Bijlagenboek nia 3 juli

110
Bijlagenboek Noordelijke Innovatieagenda 2014-2020 Groningen, Taskforce RIS3 Noord-Nederland Concept d.d. 3 juli 2014, Kernteam RIS3

description

 

Transcript of Bijlagenboek nia 3 juli

Page 1: Bijlagenboek nia 3 juli

Bijlagenboek

Noordelijke Innovatieagenda 2014-2020

Groningen, Taskforce RIS3 Noord-Nederland Concept d.d. 3 juli 2014, Kernteam RIS3

Page 2: Bijlagenboek nia 3 juli

| 2

Inhoud

Bijlage A Begrippenkader ................................................................................................................... 3

Bijlage B Uitwerkingen ‘Samengestelde oplossingen voor maatschappelijke opgaven.’ .................. 6

B1. Precies en duurzaam produceren – Verhogen efficiëntie en kwaliteit ................................. 6

B2. Vitaal bodem en watersysteem voor gezonde gewassen ..................................................... 10

B3. Groene grondstoffen en biomaterialen – transitie naar biobased economy ....................... 14

B4. Voeding en gezondheid ......................................................................................................... 20

B5. Voldoende en Duurzaam Zoet Water.................................................................................... 25

B6. Gezondheid en welzijn .......................................................................................................... 30

B7. Toekomstige Energiesystemen ............................................................................................. 33

B8. Vrijetijdssector en gezondheid .............................................................................................. 36

Bijlage C Opbrengst werkgroepen ................................................................................................... 38

C1. Werkgroep Instrumentarium ................................................................................................ 38

C2. Internationalisering in het kader van RIS3 ............................................................................ 58

C3. Human Capital ....................................................................................................................... 68

C4. Digitalisering .......................................................................................................................... 76

C5. Werkgroep Governance ........................................................................................................ 80

Bijlage D Regiofoto Noordelijke Innovatieagenda ............................................................................ 87

Bijlage E Betrokken personen co-creatief proces .......................................................................... 101

Bijlage F Overzicht Centra voor innovatief vakmanschap, Centers of Expertise en Living Labs in Noord-Nederland ................................................................................................................................ 106

Bijlage G Reactie SER Noord-Nederland op concept NIA ............................................................... 108

Page 3: Bijlagenboek nia 3 juli

| 3

Bijlage A Begrippenkader

AgroAgenda De AgroAgenda Noord-Nederland is op 6 juli 2013 op de Landbouwbeurs in Vlagtwedde ondertekend door vertegenwoordigers van de noordelijke agrosector, natuur- en milieuorganisaties, kennisinstellingen en de drie provincies, en bij die gelegenheid aangeboden aan staatssecretaris mevrouw Dijksma. Met de AgroAgenda willen de initiatiefnemers/ondertekenaren de komende jaren noordelijke agroketens versterken door gezamenlijk te investeren in vernieuwende projecten. Daarbij gaat het vooral om de verbinding tussen thema’s als duurzame primaire productie, meer toegevoegde waarde in de keten, omgevingskwaliteit, infrastructuur en, niet in de laatste plaats, kennis en opleidingen. Er zijn legio verbindingen met de andere belangrijke noord nederlandse topsectoren, zoals watertechnologie, healthy ageing, energie en sensortechnologie/htsm. Als startprogramma is de focus van de AgroAgenda vooral gericht op icoonprojecten als gezonde bodem en water, Kringlooplandbouw; Dairy Chain Friesland; Innovatie Landbouw Veenkoloniën;Duurzame melkveehouderij; Planteninhoudsstoffen en Regioleren; Eind 2013 is de uitvoering van start gegaanonder leiding van een stuurgroep en met inzet en coordinatie van Greenlincs (NOM)en voortbouwend op eerdere projecten en consortia.

BC EZ Bestuurscommissie Economische Zaken, van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De bestuurscommissie EZ adviseert het Dagelijks Bestuur van SNN. Het voorzitterschap berust bij een van de drie noordelijke provincies en rouleert in principe iedere twee jaar. De bestuurscommissie houdt zich bezig met de volgende onderwerpen: • Economische zaken • Besluitvorming over projecten in het kader van het OP EFRO en Tender • Interregionale samenwerking • Energie & klimaat (o.a. Energy Port, Energieakkoord Noord-Nederland II) • Landelijk gebied (GLB, plattelandseconomie) • Beleidsbeïnvloeding – lobby Den Haag en Brussel

BC SOM Bestuurscommissie Stedelijke Ontwikkeling en Mobiliteit, van het

Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN). De bestuurscommissie SOM adviseert het Dagelijks Bestuur van SNN. Het voorzitterschap berust bij een van de drie noordelijke provincies en rouleert in principe iedere twee jaar. De bestuurscommissie SOM houdt zich bezig met de volgende onderwerpen: • Infrastructuur, (personen)verkeer, en (goederen)vervoer • Stedelijke ontwikkeling (ruimtelijk-fysieke aspecten) • MIRT (afspraken tussen Rijk en regio) • 2

e generatie gebiedsagenda

Biotechnologie Biotechnologie is het gebruik van organismen of onderdelen van organismen in

technische processen. Biotechnologie is uitgegroeid tot een breed vakgebied. Daarom wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende deelgebieden, die aangeduid worden met een kleur. Rode biotechnologie zijn alle biotechnologische toepassingen die op het medische vakgebied worden ontwikkeld. De meeste nieuwe geneesmiddelen worden geproduceerd met behulp van biotechnologie. Witte biotechnologie, ook wel industriële biotechnologie genoemd, worden biologische uitgangsstoffen zoals suikers maar ook plantenresten gebruikt voor de productie van chemicaliën of energie (bijv. bio-ethanol, biogas of bioplastic). De groene biotechnologie omvat alle plantaardige modificaties ten behoeve van agrarische en levensmiddelentoepassingen (bijv. soja en mais). Blauw biotechnologie is de marine biotechnologie (e.g. algen).

Page 4: Bijlagenboek nia 3 juli

| 4

Bioraffinage Een verzamelnaam voor een aantal sleuteltechnologieën: Biochemische of biotechnologische synthese: fermentatie of vergisting met gebruik van enzymen, gisten, schimmels, bacteriën en algenproductie. Thermochemische synthese: vergassen, hydrothermal upgrading, torrefactie en pyrolyse Scheidingstechnologie: extractie persen, filtratie, contrifugeren, pervaporatie. In analogie met de aardolieraffinage heeft ook bioraffinage tot doel de grondstof, in dit geval biomassa, uiteen te rafelen en de verschillende fracties verder te bewerken zodat de biomassa volledig benut kan worden. Veel bioraffinageconcepten zijn nog in ontwikkeling of moeten nog ontwikkeld worden.

BO MIRT Bestuurlijk overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport. In dit een jaarlijks overleg praten Rijk en de provincies over ruimtelijke programma’s en projecten waaraan ze samenwerken. Rijksinvesteringen en regionale investeringen worden op elkaar afgestemd. Per gebied/landsdeel worden gebiedsagenda’s opgesteld, die onderwerp zijn van het Bestuurlijk Overleg.

Cascadering Biomassa zo hoogwaardig mogelijk inzetten. Daarbij alle componenten van biomassa zo goed mogelijk benutten conform de waardepiramide voor biomassa (zie pagina 15).

Centers of Expertise

Centra voor innovatief vakmanschap

• CiV Energie Eemsdelta, Noorderpoort Energy & Maritime, Farmsum (Delfzijl)

• CiV Water – MBO Life Sciences (Friesland College en Nordwin College), Leeuwarden

• CiV Agro & Food met een meeting point melkveehouderij (MBO life Sciences Leeuwarden, meetingpint Melkveehouderij bij Nordwincollege Leeuwarden, meeting Point akkerbouw AOC Terra

Digitale technologie

Draadloze technologieën, Mobiele en vaste technologieën, ICT, Internettechnologie

EFRO Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling: een van de Europese structuurfondsen. Bedoeld om de belangrijkste economische onevenwichtigheden tussen de Europese regio’s terug te dringen. Hiermee sluit het fonds aan bij de doelstellingen van het Europees regionale beleid.

Energieagenda / Switch

Switch is het regionale antwoord van Noord-Nederland op het Nationaal Energieakkoord. Het is een innovatie-agenda ten aanzien van duurzame energie en energiebesparing. Switch bundelt de kracht van bedrijven, kennisinstellingen, overheden en NGO’s om samen te werken aan energie-innovaties. De ruggengraat van Switch wordt gevormd door vier versnellingspaden, die qua thematiek en activiteiten passen bij de kernkwaliteiten en specifieke uitdagingen van de regio.

Horizon 2020 Het achtste kaderprogramma voor onderzoek (KP8), dat loopt van 2014-2020. Het heeft als doel het Europese beleid op het gebied van onderzoek en innovatie beter af te stemmen op de economische en sociale ambities van de EU zoals geformuleerd in de EU 2020 strategie.

Horizon 2020 strategie

De Horizon 2020 strategie geeft richting aan de economische ontwikkeling van Europa in het komende decennium. In deze strategie wordt gesproken over ‘slimme, duurzame en inclusieve groei voor Europa’. Kortgezegd bestaat deze strategie uit drie speerpunten: Slimme groei: het ontwikkelen van een economie gebaseerd op kennis en innovatie

Page 5: Bijlagenboek nia 3 juli

| 5

Duurzame groei: efficiënter omgaan met hulpbronnen, vergroening van de economie en zorgen voor een meer competitieve economie Inclusieve groei: creëren van een economie waarin zoveel mogelijk mensen werk hebben, waarbij sociale en territoriale cohesie gewaarborgd blijft

Inclusieve groei

Creëren van een economie waarin zoveel mogelijk mensen werk hebben, waarbij sociale en territoriale cohesie gewaarborgd blijft

Innovator Een bedrijf wordt als innovator aangemerkt indien het nieuwe of sterk verbeterde producten heeft ontwikkeld (productinnovatie), nieuwe of sterk verbeterde productieprocessen in gebruik heeft genomen (procesinnovatie), of lopende of afgebroken activiteiten heeft gehad, gericht op innovatie.

Living Labs Living Labs (ofwel proeftuinen) zijn test- en ontwikkelomgevingen buiten het ontwikkellab, in een realistische context, vaak in een begrensd gebied als een stad of een wijk. Het gaat om samenwerkingsverbanden tussen bedrijven, kennisinstellingen, overheden en gebruikers die nieuwe producten, diensten en businessmodellen ontwikkelen in een realistische context. Denk aan geavanceerde mobiele telefoons die op locatie worden getest door jongerenwerkers, maar ook aan nieuwe zorgconcepten waarbij ouderen via glasvezel contact hebben met het ziekenhuis en hun dierbaren. Vaak gaat het om complexe producten en diensten, experimenteel van karakter, waarbij individuele behoeften moeten worden vervuld.

Materiaal technologie

Een belangrijke vernieuwer in vele industriële activiteiten. In onze directe omgeving zien we hiervan vele voorbeelden: zonnecellen, LED-verlichting, telefoons etc. verzamelnaam voor een aantal sleuteltechnologieën als nanotechnologie.

RIS3 Research and innovation strategy for smart specialisation. De EU stelt de RIS3 als voorwaarde voor het verkrijgen van toegang tot Europese fondsen voor innovatiestimulering en internationalisering, in het bijzonder gerelateerd aan het EFRO-programma.

Sociale innovatie

Over een sluitende definitie van sociale innovatie bestaat geen communis opinio. In de NIA verstaan wij onder sociale innovatie het samenspel tussen het ontwikkelen van nieuwe managementvaardigheden (dynamisch managen), het hanteren van innovatieve organisatieprincipes (flexibel organiseren), en het realiseren van hoogwaardige arbeidsvormen (slimmer werken) om het concurrentievermogen en de productiviteit te verbeteren. Sociale innovatie vereist nieuwe manieren van organiseren, managen en werken zodat technologische innovaties renderen. Vertrouwen en kennisdeling tussen medewerkers, informeel leiderschap en platte flexibele organisatievormen zijn belangrijk om te innoveren en te presteren.

Taskforce RIS3 Tijdelijk, door de BC EZ ingestelde Taskforce, waarin representanten vanuit het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheden zitting hebben. Ze hebben als opdracht om te komen tot een noordelijke innovatieagenda / RIS3.

Page 6: Bijlagenboek nia 3 juli

| 6

Bijlage B Uitwerkingen ‘Samengestelde oplossingen voor maatschappelijke opgaven.’

B1. Precies en duurzaam produceren – Verhogen efficiëntie en kwaliteit Precies en duurzaam produceren heeft een brede toepassing in de noordelijke bedrijven. In dit hoofdstuk wordt met name in gegaan op de toepassing van precies produceren in de agro-sector en de bijbehorende verwerkende industrieën in de waardeketens. De noordelijke agrosector heeft een goede naam als het gaat om de hoge productiviteit en de efficiënte wijze van benutten van hulpbronnen. Door ontwikkelingen als de hervorming van het GLB, de toenemende internationale concurrentie, en aandacht voor duurzaamheid (‘more crop per drop’ en verminderd gebruik van fossiele olie in de vorm van kunstmest en gewasbeschermingsmiddelen per kg. product) is de sector genoodzaakt door te gaan onder het motto ‘Meer met Minder’. Efficiëntieverhoging, verbeteren van de productiviteit, het verbeteren van de kwaliteit, en tegelijkertijd een grotere transparantie over de productiewijze, zijn belangrijke thema’s om een sterke agrarische productie en bijbehorende verwerkende industrie te behouden. Precies produceren is ook van belang voor de toekomst van het agrarisch landschap en lokt innovaties uit die van betekenis zijn voor het internationale voedselvraagstuk (bijvoorbeeld op het gebied van CO2 neutrale landbouw als exportproduct). Efficiëntieverhoging en kwaliteitsverbetering dragen bij aan het economisch rendement en het verbeteren van de concurrentiepositie van de Noordelijke agrosector. Voor het Noorden zijn met name de optimalisatie van bedrijfsresultaten in de melkveehouderij, akkerbouw, en tuinbouw van belang. Het Noorden is daarnaast continu op zoek naar innovaties die kunnen bijdragen aan de efficiëntie van de verwerkende industrie. Nieuwe (toepassingen van) technologie speelt daarin een grote rol.

Good practice: Smart Dairy Farming is een programma waarin FrieslandCampina, CRV en Agrifirm met ICT, sensor en data-technologie mkb-bedrijven, en kennisinstellingen vanaf 2011 al samenwerken aan het ontwikkelen van werkinstructies voor melkveehouders waarmee de levensverwachting van individuele koeien wordt verhoogd. De samenwerkende partijen zijn erin geslaagd om een real time data infrastructuur te bouwen met open interfaces op basis waarvan innovatieve werkinstructies ontwikkeld zijn ten behoeve van een zevental melkveehouderijbedrijven. Op basis van deze proof of concept gaan de partijen de komende jaren werken aan een proof of practise. (www.smartdairyfarming.nl)

Bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen • Internationale voedselvraagstuk (voedselvoorziening, voedselzekerheid): Een toenemende vraag naar voedsel, en noodzaak tot efficiënt gebruik van

zoet water, door de groeiende wereldbevolking. Met precies produceren kunnen we op twee manieren hier aan bijdragen namelijk: 1)door onze kennis op dit vlak te exporteren dragen we er aan bij dat andere regio’s zelf beter kunnen voorzien in de toenemende vraag naar voedsel en 2)door innovatieve voedselsystemen kunnen we meer met minder produceren, en onze producten exporteren.

• Voedselveiligheid: De burger en de consument verwacht van het bedrijfsleven een positieve en actieve rol bij de productie van veilig voedsel. • Duurzaamheid: de burger realiseert zich steeds meer dat de wijze waarop we ons voedsel produceren en consumeren, grote gevolgen heeft voor de

duurzaamheid van de wereld. Precies produceren draagt bij aan de resource efficiency en resulteert in een sterke reductie van de footprint van CO2, water en nutriënten. Door efficiënter gebruik van meststoffen en bestrijdingsmiddelen wordt een duurzame opbrengstverhoging gerealiseerd. Hierdoor zal er ook ruimte ontstaan voor andere gebruiksfuncties die bijdragen aan de leefbaarheid van het landelijk gebied.

Page 7: Bijlagenboek nia 3 juli

| 7

Kansen binnen precies produceren

Smart production Deze ontwikkeling is voor zowel agrarische waardeketens als de industrie in het algemeen van het grootste belang voor haar toekomst. De industriële / agrarische productieketen van de toekomst wordt ‘zelflerend en zelfsturend.’ Dit houdt in dat processen zelf gaan nadenken, zichzelf gaan corrigeren en zich continu verbeteren. Het devies wordt: in één keer goed en de uitdaging is om ook complexe processen zelflerend, en dus foutloos te maken. De ‘intelligente fabriek’ (smart factory) vraagt om allerlei hoogwaardige kennisgebieden, vaak ICT-gerelateerd. Geavanceerde sensorsystemen, incl. vision-technieken en gevalideerde rekenregels, worden heel belangrijk om ingewikkelde (industriële) processen te doorgronden. Kennis van het beheer van grote datastromen is nodig om processen ook daadwerkelijk zelfsturend te maken. Enkele voorbeelden in de landbouw zijn: precisielandbouw in de akkerbouw en melkveehouderij, plaatsspecifieke bemesting en gewasbescherming, en geavanceerde klimaatbeheersing in de glastuinbouw. Kringlopen sluiten. Met het sluiten van kringlopen, dus met terugwinning en hergebruik, kan Noord-Nederland zich onderscheiden. Dit biedt uitstekende kansen voor het bedrijfsleven vanuit drie sterktes: agro/food inclusief tuinbouw, chemie/energie en watertechnologie. In feite gaat het om twee kringlopen die gesloten moeten worden: 1) de productieketen/kringloop van hernieuwbare biomassa 2) de keten product – consumptie – afval met recycling en hergebruik tot kringloop maken. Binnen precies produceren in de bio-economie zien we vooral kansen op het gebied van mineralenkringlopen in combinatie met waterkringlopen. Diergezondheid/dierenwelzijn De toenemende aandacht voor milieu, dierenwelzijn en landschappelijke inpassing vraagt om verduurzaming van de melkveehouderij. De samenleving wil gezonde en blije koeien in de wei en bedrijfsgebouwen die landschappelijk passen en amper storende uitstoot voor de omgeving veroorzaken.

Reikwijdte precies produceren Maatschappelijke opgaven Enabling technologies

Voedsel Energie Gezondheid Water Watertech. Biotech. HTSM / Sensortech.

Bioraffinage

Digitale tech.

Smart production x x x x X x x X X Kringlopen sluiten x X x x x Dierenwelzijn x x x x x

Page 8: Bijlagenboek nia 3 juli

| 8

Voorbeeldprojecten

Belangrijke spelers Wat is benodigd

Precies produceren / Efficiëntieverhoging

• Geonema • IJKakker • Smart Dairy Farming • IJKkas • Biocab, onderdeel BioNPK

Kwaliteitsverbetering

• Microbiële productie hoogwaardige voedingsingrediënten

• Perceel Centraal • SenSetion

Kringlooplandbouw

• Duurzaam boeren in Drenthe

• Gebruik kringloopwijzer

Dierenwelzijn

• Amazing GraZing • Veilige en duurzame

pluimveeketen • Smart Dairy Farming

Bedrijven (aantal voorbeelden, geen compleet overzicht)

Agrifirm Dacom

AVEBE FrieslandCampina

SuikerUnie CRZ

HLB HZPC

Philips Drachten DOC Kennisinstellingen Living Lab

RUG, WUR PPO Valthermond

Astron, SRON, Incas3, HIT Dairy Campus

VHL, Hanze Hogeschool, NHL en Stenden

Business Centre Klazienaveen

CoE agrodier SPNA

CCC, PCC Overig Partners van buiten de regio

Greenlincs/NOM Lely industrie

Wateralliantie CRV

HANNN NZO

HTSM PA

LTO Noord Duurzame zuivelketen

Provincies UvU

Natuur en milieu federaties Landelijk programma precisielandbouw

TNO-ICT

MKB Ondersteuning

• Innovatie in de keten • Meer samenwerking en uitwisseling • Meer en betere procesbegeleiding om te komen tot

samenwerking en marktintroductie • Grootbedrijf als launching customer of als sterke partner in

een ontwikkelingstraject zoals SDF • sociale innovatie • Creëren netwerken en consortia: connectivity • Beschikbaarheid van een (bestuurlijke) trekker: die

verschillende partijen kan verbinden, en meerwaarde kan uitleggen.

Kennis & Human Capital

• Beschikbaarheid nerds en techneuten • Skills voor sociale innovatie • Key anabling technology • Precies produceren in curriculum terugbrengen • Investeren in kennis waarbij regionale kringloop centraal

staat.. Financieel en fysiek

• Financiën voor alle stadia van ontwikkeling en intermediaire activiteiten

• ZAP, Zernike Advanced Processing Facility tbv nieuwe procestechnologie ontwikkeling

• Kenniscentrum Bodem en kringlopen

Page 9: Bijlagenboek nia 3 juli

| 9

Mogelijke activiteiten om op te pakken

Bedrijven Kennisinstellingen / intermediairs Maatschappelijke organisaties Overheden

‘license to operate’ het tot stand brengen en behouden van voldoende maatschappelijke waardering.

• Wetenschappelijk onderzoek naar het begrip maatschappelijke waardering.

• Ontwikkelen van een meetinstrument voor maatschappelijke waardering.

Discussie aanjagen en faciliteren rondom maatschappelijke waardering

Discussie faciliteren. Voedingsapllicatiecentra ondersteunen

Kringloopwijzer PLUS, als onderdeel van een zorgvuldige melkveehouderij

Waar zit extra gebruiksruimte voor (teruggewonnen) mineralen. Hoe sluit je kringlopen met regionale partners ipv alleen op het eigen bedrijf.

Grenzen bewaken en meedenken

Diergeneesmiddelen op basis van natuurlijke componenten ontwikkelen

Screening van inhoudsstoffen en bepalen van de werking

Mede risico dragen

Mestverwaarding Technologie ontwikkeling om waardevolle componenten, waaronder mineralen, te isoleren gericht op een gebruiksdoel.

Mede risico dragen bij de ontwikkeling

Dier- en milieuvriendelijke stalsystemen voor melkvee ontwikkelen

Koe gedrag bepalen als functie van welzijn Grenzen bewaken en meedenken idem

Opbrengstverhoging veenkoloniën. Opbrengstverhoging in NNL wadden-kustgebied met pootaardappelen, de zandgronden en veengronden.

• Wetenschappelijk fundament • Uitrollen in de praktijk

idem

Realtime, in-line, opbrengstbepaling voor het rooien van aardappelen en suikerbieten.

• Wetenschappelijk ontwikkelen • Uitrollen en toepassen

idem

Slimme opnametechnieken vanuit de lucht om biomassakaarten te maken

• Wetenschappelijk ontwikkelen • Toepassen/valoriseren

idem

Bodemresetten, bodemziekte bestrijding met biologische componenten

• Wetenschappelijk fundament • Toepassen/valoriseren

Grenzen bewaken idem

Pilotprojecten smart production.

• expertise over slimme fabrieken uitwisselen, en nieuwe kennis opbouwen met universiteiten en kennisinstellingen.

• Toepassen/valoriseren

idem

Page 10: Bijlagenboek nia 3 juli

| 10

B2. Vitaal bodem en watersysteem voor gezonde gewassen De conditie van de bodem moet optimaal zijn en als zodanig blijvend in stand gehouden worden voor een optimale primaire productie en voor een gezond en schoon milieu. De levende bodem heeft unieke eigenschappen (buffer- en herstelvermogen). Een goede bodemstructuur, een goede bodemvruchtbaarheid en watervasthoudend vermogen maakt een optimale voedselproductie mogelijk. Daarnaast levert de bodem diensten zoals het zuiveren van grondwater tot o.a. schoon drinkwater, het bufferen van water (watervasthoudend vermogen), bescherming van planten tegen ziekten en plagen, vergroten van biodiversiteit en vastlegging van CO2 in de vorm van organisch materiaal. Het bodem- en watersysteem levert met deze functies een maatschappelijke waarde, ook wel ecosysteemdiensten genoemd. Deze staan ten dienste van de productie van biomassa voor o.a. voedselproductie. Duurzaam gebruik van de bodem en ondergrond draagt bij aan een duurzame ontwikkeling. Een gezonde bodem en gezonde gewassen zijn belangrijke thema’s met het oog op de opbrengst en kwaliteit van de productie in de belangrijke agro-industriële waardeketens in Noord-Nederland. Dit stelt eisen aan de bodemstructuur in verband met het waterbergend-, water en nutriëntenleverend- en ziektewerend vermogen. Daarnaast is het essentieel dat de bodem zo min mogelijk stoffen verliest via uitspoeling, zoals nitraat en fosfaat naar grond- en oppervlaktewater en broeikasgassen naar de atmosfeer. De aanwezigheid en uitspoeling van milieubelastende stoffen zoals (resten van) gewasbeschermingsmiddelen en zware metalen dient zoveel mogelijk te worden voorkomen. Bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen

Duurzaamheid: Bijdrage aan resource use efficiency en daardoor aan een sterke reductie van het gebruik van energie, water, gewas beschermingsmiddelen en nutriënten. Het gezonde ondergrondse ecosysteem is essentieel voor de bovengrondse natuur(ontwikkeling) en biodiversiteit.

Klimaatadaptatie,.. De bodem is een van de belangrijkste plaatsen voor buffering van water en opslag van koolstof in de vorm van organische stof. Klimaatverandering zal overigens het landgebruik sterk gaan beïnvloeden.

Gezondheid: bodemverontreiniging heeft invloed op de kwaliteit van het geproduceerde voedsel en, via uitspoeling ervan, op de kwaliteit van het oppervlaktewater.

Internationale voedselvraagstuk. Een gezonde bodem is essentieel voor een optimale productie van biomassa voor de voedselvoorziening en andere gebruiksdoelen.

Kansen Vitaal bodem- en watersysteem Kringlooplandbouw Door het slim perfectioneren van de kringlooplandbouw kan Noord-Nederland zijn grondgebonden karakter van de primaire productie benutten om daarin koploper te worden. Precisielandbouw maakt een betere benutting van inputs mogelijk. Een beter organische stofbeheer en een verbeterd nutriëntenmanagement leidt ook tot een vermindering van de hoeveelheid nutriënten in het drainagewater. .

Page 11: Bijlagenboek nia 3 juli

| 11

Detectie ziektesymptomen en Bodembescherming Detectie ziektesymptomen van planten In de praktijk wordt vaak een preventieve behandeling tegen ziekten en plagen in de gewassen toegepast. Door het tijdig stellen van een juiste diagnose, om de beslissing van de teler te ondersteunen, kan hierop bespaard worden. De huidige precisietechnologie (sensoren, vision, ICT en big data), maakt het mogelijk dergelijke systemen te ontwikkelen. Systemen die simpel toe te passen zijn en het rendement verhogen. Denk bijvoorbeeld aan ziekteherkenning in de pootgoed en bollen en de HLB PlantCheck. Detectie ziektesymptomen bodemgebonden ziekten en plagen Voor een goede opbrengst is het van belang om op de hoogte te zijn van de aanwezige bodempathogenen. Identificatie van de pathogenen en de mate van de aanwezigheid (populatiedichtheid, virulentie, plaatsbepaling etc.) zijn hierbij van belang. Ook hierdoor kunnen preventieve toepassingen verminderd worden of andere teeltstrategieën, bijv. inzet van resistente rassen, bouwplanverandering, extra inzet organische stof, biologische grondontsmetting ingezet worden om de balans tussen opbrengst en milieudruk te optimaliseren. Ook precisietechnieken en reeds beschikbare kennisproducten zoals het aaltjesschema kunnen hierbij ingezet worden. Bodemweerbaarheid en Bodemkwaliteit Bodemweerbaarheid; Gebruik van diverse reststromen van biomassa, o.a. uit de tuinbouw, draagt bij aan een verlaging van de ziektedruk in de bodem en het verbeteren van de algehele conditie van de levende bodem. Bodemkwaliteit: de bodem kan verbeterd worden op het gebied van organische stof voorziening, bodemverdichting en de chemische en biologische samenstelling. Dit vraagt een langjarige aanpak die ruimte laat voor maatwerk per regio en per bedrijf. Kwaliteit van oppervlaktewater Natuurlijke zuivering lozingswater Het oppervlaktewater bevat nutriënten en sporen van gewasbeschermingsmiddelen. Deze stoffen komen o.a. via het looswater van de glastuinbouw in het oppervlaktewater. Echter, de exacte herkomst ervan is op basis van het “bulkwater” niet precies aan te geven. De kans ligt in het creëren van een kringloop. Met de inzet van natuurlijke organismen, planten, schimmels en bacteriën, kan het water worden gezuiverd van de gewasbeschermingsmiddelen. De voedingsstoffen worden opgenomen door de planten en paddenstoelen. Dit geeft diverse mogelijkheden om die voedingsstoffen te hergebruiken. Voorbeelden hiervan zijn de inzet van Mycorrhiza, helofytenfilters etc. Dit maakt het mogelijk te voldoen aan de eisen verwoord in de Kader Richtlijn Water (KRW). Water als basis voor gezonde gewassen Verdere optimalisatie van de land- en tuinbouw met verminderd watergebruik is een wereldthema, aangezien meer dan ¾ van het waterverbruik in de wereld gerelateerd is aan de voedselproductie. In de agrosector in de open lucht is het gebruik van water en nutriënten) verder te optimaliseren, en in de overdekte teelten, glastuinbouw, te controleren om een maximale gewasopbrengst te realiseren bij een minimum aan milieu belasting. In Noord Nederland is daarvoor brede kennis aanwezig . Een combinatie van sensortechnologie, watertechnologie en landbouwkundige kennis, economische speerpunten in Noord Nederland, maakt dit mogelijk. De praktijkproeven kunnen worden uitgevoerd in diverse Living Lab omgevingen, met land- en tuinbouwondernemers, in praktijknetwerken (o.a. PPO, HLB, DLVplant) en ook Proeftuin BCK te Klazienaveen, Proefboerderij Akkerbouw (Wageningen UR, PPO Valthermond).

Page 12: Bijlagenboek nia 3 juli

| 12

Reikwijdte vitaal bodem en watersysteem

Maatschappelijke opgaven Enabling technologies

Voedsel Energie Gezondheid Water Watertech. Biotech. HTSM / Sensortech

.

Bioraffi-nage

Digitale tech.

Kringlooplandbouw X X X X X X X Detectie ziekte symptomen X X X X X X Bodemweerbaarheid X X X X X X X Bodemkwaliteit X X X X X X X X Water voor gezonde gewassen

X X X X X X X

Voorbeeldprojecten

Belangrijke spelers Wat is benodigd?

Detectie ziektesymptomen

Sensorview Verbeteren ziektewerendheid

MANURE

Biostroom Bodembescherming

GeoNema

IJkAkker

Nemadecide

SenSetion Bodemkwaliteit

Structurele Bodemverbetering

Water als basis voor gezonde gewassen

WaterSense

IJkkas; More Crop per drop

Bedrijven (aantal voorbeelden, geen compleet overzicht)

Agrifirm Dacom Avebe Suiker Unie Capilix

HLB Bioclear Ecostyle HZPC

Kennisinstellingen Living Labs

Rijksuniversteit Groningen Dairy Campus Wageningen UR (PPO) BC Klazienaveen VHL WAC en Watercampus

Wetsus PPO Valthermond Praktijknetwerken

SPNA Overig Partners van buiten de regio

Greenlincs DutchSprouts Watercampus DLV Plant PlantValue Blgg

LTONoord / LTO Glaskracht Natuur en milieu federaties CEW

MKB Ondersteuning

• Innovatie in de keten • Meer samenwerking en uitwisseling • Meer en betere procesbegeleiding om te komen tot

samenwerking en marktintroductie • Grootbedrijf als launching customer of als sterke partner in

een ontwikkelingstraject zoals SDF • sociale innovatie • Creëren netwerken en consortia: connectivity. Kennis & Human Capital

• Beschikbaarheid nerds en techneuten • Skills voor sociale innovatie • Key enabling technology • Precies produceren in curriculum terugbrengen • Investeren in kennis waarbij regionale kringloop centraal

staat.. • Praktijkleervoorzieningen, kenniswerkplaatsen Financieel en fysiek

• Financiën voor alle stadia van ontwikkeling en intermediaire activiteiten

• Kenniscentrum Bodem en kringlopen • Proeftuin Precisielandbouw

Page 13: Bijlagenboek nia 3 juli

| 13

Mogelijke activiteiten om op te pakken Bedrijven Kennisinstellingen Maatschappelijke

organisaties Overheden

Beleid , ketenstrategie; Faciliteren, verbindingsofficier inrichten opschalingsfaciliteiten; mede risico dragen.

Toepassen van sensor en vision technologie met BigData en ICT om symptomen te herkennen en beslissingen van telers te ondersteunen

Kennis delen, proeven doen om relaties van te stellen, en rekenregels opstellen. E.e.a. in samenwerking met bedrijfsleven.

Faciliteren. Verbindingsofficier beschikbaar stellen, Risicodragende eerste stap innovatie financieren

Natuurlijke zuiveringssystemen voor lozingswater ontwikkelen.

Kennis delen en ontwikkelen.

Faciliteren; mede risico dragen

Proeftuin precisielandbouw Kennis ontwikkelen en delen i.s.m. bedrijfsleven participeren Faciliteren

Kenniscentrum bodem&water Kennis ontwikkelen en delen i.s.m. bedrijfsleven Participeren (nmf’s) Faciliteren

human capital: investeren in leervermogen

Inrichten innovatiewerkplaatsen voor kenniscirculatie Faciliteren;

Bodemweerbaarheid Duurzame bodemconcepten ontwikkelen die fysieke, chemische, biologische status van bodem verbeteren.

Ontwikkelen van toepasbare technieken om bodem vitaliteit te monitoren; expertise uitwisselen over oplossingen op gebied van water en ziekte preventie. Kenniscentrum Bodem, water en kringlopen inrichten

Lokale netwerken initiëren; Beleid; Discussie faciliteren, ondersteunen

Page 14: Bijlagenboek nia 3 juli

| 14

B3. Groene grondstoffen en biomaterialen – transitie naar biobased economy De noodzaak om iets te doen aan de uitstoot van CO2 en de vraag naar een grotere zelfvoorzienendheid, zijn drivers in een transitie naar een biobased en meer algemeen naar een circulaire economie. Beide ontwikkelingen lopen parallel. Noord-Nederland heeft de benodigde kennisinstellingen, economische sectoren en ruimtelijke mogelijkheden om dit vorm te geven. Een belangrijke term in de biobased economy is cascadering. Cascadering wil zeggen dat je altijd eerst de componenten met de hoogste toegevoegde waarde uit je biomassa probeert te halen, waarbij voedselzekerheid wordt gewaarborgd Hoogwaardige componenten kunnen ingezet wordt voor complexe chemische processen – zoals het maken van medicijnen of chemicaliën. Onderdelen van biomassa die niet meer te gebruiken zijn voor materialen of chemie, kan je later in het proces altijd nog gebruiken voor het opwekken van energie (elektriciteit en warmte, gasproductie). Het is (economisch) onverstandig om de

waardevolle onderdelen van de biomassa hiervoor te gebruiken. De bestandsdelen uit de biomassa worden dan niet optimaal benut. De ‘enabling technology’ Bioraffinage is dus het uiteen rafelen van biomassa in verschillende fracties voor diverse toepassingen waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de functionaliteit van moleculen. De vezels en groene bouwstenen (voor onder meer de chemie) zijn net als voedsel(producten) hoogwaardige toepassingen van biostromen en staan voor een hoog potentieel rendement. Het Noorden wil naar een industrie, waarin groene grondstoffen en biomaterialen een belangrijke rol spelen. Het Noorden wil een leidende en toonaangevende positie in Europa vervullen als het gaat om duurzaam (her)gebruik van groene grondstoffen in de hele keten. We streven naar een sterke toename in het gebruik van biobased materialen in onze verwerkende industrie. En we gaan biobased materialen ontwikkelen en op de markt te zetten die, wat materiaaleigenschappen én prijs betreft, ten minste kunnen wedijveren met petrochemische kunststoffen die momenteel worden toegepast.

De Rijksuniversiteit Groningen bekleed een vooraanstaande positie als het gaat om koolhydraten kennis, (CCC) kennis van conversie technologie (bio catalyse / enzymatische processen) en kennis van materialen (CCC, ZIAM). De link tussen de universiteit en bedrijven wordt vormgegeven middels de BiobRUG, de ZAP faciliteit en een i-lab (in ontwikkeling).

De kracht van dit onderwerp is dat het toekomstperspectief biedt voor vele sectoren.

Page 15: Bijlagenboek nia 3 juli

| 15

Page 16: Bijlagenboek nia 3 juli

| 16

Bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen De ontwikkeling van de bio-economie is noodzakelijk omdat oplossingen gevonden moeten worden voor de grote maatschappelijke uitdagingen: • Overgang naar bio-economie: Toenemende schaarste van (fossiele) grondstoffen dwingt bedrijven er zuiniger mee om te springen. Bioraffinage draagt

hier aan bij. • De duurzaamheidsbijdrage bestaat verder uit minder aantasting van de ozonlaag, lagere ecotoxiciteit van de producten en een bijdrage aan

vermindering van de klimaatbelasting door CO2- neutrale materialen te ontwikkelen en te produceren: kortom het tegengaan van de klimaatverandering.

Kansen Groene grondstoffen en biomaterialen Verwaarden agrarische en alternatieve nevenstromen Volgens het principe van cascadering door middel van o.a. bioraffinage technologieën verwaarden van (organische) hoofd- en nevenstromen uit de industrie en uit land- en tuinbouw, bosbouw en visserij tot waardevolle producten. Door het bereiken van hogere toegevoegde waarde kan cascadering wezenlijk bijdragen aan het inkomen van de boer, met geringe stijging van voedselprijzen, zowel hier als in exportlanden en zodanig dat concurrentie met de voedselvoorziening wordt geminimaliseerd. Kansen: Consortium ontwikkeling rondom technology of supply chain, Business case ontwikkeling bijvoorbeeld bioraffinage van gras. Groene grondstoffen voor de chemie Groene grondstoffen vervangen grondstoffen uit aardolie, die bij hun productie veel energie kosten. Het kan gaan om bulk of specialiteiten. Met groene chemie kunnen nu en in de toekomst vele producten worden vervaardigd, zoals: wasmiddelen, auto-onderdelen, kabels, geur- en smaakstoffen, materialen die temperaturen van honderden graden kunnen weerstaan, laminaat voor de vliegtuigbouw, en organische halfgeleiders. Kansen: Bouwstenen / ingrediënten op basis van regionaal aanwezige biomassa (vb. bieten(pulp), aardappelvezel, aardappelsap, bietenloof, grassen, hennep, koolzaad, algen, eendenkroos, industriële reststromen, hout, gft). Project ontwikkeling, coalitievorming, opschaling, aantrekken investeringsprojecten op basis van geïmporteerde stromen. Toepassing materialen, vezels en biopolymeren De uitdaging is om materialen te ontwikkelen op basis van groene grondstoffen, met de juiste eigenschappen en prijs. Het gaat om innovaties met behulp van organische materialen, afkomstig van hernieuwbare (biobased) grondstoffen, zoals biokunststoffen plus de daarvoor benodigde ingrediënten (veelal bulk chemicaliën die bijv. als monomeer dienen in polymeersynthese. Toepassingen van deze materialen vindt plaats in kunststof producten, coatings, drukinkten en lijmen, composieten, textiel, tapijt, papier, of andere halffabricaten en in producten binnen vele sectoren zoals verpakkingen, transport, bouw, biomedische en hightech systemen. Kansen: Ontwikkelen commerciële toepassingen / applicaties van biobased materialen vb. productie en verwerking en toepassing van biopolymeren, spinnen van eiwitten en lignine, technische toepassingen van eiwitten in lijmen en coatings, toepassing van biocomposieten in de bouw, projectontwikkeling en commercialisatie. Energie uit biostromen Bio-energie kan een sleutelrol spelen als aanjager en mobilisator van biomassastromen, als integraal onderdeel van biocascadering en bioraffinageconcepten. Voor economische rendabele systemen is de ontwikkeling van cascadering, bioraffinage en conversie inclusief energie noodzakelijk.

Page 17: Bijlagenboek nia 3 juli

| 17

Pilot faciliteiten / experimenteer omgeving Het belang van proces ontwikkeling en de aanwezigheid van pilot installaties wordt door velen herkend. Een belangrijk initiatief is dan ook de opzet van de Zernike Advanced Processing (ZAP) faciliteit met als belangrijkste kennis partijen de Rijksuniversiteit Groningen en de Hanzehogeschool. In de opzet zal de R&D agenda van grote (agro) bedrijven worden gekoppeld aan ontwikkel doelen van regionaal MKB. Er wordt een koppeling gemaakt met het op te richten i-Lab gericht op spin-outs. Daarnaast speelt de ZAP een rol bij de opleiding van de nieuwe generatie bio proces operators. Een ander belangrijk initiatief in de zelfde lijn is het food application centre getrokken door VHL/NHL.

Reikwijdte groene grondstoffen en biomaterialen Dit thema is een bron voor vele crossovers: materialen, chemie, farma, food, feed, water, gezondheid, water en bioraffinage etc.

Maatschappelijke opgaven Enabling technologies

Agro Energie Gezondheid Water Watertech. Biotech. HTSM / Sensortech.

Bioraffinage

Digitale tech.

verwaarden agrarische en alternatieve reststromen

X X X X X X X X X

Groene grondstoffen voor de chemie

X X X X X X X

Toepassing materialen, vezels, en biopolymeren

X X X X X X

Energie uit biostromen

X X X X X X

Page 18: Bijlagenboek nia 3 juli

| 18

Voorbeeldprojecten

Belangrijke spelers Wat is benodigd?

Verwaarden agrarische en alternatieve reststromen

• Beets to Polymers • Reststromen opwaarderen

naar voedingsvezels Groene bouwstenen voor chemie

• BIOCAB • BioTrip / PHA productie • BioBTX • HTS Biotechnologische

processen • Raffinage aardappel /

bietenloof Toepassingen vezels en biopolymeren

• Agrobiopolymeren • Green PET • Hennepvezel Energie uit biostromen

• Beddingmaster • Biogas Centrum Groningen • Biogas Plant of the Future • Gras als Energiebron • Potato Power • Woodspirit

Bedrijven (aantal voorbeelden, geen compleet overzicht)

API Institute Attero

AVEBE Cumapol

Cosun / SuikerUnie Omrin

Bioclear Paques

KNN Kennisinstellingen Living Lab

RUG, WUR, UvM Dairy Campus

VHL, Hanze Hogeschool, NHL, Stenden

Green-PAC

BioBrug ETP’s Overig Partners van buiten de regio

Greenlincs/NOM Dutch Biorefinery Cluster

Green-PAC KCPK

EDG VNCI

Energy Valley Biobased Delta

Wateralliantie Chemelot/Source-B

Be-Basic

LTO Noord

Provincies

MKB Ondersteuning

• MKB Ondersteuning • Ondersteuning bij innovatie en vermarkting • Meer en betere wisselwerking MKB/Boer en grootbedrijf • Start-ups stimuleren (i-lab / venture lab) • Genereren van referenties • Launching customer (wie/wat/hoe) • Zachte innovatie • Creëren netwerken en consortia

Kennis & Human Capital

• Skills voor innovatie en vermarkting/breder dan techniek • Skills voor zachte innovatie

Financieel & Fysiek

• Ontwikkelen ZAP-faciliteit ( faciliteit ontwikkelen en verbeteren van productieprocessen van Land via lab naar markt)

• ZAP nxt • garanties (risco's afdekken)

Overig

• Stimulering duurzame raffinage (SDR regeling?) • Lange termijn visie overheden

Page 19: Bijlagenboek nia 3 juli

| 19

Mogelijke activiteiten om op te pakken Bedrijven Kennisinstellingen / intermediairs Maatschappelij

ke organisaties Overheden

Ontwikkeling van bio raffinaderijen die hernieuwbare grondstoffen omwerken naar nieuwe innovatieve producten (bijv. , biochemicaliën, biomaterialen, bioplastics, brandstoffen van de volgende generatie maar ook voer en voedsel)

• kennisontwikkeling gericht op teelten waarbij met bioraffinage zo veel mogelijk waardevolle stoffen worden gewonnen. Het restant gebruiken we dan voor energieopwekking en hergebruik van mineralen: Procesontwikkeling en optimalisatie in de ZAP faciliteit

• bestuurskundige en institutionele barrières slechten.

• Veelbelovende routes voor verwerking van (resten van) groene grondstoffen worden geblokkeerd door afvalwetgeving. Lobby voeren richting Den Haag en Europa.

• Het hele bestand aan regelgeving en bestuur (governance) moet op ongewenste ‘fossiele’ elementen worden gescreend. We starten hiermee binnen de drie eigen provincies.

Ontwikkelen nieuwe ketens (vb algen,eenden-kroos, koolzaad, gras) incl. toepassingen bioraffinage producten (technische toepassingen van eiwitten, vezels, olie, etc.)

• Ondersteuning business case ontwikkeling, tech-nologie ontwikkeling / valorisatie, Coalitie vorming

• Doorrekenen van ketens op duurzaamheid en sociaaleconomische haalbaarheid.

Mede risicodragend bij ontwikkeling

Opwaarderen grote bestaande nevenstromen (vb bietenpulp, aardappelvezels, aardappelsap)

• Ondersteuning businesscase ontwikkeling • Doorrekenen van ketens op duurzaamheid en

sociaaleconomische haalbaarheid.

Faciliteren, ondersteunen investeringen. Regionaal inbedden

Ontwikkelen keten rond nieuwe stromen icm bestaande teelt (aardappelloof, bietenloof, kassenloof, vezel hennep)

• Onderzoek en technologie ontwikkeling, • Coalitie vorming • Doorrekenen van ketens op duurzaamheid en

sociaaleconomische haalbaarheid.

Inhoudstoffen uit bestaande teelten (tomatine, glycoalkanoiden, CBD)

• Onderzoek en technologie ontwikkeling, • Coalitie vorming • Ontwikkeling op landbouwbedrijven

Regelgeving

Productie van biopolymeren uit reststromen (PHA / PLA)

• Keten ontwikkeling. • Ondersteuning businesscase ontwikkeling, • doorrekenen ketens op duurzaamheid en

sociaaleconomische haalbaarheid.

Regelgeving rondom reststromen

Ketenontwikkeling BioBTX, PioPET • Ondersteuning business case ontwikkeling, • doorrekenen van ketens op duurzaamheid en

sociaaleconomische haalbaarheid.

Eiwitten uit aardappels (Solanic) Nieuwe verdienmodellen Faciliteren

Toepassingen van biopolymeren en biocom-posieten in verschillende sectoren

Onderzoek en technologie ontwikkeling, coalitievorming Launching customer

Sluiten van ketens / koppelen van ketens (vb. zuivelketen / waterketen /

Doorontwikkelen nieuwe ideeën Uitbouwen i-lab en ZAP omgeving, versterken netwerk Mede financieren

Page 20: Bijlagenboek nia 3 juli

| 20

B4. Voeding en gezondheid In toenemende mate is er aandacht in de maatschappij en industrie voor de relatie tussen voeding en gezondheid. Onder andere als gevolg van een zich ontwikkelende problematiek als obesitas, maar ook door de met vergrijzing samenhangend probleem als ondervoeding/malnutrition. In Noord-Nederland wordt dit nog versterkt door de focus op het maatschappelijke thema gezond leven en ouder worden (Healthy Ageing). Voeding in het algemeen, en specifieke voedingsmiddelen en nutriënten in het bijzonder, kunnen zowel een positieve als negatieve bijdrage leveren aan gezondheid. Voedsel en eetgewoonten zijn de belangrijkste niet-genetische bepaalde componenten bij verscheidene ziektebeelden. Een juiste dieet- en voedselkeuze in combinatie met een passende leefstijl kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan een verlenging van de levensduur en verbetering van kwaliteit van leven, in het bijzonder van ouderen. Voeding in combinatie met leefstijl (personalized food) kunnen een bijdrage leveren aan de noodzaak om de steeds maar stijgende zorgkosten terug te dringen. Het ligt daarom voor de hand om de twee werelden van voedselproductie en gezondheidzorg te verbinden. En bij voorkeur preventief in plaats van curatief. De primaire producenten en voedingsmiddelenindustrie staan daarbij voor enorme uitdagingen. De hedendaagse grootschalige voedselproductie heeft grote impact op het milieu en de vraag naar voedsel blijft stijgen door de groeiende wereldbevolking en welvaart. De wereldbevolking groeit, net als het aantal mensen met overgewicht, diabetes en voedselallergie. Met de globalisering neemt de kans op moeilijk beheersbare voedselincidenten toe. Voor het bedrijfsleven betekent dit dat ingezet wordt op de ontwikkeling van ingrediënten en voedingsproducten die bijdragen aan een gezonde voeding in een duurzame keten. Voor de voedingsmiddelenindustrie en ingrediëntenleveranciers is het kunnen verkrijgen van op dit terrein gekwalificeerd personeel een essentiële randvoorwaarde, zeker ook gezien de voorziene schaarste ten gevolge van uitstroom van personeel en de toenemende gemiddelde leeftijd in de sector. Om de vereiste specialistische kennis en kunde op het gebied van ontwikkeling, productie en processing van voedingsproducten gekoppeld aan verbetering van voedingspatronen, voeding in relatie tot een Healthy lifestyle voor Noord-Nederland beschikbaar te maken en te kunnen vertalen naar praktische toepassingen zijn nieuwe projecten nodig, met sterke partijen en krachtige netwerken. Noord-Nederland is hiervoor dé place to be. Hier worden nieuwe toepassingen op het snijvlak van voeding en gezond ouder geïnitieerd en gestimuleerd. Kennisinstellingen en bedrijven uit verschillende sectoren (primaire producenten, procesindustrie, voedingsindustrie, sensorproductie, medische technologie) helpen elkaar bij het ontwikkelen en testen van nieuwe producten. Vraagsturing vanuit de industrie staat hierbij voorop. Een omgeving met een uitgekiende, effectieve kenniscirculatie , bijvoorbeeld met applicatiecentra waarin bedrijfsleven gericht samenwerkt met kennis- en onderwijsinstellingen, vormt een ideale voedingsbodem voor ook de kleinere (MKB) ondernemer om zich te richten op het onderzoek naar en/of de productie van voeding waarmee consumenten zichtbaar langer gezond blijven. Zo kan het Noorden een voorbeeldregio in Europa zijn waarin kennis en toepassingen ontwikkeld worden die bijdragen aan het gezond ouder worden met de mogelijkheid tot verwaarding van concepten naast de verkoop van eigen productie met een hoge toegevoegde waarde.

Good Practice: Het Carbohydrate Competence Center (CCC) in Groningen heeft de afgelopen jaren zeer succesvolle nieuwe toepassingen ontwikkeld voor koolhydraten. Voorbeelden zijn nieuwe of verbeterde koolhydraatvezels voor kindervoeding en langzaam verteerbare koolhydraten voor gezondere voeding.

Bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen • Gezondheid: Vergrijzing, langer blijven werken, het betaalbaar houden van de gezondheidszorg betekenen dat gezond ouder worden (healthy ageing)

van toenemend belang is. Voeding speelt hierin een belangrijke rol .

Page 21: Bijlagenboek nia 3 juli

| 21

• Internationale voedselvraag: door de groei van de wereldbevolking en de toenemende welvaart in opkomende economieën stijgt de consumptie van vlees, vis en andere dierlijke en plantaardige eiwitten. Hierdoor ontstaat een grote behoefte aan verduurzaming van de toekomstige eiwitvoorziening. Dit thema draagt bij aan innovatieve producten voor de consument.

o Terugdringen stijgende zorgkosten: Het streven is ouderen zo lang mogelijk in de thuissituatie te kunnen laten blijven en, waar nodig, daar de beste zorg te verlenen. Met het stijgen van de leeftijd neemt de kwetsbaarheid van het individu toe. Een belangrijke factor in gezond zijn en blijven is voeding.

Kansen binnen innovatiedomein Innovatieve voedingsconcepten Een totaalaanpak waarmee fabrikanten (sneller) gezonde en duurzame innovaties op de markt kunnen brengen. Centraal staan vraagstukken rond receptuurverbetering (suiker- en zoutverlaging, clean label), productieprocessen (nieuwe scheidings- en droogprocessen en 3D-printtechnologie) en productkwaliteit (smaak, textuur, houdbaarheid), dit in combinatie met sociale innovatie. Met als basis het gebruik van grondstoffen van natuurlijke oorsprong, bij voorkeur regionaal geproduceerd; circulaire economie. Bouwen met proteïnen en koolhydraten Proteïnen en koolhydraten zijn o.a. onmisbare bestanddelen in voeding voor mens en dier. In Noord-Nederland worden koolhydraten als aardappelzetmeel, bietsuiker en melksuiker, op grote schaal geproduceerd in de akkerbouw en melkveehouderij. Daarnaast zijn er grote kansen om eiwit houdende gewassen te telen en deze te gaan verwerken. Voor Noord-Nederland is het Carbohydrate Competence Center een belangrijk initiatief gebleken waarin op basis van vraagsturing toepassingsgerichte kennis wordt ontwikkeld. Bestendiging hiervan in combinatie met het effectief beschikbaar maken van ontwikkelde kennis voor toepassing door het Noord-Nederlandse mkb, zoals daar in samenwerkingsverbanden als Food Circle en BiobRUG een aanzet toe is gegeven. Meerwaarde van plantinhoudstoffen Vroeger werden inhoudstoffen van specifieke planten gebruikt als medicijn, als verfstof etc. Die zijn grotendeels vervangen door chemische producten. Tegenwoordig willen steeds meer bedrijven overstappen op grondstoffen van natuurlijke oorsprong. Dat past in het streven naar gezonde natuurlijke producten. De teelt voor een afzetmarkt zoals cosmetica, voedingssupplementen, farmacie, voedingsmiddelen etc, die hele specifieke eisen stelt aan kwaliteit en leveringszekerheid biedt nieuwe kansen. In Noord Nederland is een eerste stap gezet met Digitalis. Gezondere voeding en levensstijl Het strategiedocument ‘food for healthy ageing’ biedt een goede richting voor de invulling van deze kans. De volgende drie lijnen zijn te onderscheiden in het strategiedocument: • Living Food Lab – het verkrijgen van een preventief effect van voedsel/-

patroon op de gezondheid • Protect Nature’s Health - het verkrijgen van natuurlijke gezondheid uit voedsel • Food Style Sensoring – het verkrijgen van een gezond voedselpatroon

Page 22: Bijlagenboek nia 3 juli

| 22

Reikwijdte voeding en gezondheid Maatschappelijke opgaven Enabling technologies

Voedsel Energie Gezondheid Water Watertech. Biotech. HTSM / Sensortech.

Bioraffinage Digitale tech.

Innovatieve voedingsconcepten

X X X X X

Bouwen met proteïnen en koolhydraten

X X X X X X

Meerwaarde Plantinhoudstoffen

X X X X X X

Gezondere voeding en levenstijl

X X X X X X

Voorbeeldprojecten

Belangrijke spelers Wat is benodigd

Bevorderen voedingsinnovaties

• Food Circle en Food Future

• LupinSilver • Pure Bloem • Phytosana

Meerwaarde van Plantinhoudstoffen

• PlantValue Bouwen met proteïnen en koolhydraten

• Carbohydrate Competence Center

• Protein Competence Center Gezondere voeding en levensstijl

• LifeLines • Health Maintenance

Initiative • Quantified Self • Nutrienmanagement

Bedrijven (aantal voorbeelden, geen compleet overzicht)

FrieslandCampina Koopmans Meelfabrieken VitalinQ Basic Supply Groep VitaIneXt Distrivers HLB AVEBE Ecostyle

Ofichem

Kennisinstellingen Living Lab

RUGRijksuniversteit Groningen, WUR,

Proeftuin BCK (Klazienaveen)

UMCG, HG, WAC (CEW) VHL, NHL , Stenden watercampus

Proefboerderij Valthermond

Overig Partners van buiten de regio

Innexus Deutsche Institut fur Lebensmitteltechnologie

Plant Value Fachhochschule Munster HANNN / Food Circle TNO

Greenlincs/NOM WUR, UvM Wateralliantie Provincies

MKB Ondersteuning

• Creëren van een massieve verbinding tussen de zorgsector en de (voedingsmiddelen-) industrie

• Verbinding producent en consument • Sociale Innovatie • Matrix, netwerken, verticale en horizontale keten • Toegankelijke netwerkstructuur, faciliteren netwerk (regie

(intern/extern), projectvoorbereiding en -management • Kortere logistieke lijnen, micro-distributie • Concentratie productie • Kennisintensief, kenniscirculatie • Dwarsverband tussen landbouw, natuur en voedselproductie Kennis & Human Capital

• Dairy Chain • Centres of Expertise: Healthy Ageing, Food & Health Financieel en fysiek

• Toegankelijke financiering- en subsidiering • Proeftuin, living labs, Innovatiewerkplaatsen: Malnutrition,

Food&Health ; Applicatiecentra: Voedings Applicatie Centrum, Zernike Advanced Processing ; demonstratie/-innovatiecentrum gezonde voeding & duurzame stadslandbouw/teelt met hoge toegevoegde waarde in kas en volle grond.

• Healthy Ageing Campus • Goede infrastructuur op het gebied van life sciences Overig

• Beleid op koppeling sectoren binnen landbouw

Page 23: Bijlagenboek nia 3 juli

| 23

Mogelijke activiteiten om op te pakken

Bedrijven Kennisinstellingen / intermediairs Maatschappelijke organisaties Overheden

Waardeverhoging van productie gericht op gezondheid door benutten innovatie-mogelijkheden in de keten (naast zuivel ook voor akkerbouw en vollegrondteelt en tuinbouw)

• Wetenschappelijk onderzoek (CCC,PCC); technologieontwikkeling

• Opschalingsmogelijkheden: test faciliteiten op lab-en pilotschaal (ZAP, VAC e.a.)

• Clusters met Business cases organiseren

Beleid, ketenstrategie; Faciliteren inrichten opschalingsfaciliteiten; mede risico dragen.

Demo-business cases voor ontwikkeling van voeding met toegevoegde gezondheid en welzijn waarde door cross-sectorale ketens

Verbindingen leggen door intermediairs. Business cases formuleren in samenwerking met intermediairs en samenwerkingsverbanden oprichten.

Faciliteren. Verbindingsofficier beschikbaar stellen, Risicodragende eerste stap innovatie financieren

Sociale innovatie: innovatieve concepten voor verbetering van voedingsgedrag en -aanbod

Kennisontwikkeling en –circulatie op gebied Lifestyle en gedrag ;

Meewerken aan gedragsverandering

Faciliteren; mede risico dragen

Verwaarden ontwikkelde innovatieve concepten op wereldschaal

Faciliteren door effectieve kenniscirculatie mee vorm te geven

Faciliteren

Human capital: investeren in leervermogen hoort in de aparte agenda

Inrichten innovatiewerkplaatsen voor kenniscirculatie

Faciliteren;

Pilotprojecten: Distributie van voedsel op maat: combinatie van personalized nutrition en micro-distributie (gericht op de thuiswonende ouderen)

Ontwikkelen van toepasbare technieken om voedingsstatus in thuissituatie te monitoren; expertise uitwisselen over logistieke oplossingen

Lokale netwerken initiëren; Beleid; Discussie faciliteren, ondersteunen

Pilotprojecten nieuwe foodconcepten in intramurale en extramurale zorg

Wetenschappelijke onderbouwing; Toepassen/faciliteren/valoriseren Partijen zoeken voor business cases

Participatie

Foodconcepten die fysieke en cognitieve status van (oudere) werknemers versterken

Ontwikkelen toolbox voor monitoring, preventie en interventie; toepassen en valoriseren

faciliteren

Milde conservering/processing: Productbereiding met langere houdbaarheid en met behoud van gezonde samenstelling

Kennis ontwikkelen; toepassen en valorsieren o.m. d.mv. pilot faciliteiten (ZAP, VAC)

Mede Risico dragen bij ontwikkeling

Demostratie/-innovatie centrum gezonde voeding/ duurzame landbouw voor innovaties in transitie op thema’s water, energie, gezond en voeding

participeren faciliteren

Expertise op gebied van dataverwerking om effectief om te kunnen gaan met grote datastromen over de complexe interacties tussen voedingsingrediënten en het menselijk lichaam

Page 24: Bijlagenboek nia 3 juli

| 24

Ontwikkeling van ingredienten die een positief effect hebben op het welzijn en de gezondheid (functional ingredients als prebiotoca, probiotica).

kennis ontwikkelen op het gebied van de biomedische wetenschappen, (bio)procestechniek, analytische en diagnostische technieken en biochemie. Van belang bij het ontwikkelen en toepassen van gezonde ingrediënten zijn zeker ook adequate biomarkers.

Voedingsproducten samenstellen die (ook) voldoen aan consumenteisen met betrekking tot o.m. smaak, kwaliteit en functionaliteit.

Nieuwe kennis levensmiddelentechnologie. De toegenomen complexiteit van producten stelt steeds hogere eisen aan kennis en kunde met betrekking tot levensmiddeltechnologie, het ontwikkelen van samengestelde voedingsmiddelen.

Page 25: Bijlagenboek nia 3 juli

| 25

B5. Voldoende en Duurzaam Zoet Water Voldoende en Duurzaam Zoet Water draait om het ontwikkelen, demonstreren, implementeren en exporteren van innovatieve toptechnologie voor het zuiveren van afvalwater, het produceren van drink- en proceswater en de terugwinning van grondstoffen en energie uit water. Tevens wordt ingezet op het creëren en in standhouden van kritische massa, randvoorwaarden (onderzoeksinfastructuur) en samenwerking in Noord Nederland om dit mogelijk te maken. Oplossingen die hiertoe worden ontwikkeld lenen zich bij uitstek voor internationale markten. De snelheid waarmee het innovatieketenproces tot business leidt, is cruciaal voor de exportkansen. Dit vraagt niet alleen om samenwerking in de gouden driehoek, tussen kennisdisciplines en over sectoren heen, maar ook om samenwerking over de gehele keten. Samenwerking in de waterketen is nodig om innovatieve oplossingen in te passen en te testen maar ook om tot demonstraties en commerciële businesscases te komen. De vraagstukken zijn vaak complex van aard en de technologie moet van wereldklasse zijn om concurrerend te kunnen worden ingezet. Bijdrage aan maatschappelijke opgaven Schoon en veilig (drink)water Hoewel dit over het algemeen niet zo wordt beschouwt is de beschikbaarheid van schoon en veilig water in Nederland een majeure issue. Het grootste deel van de bevolking drinkt water dat zijn oorsprong vindt in vervuilde rivieren. Drink- en irrigatiewater uit de ondergrond heeft te kampen met toenemende verzilting. Ook heeft Nederland de grootste moeite om aan de fosfaat- en nitraateisen van de EU te voldoen. Daar bovenop komen de nieuw eisen van de kaderrichtlijn water. Een nieuwe bedreiging voor ons dichtbevolkte land is de oprukkende antibiotica resistentie. Mondiaal zijn de uitdagingen nog groter. Met de groei van de wereldbevolking en de toename van welvaart is de beschikbaarheid van schoon, veilig en duurzaam water een grote opgave. Andere factoren die steeds sterker van invloed zijn op de beschikbaarheid van schoon en duurzaam water zijn klimaatverandering (bijvoorbeeld verdroging in Zuid Europa) en milieuvervuiling (waardoor drinkwaterbronnen onveilig worden). De Noord-Nederlandse watersector heeft cruciale kennis, kunde, reputatie en netwerken in huis om een antwoord te helpen geven op de internationale waterkwaliteitsproblematiek. Samen met andere sectoren en internationale partners kunnen we aansprekende, duurzame oplossingen voor de komende generaties realiseren en daar ook de economische vruchten van plukken. Grondstoffen schaarste Circulaire economie gaat gestuurd worden door de schaarste aan grondstoffen. Het terugwinnen van grondstoffen (zoals fosfaat) uit afvalwater biedt oplossingen. De Noord-Nederlandse watersector heeft de kennis en kunde in huis om middels watertechnologie grondstoffen terug te winnen uit afvalwater. Toekomstige energievoorziening Vanwege toenemende schaarste van hulpbronnen, toenemende energiebehoeften en klimaatverandering moet de maatschappij overstappen naar een betrouwbaar, duurzaam en concurrerend energiesysteem. Watertechnologie kan hierin een belangrijke rol vervullen. Zo kan energie uit water gewonnen worden middels bijvoorbeeld Blue Energy of biologische brandstofcellen. Daarnaast kan het energieverbruik van waterzuiveringen drastisch verlaagd worden door toepassing van innovatieve technologie, waardoor zuiveringen kunnen veranderen van grote energieverbruikers in energiefabrieken (met schoon water als ‘bijproduct’). Gezondheid en voedselzekerheid De productie van veilig en gezond voedsel vraagt om een hoogwaardige zoetwatervoorziening. Door de inzet van innovatieve en duurzame technologieën en integrale oplossingen voor het sluiten van waterkringlopen en hergebruik in de land en tuinbouwsector is veel te winnen. In het verlengde hiervan ligt in de voedingsmiddelenindustrie een uitdaging voor het efficiënt omgaan met schaarse grondstoffen, voor de verduurzaming van processen en voor het zorgen voor veilig water als grondstof en restproduct (verwijdering prioritaire stoffen, medicijnresten, antibiotica).

Page 26: Bijlagenboek nia 3 juli

| 26

Ecologisch Een duurzaam gebruik van water en een hoge waterkwaliteit in de keten dragen bij aan het ondergrondse ecosysteem voor bovengrondse natuur(ontwikkeling) en biodiversiteit. Hierbij moet vooral gedacht worden aan het verwijderen van hormoon verstorende stoffen en aan het herstellen van de nutrientenhuishouding.

Kansen binnen ‘Voldoende en Duurzaam Zoet Water’ Om kansen te benutten en oplossingen te ontwikkelen die commercieel inpasbaar zijn is intensieve samenwerking benodigd. Watertechnologie biedt kansen op gebied van waterzuivering, reststromen en -stoffen en energie, waarbij de ontwikkeling van decentrale oplossingen bij uitstek kansen bieden voor de Noordelijke economie.

Waterzuivering Gaat over de bereiding van drinkwater, behandeling van proceswater (o.a. agro, voedingsmiddelen en chemische industrie) en behandeling van afvalwater. De sterke groei van de markt volgt uit de stijgende mondiale behoefte aan zoetwater als bron voor drink-, irrigatie- en industriewater. Nieuwe waterzuiveringstechnologie is nodig om duurzaam water van goede kwaliteit te kunnen leveren waarbij het milieu niet wordt belast. De vraag naar deze technologie wordt mede gedreven door meer en strengere regelgeving en hogere kwaliteitsstandaarden. Kansrijke voorbeeld: het verwijderen van antibiotica resistente bacteriën en prioritaire stoffen (medicijnen, bestrijdingsmiddelen) uit water.

Reststromen en –stoffen Gaat over de verwaarding van reststromen en –stoffen. Het terugwinnen van grondstoffen uit afvalwater biedt oplossingen voor toekomstige grondstoffenschaarste. De Noord-Nederlandse watersector heeft cruciale kennis en kunde in huis om middels watertechnologie belangrijke grondstoffen terug te winnen uit afvalwater. Kansrijke voorbeelden: fosfaatterugwinning uit water en mest, winning van eiwitten uit zuivelafvalwater en productie van bio-plastics uit afvalwater.

Energie Richt zich op de verduurzaming van processen voor waterzuivering en op de directe productie van energie uit water. Watertechnologie zal een belangrijke bijdrage leveren aan de transitie naar bronnen voor duurzame alternatieve energie. Een praktisch voorbeeld is de anaerobe technologie van Paques die door zuivering van afvalwater hoogwaardig biogas produceert. Het Friese familiebedrijf is hiermee wereldspeler geworden. Kansrijke voorbeelden: blue energy en biobrandstofcellen.

Decentrale oplossingen De ontwikkeling van decentrale oplossingen past uitermate goed bij de Noord-Nederlandse structuur. Decentrale oplossing zijn lokaal inpasbaar en kunnen daarmee een grote bijdrage leveren aan maatschappelijke opgaven als de beschikbaarheid van schoonwater, maar ook voor het terugwinnen van reststromen en -stoffen. Sensortechnologie en digitalisering zijn benodigd om waterkwaliteit te kunnen monitoren en op afstand te kunnen regelen. Dit biedt mogelijkheden voor een sterke verbetering van de procesvoering van installaties waar water behandeld wordt en voor decentrale waterbehandeling. Decentrale oplossingen betreffen veelal kennisintensieve producten die in Noord-Nederland ontwikkeld en geproduceerd kunnen worden. Hiermee wordt een hoge toegevoegde waarde gerealiseerd. De inpasbaarheid van decentrale oplossingen maakt dat deze producten goed te exporteren zijn. Hiermee geeft de ontwikkeling van decentrale oplossingen antwoord op een toenemende internationale vraag. Voorbeeld: decentrale sanitatie, lokale inzameling en behandeling van afvalwater.

Page 27: Bijlagenboek nia 3 juli

| 27

Reikwijdte van de Kansen Binnen dit thema is watertechnologie de belangrijkste enabling technology die vele crossovers kent met andere maatschappelijke opgaven en technologieën. Aan de ene kant voor de ontwikkeling van oplossingen, aan de andere kant voor de toepassing van oplossingen. Onderstaande tabel geeft een indicatie van de reikwijdte van de kansen. Maatschappelijke opgaven Enabling technologies

Voedsel Energie Gezondheid Water Watertech. Biotech. HTSM / Sensortech.

Bioraffinage Digitale tech.

Waterzuivering X X X X X X X

Reststromen en -stoffen X X X X X X X X Energie X X X X X X Decentrale oplossingen X X X X X X X X X

Page 28: Bijlagenboek nia 3 juli

Relevante projecten Belangrijke spelers Benodigd

Waterzuivering

Biofouling

Demosite Wetterskip Fryslân

Demosite ziekenhuis Sneek

Puurwaterfabriek Emmen

SAWA 2

Stowa

Wetsus-programma (70 PhD’s)

Reststromen- en stoffen

Algenproefboerderij Eemshaven

Humuszuur uit drinkwaterproductie

Methaangaswinning Spannenburg

No Food To Waste

Pilot: ‘Bioplastics uit afvalwater’

WaterSchoon

Energie

Denewa

Pilot Blue Energy

Stromingsenergie Afsluitdijk

Valmeer IJselmeer

Wateren voor energie

Living labs / testlocaties

Antonius Hospital

Sentec demo site

Vitens Innovation Center

Wetsalt demo site

Wetteskip Fryslân demo site

Bedrijven, zoals:

AquaExplorer

Bioclear

Bright Spark

Capilix

Dacom

Desah

Frisia Zout

FrieslandCampina

Landustrie

Pâques

RedStack

Voltea

WLN Kennisinstellingen

Wetsus

Van Hall Larenstein

NHL

KWR

Incas3 Launching Customers

Drinkwaterbedrijven

Waterschappen

Ziekenhuizen

Provincies Overig

Water Alliance

CEW

CIV Water

WaterCampus Leeuwarden

NOM

Provincies/Gemeenten

LTO

MKB Ondersteuning

Organiserend vermogen

Business developers

Ketensamenwerking faciliteren: kennis-leveranciers-eindgebruiker

Cross-sectorale aanpak

Launching customers, nieuwe markten Kennis & Human Capital

Skills op het gebied van sociale innovatie

Skills op het gebied van ondernemerschap

Talentprogramma basis, voortgezet en hoger onderwijs

Voldoende technici en aansluiting kennis en vaardigheden op de behoefte van bedrijfsleven

Financieel

Durfkapitaal en/of garanties

Financiële instrumenten voor alle stadia van ontwikkeling (TRL 1-9) Fysiek

Grootschalige demonstratieopstellingen/ -sites

Experimenteer en ontmoetingsruimte Overig

Regelgeving: o Aanbestedingsissues bij launching customer projecten o Hergebruik fosfaat uit afvalwater als meststof o Wormen uit afvalwater voor aquacultuur o Korting op waterzuiveringslasten door decentrale (voor)zuivering

Samenwerking met andere EU-regio’s: o Positie in Brussel, aansluiting bij relevante Brusselse

werkgroepen/netwerken/programma’s o Via RIS van andere regio’s middels Wetsus programma

samenwerking opzetten

WaterCampus Leeuwarden als kern van European Water Technology Hub

Verdere ontwikkeling sensoring en digitalisering ten behoeve van monitoring decentrale oplossingen

Stimulering (student)ondernemerschap

Page 29: Bijlagenboek nia 3 juli

29

Mogelijke activiteiten om op te pakken

Bedrijven Kennisinstellingen Maatschappelijke organisaties Overheden

Aansluiten bij samenwerkingssystemen

Innovatieve demonstratieprojecten

Vraaggestuurde houding

Deelname in talentprogramma’s

Uitwisseling van docenten met bedrijfsleven

WaterCampus partijen:

Bijeenbrengen actoren

Branding/positionering

Ondersteuning valorisatie en marketing

Faciliteren R&D

Facilitering en ondersteuning programma’s en WaterCampus organisaties

Launching customer

Bronnen:

- Powersessies Taskforce RIS, 2014 - RIS3 Noord-Nederland, 2013 - Visie Watertechnologie Fryslân 2020, CEW 2013 - De Plus van het Noorden – Noordelijke Crossovers, Clusterorganisaties 2013 - The Netherlands International Hub for Water Technology, Water Alliance 2013 - Innovatiecontract Watertechnologie

Page 30: Bijlagenboek nia 3 juli

30

B6. Gezondheid en welzijn Iedere inwoner van Noord-Nederland heeft een persoonlijk gevoel en belang bij zijn/haar gezondheid, van jong tot oud. Het speelt een rol in alle facetten van het leven en de ervaren kwaliteit ervan. Het kan mensen sturen bij de keuzes die ze maken en kan bepalend zijn voor de mate van participatie in de samenleving. Veel activiteiten in Noord-Nederland raken aan het domein van gezondheid en welzijn. Het gaat veel verder dan alleen gezondheidszorg: van leefstijl en gedrag (voeding, bewegen), naar wonen, mobiliteit, sociale cohesie, cultuur, enzovoorts. Gezondheid en welzijn is als gevolg van de demografische verandering in Nederland - evenals in de rest van de westerse wereld - een van de grote maatschappelijke thema’s van onze tijd. Het heeft gevolgen voor voorzieningen, de verhouding tussen werkenden en gepensioneerden, solidariteit tussen jong en oud, ziek en gezond. Noord-Nederland heeft alle ingrediënten in huis om deze vraagstukken te herkennen, er een oplossing voor te bedenken en in de praktijk te brengen. Dit proces draagt bij aan kwaliteit van leven, meer gezonde levensjaren en economische ontwikkeling. Een gezondheidseconomie, zo u wil. Bijdrage aan de maatschappelijke opgaven • Bijdragen aan de kwaliteit van leven van een vergrijzende samenleving • Langer gezond houden van de arbeidspopulatie • Preventie van ziekte • Beheersbaar houden van de kosten voor de gezondheidszorg • Toegankelijk houden van kwalitatieve zorg Kansen binnen innovatiedomeinen • Lifestyle economics - Activiteiten die een positieve impact hebben op lifestyle kunnen ervoor zorgen dat ouderen langer thuis kunnen blijven wonen,

jongeren minder gebruik hoeven te maken van jeugdzorg, mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt makkelijker de stap naar een baan kunnen zetten, werkenden langer actief kunnen blijven participeren. Dit vraagt wel een systeem dat incentives geeft voor preventie en spelers die vanuit verdienmodellen tot duidelijke business proposities komen. Deze ontwikkeling is momenteel in Noord-Nederland gaande.

• EHealth & Gaming - eHealth stelt mensen in staat hun eigen gezondheid te managen. Dat begint al bij de groeiende groep mensen die via apps op telefoons en andere draagbare metertjes informatie verzamelen over hoeveelheid beweging, slaappatronen, hartslag, etcetera (Quantified Self). Zorgaanbieders en bedrijven in Noord-Nederland slaan de handen ineen om steeds meer doelgroepen online te bedienen, van persoonlijke gezondheidsdossiers en informatievoorziening tot teleconsulten en serious gaming.

• Personalized Health - met de mogelijkheden om via geavanceerde diagnostics en sequencing steeds meer te weten over het individu, is het mogelijk ziekten eerder te ontdekken en via drug development medicijnen op maat te maken. Daarmee worden behandelingen effectiever, en de eventuele negatieve bijwerkingen op langere termijn beperkt.

• Nieuwe zorgconcepten - Als gevolg van de decentralisaties krijgen gemeenten grote taakverschuivingen op meerdere gebieden voor de kiezen. Gemeenten in het noorden van Nederland delen problematiek van krimp, hoge werkloosheid, lage SES, vergrijzing. Om deze transitie goed te laten verlopen, zijn nieuwe zorgconcepten nodig, die in het juiste tempo en met de kennis ontwikkelen en geïmplementeerd dienen te worden.

• Independent Living - Het overgrote deel van de ouderen wil in hun eigen huis oud worden, waarbij het bovendien voor kwetsbare ouderen moeilijker is geworden een indicatie voor een verzorgingshuis te krijgen. Zij blijven langer thuiswonen, wat aanpassingen van de bestaande woningvoorraad en leefomgeving vraagt. Ontwikkelingen rond verkorte ligduur en extramuralisatie leiden er ook toe dat een nieuwe groep mensen in een kwetsbare

Page 31: Bijlagenboek nia 3 juli

31

situatie steeds meer op hun thuissituatie is aangewezen. Dat vraagt om aanpassingen van de woon- en leefomgeving en het nadenken over en vormgeven aan nieuwe woon/zorgconcepten.

• Infectiepreventie - Infectiepreventie is een thema dat zowel binnen ziekenhuizen speelt (infecties als bedreiging voor patientveiligheid) als daarbuiten in verband met het vraagstuk van de toenemende resistentie tegen antibiotica. Het is in het kader van preventie van belang dat beide werelden van elkaar leren en met elkaar innoveren.

Enabling sectoren / technologieën Maatschappelijke opgaven Enabling technologies

Voedsel Energie Gezondheid Water Watertech. Biotech. HTSM / Sensortech.

Bioraffinage Digitale tech.

Lifestyle economics x x x x X Ehealth & gaming x x x Personalized health x x x x x Nieuwe zorg concepten X x Independent living x x x Infectiepreventie X x x x x

Voorbeeldprojecten

Belangrijke spelers

Lifestyle economics o Gezondheidstoerisme & Wellness - verbinding recreatie en toerisme met zorg en welzijn o Healthy Ageing @ Work & Sprint @ Work - ontwikkeling diensten op maat voor werkgevers,

gericht op het bijdragen aan een gezonde werkomgeving en het bieden van tools die werknemers in staat stellen langer gezond te participeren.

o VitalinQ Personal Health Assistant is een portaal waarin elke gebruiker, via een eigen profiel en sociale omgeving, individuele doelen en wensen formuleert. Om vervolgens op een laagdrempelige manier, aan de hand van een helder stappenplan, op weg te worden geholpen naar een gezonde leefstijl.

EHealth & Gaming o LIMIS-activiteiten zoals trainingstools voor chirurgen en OK-assistenten en ontwikkeling van

een operatiekamer van de toekomst (OK/IC), tot consultatie op afstand en e-coaching van mensen met overgewicht (eHealth).

o IkDus - Initiatief om in Noord Nederland een persoonlijk zorgdossier op te zetten. Daartoe werken meerdere partijen samen onder de HANNN paraplu. Nadrukkelijke aandacht is er o.a. voor standaardisatie en aggregatie van zorggegevens (integraal persoonlijk gezondheidsdossier), uitwisselingsmogelijkheden, actief gebruik door patiënt/deelnemer zelf (i.h.k.v. zelfregie en zelfmanagement), self service en mogelijke verdienmodellen/bekostiging.

Kennisinstellingen Living Lab

RUG, UMCG

VHL, Hanze Hogeschool, NHL, Stenden

Noordelijke ROC’s

Overig Partners van buiten de regio

HANNN Medical technoogy cluster (oa. Via springboard LIMIS)

Lifesciences clusters

Food & health cluster (oa via inexxus, food circle, dairy campus ccc)

Care & cure sector (oa via ZIF, NPO-NN)

Healthy Lifestyle cluster

Bouwsector, toerisme, water

Ondernemerkoepels, NOM, KvK

Overheden

Page 32: Bijlagenboek nia 3 juli

32

Personalized Health Competence Center for Personalized Health - een fysieke plek waar de keten kennis-kunde-kassa op dit terrein onder één dak wordt ondergebracht. Horeca en winkelgebied, R&D Area (CRO Food, R&D Hotel, Living Lab), Screening Area (LifeLines, Phenome center, Imaging infrastructuur, SPRINT). Nieuwe zorgconcepten SamenOud - een project waarin een nieuw zorgmodel voor de ouderenzorg wordt ontwikkeld, geïmplementeerd. In deze nieuwe zorgvorm wordt de zorg en begeleiding van ouderen georganiseerd door een Ouderenzorg Team (huisarts, specialist ouderengeneeskunde, een wijkverpleegkundige en een ouderenadviseur). De oudere zelf staat centraal en de benadering is gericht op verbetering van kwaliteit van zorg en voorkomen dat ouderen kwetsbaarder worden en complexe, dure hulp nodig hebben. Independent Living o Voorlichting/expertisecentrum - onafhankelijk voorlichtingscentrum ten behoeve van het

langer zelfstandig thuis blijven wonen. Dit centrum biedt senioren (en hun kinderen) en zorgprofessionals de mogelijkheid om op een ongedwongen manier inspiratie op te doen. Het bedrijfsleven krijgt de kans hun producten en diensten te etaleren. Het resultaat: een economische boost voor het noordelijke bedrijfsleven (toeleveranciers, aannemers en installateurs) en tevreden zelfredzame bewoners.

o RITA - RITA is een intelligent rijdend houten tafeltje dat ouderen begeleidt in hun eigen huis.

RITA houdt de cliënt continu in de gaten. Het gedrag wordt geanalyseerd en ongewone situaties worden direct opgemerkt en doorgegeven aan zorgverleners zodat zij de situatie kunnen beoordelen.

Infectiepreventie

Infectiepreventie door effectieve zuivering van oppervlaktewater (samenwerking watersector en de medische microbiologie).

Page 33: Bijlagenboek nia 3 juli

33

B7. Toekomstige Energiesystemen In de noordelijke regio wordt momenteel 8,4% van het finaal energiegebruik door duurzame bronnen geproduceerd. Dit aandeel groeit de laatste jaren sneller dan het landelijk gemiddelde door de actieve inzet op energiebesparing en door productie van duurzame energie uit wind-op-land, biogas, groen gas, afvalverbrandingsinstallaties en biobrandstoffen. Dit geeft het noorden niet alleen een voorsprong in duurzame energie, maar leidt ook tot economische versterking. De ambitie van Noord-Nederland is dat de regio in 2020 minimaal 21% van het finaal energieverbruik op land duurzaam produceert. Als ook wind-op-zee voor de kust van Noord-Holland Noord, Fryslân en Groningen wordt meegeteld, is het aandeel ruim 31%. Deze ontwikkelingen leiden tot ca. 3.600 nieuwe banen. Noord-Nederland heeft plannen ontworpen om deze doelstellingen daadwerkelijk te realiseren en om flink te kunnen doorgroeien in de jaren ná 2020, met als einddoel een duurzaam energiesysteem in 2050.

In het voorjaar van 2014 overhandigden de gedeputeerden van vier noordelijke provincies en de wethouders van 6 grote steden in de regio samen met Energy Valley aan minister Kamp de ‘Noordelijke Energie Agenda’ onder de titel Switch. Switch is het regionale antwoord op het Nationaal Energieakkoord. Het is een innovatie-agenda ten aanzien van duurzame energie en energiebesparing. Switch bundelt de kracht van bedrijven, kennisinstellingen, overheden en NGO’s om samen te werken aan energie-innovaties. De ruggengraat van Switch wordt gevormd door vier versnellingspaden, die qua thematiek en activiteiten passen bij de kernkwaliteiten en specifieke uitdagingen van de regio.

Bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen Er is een groeiende relatie tussen energie en landbouw. De biobased economy draagt bij een voortdurend hernieuwbare energievoorziening met een

betere CO2-balans. Biomassa als bijstook in kolencentrales of andere vervanging van fossiele bronnen, leidt tot een vermindering van de milieubelasting. Als groene grondstof spelen landbouwgewassen en agrarische restproducten ook een belangrijke rol bij de productie van biogas en bio-LNG. Voorwaarde bij deze kansrijke opties is dat benutting van biomassa voor energie niet ten koste gaat van voedselproductie of inzet ten behoeve van de chemische en farmaceutische industrie. De innovatie-uitdaging ligt dan ook op het gebied van een verantwoorde inzet van biomassa voor energie conform de waardepiramide voor biomassa bij groene grondstoffen en materialen. Hiertoe dienen duurzaamheidcriteria te worden ontwikkeld (gebeurd op dit moment nationaal en europees Commissie Corbeij) en een systeem van cascadering. Ook dienen nieuwe waardeketens in de gaskolom tot ontwikkeling te komen, waarbij nauwe samenwerking tussen de sectoren chemie, landbouw en energie aan de orde is. Nieuwe samenwerking binnen de keten en tussen sectoren leiden tot nieuwe producten, nieuwe markten en nieuwe werkgelegenheid.

Met de samenstelling van de noordelijke energieagenda ‘Switch’ hebben alle partijen in Noord-Nederland zich uitgesproken voor een inzet op schone en efficiënte energie. De vier versnellingspaden van het Switch-programma zijn: (1) Energiebesparing en decentrale opwekking; (2) Energiesysteem 2.0; (3)

Page 34: Bijlagenboek nia 3 juli

34

Gas in transitie en (4) Offshore energy. Switch is een innovatie-agenda die binnen elk versnellingspad leidt tot nieuwe producten, nieuwe diensten en systeem-innovaties en daarmee tot werkgelegenheid en economische versterking.

Er is een relatief grote potentie voor de winning van energie uit water op en rondom de Afsluitdijk. Op dit moment worden de eerste pilots uitgevoerd om energie uit water (Blue energy) en stroming te winnen. Daarnaast is het mogelijk om warmte en koude uit water te onttrekken. De komende jaren zet de regio zich in voor een vernieuwde Afsluitdijk waarin duurzame energie is geïntegreerd. Het resultaat is een showcase van unieke Nederlandse deltatechnologie met internationale uitstraling en marktpotentie.

Kansen binnen toekomstige energiesystemen Energiebesparing en decentrale opwekking Energiebesparing en decentrale opwekking zijn thema’s die meerwaarde leveren op diverse terreinen. Burgers en bedrijven nemen het heft in eigen handen en nemen niet alleen energie af, maar produceren zelf schone stroom en/of warmte. Dit draagt bij aan de productie van duurzame energie, vergroot het energiebewustzijn en leidt tot energiebesparing. Het geeft burgers en bedrijven nieuw (economisch) perspectief en draagt bij aan community-building. Noord-Nederland wil een doorbraak forceren in het energie-efficiënt maken van de bestaande woningvoorraad, zowel door middel van besparing- en isolatie-maatregelen als door stimulering eigen opwekking. Hiertoe worden de diverse initiatieven en de vele regelingen en ondersteuningsmaatregelen gebundeld en gecoördineerd uitgevoerd. Daarbij ligt aansluiting bij de maatregelen die getroffen worden ter compensatie van de gaswinning voor de hand. Innovaties hebben betrekking op energiebesparende technologie en geavanceerde producten voor decentrale opwekking. Daarnaast is sprake van systeeminnovatie: Een dergelijke grootschalige aanpak biedt veel kansen voor het MKB in de bouw- en installatiesector. Via een kennisimpuls zullen zij zoveel mogelijk in deze ontwikkeling worden meegenomen.

Energiesysteem 2.0 Noord-Nederland wil de basis leggen voor het energiesysteem van de toekomst: ‘Energiesysteem 2.0’. In het Noorden nemen TenneT, Gasunie en de regionale netbeheerders in de vier noordelijke provincies, (koepels van) afnemers en (lokale) producenten, ondersteund door wetenschappers uit zowel de energie- als de industriële sector, samen het voortouw in de ontwikkeling van een strategisch plan van aanpak, gekoppeld aan nieuwe verdienmodellen. Dit biedt de opmaat naar een ‘nieuwe economie’ waarin zowel cross-overs met de sectoren chemie en landbouw als samenwerking binnen de energieketen leiden tot innovaties die profijtelijk zijn voor alle partijen. Noord-Nederland kan daarmee een gidsrol vervullen voor de rest van Nederland.

Innovaties gericht op het energiesysteem van de toekomst bieden kansen voor de houdbaarheid van het elektriciteitsnet. Ontwikkelingen als power-to-gas en andere technologieën voor opslag van elektriciteit zijn bepalend voor de investeringen die al dan niet ten behoeve van het net gepleegd moeten worden.

Gas in transitie Als gasregio staat het Noorden aan de lat om te laten zien hoe een fundamentele omslag naar duurzame energie kan worden gemaakt op basis van gas als transitiebrandstof. Innovaties zijn nodig om beter in te spelen op ontwikkelingen in de nationale gasvoorziening: duurzame productie, vergroening van het aanbod en veiligheid voor omwonenden. Versnelling van de productie van groen gas/biogas en (bio-)LNG bijvoorbeeld, kan op langere termijn leiden tot een aandeel van 10% van het totale gasgebruik in Nederland, wat het gasveld van Groningen zou ontlasten. De innovatieopgave spitst zich toe op productie en distributie groen gas, Inzet LNG en bio-LNG, om- en nieuwbouw transportmiddelen voor LNG (een enorme groeimarkt voor de scheepsbouw), power-to-gas en biobased energy. Noord-Nederland voorziet met deze ontwikkelingen een voorsprong in de markt en directe werkgelegenheid.

Offshore energy Gezien de gunstige gesteldheid van de zeebodem, de relatief beperkte waterdiepte van de Noordzee en de grote economische kansen verdient offshore energy een prominente plek in het Nederlandse energielandschap. Wind-op-zee neemt daarbinnen een belangrijke plaats in. Verduurzaming van de

Page 35: Bijlagenboek nia 3 juli

35

energievoorziening en economische versterking gaan daarbij hand-in-hand, want de spin-off van wind-op-zee naar werkgelegenheid is bijzonder groot, met name bij het MKB en de noordelijke havens die de uitvalsbasis kunnen vormen voor aanleg en onderhoud. Conform de opdracht uit het Nationaal Energieakkoord dient innovatie bij te dragen aan het realiseren van een hoger rendement tegen steeds lagere kosten. Doelstelling is om zo snel mogelijk, samen met het MKB en de onderzoekscentra in de regio, forse kostenreducties te behalen. Daarnaast draagt innovatie bij aan de mogelijkheden voor buffering en trading ‘van pieken’ in het aanbod van windenergie door ontwikkeling van opslagtechnieken. Innovatie binnen offshore energy biedt tevens kansen voor een efficiënte ontsluiting van windparken.

Reikwijdte Toekomstige Energiesystemen

Maatschappelijke opgaven Enabling technologies

Voedsel Energie Gezondheid Water Watertech. Biotech. HTSM / Sensortech.

Bioraffinage Digitale tech.

Energiebesparing en decentrale opwekking

X X X X

Energiesysteem 2.0 X X X X X X X X X Gas in transitie X X X X X X X

Offshore energy X X X X X X

Voorbeeldprojecten

Belangrijke spelers Wat is benodigd?

Energiebesparing en decentrale opwekking

• EnTranCe • Smart Grids Hoogkerk Energie 2.0

• Masterplan Power-to-Gas • Hades • FlexiGO • E-hub • CAES • Smart cities/duurzame

dorpen Gas in transitie

• Biogas plant of the future • Biogas centrum Groningen • Woodspirit 2.0 • Milena Olga • Qlyte

Bedrijven (aantal voorbeelden, geen compleet overzicht)

Gasunie Havesstag

Gasterra RWE Essent

NAM NUON

AVEBE HVC

SuikerUnie Topell Energy

Bioclear BioMCN

DSM TenneT

Paques, Attero Alliander

Noblesse Proteins Enexis Kennisinstellingen Living Lab

RUG, Energy Academy Europe, Energy College, Delta-instituut,

Hanze Hogeschool, ECN, EnTranCe

MKB Ondersteuning

• MKB onderzoeks-vouchers • Ondersteuning bij innovatie en vermarkting • Thema-platforms • Start-ups stimuleren (i-lab / venture lab) • Testomgeving bieden: Living Labs • Launching customer (wie/wat/hoe) • Doorontwikkelen financieel/ fiscaal instrumentarium MKB • Creëren netwerken en consortia

Kennis & Human Capital

• Uitbouw Energy Academy Europe tot International Centre of Excellence

• Uitbouw Energy College (MBO)Skills voor zachte innovatie • Aansluiten op Techniekpact • Opstellen regionale HC-agenda • Opstellen regionale kennisagenda • Realisatie Kenniscentrum wind-op-zee in Den Helder • Meer aandacht voor ‘harde’ innovatie i.s.m. technische

universiteiten

Page 36: Bijlagenboek nia 3 juli

36

• Groen gas hubs • Syngas infrastructuur • Small cale LNG • LNG pontons • Ombouw transport - LNG Offshore energy

• Leeghwater • Afsluitdijk/Energiedijk • Kabelcorridor Waddenzee • Mobiel werkeiland • Helikopter haven • Blue energy • Aquatische biomassa

Overig Partners van buiten de regio

Havens Dutch Biorefinery Cluster

VNO/NCW Bouwend NL Noord

SER-Noord

Duitse en Scandinavische kennisinstellingen en overheden

Bouwends NL Noord

LTO Noord

NOM

Provincies - Gemeenten

• Onderzoeksprogramma kostenreductie wind-op-zee • Onderzoeken Edgar, Flexigas en Flexiness. • Inrichting Energy Venture Lab voor begeleiding studenten

start ups

Financieel & Fysiek

• Verbetering werking ETS en CO2 prijs • Lagere kapitaalkosten wind-op-zee (rol EBN?) • Fiscale prikkels Groen Gas • Kleine velden beleid voor groen gas (voorrang op het net) • Ontwikkelen wettelijk kader voor energie-opslag • Creëren afzetmarkt voor digestaat • Flexibilisering tarieven energietransport • Convenant met NGO’s mbt kabelcorridor Waddenzee • Infrastructuur voor laden/tanken LNG en Groen Gas

Overig

• Vergroten e-literacy publiek • Vergroten maatschappelijk bewustzijn energiesector

Mogelijke activiteiten om op te pakken

Bedrijven Kennisinstellingen / intermediairs Maatschappelijke organisaties Overheden

Investeringen laten aanhaken op versnellingspaden Switch

Kennisontwikkeling binnen de vier versnellingspaden Switch

Bijdragen aan de realisering van Switch

Stimulerings- en ondersteuningsbeleid t.a.v. de uitvoering van Switch

(Door)ontwikkelen innovaties, bouw productieplants

Opzetten Demo-centra samen met bedrijven t.b.v. commercialiseringsfase bedrijven

Vertegenwoordigen burgers Verantwoordelijkheid nemen in de Taskforces per versnellingspad Switch

Samenwerking in de keten en intersectoraal

Ondersteunen start-ups Kritisch meekijken naar ontwikkelingen

Governance

B8. Vrijetijdssector en gezondheid Cross-overs binnen het innovatieve bedrijfsleven en de maatschappelijke uitdagingen bieden kansen voor Noord-Nederland om optimaal te profiteren van haar groeipotentieel. De vrijetijdssector is een sector die in termen van werkgelegenheid een belangrijke rol speelt in de Noordelijke economie. De Rijksuniversiteit Groningen en het European Tourism Futures Institute (Stenden Hogeschool) verrichten internationaal in aanzien staand onderzoek op dit

Page 37: Bijlagenboek nia 3 juli

37

gebied. Daarnaast is Stenden Hogeschool aangewezen als Centre of Expertise op het gebied van Toerisme, Leisure en Hospitality. Hierin werkt Stenden Hogeschool samen met NHTV

1 internationaal hoger onderwijs Breda en HZ University of Applied Sciences in Vlissingen.

Noord-Nederland bezit hiermee een sterk potentieel voor het ontwikkelen van een aantrekkelijk en eigentijds vrijetijdsaanbod, maar zet dit nog nauwelijks clusteroverschrijdend in. De vrijetijdssector heeft daarom de uitdaging, zoals gesteld in de noordelijke innovatieagenda opgepakt en ziet mogelijkheden om bij te dragen aan de brede ontwikkeling van het mkb en aan de maatschappelijke uitdagingen die het uitgangspunt vormen voor Noord-Nederland. Met name in de cross-overs met Healthy Ageing liggen mogelijkheden om kansen te identificeren, producten te innoveren en nieuwe markten te ontdekken: zoals gezondheidstoerisme en gezonde gastronomie. Daarnaast wordt de vrijetijdseconomie de laatste jaren op de verschillende niveaus steeds vaker erkend als randvoorwaardelijk voor overige economische ontwikkelingen, vestigingsklimaat en voor leefbaarheid. Bijdrage aan maatschappelijke uitdagingen • Gezond ouder worden (healthy ageing) en participatie van ouderen aan de samenleving; inhoudelijk verschuivende vraag naar aanbod. • Leefbaarheid van Noord-Nederland (vergrijzing, bevolkingskrimp, braindrain, afnemende beroepsbevolking) • Gezondheid dmv gastronomie (verbetering aanbod in de restaurant sector): Een juiste dieet- en voedselkeuze kan een belangrijke bijdrage leveren aan

een verlenging van de levensduur en verbetering van kwaliteit van leven, in het bijzonder van ouderen. Hier kan gastronomie een rol inspelen. • Verduurzaming werkgelegenheid. Door diversificatie en seizoensverlenging draagt de vrijetijdssector bij aan stabilisering van de werkgelegenheid. • Aantrekkelijkheid en vestigingsklimaat. Verbetering van het aanbod in vrijetijdsaanbod is een belangrijke factor in het vestigingsklimaat. Voorbeeldprojecten Belangrijke spelers Wat is benodigd

Gezonde gastronomie

Convenant Gezond Gewicht

Terugdringen zout en verzadigd vet in voedsel

Bewustwording bij ondernemer en klant

Nieuwe doelgroepen toerisme

Inkomend toerisme Noord-Nederland

Gezondheidstoerisme

Senior Tourism (EU)

Bedrijven

Zorginstellingen Ondernemers in de vrije tijdsector

Zorgverzekeraars Kennisinstellingen

RUG, WUR Stenden en Van Hall

ETFI

Hotelonderwijs HBO en MBO

Centre of Expertise Leisure, Tourism and Hospitality (CELTH)

Overig

HANNN KHN RIVM Innexus

Greenlinics Provincies Promotiekanalen Waddengoed

MKB Ondersteuning • Kennis over eten en gezondheid • Kennis over streekproducten • Kennis over innovatieve ontwikkelingen agrofood • Opbouw regionaal “merk”, imago verbonden aan gezondheid • Bekendheid MVO-initiatieven Kennis & Human Capital • Kennis over gezondheidsaspecten voedsel • Kennis over zorgeffecten voedselkwaliteit • Kennis van gastronomische ontwikkelingen

1 NHTV is penvoerder van dit centre of expertise.

Page 38: Bijlagenboek nia 3 juli

38

Bijlage C Opbrengst werkgroepen

C1. Werkgroep Instrumentarium

Datum: 27 mei 2014 Werkgroep: Akke Groenewoud (VNO/NCW-MKB Nederland), Peter Elskamp (KvK), Geert Jan Arends

(RUG), Joyce Walstra (namens HBO), Henk Emmens (SNN), Sander Oosterhof (NOM), Ronald Vlonk (provincie Groningen), Steven van Straalen (provincie Fryslan), Rene Donkerbroek (provincie Drenthe), Arjen Nieveen (gemeente Assen, namens NG 4), Allard van Dijk (ministerie EZ), Herman Cock (provincie Drenthe trekker namens Taskforce) en Melvin Könings (Lysias, ondersteuner namens Taskforce)

Betreft: Advies werkgroep instrumentarium aan de projectgroep RIS

Samenvatting In deze notitie hebben we het onderzoek en innovatie instrumentarium voor de programmaperiode 2014 - 2020 zo goed mogelijk in kaart gebracht. In totaal is voor Noord-Nederland een budget beschikbaar van overheden en kennisinstellingen van circa € 3,5 miljard. Er zijn dus ruime middelen beschikbaar om vorm te geven aan het innovatiebeleid in Noord-Nederland. Dat wil overigens niet zeggen dat ondernemers gemakkelijk toegang hebben tot deze middelen of dat de effectiviteit van deze instrumenten allemaal even groot is. Het instrumentarium van overheden en kennisinstellingen is versnipperd over meer dan 300 regelingen. Afstemming, bundeling en/of harmonisatie van instrumenten is gewenst, de huidige regelingen vormen thans een bestuurlijke spaghetti. Er zijn niet alleen veel regelingen, maar ook veel loketten. Omvang, toegang, samenhang en onderlinge versterking van het instrumentarium voor onderzoek en innovatie is onvoldoende in beeld. Focus, aansluiting en monitoring is dringend gewenst. Voor een groot deel van de fases voor innoveren lijkt er toegesneden financieel instrumentarium te zijn. Het instrumentarium kent veel overlap. Toch zijn er ook witte vlekken. Zoals een gemakkelijk instrument voor MKB bedrijven om in onderzoek en innovatie aan te haken. Kennisvouchers kunnen daar goed bij helpen. Ook is het goed het aantal zogeheten "oliemannetjes" te vergroten voor ondernemers. Dit zijn business development experts met een goed overzicht van relevante markten, contacten en instrumentarium. Voor de ondersteuning van innovatie constateren we een organisatorische spaghetti met veel bestuurlijke drukte. Dat kan en moet slimmer georganiseerd worden, waarbij het "no wrong door" principe voorop moet staan. Het "no wrong door"-principe werkt alleen als alle ‘deuren’ zich bewust zijn en worden afgerekend dat een succesvol afgeleverde innovatie een collectieve prestatie van het ecosysteem is. Instrumentarium is niet altijd financieel van aard (subsidies). Ook met zachtere hand (bijvoorbeeld met revolverende financiering) kan gestuurd worden. De overheid kan vaker als launching customer optreden door in bestekken en aanbestedingen nadrukkelijker RIS doelstellingen op te nemen. Bijvoorbeeld in het domein van de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) is nog veel innovatie-winst te behalen. Plannen worden ervaren te rigide te zijn en procedures duren te lang. Regelluwe zones en een meer ontwikkelingsgerichte (ipv behoudende) benadering kunnen bedrijven helpen om verder te groeien. Het is belangrijk een keuze te maken voor de doelgroep: innovatiebeleid is niet voor alle ondernemers bedoeld. Focus het beleid en het instrumentarium op ondernemers die net dat steuntje in de rug nodig hebben. Ga werkenderwijs aan de slag, al doende leert men. Actie is nu nodig, succes ligt besloten in de praktijk, niet in de theorie of uitvoerige studies.

Page 39: Bijlagenboek nia 3 juli

39

Inleiding

Het innovatie instrumentarium van overheden, kennisinstellingen en bedrijven is volatiel en bevat vaak een mix aan beleidsdoelen. Zo kan het nationale energie-instrument VAMIL voor een ondernemer een stevige impact hebben voor een innovatieve investering, terwijl het sec geen innovatie-instrument is. Er zit veel beweging in het beleid van overheden op verschillende niveaus, instrumentarium verschuift. Maar soms is er ook wat starheid en houden betrokkenen zich vast aan gebaande paden (van subsidies en organisaties).

In deze notitie brengen we het onderzoek en innovatie instrumentarium voor de aankomende programmaperiode 2014 - 2020 zo goed mogelijk in kaart. Daarna kijken we welk instrumentarium nodig is om de RIS doelen te realiseren en te ondersteunen. De werkgroep heeft het instrumentarium daarvoor onderverdeeld in vijf categorieën. Vanuit deze categorisatie kijken we ook naar de zogeheten witte vlekken in het instrumentarium, mede vanuit de input zoals gegeven tijdens de RIS3-powersessies. Ook vatten we het rapport "Aan de Slag" samen van SER Noord-Nederland (uit maart 2014), een rapport met talrijke aanbevelingen voor een zogeheten succesvol interactief innovatie-systeem. Tenslotte geven we een korte doorkijk naar het vervolg.

1. Het instrumentarium in kaart Het financiële instrumentarium van overheden is verdeeld over vele verstrekkers (van lokaal tot Europees niveau). Het actuele financieringsaanbod van alle overheden in Noord Nederland wordt door SNN inzichtelijk gemaakt op www.123subsidie.nl. Op deze website (portal) staan alle voor het noordelijke bedrijfsleven beschikbare lokale, provinciale, regionale, landelijk en Europese kredieten, fiscale regelingen en subsidies vermeld. Dit zijn overigens niet alleen onderzoek en innovatie instrumenten, maar ook talrijke andere instrumenten (arbeidsmarkt, milieu, etc). Ondernemers doorlopen op deze website een eenvoudig stappenplan: ze kiezen eerst de regio waarin de onderneming gevestigd is, dan de doelgroep waar de onderneming onder valt (groot, MKB of zelfstandig) en dan het thema waarvoor de subsidie bedoeld is. Per ingevulde stap vallen er een aantal subsidies af. Daarna verschijnen de subsidies die passen bij de selectie van de ondernemer passen het scherm. Hoe meer selecties de ondernemer toepast, hoe gerichter het systeem kan zoeken. Daarna kan de ondernemer tips voor indiening en status van de subsidie-regelingen bekijken. Ondernemers kunnen ook op naam naar specifieke regelingen zoeken. Per mei 2014 staat de teller van 123subsidie.nl op meer dan 300 subsidieregelingen (openstaand en te verwachten). Daarvan betreft ruim 80% subsidies, de overige instrumenten zijn revolverend van aard (zoals leningen, garanties en participaties). Kort samengevat is er een enorm brede waaier aan instrumenten beschikbaar, voor bijna alle denkbare fases van ontwikkeling en innovatie. Voor het thema arbeidsmarkt en human capital heeft de werkgroep zich beperkt tot die instrumenten die zich richten op het verhogen van het kwalificatieniveau van de noordelijke beroepsbevolking en het versterken van de aansluiting tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Instrumenten die zich richten op het bestrijden van werkloosheid en het creëren van werkplekken voor de doelgroep van de Participatiewet, blijven hier buiten beschouwing. Onder andere in het op te stellen ‘Banenplan Noord-Nederland’ zal ruimschoots aandacht besteed worden aan deze bijzondere doelgroepen. 1.1. Onderzoek en innovatie in Noord-Nederland

De omvang van R&D uitgaven (met name investeringen in eigen personeel) nam in Noord-Nederland tussen 2003 en 2007 stevig toe met 18%. Een aanzienlijke procentuele toename, maar lager dan in Nederland als geheel (21%). Dat is ook zichtbaar in het aandeel innovatieve bedrijven in het Noord-Nederlandse MKB. In 2010 was dit percentage 25%, voor Nederland als geheel 31%. Een bedrijf wordt als innovatief aangemerkt indien het in de afgelopen drie jaren aan product- of procesinnovatie heeft gedaan. Na het intreden van de financieel economische crisis in 2009 zijn de uitgaven in R&D-activiteiten niet toegenomen. De noordelijke economie is gevoeliger voor conjunctuurinvloeden. De kosten van ondernemers voor onderzoek en innovatie werden tot nu toe mede gefinancierd met significante financiële impulsen van de overheid. De regionale begrotingen kunnen en zullen in de

Page 40: Bijlagenboek nia 3 juli

40

toekomst veel minder gevoed worden door significante eenmalige impulsen of meevallers. De Europese programma's dalen in omvang, de rijksbijdragen gaan omlaag en ook de eigen inzet van provincies en gemeenten neemt significant af. Noord-Nederland ambieert een leidende rol op het gebied van duurzaam energie- en klimaatbeleid. Dit komt mede voort uit de concentratie van gasindustrie en een groeiende positie in de elektriciteitsproductie. De energiesector is in het Noorden met ruim 400 bedrijven, 30.000 directe banen en een toegevoegde waarde van rond de € 1,5 miljard sterk vertegenwoordigd.

De top van de Nederlandse expertise op het gebied van watertechnologie bevindt zich in Noord-Nederland. Er zijn 150 bedrijven in de watertechnologie sector actief die goed zijn voor ongeveer 1.000 banen. Samen realiseren ze € 150 miljoen toegevoegde waarde. Wetsus, een Technologisch Topinstituut (TTI), is een samen-werkingsverband van 90 bedrijven en 16 universiteiten.

De Noord-Nederlandse gezondheidssector telt 6.000 bedrijven met 100.000 banen en is goed voor een omzet van € 5 miljard. De sector kenmerkt zich door een geïntegreerde aanpak van gezond ouder worden en een betrokkenheid van de hele zorgketen: preventie, zorgaanbieders, onderzoekers, verzekeraars, bedrijven en brancheorganisaties. In de regio zijn zowel innovatieve MKB’s als (inter)nationale multinationals aanwezig.

De landbouwsector tenslotte is sterk vertegenwoordigd in Noord-Nederland en onmisbaar voor de agribusiness. De agribusiness is met 6.000 bedrijven, 15.000 banen en een toegevoegde waarde van ca. € 1,3 miljard van groot belang voor Noord-Nederland. Ook zijn diverse kennisinstellingen aanwezig en is er een sterke industriële afzetmarkt door de aanwezigheid van de chemische industrie en biomethanol en bioraffinage fabrieken.

(SNN website, feiten en cijfers Noord-Nederland)

1.2. Financieel overzicht 2014 - 2020 Voor het indicatief in kaart brengen van het financieel instrumentarium voor de periode 2014 - 2020 maken we een onderverdeling van regionale inzet (provincies en gemeenten), de inzet van kennis- en onderwijsinstellingen, de nationale inzet en de Europese inzet. Dit zetten we uit in een indeling van (1) fiscaal instrumentarium, (2) krediet en fondsen en (3) subsidie instrumenten. Deze inventarisatie heeft een hoog indicatief gehalte. Immers, begrotingen liggen nog niet voor 7 jaar vast. Budgetten uit bijvoorbeeld het Europese Horizon 2020 programma zijn niet over nationale of regionale schijven verdeeld, de toekomst moet leren hoe Noord-Nederland kan putten uit deze middelen. De uitgaven aan R&D (NB: dit zijn vooral onderzoeksuitgaven, niet alle innovatie bestedingen) zijn in het Noorden lager dan in de rest van Nederland. In 2009 werd in het Noorden € 665 miljoen uitgegeven, ca. 6% van het landelijke totaal, waar de werkgelegenheid zo’n 9% bedraagt. Kijkend naar de verdeling van de R&D uitgaven over bedrijfsleven, hoger onderwijs en researchinstituten, blijkt dat in Noord-Nederland het bedrijfsleven in 2009 38% van deze uitgaven voor zijn rekening nam, terwijl dat landelijk 48% was. Oorzaak hiervoor ligt in het feit dat de R&D afdelingen van grote multinationals die het grootste deel van de R&D uitgaven doen, niet in het noorden gevestigd zijn. Statistisch (fiscaal) gezien vallen deze R&D uitgaven dus niet in het Noorden. In de provincie Groningen, waar de R&D uitgaven als percentage van het BBP heel dicht bij het landelijke cijfer liggen, is het aandeel van bedrijven zelfs maar 16%. In het Noorden wordt de meeste R&D dus (statistisch) bedreven bij de hogere onderwijsinstellingen en researchinstituten. Belangrijk is niet alleen naar onderzoek en onderzoeksinstrumenten te kijken, maar ook naar instrumenten (en middelen) die ingezet worden voor innovatie. Soms is namelijk de focus van "onderzoek" te nauw en te veel afgebakend naar wetenschappelijke begrotingen of uitgaven van ondernemers naar onderzoekspersoneel (WBSO). Innovatie is een veel breder begrip en bevat alle kosten die een ondernemer maakt om nieuwe producten, diensten of processen te ontwikkelen of te introduceren. Dat hoeft niet altijd de inzet van compleet experimentele techniek te zijn, maar soms is de inzet van nieuwe combinaties van technieken en markten al een innovatie op zich. De regionale overheden (provincies en gemeenten) financieren circa een half miljard uit eigen middelen voor onderzoek en innovatie beleid. Provincies en steden hebben eigen subsidieregelingen en programma's met een omvangen van circa € 324 miljoen in de komende 7 jaar. Recentelijk hebben alle provincies eigen revolverende fondsen opgezet (in totaal circa € 141 miljoen voor 7 jaar). En ze dragen via cofinanciering ook bij aan Europese programma's (circa € 80 miljoen voor 7 jaar).

Page 41: Bijlagenboek nia 3 juli

41

De kennisinstellingen in Noord-Nederland hebben ook een aanzienlijk innovatiebudget. De omzet van onderzoek van de RUG bijvoorbeeld bedroeg in 2012 € 554 miljoen, waarvan € 168 miljoen contractonderzoek was. Het grootste deel van dit onderzoek wordt gefinancierd uit nationale geldstromen (OC&W) en uit Europa (o.a. Horizon 2020). Bedrijven financieren circa € 13 miljoen per jaar aan contractresearch. Voor onderstaande tabel gaan we uit van een inzet van eigen middelen van circa € 50 miljoen per jaar, dit is € 350 miljoen in de komende 7 jaar. Lectoraten aan de Hogescholen voeren (vraaggestuurd) toegepast onderzoek uit. Een deel van deze onderzoeksprojecten wordt gefinancierd door het Regieorgaan SIA (Stichting Innovatie Alliantie). Het Ministerie van OC&W heeft aan SIA subsidie beschikbaar gesteld voor de stimulering van onderzoeks- en innovatieprojecten via de zogeheten RAAK-regeling. Op grond van eerder gehonoreerde aanvragen is de verwachting dat de hogescholen in Noord Nederland circa € 2,4 miljoen in 2014 uit RAAK kunnen inzetten. Daarnaast wordt door de Hogescholen vaak nog een deel uit eigen middelen bijgedragen. Naast de RAAK regeling financieren hogescholen ook onderzoek uit andere bronnen (nationaal / EU). Voor 2014 is de inschatting dat hieruit ruim € 12 miljoen voor toegepast onderzoek gebruikt wordt. Tenslotte zijn aan Noord-Nederlandse hogescholen vijf Centres of Expertise toegekend. Binnen deze publiek private samenwerking tussen Hogescholen en bedrijfsleven wordt onderzoek uitgevoerd. Het ministerie van OC&W draagt aan de noordelijke Centers of Expertise circa € 4 miljoen per jaar bij. In totaal besteden hogescholen dus circa € 18 miljoen per jaar aan innovatie, dit is € 126 miljoen voor de komende 7 jaar. Voor het MBO zien we dat ongeveer 40% tot 50% van de opleiding van MBO leerlingen plaatsvindt in de praktijk bij een bedrijf of kennisorganisatie. Regelmatig levert het omgaan met leerlingen vernieuwende ideeën of gedachten op. MBO instellingen en het MKB zijn natuurlijke partners, maar de invloed van bedrijven op de opleidingen kan nog worden versterkt. Innovatieve praktijkomgevingen werken positief op samenwerking. De omzet van het MBO voor heel Nederland in 2013 bedroeg circa € 3,2 miljard. Bij een geschat aandeel in Noord-Nederland van 10% bedraagt de omzet van het MBO in Noord Nederland ongeveer € 320 miljoen. Veruit het grootste deel daarvan wordt ingezet voor reguliere onderwijsactiviteiten. Circa 2% wordt jaarlijks uitgegeven aan innovatieactiviteiten, dit is circa € 6 miljoen per jaar. Deze middelen worden, samen met middelen vanuit Europa, Rijk, provincies en gemeenten en bedrijven, door de MBO instellingen veelal geïnvesteerd in innovatieve praktijk-leeromgevingen. De MBO instellingen en bedrijven werken daarin samen aan toekomst vast onderwijs via innovatieve projecten. Een aantal van de praktijk-leeromgevingen heeft de status van Centrum voor Innovatief Vakmanschap (CIV). Voorbeelden zijn: CIV Water en CIV Agro-Food. Op het gebied van energie werken de Noordelijke MBO instellingen samen in het E-college. Dit netwerk-college verbindt de zogenaamde hotspots energie van elke MBO instelling met elkaar en met de Energy Academy (HBO). Met ingang van 2014 heeft OCW voor 4 jaar een MBO investeringsfonds opengesteld van € 25 miljoen per jaar. MBO instellingen kunnen daar projecten indienen voor vernieuwde leer-werkomgevingen. Met de 10% regel van het Noorden zou het gaan om € 2,5 miljoen per jaar aan subsidiemiddelen. De cofinanciering van bedrijven en overheden moet 50% bedragen. In totaal besteedt het MBO dus circa € 8,5 miljoen per jaar aan innovatie, dit is circa € 60 miljoen voor de komende 7 jaar. De rijksoverheid financiert een belangrijk deel van het wetenschappelijk onderzoek in Nederland. In 2014 gaat het om ongeveer € 4,5 miljard voor heel Nederland. Rijksfinanciering van onderzoek vindt op verschillende manieren plaats. Een belangrijke inzet zijn de fiscale stimuleringsregelingen WBSO, RDA en de Innovatiebox. Deze instrumenten hebben een zeker open einde karakter en het is soms wat arbitrair waar nu precies de steun landt. Grote bedrijven hebben hun hoofdkantoor buiten Noord Nederland staan en verrichten hun onderzoeksactiviteiten in nauwe verbinding met binnen- en buitenland. Soms landt de WBSO steun op het hoofdkantoor in de Randstad, terwijl de R&D werkzaamheden in Noord-Nederland worden verricht. Waar precies welke fiscale steun landt is lastig te bepalen. Voor het financieel overzicht 2014 - 2020 hebben we een rekenslag aangehouden dat de economie van Noord-Nederland grofweg 10% van de Nederlandse economie beslaat. Ervaring leert echter dat er meer relatief innovatie in de Randstad en bijvoorbeeld Zuid Nederland plaatsvindt dan in Noord-Nederland. En dat je dus niet "zo maar" 10% van het indicatieve nationale budget aan Noord-Nederland kan toerekenen. Tussen de 5% en 10% van dit nationale instrumentarium zal in Noord-Nederland neerslaan, voor het overzicht hanteren we daarom een gemiddelde van 7.5%. Het kabinet stelt jaarlijks in het Belastingplan het budget voor de WBSO en RDA vast. De realisatie kan afwijken van het budget. Voor de WBSO bedraagt het budget in 2014 € 756 miljoen, voor de RDA € 302 miljoen. Met een rekenslag van 7,5% en de looptijd van 7 jaar is het budget voor WBSO voor Noord-Nederland circa € 400 miljoen en voor de RDA circa € 160 miljoen. Via de innovatiebox

Page 42: Bijlagenboek nia 3 juli

42

kunnen ondernemers winsten behaald uit innovatieve activiteiten onderbrengen in een speciale tariefbox binnen de vennootschapsbelasting. De winst die in deze tariefbox valt wordt belast tegen een effectief tarief van slechts 5% in plaats van 25%. Dit betekent dus een winstvrijstelling van maximaal 80%. Bij een toerekening van € 1 miljoen aan inkomen aan de innovatiebox, leidt dit tot een direct belastingvoordeel voor een ondernemer van € 200.000. Het nationale budget van de innovatiebox bedraagt in 2014 € 625 miljoen. Voor Noord-Nederland levert dat de komende 7 jaar een indicatief budget op van circa € 330 miljoen. De rijksoverheid is ook actief met kredieten en fondsen. Het Innovatiefonds MKB+ omvat de financieringsinstrumenten die beschikbaar zijn voor innovatie en financiert snel groeiende innovatieve ondernemingen. De focus ligt hierbij op de fase waarin kennis wordt omgezet in een eindproduct, van kennis naar kassa. Het fonds bestaat uit 3 pijlers: Innovatiekrediet, de SEED Capital-regeling en een Fund-of-Funds (nog in ontwikkeling). Voorwaarde aan deelname is dat de ondernemer en investeerder de financiering terugbetalen als de ontwikkeling van het innovatieve product of dienst in technisch opzicht succesvol is verlopen. Het Innovatiefonds MKB+ kan deze innovatie-euro’s vervolgens opnieuw investeren in een nieuwe geschikte aanvraag en zo in plaats van één ondernemer, meer ondernemers van krediet voorzien. Indicatief gaat het om € 42 miljoen voor 7 jaar voor Noord-Nederland. Daarnaast is er vanuit het rijk de regeling MKB Innovatiestimulering Topsectoren (MIT). De MIT is gericht op de 9 topsectoren, voor elke topsector is circa € 2 miljoen per jaar beschikbaar, in 2014 is het MIT budget al gegroeid naar € 32 miljoen. Circa de helft hiervan is revolverend, de andere helft heeft een subsidie karakter. Indicatief gaat Noord-Nederland de komende 7 jaar circa € 20 miljoen revolverend ontvangen en circa € 20 miljoen als subsidies. Directe overheidsfinanciering van het rijk bestaat bijvoorbeeld uit vaste bijdragen aan instellingen (zogenaamde institutionele financiering of basisfinanciering). Ook wordt er onderzoek gefinancierd via intermediaire organisaties zoals NWO en RvO. Aan het topsectorbeleid is ook innovatiebudget verbonden. Dan is er nog het financieren van onderzoek via eigen (kennis)-instituten, zoals bij de Ministeries van Veiligheid en Justitie en VWS. En ook vindt er rechtstreekse financiering van beleidsgericht onderzoek plaats via de financiering van projecten of programma's. Een ander deel van het rijksbudget gaat op basis van internationale verdragen naar internationale organisaties (CERN, ESA, ESO, EMBL en EMBC) of naar buitenlandse onderzoekers (met name vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken). En uiteindelijk landt veel van dat soort onderzoeksgeld ook weer (terug) in Nederland. Verder financiert het rijk ook een deel van de cofinanciering voor de EU structuurfondsen (circa € 22 miljoen voor 7 jaar) en is er nog sprake van zogeheten Sectorplannen (uit het sociaal akkoord 2013, circa € 100 miljoen voor 7 jaar). De EU 2020-strategie is de langetermijnstrategie van de Europese Unie, in 2010 is vastgesteld door de regeringsleiders van de EU-landen. Deze strategie heeft als doelstelling de Europese economie te ontwikkelen tot een concurrerende, sociale en groene markteconomie. Het bouwt voort op de strategie van Lissabon die tot 2010 liep en heeft eveneens een looptijd van 10 jaar. In het kader van de Horizon 2020 zijn 7 vlaggenschipprogramma's (kerninitiatieven, ook wel flagships) opgesteld om aan de strategie concrete invulling te geven. Horizon 2020 is ook de naam van het programma van de Europese Commissie om Europees onderzoek en innovatie te stimuleren. Horizon 2020 loopt sinds 1 januari 2014 en is de opvolger van het Zevende Kaderprogramma (KP7). Dit onderzoeksprogramma heeft een totaalbudget van ongeveer € 80 miljard voor de periode 2014-2020. Het programma wordt eenvoudiger, streeft naar hogere deelname van het MKB en heeft meer aandacht voor publiek-publieke en publiek-private samenwerking. Europa financiert niet alleen via de Horizon 2020 programma's, maar ook via de zogeheten Structuurfondsen. In bijlage 1 is meer toelichting opgenomen over de Europese fondsen en instrumenten. Europa investeert ook via de Europese Investeringsbank (EIB) en het Europese Investeringsfonds (EIF) in innovatiebeleid. De afgelopen jaren zijn er grote deals gesloten voor groei van participatiemaatschappijen en fondsen. Voor Noord-Nederland betreft dit een impuls van circa € 142 miljoen. Op die manier is de volgende indicatieve tabel ontstaan van de belangrijkste instrumenten voor onderzoek en innovatie van overheden en onderwijs- en kennisinstellingen.

Page 43: Bijlagenboek nia 3 juli

43

Tabel indicatief instrumentarium 2014 - 2020 voor Onderzoek en Innovatie

Fiscaal Krediet / fondsen Subsidies Totaal

Regionaal Innovatiefonds N-NL € 20 Fryslân Fernyt IV € 5

Doefonds Fryslan € 8 NIOF vervolg € 10

Wurkje for Fryslân € 50 Innovatief/Duurzaam Groningen € 2

MKB Fonds Drenthe € 13 Innov. Actieprog.Groningen IV € 6 Revlv. Fonds Groningen € 50 REP-centraal (Noordelijk) € 33

Aardgascompensatie Groningen € 100

Wurkje for Fryslân € 100

Budget NG4 (grote steden) € 18

Provinciale cofinanciering van EFRO, INTERREG, POP etc € 80

€ 141 € 404 € 545

Universiteiten Wetenschappelijk onderzoek € 350

Hogescholen Raak en Centres of Expertise € 126

MBO Toegepast onderzoek € 60 € 536

Nationaal WBSO € 400 Innovatiefonds MKB+ € 42 TKI's (diverse sectoren) € 14

RDA € 160 MKB innov. stim (MIT) € 20 MIT (diverse sectoren) € 20

Innovatiebox € 330 Cofinanciering EFRO Noord € 22

Sectorplannen (‘Asscher-middelen’) € 100

€ 890 € 62 € 156 € 1.108

Europa EU Investeringsbank € 142 EFRO Noord € 100

Horizon 2020 (div. onderdelen.) € 250

INTERREG V abc € 90

Themafondsen EU (waaronder ESF) € 700

€ 142 € 1.140 € 1.282

Totaal € 890 € 345 € 2.236 € 3.471

Alle bedragen * miljoen voor de periode 2014 - 2020; deze lijst is indicatief en niet uitputtend!

In totaal is er dus een budget beschikbaar van overheden en kennisinstellingen voor het stimuleren van onderzoek en innovatie van grofweg € 3,5 miljard in de periode 2014 - 2020. Daarvan heeft meer dan € 3 miljard een subsidiekarakter, circa € 345 miljoen (10%) is revolverend. Op landelijke schaal vindt er in het innovatiebeleid een stevige omslag plaats van subsidies naar revolverende instrumenten: het nationale budget voor innovatiesubsidies daalde de afgelopen 4 jaar met meer dan 2/3, terwijl het revolverende instrumentarium (in samenwerking met de Europese Investeringsbank) in diezelfde periode meer dan vertienvoudigde. Deze trend is ook in Noord-Nederland aan de orde. In de komende 7 jaar besteden overheden en kennisinstellingen dus meer dan € 495 miljoen per jaar aan onderzoek en innovatie, dat is meer dan € 2 miljoen per werkdag. Opvallend aan deze (grove) inventarisatie is dat het Europese aandeel in de onderzoek en innovatie financiering relatief groot is met circa € 1,3 miljard. De rijksbijdrage bedraagt ongeveer € 1 miljard en de regionale inzet is ook ongeveer € 1 miljard (€ 545 miljoen van overheden en € 536 van kennis- en onderwijsinstellingen). Het indicatieve bruto regionaal product van Noord-Nederland in diezelfde periode bedraagt meer dan € 350 miljard. Met een budget van € 3,5 miljard zijn de bestedingen van de gezamenlijke overheden voor onderzoek en innovatie dus ongeveer 1% van de regionale economie. Zo'n 15 jaar geleden al weer werden de zogeheten Lissabon doelstellingen afgesproken, met ambities voor onderzoek en ontwikkeling. Volgens de Lissabon strategie moest in ieder land minimaal 3% van het bruto binnenlands product besteden aan onderzoek en innovatie, waarbij het bedrijfsleven twee derde van de benodigde investeringen voor zijn rekening zou moeten nemen en de overheid de rest (minimaal 1%). De gezamenlijke overheden in Noord-Nederland halen deze doelstelling dus ongeveer, maar gaan daar ook niet overheen. Landelijk gezien is het laatste cijfer van de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (2012) € 12,9 miljard. Dit is 2,16% van de omvang van de economie (CBS, november 2013). Het bedrijfsleven financiert daarvan € 7,3 miljard, de overheid € 5,6 miljard. Op nationale schaal ligt de verhouding tussen bedrijfsleven en overheden dus op 57% versus 43%. In combinatie met de indicatieve overheidsinstrumenten voor Noord-Nederland van € 3,5 miljard voor 7 jaar, zou dit doorvertaald een investering uit het bedrijfsleven opleveren van € 4,6 miljard en daarmee een totale uitgave voor onderzoek en innovatie voor de periode 2014 - 2020 van circa € 8 miljard.

Page 44: Bijlagenboek nia 3 juli

44

1.3. Ondersteuningstructuur Op dit moment is er een zekere wirwar van organisaties in Noord-Nederland die zich bemoeien met de ondersteuning van ondernemers voor onderzoek en innovatie. De overheid is tot nu de belangrijkste en vaak enige financier van deze uitvoering-, ontwikkeling- en clusterorganisaties. In 2013 bedroegen de kosten van ondersteuning circa € 18 miljoen:

Organisatie Kosten 2013

Energy Valley € 2.900.000

HANNN € 700.000

Sensor Universe € 1.200.000

Wateralliance € 800.000

Agrifood & Biobased € 600.000

Inzet UO SNN € 6.000.000

Inzet KvK en Syntens € 3.000.000

Inzet NOM (excl. participaties) € 1.900.000

Inzet RvO (voorheen Agentschap) € 1.000.000

Totaal2 € 18.100.000

NB: deze lijst is indicatief en niet uitputtend De financiering van deze organisaties is niet altijd stevig geborgd. Ook via kennis- en onderwijs-instellingen is er een ondersteuningsstructuur waar ondernemers terecht kunnen. Voor 2014 staat hiervoor onder meer het volgende begroot:

Onderzoekinstellingen Begroot 2014

Centra voor Innovatief Vakmanschap € 1.500.000

Centre of Expertise Energie € 1.000.000

Centre of Expertise Healthy Ageing € 1.000.000

Centre of Expertise Water € 1.000.000

Centre of Expertise Smart Polymeric Materials € 1.000.000

Centre of Expertise Leisure/Toerisme/Hospitality PM

Centrum voor Valorisatie en Ondernemerschap Groningen € 100.000

Totaal € 5.600.000 NB: deze lijst is indicatief en niet uitputtend Overheden hebben de afgelopen jaren werk gemaakt van het reduceren en ‘ontsnipperen’ van de vele netwerken en loketten. De rijksoverheid heeft het initiatief genomen om ondernemerspleinen in te gaan richten waar ondernemers alle informatie van de (semi-)overheid kunnen vinden die zij nodig hebben om te ondernemen. Het ministerie van EZ heeft besloten om via de nieuwe Kamer van Koophandel (gefuseerd met Syntens) ondersteuning voor ondernemers te bieden op de onderwerpen Start en Groei, Innovatie en Internationalisering. In Noord Nederland zijn hiervoor ruim 30 fte ingezet en daarnaast vindt voorlichting en ondersteuning plaats door een ongeveer even groot aantal medewerkers verspreid over 3 provinciale kantoren. Aanvullend aan de KvK (1

e lijns taak) bevordert

de NOM (2e lijns taak) investeringen, levert business development diensten en financiering. Het

Ministerie van EZ werkt aan een landsdekkende ROM structuur. Tenslotte is RvO een belangrijke uitvoerder van - en vraagbaak voor nationale en internationale subsidieregelingen. RvO kent (nu nog) innovatie ambassadeurs en is ook actief in de regio. Het Ministerie van EZ werkt met alle regio’s aan optimalisatie van de innovatiedienstverlening aan het MKB. In het Noorden loopt een pilot waarin KvK, NOM en RvO samenwerken rondom MKB innovatie dienstverlening. Bedoeling is dat organisaties als RvO naar de back office verschuiven. 1.4. Overzicht van - en toegang tot instrumentarium Er is een brede waaier aan instrumenten beschikbaar voor Noord-Nederlandse ondernemingen, voor bijna alle denkbare fases van ontwikkeling en innovatie. Er is ook veel overlap van instrumenten, met als potentieel gevolg dat ondernemers en bijvoorbeeld subsidiemakelaars gaan shoppen naar subsidies. Voor een gemiddelde ondernemer is het lastig om op vlotte wijze overzicht en toegang te

2 In dit overzicht zijn niet de eigen medewerkers van provincies en gemeenten opgenomen, die uiteraard ook veel voorlichting

en ondersteuning voor ondernemers verzorgen.

Page 45: Bijlagenboek nia 3 juli

45

krijgen tot alle subsidiemogelijkheden, vooral bij de instrumenten waarvoor in het Noorden geen loket is en waar direct subsidie kan worden aangevraagd. Met 123subsidie.nl is een eerste stap gezet naar één digitaal loket in Noord-Nederland waar een financieringsvraag kan worden gesteld en van waaruit de antwoorden worden gegenereerd. Tegelijkertijd zien we nog veel versnippering en verkokering in het veld, met een groot aantal loketten, overlap tussen regelingen en gebrek aan samenhang en aansluiting. Voorbeeld: een agrarisch ondernemer die een energieproducerend idee heeft kan zich op dit moment wenden tot de loketten van Energy Valley, NOM, CIV, SNN, RvO en KvK (onlangs gefuseerd met Syntens). De vorming van een Noordelijk Ondernemersplein is nog in gang. Gezien de complexiteit, maar zeker ook de omvang (en potentie) van Europese subsidie-mogelijkheden, is ook de begeleiding naar dit EU instrumentarium toe aan een service die veel beter kan. Steeds meer marktgerichte Europese instrumenten gaan namelijk via nieuwe sporen en paden naar de markt, zoals revolverende fondsen en thematische onderzoeksfondsen. Gebruikelijke paden zoals programmamanagement van EFRO fondsen worden daarmee omzeild. Europa werkt ook met nieuwe partners zoals onderzoeksorganisaties, clusterorganisaties en regionale ontwikkelings-maatschappijen. Bekeken moet worden of de portal van 123subsidie.nl is uit te breiden of te integreren met instrumentarium van andere (semi-)overheden, ontwikkelingsmaatschappijen en onderwijs- en kennis-instellingen. En focus moet niet alleen zijn op subsidie, maar ook op financiering. Daarenboven zou de grootste prioriteit moeten liggen bij het verhogen van de kwaliteit van de plannen en projecten waarvoor subsidie en/of financiering moet worden verkregen. Welke integratie er kan plaatsvinden met het nieuwe ondernemersplein. Immers, doel van het kabinet is om het ondernemersplein als de centrale ontvangst en doorverwijzingplek in te richten voor ondernemers. Dat vergt dan wel een wat andere werkwijze en organisatie in Noord Nederland. (Strategische) projecten moeten van onderop en in samenhang en samenwerking met (internationale) partijen worden opgezet. Bestaande structuren en netwerken moeten daarvoor beter in stelling worden gebracht en wellicht anders opereren.

Tussenconclusies over het instrumentarium in kaart: 1. Het instrumentarium van overheden, kennisinstellingen en bedrijven voor onderzoek en innovatie

is volatiel. Instrumenten komen en gaan, uitfaserend en voorgenomen instrumentarium lopen sterk door elkaar heen. Het speelveld is continu in beweging.

2. Instrumenten bevatten vaak een mix aan beleidsdoelen. Zo kan het energie-instrument VAMIL voor een ondernemer een stevige impact hebben voor een innovatieve investering, terwijl het sec geen innovatie-instrument is.

3. In totaal is een budget van overheden en kennisinstellingen beschikbaar van € 3,5 miljard, dat is meer dan € 495 miljoen per jaar vanuit overheden en kennisinstellingen. Het indicatieve innovatiebudget voor Noord Nederland is dus significant, maar wel versnipperd over meer dan 300 regelingen. Circa 10% van het voorgenomen instrumentarium is revolverend.

4. Omvang, toegang, maar vooral ook samenhang en onderlinge versterking (aansluiting en voorkomen van overlap) is maar matig in beeld. De subsidieportal 123subsidie.nl geeft een eerste samenhang, maar is nog niet volledig.

Page 46: Bijlagenboek nia 3 juli

46

2. Categorisering en witte vlekken Vanuit de werkgroep is gekeken welk instrumentarium nodig is om de RIS te realiseren/ondersteunen en de rol van MKB en ook andere organisaties daarbij te stimuleren. De werkgroep heeft het instrumentarium daarvoor onderverdeeld in vijf categorieën:

1. Financiering (kredieten, fiscale regelingen en subsidies); 2. Ondersteuning / Business Development (bijv. verbindingen, toeleiding, netwerken); 3. Investeringsprioriteiten (wie investeert waar, incl. launching customer activiteiten) 4. Regelgeving (bijv. bestemmingsplannen, Wabo). 5. Beschikbaarheid van een goed opgeleide beroepsbevolking (opleidingen, leven lang leren)

Ondernemers en kennisinstellingen hebben in de RIS3-powersessies aangegeven dat er voor elke fase voor innoveren toegesneden instrumentarium dient te zijn. Daarbij is kennis van zaken bij toekenners cruciaal, waar nodig moet er snel doorgeleid kunnen worden. Er is een behoefte aan het afdekken van risico’s, het ondersteunen van haalbaarheidsonderzoeken, het creëren en behouden van platforms, netwerken en clusters die tegemoet komen aan (gemeenschappelijke) vragen van bedrijven en het starten van MKB proeftuinen en livingslabs, in samenwerking met grote bedrijven. 2.1. Financiering Technologieontwikkeling van een bedrijf of sector wordt ook wel uitgedrukt in Technology Readiness Levels (TRL's). Dit zijn niveaus om de status te beoordelen van de zich ontwikkelende technologieën (apparaten, materialen, componenten, software, werkprocessen, enz.). Op het gebied van financiering, kredieten en subsidies zijn er weinig witte vlekken binnen de TRL thermometer op de schaal van 9 tot en met 4 en deels 3. Bedrijven geven aan de laagdrempelige regelingen als WBSO en NIOF te waarderen, evenals de begeleiding van startende ondernemers via F-linc. Wel zijn veel instrumenten specifiek gericht op technologieontwikkeling (onderzoek en ontwikkeling) en maar beperkt gericht op innovatie (van kennis naar kassa). Voor veel ondernemers geldt dat een nieuwe product/markt combinatie, zeker in combinatie met internationalisering, hoogst innovatief is en vooral business development vraagt. De technologie is dan vaak gereed, maar de vraag van de ondernemer is hoe deze kennis snel om te zetten in concrete producten en/of diensten. Uit de RIS3-powersessies bleek dat veel ontwikkeldomeinen volgens ondernemers en kennis-instellingen op TRL niveau 4 – 7 zitten. Dit betekent dat ze met name in de fase zitten van het vinden van de juiste partners en het bouwen van coalities om de innovatie verder door te ontwikkelen en door middel van testen en living labs tot nadere productontwikkeling te komen. Hiervoor zijn uiteenlopende financieringsinstrumenten van de overheid beschikbaar. Punt van aandacht is wel de mogelijkheden op het gebied van primair R&D bij MKB (level 1, 2 en deels 3 op de TRL thermometer). Bedrijven willen ook voor primaire R&D sparren met andere bedrijven en/of onderzoeksinstellingen. Ervaring laat zien dat MKB bedrijven moeite hebben een verdienmodel in de lage TRL fases te zien. Terwijl ze daar vaak wel veel innovatiekracht hebben. Een MKB voucher van beperkte omvang en met beperkte verantwoording zou hier toegevoegde waarde kunnen bieden. In veel regio's blijkt dat dit een eenvoudig en laagdrempelig instrument is om MKB ondernemingen een zet in de goede richting te geven. In bijlage 3 is een voorzet opgenomen van ervaringen, mogelijkheden en randvoorwaarden van dergelijke vouchers. Het gemiddelde MKB bedrijf loopt vaak aan tegen barrières van tijdsduur (terugverdientijd) en cofinanciering. Er is een kloof tussen fondsen (vooral EU-fondsen) en individuele MKB bedrijven, hetgeen ook geldt voor MKB en topsector instrumentarium. Dit kan worden overbrugd met geld en actie: enerzijds het verzorgen van cofinanciering en anderzijds informatie verstrekken en partijen verbinden. Ondersteuning is gewenst bij complexe regelingen zoals Horizon 2020. Juist in de verbinding en opschaling liggen kansen, met voldoende massa komen organisaties als de Europese Investeringsbank pas echt in beweging.

Page 47: Bijlagenboek nia 3 juli

47

In het verleden beschikte Noord-Nederland over een centrale en decentrale IPR regeling voor uitbreiding en vestigingsprojecten ("regionale steun"). Deze regelingen zijn niet meer actief. In ons onderzoek naar bestaand en mogelijk nieuw instrumentarium voor onderzoek en innovatie is er weinig behoefte gebleken aan een nieuwe IPR. Dit instrument kan en mag alleen worden toegepast in die gebieden waar sprake is van een zogeheten goedgekeurde steunkaart. Het ministerie van EZ inventariseert momenteel de behoefte aan een dergelijk kaart bij de regio’s in Nederland. Noord-Nederland heeft een ontwerp staatssteunkaart ingediend, uiteindelijk zal de Europese Commissie hierover moeten oordelen. Geen steunkaart betekent voor de toekomst geen mogelijkheid voor een IPR-achtig instrument, met behoud van een steunkaart houdt Noord-Nederland deze optie nog open. Traditioneel heeft veruit het grootste deel van het instrumentarium een subsidie karakter. Middelen van de overheid worden slechts eenmalig (als bijdrage aan een project) ingezet. Een andere manier van publiek financieren is revolverend financieren. Daarbij verschaft de overheid leningen, garanties of participaties en vloeien middelen (deels) ook weer terug naar de overheid. Middelen kunnen daarmee vaker en langer worden ingezet. Revolverende instrumenten hoever niet per se aan te sturen op positief (marktconform) rendement. Zo worden middelen van sommige innovatie-instrumenten van het rijk bijvoorbeeld naar inschatting 7 keer ingezet (bijvoorbeeld kortlopend krediet), daarna zijn de middelen door (ook) het mislukken van projecten (risicovolle projecten) op. 2.2. Ondersteuning Ondernemers met een kennisvraag of innovatieplan kunnen op dit moment in het Noorden bij veel loketten terecht. Het zijn veel loketten, waardoor er een organisatorische spaghetti ontstaat met onvoldoende ruimte voor maatwerk en een gebrekkige onderlinge aansluiting. De ondernemers-pleinen zijn formeel pas in 2014 gevormd, maar moeten nog echt vorm krijgen. En de fusie van Syntens en Kamer van Koophandel is ook nog vers en niet helemaal uitgekristalliseerd. Veel partijen in het Noorden vragen om meer aandacht voor business development (van kunde naar kassa). Om meer bruggen te bouwen tussen onderzoek en markt, om ontwikkelde kennis echt te commercialiseren. Een heldere, gezamenlijke definitie van Business Development (BD) ontbreekt echter. In het algemeen wordt BD gedefinieerd als het omzetten van een idee in een vermarktbaar product, dienst of intellectueel eigendom. Daarmee is BD ook een zeker container begrip. Wat vergt BD precies en wie pakt dat op dit moment op? Wie ondersteunt wat? Door gebrek aan antwoorden op deze vragen ervaren ondernemers vaak een kastje naar de muur aanpak als ze met een idee of vraag bij de ondersteuningsstructuur aankloppen. Mensenwerk is belangrijk: deskundige business developers, projectontwikkelaars en matchmakers zijn onontbeerlijk om bedrijven te helpen bij nieuwe samenwerking, producten of diensten. Ook halen ze informatie bij de bedrijven op, vertalen ze deze en zoeken ze een link met projectfinanciering. Een algemeen beeld is dat er onvoldoende breed georiënteerde "oliemannetjes" in Noord-Nederland rondlopen, die ondernemers snel en doelgericht op pad helpen. Innovatie wordt niet per se bevorderd door geld of financiering, maar vooral ook door het creëren van een ecosysteem waarbinnen de innovatie plaatsvindt. Kennisinstellingen ontberen soms de kennis, de middelen en/of de noodzaak om innovaties te valoriseren. Om de cross-overs tussen de sectoren te maken, zijn broedplaatsen of business incubators nodig: momenten (tijd) en plekken (plaats) waar bedrijven uit allerlei sectoren zich buigen over actuele ‘thema’s’ en marktkansen. Deze ecosystemen hoeven overigens niet alleen fysiek van aard te zijn, een gezamenlijke mindset en onderling vertrouwen is net zo belangrijk. Ook in ondersteunende zin is er sprake van witte vlekken. Bedrijven zijn vaak goed in het maken van een product, maar weten soms minder goed hoe ze daar kennis voor op kunnen doen voor verdere ontwikkeling of waar ze de financiering kunnen vinden. Anderzijds blijven veel kansen bij Kennis-instellingen onbenut omdat er onvoldoende kennis of kunde is om vindingen naar de markt te brengen. Ondersteuning c.q. begeleiding door experts en/of businessdevelopers, kan dan uitkomst bieden. Die business development ligt op het terrein van inzichtelijk en beschikbaar krijgen (ook met bijvoorbeeld met pre-seed capital) van (Europese middelen) maar ook op het terrein van valorisatie (kennis te gelde maken). Sommige spelers in het veld uiten een wens dat geïnvesteerd moet worden in een structuur waar MKB makkelijker met een vraag naar een kennisinstelling kan. Ondersteuning van ondernemers zit vooral in het hier en nu. Om echt onderscheidend te worden in Europa is een meer ondernemende en coöperatieve insteek van de verschillende overheden en

Page 48: Bijlagenboek nia 3 juli

48

bedrijven een essentiële voorwaarde. Ondernemend in de zin van keuzes maken en daar voor gaan en leidend tot een concreet te vermarkten product. Coöperatief in de zin van gaan voor het collectieve (RIS)belang. Voor dit deel is instrumentarium (geld en mensen) gewenst om strategische projecten in de regio (en samen met andere regio’s) op te zetten. De ontwikkeling zit vooral in het voorwaarden-scheppende, zoals bijvoorbeeld duidelijke aanspreekpunten en netwerkorganisatie en netwerkbeheer. 2.3. Investeringsprioriteiten Een nieuw product moet altijd een eerste keer grootschalig verkocht worden. Grote partijen als provincies, gemeenten, waterschappen, woningcoöperaties kunnen daarbij een belangrijke rol spelen door op te treden als een launching customer. Deze organisatie kunnen een inkoopmodel ontwikkelen dat erop is gericht ook daadwerkelijk innovatieve producten te kunnen gaan inkopen. Nu al ligt er een actieplan Ondernemersvriendelijk aanbesteden Noord-Nederland ondertekend door Bouwend Nederland, MKB Noord en VNO-NCW Noord de 3 provincies en diverse gemeenten in Noord-Nederland. Daarin is ondermeer aangegeven dat partijen zich bewust zijn van het belang van een goede samenwerking en interactie met opdrachtnemers en onderkennen daarbij de kracht van bouworganisatievormen die ruimte bieden voor innovatie maar ook voor onderwerpen als Duurzaamheid en SROI. Om dit actieplan verder uit bouwen en om het begrip innovatie daarbij een zwaarder accent te geven zou bijvoorbeeld op het gebied van Biobased economy, noordelijk speerpunt van innovatie, een inkoopmodel ontwikkeld kunnen worden om ook daadwerkelijk producten uit de biobased economy in te kunnen gaan kopen. Als voorbeeld kan een project van de provincie Zeeland dienen. Deze provincie gaat voor onder meer kantoorbehoeften, gebouwinrichting, wegenaanleg en -onderhoud aan de hand van het ontwikkelde model voortaan nagaan of er biobased componenten kunnen worden toegepast. Onderdeel van de afwegingen bij biobased toepassingen zijn onder andere de levensduur en de levensduurkosten van de producten die worden gevraagd in de aanbestedingen. Daarmee wordt niet alleen de productie van biobased (eind)producten en grondstoffen gestimuleerd, maar is er ook aandacht voor het op gang brengen van de vraag. De Provincie Zeeland is van mening dat de overheid hierin ook een voorbeeldfunctie heeft. In de verwachting dat biobased inkopen navolging krijgt. Indien de bij de RIS betrokken partijen zich achter een dergelijk principe zouden scharen dan kan daarmee een substantiële vraag naar biobased producten op gang komen in Noord-Nederland. Daarmee snijdt het mes aan twee kanten; innovatie wordt verder gestimuleerd en krijgt concrete klanten en anderzijds wordt krijgt de werkgelegenheid van het regionale bedrijfsleven een impuls. 2.4. Regelgeving Uit de RIS3-powersessie bleek dat er nog stevige belemmeringen in de markt worden ervaren op het gebied van regelgeving. Belemmeringen die innovatie beperken. Bijvoorbeeld in het domein van de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) is winst te behalen. Plannen worden meer dan eens ervaren te rigide te zijn en procedures duren te lang. Regelluwe zones en een meer ontwikkelings-gerichte (ipv behoudende) benadering kunnen bedrijven helpen om verder te groeien. Een goed voorbeeld is de recente vestiging van een aantal grote zuivelfabrieken in Heerenveen: betrokken overheden hebben daar maximaal inzet getoond om vestiging qua vergunning verlening zo snel mogelijk te faciliteren. Met name ook in de energie hoek is modernisering van regelgeving van groot belang. Vaak is hierbij nationale regelgeving aan de orde, deze werkt voor sommige ontwikkelingen uiterst belemmerend. Bijvoorbeeld in de aanleg van nieuwe slimme netwerken en bij mogelijkhedenl om het gebruik van de netwerkinfrastructuur anders in rekening te brengen. Hoewel politiek Den Haag dan aan zet is om regelgeving te veranderen, kunnen regionale overheden en ondernemers wel degelijk gezamenlijk aanpassing van deze wetgeving stimuleren en waar mogelijk (tijdelijke) experimenteer ruimte afdwingen. 2.5. Human Capital Menselijk kapitaal is een noodzakelijke voorwaarde om de ambities van de RIS en de Noordelijke Innovatie Agenda te realiseren. Dat betekent dat we in de komende jaren extra moeten investeren in

Page 49: Bijlagenboek nia 3 juli

49

een goed opgeleide beroepsbevolking en in opleidingen die beter aansluiten bij de vraag van ondernemers. Omdat (technologische) veranderingen elkaar in steeds hoger tempo opvolgen, is het daarnaast van belang aandacht te schenken aan de vaardigheden van werknemers van nu en in de toekomst. Voor versterking van de beroepsbevolking zijn wellicht middelen beschikbaar vanuit de EU Structuurfondsen en de sectorplannen. Op onderdelen is extra instrumentarium (financiële ruimte) nodig, onder andere voor om- en bijscholing van werkenden, nieuwe beroeps- en wetenschappelijke opleidingen en meer en betere praktijklocaties voor ontwikkeling en kennisvalorisatie. In de wetgeving is versoepeling gewenst om twee of meer studies te kunnen stapelen.

Tussenconclusies over de witte vlekken:

1. Voor een groot deel van de fases voor innoveren lijkt er toegesneden financieel instrumentarium te zijn. Toch zijn er nog wel een aantal witte vlekken, zoals een gemakkelijk instrument voor MKB bedrijven om in onderzoek en innovatie aan te haken, bijvoorbeeld via vouchers.

2. Voor de ondersteuning van innovatie constateren we een organisatorische spaghetti. Bedrijven vragen vooral om hulp in Business Development: hoe kan een idee snel naar een vermarktbaar product? Hiervoor ontbreken zogeheten "oliemannetjes": experts met een overzicht van relevante markten, contacten en instrumentarium.

3. De overheid kan dwingend als launching customer optreden door in bestekken en aanbestedingen nadrukkelijker RIS doelstellingen op te nemen. Maar ook met zachtere hand (bijvoorbeeld met revolverende financiering) kan gestuurd worden.

4. Instrumentarium is niet altijd financieel van aard. Bijvoorbeeld in het domein van de ruimtelijke ordening (bestemmingsplannen) is nog veel innovatiewinst te behalen. Plannen worden ervaren te rigide te zijn en procedures duren te lang. Regelluwe zones en een meer ontwikkelingsgerichte (i.p.v. behoudende) benadering kunnen bedrijven helpen om verder te groeien.

5. Het realiseren van de ambities op het terrein van innovatie kan niet zonder een stevige impuls in het human capital van Noord-Nederland, onder meer door verbetering van opleidingen en praktijklocaties.

2.6. Witte vlekken in kaart

In het kader van de RIS3 werden dit voorjaar zogeheten powersessies georganiseerd, waar bedrijfsleven en kennisinstellingen samen hebben gepraat over strategie en instrumentarium. Daarin kwamen ook zogeheten witte vlekken aan bod: wat mist er in het instrumentarium in Noord-Nederland (of waar moet Noord-Nederland veel meer op inzetten. Hieronder zijn de witte vlekken in een matrix gezet, waarin de vier maatschappelijke RIS3-uitdagingen (plus een kolom voor generieke instrumenten) zijn gecombineerd met de categorisering van het instrumentarium zoals in dit hoofdstuk beschreven. Let wel: dit is geen uitputtend beeld, maar het zijn trefwoorden zoals opgetekend uit het veld. RIS3-uitdaging: Instrumentarium:

Energie Water Health Agro Generiek

1. Financieel

Robuuste en permanente

exploitatiesteun voor duurzame

energie

Matching met andere regio's

Revolverende fondsen nodig

Stimuleren duurzame raffinage

Behoud WBSO en NIOF

Introductie

kennisvouchers

2. Ondersteuning

Meer verbinding tussen Energy Valley en het lokale MKB

Proces-

Experimenteer en ontmoeting

ruimte

Keten-samenwerking

Competence Centre for

personalized health en ziekte-

preventie

Bestrijd versnippering en zet een goede

cluster organisatie op

Verbind ondersteunende

organisaties

Veel meer naar 1-loket

Page 50: Bijlagenboek nia 3 juli

50

begeleiding Duurzame

Woningbouw

Verbind het organiseren vermogen

MKB

ondersteuning voor Horizon

2020

Data-verzameling

Aanhaken grote chemie

concerns

ZAP faciliteiten

benadering

Investeer in valorisatie

3. Prioriteiten

Biobased initiatieven

Kansen met

woningcororaties

Launching customer

activiteiten met Water-schappen en bijv. riolering

Samenwerking met zorg-

verzekeraars

Waarde creëren bij reststromen

Zet in op de cross overs

4. Regelgeving

Ruimte voor nieuwe

netwerken

Pas regelgeving aan op

consumenten

Deregulering en vierjaars cyclus

overheid

Data-bescherming en

privacy

Ruimte voor duurzame

initiatieven op platteland

Nieuwe focus in RO beleid

5. Human Capital

Sectorplannen laten landen in

N-NL

Extra middelen voor ‘leven lang

leren’

Ruimere mogelijkheden

stapelen studies

Hoger opgeleide beroeps-bevolking

Hogere arbeids-

participatie

Traineeships en stageplekken

2.7. Advies SER Noord-Nederland "Aan de Slag" In haar rapport "Aan de Slag" (maart 2014) concludeert SER Noord-Nederland dat de combinatie van kennisinstellingen, overheid en bedrijfsleven de komende jaren de slag naar slimme groei moet maken, anders dreigt serieuze bedreiging op de middellange en lange termijn voor de welvaart en het welzijn voor de regio als geheel. SER Noord-Nederland keek op welke wijze overheden, intermediaire organisaties en kennisinstellingen hun inspanningen kunnen inzetten om in een ondersteunings-structuur te voorzien die efficiënt en effectief is in het bevorderen van innovatie in Noord-Nederland. De inspanningen van overheden, intermediaire organisaties en kennisinstellingen moeten langs vier lijnen worden ingezet om zowel een grotere effectiviteit, als efficiencywinst in de ondersteuning van zowel technologische als sociale innovatie in het Noord-Nederlandse MKB te bereiken: 1. Kies en koester de doelgroep

De SER Noord-Nederland onderscheidt vier doelgroepen van ondernemers. 1. De ondernemer die geen belangstelling heeft

voor innovatie 2. De ondernemer die wel wil, maar onvoldoende

beschikt over het benodigde netwerk of kennis 3. De ondernemer die wil en ook een plan heeft,

maar de financiering niet rond krijgt of geen geschikte mensen heeft om het plan uit te voeren.

4. De ondernemer die zonder problemen innovatie realiseert.

In het kader van de doelmatigheid van de inzet van middelen adviseert de SER Noord-Nederland in de

Page 51: Bijlagenboek nia 3 juli

51

ondersteuning te kiezen voor de doelgroepen 2 en 3. Hier is de toegevoegde waarde van de ondersteuningsinzet het grootst. Deze focus in de doelgroep schept ook een verantwoordelijkheid. Wanneer een ondernemer gemotiveerd is om te investeren in innovatie is de ondersteuningsstructuur er voor verantwoordelijk dat de motivatie van deze ondernemer verder wordt aangewakkerd en zeker niet wordt verminderd of kwijtgeraakt. Er moet dus niet alleen voor een bepaalde doelgroep worden gekozen, deze doelgroep moet ook worden vastgehouden en gekoesterd. In het kader van de Horizon 2020 agenda is er ook gekeken naar het soort bedrijven dat actief is op de noordelijke speerpunten. Dat geeft het volgende beeld van een innovatiepiramide voor Noord-Nederland. Deze innovatiepiramide is ook overgenomen in het Operationeel Programma EFRO Noord-Nederland. 2. Breng beschikbaarheid in kaart, organiseer toegankelijkheid

In het innovatieproces onderscheidt de SER Noord-Nederland vier innovatiefactoren: kennis, netwerk, financiering en arbeid. Voor het succesvol tot stand komen van innovatie is het belangrijk dat al deze innovatiefactoren zowel beschikbaar als toegankelijk zijn. Innovatie komt niet alleen zelfstandig door bedrijven tot stand, maar ook (en bij uitstek) in interactie met een (regionaal) innovatiesysteem van andere bedrijven, clusterorganisaties en kennisinstellingen. Daarom is een integrale benadering gewenst die er vanuit gaat dat ondersteuning zowel direct aan bedrijven kan worden geboden als gebruikt kan worden om een succesvol interactief innovatiesysteem vorm te geven. Zowel het bedrijfs- als het systeemniveau zijn dus van belang. 3. No wrong door

Het ‘no wrong door’-principe houdt in dat waar in de ondersteuningsstructuur de ondernemer ook aanklopt met vragen, hij of zij nooit de deur wordt gewezen maar altijd verder wordt geholpen. SER Noord-Nederland ziet geen heil in het optuigen van 1 groot loket waar alle ondersteuningsfaciliteiten worden samengevoegd. Dat is te ingrijpend, te tijdrovend en niet noodzakelijk. De specialisaties van de verschillende ondersteuningsfaciliteiten moet Noord Nederland juist koesteren. De opdracht is om een gebruiksvriendelijke en eenvoudige manier te vinden een brug te slaan tussen het bieden van algemene informatie aan elke ondernemer die zich meldt en het doorverwijzen naar meer specialistische informatie of ondersteuning. Daartoe dient elk loket dat openstaat voor ondernemers uitgerust te zijn met eenduidige algemene informatie ook buiten de eigen specialisatie. En door te verwijzen ‘achter de voordeur’ naar de geschikte specialistische ondersteuningsorganisatie als de ondersteuningsbehoefte het algemene niveau overstijgt. Dus niet naar een algemeen nummer, maar naar een gespecialiseerde collega, met naam, mailadres en telefoonnummer. De huidige ondersteuningsorganisaties zullen deze invulling van de huidige structuur gezamenlijk moeten gaan vormgeven. Zij zullen elkaar hiertoe moeten uitrusten. En moeten uitdagen! Dat vraagt een grote verantwoordelijkheid voor clusterorganisaties, intermediaire organisaties, overheden en kennisinstellingen. Het feit dat de intermediairs KvK, ROM en RVO hun instructies en middelen (grotendeels) van het Rijk krijgen, maakt dat het aangaan van het gesprek tussen regio en rijk over die inzet cruciaal is in het gewenste eindbeeld. 4. Al doende leert men, ga aan de slag, stop met studeren!

De SER Noord-Nederland constateert dat er nog altijd veel onbekend is over wat ondernemers nu precies prikkelt of bezighoudt. Ga nu echter niet investeren in grote kwantitatieve of kwalitatieve onderzoeken om de doelgroep nog nauwkeuriger in kaart te brengen. Het belangrijkste is dat er nu snel actie wordt ondernomen om de slag naar slimme groei in Noord-Nederland mogelijk te maken. Succes ligt immers besloten in de praktijk, niet in de theorie. Innovatie is bij uitstek een proces dat zich slecht laat voorschrijven. Deze aanbeveling sluit nauw aan bij een van de grootste stenen des aanstoots die ondernemers ervaren in contact met de overheid: het duurt lang voordat ‘er iets gebeurt’, met een risico van afhaken van ondernemers. Overheden moeten bij het vormgeven van interne processen hier rekening mee houden. Innovatie is bij uitstek een proces van experimenteren; niet alles zal dus in een keer goed gaan. Ook projecten die mislukken kunnen van grote waarde zijn voor het vergroten van slimme groei, zolang ook van deze ‘bad-practices’ wordt geleerd is het niet erg daar enig leergeld voor te betalen. SER Noord-Nederland doet de volgende concrete aanbevelingen.

Page 52: Bijlagenboek nia 3 juli

52

Factoren:

Toegankelijk Beschikbaar

Kennis Creëer kennis-schakelpunt waar ondernemers met een vraag digitaal of fysiek kunnen ‘binnenlopen’. Begeleid ze 1-op-1 verder.

Breid ‘hybride’-aanstellingen uit; 50% onderzoeker/docent, 50% ondernemer.

Geef aansluiting bij (regionaal) MKB (valorisatie) prioriteit in strategie. (Kennisinstellingen)

Zoek actief aansluiting met innovatief MKB bij vormgeven samenwerkingen tussen ‘grootbedrijf’ en universiteiten.

Stel marktvraag centraal bij toegepast onderzoek.

Organiseer algemene informatie bijeenkomsten vanuit Kennisinstellingen voor ondernemers met als vraagstelling “Wat kan ik als ondernemer met een universiteit of hogeschool?”.

Netwerk Gebruik contacten van overheden om bedrijven te introduceren in internationale netwerken, zodat zij deze netwerken vervolgens zelf kunnen onderhouden, uitbouwen of versterken.

Organiseer ook buiten de speerpunt sectoren toevallige ontmoetingen binnen en tussen sectoren opdat cross-overs en netwerken buiten de gebaande paden ontstaan.

Faciliteer bottom-up netwerken ook buiten de speerpunt sectoren

Betrek het regionaal grootbedrijf bij de uitvoering van de Noord-

Nederlandse innovatieagenda. Ook buiten de speerpuntsectoren.

Financiering Breng de beschikbaarheid van zowel regionale, landelijke en Europese ondersteunings-regelingen in kaart.

Ontwikkel een regionale kredietdesk gericht op toegankelijkheid van krediet: 123krediet.nl.

Gebruik competitief 2-fasen model voor meer kwaliteit in toekenning van regelingen.

Onderzoek mogelijkheden voor account-management voor kleine ondernemers.

Stel financieringsregelingen zo generiek mogelijk op. Potentie en kwaliteit worden de belangrijkste voorwaarden voor toekenning.

Stel een revolverend fonds in voor leningen tussen de €10.000 en €250.000 gericht op het MKB

Sluit met overheden, banken en MKB een financieringsakkoord Noord-Nederland.

Arbeid Maak afspraken tussen kennisinstellingen en het regionale MKB voor het aanbod en de vraag naar stages.

Stimuleer het lopen van stage door het toekennen van studiepunten en stagevergoedingen ook in WO

Organiseer en ondersteun netwerken van mbo-opleidingen op clusterniveau. Binnen en buiten de speerpuntsectoren.

De werkgroep Instrumentarium heeft deze aanbevelingen besproken en geconstateerd dat deze aanbevelingen 1-op-1 passen in de analyse.

3. Doorkijk naar vervolg De werkgroep Instrumentarium constateert dat omvang en bereik van het huidig innovatie instrumentarium volatiel en versnipperd is. Budgettair is het instrumentarium van overheden en kennisinstellingen voor Noord Nederland als geheel matig in kaart. Het is dan ook noodzakelijk om een nieuw continu proces met elkaar af te spreken. Daarbij is het niet de bedoeling alles helemaal overhoop te gaan gooien met een complexe reorganisatie van het instrumentarium. Wel is het noodzakelijk dat alle vier de geledingen uit de quadruple helix (bedrijfsleven, maatschappij, kennisinstellingen en overheden) met elkaar een aanpak afspreken, waarin focus en instrumentarium telkens kan worden geactualiseerd. Zo'n gezamenlijke aanpak vraagt om:

Een herkenbare inzet van alle geledingen, organiseer de toegankelijkheid.

Monitoring van instrumentarium op basis van de vraag van het bedrijfsleven en de maatschappij.

Aandacht voor bovenregionale afstemming ( zowel qua bedrijven als instrumentarium).

Gezamenlijk invullen en uitwerken van witte vlekken in het instrumentarium.

Page 53: Bijlagenboek nia 3 juli

53

Een keuze maken van de doelgroep: innovatiebeleid is niet voor alle ondernemers!

Omarm het "no wrong door" principe, draag dat uit en reken elkaar daar op af.

Ga werkenderwijs aan de slag, al doende leert men.

Inhoudelijke aandachtspunten daarbij zijn:

De behoefte om het MKB voorop stellen (als innovatiemotor van het Noorden). Vergemakkelijk innovatie ook voor kleinere ondernemers met eenvoudige vouchers.

Vergroot het aantal zogeheten "oliemannetjes" voor ondernemers. Dit zijn experts met een overzicht van relevante markten, contacten en instrumentarium.

Een effectieve en efficiënte samenwerking van ondernemers, overheid, kennisinstellingen en maatschappij.

Een samenhangend organisatorisch vertrekpunt voor de basisinfrastructuur, die werkt vanuit de behoefte van alle geledingen. Dat vergt afstemming, bundeling en/of harmonisatie van instrumenten, de huidige 320 regelingen zijn thans een bestuurlijke spaghetti.

Alle geledingen hebben een verantwoordelijkheid als het gaat om bijdragen in en uitwerken van de HOE-vraag.

Page 54: Bijlagenboek nia 3 juli

54

Bijlage 1: EU instrumentarium

Onlangs werd het nieuwe ontwerp Operationeel Programma EFRO voor Noord-Nederland gepresenteerd. De inhoud van het programma is nauw afgestemd met verschillende noordelijke stakeholders. Alle input heeft geresulteerd in een evenwichtig programma, dat is ingediend bij de Europese Commissie. Met het indienen van het programma bij de Europese Commissie is een goedkeuringstraject van start gegaan dat naar verwachting na de zomer van 2014 wordt afgerond. Er kan niet worden uitgesloten dat er tijdens dit traject nog wijzigingen in het programma worden aangebracht. Focus en prestatiegerichtheid staan in de nieuwe programmaperiode centraal. De doelstellingen van het programma zijn heel specifiek omschreven en ‘SMART’ geformuleerd. Alleen die projecten die de grootste bijdrage leveren aan de doelstellingen van het programma, komen voor ondersteuning in aanmerking. Om ervoor te zorgen dat het beschikbare geld echt naar de beste projecten gaat, wordt er geselecteerd via tenders en calls. Besluiten over toekenningen vinden plaats op basis van adviezen van onafhankelijke experts. Financieel zijn de vooruitzichten als volgt: Tabel: financieel plan per thematische doelstelling binnen OP EFRO Noord-Nederland 2014-2020

Thematisch doel:

EFRO bijdrage

Nationale en regionale bijdragen (publiek en privaat)

Totale investeringen

Inzet op innovatie 78.691.000 137.357.000 216.048.000

Overgang koolstofarme economie 20.710.000 40.013.000 60.723.000

Uitvoering programma 4.140.824 4.140.824 8.281.648

Totaal 103.541.824 181.510.824 285.052.648

In schema:

Page 55: Bijlagenboek nia 3 juli

55

Bijlage 2: Voorbeeld: onderzoek en innovatie instrumentarium provincie Fryslân

Een recent onderzoek van KvK, NOM, NHL en SNN in opdracht van de provincie Fryslân naar het innovatiepotentieel van het MKB heeft een praktisch inzicht gegeven in het beschikbare en gewenste instrumentarium voor het MKB in Fryslân. Insteek was daarbij niet alleen het aanbod maar ook de vraag naar instrumentarium. Een groot aantal MKB bedrijven is geanalyseerd en ook de schil van bedrijven daaromheen werd bevraagd naar hun wensen en behoeften. Deze analyse in Fryslân leidde tot een database, waarin innovatieve bedrijven zijn ingedeeld naar topsectoren, maar ook naar maatschappelijke doelstellingen uit de RIS. Ook werd beschreven waar de behoefte van het MKB ligt qua instrumenten. Naast het MKB werd in het onderzoek van Fryslân ook gekeken naar de grotere bedrijven en hun toekomstgerichte oriëntatie in combinatie met de RIS. Hieruit kwam naar voren dat het MKB vaak vooral op de korte termijn gericht is (overleven) en dat langjarige strategie vooral bij de grotere bedrijven zit. Wel wordt door die laatste groep aangeven de coöperatie met MKB en overheid nodig te hebben voor verdere doorontwikkeling. De provincie Fryslân wil het Friese bedrijfsleven ondersteunen, om zo de economie een flinke impuls te geven. Om dit te kunnen bereiken, zijn er, vanuit het investeringsprogramma Wurkje foar Fryslân, drie verschillende financieringsinstrumenten ingezet: Fryslân Fernijt, Ondernemingsimpuls Fryslân en het Doefonds. In totaal is hiervoor € 16 miljoen beschikbaar. Fryslân Fernijt is bedoeld voor experimentele innovatieve samenwerkingsprojecten, op het gebied van gezondheid, demografie en welzijn, voedselzekerheid, duurzame landbouw en bio-economie, zekere, schone en efficiënte energie en schone, veilige watervoorziening. Voor deze regeling is in totaal € 5 miljoen beschikbaar. Aanvragen kunnen in verschillende tenders worden ingediend. De eerste indientermijn sluit op 9 mei 2014. De Ondernemingsimpuls Fryslân biedt Friese ondernemers de mogelijkheid een krediet van maximaal € 150.000 aan te vragen, voor meer financiële ruimte. De lening wordt verstrekt na een bedrijfskundig onderzoek door het Instituut voor het Midden- en Kleinbedrijf, met als uitkomst een positief resultaat. Voor de Ondernemingsimpuls is in totaal ook € 5 miljoen gereserveerd. Het Doefonds, dat een totaalbudget van € 8 miljoen ter beschikking heeft, kan een subsidie in de vorm van een lening of garantie verstrekken aan kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, die innovatieve projecten realiseren. De bijdrage vanuit het Doefonds is minimaal € 25.000 en, cumulatief, maximaal € 1,5 miljoen.

Page 56: Bijlagenboek nia 3 juli

56

Bijlage 3: Voorbeeld: concept opzet van een voucherregeling

De werkgroep ‘Instrumentarium’ ziet in een laagdrempelige MKB Voucherregeling een instrument dat toegevoegde waarde kan bieden om ‘vroege’ innovatie te stimuleren. Hieronder is uitgewerkt wat de ervaringen zijn met voucherregelingen en in aansluiting daarop geven wij een richting hoe een eventuele voucherregeling uitgewerkt kan worden. Met het inzetten en gebruik van vouchers is veel ervaring opgedaan. In Noord-Nederland zijn o.a. vouchers ingezet bij projecten als Innoveren met ICT (IMI) en Marktgericht Innoveren. De ervaringen met voucherregelingen zijn; 1. Gebruik een eigen bijdrage Een eigen bijdrage geeft vouchers ‘waarde’. Zelfs bij een beperkte eigen bijdrage is de

ondernemer selectiever bij het inschakelen van expertise dan bij ‘gratis’ vouchers. Een eigen bijdrage voorkomt ook dat adviesbureau’s ‘gratis advies’ gaan verkopen

2. Inzet van expertise is vrij, de uiteindelijke keuze is aan de ondernemer

Beperkingen in de keuze van de gewenste expertise devalueren een voucherregeling sterk (regionale afbakening, beperken tot publieke kennisinstellingen ed)

3. Ondersteuning is zinvol Onafhankelijke hulp om de juiste expertise in te zetten leidt tot aantoonbaar succesvolle

innovaties. Onafhankelijk geëvalueerde resultaten van een voucherregeling kennen we van Dialogic. Zij onderzochten de resultaten van een voucherregeling van het project ‘Kansen voor Flevoland’ uitgevoerd door Ontwikkelingsmaatschappij Flevoland, Syntens en Kamer van Koophandel. Voor deze regeling was voor intake, matchmaking en evaluatie maximaal 16 uur ondersteuning per deelnemer beschikbaar. Deelnemers hebben naar eigen zeggen door ondersteuning vanuit Syntens hun ambities beter kunnen formuleren. In de regionale variant is er veel vaker sprake van vervolgopdrachten (56%) dan in de landelijke variant (36%). Ruim 60% van de vouchergebruikers zou zonder de voucher géén opdracht bij de kennisleverancier hebben uitgezet. Anders dan soms in de landelijke variant gebeurde, gebruiken ze de voucher niet als middel om een opdracht te betalen die ze toch al van plan waren uit te zetten. Opbrengst voor de ondernemers was een concreet advies dat bijdroeg aan het ontwikkelen van nieuwe Product Markt combinaties. Een belangrijk leerpunt uit eerdere voucherregelingen is dat er sprake is van een aanloopperiode van minimaal 1 à 2 jaar om voucherregeling goed kenbaar te krijgen en vervolgens ook meerjarig in stand moet houden. Uit onderzoek “Consultatie van het MKB” van E&E advies komt naar voren dat succesvolle / innovatieve ondernemers eenvoudige- en langlopende regelingen waarderen en gebruiken. Aandachtspunt is ook de administratieve afhandeling. Zowel voor de snelheid van afhandeling als voor de kosten is het goed om een maximaal gedigitaliseerd proces in te richten. De behoefte van bedrijven om vouchers te kunnen gebruiken ligt op verschillende niveau’s; 1. Primaire kennisvraag; veelal enkelvoudige vragen naar kennis die met het inschakelen van een

expert – kennisleverancier of een collega MKB er snel in te vullen is 2. Complexere vraagstukken; deze vragen vergen vaak een verdieping voordat de juiste expertise

ingeschakeld kan worden 3. Kennisvraag in de keten / in clusterverband; hier wordt de kennisbehoefte bepaald door meerdere

partijen en kan een voucher helpen om partners samen te brengen om collectief een kennisinstelling in te schakelen.

Page 57: Bijlagenboek nia 3 juli

57

Invulling kan plaatsvinden met: 1 Kleine voucher Door de ondernemer direct digitaal aan te vragen. Beperkte omvang (max € 1000,= waarvan € 250 eigen bijdrage), met een beperkte toets op de kwaliteit van de in te schakelen expert (feitelijk een beperkte check of de vraag van de ondernemer centraal staat en niet het aanbod van een kennisleverancier). De evaluatie geeft inzicht in klanttevredenheid van de ondernemer en zijn oordeel over de kwaliteit van het geleverde advies. 2 Grote vouchers Door de ondernemer aan te vragen of door eerste lijn - adviseurs aan te bieden. Ondersteuning bij vraagarticulatie en bij de matchmaking naar de benodigde expertise + evaluatie. Hiervoor is max 16 uur (eerste lijn) ondersteuning benodigd. Bedragen € 2500 inclusief een eigen bijdrage van € 500 en € 7.500 met een eigen bijdrage van € 2.500. Evaluatie van het traject als boven. 3 Cluster voucher Voucher aan te vragen door de trekker van een cluster (altijd een ondernemer) namens een groep van tenminste 3 MKB partners. (Andere partners zoals bv grootbedrijf kunnen hier aanvullend in participeren). Business development vindt vaak in de keten plaats, waarbij cross overs (energie – food, sensoren-industrie ed) de domeinen zijn waar radicale vernieuwing plaats kan vinden. Ervaring leert ook dat tussen de wens tot samenwerken en het effectueren daarvan een behoorlijk verschil zit. The proof of the pudding is in the eating; een clustervoucher om gezamenlijk expertise in te huren is in de praktijk een goed hulpmiddel gebleken om samenwerking te stimuleren. (bij voorbeeld inzet van € 5000 van de Kamer om GEAR in te schakelen voor een samenwerkingsverband van Friese ondernemers in de bouw om een nieuw woningconcept te ontwikkelen). Bij deze voucher is een eigenbijdrage minder nodig. Immers, een makkelijke inzet maakt het juist tot een hulpmiddel om een samenwerking inhoud te geven. Bovendien zorgt de betrokkenheid van meerdere ondernemers sowieso voor een stevige selectie van de kennisleverancier. Bedrag max ca € 12.500. Voor procesbegeleiding, de matchmaking naar de benodigde expertise + evaluatie is maximaal 16 uur per deelnemer een goede richtlijn (hoe groter de groep des te complexer is het samenwerkingsproces). Algehele randvoorwaarden voor kennisvouchers zijn:

Business Development waarvoor vouchers ingezet worden zouden altijd een concrete case rond een / meerdere nieuwe Product Markt Combinaties dienen te betreffen.

Naast vouchers is het verstandig om een Marketing en Communicatie budget in te zetten om de doelgroep op het bestaan van de regeling te wijzen.

Intake en evaluatie neerleggen bij publieke partijen als Kamer en NOM.

Organiseer de afhandeling van de vouchers maximaal digitaal (lean and mean) bij SNN.

Vouchers hoeven niet primair op technologie of onderzoek te zijn gericht, een nieuwe product markt combinatie is voor veel MKB ondernemers ook een belangrijke vorm van innovatie.

Page 58: Bijlagenboek nia 3 juli

58

C2. Internationalisering in het kader van RIS3

Van: werkgroep internationalisering bestaande uit: Albert Haan (SNN), Gijs Meijer (provincie Drenthe), Govert Buijs (RUG/UMCG), Jeroen Oskam (ETFI), Jolanda Hekman, Kor Visscher (Philips), Margriet Bouma, Nico Pals (TNO), Rianne Overeem, Sjoerd IJdema (Partoer), Tytsy Willemsma (House of the Dutch Provinces at SNN), Veronika Reek (NHL), Yellie Alkema (SYARK), Willem Reek (SNN, trekker, kernteam RIS3) en Eise van der Sluis (bestuurlijk trekker)

Datum: 10 juni 2014 Betreft: Advies werkgroep internationalisering aan de projectgroep RIS

Inleiding Noord-Nederland heeft in potentie een internationaal waardevol ‘valorisatie-ecosysteem’. Nu is dat nog divers, maar met focus en geconcentreerde actie kan die potentie worden benut door iedereen. Bedrijven en kennisinstellingen in de sectoren die het snelst groeien, krijgen meer internationale aandacht. Het betrokken MKB en zeker het potentieel internationaal MKB, moet nog duidelijk wennen aan internationalisering. Internationale samenwerking op het gebied van talent, R&D samenwerking en waardecreatie in supplychains is van groot belang voor de verdere versterking van de regio. Het aantrekken van buitenlandse (R&D) bedrijven en kenniswerkers, die hier in de regio en in de Noord-Nederlandse living labs, met betrokkenheid van de samenleving de valorisatie van hun innovaties vormgeven, moet tenminste op Europese schaal worden opgepakt. De Noordelijke Innovatieagenda slaat daarmee een brug tussen Europese regio’s en tussen het Europees, nationaal, regionaal en lokaal ontwikkelings- en innovatiebeleid. Die kwaliteit en de groeipositie van de regio stellen haar in staat een Europese rol van betekenis te vervullen. Dat geeft de Noord-Nederlandse samenwerking toegang tot Europese en nationale cofinanciering voor de verdere ontwikkeling van haar valorisatie-ecosysteem. Dit vereist een internationale opstelling en handelswijze van iedereen die onderdeel wil zijn van dit Noord-Nederlandse valorisatie-ecosysteem. Van MKB, van universiteiten en hogescholen, van het MBO, van campussen en living labs, van clusters en andere ondersteuningsorganisaties en van de gezamenlijke overheid. Internationalisering is noodzaak geworden. Want naast het benutten van internationale kennis en naast het samenwerken aan innovaties van groot maatschappelijk en economisch belang, is ook het vergroten van de markt voor Noord-Nederlandse toegepaste innovaties van groot belang voor de gezonde ontwikkeling van de regio. Met alle (internationale) bedrijvigheid, kennis, netwerken en ambities moet Noord-Nederland een krachtig internationaal verhaal naar buiten brengen, waar het gaat om een eenduidig verhaal dat zowel door bedrijfsleven, kennisinstellingen, overheden en alle ondersteunende, maatschappelijke organisaties wordt uitgedragen. Zowel de branding van de regio als de lobby dient daarop gericht te zijn. Het Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN) wordt door zowel private sector als kennisinstellingen en overheden in de positie gezet om als bouwmeester de basis architectuur van dit valorisatie-ecosysteem uit te bouwen tot een hoogwaardige functie van Europees niveau. Dat doet zij niet autonoom, maar als lead partner in een extensief netwerk van actoren met bouwvermogen. Daarnaast geeft SNN de eenduidige branding van de regio, als samenhangend verhaal tussen alle succesverhalen die de regio rijk is. De door de Taskforce RIS3 georganiseerde adviesgroep Internationalisering heeft in de afgelopen maanden de internationaliseringkennis van tal van internationaal georiënteerde organisaties uit de regio bijeen gebracht. De weerslag van die kennis vindt u hier.

De werkgroep heeft niet alle haar gestelde opdrachten kunnen uitvoeren. De onderdelen waarop de werkgroep haar advies heeft gericht zijn:

Page 59: Bijlagenboek nia 3 juli

59

• Een overzicht van internationale spelers in de NNL innovatie-infrastructuur en hun rollen en potentie/capaciteiten;

• Een overzicht van internationaliseringvraagstukken en bijbehorende oplossingen (-oplossingsrichtingen);

• Een overzicht van internationaliseringondersteuning, zoals cofinanciering, juridische en zakelijke hulp, public affairs NNL in Brussel;

• Een analyse van potentieel waardevolle samenwerkingspartners voor NNL-se regio’s, kennisinstellingen, bedrijven en maatschappelijke actoren;

• Een advies over de wijze waarop de verschillende EU-(structuur)fondsen kunnen worden ingezet of aangesproken t.b.v. het uitvoeringsprogramma RIS.

• Een advies over de wijze waarop Noord-Nederland haar public affairs en branding in Internationaal/Europees perspectief inricht en organiseert ende wijze waarop het netwerk van EU-regio’s en stakeholders kan worden ontsloten.

• Een advies over de wijze waarop partners in Noord-Nederland door delen van kennis en contacten een betere uitgangspositie kunnen krijgen in het aanvragen van EU-financiering voor projecten en programma’s die onderdeel zijn van het RIS-uitvoeringsprogramma (Horizon 2020 etc.)

• Er is daarnaast een overzicht van de direct aanspreekbare EU fondsen, die betrekking hebben op internationalisering van bedrijven en instellingen en markten in Noord-Nederland.

2. Analyse van internationalisering in Noord-Nederland

Voor een internationale rol van Noord-Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen is het niet langer mogelijk om te focussen op de relatieve sterkten van de regio binnen de regionale economie. De focus moet zijn op die groeipotentie, die zich vanaf vandaag op internationaal niveau kan meten. Hiermee kunnen ook de andere potenties van de regio krachtiger worden zodat er inclusieve groei wordt gerealiseerd. Bedrijven moeten steeds meer concurreren op internationale markten om te overleven of om te groeien. Economieën zoals China, India en Latijns Amerika groeien snel en, in combinatie met de groei van economieën in de nieuwe EU-lidstaten, de concurrentie neemt alleen maar toe. Het aantrekken en behouden van internationale investeringen en het mogelijk maken voor bedrijven om effectief te concurreren op de internationale markten zijn grote uitdagingen. Noord-Nederland wil als valorisatieregio met Europees profiel succesvol zijn en blijven. Dat betekent dat ze haar plaats moet begrijpen en haar verantwoordelijkheid moet pakken binnen de snel veranderende wereldeconomie. Gespecialiseerde kennisregio´s en economische centra werken niet op zichzelf, maar zijn in toenemende mate met elkaar verbonden en van elkaar afhankelijk, in wereldwijde netwerken. Dit vereist partnerschappen binnen de regio en op provinciaal, nationaal, Europees en zelfs mondiaal niveau. Globalisering en de Europese Unie betekenen dat we leven in een steeds meer verbonden en onderling afhankelijke wereld waarin we zowel kunnen concurreren als samenwerken. Een deel van de oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken vinden we in de ervaringen elders in de wereld. Het andere deel kunnen we zelf maken en vermarkten op Europees en internationaal niveau. In deze snel veranderende omgeving, spelen gespecialiseerde regio´s een cruciale rol bij het actief samenwerken. Waarom is internationalisering van belang? Internationaal actieve bedrijven laten een sterkere groei van de omzet en de werkgelegenheid zien dan bedrijven die niet internationaal actief zijn (EC, 2010). De toegang tot buitenlandse markten biedt dus groeikansen voor het MKB. Internationalisering heeft daarnaast een positieve relatie met de overlevingskansen van een bedrijf. Van de opgerichte Nederlandse bedrijven in 2007 die in hun eerste levensjaar importeren en exporteren bestaat 71% nog na vijf jaar. Van de bedrijven zonder internationale handel bestaat 55% nog na vijf jaar (EC, 2010). Internationalisering zorgt voor het op maat doorsluizen van internationale kennis, via onze kennisinstellingen, groot bedrijf en internationale bedrijven en hun netwerken, naar de Noord-Nederlandse bedrijvigheid. Internationalisering heeft ook een sterke relatie met innovatie: innovatieve bedrijven zijn vaker internationaal actief en internationaal actieve bedrijven zijn innovatiever. Enerzijds krijgen bedrijven door innovaties toegang tot nieuwe (buitenlandse) markten. Anderzijds krijgen internationaal actieve

Page 60: Bijlagenboek nia 3 juli

60

bedrijven toegang tot nieuwe kennis en technologieën, wat een positieve impuls heeft op innovatie. Door innovatie kunnen bedrijven zich onderscheiden van concurrenten, hun marktpositie versterken en groei bereiken. Daarnaast hebben innovatievere bedrijven meer kans op succesvol exporteren en groei te genereren uit export dan niet-innovatieve bedrijven. Voor kennisinstellingen betekent internationalisering het verder benutten van de waardevolle veelal globale netwerken voor toepassingen in innovaties/innovatienetwerken van Noord-Nederland. Zij kunnen met die kennis, helpen innoveren en nieuwe markten vinden voor kennistoepassingen. Dat versterkt de vraag naar additionele kennis en zorgt dat er ook middelen voor zijn. Voor kennisinstellingen is verder van belang dat de regio internationaal aantrekkelijk is en kenniswerkers, onderzoekers en docenten uit de hele wereld aantrekt voor (tijdelijk) actieve participatie in de regionale kennisinfrastructuur. Stand van zaken Internationale speelveld in Noord-Nederland Stakeholders in Noord-Nederland tonen zich steeds meer bereid samen op te trekken op het brede veld van internationale uitdagingen en activiteiten. Zo hebben de kennisinstellingen van Noord-Nederland een afgestemde internationaliseringsagenda, werken de provinciale overheden samen met SNN aan een gezamenlijke Europa strategie en hebben de CMO’s van de drie provincies zich verenigd in één gezamenlijke Europese inzet. Inmiddels is Noord-Nederland regionaal goed aangesloten op het Smart Specialization Strategy platform van de Europese Commissie, het Comité van de Regio’s, de belangrijkste directoraten de Europese Commissie en op potentiële Europese partnerregio’s, als Catalunya, Helsinki, Valencia, en Niedersachsen. Daarnaast bestaan tal van waardevolle verbanden in het Interreg B North Sea gebied, met regio’s in Denemarken, Zweden, Noord-Duitsland, Het Verenigd Koninkrijk en Schotland. Kennisinstellingen alsmede het grootbedrijf en de reeds goed geïnternationaliseerde MKB bedrijven doen zaken over de hele wereld, en halen en brengen kennis waar die voor handen is. Kennisinstellingen hebben hiervoor hun eigen internationaliseringsagenda. Al deze internationale contacten zijn potentieel interessant voor het MKB. Zaak is deze netwerken effectief te ontsluiten waarmee kennis van elders omgezet kan worden in nieuwe producten/diensten, die op hun beurt weer geëxporteerd kunnen worden. In de hele werking van de verschillende organisaties vallen de volgende punten vallen op: - kennis uit internationale netwerken van Noord-Nederlandse

actoren naar de nog niet of weinig internationaal werkende Noord-Nederlandse actoren wordt onvoldoende benut.

- het niet optimaal op elkaar afstemmen van internationale activiteiten en acquisitie;

- de versnippering van partijen/organisaties die op het internationale vakgebied actief zijn;

- het te kort aan specialistische kennis met betrekking tot kansrijke markten en sectoren; - het rechtstreeks toegang hebben tot de diverse databases, zoals o.a. de NFIA; - te weinig informatiedeling; - een gerichte, gebundelde lobby.

Conclusie: Er zijn al veel internationale contacten in Noord-Nederland. Het is nu van het grootste belang dat die contacten worden benut om kennis en innovaties uit al deze netwerken naar Noord-Nederlandse bedrijven en clusters van kennisinstellingen en bedrijven te halen, om daar bij te dragen aan innovatie en valorisatie.

Stand van zaken kenniswerkers in Noord-Nederland Steeds meer bedrijven doen een beroep op buitenlandse kenniswerkers om hun technische vacatures ingevuld te krijgen. Ook kleinere bedrijven schakelen buitenlands talent in. Veel bedrijven doen hun best om aantrekkelijk te zijn voor hooggeschoolde buitenlanders. Want wie het talent bindt, loopt voorop in de competitie. Het vraagstuk is zeker ook actueel in de Noordelijke provincies. Zo werken er bij Philips Drachten mensen van maar liefst 35 nationaliteiten en de voertaal is Engels. Sommige werken in Drachten en

Page 61: Bijlagenboek nia 3 juli

61

wonen ‘gewoon’ in Amsterdam. Philips is in de Noordelijke regio wel een uitzondering. Beeld is dat expats moeilijk de weg naar Noord-Nederland te vinden. Ook blijkt dat buitenlandse studenten die afstuderen aan de Noordelijke onderwijsinstellingen vaak in West- of Zuid-Nederland op zoek gaan naar werk. Als de herkenbaarheid en aantrekkelijkheid van het Noorden kan worden versterkt, zal dat de concurrentiepositie van veel noordelijke bedrijven aanzienlijk verbeteren. Door gezamenlijk de regio Noord-Nederland aantrekkelijk te maken en wereldwijd te profileren, trekken we meer internationale studenten en internationale kenniswerkers aan die hier langer willen blijven, wat de economische ontwikkeling van de regio ten goede komt. De aanwezigheid van internationaal talent versterkt de aantrekkingskracht van de regio als vestigingsplaats voor internationale bedrijven en kennisinstellingen en multiculturele teams stimuleren de innovatie. Een goed aanhakingspunt voor verdere actielijnen op dit gebied zijn wellicht gelegen in het project ‘Make it in the Netherlands’. Het ministerie van OCW heeft Noord-Nederland aangewezen als één van de drie pilot-regio’s voor dit project. Hiermee gaat het noorden ondersteund worden om meer internationaal talent te verbinden aan de kennisinstellingen en bedrijven in de regio.

Conclusies: • beeldvorming is dat expats moeilijk de weg naar Noord-Nederland weten te vinden. • buitenlandse studenten die afstuderen aan de Noordelijke onderwijsinstellingen gaan vaak in

West- of Zuid-Nederland op zoek naar werk.

Stand van export in Noord-Nederland De export in Noord-Nederland betreft ongeveer 18 miljard euro in termen van buitenlandse afzet. De industrie is daarin het belangrijks. In het noorden is ook de export van de landbouw relatief belangrijk. De export van zakelijke en financiële diensten is juist minder belangrijk dan landelijk. Ten aanzien van internationalisering wordt de positie van Noord-Nederland als minder sterk gezien. Zowel de exportoriëntatie van noordelijke bedrijven als de FDI (foreign direct investments; buitenlandse investeringen in bedrijven) zijn relatief laag. De exportintensiteit – het aandeel van de export in de totale economische activiteiten – ligt in het noorden een paar procent onder het landelijk gemiddelde. Voor heel Nederland neemt de export ongeveer 24% in van de totale productie of afzet. In het Noorden ligt dat rond de 20%. Exportpotentieel Dat er potentieel is voor meer export door het mkb wordt bevestigd in een aantal onderzoeken, het onbenutte exportpotentieel voor Noord- Nederland wordt ingeschat op ongeveer 3 miljard, als alleen de helft van het exportpotentieel op de middellange termijn (zeg 5-10 jaar) gerealiseerd zou worden, dan zou het gaan om een extra groei van de export van 12%-15%, wat neerkomt op een extra groei van de totale afzet van ruwweg 1,5 miljard euro. Wanneer we dit gegeven combineren met het gegeven dat er uit verschillende onderzoeken blijkt dat:

Internationaliserende bedrijven hun omzet sneller zien groeien;

Internationaliserende bedrijven na een crisis sneller herstel tonen;

De productiviteit van internationaliserende bedrijven 18% hoger is dan die van niet internationaliserende bedrijven;

Internationaliserende bedrijven innovatiever zijn dan niet internationaliserende bedrijven; Het is van belang om extra inzet te plegen op het bevorderen van internationalisering van het (innovatief) MKB om zo de groeiambitie van het noordelijke MKB te ondersteunen en de regionale economie verder te versterken. Voor Noord-Nederland worden drie samenhangende manieren genoemd om te werken aan het verbeteren van de internationale positie: - innovatie; - netwerken; - marketing/promotie. De drie manieren waarop internationalisering vorm kan krijgen, hangen samen. Een nieuw product of nieuwe dienst kan (‘technologisch’) nog zo goed zijn, er zijn organisatiekracht, marketing en contacten nodig om het product of de dienst ook daadwerkelijk naar het buitenland te krijgen. Andersom, men kan nog zo goed kunnen ‘verkopen’ of zulke goede contacten hebben, basis is wel een goed product waar de internationale klant in is geïnteresseerd. De indeling gaat in zekere zin om hardware (R&D, innovatiepotentie, kenniscirculatie), software (organisatie en cultuur) en mindware (promotie/marketing). Om succesvol te zijn moet een regio op alle drie velden actief zijn; het een kan niet zonder het ander.

Page 62: Bijlagenboek nia 3 juli

62

Conclusies: Noord Nederland kan nog aanmerkelijk groeien op terrein van internationalisering (12 – 15%). Passend bij de structuur van Noord-Nederland hoort een geïntegreerde aanpak waarin innovatie, het verbinden via netwerken en het uitvoeren van marketing/promotie een hoofdrol spelen.

Internationalisering in Noord-Nederland Internationalisering van Noord-Nederland zal moeten bestaan uit: • Luisteren naar internationaliseringbehoeften en ze begrijpen; • Zoeken van, investering in en productie van toegepaste innovaties (producten en diensten) die

van internationaal belang zijn en die succesvol zijn op internationale markten; • Zoeken van gerichte strategische (duurzame partnerschappen), tactische (gezamenlijke

programmering) en operationele (samenwerking in research, innovatie en productie) Europese afstemming, samenwerking en co-creatie;

• Voorzien in de collaboratieve kennis van en investeringen in de vermarkting van toegepaste innovaties op internationale (m.n. globale) markten.

• Gezamenlijke internationale branding van de Noord-Nederlandse smart specialization.

3. Ambitie en Strategie De Noordelijke Innovatieagenda moet er toe leiden dat de regio uitgroeit tot de voorbeeldregio in Europa waar investeringen in welbevinden leiden tot een inclusieve, gezonde samenleving EN een gezonde inclusieve economische groei. Doel van de agenda met internationalisering is het genereren van meer export en het binnenhalen van kennis, waarmee nieuwe producten en concept ontwikkeld kunnen worden. Andere aspecten zijn marketing en branding van de regio en de toegang tot funding. Een gedeelde en doelgerichte internationaliseringstrategie is een noodzakelijke voorwaarde voor het realiseren van deze ambitie. Hierbij worden de reeds gevestigde bedrijven, onderwijsinstellingen, kennisinstellingen en maatschappelijke stakeholders, actief betrokken en worden de bestaande internationale netwerken van Noord-Nederlandse actoren zoveel mogelijk gezamenlijk benut. Het bereiken van deze voorbeeldrol in Europa, vergt focus op het aantrekken en behouden van nationale en internationale investeringen, bedrijven en talenten en op het openen en ontginnen van (nieuwe) internationale markten. De internationaliseringsstrategie binnen de innovatieagenda zal dan ook moeten leiden tot:

Bundeling van krachten waardoor gesignaleerde knelpunten (zie analyse) worden aangepakt of verbeterd.

Gezamenlijke lobby.

een toename van de buitenlandse investeringen;

een toename van het aantal bedrijven dat gaat internationaliseren

een toename van het aantal (internationale) kenniswerkers en studenten;

structurele economische relaties met een aantal Europese regio’s c.q. onderdeel vormen van internationale consortia;

behoud van reeds gevestigde buitenlandse bedrijven;

versterking van het gevestigde bedrijfsleven; Wat houdt onze strategie in? We willen gezamenlijk met onze partners, publiek en privaat werken aan het bereiken van bovenstaande doelstellingen. Dit gaan we vanuit een specifieke focus/strategie doen. We werken hierbij vanuit drie domeinen:

de internationale ontwikkelingen die van buitenaf naar onze regio moeten komen (inkomend)

de internationale ontwikkelingen die vanuit onze regio op het buitenland zijn gericht (uitgaand)

en de randvoorwaarden die we in onze eigen regio moeten realiseren om internationale ambities te kunnen realiseren (randvoorwaarden).

Binnen deze drie domeinen ligt een samenhangende benadering op de diverse taakvelden die benoemd zijn. Door zowel kennispartners, private partners als overheden en maatschappelijke partners wordt gezamenlijk gewerkt aan het uitvoeren en bereiken van bovenstaande doelstellingen. Daarmee realiseren we een valorisatie-ecosysteem voor Noord-Nederland waarbij gebruik wordt

Page 63: Bijlagenboek nia 3 juli

63

gemaakt van de waardevolle toegepaste innovatiekracht van de regio, het potentieel van internationale samenwerking en het potentieel van nieuwe open internationale markten. Verbondenheid Innovatie en internationalisering. De werkgroep stelt dat innovatie onlosmakelijk samenhangt met internationalisering. Dat het voor het behalen van de RIS doelstellingen en de hoofddoelstellingen van Europa: Smart, Sustainable en Inclusive Growth , noodzakelijk is om de samenhang tussen innovatie en internationalisering in het Noord Nederlands beleid te borgen. Daarnaast stelt de werkgroep dat internationalisering van groot belang is voor de werkgelegenheid en dat daarmee ook het belang wordt onderstreept van noodzakelijke investeringen in de Human Capital agenda. Advies 1: Binnen de uitvoering van de RIS agenda zeer nadrukkelijk aandacht schenken aan

een samenhangende innovatie en internationaliseringstrategie. Internationalisering vereist een brede aanpak. Daarnaast is internationalisering een breed begrip dat niet enkel terug gebracht kan en moet worden tot exportbevordering.

Advies 2: Binnen de uitvoering van de RIS agenda de brede benadering van internationalisering

vormgeven.

Internationaliseren vraagt om focus.

In de benoemde drie domeinen moet vervolgen focus worden aangebracht, en de belangrijkste uitdagingen voor Noord-Nederland worden benoemd en binnen de RIS-agenda worden omgezet in SMART-geformuleerde fiches. De werkgroep Internationalisering komt tot de volgende uitdagingen: Inkomend:

Kennis:1. N-NL moet meer kenniswerkers aantrekken en behouden 2. moet meer participeren in onderzoek/projecten/ internationale samenwerkingsinitiatieven,

Geld: 1. Meer investeerders aantrekken 2. meer bedrijven uit het buitenland aantrekken 3. moet meer funding uit Europa naar de regio halen

4. meer inkomende missies aantrekken

Uitgaand: 1. Exportbevordering van producten, diensten en kennis 2. Relatie regio <-> Brussel zeer actief vormgeven 3. lobby moet N-NL doelstellingen en taakstellingen ondersteunen 4. N-NL partijen moeten onderdeel vormen van internationale

consortia/netwerken/programma’s

inkomend

randvoorwaarden

'huiswerk in de regio'

uitgaand

Page 64: Bijlagenboek nia 3 juli

64

Randvoorwaarden:

1. moet een aantrekkelijk vestigingsklimaat hebben (wonen/werken/cultuur voor particulieren en bedrijven)

2. moet een beroepsbevolking hebben met de juiste internationale competenties/meer investeren in de humancapital agenda

3. moet een duidelijk herkenbaar profiel hebben in het buitenland 4. moet kunnen schakelen met het buitenland (loketfunctie) 5. moet overheidsinvesteringen/financiering hebben voor internationale ambities

Inkomend

kenniswerkers aantrekken, en behouden

participeren in onderzoek/ projecten/ internationale samenwerkingsinitiatieven

bevorderen inkomende missies

investeerders aantrekken

bedrijven aantrekken

funding uit Europa

Randvoorwaarden

vestigingsklimaat verbeteren

competenties beroepsbevolking verbeteren/investeren in HC agenda

duidelijk herkenbaar profiel N-NL

manager van netwerken met het buitenland

overheidsinvesteringen/financiering

Uitgaand

Exportbevordering van producten, diensten en kennis

Relatie regio <-> Brussel

lobby

onderdeel vormen van internationale consortia/ netwerken/programma’s

Advies 3: Op basis van bovenstaande uitdagingen nader te bepalen waar de focus moet komen

te liggen voor de komende periode. Hierbij wordt in eider geval gedacht aan:

Kiezen voor Noord-Duitsland als focusregio vanuit het MKB geredeneerd.

Keuze bepalen welke regio’s/netwerken (internationaal of europees) gezien interessant zijn voor de ontwikkeling van oplossingen voor onze maatschappelijke uitdagingen.

Ontsluiten van het internationale netwerk van kennisinstellingen en het grootbedrijf naar het MKB. Wie hebben we nodig?

Vanuit strategisch internationaal perspectief zijn de volgende internationale strategische allianties voorzien:

Page 65: Bijlagenboek nia 3 juli

65

Strategische partners

SNN

Ministerie EZ

Ministerie I&M

OECD

DG’s Regio, R&I, Employment, Connect, Agri

S3 Platform van JRC-IPTS

Comité van de Regio’s

SER Noord-Nederland

VNO-NCW

KvK

RVO (vm. Agentschap.nl)

NOM

TNO

Innovatiecluster Drachten

Philips CL Drachten

Fokker, Drenthe

IBM (Big data)

RUG

UMCG

Hogescholen Noord-Nederland

Wetsus

HANNN

Energy Valley

Chemiecluster Emmen

Sensor Universe

Provincies, Groningen, Friesland en Drenthe

Steden, Groningen, Leeuwarden, Emmen, Assen

Kulturele Haadsted 2018

Partner regio’s In het kader van de RIS3 ex ante conditionaliteit moet de regio een scan maken van de Europese regio’s waarmee zij concurreren, willen samenwerken, waar zij iets van nodig hebben, of waar zij met zekerheid iets kunnen leveren. Een eerste scan levert de volgende lijst op van regio’s waarmee wij mogelijk een relatie hebben:

Concurrerend: o Helsinki (living labs, healthy aging, life long learning) o Niedersachsen (agrofood) o North Sea Region (Interreg B and NSR partners) (off shore) o Oost-Vlaanderen (o.a. biobased, chemistry en -economy) o Catalunya (o.a. living labs, cultural development/heritage) o Zuid-Silezie Polen (o.a. nano-technologie , new materials) o …..

Samenwerkend: o Niedersachsen (o.a. talentontwikkeling en uitwisseling arbeidsmarkt) o North Sea Region (Interreg B and NSR partners) (sustainable transport) o Catalunya (o.a. living labs, mobile services, sustainable transport) o Valencia (o.a. healthy aging, societal digitalization, wellbeing) o Extremadura (o.a. agrofood) o Emilia Romagna (o.a. new industry) o .....

Ontvangen: o Roemenië (urbanisatie) o Bulgarije (sociale innovatie) o Valencia (societal digitalization) o Catalunya (mobile services, sustainable transport) o .....

Bieden: o Alle EU regio’s: valorisatiemethoden o Alle EU regio’s: gezond voedsel en voedingsgedrag o Roemenië (Healthy living) o Bulgarije (Healthy living) o Alle CEE-regio’s: (toegepaste sustainable productie and smart factoring) o …..

Bij de voorselectie van mogelijke partner regio’s is gekeken naar de relevantie van de regio op het vlak van kenniswerkers, R&D samenwerking, handelsrelaties en beleidsrelaties. Ook is gekeken naar de verwachtingen van bedrijven, kennisinstellingen en overheden op deze punten voor de toekomst.

Page 66: Bijlagenboek nia 3 juli

66

Het betreft hier geen vaststaande set, maar wel een vanuit de marktpartijen en kennisinstellingen onderbouwde voorkeurslijst van doelregio’s die in aanmerking komen om intensief mee samen te werken.

Bijlage: Eerste uitwerking (voorbeeldmatig) in fiches

Fiche 1) Kenniswerkers aantrekken en behouden (inkomend) • Aantrekken internationale studenten en kenniswerkers • Behoud van internationale studenten en kenniswerkers • Randvoorwaarde internationale arbeidsmarktontwikkeling Proces manager: ntb Strategische partners: alle Hogescholen, Universiteit Specificering van de doelgroep: • Internationale kenniswerkers en internationale studenten op zoek naar een baan MBO+, HBO, WO en WO+-niveau; bèta georiënteerd; geen Nederlander; ervaring: starters én ervaren mensen; goed Engels sprekend • Internationale studenten op zoek naar een studie of promotie HBO+, WO en WO+, insteek master, postdoc, PhD, PDEng; bèta georiënteerd; leeftijd: +/- 22 tot 30 jaar; geen Nederlander; goed Engels sprekend • Partner – gezin van internationale kenniswerkers In het proces van aantrekken van internationale kenniswerkers en studenten worden drie fasen onderscheiden:

• Coming to: Het promoten van de regio Noord-Nederland wereldwijd, het hier naartoe halen van internationale kenniswerkers (IKW’ers) en studenten, het ontwikkelen en onderhouden van internationale netwerken

• Settling in: Het goed laten ‘landen’ van internationale kenniswerkers, hun partner en familie, en studenten in de regio Noord-Nederland

• Living in: Het blijven binden en boeien van de internationale kenniswerkers, hun partner & familie en studenten die in de regio Noord-Nederland wonen en werken of studeren;

Met betrekking tot al deze drie fasen zijn de juiste (harde en zachte) randvoorwaarden cruciaal, waarvoor het opbouwen van expertise en een strategische positie noodzakelijk is op het gebied van het brede spectrum rondom internationale arbeid, - onderwijs, - cultuur en – samenwerking. Lange termijn visie en doel: Primair zit de behoefte aan talent in de vakgebieden: Science, Technology, Engineering & Mathematics. De aanwezigheid van talent in de regio is van wezenlijk belang voor het voortzetten van de bedrijfsactiviteiten en voor het aantrekken van investeringen. Om deze redenen heeft het ecosysteem grote behoefte aan een innovatieve en vooruitstrevende arbeidsmarktontwikkeling. Belangrijkste aspecten:

Op nationaal niveau wordt versoepeling van regels nagestreefd, evenals gelijkschakeling met omliggende landen van drempelinkomens voor kenniswerkers van buiten de EU.

Op regionaal niveau wordt een vernieuwende (internationale) arbeidsmarktaanpak nagestreefd die rekening houdt met nieuwe doelgroepen en integrale branding van de economische, woon- en verblijfskwaliteiten van de regio.

Binnen deze doelgroepgerichte aanpak gaan vakinhoudelijke communities een belangrijke rol spelen. Door goed te luisteren naar de behoeften van verschillende doelgroepen, worden nieuwe tools en projecten opgezet die grotere effectiviteit sorteren waar het gaat om het bereiken, interesseren, aantrekken en behouden van talent. Daarnaast zal ook het bedrijfsleven in de regio hier nog intensiever in samenwerken.

Op EU en wereldwijd niveau worden best practices uitgewisseld alsmede een netwerk of consortium opgebouwd met sterke high tech regio´s en gebieden met een potentieel overschot aan (technisch) talent. Braincirculation is hierbij vanuit EU niveau een belangrijk onderwerp: hoe gaat de regio Noord-Nederland en Nederland zo positief mogelijk om met de samenwerking in EU landen met een - op korte en naar inschatting middellange termijn - overschot aan talent.

Op Europees niveau wordt de invoering van de BlueCard voorgestaan, wat het voor Noord-Nederland als talentregio mogelijk maakt om op een eenduidiger wijze en in een gelijk speelveld met kennisregio´s in omliggende Europese landen,talent aan te trekken en te behouden, ook van buiten de EU.

Met betrekking tot settling in: dit wordt vormgegeven door ntb. De uitdaging is om voorop te blijven lopen in dienstverlening aan internationals en ons hierdoor blijvend te onderscheiden van andere kennisregio’s. Dit kan ondermeer door goed kennis te nemen van de servicelevels van expatcentra wereldwijd en daarop adequaat te handelen.

Page 67: Bijlagenboek nia 3 juli

67

Meet indicatoren ntb: • Instroom internationale studenten • Behoud internationale studenten • Instroom internationale kenniswerkers • Behoud internationale kenniswerkers Prestaties ntb: 1. Toename van (aantal of percentuele groei) buitenlandse studenten dat kiest voor een studie in regio 2. Toename van (aantal of percentuele groei) internationale kenniswerkers dat komt werken in de regio 3. Een groter percentage van studenten kiest na studie voor een baan in de regio (van x% naar y%)

Fiche 2) Verbeteren support aan MKB, t.b.v., Exportbevordering van producten, diensten en kennis (randvoorwaarden) Doelstellingen • • • Proces manager: ntb Strategische partners: Bepaling doelgroep: Ntb. Wat is de aanbevolen aanpak voor internationalisering in het MKB?

Internationaal zakendoen lijkt de grootste economische impact te kunnen betekenen voor innovatieve bedrijven. Het innovatievermogen van bedrijven vormt dus een belangrijke sleutel voor (internationaal) succes. Daarnaast is ondersteuning van belang als het gaat om netwerken, marketing/promotie, kennis en financiering. Echter:

- Om internationaal te ondernemen moet allereerst de ondernemer gemobiliseerd worden en overtuigd zijn van de internationale kansen.

- Daarna wordt het bepalen van strategie en aanpak de focus waarbij de ondernemer de impact van internationalisering op het bedrijf in moet kunnen schatten. Hiertoe behoren het bepalen van een internationale waardepropositie en de meest kansrijke product-marktcombinaties, een passend businessmodel, het bepalen van de positie in de ontwikkelingsketen, en het op orde hebben van de juiste competenties en financiering.

- Strategische ondersteuning is vereist in het proces van het bepalen welke stappen intern, individueel of in samenwerking en extern uitgevoerd gaan worden. Extern advies van experts kan hierbij zorgen voor een versnelling, maar ook contact met ervaringsdeskundigen biedt mogelijkheden en het aangaan van grensoverschrijdende samenwerking.

Meet indicatoren ntb: • • Prestaties ntb: 1. Toename van 2. Toename van 3. Een groter percentage van Procesverbetering ntb:

Page 68: Bijlagenboek nia 3 juli

68

C3. Human Capital

Van: Werkgroep Human Capital bestaande uit: Ineke Donkervoort (Drenthe College), Henk

Smid (Variass, namens VNO-NCW), Henk Mathijsse / Maurice Hoogeveen (gemeente Assen, namens NG4), Tanja Sextro/Pim Raaijmakers (provincie Drenthe), Meine van Dam (Provincie Fryslan), Arjen Nieveen (gemeente Assen), Bas Fokkens (provincie Groningen, trekker werkgroep), Dominique Meijnders (Lysias, namens kernteam RIS3), Sjoerd Wind (VNO-NCW / MKB agendalid).

Datum: 27 mei 2014 Betreft: Vierde (concept) discussienotitie HCA

1. Inleiding In januari van dit jaar is het plan van aanpak Human Capital Agenda (HCA) vastgesteld in de Taskforce RIS. Met onderliggende notitie wordt invulling gegeven aan het plan van aanpak. De notitie geeft een overzicht van trends, ontwikkelingen en knelpunten rond het thema Human Capital. De notitie sluit af met specifieke aanbevelingen en voorstellen voor concrete afspraken. 2. Human Capital en de Noordelijke Innovatieagenda (NIA): Trends, ontwikkelingen en knelpunten arbeidsmarkt van Noord-Nederland: De NIA beschouwt Human Capital als een thema dat dwars door de vier maatschappelijke uitdagingen (gezondheid, voedsel, energie en water) heenloopt. De ambitie van Noord- Nederland om zich te ontwikkelen en te profileren als regio die bekend staat om de vernieuwende manier waarop maatschappelijk en economisch voordeel wordt behaald uit innovatie, vraagt om voldoende gekwalificeerde mensen. Juist op dit aspect kent de noordelijke arbeidsmarkt een aantal zorgpunten. Ondanks het feit dat er in Noord- Nederland al langer consequent aan de regionale economie wordt gewerkt, blijft er een achterstand ten opzichte van Nederland als geheel. De achterstand is (vooral als het gaat om de kwaliteit van het onderwijs) kleiner geworden, desondanks blijft het werkloosheids- en arbeidsparticipatiepercentage achter bij het landelijk gemiddelde. De aanhoudende crisis zorgt er bovendien voor, dat de achterstand weer oploopt. (gemiddeld 12% NWW Noordelijk tegenover 10% NWW landelijk). (UWV, Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, 2014) In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de ontwikkelingen rond het thema Human Capital. We maken onderscheid tussen de vraag- en aanbodszijde van arbeidsmarkt. Vraagzijde (arbeidsmarkt):

- Kenmerkend voor de economie van de Noordelijke provincies is de relatief geringe omvang. De toegevoegde waarde is ruim 8% van het Nederlandse totaal, terwijl het aandeel van de bevolking 10.5% is. Het Noorden wordt ook wel een ‘ijle economie’ genoemd met een kleine en minder koopkrachtige bevolking en dus een kleinere afzetmarkt (NAV 2012);

- Het Noorden heeft een minder goede werkgelegenheidsfunctie (minder banen per 1.000 inwoners) dan het landelijke gemiddelde. Bovendien zijn er geen nabijgelegen arbeidsmarktregio’s met veel werkgelegenheid: inwoners zijn dus meer afhankelijk van de werkgelegenheid in de woonregio (UWV, Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, 2014);

- Sectoren met relatief veel werkgelegenheid in het Noorden zijn landbouw, nijverheid (o.a. industrie, nutsbedrijven) en niet commerciële diensten (openbaar bestuur, onderwijs en zorg); (UWV, Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, 2014)

- Kenmerkend voor de economie in het Noorden is de relatief hoge werkgelegenheidsfactor in het MKB, in de regio zijn relatief weinig hoofdkantoren van grote werkgevers gevestigd (UWV, Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, 2014);

- In tegenstelling tot de krimp in 2012/ 2013, zal volgens het UWV het aantal banen in de periode 2014- 2017 groeien. De groei blijft echter achter bij de voorspelde landelijke groei, reden is de vergrijzing en krimp van de bevolking en de verdergaande automatisering (UWV Arbeidsmarktprognose 2013-2014 met een doorkijk naar 2018, 2013);

- De competentie- eisen in beroepen veranderen: routine taken en manuele taken worden steeds minder gevraagd, terwijl abstracte taken een grote stijging vertonen. Het gaat dan om zogenaamde 21

e eeuw vaardigheden als: initiatief, probleem oplossend vermogen, leren

leren, creativiteit, ondernemerschap etc. (WRR rapport: Naar een lerende economie, 2013)

Page 69: Bijlagenboek nia 3 juli

69

- De werkgelegenheid in het lagere en middensegment daalt. Specifiek voor de groep MBO niv. 2-3 nemen de kansen op werk, door verdergaande automatisering en globalisering, snel af. (SER rapport, ruimtelijke concentratie MBO schoolverlaters 2014).

- Steeds meer hoger opgeleiden bezetten banen in het midden segment en steeds meer middelbaar opgeleiden bezetten banen in het lagere segment; de verdringing van lager opgeleiden (SER rapport, ruimtelijke concentratie MBO schoolverlaters 2014).

Aanbodzijde (arbeidsmarkt):

- De potentiële beroepsbevolking (aantal inwoners 15- 65 jaar) zal de komende jaren voornamelijk in de periferie sterk krimpen. In de stedelijke regio’s, in het Noorden, zien we een stijging van de beroepsbevolking, jongeren en kansrijken trekken naar de stad en een deel trekt verder naar de Randstad (UWV, Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, 2014);

- De werkloosheid (12% NWW maart 2014) in het Noorden ligt hoger dan het landelijke gemiddelde (10%). In het bijzonder in de publieke sector, de industrie en de zakelijke dienstverlening is de werkloosheid gestegen (UWV, Basisset Regionale Arbeidsmarktinformatie, 2014).

- In Noord- Nederland zijn verhoudingsgewijs veel mensen afhankelijk van een uitkeringssituatie. In totaal gaat het om circa 90.000 personen die vallen onder de participatiewet (CAB onderzoek, 2012);

- Op basis van een vertaling van landelijke cijfers kan worden gesteld, dat ca. 13.000 mensen hiervan géén afstand tot de arbeidsmarkt hebben. Deze groep zou in principe direct aan de slag kunnen bij reguliere werkgevers (CAB onderzoek, 2012);

- Daarnaast is er een groep van 37.000 tot 50.000 mensen die op dit moment een afstand tot de arbeidsmarkt hebben en daardoor aanpassingen nodig heeft (in fysieke zin of bijvoorbeeld in de zin van opleiding) om bij een reguliere werkgever te kunnen werken (CAB onderzoek, 2012);

- Tot slot is er een groep van 27.000 tot 39.000 personen voor wie werken in een reguliere omgeving niet haalbaar is. Voor deze laatste groep bieden sociale werkplaatsen de mogelijkheid om toch te participeren in de samenleving (CAB onderzoek, 2012);

- Het opleidingsniveau is in het Noorden gemiddeld lager dan in Nederland als geheel. Daar staat tegenover dat de kwaliteit van het onderwijs steeds beter wordt, het aantal zwakke scholen is aanzienlijk minder geworden (17% in 2008, 4% 2013, Inspectierapport onderwijs 2014).

- Noord- Nederland heeft (op de korte termijn tot 2018) voldoende MBO geschoolde mensen beschikbaar op alle niveaus. (Ecorys, 2013, SER rapport, ruimtelijke concentratie MBO schoolverlaters 2014)

- Het aantal hoger opgeleiden (27%) in Noord- Nederland is lager dan het landelijke gemiddelde (33%) (CBS).

De ontwikkelingen zoals hierboven geschetst leiden tot de volgende conclusie. Waar het gaat om het beschikbaar hebben van voldoende gekwalificeerd Human Capital zijn er in Noord- Nederland drie zorgpunten:

1. De potentiële beroepsbevolking van Noord-Nederland zal de komende decennia verder dalen. Door vergrijzing en ontgroening neemt het aantal mensen in de leeftijd tot en met 65 jaar af.

2. Een groot deel van de bevolking bevindt zich aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Er is een robuuste groep van mensen die er niet in slaagt een baan te vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Ook de afhankelijkheid van werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en de sociale werkvoorziening is relatief hoog in vergelijking met de rest van Nederland.

3. Er is sprake van een kwalitatieve mismatch tussen de vraag van werkgevers en het aanbod van werkzoekenden. Het opleidingsniveau in Noord- Nederland is nog steeds lager dan gemiddeld in Nederland. Daarnaast is ook het aantal hoger opgeleiden, ondanks de aanwezigheid van een breed scala kennisinstellingen, lager dan het landelijk gemiddelde. Deze kwalitatieve mismatch in combinatie met de dalende beroepsbevolking, vormt een risico voor de economische ontwikkeling van Noord- Nederland. Niet alleen ondernemers in de noordelijke topsectoren, maar ook het overige MKB en de (semi-)publieke sector, zullen op de langere termijn waarschijnlijk steeds meer moeite krijgen hun vacatures op MBO+ niveau te vervullen.

Page 70: Bijlagenboek nia 3 juli

70

3. Aanbevelingen en afspraken: Investeren in de arbeidsmarkt is investeren in de economie

Wat willen we bereiken met de Human Capital Agenda? De ontwikkeling van de regionale (kennis)economie wordt in toenemende mate bepaald door de aanwezigheid van menselijk kapitaal. De hiervoor geschetste ontwikkelingen op de arbeidsmarkt laten zien dat we in het Noorden een flinke uitdaging hebben waar het gaat om het beschikbaar hebben van voldoende gekwalificeerde mensen die kunnen voldoen aan de vraag van werkgevers. We moeten hier wel de kanttekening bij maken dat het ontzettend lastig blijft om de ontwikkeling van de arbeidsmarkt te voorspellen. Waar een tijd geleden de verwachting was dat we grote tekorten in de zorgsector zouden krijgen, hebben we nu te maken met ontslagrondes in zorgorganisaties en zitten vele pas afgestuurde studenten met een zorgopleiding zonder baan. Ondanks de aanwezigheid van een breed scala aan kennisinstellingen lijkt de dreigende mismatch in combinatie met een dalende beroepsbevolking een bedreiging te vormen voor de ambities verwoord in de NIA. Het gaat dan om een kwalitatieve mismatch op de langere termijn. Op korte termijn (tot 2018) lijkt er voldoende aanbod van laag, middelbaar en hoog opgeleide/ gekwalificeerde mensen te zijn. De huidige aanhoudende crisis en het feit dat mensen langer doorwerken verbloemen tekorten op de langere termijn. De verwachting is dat de vergrijzing en ontgroening zullen leiden tot een aanzienlijke vervangingsvraag. Daarnaast verschuift de vraag van werkgevers naar werknemers op MBO+/ HBO+ niveau, naar verwachting zullen banen in het middensegment niveaus 2-3 steeds meer verdwijnen. De mogelijke groei van bedrijven kan dus, door het ontbreken van voldoende MBO+ geschoolden, op de langere termijn onder druk komen te staan. De beschikbaarheid van gekwalificeerd personeel voor het bedrijfsleven nu en in de toekomst is de focus van de Human Capital Agenda. In het verlengde hiervan is het noodzakelijk, dat de regio de transitie weet te maken naar een lerende economie. Een economie met een arbeidsmarkt die mensen in staat stelt zich aan te passen aan veranderende omstandigheden. De vraag naar arbeid, en daarmee de samenstelling van werkgelegenheid, is als gevolg van toenemende internationalisering en technologische vooruitgang, voortdurend in beweging. We moeten toe naar een arbeidsmarkt waarop de mobiliteit van mensen niet wordt geremd en zij continue gestimuleerd worden om hun vaardigheden en talenkennis op peil te houden. Dat betekent in de eerste plaats investeren in de responsiviteit van de economie door kenniscirculatie te bevorderen. Dit gaat verder dan het bevorderen van een kenniseconomie. Met de Human Capital Agenda willen we hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Aanbevelingen en afspraken: In Noord- Nederland zijn er diverse initiatieven die bijdragen (op zowel de korte als de langere termijn) aan het verkleinen van de discrepantie op de arbeidsmarkt. Voorbeelden zijn het Techniekpact (specifiek voor de techniek), sectorplannen (crisismaatregelen voor diverse sectoren), Centra voor innovatief vakmanschap en Centra voor expertise. Specifiek voor de korte termijn en voornamelijk gericht op de 'onderkant' van de arbeidsmarkt, speelt het initiatief 'Banenplan' Noord- Nederland. Dit initiatief komt voort uit een besluit van het DB SNN en richt zich op het creëren van nieuwe banen (bijvoorbeeld Jobcarving) en quick wins waar het gaat om het verminderen van de werkloosheid. Ook de SER Noord- Nederland is bezig met een initiatief (sociaal akkoord) gericht op deze populatie. De HCA veronderstelt geen dubbele initiatieven te ontwikkelen. We richten ons op de langere termijn ontwikkeling van onderwijs en arbeidsmarkt, waar we uiteraard de inhoudelijke lijn bewaken met het banenplan en het sociaal akkoord van de SER. De werkgroep HCA doet hieronder een aantal generieke aanbevelingen die moeten leiden tot concrete afspraken waar het gaat om investeren in de arbeidsmarkt. De aanbevelingen/ afspraken hebben betrekking op de volgende aspecten en dienen als basis voor bijvoorbeeld investeringsprojecten ihkv OP EFRO:

Een leven lang leren;

Samenwerking onderwijs en bedrijfsleven;

Vaardigheden van de 21e eeuw;

Participatie (potentiele) beroepsbevolking.

Page 71: Bijlagenboek nia 3 juli

71

1. Investeren in een leven lang leren

De ontwikkeling naar een meer op innovatie gerichte economie vraagt om een opwaardering van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking in Noord- Nederland. De baan voor het leven is verleden tijd, de arbeidsmarkt wordt steeds flexibeler. We moeten toe naar een zogenaamde 'lerende economie', waarbij het vanzelfsprekend is dat mensen blijven investeren in zichzelf. Ondersteuning vanuit het onderwijs, overheid en werkgevers is vereist. In een regio die van oudsher een achterstand heeft waar het gaat om het opleidingsniveau van haar inwoners, is goed onderwijs de sleutel tot een succesvolle loopbaan. Dat begint bij het basisonderwijs en eindigt pas als iemand met pensioen gaat. Dat betekent onder meer:

Kwalitatief goed (basis)onderwijs: In een krimpende regio is het een uitdaging om kwalitatief goed (basis)onderwijs te bieden. Het aantal zwakke scholen in Noord-Nederland is de afgelopen jaren flink gedaald. Om dit te behouden en het aantal zwakke scholen tot nul te reduceren, zijn blijvende investeringen in de kwaliteit van leraren noodzakelijk.

Zo lang mogelijk doorleren: Werkgevers stellen steeds hogere opleidingseisen aan (potentiele) werknemers. Het is daarom noodzakelijk leerlingen te stimuleren door te leren, voortijdig schooluitval te voorkomen en in te zetten op het behalen van een startkwalificatie. Ouders, scholen, verenigingen en werkgevers moeten worden aangesproken op het belang van een zo uitgebreid mogelijk opleiding – al dan niet in combinatie met een betaalde baan. Het principe van een doorlopende leerlijn (VO-MBO- HBO- WO) is hier belangrijk, maar vraagt ook een aanpassing van het bekostigingsmodel. Leerlingen die langer over hun studie doen worden al snel niet meer bekostigd. In relatie tot de economische prioriteiten in Noord- Nederland is het interessant om te bepalen of een uitbreiding van de Associate Degrees een mogelijkheid is om uiteindelijk tot meer MBO+ geschoolden te komen;

(Bedrijfs-)scholing: Werknemers moeten zich blijven ontwikkelen. Dat geldt zowel voor de inhoud van hun vakgebied als voor 21

e eeuw vaardigheden op het terrein van ICT,

creativiteit, ondernemen en samenwerken. Werkgevers hebben een verantwoordelijkheid in het creëren van een sterkere leercultuur: mensen die zich willen laten bijscholen, dienen te worden aangemoedigd. Door te investeren in het huidige personeel, m.a.w. het opschalen naar een hoger niveau, kan er bovendien ruimte ontstaan aan de onderkant van het bedrijf voor instroom van lager opgeleiden. Aandachtspunt is een duidelijke onderwijsinfrastructuur: een goede afstemming tussen reguliere en particuliere onderwijs aanbieders;

Startexperimenten met vraagfinanciering: Een belangrijk knelpunt van de huidige bekostigingsregels is dat er weinig ruimte is voor bekostigde universiteiten en hogescholen om flexibiliteit en maatwerk te leveren;

Afspraak: Wie? Hoe? Wanneer?

1. Onderwijs instellingen zorgen voor- en stimuleren doorlopende leerlijnen: VO-MBO-HBO-WO ten aanzien van de economische/ innovatieve prioriteiten van Noord- Nederland.

Voortijdig schoolverlaten wordt

teruggebracht en ingezet wordt op minimaal een startkwalificatie.

Alle onderwijsinstellingen N-NL

• Creëren juiste randvoorwaarden/ aandacht voor bekostiging.

• Informatievoorziening naar ouders, studenten etc.

• Lobby wijziging bekostigingsmodel

• Onderzoek naar uitbreiding Associate Degrees in relatie economische prioriteiten Noord- Nederland.

Nntb

2. Bedrijfsleven stimuleert- en investeert in vakgerichte scholing. Bedrijfsleven en Onderwijs werken aan aanleren 21

e eeuw vaardigheden (leven

lang leren).

Bedrijfsleven, O&O Fondsen.

• Opnemen in arbeidsvoorwaarden/ aandacht in landelijke CAO's

• Benutten (landelijke) sectormiddelen voor interne scholing.

• Onderwijsinstellingen aandacht (21

e eeuw

Nntb

Page 72: Bijlagenboek nia 3 juli

72

vaardigheden) in curricula. 3. Bedrijven en

kennisinstellingen verkennen met elkaar hoe ze tot een flexibele opleidingsstructuur kunnen komen voor opleiden en omscholen.

Bedrijven, MBO en HBO instellingen.

• Verkenning uitvoeren • Instrument bedenken

(bijvoorbeeld voucherregeling)

• Pilot starten met Rijk.

nntb

2. Investeren in samenwerking noordelijk bedrijfsleven en onderwijs

De dreigende kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod is een belangrijk knelpunt op de Noordelijke Arbeidsmarkt. Investeren in kwalitatief goed onderwijs en zorgen voor- en stimulering van 'een leven lang leren' is noodzakelijk om de kwaliteit van het arbeidspotentieel te verbeteren. In aansluiting daarop is het van wezenlijk belang dat het aanbod van onderwijs voorziet in de toekomstige vraag van werkgevers. Dit vraagt het volgende van beide partijen:

Betrokkenheid van bedrijfsleven bij het onderwijs: Door te formuleren welke behoeften bedrijven hebben aan toekomstige werknemers, kunnen scholen daar mogelijk hun lesprogramma’s en hun aanbod op aanpassen. Een mooi voorbeeld zijn de Technasia in Noord- Nederland, waarin techniek een plek heeft gekregen in het onderwijsaanbod van HAVO/ VWO. Het gaat daarnaast om uitwisseling tussen bedrijfsleven en onderwijs door bijvoorbeeld: open dagen/ excursies, praktijklessen, stages voor scholieren en werknemers en gastcolleges;

Stages: Door de huidige economische omstandigheden kunnen veel bedrijven niet de juiste begeleiding aan leerlingen bieden of vinden het niet verantwoord mensen te ontslaan en leerlingen aan te nemen. Daarnaast zijn er strakke eisen aan de erkenning van bedrijven als leerbedrijf. Kwaliteit moet uiteraard gewaarborgd zijn, maar enige experimenteerruimte zou mogelijk moeten zijn om tegemoet te komen aan de eisen van de 'nieuwe wereld'. Ook hier kan Noord- Nederland fungeren als proeftuin.

Stimuleren van kenniscirculatie: Naast het bevorderen van nieuwe kennis, gaat het ook om uitwisseling van kennis (tussen bedrijven, sectoren, onderwijsinstellingen). Op die manier kan de responsiviteit van de Noord- Nederlandse economie worden vergroot.

Afspraak: Wie? Hoe? Wanneer?

1. Onderwijs en bedrijfsleven nemen een gezamenlijke verantwoordelijkheid en sluiten partnerships voor meer praktijkgericht opleiden van werknemers van nu en voor de toekomst.

Onderwijs instellingen, OCW en bedrijfsleven.

• Organiseren van dialoog (vraag- aanbod afstemming) tussen onderwijs/ bedrijfsleven.

• Passend binnen de bestaande kwalificatiestructuur/ of als 'Noordelijke proeftuin'.

nntb

2. Bedrijfsleven, onderwijs en overheid zetten in op de bevordering van kenniscirculatie.

Bedrijven, Onderwijs, Overheid.

• Organiseren van kennis bijeenkomsten tussen innovatieve bedrijven en kennisinstellingen. Zorgen voor 'crossovers', uitwisselen van kennis.

• Delen van innovatieve processen/ resultaten door en met innovatieve bedrijven.

• Terugkoppeling van onderzoeksresultaten (kennisinstellingen) naar bedrijfsleven.

• Uitwisseling van medewerkers: medewerkers uit bedrijfsleven werken bijvoorbeeld één dag in de week op een kennisinstelling en een docent in een bedrijf.

nntb

Page 73: Bijlagenboek nia 3 juli

73

3. Bedrijfsleven stelt voldoende stageplekken en begeleiding beschikbaar.

Onderwijs maakt aanbod en

vraag naar stageplekken inzichtelijk.

Onderwijsinstellingen/ bedrijfsleven.

Het ontwikkelen van een 'stage portaal' om vraag en aanbod beter bij elkaar brengen.

nntb

4. Bedrijfsleven organiseert (daar waar behoefte is), gastcolleges, excursies, open dagen.

Bedrijfsleven/ lokale ondernemersvereniging-en in samenwerking met onderwijsinstellingen.

In aansluiting op- en naar voorbeeld van bestaande initiatieven als: Week van techniek, de Magneet, SXC etc.

nntb

5. Expertise aantrekken: NNL laat zich adviseren door andere regio’s (Duitsland, Denemarken) die goed in staat zijn gebleken om de samenwerking tussen kennis- en onderwijs-instellingen en bedrijven vorm te geven.

Bedrijven, kennisinstellingen, internationale partners.

nntb

3. Investeren in vaardigheden van de 21

e eeuw en talenkennis:

Het bevorderen van innovatie, kenniscirculatie/ lerende economie, verdergaande digitalisering en globalisering vraagt vaardigheden die passen bij de 21

e eeuw. Het gaat dan om het leggen van

verbindingen, planmatig organiseren, het kritisch kunnen analyseren, het versterken van probleemoplossend vermogen, het constructief kunnen samenwerken en het vermogen om creatief te kunnen handelen. Ook is ondernemerschap belangrijk, nieuwe innovatieve processen/ producten moeten in de markt worden gezet. Daarnaast is een van de ambities in de NIA het bevorderen van groei in het MKB door toegang te krijgen tot de internationale markten. Het vergroten van talenkennis (Engels en Duits) is dan van belang. Om vaardigheden van de 21

e eeuw en talenkennis te ontwikkelen

en ondernemerschap te bevorderen, denken we aan de volgende acties:

Aandacht in het beroepsonderwijs voor de behoefte aan kennis en vaardigheden van de 21

e eeuw;

Aandacht in het onderwijs voor commerciële vaardigheden: Niet iedere leerling hoeft ondernemer te worden, maar wel ondernemender;

Trainingen voor het MKB: In het MKB is nog veel winst te behalen op het terrein van ondernemerschap. Ondernemers kunnen vooral van elkaar leren over het benaderen van nieuwe klanten, aantrekken van personeel, het ontwikkelen van producten of het sluiten van nieuwe coalities.

Afspraak: Wie? Hoe? Wanneer?

1. Onderwijs en bedrijfsleven formuleren 'beroepsvaardigheden voor de 21

e eeuw' en talen die een plek

moeten krijgen in het onderwijs.

Onderwijs instellingen en bedrijfsleven.

• Inventarisatie specifieke beroepsvaardigheden en keuze voor specifieke talen (Engels/ Duits).

• Vormgeving in curriculum (beroeps-) onderwijs.

nntb

2. Trainingen MKB VNO-NCW/ MKB Noord, KvK

• Aanbieden training ondernemerschap- en digitalisering. Bijvoorbeeld Jong leren ondernemen en het programma 'ondernemer coacht ondernemer'.

• Organiseren netwerk/ kennis bijeenkomsten. Bijvoorbeeld vormen van clusters, uitwisseling van kennis.

nntb

Page 74: Bijlagenboek nia 3 juli

74

4. Investeren in participatie (potentiele) beroepsbevolking

De daling van de potentiële beroepsbevolking lijkt onafwendbaar en vormt naast de kwalitatieve mismatch een belangrijk knelpunt op de Noordelijke Arbeidsmarkt. Door vergrijzing en ontgroening zal er een (vervangings)vraag gaan ontstaan die in bepaalde sectoren tot krapte zal leiden. In het bijzonder het kleine MKB is kwetsbaar waar het gaat om voldoende geschikt personeel te vinden. Naast investeren in: een leven lang leren, samenwerking bedrijfsleven- onderwijs en 21

e eeuw

vaardigheden dienen we (nog) meer invloed uit te oefenen op het aantal mensen dat daadwerkelijk meedoet op de arbeidsmarkt. Nu hebben drie op de tien potentiële werknemers in het Noorden geen betaald werk. Om te zorgen dat de economie van Noord-Nederland zich blijft ontwikkelen, is het noodzakelijk dat de arbeidsparticipatie wordt opgeschroefd. Maatregelen die hieraan kunnen bijdragen zijn onder meer:

Investeren in leerwerkbanen en scholing: veel mensen die nu aan de kant staan, kunnen niet van de ene dag op de andere bij een reguliere werkgever aan de slag. Voor die groep die het nu niet op eigen kracht redt, bieden leerwerkbanen een uitkomt. Gemeenten en UWV moeten meer mogelijkheden krijgen hun budget voor uitkeringen in te zetten voor werkplekken bij reguliere werkgevers. Noord-Nederland kan mogelijk experimenteerruimte zijn voor moderne verloningsconstructies, die mensen een steuntje in de rug geven bij de stap van uitkering naar regulier werk. Ook (om/bij)scholing kan het instrument zijn om de stap naar de reguliere arbeidsmarkt te maken.

Betere combinatie van werken en zorgen: veel mensen werken niet, of parttime, omdat zij bijvoorbeeld zorgen voor kinderen, ouders of andere familie en vrienden. Investeringen in kinderopvang, ruimere buitenschoolse opvang en het ondersteunen van mantelzorgers, dragen eraan bij dat meer mensen kunnen en willen werken.

Sociale werkvoorziening van binnen naar buiten: De SW-sector is in Noord-Nederland fors groter dan gemiddeld in Nederland en zorgt (met de komst van de participatiewet) voor extra druk op de participatiebudgetten. Het is noodzakelijk, dat er meer mobiliteit naar buiten komt (in het reguliere bedrijfsleven).

Behoudt talenten: Noord- Nederland kent een potentieel aan hoog opgeleide talenten. Een groot deel daarvan trekt naar de stad (Groningen) en/ of Randstad (en verder).Innovatie impliceert een goed aanbod van hoog opgeleiden. Het moet dus aantrekkelijk zijn voor de populatie om in het Noorden te blijven (aantrekkelijk woon-leef omgeving en de aanwezigheid van werk). Aandachtspunt op de korte termijn is de stijgende werkloosheid onder hoog opgeleiden.

Flexibiliteit: Om kenniscirculatie te bevorderen is flexibiliteit in de aanstelling van kenniswerkers gewenst. Kenniswerkers moeten daar actief zijn waar hun toegevoegde waarde het hoogst is binnen het regionale netwerk. Dit kan betekenen dat kenniswerkers bij meerdere werkgevers een aanstelling hebben of tijdelijk worden gedetacheerd. Door het hebben van meerdere werkgevers wordt kenniscirculatie letterlijk bevorderd doordat de verschillende netwerken beter met elkaar worden verbonden.

Behoudt en aantrekken van internationaal talent: een internationale blik richt zich ook op het behouden en aantrekken van internationaal talent. Kennismigranten brengen nieuwe kennis met zich mee en versterken het internationale netwerk van Noord- Nederland. Aantrekkelijk zijn voor buitenlands talent is niet alleen van belang voor het versterken van de slagkracht van bedrijven en onderzoeksinstellingen, het speelt ook een steeds grotere rol in de vestigingsplaatskeuze van buitenlandse bedrijven.

Afspraak: Wie? Hoe? Wanneer?

1. De arbeidsmarktregio's stemmen de inzet van arbeidsmarktmiddelen (ESF, participatiebudget) beter af op de vraag. Inzet op scholing, leerwerkbanen.

De centrumgemeenten (Emmen, Leeuwarden en Groningen) (incl. Assen) en bedrijfsleven.

Door: Actieplan Jeugdwerkloosheid Sectorplannen ESF Participatiebudget etc.

najaar 2014

2. Bedrijfsleven (in samenwerking met UWV, gemeenten) brengt in kaart hoe- en waar werkplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt

Bedrijfsleven, gemeenten, UWV.

Bijvoorbeeld via 'Job carving'. Lopende

Page 75: Bijlagenboek nia 3 juli

75

gecreëerd kunnen worden. 3. De RuG, Hogescholen,

overheid en bedrijfsleven maken afspraken over- en zetten zich in voor het behoud van (top) kenniswerkers in Noord- Nederland

RuG, Noordelijke Hogescholen, bedrijfsleven.

Onderwijsinstellingen komen tot een eenduidige begeleiding van (internationale/ nationale top) studenten.

Bedrijfsleven biedt stages, werkervaringsplaatsen

Deelname pilot project 'make it in the Netherlands'. Specifiek voor internationale studenten.

Inzet op de totstandkoming van het International Welcome Center.

Inzet op een regionaal traineeship toptalent.

Lopend/ nntb

Page 76: Bijlagenboek nia 3 juli

76

C4. Digitalisering Van: Werkgroep Digitalisering, bestaande uit: Tjeerd-Willem Hobma (RuG), Sjoerd de Vries

(NHL), Willem Reek (SNN, trekker werkgroep). Datum: 10 juni 2014 Betreft: concept digitalisering

De ontwikkelingen in ICT gaan snel, met steeds nieuwe ‘generaties’ technologie en toepassingen. Mobiele communicatie groeit explosief; ICT vormt een onlosmakelijk onderdeel van onze werk- en leefomgeving. ICT is een doorbraaktechnologie, zoals eerder elektriciteit, en is een drijvende kracht achter innovatie en daaruit voortvloeiende structurele veranderingen in economie en maatschappij. Traditionele banen en typen bedrijven verdwijnen, nieuwe ontstaan. ICT levert sinds de jaren negentig een belangrijke bijdrage aan productiviteitgroei en innovatiekracht in Nederland. Bijna 60 procent van onze economische groei in de periode 1985-2005 is terug te voeren op de toepassing van ICT: direct door toegenomen gebruik van ICT kapitaal en indirect via de bijdrage van ICT aan een efficiëntere productie en distributie. ICT vormt een aanjager voor product-, proces- en organisatorische innovaties in industrie en dienstensector. Vooral organisatorische innovaties blijken tot productiviteitsverbetering te leiden. ICT is ook voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor toenemende globalisering, urbanisatie en voor de financieel-economische crisis in de Euro en Dollar landen en in Japan. We zijn nog te weinig in staat om de complexiteit aan systemen die we hebben gecreëerd ook te overzien, daadwerkelijk waarde eruit te creëren, en te controleren. Het is van belang dat we dat wel leren, omdat een groot deel van onze maatschappelijke ontwikkelingen, ook sociaal-geografische ontwikkelingen en zelfs ons ruimtegebruik door ICT worden bepaald. De volgende golf van innovatie bestaat uit het op slimme wijze meerwaarde creëren uit Big Data. Huidige productieprocessen, onderzoekstechnologieën, interactieve media en het ‘Internet of Things’ leveren grote hoeveelheden deels ongestructureerde data. Het gaat om data van Internet, van mobieltjes, van videobeelden, van interactieve media, om real-time data uit sensoren, data van satellieten, en om de mogelijkheid zulke data te verwerken en om te zetten in nuttige informatie, in innovatieve diensten en toepassingen en voor governance van onze samenlevingen. Het is dus ook de wetenschap, de rekeninfrastructuur, de mogelijkheid tot visualisatie en delen, een e-infrastructuur en bedrijvigheid om maatschappelijke waarde te creëren en data toegankelijk te maken, te integreren en te valoriseren. De diversiteit van de data en de hoeveelheid is enorm toegenomen, en dankzij de steeds krachtigere techniek kunnen we hieruit in steeds grotere mate kennis genereren. Met de verworven technische kennis en de kennis hoe waarde te creëren, zijn we in staat om innovatieve producten en diensten te ontwikkelen. Deze producten en diensten zullen een persoonlijker karakter krijgen en zullen zich continue aanpassen. Die techniek wint nog dagelijks aan kracht door steeds nieuwe uitdagingen en een enorme innovatiesnelheid in de digitale wereld. Big Data wordt daarmee steeds vaker ook waarde, bescherming en maatschappelijke innovatie Bij het versterken van het concurrentievermogen van Noord-Nederland staan ondernemers en hun klanten centraal. Ondernemers krijgen steeds meer ruimte om te ondernemen en innoveren. Slimmer werken op basis van zulke ICT draagt daar aan bij. Maar het werkt alleen als de volgende zaken ook op orde zijn: een open (toegankelijke) en snelle infrastructuur, die met vertrouwen kan worden gebruikt en voldoende (benutting van) ICT kennis. Analyse en behoefte bedrijfsleven

igit

al

Big Data de digitale uitdaging voor het Noorden De digitale agenda van Noord Nederland vereist het bij elkaar brengen en stimuleren van samenwerking tussen netwerkpartners op het gebied van Big Data, e-infrastructuur, e-Science en connectiviteit, het beschikbaar maken van dit netwerk en samen met het bedrijfsleven de uitdagingen op te pakken. Steeds meer bedrijven en steeds meer landen realiseren zich dat het verzamelen van data de essentiële basis vormt van hun productinnovatie (al dan niet radicaal). Google is als een van de eerste voorgegaan door grote hoeveelheden data om te zetten in economisch-strategisch inzicht in hoe klanten zich ontwikkelen. Minder innovatieve bedrijven zien noodgedwongen dat data hun

Page 77: Bijlagenboek nia 3 juli

77

life line zijn naar hun toekomst. Big Data is een vernieuwing waar partijen (in enige mate) aan mee zullen moeten doen omdat ze anders de boot missen (zoals nu bijvoorbeeld bij retail duidelijk wordt doordat mensen steeds meer online hun zaken kopen). Weinig bedrijven zijn in staat dit zelf te doen. Daarom baseren we de digitale agenda voor het Noorden op bijvoorbeeld vergaande samenwerking in de zin van data federaties van netwerkpartners in het noorden, met directe verbindingen in Nederland en in Europa. Wat maakt het Noorden dan tot digitale koploper? Het Noorden biedt een excellente kans als nieuwe “datahub” voor een veilige, multi-tenant, cloud computing, network- en archivering infrastructuur: 1. Gunstige omgevingsfactoren: Er is water voor koeling, er is lokaal (in samenwerking met

Duitsland) toegang tot duurzame energie en vastgoed is goedkoop; 2. Onafhankelijk van, maar wel nabij, het grootste Internetknooppunt van de wereld (AMS-IX)

en grootste optische knooppunt van Europa (Netherlight) in ontwikkeling; 3. Regionaal Internetknooppunt (GN-IX) en expertise is aanwezig in Groningen; 4. Het Noorden ligt als knooppunt gunstig t.o.v. de randstad enerzijds en noord-Duitse grote

steden als Bremen, Hamburg en Hannover anderzijds. Dit vormt een logische route voor koppelingen met Scandinavische landen;

5. Kennis van en bedrijvigheid rondom sensoren en sensornetwerken is in Noord-Nederland aanwezig (m.n. Drenthe);

6. Er wordt reeds geïnvesteerd in het Noorden als datahub, ondermeer door het samenwerkingsverband Green Dataports, en verdere investeringen versterken elkaar over en weer (Google, Apple);

7. Astron, IBM en Rijksuniversiteit Groningen ontwikkelen plannen voor een gezamenlijk European Research Center for Exascale Technology (ERCET). Hier wordt kennis gebundeld op exascale in Astronomie, Levens- en Gezondheidswetenschappen, inclusief privacy and security aspecten, en Energie.

8. De regionale Hogescholen bieden een scala aan ICT-kennisgroepen die samen met het regionale MKB waarde kunnen creëren uit deze infrastructuur. De bestaande uitstekende samenwerkingsvormen op gebieden als Smart Factories, E-Health, Serious Media, en Duurzame landbouw, vormen de basis voor waardevolle innovaties.

Samenhangende investeringen in IT en digitale diensten renderen beter Investeringen in de regio faciliteren een klimaat waarin kenniscentra en ondernemingen tot stand komen en kunnen bloeien. De koppositie in een klimaat dat nieuwe diensten en producten mogelijk maakt op Europese schaal vereist optimale samenhang tussen in ieder geval de volgende componenten:

• Datacenters van de toekomst: verwerving, opslag en verwerking van data op exascale; • Knooppunt van supersnelle digitale verbindingen: regionaal - landelijk – internationaal

(glasvezelnetwerk, regionaal open wifi netwerk, regionale service architectuur); • Wetenschappelijk toponderzoek: European Research Center for Exascale Technology; • Volledig geïntegreerde topopleidingen: mbo - hbo - universitair; • Open thema labs met ubiquitous computing (ubicomp): online toegang tot alle data en

gebruik van elke digitale functie en apparaat, op elke locatie, en in elk gewenst formaat, zonder de ervaring van systemen en systeem-complexiteit. De data federaties zijn hierbij faciliterend;

• High Performance Computing (HPC): Expertise centrum; • Visualisatie Big Data in 3d: Reality Center en Infoversum (basis onder smart factoring en 3D

printing voor maatwerk productie); • GIS community: netwerk van spelers in spatiotemporal data;

Advies Digitalisering Op basis van het advies van de werkgroep ziet de Taskforce de volgende opgaven: • Ontwikkel een digitale agenda die spraakmakend en betekenisvol de beoogde transities

mogelijk maakt, versterkt en stuurt en die dynamisch in lijn met de Noordelijke Innovatieagenda blijft tot 2020. Kom hierbij tot een verdeling van activiteiten tussen de verschillende partners.

• Haak aan bij succesvolle (digitale) communities onder netwerkpartners in het Noorden. • Schuif aan bij verschillende strategietafels en haal- en breng daar de extra kansen met

digitalisering; richt een eigen ICT en digitale diensten tafel in. • Rapporteer eind oktober 2014 en zorg voor een voortschrijdend karakter.

Page 78: Bijlagenboek nia 3 juli

78

Mogelijke routekaart voor uitwerking agenda. 1. Doel en weg We schetsen 3-5 hoofdlijnen en leggen hierin schetsmatig te bereiken doelen vast; maken gebruik van succesvolle bouwstenen van partners; en maken een globaal tijdsplan. 2. Planvorming Het plan is op hoofdlijnen (detailplannen zijn zinloos in dit stadium); onderweg zorgen we voor snel verlopende cycli van plannen maken, uitvoeren, evalueren en leren met partners. 3. Besturing We passen de plannen voortdurend aan de nieuwe praktijkervaringen aan (doelzoekende besturing). Hiermee krijgt de digitale agenda een continu open en vernieuwend karakter, dat aansluit bij het open proces van de Noordelijke Innovatie Agenda (ook na oktober 2014). 4. Netwerk-structuur In het netwerk onderscheiden we verschillende rollen voor partners uit Overheid, Bedrijfsleven, Onderwijs en Onderzoek, en Maatschappelijke organisaties 5. Kennismanagement We verzamelen Good Practises, in het Noorden, in NL en in Europa, leggen deze vast op het online kennisplatform en benutten deze in samenwerking met netwerkpartners. 6. Fouten maken Fouten maken is onontkoombaar in deze opzet en een bron van nieuwe kennis. 7. Leervermogen Leren en lessen benutten tijdens de tocht is essentieel; hiermee voorkomen we het ‘opnieuw uitvinden van het wiel’; via een webplatform en de ronde tafels met netwerkpartners delen we nieuwe kennis en know-how en traceren we innovaties. 8. Competenties Netwerkpartners zijn: deskundig; gericht op samenwerken en kennisdelen; goed in staat (een eigen) community te bereiken; in staat in te spelen op onvoorziene omstandigheden; en gericht op groei van de alliantie. 9. Leiderschap Hier past coachend en inspirerend leiderschap; hiermee beogen we positieve energie vrij te maken, enthousiasme en drive bij partners. 10. Maatschappelijke vraagarticulatie Vertrekpunt is het lerend ‘eco’systeem. Hier past een cyclus van: luisteren - inspireren - denken - netwerken - doen (en onderweg leren). 11. Samenhang Oplossingen die in samenhang ontworpen zijn, zijn beter. Netwerkinnovatie > keteninnovatie. 12. Interne communicatie We faciliteren een brede uitwisseling van praktijkervaringen, kennis en ideeën aan de strategietafels en via het online webplatform. 13. Externe communicatie We zorgen voor effectieve communicatie per hoofdlijn via een combinatie van de juiste media; de mix van online informeren en leren in communities zien wij als de meest effectieve aanpak 14. Relatie met netwerkpartners Van overheden, marktpartijen, onderwijs en onderzoek, en maatschappelijke organisaties verwachten we blijvende interesse en meedenken wanneer tijdens de tocht nieuwe inzichten ontstaan over de te volgen weg en de precieze plaats of zelfs de aard van te bereiken doelen. Dit vraagt om vertrouwen en betrokkenheid van alle netwerkpartners. 15. Waarderende benadering

Page 79: Bijlagenboek nia 3 juli

79

We benoemen successen en ieders bijdrage eraan; een verhoogde tevredenheid en inspiratie van partners zal bijdragen aan de bereidheid om te blijven deelnemen in het netwerk.

Page 80: Bijlagenboek nia 3 juli

80

C5. Werkgroep Governance

Van: werkgroep governance bestaande uit: Yvonne van Mastrigt (provincie Groningen, voorzitter BC EZ, voorzitter Taskforce), Annemieke Galema (RuG/UMCG), Willem Smink (taskforce, NHL), Lambert Zwiers (VNO-NCW – MKB), Eise van der Sluis (SNN), Berend Tirion (provincie Fryslân, trekker, kernteam RIS3) en Ben Koopman (Lysias)

Datum: 18 juni 2014 Betreft: eerste uitwerking vernieuwing innovatie-ecosysteem

Inleiding De keuze voor MKB, slimme specialisatie en een selectie van innovatiedomeinen vormt de basis voor een inspirerende en verbindende visie die richting geeft aan het handelen van -in de eerste plaats- bedrijven, maar zeker ook van overheden en intermediaire structuren

3. De visie is

uitgewerkt in drie investeringslijnen, waarvoor elk een agenda met acties is geformuleerd. Deze acties zijn ook toebedeeld aan partijen. De visie en de uitwerking biedt daarom een basis voor de (be)sturing en de realisatie door samenwerking (“vorm volgt inhoud”).

Het succes van de visie en uitwerking is echter ook afhankelijk van succesvolle realisatievormen. Hier wordt niet zozeer gesproken over “organisatie” of “structuren”; het gaat hier om een innovatie-ecosysteem

4 waarin partijen optimaal samenwerken om de innovatieagenda te realiseren. Duurzaam

richten, ondersteunen en stimuleren zijn kernbegrippen. De kenmerken van het ecosysteem worden bepaald door de innovatieagenda en de principes die passen bij verbondenheid en samenwerking van “een verzameling van partijen die in allerlei verhoudingen tot elkaar staan”. Bedrijven concurreren en hebben gezamenlijke belangen. Dit geldt ook voor kennisinstellingen. De overheden treden de maatschappij in allerlei rollen tegemoet (beleid en regels, regelbewaker/handhaving, ontwikkelaar, vertaler van het collectief belang).

Iedere organisatie heeft daarmee doelstellingen die het zelf realiseert en doelstellingen die het makkelijker in samenwerking kan realiseren. Het gaat om het laatste; de meerwaarde van samenwerking moet evident zijn. Die meerwaarde is hier landsdelig gedefinieerd. Er moet echter ook rekening worden gehouden met meerwaarde die voortvloeit uit landelijke of internationale samenwerking van bedrijven. Samenwerken voor bedrijven gaat vooral op basis van concrete meerwaarde om meer business te creëren.

De uitvoering van de agenda slaagt pas als er een optimaal innovatie-ecosysteem is. Er komt pas een optimaal systeem als er een overkoepelende en gezamenlijke agenda is die dat krachtig stimuleert

3 Gezamenlijk: partijen

4 Ecosysteem: De wisselwerkingen tussen alle organismen en de abiotische omgeving binnen een zekere

geografische of anderszins afgebakende eenheid (wikipedia). Innovatie-ecosysteem: definitie WRR

Page 81: Bijlagenboek nia 3 juli

81

Om op het niveau van landsdeel Noord-Nederland vorm te geven aan samenwerking en dit niet helemaal aan het toeval over te laten, kan gebruik worden gemaakt van de kenmerken/principes van bijvoorbeeld een “netwerk organisatie

5”.

Systeeminterventies duren langer, zijn minder zichtbaar, maar leveren meer op. Het belang van een goed werkend innovatie-ecoysteem is ook door de WRR benadrukt. De opgave voor investeren in innovatie is volgens de WWR vooral te investeren in de werking van het Innovatiesysteem als geheel door het bevorderen van goede netwerken, samen een strategie formuleren, goede regelingen en ondersteunende instituties in plaats van ad-hoc subsidies te geven of je alleen te richten op clusters van kansrijke bedrijven. Het vraagt veelal om een systeeminterventie die langer duurt, maar meer oplevert op termijn. Het vraagt ook om nieuwe vormen van governance, meer in netwerken en minder rond klassieke belangen georganiseerd.

Analyse van het huidige innovatie-ecosysteem Het huidige ecosysteem is geanalyseerd door diverse partijen (de Rekenkamer en SER Noord-Nederland, Lysias, E&E advies). Daarnaast is onderzoek gedaan naar de behoeften van het MKB. Ook is de werking van het innovatie- ecosysteem in verschillende powersessies aan de orde geweest.

In de kern is het huidige ecosysteem onvoldoende op de toekomst en de nieuwe agenda afgestemd. Het aantal spelers in het veld is logischerwijze groot; versnippering en fragmentering zijn daarbij kernbegrippen. Er is te weinig geïntegreerde werking, waardoor de krachten onvoldoende zijn gebundeld.

Algemeen • Sfeer en benadering zijn nog te weinig gericht op “samen en verbinden”; er is sprake van veel

verschillende coalities en deelbelangen; • Er is een middelengestuurde traditie; • De verschillende overheden zijn dominant aanwezig op verschillende niveaus en verschillende

tafels: funding, strategie, operatie, projecten, governance. Er is nog te weinig gemeenschappelijkheid en eenduidige opdrachtsturing;

• Bij de verschillende intermediaire structuren lijkt redelijk veel capaciteit beschikbaar voor innovatie. De inzet is versnipperd en speelt zich nog te veel af binnen kokers, er is te weinig (effectieve) samenwerking en taakverdeling;

• Aandachtspunt is dat de provincies verder zullen moet bezuinigen waardoor er binnenkort aanzienlijk minder geld beschikbaar is; goedkoper en slimmer (meer met minder) is voor de nabije toekomst het devies.

Bestuurlijk • Sturing en afstemming vinden plaats aan veel verschillende bestuurlijke tafels. Hierbij spelen

meerdere strategie-discussies, coalities rond deelbelangen en complexe (be)sturingsrelaties. Realisatie • De inzet van de huidige intermediaire structuren sluit nog onvoldoende aan op de behoefte van

de agenda en daarmee de vraag van de toekomst: a. Start-ups en MKB worden onvoldoende bereikt; b. De dienstverlening op business development en het bouwen van business cases is nog te

beperkt, danwel geeft nog te weinig rendement; c. De huidige deel-branding (in clusters) wordt niet overkoepeld door gezamenlijke en eenduidige

branding van Noord-Nederland; d. Het huidige instrumentarium is nog onvoldoende toegesneden op de behoeften van de agenda. • Het mkb herkent zich niet in de clusters en heeft behoefte aan meer generiek gerichte

ondersteuning;

5 We define a network form of organization as any collection of actors (N > 2) that pursue repeated, enduring

exchange relations with one another and, at the same time, lack a legitimate organizational authority to arbitrate and resolve disputes that may arise during the exchange. Joel M. Podolny and Karen L. Page. Het gaat in eerste instantie om het creëren van waarde. Deze waarde wordt bij een netwerk geleverd door activiteiten van twee of meer bedrijven te combineren, zodat een ander, meer waardevol product ontstaat. Vrij naar Chesbrough.

Page 82: Bijlagenboek nia 3 juli

82

• Clusters zijn divers van aard, geïnstitutionaliseerd, relatief klein en met beperkte slagkracht. De clusters werken nog te weinig samen. Er is onvoldoende sprake van bovenliggende regie en gecoördineerde targets;

• De NOM wordt onvoldoende als eigen regionaal instrument gezien en ingezet. NOM kan zeer beperkt invulling geven aan de taak Innovatie en Ontwikkeling. De NOM heeft een onbetwiste functie op finance en werving (acquisitie).

Uit dit beeld komt duidelijk naar voren dat handhaven van de huidige situatie geen optie is. Het is voor het Noorden van groot belang dat deze situatie verandert. De Noordelijke Innovatieagenda kan het middel zijn waarmee deze stap wordt gezet.

De sturing op de agenda: sturingsfilosofie en besturing van de agenda De agenda beoogt vernieuwing van de economie en benoemt velden die kansrijk zijn en daagt partijen uit te accelereren en in de tijd nieuwe velden aan te dragen. Het doel is meer economische groei en werkgelegenheid door innovatie. Een agenda blijft papier als deze niet tot leven komt door aandacht, uitwerking in acties/opgaves en besturing van de uitvoering. De Taskforce stelt voor de volgende eenvoudige sturingsfilosofie te hanteren.

1. Vraagsturing en bedrijven in de lead Het centrale uitgangspunt voor uitvoering is vraag-gestuurd werken en bedrijven meer in de lead. De uitvoering bestaat uit eerstelijnsdienstverlening en tweedelijnsdienstverlening. De gezamenlijke eerstelijnsdienstverlening helpt bedrijven bij hun vraagarticulatie, maar bedrijven moeten met proposities komen waarin ze willen investeren, risico nemen en trekker zijn. Dat betekent dat niet intermediaire organisaties met voorstellen moeten komen, maar vooral de bedrijven, ondersteund door kennisinstellingen en innovatiemakelaars.. De eerstelijnsdienstverlening levert als resultaat dus een innovatie-idee op van een groep van bedrijven en eventuele andere partijen die gezamenlijk een proces van business development willen ingaan. Daar begint de tweedelijnsadvisering.

2. Vertaling naar uitvoering via helder eenduidig opdrachtgeverschap Het is belangrijk om tot een goede scheiding tussen opdrachtgeverschap en uitvoering te komen. Het is vervolgens van belang dat de bestuurlijke sturing wordt vertaald naar uitvoering door goed en eenduidig opdrachtgeverschap naar de uitvoerende organisaties. Dat is nodig om het innovatie-ecosysteem goed te laten werken en het niet te laten stranden in goede bedoelingen, vrijblijvendheid en elkaar tegenwerkende belangen.

3. Samen verantwoordelijkheid nemen voor de agenda Partijen zijn samen verantwoordelijk voor de Noordelijke Innovatieagenda: de visie, de keuzes en de opgaves. Het is een gemeenschappelijk stuk van de partijen. Partijen gaan ook samen in een netwerk verantwoordelijkheid nemen voor het realiseren van de agenda. Ze organiseren een platform dat als bestuurlijk opdrachtgever van opgaves uit de agenda fungeert. Zij gaan de agenda steeds in opgaves definiëren en verbinden aan uitvoering.

Forumbenadering als drager voor governance Voor gezamenlijke besturing van de agenda stellen we voor een bestuurlijke tafel (werktitel: Innovatie Forum Noord-Nederland of kortweg IFNN) te ontwikkelen. In dit forum komen ondernemers, overheden en kennisinstellingen periodiek samen. Ook maatschappelijke organisaties kunnen onderdeel zijn van het forum. Het forum is de “stuurhut” van de innovatieagenda. Hier wordt de voortgang en de samenwerking besproken. Dat betekent: de uitvoering van de agenda aanjagen, stimuleren, begeleiden, bewaken en dynamisch (up to date). Het forum houdt de Noordelijke Innovatieagenda levend. Het lijkt verstandig de uitvoeringsagenda tweejaarlijks te actualiseren. Immers economie en arbeidsmarkt zijn slecht te voorspellen. Er moet ruimte zijn voor nieuwe kansen en initiatieven. Overigens laat dit onverlet dat succes ook doorzettingskracht vraagt.

Page 83: Bijlagenboek nia 3 juli

83

De vaste kern van IFNN zou kunnen bestaan uit goed in het eigen netwerk verankerde bestuurders vanuit bedrijfsleven (georganiseerd en breder), kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden; geleid door een onafhankelijke voorzitter met gezag en wat ondersteuning. Alle partijen aan tafel laten zich ook aanspreken op de eigen bijdrage en kernrol en zorgen op hun beurt weer voor verbinding en de afstemming in de eigen netwerken. De Taskforce geeft in overweging dit platform ook te gebruiken voor de Human Capital-agenda. De deelnemers aan die tafel kunnen wisselen afhankelijk van onderwerpen en type discussie. Er kan bijvoorbeeld jaarlijks een groot noordelijk innovatie-congres worden georganiseerd en halfjaarlijks een relevante themadiscussie. De Taskforce beveelt aan het bestaande bestuurlijke forum op dit terrein, de programmaraad van het SNN, te heroverwegen. Daar ontstaat een grote doublure met de IFNN. Ook is een koppeling van de “stuurhut” aan SNN, in essentie een overheidsinstantie, niet in lijn met de gedachten van een forum als platform van de hele samenleving. In het verlengde van deze vraag heeft de Taskforce ook naar de rol van de SER gekeken. De Taskforce kan daar kort over zijn. De SER heeft twee functies: a. De SER heeft als taak de overheid gevraagd en ongevraagd en onafhankelijk te adviseren over

sociaaleconomische vraagstukken. Die functie wordt door een IFNN niet overgenomen. Bovendien adviseert SER over een breder pallet. De overheden zullen moet bepalen of ze behoefte houden aan de onafhankelijke adviestaak van de SER.

b. Zelfstandig economisch . De onderzoeksfunctie lijkt de Taskforce van belang, maar is niet automatisch verbonden aan de SER.

Samenwerking op basis van goede rolverdeling tussen partijen In het werken aan innovatie is intensieve samenwerking tussen overheden, kennisinstellingen en bedrijfsleven essentieel. Het is ook belangrijk elke partij in te zetten waar die goed in is en zo tot een scherpe rolverdeling te komen; a. Visie, ambitie, doelen en strategie ten behoeve van innovatie en human capital worden

gezamenlijk vastgesteld door ondernemers, overheden en onderwijs- en onderzoeksinstellingen in IFNN;

b. Zij bewaken ook samen de strategie, de voortgang en tussentijdse bijstelling van de koers in het IFNN;

c. Overheid zou meer op afstand en in andere rol moeten komen: beleidsbepaling, faciliteiten en funding en meer uit de operatie/uitvoering. De overheden zorgen dus voor de condities voor succes en creëren randvoorwaarden. Daarnaast monitoren ze de resultaten en de effecten;

Netwerk kennisinstellingen

Netwerk bedrijven

Netwerk overheden

Netwerk maatschappe

lijke organisatie

Page 84: Bijlagenboek nia 3 juli

84

d. De ondernemers nemen samen met onderwijs- en onderzoeksinstellingen verantwoordelijkheid voor de uitwerking en uitvoering van de innovatieagenda (door te investeren) met ondersteuning van krachtige intermediairs.

Uitwerking rollen en taken voor de overheden Een belangrijke kerntaak van de overheden op het gebied van innovatie is dat ze een goede uitvoering faciliteren

6. Door een bijdrage te leveren aan een optimaal ecosysteem waarbinnen

innovatie goed kan gedijen. De overheden (Raden en Staten) houden vanzelfsprekend hun rechten. Ze zijn kader stellend op hoofdlijnen, sturen op economische en maatschappelijke outcome en houden vanzelfsprekend hun budgetrecht en wettelijke verantwoordelijkheden. De governance voor het beheer van publieke middelen is een direct afgeleide van dit uitgangspunt. We moeten het verantwoordingssysteem richting raden, staten en Europa goed vormgeven. De directe taken van de overheid op het gebied van innovatie kunnen globaal als volgt worden benoemd: Van besturing naar uitvoering Naast een “stuurhut” is ook een “machinekamer” onmisbaar. Vanuit het IFNN is een vertaling naar actie nodig. Immers zonder actie is het forum slechts een “praatclub”. Er zal een relatie gelegd moeten worden met de organisaties in de uitvoeringsstructuur. Het is dan nodig dat op basis van voortgang van de realisatie van de agenda en de discussies in IFNN de verantwoordelijk managers van de verschillende participerende organisaties zorgen voor opvolging en afstemming. De provincies kunnen in dit verband nog meer toewerken naar eenduidige regie op de uitvoering (inzet instrumenten en uitvoeringsorganisaties). Dat past in de verdergaande samenwerking tussen de provincies op innovatie. De provincies hebben zich voorgenomen op dat punt meer samen te werken en de ambtelijke sturing te versterken, onder andere door met portefeuilleverdeling te gaan werken. Hieraan gekoppeld zal ook een versterking van de relatie met managers/bestuurders van de andere organisaties (zoals steden, kennisinstellingen en bedrijfsleven)in het ecosysteem tot stand moeten komen. Het instellen van een forum alleen is niet voldoende om een beweging richting een ecosysteem in gang te zetten. De manier waarop de verschillende organisaties zich in het systeem gedragen is daarbij minstens net zo belangrijk.

De Ondersteuning van de agenda Bottom line is dat bedrijven en kennisinstellingen gezamenlijk eenvoudig en snel tot innovaties moeten kunnen komen op de -in de agenda geselecteerde- thema’s. “Time to market” is een belangrijke factor. De bedrijven (incl. MKB) geven aan dat ze voor de directe innovatie in ieder geval ondersteuning op de punten 1 t/m 7 nodig hebben (snel en zonder veel gedoe). In de wetenschap overigens dat bedrijven in heel veel gevallen innoveren zonder hulp of bijdragen van kennisinstellingen en overheden. Naast de behoefte aan directe ondersteuning is er behoefte aan het -meer in brede zin- doorzetten en efficiëntere samenwerking tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden gericht op de thema’s van de agenda . Zie punten 8 t/m 10.

Vlotte ondersteuning innovatie Branding, internationalisering en verbinden

1. Toegang tot kennisinstellingen 2. Valorisaties 3. Demonstrators & testlocaties 4. Launching customers 5. Business development: helpen bij

businesscases voor nieuwe PMC’s 6. Financiering, garanties, revolverende

fondsen 7. Gemakkelijk toegankelijke subsidies zoals

vouchers

8. Netwerkvorming binnen clusters en cross sectoraal en kennisontwikkeling

9. Export, branding en marketing Noord Nederland

10. Aantrekken internationale bedrijven

Page 85: Bijlagenboek nia 3 juli

85

De Taskforce is van oordeel dat het “no wrong” door principe7 van de SER een goed principe is om

naar toe te werken, maar dat het van belang is dat te doen vanuit de competenties en functionaliteiten die nodig zijn in de verschillende fasen van het innovatieproces, zoals ook de SER aangeeft. Deze zijn nu nog niet allemaal beschikbaar. Met name op de eerstelijns inzet voor MKB en op de competenties op het gebied van business development moet versterking komen naar het oordeel van de Taskforce. De Taskforce ziet de volgende noodzakelijke functionaliteiten voor de uitvoering van de agenda:

Uitvoering van de agenda: eerste uitwerking in competenties

Dienstverlening dicht bij het mkb De mkb- opgave is om de innovatiekracht van het mkb te vergroten. De Taskforce stelt vast dat er te weinig mkb bedrijven worden bereikt.. Het lijkt de taskforce verstandig een toegankelijk ondernemersloket in te richten waarin het bestaande aanbod wordt gebundeld

8 met een concrete

doelstelling over bereikte bedrijven en tevredenheid van die bedrijven.. Bijvoorbeeld: a. Virtueel maar toegankelijk en bekend contactpunt in stedelijke regio’s in de netwerkstructuur

voor MKB; b. Decentraal en dichtbij: ondernemerschap en innovatie voor starters en groeiers; c. Bemenst vanuit KvK

9, kennisinstellingen in stedelijke regio in nauw contact met regionale en

lokale ondernemersverenigingen en samenwerking met gemeenten. d. Gefinancierd door rijk (KvK) en kennisinstellingen en mogelijk aanvullend

provincies/gemeenten door inbreng van geld of menskracht; e. Samenwerking en uitwisseling tussen de contactpunten; f. Hoeveel: Leeuwarden, regio Groningen-Assen en Emmen; g. Instrumentarium: bijv. voucher-instrumentarium en startersinstrumentarium. h. Nauw contact met specialisten nodig op Noordelijke schaal (financiering, business

development, toegang tot netwerken clusters, etc)

Centraal specialistische voorzieningen business development en projectverwerving innovatie De tweedelijnsdienstverlening start waar de eerstelijnsdienstverlening ophoudt en eindigt met een financierbare businesscase. Dit vraagt business developers die nauw samenwerken met de eerstelijns contactpunten en direct verdieping kunnen bieden op de diepte en de samenhang in de innovatiedomeinen van de agenda. Zij moeten zorgen dat business uit innovatiedomeinen (dus over de clusters heen) verder komt. Belangrijkste taak is dan om nieuwe financierbare business te creëren (het overbruggen van het gat van kennis naar product naar markt) en deze aanpak eventueel in projectvorm voor financiering (subsidie) voor te dragen. Voor een deel gaat het hier om nieuwe activiteiten die op dit moment nog niet worden uitgevoerd, en om activiteiten die al plaatsvinden, maar verspreid (bijvoorbeeld bij de NOM, clusterorganisaties, elders). De Taskforce adviseert deze belangrijke faciliteit qua menskracht te bundelen in een pool van expertise en middelen te creëren in de vorm van een business development-faciliteit om meer gespecialiseerde kennis (juridisch, marketing, technisch, etc.) in te kunnen zetten. Voor andere –meer van de markt afstaande- innovatieprojecten zou het mooi zijn als er één punt is voor intake, advisering en “handeling”.

Finance De NOM is de fondsbeheerder voor Noord-Nederland. Het is zaak om met het Rijk in gesprek te gaan over de wijze waarop deze functie/organisatie maximaal kan worden ingezet voor het ecosysteem.

Subsidiebeheer De uitvoeringsorganisatie SNN is de specialist op het gebied van subsidie- en regelingenuitvoering. .

7 De SER heeft het principe “No wrong door” geïntroduceerd. Daarmee wordt bedoeld dat er niet één loket voor

het mkb wordt ingericht, maar dat elke organisatie de vraag in ontvangst kan nemen en zorgt voor doorgeleiding.

8 Bijvoorbeeld volgens Kennispoort Regio Zwolle model

9 Voor de beoogde inzet en rol van de Kamer van Koophandel Noord voor de Noordelijk Innovatieagenda - als

belangrijk onderdeel van het noordelijk innovatie ecosysteem - moeten met de regionale adviesraad voor de KvK en KvK werkorganisatie nadere afspraken worden gemaakt over afstemming en invulling van landelijk - en regionale beleidsagenda´s. Het ministerie van Economische Zaken kan vervolgens geïnformeerd worden over de voortgang van dit proces. "

Page 86: Bijlagenboek nia 3 juli

86

Branding en marketing Noord-Nederland, internationale samenwerking Noorden Branding, PR en marketing van Noord-Nederland zijn erg belangrijk. Dit is een noordelijke aangelegenheid; dus niet subregionaal en niet sectoraal. Het gaat er om het Noorden te verkopen in Brussel, Den Haag en internationaal. Nu is dat versnipperd over veel instanties en podia. Daar is stevige regie op nodig. Er moet een gemeenschappelijke propositie komen en de operatie moet worden gecoördineerd. De inzet van de clusters moet meer gericht zijn op samenwerken onder regie van centraal opdrachtgeverschap. De provincies samen zouden dat opdrachtgeverschap, vanuit gecoördineerde afstemming in de stuurhut, moeten oppakken.

Valorisatie en kenniscirculatie Valorisatie is een activiteit die in samenspraak tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven tot stand moet komen. Enerzijds is het “push”: kennisinstellingen beschikken over kennis die nog niet concreet in een product is vertaald. Anderzijds is er sprake van “pull”: bedrijven hebben een product of een idee dat technisch nog mogelijk moet worden gemaakt. Hier moet worden samengewerkt tussen de business developers en de medewerkers die direct het mkb verder helpen. De valorisatie-inzet van de kennisinstellingen moet meer worden verbonden met elkaar en meer met de inzet voor het bedrijfsleven van uitvoeringsorganisaties. Een goede verbinding met de aanwezige kennisinfrastructuur (RUG, Centra voor innovatief vakmanschap, Centres of Expertise en living labs) is cruciaal. Wellicht is het mogelijk tot een aantal kristallisatiepunten te komen per regio De Taskforce nodigt kennisinstellingen uit hier met voorstellen te komen voor een versnelling van de kenniscirculatie.

Kennisontwikkeling en clustervorming op thema’s De clusters in termen van samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen op de thema’s agro, healthy aging, energie en water zijn belangrijke aanjagers van kennisontwikkeling, het bouwen van netwerken en het verwerven van middelen voor projecten voor hun thema’s. De Taskforce adviseert de overheidsrol in die clusterorganisaties in de tijd af te bouwen en bedrijven en kennisinstellingen die rol te laten overnemen. Daarnaast hebben de ondersteunende organisaties een taak om hun thema in de markt te zetten en bij te dragen aan internationalisering. Deze taken dienen ingebed te worden in de noordelijke strategie en sturing. Voor de business development-taak (essentieel om kennis via kunde naar kassa te komen) kan een beroep worden gedaan op de inzet en beschikbaarheid van de pool van business developers. De Taskforce adviseert in het kader van eventuele opdrachtverstrekking vanuit de agenda om de inzet en samenwerking tussen clusters samen (cross-overs, samengestelde oplossingen) en tussen NOM en clusters als 2

e lijnsvoorziening

in het ondersteuningsnetwerk meer te bundelen.

Deze basiselementen moeten worden vertaald naar een vernieuwing van de uitvoeringstructuur in de komende periode. Voor een eenduidige en krachtige uitvoering van de agenda adviseert de Taskforce tot transitie van de uitvoeringsstructuur te komen door een combinatie van betere opdrachtsturing en meer focus in taken.

Page 87: Bijlagenboek nia 3 juli

87

Bijlage D Regiofoto Noordelijke Innovatieagenda De Noord-Nederlandse innovatiestrategie RIS3 wordt uitgewerkt in een Noordelijke Innovatieagenda De acties in deze agenda richten zich op een versterking van de innovatiekracht van Noord-Nederland. Om de juiste acties te ondersteunen is een adequaat beeld van de uitgangssituatie van belang. In deze regiofoto wordt dan ook de huidige stand van de innovatiekracht geschetst. Dit koppelen we aan de algemene economische situatie van de regio: middels innovatie wordt er immers gewerkt aan een vergroting van de werkgelegenheid en verhoging van de toegevoegde waarde.

De Noordelijke Innovatieagenda stelt als doel dat Noord-Nederland zich in 2020 heeft ontwikkeld tot een veerkrachtige regio die bekend staat om de vernieuwende manier waarop maatschappelijk en economisch voordeel behaald worden uit innovatie op het gebied van gezond leven en gezond voedsel in een duurzame en vitale omgeving. Inhoudelijke focus is het komen tot samengestelde oplossingen voor de vier maatschappelijke uitdagingen waarop het noorden inzet. Dat deze keuze past bij de keuzes die eerder zijn gemaakt en de economische zwaartepunten die zich in de regio hebben gevormd wordt bevestigd in onderstaande analyses.

1. Innovatie in Noord-Nederland Innovatie is een belangrijke voorwaarde voor economische groei. Het is dan ook van belang om te investeren in technologische vernieuwing. Om de innovatiekracht te duiden maken we gebruik van een aantal verschillende bronnen. We gebruiken onder meer cijfers uit de Community Innovation Survey (CIS)

10. Dit is een tweejaarlijkse Europabrede enquête die wordt gehouden om de

innovatiekracht van de Europese regio’s te meten. Daarnaast maken we gebruik van de Erasmus Concurrentie en Innovatiemonitor en de regionale innovatie index van ING. Uit de analyse blijkt dat Noord-Nederland binnen Nederland op een aantal indicatoren achterblijft. Maar in de Europese vergelijking veelal in de pas loopt met de andere Nederlandse regio’s.

R&D uitgaven en innovatieve bedrijven Een belangrijke input indicator voor innovatiekracht zijn de uitgaven aan Research & Development (R&D). De uitgaven aan R&D zijn in Noord-Nederland lager dan gemiddeld (10% van de bevolking van Nederland, maar slechts 6% van de R&D-uitgaven

11), evenals de R&D intensiteit.

De maakindustrie, en dan met name de grotere bedrijven daarbinnen, is een belangrijke investeerder in R&D. Noord-Nederland kent maar een beperkt aantal grote industriële bedrijven in deze sector. Daarbij worden R&D uitgaven meestal toegerekend aan de hoofdvestiging van een bedrijf. Dit zorgt er voor dat de R&D investeringen van grote

bedrijven als Fokker en

Philips waarschijnlijk

niet in de noordelijke cijfers worden meegeteld. Tezamen verklaart dit dat er in Noord-Nederland relatief en absoluut minder R&D uitgaven worden gedaan dan gemiddeld in Nederland. Dit beeld wordt ook bevestigd in Europees perspectief

Het aandeel innovatieve bedrijven in een regio is een andere maat voor innovatieprestaties. Een bedrijf wordt als innovatief aangemerkt indien het aan product- of procesinnovatie heeft gedaan. Het aandeel innovatieve bedrijven ligt in Noord-Nederland op het landelijke gemiddelde. Dit nuanceert het beeld dat de cijfers over R&D laten zien. Er wordt weliswaar minder aan R&D uitgegeven in het Noorden, maar er wordt wel degelijk geïnnoveerd. Noord-Nederland kan op Europese schaal dan ook worden gezien als een ‘innovation-follower’, evenals het merendeel van de rest van Nederland. Wanneer gekeken wordt naar de ontwikkeling van

10 De gebruikte cijfers zijn zo recent mogelijk. Dat betekent dat voor de cijfers uit de CIS 2010 het meest recent is. Hoewel er al

recentere cijfers (2012) zijn op landsniveau, zijn deze nog niet geregionaliseerd. Deze regionalisering wordt door het CBS gedaan.

Landelijk is er opdracht gegeven aan het CBS om de CIS 2012 ook te regionalisering. Wanneer deze cijfers exact beschikbaar komen

is niet duidelijk.

11 CBS, 2009

R&D intensiteit (R&D % van BRP, Eurostat

2011)

Groningen 1,77%

Friesland 1,01%

Drenthe 1,28%

Nederland 2,04%

Page 88: Bijlagenboek nia 3 juli

88

de regionale innovatieprestaties in de periode van 2004-2010, blijkt dat alle Nederlandse provincies een grotere groei laten zien dan het Europese gemiddelde.

Erasmus Concurrentie en Innovatie monitor 2013 Het onderzoeksinstituut INSCOPE – Research for Innovation van de Erasmus Universiteit Rotterdam voert jaarlijks de Erasmus Concurrentie en Innovatie Monitor uit. Op basis van een survey onder 9700 (respons 540) organisaties uit verschillende sectoren wordt getracht innovatie in het Nederlands bedrijfsleven in kaart te brengen. In 2013 is daarbij ook gekeken naar regionale verschillen door de afwijkingen per postcodegebied van het Nederlands gemiddelde te berekenen.

Postcode gebied

so

cia

le

inn

ov

ati

e

rad

icale

inn

ov

ati

e

inc

rem

en

tele

inn

ov

ati

e

flexib

el

org

an

isere

n

dy

nam

isch

man

ag

en

slim

mer

werk

en

co

-cre

ati

e

inv

este

rin

gen

in R

&D

1000 - 1999 0,0% -5,4% -1,6% -1,3% -1,6% 0,6% 2,5% 1,9%

2000 - 2999 -0,5% -0,9% -3,0% 1,3% -1,8% -1,9% 0,9% 0,2%

3000 - 3999 0,1% -1,3% 1,2% 2,5% -0,6% 0,4% -2,3% 0,0%

4000 - 4999 -1,9% -2,5% -3,6% 1,5% -1,3% -1,9% -6,4% -0,2%

5000 - 5999 0,2% 10,3% -1,5% -3,7% 3,3% 0,3% 0,6% -0,1%

6000 - 6999 -1,4% 0,4% 6,1% -6,9% 1,0% -0,4% 0,9% -0,7%

7000 - 7999 1,9% 6,0% 3,9% 0,8% 3,0% 0,3% 4,0% -1,4%

8000 - 8999 2,9% -4,2% 1,3% 2,4% 0,1% 3,2% 6,3% -0,7%

9000 - 9999 1,3% -0,7% -0,7% 3,9% 1,0% 3,6% -4,4% -0,6%

Bron: Erasmus Concurrentie en Innovatie monitor 2012 -2013

Page 89: Bijlagenboek nia 3 juli

89

De verdeling naar postcodegebied maakt het lastiger om uitspraken voor Noord-Nederland te doen, aangezien het postcodegebied 7000 – 7999 zich uitstrekt van de Achterhoek, via Twente naar Drenthe. In de rapportage wordt beschreven dat met name de Achterhoek en Twente sterk scoren op de genoemde indicatoren. Het is uit deze cijfers niet op te maken hoe de Drentse regio’s in dit postcodegebied scoren.

Met deze kanttekening is het wel duidelijk dat Noord-Nederland bovengemiddeld goed scoort op sociale innovatie. In alle drie de Noord-Nederlandse postcodegebieden (7000 -9999) scoren zij ruim boven het Nederlands gemiddelde. Op radicale innovatie wordt minder gescoord, en de score op incrementele innovatie ligt rond het gemiddelde. Noord-Nederland scoort gemiddeld hoger op flexibel organiseren en slimmer werken dan het Nederlands gemiddelde. Ook in deze cijfers wordt lager dan gemiddeld gescoord op investeringen in R&D.

ING Regionale Innovatie Index In de regionale innovatie index van scoren de Noord-Nederlandse provincies onder het Nederlands gemiddelde. Ze bevinden zich in de middenmoot. Enkele verschillen tussen de provincies vallen daarbij op. Zo heeft Drenthe het hoogste aandeel innovatoren van Nederland maar scoort het laagst van alle provincies op de bedrijvendynamiek en de innovatieuitgaven. Groningen blijft achter op het gebied van innovatieuitgaven en heeft een laag aandeel innovatoren. Friesland scoort redelijk gemiddeld, maar blijft achter op het gebied van bedrijvendynamiek. De arbeidsproductiviteit is in alle drie de provincies sterk gegroeid, wat deels te verklaren is vanuit de eerdere relatieve achterstand van het noorden op deze indicator.

Met name op het gebied van bedrijvendynamiek en innovatie uitgaven is er dus een achterstand voor Noord-Nederland. Specifiek voor Groningen is het relatief lage aandeel innovatoren.

Aandeel innovatoren

Groei arbeids-

productiviteit

Bedrijven-dynamiek

Innovatie-uitgaven

Index Index Index Index Ranking

Noord-Brabant 103 106 95 175 1

Utrecht 116 146 134 100 2

Limburg 100 107 85 176 3

Noord-Holland 103 106 111 93 4

Gelderland 105 107 92 105 5

Overijssel 111 111 87 84 6

Groningen 89 126 95 73 7

Friesland 101 118 76 72 8

Drenthe 119 164 55 31 9

Flevoland 110 26 125 100 10

Zeeland 94 120 78 59 11

Zuid-Holland 88 82 102 72 12

Nederland (= 100) 38% 5,1% 0,8% € 13,1 miljard

Bron: CBS, EIM, Graydon, ING Economisch Bureau

Campussen Het ontwikkelen van campussen is een manier om via fysieke clustering van bedrijven en kennisinstellingen het uitwisselen van kennis en kunde te bevorderen en daarmee te pogen de innovatiekracht van een regio te versterken. In Nederland zijn een groot aantal campusinitiatieven te onderscheiden. Deze initiatieven bevinden zich in verschillende fases van volwassenheid. Het Ministerie van Economische Zaken heeft in 2012 een inventarisatie laten doen van de verschillende campusinitiatieven en de fase waarin deze zich bevinden. In Noord-Nederland worden negen campussen onderscheiden. Hiervan bevonden twee zich in de groeifase, drie in de opstartfase en vier zich in de idee fase. Twee van de vier campussen in de idee fase zijn inmiddels doorontwikkeld naar de opstartfase. Wat opvalt is dat er geen volwassen campus in Noord-Nederland wordt benoemd. Aangezien campussen open innovatie bevorderen, wat kan bijdragen aan een versterking van de innovatiekracht, kan het ontbreken van een volwassen campus als een indicator voor een

Page 90: Bijlagenboek nia 3 juli

90

achterblijvende innovatiekracht worden gezien. Een campus leidt echter niet één-op-één tot meer innovatie, maar kan daar zeker aan bijdragen mits ingebed in een sterk cluster van bedrijven en kennisinstellingen.

Innovatie in het MKB Noord-Nederland kent een oververtegenwoordiging van het MKB in het bedrijfsleven met ruim 95% van de bedrijven in Noord-Nederland behorende tot het MKB. Driekwart van de werkgelegenheid zit bij bedrijven met een omvang van maximaal 200 werknemers. In Groningen is dat aandeel in de werkgelegenheid met 72% iets kleiner dan in Drenthe (78%) en Friesland (77%). Kortom, het mkb vormt de banenmotor van de noordelijke economie. Voor het vergroten van de innovatiekracht is het dan ook van belang om de aandacht speciaal op het mkb te richten, ook vanuit de notie dat veel vernieuwingen bedacht worden in kleine bedrijfjes.

Het aandeel MKB dat nieuwe producten of diensten op de markt heeft gebracht, is in Noord-Nederland structureel lager dan in Nederland als geheel. Ook het omzetaandeel van nieuwe of vernieuwde producten (8%) blijft achter bij het landelijk gemiddelde (9%).

Toepassingsgericht karakter De wijze waarop innovatie in het MKB plaatsvindt kenmerkt zich door een toepassingsgericht karakter. Dat is een stelling die door de SER wordt ingenomen in het advies Met Kennis Beter en in de interviews voor de RIS3 ook nadrukkelijk naar voren kwam en is getoetst in interviews en bijeenkomsten. Het is ook een stelling die zich moeilijk kwantitatief laat onderbouwen, maar waar wel aanwijzingen voor zijn.

Page 91: Bijlagenboek nia 3 juli

91

Het toepassingsgerichte karakter blijkt onder meer uit de verdeling van Noord-Nederlandse bedrijven over de zogenaamde Innovatiepiramide. Het merendeel van de noordelijke MKB’ers bevindt zich in de onderste drie categorieën van de innovatiepiramide. Dat zijn bedrijven die enerzijds kennis toepassen die elders is ontwikkeld en anderzijds bedrijven die relatief weinig of niet innoveren. De uitdaging is om meer bedrijven in de categorie toepassers te krijgen. Dat past bij het noordelijk bedrijfsleven, maar blijft nu nog achter.

Dat de meeste MKB’ers vooral kennis van elders toepassen om te innoveren betekent niet dat ze geen nieuwe kennis proberen te ontwikkelen. Zo is ligt het aandeel bedrijven dat samenwerkt met een ander nationaal bedrijf of kennisinstelling in Noord-Nederland boven het landelijk gemiddelde. Het aandeel bedrijven dat samenwerkt met internationale bedrijven of kennisinstellingen ligt wel lager dan landelijk.

Daarnaast past toepassingsgericht bij de Noorderling. Nuchter doorpakken wordt in Noord-Nederland sterk gewaardeerd. Dat is een uitstekend klimaat voor een combinatie van radicale en incrementele innovatie: kleine, maar belangrijke aanpassingen van totaal nieuwe methoden en technieken zorgen er voor dat innovaties ook daadwerkelijk effect hebben in de praktijk. Uit de cijfers van de Erasmus monitor blijkt echter dat de score van Noord-Nederland op met name radicale innovatie achterblijft, en op incrementele innovatie niet veel hoger dan gemiddeld scoort. De aanwezige potentie wordt daarmee nog maar ten dele benut.

2. Van innovatie naar algemene economie Innovatie is geen doel op zich, het is een middel om te komen tot meer werkgelegenheid, toegevoegde waarde en meer algemeen geformuleerd: welvaren. Vandaar dat ook een korte beschouwing van de algemene economische situatie past bij een regiofoto in een innovatieagenda. Innovatie draagt via economische groei bij aan werkgelegenheid en toegevoegde waarde.

koplopers NL 5% - NNL 2%

ontwikkelaars NL 17% - NNL 12%

toepassers NL 19% - NNL 13%

volgers NL 34% - NNL 43%

niet-innovatieven NL 25% - NNL 31%

Innovatiepiramide MKB Noord-Nederland (NNL) (Bron: Panteia/EIM, augustus 2013)

Page 92: Bijlagenboek nia 3 juli

92

Noordelijke werkgelegenheidsstructuur De algemene trend is dat de noordelijke werkgelegenheidsstructuur naar de landelijke structuur toegroeit. De sectorstructuur van de noordelijke provincies komt steeds meer overeen met die van Nederland.

Het verschil in sectorstructuur ten opzichte van Nederland is in de afgelopen jaren afgenomen. Zoals bovenstaande figuur laat zien is er nog steeds een oververtegenwoordiging van Zorg, Industrie, Landbouw en een lichte oververtegenwoordiging qua Bouw, Onderwijs en Overheid. Dit is deels ook terug te zien in het toegevoegde waarde aandeel van Noord-Nederland in de totale bruto toegevoegde waarde in Nederland. In Dienstverlening en Handel loop het Noorden nog sterk achter. Dit kan deels worden verklaard doordat deze sectoren vooral in stedelijke gebieden geconcentreerd zijn en het Noorden relatief minder stedelijk gebied kent

Van de grote sectoren in het Noorden is Zorg eigenlijk de enige sector waar nog echt groei in zit.

Industrie en Landbouw zijn sectoren waar de werkgelegenheid afneemt en Overheid en Onderwijs zijn gevoelig voor bestedingen door de overheid en staan dus de komende tijd ook onder druk. Wat de afname in de sector Industrie betreft, gaat het vooral om grootschalige productie, die goedkoper elders uitgevoerd kan worden. Hoogwaardige technologie biedt wel kansen en daarop wordt ook ingespeeld in de clusters waarop het regionale beleid is gefocust. Hoogwaardige technologie biedt ook kansen in de sector Landbouw waar het gaat om de ontwikkeling van nieuwe producten en technologie.

Per provincie bestaan andere accenten in sectoren, zowel wat betreft het aandeel in de werkgelegenheid als in de ontwikkeling van het aantal banen. Groningen is het sterkst in Zorg, Zakelijke Dienstverlening, Overheid en Onderwijs. In Friesland is de Industrie de grootste sector. Na de Zorg zijn Handel en Bouw relatief grote sectoren en ook de Landbouw is relatief groot. Drenthe lijkt

Page 93: Bijlagenboek nia 3 juli

93

qua sectorstructuur meer op Friesland, met wat meer Zorg en Handel en minder Industrie, Transport en Onderwijs.

Economische groei Voor wat betreft de economische groei komt het groeicijfer van Noord-Nederland dichter bij het landelijk gemiddelde. In 2012 en 2013 was het groeicijfer in de noordelijke provincies gelijk aan c.q. hoger dan het landelijke gemiddelde. Het BBP per inwoner (excl. de gasbaten) ligt nog wel duidelijk lager in de rest van het land.

De economische groei, uitgedrukt in jaarmutaties in het BBP, laat de afgelopen jaren sterke fluctuaties zien. Deze fluctuaties in het Noorden zijn sterker dan landelijk. Hieruit kunnen we de conclusie trekken dat de noordelijke economie gevoeliger is voor conjunctuurinvloeden. Koopkrachtdaling en toenemende werkloosheid zorgen voor minder consumptieve bestedingen. De noordelijke economie heeft daar relatief meer last van, ook al omdat het gemiddelde inkomen lager ligt dan in de rest van het land (zie bruto binnenland product per inwoner, exclusief delfstoffenwinning). Als de aardgasbaten niet worden meegerekend is het BBP per inwoner in het Noorden dus aanzienlijk lager (19%) dan dat voor heel Nederland.

Startende ondernemingen Het aantal startende ondernemingen groeit al enkele jaren. Na een kleine dip in 2012 is in 2013 het totaal aantal starters weer fors gestegen. In Noord-Nederland is de toename van het aantal starters licht hoger dan gemiddeld (NL 13%), zoals in de figuur hieronder zichtbaar is. Tegelijkertijd is het aantal starters in Noord-Nederland in absolute zin lager dan gemiddeld. In 2013 was Noord-Nederland goed voor 8,5% van het aantal oprichtingen, wat gezien het bevolkingsaandeel van Noord-Nederland (10%) relatief laag is. Er starten in Noord-Nederland dus minder mensen een nieuwe onderneming, maar dit aantal groeit wel enigzins sneller.

Gebied 2012 2013

Aandeel starters

2013

Groei 2012 - 2013 %

Noord-Brabant 18.325 20.393 13,7% 11%

Utrecht 11.462 12.821 8,6% 12%

Limburg 6.781 7.437 5,0% 10%

Noord-Holland 27.535 31.279 20,9% 14%

Gelderland 14.435 15.906 10,7% 10%

Overijssel 7.532 8.753 5,9% 16%

Groningen 3.993 4.547 3,0% 14%

Friesland 4.189 4.727 3,2% 13%

Drenthe 2.939 3.392 2,3% 15%

Page 94: Bijlagenboek nia 3 juli

94

Flevoland 3.876 4.317 2,9% 11%

Zeeland 2.305 2.618 1,8% 14%

Zuid-Holland 29.309 33.122 22,2% 13%

Totaal 132.681 149.312 100,0% 13% Bron: KvK - Startersprofiel 2013 (http://www.kvk.nl/download/startersprofiel%202013_tcm109-384499.pdf)

Export Noord-Nederland heeft een relatief beperkt aandeel in de Nederlandse export. In de provincie Groningen heeft de buitenlandse afzet een aandeel van 33% in de totale afzet. Dit is weliswaar beduidend hoger dan in geheel Nederland (26%), maar dit is vooral dankzij de export van aardgas. In de provincies Friesland en Drenthe is het exportaandeel met circa 25% lager dan gemiddeld.

De mate waarin de handel bijdraagt aan de economie verschilt per regio. De bijdrage aan de regionale economie wordt, naast de mate van export, bepaald door de aard van de export (wederuitvoer of uitvoer Nederlands product). Ook wordt er verdiend aan de export door toeleveranciers van exporteurs. Waar het zuiden en het westen van Nederland meer exporteren dan er lokaal wordt geproduceerd voor de export, geldt voor het noorden van het land, en dan met name Friesland en Drenthe, dat de provincies aldaar meer produceren voor de export dan dat ze exporteren. Een van de uitdagingen voor de innovatieagenda is daarmee om te komen tot innovaties die ook daadwerkelijk door het noordelijk bedrijfsleven worden geëxporteerd.

Arbeidsmarkt Kwantitatief voldoende personeel met kwalitatief de juiste vaardigheden is een belangrijke voorwaarde voor innovatie. Daarvoor is het van belang enerzijds mensen op te leiden met de juiste vaardigheden, en anderzijds talent de kans bieden om in de regio te kunnen werken. Veerkracht is een manier om de kracht van de regionale arbeidsmarkt te meten. Een regionale economie is veerkrachtig als deze voldoende mogelijkheden heeft om de arbeidsoverschotten die na een schok ontstaan, op te vangen in andere sectoren. De regionale arbeidsmarkt in Noord-Nederland is minder veerkrachtig dan de andere regio’s in Nederland. Noord-Nederland is dus minder goed in staat om economische schokken op te vangen.

De reden hiervoor is dat de noordelijke sectorstructuur wordt gekenmerkt door een specialisatie in sectoren die maar weinig zijn gerelateerd aan andere sectoren. Tevens zijn er in het algemeen weinig banen bereikbaar in sectoren die zijn gerelateerd aan de verschillende specialisaties. Bovendien geldt dat door hun afstand ten opzichte van de meer verstedelijkte regio’s in Nederland de noordelijke regio’s ook niet kunnen profiteren van de aanwezigheid van meer gerelateerde sectoren in regio’s binnen pendelafstand. De arbeidsmarkt is dus kwetsbaar voor economische schokken. Voor de innovatieagenda betekent dit dat

Page 95: Bijlagenboek nia 3 juli

95

een inzet op het sterker verbinden van sectoren aan elkaar en het verbreden van de innovatiekracht van het gehele MKB gewenst is aangezien dat kan bijdragen een versterking van de veerkracht en daarmee kan leiden tot lagere werkloosheid en een kwalitatief goede aansluiting van het aanbod op de vraag.

Conclusies Regionale innovatiekracht laat zich niet in één cijfer vatten. Er bestaan verschillende indicatoren, indexen en monitors die allen trachten de innovatiekracht te meten. Noord-Nederland scoort dan ook verschillend, afhankelijk van de gehanteerde maatstaf. In algemene zin kunnen we stellen dat Noord-Nederland achterloopt bij de landelijke cijfers, met uitzondering van sociale innovatie daarin loopt ze (mede) voorop. Die achterblijvende innovatiekracht vertaalt zich ook in een achterblijvende economische groei. Een aantal zaken vallen op:

• De R&D intensiteit is fors lager dan gemiddeld (1,35% NNL tegenover 2,04% NL). • Het aandeel innovatoren ligt in de provincies Drenthe en Friesland hoger dan gemiddeld, in

Groningen lager. Het MKB innoveert relatief weinig en wanneer ze innoveren is dit meestal door het toepassen van elders ontwikkelde kennis.

• Noord-Nederland is relatief sterk in sociale innovatie. • Noord-Nederlandse bedrijven werken relatief vaak samen met bedrijven en kennisinstellingen. • Er zijn relatief weinig startende ondernemingen, maar dit aantal groeit wel sterker dan nationaal. • Het BRP is lager dan het nationaal gemiddelde, maar arbeidsproductiviteit is relatief sterk

gegroeid in de afgelopen jaren. • Met uitzondering van de delfstoffenwinning exporteren de noordelijke provincies relatief weinig. • De arbeidsmarkt is minder goed bestand tegen economische schokken. Hoewel de cijfers in Europees perspectief kunnen worden genuanceerd - Noord-Nederland behoort tot de subtop – geven bovenstaande cijfers zeker aanleiding tot actie. Om te komen tot meer economische groei en welvaart is een inzet op een versterking van de innovatiekracht van belang. Met name het verhogen van de innovatie uitgaven en het vergroten van het rendement dat uit samenwerkingen tussen bedrijven en kennisinstellingen komt verdienen aandacht.

Page 96: Bijlagenboek nia 3 juli

96

3. Inhoudelijke focus in Noord-Nederland In Noordelijke innovatieagenda zijn vier specifieke maatschappelijke uitdagingen als richtpunt centraal gesteld:

1. Gezondheid, demografie en welzijn 2. Voedselzekerheid, duurzame landbouw en bio-economie 3. Zekere, schone en efficiënte energie 4. Schone, veilige watervoorziening

Deze vier uitdagingen passen bij het Noord-Nederland. Het zijn vier uitdagingen die zich sterk laten voelen in Noord-Nederland én daarbuiten, in Europa of zelfs wereldwijd. Door focus op uitdagingen die niet alleen om noordelijke oplossingen vragen maar ook op Europees niveau of wereldwijd, wordt toegang gecreëerd tot een internationale markt. De focus van Noord-Nederland op deze vier maatschappelijke uitdagingen wordt gevat in de slimme specialisatie op gezond leven en gezond voedsel in een gezonde omgeving.

Bovendien zijn het uitdagingen waar Noord-Nederland een onderscheidende bijdrage aan kan leveren. Er zijn sterke of veelbelovende clusters van bedrijven, universiteiten, HBO-instellingen en andere kennisinstellingen aanwezig in Noord-Nederland die nauw verbonden zijn met deze maatschappelijke uitdagingen. Door middel van jarenlange investeringen in de ontwikkeling van specifieke bedrijvenclusters en doelgerichte projecten en onderwijsinstellingen die hun onderwijs hierop geënt hebben, beschikt Noord-Nederland nu over de benodigde kennis en bedrijvigheid om innovatieve oplossingen aan te dragen voor deze maatschappelijke uitdagingen.

Dat de kracht van Noord-Nederland op de vier bovengenoemde thema’s zit blijkt ook uit een recente publicatie van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

12. Hierin hebben zij de specialisatie van de

regionale economie in de verschillende topsectoren op viercijferig postcodeniveau in beeld gebracht. Hoewel de vier maatschappelijk uitdagingen niet één-op-één aansluiten op de topsectoren is er wel een sterk verband tussen. Wanneer we dan de specialisatie van de noordelijke economie in de topsectoren Life Sciences & Health, Energie, Agrofood en Water bekijken dan zie je in alle vier de gevallen duidelijk een hoge specialisatie in (delen van) Noord-Nederland. Dit bevestigt de stelling dat Noord-Nederlandse bedrijven een belangrijke rol kunnen spelen in het oplossen van maatschappelijke uitdagingen binnen de vier thema’s.

12

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/PBL2014_Topsectoren-en-Regio%27s_1447.pdf

Page 97: Bijlagenboek nia 3 juli

97

Gezondheid, demografie en welzijn De bevolking van Noord-Nederland verandert ingrijpend van samenstelling. De vergrijzing neemt snel toe, terwijl de bevolkingsgroei nagenoeg nihil is. Noordoost-Groningen is één van de bekendste krimpregio’s van Nederland. Noord-Nederland is al geruime tijd bezig met het opbouwen van kennis en bedrijvigheid rondom Healthy Ageing en is op dat gebied een voorloper in Europa. Het omgaan met demografische verandering is één van de grote uitdagingen voor heel Europa, inclusief het toegankelijk en betaalbaar houden van de gezondheidszorg. Active and Healthy Ageing staat hoog op de Europese agenda.

Noord-Nederland is goed toegerust om oplossingen voor deze maatschappelijke uitdaging te vinden. Uit onderstaande kaart blijkt dat de regionale economie in met name Groningen en Drenthe sterk is gespecialiseerd in de topsector Life Sciences & Health.

Kennis en expertise op gebied van gezondheid demografie en welzijn

Rijksuniversiteit Groningen Healthy Ageing als maatschappelijk speerpunt gekozen, naast Energie en Sustainable Society. Dit heeft geleid tot Healthy Ageing activiteiten in zes van de negen faculteiten.

Hanzehogeschool Groningen Healthy Ageing als speerpunt Centre of Expertise Zorg/Healthy Ageing

NHL Hogeschool Healthy Ageing als speerpunt

UMCG Alle kerntaken (zorg, onderzoek, onderwijs en opleidingen) verweven met Healthy Ageing

Page 98: Bijlagenboek nia 3 juli

98

Voedselzekerheid, duurzame landbouw en bio-economie De combinatie van een sterke agrifood, energie en chemiesector én een open en actieve bevolking, maken dat deze maatschappelijke uitdaging uitstekend bij Noord-Nederland past. De rol van hernieuwbare biologische rijkdommen als planten, microben en dieren wordt steeds belangrijker, niet alleen om te voldoen aan de vraag naar veilig, gezond voedsel voor mens en dier, maar ook om te dienen als grondstof voor chemie, energie en andere biologische producten. Een omslag is nodig naar een bio-economie die meer produceert uit minder grondstoffen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van afvalstromen. Daarnaast moeten de negatieve gevolgen voor het milieu worden beperkt. Voor de landbouw in Noord-Nederland is de opgave om het milieu minder te belasten, meer bij te dragen aan biodiversiteit, de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied te verbeteren en tegelijkertijd de productie te verhogen.

Noord-Nederland heeft een sterke oververtegenwoordiging van Agri & Food bedrijvigheid, behalve rondom de stad Groningen. Hoewel andere regio’s ook een sterke positie hebben, en de sterke specialisatie deels te verklaren is door een onderspecialisatie in andere gebieden, zijn er goede uitgangspunten om te innoveren binnen dit thema.

Kennis en expertise op gebied van Voedselzekerheid, duurzame landbouw en bio-economie

Van Hall Larenstein Agro-opleidingen Onderdeel Centre for Biobased Economy (CBBE)

Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Agro-opleidingen Rijksuniversiteit Groningen Onderzoek op gebied gezonde voeding Dairy Campus Onderzoek naar innovaties in de veehouderij (veevoeding,

voedergewasproductie, bemesting en huisvesting), maar ook voor agrarisch natuurbeheer (groene dooradering en weidevogelbeheer) en naar de productie van groene energie via onder andere mestvergisting.

Carbohydrate Competence Center

Expertisecentrum op het gebied van koolhydraten.

Page 99: Bijlagenboek nia 3 juli

99

Zekere, schone en efficiënte energie Noord-Nederland heeft een rijke historie als energieregio. Daarmee heeft zij in de afgelopen decennia een schat aan kennis en ervaring opgebouwd op het gebied van energie. Tegelijkertijd is er in de regio veel aandacht voor nieuwe energieconcepten (entrance, smart grids, LNG voor de scheepvaart). Juist in deze regio kunnen deze nieuwe concepten worden toegepast. Noord-Nederland heeft ruimte, zee, wind én een spilfunctie in het Europese energienetwerk. Deze combinatie biedt een gouden kans aan Noord-Nederland om voorop te lopen in Europa in de transitie naar een betrouwbaar, duurzaam en concurrerend energiesysteem. De noordelijke energieagenda Switch onderstreept de ambities en de mogelijkheden.

De noordelijke specialisatie rondom energie blijkt duidelijk uit onderstaande kaart. Noord-Nederland is één van de sterkst gespecialiseerde regio’s in de topsector Energie. Deze bestaande kracht kan worden gebruikt om ook op het gebied van duurzamere vormen van energie een voortrekkersrol te spelen.

Kennis en expertise op gebied van zeker, schone en efficiënte energie

Rijksuniversiteit Groningen Energie is één van de drie maatschappelijke speerpunten Hanzehogeschool Centre of expertise energie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Hotspot duurzame energie Energy Delta GAs Research (EDGAR) Onderzoeksconsortium van bedrijven en kennisinstellingen

op gebied van gas en duurzaamheid RenQi Open innovatiecentrum voor duurzame energie-

infrastructuren. Partners: TNO, DNV GL (voorheen KEMA) en Hanzehogeschool.

Energy Delta Institute Internationale energie businesschool Energy Academy Europe/Energy College Onderwijs en onderzoek op gebied van energie

Page 100: Bijlagenboek nia 3 juli

100

Schone, veilige watervoorziening Deze maatschappelijk uitdaging heeft betrekking op grote maatschappelijke vraagstukken op wereldschaal, zoals de dreiging van prioritair gevaarlijke stoffen en waterschaarste. Op veel plekken in de wereld is er een enorm tekort aan schoon en veilig drinkwater. Verder speelt water vaak een cruciale rol in veel bedrijfsprocessen binnen industrieën in onder andere de voedingsmiddelenindustrie, chemie en ook in de agro-industrie. Water en waterzuivering en hergebruik van energie en grondstoffen uit afvalwater, zijn daarmee van vitaal belang voor de wereldmaatschappij en wereldeconomie. Noord-Nederland heeft een sterke band met water en watertechnologie. Vanuit de strijd tegen het water is een band met (schoon en veilig) water opgebouwd.

Noord-Nederland is sterk gespecialiseerd in de topsector Water. Hoewel de topsector uit meer bestaat dan watertechnologie kan wel worden gesteld dat de watersector een kracht is van het Noorden. Deze concentreert zich met name in de provincies Groningen en Friesland.

Kennis en expertise op gebied van schone, veilige watervoorziening

Wetsus TTI (Technologisch Top Instituut) voor Watertechnologie. Van Hall Larenstein Opleidingen en onderzoek op gebied van watertechnologie Noordelijke Hogeschool Leeuwarden Opleidingen en onderzoek op gebied van watertechnologie Centre of Expertise Water Technology Centre of Expertise (HBO) waar NHL/VHL en Wetsus

samenwerken

Page 101: Bijlagenboek nia 3 juli

101

Bijlage E Betrokken personen co-creatief proces Betrokken personen en organisaties

De Noordelijke Innovatieagenda is tot stand gekomen middels een intensief proces van co-creatie. In deze bijlage vindt u een korte tijdslijn met daarin de bijeenkomsten die in het kader van de Noordelijke Innovatieagenda zijn georganiseerd en een schematische weergave van de organisatiestructuur, inclusief de samenstelling van de werkgroepen die hebben gewerkt aan de deelproducten van de Noordelijke Innovatieagenda. Om input op te halen voor de Noordelijke Innovatieagenda zijn in februari en maart 2014 een tweetal Powersessies georganiseerd, waarin het bedrijfsleven in de lead is geplaatst om samen met kennisinstellingen en maatschappelijke organisatie de kansen voor Noord-Nederland tot 2020 te identificeren. Ook is er nog een diner met smaak- en spraakmakende bedrijven uit Noord-Nederland georganiseerd om draagvlak te creëren voor de Noordelijke Innovatieagenda. Een overzicht van de deelnemers aan de Powersessies en het Diner vindt u eveneens in deze bijlage. Tijdslijn

- September 2013: Aftrap Taskforce RIS3 - November 2013: Presentatie proces Taskforce RIS3 in Programmaraad SNN - December 2013: Plan van aanpak vastgesteld door Taskforce RIS3 - Februari 2014: Eerste Powersessie Taskforce RIS3 - Maart 2014: Tweede Powersessie Taskforce RIS3 - Mei 2014: Rondje langs de Statencommissies van Groningen, Friesland en Drenthe - Mei 2014: Smaak- en Spraakmakers Diner - Juni 2014: Oplevering concept advies Taskforce RIS - Juni 2014: SER advisering - Juni 2014: Gemeenschappelijke Staten- en Radenbijeenkomst - Juni 2014: Web consultatie Noordelijke Innovatieagenda - Juli 2014: Oplevering definitief advies Taskforce RIS

Structuur Onderstaand vindt u een schematische weergave van de organisatiestructuur. De Taskforce RIS is ingesteld door de Bestuurscommissie EZ van het SNN. Het kernteam verzorgt de operationele ondersteuning van de Taskforce in nauwe afstemming met het projectteam. De leden uit het projectteam participeren actief in de verschillende werkgroepen. Het ambtelijk opdrachtgeversoverleg bestaat uit de hoofden EZ van de drie noordelijke Provincies en de vier gemeenten vertegenwoordigd in SNN verband. De proceslijder, Ben Koopman (Lysias Advies), legt hieraan verantwoording af.

Bestuurscommissie EZ SNN

- Gedeputeerden EZ van Fryslân, Groningen en Drenthe - Wethouders EZ van Leeuwarden, Groningen, Assen en Emmen

Bestuurscommissie EZ

Ambtelijke Opdrachteversoverleg

Taskforce RIS3

Kernteam Projectteam

Wg. Governance

Wg. Instrumentariu

m

Wg. Internationalis

ering

Wg. Human Capital

Wg. Digitalisering

Wg. Monitoring

Page 102: Bijlagenboek nia 3 juli

102

Taskforce RIS3 - Yvonne van Mastrigt (voorzitter), namens de provincies Drenthe, Friesland en Groningen - Henk Smid, Variass en namens VNO/NCW - Albert Bruins Slot, Alescon en namens VNO/NCW - Durk van Tuinen, Frisia Zout en namens VNO/NCW - Jan de Jeu, namens Rijksuniversiteit Groningen en UMCG - Willem Smink, namens NHL, Hanzehogeschool, Stenden en Van Hall Larenstein - Ineke Donkervoort, namens MBO-instellingen - Maurice Hoogeveen, namens de gemeenten Assen, Emmen, Groningen en Leeuwarden

Kernteam Taskforce RIS3

- Ben Koopman, Lysias Advies - Dominique Meijnders, Lysias Advies - Johan Geveke, Provincie Drenthe - Willem Reek, SNN - Danny Kerstholt, SNN

Projectteam Taskforce RIS3

- Eise van der Sluis, SNN - Dominique Meijnders, kernteam - Danny Kerstholt, kernteam - Annemieke Galema, Rijksuniversiteit

Groningen - Joyce Walstra, Stenden Hogeschool - Peter Elsmamp, KvK - Akke Groenewoud, VNO-NCW Noord - Hester Joustra, VNO-NCW Noord - Ed Meijerink, Provincie Drenthe - Tjeerd Hazenberg, Provincie Fryslân - Jenny Otten, Provincie Groningen - Frank Mennega, Provincie Groningen - Arjen Nieveen, Gemeente Assen

Ambtelijk opdrachtgeversoverleg / hoofden EZ

- Berend Tirion, Provincie Fryslân - Hans Hermse, Provincie Groningen - Johan Geveke, Provincie Drenthe - Henk Besselse, Gemeente Leeuwarden - Diderik Koolman, Gemeente Groningen - Pieter Faber, Gemeente Assen - Wouter Couprie, Gemeente Emmen - Ben Koopman, Kernteam Taskforce RIS

Werkgroep Governance

- Yvonne van Mastrigt, Provincie Groningen

- Willem Smink, NHL - Annemieke Galema, RUG - Lambert Zwiers, VNO-NCW - Berend Tirion, Provincie Frylân - Eise van der Sluis, SNN - Ben Koopman, Kernteam - George Postma, Lysias Advies

Werkgroep Instrumentarium

- Herman Cock, Provincie Drenthe - Melvin Könings, Lysias Advies - Akke Groenewoud, VNO-NCW - Peter Elskamp, KvK - Geert-Jan Arends, RUG

- Joyce Walstra, Stenden - Henk Emmens, SNN - Sander Oosterhof, NOM - Ronald Vlonk, Provincie Groningen - Steven van Stralen, Provinicie Fryslân - Rene Donkerbroek, Provincie Drenthe - Arjen Nieveen, Gemeente Assen - Allard van Dijk, Ministerie EZ

Werkgroep Internationalisering

- Eise van der Sluis, SNN - Willem Reek, SNN - Albert Haan, SNN - Govert Buijs, RUG - Gijs Meijer, Provincie Drenthe - Jeroen Oskam, EFTI - Jolanda Hekman, Hanzehogeschool - Kor Vissscher, Philips - Magriet Bouma, KvK - Nico Pals, TNO - Rianne Overeem, Ministerie EZ - Sjoerd IJdema, Partoer - Tytsy Willemsma, SNN, HNP - Veronika Reek, NHL - Yellie Alkema, SYARK

Werkgroep Human Capital

- Henk Smid - Ineke Donkervoort - Maurice Hoogeveen - Bas Fokkens, Provincie Groningen - Tanja Sextro, Provincie Drenthe - Pim Raaijmakers, BMC - Meine van Dam, Provincie Fryslân - Sjoerd Wind, VNO-NCW Noord - Arjen Nieveen, Gemeente Assen - Dominique Meijnders, Lysias Advies

Werkgroep Digitalisering

- Willem Reek, SNN - Tjeerd Willem Hobma, RUG - Sjoerd de Vries, NHL

Werkgroep Monitoring

- Roelof Jansma, SNN - Luc Hulsman, SNN - Ed Meijerink, Provincie Drenthe - Folkert Kuipers, Provincie Fryslân - Ronald Vlonk, Provincie Groningen - Jasper Grotenhuis, Gemeente Groningen

Page 103: Bijlagenboek nia 3 juli

103

Voorbereidingsteams Powersessies rond de Maatschappelijke Uitdagingen

Schone, veilige watervoorziening - Durk van Tuinen, Frisia Zout - Willem Smink, NHL - Hein Molenkamp, Water Alliance - Tjeerd Hazenberg, Provincie Fryslân - Danny Kerstholt, SNN

Zeker, schone en efficiënte energie

- Jan de Jeu, RUG - Ineke Donkervoort, Drenthe College - Gerrit van Werven, Energy Valley - Bert Wiersema, Energy Academy - Ed Meijerink, Provincie Drenthe - Melvin Konings, Lysias Advies

Gezondheid, demografie en welzijn

- Henk Smid, Variass - Folkert Kuipers, UMCG - Daan Bultje, HANNN - Willem Reek, SNN

Voedselzekerheid, duurzame landbouw en bio-economie

- Albert Bruins Slot, Alescon - Jan de Jeu, RUG - Eisse Luitjens, NOM - Jenny Otten, Provincie Groningen - Dominique Meijnders, Lysias Advies

Deelnemers Powersessies Taskforce RIS

- Gerard Adema, Center of Expertise Water Technology

- Geert Jan Arends, RUG - Anne Beaulieu, RUG - Birgitte Beelen, Lentis - Errit Bekkering, NOM - Patrick Bemelmans, Stenden - Dirk Jan Beuling, Akkerbouwer - Doede Binnema, Hanzehogeschool - Johannes Boonstra, Wetsus - Hessel Bouma, LIMIS - Wim Brenkman, Waterschap

Noorderzijlvest - Alexander Brink, IBM - Margot Brouns, Sociaal Planbureau

Groningen - Alle Bruggink, DSM, lid WTC BBE van

min EZ. - Peter Bruinenberg, Avebe - Albert Bruins Slot, Alescon / VNO-

NCW Noord - Daan Bultje, HANNN - Joost de Boer, Eneco - Wout de Groot, Gasunie - Jan de Jeu, RUG - Klaas de Jong, A-Ware Food Group - Pieter de Jong, WaterCampus - Wilco de Jong, Melkveehouder - Arno de Vet, Philips - Joost Degenaar, Hanzehogeschool - Lubbert Dijkhuizen, RUG - Erwin Dirkse, Dirkse Milieutechniek - Frans Donders, CUBE050 - Ineke Donkervoort, Drenthe College - Hans Drijfhout, NHL - Geke Enting - Gert Jan Euverink, RUG / BioBrug - Fleur Gräper, SER Noord-Nederland - Jan Hadders, DACOM - Hans Haerkens, Sensor Universe - René Hartman, Strukton WorkSphere

- Martijn Hassink, IBM - Tjeerd Hazenberg, Provincie Fryslân - Andre Heeres, Syncom - Erik Heeres, RuG - Henk Heidema, Ceres Interim

Solutions - Jolanda Heistek, Triple E - Maurice Henssen, Bioclear - Rien Herber, RUG - Reinder Hoekstra, Natuur en milieu

federatie - Philippe Hondelink, Metaalunie - Kees Hummelen, RuG - Jan Jager, Stenden - Jeroen Jansen, iNRG - Tjerk Jansma, NHL - hotspot

duurzame energie - Caterinus Jepma, RuG - Karin Kalverboer, Zorg Innovatie

Forum - Cor Kamminga, KNN Groep - Diane Keizer, Van Hall Larenstein - Danny Kerstholt, SNN - Sytze Keuning, BioClear - Frans Keurentjes, Melkveehouder / Lid

RvC Friesland Campina - Wicher Kist, Neroa - Edwin Klok, Zorgbelang Groningen - Melvin Könings, Lysias advies - Diderik Koolman, Gemeente

Groningen - Ben Koopman, Lysias Advies - Hidde Kriele, Mous Waterbeheer - Folkert Kuipers, UMCG - Marco Kwak, Attero - Flip Kwant, Desah - Eisse Luitjens, NOM - Henk Matthijsse, Gemeente Assen - Hille Meetsma, VitalinQ - Ed Meijerink, Provincie Drenthe - Dominique Meijnders, Lysias advies

Page 104: Bijlagenboek nia 3 juli

104

- Frank Mennega, Provincie Groningen - Hein Molenkamp, WaterAlliance - Sjikke Mulder, CMO - Edith Nobel, Friesland - Pier Oosterkamp, Ecostyle - Harrie Oosterman, Ooststellingwerf - Jenny Otten, Provincie Groningen - Janny Peltjes, HLB research and

consultancy in agriculture - Jan Post, Philips - Hilde Prummel, WLN - Wim Quax, RUG - Willem Reek, SNN - Sjoerd Resink, Ruma Rubber - René Rozendal, Paques - Gerard Schouten, Biotrack - Hans Schrikkema, Provincie

Groningen - Rik Siebers, REDstack - Jan Sikkema, CVO - Hilbrand Sinnema, LTO Noord - Tammo Slagter, Deop - Henk Smid, Variass / VNO-NCW

Noord - Willem Smink, NHL - Martin Smit, HANNN - Rixt Smit, Wetterskip Fryslân - Sharon Smit, RUG - Willem Smits, Gronings Agrarisch

Jongeren Kontact - Dirk Strijker, RUG - Maurice Tax, Bright Spark - Marloes Telgenhof, Fokker - Esmeralda Top, SNN - Arnold van Ardenne, ASTRON - Britta van Boven, Gasunie - Jan van de Meer, BAM - Evert van de Werfhorst, Capilix

- Evert van den Akker, TNO - Albert van den Noort, DNV GL - Henk van der Linden, SRON - Marc van der Maarel, RUG - Marten van der Schoot, Landustrie - Eise van der Sluis, SNN - Allard van Dijk, Ministerie van EZ - Jan Maarten van Dijl, UMCG - Gerda van Eck, Agro&Groen

kennistransfer Noord Nederland - Paul van Eijk, Hanzehogeschool - Giske van Es, Drents Agrarisch

Jongeren Kontakt - Wim van Gemert, Hanzehogeschool - Rob van Haren - Hans van Heijningen, NAM - Dirk van Loo, INCAS3 - Yvonne van Mastrigt, Provincie

Groningen - Durk van Tuinen, Frisia Zout / VNO-

NCW Noord - Annette van Velde, LTO Noord - Gerrit van Werven, Energy Valley - Tjeerd Veenhoven - John Vernooi, Omrin - Paul Visschedijk, Innexus - Bart Volkers, Kiwa Technology - Ton Vries, Syncom - Bert Wiekema, Agrarische

Natuurvereniging Drenthe - Bert Wiersema, Energy Academy - Gerrit Wigger, W1con - Jos Winkelman, RUG - Johannes Wolters, Lode - Charon Zondervan, Wageningen

Universiteit - Jelle Zuidersma, Metaalunie - Lambert Zwiers, VNO-NCW Noord

Page 105: Bijlagenboek nia 3 juli

105

Deelnemers Smaak- en Spraakmakers Diner

- Gerrit Baarda, Ziuz - Ivor Bosloper, Crop-R - Piet Bron, Fresenius - Peter Bruinenberg, AVEBE - Ineke Donkervoort, Drenthe College - Kees Donkervoort, Medisch Centrum

Leeuwarden - Sjoerd Galema, FrieslandCampina - Rob Goossens, Fokker - Robert-Jan Hageman, Dokkumer

Vlaggen Centrale - Hans Van Heijningen, NAM - Phillipe Hondelink, Metaalunie - Siem Jansen, NOM - Frans Jaspers, SER NN - John Jorritsma, Voorzitter DB SNN - Rob Karsmakers, Philips - Hans Konst Provincie, Fryslân - Marco Van der Kreeke, GAE - Yvonne Van Mastrigt, Voorzitter

Taskforce RIS - Henk Matthijsse, Gemeente Assen - Harm Munneke, BD Kiestra - Sjoerd Resink, Ruma Rubber - Sjoerd Sieburgh Sjoerdsma, Akzo

Nobel - Eise Van der Sluis, SNN - Henk Smid, Variass - Willem Smink, NHL - Johan Van der Stel, IBM - Durk Van Tuinen, Frisia Zout - Ard Van der Tuuk, Provincie Drenthe - John Vernooij, Omrin - André Van de Wetering, Menzis - Jelle Zuidersma, PTB Group - Anne Jan Zwart, ECOstyle

Page 106: Bijlagenboek nia 3 juli

106

Bijlage F Overzicht Centra voor innovatief vakmanschap, Centers of Expertise en Living Labs in Noord-Nederland

Overzicht van Centres of Expertise in Noord Nederland De vier instellingen voor hoger beroepsonderwijs in Noord Nederland zijn actief betrokken in totaal 10 nationale Centres of Expertise (zie tabel 1). Dat betekent dat vanuit het noorden actief gebouwd wordt aan, en toegang bestaat tot, de publiek-private kennisinfrastructuren gericht op het stimuleren van het innovatief vermogen in uiteenlopende sectoren. Centre Topsector Penvoerder Kennispartners

Healthy Ageing Life Science & Health Hanze NHL Stenden Van Hall Larenstein

Energy Energie Hanze - Water Technology Water NHL Van Hall Larenstein

Smart Polymeric Materials

Chemie Stenden Windesheim

Leisure, Tourism & Hospitality

Overige NHTV Stenden Hogeschool Zeeland

Centre for Biobased Economy

Chemie Wageningen Van Hall Larenstein Wageningen Univ HAN Avans CAH Dronten HAS Inholland

Food Agrifood HAS Van Hall Larenstein Inholland CAH Vilentum Stoas Vilentum

Deltatechnologie Water Hogeschool Zeeland Van Hall Larenstein HS Rotterdam

Greenports Tuinbouw en Uitgangsmaterialen

HAS Van Hall Larenstein Inholland CAH Vilentum Stoas Vilentum

Open Teelten Agrifood CAH Vilentum Van Hall Larenstein HAS Inholland

Tabel 1: Verbinding noordelijke kennisinstellingen en nationale Centres of Expertise

Page 107: Bijlagenboek nia 3 juli

107

Page 108: Bijlagenboek nia 3 juli

108

Bijlage G Reactie SER Noord-Nederland op concept NIA Aan de voorzitter van het DB SNN Dhr. J.A. Jorritsma p/a Postbus 779 9700 AT Groningen Groningen, 2 juli 2014 Kenmerk: 17/14 Betreft: Reactie op concept Noordelijke Innovatieagenda (NIA) 2014 - 2020 Geachte heer Jorritsma, In januari 2014 is SER Noord-Nederland gevraagd om actief een rol te spelen in de totstandkoming van de Regionale Innovatie Strategie voor Noord-Nederland. De afgelopen maanden hebben wij dat verzoek van harte ingevuld. De deelname van verschillende leden van SER Noord-Nederland in de powersessies, de aanwezigheid van de voorzitter van SER Noord-Nederland bij het smaakmakersdiner en een eerste reactie op de concept Noordelijke Innovatieagenda op 10 juni jl. getuigen hiervan. Om diezelfde reden reageert SER Noord-Nederland via dit briefadvies graag over de concept Noordelijke Innovatieagenda (NIA) 2014-2020 zoals die nu voorligt. Met de concept NIA geeft de Taskforce RIS3 Noord-Nederland een goede weergave van de uitdagingen waar Noord-Nederland voor staat en de complexe dynamiek waaraan innovatiebeleid onderhevig is. Dat vanuit die context gekozen wordt voor voortborduren op de inzet van de afgelopen jaren kan SER Noord-Nederland onderstrepen. Zoals ook verwoord in ons strategisch meerjaren advies KoersVAST, kan de overheid door het voeren van een consistent en doel vast beleid een belangrijke bijdrage leveren aan een succesvolle ontwikkeling van een regio. Met de keuze voor de vier maatschappelijke uitdagingen geeft de Taskforce rekenschap van zowel het belang van deze vasthoudendheid met het ingezet beleid in het verleden als het belang van blijven inspelen op de ontwikkelingen in de toekomst. Hoewel SER Noord-Nederland zich realiseert dat de NIA nadrukkelijk breder is ingezet dan enkel de Europese Fondsen, blijft zij zorgen houden over de relatie tussen de NIA en de Europese Programma’s en met name ten aanzien van de bijdrage die de NIA levert in het realiseren van nieuwe en vasthouden van bestaande werkgelegenheid. Uit het onlangs door SER Noord-Nederland geïnitieerde onderzoek naar de ruimtelijke concentratie MBO-afgestudeerden, is opnieuw gebleken dat inzet op innovatie ook een keerzijde kent, o.a. het structureel verdwijnen van werkgelegenheid op MBO 2 en 3 niveau. Het geven van rekenschap aan deze ontwikkeling is breder dan alleen de geconstateerde kwalitatieve mismatch op de arbeidsmarkt. De uitdaging voor Noord-Nederland is er in gelegen om de innovatieagenda dusdanig in te vullen dat deze ook effecten heeft in het creëren van nieuwe werkgelegenheid voor lager en middelbaar opgeleiden. Alleen op die manier is het mogelijk om ook de gewenste inclusieve groei in Noord-Nederland te realiseren. Met de Taskforce constateert SER Noord-Nederland het belang om naast de sectoren waar het Noorden sterk in is, ook het bredere MKB nadrukkelijk te ondersteunen. Op deze manier vergroot Noord-Nederland haar adaptieve vermogen en is het in staat om optimaal te blijven inspelen op

Page 109: Bijlagenboek nia 3 juli

109

veranderingen in de toekomst. Dit is ook in lijn met ons advies “Met kennis beter” van juni 2012. Met ons recent advies “Aan de slag” (april 2014) heeft SER Noord-Nederland door middel van concrete aanbevelingen invulling willen geven aan onze oproep te werken aan een ecosysteem waarin ook het bredere MKB ondersteund zou worden in haar ambitie te innoveren en internationaliseren. Wij zijn dan ook verheugd om te zien dat de aanbevelingen van het advies “Aan de slag” bijna geheel zijn overgenomen in de NIA. In onze reactie op een eerder concept van de NIA op 10 juni jl. heeft SER Noord-Nederland aandacht gevraagd voor de mate waarin binnen de NIA kenniscirculatie tussen bedrijven onderling, tussen bedrijven en kennisinstellingen en tussen kennisinstellingen onderling georganiseerd wordt. In het concept dat nu voor ons ligt is nadrukkelijk aandacht besteed aan het belang van kenniscirculatie en de onderlinge relatie tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen. Dat hierbij het eerste initiatief bij het bedrijfsleven ligt, kan SER Noord-Nederland onderschrijven. Tegelijkertijd is SER Noord-Nederland van mening dat in het creëren van een goede kennisbasis het ook noodzakelijk blijft om te investeren in een kennisinfrastructuur die de research / innovatie / kenniscirculatie mogelijk maakt, op basis waarvan we in Noord-Nederland verder kunnen groeien. De Europese Commissie vraagt hier bij de besteding van de EFRO middelen nadrukkelijk aandacht voor. In diezelfde reactie hebben wij ook aandacht gevraagd voor de mate waarin de uitvoeringsagenda concreet en met heldere doelstellingen werd ingevuld. Uit de reactie van de Taskforce van 19 juni jl. is gebleken dat dit ten dele nog ingevuld moet worden door het te vormen Innovatieforum Noord-Nederland aan de ene kant en voort zal vloeien uit de nog uit te voeren nulmeting anderzijds. Echter SER Noord-Nederland is van mening dat het goed zou zijn om juist in de NIA al richting te geven met name over de richting waarnaar met de NIA wordt toegewerkt. Het ontbreken van met name de concrete doelstellingen maakt het voor de overige partijen in Noord Nederland (bedrijfsleven, kennisinstellingen, maatschappelijke instellingen, etc.) lastiger om een concreet aanbod te doen richting het realiseren van de gewenste veerkrachtige regio. SER Noord-Nederland roept dan ook de partijen in de Taskforce RIS3 op om bij de afronding van de NIA hier specifiek aandacht voor te hebben. Tenslotte vraagt SER Noord-Nederland expliciet aandacht voor het belang van het creëren van crossovers tussen de verschillende sectoren. Zoals de NIA zelf ook constateert ‘We kunnen pas waarde creëren met de maatschappelijke uitdagingen als we buiten de gebaande paden gaan samenwerken (in de keten, cross-sectoraal). Hier zijn relevante technologieën in samenwerking met verschillende sectoren voor nodig.’ Naast de genoemde sectoren wil SER Noord-Nederland hierbij aandacht vragen voor met name de mogelijkheden die de creatieve sector biedt in het realiseren van deze gewenste cross-overs. Juist waar het gaat om het omzetten van (fundamentele) kennis naar bruikbare producten en diensten kan de creatieve sector een belangrijke rol spelen. Initiatieven zoals de Solar Boat Challenge, het Smart Grid project Hoogkerk en het Vlieland ITGWO festival zijn hiervan mooie voorbeelden. Om dit te realiseren zou het goed zijn dat naast de hogescholen, ook op universitair niveau (zowel bij de Rijksuniversiteit Groningen als bij bijvoorbeeld de University Campus Fryslân) aandacht zou zijn voor het ontwikkelen van creatieve innovatieve programma’s. Met de Noordelijke Innovatieagenda heeft het Noorden een belangrijke slag geslagen waar het gaat om richting geven aan de opgave waar Noord-Nederland voor staat. Zoals de Taskforce RIS3 zelf ook al constateert is het nu zaak om de geformuleerde acties nader uit te werken en/of op te pakken. Zoals ook al in eerder stadium aangegeven is de SER Noord-Nederland voornemens om in het kader van de herijking van ons advies KoersVAST een actieagenda voor de groei op te stellen, waarin naast de innovatieagenda een bredere agenda wordt geformuleerd voor de periode 2015-2020. De

Page 110: Bijlagenboek nia 3 juli

110

genoemde uitwerking zou prima kunnen passen in deze actieagenda en wij denken dan ook graag ook in het vervolg mee. Wij hopen dat we door middel van deze interactieve werkwijze een bijdrage hebben kunnen leveren aan de totstandkoming van de Noordelijke Innovatieagenda. Hoogachtend, namens SER Noord-Nederland,

Drs. F.C.A. Jaspers, voorzitter Cc:

- Leden Taskforce RIS3 Noord-Nederland - College van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe - College van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslan - College van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen - College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Assen - College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Emmen - College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leeuwarden - College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Groningen