BITTERZOET INDIË - boek.be3A%2F%2Fdb.meta4books.be%2Fmediafile... · dit misschien wel meest...

16
Pamela Pattynama BITTERZOET INDIË herinnering en nostalgie in literatuur, foto’s en films 2014 Prometheus • Bert Bakker Amsterdam

Transcript of BITTERZOET INDIË - boek.be3A%2F%2Fdb.meta4books.be%2Fmediafile... · dit misschien wel meest...

Pamela Pattynama

BITTERZOET INDIË

herinnering en nostalgie in literatuur, foto’s en films

2014 Prometheus • Bert Bakker Amsterdam

De auteur ontving voor het schrijven van dit boek een vervangingssubsidie van deNederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek. De uitgave werd finan-cieel mede mogelijk gemaakt door de Stichting Herinneringscentrum Het IndischHuis te Den Haag.

De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden van de foto’s te achterhalen. Indieniemand meent dat haar/zijn rechten niet zijn gehonoreerd, kan zij/hij contact op -nemen met Prometheus te Amsterdam.

© 2014 Pamela PattynamaOmslagontwerp Suzan BeijerFoto’s omslag iwi-collectie Tropenmuseum, fotograaf onbekendFoto auteur Anneke HymmenLithografie bfc GraphicsZetwerk Mat-Zet bv, Soestwww.prometheusbertbakker.nlisbn 978 90 351 3295 5

Voor Anouk en Martijn

Inhoud

Woord vooraf 9Woord van dank 21

1 Het Nederlandse Indië 242 De njai: oermoeder van alle Indo’s 453 Max Havelaar: het boek, de film, de musical 724 Oeroeg en Sleuteloog: de revanche van Hella Haasse 935 Speelfilms: de nostalgie van de een is niet die van de ander 1136 Doe-het-zelfpraktijk: documentaires van de tweede

generatie 1377 Een etalage van zelfbeelden: familiefoto’s uit de

iwi-collectie 1848 Indië leeft! 216

Noten 225Bibliografie 249Filmografie 267Dankbetuiging 269

Woord vooraf

Hij besefte dat hij niet één originele syllabe had toe te voegen aan de zo-genaamde terugkeerliteratuur die sinds jaar en dag de Nederlandseboekwinkels uit puilde. Wie had géén goede herinneringen aan korteschooltijden, veel zwemmen, zorgzame bedienden, geheimzinnige na-tuur. Door duizend anderen reeds lang smakelijk afgekloven souvenirs– meer kreeg hij niet uit zijn pen.Uit: F. Springer, Bandoeng-Bandung (1993)

Nederlands-Indië is voorbij. De kolonie is in 1945, officieel, opgehou-den te bestaan.1 In 1971 constateerde de essayist Rudy Kousbroek(1929-2010) dat zijn geboorteland een ontoegankelijke put was ge-worden: ‘een kuil om snikkend in te vallen.’2 Kousbroeks generatie isondertussen bijna uitgestorven, en steeds minder mensen kennen In-dië uit eigen ervaring. Toch, ondanks de bijna zeventig jaar die sinds1945 zijn vervlogen, zijn de herinneringen aan de voormalige kolonievandaag de dag levend als nooit tevoren. Het lijkt wel of Indië met hetverstrijken van de jaren steeds meer tot het hier en nu van Nederlandis gaan behoren in plaats van tot het voorbije verleden. De gestagestroom verhalen en beelden vervat in literatuur, films, fotoboeken,websites, landschapskunst, toneel, monumenten, stripboeken, recla-me, rechtszaken, tv-series, musicals, herdenkingen, blogs, pasar ma-lams, geschiedschrijving, singsongs, memoires, ‘doormaardoor’-ver-tellingen en niet te vergeten Indische kookboeken en restaurantsgetuigt van de aanhoudende fascinatie die de voormalige kolonie ophet Nederlandse publiek hier en nu uitoefent. Bitterzoet Indië gaat

9

over een aantal voorstellingen uit die overstelpende hoeveelheid ver-halen en beelden. Dit boek houdt zich dus niet bezig met een tempodoeloe-verleden maar met ‘hedendaags Indië’: de veranderende, veel-voudige, meerduidige en op elkaar botsende voorstellingen van Indiëdie in de postkoloniale publieke ruimte van Nederland zijn versche-nen.3

Dekolonisatie en migratie

De Tweede Wereldoorlog veranderde de koloniale relaties met In-dië/Indonesië onherroepelijk. Na de capitulatie van Japan, dat Neder-lands-Indië van 1942 tot 1945 bezette, riepen Indonesische nationa-listen op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid van Indonesië uit.Ongeloof tekende de houding van de Nederlanders. Oud-gouver-neur-generaal B.C. de Jonge moet hebben uitgeroepen: ‘Wij hebbenhier driehonderd jaar geheerst met de zweep en de knoet en wij zullendat de komende driehonderd jaar ook doen.’4 In een poging het over-zeese gebiedsdeel te behouden zond Nederland inderhaast 130.000militairen oostwaarts.5 Het mocht niet baten; na een guerrillaoorlogvan vier jaar vond op 27 december 1949 de soevereiniteitsoverdrachtplaats.

Tussen 1945 en het begin van de jaren zestig verlieten ongeveer300.000 mensen Indonesië in vijf achtereenvolgende migratiegol-ven. Zij waren van verschillende herkomst; onder hen bevondenzich Indische Europeanen, import-Europeanen of totoks, Molukseknil-militairen, Chinezen en Papoea’s. Het overgrote deel van dezemigrantengroep was echter van gemengd Aziatisch-Europese af-komst, zogenoemde Indo-Europeanen of Indo’s wier land van her-komst Indië was.6 De knil-militairen, zo was de belofte van de Ne-derlandse regering, zouden slechts tijdelijk in Nederland blijven, demeeste ‘repatrianten’ zouden voorgoed blijven, weer anderen wa-ren meteen al van plan door te migreren naar andere werelddelen.7

Deze eerste generatie migranten uit Indië had, hoe verschillend zijonderling ook waren, gezamenlijk een schokkende periode meege-maakt die hen met elkaar verbond tot een ‘lotgemeenschap’, zoals dehistoricus J.J.A. van Doorn opmerkte.8 Met hen, en met de 120.000

10

veteranen die tijdens de onafhankelijkheidsoorlog in Indonesiëhadden gevochten, kwam de koloniale geschiedenis ‘thuis in Ne-derland’.9

Tijdens de naoorlogse wederopbouw, in de jaren vijftig en zestigvan de vorige eeuw, richtte Nederland zich op de toekomst. Dat wilzeggen: de Duitse bezetting, het verzet en, in veel mindere mate, deconcentratiekampen waren wel onderwerp van gesprek, maar deoverzeese gebiedsdelen leken geheel vergeten en afgesloten als eenuitgelezen boek.10 Toen de media-aandacht voor de repatriëringsgol-ven was weggeëbd verdween ‘Indië’ uit het publieke oog en werd eengoed bewaard ‘familiegeheim’, de blinde vlek op het Nederlandse net-vlies.11 De Indische migranten hadden in de naoorlogse retoriek vannationale eenheid en goed-foutdiscussies algauw gemerkt dat hunoorlogservaringen in Azië niet spoorden met de publieke herinne-ring, die uitsluitend op de Duitse bezetting gericht was. Hun beleve-nissen leken er ook niet toe te doen. Gaandeweg hielden ze hun verha-len binnenskamers en pasten zich stilzwijgend aan de gang van zakenaan. Officieel verliep hun opname in de Nederlandse samenleving ‘ge-ruisloos’, en na verloop van tijd leken Indische Nederlanders zich am-per van ‘gewone’ Nederlanders te onderscheiden.12 Pas na jaren vanpublieke amnesie, toen de Indische tweede generatie in de jaren tach-tig allang tot wasdom was gekomen, ontstond er ruimte voor per-soonlijke geschiedenissen en kwam de eerste Indische generatie voorde dag met verhalen over het land van herkomst, de oorlogen, migra-tie en integratie. Het ‘vergeten’ Indië was komen bovendrijven in derebelse jaren zeventig toen antiautoritaire, zwarte, feministische enhomo- en lesbobewegingen de traditionele denkbeelden over gezagen ethiek onderuithaalden.

De koloniale overheersing en de mislukte ‘politionele acties’mochten dan niet meteen na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 on-derwerp van publiek debat zijn geweest, ze hadden onderhuids welaan het ‘geweten van de natie’ geknaagd.13 Op 17 januari 1969 ver-scheen oorlogsveteraan J.E. Hueting op de televisie, het nieuwe open-bare medium bij uitstek. Hij kwam naar buiten met verhalen over zijnervaringen als dienstplichtig soldaat tijdens de oorlog tegen Indone-sië en beschuldigde het Nederlandse leger van geweldsexcessen en

11

oorlogsmisdaden begaan tegen Indonesische nationalisten. ‘Zinloosen misselijk’ kopte De Telegraaf, maar de aantijgingen sloegen in alseen bom.14 Terwijl Nederlanders zich altijd hadden beschouwd alsslachtoffers van de Duitse bezetting werden ze plotseling als dadersgebrandmerkt. De regering gelastte een archiefonderzoek, maar dezogenaamde ‘Excessennota’ die in juni 1969 volgde verdween alweersnel van tafel.15 Toch markeert het publieke optreden van Hueting eenomslag in het denken. Indië kwam op straat te liggen, en rauwe beel-den schoven zich voor de sluimerende herinneringen aan een welva-rend en mooi land waar de Nederlanders zo hun best hadden ge-daan.16 Sindsdien zijn postkoloniale schaamte en schuld overracisme, uitbuiting en oorlogsmisdaden niet meer weg te denken inhet debat over het koloniale verleden. Ongeveer tegelijkertijd metdeze kentering kwam Indië als ‘cultureel-nostalgisch brandpunt’ inde publieke aandacht. Nadat koningin Juliana en prins Bernhard in1971 een staatsbezoek aan de ex-kolonie brachten, waagde een me-nigte Indische migranten zich aan een ‘terugkeerreis’.17 Ook Neder-landers zonder koloniaal verleden ontdekten Indonesië. In de losge-barsten nostalgierage ontpopte de voormalige kolonie zich tot eenongekend populaire vakantiebestemming.18

Visuele media

De opgeleefde belangstelling voor het koloniale verleden, inclusief deomslag van Indië als idyllische voorstelling naar bron van nationaleschaamte en schuld, drong vooral via de visuele media het publieke ge-heugen binnen. Dit keerpunt in de beeldvorming werd onontkoom-baar verwerkt in verfilmingen van de canonieke werken Max Havelaarin 1976 en Oeroeg in 1993 (zie hoofdstuk 3 en 4), en ook op de televisiewerden programma’s uitgezonden die een andere kijk op de voormali-ge kolonie presenteerden. Toen De stille kracht in 1974 op de buis ver-scheen genoot heel Nederland onbekommerd van de goena-goena(zwarte magie) en exotische erotiek (zie hoofdstuk 1). Tegelijkertijdkwam er een soort inhaalslag op gang, een reeks informatieve en kriti-sche programma’s en documentaires die met name het einde van Indiëen de dekolonisatie in kaart brachten, gevolgd door een serie docu-

12

Batavia, ca. 1930. De familie Mondt met vrienden. Mijn oma van moederszijde Dien Mondt-Zomers op de bank met zoontje Johnnie op schoot. Zoon Frans leunt op de schouders vanmijn opa Ventje Mondt. Oudste dochter Noesje (Helena Armanda) staat linksachter envooraan in het midden zit, gefronst, mijn moeder, Troelie (Henriette Elly), ongeveer negenjaar oud.Privécollectie familie Mondt/Elenbaas

mentaires waarin het kampslachtofferschap, vooral van totoks, cen-traal stond.19 Een groot gemis waren programma’s die het leven docu-menteerden van de Indonesiërs en het overgrote deel van de Indo’s diebuiten de Japanse kampen moesten zien te overleven, de zogenaamdebuitenkampers (zie hoofdstuk 6).

Het einde van Indië heeft geen einde gemaakt aan de talloze verha-len die Nederlanders vanaf de zeventiende eeuw over de kolonie ver-telden. Integendeel. Zowel de dekolonisatie als de migratie gaf aanlei-ding de bestaande Indië-verhalen te recyclen, voort te zetten of teherzien. Literatuur is ook allang niet meer het enige domein waar deverhalen over Indië rondgaan. Beelden dringen zich hoe langer hoemeer op. Dichter-schilder Lucebert (1924-1994) zei het al: ‘De mensis een kijkdier.’20 Visuele massamedia als films, televisie en de nieuwemedia hebben een beeldlaag toegevoegd aan de literaire publicaties,waardoor ‘Indië’ onder steeds bredere bevolkingslagen is verspreid.21

Het past bij de huidige, meer visueel ingestelde cultuur om de omgangmet het verleden in beeldvormen uit te drukken. Zo tekende de strip -auteur Peter van Dongen de onafhankelijkheidsoorlog in RampokanJava (1998) en Rampokan Celebes (2004), en probeert het IndischHerinneringscentrum de aandacht van de jeugd te trekken met eeneducatief stripverhaal. De terugkeer (2010) behandelt Indië voor, tij-dens en na de Tweede Wereldoorlog, waarbij geschiedenis en de her-inneringen van Indische migranten samengevat zijn.22 De strip is eenvoorbeeld van de zogenaamde visualisering van Indië vanuit het per-spectief van Indische migranten.

Een ander, nationaal perspectief op het koloniale verleden biedt eenongekend populair reisverhaal dat eeuwenlang het gekoesterde ideevan Nederland als zeevarende natie naar de Oost heeft gediend: ‘Wiewil d’r mee naar Oost-Indië varen […], Daar kunt gij veel geld en goedvergaren!’23 In 1646 kwam Willem Ysbrantsz Bontekoe Iovrnael ofte ge-denckwaerdige beschrijvinghe. De wonderlijke avonturen van een schip-per in de Oost, 1618-1625 in druk uit. Het journaal vol ‘ware’ of verzon-nen verhalen over explosies, schipbreuk, honger en bijna opgegetenscheepsjongens was zo gewild dat al snel veertig herdrukken nodigwaren om aan de vraag te voldoen. Tot in de twintigste eeuw versche-nen nog tientallen herdrukken, vertalingen en bewerkingen, en in

14

1923 vormde het verslag de inspiratiebron voor Johan Fabricius’ jon-gensboek De scheepsjongens van Bontekoe, dat in 2012 zijn 37ste drukbeleefde. In de jaren vijftig van de vorige eeuw verscheen op basis vandit misschien wel meest verkochte Nederlandse jeugdboek van detwintigste eeuw een stripversie in Het Vrije Volk en eind jaren zestig lasacteur Coen Flink het boek avond aan avond voor op de televisie. In2003 ging een musical, eveneens met groot succes, van start en in 2007kwam de door Steven de Jong geregisseerde film uit, die in januari2010 op de televisie werd uitgezonden. Inmiddels is Bontekoe’s jour-naal, bewerkt door de tekstdichter Lennart Nijgh (1945-2002), opge-nomen in de dbnl en als audioboek verschenen.24 Wellicht herinnerdeminister-president Jan Peter Balkenende zich het jongensboek dat hijvroeger had verslonden toen hij in 2006 tijdens de Algemene Be-schouwingen in de Tweede Kamer de ‘voc-mentaliteit’ van de Neder-landers in herinnering riep. Zijn enthousiasme voor nationale han-delsgeest, daadkracht en durf ontmoette honende kritiek, maar deavonturen van Bontekoe in Indië hebben zich een vaste plaats ver-overd als nationaal cultuurgoed. Tot ver na de dekolonisatie heeft eenverzonnen en gevisualiseerd relaas over de ‘ontdekking’ van Indië bij-gedragen aan het idee van Nederland als koene zeeheldennatie.

Tegenstrijdig verleden

In de loop van de tijd zijn verschillende groepen Indië-herinneraars,van academische historici, ervaringsmigranten en egodocumenten-schrijvers tot kunstenaars, populaire liedjeszangers en commerciëleuitbaters ieder met hun particuliere belangen en eigen visie op hetverleden naar buiten getreden. Zij beïnvloeden en beconcurreren el-kaar en spreken elkaar soms op hoge toon tegen. De meningen overwat er ‘echt’ is gebeurd in Indië en hoe die gebeurtenissen te interpre-teren, zijn tot op de dag van vandaag ten diepste verdeeld. Het beladenIndische verleden nodigt kennelijk uit tot verschillende benaderin-gen en tegengestelde interpretaties. De benadering van historici ver-schilt bijvoorbeeld aanzienlijk van de houding die de heterogene, plu-riforme groep die wordt aangeduid als ‘de Indische gemeenschap’tegenover het Indische verleden aanneemt.25 Terwijl de eersten het

15

Salak-Saat, Java, ca. 1935. Kinderen op een logeerpartijtje met naast hen, zonder hoofd, eenouder zusje, de moeder van de kinderen of een bediende.iwi-collectie Tropenmuseum

verleden op wetenschappelijk verantwoorde wijze zeggen te beschrij-ven en te verklaren, houdt men zich binnen de Indische gemeenschapvooral bezig met collectieve identiteit, herinneringswerk en metwaardevol geacht cultureel erfgoed, zowel materiële – voorwerpen,gebouwen, plaatsen – als immateriële erfgoederen – gebeurtenissen,verhalen, rituelen, gewoontes en taalgebruik. Dit erfgoed zou ‘ons’van anderen onderscheiden en moet daarom behoed en overgedra-gen worden aan volgende generaties.26

De twee groepen richten zich met een ander doel op het verleden enstaan daarin vaak tegenover elkaar, maar hun werk is nauw verbonden,of zoals de Amerikaanse historicus Jay Winter verduidelijkt: ‘Herinne-ring is geschiedenis die via het gevoel wordt benaderd en geschiedenisis herinnering die beschouwd en bekritiseerd wordt door middel vandocumenten.’27 Historici zijn het onderling regelmatig niet eens, en ookbinnen de Indische gemeenschap heerst vaak grote onenigheid overwat Indië betekent in Nederland hier en nu. Immers, wat voor de enegroep een betekenisvolle herinnering is, hoeft dat voor de andere nogniet te zijn. De eerste Indische generatie houdt bijvoorbeeld vast aan de‘echtheid’ van hun ervaringen, terwijl de tweede generatie zich voorallijkt bezig te houden met herinneringen die toegang geven tot een (col-lectieve) Indische identiteit (zie hoofdstuk 2 en 6).

Deze onenigheid over de betekenis van Indië en wat wel en nietwaardevol erfgoed is, geeft, evenals de herhaaldelijk opduikende‘nieuwe feiten’ aangaande oorlogsmisdaden van het Nederlandse le-ger tussen 1945 en 1949 in Indonesië, aan hoe gevoelig het kolonialeverleden ligt, zowel voor de Indische gemeenschap als voor de natie.Wat het herinnerde verleden betekent hangt af van de diep gevoeldebelangen en identificaties binnen verschillende groepen. Om aan die– eigentijdse – politieke en emotionele behoeften tegemoet te komenwordt het verleden op maat gesneden en aangepast: steeds valt hetaccent op andere dimensies, terwijl alles wat niet bij de hedendaagsebehoefte past, evenals alles wat schuld, schaamte of te veel pijn zoukunnen veroorzaken, weggelaten en ‘vergeten’ wordt. De romantise-ring van het verleden en de behoefte aan (her)beleving maken hetzicht op deze processen eerder moeilijker dan makkelijker.

De onophoudelijke stroom herinneringen heeft van de voormalige

18

kolonie een moderne lieu de mémoire gemaakt. Vroeger was Indië eengeografische plaats, nu is het een verbeeldingsruimte overladen metzwenkende en tegenstrijdige verhalen.28 Net als andere lieux de mé-moire is Indië, zowel binnen als buiten de Indische gemeenschap, een‘slagveld waar emotie en controverse hoogtij vieren’.29

Perspectief

In dit boek verken ik een aantal Indië-herinneringen die representa-tief genoemd mogen worden voor de processen van herinneren,vergeten, recyclen en identificatie. Het perspectief van waaruit ikdat doe is steeds dat van de tweede Indische generatie, een invals-hoek die de gelegenheid geeft Indië te verkennen als hedendaagsverschijnsel. Voor mij was de brugfunctie de belangrijkste opdrachtvan de bijzondere leerstoel die ik aan de Universiteit van Amster-dam heb bekleed (2005-2013). Ook in dit boek heb ik geprobeerdwetenschappelijke inzichten voor een breder publiek toegankelijk temaken en zo een brug te slaan tussen gemeenschap en universiteit.Als ik mij in de komende hoofdstukken vooral gericht heb op Indo-herinneringen komt dat omdat mijn hart nu eenmaal bij die eigen-aardige, verbeelde en intens verdeelde Indische gemeenschap ligt.

Hoofdstuk 1 bevat een overzicht van de belangrijkste conceptenwaarop dit boek gebaseerd is. Hoofdstuk 2 gaat in op de njai-figuur inde koloniale en de postkoloniale tijd. Hoofdstuk 3 draait om de visuali-sering van de Max Havelaar, terwijl hoofdstuk 4 het naleven van HellaHaasses debuut Oeroeg behandelt. In hoofdstuk 5 worden twee speel-films besproken, Gordel van smaragd en Ver van familie, die op ver-schillende manieren gebruikmaken van nostalgie. In hoofdstuk 6 richtik mij op de relatie tussen Indische identiteit en de zogenaamde ‘post-herinneringen’ van de tweede Indische generatie filmmakers. Het the-ma van hoofdstuk 7 omvat het sociale leven en het hergebruik van defoto’s uit de iwi-collectie. Het besluithoofdstuk 8 gaat in op de emotiesdie ‘Indië’ losmaakt om te eindigen bij de ‘eclectische renaissance’ vanIndië-herinneringen.

De foto’s die verspreid door het boek zijn afgedrukt hebben veelalgeen direct verband met de omringende tekst en komen uit familie-

19

archieven of uit de iwi-collectie die in het Tropenmuseum ligt. Demeeste zijn in laatkoloniaal Indië gemaakt en als familiebezit mee-gemigreerd naar Nederland. Hier te lande zijn het herinneringenaan de voormalige kolonie geworden, ze zijn in verschillende situa-ties beland, voor wisselende doelen gebruikt en hebben daaromsteeds een andere waarde gekregen. Wat met andere woorden op diefoto’s staat is steeds hetzelfde gebleven, maar wat wij er tegenwoor-dig op zien is iets anders dan vroeger (zie ook hoofdstuk 7). In die zinillustreren zij mijn visie dat foto’s geen dragers van herinneringenzijn, maar herinneringen maken. Ze zeggen meer over de tegen-woordige tijd waarin ze voor verschillende doelen gebruikt kunnenworden dan over het ‘werkelijke’ verleden.

20