Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd...

22

Transcript of Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd...

Page 1: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.
Page 2: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Binnen / Binnen / BuitenkringBuitenkring

1.1. Maak een binnen- en buitenkring Maak een binnen- en buitenkring

2.2. Luister naar de opdracht Luister naar de opdracht

3.3. Neem denktijd Neem denktijd

4.4. De binnenkring verteltDe binnenkring vertelt

5.5. De buitenkring vertelt De buitenkring vertelt

6.6. Ga … plaatsen verder, met de Ga … plaatsen verder, met de klok meeklok mee

7.7. Stap 4, 5 en 6 herhalenStap 4, 5 en 6 herhalen

Page 3: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.
Page 4: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

TweePraatTweePraat 1.1. Luister in je tweetal naar de Luister in je tweetal naar de

opdracht opdracht

2.2. Neem denktijdNeem denktijd

3.3. Kies wie begintKies wie begint

4.4. Geef om de beurt korte Geef om de beurt korte antwoordenantwoorden

Page 5: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.
Page 6: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Tweetal coachTweetal coach

1.1. Luister in je tweetal naar de Luister in je tweetal naar de opdrachtopdracht

2.2. Kies wie begint Kies wie begint

3.3. A werkt, B luistert en coachtA werkt, B luistert en coacht

4.4. B werkt, A luistert en coacht B werkt, A luistert en coacht

5.5. Stap 3 en 4 herhalenStap 3 en 4 herhalen

Page 7: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.
Page 8: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Tweegesprek op Tweegesprek op TijdTijd

1.1. Luister in je tweetal naar opdracht Luister in je tweetal naar opdracht

2.2. Kies wie begint Kies wie begint

3.3. Neem DenkTijd Neem DenkTijd

4.4. A vertelt, B luistert (let op tijd)A vertelt, B luistert (let op tijd)

5.5. B vat samen of geeft compliment B vat samen of geeft compliment

6.6. B vertelt, A luistert. (let op tijd)B vertelt, A luistert. (let op tijd)

7.7. A vat samen of geeft complimentA vat samen of geeft compliment

Page 9: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.
Page 10: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

TweeVergelijkTweeVergelijk 1.1. Luister naar de opdrachtLuister naar de opdracht2.2. Bedenk in tweetal oplossingen.Bedenk in tweetal oplossingen.

Schrijf ze om de beurt op één lijstSchrijf ze om de beurt op één lijst3.3. Ga door tot de tijd om is Ga door tot de tijd om is 4.4. Vergelijk met een ander tweetal Vergelijk met een ander tweetal

de antwoordende antwoorden5.5. Klaar?Klaar?

Bedenk in viertal meer Bedenk in viertal meer oplossingen.oplossingen.

Page 11: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.
Page 12: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Tafelrondje Tafelrondje 1.1. Pak voor je team één vel papier Pak voor je team één vel papier

en één pen.en één pen.

2.2. Luister naar de opdracht Luister naar de opdracht

3.3. Kies met de leerlingkiezer wie Kies met de leerlingkiezer wie begint begint

4.4. Om de beurt schrijf je op Om de beurt schrijf je op

5.5. Stap 4 herhalen tot de tijd om Stap 4 herhalen tot de tijd om isis

Page 13: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Zoek de valse…….

Page 14: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Zoek de valseZoek de valse1.1. Ieder teamlid schrijft drie zinnen op:Ieder teamlid schrijft drie zinnen op:

twee kloppen, één niet twee kloppen, één niet 2.2. Kies met de leerling kiezer wie begint.Kies met de leerling kiezer wie begint.3.3. Lees om de beurt voorLees om de beurt voor4.4. Schrijf voor jezelf op welke de valse isSchrijf voor jezelf op welke de valse is5.5. Kom met je teamleden tot 1 antwoordKom met je teamleden tot 1 antwoord6.6. Goed geraden? Vieren!Goed geraden? Vieren!7.7. Stap 4, 5 en 6 herhalenStap 4, 5 en 6 herhalen

Page 15: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.
Page 16: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Zoek Iemand Die…

1.1. Loop rond met je werkblad. Loop rond met je werkblad.

2.2. Zoek iemand op. Zoek iemand op.

3.3. Kies wie begint.Kies wie begint.

4.4. A stelt vraag aan B, B A stelt vraag aan B, B antwoordt.antwoordt.

5.5. Goed? Naam erbij. Goed? Naam erbij.

6.6. Wisselen.Wisselen.

7.7. Stap 1 t/m 6 herhalen.Stap 1 t/m 6 herhalen.

Page 17: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Laat zien

1. Wie is de groepsleider?2. Groepsleider leest de bovenste kaart3. Teamleden schrijven hun antwoord op4. Teamleden leggen hun potlood/pen

neer5. Groepsleider roept: ‘Laat zien!’6. Groepsleider controleert7. Stap 1 t/m 6 herhalen

Page 18: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Mix en Ruil

1. Loop rond met een kaart in je hand

2. Zoek iemand op en stel een vraag

3. De ander geeft antwoord4. Wissel van rol5. Ruil de kaart om6. Stap 1 t/m 5 herhalen

Page 19: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Mix en Koppel1. Loop rond met een kaart in je hand2. Zoek iemand op en stel vragen over

(het onderwerp op) je kaart3. De ander geeft antwoord4. Wissel van rol5. Ruil de kaarten6. Stap 1 t/m 5 een aantal keren

herhalen7. Bij ‘bevries!’ een koppel maken

Page 20: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Rondpraat (op tijd)

1. Kies wie begint (groepsleider?)2. Zet de timer3. Geef mondeling antwoord op

de vraag4. Tijd voorbij? Nu mag een ander5. Stap 1 t/m 4 herhalen

Page 21: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Stijgen en dalen

1. Eén persoon stelt een gesloten vraag

2. Is het antwoord van toepassing: ga staanIs het niet van toepassing: blijf zitten

Page 22: Binnen / Buitenkring 1.Maak een binnen- en buitenkring 2.Luister naar de opdracht 3.Neem denktijd 4.De binnenkring vertelt 5.De buitenkring vertelt 6.Ga.

Sta op en schuif door

1. Eén persoon stelt een gesloten vraag

2. Is het antwoord van toepassing: ga staanIs het antwoord niet van toepassing: blijf zitten.

3. Wie staan, schuiven een plaats door (evt. met lege kruk)