Bouwbesluit 2012 - Rijksoverheid.nl · 1010. Welke versie van NEN 1010 van toepassing is, is...

17
Bouwbesluit 2012 Verbouw, transformatie en NEN 1010

Transcript of Bouwbesluit 2012 - Rijksoverheid.nl · 1010. Welke versie van NEN 1010 van toepassing is, is...

Bouwbesluit 2012Verbouw, transformatie en NEN 1010

2

Inhoudsopgave

1 Inleiding 3

2 Wettelijk kader 42.1 Voorschriften elektrische installaties in Bouwbesluit 2012 42.2 Functiewijziging (transformatie) 42.3 Verbouw en rechtens verkregen niveau 52.4 Zorgplicht 72.5 Restrisicobepaling brandveilig gebruik 7

3 Bepaling van het te realiseren veiligheids niveau 83.1 Gebruik als uitgangspunt 83.2 Bepalen rechtens verkregen niveau in de praktijk 9

4 Voorbeeldprojecten 104.1 Voorbeeld 1: renovatie huurwoningen 104.2 Voorbeeld 2: oud gebouw met nieuwe technologie 124.3 Voorbeeld 3: transformatie van kantoorgebouw naar appartementen 14

5 Meer informatie? 15

Bijlage 1 Historie NEN 1010 16Tabel 1 Historie NEN 1010 – edities NEN 1010 sinds 1962 16

3

1

Inleiding

Elektriciteitsvoorzieningen in gebouwen moeten voldoen aan het Bouwbesluit 2012. In de bouw- en installatiepraktijk leven vragen over welk eisenniveau uit het Bouwbesluit geldt voor de elektriciteitsvoorzieningen bij verbouw of transformatie van gebouwen.

Dit infoblad gaat over de eisen die gelden bij het verbouwen van elektrotechnische laagspanningsinstallaties. Hierbij is onder andere de NEN 1010 van belang.Aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden wordt ingegaan op de veiligheidsrisico’s die er kunnen zijn wanneer wordt gekozen voor een kwaliteitsniveau voor elektrische installaties dat is gebaseerd op de ondergrens van het Bouwbesluit 2012. Ook wordt daarbij aangegeven welke verantwoordelijkheden een gebouweigenaar hierin heeft.

Het infoblad helpt professionele partijen in de bouw- en installatiesector, evenals eigenaars en verhuurders van gebouwen, op weg om het vereiste en gewenste eisenniveau voor de elektrische installaties bij verbouw en transformatie te bepalen.

4

2

Wettelijk kader

2.1 Voorschriften elektrische installaties in Bouwbesluit 2012

De eisen aan installaties staan in hoofdstuk 6 van het Bouwbesluit 2012. In artikel 6.8 staat dat een elektriciteits-voorziening voor laagspanning moet voldoen aan NEN 1010. Welke versie van NEN 1010 van toepassing is, is vervolgens te lezen in de Regeling Bouwbesluit 2012. Voor nieuwbouw is op dit moment NEN 1010:2015 + C2:2016 aangestuurd. Voor bestaande bouw is de ondergrens NEN 1010:1962. Over het algemeen geldt: hoe recenter de versie van NEN 1010, hoe hoger het veiligheidsniveau. Het is altijd toegestaan om een hoger veiligheidsniveau toe te passen dan wat minimaal is voorgeschreven.Behalve de aangestuurde versie van NEN 1010 staat in de Regeling Bouwbesluit ook dat van NEN 1010 alleen de onderdelen van toepassing zijn die technische voorschriften uit oogpunt van veiligheid bevatten over een elektriciteits-voorziening. De onderdelen die gaan over andere onder-werpen, zoals bijvoorbeeld administratieve en procedurele bepalingen, of voorschriften met betrekking tot bruikbaarheid – zoals de aanwezigheid van wandcontact-dozen – zijn niet van toepassing. Zo is bijvoorbeeld ook het uitvoeren van een periodieke inspectie (onderdeel 6 van NEN 1010) op grond van het Bouwbesluit 2012 niet vereist. Dit kan echter wel wenselijk zijn vanuit de invulling van de zorgplicht die een gebouweigenaar heeft (zie paragraaf 2.4).

2.2 Functiewijziging (transformatie)Vaak wordt gedacht dat bij functiewijziging (transformatie) van een gebouw aan de nieuwbouweisen moet worden voldaan. Dit is echter niet het geval. Functiewijziging is in eerste instantie een administratieve handeling: de gebruiksfunctie van het bestaande gebouw wordt gewijzigd van de oorspronkelijke naar de in de nieuwe situatie gewenste gebruiksfunctie(s). Er is dan nog geen sprake van verbouw. Na de functiewijziging moet het gebouw dus minimaal voldoen aan de Bouwbesluit-eisen die gelden voor bestaande bouw van de nieuwe gebruiksfunctie(s). Wordt bijvoorbeeld de bestemming van een oude school gewijzigd in een woonfunctie, zonder dat het gebouw wordt verbouwd, dan moet dit bestaande gebouw minimaal voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt aan bestaande woningen. Voldoet het gebouw daar niet aan, dan moeten de onderdelen die strijdigheid veroorzaken worden aangepast. Over het algemeen wordt er bij een transformatieproject ook verbouwd. In dat geval moet worden voldaan aan de verbouwvoorschriften, zoals in de volgende paragraaf omschreven.

5

2.3 Verbouw en rechtens verkregen niveauIn artikel 1.12 van het Bouwbesluit 2012 staat welk eisenniveau van toepassing is bij het verbouwen van een bouwwerk. Voor installaties wordt hierbij onderscheid gemaakt tussen ‘het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een installatie’ (artikel 1.12, lid 2) en ‘het geheel vernieuwen van een installatie’ (artikel 1.12, lid 3). Bij gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van een installatie moet ten minste worden voldaan aan het rechtens verkregen niveau. Dit betekent dat het veiligheidsniveau van de

elektrische voorziening na de verbouwing niet lager mag worden dan voor die verbouwing. De nieuwe delen van een elektrische voorziening hoeven bij verbouw dus niet te voldoen aan de nieuwste NEN 1010; er kan worden volstaan met het veiligheidsniveau van de reeds aanwezige elektrische voorziening. Hierbij geldt wel als ondergrens het veiligheidsniveau dat het Bouwbesluit 2012 voorschrijft voor bestaande bouw en dat is vastgelegd in de NEN 1010:1962.

Beperkte aansturing van NEN 1010De NEN 1010:2015 geeft in rubriek 11.2 sub f aan dat deze norm ook betrekking heeft op wijziging en uitbreiding van installaties. Het Bouwbesluit 2012 wijst de NEN 1010:2015 echter alleen aan voor nieuwbouw. Ook een veelgebruikte praktijkrichtlijn zoals de NPR 5310 die voor een aantal aspecten concreet invulling geeft aan rubriek 11.2 sub f van NEN 1010 heeft publiekrechtelijk geen status.

Bij de meeste bestaande gebouwen zal echter sprake zijn van een hoger rechtens verkregen veiligheidsniveau van de elektrische installatie. De bovengrens van het rechtens

verkregen niveau is het nieuwbouwniveau. Dat is dus wettelijk gezien het maximum eisenniveau dat bij een verbouwing van toepassing kan zijn.

Bepaling rechtens verkregen niveau elektriciteitsvoorzieningIn het algemeen komt het rechtens verkregen niveau overeen met het veiligheidsniveau dat in een bestaand gebouw aanwezig is, tenzij in het verleden sprake is geweest van het (illegaal) aanbrengen van een lager veiligheidsniveau dan was voorgeschreven. Of als sprake is van een veiligheidsniveau dat niet voldoet aan de NEN 1010:1962.Het rechtens verkregen niveau van een elektriciteitsvoorziening wordt aan de onderzijde namelijk begrensd door het niveau voor bestaande bouw dat is vastgelegd in de NEN 1010:1962. Deze versie van de NEN 1010 is tot 1985 toegepast. Dat betekent echter niet dat bij gebouwen die vóór 1985 zijn gebouwd altijd alleen NEN 1010:1962 bepalend is geweest voor het gerealiseerde (rechtens verkregen) niveau. Het rechtens verkregen niveau wordt namelijk mede bepaald door bijvoorbeeld de Model-aansluitvoorwaarden zoals deze in het verleden op elektrische gebouwinst-allaties van toepassing waren. Uitgaande van deze aansluitvoorwaarden zijn bijvoorbeeld vanaf 1975 nieuwe wonin-gen uitgevoerd met aardlekschakelaars. Verder zullen veel oude gebouwen en woningen in de loop van de tijd zijn gerenoveerd en zijn hierbij de elektrische voorzieningen verbeterd, waardoor een hoger rechtens verkregen niveau is verkregen. Beide aspecten maken dat het aannemelijk is dat de meeste bestaande gebouwen een hoger rechtens verkregen niveau hebben dan de NEN 1010:1962. Kortom, het bouwjaar van een gebouw hoeft dus niet leidend te zijn voor de bepaling van het rechtens verkregen niveau. Ter indicatie van het rechtens verkregen niveau kan wel worden gekeken naar de versie van NEN 1010 die ten tijde van de eerdere (ver)bouw van toepassing was. Als er destijds echter meer veiligheidsmaatregelen zijn genomen dan de geldende norm voorschreef, dan is het werkelijk aanwezige niveau het rechtens verkregen niveau.In bijlage 1is een tabel opgenomen met alle versies van NEN 1010 tussen 1962 en nu. Deze tabel kan een handvat geven voor de versie van de norm die minimaal is toegepast bij de eerdere (ver)bouw.

6

Bij het geheel vernieuwen van een installatie moet worden voldaan aan de nieuwbouweisen. Dit betekent dat de NEN 1010 die geldt voor nieuwbouw, dat wil zeggen de onderdelen die technische voorschriften uit oogpunt van veiligheid bevatten (zie ook paragraaf 2.1), van toepassing is.

In figuur 1 is een stroomschema opgenomen waarmee kan worden bepaald welk niveau van eisen bij functiewijziging en/of verbouw van toepassing is.

nee

ja

nee

ja

nee

ja (I)

nee

ja

Nieuwbouweisen (meest recente

aangestuurde versie NEN 1010)

Rechtens verkregen niveau

Eisen bestaande bouw

Pas gebouw aan op basisvan de

verbouwvoorschriften, ga hiervoor naar (I)

Wijzigt de gebruiksfunctie?

Voldoet gebouw aan eisen voor bestaande bouw van de NIEUWE functie?

Is er sprake van verbouw?

Wordt de installatie geheel vernieuwd?

Figuur 1: Stroomschema bepalen eisenniveau

7

2.4 ZorgplichtIn de vorige paragrafen is aangegeven aan welke technische eisen een elektrische installatie moet voldoen. Een elektrische installatie moet echter ook veilig kunnen worden gebruikt. Dit volgt uit de algemene zorgplicht uit de Woningwet (artikel 1a). Daarbij is van belang dat men nagaat of bepaalde apparatuur wel veilig is aan te sluiten op de elektrische installatie. Uit de algemene zorgplicht volgt ook dat men een elektrische installatie moet onderhouden. De zorgplicht uit de Woningwet is van toepassing op alle installaties in een gebouw. Het Bouwbesluit geeft daarnaast in artikel 1.16 een meer specifieke zorgplicht voor installaties die wettelijk verplicht aanwezig zijn in een gebouw.

2.5 Restrisicobepaling brandveilig gebruikIn hoofdstuk 7 van het Bouwbesluit zijn voorschriften opgenomen voor het brandveilig gebruik van gebouwen. Afdeling 7.1 gaat over het voorkómen van brandgevaar en de ontwikkeling van brand. Naast allerlei artikelen met concrete voorschriften hiervoor is in artikel 7.10 een algemene restrisicobepaling opgenomen met een verbod om ‘in, op, aan of nabij een bouwwerk voorwerpen of stoffen te plaatsen, te werpen of te hebben, handelingen te verrichten of na te laten, werktuigen, middelen of voorzieningen te gebruiken of niet te gebruiken of anderszins belemmeringen op te werpen of hinder te veroorzaken waardoor:a. brandgevaar wordt veroorzaakt, of b. bij brand een gevaarlijke situatie wordt veroorzaakt.’

Deze bepaling is ook van toepassing op het veilig gebruiken van elektrische installaties en het aansluiten daarop van apparatuur. Een voorbeeld van een situatie waarin dit artikel van toepassing kan zijn, is wanneer brandgevaar wordt veroorzaakt door bijvoorbeeld het aansluiten van moderne elektrische apparatuur op een verouderde elektrische installatie. Het gaat hierbij ook om apparatuur en installaties die niet vereist zijn vanuit het Bouwbesluit 2012, zoals een magnetron of een goederenlift.

8

3

Bepaling van het te realiseren veiligheids­niveau

3.1 Gebruik als uitgangspuntHet belangrijkste uitgangspunt voor het te realiseren veiligheidsniveau bij het aanpassen van een elektrische installatie is het gewenste gebruik na aanpassing van de installatie. Het veiligheidsniveau moet daarop worden afgestemd. Dit heeft vaak tot gevolg dat er een hoger veiligheidsniveau moet worden gerealiseerd dan volgt uit het Bouwbesluit 2012. De minimum beschermings-maatregelen voor diverse toepassingen volgen namelijk niet alle direct uit NEN 1010, maar ook uit bijvoorbeeld de gebruiksaanwijzing van apparatuur.

Ondanks dat een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor de verbouwing niet kan worden afgekeurd wanneer een installatie voldoet aan de Bouwbesluitvoorschriften, heeft de eigenaar van het gebouw wel een zorgplicht ten aanzien van de veiligheid bij gebruik van de installatie (zie paragraaf 2.4 en 2.5).

VoorbeeldOok al is het op basis van Bouwbesluit 2012 bij sommige woningen toegestaan om contactdozen zonder randaarde te hebben (dit is namelijk pas ingevoerd met NEN 1010:1984), er zal echter wel rekening moeten worden gehouden met de apparatuur die op de elektrische installatie wordt aangesloten. Diverse apparaten, denk bijvoorbeeld aan een wasmachine, magnetron of airco-unit, maar ook medische apparatuur1 zoals een apparaat voor nierdialyse, vereisen randaarde. Het is noodzakelijk om de gebruiksaanwijzing van de fabrikant na te slaan op dergelijke vereisten. Het gebruiken van de apparatuur zonder de benodigde beschermingsmaatregelen kan levensgevaarlijk zijn.

1 Meer informatie over de veiligheid in medisch gebruikte ruimten is te vinden in rubriek 710 van NEN 1010.

9

3.2 Bepalen rechtens verkregen niveau in de praktijk

Het minimum veiligheidsniveau bij het gedeeltelijk vernieuwen, wijzigen of uitbreiden van een elektrische installatie is het rechtens verkregen niveau zoals beschreven in paragraaf 2.3. In het algemeen komt het rechtens verkregen niveau overeen met het veiligheidsniveau dat in een bestaand gebouw aanwezig is. Dit niveau kan praktisch worden bepaald door ter plaatse de elektrische installatie te beoordelen. Het rechtens verkregen niveau is dan het hoogste niveau van de aanwezige elektriciteitsvoorziening of een deel daarvan in het gebouw. Als verbouw plaatsvindt aan een specifiek deel van de installatie (bijvoorbeeld een eindgroep) dan geldt het veiligheidsniveau van dat deel van de installatie.

Het veiligheidsniveau van een elektrische installatie is afhankelijk van de toegepaste veiligheidsvoorzieningen. In NEN 1010 worden deze voorzieningen gekoppeld aan drie beschermingsniveaus: basisbescherming, foutbescherming en aanvullende bescherming. Een volledige beschrijving van deze beschermingsniveaus en de bijbehorende voorzieningen voert te ver voor dit infoblad. Hieronder wordt volstaan met informatie over aardlekschakelaars (aanvullende bescherming), omdat dit relevant is voor de gegeven voorbeeldprojecten in hoofdstuk 4.

Aanvullende bescherming door aardlekschakelaarAardlekbeveiliging (aanvullende bescherming) wordt bereikt met een automatisch werkende schakelaar die een elektrische installatie spanningsloos maakt zodra een verschil in stroom tussen faseleiding en nulleiding vanaf een bepaalde grootte (in woningen doorgaans 30 mA) optreedt. Bij het bepalen van het rechtens verkregen niveau moet onder andere worden gekeken wat het doel is van de bestaande aardlekschakelaar (indien aanwezig): bescherming tegen elektrocutie of bescherming tegen brand. Hiervoor kan worden gekeken naar het soort aardlekschakelaar: • 30 mA (0 – 30 mA): bescherming tegen brand en

bescherming van de mens tegen elektrische schok.• 300 mA (30 – 300 mA): bescherming tegen brand of daar

waar bescherming door middel van een zekering onvoldoende is. Sinds 2005 de vervanger van type 500 mA.

• 500 mA (30 – 500 mA): bescherming tegen brand of daar waar bescherming door middel van een zekering onvoldoende is.

Binnen deze soorten wordt onderscheid gemaakt in de volgende types: • type AC: detecteert alleen sinusvormige foutstromen.

Dit type is ‘ouderwets’ en inmiddels bijna niet meer verkrijgbaar.

• type A: detecteert sinusvormige en pulserende foutstromen. Dit type is en wordt toegepast bij nieuwbouw van ‘normale’ gebouwen waar geen bijzondere elektrische installaties te verwachten zijn.

• type B: detecteert zowel sinusvormige, pulserende als gelijkstroom foutstromen. Dit type is en wordt toegepast bij ‘bijzondere’ elektrische installaties zoals laadpalen van elektrische auto’s, zonnepanelen en thuisbatterijen.

Aardlekbeveiliging is in NEN 1010:1962 (bestaande bouw) niet voorgeschreven. Dit betekent dat in gebouwen waar nog geen aardlekbeveiliging aanwezig en vereist was, op basis van het Bouwbesluit 2012 ook na een verbouwing geen aardlekbeveiliging vereist is.

Voorbeeld: aardlekschakelaar 30 mA type A

10

4

Voorbeeldprojecten

De voorbeelden in dit hoofdstuk gaan over situaties waarbij sprake is van verbouw van elektrische installaties of transformatie van een gebouw in combinatie met een verbouwing. In de voorbeelden staat aan welke minimum eisen de elektrische installaties moeten voldoen volgens het Bouwbesluit. Daarbij is aangegeven welke veiligheidsrisico’s hierbij mogelijk aanwezig zijn en worden waar mogelijk aanbevelingen gedaan om deze te beperken.

4.1 Voorbeeld 1: renovatie huurwoningen

CasusEen straat met bestaande huurwoningen, bouwjaar 1960, wordt gerenoveerd. Bij de renovatie wordt in elke woning de groepenkast vervangen. Oorspronkelijk is in de woningen geen aardlekschakelaar aanwezig. In sommige

woningen is echter bij een verbouwing een aardlek-schakelaar aangebracht. De opdrachtgever wil een Programma van Eisen maken dat op alle woningen van toepassing is en vraagt zich af welke minimum eisen die gelden volgens Bouwbesluit 2012 hij hierin moet opnemen voor de elektrotechnische installaties.

Minimum eisen aan de elektrische installatiesVolgens artikel 1.12, lid 2, van Bouwbesluit 2012 is op het gedeeltelijk vernieuwen, of veranderen of het vergroten van een installatie wat betreft hoofdstuk 6 het rechtens verkregen niveau van toepassing. Dit betekent dat het kwaliteitsniveau na de verbouwing tenminste hetzelfde moet zijn als van de bestaande installatie. In dit geval verschilt het rechtens verkregen niveau per woning: in sommige woningen is de elektrische installatie immers

Bron: www.stedebouwarchitectuur.nl

11

tussentijds verbouwd. Het is dus lastig om in een Programma van Eisen dat voor alle woningen geldt een eenduidig minimumniveau aan te geven. Dit kan alleen als

dit niveau minimaal het niveau is van de woning met de veiligste elektrotechnische installatie. In dit geval is dat dus een installatie met aardlekschakelaar (zie paragraaf 3.2).

Aandachtspunten bij renovatie in combinatie met verduurzamingEen van de belangrijkste redenen van renovatie is tegenwoordig verduurzaming. Hierbij worden vaak nieuwe technolo-gieën zoals zonnepanelen toegepast. In voorbeeld 2 is aangegeven hoe daarmee moet worden omgegaan.Daarnaast zal de elektrische installatie ook moeten worden afgestemd op de te plaatsen installaties voor verwarming en ventilatie. Een warmtepomp bijvoorbeeld heeft een groot vermogen, het is praktisch om daarvoor een aparte groep te maken.

Risico’s• Het ontbreken van een aardlekschakelaar vergroot de

kans op elektrische schok en brand bij optredende lekstromen naar aarde.

• Ook al is het op basis van Bouwbesluit 2012 bij sommige woningen toegestaan om contactdozen zonder randaarde te hebben (niveau NEN 1010:1962), er zal echter wel rekening moeten worden gehouden met de apparatuur die op de elektrische installatie wordt aangesloten. Diverse apparaten, denk bijvoorbeeld aan medische apparatuur zoals een apparaat voor nierdialyse, of bijvoorbeeld een computer, magnetron of airco, vereisen randaarde voor een doelmatige foutbescherming. Het is noodzakelijk om de gebruiksaanwijzing van de fabrikant hierop na te slaan. Bedenk daarbij dat geaarde en ongeaarde contactdozen niet samen in één ruimte zijn toegestaan.

Aanbevelingen• Om gevaarlijke situaties zoals de kans op een elektrische

schok of het uitbreken van brand te voorkomen, is het sterk aan te raden om zowel de bestaande als de nieuwe groepen te voorzien van een aardlekschakelaar.

• Naast deze aanvullende bescherming is het aan te bevelen de potentiaalvereffening van geleidende delen te controleren. Deze beschermingsmaatregel wordt bijvoorbeeld toegepast in de badkamer.

• Houd bij het opstellen van een Programma van Eisen voor een gebouw rekening met de doelgroep en het daadwerkelijk te verwachten gebruik van de installatie.

• Door als installateur of eigenaar bij een verbouwing standaard te kiezen voor de nieuwbouwvoorschriften, is de toekomstige gebruiker altijd verzekerd van een veilig bruikbare elektrische installatie.

• Het is aan te bevelen om het gekozen veiligheidsniveau en de daarbij behorende voorzieningen bij een verbouwing vast te leggen voor toekomstige verbouwingen of andere werkzaamheden aan de elektrische installatie.

12

4.2 Voorbeeld 2: oud gebouw met nieuwe technologie

CasusDe elektrische installatie van een bestaand gebouw uit de jaren ’70 voldoet aan NEN 1010:1962. Bij dit gebouw worden zonnepanelen geplaatst en wordt een laadpaal aangesloten op de bestaande elektrische installatie. De elektrische installatie wordt hiervoor uitgebreid.

Minimum eisen aan de elektrische installatiesEr is sprake van het vergroten van de elektrische installatie. Hierop is volgens artikel 1.12, lid 2, van Bouwbesluit 2012 het rechtens verkregen niveau van toepassing. Bij dit gebouw is het rechtens verkregen niveau een installatie conform NEN 1010:1962. Deze norm geeft echter geen voorschriften voor de toepassing van zonnepanelen en laadpalen. Dit betekent echter niet dat het Bouwbesluit 2012 hieraan geen eisen stelt wanneer NEN 1010:1962 het rechtens verkregen niveau is. Het Bouwbesluit schrijft in het functionele voorschrift (artikel 6.7) voor dat een elektrische voorziening veilig moet zijn2. Bij dit functionele voorschrift is vervolgens een prestatievoorschrift (artikel 6.8) gegeven dat de toepassing van NEN 1010:1962 regelt. Als wordt voldaan aan dit prestatievoorschrift is automatisch voldaan

2 Artikel 6.7 van Bouwbesluit 2012 luidt: “Een bouwwerk met een voorziening voor het afnemen en gebruiken van energie heeft een veilige voorziening voor het afnemen en gebruiken van energie.”

aan het functionele voorschrift. De veilige toepassing van een zonnepaneel of een laadpaal kan echter met de NEN 1010:1962 niet worden aangetoond omdat deze norm geen specifieke voorschriften hiervoor geeft. Er zal dus een andere bepalingsmethode moeten worden gekozen om aannemelijk te maken dat invulling wordt gegeven aan het functionele voorschrift. Het ligt daarom voor de hand dat wordt uitgegaan van een recentere uitgave van de NEN 1010 die wel voorziet in de toepassing van deze moderne elektrische voorzieningen.

Risico’s • Met zonnepanelen wordt gelijkstroom opgewekt. Deze

stroom wordt omgevormd naar wisselstroom. Wanneer bij de uitbreiding van de elektrische installatie geen rekening wordt gehouden met de nieuwe technologie, bestaat de kans dat gelijkstroom wordt geïnjecteerd in de wisselstroominstallatie en dat daardoor sommige beveiligingen, zoals type AC aardlekschakelaars, in de woning niet meer goed functioneren.

• Een te lage mate van beveiliging kan ook een risico vormen voor de omliggende woningen. Als de gelijkstroom ‘het net op gaat’, kan de aardlekschakelaar van de buurman verzadigd raken. In dat geval wordt de aanvullende bescherming in die woning teniet gedaan.

13

Aanbevelingen• Voor nieuwbouw zijn de bepalingen voor PV-systemen

opgenomen in rubriek 712 van NEN 1010:2015 + C2:2016. De bepalingen voor laadpalen staan in rubriek 722 van deze norm. Het is aan te bevelen om bij plaatsing van deze voorzieningen zoveel mogelijk aan te sluiten bij de nieuwste versie van NEN 1010.

• Wanneer in het bestaande gebouw nog een type AC-aardlekschakelaar aanwezig is, wordt bij de plaatsing van zonnepanelen dringend aanbevolen om deze te vervangen door een type B-aardlekschakelaar.

• Bij in de installatie van zonnepanelen moet er een aandacht zijn voor de juiste koppeling met stekkers tussen de afzonderlijke kabels. Voorkomen moet worden dat een stekker van het ene merk verbonden wordt met een contrastekker van een ander merk (cross mating). Dit kan leiden tot overgangsweerstanden, warmteontwikkeling en uiteindelijk brand. Deze situatie doet zich voor als de installateur een kabel over langere afstand moet aanleggen om de zonnepanelen aan te sluiten. Ook het onvakkundig monteren van stekkers van hetzelfde merk kan tot soortgelijke problemen leiden.

14

4.3 Voorbeeld 3: transformatie van kantoorge-bouw naar appartementen

CasusEen bestaand kantoorgebouw uit 1974 wordt omgebouwd naar een woongebouw met studentenwoningen. In de kernen liggen op elke bouwlaag oorspronkelijke toiletten en douches. Deze worden bestemd voor gemeenschappelijk gebruik. In de kernen worden ook gemeenschappelijke ruimten voor wasmachines en wasdrogers gemaakt. Het idee is om van de elektrische installatie in de kernen en de gangen alleen het hoogst noodzakelijke te wijzigen. Dit deel van de installatie wordt gescheiden van die van de woningen; in de woningen wordt een geheel nieuwe elektrische installatie aangebracht. Elke studentenwoning krijgt een eigen meterkastje met elektra-aansluiting.

Minimum eisen aan de elektrische installatiesAls gevolg van de functiewijziging van een kantoorfunctie naar een woongebouw met meerdere woonfuncties en gemeenschappelijke ruimten wordt de elektrische installatie in meerdere delen opgeknipt. Elke woonfunctie krijgt daardoor zijn eigen elektrische installatie. In de woonfuncties is daarom sprake van het geheel vernieuwen van de elektrische installaties en zal dus aan de nieuwbouweisen (laatst aangewezen versie van NEN 1010) moeten worden voldaan.

In de kernen wordt verbouwd, hier is sprake van gedeeltelijke verbouw van de elektrische installatie. Hier zal dus moeten worden voldaan aan het rechtens verkregen niveau. Dat is in dit geval het niveau van NEN 1010:1962. Dit niveau is veilig zolang het doel en gebruik van de elektrische installatie niet wijzigen en er geen elektrische apparatuur wordt toegevoegd. In de wasruimten worden echter wandcontactdozen voor het gebruik van specifieke apparaten toegevoegd. De elektrische installatie moet hiervoor worden aangepast. Volgens de gebruiksaanwijzing van de wasmachines en -drogers zijn voor deze apparaten namelijk contactdozen met randaarde vereist. Ook volgt uit de gebruiksaanwijzing dat deze apparaten achter aardlekschakelaars moeten worden geplaatst (tenzij deze toestellen vast worden aangesloten, dus via een trekschakelaar, of worden aangesloten op een contactdoos die voor dat specifieke apparaat is aangelegd). Voor elk van deze apparaten moet een afzonderlijke eindgroep worden gemaakt.

Voor de risico’s en aanbevelingen, zie het eerste voorbeeld.

15

5

Meer informatie?

Meer algemene informatie over verbouw en functiewijziging is te vinden in het infoblad ‘Het Bouwbesluit 2012 – Verbouw en functiewijziging’ op https://www.rijksoverheid.nl/documenten/brochures/2012/08/23/infoblad-verbouw-en-functiewijziging-het-bouwbesluit-2012.

Het ‘Praktijkboek Bouwbesluit 2012’ bevat paragrafen waarin de verbouwsystematiek en functiewijziging duidelijk zijn uitgelegd. Hierin zijn ook enkele praktische voorbeelden en aandachtspunten opgenomen. Het Praktijkboek is gratis te downloaden via https://www.rijksoverheid.nl/documenten/richtlijnen/2011/10/05/praktijkboek-bouwbesluit-2012. De informatie uit het Praktijkboek is geüpdatet in het ‘Handboek Bouwbesluit 2012’, editie 2018-2019, verkrijgbaar via www.vakmedianet.nl.

16

Bijlage 1 Historie NEN 1010

Tabel 1 Historie NEN 1010 – edities NEN 1010 sinds 1962

Versie NEN 1010 Van kracht per

NEN 1010:1962 1 januari 1963

NEN 1010:1962 + A:1969 1 november 1969

NEN 1010:1962 + A:1975 1 april 1975

NEN 1010:1984 1 januari 1985

NEN 1010:1984 + A:1986 1 januari 1987

NEN 1010: 1988 1 januari 1989

NEN 1010:1988 + A:1992 + C:1992 1 oktober 1997

NEN 1010:1996 15 oktober 1997

NEN 1010:2000 1 januari 2001

NEN 1010:2003 1 september 2005

NEN 1010:2007 + C1:2008 21 mei 2009

NEN 1010:2007 + C1:2008 + A1 + A1/C1:2011 1 april 2012

NEN 1010:2007 + C1:2008 + A1 + A1/C1:2011 + A2:2014 1 juli 2015

NEN 1010:2015 + C1:2016 1 januari 2017

NEN 1010:2015 + C2:2016 1 januari 2018

Juni 2019 | 122257