen zullen worden gehuisvest. Dit onderzoek was complex vanwege de vele betrokken stakeholders. Graag wil ik dan ook alle mensen hierbij bedanken die hebben bijgedragen aan de totstandkoming van mijn afstudeerwerk. Allereerst mijn afstudeerbegeleider Robert Ovbiagbonhia, voor de begeleiding tijdens het hele proces, dankzij zijn feedback kon ik dit afstudeerwerk tot een hoog niveau tillen. Daarnaast gaat mijn dank uit naar mijn opdrachtgever, Gerrit Hidding van de gemeente Stadskanaal, voor het bieden van de mogelijkheid tot deze uitdagende opdracht en zijn tijd en enthousiasme voor mijn afstudeerwerk. Tevens wil ik ook de beide heren van de betrokken schoolbesturen, Jan Westendorp (Scholengroep Perspectief) en Egbert Slatius (Scholengroep Opron), bedanken voor de communicatie met de 3 basisscholen en het aanleveren van belangrijke stukken voor mijn onderzoek. Ook gaat mijn dank uit naar alle medewerkers van de drie betrokken basisscholen (CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool) voor de tijd die ze hebben besteed aan het invullen van de enquête. Hierbij wil ik Margreet Mulder (directeur van CBS de Ark) extra bedanken voor het bieden van een mogelijkheid tot het doen van metingen op de basisschool. Ook wil ik Ronald van der Bij van Stroop Raadgevend ingenieurs bedanken voor zijn tijd en adviezen bij de uitvoering en uitwerking van de metingen. Daarnaast wil ik het Kenniscentrum Noorderruimte bedanken voor het bieden van een positieve en gezellige leerwerkomgeving. Als laatste wil ik mijn familie, vrienden en speciaal mijn ouders bedanken voor hun betrokkenheid, ondersteuning en de gezellige momenten. Ik hoop dat u veel plezier zult heeft bij het lezen van mijn afstudeerwerk. Reina Drenth Groningen, 26 mei 2015

Page 4: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

3

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

SAMENVATTING

Dit afstudeeronderzoek gaat over een actueel maatschappelijk thema, namelijk de kwaliteit van het binnenmilieu op 3 basisscholen (CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en de OBS Hagenhofschool) in de gemeente Stadskanaal en hoe dit geoptimaliseerd kan worden bij de nieuwbouw. De opdrachtgevers, de gemeente Stadskanaal (en de beide schoolbesturen Opron en Perspectief) willen graag een gezondere kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwe onderwijsvoorziening voor deze 3 basisscholen realiseren. Het doel van dit afstudeeronderzoek is dan ook om met een advies te komen hoe de kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwbouw verbeterd kan worden. De opdrachtgevers zijn voornemens dit advies mee te nemen in het programma van eisen voor de nieuwbouw. De hoofdvraag (voortkomend uit de vraag van de opdrachtgever) luidt als volgt:

Hoe kan de kwaliteit van het binnenmilieu op de drie te onderzoeken basisscholen in Stadskanaal geoptimaliseerd worden in de nieuwbouw, waardoor het welzijn en de

gezondheid van de gebouwgebruikers wordt verbeterd? Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden is het onderzoek opgedeeld in 3 fasen, namelijk: literatuurstudie, veldonderzoek en oplossingen & adviezen. Hierbij werden 4 deelvragen beantwoord, namelijk:

1. Aan welke aspecten moet een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool voldoen? (Fase 1: literatuurstudie)

2. Hoe kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een basisschool worden gemeten? (Fase 2: veldonderzoek)

3. Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op minimaal één van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van één van deze eerder vastgestelde aspecten? (Fase 2: veldonderzoek)

4. Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? (Fase 3: oplossingen & adviezen)

Uit de literatuurstudie, die gebaseerd is op wetenschappelijk onderzoek (H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview), blijkt dat de volgende aspecten in direct verband kunnen worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen: Luchtkwaliteit, Thermisch comfort, Visueel comfort, Akoestische kwaliteit en bezetting (Bluyssen, 2009; Dijken et. al., 2006; Frumkin, 2006). Daarnaast is het van belang om rekening te houden met de achterliggende responsmechanismen en de beleving van de gebouwgebruiker, waardoor er nog een aantal indirecte factoren (zoals psychologische eigenschappen) van invloed zijn op de kwaliteit van het binnenmilieu.

Deze aspecten/factoren zijn op de 3 basisscholen in deze casus gemeten aan de hand van veldonderzoek. Een enquête om de beleving van de gebouwgebruikers vast te stellen en geluidsmetingen op 1 van de betrokken basisscholen (CBS de Ark).

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er zeker mogelijkheden voor verbeteringen zijn t.a.v. de beleving van de gebouwgebruikers in de huidige gebouwen t.o.v. de nieuwbouw. Uit de enquête bleek dat de gebouwgebruikers 3 aspecten zeer belangrijk vonden, namelijk: de luchtkwaliteit, de akoestiek en de indeling en afmetingen van het klaslokaal t.o.v. het aantal leerlingen (de bezetting). Zo blijkt uit de metingen op CBS de Ark dat het akoestisch comfort m.b.t. de luchtgeluidsisolatie tussen de klaslokalen en het installatiegeluid in de klaslokalen voor verbetering vatbaar is.

Uit de (wetenschappelijke) literatuur blijkt dat er diverse mogelijkheden/strategieën zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de onderzochte basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren. Het advies luidt dan ook om bij de opstelling van het programma van eisen voor de nieuwe onderwijsvoorziening de adviezen uit het door het Ministerie opgestelde programma van eisen frisse scholen (2015) over te nemen en hierbij de focus te leggen op de aspecten die de huidige gebouwgebruikers belangrijk vinden (luchtkwaliteit, akoestiek en bezetting).

Page 5: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

4

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding ............................................................................................................................................................................ 5

§ 1.1 De casus .................................................................................................................................................................. 6

§ 1.2 Doelstelling & vraagstelling ............................................................................................................................ 8

§ 1.3 Aanpak van het onderzoek ............................................................................................................................. 9

2. Theoretisch kader ...................................................................................................................................................... 10

§ 2.1 De kwaliteit van het binnenmilieu ............................................................................................................ 10

§ 2.2 Het binnenmilieu op basischolen .............................................................................................................. 10

§ 2.3 Een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu ....................................................................................... 11

3. Onderzoeksmethoden .............................................................................................................................................. 13

§ 3.1 Fase 1: Literatuurstudie ................................................................................................................................ 13

§ 3.2 Fase 2: Veldonderzoek ................................................................................................................................... 14

§ 3.2.1 Enquête ........................................................................................................................................................ 14

§ 3.2.2 Geluidsmetingen ...................................................................................................................................... 16

§ 3.3 Fase 3: Oplossingen & adviezen ................................................................................................................. 21

4. Onderzoeksresultaten .............................................................................................................................................. 22

§4.1 Analyse van de enquêteresultaten ............................................................................................................. 22

§4.1.1 Algemene informatie over de respondenten ................................................................................. 22

§4.1.2 Inhoudelijke analyse naar de beleving van de respondenten ................................................ 23

§4.2 Analyse van de Geluidsmetingen................................................................................................................ 25

§4.3 Gerichte oplossingen & Adviezen ............................................................................................................... 26

§4.3.1 Luchtkwaliteit & Thermische kwaliteit ........................................................................................... 26

§4.3.2 Visueel comfort .......................................................................................................................................... 33

§4.3.3 Akoestisch comfort .................................................................................................................................. 42

§4.3.4 Bezetting ....................................................................................................................................................... 44

§4.4 Conclusies onderzoeksresultaten & Adviezen ...................................................................................... 47

5. Conclusies & Aanbevelingen .................................................................................................................................. 48

Bronvermelding ............................................................................................................................................................... 52

Literatuur ....................................................................................................................................................................... 52

Figuren & Tabellen ..................................................................................................................................................... 61

Bijlagen ................................................................................................................................................................................ 64

Page 6: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

5

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

1. INLEIDING Dit afstudeeronderzoek is uitgevoerd bij het Kenniscentrum Noorderruimte in het kader van de afronding van de opleiding Bouwkunde aan de Hanzehogeschool. Het afstudeeronderzoek gaat in op de maatschappelijke discussie omtrent de kwaliteit van het binnenmilieu op (Nederlandse) basisscholen. Een actueel onderwerp waar o.a. de Nederlandse overheid zich mee bezig houdt. Dit afstudeeronderzoek gaat specifiek in op hoe de kwaliteit van het binnenmilieu op drie basisscholen in Stadskanaal kan worden geoptimaliseerd in de nieuwbouw. Het creëren van een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen is complex mede omdat er verschillende belangen, behoeften en stakeholders bij betrokken zijn. Betrokken stakeholders kunnen zijn: leerlingen, ouders, docenten, directeuren, schoolbesturen, de overheid en gezondheidsinstanties. Bij elke stakeholder spelen er verschillende belangen mee (dit wordt nader uitgewerkt in § 2.3). In § 2.2. en § 2.3 wordt ingegaan op de hieraan gerelateerde wetenschappelijke discussie m.b.t. het binnenklimaat in basisscholen. Daarnaast worden de relevante problemen besproken in §2.3 en bijlage 1.1 (literatuurreview). Daarom is er bij dit onderzoek gekozen voor een multidisciplinaire aanpak, waarbij ook informatie werd ingewonnen d.m.v. verschillende (wetenschappelijke) bronnen en bij (externe) experts. Tevens is dit vereist voor het behalen van de competenties die in het projectplan (bijlage 2.1) zijn vastgesteld (zie ook reflectieverslag bijlage 2.5). Daarnaast kan er hierdoor een zo optimaal mogelijk advies gegeven worden t.a.v. het creëren van een gezondere kwaliteit van het binnenmilieu op de basisscholen binnen de onderzochte casus.

Figuur 1: klaslokaal basisschool (Onderwijs & bouwjournaal, 2015)

Page 7: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

6

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 1.1 DE CASUS

Bij dit afstudeeronderzoek ligt de focus op een casus in opdracht van de gemeente Stadskanaal. Deze casus betreft 3 basisscholen, namelijk: de CBS de Ark, de CBS Gabriël Dam en de OBS Hagenhofschool. De beide christelijke basisscholen vallen onder de scholengroep Perspectief en de openbare basisschool valt onder scholengroep Opron. Gelet op de demografische ontwikkelingen op het gebied van onderwijshuisvesting in krimpgebieden (Bruintjes, 2011, p. 25-27) zijn deze scholen representatief voor andere scholen met vergelijkbare problematiek. Op 26 januari 2009 heeft de gemeenteraad van Stadskanaal besloten dat er tussen 2015 en 2020 gestart wordt met de bouw van een nieuwe onderwijsvoorziening. De nieuwe onderwijsvoorziening, die de hiervoor genoemde 3 basisscholen zal huisvesten, zal zich richten op de wijken Maarsstee en Maarswold en De Hagen-, Borgen- en Vogelwijk, in de kern van de gemeente Stadskanaal (Beikes, 2015). In de afbeelding hieronder is de ligging van de huidige schoolgebouwen binnen dit afstudeeronderzoek weergegeven.

Figuur 2: Ligging basisscholen CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool in de kern van de gemeente Stadskanaal

De beslissing tot nieuwbouw heeft te maken met het feit dat de gemeente Stadskanaal dient te zorgen voor toekomstbestendige huisvesting voor basis-, speciaal en voortgezet onderwijs. De volgende aspecten zijn daarbij van belang:

In het Regionaal woon- en leefbaarheidsplan Oost Groningen (KAW, 2011) verwacht men in de toekomst een afname van het aantal jongeren in het gebied (20% in de periode 2010-2030). In de gemeente Stadskanaal komt dit uit op een daling van 19% van het aantal leerlingen in het basisonderwijs (3.281 leerlingen in 2007 t.o.v. 2.658 leerlingen in 2014). Deze daling is niet in elke wijk gelijk. Echter, in het algemeen lijden deze dalingen in de gehele gemeente tot overcapaciteit en leegstand van basisscholen (4.000 – 6.000 bruto vloeroppervlak (bvo) in de gemeente Stadskanaal). Daarnaast kan deze dalende trend in de toekomst lijden tot exploitatieproblemen, omdat de Rijksvergoeding is gebaseerd op het aantal leerlingen (ICS adviseurs, 2013; gemeente Stadskanaal, g.d.).

De ouderdom en de technische staat van de gebouwen. Ondanks dat de gebouwen goed zijn onderhouden is de verwachting dat de onderhoudslasten zullen stijgen, omdat de oude gebouwen steeds vaker groot onderhoud vereisen (ICS adviseurs, 2013;gemeente Stadskanaal, g.d.).

Page 8: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

7

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

In Tabel 1 (zie hieronder) worden de hiervoor genoemde aspecten in cijfers weergegeven t.a.v. de basisscholen binnen dit afstudeeronderzoek. Hieruit blijkt o.a. dat het hier inderdaad om oudere gebouwen gaat die in een redelijke tot slechte technische staat zijn. Opvallend zijn de hoge onderhoudskosten t.a.v. CBS de Ark. D reden hiervoor is dat er bij de bouw van dit gebouw uitgegaan is van een levensduur van 40 jaar (semipermanente bouw). Er is een grote investering nodig om het gebouw te kunnen blijven gebruiken. In de visies van de schoolbesturen wordt deze hoge onderhoudskosten van de huidige gebouwen dan ook als hoofdzakelijke reden genoemd voor de nieuwbouw. Gezien de geplande nieuwbouw zal er tot die tijd dan ook alleen geïnvesteerd worden in noodzakelijk onderhoud.

CBS de Ark CBS Gabriël Dam OBS Hagenhofschool

Aantal leerlingen 2007

174 109 219

Aantal leerlingen 2014

123 63 178

Daling aantal leerlingen (periode 2007 -2014)

29,3% (-51 leerlingen) 42,2% (-46 leerlingen)

18,7% (-41 leerlingen)

Verwacht aantal leerlingen in de toekomst

101 leerlingen in 2016 64 leerlingen in 2016 160 leerlingen in 2020

Bouwjaar gebouw 1976 1966 1976

Situatie 1976: 8 lokalen, 1 gemeenschapsruimte en 1 speellokaal 2003: 1 lokaal (nood)

1966: 5 lokalen en een speellokaal

1976: 8 lokalen, 1 gemeenschapsruimte en 1 speellokaal 1997: 1 lokaal (semipermanent) 2001: 1 lokaal (nood) 2003: 1 lokaal (nood)

Oppervlakte (m2 bvo)

1.219 674 1.412

Verwachte toekomstige ruimtebehoefte (m2 bvo)

708 (in 2016) 522 (in 2016) 1.005 (in 2020)

Verwacht overschot Ruim 500 (m2 bvo) Ruim 150 (m2 bvo) Omstreeks 400 (m2 bvo)

Technische staat (slecht, matig, redelijk, goed)

Redelijk

Slecht

Redelijk

Investering groot onderhoud bij behoud schoolgebouw

In de periode 2015-2020 € 600.000

Bedrag wordt niet nader gespecificeerd in rapporten.

2016 € 168.000,00 2024 € 383.000,00

Tabel 1: Cijfers betreffende de basisscholen: CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool (bronnen: Beikes, 2015; ICS adviseurs, 2013; gemeente Stadskanaal, g.d.)

Page 9: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

8

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 1.2 DOELSTELLING & VRAAGSTELLING

Vanwege de ouderdom van de gebouwen en de hoge investeringskosten t.a.v. het onderhoud wordt er voorafgaand aan het onderzoek verwacht dat de kwaliteit van het binnenmilieu op de 3 basisscholen nu niet optimaal is. Ten tijde van de bouw van deze scholen was er minder kennis en ervaring dan nu t.a.v. de implicaties van het binnenmilieu op leerprestaties e.d. Ook de regelgeving (bouwbesluit) was in die tijd (1976) minder streng. Zo bevat het huidige bouwbesluit bijv. eisen t.a.v. de maximale CO2-concentratie in nieuw te bouwen/te renoveren scholen. Deze maximale CO2-concetratie van 1200 ppm is gebaseerd op een advies van gezondheidsraad uit 1984. Voor scholen die al in gebruik waren, zoals CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en de OBS Hagenhofschool, gelden deze eisen niet. Deze scholen voldoen al aan de minimale eisen als er in elk klaslokaal een raam open kan worden gedaan (VROM, 2008). De opdrachtgevers, de gemeente Stadskanaal (en de beide schoolbesturen Opron en Perspectief) willen graag een gezondere kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwe onderwijsvoorziening voor deze 3 basisscholen realiseren. Het doel van dit afstudeeronderzoek is dan ook om met een advies te komen hoe de kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwbouw verbeterd kan worden. De gemeente Stadskanaal en de beide schoolbesturen, Opron en Perspectief, zijn voornemens dit advies mee te nemen in het programma van eisen voor de nieuwbouw. Hierin wordt er zowel rekening gehouden met de huidige belangen/beleving van de gebouwgebruikers als mogelijke technische oplossingen en adviezen. Als gevolg van een betere kwaliteit van het binnenmilieu in de geplande nieuwbouw is te verwachten dat het comfort, de prestaties en de gezondheid van de gebouwgebruikers daar verbeterd zullen worden. Om dit doel te bereiken en de vraag van de opdrachtgever(s) te kunnen beantwoorden is er een hoofdvraag geformuleerd. Deze hoofdvraag luidt als volgt:

Hoe kan de kwaliteit van het binnenmilieu op de drie te onderzoeken basisscholen in Stadskanaal geoptimaliseerd worden in de nieuwbouw, waardoor het welzijn en de

gezondheid van de gebouwgebruikers wordt verbeterd?

Om deze hoofdvraag te kunnen beantwoorden en een advies te kunnen geven hoe de kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwbouw verbeterd kan worden, is het onderzoek opgedeeld in 3 fasen, namelijk: literatuurstudie, veldonderzoek en oplossingen & adviezen. Hierbij zullen de onderstaande deelvragen beantwoord:

1. Aan welke aspecten moet een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool voldoen? (Fase 1: literatuurstudie)

2. Hoe kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een basisschool worden gemeten? (Fase 2: veldonderzoek)

3. Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op minimaal één van de te onderzoeken

basisscholen, gemeten aan de hand van één van deze eerder vastgestelde aspecten? (Fase 2: veldonderzoek)

4. Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van

het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? (Fase 3: oplossingen & adviezen)

Page 10: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

9

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 1.3 AANPAK VAN HET ONDERZOEK

Zoals in de voorgaande tekst is vermeld is het onderzoek opgedeeld in drie fasen, namelijk: literatuurstudie, veldonderzoek en oplossingen & adviezen. Elke deelvraag is gekoppeld aan een fase. Hieronder volgt een schematische weergave van de aanpak van mijn afstudeeronderzoek. De gebruikte onderzoeksmethoden zullen verder worden toegelicht in hoofdstuk 3.

Tabel 2: Schematische weergave aanpak afstudeeronderzoek

Tijdens de uitvoering van mijn afstudeeronderzoek krijg ik input van: de afstudeerbegeleider, dhr. Ovbiagbonhia (feedback tijdens het hele proces); het kenniscentrum NoorderRuimte; de opdrachtgever (onderzoeksresultaten en feedback op het conceptverslag) en Stroop raadgevend ingenieurs (metingen en conclusies en aanbevelingen).

Fase 1: Literatuurstudie

H2 Onderzoeks-

methoden Enquête

metingen

(1 aspect)

H4 onderzoeks-

resultaten

Literatuurreview & H3 Theoretisch

kader

H4 Onderzoeks-resultaten

Gerichte (H5) conclusies en

aanbevelingen voor de

nieuwbouw

wetenschappelijke bronnen,

regelgeving & overheids-

documenten

Literatuurreview H3 Theoretisch

kader

Opdracht

Fase 2: Veldonderzoek

Fase 3: Oplossingen & adviezen

Beantwoording hoofdvraag

Uitkomst deelvraag

1

Uitkomst deelvraag

2 Uitkomst deelvraag

3

Uitkomst deelvraag

4

Page 11: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

10

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

2. THEORETISCH KADER In dit hoofdstuk volgt een samenvatting van de theoretische benadering en de belangrijkste definities m.b.t. een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen. Samen met de bijbehorende literatuurreview (bijlage 1.1) geeft dit hoofdstuk antwoord op de eerste deelvraag van dit afstudeeronderzoek.

§ 2.1 DE KWALITEIT VAN HET BINNENMILIEU

Al in de eerste eeuw voor Christus heeft Vitruvius het in zijn tien boeken over de Architectuur over het belang van de luchtkwaliteit van het binnenmilieu. Als gevolg hierop werd in de 17 -19 eeuw de link gelegd tussen een slechte luchtkwaliteit (miasma) en de mogelijke ontwikkeling van ziektes, waardoor er toen geconcludeerd werd dat ventilatie belangrijk is. Hieruit volgde vanaf de 19de eeuw een langdurige discussie over de geschikte hoeveelheid ventilatie t.a.v. het thermisch comfort. Ook de positieve eigenschappen van licht (de verering van de Egyptische zonnegod Ra en veel later de sanatoria, waarbij gebruik gemaakt werd van lichttherapie tegen huidziekten) en het creëren van een goede akoestiek (Romeinse theaters) werden al vroeg als belangrijke factoren voor een goede gezondheid gezien (Janssen, 1999; Rowland & Howe, 2007; Bluyssen, 2009; Rasmussen, 2010). Tegenwoordig is de slechte kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen een actueel maatschappelijk thema. Onderzoekers hebben namelijk (wetenschappelijk) aangetoond dat de gezondheid van kinderen zeer kwetsbaar is voor de schadelijke effecten van een slechte kwaliteit van het binnenmilieu. Een binnenmilieu (schoolgebouw) waar kinderen tussen de 8-12 jaar in Nederland wettelijk verplicht zijn om 15 % van hun tijd (Dijken, et al., 2006) door te brengen (Weiss, 2000; Gitterman & Bearer 2001; Landrigan et al. 2004; Vrieze & Moll, 2015). De Nederlandse overheid erkend dat een goede kwaliteit van het binnenmilieu een belangrijke bijdrage levert aan de leerprestaties van de kinderen. Daarom heeft de Nederlandse overheid diverse beleidsprogramma’s opgezet, zoals het frisse scholen beleid en het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs, om de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen te verbeteren (RVO 2014; VNG, 2014). Om dit onderzoek af te baken zullen allereerst ‘het binnenmilieu op basisscholen’ (zie § 2.2 Het binnenmilieu op basisscholen) en ‘een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu’ (zie §2.3 Een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu) worden gedefinieerd in de onderstaande paragraven.

§ 2.2 HET BINNENMILIEU OP BASISCHOLEN

Een basisschool is de omgeving waar kinderen kennis opdoen, een leeromgeving. Deze leeromgeving kan verschillende locaties omvatten. Bij het onderzoek van Frumkin et al. (2006) kiest men voor een brede benadering die de gehele omgeving van de leerlingen omvat, waaronder: het klaslokaal, het schoolplein, de sportfaciliteiten en de route van en naar school. Deze brede benadering zorgt er ook voor dat er diverse factoren kunnen worden onderzocht, waaronder: overvolle ruimtes en de inrichting hiervan; licht; geluid; warmte; luchtkwaliteit; de keuzes m.b.t. het verkrijgen van gezond voedsel en de sociale veiligheid. Voor dit afstudeeronderzoek zal, gezien de beschikbare tijd (en haalbaarheid), de focus liggen op een klein gedeelte van deze leeromgeving, namelijk het binnenmilieu van het gebouw (de basisschool). De aandacht hierbij is specifiek gericht op het klaslokaal, waar kinderen gestimuleerd worden tot (kennis)ontwikkeling, zowel op cognitief, emotioneel, sociaal als fysiek gebied (Frumkin, et al. 2006; Drijver et al., 2010).

Page 12: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

11

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 2.3 EEN GEZONDE KWALITEIT VAN HET BINNENMILIEU

Uit onderzoek (o.a. onderzoek van Ministerie van VROM) blijkt dat bij 90% van de Nederlandse schoollokalen de kwaliteit van het binnenmilieu onvoldoende is (CAG, 2010). De kwaliteit van het binnenmilieu in een klaslokaal kan worden bepaald aan de hand van verschillende aspecten. In wetenschappelijk onderzoek, van o.a. Bluyssen (2009), Dijken et. al. (2006) en Frumkin (2006), worden de volgende factoren aangeduid die een directe invloed hebben op het creëren van een goed binnenmilieu:

Luchtkwaliteit Thermisch comfort Visueel comfort (daglicht en kunstlicht) Akoestisch comfort Ergonomie/Bezetting (beschikbare ruimte, spullen en inrichting).

Deze factoren zijn historisch gezien door omgevingsgericht te bouwen in het bouwproces en de regelgeving (bouwbesluit) opgenomen. Echter, uit wetenschappelijke onderzoeken blijkt ook dat we het binnenmilieu in schoolgebouwen nog niet voldoende onder controle hebben om een optimaal gezond binnenmilieu te creëren waar de gebouwgebruiker zich comfortabel bij voelt. Dit komt, omdat de achterliggende responsmechanismen en de beleving van mensen t.a.v. de hierboven beschreven factoren vaak niet voldoende in kaart zijn gebracht.

Figuur 4: relaties tussen prikkels, mechanismen en mogelijke ziekten & aandoeningen (Bron: Bluyssen, 2013, p.48)

In de afbeelding links worden een aantal voorbeelden van relaties gelegd tussen prikkels (zoals de hoeveelheid geluid/licht, de luchtkwaliteit en het thermisch comfort), de bijbehorende (biologische) mechanismen, ziekten en aandoeningen die hiermee in verband kunnen worden gebracht (Bluyssen, 2009; Dijken et. al., 2006; Frumkin et. al., 2006).

Figuur 3: factoren die in directe mate van invloed zijn op de kwaliteit van het binnenmilieu (Bron: Bluyssen, 2009, p. 45)

Page 13: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

12

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Samenvattend kunnen de volgende (secundaire) eigenschappen/factoren ook in verband worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool (Bluyssen, 2013; Bluyssen, 2009; Dijken et. al., 2006; Frumkin et. al., 2006):

Fysieke (biologische) eigenschappen, zoals iemands metabolisme, allergieën en gezondheid.

Psychologische eigenschappen (emoties: spanningen, oncomfortabel gevoel en privacy) De mate van controle die iemand kan uitoefenen over het binnenmilieu, bijv. t.a.v. de

temperatuur, de hoeveelheid daglicht en de ventilatie. De context/situatie: de activiteiten die plaats vinden in de ruimte. Economische aspecten: het beschikbare budget van de school/scholen om strategieën

voor een optimale kwaliteit van het binnenmilieu te kunnen realiseren. Regelgeving: politiek/overheidsbeleidsvoering (bijv. het bouwbesluit, maar ook het

frisse scholen beleid en het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs) De interactie tussen de boven genoemde factoren

Factoren als akoestisch comfort, luchtkwaliteit, visueel comfort en thermisch comfort kunnen ook sterk beïnvloed door de positie en de uiteindelijke locatie van het gebouw, zoals o.a. in de onderzoeken van Zannin (2008), Bluyssen (2009), Dijken (2006) en Tanner (2000) terecht genoemd word. Er dient dus ook goed nagedacht worden over de locatie van de nieuwbouw, maar ook de positionering van het gebouw op deze locatie t.o.v. bijv. de zon.

Figuur 5: Een klaslokaal (luchtonderzoek.nl, 2010)

Page 14: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

13

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

3. ONDERZOEKSMETHODEN Dit afstudeeronderzoek is opgebouwd uit 3 fasen, namelijk: Fase 1: Literatuurstudie, Fase 2: Veldonderzoek en Fase 3: Oplossingen & adviezen. In § 1.3 is de aanpak van dit afstudeeronderzoek in een schematisch overzicht weergegeven. Hieronder zal per fase worden besproken wat de grenzen van het onderzoek zijn, de gebruikte onderzoeksmethoden en de bijbehorende eindproducten. Tevens wordt in dit hoofdstuk de 2de deelvraag beantwoord: Hoe kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een basisschool worden gemeten?

§ 3.1 FASE 1: LITERATUURSTUDIE

Het hoofddoel van deze literatuurstudie is om een antwoord te vinden op de eerste deelvraag, namelijk: Aan welke aspecten moet een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool voldoen. Daarnaast wordt er in algemene zin antwoord gegeven op deelvraag 4: Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? Dit wordt gedaan door een opsomming te geven van de in de (wetenschappelijke) literatuur genoemde strategieën om de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen te optimaliseren. Aangezien de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen een actueel onderwerp is, is hier veel informatie over te vinden. In deze fase, de literatuurstudie, is hoofdzakelijk gebruik gemaakt wetenschappelijke bronnen, het bouwbesluit (Nederlandse regelgeving) en overheidsdocumenten (bijv. ‘frisse scholen’ en ‘het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs’). Dit om een wetenschappelijk onderbouwd en relevant antwoord te kunnen geven op de eerste en 4de deelvraag in relatie tot de onderzochte casus. Relevante artikelen zijn gevonden in verschillende databases, waaronder: Smartcat, PiCarta, Google Scholar en de catologus van de Rijksuniversiteit Groningen. De zoektermen die gebruikt zijn voor het verzamelen van artikelen zijn o.a.: ‘The indoor environment in schools’, ‘Safe and healthy school environments’, ‘healthy primary school’, ‘Indoor air quality in (primary) schools’, ‘classroom acoustics’, ‘crowding and children’s wellbeing’. Daarnaast is gebruik gemaakt van dataverzameling aan de hand van literatuurlijsten uit gevonden artikelen (de zogenaamde sneeuwbalmethode). Bij de dataverzameling is gepoogd om zo veel mogelijk gebruik te maken van recente artikelen (vanaf 2000), dan wel door vakgenoten beoordeelde literatuur (peer reviewed artikelen). De meest gebruikte artikelen zijn in de literatuurreview (bijlage 1.1.) in een overzichtelijke tabel weergegeven, waarin o.a. de volgende aspecten van de artikelen zijn weergegeven: het onderwerp/de vraagstelling, de onderzoeksmethode, het onderzoeksobject en de bevindingen t.a.v. factoren die van invloed zijn op een goede/gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen. Vervolgens zijn de artikelen gebruikt bij het schrijven van een discussie t.a.v. de relevante aspecten die in direct verband konden worden gebracht met een goede/gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen (bijlage 1.1 literatuurreview). Hierbij wordt ook al gedeeltelijk een antwoord gezocht op deelvraag 4 door een opsomming te geven van de in de (wetenschappelijke) literatuur besproken strategieën om de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen te optimaliseren. De literatuurreview (bijlage 1.1) is gebruikt bij de uitwerking van het theoretisch kader (hoofdstuk 2). Hierbij wordt een samenvatting gegeven van de theoretische benadering en de belangrijkste definities.

Page 15: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

14

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 3.2 FASE 2: VELDONDERZOEK

In de vorige fase zijn de belangrijkste aspecten t.a.v. het creëren van een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen geïdentificeerd. In deze fase wordt, d.m.v. enquêtes en metingen, veldonderzoek op de drie basisscholen binnen de te onderzoeken casus plaatsvinden.

In deze fase wordt er antwoord worden gezocht op deelvraag 2 en deelvraag 3: Hoe kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een Nederlandse basisschool worden gemeten? & Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op een van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van een van deze eerder vastgestelde aspecten? Deelvraag 2 zal in deze paragraaf worden beantwoord. Deelvraag 3 zal worden beantwoord in hoofdstuk 4 onderzoeksresultaten en de bijbehorende bijlagen 1.5 t/m 1.8.

§ 3.2.1 ENQUÊTE

In de 2de fase van mijn onderzoek is onder de medewerkers op de drie basisscholen binnen de onderzochte casus een enquête gehouden (een vooronderzoek). Het doel van deze enquête is om de huidige beleving van de medewerkers van de 3 basisscholen vast te stellen en de huidige problemen in de huidige gebouwen en wensen t.a.v. de nieuwbouw te identificeren. Daardoor kan er een gerichter vervolgonderzoek (metingen) plaatsvinden.

Enquêtes kunnen over het algemeen goed worden gebruikt bij (sociaal)wetenschappelijk onderzoek, waarbij het vaak gaat over menselijk gedragingen en hun fysieke omgeving. Met behulp van enquêteren kunnen subjectieve betekenissen van populaties in kaart worden gebracht en hier een betekenis aan worden geven. De methode enquêteren is onder andere geschikt om inzicht te krijgen in de gedragspatronen, karakteristieken en opvattingen van mensen (McLafferty, 2013). Door het houden van een enquête kan dus inzicht worden verkregen in sociale trends, processen, waarden, houdingen en interpretaties. Hierbij ligt de focus op patronen en verbanden die tot data kan worden gegenereerd. Dit betekent dat onderzoeksvragen vaak over hoeveelheden en aantallen gaan. Doordat in relatief korte tijd een grote groep kan worden benaderd is enquêteren een praktische methode van dataverzameling (McLafferty, 2013). Een ander voordeel is dat antwoorden meer anoniem kunnen worden ingevuld in vergelijking tot bijvoorbeeld een interview. Doordat bij het invullen van een enquête geen interviewer aanwezig is kan deze ook geen negatieve of positieve invloed uitoefenen op de gestelde vragen (Bryman, 2012). Een nadeel is wel dat er ook niemand is die een toelichting kan geven over de enquête, wanneer de vragen niet duidelijk zijn voor de respondent. Het is dus belangrijk om de enquête goed te controleren, voordat deze naar de mogelijke respondenten wordt verzonden (zie Bijlage 1.2). Data verzameling De enquête is gehouden onder alle medewerkers (directeuren, docenten, ondersteunend personeel en schoonmakers) van de 3 te onderzoeken basisscholen (CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool). Deze populatie is gekozen o.b.v. de onderstaand redenen:

De medewerkers meerderjarig zijn (>18 jaar) en dus geen toestemming nodig hebben van ouders/voogd om mee te werken aan een onderzoek.

De enquête gespecificeerd kan worden op 1 specifieke doelgroep (taalgebruik, etc.) De medewerkers langer tijd in hetzelfde gebouw werken en dus iets kunnen zeggen over

de kwaliteit van het binnenmilieu.

Zoals uit de tabel op de volgende pagina is op te maken, bestaat de vooraf geschatte totale populatie uit 40 medewerkers. Interviews lijken in eerste instantie geschikter te zijn, gezien de kleine omvang van de populatie en omdat waarde beoordelingen hierin beter naar voren komen. Echter, omdat de opdrachtgever heeft aangegeven dat docenten het erg druk hebben, is er in overleg met de opdrachtgever gekozen gebruik te maken van een digitale enquête. Op deze

Page 16: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

15

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

manier kunnen de opvattingen en de beleving van de medewerkers worden verzameld, zonder dat het deze medewerkers (waaronder docenten) veel tijd kost.

Opbouw populatie

CBS de Ark CBS Gabriël Dam OBS Hagenhofschool

Aantal directeuren 1 1 1

Ondersteunend personeel 1 1 1

Aantal docenten 10 6 15

Schoonmakers 1 1 1

Totaal aantal medewerkers 13 9 18

Geschatte totale populatie = 40 medewerkers

Tabel 3: Geschatte opbouw populatie *Deze informatie is ingewonnen via de websites van de 3 scholen: CBS De Ark http://www.cbsdeark.picto.nl/Wie_zijn_we.html, CBS Gabriël Dam http://cbsgabrieldam.picto.nl/ en OBS Hagenhofschool http://www.hagenhof.picto.nl/

Het is hierbij wel van belang dat de enquête op een dusdanige manier is opgesteld dat de mening van de geënquêteerden goed kan worden weergegeven in de resultaten. Daarom is er aan de hand van wetenschappelijke bronnen een algemene checklist opgesteld om de enquête te valideren. In deze checklist wordt gelet op de manier van vraagstelling, representativiteit, samenhang van de enquête en ethische aspecten (zie Bijlage 1.2 Checklist enquête). Daarnaast zijn de enquêtevragen opgesteld aan de hand van eerder uitgevoerde en vergelijkbare wetenschappelijke onderzoeken, waaronder: Bluyssen (2009), Desponia et. al. (2013) en Dijken et. al. (2006). Veel van de onderwerpen die in de wetenschappelijke literatuur worden aangemerkt als belangrijke aspecten t.a.v. de kwaliteit van het binnenmilieu (zoals luchtkwaliteit, akoestiek e.d.) worden, net als bij de hierboven genoemde onderzoeken, bewust bij meerdere vragen getoetst. Door een onderwerp in meerdere vraagstellingen te toetsen is het gemakkelijker om de oorzaak van eventuele problemen te identificeren. Bovendien wordt het inzichtelijker hoe belangrijk een respondent een onderwerp, zoals de bijv. akoestiek of de luchtkwaliteit in het klaslokaal daadwerkelijk vindt. Vanwege de planning en de beschikbare tijd hadden medewerkers van de basisscholen, na het sturen van een mail met een link naar de digitale enquête, ongeveer 1,5 week de tijd om de enquête in te vullen. Tegen het einde van deze periode hebben de medewerkers een herinnering ontvangen om de enquête alsnog in te vullen mochten ze dit nog niet gedaan hebben. De uiterlijk gestelde deadline voor het invullen van de enquête was 10 april 2015. Er moet wel rekening worden gehouden bij de uitwerking van de resultaten dat dergelijke steekproeven op basis van vrijwillige reactie enigszins vertekend kunnen zijn omdat alleen mensen met een uitgesproken mening, vooral negatieve, meestal geneigd zijn te reageren (Moore & McGabe, 2006). Aangezien juist het doel van deze enquête is om deze meningen in kaart te brengen, wordt dit niet gezien als een obstakel bij de uitvoering van dit onderzoek. Een voorbeeld van de enquête die de medewerkers hebben ingevuld is terug te vinden in Bijlage 1.3 voorbeeld enquête. Data analyse De resultaten van de enquête werden verzameld in een datamatrix (een spreadsheet met getallen). Hierbij is een code boek opgesteld (zie bijlage 1.4). Dit is een bestand waarin de betekenis van de getallen in de datamatrix worden uitgelegd. De resultaten van de enquête zijn vervolgens geanalyseerd m.b.v. het programma SPSS. Dit is een programma, waarbij m.b.v. statistiek de gegevens van een enquête kunnen worden geanalyseerd (o.a. m.b.v. statistische toetsen). De resultaten en bevindingen van de enquête zullen verderop in het verslag worden besproken (zie hoofdstuk 4 onderzoeksresultaten en bijlagen 1.5 t/m 1.7).

Page 17: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

16

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§ 3.2.2 GELUIDSMETINGEN

Op basis van de resultaten van de enquête en het algemeen belang van de akoestiek in een klaslokaal is één van de basisscholen binnen de casus gekozen om geluidsmetingen te verrichten. De basisschool die hiervoor is gekozen is CBS de Ark. Deze keuze is gemaakt o.b.v. het aantal respondenten en o.b.v. de mogelijkheid om er een meting te doen. Deze metingen zijn uitgevoerd en geanalyseerd m.b.v. het bouwfysisch adviesbureau Stroop raadgevend ingenieurs. Het gebouw van CBS de Ark is gebouwd in 1976. Hierbij zijn 8 lokalen, 1 gemeenschapsruimte en 1 speellokaal gerealiseerd. Bij de toenmalige bouw is uitgegaan van een levensduur van 40 jaar (semipermanente bouw). In 2003 zijn er een nieuw lokaal en 2 werkruimtes bijgebouwd. Het gebouw is goed onderhouden, waardoor het gebouw zich in een redelijke technische staat bevindt (op een schaal van slecht – matig – redelijk – goed). Soort metingen Bij de geluidsmetingen zijn installatie-, lucht- en contactgeluidsmetingen en nagalmtijdmeting gedaan. Immers, meeste communicatie in scholen verloopt via de spraak. De spraakverstaanbaarheid in een klaslokaal is, naast andere zaal akoestische parameters (lucht-, contact- en installatiegeluid), sterk afhankelijk van de nagalmtijd en de geluidniveaus in het lokaal. De nagalmtijd wordt beïnvloed door hoeveelheid en de verdeling van de absorptie in de ruimte. Bij een kortere nagalmtijd blijkt het geluidniveau geproduceerd door de leerlingen af te nemen. Dit is een indicatie dat de leerlingen zich beter concentreren. Een gevolg is ook dat de docent bij spreken met een normale stem goed verstaanbaar is. Dit voorkomt bovenmatige vermoeidheid, stress- en stemproblemen bij de docent (ANSI, 2002; Frumkin et al., 2006; Canning & James; 2012). Installatiegeluid, afkomstig van mechanische installaties t.b.v. luchtverversing kunnen ook een bron van geluidshinder zijn. Bij leerkrachten kan dit bijv. leiden tot stemproblemen (Bluyssen, 2009;Frumkin et al., 2006; VNG, 2014).

Figuur 6 A & B: details begane grond (SBRCURnet, g.d.)

Ook lucht- en contactgeluid afkomstig van naastgelegen ruimten kan men als geluidsoverlast ervaren. Massieve (betonnen) vloeren zorgen over het algemeen voor een betere contactgeluidsisolatie. Echter, men moet hier bij het detaillering en de uitvoering altijd goed op letten. In de bovenstaande afbeeldingen is een voorbeeld gegeven van een goede detaillering (rechts) en een slechte (foute) detaillering van een begane grondvloer (links). In dit geval dienen de spouwbladen op (onderbroken) vloervelden te worden aangebracht om geluidsoverlast te

Goed

Page 18: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

17

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

voorkomen (VNG, 2014; SBRCURnet, g.d.). Figuur 7: Een voorbeeld van een goede en een slechte akoestiek in klaslokalen (Ecophon, 2012)

In de bovenstaande afbeelding is een voorbeeld gegeven van een goede en een slechte akoestiek in een klaslokaal. De goede akoestiek wordt verkregen door het toepassen van een verlaagd plafond en absorberende materialen (VNG, 2014, ArbocatologusPO; Jansen, 2014)

Page 19: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

18

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuur 8: Plattegrond CBS de Ark, locatie metingen.

In de bovenstaande plattegrond zijn de desbetreffende leslokalen, toiletten en hal aangegeven waar de metingen zijn verricht. Dit is in overleg met Stroop raadgevend ingenieurs bepaald. Er is bewust voor gekozen om zowel in het oudere, als in het nieuwere gedeelte van het gebouw metingen te verrichten, omdat hierbij de oudere en de nieuwere situatie met elkaar vergeleken kunnen worden. Opvallend was dat er een tussendeur aanwezig was tussen ruimte D en ruimte E. Deze stond niet op de beschikbare tekening aangegeven. Daarom is deze met een oranje lijn hieronder op de tekening weergegeven. De nieuwbouw die in 2003 is gerealiseerd, is met een rode stippellijn in de onderstaande tekening aangegeven. Ruimte A (een leslokaal waar metingen hebben plaatsgevonden) bevindt zich in dit nieuwere gedeelte. Uit de voorgaande plattegrond is op te maken dat er in de volgende situaties metingen zijn verricht, namelijk:

Ruimte A (nieuwer gedeelte, 2003) en Ruimte B (ouder gedeelte 1976) Tussen ruimte A en B zijn lucht- en contactgeluidmetingen verricht. Ruimte A was het enige klaslokaal waar ook een afzuiginstallatie aanwezig was. Waarschijnlijk, omdat dit een nieuwer gedeelte van het gebouw betreft. Hier is ook het installatiegeluid gemeten.

Ruimte A

Ruimte B

Ruimte D Ruimte C

Ruimte E

Herentoilet

Damestoilet

Nieuwbouw

2003

Page 20: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

19

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Ruimte C Tussen het herentoilet en damestoilet en ruimte C is het installatiegeluid gemeten. Ruimte D en E Tussen Ruimte D en E is het lucht- en contactgeluid gemeten. Specifiek is er ook gekeken naar het effect van de tussendeur op de resultaten van de luchtgeluidsmetingen. Ook is hier de situatie met de gang meegenomen bij de uitwerking van de luchtgeluidmetingen. Nagalmtijd In de ruimten A, B, C en D is de nagalmtijd gemeten.

Regels en richtlijnen

Vanuit het Bouwbesluit worden er geen eisen gesteld ten aanzien van de geluidswering tussen de verschillende ruimten en functies voor Scholenbouw. Wel wordt er in de wetenschappelijke literatuur een nagalmtijd van tussen de 0,4 en 0,7 seconden voor klaslokalen aangeraden (ANSI, 2002; Frumkin et al., 2006; Canning & James; 2012). Ook de Nederlandse overheid erkend dat een goede akoestiek in schoollokalen een grote invloed heeft op de leerprestaties van de leerlingen. Immers, de akoestiek in schoollokalen is bepalend voor de communicatie tussen een docent en de leerlingen. Daarom heeft de Nederlandse overheid o.a. het programma van eisen frisse scholen vastgesteld (zie onderstaande tabel) om de kwaliteit van de akoestiek in de klaslokalen te verbeteren. Hierin worden wel eisen gesteld t.a.v. de geluidswering. Daarom zijn de resultaten van de geluidsmetingen vergeleken met de gestelde eisen in het programma van eisen frisse scholen (2015). Akoestische parameter Eisen klasse C

(acceptabel) Eisen klasse B (goed) aanvullend op klasse C

Eisen klasse A (zeer goed) aanvullend op klasse B

Geluidwering van de gevel GA gelijk aan verschil tussen het geluidniveau buiten op 2m voor de gevel en 33 dB (min 20 dB)

geen gelijk aan verschil tussen het geluidniveau buiten op 2m voor de gevel en 28 dB (min 25 dB)

Installatiegeluid Li,A 35 dB 33 dB 30 dB

Gemiddelde nagalmtijd 250 Hz t/m 2 kHz

≤ 0.8 s 0.6 s ≤ T60 ≤ 0.8 s 0.4 s ≤ T60 ≤ 0.6 s

Lucht-geluidniveau- verschil DnT,A tussen leslokalen, kantoren en aangrenzende verblijfsruimten

minimaal 39 dB geen minimaal 43 dB

Lucht-geluidniveau- verschil DnT,A tussen leslokalen, kantoren en aangrenzende verkeerssruimten

minimaal 25 dB geen minimaal 31 dB

Lucht-geluidniveau- verschil DnT,A bij een deur tussen leslokalen

minimaal 34 dB geen minimaal 38 dB

Contact-geluidniveau LnT,A tussen leslokalen, kantoren en aangrenzende verblijfsruimten

maximaal 59 dB geen geen

Contact-geluidniveau LnT,A tussen leslokalen, kantoren en aangrenzende verkeerssruimten

maximaal 69 dB geen geen

Tabel 4: akoestische eisen PVE frisse scholen, 2015 (RVO, 2014)

Page 21: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

20

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Data verzameling & Analyse De geluidmetingen zijn uitgevoerd conform NEN 5077 met behulp van de in de onderstaande tabel weergegeven meetapparatuur. Tabel 5: gebruikte meetapparatuur

Benaming Fabrikant Type Bijzonderheden

Microfoon rondom gevoelig Brüel & Kjær

4189 -- Geluidniveaumeter Brüel &

Kjær 2260 Real-time analyser

Geluid(ruis)bronnen Brüel & Kjær

4224 Ruisgenerator (roze ruis)

Contactgeluidgenerator (hamermachine)

Look-Line EM50 -- Kalibrator Brüel &

Kjær 4231 Type 1 kalibrator

Nagalmtijdmeting Dit is een korte meting waarbij er wordt gemeten hoe lang het duurt voordat het geluid is uitgestorven. Zo wordt er bij RT60 gemeten hoe lang het duurt dat het geluid 60 dB zachter wordt. De nagalmtijd wordt op (6) verschillende plekken gemeten (zie bijlage 1.8D) en op verschillende frequenties tussen de 250 Hz en de 2 kHz. Over al deze metingen kan er vervolgens een gemiddelde nagalmtijd gemeten worden. Dit getal kan vervolgens vergeleken worden met de akoestische eisen in het PVE frisse scholen (zie voorgaande tabel 4). Installatiegeluid Bij deze metingen hebben we installatiegeluid van de afzuiginstallatie in ruimte A op (6) verschillende plekken direct onder de afzuigplekken gemeten. Tevens hebben we het installatiegeluid van toiletten in ruimte C gemeten. Hierbij werden ook meerdere metingen verricht waarbij het toilet werd doorgespoeld. Het gemiddelde gemeten geluidsniveau werd vergeleken met de akoestische eisen in het PVE frisse scholen (zie voorgaande tabel 4). Luchtgeluid Wanneer een bron (bijv. een spreker) de lucht in trilling brengt kan dit worden overgedragen naar een naastgelegen ruimte d.m.v. de tussengelegen scheidingsconstructie. Het luchtgeluid wordt gemeten tussen lokalen in het nieuwere en het oudere gedeelte.

Figuur 9: Hier ben ik een luchtgeluidsmeting aan het doen Figuur 10: microfoon

Page 22: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

21

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Het luchtgeluid tussen de ruimten (A en B; C en D) werd gemeten door in het ene lokaal een geluidsbron te plaatsen en dit in het andere lokaal te meten. Het luchtgeluid werd op verschillende plekken gemeten (zie bijlage 1.8 D notities metingen) m.b.v. een microfoon (zie voorgaande afbeeldingen). Het gemiddelde gemeten geluidsniveau werd vergeleken met de akoestische eisen in het PVE frisse scholen (zie voorgaande tabel 4). Contactgeluid Contact geluid ontstaat t.g.v. trillingen (voetstappen/verplaatsen meubilair) die zich door een constructie verspreiden naar een naastgelegen ruimte. Hier wordt dit geluid dan als overlast ervaren. Contactgeluid kan zich verspreiden door een vloer en/of een scheidingswand. In dit geval is alleen het contactgeluid via de vloer gemeten.

Figuur 11: contactgeluidgenerator Figuur 12: lucht- en contactgeluid (Ab-Fab, g.d.)

Het contactgeluid tussen de ruimten (A en B; C en D) werd gemeten door in het ene lokaal een contactgeluidgenerator te plaatsen en in het andere lokaal het geluidsniveau te meten. De contactgeluidgenerator produceerde het contactgeluid door hamertjes in een vaststaand interval op de grond te laten vallen. Het gemiddelde gemeten geluidsniveau werd vergeleken met de akoestische eisen in het PVE frisse scholen (zie voorgaande tabel 4). De resultaten van de uitgevoerde metingen zijn samengevat in een notitie (bijlage 1.8) en de bijbehorende bijlagen (Bijlage 1.8 A t/m D). Deze metingen zijn verricht in zowel het oudere gedeelte van het gebouw (gebouwd in 1976) als in het nieuwere gedeelte van het gebouw (2003). Bij deze metingen is ook gebruik gemaakt van de door scholengroep Perspectief geleverde bouwtekeningen van het gebouw van CBS de Ark (zie bijlage 1.9 Bouwtekeningen CBS de Ark).

§ 3.3 FASE 3: OPLOSSINGEN & ADVIEZEN

De resultaten van het veldonderzoek zijn vervolgens teruggekoppeld met de bevindingen uit de literatuurstudie (zie §4.3). Samen met de conclusies volgend uit de onderzoeksresultaten kunnen er gerichte oplossingen & adviezen (zie §4.3) worden gegeven t.a.v. deze casus (de nieuwbouw). Hieruit volgt de beantwoording van deelvraag 4: Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? Met de beantwoording van deze deelvraag kan vervolgens ook de hoofdvraag worden beantwoord en kunnen er tevens conclusies getrokken worden. Op het concept van deze afstudeerrapportage is feedback gegeven door de opdrachtgever. Hij kan beoordelen of de geboden oplossingen & adviezen reëel zijn en mogelijk nog toevoegingen doen. Na deze feedback is het afstudeerverslag definitief gemaakt.

Page 23: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

22

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

4. ONDERZOEKSRESULTATEN Dit hoofdstuk maakt onderdeel uit van fase 2: veldonderzoek. Er zal in dit hoofdstuk antwoord worden gegeven op deelvraag 3: Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op minimaal één van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van één van deze eerder vastgestelde aspecten? De aspecten die van invloed zijn op de kwaliteit van het binnenmilieu zijn in fase 1 (literatuurstudie) vastgesteld (zie hiervoor H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview). Vervolgens is er veldonderzoek gedaan naar de kwaliteit van het binnenmilieu op de betrokken basisscholen binnen deze casus. In het voorgaande hoofdstuk zijn de hierbij gebruikte onderzoeksmethoden beschreven. Hieronder volgt een samenvatting van de belangrijkste onderzoeksresultaten. De volledige uitwerking hiervan is terug te vinden in de bijlages 1.5 t/m 1.9.

§4.1 ANALYSE VAN DE ENQUÊTERESULTATEN

Het doel van deze enquête is om de huidige beleving van de medewerkers van de 3 basisscholen t.a.v. de kwaliteit van het binnenmilieu vast te stellen en de huidige problemen en wensen t.a.v. de nieuwbouw te identificeren. Dit is in lijn met de bevindingen uit de literatuurstudie (zie H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview). Een bijkomend voordeel van dit onderzoek is dat er een gerichter vervolgonderzoek (metingen) plaats kan vinden. In de onderstaande tekst volgt een samenvatting van de enquêteresultaten.

§4.1.1 ALGEMENE INFORMATIE OVER DE RESPONDENTEN

Op de gestelde deadline voor het invullen van de enquête (10 april 2015) bleek het totale aantal respondenten 27 te zijn. In de tabel hiernaast is de totale verdeling van deze respondenten inzichtelijk gemaakt. Wat betreft de verhouding tussen het totaal aantal medewerkers t.o.v. het aantal respondenten per basisschool was deze het grootst op CBS de Ark (84,62% respons).

Tabel 6: Verhouding respons/non respons per basisschool t.o.v. geschatte populatie

Daarnaast vallen 2 respondenten in de categorie ‘anders’. Deze respondenten zijn afkomstig van de overkoepelende schoolbesturen (Opron en Perspectief). Hoewel deze respondenten niet daadwerkelijk op de scholen werkzaam zijn, is het interessant om de door hun gegeven antwoorden naast die van de medewerkers op de basisscholen te leggen.

CBS deArk

CBSGabriëlda

m

OBSHagenhof

schoolAnders

non respons 2 8 5 0

respons 11 1 13 2

0

5

10

15

20

aan

tal m

ed

ew

erk

ers

verhouding respons en non respons

Page 24: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

23

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Opvallend bleek ook de herkomst van de respondenten (zie tabel links). Zo bleek er maar 1 respondent afkomstig was van de CBS Gabriël Dam. Dit staat voor 4% van de in totaal 27 respondenten. Dit aantal is te klein om de populatie van deze school te vertegenwoordigen. Het gevolg hiervan is dat echt betrouwbare en nauwkeurige conclusies t.a.v. de mening van de medewerkers op deze basisschool niet kunnen worden getrokken. De overige 26 respondenten vertegenwoordigen de mening van de populatie met een betrouwbaarheidsniveau van 90% en een foutmarge van 7% (zie bijlage 1.7).

Tabel 7: Herkomst respondenten

Het grootste gedeelte van de respondenten is docent (77,8%, 21 respondenten). Drie respondenten vallen in de categorie management/administratie en 3 respondenten geven aan een andere functie te vervullen. Opvallend is dat er geen respondenten tussen zitten die in de categorie onderhoud/schoonmaak van het gebouw vallen. Mogelijk is deze categorie minder goed per mail bereikbaar. Daarnaast viel op dat alle respondenten, m.u.v. de beide heren van de overkoepelende schoolbesturen, van het vrouwelijke geslacht zijn. Dit heeft waarschijnlijk te maken met de opbouw van de populatie, aangezien het aandeel vrouwen met een onderwijsgerichte opleiding op minstens hbo-niveau tussen 2011-2013, 96% was (CBS, 2015). Daarbij lag de gemiddelde leeftijd van de respondenten tussen de 40 en de 50 jaar. De grootste categorie is ouder dan 50 (37%) en maar 3 respondenten zijn jonger dan 30 jaar (11,11%). De respondenten in de steekproef (m.u.v. de 2 respondenten van de schoolbesturen) brengen gemiddeld ongeveer 3,5 dagen (het exacte gemiddelde is 3,52) per week door in een schoolgebouw met een standaarddeviatie (afwijking) van ongeveer een dag. Het minimale aantal dagen per week dat de medewerkers zich in het gebouw bevinden is 2. Het maximale is 5 dagen per week. Uit de resultaten is verder op te maken dat de respondenten in de steekproef gemiddeld ongeveer 8 uur per dag doorbrengen in een schoolgebouw met een standaarddeviatie van 1,7 uur.

§4.1.2 INHOUDELIJKE ANALYSE NAAR DE BELEVING VAN DE RESPONDENTEN

Bij de eerste inhoudelijke vraag kregen de respondenten de volledige lijst met aspecten voorgelegd die in verband konden worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu (zie H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview). Uit de analyse blijkt dat men de lijst met factoren over het algemeen wel compleet vond (63%, 17 respondenten). Hierbij heeft 1 respondent geen antwoordt gegeven op deze vraag. 22,2%, oftewel 6 respondenten geven aan het antwoordt niet te weten. 3 respondenten (11,1%) vonden deze lijst niet compleet. 2 van deze respondenten, beide van de OBS Hagenhofschool, gaven aan dat de schoonmaak van het gebouw, dan wel het klaslokaal op dit moment niet voldoet en verbeterd kan worden. De derde respondent (afkomstig van Opron/Perspectief) geeft aan dat er factoren zijn die verbeterd kunnen worden, maar specificeert deze niet. Over het algemeen werden 3 aspecten als zeer belangrijk aangemerkt, namelijk: de luchtkwaliteit, de akoestiek en de indeling en afmetingen van het klaslokaal t.o.v. het aantal leerlingen (de bezetting). Over de gehele steekproef genomen vond men de luchtkwaliteit de

41%

4%

48%

7%

Herkomst respondenten

CBS de Ark

CBS Gabriëldam

OBSHagenhofschool

Anders

Page 25: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

24

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

belangrijkste/bepalende factor met 25,9%. Dit antwoord wordt opgevolgd door de akoestische kwaliteit, de indeling en afmetingen van het klaslokaal t.o.v. het aantal leerlingen en de interactie tussen de factoren (alle drie met 18,5%). Op de derde plaats komen psychologische eigenschappen en de mate van controle (beide 7,4%), gevolgd door thermisch comfort met 3,7% (1 respondent). Niemand koos hier voor het aspect ‘fysieke eigenschappen’.

Wanneer men naar de verdeling van de belangrijkste factor per school gaat kijken blijken hier wel verschillen in te zitten (zie tabel links). Bij CBS de Ark blijken de luchtkwaliteit en de akoestische kwaliteit de belangrijkste factoren. Bij de OBS Hagenhofschool blijken dit de luchtkwaliteit en de indeling en afmetingen van het klaslokaal te zijn. Tabel 8: De belangrijkste factor per basisschool

De docenten binnen de steekproef waren verdeeld t.a.v. de belangrijkste factor. Toch waren er wel andere trends zichtbaar. Zo blijken respondenten die in de leeftijdscategorie 30 -40 jaar vielen de akoestiek erg belangrijk te vinden. Ouderen vonden de luchtkwaliteit, de bezetting en de interactie tussen de factoren over het algemeen belangrijker.

Bij een gemiddelde werkdag van 8 uur vond men de akoestiek verreweg de belangrijkste factor. Werkte men korter (gemiddeld 5 uur per dag) dan vond men de mate van controle over het binnenmilieu erg belangrijk. Wanneer men zich wat langer in een klaslokaal bevond (gemiddeld 9 uur per dag) dan vond men de bezetting (indeling en afmetingen van het klaslokaal juist erg belangrijk.

De beleving van de medewerkers t.o.v. de 5 factoren die in direct verband konden worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen (zie H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurstudie) is in de enquête verder onderzocht. Hieronder volgt per factor een korte samenvatting.

Luchtkwaliteit Over het algemeen beoordeeld men de luchtkwaliteit in de scholen als niet perfect (48,1%). Toch geven de meeste respondenten (51,9%) aan een redelijke controle te hebben over de ventilatie in het klaslokaal. Op de OBS Hagenhofschool zijn de meningen t.a.v. de luchtkwaliteit verdeeld, toch beoordelen zij de luchtkwaliteit in hun gebouw negatiever dan respondenten die werkzaam zijn op CBS de Ark. Daarentegen worden de meeste ongemakken (geurhinder, droge/bedompte lucht) gesignaleerd op CBS de Ark.

Thermisch comfort De meerderheid van de respondenten (40,7%) geeft aan de temperatuur in de school comfortabel te vinden. Toch geeft ook een groot aandeel (40,7%) weinig controle te hebben over de temperatuur. Zo gaf 48% aan last te hebben van temperatuursveranderingen in het klaslokaal (dan wel te warm of te koud). De reden hiervoor kan in verband gebracht worden met de wijze waarop de ventilatie is geregeld. Zo gaf 1 respondent bijv. aan: “Door het stankoverlast in mijn lokaal, moet ik de ramen wel open doen, waardoor het te koud wordt in de herfst, winter, lente.”

Page 26: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

25

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Akoestisch comfort De meeste respondenten (48%) geven aan vaak last te hebben van geluidsoverlast. De grootste categorie op CBS de Ark (5 respondenten) geeft aan soms last te hebben van geluidsoverlast. Echter, er zijn ook 3 respondenten die aangeven hier vaak last van te hebben. Op de OBS Hagenhofschool geeft de grootste categorie aan hier regelmatig (6 respondenten) of soms (5 respondenten) last van te hebben. Op beide scholen gaf de grootste groep respondenten (22,2%) aan dat de oorzaak van het geluidsoverlast in naastgelegen ruimten lag. Ook was er een respondent die als oorzaak het installatiegeluid noemde.

Visueel comfort De meeste respondenten (44,4%) geven aan de verlichting in de klaslokalen perfect te vinden. Het grootste aandeel van de respondenten (51,9%) geeft dan ook aan een redelijke controle te hebben over de verlichting. Toch geeft ook 48,1% aan soms last te hebben van onvoldoende verlichting. De oorzaak hiervan wordt gelegd in slechte verlichting (25,9%), dan wel weinig kunstlicht (11,1%) of verblinding (36%). Zo geeft 1 van de respondenten aan dat de (kunst)verlichting uit moet bij het gebruik van een computer of het digibord. Verder vind men het uitzicht naar buiten (groen) voldoende (66,7%).

Bezetting De respondenten zijn over het algemeen erg verdeeld t.a.v. bezetting van de lokalen. Toch geeft de grootste categorie (40,7%) aan de lokalen groot genoeg te vinden. De respondenten in de steekproef geven aan regelmatig (11,1%), soms (40,7%) of nooit (40,7%) last te hebben van een opgesloten gevoel/overvolle ruimte. Toch geven respondenten aan dit aspect zeer belangrijk te vinden. Zo heeft 1 respondent bij de opmerkingen het volgende aangegeven: “Je ziet vaak in nieuwbouwscholen dat de lokalen vrij klein worden gebouwd ten opzichte van de oudere scholen. Ik begrijp dat het een geldkwestie is, maar een niet te klein lokaal is fijn lesgeven en goed voor zowel de leerkracht als de leerlingen.”

Gemiddeld genomen beoordeelde men het huidige gebouw, zowel op de OBS Hagenhofschool als op CBS de Ark, met een matig voldoende (5-6). Van alle respondenten kiest 61,5% dan ook voor de categorie matig/voldoende. Er zijn zelfs respondenten die het huidige schoolgebouw als slecht (23,5%) beoordelen. Slechts 15,4% geeft een goed. Gesteld kan worden dat er in de nieuwbouw dus zeker ruimte is voor verbeteringen.

§4.2 ANALYSE VAN DE GELUIDSMETINGEN

De rapportage van de onderzoeksresultaten van de geluidsmetingen is terug te vinden in bijlage 1.8 (de notitie en de bijlagen). Hieronder volgen de conclusies van de geluidsmetingen.

Uit de metingen op CBS de Ark komt naar voren dat de luchtgeluidsisolatie van alle gemeten situaties in het huidige schoolgebouw voldoet aan het niveau van klasse C van het programma van eisen frisse scholen (bijlage 1.10). De wand tussen ruimten A en B voldoet tevens aan klasse A. De wand tussen ruimte D en E voldoet niet aan het niveau van klasse A (zeer goed). De oorzaak hiervan is o.a. de tussendeur die niet op de tekening staat aangegeven. Door de aanwezige docenten in de lokalen is aangegeven dat er klachten zijn t.a.v. de geluidsisolatie tussen deze lokalen. Dit komt overeen met de resultaten van de metingen. Om in de toekomst geluidsklachten te voorkomen wordt daarom dan ook geadviseerd om bij de nieuwbouw te kiezen voor klasse A met een luchtgeluidsisolatie van DnT,A van minimaal 43 dB. Dit betekend dat het niet aan te bevelen is om deuren tussen lokalen te plaatsen.

Page 27: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

26

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuur 13: Tussendeur (blauw) tussen ruimten D en E.

Verder blijkt uit de metingen dat de contactgeluidsisolatie in het huidige gebouw ruimschoots voldoet in alle aangegeven situaties. Wel wordt aanbevolen om bij de toekomstige nieuwbouw goed te oriënteren op het te gebruiken type vloer en de detaillering t.a.v. de contactgeluidsisolatie (zie figuur 6). Daarnaast komt uit de meting naar voren dat de nagalmtijd van alle gemeten klaslokalen in het huidige schoolgebouw van CBS de Ark voldoet op het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen (bijlage 1.10). Er wordt dan ook geadviseerd om dit niveau dan ook in de toekomstige nieuwbouw aan te houden. Tevens blijkt uit de metingen dat het installatiegeluid relatief hoog was. Er kon niet aan de gestelde eis van klasse A worden voldaan. Deze eis is relatief streng. Toch wordt aanbevolen om in de toekomstige nieuwbouw voor alle gemeten akoestische parameters het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen aan te houden. Immers, de akoestiek in schoollokalen is bepalend voor de leerprestaties en de communicatie tussen een docent en de leerlingen. De spraakverstaanbaarheid in een klaslokaal is, naast andere zaal akoestische parameters, sterk afhankelijk van de nagalmtijd en de geluidniveaus in het lokaal.

§4.3 GERICHTE OPLOSSINGEN & ADVIEZEN

In deze paragraaf zijn de voorgaande bevindingen worden teruggekoppeld aan de literatuurstudie (zie H2 en bijlage 1.1). Hieruit volgt de beantwoording van deelvraag 4: Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? Met de beantwoording van deze deelvraag kan vervolgens ook de hoofdvraag worden beantwoord en kunnen er tevens conclusies getrokken worden (zie § 4.4 en Conclusies & Aanbevelingen). In de onderstaande paragrafen wordt per aspect een aantal strategieën worden genoemd om de kwaliteit van het binnenmilieu te verbeteren. Tevens worden er in de onderstaande paragrafen een aantal gerichte (bouwkundige) oplossingen & adviezen aangedragen die aansluiten bij de hierboven omschreven bevindingen uit de onderzoeksresultaten (en de genoemde strategieën).

§4.3.1 LUCHTKWALITEIT & THERMISCHE KWALITEIT

Uit de enquête is gebleken dat de luchtkwaliteit in het gebouw als één van de belangrijkste factoren wordt gezien. Tevens wordt dit in direct verband gebracht met het thermisch comfort

Page 28: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

27

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

in het gebouw. De hoeveelheid ventilatie vond men redelijk goed te controleren. Maar op CBS de Ark heeft men in bepaalde delen van het gebouw last van geurhinder. De temperatuur vond men comfortabel, echter men gaf aan wel veel last te hebben van temperatuursveranderingen in het gebouw en weinig controle te hebben over de temperatuur. De reden hiervoor werd in verband gebracht met de wijze van ventileren in het gebouw (ramen openen i.v.m. geurhinder). Bij het bezoek aan het gebouw van CBS de Ark viel op dat het installatiegeluid (luchtafzuiging) in het nieuwe lokaal uit 2003 relatief hoog was. Toch voldeed dit nog wel aan het geluidsniveau van klasse C van het programma van eisen frisse scholen (zie ook §4.3.3). Daarnaast viel het op dat er in de rest van het gebouw, m.u.v. de toiletgroepen, geen installaties aanwezig waren. Dit heeft te maken met de ouderdom van het gebouw. Uit de enquête bleek dat de gebouwgebruikers de temperatuursveranderingen en ‘het weinig controle hebben over de temperatuur in verband brachten met het openen van ramen i.v.m. de geurhinder. Daarnaast viel het bij het bezoek op dat sommige ramen uit enkel glas bestonden (i.p.v. dubbelglas). Daarbij moet opgemerkt worden dat er plannen zijn om in de ruimten D en E een mechanisch ventilatiesysteem te installeren i.v.m. de huidige geurhinder. Aangezien in ruimte A (het nieuwere gedeelte), het geluidsniveau relatief hoog is, wordt geadviseerd om hiermee rekening te houden bij het te plaatsen ventilatiesysteem. Men gaf bij het bezoek aan dat er onderzoek is gedaan naar de oorzaak van de geurhinder, maar de oorzaak hiervoor is niet gevonden. Mogelijk heeft dit te maken met de naastgelegen toiletgroepen, de afwezigheid van een mechanisch ventilatiesysteem of de vloerafwerking (tapijt).

Figuur 14 (boven): enkel glas en dubbel glas In de gevel in ruimte B. Figuur 15 (rechts): verwarming en vloerafwerking (tapijt) in ruimte E.

Page 29: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

28

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuur 16: plafond (houtwolcementplaat) zonder mechanische ventilatie in ruimte E.

Figuur 17: plafond (systeemplafond) met mechanische ventilatie in ruimte A.

Page 30: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

29

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Ventilatie Aangezien de luchtkwaliteit als een zeer belangrijke factor wordt gezien door de gebouwgebruikers wordt het aangeraden om hier op in te spelen bij de nieuwbouw. Hierbij wordt geadviseerd om gebruik te maken van een CO2 gestuurd ventilatiesysteem die de CO2 concentratie op maximaal 1200 ppm houdt (niveau klasse C PVE frisse scholen). Hierbij dient de luchtverversing minimaal 6 dm3/s per m2 vloeroppervlak te zijn. Echter, uit de wetenschappelijke literatuur is gebleken dat de luchtverversing minimaal 8,5 L/s/persoon dient te zijn om de CO2 concentratie onder 1200 ppm te houden (Drijver, 2010; Cauberg-Huygen, 2013; bouwbesluit, 2015). Verontreinigende apparatuur (printers en kopieerapparaten) staan in een aparte ruimte, waarbij de lucht direct naar buiten wordt afgevoerd (RVO, g.d.) Om een goede ventilatie en een (zelf) regelbare ventilatie te behouden dienen er minimaal 4 te openen ramen aanwezig te zijn in het klaslokaal, waarvan minimaal 30% bovenin het raamvlak en 30% onderin het raamvlak (Mendell et al., 2004; Frumkin et al., 2006; Bluyssen, 2009;RVO, g.d.). Temperatuur & luchtvochtigheid Tevens wordt geadviseerd om ook de temperatuur (verwarmen en koelen) en de luchtvochtigheid met een mechanisch systeem te regelen. Op deze wijze kan de temperatuur omstreeks 22± 2°C gehouden worden (Mendell et al., 2004; Frumkin et al., 2006) en de aanvoertemperatuur op maximaal 35°C (VNG, 2014) worden gezet. Tevens kan de optimale luchtvochtigheid tussen de 40 -60% (Reinikainen et al., 1992; Menzies et al., 1993; Bourbeau et al., 1997; Brashe et al., 2001; Sahlberg, 2002; Reinikainen & Jaakkola, 2003) gehouden worden.

Figuur 18: roterend warmtewiel (WTW), (Kuijpers-Van Gaalen, 2006)

Om een goede energiebalans te handhaven kan men gebruik maken van een warmte terugwinsysteem (WTW). Het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs geeft aan dat het rendement van dit systeem groter moet zijn dan 75% om uit te kunnen (VNG, 2014).

Page 31: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

30

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuur 19: Opbouw gevel dak en vloer in het oudere gedeelte van het gebouw uit 1976.

Page 32: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

31

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuur 20: Opbouw gevel, dak en vloer in het nieuwere gedeelte van het gebouw (2003)

Page 33: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

32

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Op de vorige 2 pagina’s werd de opbouw van de gevel, het dak en de vloer zowel in het oudere als in het nieuwere gedeelte van het gebouw weergegeven. Hieruit blijkt dat de isolatie-waarde in het nieuwere gedeelte van het gebouw, zowel voor de gevel, het dak als de vloer minimaal 3,0 m2 K/W is. In het oudere gedeelte van het gebouw is dit lager, namelijk 1,8 m2 K/W (zie onderstaande tabel voor berekening).

La

ag

On

de

rde

el

Dik

te i

n m

ete

rs

Wa

rmte

ge

leid

ing

sge

tal

rm (

Dik

te/

lam

bd

a)

λ rm

1 Overgangsgebied 0 0 0,0400

2 paneel glasal (sahara 654)

0,005 1,16 0,0043

3 lucht 0,05 0,15 0,3333

4 glaswol 0,06 0,04 1,5000

5 Dampremmende laag 0 1 0,0000

6 gipsplaat 0,0125 0,3 0,0417

7

8 Overgangsgebied 0 0 0,1300

rc 1,8793

Tabel 9: RC waarde gevel oude gedeelte CBS de Ark

In het nieuwe gebouw dienen (vanwege de minimale eisen in het bouwbesluit en het tegengaan van energieverlies) hogere isolatie-eisen gesteld te worden om zo min mogelijk warmte te verliezen in de winter en het gebouw in de zomer koel te houden. Voor de gevel geldt hier dat de RC- waarde ≥ 4,5 m2 K/W. Voor de vloer/het dak geldt hier dat de RC-waarde ≥ 6,0 m2 K/W (bouwbesluit, 2015). Geurhinder & beheer Om geurhinder te voorkomen dient de lucht uit toiletruimten direct naar buiten afgevoerd te worden met een afvoercapaciteit van minimaal 50 m3/uur/toilet. Tevens dienen alle oppervlakten in het gebouw makkelijk (nat) te reinigen te zijn: vloeren, wanden, plinten, zwevende toiletpotten en leidingwerk wegwerken. Bij het bezoek aan CBS de Ark viel het op dat de vloerafwerking in het grootste gedeelte van het gebouw uit tapijt bestond. Het is verstandig om bij de nieuwbouw voor een andere vloerafwerking te kiezen die makkelijk (nat) te reinigen is. Verder dienen t.b.v. de schoonmaak filters van de luchtbehandelingsinstallatie goed/makkelijk bereikbaar te zijn mede t.b.v. onderhoudswerkzaamheden. Ook dient de binnentemperatuur, de luchtvochtigheid en de ventilatiesnelheid regelmatig gecontroleerd te worden (Finnegan et al., 1984; Menzies et al., 1993; Mendell et al., 2004; Sahlberg et al., 2002; Kuijpers-Van Gaalen, 2006; LCM, 2008; Drijver, 2010; Cauberg-Huygen, 2013 ).

Page 34: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

33

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§4.3.2 VISUEEL COMFORT

Uit de enquête blijkt dat gebruikers de verlichting in het gebouw over het algemeen perfect, dan wel voldoende achtten. Echter, men geeft wel aan dat de verlichting niet voldoet bij het gebruik van het digibord i.v.m. verblinding (zie onderstaande figuren). Bij het bezoek aan CBS de Ark viel het op dat er zowel in het oudere, als in het nieuwere gedeelte van het gebouw gebruik gemaakt werd van tl- verlichting (zie voorgaande figuren 16 en 17).

Figuur 21 (links): Daglicht van buiten & het digibord in een klaslokaal op CBS de Ark (ruimte E).

Figuur 22 (onder): zonwering op CBS de Ark in ruimte C

Verder viel het op dat er grote ramen in het gebouw bevinden, waardoor er veel daglicht in de klaslokalen komt. De zonwering bestond uit zogenaamde uitval zonwering aan de buitenkant van het gebouw en rolgordijnen aan de binnenkant (zie bovenstaande figuur). Dergelijke zonwering belemmert het uitzicht naar buiten. De gebouwgebruikers ervaren deze zonwering volgens de resultaten uit de enquête echter niet als belemmering voor hun uitzicht naar buiten (op groen e.d.), dat zij in de enquête een voldoende gaven. Oriëntatie en beglazing Bij het ontwerp van het nieuwe gebouw dient er rekening gehouden te worden met de oriëntatie van het gebouw om zo optimaal mogelijk gebruik te maken van het aanwezige daglicht. De oriëntatie van het gebouw is zeer belangrijk, omdat dit ook invloed heeft op andere factoren zoals de temperatuur. Voor een gelijkmatige verdeling van daglicht dient er rekening gehouden

Page 35: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

34

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

met de oriëntatie van het gebouw. Door het gebouw langs een Noord-Zuid as te oriënteren, kunnen de lokalen worden blootgesteld aan een gelijkmatige hoeveelheid daglicht uit het Oosten en het Westen (Zannin, 2008). Hierbij is dus ook oriëntatie van de ramen is van belang. Door de op het noorden geplaatste ramen valt nooit direct zonlicht binnen (alleen indirect). Indirect zonlicht bevat ook warmte, maar onvoldoende om in de zomer veel overlast te geven. Echter, in de winter kan er door de op het noorden geplaatste glas veel energie verdwijnen omdat glas niet de beste isolator is. Dit kan worden opgelost door beter isolerende beglazing toe te passen en door kleinere ramen aan de noordzijde van het gebouw op te nemen in het ontwerp. In de zomer worden de op het zuidoosten en het westen georiënteerde ruimten (zonder maatregelen) warm. Omdat de zon hoog aan de hemel staat is de warmtebelasting op de ramen die zich aan de zuidkant van het gebouw bevinden veel geringer. Onder het kopje ‘zonwering’ worden andere methoden besproken die fel zonlicht/verblinding tegen kunnen gaan.

Glassoort U-waarde (W/m2.K)

HR +++ glas 0,5-0,9

HR++ glas 1,2

HR+ glas 1,3-1,6

HR glas 1,7-2

Voorzetraam 2,7

Dubbel glas 2,7

Enkel glas 5,8 Tabel 10: U-waarde verschillende soorten glas (Vree, g.d.)

Isolerende beglazing levert comfort en een aangename temperatuur op in ieder seizoen. Het werkt isolerend in de winter en zonwerend in de zomer. In de winter wordt er dus bespaard op de verwarmingskosten en in de zomer op de kosten voor de airconditioning. Er zijn verschillende typen dubbel glas met een eigen isolatiewaarde (Zie bovenstaande tabel). Glas met een zeer lage U-waarde* is het meest aan te raden wanneer men zo min mogelijk warmteverlies wil (energiebesparend). Een nadeel is dat dit glas ook duurder is.

Figuur 23: temperatuurverloop glas (Vree, g.d.)

Zonwering Zonwering werkt warmte werend. Hierdoor hoeft een gebouw in de zomermaanden minder gekoeld te worden. Dit bespaard energie. Daarnaast kan verblinding voorkomen worden. Computer of televisieschermen kunnen onleesbaar worden bij veel te veel daglicht. Daarnaast biedt zonwering een belangrijke UV-bescherming. Dit geldt niet alleen voor de gebruikers van het gebouw maar ook voor een langere levensduur van het interieur (dat door lichtschade kan verbleken). Een belangrijk voordeel van veel zonweringssystemen is dat je nog wel naar buiten kan kijken.

𝑅𝑤 =1

U

U-waarde: De U-waarde verteld iets over het warmteverlies

van een constructie. Hoe kleiner de U-waarde, hoe lager het

warmteverlies. De U-waarde drukt de hoeveelheid warmte uit

die per seconde, per 1 m² en per graad temperatuurverschil

tussen de ene en de andere zijde van een wand (constructie)

doorgelaten wordt. De U-waarde wordt ook

warmtedoorgangscoëfficiënt genoemd.

Page 36: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

35

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Bij een gevel kunnen de volgende typen zonwering worden toegepast: Zonwerende beglazing Buitenzonwering Zonwerende beglazing zonwering in de beglazing Binnen zonwering Groot overstek (constructie gebouw)

Zonweringen die de zonnestraling buiten, voor het glas, opvangen of reflecteren zijn effectiever dan systemen die zich achter of in het glas bevinden. Wanneer de zonnestraling eenmaal door het glas is treedt er een broeikaseffect op wat de functie van de zonwering teniet doet. Binnen zonwering kan nog wel gebruikt worden als aanvulling op de buitenzonwering i.v.m. de hoeveelheid lichtregeling binnenin een ruimte. Een groot overstek heeft als nadeel dat er extra constructieve maatregelen noodzakelijk zijn. Er wordt hieronder vooral aandacht besteed aan de buitenzonwering en de zonwerende beglazing, omdat deze het meest effectief zijn (Zannin, 2008). Eisen t.a.v. zonwering Zonwering is een belangrijk onderdeel van het gebouw. Er zijn dus ook een aantal eisen aan verbonden. Eisen t.a.v. zonwering:

Oriëntatie van het gebouw. Dit bepaalt de hoek van de binnenvallende zon. Glasoppervlak. Een groot glasoppervlak kan bepaalde technische beperkingen opleggen

omdat niet alle systemen grote glasoppervlaktes kunnen afschermen. Bij grote glasoppervlaktes wordt er dan vaak gekozen voor een geïntegreerd systeem.

Esthetisch/architectonische rol van zonwering. Budget Thermische comfort Visueel comfort t.a.v. verblinding van computerschermen door de zon, maar ook het

behouden van ‘normaal’ zicht naar buiten. Om verblindingshinder tegen te gaan is de optimale UGR factor (waarde voor de beperking van verblinding) volgens het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs < 16 (VNG, 2014). Dit is ook het niveau van klasse A in het PVE frisse scholen 2015 (RVO, g.d.).

Zonwerende beglazing Zonwerende beglazing bestaat uit een speciale glassoort waarbij aan de binnenzijde van de dubbele ruit een speciale laag is aangebracht die een deel van het zonlicht reflecteert. De mate waarin de zonne-energie wordt doorgelaten, wordt uitgedrukt in de zontoetredingsfactor (ZTA-waarde). Door het aanbrengen van coatings kan de ZTA-waarde worden verlaagd tot 0,15 bij sterk reflecterende glassoorten (15 % van de zonne-energie wordt dan naar binnen gelaten). Ter vergelijking; bij blank dubbelglas is de ZTA-waarde 0,70. Een nadeel van glas met een hele lage ZTA-waarde is dat er weer extra gebruik gemaakt moet worden van kunstlicht (dat weer warmte afgeeft). Daarnaast hebben de coatings vaak een kleur. Dit grote kleurverschil wordt niet als prettig ervaren door gebouwgebruikers. De hoeveelheid daglichttoetreding wordt uitgedrukt in een LTA-waarde (lichttoetredingsfactor). In het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs wordt aangeraden dat beglazing een zontoetredingsfactor (ZTA) heeft die ≤ 0,4 en een lichttoetredingsfactor (LTA) ≥ 0,75 (VGO, 2014). Buitenzonwering Men moet rekening houden met de volgende punten bij het toepassen van buitenzonwering:

Constructief, i.v.m. bevestigingen. sparingen en plaatsen van doorvoer van bedieningsonderdelen. Esthetisch, i.v.m. uitstraling van de gevel.

Page 37: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

36

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Buitenzonwering komt in allerlei verschillende varianten voor. In het onderstaande gedeelte zullen de kenmerken van een aantal van deze varianten besproken worden. Buiten jaloezieën (lamellen) Kenmerkende eigenschappen:

Naast zonwerend ook warmte werend Goede lichtregeling door een flexibele lamelstand Weinig windgevoelig Geen invallende zon vanaf de zijkant Isolerende werking Weinig onderhoud en gemakkelijk om schoon te maken Esthetisch, kan in verschillende kleuren worden uitgevoerd

Screens Kenmerkende eigenschappen:

Geen invallende zon vanaf de zijkant Geleiding via profiel of spankabel via een geautomatiseerd

systeem Doorzichtig Naast zonwerend ook warmte werend Esthetisch, kan in verschillende kleuren, maar ook ‘costum made’

bijv. het logo van de school kan op het doek worden aangebracht. Uitvalzonwering Kenmerkende eigenschappen:

Warmtewering zonder belemmering van het uitzicht Warmte werend Esthetisch aan te passen naar wensen opdrachtgever

Zonneroosters Kenmerkende eigenschappen:

Geeft een eigen uitstraling aan de gevel (architectonisch) Toepasbaar op iedere gevel, zowel horizontaal, verticaal als diagonaal Kan zowel op rechte als ronde gevels worden toegepast

Schoepenzonwering Kenmerkende eigenschappen:

Permanente zonwering en zeer bepalend voor de uitstraling van de gevel

Lamellen van aluminium, hout of glas Toepasbaar op elke gevel, zowel horizontaal als verticaal Mogelijkheid voor beweegbare schoepen waardoor een

beheersbaar klimaat ontstaat (geautomatiseerd systeem) PV-Zonwering Kenmerkende eigenschap:

Vaak zonwering in de vorm van zonneroosters die zijn geïntegreerd met zonnecellen.

Energieopwekkend en CO2 uitstoot verminderend Figuren 24 t/m 29 (rechts): verschillende soorten zonwering (ESSO, g.d.)

Page 38: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

37

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Sommige systemen van buitenzonwering kunnen bediend worden. Dit kan zowel handmatig als geautomatiseerd. Een geautomatiseerd systeem is hierin veel effectiever en wordt ook aanbevolen in het kwaliteitskader huisvesting basisscholen (VNG, 2014). Belangrijke voordelen van een geautomatiseerd systeem t.o.v. een handmatig systeem:

Hoger rendement, een automatisch systeem schakelt de zonwering in op de optimale momenten en vermijdt zo de opwarming van een gebouw.

Duurzaamheid. Door het gebruik van wind- en regensensoren wordt zonwering gedeactiveerd bij slechte weersomstandigheden wat de levensduur van het systeem verlengd.

Bedieningscomfort. Meerdere ramen kunnen tegelijkertijd worden bediend. Dit bied grote voordelen t.o.v. handmatig elk raam bedienen.

Kan onbeheerd worden achtergelaten. Extra daglicht kan in het gebouw worden binnengelaten m.b.v. bijv. lichtkoepels, glasvezelkabels en lichtplanken. Lichtkoepel Met de ‘kleine’ lichtkoepels van bijv. het merk Solatube (zie onderstaande afbeeldingen) kan er extra daglicht gecreëerd worden op zeer veel plekken onder een plat of een schuin dak. De koepel vangt het daglicht op en transporteert het via een zeer reflecterende buis. Een plafondplaat zorgt vervolgens voor de verspreiding van het daglicht in de ruimte (zie onderstaande afbeeldingen).

Figuur 30 A en B: Voorbeeld van een lichtkoepel (Solatube, g.d.).

Een lichtkoepel is in verschillende maten te verkrijgen van Ø 25 cm tot Ø 53 cm. De toe te passen diameter is afhankelijk van de grootte van de ruimte en de vraag hoeveel lichttoetreding er noodzakelijk is. Bij een lage zonnestand zorgt het systeem voor een goede lichtopbrengst en overbelichting wordt voorkomen bij een hoge zonnestand door Raybender technologie (deze technologie vergroot het oppervlak van de lichtkoepel). Dit zorgt voor een constante lichtverspreiding gedurende de dag. Voor wanneer het donker wordt kan het systeem worden gecombineerd met SmartLED (LED lampen die werken op zonne-energie en aangaan wanneer het donker is) Hierdoor kan men energie besparen.

Page 39: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

38

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Het systeem kan ook toegepast worden wanneer er hoge isolatiewaardes worden geëist. Er kunnen U-waardes gehaald worden tot 0,5 W/m2.K (dit is te vergelijken met HR+++ glas wordt toegepast, zie tabel 10). Daarnaast is het ook mogelijk om het systeem in een inbraakveilige variant uit te voeren.

Glasvezelkabels

Met behulp van glasvezelkabels kan daglicht ook naar inpandige ruimten worden gestuurd. Het systeem werkt op een vergelijkbare manier als de lichtkoepels. D.m.v. daglichtontvangers aan de buitenkant van het gebouw wordt het daglicht opgevangen. Deze ontvangers kunnen 360 graden ronddraaien, zodat ze altijd het beste natuurlijke daglicht kunnen opvangen. Vervolgens wordt het licht getransporteerd door glasvezelkabels naar de inpandige ruimtes waar het licht m.b.v. speciale verlichtingselementen kan worden verspreid.

Figuur 31A &B: systeem met glasvezelkabels (Inside technology, 2012)

Figuur 32: schetsmatige weergave van de werking van de glasvezelkabels (Lowtechmagazine, g.d.)

Lichtplank Een lichtplank in de gevel kan zorgen voor een betere verdeling van daglicht. De diepte van een onderwijsruimte geeft grote verschillen in daglicht op de verschillende werkplekken. Het toepassen van een lichtplank kan die verschillen kleiner te maken. Daarnaast verminderen de lichtplanken het daglicht bij de gevel, zodat minder snel verblinding kan ontstaan.

Figuur 33: lichtplank (Bouwwereld, 2008)

Page 40: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

39

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Energiebesparing m.b.t. verlichting Naast de bouwkundige oplossingen om het geïnstalleerd vermogen van de verlichting te halveren zijn er natuurlijk ook installatietechnische oplossingen. Aan/uit schakeling van de verlichting Er zijn verschillende mogelijkheden m.b.t. het aan- en uitschakelen van de verlichting. Ook hierbij kan er bespaard worden op het geïnstalleerd vermogen.

Centraal geregelde aan/uit schakeling: Vaak wordt de verlichting centraal of per gebouwdeel ingeschakeld. Dit kan makkelijk zijn, maar het zorgt voor onnodig energiegebruik wanneer er maar weinig mensen aanwezig zijn.

Daglichtschakeling of -regeling: een lichtsensor meet de hoeveelheid licht die op het werkvlak valt en past daarop het kunstlicht aan. De sensor kan zowel per vertrek als per armatuur gemonteerd zijn.

Aanwezigheidsdetectie. Een infraroodsensor detecteert of er in een ruimte beweging is en schakelt de verlichting in zodra iemand de ruimte in komt. Dit is vooral van toepassing bij kleinere kantoorruimten en ruimten die maar kort gebruikt worden. Het is namelijk storend als de verlichting wordt uitgeschakeld als er nog mensen aanwezig zijn. Dit kan bijv. gebeuren wanneer mensen in een ruimte niet of maar weinig bewegen. Daarom moet er extra aandacht besteed worden aan het detectiegebied en of het mogelijk is om een vertragingstijd in te stellen bij het uitgaan van de verlichting

Installeer tijdsafhankelijke schakelmogelijkheden bij de centrale besturing van de verlichting. Bij het toepassen van een centraal systeem kan de verlichting worden uitgeschakeld aan het eind van de dag m.b.v. een veegpuls. Dit is een tijdelijke netonderbreking. De verlichting kan ter plaatse weer worden ingeschakeld. De uitschakeling van de verlichting kan alleen op vaste tijdstippen gedaan worden, anders kan dit tot irritaties bij de gebruiker leiden.

In het onderstaande schema wordt per maatregel een schatting gegeven van de mogelijke besparingen op energiegebruik bij de toepassing van de verschillende systemen t.o.v. een situatie waarin deze niet worden toegepast.

Tabel 11: Schatting besparingspercentage op het energiegebruik (ISSO, g.d.)

Het is ook mogelijk om de hierboven beschreven installatiemogelijkheden op te nemen in een lichtmanagementsysteem of te koppelen aan het gebouwbeheersysteem. Het voordeel van een dergelijk systeem is dat al het verbruik nauwkeurig wordt bijgehouden en meteen overzichtelijk is. Daarnaast wordt alles vanaf 1 centraal punt geregeld.

Page 41: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

40

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Verlichting Naast dat er flink bespaard kan worden op de verschillende schakelsystemen, kan men natuurlijk ook behoorlijk besparen op de lampen zelf. In de onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van lampen die m.b.t. de kleurweergave voldoen aan de eisen van een onderwijsgebouw. Over het algemeen geldt, hoe hoger het lampvermogen, hoe hoger het rendement. Eigenschappen van lamptypen die geschikt zijn voor binnenverlichting: Type Lamprendement

in lm/W Kleur-temperatuur in K

Kleur-weergave- index Ra

UV-gehalte in uW/lm

Levensduur in uren

Daglicht n.v.t. 5000-7000 100 400-1500 n.v.t. Gloeilampen 6-16 2700 100 70-80 1000 Halogeenlampen (netspanning 230 V)

11-17 3000-3100 100 49-200 1500-2500

Halogeenlampen (laagspanning 12 V)

12-22 3000-3100 100 10-200 2000-4000

Fluorescentielampen TL-900

70 2700-6500 92-96 50-80 8000-16000

Fluorescentielampen TL-800

30-100 2700-6500 80-85 65-90 8000-20000

Compacte Fluoriscentielampen

30-87 2700-6000 85-95 >100 8000-20000

Metaalhalogeenlampen 64-120 3000-6000 60-95 260-700 6000-9000 Superhogedruk natriumlampen

37-52 2500 81 - 6000-8000

Inductielampen 64-80 3000-4000 85 - 60000-100000

Led, wit Rond 60 2700-6000 70-95 <10 100000 Tabel 12: eigenschappen verschillende soorten lampen (AgenschapNL, g.d. bijlage 3).

Hieronder worden een paar van de in de tabel genoemde lampen besproken:

LED-verlichting: Steeds vaker blijkt dat LED-verlichting een uitstekende verlichtingstoepassing is. Een LED is een lichtgevende diode. Dit zijn lampjes met zeer geringe afmetingen en diverse kleuren, die inmiddels al voor tal van lichtoplossingen inzetbaar zijn. De voordelen van LED- verlichting is de lange levensduur, gemiddeld zo’n 100.000 uur. Niet te vergeten is dat LED-verlichting zeer energiezuinig is.

Spaarlampen: Spaarlampen bestaan al jaren. Iedereen weet inmiddels dat spaarlampen een stuk energiezuiniger zijn dan de gloeilampen. Toch worden de spaarlampen nog zuinig toegepast. Een nadeel van de spaarlamp was dat deze over het algemeen koud licht uitstralen, maar dat is tegenwoordig niet meer zo. De huidige spaarlampen kunnen een groot variëteit in lichtkleuren uitstralen. De spaarlampen zijn 70% energiezuiniger en gaan maar liefst 15 keer langer mee dan een gloeilamp.

Hoogfrequente (en energiezuinige) TL-verlichting: Voordelen van hoogfrequente TL-verlichting is dat het ongeveer 40% energiezuiniger is en dat de levensduur van de TL-buizen minimaal twee keer zo lang is t.o.v. conventionele TL-buizen.

Het toepassen van energiebesparende opties, zoals hierboven beschreven, worden zeker aanbevolen in het kwaliteitskader onderwijshuisvesting en in het programma van eisen Frisse scholen (VNG, 2014, RVO, g.d.).

Page 42: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

41

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Verdeling verlichting Montagebalken zijn vrij eenvoudig opgebouwd en daardoor goedkoop, echter er gaat veel licht verloren door de absorptie in de wanden/plafonds (zie onderstaande afbeelding). Door reflectoren aan te brengen op de montagebalken, wordt het licht directer naar de plaats van bestemming gestuurd. Soms zijn er dan zelfs minder armaturen noodzakelijk of kunnen er lampen gebruikt worden met minder vermogen. In de onderstaande afbeelding wordt de lichtverdeling met en zonder een montagebalk weergegeven.

Figuur 34: lichtverdeling (ISSO, g.d.)

Om aan het niveau van klasse A in het programma van eisen frisse scholen te voldoen dient de verlichting op het werkvlak niveau minimaal 500 lux te zijn en voor docenten 750 lux (RVO, g.d.). Lux staat hier voor de lichthoeveelheid per oppervlakte (m2), ongeacht de hoeveelheid gebruikte lichtbronnen, de kleur van het licht of de structuur van het oppervlak waar het licht op schijnt. Om hiervan een idee te geven. Een conventionele gloeilamp van 60 Watt geeft op een afstand van een 0,5 meter 185 lux af. Op 1,5 meter is dit nog maar 27 lux (AgentschapNL, g.d.)

Vaak worden de armaturen gelijkmatig verdeeld over het plafond bij onderwijsruimten, omdat er dan overal een gelijkmatige verlichting ontstaat. Daarnaast is het voordelig, omdat men dan op elke plaats een werkplek kan realiseren. Hoewel dit zorgt voor veel indelingsvrijheid, zorgt dit ook voor energieverlies. Ter plaatse van looproutes is er bijv. minder licht noodzakelijk dan t.p.v. een werkplek voor een leerling. In het programma van eisen frisse scholen wordt geadviseerd de armaturen evenwijdig aan de gevel te plaatsen en afzonderlijke armaturen t.p.v. het digibord te realiseren (RVO, g.d.). Dit is ook het geval bij het gebouw van CBS de Ark (zie figuur 15 en onderstaande afbeelding).

Figuur 35 (boven): Verlichting ruimte E, CBS de Ark

Figuur 36 (links): Verlichtingsplan ruimten D en E, tekening CBS de Ark.

Ruimte E

Ruimte D

Page 43: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

42

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Kleuren, materialen & afwerking Ook de afwerking van een ruimte, kleuren en het materiaalgebruik, kunnen een grote invloed hebben op de noodzakelijke verlichting of hoe een ruimte wordt ervaren. Ruimten met witte muren ogen vaak lichter en ruimer dan ruimten waar de muren een donkere kleur hebben. Dit heeft te maken met de diffusie reflectiefactoren van diverse kleuren (dan wel materialen). Wit weerkaatst meer licht dan zwart (zie onderstaande afbeelding). Het gebruik van kleuren en materialen met een hoge reflectiewaarde, lichte tinten (bijv. wit), wordt dan ook aanbevolen (VNG, 2014).

Tabel 13: Diffuse reflectiefactoren van diverse kleuren (AgentschapNL 2, g.d.)

§4.3.3 AKOESTISCH COMFORT

Uit de enquête blijkt dat er veel (48%) medewerkers zijn die in meerdere of mindere mate geluidsoverlast ervaren. Op beide scholen (CBS de Ark en de OBS Hagenhofschool) gaf de grootste groep respondenten (22,2%) aan dat de oorzaak van het geluidsoverlast in naastgelegen ruimten lag. Ook was er een respondent die als oorzaak het installatiegeluid noemde. Uit de metingen op CBS de Ark komt naar voren dat de luchtgeluidsisolatie van alle gemeten situaties in het huidige schoolgebouw voldoet aan het niveau van klasse C van het programma van eisen frisse scholen (bijlage 1.10). De wand tussen ruimten A en B voldoet tevens aan klasse A. De wand tussen ruimte D en E voldoet niet aan het niveau van klasse A (zeer goed). De oorzaak hiervan is o.a. de tussendeur die niet op de tekening staat aangegeven. Door de aanwezige docenten in de lokalen is aangegeven dat er klachten zijn t.a.v. de geluidsisolatie tussen deze lokalen. Dit komt overeen met de resultaten van de metingen. Om in de toekomst

Page 44: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

43

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

geluidsklachten te voorkomen wordt daarom dan ook geadviseerd om bij de nieuwbouw te kiezen voor klasse A met een luchtgeluidsisolatie van DnT,A van minimaal 43 dB. Dit betekend dat het niet aan te bevelen is om deuren tussen lokalen te plaatsen.

Figuur 37: Tussendeur (blauw) tussen ruimten D en E.

Verder blijkt uit de metingen dat de contactgeluidsisolatie in het huidige gebouw ruimschoots voldoet in alle aangegeven situaties. Wel wordt aanbevolen om bij de toekomstige nieuwbouw goed te oriënteren op het te gebruiken type vloer en de detaillering t.a.v. de contactgeluidsisolatie (zie figuur 6). Daarnaast komt uit de meting naar voren dat de nagalmtijd van alle gemeten klaslokalen in het huidige schoolgebouw van CBS de Ark voldoet op het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen (bijlage 1.10). Er wordt dan ook geadviseerd om dit niveau dan ook in de toekomstige nieuwbouw aan te houden.

Figuur 38: Mechanische afzuiging ruimte A (nieuwere gedeelte van het gebouw)

Tevens blijkt uit de metingen dat het installatiegeluid relatief hoog was. Er kon niet aan de gestelde eis van klasse A worden voldaan. Deze eis is relatief streng. Toch wordt aanbevolen om in de toekomstige nieuwbouw voor alle gemeten akoestische parameters het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen aan te houden. Immers, de akoestiek in schoollokalen is bepalend voor de leerprestaties en de communicatie tussen een docent en de leerlingen. De spraakverstaanbaarheid in een klaslokaal is, naast andere zaal akoestische parameters, sterk afhankelijk van de nagalmtijd en de geluidniveaus in het lokaal.

Page 45: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

44

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Een aantal oplossingen voor een betere akoestiek zijn al weergegeven in §3.2.2. Zo moet er bij de detaillering goed opgelet worden om geluidsoverlast door lucht- en contactgeluid te voorkomen (Zie figuur 6). Daarnaast kan de akoestiek in een ruimte verbeterd worden door een verlaagd plafond en geluidsabsorberende materialen toe te passen. Tussen het verlaagde plafond en de vloerafwerking dient maximaal 3 meter te zitten. Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat wanneer 60% van het plafond bedekt wordt met geluidsabsorberend materiaal, zoals rock wool, dat geluid tussen de 800 en 2000Hz gereduceerd kan worden met 6 dB (Lee & Khew, 1992). Wanneer er een geluidsabsorberend plafond wordt toegepast dient deze niet geschilderd te worden, omdat dit de geluidsabsorberende eigenschappen verminderd (VNG, 2014, ArbocatologusPO; Jansen, 2014). Een voorbeeld van een goede en een slechte akoestiek in een klaslokaal zelf is weergegeven in figuur 7. Ook de vloerbedekking kan veel invloed hebben op de akoestiek in een klaslokaal. zachtere vloerbedekking kan geluid absorberen en de akoestiek in een ruimte verbeteren. Ook het toepassen van stillere mechanische (ventilatie) installaties kan het geluidsoverlast verminderen. Daarnaast kan men bij het ontwerp van het gebouw erop letten dat bijv. een speellokaal, waar kinderen veel herrie maken, niet naast een klaslokaal gelokaliseerd wordt waar leerlingen veel toetsen moeten maken. Dit geldt ook voor lawaaierige apparatuur, zoals printers en kopieerapparaten. Deze kunnen het beste in 1 goed geïsoleerde ruimte worden geplaatst (VNG, 2014, ArbocatologusPO). Wanneer het gebouw gesitueerd wordt op een locatie waar veel geluidsoverlast van buiten wordt verwacht (zoals bijv. naast een drukke weg), dan kan men het geluidsoverlast reduceren door een kleiner raamoppervlak aan die kant van het gebouw toe te passen (Lee & Khew, 1992). Tevens kunnen klaslokalen zo ingericht worden dat kinderen in kleine groepjes zitten. Een maatregel die ook genoemd wordt om het gevoel van overbezetting te voorkomen. Kinderen kunnen hierdoor gemakkelijker met elkaar praten (Frumkin et al.,2006). Vanuit het Bouwbesluit worden er geen eisen gesteld ten aanzien van de geluidswering tussen de verschillende ruimten en functies voor Scholenbouw. Echter, de Nederlandse overheid erkend dat een goede akoestiek in schoollokalen een grote invloed heeft op de leerprestaties van de leerlingen. Immers, de akoestiek in schoollokalen is bepalend voor de communicatie tussen een docent en de leerlingen. Daarom heeft de Nederlandse overheid o.a. het programma van eisen frisse scholen vastgesteld om de kwaliteit van de akoestiek in de klaslokalen te verbeteren. Hierin worden wel eisen gesteld t.a.v. de geluidswering (zie tabel 4). Het wordt aanbevolen om in de toekomstige nieuwbouw voor alle gemeten akoestische parameters het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen aan te houden. Immers, de akoestiek in schoollokalen is bepalend voor de leerprestaties en de communicatie tussen een docent en de leerlingen. De spraakverstaanbaarheid in een klaslokaal is, naast andere zaal akoestische parameters, sterk afhankelijk van de nagalmtijd en de geluidniveaus in het lokaal.

§4.3.4 BEZETTING

Het aantal leerlingen en docenten (de populatie) in relatie tot de beschikbare ruimte (de capaciteit) van de school heeft invloed op het welzijn en de prestaties van de leerlingen, maar ook op de docenten. In het onderzoek van Frumkin et al. (2006) wordt aangegeven dat deze ‘bezetting’ subjectief en objectief kan worden benaderd. Bij een subjectieve benadering (social density) gaat men uit van het aantal leerlingen per klaslokaal. Cijfers uit 2013 wijzen uit dat een gemiddelde basisschoolklas in Nederland uit 23 leerlingen en een docent bestaat. Echter, zowel tussen als binnen basisscholen is een grote

Page 46: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

45

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

variatie mogelijk, waarbij grotere scholen gemiddeld grotere groepen formeren (65% van alle groepen telden in 2013 minder dan 26 leerlingen en 6% meer dan 30) (Rijksoverheid, 2013; NRC.nl, 2013; Volkskrant, 2013). Uit tabel 14 blijkt dat alle drie de scholen (binnen de te onderzoeken casus in Stadskanaal) in 2013 gemiddeld minder dan 26 leerlingen per klaslokaal bevatten. Bij een objectieve benadering (spatial density) gaat men uit van meetbare, ruimtelijke eisen t.a.v. de bezetting. Hierbij gaat het om het aantal vierkante meter (m2) per leerling. In het bouwbesluit (2015) is hier een minimumeis voor geformuleerd, waarbij uitgegaan wordt van een ruimtelijke bezetting die niet lager is dan 0,125 personen per m2 verblijfsgebied. Daarnaast noemt de rijksoverheid (2015) in het zogenaamde ‘Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting PO/VO’, dat de bruto vloeroppervlakte aangaande basisonderwijs 3,5 m2 per leerling dient te zijn. Dit bruto vloeroppervlak betreft echter niet alleen het klaslokaal, maar ook gangen, trappen en toiletten. Uit tabel 14 blijkt dat alle drie de scholen (binnen de te onderzoeken casus in Stadskanaal) in 2013 meer dan het dubbele bruto vloeroppervlak per leerling heeft dan de in het uitvoeringsbesluit van de rijksoverheid wordt geëist. CBS de Ark CBS Gabriëldam OBS Hagenhofschool

Aantal leerlingen 2014 123 63 178

Aantal klaslokalen 9 lokalen 5 lokalen 11 lokalen

Gemiddelde aantal leerlingen per klaslokaal in 2014 (Geschat)

14 ( 123 9⁄ ) 13 ( 63 5⁄ ) 16 ( 178 11⁄ )

Oppervlakte (m2 bvo) 1.219 674 1.412

Bruto vloeroppervlakte per leerling (Geschat)

9,9 m2( 1219 123⁄ ) 10,6 m2( 674 63⁄ ) 7,9 m2 ( 1412 178⁄ )

Tabel 14: gemiddelde aantal leerlingen en bvo per leerling in 2013 (bronnen: Beikes, 2015; ICS adviseurs, 2013; gemeente Stadskanaal, g.d.)

Echter, uit de voorgaande informatie kan geen gemiddeld (benodigd) oppervlak van een klaslokaal worden bepaald. Daarom is er onderzocht of er een standaard waarde bekend is voor de oppervlak van een klaslokaal. Dit blijkt volgens verschillende bronnen 50 m2 te zijn (TUDelft, g.d.; Bouwwereld, g.d.). Dit getal wordt tevens ondersteund door de beweringen in het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs van de Rijksoverheid. Hierin wordt gesteld dat een werkplek van een leerling 2 m2 dient te zijn en een werkplek van een leerkracht 4 m2. Wanneer men uitgaat van het gemiddelde aantal leerlingen in een klaslokaal (23) en één docent, dan dient een klaslokaal inderdaad minimaal 50 m2 te zijn (2 x 23 + 4 x 1). Naast ‘social density’ en ‘spatial density’ heeft bezetting en met name overbezetting ook te maken heeft met de gevoelens van een individu (psychologische eigenschappen). Mensen voelen zich gespannen, geïrriteerd, gefrustreerd, ongemakkelijk en opgesloten in een overvolle ruimte door overprikkeling en aantasting van de privacy (Aiello et al., 1979; Furmkin et al., 2006). Het is wetenschappelijk aangetoond dat dit invloed heeft op de gezondheid en de leerprestaties van leerlingen (Burgess & Fordyce 1989; Menzies et al., 1993; Evans et al., 1998; Evans et al. 1999; Maxwell, 2003). In wetenschappelijke literatuur wordt er een positieve relatie gelegd tussen een kleinere bezetting en betere leerprestaties van de leerlingen (Blatchford, 2003; Hoxby, 1998). Momenteel is er een wetenschappelijke discussie over het bepalen van het optimale aantal leerlingen per klas, want dit is (wetenschappelijk) moeilijk aan te tonen. Wel is er aangetoond dat kleinere klassen (13-17 leerlingen) de beste leerprestaties verkrijgen, maar dat er iets grotere klassen noodzakelijk zijn wanneer men ook de sociale vaardigheden van de kinderen wil optimaliseren.

Page 47: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

46

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Daarnaast moeten scholen bij het bepalen van de groottes van de klassen ook rekening houden met hun financiële mogelijkheden (Hoxby, 1998; Johnson, 2000; Schneider, 2002; Maxwell, 2003; Frumkin et al., 2006). In het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs en het programma van frisse scholen worden wel minimale eisen gesteld aan de afmetingen van de klaslokalen. Iedere leerling dient een persoonlijke werkplek te hebben. In het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs wordt er gesteld dat elke werkplek van een leerling minimaal 2 m2 (en docenten 4 m2) behoort te zijn. Wanneer er uitgegaan wordt van een gemiddeld aantal leerlingen in een klaslokaal (23 volgens: Rijksoverheid, 2013; NRC.nl, 2013; Volkskrant, 2013) en één docent, dan dient een klaslokaal minimaal 50 m2 te zijn (Frumkin et al., 2006; Gifford, 2002; VNG, 2014).

Figuur 39:Kindertekeningen op het raam.

Het advies is om bij het bepalen van de afmetingen van de lokalen de gebouwgebruikers te betrekken. Andere strategieën uit de (wetenschappelijke) literatuur zijn:

Richt de ruimte in met verschillende groepjes van kleine tafels. Zorg er daarnaast voor dat leerlingen zich af en toe terug kunnen trekken (d.m.v. vloerkleden, boekenkasten, een aantal plekken bij het raam). Deze strategie wordt ook genoemd wanneer men de akoestiek in een ruimte wil bevorderen, omdat kinderen op deze wijze gemakkelijker met elkaar kunnen praten (Frumkin et al., 2006). Zie figuur 22.

Zorg ervoor dat er genoeg spullen (en speelgoed) aanwezig zijn om mee te werken (Kantrowitz & Evans, 2004; Frumkin et al., 2006).

Zorg voor een opgeruimd klaslokaal. Zo kan men een plek creëren waar leerlingen hun werk op kunnen hangen. In het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs wordt hiervoor een wandoppervlak/prikbord gesuggereerd met een oppervlak van minimaal 12 m2. Tevens dient men te zorgen voor voldoende bergruimte om boeken en ongebruikte materialen in op te bergen. In het kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs wordt er de eis gesteld dat er tenminste 1m2 bergruimte per 4 leerlingen aanwezig is in een basisschool (Frumkin et al., 2006; VNG, 2014). Werken moeten dus niet, zoals in de bovenstaande afbeelding, op het raam worden geplakt.

Zorg voor zo min mogelijk geluidsoverlast (Frumkin et al., 2006) (zie § 4.3.3).

Page 48: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

47

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

§4.4 CONCLUSIES ONDERZOEKSRESULTATEN & ADVIEZEN

Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat het akoestisch comfort, de luchtkwaliteit en de indeling en afmetingen van de klaslokalen (de bezetting) belangrijke factoren zijn om rekening mee te houden bij de nieuwbouw.

Daarnaast wordt er geadviseerd om rekening te houden met de huidige beleving van de gebouwgebruikers bij de nieuwbouw. Tevens wordt geadviseerd om de ongemakken die de gebouwgebruikers op dit moment ervaren te voorkomen in de nieuwbouw. Uit de enquête blijkt dat er op verschillende gebieden verbeteringen mogelijk zijn. Zo kan men iets betekenen op het raakvlak tussen het thermisch comfort en de ventilatie, maar ook op het gebied van het akoestisch comfort t.o.v. naastgelegen ruimten. Tevens kan men op gebied van het visuele comfort bij het gebruiken van digitale apparatuur (computers/digibord) iets betekenen. Daarnaast geven respondenten aan de indelingen en afmetingen van de lokalen zeer belangrijk te vinden. Hoewel men hier nu over het algemeen tevreden mee is, wil men in de nieuwbouw graag lokalen van voldoende afmetingen. Het wordt dan ook geadviseerd om de medewerkers te betrekken bij het ontwerpproces van de nieuwe onderwijsvoorziening.

Uit de enquête bleek dat relatief veel respondenten (van CBS de Ark) last hadden van geluidsoverlast van naastgelegen ruimten. Bij het vervolgonderzoek (de geluidsmetingen) bleek dat de contactgeluidsisolatie en de nagalmtijd in de klaslokalen in het huidige schoolgebouw van CBS de Ark te voldoen aan het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen. De luchtgeluidsisolatie tussen lokalen van het nieuwere gedeelte en het oudere gedeelte van het gebouw voldeed ook. Objectief bekeken lijken hier dus geen problemen te zijn. Echter, de luchtgeluidsisolatie tussen de lokalen in het oudere gedeelte van het gebouw voldeed niet aan het niveau van klasse A. Wel aan klasse C. Dit wordt in het programma van eisen frisse scholen als ‘acceptabel’ gezien. Echter, uit de enquête blijkt dat er toch respondenten waren die hiervan geluidsoverlast ondervonden. Om in de toekomst geluidsklachten te voorkomen wordt daarom dan ook geadviseerd om bij de nieuwbouw te kiezen voor klasse A met een luchtgeluidsisolatie van DnT,A van minimaal 43 dB. Ook bleek het installatiegeluid, zelfs in het nieuwere gedeelte van het huidige schoolgebouw, relatief hoog te zijn. Het wordt dan ook aanbevolen om in de toekomstige nieuwbouw voor alle gemeten akoestische parameters het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen aan te houden. Als antwoord op de 3de deelvraag (Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op minimaal één van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van één van deze eerder vastgestelde aspecten?) kan het volgende geconcludeerd worden:

Uit de enquête blijkt dat het akoestisch comfort op de 3 basisscholen voor verbetering vatbaar is.

Uit de metingen op CBS de Ark blijkt dat het akoestisch comfort m.b.t. de luchtgeluidsisolatie tussen de klaslokalen en het installatiegeluid in de klaslokalen voor verbetering vatbaar is.

Uit de (wetenschappelijke) literatuur kan geconcludeerd worden dat er diverse mogelijkheden/strategieën zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de onderzochte basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren. Een aantal hiervan worden besproken in §4.3. Naast de oplossingen die in deze paragraaf genoemd worden kan men natuurlijk ook afspraken maken t.a.v. het ‘gedrag’ van de gebouwgebruikers. Om geluidsoverlast te voorkomen kunnen er goede regels worden vastgesteld over wanneer leerlingen herrie mogen maken en wanneer niet. Daarnaast kunnen docenten, t.b.v. de ventilatie, ook de ramen kunnen open zetten wanneer de leerlingen pauze hebben en ze weer dichtdoen als de leerlingen in het klaslokaal zijn.

Het algemene advies bij de opstelling van het programma van eisen voor de nieuwe onderwijsvoorziening is om de adviezen uit het door het Ministerie opgestelde programma van eisen frisse scholen (2015, bijlage 1.10) over te nemen en hierbij de focus te leggen op de aspecten die de huidige gebouwgebruikers belangrijk vinden (luchtkwaliteit, akoestiek en bezetting). Hierbij dient men ernaar te streven om het niveau van klasse A uit het PVE frisse scholen te behalen.

Page 49: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

48

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

5. CONCLUSIES & AANBEVELINGEN De kwaliteit van het binnenmilieu op (Nederlandse) basisscholen is een actueel maatschappelijk thema waar o.a. de Nederlandse overheid zich mee bezig houdt. Bij dit afstudeeronderzoek werd specifiek ingegaan op hoe de kwaliteit van het binnenmilieu op drie basisscholen in Stadskanaal en hoe dat kan worden geoptimaliseerd in de nieuwbouw. Het doel van dit afstudeeronderzoek was dan ook om met een advies te komen hoe de kwaliteit van het binnenmilieu in de nieuwbouw verbeterd kan worden. De gemeente Stadskanaal en de beide schoolbesturen, Opron en Perspectief, zijn voornemens dit advies mee te nemen in het programma van eisen voor de nieuwbouw. Hierin wordt er zowel rekening gehouden met de huidige belangen/beleving van de gebouwgebruikers als mogelijke technische oplossingen en adviezen. De hoofdvraag (voortkomend uit de vraag van de opdrachtgever) luidt als volgt:

Hoe kan de kwaliteit van het binnenmilieu op de drie te onderzoeken basisscholen in Stadskanaal geoptimaliseerd worden in de nieuwbouw, waardoor het welzijn en de

gezondheid van de gebouwgebruikers wordt verbeterd? Deze hoofdvraag is beantwoord in 3 fasen, namelijk: Fase 1: Literatuurstudie, Fase 2: Veldonderzoek en Fase 3: Oplossingen & adviezen. Hieronder worden de bevindingen en antwoorden op de bijbehorende deelvragen besproken. Deelvraag 1: Aan welke aspecten moet een goede en gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op een basisschool voldoen? (Fase 1: literatuurstudie) Uit de literatuurstudie (H2 Theoretisch kader en bijlage 1.1 literatuurreview) blijkt dat de volgende aspecten in direct verband kunnen worden gebracht met de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen: Luchtkwaliteit, Thermisch comfort, Visueel comfort, Akoestische kwaliteit en bezetting. Daarnaast is het van belang om rekening te houden met de achterliggende responsmechanismen en de beleving van de gebouwgebruiker, waardoor er nog een aantal indirecte factoren (zoals psychologische eigenschappen) van invloed zijn op de kwaliteit van het binnenmilieu. Deelvraag 2: Hoe kunnen deze aspecten, die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, op een basisschool worden gemeten? (Fase 2: veldonderzoek) Deze aspecten/factoren zijn op de 3 basisscholen in deze casus gemeten aan de hand van veldonderzoek. Een enquête om de beleving van de gebouwgebruikers vast te stellen en geluidsmetingen op 1 van de betrokken basisscholen (CBS de Ark). De enquête werd gehouden onder alle medewerkers (directeuren, docenten, ondersteunend personeel en schoonmakers) van de 3 te onderzoeken basisscholen (CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool). Deze geschatte populatie bestond uit 40 medewerkers. De enquêtevragen zijn opgesteld aan de hand van een wetenschappelijk opgestelde checklist (zie Bijlage 1.2 Checklist enquête) en eerder uitgevoerde en vergelijkbare wetenschappelijke onderzoeken, waaronder: Bluyssen (2009), Desponia et. al. (2013) en Dijken et. al. (2006). De resultaten van de enquête werden geanalyseerd m.b.v. SPSS (een programma waarmee statistische gegevens kunnen worden geanalyseerd). Bij de geluidsmetingen zijn installatie-, lucht- en contactgeluidsmetingen en nagalmtijdmeting gedaan. Deze metingen zijn zowel in het nieuwere (2003), als in het oudere gedeelte (1976) van het gebouw van CBS de Ark uitgevoerd conform NEN 5077. Vanuit het Bouwbesluit worden

Page 50: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

49

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

er geen eisen gesteld ten aanzien van de geluidswering tussen de verschillende ruimten en functies voor Scholenbouw. Daarom zijn de resultaten van de geluidsmetingen vergeleken met de gestelde eisen in het programma van eisen frisse scholen (2015). De resultaten van de uitgevoerde metingen zijn samengevat in een notitie (bijlage 1.8) en de bijbehorende bijlagen (Bijlage 1.8 A t/m D). Deelvraag 3: Wat is de kwaliteit van het binnenmilieu op minimaal één van de te onderzoeken basisscholen, gemeten aan de hand van één van deze eerder vastgestelde aspecten? (Fase 2: veldonderzoek) Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat er zeker mogelijkheden voor verbeteringen zijn t.a.v. de beleving van de gebouwgebruikers in de huidige gebouwen t.o.v. de nieuwbouw. Uit de enquête bleek dat de gebouwgebruikers 3 aspecten zeer belangrijk vonden, namelijk: de luchtkwaliteit, de akoestiek en de indeling en afmetingen van het klaslokaal t.o.v. het aantal leerlingen (de bezetting). Zo blijkt uit de metingen op CBS de Ark dat het akoestisch comfort m.b.t. de luchtgeluidsisolatie tussen de klaslokalen en het installatiegeluid in de klaslokalen voor verbetering vatbaar is. Deelvraag 4: Wat zouden (bouwkundige) oplossingen en adviezen kunnen zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de te onderzoeken basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren? (Fase 3: oplossingen & adviezen) In Bijlage 1.1 worden strategieën/oplossingen opgesomd die volgens de (wetenschappelijke) literatuur de kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen kunnen verbeteren. Uit de enquête is gebleken dat de gebouwgebruikers de volgende aspecten belangrijk vonden: de luchtkwaliteit, de akoestiek en de indeling en afmetingen van het klaslokaal t.o.v. het aantal leerlingen (de bezetting). Daarnaast noemden enkele respondenten dat gebouw beter schoongemaakt zou kunnen worden. Uit metingen naar één van deze aspecten (het akoestisch comfort) bleek dat dit aspect inderdaad voor verbetering vatbaar was m.b.t. de luchtgeluidsisolatie en het installatiegeluid in en tussen de lokalen. Het advies is dan ook om bij het opstellen van het programma van eisen voor de nieuwbouw rekening te houden met de beleving en de wensen van de huidige gebouwgebruikers. Het doel is dan om in de nieuwe onderwijsvoorziening de focus te leggen op wat de gebouwgebruikers als zeer belangrijk achten, namelijk de luchtkwaliteit, het akoestisch comfort en de afmetingen van de klaslokalen. Om dit in het programma van eisen voor de nieuwbouw inzichtelijk te kunnen maken wordt geadviseerd om hierbij gebruik te maken van oplossingen en strategieën die in het door het Ministerie opgestelde programma van eisen frisse scholen (2015, bijlage 1.10) worden genoemd. Zo kan men kiezen voor een CO2 gestuurd ventilatiesysteem die makkelijk te onderhouden is om de luchtkwaliteit in de nieuwe onderwijsvoorziening te verbeteren. Tevens wordt aanbevolen om in de toekomstige nieuwbouw voor alle gemeten akoestische parameters (nagalmtijd, lucht-, contact- en installatiegeluid) het niveau van klasse A van het programma van eisen frisse scholen aan te houden. Daarnaast wordt het geadviseerd om (eventueel in overleg met de docenten) minimale afmetingen voor de klaslokalen te bepalen t.o.v. het verwachte aantal leerlingen in de toekomst. Factoren die de kwaliteit van het binnenmilieu beïnvloeden, zoals akoestisch comfort, luchtkwaliteit, visueel comfort en thermisch comfort kunnen ook sterk beïnvloed door de positie en de uiteindelijke locatie van het gebouw. Er dient dus ook goed nagedacht worden over de locatie van de nieuwbouw, maar ook de positionering van het gebouw op deze locatie. Men kan het gebouw bijv. op zo’n manier positioneren dat er optimaal gebruik kan worden gemaakt van zon-/daglicht. Een gelijkmatige blootstelling aan daglicht kan verkregen worden door de school langs een Noord-Zuid as te oriënteren, waarbij de lokalen worden blootgesteld aan het Oosten en het Westen. Dit heeft ook directe gevolgen voor: de thermische kwaliteit van het

Page 51: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

50

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

binnenmilieu in het gebouw, mogelijkheden om (zonne)energie op te wekken, maar ook het verminderen van geluidsoverlast van buiten (wegen e.d.). Het algemene advies hierbij is dat, na de realisatie van de nieuwbouw, de kwaliteit van het binnenmilieu regelmatig gecontroleerd wordt, zodat er gedurende de gehele gebruiksfase van het gebouw er een optimale kwaliteit van het binnenmilieu behouden kan worden. Conclusie hoofdvraag: Hoe kan de kwaliteit van het binnenmilieu op de drie te onderzoeken basisscholen in Stadskanaal geoptimaliseerd worden in de nieuwbouw, waardoor het welzijn en de gezondheid van de gebouwgebruikers wordt verbeterd? Uit de (wetenschappelijke) literatuur blijkt dat er diverse mogelijkheden/strategieën zijn om de kwaliteit van het binnenmilieu op de onderzochte basisscholen en de geplande nieuwbouw te verbeteren. Het advies luidt dan ook om bij de opstelling van het programma van eisen voor de nieuwe onderwijsvoorziening de adviezen uit het door het Ministerie opgestelde programma van eisen frisse scholen 2015 (bijlage 1.10) over te nemen en hierbij de focus te leggen op de aspecten die de huidige gebouwgebruikers belangrijk vinden (luchtkwaliteit, akoestiek en bezetting). Hierbij dient men ernaar te streven om het niveau van klasse A uit het PVE frisse scholen te behalen.

Page 52: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

51

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Een korte reflectie… Ik vond het erg leuk om mijn eigen afstudeerproject uit te voeren. Ik heb de samenwerking met de diverse betrokken partijen daarbij ook als zeer prettig ervaren. Het is goed om te horen dat deze afstudeerrapportage ook daadwerkelijk gebruikt wordt bij het op te stellen programma van eisen voor de nieuwe onderwijsvoorziening. Ik hoop dat deze afstudeerrapportage op deze manier kan bijdragen aan het realiseren van een gezond binnenmilieu in de nieuwe basisschool die bijdraagt aan het welzijn en de leerprestaties van de leerlingen (Het projectplan, het logboek, een uitgebreidere reflectie e.d. zijn terug te vinden in bijlagen 2.1 t/m 2.7).

Figuur 40: Reina Drenth tijdens het uitvoeren van de geluidsmetingen

op CBS de Ark in Stadskanaal; voor een gezonde kwaliteit

van het binnenmilieu op basisscholen

Page 53: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

52

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

BRONVERMELDING

LITERATUUR

AgentschapNL (g.d.). Standaard programma van eisen verlichting. Geraadpleegd op: 16 mei

2015. Verkregen via:

http://www.rvo.nl/sites/default/files/bijlagen/Programma_van_eisen_definitieve_versie_12-

01-2010.pdf

Aiello J.R.; Nicosia G.; Thompson, D.E. (1979). Physiological, social, and behavioral consequences

of crowding on children and adolescents. Child development [Online] 50 (1), p. 195–202.

Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via: http://web.a.ebscohost.com.proxy-

ub.rug.nl/ehost/detail/detail?sid=3560dd2a-aa01-49e1-9d19-

0e58b243c2ed%40sessionmgr4002&vid=0&hid=4112&bdata=JnNpdGU9ZWhvc3QtbGl2ZSZzY2

9wZT1zaXRl#db=pbh&AN=12432804

ANSI (American National Standards Institute). (2002). Acoustical performance criteria, design

requirements, and guidelines for schools. Acoustical Society of America. Melville, NY.

Geraadpleegd op: 20 maart 2015, verkregen via:

http://www.soundivide.com/uploads/content_file/asa_acoustic_requirements_for_schools-

50.pdf

ArbocatologusPO (2015). Oplossing. Geraadpleegd op: 16 mei 2015. Verkregen via:

http://www.arbocataloguspo.nl/WebCatalog/Catalog.aspx?type=Solution&Id=63&th=7&su=63

&so=63

Beikens, J. (2015). Procesplan onderwijsvoorziening Stadskanaal Centrum, versie 4.

Geraadpleegd op: 20 april 2014, per mail verkregen via de opdrachtgever (dhr. Hidding).

Benya J, Heschong L, McGowan T, Miller M, Rubinstein F. 2003. Advanced lighting guidelines.

White Salmon, WA: New Buildings Institute. Geraadpleegd op: 10 maart 2015. Verkregen via:

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=5&ved=0CEAQFjAE&url=ht

tp%3A%2F%2Fwww.lightingassociates.org%2Fi%2Fu%2F2127806%2Ff%2Ftech_sheets%2FA

dvanced_Lighting_Guidelines_2003.pdf&ei=TmVPVZ6LAsfQ7AbquIGwAw&usg=AFQjCNHn-

SEtsm4QZJ8oHdkpvzoBRWhlug

Beyer, R.T. (1998). Book review on The effects of noise on man 2nd ed.. New York: Academic

Press. Geraadpleegd op: 20 maart 2015, verkregen via: http://scitation.aip.org.proxy-

ub.rug.nl/docserver/fulltext/asa/journal/jasa/81/6/1.394730.pdf?expires=1426850741&id=id

&accname=2110253&checksum=99F97F987B4FB81F388B4FE667C4D743

Blatchford, P. (2003). The class size debate : is small better? Philadelphia: Open University,

Maidenhead, England. Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via:

http://web.a.ebscohost.com.proxy-

ub.rug.nl/ehost/ebookviewer/ebook/ZTAwMHh3d19fMjMzODYxX19BTg2?sid=5a489bf7-be62-

4c65-8668-14390327f51b@sessionmgr4005&vid=0&format=EB&lpid=lp_143&rid=0

Page 54: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

53

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Bluyssen, P. M. (2009). The Indoor Environment Handbook: How to make buildings healthy and

comfortable. Earthscan, Londen, England. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via:

http://file.zums.ac.ir/ebook/461-The%20Indoor%20Environment%20Handbook%20-

%20How%20to%20Make%20Buildings%20Healthy%20and%20Comfortable-

Philomena%20Blu.pdf

Bluyssen, P. M. (2013). Het begrijpen van het binnenmilieu. Meer dan de som der delen.

Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via:

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCQQFjAA&url=ht

tp%3A%2F%2Fwww.tvvl.nl%2Fcms%2Fstreambin.aspx%3Frequestid%3DED0E4C17-7142-

43E1-82CE-F96595087651&ei=PzA-

VYysB9DqaOmwgKAE&usg=AFQjCNHynayZDHBJh6DrTaiZ3PjdiBL2_A&sig2=NwAxyFtLjACHA5

8IfG1p2g&bvm=bv.91665533,d.ZWU

Bourbeau, J.; Brisson, C.; Allaire, S. (1997). Prevalence of the sick building syndrome symptoms

in office workers before and six months and three years after being exposed to a building with

an improved ventilation system. Occupational and Environmental Medicine 54 (g.i.), p. 49–53.

Geraadpleegd op 19 maart 2015, verkregen via:

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1128635/pdf/oenvmed00085-0056.pdf

bouwbesluit (2015). Bouwbesluit 2012. Geraadpleegd op: 9 maart 2015, verkregen via:

http://www.bouwbesluitonline.nl/Inhoud/docs/wet/bb2012

Bouwwereld (g.d.). Gezonde school vereist ruime ventilatie. Geraadpleegd op: 9 maart 2015,

verkregen via:

http://www.lbpsight.nl/getFile.cfm?dir=publication&File=publicatie_gezonde_school_vereist_ru

ime_ventilatie.pdf

Bouwvraagstuk.nl (g.d.) Diktaat technische installaties. Geraadpleegd op: 21 maart 2015,

verkregen via: http://www.bouwvraagstuk.nl/technische%20installaties/4/koellast.pdf

Brasche, S., Bullinger, M., Bronisch, M., Petrovitch, A., Bischof, W. (2001). Eye and skin symptoms

in German office workers: Subjective perception vs. objective medical screening. International

Journal of Hygiene and Environmental Health 203(4), p. 311–316. Geraadpleegd op 20 maart

2015, verkregen via: http://www.sciencedirect.com.proxy-

ub.rug.nl/science/article/pii/S1438463904700425#

Bruintjes (2011). Ga het gesprek aan over krimp, p. 25 -27 Geraadpleegd op: 16 mei 2015,

verkregen via: http://www.stamm.nl/media/documents/111017%20krimpbrochure.pdf

Bryman, A. (2012). Social Research Methods Oxford, Engeland: Oxford University Press.

Burgess, J.W.; Fordyce, W.K. (1989). Effects of preschool environments on nonverbal social

behavior: Toddlers' interpersonal distances to teachers and classmates change with

environmental density, classroom design, and parent-child interactions. Journal of child

psychology and psychiatry [Online] 30 (2), p. 261–276. Geraadpleegd op: 19 maart 2015,

verkregen via: http://onlinelibrary.wiley.com.proxy-ub.rug.nl/doi/10.1111/j.1469-

7610.1989.tb00239.x/abstract;jsessionid=577A2A1134572C3E7CFE959BDA63B7EE.f01t01?sy

Page 55: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

54

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

stemMessage=Wiley+Online+Library+will+be+disrupted+on+21st+March+from+10%3A30+GM

T+up+to+six+hours+and+from+05%3A30+EDT+up+to+six+hours+for+essential+maintenance.

++Apologies+for+the+inconvenience.

California Energy Commission. 2003. Windows and classrooms: A study of student performance

and the indoor environment. Technical Report P500-03-082-A-7. White Salmon, WA: New

Buildings Institute. Geraadpleegd op: 10 maart 2015. Verkregen via:

http://www.energy.ca.gov/2003publications/CEC-500-2003-082/CEC-500-2003-082-A-07.PDF

CAG (2010). Scholen. Geraadpleegd op: 16 mei 2015, verkregen via:

http://luchtonderzoek.nl/11/scholen.html

Canning, D.,James, A., (2012) The Essex Study: Optimised classroom acoustics for all. The

Association of Noise Consultants. Geraadpleegd op 10 maart 2015. Verkregen via:

http://www.adrianjamesacoustics.co.uk/papers/The%20Essex%20Study.pdf

Cauberg-Huygen (Raadgevende ingenieurs BV) (2013). Onderzoek prestatie-eisen ventilatie in

scholen: onderzoeksrapport. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via:

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCEQFjAA&url=ht

tp%3A%2F%2Fwww.rijksoverheid.nl%2Fbestanden%2Fdocumenten-en-

publicaties%2Frapporten%2F2013%2F01%2F16%2Fonderzoek-prestatie-eisen-ventilatie-in-

scholen%2Fonderzoeksrapport-cauberg-huygen-prestatie-eisen-ventilatie-in-

scholen.pdf&ei=hbkNVbkSyMtoup6A0Ac&usg=AFQjCNGElhsyYEZ9ZfXRVl7PIVO9eX1JKw&sig2=

X6Op5nAnHvjPEk25z71dMA

CBS (2015). Meeste kans op werk voor jongere vrouwen met hbo/wo-docentenopleiding.

Geraadpleegd op: 6 mei 2015, verkregen via: http://www.cbs.nl/nl-

NL/menu/themas/dossiers/vrouwen-en-mannen/publicaties/artikelen/archief/2015/2015-

meeste-kans-op-werk-voor-jongere-vrouwen-met-hbo-wo-docentenopleidingwm.htm

CBS de Ark (g.d.). Website basisschool CBS de Ark. Geraadpleegd op: 20 april 2015, verkregen

via: http://www.cbsdeark.picto.nl/Wie_zijn_we.html

CBS Gabriël Dam (g.d.). Website basisschool CBS Gabriël Dam. Geraadpleegd op: 20 april 2015,

verkregen via: http://cbsgabrieldam.picto.nl/

Crandell, C.C.; Smaldino, J.J. (2000). Classroom Acoustics for Children With Normal Hearing and

With Hearing Impairment. Classroom Acoustics for Children 31 (g.i.), p. 362 -370 Geraadpleegd

op: 19 maart 2015, verkregen via:

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCYQFjAA&url=ht

tp%3A%2F%2Fgofrontrow.com%2Ffiledepot_download%2F210%2F1461&ei=fgIMVYOKK6ev7

AbksID4Dw&usg=AFQjCNHMe81NtCDhHyhRftKe8XBqkXxLog

Daisey, J.M.; Angell, W.J.; Apte, M.G. (2003). Indoor air quality, ventilation, and health symptoms

in schools: An analysis of existing information. Indoor Air 13 (1), p. 53–64. Geraadpleegd op: 19

maart 2015, verkregen via: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1034/j.1600-

0668.2003.00153.x/full

Page 56: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

55

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Desponia, T.; James, P.A.B.; Jentsch, M.F. (2013). Thermal comfort in naturally ventilated primary

school classrooms. Building Research & Information [Online] Taylor and Francis, 41 (3), p. 301-

316. Geraadpleegd op: 12 maart 2015 Verkregen via: http://www.tandfonline.com.proxy-

ub.rug.nl/doi/abs/10.1080/09613218.2013.773493?src=recsys#.VTYek9IcRD8

Dijken, F. van; Bronswijk, J.E.M.H. van & Sundell, J. (2006) Indoor environment and pupils' health

in primary schools. Building Research & Information [Online] Taylor and Francis, 34 (5), p. 437-

446. Geraadpleegd op: 12 maart 2015 Verkregen via: http://www.tandfonline.com.proxy-

ub.rug.nl/doi/abs/10.1080/09613210600735851#.VQGdTelFCUk

Drijver, M; Verberk, M.; Jongste, J. de (2010). Binnenluchtkwaliteit in basisscholen:

Gezondheidsraad beoordeelt stand van kennis Tijdschrift voor gezondheidswetenschappen 88 (8),

p. 422–424. Geraadpleegd op: 20 maart 2015, verkregen via: http://link.springer.com.proxy-

ub.rug.nl/article/10.1007%2Fs12508-010-0670-9

Evans, G.W.; Lepore, S.J.; Shejwal, B.R.; Palsane, M.N. (1998). Chronic residential crowding and

children's well-being: An ecological perspective. Child Development 69 (6), p. 1514–1523

Geraadpleegd op: 18 maart 2015 Verkregen via: http://onlinelibrary.wiley.com.proxy-

ub.rug.nl/doi/10.1111/j.1467-

8624.1998.tb06174.x/abstract?systemMessage=Wiley+Online+Library+will+be+disrupted+on+

21st+March+from+10%3A30+GMT+up+to+six+hours+and+from+05%3A30+EDT+up+to+six+h

ours+for+essential+maintenance.++Apologies+for+the+inconvenience.

Evans, G.W.; Maxwell, L.E.; Hart, B. (1999). Parental language and verbal responsiveness to

children in crowded homes. Developmental Psychology 35 (4), p. 1020–1023. Geraadpleegd op:

18 maart 2015 Verkregen via: http://web.b.ebscohost.com.proxy-

ub.rug.nl/ehost/detail/detail?sid=32d61f11-cdc0-4eaf-acd5-

9b188e9aa18f%40sessionmgr198&vid=0&hid=128&bdata=JnNpdGU9ZWhvc3QtbGl2ZSZzY29w

ZT1zaXRl#db=pdh&AN=1999-05934-012

Finnegan MJ, Pickering CAC, Burge PS. 1984. The sick building syndrome: Prevalence studies.

British Medical Journal 289 (g.i.), p. 1573–1575 geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via:

http://www.bmj.com.proxy-ub.rug.nl/content/289/6458/1573

Fox, A.; Harley, W.; Feigley, C.; Salzberg, D.; Sebastian, A.; Larson, L. (2003) Increased levels of

bacterial markers and CO2 in occupied school rooms. Journal of Environmental Monitoring 5 (2),

p. 246 – 252. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via: http://pubs.rsc.org.proxy-

ub.rug.nl/en/Content/ArticleLanding/2003/EM/b212341j#!divAbstract

Frumkin, H.; Geller, R.; Rubin, I.L.; Nodvin, J. (2006). Safe and Healthy School Environments

Oxford ; New York: Oxford University Press Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via:

DOI: 10.1093/acprof:oso/9780195179477.001.0001

Gemeente Stadskanaal (g.d.). Integraal huisvestingsplan (IHP) onderwijs 2015 – 2018.

Geraadpleegd op 20 april 2014, verkregen via:

https://www.stadskanaal.nl/RiSBisDocumenten/Raadstukken/175/1814/16.%20Vaststellen%

20Integraal%20Huisvestingsplan%20onderwijs%2020152018.pdf

Page 57: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

56

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Gennaro, G. de, et all. (2014) Indoor air quality in schools. Environmental Chemistry Letters.

[Online] Springer International Publishing, 12 (4), P. 467-482. Geraadpleegd op: 12 maart 2015

Verkregen via: http://link.springer.com.proxy-ub.rug.nl/article/10.1007%2Fs10311-014-0470-

6

Gifford, R. (2007). Environmental psychology: Principles and practice. Colville, WA: Optimal books.

Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via:

http://www.worldcat.org/title/environmental-psychology-principles-and-

practice/oclc/34514727

Gitterman, B.A.; Bearer, C.F. (2001). A developmental approach to pediatric environmental

health. Pediatric Clinics of North America 48 (5), p. 1071–1083. Geraadpleegd op: 18 maart 2015,

verkregen via: http://www.sciencedirect.com.proxy-

ub.rug.nl/science/article/pii/S0031395505703618

Guzowski M. 2000. Address Health and Well-Being. In Daylighting for Sustainable Design. New

York: McGraw-Hill, 291–339. Geraadpleegd op: 14 maart 2015. Verkregen via:

http://arch.design.umn.edu/directory/guzowskim/documents/Guzowski_Paper_7.11.13_final.p

df

HMG (Heschong Mahone Group). (1999). Daylighting in schools: An investigation into the

relationship between daylighting and human performance. HMG Project No. 9803. San

Francisco: Pacific Gas and Electric Company. Geraadpleegd op: 12 maart 2015. Verkregen via:

http://h-m-g.com/downloads/Daylighting/schoolc.pdf

Hoxby, C.M. (1998). The effects of class size and composition on student achievement : new

evidence from natural population variation Cambridge, MA: National Bureau of Economic

Research Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via: http://www.nber.org/papers/w6869

ICS adviseurs (2013). Accommodatieplan Gezonde basis voor Stadskanaalse Accommodaties.

Geraadpleegd op: 20 april 2015, verkregen via:

http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:ExH54xXdyvsJ:https://www.stadskan

aal.nl/RiSBisDocumenten/Raadstukken/183/1696/05.2.%2520Accomodatieplan.pdf+&cd=7&h

l=nl&ct=clnk&gl=nl

ISSO (g.d.) Energiezuinige verlichting voor onderwijsinstellingen. Geraadpleegd op: 20 mei 2015.

Verkregen via:

http://www.bouwstenenvoorsociaal.nl/fileswijkplaats/Energiezuinige%20verlichting%20onde

rwijsinstellingen.pdf

Jacobs, P. (TNO) (g.d.). Frisse scholen. Geraadpleegd op: 13 februari 2015, verkregen via:

https://www.tno.nl/nl/aandachtsgebieden/leefomgeving/buildings-infrastructures/energie-

gebouwde-omgeving/frisse-scholen/ TNO

Jansen, P. (2014). Invloed akoestiek in een lokaal. Geraadpleegd op 16 mei 2015. Verkregen via:

http://www.akoestiekmeesters.nl/akoestiek-in-een-klaslokaal/

Page 58: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

57

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Janssen, J. E. (1999). ‘The history of ventilation and temperature control, the first century of air

conditioning’, ASHRAE Journal, October, pp48–70. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen

via: https://www.ashrae.org/.../2003627102652_326.pdf

Johnson, K.A. (2000). Do small classes influence academic achievement? What the National

Assessment of Educational Progress shows. The Heritage Foundation, Washington, DC: Heritage

Geraadpleegd op: 18 maart 2015 Verkregen via:

http://www.heritage.org/research/reports/2000/06/do-small-classes-influence-academic-

achievement

Kantrowitz, E & Evans, G.W. (2004). The relation between the ratio of children per activity area

and off-task behavior and type of play in day-care centers. Environment & Behavior 36 (4), p.

541–557. Geraadpleegd op: 18 maart 2015 Verkregen via: http://eab.sagepub.com.proxy-

ub.rug.nl/content/36/4/541

KAW architecten en adviseurs (2011). Regionaal woon- en leefbaarheidsplan Oost Groningen:

van krimp naar kwaliteit. Geraadpleegd op 20 april 2015, verkregen via:

https://www.stadskanaal.nl/mlib/website/Documents/Over_de_gemeente/Stadskanaal/Wone

n_en_leven/Eindrapport%20Woon-%20en%20leefbaarheidsbasisplan%20Oost-Groningen.pdf

Kenniscentrum Ruimte (g.d.). Kwaliteitskader huisvesting basisonderwijs. Geraadpleegd op: 19

februari 2015, verkregen via: http://www.ruimte-ok.nl/content/kwaliteitskader-huisvesting-

basisonderwijs#.VO-UN9J0xD8

Kuijpers-Van Gaalen; I.M (2006) Bouwfysica Utrecht/Zutphen; ThiemeMeulenhoff. Geraadpleegd

op: 20 maart 2015.

Landrigan PJ, Kimmel CA, Correa A, Eskenazi B. (2004). Children's health and the environment:

Public health issues and challenges for risk assessment. Environmental Health Perspectives 112

(2), p. 257–265. Geraadpleegd op: 18 maart 2015, verkregen via:

http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1241836/pdf/ehp0112-000257.pdf

LCM (Landelijk centrum medische milieukunde) (2008). GGD richtlijn: Beoordelen van ventilatie

scholen. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via:

http://www.bouwstenenvoorsociaal.nl/fileswijkplaats/Richtlijn%20Beoordelen%20van%20ve

ntilatie%20scholen%2020-12-2006%20definitief%20+%20act%202008.pdf

Lee, S.E.; Khew, S.K. (1992). Impact of Road Traffic and Other Sources of Noise on the School

Environment Indoor Environment 1 (g.i.), p. 162 -169. Geraadpleegd op: 21 maart 2015,

verkregen via: http://ibe.sagepub.com/content/1/3/162.abstract?patientinform-

links=yes&legid=spibe;1/3/162

Liu, L.J.; Krahmer, M.; Fox, A.; Feigley, C.E.; Featherstone, A.; Saraf, A.; Larsson, L. (2000)

Investigation of the concentration of bacteria and their cell envelope components in indoor air in

two elementary schools. Journal of Air Waste Management Association 50 (11), p. 1957- 1967.

Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via: http://www.tandfonline.com.proxy-

ub.rug.nl/doi/abs/10.1080/10473289.2000.10464225#.VQ6xktJ0xD8

Page 59: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

58

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Maxwell, L.E. (2003). Home and school density effects on elementary school children: The role of

spatial density. Environment & Behavior 35 (4), p. 566–578. Geraadpleegd op: 18 maart 2015

Verkregen via: http://eab.sagepub.com.proxy-ub.rug.nl/content/35/4/566

McLafferty, S.L. (2010). Conducting Questionnaire Surveys. In Clifford, N., French, S. & Valentine,

G. (Ed.), Key methods in Geography 2de editie (p. 77-88). Los Angeles, London, New Delhi,

Singapore, Washington DC: Sage

Mendell, M.J.; Heath, G.A.(2004) Do indoor pollutants and thermal conditions in schools

influence student performance? A critical review of the literature. Indoor Air 15 (1), p. 27 -52.

Geraadpleegd op: 20 maart 2015, verkregen via: http://onlinelibrary.wiley.com.proxy-

ub.rug.nl/doi/10.1111/j.1600-0668.2004.00320.x/epdf

Menzies, R.; Tamblyn, R.; Farant, J.P.; Hanley, J.; Nunes, F.; Tamblyn, R. (1993). The effect of

varying levels of outdoor-air supply on the symptoms of sick building syndrome. The New

England Journal of Medicine 328 (g.i.), p. 821–827. Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen

via: http://www.nejm.org/doi/pdf/10.1056/NEJM199303253281201

Morris, E. (g.d.) Sampling from Small Populations. Geraadpleegd op 8 april 2015, verkregen via:

http://uregina.ca/~morrisev/Sociology/Sampling%20from%20small%20populations.htm

Moore, D.S.; McGabe, G.P. (2006). Statistiek in de praktijk; Theorieboek. Academic Service, Den

Haag. 5e druk.

National Institute for Occupational Safety and Health (1998). Criteria for a recommended

standard: Occupational noise exposure. Department of Health and Human Services, Cincinnati,

Ohio: U.S. Geraadpleegd op: 20 maart 2015, verkregen via: http://www.cdc.gov/niosh/docs/98-

126/pdfs/98-126.pdf

NRC.nl (2013). Kabinet wil geen maximum aantal leerlingen per klas. Geraadpleegd op: 9 maart

2015, verkregen via http://www.nrc.nl/nieuws/2013/12/09/geen-bovengrens-voor-aantal-

leerlingen-per-klas/

OBS Hagenhofschool (g.d.). Website basisschool OBS Hagenhofschool. Geraadpleegd op: 20

april 2015, verkregen via: http://www.hagenhof.picto.nl/

PennState Eberly college of Science (2015) Estimating a Proportion for a Small, Finite Population.

Geraadpleegd op 8 april 2015, verkregen via:

https://onlinecourses.science.psu.edu/stat414/node/264

Rasmussen, M.K. (2010) Daylight & Architecture magazine by Velux. Velux Editorial, issue 13

Indoor Climate, p. 8 -43. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via:

http://da.velux.com/ar-LB/Documents/PDFs/DA13_complete.pdf

Reinikainen, L.M.; Jaakkola, J.J.K. (2003). Significance of temperature and humidity on symptoms

of skin and upper airways. Indoor Air 13 (g.i.), p. 344–352. Geraadpleegd op: 20 maart 2015,

verkregen via: http://onlinelibrary.wiley.com.proxy-ub.rug.nl/doi/10.1111/j.1600-

0668.2003.00155.x/abstract

Page 60: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

59

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Reinikainen, L.M.; Jaakkola, J.J.K.; Heinonen, O.P. (1991). The effect of air humidification on

different symptoms in an office building. Archives of environmental health 47 (1), p 8-15.

Geraadpleegd op 19 maart 2015, verkregen via:

http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCEQFjAA&url=ht

tp%3A%2F%2Fwww.researchgate.net%2Fprofile%2FJouni_Jaakkola%2Fpublication%2F21615

735_The_effect_of_air_humidification_on_symptoms_and_perception_of_indoor_air_quality_in_off

ice_workers_a_six-period_cross-

over_trial%2Flinks%2F09e415075475fbf49d000000.pdf&ei=Oy8MVbXbHtDQ7AbDl4HoCQ&us

g=AFQjCNFM6sWJNjACkaYTuHsejO0sVMplFw

Rijksoverheid (2013). Gemiddelde basisschoolklas heeft 23,3 leerlingen. Geraadpleegd op: 9

maart 2015, verkregen via: http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2013/12/09/gemiddelde-

basisschoolklas-heeft-23-3-leerlingen.html

Rijksoverheid (2015). Wet- en regelgeving: Uitvoeringsbesluit voorzieningen in de huisvesting

PO/VO

Geldend op 19-03-2015. Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via:

http://wetten.overheid.nl/BWBR0008562/geldigheidsdatum_19-03-2015

Rowland, I. D. & Howe, T. N. (2007). Vitruvius: Ten Books on Architecture, Cambridge University

Press, Cambridge,UK. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via:

http://www.gutenberg.org/files/20239/20239-h/29239-h.htm

RVO (2014). Programma van eisen frisse scholen 2015. Geraadpleegd op 14 februari 2015,

verkregen

via:http://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/12/Programma%20van%20Eisen%20Frisse%

20Scholen%202015..pdf RVO: Utrecht

RVO (g.d.). Frisse scholen. Geraadpleegd op 13 februari 2015, verkregen via:

http://www.rvo.nl/onderwerpen/duurzaam-ondernemen/gebouwen/frisse-scholen

Sahlberg, B.; Smedje, G.; Norbäck, D. (2002). Sick building syndrome among school employees in

the county of Uppsala, Sweden. Proceedings: Indoor Air 3 (g.i.), p. 494–499. Geraadpleegd op 20

maart 2015, verkregen via: http://www.irbnet.de/daten/iconda/CIB7173.pdf

SBRCURnet (g.d.). Akoestische details. Geraadpleegd op 16 mei 2015. Verkregen via:

http://www.sbrcurnet.nl/producten/kennisarchief/bouwbesluit-geluidsisolatie-en-

woningbouwpraktijk/1-akoestische-details-voor-de-woningbouw

Schneider, M. (2002). Do school facilities affect academic outcomes? Washington, DC: National

Clearinghouse for Educational. Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via:

https://www.azdeq.gov/ceh/download/greenschool.pdf

Seppanen, O.A.; Fisk, W.J.; Mendell, M.J. (1999). Association of ventilation rates and CO2

concentrations with health and other responses in commercial and institutional buildings.

Indoor Air 9 (4), p. 226- 252. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via:

http://onlinelibrary.wiley.com.proxy-ub.rug.nl/doi/10.1111/j.1600-

0668.1999.00003.x/abstract;jsessionid=1FD2491E7DDBBA1110A8319BCB1C84A2.f04t02

Page 61: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

60

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Sterner, C.S. (2007). A Brief History of Miasmic Theory. Geraadpleegd op: 21 maart 2015,

verkregen via:

http://www.carlsterner.com/research/files/History_of_Miasmic_Theory_2007.pdf

Tanner, C.K. (2000). The influence of school architecture on academic achievement Journal of

Educational Administration 38 (4), p. 309 – 330 Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via:

http://dx.doi.org/10.1108/09578230010373598

TUDelft (g.d.). Een klaslokaal in een basisschool. Geraadpleegd op: 9 maart 2015, verkregen via:

http://bk.nijsnet.com/04050_Klaslokalen.aspx

VNG (2014). Kwaliteitskader Huisvesting Basisonderwijs: hulpmiddel, geen recht of plicht.

Geraadpleegd op: 17 februari 2015, verkregen via:

http://www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/onderwijshuisvesting/nieuws/kwaliteitskad

er-huisvesting-basisonderwijs-hulpmiddel-geen-recht-of-plicht

Vrieze, de R. & Moll, H. C. (2015). Crisis in Dutch primary school-building design solved by

paradigm shift? Intelligent Buildings International. [Online] Taylor and Francis, 7 (1), p. 36-60.

Geraadpleegd op: 5 maart 2015 Verkregen via:

http://dx.doi.org/10.1080/17508975.2014.943152

Volkskrant (2013). Gemiddeld 23 leerlingen in klas basisschool. Geraadpleegd op: 9 maart 2015,

verkregen via: http://www.volkskrant.nl/dossier-onderwijs/gemiddeld-23-leerlingen-in-klas-

basisschool~a3348506/

VROM (2008). Binnenmilieu op de basisschool verdient meer aandacht. Geraadpleegd op 16 mei

2015. Verkregen via: http://www.co2indicator.nl/documentatie/Scholen_richtlijnen.pdf

Weiss B. (2000). Vulnerability of children and the developing brain to neurotoxic hazards.

Environmental Health Perspectives 108 (Suppl. 3), p. 375–381. Geraadpleegd op: 18 maart 2015,

verkregen via: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC1637834/pdf/envhper00312-

0016.pdf

Zannin, P.H.T.; Krüger, E.L.; Dorigo, A.L. (2008). Acoustic and Luminous Performance Evaluations

in Classrooms in Curitiba, Brazil Indoor Built Environment 17 (3), p. 203–212 Geraadpleegd op:

23 maart 2015, verkregen via: http://www.logiarquitetura.com.br/wp-

content/uploads/2014/12/IBE-091822.pdf

Page 62: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

61

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

FIGUREN & TABELLEN

Figuur 1: Klaslokaal basisschool Onderwijs & bouw journaal (2015). School. Gedownload op: 16 mei 2015. Verkregen via: http://www.onderwijsenbouw.nl/wp-content/uploads/2015/02/school-2.jpg Figuur 2: Ligging basisscholen CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool in de kern van de gemeente Stadskanaal Figuur 3: factoren die in directe mate van invloed zijn op de kwaliteit van het binnenmilieu. Bluyssen, P. M. (2009). The Indoor Environment Handbook: How to make buildings healthy and comfortable. pagina 45. Earthscan, Londen, England. Geraadpleegd op: 21 maart 2015, verkregen via: http://file.zums.ac.ir/ebook/461-The%20Indoor%20Environment%20Handbook%20-%20How%20to%20Make%20Buildings%20Healthy%20and%20Comfortable-Philomena%20Blu.pdf Figuur 4: relaties tussen prikkels, mechanismen en mogelijke ziekten & aandoeningen. Bluyssen, P. M. (2013). Het begrijpen van het binnenmilieu. Meer dan de som der delen. Pagina 48 Geraadpleegd op: 19 maart 2015, verkregen via: http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&ved=0CCQQFjAA&url=http%3A%2F%2Fwww.tvvl.nl%2Fcms%2Fstreambin.aspx%3Frequestid%3DED0E4C17-7142-43E1-82CE-F96595087651&ei=PzA-VYysB9DqaOmwgKAE&usg=AFQjCNHynayZDHBJh6DrTaiZ3PjdiBL2_A&sig2=NwAxyFtLjACHA58IfG1p2g&bvm=bv.91665533,d.ZWU Figuur 5: Een klaslokaal Luchtonderzoek.nl (2010). Scholen. Gedownload op: 16 mei 2015. Verkregen via: http://luchtonderzoek.nl/images/image/school.jpg Figuur 6 A & B: Details begane grond 6 A: SBRCURnet (g.d.). Akoestische details. Gedownload op: 16 mei 2015. Verkregen via: http://www.sbrcurnet.nl/uploads/publication/A393.97/5.gif 6 B: SBRCURnet (g.d.). Akoestische details. Gedownload op: 16 mei 2015. Verkregen via: http://www.sbrcurnet.nl/uploads/publication/A393.97/2.gif Figuur 7: Een voorbeeld van een goede en een slechte akoestiek in klaslokalen Ecophon (2012). Invloed van akoestiek in de klas. Gedownload op: 16 mei 2015. Verkregen via: http://www.ecophon.com/Global/00.INFOnet/Ned

Tabel 1: Cijfers betreffende de basisscholen: CBS de Ark, CBS Gabriël Dam en OBS Hagenhofschool. Bronnen: Beikes, J. (2015). Procesplan onderwijsvoorziening Stadskanaal Centrum, versie 4. Geraadpleegd op: 20 april 2014, per mail verkregen via de opdrachtgever (dhr. Hidding). ICS adviseurs (2013). Accommodatieplan Gezonde basis voor Stadskanaalse Accommodaties. Geraadpleegd op: 20 april 2015, verkregen via: http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:ExH54xXdyvsJ:https://www.stadskanaal.nl/RiSBisDocumenten/Raadstukken/183/1696/05.2.%2520Accomodatieplan.pdf+&cd=7&hl=nl&ct=clnk&gl=nl Gemeente Stadskanaal (g.d.). Integraal huisvestingsplan (IHP) onderwijs 2015 – 2018. Geraadpleegd op 20 april 2014, verkregen via: https://www.stadskanaal.nl/RiSBisDocumenten/Raadstukken/175/1814/16.%20Vaststellen%20Integraal%20Huisvestingsplan%20onderwijs%2020152018.pdf Tabel 2: Schematische weergave aanpak afstudeeronderzoek Tabel 3: Geschatte opbouw populatie Deze informatie is ingewonnen via de websites van de 3 scholen: CBS de Ark (g.d.). Website basisschool CBS de Ark. Geraadpleegd op: 20 april 2015, verkregen via: http://www.cbsdeark.picto.nl/Wie_zijn_we.html CBS Gabriël Dam (g.d.). Website basisschool CBS Gabriël Dam. Geraadpleegd op: 20 april 2015, verkregen via: http://cbsgabrieldam.picto.nl/ OBS Hagenhofschool (g.d.). Website basisschool OBS Hagenhofschool. Geraadpleegd op: 20 april 2015, verkregen via: http://www.hagenhof.picto.nl/

Tabel 4: Akoestische eisen PVE frisse scholen (2015) RVO (2014). Programma van eisen frisse scholen 2015. Geraadpleegd op 14 februari 2015, verkregen via:http://www.rvo.nl/sites/default/files/2014/12/Programma%20van%20Eisen%20Frisse%20Scholen%202015..pdf RVO: Utrecht

Tabel 5: Gebruikte meetapparatuur Tabel 6: Verhouding respons/non respons per basisschool Tabel 7: Herkomst respondenten Tabel 8: De belangrijkste factor per basisschool

Page 63: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

62

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

erland/Diversen/Insert_infographic_lowres_NL.jpg Figuur 8: Plattegrond CBS de Ark, locatie metingen. Figuur 9: Hier ben ik een luchtgeluidsmeting aan het doen Figuur 10: Microfoon Figruur 11: Contactgeluidgenerator Figuur 12: lucht- en contactgeluid Ab-Fab (g.d.). Akoestiek. Gedownload op: 16 mei 2015. Verkregen via: http://www.ab-fab.nl/afbeeldingen/handboek/akoestiek.jpg?quality=75&maxwidth=400 Figuur 13: Tussendeur (blauw) tussen ruimten D en E. Figuur 14 (boven): enkel glas en dubbel glas In de gevel in ruimte B. Figuur 15 (rechts): verwarming en vloerafwerking (tapijt) in ruimte E. Figuur 16: plafond (houtwolcementplaat) zonder mechanische ventilatie in ruimte E. Figuur 17: plafond (systeemplafond) met mechanische ventilatie in ruimte A. Figuur 18: roterend warmtewiel (WTW),

Kuijpers-Van Gaalen; I.M (2006) Bouwfysica Utrecht/Zutphen; ThiemeMeulenhoff. Geraadpleegd op: 20 maart 2015. Figuur 19: Opbouw gevel dak en vloer in het oudere gedeelte van het gebouw uit 1976. Figuur 20: Opbouw gevel, dak en vloer in het nieuwere gedeelte van het gebouw (2003) Figuur 21 (links): Daglicht van buiten & het digibord in een klaslokaal op CBS de Ark (ruimte E). Figuur 22 (onder): zonwering op CBS de Ark in ruimte C Figuur 23: Temperatuurverloop glas Vree, de J. (g.d.) Dubbele beglazing. Geraadpleegd op: 20 mei 2015. Vekregen via: http://www.joostdevree.nl/shtmls/dubbelglas.shtml

Tabel 9: RC waarde gevel oude gedeelte CBS de Ark Tabel 10: U-waarde verschillende soorten glas Vree, de J. (g.d.) Dubbele beglazing. Geraadpleegd op: 20 mei 2015. Vekregen via: http://www.joostdevree.nl/shtmls/dubbelglas.shtml Tabel 11: Schatting besparingspercentage op het energiegebruik ISSO (g.d.) Energiezuinige verlichting voor onderwijsinstellingen p.13. Geraadpleegd op: 20 mei 2015. Verkregen via: http://www.bouwstenenvoorsociaal.nl/fileswijkplaats/Energiezuinige%20verlichting%20onderwijsinstellingen.pdf Tabel 12: eigenschappen verschillende soorten lampen

AgentschapNL (g.d.). Standaard programma van eisen verlichting. Bijlage 3. Geraadpleegd op: 16 mei 2015. Verkregen via: http://www.rvo.nl/sites/default/files/bijlagen/Programma_van_eisen_definitieve_versie_12-01-2010.pdf Tabel 13: Diffuse reflectiefactoren van diverse kleuren

AgentschapNL 2(g.d.). Standaard programma van eisen verlichting. Bijlage 4. Geraadpleegd op: 16 mei 2015. Verkregen via: http://www.rvo.nl/sites/default/files/bijlagen/Programma_van_eisen_definitieve_versie_12-01-2010.pdf Tabel 14: gemiddelde aantal leerlingen en bvo per leerling in 2013 (bronnen: Beikes, 2015; ICS adviseurs, 2013; gemeente Stadskanaal, g.d.) Beikes, J. (2015). Procesplan onderwijsvoorziening Stadskanaal Centrum, versie 4. Geraadpleegd op: 20 april 2014, per mail verkregen via de opdrachtgever (dhr. Hidding). ICS adviseurs (2013). Accommodatieplan Gezonde basis voor Stadskanaalse Accommodaties. Geraadpleegd op: 20 april 2015, verkregen via: http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:ExH54xXdyvsJ:https://www.stadskanaal.nl/RiSBisDocumenten/Raadstukken/183/1696/05.2.%2520Accomodatieplan.pdf+&cd=7&hl=nl&ct=clnk&gl=nl Gemeente Stadskanaal (g.d.). Integraal huisvestingsplan (IHP) onderwijs 2015 – 2018. Geraadpleegd op 20 april 2014, verkregen via: https://www.stadskanaal.nl/RiSBisDocumenten/Raadstukken/175/1814/16.%20Vaststellen%20Integraal%20Huisvestingsplan%20onderwijs%2020152018.pdf

Page 64: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

63

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

Figuren 24 t/m 29 (rechts): verschillende soorten zonwering ESSO (g.d.) Zonwering voor energiezuinige gebouwen. Geraadpleegd op: 19 mei 2015. Verkregen via: http://www.romazo.nl/uploads/ROMAZO-ES-SO-MANUAL-NL-FINAL.pdf Figuur 30 A en B: Voorbeeld van een lichtkoepel (Solatube). Solatube (g.d.) Geraadpleegd op: 19 mei 2015. Verkregen via: http://www.solatube.com/commercial Figuur 31A &B: systeem met glasvezelkabels Inside technology (2012). Geraadpleegd op: 19 mei 2015. Verkregen via: http://www.insight-technology.nl/images/brochure_Parans_Nederlands.pdf Figuur 32: schetsmatige weergave van de werking van de glasvezelkabels Lowtechmagazine (g.d.) Geraadpleegd op: 18 mei 2015. Verkregen via: http://www.lowtechmagazine.be/images/2008/11/17/parans.jpg Figuur 33: Lichtplank Bouwwereld (2008) Lichtplank voor betere verdeling daglicht. Geraadpleegd op 19 mei 2015. Verkregen via: http://www.bouwwereld.nl/wp-content/uploads/2008/01/793_fullimage_bwe022amge-a1.webjpg27718_316x646-212x435.jpg Figuur 34: Verlichting ISSO (g.d.) Energiezuinige verlichting voor onderwijsinstellingen p. 7. Geraadpleegd op: 20 mei 2015. Verkregen via: http://www.bouwstenenvoorsociaal.nl/fileswijkplaats/Energiezuinige%20verlichting%20onderwijsinstellingen.pdf Figuur 35: Verlichting ruimte E, CBS de Ark Figuur 36: Verlichtingsplan ruimten D en E, tekeningen CBS de Ark Figuur 37: Tussendeur (blauw) tussen ruimten D en E. Figuur 38: Mechanische afzuiging ruimte A (nieuwere gedeelte van het gebouw) Figuur 39: Kindertekeningen op het raam

Figuur 40: Reina Drenth tijdens het uitvoeren van de geluidsmetingen op CBS de Ark in Stadskanaal; voor een gezonde kwaliteit van het binnenmilieu op basisscholen

ICS adviseurs (2013). Accommodatieplan Gezonde basis voor Stadskanaalse Accommodaties. Geraadpleegd op: 20 april 2015, verkregen via: http://webcache.googleusercontent.com/search?q=cache:ExH54xXdyvsJ:https://www.stadskanaal.nl/RiSBisDocumenten/Raadstukken/183/1696/05.2.%2520Accomodatieplan.pdf+&cd=7&hl=nl&ct=clnk&gl=nl

Page 65: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

64

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH

BIJLAGEN

1 BIJLAGEN AFSTUDEERVERSLAG

Bijlage 1.1: literatuurreview o Bijlage 1.1 A: Overzicht van de meest gebruikte literatuur

Bijlage 1.2: Checklist enquête Bijlage 1.3: Voorbeeld enquête Bijlage 1.4: Code boek enquête Bijlage 1.5: Resultaten enquête 1: Antwoorden vragen Bijlage 1.6: Resultaten enquête 2: opmerkingen (vraag 20) Bijlage 1.7: Analyse enquête (o.a. m.b.v. SPSS) Bijlage 1.8: Rapportage metingen CBS de Ark en bijbehorende bijlagen

o Bijlage 1.8 A luchtgeluid o Bijlage 1.8 B Contactgeluid o Bijlage 1.8 C Installatiegeluid o Bijlage 1.8 D Notities metingen

Bijlage 1.9: Bouwtekeningen CBS de Ark Bijlage 1.10: Programma van eisen frisse scholen 2015

2 ALGEMENE BIJLAGEN

Bijlage 2.1: Definitief projectplan Bijlage 2.2: Planning afstudeerproject Bijlage 2.3: Beoordelingsformulier competenties Bijlage 2.4: Competentiematrix Bijlage 2.5: Reflectieverslag

o Bijlage 2.5.1: Reflectie-competentieformulier Bijlage 2.6: Notulen Bijlage 2.7: Logboek

Page 66: Bouwen aan een gezond binnenmilieu op de basisschool

65

BOUWEN AAN EEN GEZOND BINNENMILIEU OP DE BASISSCHOOL | R.W. DRENTH