bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

9
|BLOEMKOOLWIJKEN| |HET ESSAY|ARJAN GERRITSEN| |HET ESSAY|ARJAN GERRITSEN| STUDIUM GENERALE 2

description

 

Transcript of bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

Page 1: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

Voor de opgave maak gebruiksduidelijke erven (5) zal vooral het conflictpunt tussen de auto en het collectieve erf van elkaar gescheiden worden. Het erf zal autovrij worden, omdat de auto’s aan de rand van het erf geparkeerd zullen worden in een parkeercluster. De collectieve ruimte kan hierdoor weer gemeenschappelijk op een veilige manier gebruikt worden, met name voor kin-deren. In deze ruimte zullen enkele speeltoestel-len geplaatst worden.

Het Huidige rioolsysteem Voor de opgave maak sociaal veilige randen (2) zullen de randen geprivatiseerd worden. Zo worden er aan de kopse kanten woningen toe-gevoegd en wordt de prive openbaar overgang vormgegeven met een haag. Door deze ingreep ontstaat een duidelijk afge-bakend erf. Omdat de nieuwe woningen ten op zichtte van bestaande woningen verspringen en zullen ze een herkenbare heldere kleur heb-ben. Met deze ingreep kan er geen ronde meer om de wijk worden gemaakt in een groene mal, maar wel een ronde in het interne netwerk van de opnieuw ingerichte openbare ruimtes. Op de geluidswal komt een trap die toegang verleent aan een sociaal veiligere kant van de geluidswal. Die vooral als honden uitlaatzone gebruikt kan worden. De trap biedt tevens een uitzichtpunt over de wijk.

Wateropvang als opgave

1

|BLOEMKOOLWIJKEN|

|HET ESSAY|ARJAN GERRITSEN|

|HET ESSAY|ARJAN GERRITSEN|STUDIUM GENERALE 2

Page 2: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

Financiële pijler 4

maatschappelijke Pijler 5

typrologische ruimtelijke kenmerken 6- ERF| Kenmerken- WIJK| Kenmerken- STAD| Kenmerken

ruimtelijke opgaven 10- STAD| Identiteit- WIJK| Oriënetatie- ERF| Gebruiksduidelijkheid

tot slot 14

3

InhoudsopgaveAanpakken van bloemkoolwijken Bloemkoolwijken, wijken die in de jaren 1970 tot en met 1985, vertonen dezelfde ruimtelijke kenmerken die lijken op die van een bloemkoolroos. Verscholen achter een rand van groen bereikt u via kronkelige straten en een zee van huizen in een groenrijke omgeving uw woning. Dit zijn enkele kenmerken van een bloemkoolwijk. Dit essay zal verder ingaan op de huidige ruimtelijke kenmerken van de wijken, hun toekomstwaarde en de daarbij horende opgaven. Met de ingenomen stelling ‘’ Als we naar deze wijken kijken, dan moeten bloemkoolwijk nu aangepakt worden om de leefbaarheid in de toekomst te garanderen’’. Bloemkoolwijken gaan op verschillende pijlers achteruit zowel ruimtelijk, financieel en maatschappelijk.

Page 3: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

5

De maatschappelijk pijler is een verandering van de huishoudgrote van belang. De woningen zijn voor het overgrote gedeelte gebouwd voor gezinnen. Terwijl het aantal gezinnen juist sterk afneemt en één- en tweepersoonshuishoudens juist toenemen. Daarnaast bestaat er door het laagbouw milieu dat voornamelijk gericht is op gezinnen een eenzijdig gericht woningtype, rijwoningen met een laag en een kap. Het is noodzakelijk om een divers woonmilieu te creëren omdat onze samenleving een andere samenstelling heeft, dan bij de bouw van deze wijken. Ook is er meer behoefte aan keuzevrijheid op het gebied van wonen. In veel studies is ook aangetoond dat een dergelijke menging van functies en variëteit ervan, gunstige invloed heeft op de lokale economie en veerkracht van de wijken. Jane Jacobs laat dat in haar studies sterk naar voren komen. Om een divers woonmilieu te creëren zou men op strategische plekken (zoals aan hoofdstroomwegen, entrees van de wijk) kunnen toestaan dat er kleinere bedrijven in huis kunnen komen. Hierbij zou gedacht kunnen worden aan gezondheidsgerelateerde functies (tandartspraktijk, mondhygiëniste), maar ook verzorgend (kapper) of kleine verhuurbedrijfjes. De functie verbreding grijpt ook terug naar het oorspronkelijke karakter vanuit de jaren 70 waarin onder andere bewonersinspraak een terugkerend thema was. Een tweede ingreep zou kunnen zijn om aan het casco van de woning een aanbouw te maken, veranda, terras of een berging te maken. Zo ontstaat er ook een gevarieerder woonmilieu.

Maatschappelijke pijlerFinanciële pijlerDe waarde van de gebouwen gaan achteruit. Dit is terug te zien in de WOZ-waarde, bij de woningen van 1970 tot en met 1985 gaat deze waarde sterk achteruit. Dit komt niet alleen omdat de technische staat van de gebouwen in de wijken slechter wordt, maar voornamelijk ook omdat de omgeving rondom de woning en de toekomstverwachting ervan sterk achteruitgaan. Bewoners geven tevreden cijfers over hun woonsituatie, maar slechte cijfers en negatieve verwachtingen over de toekomst van hun wijk. Als we nu niet ingrijpen, dan komt er een negatieve spiraal die zowel fysiek, economisch en sociaal invloed kan hebben. Daarnaast heeft deze dalende financiële pijler een zeer negatieve invloed op de concurrentiepositie ten opzichte van andere wijken uit andere periodes. Zo vormen bloemkoolwijken een suburbaan leefmilieu wat in verhouding tot de VINEX wijken relatief goedkoop is. Om deze gunstige marktpositie te garanderen is het nodig om nu ingrepen te doen.

BRON: G32 & Nici institutie, Woonerfwijken_WEB.pdfAUTHEUR: Frank Wassenberg & Tineke Lupi

21

ge bouw – , gevolgd door de wijken uit de jaren 1982-1989. De goedkoopste woningen van de stad zijn die uit de jaren 50. Woningen gebouwd in de jaren 60 zijn wat duurder (want: beter, groter), een stijging die fors doorzet in de WOZ-waarden van de jaren 70 woningen. De jaren 80 woningen kennen weer een terugval, die het sterkst is in de G4 en in steden in de periferie. De jaren 70 woningen doen het qua ge-middelde woningwaarde beter dan de bouwjaren ervoor, én erna (zie Figuur 2).

In Tabel 2 zijn de verschillen in percentages ten opzichte van de gemiddelde WOZ-waarde in het betref-fende gebied aangegeven. De duurste woningen in alle steden zijn ofwel van vóór 1920, ofwel van ná 1990. De goedkoopste woningen zijn die uit de jaren 50, 60 en 80. De woonerfwijken uit de jaren 70 zijn net iets minder waard dan het stedelijk overall gemiddelde, terwijl woningen in de woonerfwijken uit de jaren 80 duidelijk minder waard zijn. Het soberder bouwprogramma uit die jaren uit zich nu in lagere woningwaardes. Het bevestigt daarmee het beeld dat in de wijken zelf zichtbaar is.

Binnen de steden zijn wel verschillen te zien. Zo zijn de oude woningen in de G32 relatief wat goedkoper, en de allernieuwste woningen in de periferiesteden juist duurder. De woonerfwijken die het sterkst af-wijken van de rest van de stad, zijn te vinden in de vier grote steden en in de perifere steden. De lokale verschillen zijn echter groot.

Huizen in de jaren 70 woonerfwijken zijn net iets minder waard dan stedelijk gemiddeld (-4%), maar dit varieert van aan de ene kant met steden als Zwolle, Utrecht, Zaanstad en Eindhoven, tot aan de andere kant Amsterdam, Ede, Haarlem en Haarlemmermeer. In de eerste groep gemeenten zijn jaren 70-woningen relatief duurder dan gemiddeld, in de laatste groep juist een stuk goedkoper.

Huizen uit de jaren 80 zijn bijna overal minder waard dan elders in hun stad. De 37 steden samen komen uit op -14%. Ook bestaan weer aanzienlijke verschillen. Veel goedkoper zijn Utrecht, Arnhem, Heerlen en wederom Amsterdam. In een paar steden zijn de huizen in de jaren 80-wijken juist iets meer waard dan stedelijk gemiddeld: Hengelo, Zaanstad, Den Bosch. Dergelijke lokale verschillen zijn dikwijls terug te lei-den op de bouwpolitiek van colleges van destijds.

22

Ontwikkelingen in wijken worden uiteindelijk zichtbaar in de waardeontwikkeling van woningen. De WOZ-waarden namen aanzienlijk toe in de periode 2005-2009, gemiddeld met 21% over deze vijf jaar in de G37. In de G4 was de stijging het grootst (+26%), bij de steden in de intermediaire zone het minst (+19%). De vooroorlogse wijken zijn het meest in waarde gestegen (+29%), woningen in de wijken uit de jaren 80 en ook 90 het minst (+14%). Effecten van herstructurering in de jaren 50 wijken klinken door in de waardestijging: gemiddeld 21%.

Tabel 3 laat zien hoe de waardeontwikkeling heeft uitgepakt per type wijk. De nul-procentlijn geeft weer het gemiddelde van de eigen stad aan, vergelijkbaar met de vorige figuur. Duidelijk zichtbaar is dat de vooroorlogse wijken het gemiddeld beter ‘doen’ dan de naoorlogse. Het meest stegen de woningen van vóór 1920: gemiddeld 8% meer dan de gemiddelde stijging. Eigenlijk bleef de waardeontwikkeling in alle wijken van na 1960 achter, vooral in de G4. Opmerkelijk is dat ook de jongste wijken achterblijven in waardeontwikkeling, vooral in de G4.

BRON : http://www.bestaandewoningbouw.nl/wp-content/up-loads/2012/04/In-het-teken-van-gemoedelijkheid2.pdf

AUTHEUR: M. Liebregts, R. Simons

5

Page 4: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

7

VERSCHILLENDE ERVENVERSCHILLENDE VORMEN VAN GEBRUIK

ERF| KenmerkenWaarin de jaren 70 vooral centraal stond op kernbegrippen zoals kleinschaligheid, diversiteit en collectiviteit. Hieruit is het concept van het woonerf ontstaan. Waar gebruikers aan elkaar gelijk zijn en van dezelfde gelijkvloerse ruimte gebruik maken. Daarin zijn eigenlijk verschillende domeinen en overgangen opgebouwd. De volgende domeinen en overgangen kunnen worden onderscheiden:

- ColleCtieFWaarbij het gebruik een ontmoetingsplek is tussen de directe buurtbewoners. S’avonds, middernacht en de ochtend gebruikt als parkeerruimte en s’middags voor spelende kinderen. - PriVÉOpvallend van de woningplattegrond van deze periode is dat de keuken naar de voorzijde van de woning geplaatst is. De periodes ervoor was het gebruikelijk dat de woonkamer gepositioneerd was aan de voorzijde van de woning. Het verschil is dat men nu via de hal eerst de keuken binnenkomt in plaats van de woonkamer.

- oVergANgsZoNe NAAr Het erFOm de privacy van de bewoners te garanderen wordt gebruik gemaakt van overgangselementen. Overgangselementen aan het domein naar het erf, zoals een carport, berging, balkon, overstek, plantenbakken, patio, voortuinen en of fysieke en visuele barrières tussen de domeinen. Overgang kan gezien worden als voorkant van de woning.

- oVergANgsZoNe NAAr PuBlieK domeiNDe overgangszone aan de achterzijde van de woning is vaak niet vormgegeven en wordt overgelaten aan de bewoners zelf. Hierdoor komen vaak harde, hoge erfafscheidingen voor zoals schuren en hekwerken, met poortjes naar de publieke ruimtes voor. Minder vaak komen zachte hoge overgangen voor zoals hagen, struiken, bomen en struweel.

Typologisch ruimtelijke kenmerkenIn Nederland staan 1,6 miljoen huizen in bloemkoolwijken, dat is ongeveer 20% van onze totale woningvoorraad. Als we bloemkoolwijken nader bestuderen zijn er enkele terugkerende ruimtelijke principes voortkomend uit de gedachtegangen van de jaren 70, die vaak een tegenreactie waren op gedachten van de jaren 60. De belangrijkste typologische ruimtelijke kenmerken zijn onder te verdelen in verschillende schaalniveaus, die van het woonerf, wijk en op stadsniveau.

PRIVE PRIVEPRIVE naar OPENBAAR

PRIVE naar

COLLECTIEF

PRIVE naar

COLLECTIEF

PRIVE naar

OPEN-BAAR

COLLECTIEF

De Studie Woonerven is een pleidooi voor een zorg-vuldige aanpak van de woonerfwijken, met aandachtvoor de ruimtelijke kwaliteit in de woning en de bele-ving op het woonerf. Eerdere studies naar laatnaoor-logse wijken gaan uit van een benadering op het hoge-re schaalniveau, namelijk stedenbouwkundig, land-schappelijk of sociaaleconomisch. De Studie Wooner-ven brengt juist het lagere schaalniveau in beeld: desociaalruimtelijke elementen tussen het private en het collectieve domein. Op dit schaalniveau is vorm-gegeven aan een nieuw woonideaal. Hier ligt ook degezamenlijke fascinatie van Willemijn Lofvers, NynkeJutten en Ivan Nio voor dit onderwerp. De complexiteitvan het woonerf als concept vereist een interdiscipli-naire studie. De samenwerking tussen de drie bureaus– Bureau Lofvers, Jutten Architectuur en Nio StedelijkOnderzoek – heeft geleid tot een ruimtelijk-typologischen sociologisch onderzoek. Een ander verschil metrecente studies naar laatnaoorlogse wijken is dat nietde problemen van de woonerven centraal staan, maarde kwaliteiten van het woonerf. De Studie Woonervenricht de aandacht op de oorspronkelijke bedoelingenen op de gelaagde ruimtelijke kenmerken van hetwoonerf. Want de ‘ondoordringbare kluwen’ van woonerfwijken is pas te doorgronden als op de schaalvan het woonerf wordt ingezoomd.

Het gepresenteerde materiaal is een ‘work-in-progress’waarbij de focus op het documenteren en het ontleden

van de woonerftypologie ligt. De woonerfwijken worden ineen bredere maatschappelijke context geplaatst waardoor deideeën over het woonerf kunnen worden ontrafeld. Er ontstaat

zo inzicht in de oorspronkelijke intenties, de samenwerkingtussen sociologen en ontwerpers en de waardering van deeerste bewoners voor de opzet van de erven.

Het woonerf is een vorm van wonen binnen de Nederlandsetraditie van collectief vormgegeven woondomeinen. Hetwoonerf is opgespannen tussen het verkeer en groen. Als uit-loper van een vertakte boomstructuur van wegen vormt hetwoonerf een collectieve ruimte. Alle verkeersstromen zijn hiergelijk: voetganger, auto, fietser, spelende kinderen. Woningenbakenen de ruimte van het erf af. De achtertuinen van dewoningen grenzen aan de hoofdgroenstructuur, zoals een uit-loper van een park of een singel. De overgangen van het pri-vate domein naar het collectieve of het openbare zijn in detypologie van het woonerf aan de erfzijde architectonischvormgegeven. Deze bouwkundige overgangselementen dra-gen bij aan het gebruik en beleving en de ruimtelijke samen-hang van het erf. Het zijn sociaalruimtelijke elementen diezowel buiten de woning op de erfgrens als binnen in dewoning liggen. Zij vormen de kern van de Studie Woonerven.

Vier wijken staan centraal, te weten Emmen Emmerhout,Assen Baggelhuizen, Eindhoven Geestenberg en Heerhugo-waard Rivierenwijk West. De wijken zijn geselecteerd naarjaartal, ruimtelijke opzet en woningcategorie. In Emmerhoutwerd voor het eerst gesproken over een erfopzet. Baggelhui-zen en Geestenberg zijn beide ruimtelijke experimenten, maarverschillen in structuur, ruimtelijke opzet en woningcategorie.In Heerhugowaard is de invloed van de standaardisering hetmeest zichtbaar. De woonerven zijn in detail opgetekendwaarbij de nadruk ligt op de overgangszone tussen het priva-te en het collectieve of openbare domein. Met behulp van een

geformuleerde ‘toolbox voor analyse’ wordt de sociaal-ruimtelij-ke typologie van het woonerf gedefinieerd. Twee woonerven,Baggelhuizen en Geestenberg, worden in deze Lay-out nadergeïllustreerd.

Menselijke maat en woonomgevingIn de periode 1970 en 1985 zijn ongeveer 1,6 miljoen wonin-gen gerealiseerd verspreid over heel Nederland. Het overgrotedeel (74 procent) is gebouwd als eengezinswoning en ligt aanwoonerven in uitbreidingswijken en groeikernen. In reactie opde grootschaligheid en monotonie van de woonwijken uit dejaren zestig ontstond in de jaren zeventig een ontwerpstromingdie oog had voor de menselijke maat. Er werd gepleit voorkleinschaligheid, diversiteit, ontmoeting en het wonen in laag-bouw. De woonerfwijken worden gekenmerkt door een vrijheidin wonen welke tot uitdrukking komt in een eclectische vormvan architectuur en een grillige stedenbouwkundige structuur.Deze wijken kenmerken zich door een gebrek aan hiërarchie enhet ontbreken van oriëntatie. Het woonerf is de enige constan-te, herkenbare factor in deze wijken; het erf is de ruimtelijkeeenheid waaruit deze wijken zijn opgebouwd. Het woonerfschakelt tussen de infrastructuur en de openbare groenstruc-tuur, tussen individu en gemeenschap.

De stedenbouwkundige structuren volgden uit de open plan-processen in die tijd. Voor de uitbreidingsplannen werden eenaantal globale principes, zoals de overgang naar het landschapen de aansluiting op het verkeerssysteem, vastgelegd in eenstructuurplan. Een globaal bestemmingsplan liet vervolgens degrove hoofdopzet van de wijk zien en bepaalde het programmavan wonen en ‘overige bestemmingen’. In dit zogenaamde vlek-kenplan werd de verkaveling uitgewerkt door een architect. Hij

2 l a y - o u t – p l a t f o r m v o o r r e c e n t o n t w e r p e n d o n d e r z o e k

Studie WoonervenInleiding

De typologie van het woonerf

Kwantiteit (1970-1985) Kwaliteit (1970-1985) Woonerfwijken

top 10 steden, percentuele groei t.o.v. 2006

top 10 steden, absolute groei t.o.v. 2006

groeikern

groei woningvoorraad per provincie (Zuid Holland 20%, Noord Brabant 17%, Noord Holland 14%, Gelderland 12%, Limburg 8%, Utrecht 7%, Overijssel 6%, Friesland 4%, Drente 3%, Flevoland 3%,Groningen 3%, Zeeland 2%).

Landelijke groei woningvoorraad 1970-1985: 1,6 miljoen woningenTotale woningvoorraad 2006: 6,9 miljoen woningen

eengezinswoningen (experimentele woningbouw)

meergezinswoningen (experimentele woningbouw)

groeikern

< 1km2 = buurt> 1km2 = wijk

Bronnen:ANWB topografische Atlas Nederland 1:50.000, Den Haag, 2005Google EarthWoningvoorraad gegevens ABF Research, peildata 1-1-1971 / 1-1-1986 / 1-1-2006Heuvel, Wim J. van, Experimentele woningbouw, verkenning van gerealiseerde projecten’, Den Haag, 1976Steemers, Theo, Experimenteren in de woningbouw, resultaat tien jaar experimentele woningbouw, VROM alg info nr.1, VROM,1978Woningbouwdocumentatie, 36 gerealiseerde woningbouwprojecten t/m 1978, VROM, 1981

De Studie Woonerven is een pleidooi voor een zorg-vuldige aanpak van de woonerfwijken, met aandachtvoor de ruimtelijke kwaliteit in de woning en de bele-ving op het woonerf. Eerdere studies naar laatnaoor-logse wijken gaan uit van een benadering op het hoge-re schaalniveau, namelijk stedenbouwkundig, land-schappelijk of sociaaleconomisch. De Studie Wooner-ven brengt juist het lagere schaalniveau in beeld: desociaalruimtelijke elementen tussen het private en het collectieve domein. Op dit schaalniveau is vorm-gegeven aan een nieuw woonideaal. Hier ligt ook degezamenlijke fascinatie van Willemijn Lofvers, NynkeJutten en Ivan Nio voor dit onderwerp. De complexiteitvan het woonerf als concept vereist een interdiscipli-naire studie. De samenwerking tussen de drie bureaus– Bureau Lofvers, Jutten Architectuur en Nio StedelijkOnderzoek – heeft geleid tot een ruimtelijk-typologischen sociologisch onderzoek. Een ander verschil metrecente studies naar laatnaoorlogse wijken is dat nietde problemen van de woonerven centraal staan, maarde kwaliteiten van het woonerf. De Studie Woonervenricht de aandacht op de oorspronkelijke bedoelingenen op de gelaagde ruimtelijke kenmerken van hetwoonerf. Want de ‘ondoordringbare kluwen’ van woonerfwijken is pas te doorgronden als op de schaalvan het woonerf wordt ingezoomd.

Het gepresenteerde materiaal is een ‘work-in-progress’waarbij de focus op het documenteren en het ontleden

van de woonerftypologie ligt. De woonerfwijken worden ineen bredere maatschappelijke context geplaatst waardoor deideeën over het woonerf kunnen worden ontrafeld. Er ontstaat

zo inzicht in de oorspronkelijke intenties, de samenwerkingtussen sociologen en ontwerpers en de waardering van deeerste bewoners voor de opzet van de erven.

Het woonerf is een vorm van wonen binnen de Nederlandsetraditie van collectief vormgegeven woondomeinen. Hetwoonerf is opgespannen tussen het verkeer en groen. Als uit-loper van een vertakte boomstructuur van wegen vormt hetwoonerf een collectieve ruimte. Alle verkeersstromen zijn hiergelijk: voetganger, auto, fietser, spelende kinderen. Woningenbakenen de ruimte van het erf af. De achtertuinen van dewoningen grenzen aan de hoofdgroenstructuur, zoals een uit-loper van een park of een singel. De overgangen van het pri-vate domein naar het collectieve of het openbare zijn in detypologie van het woonerf aan de erfzijde architectonischvormgegeven. Deze bouwkundige overgangselementen dra-gen bij aan het gebruik en beleving en de ruimtelijke samen-hang van het erf. Het zijn sociaalruimtelijke elementen diezowel buiten de woning op de erfgrens als binnen in dewoning liggen. Zij vormen de kern van de Studie Woonerven.

Vier wijken staan centraal, te weten Emmen Emmerhout,Assen Baggelhuizen, Eindhoven Geestenberg en Heerhugo-waard Rivierenwijk West. De wijken zijn geselecteerd naarjaartal, ruimtelijke opzet en woningcategorie. In Emmerhoutwerd voor het eerst gesproken over een erfopzet. Baggelhui-zen en Geestenberg zijn beide ruimtelijke experimenten, maarverschillen in structuur, ruimtelijke opzet en woningcategorie.In Heerhugowaard is de invloed van de standaardisering hetmeest zichtbaar. De woonerven zijn in detail opgetekendwaarbij de nadruk ligt op de overgangszone tussen het priva-te en het collectieve of openbare domein. Met behulp van een

geformuleerde ‘toolbox voor analyse’ wordt de sociaal-ruimtelij-ke typologie van het woonerf gedefinieerd. Twee woonerven,Baggelhuizen en Geestenberg, worden in deze Lay-out nadergeïllustreerd.

Menselijke maat en woonomgevingIn de periode 1970 en 1985 zijn ongeveer 1,6 miljoen wonin-gen gerealiseerd verspreid over heel Nederland. Het overgrotedeel (74 procent) is gebouwd als eengezinswoning en ligt aanwoonerven in uitbreidingswijken en groeikernen. In reactie opde grootschaligheid en monotonie van de woonwijken uit dejaren zestig ontstond in de jaren zeventig een ontwerpstromingdie oog had voor de menselijke maat. Er werd gepleit voorkleinschaligheid, diversiteit, ontmoeting en het wonen in laag-bouw. De woonerfwijken worden gekenmerkt door een vrijheidin wonen welke tot uitdrukking komt in een eclectische vormvan architectuur en een grillige stedenbouwkundige structuur.Deze wijken kenmerken zich door een gebrek aan hiërarchie enhet ontbreken van oriëntatie. Het woonerf is de enige constan-te, herkenbare factor in deze wijken; het erf is de ruimtelijkeeenheid waaruit deze wijken zijn opgebouwd. Het woonerfschakelt tussen de infrastructuur en de openbare groenstruc-tuur, tussen individu en gemeenschap.

De stedenbouwkundige structuren volgden uit de open plan-processen in die tijd. Voor de uitbreidingsplannen werden eenaantal globale principes, zoals de overgang naar het landschapen de aansluiting op het verkeerssysteem, vastgelegd in eenstructuurplan. Een globaal bestemmingsplan liet vervolgens degrove hoofdopzet van de wijk zien en bepaalde het programmavan wonen en ‘overige bestemmingen’. In dit zogenaamde vlek-kenplan werd de verkaveling uitgewerkt door een architect. Hij

2 l a y - o u t – p l a t f o r m v o o r r e c e n t o n t w e r p e n d o n d e r z o e k

Studie WoonervenInleiding

De typologie van het woonerf

Kwantiteit (1970-1985) Kwaliteit (1970-1985) Woonerfwijken

top 10 steden, percentuele groei t.o.v. 2006

top 10 steden, absolute groei t.o.v. 2006

groeikern

groei woningvoorraad per provincie (Zuid Holland 20%, Noord Brabant 17%, Noord Holland 14%, Gelderland 12%, Limburg 8%, Utrecht 7%, Overijssel 6%, Friesland 4%, Drente 3%, Flevoland 3%,Groningen 3%, Zeeland 2%).

Landelijke groei woningvoorraad 1970-1985: 1,6 miljoen woningenTotale woningvoorraad 2006: 6,9 miljoen woningen

eengezinswoningen (experimentele woningbouw)

meergezinswoningen (experimentele woningbouw)

groeikern

< 1km2 = buurt> 1km2 = wijk

Bronnen:ANWB topografische Atlas Nederland 1:50.000, Den Haag, 2005Google EarthWoningvoorraad gegevens ABF Research, peildata 1-1-1971 / 1-1-1986 / 1-1-2006Heuvel, Wim J. van, Experimentele woningbouw, verkenning van gerealiseerde projecten’, Den Haag, 1976Steemers, Theo, Experimenteren in de woningbouw, resultaat tien jaar experimentele woningbouw, VROM alg info nr.1, VROM,1978Woningbouwdocumentatie, 36 gerealiseerde woningbouwprojecten t/m 1978, VROM, 1981

7

Page 5: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

9

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJK

1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

VERZAMELING VAN WOO

-NERVEN

GROEN - EN BLAUW-STRUCTUUR ALS INTERN

NETWERK

VOORZIENINGSKERNCENTRAAAL IN DE WIJK

INPRIKKERS ALS INFRA

GROENE MAL

-STRUCTUUR

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP

STAD| KenmerkenWijk| Kenmerken- oPBouW VAN de WiJKBloemkoolwijken bestaan uit een serie van aaneengesloten woonerven Ontstaan doordat een architect zijn of haar eigen vlek vanuit een globaal vlekken plan heeft ontworpen.

- rANd VAN de WiJKGrillig groen, veelal bestaande uit hoge struiken en bomen, als uitloopgebied naar het platteland/rest van de stad. Soms ook begrensd met een watergang. Hierdoor is de wijk naar binnen gericht en heeft een introvert karakter. Ten opzichte van andere stadsdelen en/of het platteland.

- iNFrAstruCtuurDe ruimtelijke hoofdstructuur van de wijk wordt gevormd door één of enkele inprikkers in de vorm van lus of vertakkingstructuur, die toegang bieden voor het verkeer van de wijk. Deze stroomweg van de wijk meandert langs woonerven, groen, water en voorzieningskern van de wijk.

- VoorZieNiNgsKerN VAN de WiJKMeeste en voornaamste voorzieningen liggen geclusterd in de wijk. Vaak neemt dit cluster een centrale plek in de wijk in. Voorzieningen zoals supermarkten, drogist, café, friettent, chinees, kapper, fotograaf, groenteboer, bakker, slager, stomerij, apotheek, fysiotherapeut of fietsenwinkel.

- groeN BlAuW NetWerKKleine clusters van woningen waren omgeven door groen waarin langzaamsverkeerspaden leidden naar de belangrijkste voorzieningen van de wijk. Langzaam verkeersnetwerk leidt dus van de woningen via autovrije paden naar de kern van wijkvoorzieningen, speelvelden en sportvoorzieningen in de wijk.

- BeBouWiNgsstruCtuurBestaat uit een aaneenschakeling van woonerven. In woonerven kunnen ook kleine bedrijfjes voorkomen. Vaak hebben woonerven echter alleen een woonfunctie.

- rANd VAN de stAdBloemkoolwijken liggen vaak aan de rand van de stad. Hierdoor liggen ze ver van het stadscentrum af.

- iNFrAstruCtuurWat deze wijken ook kenmerkt is vaak de geïsoleerde ligging van de stad. Naast vaak aan de ene kant grootschalige infrastructuur (spoorlijnen, stroomwegen of andere barrières (waterplassen of kanalen) zorgen voor verder isolatie van de wijken. Daarnaast liggen deze vaak aan een buitengebied

WIJK

CENTRUM

Page 6: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

Voor het niveau van de stad is het noodzakelijk een identiteit te creëren. Vaak levert de samenbundeling van woonerven een vreemde combinatie op van kronkelige straten, groen en een eindeloze zee van huizen zonder overkoepelend thema. Waardoor de plek zelf niet herkenbaar is en zo zijn eigenwaarde verliest, het zou een willekeurige wijk ergens in Nederland kunnen zijn. Dit is wordt versterkt doordat deze wijken ver van het centrum af liggen en afgesloten worden door infrastructuur of andere structuren. Versterkt door een groene rand om de wijk. Waardoor de wijk een zeer introvert karakter kent, daarbij is het nog belangrijker om eigen herkenbare identiteit te creëren.

rANdeN ComBiNereN met Het BuiteNgeBiedHet grootste voordeel is, dat de wijken vaak aan het buitengebied liggen. Dit biedt kansen om de groene rand en interne groen en blauwstructuur te koppelen aan het buitengebied. Daarnaast kan de recreatieve routes versterkt worden en ook nieuwe routes aangelegd worden, dit in combinatie met de koppeling van een groen blauwstructuur. Zet hierbij kenmerkende eigenschappen van het desbetreffende landschap in. Zo worden zowel de wijk als het buitengebied een robuuster systeem wat ook ten goede komt aan de biodiversiteit in het dierenrijk. Zo wordt de rand ook sociaal veiliger en geïntegreerd in een groter geheel. Randen worden ook sociaal veiliger door op sommige plekken deze te privatiseren en niet publiek toegankelijk maken. Het is wel belangrijk om de interne structuren te versterken waarin op wijkniveau verder in zal worden gegaan.

eNtreesWanneer wijken gekoppeld worden met het buitengebied is het belangrijk om te kijken hoe men de wijk binnenkomt. Zorg dus voor opvallende punten. Zoals het maken van landmarks, toepassen van heldere kleuren, opvallende maat en schaal van een gebouw of bijzondere architectuur kunnen zorgen voor opvallende en herkenbare punten. Die ook de oriëntatie in de wijken ten goede komt.

STAD| IdentiteitDe ruimtelijke kenmerken op verschillende schaalniveaus zijn te koppelen aan verschillende ruimtelijke opgaven. Deze ruimtelijke opgaven zijn op weer verder onder te verdelen op verschillende thema’s gekoppeld aan een schaalniveau.

De ruimtelijke opgaven

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP

BOVEN

107

107 Afstudeerscripte Arjan Gerritsen

Hiliquiatur? Quiscium eaquamDum in se cononsum ium ina, ex note que tanum opterem quonsultodi, co ia morum cum oris; nem none tam deps, publint. Eni publicaedo, te, Ti. Arbis.

HOOFDSTUK

t imilibu ltique consupio intervirte, pulusa oc te perdiente te hosupplius, Cat grave, convenam ta, nonsullabus, ne it, uter-raris aureo inum veribus conditari, consuludam se conequis At L. An temus inaturiam dicast? Ehena vendame condet; C. cieri, in potanti licibus, P. Catquis haliis consu viti, omnena-tius inverris. Ad patus, et, nonverum dum mo hem es vivesti fectum mo iam queriored C. Us terfectorum Romnerc erun-cere diust L. Us, Cat pere ac reissendet iur imenihil hore au-dem fi t; nunum ta se meissoliu consum nonterum ora con-ductante, comnon hilin terio iu menius, ute, quem eticam ina, clemusq uidesses! Fina, confi cit Catur iae tem fi rmius auctori publiis clumendactam quiteribus lini ses bonfi nte-rio, videlicontra ipienterfex me auter licita, publinp revidem nocre, que tatum quides acia res octus; it, quis ina, quium desus, vera? Cupimpl. Gravenatre tertur portem actam non-derfesus menirtea terehente eti, terei inum morarionsum facrit; nuniquit.

PARAGRAAFInam tem, notisum es etrum que in tat, Caterri consulius con ducerit, manteris et que mantiu et; nost dicio, cupio ex sulis ta, quod ina, Cupimprox nos, Catium et re musqui pa-trit, quit, mandet; Cat, quodierri publin siliam nihi, cludemn iciaes! Sp. Hebefec rissato nost dem ut pubis, milici publis ant. Veretra, noctast vilicer pon noc, iusquem, nonsultus, quam omne adhuciptiam fi cae presim moenihicivid num mactus, C. Od

PARAGRAAF KOPTiam unum atatrum venaterei pro culto idionfe ratquem dena, conem ma, ut dii sintesc ervideo, Ti. Rehenem obunte et aucipiem patiame isulutusum suam ese, tabituspero, op-

Omliggende Landschap Belangrijke Openbare ruimte & Langzaam verkeer

KOPPELING OPENBARE RUIMTES

HERKENBAREENTREES

HALF OPEN LANDSCHAP

RECREATIEVEPLASSEN

RIVIERENGEBIED

HALF OPEN LANDSCHAP V/H MAASGEBIED

HISTORIE MET WATERLOPEN

+

+

BOVEN

107

107 Afstudeerscripte Arjan Gerritsen

Hiliquiatur? Quiscium eaquamDum in se cononsum ium ina, ex note que tanum opterem quonsultodi, co ia morum cum oris; nem none tam deps, publint. Eni publicaedo, te, Ti. Arbis.

HOOFDSTUK

t imilibu ltique consupio intervirte, pulusa oc te perdiente te hosupplius, Cat grave, convenam ta, nonsullabus, ne it, uter-raris aureo inum veribus conditari, consuludam se conequis At L. An temus inaturiam dicast? Ehena vendame condet; C. cieri, in potanti licibus, P. Catquis haliis consu viti, omnena-tius inverris. Ad patus, et, nonverum dum mo hem es vivesti fectum mo iam queriored C. Us terfectorum Romnerc erun-cere diust L. Us, Cat pere ac reissendet iur imenihil hore au-dem fi t; nunum ta se meissoliu consum nonterum ora con-ductante, comnon hilin terio iu menius, ute, quem eticam ina, clemusq uidesses! Fina, confi cit Catur iae tem fi rmius auctori publiis clumendactam quiteribus lini ses bonfi nte-rio, videlicontra ipienterfex me auter licita, publinp revidem nocre, que tatum quides acia res octus; it, quis ina, quium desus, vera? Cupimpl. Gravenatre tertur portem actam non-derfesus menirtea terehente eti, terei inum morarionsum facrit; nuniquit.

PARAGRAAFInam tem, notisum es etrum que in tat, Caterri consulius con ducerit, manteris et que mantiu et; nost dicio, cupio ex sulis ta, quod ina, Cupimprox nos, Catium et re musqui pa-trit, quit, mandet; Cat, quodierri publin siliam nihi, cludemn iciaes! Sp. Hebefec rissato nost dem ut pubis, milici publis ant. Veretra, noctast vilicer pon noc, iusquem, nonsultus, quam omne adhuciptiam fi cae presim moenihicivid num mactus, C. Od

PARAGRAAF KOPTiam unum atatrum venaterei pro culto idionfe ratquem dena, conem ma, ut dii sintesc ervideo, Ti. Rehenem obunte et aucipiem patiame isulutusum suam ese, tabituspero, op-

Omliggende Landschap Belangrijke Openbare ruimte & Langzaam verkeer

KOPPELING OPENBARE RUIMTES

HERKENBAREENTREES

HALF OPEN LANDSCHAP

RECREATIEVEPLASSEN

RIVIERENGEBIED

HALF OPEN LANDSCHAP V/H MAASGEBIED

HISTORIE MET WATERLOPEN

+

+

BOVEN

107

107 Afstudeerscripte Arjan Gerritsen

Hiliquiatur? Quiscium eaquamDum in se cononsum ium ina, ex note que tanum opterem quonsultodi, co ia morum cum oris; nem none tam deps, publint. Eni publicaedo, te, Ti. Arbis.

HOOFDSTUK

t imilibu ltique consupio intervirte, pulusa oc te perdiente te hosupplius, Cat grave, convenam ta, nonsullabus, ne it, uter-raris aureo inum veribus conditari, consuludam se conequis At L. An temus inaturiam dicast? Ehena vendame condet; C. cieri, in potanti licibus, P. Catquis haliis consu viti, omnena-tius inverris. Ad patus, et, nonverum dum mo hem es vivesti fectum mo iam queriored C. Us terfectorum Romnerc erun-cere diust L. Us, Cat pere ac reissendet iur imenihil hore au-dem fi t; nunum ta se meissoliu consum nonterum ora con-ductante, comnon hilin terio iu menius, ute, quem eticam ina, clemusq uidesses! Fina, confi cit Catur iae tem fi rmius auctori publiis clumendactam quiteribus lini ses bonfi nte-rio, videlicontra ipienterfex me auter licita, publinp revidem nocre, que tatum quides acia res octus; it, quis ina, quium desus, vera? Cupimpl. Gravenatre tertur portem actam non-derfesus menirtea terehente eti, terei inum morarionsum facrit; nuniquit.

PARAGRAAFInam tem, notisum es etrum que in tat, Caterri consulius con ducerit, manteris et que mantiu et; nost dicio, cupio ex sulis ta, quod ina, Cupimprox nos, Catium et re musqui pa-trit, quit, mandet; Cat, quodierri publin siliam nihi, cludemn iciaes! Sp. Hebefec rissato nost dem ut pubis, milici publis ant. Veretra, noctast vilicer pon noc, iusquem, nonsultus, quam omne adhuciptiam fi cae presim moenihicivid num mactus, C. Od

PARAGRAAF KOPTiam unum atatrum venaterei pro culto idionfe ratquem dena, conem ma, ut dii sintesc ervideo, Ti. Rehenem obunte et aucipiem patiame isulutusum suam ese, tabituspero, op-

Omliggende Landschap Belangrijke Openbare ruimte & Langzaam verkeer

KOPPELING OPENBARE RUIMTES

HERKENBAREENTREES

HALF OPEN LANDSCHAP

RECREATIEVEPLASSEN

RIVIERENGEBIED

HALF OPEN LANDSCHAP V/H MAASGEBIED

HISTORIE MET WATERLOPEN

+

+

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP

11

ENKELE INRCIHTINGSPRINCIPES OP STADSNIVEAU

Page 7: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

Voor het maken van gebruiksduidelijkheid is het vooral belangrijk, om de auto een duidelijke plek in het erf te geven. Het autogebruik en bezit is namelijk sterk toegenomen sinds de jaren 70, daardoor is de auto dominant geworden. Deze dominantie zorgt ervoor dat andere gebruikers weggedrukt worden van het collectieve erf. Hierbij kunnen dus bijvoorbeeld kinderen niet meer op een veilige manier spelen op het erf. Een oplossing is om het erf autovrij te maken en aan de randen in parkeerkoffers te parkeren. Op andere plekken is het belangrijk om het collectieve erf een duidelijk afscheiding te geven door bijvoorbeeld een lage haag, waardoor een duidelijk onderscheid is tussen verblijfsruimte en verplaatsingsruimte.

Voor- eN ACHterKANt situAtieBlinde gevels en schuttingen vormen vaak een onderdeel van sociaal onaantrekkelijke ruimte. De uitdaging hierbij is het creëren van ramen op deze plekken. Dit kan door middel van een aanbouw te maken aan het casco van de woning of gewoon in de blinde gevel. Voor schuttingen kan juist gekozen worden voor een andere erfafscheiding, een lage of hoge haag geeft al een compleet andere beleving.

Het versterken van bestaande structuren of het introduceren van nieuwe structuren is de beste manier om de oriëntatie in de wijk te verbeteren. De bestaande structuren zijn de stroomweg en langzaamverkeersroutes, deze kunnen juist een sterke ruggengraat vormen in de wijk. Hierbij is het belangrijk dat deze een duidelijke ruimtelijke sturing hebben en sociaalveilig zijn.

ruimteliJKe sturiNgRuimtelijke sturing wordt gecreëerd door een duidelijk leesbare ruimtelijke opbouw. Ruimtelijke opbouw wordt gemaakt door onderverdeling in hiërarchie. Een andere indeling van het straatprofiel. Deze is vaak breder, met bijvoorbeeld groene bermen, met bomenrijen en eenduidige bestrating. Naast dat het profiel onderscheidend is van andere profielen is het belangrijk om dezelfde inrichtingsprincipes voor datzelfde profiel te handhaven. Zo ontstaat herkenbaarheid en wordt de oriëntatie in de wijk versterkt.

soCiAle VeiligHeidEen punt heeft de beleving van sociaal onveilig als er geen ogen op de ruimtes gericht zijn. Vaak worden deze ruimtes begrensd met de zijkant (blinde gevels) of achterkant van de woning waaraan zich schuttingen bevinden. Punten worden meestal pas problematisch als dit over een lange afstand voorkomt en een route weinig in- of uitgangen kent. Daarnaast bieden nauwe routes omgeven met ruige struiken een donker karakter (door o.a. schaduw) en worden ook deze als sociaal onveilig beschouwd. De meest sociaal onveilige punten komen voor in de rand van de wijk of entrees, deze kunnen in de meeste gevallen geprivatiseerd worden. Voor de punten aan de stroomweg is het cruciaal om kleinere ingrepen te doen zoals een aanbouw maken of grotere ingrepen zoals het slopen van het gebouw door hiervoor een ander opvallend gebouw neer te zetten. Voor langzaamverkeerroutes is dit minder belangrijk dat op sommige punten schuttingen de ruimte begrenzen, dit wordt problematisch als dit zich over een langere afstand voordoet.

BelANgriJKe oPeNBAre ruimtesHet is belangrijk om de ruimtes die op wijkniveau fungeren op een logische manier te koppelen aan langzaamverkeersverbindingen en stroomweg. Logisch is als deze ruimtes zichtbaar zijn en goed bereikbaar vanuit deze structuren. Vooral bij de langzaamverkeersverbindingen valt hierbij veel te winnen, deze routes worden vaak gevormd door een grote variëteit aan verschillende ruimtes en grote verscheidenheid van materialisatie. Waardoor een diffuse route ontstaat.

ERF| GebruiksduidelijkheidWIJK| Oriëntatie

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP DE WIJK

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP

NIEUWE STRUCTUUR HELDER PROFIEL PRIVATISEREN VAN EEN RAND

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP

LANGZAAM VERKEER & BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTE

VERSCHILLENDE ERVENEIGENSCHAPPEN PER ERFEN VORMEN VAN GEBRUIK

STROOMWEG

RAND VAN DE WIJKLANDSCHAP, VOORZIENINGEN & FUNCTIES

CENTRUM

WIJK

CENTRUM 1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

KENMERKEN VAN DE STAD

KENMERKEN VAN DE WIJK

KENMERKEN VAN HET ERF

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

ENTREES

VOORZIENINGEN

LANDSCHAP

HET ERF

AUTOVRIJ ERF

13

ENKELE INRCIHTINGSPRINCIPES OP WIJKNIVEAU

ENKELE INRCIHTINGSPRINCIPES OP ERFNIVEAU

Page 8: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

15

In dit essay wordt gepleit voor het aanpakken van bloemkoolwijken voordat deze financieel hun waarde verliezen dooreen dalende WOZ-waarde en daardoor hun marktpositie verliezen en uiteindelijk geherstructureerd zullen moeten worden. Ook maatschappelijk is de huishoudsamenstelling veranderd en daarmee ook de behoefte anders. Daarnaast is keuzevrijheid een belangrijk onderdeel. Ingrepen zijn noodzakelijk voor de toekomstwaarde om diversiteit en daarmee veerkrachtigheid van het eenzijdig woningaanbod te verbreden. Ruimtelijke ingrepen zijn nodig om de ruimtes rondom de woningen weer betekenis te geven voor bewoners. Daarom moeten bloemkoolwijken nu aangepakt worden om de leefbaarheid in de toekomst te garanderen.

Tot slot1. MAAKDUIDELIJKE ENTREES

3. VERBETERPUNTENVOOR ORIENTATIE OP DESTROOMWEG

4. KOPPEL BELANGRIJKE OPENBARE RUIMTES & LANGZAAM VERKEER AAN ELKAAR

5. MAAK GEBRUIKS-DUIDELIJKE ERVEN

2. MAAK SOCIAALVEILIGE RANDEN

STADIDENTITEIT

WIJKORIËNTATIE

ERFGEBRUIK

15

Page 9: bloemkoolwijken samenvatting - arjan gerritsen

Voor de opgave maak gebruiksduidelijke erven (5) zal vooral het conflictpunt tussen de auto en het collectieve erf van elkaar gescheiden worden. Het erf zal autovrij worden, omdat de auto’s aan de rand van het erf geparkeerd zullen worden in een parkeercluster. De collectieve ruimte kan hierdoor weer gemeenschappelijk op een veilige manier gebruikt worden, met name voor kin-deren. In deze ruimte zullen enkele speeltoestel-len geplaatst worden.

Het Huidige rioolsysteem Voor de opgave maak sociaal veilige randen (2) zullen de randen geprivatiseerd worden. Zo worden er aan de kopse kanten woningen toe-gevoegd en wordt de prive openbaar overgang vormgegeven met een haag. Door deze ingreep ontstaat een duidelijk afge-bakend erf. Omdat de nieuwe woningen ten op zichtte van bestaande woningen verspringen en zullen ze een herkenbare heldere kleur heb-ben. Met deze ingreep kan er geen ronde meer om de wijk worden gemaakt in een groene mal, maar wel een ronde in het interne netwerk van de opnieuw ingerichte openbare ruimtes. Op de geluidswal komt een trap die toegang verleent aan een sociaal veiligere kant van de geluidswal. Die vooral als honden uitlaatzone gebruikt kan worden. De trap biedt tevens een uitzichtpunt over de wijk.

Wateropvang als opgave

16

|BLOEMKOOLWIJKEN|

|HET ESSAY|ARJAN GERRITSEN|STUDIUM GENERALE 2