BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P....

285
BIBLIOTHEEK VAN De Levencie v OGPLBOEICIE DOOR D r 'JAC, P. THIIISSE W. VERSLUYS - AMSTERDAM

Transcript of BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P....

Page 1: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

BIBLIOTHEEKVAN

De Levencie

v OGPLBOEICIEDOOR

D r 'JAC, P. THIIISSE

W. VERSLUYS - AMSTERDAM

Page 2: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

HET VOGELBOEKJE

Page 3: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Zanglijster.

Page 4: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Bibliotheek van „De Lev ende Natuur"

IHET VOGELBOEKJE

DOOR

D R JAC. P. THIJSSE

Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT,en van den echrilver, en eenige foto's

N.V. W. VERSLUYS' UITGEVERSMAATSCHAPPI1AMSTERDAM — 1929

Page 5: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

BIJ DEN DERDEN DRUK.

Na den tweeden druk, die in 1925 verscheen, komtthans de derde. Ook hierin heb ik tal van verbeteringenen aanvullingen kunnen aanbrengen. Evenals in dentweeden druk heb ik de nomenclatuur gevolgd van deLijst van Nederlandsche Vogels, uitgegeven door onzeOrnithologische Vereeniging. Ook heb ik de Frieschevogelnamen, ontleend aan Tjeerd de Vries' Ayes Frisicae,opgenomen. Prettig is het, dat sinds den vorigen druk onsland alweer een paar broedvogels rijker is geworden.Maar andere staan op het punt, om to verdwijnen.

Bloemendaal, 1929.

JAC. P. THI JSSE.

Page 6: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

VOORREDE.

Ik weet niet, hoe dikwijls men mij al gevraagd heeftnaar een goedkoop boekje, waarvan men zich zou kunnenbedienen, om de vogels van Nederland te leeren kennen,

liefst met gekleurde platen van alle soorten, met onder-scheiding van mannetjes, wijfjes en jongen, voor zooverdie in uiterlijk verschillen.

Wel, nu heb ik een boekje gemaakt, dat alvast goedkoopis, maar die gekleurde platen kon ik voor zoo'n beetjegeld niet leveren. Ik heb het zelf ook trouwens in mijnjeugd zonder gekleurde platen klaargespeeld. Het komter maar opaan, dat je veel wandelt, flink uitkijkt en datje je waarnemingen kunt vergelijken met die van anderen.Het makkelijkst is nog wel, dat je iemand meeneemt, diede vogels kent, en die je dan vooraf al zegt, waarheenje moet kijken, om dien en dien vogel te zien.

Het leek mij daarom het best, om van al onze Neder-landsche vogels, uitgezonderd de zeer toevallige gasten,korte beschrijvingen te geven, niet de uitgebreide weten-

schappelijke beschrijving, zooals dat eigenlijk behoort,maar die door de uitvoerigheid bijna onleesbaar wordt,doch een korte opsomming van de kenmerken, die om

zoo te zeggen met een oogopslag zijn waar te nemen.Voor 't gemak laat ik aan deze lijst een eenvoudigdetermineertabelletje voorafgaan, waarin alleen gebruikgemaakt is van de kenmerken, die al waar te nemen zijn,

Page 7: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

zonder dat men den vogel in den hand heeft. Is op dezewijze de naam gevonden, dan vindt men in de systema-tische lijst ook nog eenige levensbijzonderheden van't dier, vooral die, waaromtrent men in de vrije natuurzelf waarnemingen kan doen.

Zoo eenvoudig en beknopt mogelijk heb ik ook ge-probeerd, om in de eerste hoofdstukken 't een en anderte vertellen van de manieren, waarop men de vogels vandichtbij te zien kan krijgen, van de balangrijkste bijzon-derheden omtrent 't uiterlijk van den vogel, van zijn zang,

nestbouw, bijzondere maniertjes en van den vogeltrek.En 't spreekt vanzelf, dat ik eenige pagina's heb gewijdaan het belangrijke vraagstuk der vogelbescherming. Ookhoop ik, dat 't aardrijkskundig hoofdstuk aan 't eindesommige lezers van belang zal toelijken, en dat ze mijzullen helpen, om het hoe langer hoe accurater te makers.

De systematische volgorde en de wetenschappelijkenamen heb ik genomen in overeenstemming met 't werkvan Ernst Hartert, dat ik ten zeerste heb leeren bewon-deren. Alleen heb ik, omdat dit een boekje voor beginnersis, de ondersoortnaam weggelaten, wanneer die gelijk-luidend was met den soortnaam. En 't heeft mij veel

genoegen gedaan, dat ik de koperwiek Turdus musicusmag noemen. 't Was een kleine moeite, om ook deFransche, Engelsche en Duitsche namen op to nemen enenkele van onze gebruikelijke volksnamen, maar 't regis-

ter is er wat lang door geworden.Voor op- en aanmerkingen, vooral voor aanvullingen,

houd ik mij ten zeerste aanbevolen, voor zoover noodigen nuttig zal ik er in ons Tijdschrift De Levende Natuurrekenschap van geven. Ik hoop, dat onze zoo rijke enschoone Nederlandsche vogelwereld er voordeel van moge

hebben.

Bloemendaal, 28 Januari 1912.

DR. JAC. P. THI JSSE .

Page 8: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

I. HET ZIEN VAN VOGELS.

De vogels zijn overal en geven den opmerkzamenbeschouwer altijd reden tot bewondering en blijdschap;

ook wel eens tot verwondering en ergernis, maar danbetreft het toch in den regel dingen, die niet samenhangenmet het edelste, wat er in ons leeft. Wij mogen welzeggen, dat wij een groot deel van de vreugde van onsbestaan te danken hebben aan de vogels en indien wijhen moesten missen, dan zouden de zee en de bosschen,de avondschemering en de morgenstond, de wisseling derjaargetijden ons lang niet zoo schoon toeschijnen alsthans.

't Is dan ook geen wonder, dat de liefde voor de vogelseen ieder is aangeboren, en die liefde zit ons al zoo langin 't bloed, dat acme stadsstakkertjes, die van 't buiten-

leven niet het minste besef hebben, toch al ontroerdkunnen worden door de woorden nachtegaal en adelaar,al meenen ze ook — 't is mij dikwijls gebleken — dat de

eerste zoo groot is als een kip en al zweeft de tweedemaar heel zelden boven onze velden en bosschen.

Toch behoeft zelfs de stedeling zich niet alleen metwoorden tevreden te stellen. Vooreerst hebben de stedenzelve een zeer merkwaardige vogelbevolking en in eenkring van een uur gaans breed, onverschillig om welkestad ook, zijn in den loop van het jaar altijd wel honderdverschillende vogelsoorten te ontmoeten en zeer veel

Page 9: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

belangrijke waarnemingen op vogelkundig gebied kunnengedaan worden in de onmiddellijke omgeving van Am-sterdam, Rotterdam of Den Haag. En wat een heerlijke

bezigheid is dat vogelspieden! Geen andere bezigheidbrengt den mensch zoo in innige gemeenschap met denatuur: dag en nacht, het heele jaar door en in alle deelen

7

Page 10: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

van de wereld houden de vogels hem bezig. Nachtegalen-zang roept hem naar den boschrand in den meinacht, den

roerdomp moet hij nasporen in 't bijna ontoegankelijkerietmoeras, de zeezwaluw lokt hem naar het verre

Waddeneiland.Door eeuwenlange vervolgingen wijs gemaakt, is de

vogel altijd op zijn qui vive, maar doordat zijn vliegkunsthem in staat stelt, zich snel aan 't gevaar te onttrekken,vertoont hij zich toch onbevreesd en schuwt hij 't niet,om door gezang blijk te geven van zijn aanwezigheid.Doch wie hem van zeer nabij wil gadeslaan in onge-dwongen doen en laten, moet zeer bijzondere listen enkunsten te baat nemen, die veel inspanning en overlegvereischen, maar 't geeft dan ook een zeer groote vol-doening, wanneer men den slimmen en vluggen vogeleens in slimheid en vlugheid heeft overtroffen. Sommigevogelsoorten toonen zich weer in 't geheel niet schuw;ook in 't begin van den broedtijd, gedurende den treken bij zeer ongunstig weer laten de meeste zich tot zeerdichtbij naderen. 't Komt er maar opaan, dat men watvoorzichtig loopt, den grond niet schokt, of geen takkenlaat kraken en dat men zoo weinig mogelijk bewegingmaakt met armen of handen.

Zoo heb ik kruisbekken, kluivende aan hun sparappel,bezig gezien vlak voor mijn voeten, goudhaantj es, geenhalven meter van mijn oog af, het aardige heggemuschje

zoo dichtbij, dat de veertjes van zijn oogleden afzonderlijkwaren te onderscheiden. De groote zeezwaluwen, die bijhonderden te zaam broeden op afgelegen stranden, blevenrustig zitten, terwijl ik vijftien meter van hun kolonieaf in de hooge helm lag; een kleed van spierwitte vogels

op 't gele zand vlak bij de groene zee.

Honger of dorst of de behoefte aan een frisch baddoen de vogels ook een groot deel van hun schuwheidafleggen. De voederplaats en de drinkbak geven dan ookprachtige gelegenheid tot vogelwaarnemingen. Er is een

3

Page 11: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

drinkput in de duinen, daar ga ik op heete zomervoor-middagen wel eens een uurtje zitten en dan mist het

nooit, of tapuitjes, boompiepers, boomleeuweriken,nachtegalen, roodstaartjes komen er drinken en baden,terwijl ik daar aan den kant zit. Alleen zorg ik er voor,

gekleed te zijn in vlekkig, verschoten vaalgroen. Ook moetje gezicht niet al te blank zijn.

Wie een verrekijker gebruikt, heeft natuurlijk weer veelmeer kans, om vogels te zien. Met een goeden prisma-kijker, die achtmaal vergroot, kan men op vijftig meterafstand de kleinste bijzonderheden in 't vederkleed dervogels nog onderscheiden en zoo met groote zekerheiduitmaken, met welke soort men te doen heeft. Op hon-derd, tweehonderd meter afstand zijn nog zeer bevredi-gende waarnemingen te doen.

Om evenwel het allerintiemste van het vogelleven tezien te krijgen, moet men nog een stapje verder gaanen zich verdekt opstellen, om de dieren ongezien tebespieden. Hierbij komt men in de gelegenheid, om zichhandig en vindingrijk te betoonen. In de allereerste plaatsmoet men er voor zorgen, dat men niet van omhoog kanworden gezien; een schuilhoekje is meestal niet voldoende;

men moet een schuiltent hebben. Dikwijls kan men zicheen soort van loofhut bouwen uit takken van levendeheesters, zonder die of te snijden, dat is zeer aan toprijzen, want dan blijven de bladeren frisch en er wordt

niets vernield. Dan weer bouw ik een hut van dorre

takken met een bedekking van helm of hooi, een ander-

maal een hutje van wrakhout gedekt met zeegras, zoodathet 66n groote zeegrashoop lijkt. Een kuiltje in 't zand,met takken gedekt, een stapel rietbossen, een haverhokhebben mij groote dienste bewezen. Voor verplaatsbareschuiltent is zeer aan te bevelen een nude paraplu. Laataan de steel een verlengstuk maken met een flinke stalenpunt, zoodat die stevig in den grond kan worden gestoken.Een cilinder van dun, vaalgroen satinet wordt over de

4

Page 12: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

geopende paraplu gestulpt en hangt af tot op den grond.In het doek maakt men zooveel kijkopeningen als men

wil, zoo, dat ze door middel van haak en oog of druk-knopjes weer gesloten kunnen worden. Als 't noodig is

kan men 't gebouw nog meer stevigheid geven doorkoorden te spannen tusschen de uiteinden van de paraplu-baleintjes en houten pennen, die men in den grond steekt.'t Is goed, het verder aan de buitenzij af te werken mettwijgen van hop, braam, winde, heggerank of wat ervan dergelijk hangend gedoe meer bij de hand is, alles

liefst zoo gauw mogelijk. Wanneer dat ding dagenachtereen op dezelfde plaats staat, dan raken de vogels

er geheel mee vertrouwd.Heeft men zich nu in de schuilplaats verborgen, dan

duurt het meestal geruimen tijd, eer de vogels rustig hungang gaan. Vlugger gaat het, wanneer men zich door eenof meer vrienden laat begeleiden. Als die dan vertrekken,meenen de vogels, dat alles weer stil en verlaten is, wantze zijn niet accuraat in 't tellen. Toch heeft men op dezemanier meenen te kunnen constateeren, dat de kraaientellen tot vier.

Natuurlijk moet men de schuilplaats bouwen bij eenplek, waar wat te beleven valt: bij een nest, middenin een broedkolonie, bij een vecht-, drink-, of voeder-

plaats, bij een slaapplaats of langs een bekenden trekweg.Op deze manier kan men ook de vogels van zeer nabij

fotografeeren, 't is dan zaak, om 't toestel, dat scherpingesteld is op de plek, waar de vogel zich onder zoogunstig mogelijke belichting zal vertoonen, ook weer te

maskeeren met planten of voorwerpen uit de omgeving.Zeer onderhoudend en avontuurlijk is het ook, om dev.ogels te naderen onder bedekking van in de weide gra-zend vee, waar ze niet bang voor zijn. Als je een geschiktegeduldige koe treft, dan is 't een lust, om dat dier lang-zaam naar den zeldzamen vogel heen to drijven, tot je

vlak bij bent — en dan de voldoening to smaken,

5

Page 13: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

het schuwe en waakzame dier te slim of geweestte zijn.

Al doende leert men ook letten op de sporen, die devogels achterlaten van hun aanwezigheid: voetsporen inzand of slib, vraat aan stammen of vruchten, de slakken-

huisjes stukgehamerd door de zanglijster, plekken in 'tgrasveld, platgetreden door vechtende kemphaantjes,maagballen, bestaande uit Naar, veeren, beentj es, brok-

stukken van de huid van insecten of schaaldieren of van

schelpen, afkomstig van roofvogels, insectenetende zang-

vogeltjes, kraaien en meeuwen, takken, afgeschild doormusschen, eierschalen pas door de jongen verlaten, ofleeggezogen door eierdieven.

Al die waarnemingen met elkaar, stellen ons in staatons een beeld te vormen van het leven der vogels.

Over veeren en vlerken.

De vogel is 't best te kennen aan zijn veeren, zijnsnavel, de pooten, zijn algemeen voorkomen (habitus) en

de geluiden, die hij maakt, voornamelijk zijn zang.De veeren komen, wat acrd en groei betreft, overeen

met de schubben der reptielen of de haren der zoogdieren,maar zijn veel meer samengesteld van bouw. Het sterkstontwikkeld zijn meestal de slagpennen der vleugels en destuurpennen van de staart, beide dienend voor de voort-beweging. Zoo'n slagpen heeft een as, bestaande uit eendoorschijnend stuk, de spoel, en een ondoorschijnendgedeelte, dat van binnen wit is en schacht heet. Aanweerszijden van de schacht bevindt zich de vlag en weleen buitenvlag en een binnenvlag, al naar de ligging tenopzichte van 't lichaam. De vlaggen bestaan weer uitbaardeu en deze hebben naar weerskanten uitsteeksels,die baardjes heeten. De naar den top der veer gekeerde

6

Page 14: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

baardjes zijn voorzien van haakjes, die grijpen in denaar den voet der veer gekeerde baardjes van de volgendebaard. Soms hebben alle baardjes haakjes. Zoodoende

Een veer: 't doorschijnende is de spoel,'t zwarte de schacht met zijn tweevlaggen; de onderste baardjes zijn losse

„donsbaardjes".

vormt de heele vlag een zeer licht, maar goed samen-hangend, dicht netwerk, dat bij voortbeweging door delucht een zeer grooten weerstand ondervindt. Let er ook

7

Page 15: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

op, dat die pennen niet plat zijn, maar dat 't vlak der

vlaggen zeer mooi gebogen is, de bolle zijde naar be-

neden.De veeren, die de bedekking van 't lichaam vormen,

zijn van verschillenden aard en wel in hoofdzaak dek- ofcontourveeren, donsveeren en draadveeren. De laatstebestaan bijna geheel alleen uit een draadvormige schaft

Een stukje van een contourveer van eeneend; beide rijen baardjes dragen haakjes.

en spoel. De dekveeren hebben evenals de pennen baardjesmet haakjes; bij de donsveeren ontbreken de haakjesen zoo zijn die dan altijd vlokkig en zacht. Bij de pennenen de dekveeren zijn altijd eenige baardjes donzig, ookkomt 't dikwijls voor, o.a. bij reigers, dat de baardjes aande dekveeren voor de helft van haakjes zijn voorzien en

voor de rest donsachtig.

8

Page 16: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Van veel belang is het, een good inzicht to hebben in deveertjes van den vleugel. Deze bestaat uit drie stukken:

bovenarm, benedenarm en hand. De bovenarm draagt de

Uit een veer van een duff; links onder:een naar den voet der veer gekeerdbaardje, rechts een naar den top der veergekeerd baardje; boven: zoo'n baardje

nog wat meer vergroot.

zoogenaamde schouderveeren; langs den benedenarmzitten de kleine slagpennen, de hand draagt de grooteslagpennen en een klein apart stukje, den duimvleugel.

9 2

Page 17: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Schema van een vleugel.

Opperarmbeen. 2. 't Vliegvlies tusschen bovenarm en benedenarm.3. Spaakbeen. 4, Ellepijp. 5. Handwortel en duim met duimvleugel.6. Middenhandsbeentjes. 7. Vingerkootjes. 8. Elastische band die deslagpennen verbindt. Van links tot p groote slagpennen, van s naar

rechts: kleine slagpennen.

Page 18: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

2; 4

o

ro

be o

grcCd

a..10

•EQ 6,g

v0

6

• 0 0

t:14 raIIID

71-1

6•

X

•o

qqID' ca'

0

a)

ro

Page 19: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

De spoelen van de slagpennen worden bedekt dooreenige rijen van dekveeren, doorgaans onderscheiden indrie groepen: de groote dekveeren, de middelste en dekleine dekveeren. Als de vleugel in rust is, dan wordt de

hand teruggeslagen langs de benedenarm, de groote

slagpennen worden dan op elkaar geschoven en komenvoor een groot deel te liggen onder de kleine slagpennen.

De voorrand van den vleugel, 't stuk, waar 't duimvleugel-tje zit, wordt dikwijls gesteund en verborgen onder con-tourveeren van de borst en zijden, die daarom wel draag-veeren worden genoemd. Ook bedekken contourveeren vanden bovenrug dikwijls een aanzienlijk deel van den vleugel.

Men moet zich vroeg er in oefenen, om al die veer-groepen bij de vogels te onderscheiden. De dekveeren vande vleugels en de kleine slagpennen zijn vaak geheelof gedeeltelijk op bijzondere wijze gekleurd en leverenzoodoende gemakkelijke herkennings-kenmerken. Eengroote kleurplek op den vleugel noemt men „spiegel" on-verschillig, of hij op de slagpennen of op de dekveeren zit.

De andere veeren, die 't lichaam bedekken, zijn nietgelijkmatig over de huid verdeeld, maar zijn ingeplant op

bepaalde veervelden of pterylien, Zoodoende blijvenhuidplekken over, die geheel onbevederd zijn, of alleenbezet met donsveeren, haarveeren of poederdons. Bij ver-schillende vogelgroepen verschillen die pterylien vanligging en uitgestrektheid.

Elke veer kan bewogen worden door spieren, in denregel ziet men ze groepsgewijze bewegen. De meestevogels houden ervan, om of en toe hun schedelveertjes om-hoog te richten bij wijze van kuif. Hop, Vlaamsche gaai,kuifleeuwerik, kieviet, lepelaar, nonnetje kunnen zoo-doende heel wat vertoon maken, doch ook de meezen en

goudhaantjes, vinken, sijsjes, wielewalen, en nog vele an-

dere laten zich bij gelegenheid niet onbetuigd. Ook deveertjes van de oorstreek worden vaak bewogen, in hoogemate bij futen en kemphaantjes: deze laatste zetten ook

12

Page 20: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

een halskraag op. De veeren van de borst vormen eensoort van plastron, die door den broedenden vogel bij 'tneerzitten wordt opgeheven en als een tochtscherm voor

de eieren geplaatst. Dit is vooral zeer mooi te zien bijsteltloopers, die op den grond broeden, zooals kieviet,tureluur, kemphaan, scholekster, kluit, grutto en wulp. Deonder- en bovendekveeren van den staart worden veel

bewogen door korhoenders, waterhoentjes, en sommigepleviertj es .

De kleurverscheidenheid der veeren is eindeloos en 'tis verwonderlijk, hoe ieder veertje, ieder baardje zijnbepaalde kleur heeft en al die aparte kleuren samenwer-ken om de schoone eenheid van het vederkleed totstand te brengen. In hoofdzaak zijn de kleuren tweeerlei:pigmentkleuren, afkomstig van kleurstoffen in het weefselvan de veer zelve en structuurkleuren, die veroorzaaktworden door breking en buiging van 't licht langs dunnelaagjes en fijne streepjes, dus kleuren als van een zeepbelof van parelmoer. De kraaiengroep, de kieviet en de ijs-vogels hebben de mooiste structuurkleuren.

Eenmaal of tweemaal per jaar verliezen de vogels ineen betrekkelijk korten tijd hun veeren en krijgen zij eennieuw kleed. In den regel heeft deze „rui" plaats in dennazomer, als de zorgen van het broeden zijn afgeloopenen voor de vogels de groote trek gaat beginnen. In dientijd, Juli, Augustus, is de voedselvoorraad 't grootst, delevensstrijd 't minst bezwaarlijk. Overal ligt 't dan metveertjes, men kan dan met succes een veertjes-collectie

aanleggen, iets, dat uitstekende diensten bij de vogel-studie bewijzen kan. Vindt men in dien tijd soms een

dooden vogel, dan ziet men licht de nieuwe veertjes,

die pas aan 't groeien zijn en kan men waarnemen, hoede schacht met zijn vlag als 't ware uit de spoel naarbuiteri wordt geduwd. Sommige vogels, met name de een-den en ganzen, verliezen al hun slagpennen kort na el-kaar en kunnen dan gedurende eenigen tijd niet vliegen.

13

Page 21: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

In 't voorjaar mien vele vogels nog eens, zoo verliezende zwartkopmeeuwen gedurende de eerste maanden van't jaar de witte veertjes van hun kop en krijgen zij erdonker chocolabruine voor in de plaats.

Bij zeer veel vogels echter is het bruiloftskleed van delente niets ander dan de herfst- en winterkleed, ontdaanvan de versieten randjes en rafels. De frisch gekleurdedeelen van de veertjes, die niet aan weer en wind zijnblootgesteld geweest, komen dan aan de oppervlakte enzoo ziet zoo'n bruiloftsgast er dan werkelijk schitterenduit. Let maar eens op spreeuwen, meezen, kneutjes,musschen, heggemuschjes en winterkoninkjes. In denloop van den zomer worden ze weer al valer en valer;het mooie fitisje, dat in April zoo prachtig groengeelafsteekt tegen de blauwe lucht, is begin Juli zoo vaal alseen muis.

Men ziet de vogels op hun mooist van Maart tot Juni.

De Snavel.

Na de veeren levert de snavel wel de belangrijkstekenmerken. Ofschoon de vogels een betrekkelijk groote

Zaagbek.

hersenkas hebben, neemt toch het aangezichtsgedeeltehet grootste stuk van 't geraamte van den kop in beslag.

14

Page 22: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

De oogkassen vereischen een groote plaats en de bek niet

minder. De onderkaak zit niet als bij ons onmiddellijk aan

't slaapbeen, maar is er aan verbonden door middel vanhet vierkante been en daardoor zeer beweeglijk. Ook debovenkaak kunnen sommige op en neer bewegen, doordat

Grauwe Gors. Een kegelsnavel.

op een plek 't gebeente zeer dun is; als een Bend op zijnluidst kwaakt, dan gaat zijn bovenkaak een heel eind dehoogte in. Beide kaken zijn bekleed met een hoornachtigeschede, die niets anders is dan de sterk ontwikkeldehoornlaag van de opperhuid. Daaronder liggen dan slijm-laag en lederhuid, dan komt bindweefsel, dan beenvliesen dan pas 't been zelf. De bovensnavel zelf is weer door-boord door de neusgaten, zeer uiteenloopend in liggingen vorm. Soms, zooals bij de roofvogels, is de wortel vanden bovensnavel bedekt met een gladde onbevederdehuidplooi: de washuid, een andermaal, zooals bij de

kraaien, gaan lange borstelveeren een heel eind over densnavel heen, de neusgaten bedekkend. De duiven hebbenkraakbeenige schubben over hun neusgaten. Bij sommige

15

Page 23: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

vogels zijn de mondhoeken omgeven door een rij vanstijve horstelharen; de nachtzwaluw spant in dit opzichtde kroon.

Buitengewoon verschillend is de worm en lengte vanden snavel en als men zich aanwent, hier goed op teletten en vlug een oordeel te vormen, dan kan men alzeer spoedig uitmaken, tot welke groep de een of andere

vogel behoort. Let in de eerste plaats erop, of de snavellanger, evenlang of korter is dan de rest van den kop.

De langste snavel bij ons heeft de wulp, de kortste het

staartmeesj e.Maak tegelijk uit, of de snavel recht is, of opwaarts

of neerwaarts gebogen. Een opwaarts gebogen snavelhebben alleen de kluit, sommige ruiters en de grutto.

Een flauw neerwaarts gebogen snavel hebben o. a. dekoekoek en de wielewaal.

Bij veel zangvogeltjes is de ondersnavel zoo goed alsrecht, terwij 1 de bovenzijde van den bovensnavel eenflauwe bo'cht maakt en met een klein haakj e over denondersnavel heen steekt. Een haakvormig gebogen boven-snavel hebben de nachtzwaluwen, uilen, de roofvogels, deklauwieren, de aalscholvers en de jagers en ook bij zaag-bekken en eenden komen haken voor. De mooiste voor-

beelden van rechte snavels vinden we bij de spechten enijsvogels, ook bij vele steltloopers.

Kluit.

Van veel belang is het ook, om snel de proporties vanden snavel zelf vast te stellen, wat te pas komt, als meneen paar vogels van weinig verschillend gevederte, zooalsde huismusch en het heggemuschje, heeft te onder-

Page 24: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

scheiden. Bij de eerste is de snavel aan zijn wortel evenhoog als de snavellengte, bij de tweede is dat niet't geval; de eerste heeft een kegelsnavel, de tweede eenpriemsnavel. Zeer dikke kegelsnavels hebben appelvinken groenvink. De snavel van de gorzen — ook een soortvan kegelsnavel — onderscheidt zich, doordat de boven-

en ondersnavel niet precies op elkaar sluiten. Zeer merk-waardig gevormd zijn de snavels der kruisbekken, waar-

van de toppen schaarsgewijze langs elkaar strijken. Dezaagbekken en eenden hebben karteltjes en uitsteeksels

Tangs hun snavelrand, die met 't tastorgaan van den tongsamenwerken bij de voedselkeuze. Buitengewoon merk-waardige snavels hebben de lepelaar, de alk, de papegaai-duiker en de stormvogeltjes; deze laatsten hebben hunneusgaten aan 't eind van buizen, die als 't ware op densnavel liggen.

Een niet onbelangrijk deel van onze vogels zijn dusdadelijk te kennen aan hun snavel.

De pooten.

De pooten van de vogels bestaan uit dij, scheen en voet.De dij is doorgaans van den romp niet te onderscheidendoordat het kniegewricht niet te zien komt. Bij de eenden,alken en duikers is ook het tweede gewricht onzichtbaar.Het wordt gewoonlijk hielgewricht genoemd; de ont-wikkelings-geschieden is van den vogel in 't ei leert onsechter, , dat het niet, zooals bij ons, zich bevindt tusschenscheenbeen en voetwortelbeentjes, maar tusschen de eersteen tweede reeks der voetwortelbeentjes, die eenerzijds met't scheenbeen, ter andere zijde met de vergroeide middel-

voetsbeentjes tot loopbeen zijn saamgegroeid. Intusschenblijven wij het gemakshalve hielgewricht noemen; bij demeeste vogels is het goed te zien.

Nu komt het er vooral op aan, om uit te maken,of dat gewricht bevederd is of niet. Wanneer een stuk

17

Page 25: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

been boven het hielgewricht vrij van veeren is, dan

hebben wij hoogstwaarschijnlijk te doen met steltloopers,in den regel, maar lang niet altijd, zijn de pooten danook tamelijk lang. 't Is wel interessant, om in dat op-

zicht even twee vogeltjes met elkaar te vergelijken, diein kleur en maniertjes nog al overeenkomen en wel eens

in elkaars gezelschap worden gezien n.l. het zangvogeltjede tapuit en het steltloopertje, de bontbekplevier.

Een zwempoot.

De kleur van den „loop" geeft dikwijls ook goedeonderscheidings-kenmerken: de zoozeer op elkaar lijkendefitis en tijftjaf zijn te onderscheiden doordat de eersteroodbruine de tweede bijna zwarte pooten heeft, de gras-musch heeft bruine, de tuinfluiter blauwe pootjes en 'taardige heggemuschje, dat zooveel op een gewone huis-musch lijkt, onderscheidt zich dadelijk door zijn helder-roode pootjes.

i8

Page 26: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

De teenen zijn op een afstand moeilijk te onderscheiden,

maar als een vogel gunstig zit of staat, is toch dikwijls uitte maken, of hij een achterteen heeft of niet, welke

gedaante en kleur de klauwen hebben en vooral ook, of

er zwemvliezen aanwezig zijn. In dat geval zijn meestal

de drie voorste teenen door zwemvliezen verbonden en deachterteen is dan vrij, soms zeer klein of ontbrekend. Bijden aalscholver en Jan van Gent zijn evenals bij depelicanen alle vier de teenen door zwemvliezen met elkaarverbonden tot roeipooten. Bij de futen en bij franjepooten meerkoet zijn eenvoudig de teenen verbreed; zehebben „gelobde zwemvoeten".

Een roeipoot.

Sommige vogels loopen of huppelen, andere huppelenen springen; onder de steltloopers en zwemvogels zijn er

niet weinige, die met veel succes hinken op 66n been. Dehuppelaars treft men 't meest onder de zangvogels aan.

denk maar aan de musschen, maar de allermeeste kun-nen zich op beiderlei manier voortbewegen: merel, zang-lijster, vink, spreeuw, gaai, de piepers, 't heggemuschje,alles mooi waar te nemen in den winter bij de voeder-plaats of 's zomers bij de drinkgelegenheid.

De spechten hebben echte klimvoeten: twee teenenvoorwaarts, twee achterwaarts gericht, met sterke ge-

19

Page 27: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

bogen klauwen, echte klimhaken. Ze gaan sprongsgewijs

tegen de boomstammen op, meestal schuin omhoog, zoo-dat ze vaak, maar lang niet altijd, schroefsgewijze klim-men. De koekoek wordt ook wel een klimvogel genoemd,hij heeft echter geen klimvoeten, maar wel een draaibarenbuitenteen (keerteen), eigenlijk klimmen doet hij nooit,evenmin als de uilen, die zich ook in 't bezit van keerteen-voeten verheugen.

Maar de boomklever en 't boomkruipertje zijn zeervaardig in 't klimmen, al staan hun teenen ook net als

Een poot van een kluit.

bij de andere zangvogeltjes. En dan zijn er nog een

menigte zangvogels, die wel eens een eindie tegen eenboomstam opklauteren: al de meezen, 't winterkoninkje,'t roodstaartje. Ze helpen zich daarbij door vleugelge-fladder en menigmaal gebeurt het ook, dat een vogel eenboomstam, een muur of een steilen rotswand al vliegendeinspecteert van onder tot boven. Tusschen dit vliegen en't klimmen van de specht bestaan allerlei overgangs-vormen, de pimpelmees is in dit opzicht een dankbaarvoorwerp van studie.

20

Page 28: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Behalve om te loopen, te klimmen, te zwemmen of teduiken, gebruiken de meeste vogels hun pooten ook, omte vechten en veel zwemvogels en steltloopers weten zeheel aardig onder 't vliegen te gebruiken, om te sturenen te remmen (meeuwen en aalscholvers). De roofvogelsdragen vaak met de pooten hun prooi, de oeverzwaluwtj es

Het gelobde pootje van de Franjepoot.

en ijsvogels krabben er hun nestgangen mee uit, dehoenders en ook de lijsters en kraaien krabben er aardeen bladeren mee weg, wanneer ze hun voedsel zoeken.Maar toch gebruikt een vogel wanneer hij bijzonder

„handig" moet zijn, altijd 't liefst zijn snavel.

Van Vogelzang.

Evengoed als men zegt, dat alle vogels vliegen, kan

men ook beweren, dat alle vogels zingen. De vogelzangis niet alleen een gemoedsuiting van de zangvogels. Menkan gerust beweren, dat steltloopers, zwemvogels, zelfsroofvogels, ook zingen. Het gejoel van wulpen en ture-

2 I

Page 29: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

luurs, de koekoeksroep, 't geratel van de nachtzwaluw,de heldere vreugdekreten van den torenvalk, het gekoldervan de aalscholvers zijn evengoed uitingen van levenslusten heetbloedigheid als vinkenslag en nachtegalenzang.Stom, als een visch, is geen enkele vogel; zelfs de ooie-vaars en lepelaars laten of en toe hun stem weerklinken,

al moet erkend worden, dat die niet veel te beduiden heeft.De vogelgeluiden hebben velerlei beteekenis, niet altijd

even gemakkelijk te begijpen. Wat men in 't voorjaar tehooren krijgt, is meestal wel liefdezang of lokroep, maarwanneer in 't najaar de spreeuwen in groote troepenzingend door de wei loopen, of in den winter een vluchtvan honderd koperwieken zit te kweelen in de boomen,dan maakt dat den indruk van een eenvoudige uitingvan vroolijkheid, in samenhang met lichamelijk welzijn,goede gezondheid en overvloed van voedsel. Toch zingenook veel vogels, als ze met elkaar vechten, vooral deroodborstjes, of, zooals de leeuweriken, wanneer ze ver-ontrust warden, en ik heb winterkoninkjes en merelsbuitengewoon mooi hooren zingen, wanneer ze in angst

hadden verkeerd en 't gevaar geweken was. Een kat sloop

rond in de buurt van een winterkoningnest. De tweebruine vogeltjes snorden om den roover heen van tak optak, angstig schetterend en krakend. Toen ik de kat hadv, eggejaagd, ging de man-winterkoning zitten zingen endansen, zoo uitgelaten als ik hem nog nooit had gezien.Je zoudt zoo denken, dat 't beest dat deed, om je tebedanken, maar ik geloof niet, dat 't zieleleven van de

vogels zoo diep gaat.Bij 't ontwaken.zingen de vogels 't mooist, ongeveer een

uur voor zonsopgang. De morgenzang der vogels in 't

begin van Mei, in een streek waar bosch en wei aanelkander grenzen, behoort wel tot het allerschoonste en

't meest ontroerende, wat wij kunnen beleven.Niet alle zangvogels zijn even zangerig. De vliegen-

vangertjes vergenoegen zich meestal met een kort haastig

22

Page 30: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

iedje in den vroegen morgen, andere kunnen gedurende

den broedtijd 't zingen niet laten. Ik heb eens een boom-pieper gezien, die had zijn bek vol met droge grassprietjesvoor zijn nest. Onderweg naar huis kreeg hij opeens een

bevlieging, hij ging in een abeeltje zitten zingen en zoodrahij zijn bekje opende, dwarrelden de met zooveel vlijtverzamelde vezeltjes naar omlaag. Een zanglijster wasaan 't wormen zoeken, en terwijl hij met gedraaid hoofdstond te luisteren naar 't bewegen van 't gedierte in denbodem, begon hij te zingen, eerst zachtjes, toen luider entoen hij merkte, dat hij aan 't zingen was, vloog hij alzingende naar een boomtop, om daar nog eens echt to

Een extase-stand van de groote Zeezwaluw.

gaan jubelen en kwinkeleeren. Een Engelsch onderzoeker,Witchell, vertelt, dat hij eens schoot op een zingend fitisje.Hij miste, schoot 't dier alleen een pootje stuk. Het ver-minkte beestje ging voort met zingen. Witchell heeft naBien tijd nooit meer op een vogeltje kunnen schieten.

De boomleeuwerik zingt het heele jaar door, zomer en

winter, zoowel bij dag als bij nacht. Andere winterzangerszijn: winterkoninkje, bastaardnachtegaal, koperwiek

boomkruiper, pimpelmees en enkele malen ook de zang-lijster. Echter zingen deze vogels in Maart oneindig veeldrukker dan in December. De nachtegaal zingt Chet plezierhet heele etmaal en soms wel meer dan twee uur onaf-gebroken. Roodstaartjes, rietzangers, karekieten, wiele-

23

Page 31: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

walen, koekoeken, duiven, fazant, waterhoen en de meestesteltloopers kunnen ook gedurende den nacht worden ge-hoord. Bij helderen maneschijn hoort men vaak spreeu-wen, merels en zanglijsters zingen. De nachtzwaluw begintin den regel te zingen even na zonsondergang, de zangverflauwt omstreeks middernacht, maar tegen zonsopgangis hij weer druk bezig Met de uilen gaat het net zoo, deransuil zit heel dikwijls op klaarlichten dag te roepen,evenals de boschuil.

De leeuweriken en piepers zingen meestal al vliegen-de, echter heb ik alle soorten ook zittend zien zingen,vooral in den vroegen morgen, den laten avond en bijduister weer. De boompieper en de boomleeuwerik zingeneen stuk van hun lied al zittend, een ander deel vliegend;de duinpieper en de graspieper vliegen eerst een poosje

Scholekster fluitend.

zwijgend en heffen daarna hun lied aan. Er zijn nog een

menigte andere vogels die al vliegende zingen: al dezwaluwen, de grasmusch, de rietzangers, de fluiter, de

koekoek doen het geregeld en heel veel hartstochtelijkezangers, zooals 't winterkoninkje, de vink, de boomkleverleggen grootere of kleinere afstanden al zingende af. Bijde roofvogels en steltloopers is 't regel, dat ze hun vreug-de al vliegende uiten en dan wordt 't geroep nog dikwijlsweer vergezeld door vliegkunsten.

Hoe leeren de vogels zingen? Ongetwijfeld zijn 't zingenen lokken aangeboren vaardigheden, die echter zeer zeker

24

Page 32: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

door voorbeeld en nabootsing tot hoogere ontwikkeling

komen. Het mannetje zingt druk in de nabijheid van 'tnest, waar de jongen opgroeien, ook hooren deze dikwijls

genoeg andere mannetjes van dezelfde soort. Verscheidenejonge vogels zingen dan ook reeds, hoewel zacht en kort,even na 't uitvliegen of zelfs reeds, wanneer ze nog in 'tnest zitten. Ik heb dat gehoord van zanglijsters, nachte-galen, roodborstjes.

Heel dikwijls gebeurt het, dat vogels den zang, de lok-

kreten van andere soorten nabootsen, ja, ze beperken zichniet alleen tot vogelzang, maar imiteeren ook geluiden

van andere dieren, of zelfs 't piepen en knarsen van tegenelkaar schurende boomtakken, deuren, wielen of men-

schelijke muziek. De voornaamste van deze „spotvogels"zijn: spreeuw, zanglijster, Vlaamsche gaai, kraai, roek,kauwtje, de klauwieren, het spotvogeltje, blauwborstje,rietzangers, roodstaartje. De deftige merel en de verhevennachtegaal ontzien zich ook niet, om van tijd tot tijdeen ander na te bauwen.

In gevangen staat schijnen de vogels nog meer naboot-singstalent te toonen dan in de vrijheid: de spreeuwen enkraaivogels leeren grif spreken ('t is niet noodig den tong-riem door te snijden), goudvinken leeren accuraat liedjesfluiten.

't Gaat heel moeilijk, om de verschillende vogelzangente beschrijven en 't is natuurlijk onmogelijk, het zoo te

doen, dat iemand, die er nooit op heeft gelet, er iets aanhebben kan. Voigt heeft teekens bedacht, om de vogel-liederen aan te duiden en die zijn door iemand, die deliederen kent, , 00k heel gemakkelijk te ontcijferen. Ik heb,in de lijst aan 't eind van dit boekje, geprobeerd dooromschrijvingen eenig denkbeeld van den zang te geven.Wie goed oplet, kan in een paar lente's de meeste liedjesen roepen wel leeren onderscheiden.

Instrumentale muziek wordt voortgebracht door dewatersnip, die in 't dalen een blatend geluid maakt door

2 5 3

Page 33: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

de lucht in trilling to brengen tusschen vleugeltoppen enstaartzoom. De arte, de groote en de kleine bontespecht (zeer zelden ook de groene) roffelen uit vreugd-betoon met hun snavel tegen een dorren tak, korhanenslaan met hun vleugels tegen den grond bij 't baltsen.

Onder baltsen zou men kunnen verstaan alle vreugde-

dansen en vliegtoeren gedurende den broedtijd, ook hetkampen van de kemphanen. In 't algemeen komen dezevertooningen 't meest voor bij zwemvogels (alle eenden!)

en steltloopers. Ook de duiven en roofvogels maken mooiespeelvluchten, onder de zangvogels zijn alweer de kraaien

in dit opzicht nummer een.

Nestbouw en eieren.

Waarschijnlijk waren alle vogels oorspronkelijk ofgrondbroeders of holenbroeders en nog thans zijn er vele,die- hun eieren eenvoudig leggen op den grond of in eenholte, zonder meer b.v. griel, geitenmelker.

De volgende stag zou dan geweest zijn, dat de holte

of de bodem belegd werd met zacht of droog materiaal,

dat er een kuiltje werd gemaakt in den grond, of eenholte gegraven in bodem of boomstam. Op vochtigeplaatsen moest de droge laag hooger zijn dan elders enzoo ontstonden dan hooggestapelde, eilandvormige endaaruit weer de drijvende nesten. Tot deze groepenbehooren o.a. de nesten van oeverzwaluw, hop, de spech-ten, boomklevers, boomkruipers, meezen, alle steltloopers,de kiekendieven, en de meeste zwemvogels. Daaronderzijn er dan weer, die een groote verscheidenheid aan dendag leggen; de zwartkopmeeuw maakt zoowel bijna on-bekleede als eilandvormige en drijvende nesten, de visch-

diefjes leggen soms hun eieren in een klein onbekleedkuiltje, soms maken zij een hoog gebouw van zeegras.

Sommige grondbroeders streven er naar, ook een

z6

Page 34: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

bedekking boven hun nest te hebben, zooals de tureluur

en de kemphaan, daar weer staan holenbroeders tegen-over, die bij gebrek aan een hol zich vergenoegen met de

beschutting van dicht gras of struweel o.a. bergeend.Het winterkoninkje bouwt als 't ware een kunstmatige

holte, ook de ekster min of meer met zijn dak over 't nest

en sommige grondbroeders kiezen voor onderlaag voorhun nest takken of dicht gewas van gras of zeggen (net-gors, blauwborstje, rietzanger, nachtegaal) en zoo komenwij dan tot de velerlei opgehangen nesten en de nesten,die geplaatst zijn op de takken der boomen. Als grond-laag voor zulke nesten dient meestal gras of dorre tak-ken, in 't laatste geval wordt dikwijls gebruik gemaaktvan klei, om ze aan elkander te bevestigen. De kraaienen de lijsters doen dat heel reel; de huiszwaluw en deboerenzwaluw gebruiken haast niet anders dan klei. Debinnenbekleeding van deze laatste groepen van nestenbestaat uit wortels (vlaamsche gaai, appelvink, goudvink)grassprietj es, haren, wol, zaad- en vluchtpluis of veertj es.De zanglijster is eenig, doordat hij zijn nest aan de bin-nenzijde bekleedt met een viltige stof, gefabriceerd uitvermolmd hout, rotte koemest en aarde.

Sommige vogels gebruiken jaren achtereen hetzelfdenest, dat dan voortdurend wordt gerepareerd: huiszwa-luw, boerenzwaluw, ijsvogel, ooievaar, en bijna alle keerenieder jaar terug naar hun broedplaats, ook al bouwen zehun nest op een ander plekje, een meter of tien verder.Van sommige soorten weet men, dat de jongen 't nestin gebruik nemen, wanneer de ouden in den loop van den

winter zijn omgekomen. Enkele vogels gebruiken in eenbroedseizoen hetzelfde nest tweemaal achtereen b.v. de

lepelaars, andere, de meeste trouwens, bouwen voor huntweede broedsel een nieuw nest. De meeste vogels brengenin een zomer slechts een broedsel groot, vele ook twee(de lijsters, heggemuschje, de meezen, de lepelaars) enkeledrie of meer (musschen en duiven). Mislukt een eerste

27

Page 35: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

tri

N

(Fa

`Ev-0.1'

0

C

C

C

CJ

Page 36: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

broedsel, dan maken veel vogels, die anders slechts een

broedsel hebben, nog een tweede.

Nest van de Zwartkop Grasmusch in een ligusterstruik.Uit Het Vogeljaar.

Het nest wordt veelal alleen gebouwd door 't wijfje,dikwijls echter helpt het mannetje. 't Bouwen aan 't nestgeeft den vogels blijkbaar groote vreugde, bekend is, dat't winterkoninkje er veel meer bouwt dan hij noodig heeft.

29

Page 37: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Dikwijls wordt een half voitooid nest verlaten, of ookwel afgebroken en op een andere plek weer opgebouwd.

De eieren worden gelegd met tusschenpoozen van eenof meer dagen, meestal in den morgen. De vogels ver-

keeren daarbij in angst en pijn, „legnood". Soms wordenze door „legnood" overvallen en leggen dan hun ei op

den grond (spreeuw) of in 't eerste nest 't beste, dat zevinden kunnen (stern-eitjes in meeuwennesten en omge-keerd). De koekoek legt zijn ei meestal op den grond en

deponeert het dan met den snavel in 't nest van depleegouders.

De eieren der holenbroeders zijn meestal wit (bij tapuiten roodstaartje blauw, bij de meezen roodgespikkeld).Ook veel grondbroeders hebben witte eieren, maar dieworden dan bij 't verlaten van 't nest door de broedendevogel dichtgedekt (eenden, futen). Andere grondbroedersleggen eieren, die zoo gekleurd, gevlekt en gestreept zijn,dat ze niet gemakkelijk in 't oog vallen (griel, nacht-zwaluw, vischdiefjes, plevieren, grutto, kemphaan) of-schoon dit geen regel is. De eieren der sterntjes loopenin kleur en teekening zeer uiteen, zelfs de eieren van

eenzelfde legsel. De mooiste kleuren en teekeningen vindt

men wel bij roofvogeleieren (torenvalk, wespendief) enbij verschillende zangvogels (zanglijsters, klauwieren,spotvogel).

Het bebroeden gebeurt veelal door mannetje en wijfje,'t wijfje 't meest. Zij wordt op 't nest door 't mannetjegevoerd. Bij mooi warm weer zit dikwijls geen vogel op't nest. 't Lijkt een vervelend werk, de broedende vogelis dikwijls half ingedut, zit vaak to geeuwen en hapt watnaar muggen en vliegen of naar schelpjes en steentjes inde buurt van 't nest. De eieren van de kleine zangvogel-tjes worden in den regel bebroed gedurende een dag ofveertien, groote eieren vergen langer tijd, nauwkeurige

gegevens omtrent den duur der broedperiode worden nogaltijd gevraagd.

30

Page 38: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Het jonge vogeltje breekt zichzelf vrij uit de eischaal,door middel van een scherp beenig puntje boven op den

top van den bovensnavel. Deze „eitand" valt na enkele

dagen af. Sommige kunnen al dadelijk loopen of zwem-

men (eenden en hoenderachtige vogels), andere zijn vol-

komen hulpeloos en moeten nog wekenlang in het nestworden verpleegd. Het voeren der jongen geschiedt doorbeide ouders, bij de meeste is 't alleen 't wijfje, dat zorgtvoor reiniging van het nest. De lijsters verslinden deuitwerpselen hunner jongen. Alle jonge vogels zijn zeerhongerig, een koolmees brengt drie a vierhonderd keerper dag voedsel naar 't nest.

Als de jongen uitgevlogen zijn, blijven zij nog eenigentijd de ouders volgen. Sommige gezinnen blijven bij el-

kaar tot 't eind van den winter.Verscheiden vogels nestelen gezellig: roeken, spreeuwen,

musschen, oeverzwaluwen, huiszwaluwen, boerenzwa-luwen, meeuwen, sterns, aalscholvers, reigers, lepelaars.Men leest ook veel, dat vogels van bepaalde soorten ereen eigen gebied op na houden en geen soortgenoot bin-nen hun perken dulden, maar toch vindt men nesten vannachtegalen, lijsters, meezen, winterkoninkj es, gras-piepers e.a. zeer dicht bij elkander. Verder onderzoek isin deze ook zeer gewenscht.

Hoe jonge vogels langzamerhand zelfstandig worden enhoe ze onderling en met andere soorten allerlei snakerijen

bedrijven, daarover zou nog veel to vertellen zijn, maardaar heb ik hier geen plaats meer voor.

De Trek.

Sinds overoude tijden trekken in 't najaar op hetNoordelijk halfrond de meeste vogels naar 't Zuiden,soms met een omweg Westwaarts, soms met een omwegom Oost. In 't voorjaar trekken ze in tegengestelden zin,

31

Page 39: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

om hun broedplaatsen weer op te zoeken. Voor de meeste

is deze trek een noodzakelijkheid, voor vele niet meer dan

een gewoonte, overgebleven uit den tijd toen de verdeelingvan land en water heel anders was dan tegenwoordig en't gletscherijs en poolijs veel uitgestrekter gebieden be-dekten dan thans. De „natuurlijkheid" van den trekbeseft men 't best, wanneer men even nagaat welk eenontzaglijk groot gebied in Noord- en Oost-Europa en inAzie gedurende den winter voor de vogels onbewoonbaaris, terwijl daar juist in 't zomerhalfjaar overvloed vanvoedsel bestaat.

De najaarstrek wordt reeds in Juni ingeleid door 'trondzwerven van ongepaarde en jonge vogels. Hoogst.waarschijnlijk doen die ongepaarde vogels willens of nietden dienst van wegwijzers fangs 't zeestrand of door dedalen der groote rivieren. De trek is 't drukst in Octobergedurende de morgen- en avonduren, veel soorten trek-ken ook in den nacht, bij voorkeur in heldere nachten.Bij Z. 0. wind en eenigszins heiig weer merken we langsonze wegen sterke opeenhoopingen van trekkers. Rondomde vuurtorens, met name om den Brandaris op Terschel-ling, vliegen ze dan bij duizenden rond.

De aangenaamste manier, om wat van den trek te zien,is een zonnigen Octobermorgen door to brengen op deOostpunt van een of ander Waddeneiland, aan den in-gang van een groote, goed begroeide duinvallei, langs een

woudzoom in de nabijheid van de Zuiderzee, in de Maas-vallei of op 't Brabantsche veld. Vluchten vinken dansen

door de lucht, troepen meesjes komen aanschokken, danweer fladdert een bende sijsjes voorbij of passeert metveel misbaar een troep koperwieken en kramsvogels.Hoogerop trekken kraaien, kauwen, wulpen, soms ookbuizerden of sperwers, en laag in 't gras wemelt het somsopeens van tapuiten en paapjes, piepers en leeuweriken.In den nacht herkent men de trekkers alleen aan 't ge-luid.

32

Page 40: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

De voorjaarstrek begint al in Januari met leeuweriken,

dan volgen dra lijsters, spreeuwen, ooievaars, kieviten.Midden April valt de grootste drukte; het laatst komende vliegenvangers en de wielewalen, dan is 't al Mei en

een paar weken later begint de najaarstrek weer, zoodateigenlijk bijna het heele jaar door de een of anderetrekbeweging aan den gang is.

Omtrent de hoogte en de snelheid der trekbeweging loo-

pen de beweringen nog altijd zeer uiteen. Gatke meendeto weten, dat een blauwborstje in een nacht vliegt van

Afrika naar Helgoland en dat de trek meestal plaats had

op zeer aanzienlijke hoogte, Ii000 meter hoog. De laatsteonderzoekingen brengen dat getal terug op de helft.

Een hoofdtrekweg gaat langs de Noordkust van onsland tot op de hoogte van Terschelling en Texel. Vandaarsteken veel vogels over naar Engeland; de andere gaanZuidwaarts langs de duinen en langs de Zuiderzee. Langsde Oostgrens van ons land gaat ook een trekweg Zuid-waarts, daar trekken, o.a. de kraanvogels.

't Is zeer wenschelijk, dat de trekbeweging in ons landnog eens ter dege wordt bestudeerd en iedereen, die eenseen jaar of tien trouw boekt, wat hij voor vogelbewe-gingen in een bepaalde streek constateert, kan daarmeegroote diensten bewijzen aan de wetenschap.

Nut en schade der vogels en Vogelbescherming.

Wanneer men spreekt over nut en schade der vogels,dan denkt men daarbij niet aan het hooge genot en denveredelenden invloed van vogelstudie en den omgang metdeze bewonderenswaardige medeschepselen, maar alleenaan de omstandigheden, of het leven der vogels van in-vloed is op het geldelijk voordeel, dat wij kunnen behalendoor 't gebruik van den bodem, dus door landbouw,veeteelt, tuinbouw, jacht of visscherij.

33

Page 41: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

In den goeden ouden tijd decreteerde men er lustig oplos en brutaalweg werd de eene vogelsoort nuttig, de

andere schadelijk verklaard. Later is men de zaak weten-schappelijk gaan onderzoeken, op zeer verschillende

manieren en dat men daarbij vaak de plank mis sloeg,

was om zoo te zeggen onvermijdelijk.

Tegenwoordig zijn we zoover, dat men gaat inzien,

dat iedere vogelsoort op bepaalde tijden en plaatsen en

door bepaalde handelingen nuttig of schadelijk kan zijn,geen enkele soort is uitsluitend schadelijk en zelfs de

allernuttigste begaan van tijd tot tijd nog wel eons eenkleine pekelzonde, vooral wanneer het aankomt op zoete,onrijpe erwtjes of lekker fruit.

De visschers koesteren een diepen haat jegens de aal-scholvers, die toch alweer een massa vischbroed voorondergang behoeden door aan de riviermonden vlijtigjacht te maken op schaaldieren. De reiger maakt zichnog verdienstelijker door 't verslinden van groote water-kevers, kikkers, ratten en muizen, maar daar hij ook

veel ponden paling en andere visch aan zijn jongenvoert, heeft hij 't naar 't schijnt voor altijd verkorven.

Land- en tuinbouw en veeteelt en ook de boschbouw

lijden veel schade van veldmuizen, van meikevers, knip-torren, langpootmuggen, grasuilen en hun larven deengerlingen, ritnaalden, emelten en aardrupsen, benevensvan de grauwe slak. Vogels, die deze dieren verdelgenworden daardoor zeer nuttig en dat zijn roeken en spreeu-wen, zanglijsters, koperwieken, groote lijsters, al deleenweriken en piepers, de meezen, de uilen, de toren-valk, de buizerd, reigers en ooievaars, meeuwen en stern-tjes. De roeken en spreeuwen echter bederven 't weer, deeene door nesten uit te halen en zoet kiemend graan teeten, de andere door zijn voorliefde voor kersen en bessen.

En als de veldmuizen bij regenachtig weer zich niet ver-

toonen, dan voeren de torenvalken hun jongen metvogeltjes. Ook de blauwe en de grauwe kiekendief zijn

34

Page 42: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

goede muizenvangers doch snappen onder de hand ook

menig leeuwerikje of piepertje, die ons zooveel dienstbewijzen als kniptorvangers.

Het allernuttigst zijn wel de dunsnavelige zangvogeltjes

en de steltloopers van de plevierengroep, de laatste als

slakkenverdelgers, de eerste als insecten-eters. Nachte-galen eten allerlei insecten, van kleine bladluisjes of totgroote meikevers toe. Tjiftjafjes, fitisjes, fluiters, spot-vogeltjes, grasmusschen, braamsluipers houden de bos-schen in stand en in de laatste vijfentwintig jaar hebbende tapuiten, paapjes, boomleeuweriken en duinpiepersgroote beteekenis gekregen voor de ontginningen opzandgrond. Zwaluwen en vliegenvangers, waterhoentjesen vischdiefjes werken in 't belang van de volksgezond-

heid door 't opruimen van muggen en vliegen.Niet altijd valt 't dadelijk in 't oog, of een vogel wel

nuttig werkt. De bruine kiekendief voert in 't Naarder-meer zijn jongen vooral met jonge meerkoeten en werktdaardoor nuttig, want een overbevolking van meerkoetenis een belemmering voor 't broeden van eenden. Zoo wordtook beweerd, dat de aanwezigheid van roofvogels in 'talgemeen een voordeel is voor de goede ontwikkeling vanden wildstand, doordat ze de ziekelijke en minderwaardigeindividu's opruimen. Over al deze dingen wordt nog veelgetwist door de weinige menschen, die meenen, dat zeer verstand van hebben en 't is hard noodig, dat hon-derden verstandige lui eens op 't doen en drijven der

vogels gaan letten en de gelederen der zoekers naarwaarheid komen versterken.

Er is ook al beweerd, dat de insectenetende vogels niet

bij machte zijn, om een insecten- of muizenplaag tobeteugelen en dat de bacterien en sluipwespen veel beter

bondgenooten zijn. Dat mag misschien waar zijn (ik geefhet nog niet toe), maar voorkomen is beter dan genezenen waar een sterke vogelbevolking woont, kan het onnio-gelijk tot een insecten- of muizenplaag komen, wat nog

35

Page 43: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

heel wat beter is. 't Is heel wat waard, de beschikking

te hebben over een politieleger, dat zich gemakkelijk ensnel kan bewegen, dat dag en nacht op zijn post is enover uitstekende observatie middelen heeft te beschikken.En 't is in ons eigen (geldelijk) belang, dat wij aan datleger zoo gunstig mogelijke levensomstandigheden ver-schaffen.

Dat is de taak der vogelbescherming.Het is een niet te loochenen feit, dat in dichtbevolkte

streken het aantal der vogels gaandeweg afneemt, uitge-zonderd sommige soorten, die hun leefwijze hebben aan-gepast aan menschelijk bedrijf, zooals de musschen,spreeuwen, zwaluwen en duiven. De meeste soorten echtergaan achteruit en sommige zijn geheel of zoo goed alsuitgeroeid, b.v. de kwakken, ralreigers, de meeste roof-vogels, gekuifde aalscholvers, lepelaars, puttertjes. 't Ismoeilijk, zich hieromtrent een juist denkbeeld te vormen,want aangaande de vogelbevolking van ons land invroegere eeuwen hebben we maar weinig betrouwbare

gegevens.De hoofdoorzaak van den achteruitgang ligt in 't ver-

anderd gebruik van den bodem, het droogleggen vanplassen en moerassen, het ontginnen van heidevelden, deverandering van bosch in terrein voor villabouw. Land-

bouw en boschbouw worden tegenwoordig met veel meervlijt en zorg gedreven, daardoor verdwijnen op 't veld

greppels, slooten, hagen en begroeide kantjes, die zulkegoede en veilige nestplaatsen opleverden, terwijl in 'tbosch de holle boomen, de zwamzieke boomen, zorgvul-dig worden geweerd en juist die gaven den holenbroederszulk een uitstekende gelegenheid tot nestelen. Bij 'toogsten, maaien en eikenschillen gaan duizenden vogel-

levens te loor.Een tweede oorzaak is de directe vervolging, die wij

de vogels aandoen. Het verstoren en uithalen van nestenis nog altijd een hoofdbezigheid van jongens en zelfs

36

Page 44: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

onder de ouderen van dagen zijn er vele, die geen nestmet jongen ongemoeid kunnen laten. In sommige strekenvan ons land worden ontelbare broedsels van lijsters,nachtegalen, roodborstjes, leeuweriken en vinken geroofd,teneinde de jonge voor kooivogels op te fokken.

Gelukkig stelt de Vogelwet van 1912 ons in staat omstelselmatig de vogels te beschermen. In de allereersteplaats moet er gezorgd worden voor rustige en veilige

broedplaatsen. Door 't heele land moesten vrijplaatsenvoor vogels worden ingericht. De Vereeniging tot Behoudvan Natuurmonumenten biedt in 't 70o H. A. groote

Naardermeer een schuilplaats aan watervogels en moeras-vogels, herbergt een groote meeuwenkolonie in haar be-zitting „De Steert" op Texel en beschermt de bosch-

vogels in haar Veluwsche wouden, het LeuvenumscheBosch en Hagenau. Dat is al heel aardig. Maar ga nueens na, hoe 't wezen zou, indien het staatsdomein, degemeentebesturen, de groote sanatoria en de bezitters vangroote buitenplaatsen alien streefden naar vermeerderingvan vogelbevolking. Er wordt reeds veel gedaan, hetStaatsboschbeheer en de Heidemaatschappij geven eenprachtig voorbeeld, op Oranje-Nassauoord wordt mooigewerkt en ik ken een paar landgoederen waar met grooteliefde en veel inzicht voor de belangen der vogels wordt

gewaakt. Ik behoef niet te zeggen, dat de eigenaars nuvan hun bezitting wel tienmaal zooveel pleizier hebben

als vroeger. In kleine tuintjes kan ook nog genoeg aan

vogelbescherming worden gedaan; in mijn tuin, die noggeen duizend vierkante meter groot is en open tusschentwee wegen ligt, had ik dit jaar nesten van zanglijster,merel, roodstaartje, winterkoning, heggemusch, boom-klever, koolmees, pimpelmees, ringmusch, op 't dak van't huis nog huismusschen en spreeuwen en 's winters krijgik allerlei vogels op de voederplaats en in mijn boomen.

Het komt er slechts op aan, dat men de vogels ver-schaft_gelegenheid om te drinken en te baden, om te

37

Page 45: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

slapen en te nestelen en dat men ze in tijden van noodook voedsel verschaft.

Voor drinkgelegenheid is een aarden schotel, die vantijd tot tijd wordt bijgevuld en verfrischt al voldoende.Je kunt dat ook uitbreiden tot een vijvertje en er zelfseen klein sproeifonteintje bij maken, want veel vogels zijn

dol op een douche. In den winter kan een schotel ver-warmd worden door er een gloeiende briket of een spiri-tuslampj e onder te brengen; ik voor mij wind 't prettiger,om eens of meermalen per dag 't ijs te verwijderen en

versch water bij te gieten, tegelijk met 't bijvullen van't wintervoer. Als je dat vaak doet, dan gaan de vogelsje kennen; ik wil wel graag door de vogels gekend worden.

Het wintervoer geef ik op verschillende manieren. Voorde meezen, boomklevers en sijsjes hang ik allerlei dingenin een boom vlak voor 't huis, dan strooi ik ook nog eenhooggeplaatste voederplank vol, maar ik verzuim ookniet, op den grond zelve voedsel te strooien in de nabij-heid van struikgewas, waar de hongerige gasten de wijkkunnen nemen, als ze soms door katten of sperwersworden verrast. Dat de aardige springer of boschmuis

daar dan soms komt kapen, kan ik met gelatenheid

aanzien.Aan mijn eetboom hang ik aangebroken kokosnoten,

netjes met brokken kokosnoot, okkernoot, hazelnoot,pinda- en paranoten, strengen van niet gepelde pinda's,een voerblok-schuilhok, een voerflesch en meer dergelijkevernuftige en geriefelijke voerinrichtingen, zooals men dietegenwoordig overal kan koopen en nog beter zelf kanbedenken en vervaardigen.

Op 't voerplankje en op den grond strooi ik van aller-lei; de kruimkens van de tafel in den meest uitgebreidenzin des woords, eikels, beukenootjes, hazelnooten, vrucht-jes van berk, els, lijsterbes, vlier, sneeuwbal, kardinaals-

muts, duindoorn, berberis, hennepzaad, erwten en vooral

ook veel brood.

38

Page 46: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Van buitengewoon groot belang is het, om in tuinenen parken heesters aan te planten, die de vogels tegelijkvoedsel en nestgelegenheid verschaffen en dan liefst heeldicht op elkander met een fermen ondergroei van brand-netels en bramen. Hiervoor komen in aanmerking: vlier,sneeuwbal, lijsterbes, meidoorn, al de wilde rozen, vooral

eglantier, hulst, berberis, kardinaalsmuts, radijsboompje,

rotspeer, arbutus-appeltje, vuurdoorn, dwergmispel, duin-doom, liguster, olijfwilg, laurierkers, moerbei, kamper-foelie. De keus is groot genoeg en de meeste van dezeheesters zijn ook prachtig van bloem en blad en habitus,zoodat ze een sieraad zijn voor elken tuin. 't Is goed, inen om zoo'n vogelboschje ook vat hoogopgaand hout tehebben, want de vogels houden ervan, om uit te kijken

en in de hoogte te zingen.Alleen voor nest- en slaapplaats zijn van belang de

sparren, cypressen, thuja's, buksboompjes, rhododen-drons, en ook seringen, ahorns, en esschen.

Men denke er vooral aan, dat de grondbroeders rustige

en begroeide plaatsen op den grond moeten hebben, waarniet geloopen en geharkt wordt; tusschen gras of zegge,klimop, brandnetels, koekoeksbloemen nestelen: nachte-gaal, fitis, fluiter, roodborstje, zwarte mees, roodstaartje,boomleeuwerik, boompiepers, fazanten en patrijzen,

eenden, waterhoentjes.Voor de holenbroeders wordt nog 't beste gezorgd. De

omgekeerde bloempot met 't gat in den bodem en 'tspreeuwenhokje uit onze jonge jaren zijn nu vervangendoor de nestblokken, die in allerlei grootte voor allerleivogels beschikbaar worden gesteld. De ervaring omtrent

deze dingen neemt dag aan dag toe.Wat gij heden doen kunt, stel dat niet uit tot morgen.

Iederen dag van het jaar kan men nestblokjes ophangen,in 't najaar vinden de vogels er een schuilplaats en als

de gelegenheid hun bevalt, dan willen ze er in de lentewel broeden. Bij ons doet men 't best ze op te hangen

39

Page 47: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

met de opening naar 't Z.-O. op een hoogte van twee eneen half tot tien meter. Ik heb er wel bewoond gezien(door boomklevers) die r M. hoog hingen, maar 3 M. is

toch de beste hoogte, daar voelen de vogels zich veiligen je kunt er gemakkelijk bij, om of en toe een kijkje tenemen. Doe dat liever niet, als de vogels pas begonnenzijn, bouwmateriaal in de holte te brengen en doe 't altijdmet groote omzichtigheid 't Nestblok heeft een deksel,

dat men kan opiichten, 't is ondoordringbaar voor watergemaakt door een bedekking met asfaltpapier. Het nest-kastje moet zoo vast mogelijk bevestigd zijn, 't mag nietwiebelen. Voor eekhoorn-inbraak is 't gevrijwaard dooreen beslag van ijzergaas. De vogel moet gelegenheidhebben, om bij 't aan en afvliegen zich neer te zetten,daarvoor is 't nestblokje voorzien van zithoutje, ook kanmen 't zoo hangen dat de boom zelf een zithout verschaft.Voor den broedtijd, dus in Februari, moeten blokjesworden gereinigd en voorzien worden van een verschlaagje zaagsel of turfstrooisel. Men kan er eigenlijk op-hangen zooveel men wil, rondom een boschwachters-woning heb ik ze gezien in boom aan boom en allemaal

bewoond op 2 k 3 M. afstand van elkander.'t Is niet te zeggen, hoeveel genoegen men beleven kan

van zoo'n drukke vogelbevolking in de onmiddellijke om-geving van onze woning. Ook geloof ik, dat de jongens,die aardigheid hebben in die bewoonde kunstmatigenesten, er ook eerder toe komen zullen, om elders de

natuurlijke nesten ongemoeid te laten en zich alleen ermee zullen vergenoegen, ze te vinden en na te gaan, water verder van de bewoners terecht komt. Tegenwoordigis het nestverstoren nog een groote ergernis, maar 't istoch al veel beter dan voor vijf en twintig jaar. Veeljongens halen nog nesten uit, om eierverzamelingen aante leggen. Nu kunnen we zonder verzamelingen moeilijkstudeeren en vorderen in de wetenschap, maar 't is nietnoodig, dat iedereen er een verzameling op na houdt.

40

Page 48: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

00

C.)

e,

03:

E

3

0

NCJ

Page 49: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

't Beste zou zijn, dat er op verschillende plaatsen van't land kleine musea van natuurlijke historie bestonden,die o.a. ook een goede eierverzameling onderhielden. Deconservator van zoo'n museum zou zich in verbindingstellen met enkele liefhebbers, die hem van 't noodigekonden voorzien. De andere jongelui mogen dan hun heiler in zoeken met ieder voorjaar opnieuw de groote col-

lectie in de natuur te bestudeeren en te bewonderen.

Een paar vogelmaniertjes.

Als een vogel stil zit en 't waait, dan gaat hij zoozitten, dat de wind hem niet tusschen de veeren kankomen, dus in de howling van 't haantje op den toren.Onder 't vliegen kan 't hun weinig schelen, van welkenkant de wind komt, bij 't opvliegen gaan ze graag tegenden wind in. Roeken, kauwen en kraaien vliegen vaakdwars op den wind en laten zich dan zijwaarts meevoeren.

Veel vogels vertoonen verlammingsverschijnselen, wan-

neer ze bij 't nest of bij de jongen verontrust worden.De kleine rietgors is in dit opzicht nummer een, doch

er zijn er nog veel meer, die zulke kunsten vertoonen,

o.a. eenden, kluiten, pleviertjes, patrijzen, de fitis.Het geeft volkomen den indruk, dat de vogel de aan-

dacht van den indringer op rich wenscht te vestigen, dierietgors maakt dan ook groot vertoon van alles wat spier-wit aan hem is en rammelt met de vleugels. Volgt menhem en tracht men hem te grijpen, dan sleept hij richmet moeite voort; ver van 't nest krijgt de simulant weer't gebruik van zijn ledematen en vliegt hij goed en welbuiten 't bereik van zijn vervolger.

Dit laatste is niet geheel juist; het is mij eenige malengelukt, de rietgors te grijpen en ik geloof wel, dat die

verlammingsverschijnselen geen veinzerij zijn, maar wer-kelijk samenhangen met den zeer zenuwachtigen toe-

4 2

Page 50: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

stand, waarin de vogels in den broedtijd verkeeren.Inderdaad vertoonen ze dezelfde grimassen, ook al is er

niet 't minste gevaar voor nest of jongen en kat nochkraai of mensch in de buurt.

Jonge vogels spelen. Ze vliegen of loopen elkander alkrijschend na en houden kleine spiegelgevechten. Ik heb

dikwijls jonge fitisjes zien spelen met jonge vliegen-vangers en eenmaal vier jonge eksters met hermelijntjes.

Ook oude vogels zijn niet afkeerig van een grapje, eenkraai laat zich soms plots neervallen midden in een troepspreeuwen, scholeksters lijken vaak krijgertje te spelen.

De spreeuwen en de meeuwen houden ervan, om dekieviten te besfelen en 't smartelijk snuit van zoo'nkievit als een spreeuw hem juist een worm voor zijn bekheeft weggegrist, is akelig, om te zien. Eigenlijk is hij meerverbaasd dan bedroefd, maar de zwarte- en witte veer-tjes, de kuif en 't groote oog maken samen een grijns vanwanhoop.

Kieviten zoowel als meeuwen verstaan de kunst, omdoor pootgetrappel de wormen uit den grond te jagen.

De kleine zangvogeltjes vervolgen in troepen de uilen,de sperwer en de koekoek; en de kraaien vormen eenhoud-den-dief achter grootere roof vogels, ze hebben daareen apart geluid voor en menigmaal hebben ze mij zoo-doende opmerkzaam gemaakt op de aanwezigheid vanhaviken, slechtvalken, buizerds of arenden.

De klauwieren houden haast nooit hun staart rechtuit,maar scheef en zitten er soms heel wonderlijk mee teroeien. Het heggemuschje flapt onder 't loopen telkensheel snel met de vleugels; de Engelschen noemen hemdaarom „shufflewing".

De broedende vogel slaapt dikwijls op 't nest. Enkele

vogels zooals 't winterkoninkje, de musschen en sommigemeezen hebben slaapnesten. Anders slapen de meestevogels zittend op een tak of in een hol, doorgaans ge-zellig. 't Best is dat te zien op winternamiddagen, je ziet

43

Page 51: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

dan tegen half vijf heele scharen vogels hun toevluchtzoeken in rhododendronbosschen, in de sparretjes, deduindoorns, de bramen of het riet. Vele blijven eerst nogin de hooge boomen zitten, om 't scheidend daglicht na

to staren. Lijsters, merels, vinken, roodborstjes maken veelgeraas, voor ze inslapen. Patrijsjes slapen gezellig op

een open plek in het jachtveld. Zwemvogels slapen meestop 't water, soms liggen op 't I J heele vlakten van sla-pende meeuwtjes. In zomernachten slapen de meestevogels haast niet, maar in den regel doen ze een middag-

d utje.

Waterhoentje.

44

Page 52: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Door een misverstand van den auteur zijn de blad-zijdenverwijzingen in de determineertabel verkeerdafgedrukt. Wij verzoeken u daarom om de bladzijde-verwijzingen als volgt to veranderen.

Op blz. 46: Op blz. 49:

174 wordt 80 238 worclt 108218-19 „ 130 227 136217 120 192 95193 74 182 84174 80 ISI 84293 119 231 143

1 73 11 80 232 145197 11 69

Op blz. 47: 239 107

176 wordt 76,77 200 146

•177 78178 17 79 Op blz. 5o:

234 113 158 wordt 152238 11 108 166 „ 100,101155 163 172 105229 11 134 171 101

71 217 163 1037o 216 167 99

170 98Op blz. 48: 178 96

69 wordt 215179 81

1 95 73 Op blz. 51:

225 139 202 worth 133222 11 142 233 113227 136 182 84228 136 18o 83226 77 137 181 83228 140 186 89

73 11219 190 92

Page 53: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Op biz. 52:

I82 \ ordt 94182 85187 90185

190

87, 8893

18 4 85187 89186 88188 77 90189

198

91, 9269

Op blz. 53:

195 wordt 70236 11 110151 •, 151212 7. 122203 119215 127221 131

Op blz. 54:

219 wordt 132220 11 132217 129218 129178 78209 124213 126214 128216 128216 121

Op blz. 55:

211 wordt 122211 121213 122209 126

72 218

1 34 17076 221

238 112236 111222 142222 140

Op blz. 56:

223 wordt 141224 141,142222 143226 138225 139228 140

1 34 169

74 11 22076 221

115 202236 111189 5/ 91

Op blz. 57:

232 wordt 145

1 97 72

234 109

2 35 110202 133207 117

2

Page 54: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Op blz. 58:204 wordt 116205 117208 119206 114

207 117204 115159 153162 152162 156170 98164 104165 105

Op biz. 59:164 wordt 104240 „ 107,106

148 157200 146153 160

7 8 224124 185

74 220131 167132 167

Op blz. 6o:133 wordt 168131 166156 148151 150220 „ 132212 „ 122,124213 „ 126

Op blz. 61:224 wordt 142

198 72

232 145

204 116

205 117

240 107

112 210

114 203

148 158

1 47 I> 164

145 164

Op blz. 62:

145 wordt 163

87 233

81 , 5 227

94 5, 241

110 7, 208

/ 1 1 , > 210

86 >, 235

90 >, 226

82 7, 228

83 ,, 229

84 , 229

Op blz. 63:107 wordt 205

109 207

89 7> 225

8o f> 236

85 /7 232

92 238

93 239

99 195

3

Page 55: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

79 worth 237

209

89 225

96 242

95 241

Op blz. 64:

90 wordt 231

92 238

82 228

96 193

102 195

76 221

1 55 162

Op blz. 65:143 worclt 190

104 211

133 168

138 171

126 187

1 43 31 178

138 172

132 167

1567' 158

124 185

Op blz. 66:

96 won't 193

99-102 „ 196,198

io6 ,, 212

141 'rut 177

142 178

139 174138 171138 174

134 170

144 189

84 192

97 171

Op biz 67:1 4 1 -worth 176139 175113 213121 182122 182127 188125 186125 187124 185

Op biz. 68:

118 wordt 201I [6 201128 181128 180123 184129 179130 180119

• 190

4

Page 56: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

WAT IS DAT VOOR EEN VOGEL?

Meestal zeg je: wat was dat voor een vogel, want maaral te dikwijls is hij gevlogen, eer je hem goed hebt gezien,en dan is er niet zoo heel veel meer aan te doen. Wanneerge u echter aanwent, dadelijk precies op enkele bepaaldedetails te letten, dan kunt ge na een oefening van eenjaar of zoo al aardig uitmaken, met welken van onze ge-vederde vrienden ge te doen hebt gehad. De hieronderstaande tabel heb ik zoo ingericht, dat ge met behulpdaarvan de mannetjes van onze vogels in 't zomerkleedkunt determineeren, indien ge gelegenheid hebt gehad, zeeenige oogenblikken goed te zien op een afstand van eenmeter of tien, of zoo ge over een goeden kijker beschikt,dan op vijftig of zestig meter, hoe dichter bij hoe liever.

Kijk eerst of uw vogel behoort tot:De groote vogels, die vindt ge verder op blz. 46, hier-

onder.

De middelsoort vogels, staan op blz. 53.De kleine vogels (kleine pietjes) blz. 6o.Met groote vogels bedoel ik, vogels zoo groot als een

kraai, of grooter, kleine vogels zijn zoo groot als eenleeuwerik of kleiner; de middelsoort vogels liggen daar-

tusschen. Voor. alle zekerheid heb ik ook de kleinste

groote en de grootste kleine bij de middelsoort gevoegd.Toch zult ge u bij mistig weer en op groote strandvlaktennog wel eens vergissen, doch ook in dezen maakt oefeningde meester. De zeer toevallige gasten zijn weggelaten.

45

Page 57: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Groote vogels.

a. De snavel is duidelijk langer dan de kop 2b. De snavel even lang als de kop, of korter 11

2a. Snavel omlaag gebogen 3b. Snavel omhoog gebogen 4c. Snavel recht 5

3a. Vogel zwart met groenen weerschijn. Blz. 174, Ibisb. Vogel grijs.

Blz. 218-219, Wu1p of Regenwulp of Dunbekwulp

4

a. Wit met zwarte vogel. Blz. 217, KIWIb. Grijze vogel. Blz. 217, of Grutto Of Rosse Grutto

5a. Vogel in hoofdzaak wit, zwart of wit met zwart. 6b. Anders van kleur 10

6a. Vogel wit 7b. Vogel zwart 8c. Zwart met veel wit, of wit met veel zwart 9

7a. Snavel spits, korte roeipooten. Blz. 193, Jan van Gent

b. Snavel breed en plat, lange waadpooten.

Blz. 174, Lepelaar

8a. Snavel aan den top haakvormig gebogen, korte

ro eipooten.Blz. 193, Of Aalscholver Of Gekuitde Aalscholver

b. Snavel recht en spits. Blz. 174, Zwarte Ooievaar

9a. Kop zwart. Blz. 293, Scholekster

b. Kop wit. Blz. 173, Ooievaar

46

Page 58: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

10a. Blauwgrijs met lichtgrijs, pooten geel.

Blz. 176, Blauwe Reiger

b. Bruinrood met leigrauw, pooten donkerbruin.Blz. 176, Purperreiger

c. Kaneelkleurig met veel vlekken, pooten groen.Blz. 178, Roerdomp

d. Licht geelbruin, weinig vlekken. Blz. 177, Ralreigere. Grijs, witte nek, een roode viek op den kop.

Blz. 234, Kraanvogel

11 (I)a. Zwarte, witte of zwart met witte vogels, doorgaans

effen kleurpartijen. (Tot de witte vogels reken ik ookdie, welke zooals de meeuwen veel lichtgrijze veeren

hebben. 12b. Anders gekleurdd vogels, doorgaans gevlekt of ge-

spikkeld. 2812a. Zwarte vogels 13b. Witte vogels 16c. Zwart met witte vogels 22

13a. Snavel veel korter dan de kop, staart liervormig

met witte onderdekveeren. Blz. 238, Korhaanb. Snavel + even lang als kop 14

14

a. Snavel pyramidaal, zeldzame klimvogel.

Blz. 155, Zwarte Spechtb. Snavel aan zijn punt haakvormig gebogen, zeld-

zame zwemvogel. Blz. 229, Jagers

c. Snavel flauw gebogen, zonder haak 1515

a. Mondhoeken wit of lichtgrijs, doordat daar deveeren ontbreken. Blz. 71, Roek

b. Mondhoeken gewoon, vogel + 6 cM. snavellengteBlz. 7o, Kraai

47

Page 59: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

c. Mondhoeken gewoon, snavellengte + 8 c.M.

Blz. 69, Raaf

16a. Zeer groote vogels, nek meer dan 4 ;< zoo lang

als kop met snavel. Blz. 179, Zwanen (3 soorten)

b. Geen zwanen 17

17a. Bovenop den snavel een snort van koker waarin

de neusopeningen zitten. Zeldzame wintergastBlz. 195, Fulmar

b. Neusgaten gewoon in den bovensnavel (meeuwen

en sterntjes) 18

18a. Kop en wangen zwart (eigenlijk donkerbruin),

snavel rood. Blz. 225, Kokmeeuwb. Aileen schedel en nek zwart, snavel zwart met

geel puntje. Blz. 222, Groote Stern

c. Kop geheel wit, of een weinig gespikkeld . 19

19a. Mantel donker, bijna zwart.

Blz. 227, Mantelmeeuw en Kleine Mantelmeeuw

b. Mantel zilvergrijs 20

20

a. Vleugelpunten (einden van de groote slagpen-

nen) zwart met wit 21

b. Vleugelpunten wit of effen grijs.

Blz. 228, Burgemeester en Kleine Burgemeester

21a. Snavel geel, met oranje vlek, pooten vaal, groote

vogel. Blz. 226, Zilvermeeuwb. Snavel en pooten groenachtig geel.

Blz. 226, Stormmeeuw

c. Snavel heldergeel, pooten roodbru;n.Biz. 228, Drieteenige Meeuw

22 (12)a. Staart zeer lang, langer dan de romp. Blz. 73, Ekster

48

Page 60: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Staart liervormig, zwart met witte onderdek-veeren. Blz. 238, Korhoen

c. Staart anders 2323

a. Alleen zwart op vleugels en mantelBlz. 227, Mantelmeeuw en Kleine Mantelmeeuw

b. Rugzijde voornamelijk wit, met een paar zwartelengtestrepen. Blz. 192, Nonnetje

c. Rugzijde donker, ook zwart aan den kop . . . 24

24a. Snavel aan zijn wortel hoog, naar 't eind toe

platter, stomp eindigend in een tand 25b. Snavel hoog en smal 26c. Snavel spits 27

25a. Kop heelemaal zwart. Blz. 182, Rotgansb. Kop half wit half zwart. Blz. 181, Brandgans

26a. Snavel langer dan hoog. Blz. 231, Alkb. Snavel hooger dan Lang, pooten rocd.

Blz. 232, Papegaaiduiker27

a. Over den vleugel een witte dwarsstreep, rugoverigens effen donker. Blz. 231, Zeekoet

b. Rugzijde met veel witte vlekjes.

Blz. 197, Duikers (3 soorten)28 (II)

a. Groote, kleurige, in hoofdzaak bruine vogel, metlangen staart, aan den kop roode onbevederdeplekken. Blz. 239, Fazant

b. Blauwachtige vogel, in den nek twee groote witte

plekken, staart zwart met wit. Blz. 200, Boschduifc. Ander vogels 29

29a. Bovensnavel kort, over den ondersnavel heen

gekromd, met scherpen punt, geen zwempooten 30

49

Page 61: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Snavel recht, vogels met lange waadpooten . . 39c. Snavel breed of spits, vogels met korte zwem-

pooten 40

30a. Een krans van veeren om de oogen, pooten tot

op de nagels bevederd. Blz. 158, Uilenb. Geen of weinig duidelijke vederkrans, teenen en

meestal ook 't grootste deel van den loop onbe-

vederd 31

31a. Loop tot aan de teenen met kleine veertjes 32b. Loop grootendeels onbevederd 33

32a. Staart aan zijn begin wit

Blz. 166, Steenarend

b. Staart donker. Blz. 166, Schreeuwarend

33a. Pooten blaauw. Blz. 172, Vischarend

b. Pooten geel of grijs 34

34a. Staart zuiver wit. Blz. 171, Zeearend

b. Staart donker

35

35a. Groote zwarte mondhoekstreep. Blz. 163, Slechtvaik

b. Geen mondhoekstreep 36

36a. Loop kort 37

b. Loop lang 3837.

a. Kop grijs. Blz. 172, Wespendief

b Kop bruin. Blz. 167, Buizerd

38

a. Onderzijde licht, met donkere dwarsstrepen.Blz. 17o, Of Havik of Sperwer

b. Onderzijde niet met dwarsstrepen.Blz. 168, Kiekendieven

50

Page 62: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

39 (29)a. Leeuwerikkleurige vogel, slank. Blz. zoz, Griel

b. Groote dikke vogel. Blz. 233, Trap

40a. Snavel breed, van voren afgerond, of zoo hij

spits is, dan buigt de bovensnavelpunt over de

ondersnavel heen 41

b. Snavel recht en spits zonder haak 53

41a. Snavel aan zijn wortel ongeveer even hoog als

hij lang is; hielgewricht duidelijk to zien

(ganzen) 42

b. Snavel langer dan hoog, hielgewricht niet duide-

lijk (eenden) 45

42a. Hals en borst zwart. Zie 25.

b. Hals en borst grootendeels roodbruin met wit

omzoomd. Blz. 182, Roodhalsgans

c. Hals en borst grijs of bruingrijs 43

43a. Voorhoofd wit. Blz. 18o, Kolgans en Dwerggans

b. Voorhoofd niet wit 44

44a. Snavel geheel rood. Blz. 18o, Wilde Gans

b. Snavel met zwarte punt (nagel).Blz. 181, Rietgans en Kleine Rietgans

45 (z[i)a. Staart lang en spits, ver buiten de vleugels uit-

stekend. 46

b. Staart niet bijzonder lang 47

46a. Kop bruin, witte streep, langs de hals.

Blz. 186, Pijlstaart

b. Kop wit. Blz. igo, IJseend

47a. Snavel rood 48

.51

Page 63: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Snavel niet rood 4948

a. Snavel smal. Blz. 182, of Groote Of Middelste Zagerb. Snavel breed, borst wit met bruin. Blz. 182, Bergeendc. Snavel breed, borst bruin. Blz. 187, Krooneend

49a. Kop bruin met breede witte wenkbrauwstreep.

Blz. 185, Zomertalingb. Kop bruin, met blauwgroene vlek door 't oog.

Blz. 185, Wintertalingc. Kop geheel of voor 't grootste deel blauwgroen . 50d. Kop bruin of geel 51e. Kop zwart

521. Kop wit, met zwarte en lichtgroene plekken.

Blz. 19o, Eidereend50

a. Kop met groote witte vlek voor 't oog.Blz. 190, Brilduiker

b. Kop heelemaal blauwgroen, borst bruin.Blz. 184, Wilde Eend

c. Kop heelemaal blauwgroen, borst wit.

Blz. 187, Slobeend51

a. Bovenop de bruine kop een geel kuifje.

Blz. 186, Smientb. Kop bruin met donkere vlekken, borst zwart.

Blz. 184, Krakeendc. Kop effen kastanjebruin, rug mooi grijs.

Blz. 188, Tafeleendd. Kop bruin, oog lichtgeel, lichaam heelemaal bruin.

Blz. 188, Witoogeend52

a. Rug zwart.b. Rug mooi grijs.

53a. Rugveeren wit gespikkeld.

Blz. 189, KuifeendBlz. 189, Toppereend

Blz. 198, Duikers

52

Page 64: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Rugveeren niet wit gespikkeld, vaak kuiven enkragen aan den kop, gelobde zwemvoeten.

Blz. 195, Futen

Middelsoort-vogels.

54a. Snavel duidelijk langer dan de kop 55

b. Snavel ongeveer even lang als de kop of korter 67

55a. Snavel omhoog gebogen. Zie blz. 46. No. 4

b. Snavel neerwaarts gebogen 56

c. Snavel recht 57

56a. Snavel rood, donker gekleurde vogel, in de poot-

streek met witte en zwarte dwarsstreepen.Blz. 236, Waterral

b. Snavel geelbruin, bruin met zwarte vogel metlange schedelkuif. Blz. 151, Hop

c. Snavel zwart. Blz. 212, Krombek-Strandlooper

57a. Pooten duidelijk rood 58b. Pooten niet rood, wel sours geelachtig . . . . 59

58a. Vogel pikzwart met spierwit. Blz. 203, Scholeksterb. Bruin, zwart en wit gespikkeld en gestreept.

Blz. 215, Tureluurc. Tamelijk wel heelemaal zwart.

Blz. 215, Zwarte Ruiter

59a. Gevederte nagenoeg geheel donkerbruin met

zwarte en gele vlekjes en streepjes, oog verachterwaarts. Blz. 221, Houtsnip

53

Page 65: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Gevederte groenbrons met over kop en rompduidelijk geelbruine lengtestreepen.

Blz. 219, 220, Watersnip of Poelsnip Of Bokje

c. Andere vogel 6060

a. Snavel zeer lang, meer dan 2 x de koplengte.Blz. 217, 218, Grutto of Rosse Grutto

b. Snavel minder dan 2 X koplengte 6161

a. Snavel geel, spits, kop bovenop zwart, met afhan-gende kuif, gevederte licht vaalbruin met donker-bruin, zoo goed als zonder vlekken of spikkels

Blz. 178, Woudaapjeb. Vederkleed min of meer gespikkeld en gevlekt,

geen kuif 6262

a. Lange sierveeren aan kop en nek ,die tot eenkraag kunnen worden opgezet. Blz. 209, Kemphaan

b. Geen kemphaan 63

63a. Borst en buik licht, met weinig donkere vlekjes

en stippels 64

b. Borst en buik met groote bruine of zwarte vlek

of heelemaal bruin of zwart. (In winterkleed

echter wit) 65

64a. Onderzijde bijna ongevlekt, 't onderste derde deel

van de scheen onbevederd, staart vrij groot, nietgeheel door de vleugelspitsen bedekt.

Blz. 213, Oeverlooperb. Onderzijde duidelijk gevlekt, de helft van de

scheen onbevederd, vleugelspits reikt tot 't eindvan de staart. Blz. 214, Boschruiter Of Witgatje

Of 216 Groenpootruiter

65a. Teenen verbreed ..... Blz. 216, Franjepooten

54

Page 66: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Teenen gewoon 6666

a. Onderzijde van 't lichaam met groote zwartevlek, pooten zwart. Blz. 211, Bonte Strandlooper

b. Onderzijde van 't lichaam roestrood, pootenbruin. Blz. 211, Kanoet Strandlooper

c. Stuit blauwachtig zwart, pooten geel.

Blz. 213, Paarse Strandlooperd. Onderzijde roestrood met zwart, pooten zwart,

de achterteen ontbreekt.

Blz. 209, Drieteenige Strandlooper67 (54)a. Zwarte, witte of zwart met witte vogels . . . 68b. Anders gekleurd 77

68a. In hoofdzaak zwart 69b. In hoofdzaak wit 70c. Wit met zwart of zwart met wit .. ... 73

69a. Snavel zwart. Blz. 72, Kauwb. Snavel geel, staart lang, buiten de vleugelpunten

uitstekend. Blz. 134, Mere!c. Snavel geel, staart kort, weinig buiten de vleu-

gelpunten uit. Blz. 76, Spreeuwd. Snavel wit met witte voorhoofdsplaat.

Biz. 238, Meerkoete. Snavel rood met roode voorhoofdsplaat.

Blz. 236, Waterhoen70

a. Staart gevorkt 71b. Staart niet gevorkt 72

71

a. Snavel zwart met geel puntje.Blz. 222, Groote Zeezwaluw

b. Snavel geheel zwart, vrij kort.

Blz. 222, Lachzeezwaluw

55

Page 67: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

c. Snavel rood, met zwarte punt, pooten rood.

Blz. 223, Vischdieljed. Snavel geheel rood, pooten rood.

Blz. 224, Noorsche Zeezwaluwe. Snavel geel, pooten geel, voorhoofd wit.

Blz. 224, Dwergzeezwaluw/. Snavel, kop, hals en borst zwart.

Blz. 221, Zwarte Stern

72a. Snavel groengeel, pooten geel.

Blz. 226, StormmeeuwSnavel en pooten rood.

Blz. 225, Zwartkop of Dwergmeeuwc. Snavel heldergeel, pooten roodbruin.

Blz. 228, Drieteenige Zeemeeuw

73 (68)

a. Vogels van het land en van de bosschen . 74b. Vogels van de zee en de plassen en vaarten, met

zwempooten of heel lange teenen .... 75

74a. Alleen de borst wit. Blz. 134, Beflijsterb. De meesten veeren zwart met witte punten, bek

zwart, staart met witten zoom. Blz. 74, Notekrakerc. Gevederte witgespikkeld, bek recht, geel.

Blz. 76, Spreeuwd. Punt van den bovensnavel over den ondersnavel

gekromd. Blz. 115, Klapekster

75

a. Een roode voorhoofdsplaat. Blz. 236, Waterhoentjeb. Een zwart afhangend kuifje aan 't achterhoofd.

Blz. 189, Kuifeend

c. Pooten heel achter in 't lichaam ingeplant, staartzeer kort 76

d. Staart vrij lang, pooten met duidelijk hielge-wricht midden onder 't lichaam. Zie No. 71 en 72.

56

Page 68: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

76a. Vrij kleine vogel, snavel stomp, kort, zwart.

Blz. 232, Kleine Alk

b. Zie No. 26 en 27.

77 (67)a. Zwemvogels met vliezige of gelobde zwempooten 78

b. Steltloopers, lange pooten met duidelijk onbe-vederd hielgewricht 79

c. Roofvogels, de bovensnavel gekromd met eenscherpe punt over den ondersnavel uitstekend 86

d. Andere vogels 90

78a. Snavel breed en plat. Zie blz. 52 No. 49.

b. Snavel smal en spits.

Blz. 197, Geoorde Fuut of Kuifduiker of Dodaars79

a. Snavel veel korter dan de kop.Blz. 234, Kwartelkoning

Blz. 235, Porceleinhoentje of Klein Waterhoentjeb. Snavel ongeveer even lang als de kop of maar

weinig korter 8080

a. Een leeuwerikkleurige vogel, hoog op de pooten,twee witte dwarsstreepen over den vleugel.

Blz. 202, Griefb. Een groen- met zwart- en witte vogel met een

lange kuif op den kop. Blz. 207, Kievietc. Andere vogel 81

81

a. Snavel recht en forsch, nabij de punt eventjesdikker, voorhoofd hoog 82

b. Snavel slank, ietwat gebogen, voorhoofd laag. Zieblz. 54 No. 65.

82a. Pooten geel of oranje

83

b. Pooten donker

84

57

5

Page 69: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

83a. Een eenvoudige zwarte halskraag, al of niet

gesloten, hooge pootjes.Blz. 204, 205, Bontbekplevier, of Kleine plevier

b. De zwarte vlekken langs keel en nek hebben en bochtigverloop, tamelijk korte pootjes. Blz. 208, Steenlooper

84a. Borst zwart, rug geel. Blz. 206, Goudplevierb. Borst zwart, rug grijs. Blz. 207, Goudkieviet

c. Borst roodbruin. Blz. 204, Morinelplevier

d. Borst wit. Blz. 205, Strandplevier

85a. Veerkransen om de oogen

86

b. Geen veerkransen

88

86a. Sommige veertjes op den kop zijn verlengd tot

oorpluimen. Blz. 159, of Ransuil of Velduil

b. Geen oorpluimen 8787a. Klein uiltje met groenachtig grijs, wit gespik-

keld gevederte. Blz. 159, Steenuiltje

b. Groote uil, onderkant oranje of wit, op de boven-zijde veel zwarte en witte vlekjes vlak tegenelkaar. Blz. 162, Kerkuil

c. Heelemaal bruinachtig of ros, met groote vlek-

ken. Blz. 162, Boschuil

88a. Borst met bruin en witte dwarsstreepen.

Blz. 170, Sperwerb. Geen dwarsstreepen 89

89a. Groote zwarte vlek in de mondhoeken.

Blz. 164, Boomvalkb. Kop blauwachtig, rug bruinrood, staart blauw-

achtig met breede zwarte dwarsband.Blz. 165, Torenvalk

58

Page 70: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

c. Kop en rug bruinrood, staart met veel donkere

dwarsbanden. Blz. 164, Snelleken

90 (77)a. Staart heel kort, vleugels stomp, snavel kort, de

bovensnavel gekromd. Hoenderachtige vogeltjes.Blz. 24o, of Kwartel Of Patrijs

b. Staart flink ontwikkeld, duidelijk to zien . . . 91

91a. Grijs met zwarte, wonderlijk gespikkeld en ge-

streepte vogel, snavel heel klein, bek groot, met

groote borstels. Blz. 148, Nachtzwaluw

b. Kop in vergelijking met 't lichaam klein, witteof blauw met zwarte plekken in de hals, of

geheel blauwachtige vogel, snavel bij de neus-gaten verdikt. Blz. zoo, Boschduif of Tortel

c. Vogel met rood aan kop of stuit, gevederteverder wit met zwart of groengeel.

Blz. 153. Een der Spechtend. Andere vogels 92

92a. Prachtig gele vogel met rooden snavel en roode

oogen. Blz. 78, Wielewaalb. Kaneelkleurig diertje, dat in de rietbosschen den

heelen dag „karekiet" roept. Biz. 124, Groote Karekietc. Bonte vogel met prachtig blauw en zwart op

duimvleugel en boven-vleugeldekveeren; staartwit en zwart. Biz. 74, Viaamsche Gaal

d. Vogels, aan de bovenzijde grijs, geelachtig ofbruin, aan de onderzijde licht met donkerestippen en vlekken 93

93a. Bovenzijde geelbruin, onderzijde lichtgeel, met

donkerbruine vlekken.Blz. .131, 132, Of Zanglijster Of Groote Lijster

59

Page 71: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Een duidelijke witte wenkbrauwstreep over 'toog, zijden van 't lichaam en ondervleugeldek-veeren koperrood. Blz. 133, Koperwiek

c. Kop blauwachtig, rug bruin, onderzijde rossigmet donkere vlekken. Blz. 131, Kramsvogel

d. Onderzijde met witte en donkere dwarsstreepen.Blz. 156, Koekoek

Kleine vogels.

94a. Snavel zoo lang als de kop of langer . 95b. Snavel korter dan de kop 97

95a. Schitterend gekleurde vogel met roode korte

pootjes. Blz. 151, IJsvogelb. Donker vogeltje met gele lengtestrepen over

kop en rug. Blz. 220, Bokjec. Grijze vogeltjes, vaak met wit aan kop en buik,

hooge pootjes 96

96a. Rug bruin, onderzijde wit.

Blz. 212, Kleine en Kleinste Strandlooperb. Rug bruin of grijs, onderzijde roestrood of zwart.

Blz. 54, No. 65.

c. Rug grijs, keel en borst mooi fijn gespikkeld.Blz. 213, Oeverlooper

d. Zie ook No. 99 (strandpleviertje).

97 (94)a. Zwemvogels, altijd om en bij 't water, met

vliezige of gelobde zwempooten 98

b. Steltloopertjes op hooge pootjes, boven het hiel-

gewricht nog onbevederd 99c. Andere vogels 100

6o

Page 72: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

98a. Wit vogeltje, zwart op den kop, snavel geel.

Blz. 224, Dwergzeezwaluw

b. Bruin vogeltje, geen staart te zien. Blz. 198, Dodaars

c. Zwart-met-wit vogeltje met hoog dik snaveltje.Blz. 232, Kleine Alk

99

a. Pooten en snavel oranje. Blz. 204, Bontbekplevier

b. Pooten geel, snavel zwart. Blz. 205, Kleine plevier

c. Pooten en snavel zwart. Blz. 205, Strandpleviertje

100a. Snavel dik, ± even hoog als lang, of zeer klein

(al kan dan de mondopening zelf ook zeer wijd

zijn) 101

b. Snavel duidelijk langer dan hoog 122101a. Haast geen staart te zien, dik, kortvleugelig

hoenderachtig vogeltje. Blz. 24o, Kwartel

b. Staart duidelijk, soms zelfs zeer lang . . . . 102

102a. Staart zeer lang, de middelste staartveeren langer

dan de buitenste 103b. Middelste staartveeren min of meer korter dan

de buitenste 104

103a. Kop wit of wit met zwart en rose.

Blz. 112, Staartmees

b. Kop bruin, met groote zwarte mondhoekstreep

als een knevel. Blz. 114, Baardmannetje

104

a. Snavel flink en dik 105

b. Vogel zwart, snavel kort. Blz. 148, Gierzwaluw

c. Rug aardkleurig, onderzijde lichter.Blz. 147, Oeverzwaluw

d. Rug staalblauw, een groote witte vlek aan 'tbegin van den staart. Blz. 145, Huiszwaluw

61

Page 73: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

e. Rug geheel staalblauw, voorhoofd en keeltje

roestrood. Blz. 145, Boerenzwaluw

105a. Snavel gekruist, de punt van den ondersnavel

links of rechts langs de bovensnavel omhoog

stekend. Blz. 87, Kruisbek

b. Snavel niet gekruist 106

106a. Kop bovenop zwart 107

b. Kop met rood, wit en zwart. Blz. 81, Distelvink

c. Kop bovenop rood 110

d. Kop anders 111

107a. Een witte halskraag of witte wangen .... 108

b. Anders 109

108a. Rug duidelijk gevlekt, bruin met donkerbruin

Blz. 94, Rietgorsb. Rug effen blauwgrijs, groote witte nekvlek.

Blz. Zwarte mees

c. Rug effen grijs, geen nekvlek.Blz. Zwartkopmees

109a. Helderroode borst, grijze rug. Biz. 86, Goudvink

b. Oranje op borst en vleugels. Blz. 9o, Keep

c. Groengeel, donker gestreept vogeltje. Blz. 8z, Sijsje

110

a. Kinnetje zwart, rug als meelachtig bestoven.Blz. 83, Barmsijsje

b. Geen zwarte kin, rug warmbruin. Blz. 84, Kneu

111a. Er is helder geel aan kop, romp of vleugels . 112

b. Geen heldergeel 116

112a. Wangen wit 113

b. Wangen niet wit 114

62

Page 74: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

113a. Schedel donkerblauw, bij zwart af, lichtgele

nekvlek. BIz. 107, Kloomees

b. Schedel hemelsblauw, geen lichte nekvlek.Blz. 109, Pimpelmees

114

a. Borst wijnrood, blauwig kopje met zwart voor-'hoofd, witte vlekken op de vleugels.

Blz. 89, Schildvink

b. Geen rood aan de borst 115

115

a. Groenig, aan de vleugels heldergeel, aan de staart

zwart. Blz. 8o, Groenvink

b. Bijna heelemaal geel, vooral de stuit.Blz. 85, Kanarie

c. Geel aan kop en hals, rug vlekkig bruinBlz. 92, Geelgors

d. Geel aan keel en wang, kop groengrijs, rug rood-bruin. Blz. 93, Ortolaan

e. Zwarte streepen om de oogen.Blz. 99, Strandleeuwerik

116a. Tamelijk groote vogel met buitengewoon dikke

snavel, kin zwart. Blz. 79, Appelvink

b. Klein grijs vogeltje met grijs met witte kuif.Blz. Kuifmees

c. Andere vogel 117117

a. Hier en daar duidelijk wit in 't gevederte vanrug en vleugels 118

b. Zoo goed als geen wit in 't gevederte van rug envleugels, alleen soms de buitenste staartveeren 119

118a. Borst wijnrood. Blz. 89, Schildvinkb. Borst wit. 131z. 96, Sneeuwgorsc. Borst zwart. Blz. 95, Usgors

63

Page 75: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

d. Borst grijs, soms met zwarte keelvlek.Blz. 90, Of Huismusch of Ringmusch

119a. Snavel geel 120

b. Snavel zwart of hoornkleurig 121

120a. Dikke vogel, vaalgrijs met zwarte lengtestreepjes.

Blz. 92, Grauwtors

b. Slank vogeltje, rug bruin. Blz. 82, Frater

121

a. Buitenste staartpennen wit, vederkleed grijs metgeelbruin, een min of meer duidelijk kuifje op

den kop. Blz. 96, Leeuwerikken

b. Vederkleed grijs met kastanjebruin en zwart,geen kuifje, buitenste staartveeren niet wit.

Blz. 90, Of Musch Of Ringmusch122 (Too)

a. Staart zeer lang, als de romp zelve.Blz. 102, Kwikstaartjes (eenige soorten)

b. Staart niet bijzonder lang 123

123

a. Rechte gele snavel, min of meer gespikkeldmetaalglanzend vederkleed, bruinroode pooten.

Blz. 76, Spreeuw

b. Geen spreeuw 124

124

a. Op de vleugels zwart met wit, op den kop eenroode vlek. Blz. 155, Kleine Specht

b. Geen specht 125

125a. Vederkleed met vlekken en streepen, vooral op

kop en rug 126

b. Op kop en rug effen kleuren 133

126

a. Er is een duidelijke lichte wenkbrauwstreep . 127

64

Page 76: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Wenkbrauwstreep afwezig, of weinig in 't oog

vallend 130

127

a. Snaveltje gebogen 128

b. Snaveltje nagenoeg recht 129

128a. Klein bruin vogeltje, met aardige blokvlekjes en

dwarse streepjes. Blz. 143, Winterkoning

b. Rug als boomschors, onderzijde wit, snaveltje als

een schoenmakersels. Blz. 104, Boomkruipertje

129a. Borst geelachtig met donkere vlekken, zijden van

't lichaam koperrood. Blz. 133, Koperwiek

b. Borst bruinrood, wenkbrauwstreep wit.Blz. 138, Paapje

c. Borst geelachtig grijs.Blz. 126, Rietzanger en Waterrietzanger

130a. Kopje blauwachtig, rug als van een musch.

Blz. 1 43, Heggemusch

b. Kop zwart, borst rood. Blz. 138, Roodborst-tapuitc. Anders 131

131

a. Rug geelbruin, weinig gevlekt, kop effen, onder-zijde geelachtig wit, met zwarte vlekken.

Blz. 132, Zanglijster

b. Grijze vogel, zeer rijk versierd met vlekjes, en

streepjes, klimvogel. Blz. 156, Draaihals

c. Groenachtig bruin, op den rug met donkerevlekken, middelste staartveeren langer dan dede buitenste, zang herinnerend aan 't geluid van

sprinkhaan. Blz. 124, Sprinkhaanrietzanger

d. Anders 132

132a. Snavel tamelijk dik (1:3), de beide buitenste

65

Page 77: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

staartveeren wit, kop met een min of meer

duidelijke kuif. Blz. 96, Leeuweriken

b. Snavel slanker (1:5), alleen de allerbuitenstestaartveeren wit of niet eens wit, geen kuif.

Blz. 99-102, Piepers

c. Andere vogels 133

133a. Borststreek kastanjebruin, rug blauwachtig, een

zwarte streep door 't oog. Blz. 206, Boomkleverb. Borst helderblauw. Blz. Blauwborstje

c. Borst rood of oranje 134d. Borst met vlekken 93e, Anders 135

134a. Voorhoofd en oogstreek ook rood of oranje.

Blz. 1 42, Ro odborstje

b. Voorhoofd wit, keel zwart. Blz. 239, Roodstaartje

c. Kop gevlekt, een breede witte wenkbrauwstreepover het oog. Blz. 138, Paapje

d. Kop geheel zwart, een witte vlek in de schouder-

streek. Blz. 138, Roodborst-tapuit

135a. Hoofdkleuren zwart of wit, ook de staart. . . 136

b. Hoofdkleuren anders, wel kan de schedel of hierof daar een groote vlek zwart zijn ...... 137

136a. Heelemaal zwart. Blz. 134, Merel

b. Een groote witte vlek op de Borst.

Blz. 244, Waterspreeuw, Blz. 234, Beflijster

c. Groote driehoekige witte vlek op de vleugels.Blz. 84, Zwartgrauwe en Withals-Vliegenvanger

137a. Staart roodbruin of rood 138

b. Staart zwart, aan zijn wortel wit. Blz. 97, Tapuit

c. Staart anders 139

66

Page 78: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

142

a. Vogeltje zoo groot als een musch, zingt „kare-kiet", karre, karre, karrekiet.

Blz. 125, Kleine Karekietb. Vogeltje zoo groot als een musch, zingt heel

mooi en aanhoudend. Blz. 125, Boschrietzangerc. Vogel zoo groot als een lijster, zingt: „karrekiet"

Blz. 124 , iroote Karekiet

143

a. Bontgekleurde vogels 144

67

140a. Midden op den kop een geel of rood kuifje, met

zwart omzoomd. Blz. 113, Goudhaantjes

b. Brninachtig geel vogeltje, pootjes zwart, zingt„tjif-tjef, tjif-tjef". Blz. 121, Tjiftjaf

c. Geelachtig vogeltje, lichte wenkbrauwstreep,roodbruine pootjes. Blz. 121, Fitis

d. Groen aan de bovenzijde, onderzijde geel, bosch-en tuinvogels 141

e. Kaneelkleurig gele vogeltjes, die huizen in riet-en graanvelden 142

141a. Boschvogeltje (vooral .beukenbosch), zingt:

„tjiep, tjiep, tjiep, tjiep, tjierrr". Blz. 122, Fluiterb. Vogeltje van kleine boschjes en tuinen, binnenzij

van bek, keel en tong mooi oranje, zingt aan-

houdend en gevarieerd. Blz. 127 Spotvogel

138

a. Kop bruin, keeltje wit. Blz. Nachtegaal

b. Kop zwart of zwart met wit.

Blz. 139, Roodstaartje en Zwart Roodstaartje

139a. Geelachtige, groenachtig gele of kaneelkleurig-

gele vogeltjes 140b. Grijze of bontgekleurde vogeltjes 143

Page 79: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

b. Grauwe vogeltjes 145

144a. Rossige kuif op den kop, gele zijde achtige eind-

zoom aan den staart, lakroode aanhangseltjesaan de kleine slagpennen.

Blz. 118, Pestvogel

b. Blauwachtige of roodbruine kop, snavel roof-vogelachtig. Blz. 116, Kiauwieren

145a. Kop bovenop zwart, onderzijde licht.

Blz. 128, Zwartkop Grasmuschb. Kop bruin of grijs 146

146a. Pooten blauw, keel en borst grijs, 't vogeltje

zingt aanhoudend mooie melodieen.Blz. 128, Tuinfluiter

b. Pooten bruin of grijs 147147a. Een lichte wenkbrauwstreep boven 't oog, geen

bruin in 't gevederte, vogel van moerassen enrietvelden, zingt: „rrrrrr". Biz. 123, Snor

b. Veel bruin in de veeren van den rug, de vogelvliegt vaak onder 't zingen. Blz. 129, Grasmusch

c. Weinig of geen bruin in de veeren van den rug;

de vogel besluit zijn liedje met een soort van

geratel, „re-té-tê-to-t6". Blz. 13o, Braamsluiper

d. Kop en onderzijde gestreept gevlekt.Blz. 119, Grauwe Vliegenvanger

68

Page 80: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

OVERZICHT VAN DE IN NEDERLANDWAARGENOMEN VOGELS.

I. ORDE DER FUTEN EN DUIKERS(Colymbiforrnes.)

DUIKERFAMILIE(Colymbidae.)

I Jsduiker.(Colymbus immer, Plongeon timbrun, Great Northern

diver, Etis-Seetaucher. Greate lisdilker.)

Winterkleed: Snavel blauwzwart, bovenzijde bruinmet bronzig groenen weerschijn, de veertjes metlichtere randen, vleugels en staart donkerder, onder-zijde wit, de hals opzij donker met witte streepjes.78 cM.

In den zomer is de rug groenachtig bruin met wittevlekken, de kop blauwachtig groen met violetten

weerschijn en aan den hals is een dubbele rij vanstaande witte streepjes.

Deze duiker bezoekt ons land in 't winterhalfjaar, vrijzeldzaam. Broedt in de poolstreken van de NieuweWereld, Oostelijk tot Nova-Zembla, Zuidelijk tot Schot-land .

Parelduiker.(Colymbus a. arcticus, Plongeon arctique, Blackrthroated

diver, Polar-Seetaucher. Bante Iisclaker.)Lijkt in 't winterkleed op de vorige soort, maar

69

Page 81: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

is kleiner (+ 65 cM.) en heeft een korteren bek. In't zomerkleed de rug groenbruin met groote wittevlekken, de schedel blauwgrijs, keel en oorstreekbruin, de hals vooraan blauw en op zij mooi zwart-wit-gestreept.

Komt in 't winterhalfjaar voor, minder zeldzaam dan

de vorige soort, wordt ook dikwijls waargenomen inzomerkleed.

Roodkelige Duiker(Colymbus stellatus, Plongeon cat marin, Red throated

diver, Rothalsiger Seetaucher. Lytse Iisddker.)Winterkleed: Bovenzijde leikleurig grijs, met op

ieder veertje twee witte vlekjes, kop en nek grijsmet witte streepjes, onderzijde wit, in de halsstreekmet smalle zwarte vlekjes. 6z cM.

In den zomer is de hals aan de voorzijde rood-bruin, op zij evenals de kop blauwgrijs, rug ongevlekt,

Deze duiker broedt in de poolsireken van de oude ennieuwe wereld, maar ook al in Schotland, de Hebriden en

lerland. In 't winterhalfjaar komt hij niet zeldzaam voorlangs de kust, op de Wadden en ook wel binnendijks.

Soms ook in den zomer.

FUTENFAMILIE. (Podicipidae.)

Fuut.(Podiceps c. cristatus, Grebe huppe, Great crested Grebe.

Haubentaucher, Zandreiger, Loeme, Hearringslynder.)

Snavel rood, boven op den kop een groote bruinekuif, ook aan de ooren lange bruine sierveerenbovenzijde grijsbruin, over de vleugels twee breede

witte strepen, pooten groen, de teenen met gelobdezweinvliezen. Onderzijde, ook keel en wangen, sa-tijnig wit; 52 cM. 's Winters verdwijnen de sier-veeren; de kop is dan bovenop zwartachtig bruim.

70

Page 82: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

De Fuut broedt vrij algemeen op onze plassen; in 't

Naardermeer ieder jaar drie of vier paren. De vogel isweinig schuw en 't lukt dikwijls genoeg, hem te zien te

krijgen, als hij rondzwemt met de aardige grijze wit-

gestreepte jongen op zijn rug. Hij maakt een brullendgeluid, eet hoofdzakelijk waterinsecten, kikkers en visch,die hij vagt door te duiken. Hij beweegt zich onder

water voort met vleugels en pooten. Op de Zuiderzee, deWadden, de Noordzee overwinteren ze in groot aantal.

Het nest is een hoop stengels en bladeren, vermengdmet modder, en bevat 3 of 4 eieren, die eerst groenachtigwit zijn, maar er langzamerhand vies gaan uitzien,5.4 x 3.6 cM. Als de verontruste vogel 't nest verlaat,

bedekt hij zijn eieren met rommel.

Roodhalsfuut.(Podiceps g. griseigena, Grebe Jougris, Rednecked Grebe

Rothalsiger Steissfuss, Readnek-Dtitker.)Snavel blauwgrijs, geel aan den wortel, schedelkuif

blauwzwart, keel en oorstreek blauwgrijs met eenwitten rand, hals en borst ioestrood, rug bijna zwartmet lichtere randjes aan de veeren, de kleine slag-pennen vormen een breeden witten band over de

vleugels. 40 cM.In den winter verdwijnen de sierveeren, de vogel

lijkt dan veel op de vorige soort, maar is kleiner en

heeft geen witte wenkbrauwstreep.Komt 's winters voor op dezelfde plaatsen als de fuut

maar niet zoo veel; broedt misschien ook wel hier of

daar in ons land. De eieren zijn kleiner dan die van de

fuut (5.i x 4 .2 cM.).

Kuifduiker.(Podiceps auritus, Grebe cornu, Sclavonian Grebe, Horn-

steissfuss, Ttitfdit ker.)Snavel zwart met lichte punt, aan den wortel rood,

71

Page 83: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

schedel bronskleurig zwart, gekuifd; door 't oog een

roestroode streep, de oorstreek met langen zwartenkraag, hals en borst roestrood, onderzijde wit, rug

bruin met breede witte vleugelband. 32 cM.'s Winters is de bovenzijde bijna zwart, onderzijde

wit.Is broedende gevonden in Brabant, komt ook op den

trek voor tot laat in den winetr.Eieren en nest als bij de vorige soorten, iets kleiner.

4.6 x 3.3 cM.

Geoorde Fuut.(Podiceps n. nigricollis, Grebe oreillard, Black necked

Grebe, Ohrensteissfuss, Swartnek-Dickey.)

Snavel zwart, ietwat omhoog gebogen. Kop en nekzwart, achter 't oog een pluim van roodbruineveertj es. Zijden roodbruin, rug donker, met eenbreede witte vleugelstreep, onderzijde satijnig wit.32 cM.

't Winterkleed lijkt veel op dat der vorige soorten,maar aan den donkeren omhooggebogen snavel enaan de binnenvlaggen van de binnenste groote slag-pennen, die wit zijn, is de vogel van de anderesoorten te onderscheiden.

's Winters aan de kust, in voor- en najaar op den

trek, broedt ook hier en daar in ons land op de plassen,

vaak gezellig; de eieren zijn van die van de vorige soortniet te onderscheiden.

Dodaars.(Podiceps r. ruficollis, Grebe castagneux, Little Grebe,

Zwergsteissfuss, Earsfuttel.)Snavel groenachtig zwart, 't heele lichaam donker-

bruin, met zwarte partijen, alleen de onderzijde minof meer satijnig wit, 't wijfje heeft ook wit aan dekeel. 't Mannetje heeft wangen en de zijden van den

72

Page 84: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

nek mooi roestrood, bij 't wijfje volt die plek minderin 't oog. Staartveeren zeer klein. 24 cM.

's Winters is de bovenkant bruin, de onderkant

lichter, opzij met donkere vlekken.De Dodaars broedt door 't heele land in slooten en

plassen, vertoont zich ook veel op den trek en gedurendeden winter. Leefwijze als van de fuut.

Het nest ligt in het water, mees' al niet drijvend ensoms op stevige onderlaag, een paar decimeter boven

't oppervlak uitstekend. Er zijn 4-6 eieren die eerst

blauwachtig wit zijn, maar later geel worden. 3.6 X 2.5

cM.

ORDE DER STORMVOGELS (Tubinares.)

STORMVOGELFAMILIE. (Procellariidae.)

De stormvogels zijn echte zeevogels, ze visschen haastaltijd in volzee. Ze zijn gemakkelijk to kennen aan hunsnavel; de bovensnavel is haakvormig over den onder-snavel heen gebogen, de neusgaten bevinden zich aan 'teinde van een of twee buizen, die bovenop den snavelliggen. Voor ons zeldzame dieren.

Noordsche Stormvogel. ( Fulmar.)

(Fulmarus g. glacialis, Fulmar, Fulmar petrel, Eis-

MOvensturynvogel, Mallemok.)

Snavel geel, pooten vaal oranje, Mantel en vleugelsgrijs, kop en onderzijde wit, ben enkele neusgaten-

buis. 46 cM.Enkele malen na zware stormen, op de kust, op zee

talrijker, vcoral in de laatste jaren.

Noordsche Pljlstormvogel.( Puffinus p. puffinus, Puffin manks, Manx Shearwater,

Nordischey Taucheysturmvogel.)Bovenzijde zwart, onderzijde wit, snavel zwart,

73

6

Page 85: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

pooten aan de voorzijde rossig geel, achterzij dezwart. 36 cM.

Uiterst zeldzaam.

Grauwe Pijlstormvogel.

( Puffins griseus, Puffin cendre, Sooty Shearwater, Dunkler

Tauchersturmvogel.)

Heelemaal roestbruin, op den rug zijn aan deveeren lichte randjes to zien, snavel en pooten

bruin. 45 cM.

Slechts eenmaal in ons land gevangen.

Stormvogeltje.(Hydrobates pelagicus, Thalassidrome temp 'die, Storm

petrel, Kleiner Schwalbensturmvogel, Mokje.)Roetzwart, stuit wit, een witte dwarsstreep op de

vleugels, snavel en pooten zwart. 15 cM.Na stormen op de kust; wordt zeldzamer.

Vaal Stormvogeltje.(Oceanodroma 1. leucorrhoea, Thalassidrome cul blanc,

F orktailed Petrel, Gabelschwtinziger Schwalbensturmvogel,

Stoarmsweal.)Lijkt op de vorige soort, maar is grooter en valer

en heeft den staart sterk gevorkt. 20 cM.Na stormen op de kust; wordt minder zeldzaam.

ORDE DER ROEIPOOTIGEN.( Stegano podes. )

JAN VAN GENT-FAMILIE. (Sulidae.)

Jan van Gent.( Sula b. bassana, Fou de Bassan, Gannet, Basstolpel,

Gent.)

Wit, kop en nek geelachtig, groote slagpennen

74

Page 86: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

zwart; de jonge vogels zijn bruin, met witte puntjes.85 cM.

In 't najaar en in den winter aan de kust, meestal nastormen, maar in het Vlie en een eindje uit de kust zietmen ze ook wel bij rustig weer. Ze broeden in enormekolonies rondom de Britsche eilanden (Bass rock, Ailsa

Craig).

AALSCHOLVERFAMILIE. ( Phalacrocoracidae.)

Aalscholver.(Phalacrocorax c. subcormoranus, Cormoran, Cormorant,

Kormoran, Waterraaf, Rotgans, Ielgoes.)

Zwart met groenachtigen weerschijn, in den broed-

tijd met mooie witte veeren aan kop en nek en aande dijen. Bovensnavel met een haakpunt. 14 staart-pennen; 85 cM. Jongen met witte onderzijde.

Broedt in ons land in enkele groote kolonies nabij deriviermonden. Ze voeden rich en hun jongen vooral metvisch, vangen ook in zee langs de zandbanken garnalen.

Nestelen gezellig in boomen en struiken, soms vlak bijden grond, nest van takken; 2 of 3 eieren (zelden 4).groen, meestal bedekt met witte vuiligheid. 6.5 X 4 cM.

Groote Aalscholver.

Phalacrocorax carbo carbo.Onderscheidt zich van de gewone, doordat de glans op

de veeren eer blauwachtig is en hij heeft in den broedtijdniet zooveel wit aan den kop. Dit is in Engeland de ge-wone vorm. Zwerft bij ons rond in het winterhalfjaar.

Gekuifde Aalscholver.

( Phalacracorax a. aristotelis, Cormoran largup, Shag,Krethenscharbe.)

Zwart met groenachtigen weerschijn. 12 staart-pennen. 7o cM.

75

Page 87: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Wordt enkele malen in ons land waargenornen, meest

in den winter.

ORDE DER REIGERVOGELS(Ardeiformes )

REIGERFAMILIE. (Ardeidae.)

De reigers hebben een langen rechten snavel, langepooten, die tot ver boven 't hielgewricht onbevederd zijn,

een verbindingsvlies tusschen middenteen en bui'enteenDe klauw van de middenteen is kamvormig ingesneden,evenals bij nachtzwaluw en kerkuil; wat dat te beduidenheeft, is nog onbekend. Ze trekken bij 't vliegen den nekin, zoodat de kop komt te rusten tusschen de schouders.In,den broedtijd vertoonen ze mooie sierveeren aan kop,borst en op den rug; op de borst hebben ze ook merk-waardige veertj es, die als fijn stof uiteenvallen z.g.n.poederdons. De verschillende soorten komen in leefwijzenog al met elkander overeen, ze zoeken hun voedsel inplassen en moerassen of in de ondiepe zee langs de zand-banken (blauwe reiger) en voeden zich met schaaldieren,insecten, visch, amphibian, muizen, ratten, kunnen dusal naar omstandigheden nuttig of schadelijk zijn.

Blauwe Reiger.

(Ardea c. cinerea, Heron cendre, Grey Heron, FischreiherVischreiger, Aalreiger, felreager.)

Rugzijde blauwgrijs, met parelgrijze sierveeren aande schouders, kop, nek en onderzijde van 't lichaamin hoofdzaak wit met zwarte strepen, over 't oogeen breede zwarte streep, die in den nek uitloopt ineen paar lange zwarte sierveeren, snavel geel metdonkere punt, pooten groenig bruin, voor de geleoogen een onbevederde groene plek. 8o cM.

Vrij talrijk door 't heele land in zomer en winter,

76

Page 88: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

doch 's zomers 't meest. Ze broeden gezellig; tegenwoordigzijn er in ons land omstreeks honderd kolonies, sommige

bestaande uit een half dozijn, andere uit honderden nes-ten. Ze zijn zeer luidruchtig, schreeuwen 's morgens vroeg

op de broedplaats als de zon opkomt, kolderen en krassenden heelen dag om de nesten, als ze twisten met elkaarof vechten tegen eierdievende kraaien en klauwtjes.'s Avonds gaan ze nog op voer uit en roepen dan elkaarluid toe, als ze hoog in de lucht voorbijzeilen. Ze houdenook mooie speelvluchten. Als ze loeren op visschen of

muizen staan ze wel een half uur aan een stuk doodstil.Het nest van takken wordt meestal gebouwd in boo-

men, heel enkele malen is 't van riet en tusschen rietgebouwd; 3-4 groenachtig blauwe eieren 6.1 x 4.3 cM.

Purperreiger.

(Ardea p. purpurea, Heron pourpre, Purple Heron, Pur-purreiher, Roode Reiger, Reade Reager.)

Blauwgrijs, kop zwart, wangen bruinrood, zoo ookplekken aan de zijden van 't lichaam en de dijen, keelen nek wit met zwarte strepen, snavel donker, voeten loop zwart, 't onbevederd stuk van de dij geel.Aan 't achterhoofd twee lange zwarte sierveeren.

De purpurreiger komt verstrooid voor door 't Friesch-Hollandsch laagveenmoeras. In 't Naardermeer is eentalrijke broedkolonie, verder broeden ze hier en daar in

de groote veenplassen. Trekvogel, komt in April, vertrektin September.

Het nest, van riet gebouwd, ligt in 't riet of in lagestruiken; 3-5 eieren, effen groenblauw 5.6 x 4 cM.

Groote Zilverreiger.(Egretta a. alba, Heron blanc, Great white Heron.. Silber-

reiher.)

Wit, mooie sierveeren op den rug, snavel en pootenzwart 115 cM.

77

Page 89: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Enkele malen in ons land waargenomen, in de laatste

halve eeuw geen enkele.

Kleine Zilverreiger. ( Egretta g. garzetta.)

Als de vorige, maar hell zoo groot.Een enkele keer in ons land waargenomen.

Ralreiger.(Ardeola ralloides, Crabrier gentil, Squacco Heron,

Schoplreiher, Krabreiger.)

Rug roodachtig geelgrijs, vleugels en staart wit metlichtgeel, kop en nek geel met zwarte streepjes,snavel zwart, aan 't begin geel, oogen geel, de on-bevederde teugel groen. 55 cM.

Enkele keeren in ons land waargenomen; heeft mis-schien in 1908 gebroed op Texel in Waal-en-Burg. Nesteltop de manier van de andere reigers, vaak in gemengdekolonies.

Kwak.(Nycticorax n. nycticorax, Bihoreau a manteau noir, Night

heron, Nachtreiher.)

Rug dof blauwzwart, vleugels blauwgrijs, onder-

zijde wit, oog rood, pooten lichtgeel, een paar langewitte sierveeren aan 't achterhoofd.

Vroeger nog al veel in de laagveenmoerassen, thans in

ons land zoo goed als uitgestorven.

Wouwaapje.(Ixobrychus m. minutus, Heron blongios ou Petit Butor,

Little Bittern, Kleine Rohrdommel, Woffer.)

Mannetje rug zwart met groenen glans, onderzijdegeelbruin, groote vleugeldekveertjes bijna wit, snavelroodachtig geel, oogen oranje, pooten geel; wijfje

bruin gestreept. 3o cM.

78

Page 90: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Broedt niet zeldzaam in 't Friesch-Hollandsch laag-veenmoeras, komt in April, trekt weg in October. 'tGeluid, dat ze maken, lijkt wel wat op dat van denroerdomp, maar is veel korter en zachter. („wouw, wouw")

't Nest ligt meestal tusschen riet, ook vaak in boom-stompen en wordt gemaakt van bladeren van egelskopof lischodden; 4-9 eieren, groenachtig wit 3.5 X 2.6 cM.

Roerdomp.( Botaurus s, stellaris, Butor, Bittern, Rohydommel,

Butoor, Pictoor, Reiddomp.)

Bruingeel met mooie donkere en lichte randen enstreepen, vleugels en rug donkerder, schedel bijnazwart, snavel en pooten groengeel. 6o cM.

Niet zeldzaam in onze rietrnoerassen, blijft ook dik-wijls overwinteren. Wie in den zomer eenige uren rond-roeit op de Utrechtsche plassen krijgt hem doorgaans welte zien. 't Geluid, een dof „boem-boem" of „roeidemp"wordt dag en nacht gehoord. Dat de vogel bij 't roependen snavel in 't water zou steken, is een sprookje. Welmaakt hij in den broedtijd zeer gekke capriolen, hij kanal de veertj es van nek en achterhoofd recht overeindzetten. Hij loopt door 't riet, door de stengels vast tegrijpen en voedt zich als de andere reigers met alles wat

leeft in en om 't water.Het nest van riet en biezen ligt verscholen in 't dichtst

van 't moeras; 3-5 groenachtig bruine eieren.5.3 x 3.8 cM.

00IEVAARSFAMILIE. (Ciconiidae.)

Ooievaar.(Ciconia c. ciconia. Cigogne, White Stork, Storch, Uiver,

Eiber, Earrebarre.)Wit, vleugels zwart, pooten en snavel rood, oog

en de naakte huid om 't oog zwart. 95 cM.

79

Page 91: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Broedt hier en daar in ons land op buitens en boeren-plaatsen, lang zooveel niet meer als vroeger. Ze komendoorgaans in 't laatst van Februari en vertrekken eindevan Augustus, komen dan eerst in grooten getale bij

elkander (ooievaarsgericht). Gedurende den broedtijd

maken ze mooie bewegingen op en om 't nest en klep-peren met den snavel, in allerlei standen. Onder 't vliegenhouden ze den nek langgestrekt. Eten niet alleen kikkers,maar ook insekten, reptielen, muizen etc., verstoren velenesten.

Nest op daken, palen, boomstompen, van takken enrommel; 3-5 witte eieren 7.2 x 5.2 cM.

Zwarte Ooievaar.(Ciconia nigra, Cigogne noir, Black Stork, Schwarzer

Storch.)Gestalte als ooievaar, maar zoo goed als heelemaal

zwart; werd eenige malen in ons land waargenomen.

IBISFAMILIE. ( Plegadidae.)

Ibis. ( Plegadis falcinellus.)

( Ibis falcinelle, Glossy Ibis, Brauner Sichler. Wijlpreager)Zwart, met groenen en purperen weerschijn,

mantel diep bruin evenals kop en nek. 6o cM.in najaar en winter vertoonen zich enkele van de ze

vogels hier to lande, vooral in 't polderland, nog wel het

meest in Waterland.

Lepelaar.( Platalea 1. leucorodia, Spatule blanche, Spoonbill,

Leif felgans, Leppelbek.)Wit, onderaan de keel vaal oranje, een kale vlek

onder de kin oranje; pooten en snavel zwart, debovenvlakte van den breeden, platten bovensnavel

8o

Page 92: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

versierd met gele dwarsstrepen, vooral bij jonge

vogels. Deze hebben ook zwart aan de groote slag-

pennen. Aan 't achterhoofd een mooie witte kuif.M.

Ze broeden in ons land alleen in 't Naardermeer en op

't Zwanewater; een enkele maal ook op Texel, in de Mui.

Ze komen doorgaans in Februari en verdwijnen inAugustus van de broedplaatsen, om dan na een poosje

Lepelaar.

rondgezworven te hebben, weg te trekken. Als ze bij denesten verontrust worden, uiten ze een korte angstkreet,anders maken ze geen geluid. Ze zoeken hun voedsel,voornamelijk schaaldiertjes en vischjes, lange de ondiepestranden van Zuiderzee en Wadden.

Het nest van riet ligt tusschen 't riet: 3-5 (zeldentot 7) witte, roodbruingevlekte eieren. 7 X 4.5 cM. Somseen, soms twee broedsels per jaar.

ORDE DER GAN ZEN. (Anseriformes.)

EENDENFAMIL IE. (Anatidae.)

Wilde Zwaan.(Cygnus cygnus, Cygne sauvage, Whooper Swan, Sing-

schwan, Hoelzwaan, Kloekswan.)Wit, snavel half zwart, half geel, de onbevederdehuid (ook de kin) ook geel. 14o cM.

81

Page 93: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Komt 's winters op de Wadden en op ondergeloopen

land meer voor dan de gewone zwaan. Maakt mooie

toeterende geluiden.

Kleine Zwaan.

(Cygnus B. Bewickii, Cygne de Bewick, Bewick's Swan,

Kleiner Swan, Lytse Swan.)

Lijkt op de vorige soort, maar is veel kleiner(125 cM.) en heeft minder geel aan den snavel, de

kin is niet geel.'s Winters, vrij zeldzaam.

Zwaan.(Cygnus olor, Cygne tubercule, Mute Swan, Schwan,

Knobbelswan.)

Wit, snavel rood, de onbevederde huid aan densnavelwortel en om 't oog, benevens de voorhoofds-knobbel zwart. 14o cM.

's Winters langs de stranden en op de meren, in 'tvoorjaar nogal veel op den doortrek. Ze vliegen in een

lijn, de lange halzen vooruitgestrekt.

Wilde gans.

(Ansel, anser, Oie cendree, Grey Lag Goose, Graugans,

Skiere Goes.)

Bruin met donkerder vlekken en lichte randen,vleugeldekveeren nabij het polsgewricht blauwgrijs,dekveeren van den staart wit, buik wit, staart zwartmet witte zoomen, snavel en pooten rood, de topvan den bovensnavel (nagel) wit. 8o cM.

In voor- en najaar doortrekkend in groote troepen,zwerven ook 's winters rond. Ze eten gras, wintergraan,ook waterplanten. Vroeger broedden ze hier en daar in

Friesland.

82

Page 94: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Kolgans.(Anser albifrons, Oie rieuse, White fronted Goose,

Bldssengans, Blgsgoes.)

Kleiner dan de vorige soort, snavel gelig, nagelwit, voorhoofd wit tot midden op den kop. 75 cM.

's Winters en op den trek vrij veel.

Dwerggans. (Anser erythropus.)

(Oie naive, Lesser white fronted Goose, Zwerggans Lytse

Goes.)

Als de vorige soort, maar veel kleiner.Wintergast, tamelijk zeldzaam.

Rietgans.(Anser f. /abalis, Oie sauvage, Bean Goose, Saatgans,

Swartkopgoes.)

Snavel en pooten oranje, nagel zwart, buitenstestaartveeren grijs, overigens als de vorige soorten.8o cM.

Wintergast, vaak zeer talrijk.

Kleine Rietgans.(Anser brachyrhynchus, Oie a bec court, Pink footed

Goose, Rotfussgans, Readpoatgoes.)

Snavel en pooten paarsrood, nagel zwart. 65 cM.

Wintergast, minder algemeen dan de vorige soort.

Sneeuwgans.(Anser h. hyperboreus, Oie hyperborde, Snow Goose

Schneegans, Sniegoes.)

Wit, pooten en snavel rood, groote slagpennenzwart. 65 cM.

Bezoekt 's winters ons land in kleine troepjes, zeld-zaam.

83

Page 95: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Roodhalsgans.( Branta ruficollis, Bernache a cou rouge, Red breasted

Goose, Rothalsgans, Readboarstgoes.)

Zwart, voor de oogen een witte vlek, hals, borsten oorstreek roodbruin, omzoomd met zwart en wit,

buik en omgeving van den staart wit,

Bezoekt in den winter in klein aantal ons land.

Brandgans.(Branta leucopsis, Bernache a Joues blanches, Barnacle

Goose, Weisswangengans, Paugoes.)

Bovenzijde donker met mooi afwisselende zwarteen witte dwarsbanden, stuit wit, staart zwart, voor-hoofd, wangen en keel wit, de rest van kop en halszwart, borst en buik wit, snavel en pooten zwart.

Komt 's winters in gering aantal voor langs de stranden.

Rotgans.(Branta b. bernicla, Bernache cravant, Brent Goose,

Ringelgans, Rotgoes.)

Bijna heelemaal zwart, alleen een paar halsvlekken

en de omgeving van den staart wit, de zwarte staart,

Rotgans.

zelf ligt verscholen tusschen de witte dekveeren.

55 cM.

84

Page 96: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Zeer veel in den winter op de Wadden, rondpikkendin zeegras en groen wier. Ze trekken zoowel bij dag als

bij nacht en roepen kort „rot, rot".

Witbuikrotgans.(Branca bernicla hrota.)

Enkele keeren waargenomen.

Bergeend.(Tadorna tadorna, Tadorne, Sheldrake (duck), Brandgans

Bergein.)

Snavel rood, kop en hals groen, een breede bandom rug en borst bruin, buik zwart, zijden wit,vleugelspiegel groen, staart wit met zwarten rand.Het mannetje is 't grootst en heeft een rooden voor-hoofdsknobbel. 6o cM.

Het heele jaar door zijn er bergeenden langs onzestranden to vinden, waar ze zich vooral voeden met kleingedierte uit 't slib. Ook eten ze gras op de manier derganzen. Ze broeden vrij veel op de eilanden (ook in Zee-land en Zuid-Holland) in konijnenholen, ook wel onderduindoorns (Schiermonnikoog) of helm (Rottum). OpRottum broeden er ook in kunstholen.

Het nest bestaat geheel uit grauw dons; io-15 eierenwit 6.4 x 4.8 cM.

Wilde Eend.( Anas p. platynhyncha, Canard-Sauvage, Mallard.

Marzente, Ein.)

Mannetje. Kop groen, halskraag wit, keel en borstbruin, zijden mooi parelgrijs, spiegel blauw met zwart

met witten rand, staartdekveeren zwart, sommige

boogvormig omhooggekruld.

Wijfje .Bruin met donkere vlekken en lichteranden, vleugelspiegel blauw met zwart en wittenrand.

De meest algemeene van onze eenden, menigvuldig op

85

Page 97: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

den trek en overal broedend. Het eendenpaar, hoogvliegend in de lucht, meestal 't mannetje achter 't wijfje,is vooral in 't voorjaar een zeer gewoon schouwspel.

86

Page 98: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Later vliegen bij 't vallen van den avond heele troepen

naar de graan- en erwtenakkers, waar ze 's nachts geduchthuishouden. De eenden zijn alleseters. In den voorzomer

vertoeven de mannetjes der broedende eenden bij hon-

derden op de plassen, later als ze ruien en niet kunnenvliegen, verschuilen ze zich tusschen 't riet. In 't zomer-kleed lijkt 't mannetje veel op 't wijfje. Duizenden wor-den in 't najaar in de eendenkooien gevangen.

't Nest ligt tusschen gras en zeggen, ook op boom-stompen, 't is van gras en dons; 8—i2eieren, lichtgroen

of wit. 5,6 x 4 cM.

Krakeend.

(Anas strepera, Chipeau bruyant, Gadwall, Mittelente,

Eastein.)

Mannetje. Kop donker bruingrijs, mantel en borstbijna zwart, met lichtere dwarsranden, spiegel wit,daarnaast een bruine vlek, snavel zwart.

Wijfje. Bruingrijs, de witte vleugelspiegel kleinerdan bij 't mannetje.

Zeldzaam, zoowel als broed-, als als trekvogel.Nest van gras, met lichtbruin dons; 8-12 eieren,

roomkleurig soms groenachtig. 5.4 x 3.8 cM.

Wintertaling.(Anas c. crecca, Sarcelle d'hiver, Common Teal,

Krickente,

Mannetje. Kop en borst bruin met door en achter

't oog een groene vlek, borst wit, met rondachtige

donkere vlekken, overigens grijs.Wijfje. Snavel donker, vleugelspiegel groen, pooten

donker.Broedt hier en daar in 't land, vertoont zich echter

vooral op den trek en gedurende den winter. Einde Julivertoonen zich al groote zwermen op 't Naardermeer en

87

Page 99: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

daar blijven ze tot April. In dien tijd houden ze mooie

vliegoefeningen, troepsgewijze.Nest van gras, met donker dons; 8—ro roomkleurige,

soms lichtgroene eieren. 4 .5 x 3.3 cM.

Zomertaling.(Anas querquedula, Sarcelle d'e'te, Garganey, Kndckente,

Skiertjilling.)

Mannetje. Kop en borst bruin, over 't oog eenbreede witte streep, schouderveeren zwart met witte

schaft, zijden grijs, 4o cM.Wijfje. Bruingrijs, snavel blauw met zwarten

nagel, pooten donker.Komt minder algemeen voor dan de wintertaling, is

als broedvogel evenwel niet zeldzaam, vooral in het 0.en Z.

Nest van gras en dons; 8-12 roomkleurige of geel-achtige eieren. 4 .5 X 3.2.

Blauwvleugeltaling. (Anas discors.)

Werd eenmaal in ons land waargenomen, heeft meer

blauw op de vleugels dan de vorige soort en is over 't

geheel donkerder.

Smient.(Anas penelope, Siffleur penelope, Wigeon, Pfeifente

Smjunt.)

Mannetje. Kop bruingeel, met gele kuif, mantelparelgrijs, fijn donker gevlekt. Schouderveeren zwartmet wit omzoomd, spiegel groen met zwarten rand,borst rossig, zijden grijs. 5o cM.

't Wijfje is bruingrijs, heeft een blauwen snavel

met zwarten nagel en den spiegel groen.Deze prachtige eend komt op den trek en in den winter

veel voor, in 't bijzonder op de Wadden, langs de Zuider-

88

Page 100: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

zee en op de Zeeuwsche stroomen. Reeds in December

vertoonen de mannetjes aardige kop- en nekbewegingen.Ze roepen: „wjieuw, wjieuw", ook onder 't vliegen. Waar-schijnlijk broeden zij ook bier en daar.

Nest van gras en biezen met zeer donker bruin dons;eieren, geelwit 5.5 x 3.8 cM.

Pijlstaart. (Anas a. acuta, Filet acuticaude, Pintail,Spitzente, Pylkstirt.)

Mannetje. Snavel spits, blauw, kop en nek bruin,langs den nek een lange witte streep, die uitlooptin de witte borst en buik; mantel grijs, schouder-

veeren zwart met witte zoomen, spiegel groenmet bruinen rand, omgeving van den staart zwart,staart lang en spits.

't Wijfje is bruingrijs, maar aan den langen neken spitsen staart van andere eendewij fj es gemakkelijkto onderscheiden.

Veel op den trek en gedurende den winter, broedt ookhier en daar.

Nest tusschen gras en helm, soms op kaal zand, vanbruin-met-wit dons; 7—Jo eieren, bleekgroen of geel-achtig. 5.8 x 3.6.

Slobeend.(Spatula clypeata, Souchet commun, Shoveler, LOffelente,

Slob.)

89 7

Page 101: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Suave! even lang als 't hoofd, dicht bij den top 'tbreedst. 't Mannetje heeft den kop groen, borst wit,buik donkerbruin, vleugelspiegel groen, kleine vleu-geldekveeren blauw, pooten rood.

't Wijfje is bruin met lichte en donkere vlekken,

met blauwe vleugeldekveeren en groenen spiegel.Tamelijk veel op den trek, broedt ook door 't heele

land, vooral in natte duinvalleien; 4o a 50 % van de

eenden in de zomervergaderingen aan de Mui zijn slobbers.Het nest is van gras en dons; 5 of 6 geelachtig witte

of bleekgroene eieren. 5.3 x 3.8 cM.

Krooneend.(Netta rufina, Nette rousse, Red crested pochard,

Kolbenente, Readkop.)

Mannetje: Snavel rood, kop roodbruin, met kuif,nek zwart, keel, borst, buik en onderste staartdek-veeren zwart; rug en zijden grijs, vleugelspiegel wit.

55 cM.'t Wijfje heeft den snavel okerkleurig, wangen en

oorstreek bijna wit.Tamelijk zeldzaam op den trek en 's winters, broedtwellicht in 't Naardermeer.Nest op natte plekkdn van biezen en blaren; 7-10

groene eieren. 6 x 4 .4 cM.

Tafeleend.(Nyroca ferina, Fuligule milouin, Pochard, Tafelente,

Kar-ein.)

Mannetje. Snavel blauw met zwarten nagel, koproodbruin, rug en zijden mooi parelgrijs, borst en

buik zwart. 48 cM.Wijfje.' Onderzijde wit, ook wangen wit, overigens

bruin en grijs.'s Winters veel op de plassen, broedt ook bier en daar

door 't heele land.

90

Page 102: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Nest van gras met bruin dons; 7—ro groenachtige

eieren 6.2 X 4.4 cM.

Witoogeend.(Nyroca n. nyroca, Fuligule nyroca, White eyed pochard,

Moorente, Brune Dicker.)

Mannetje. Snavel blauwgrijs, kop donkerbruin,borst kastanjebruin, rug donkergrijs, iris wit, vleugel-

spiegel wit. 36 cM.Wijfje. 't Bruin met gele randen.

Nogal zeldzaam op den doortrek; op 't Naardermeeroverwinteren enkele exemplaren. Een enkele maal broe-

dend aangetroffen.

Kuifeend.(Nyroca Fuligule morillon, Tufted duck, Reiher-

ente, Tilf-ein.)

Mannetje. Kop zwart, met afhangende kuifveer-tjes, rug zwart, zijden en buik wit, snavel blauw,met zwarten nagel. 42 cM.

Wijfje. Kop bruin, rug bruingrijs, zijden en

buik wit.Overwintert in groote menigte op meren en plassen

en langs de kust, blijft tot in April troepen vormen, demannetjes zwemmen dan rond met den nek hoog ge-strekt. Broedt hier en daar in ons land, maar zeldzaam.

AA%Kuifeend.

't Nest op natte plaatsen tusschen biezen, is van grasmet geheel bruin dons, 8-12 lichtbruine of groenachtigeeieren. 5.8 x 4.2 cM.

91

Page 103: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Toppereend.(Nyroca manila, Fuligule milouinan, Scaup, Bergente,

Dolling.)

Mannetje: Kop zwartgroen, nek keel, borst, stuiten onderstaart zwart, rug grijs met donkere dwars-vlekjes, spiegel groen, zijden wit.

Wijfje. snavel blauw, kop bruin, rondom snavel inde oorstreek wit. 48 cM.

Overwintert in groot aantal op de plassen en bij deeilanden. Zou misschien ook bier kunnen broeden.

Brilduiker.(Bucephala clangula clangula, Garrot vulgaire, Golden eye,

Schellente, Knob.)

Mannetje. Kop blauwgroen met groote witte vlekbij den grijzen snavel, overigens wit met zwartgroenestrepen.

Wijfje. Kop bruin, snavel zwart, verder zwartgrijsmet witten buik en borst, ook veel wit op de yleugels.

's Winters veel op de plassen en langs de stranden. Demannetjes maken aardige kopbewegingen. Onder 'tvliegen maken ze een jingelend geluid (Belduiker,Ringeler).

IJseend.(Clangula hyemalis, Harelde de Miquelon, Long tailed

Duck, Eisente, Iis-ein.)

Mannetje. Snavel zwart-rood-zwart, kop geelwitmet donkere zij- en nekvlek, keel wit, borst en buikzwart, rug wit en zwart, vleugel groen met bruin,zeer lange donkergroene staartpennen. 54 cM.

Wijfje. Kop wit, snavel blauw, rug bruin metzwarte middenvleklcen, onderzijde wit, pooten groen.

Komt 's winters soms vrij veel langs de kust (Rottum,Dollard).

92

Page 104: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Eidereend.(Somateria mollissima, Canard Eider, Eider Duck,

Eiderente, Eidergoes.)

Mannetje. Snavel en twee nekvlekken groen, door't oog een zwarte vlek, borst rose, rug wit, buik enzijden zwart.

Wijfje. Heelemaal gelijkmatig bruin met donkerevlekken, pooten en snavel als bij 't mannetje. 6o cM.

's Winters soms nogal veel op Wadden en Zuiderzeeen langs de kust. Sedert 1906 broeden enkele paren opVlieland.

Nest op den grond, tusschen helm, van zeer lichtbruin

dons; 3-8 eieren, groenachtig. 7.8 X 5.1 cM.

Zwarte Zeeeend.(Oidemia n. nigra, Macreuse noire, Black Scoter,

Trauerente, Swarte Seduker.)

Zwart, onderzijde lichter; 't mannetje heeft op denbovensnavel een gele vlek; pooten groengrijs.

Komt 's winters in groote scharen langs de stranden,enkele voorloopers verschijnen reeds in Juli.

Groote Zeeeend.(Oidemia f. fusca, Macreuse brune, Velvet Scoter,

Sammtente, Greate Brune Dakelein.)

Bruin, met witten vleugelspiegel, pooten en teenenrood, zwemvliezen donker, wijfje bruin.

's Winters en in 't voorjaar in klein aantal langsde kust. Op den trek talrijk.

Gebrilde Zeeeend.(Oidemia perspicillata, Macreuse a lunettes, Surf Scoter,

Brillenente.)

Man netje. Zwart op voorhoofd en achterhoofd

93

Page 105: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

een witte vlek. Een zwarte vlek aan de basis van deoranje snavel.

Wijfje Bruingrijs met wangen en achterhoofdwitachtig.

Broedt in het Amerikaansch Noordpoolgebied en komt's winters nog al eens zwerven in de Oude Wereld. Eens

in Nederland.

Witkopeend.(Oxyura leucocephala, Erismature a tete blanche,

Ruderente.)

Mannetje. Kop wit, boven op de schedel zwart,verder bruin met fijne zwarte dwarsstrepen, staartlang, uit 18 smalle pennen bestaande.

Wijfje. Kop bruin, wit onder de oogen, snavelblauw.

Slechts driemaal in Nederland gezien.

Groote Zaagbek.(Mergus m. merganser, Harle bihre, Goosander, Grosser

Sager, Greate Bunte Dukel-ein.)

Mannetje. Kop groenzwart, snavel rood, borst enzijden zalmkleurig, rug zwart, vleugels lichter.

Wijfje. Kop bruin met wilde kuif, kin wit,overigens grijs, witte vlekken op den vleugel. 62 cM.

's Winters tamelijk veel voor de kust, ook wel op plassen.

Middeiste Zaagbek.(Mergus serrator, Harle huppe, Red breasted Merganser,

Mittlerer Sager, Bunte

Mannetje. Kop groenzwart met wilde kuif, nekwit, borst rossig, bruin gevlekt, rug donker, vleugelmet veel wit, vooraan met mooie, witte, zwart om-

zoomde veertjes. 55 cM.

94

Page 106: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Wijfje. Kop bruin met kuif, overigens grijs, veelwit op de vleugels.

's Winters veel langs de kust, een enkel paar heeftgebroed op de Noordwestplaat bij Rottum.

Nonnetje.(Mergus albellus, Piette blanche, Smew, Kleiner Sheer,

Skoar.)

Mannetje. Wit, met zwarte vlekken om 't oog,

zwarte strepen over schedel, langs nek en zijden enover den rug, snavel blauw. 44 cM.

Wijfje. Snavel grijs, kop kastanjebruin, keel wit,lichaam grijs, met zwarten vleugelspiegel.

In den winter langs de kusten en op de plassen en degroote rivieren.

ORDE DER ROOFVOGELS.( Falconiformes.)

De snavel is vrij kort, maar krachtig; de bovensnavelmet een scherpen punt over den ondersnavel heengebogenen aan zijn wortel bedekt met een onbevederde, meestalonbehaarde huidplooi, de washuid, daarin liggen de neus-gaten. Klauwen krachtig, scherp, in een kwartcirkel ge-bogen. Ze voeden zich in hoofdzaak met gewerveldedieren, maar verdelgen ook een massa insecten (boom-valk, wespendief, kiekendieven). De onverteerbare deelenvan hun voedsel (huid, haar, veeren, dekschilden) wordenuitgebraakt als „haarballen".

Door eeuwenlange vervolging zijn de roofvogels voort-

durend zeldzamer geworden, alleen de sperwer, torenvalk,

buizerd en de kiekendieven worden nog al eens gezien.Een roofvogel is in de lucht altijd to herkennen aan hetlange staartgedeelte van het lichaam, terwijl van kop enhals slechts weinig to zien komt.

95

Page 107: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

GIERENFAMILIE. ( Vulturidae.)

Vale Gier.

(Gyps f /tams, Vautour Griffon, Griffon Vulture, Weiss-

kopfiger Geier.)

Kop en hals onbevederd, alleen bedekt met wit-achtig dons, een kraag van veertj es aan 't eind vanden hals.

Deze vogel werd eenige malen in ons land waargenomen.

VALKENFAMILIE. (Falconidae.)

Bruine Kiekendief.

(Circus a. aeruginosus, Busard Harpaye, Marsh harrier,Rohrweihe, Koop, Haneschrobber, Rietwouw,

Hoanskrobber.)

Mannetje en wijfje verschillen weinig in kleur, zezijn geheel bruin; kop, keel en vleugelhoek bruingeel,goudgeel of roomkleurig, al naar den ouderdom,staart grijs. De bruine „broek" en bruine staartdek-veeren maken deze soort gemakkelijk herken-baar. . 55-58 cM.

Overal in rietmoerassen, sommigen blijven 's winters.

Ze jagen laag over de riettoppen, verheffen zich hoog inde lucht, als ze spelen bij 't nest, roepen dan ook: „ki, ki,

ki, ki, ki", zeer snel, maken ook een fluitend geluid.Houden onder 't vliegen evenals de meeste roofvogels depooten recht achterwaarts gestrekt. Voeden zich met alleswat in 't rietland leeft.

Het nest wordt gebouwd tusschen 't riet, van riet-stengels en gras; 3-6 blauwachtig witte eieren, somsbruin gevlekt. 4 .9 X 3.8 cM.

96

Page 108: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Grauwe Kiekendief.

(Circus pygargus, Busard Montague, Montague's Harrier,

Wiesenweihe, Lytse Hoanskrobber.)

Mannetje: Blauwgrijs, als de volgende soort, maar

met een zwarte dwarsband op de middelste vleu-geldekveeren. Staartdekveeren niet zoo zuiver wit.

45 cM.Wijfje: Bruin, onderzijde licht met donkere vlek-

ken, van de volgende soort moeielijk to onder-scheiden, de slagpennen 2, 3 en 4 met ingesnedenbuitenvlag; 48 cM.

Komt in April en zwerft nog laat in 't najaar rond.Broedt zoowel in heiden en duinstreken als in moerassen

(in 't Naardermeer, maar niet geregeld), veel op deWadden-eilanden.

Nest op den grond, van riet en gras, soms haast nietanders dan een kuiltje in 't 'zand; 4-6 eieren, blauw-achtig wit, zelden met bruine vlekjes. 4.2 x 3.4 cM.

Blauwe Kiekendief.

(Circus c. cyaneus, Busard St. Martin, Hen Harrier,Kornweihe Elzenpuist, Blauwe Hoanskrobber.)

Mannetje. Bovenzijde blauwgrijs, onderzijde wit,

aan keel en borst blauwgrijs, groote slagpennenzwart, slagpennen 3, 4 en 5 met ingesne len buiten-

vlag, staartdekveeren zuiver wit, washuid geel, snavelblauwzwart, pooten geel, klauwen zwart; 48 cM.

Wijfje. Rugzij bruin, met lichte en donkere vlek-ken, groote slagpennen donkerbruin met witte eind-

vlekken, staart grijsbruin met vijf donkere dwars-banden, hals, keel en borst bruingrijs met donkerelengtevlekken, buik en dekveeren van de staart wit.50 cM.

Komt door 't heele land voor, zeldzaam, 't meest inlandbouwstreken, waar ze ijverig jacht maken op veld-.

97

Page 109: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

muizen, hagedissen, insecten, vogels; ze vliegen dan heellaag bij den grond en blijven lang op eenzelfde stuk, zebroeden in 't Oosten en Zuiden van ons land. Wie weet

waar ?'t Nest van takken en gras bevindt zich meest op den

grond en bevat 4-6 blauwachtig witte eieren, soms met

bruine vlekken. 4.5 x 3.5 cM.

Steppenkiekendief.( Circus macrourus, Busard blafard, Pallid Harrier,

Steppenweihe.)

Lijkt veel op de blauwe kiekendief, maar heeftde witte staartdekveeren rossig gevlekt.

Slechts enkele malen in ons land waargenomen.

Havik.( A ccipiter g. gallinarum, A utour , Goshawk, Habicht, Hauk.)

Bovenzijde aschgrauw, vleugels en staart met don-kere dwarsbanden, kop bijna zwart, wenkbrauw-streep wit, onderzij wit met veel donkere dwars-

banden, onderstaartdekveeren wit, washuid geel, sna-vel hoornkleurig. 't Wijfje is + 6o cM. lang, 't

mannetje 5o cM. Jongen sterk gevlekt.

Broedt zeer zelden, beoosten de Vecht en bezuiden deMaas, vertoont zich soms op den trek. Ze vallen zelfs

hazen en fazanten aan.'t Nest ligt in hooge boomen en bestaat uit takken

o.a. ook dennetakken met de naalden er nog aan; 3-5blauw-groene soms bijna witte, zelden gevlekte eieren,5.8 x 4.5 cM.

Sperwer.( A ccipiter n. nisus, Ebervier, Sparrow Hawk, Sperber,

Koekoeksveeren, Sparwer.)

Bovenzijde blauwgrijs, borst met donkere en lichte

98

Page 110: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

dwarsstreepen, vleugels en staart met donkere dwars-banden, 't mannetje 32 cM., jongen sterk gevlekt.'t Wijfje + 38 cM., washuid geel, snavel hoorn-kleurig, pooten geel.

Broedt beoosten de Vecht en bezuiden de Maas, ook

wel in de duinen, vertoont zich overal gedurende dentrektijd en in den winter. Ze jagen laag bij den grond,vervolgen hun proof zelfs door 't kreupelhout en grijpen

ook zittende vogels, meest zangvogeltjes of kiekens. Ze

roepen in den broedtijd vlug en helder „kji-kji-kji".'t Nest ligt in de boomen, veelal in dennen en sparren

en is gebouwd van doode takken; 3-5 eieren, groen-achtig wit, soms ongevlekt, maar veelal met roodbruineen violette vlekken, die ook wel eens een kring vormenom het breede Bind. 4 x 3.3 cM.

Ruigpootbuizerd.(Buteo 1. lagopus, Buse pattue, Rough legged buzzard

Eagle, Rauhfussbussard, Deen, Ruchpoatfalk.)

Bruin, kop en hals wit, staart wit met een breedezwarte zoom dicht bij 't einde, onderzijde lichtgrijsmet donkere vlekken, loop bevederd tot aan deteenen, washuid en teenen geel. Wijfje 65 cM.,mannetje 55 cM.

Gedurende het winterhalfjaar vertoonen zich enkelevan deze vogels, soms twee of drie bij elkaar; ze komenvaak in de krant als arenden.

Buizerd.(Buteo b. bitteo, Buse ordinaire Common Buzzard

Mdusebussard, Haneschop, Mazefalk.)

Bovenzijde bruin, met lichte randen om de veer-tjes, staart korter dan bij de andere roofvogels,onderzijde licht met donkerbruine lengtevlekken,

broek bruin, washuid geel, pooten ook kort, geel,

99

Page 111: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

snavel zwart, staart met 10-14 donkere dwars-

banden. Wijfje 6o cM., mannetje 57 cM.

Broedt bier en daar in 't land, vroeger ook in deduinen, op den trek soms zeer talrijk (in vluchten van

wel honderd stuks). Door den korten staart en kortepooten in zittende houding gemakkelijk van andere

roofvogels to onderscheiden. In den broedtijd roept hij

„kliauw", wat soms wel lijkt op 't mauwen van een kat.Nest van takken (meestal voorzien van frissche

bladeren) in boomen of op den grond; 2-4 eieren, wit,of groenachtig wit, meestal ongevlekt, soms met bleek-roode of bruine vlekjes. 5.8 x 4 .5 cM.

Valkbuizerd. (Buteo b. Zimmermannae.)

Eenige malen waargenomen in verschillende maanden.

Arendbuizerd. (Buteo f. ferox.)

Eenmaal bij Amsterdam geschoten.

Steenarend.(Aquila ch. chryscatus, Aigle fauve, Golden Eagle,

Steinadler, Kenings-Earn.)

Bruin, met lichtere randen aan de veeren, staartbijna zwart met halfweg eenige lichtgrijze dwars-banden, kop en nek goudbruin met smalle donkerelengtestreepen. Pooten bevederd tot op de teenen,snavel recht, zoover de washuid reikt, washuid enteenen geel, snavel en klauwen zwart. Mannetje 85

cM., wijfje r M.Vertoont zich zelden in den winter in ons land, broedt

in Schotland en in de berglanden van Midden- en Noord-Europa, Aziè, Amerika, ook in 't Noorden van Afrika.

100

Page 112: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Bastaardarend.(Aquila clanga, Aigle oriental, Larger spotted eagle,

Grosser Schreiadler.)

Donkerbruin, op den rug bij zwart af, achterhoofdlichter van kleur, staart zoo goed als gelijkmatig

bruin, 't wijfje 8o cM., mannetje 70 cM.

Een keer of acht in ons land gevangen, in October enNovember.

Schreeuwarend.(Aquila p. pomarina, Aigle criard, Lesser spotted eagle,

Kleiner Schreiadler.)

Gelijkt op de vorige soort, maar is in alle deelen

kleiner, vleugellengte minder dan 5o cM.Enkele malen in ons land gevangen.

Zeearend.(Haliaetus albicilla, Pygargue ordinaire, Sea eagle,

Seeadler, Goes-earn.)

Bovenzijde bruin, aan den kop lichter, staart wit,bovendekveeren van den staart wit met bruine ran-den , keel en borst licht met donkere lengtevlekken,loop niet geheel bevederd; washuid, snavel en pootengeel. Wijfje i M., mannetje 85 cM.

De jonge vogels zijn sterk gevlekt, donkerbruin,

roodbruin, witachtig, hun staart is licht geelbruin,en ze hebben een zwarten snavel.

Wordt iederen winter waargenomen, vooral in deduinen, soms twee of drie bij elkaar. Ze houden dan nog

al huis onder de konijnen en fazanten.

Slangenarend.(Circaetus gallicus, Jean le Blanc, Short-toed Eagle.

Natternadler.)

Rug aschgrauw-bruin, kop lichter, onderzijde wit

IOI

Page 113: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

met donkere vlekken, washuid en pooten blauw ,64-72 cM.

Vijfmaal sedert 1838 in ons land waargenomen in 'tnaj aar.

Milaan.(Milvus m. milvus, Milan royal, Red Kite, Roter Milan,

Wouw, Glee.)

Bruin, kop en keel witachtig met donkere lengte-streepj es, staart gevorkt. 65 cM.

Wordt enkele keeren waargenomen, zeer zelden; heeftvroeger in ons land gebroed.

Zwartbruine Milaan.(Milvus ;n. migrans, Milan noir, Black Kite, Schwarzer

Milan.)

Donkerbruin, kop en keel wit met donkere stree-pen, snavel zwart, aan 't begin geelachtig, staartgevorkt. 6o cM.

Werd eenige malen in ons land gevangen, meest isMei en Juni. Dezen vogel ziet men veel langs de Zwit-sersche meren.

Wespendief.(Pernis a. apivoris, Guépier ordinaire, Honey Kite,

Wespenbussard, Bijenarend, Hunichfalk.)

Rug donkerbruin, met lichtere randen om de

veeren, in den nek een lichte plek, staart met driedonkere dwarsbanden, kop en nek grijs, onderzijdelicht met donkere vlekken, in 't midden klein, maaraan de zijden heel groot, washuid grauw, snavelzwart. 63 cM., wijfje kleiner.

Broedt zeldzaam beoosten de Vecht en bezuiden deWaal. Hij voedt zich hoofdzakelijk met insecten, vooralwespen en hommels, die hij uit hun nesten haalt, komt

102

Page 114: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

daarvoor veel op den grond; eet ook muizen, wormen,

slakken en vogels. Een echte zomervogel.

Neemt meestal een oud nest van andere vogels in ge-bruik; meestal twee (zelden 3 of 4) eieren, licht, prachtiggevlekt met bruin. 5.2 x 4.2 cM.

Giervalk.

(Falco r. rusticolus, Faucon Gerfaut, Gyr falcon, Geier-

falke.)

Rug grijsbruin met rose randen, onderzijde rossigwit met lange donkere vlekken. 55-6o cM.

Slechts enkele malen in ons land gezien; zijn ver-

wa nt, de Witte Giervalk ( F, r. candicano) ook eenmaal.

Slechtvalk.

(Falco p. peregrinus, Faucon pelerin, Peregrine Facon,Wanderfalke, Falk.)

Blauwgrijs, naar den staart toe lichter, met don-kere dwarsstreepen, kop, nek en bovendeel van denmantel bijna zwart, voorhoofd wit, een mondhoek-streep zwart, onderzijde wit met op de borst zwartedwarsstreepen, washuid geel, snavel blauw. 37 cM.

't wijfje 42 cM.De jongen zijn meer gevlekt, hebben een blauwen

washuid en de onderzijde met lengtestreepen.De slechtvalk vertoont zich het heele jaar door, het

meest op den trek en in den winter en komt dan ook welin de steden huis houden onder de duiven. Is een enkelekeer broedend waargenomen op een der Noordzee-eilanden.

Barbarijsche Slechtvalk.

(Falco peregrinus pelegrinoides.)

Slechts eenmaal in ons land gezien.

103

Page 115: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Boomvalk.

( Falco s. subbuteo, Faucon hobereau, Hobby, Baurnfalke,Blauwe Wikel.)

Rug leiblauw, kop donkerder, voorhoofd en wenk-brauwstreep wit, een breede streep onder de oogenzwart, keel en borst rossig met groote donkeren

lengtevlekken, broek bruinrood, washuid en pooten

geel, snavel blauwzwart. 27.5 cM. 't wijfje 32 cM.De boomvalk broedt in gering aantal door het heele

land, vertoont zich vrij veel op den trek en ook welgedurende den winter. In den broedtijd roept hij evenalsde torenvalk: „kli, kli, kli, kli". Hij eet vooral insecten(libellen!) maar ook wel vogels, zelfs zwaluwen.

Neemt meestal een oud kraaiennest; 3-5 eieren, zeer

dicht roodbruin gevlekt. 4.1 X 3.3 cM.

Snelleken.

( Falco columbarius aesalon, Faucon dme'rillon, Merlin,

Merlinfalke, Stienfalk.)

Leiblauw, kop donkerder, voorhoofd en wangen

licht met zwarte streepjes, keel zuiver wit, onder-zijde van 't lichaam rossig wit met smalle zwarte

lengtestreepen, staart leiblauw met een breedenzwarten dwarsband, washuid geel, pooten geel, 25cM. wijfje iets grooter en meer roodbruin.

Deze vlugge roovers vertoonen zich soms vrij veel opden trek, zoowel in 't voorjaar als in den herfst envangen dan nog al veel kleine trekvogeltjes. Ze schijnen

in ons land niet te broeden.Het nest is een kuiltje in den grond, schaars bekleed

met Bras en twijgjes; eieren 4-5, wit, geheel bedektmet roodbruine vlekken, haast niet te onderscheiden van

die van torenvalk of boomvalk. 3.8 x 3 cM.

104

Page 116: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Torenvalk.(Falco t. tinnunculus, Faucon cre'cerelle, Kestrel, Turm-

falke, Reade Wikel.)

Mannetje: mantel en vleugeldekveeren mooi rood-bruin met donkere dwarsvlekken, kop, romp, staart-

dekveeren en staart blauwgrijs, een breede zwarte

dwarsband dicht bij 't einde van de staart; keel enborst wijnrood met zwarte lengtevlekken, broekbleek-roodbruin, washuid en pooten geel; 3o cM.

't Wijfje heeft ook kop en staart roodbruin, is weiniggrooter dan 't mannetje.

De torenvalk komt voor door 't heele land en daar hijzich voornamelijk met muizen voedt, is hij in landbouw-streken vaak aan to treffen. Wanneer zich geen muizenvertoonen, dan neemt hij vogels. Ze komen in Maart,vertrekken in 't najaar, laten zich ook 's winters zien.Nestelen ook in steden, maar meest buiten in boomen,op de Noordzee-eilanden vaak op den grond. Hun lok-roep „Kli, kli, kli", wordt 't meest gehoord in April.

Ze nemen meestal een oud nest, 3-5 eieren, wit, zeerdicht gevlekt met roodbruin. 4 x 3 cM.

Avondvalk.(Falco v. vespertinus, Faucon kobez, Red footed Kestrel

Abendfalke.)

Leigrauw, washuid en pooten bruinrood. 3o cM.Slechts êenmaal in ons land waargenomen.

Vischarend.(Pandion h. halictetus, Balbuzard fluviatile, Osprey,

Fischadler, Fisk-earn.)

Donkerbruin, kop bruin met witte vlekken, eenbreede witte streep van 't oog naar den nek, daar-onder een zwarte streep, onderzijde van 't lichaam,wit, op borst en zijden met donkere vlekken, was-

105 8

Page 117: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

huid blauw, de buitenteen kan achterwaarts ge-draaid worden. 6o cM.

Komt 't heele jaar door hier en daar visch vangen,staat boven 't water to bidden op de manier van toren-

valken, ijsvogels en vischdiefjes. Zou misschien in onsland kunnen broeden.

Bouwt een groot nest, van takken met gras in boomen;

2 eieren, wit met roode en purperen vlekken. 6 x 5 cM.

ORDE DER HOENDERS.

FAZANTENFAMILIE. (Phasianidae.)

Patrijs.(Perdix p. perdix, Perdix, Partridge, Rebhuhn, Veldhoen,

Petrys.)

Bruin, kop en staart ongevlekt, de mantel en dedekveeren van de vleugels met lichte en donkeredwarsstreepen en met witte schaftstreepen. Onder-zijde grijs met op den buik een bruine vlek (hoef-ijzervlek), die bij de mannetje duidelijker en grooteris dan bij de wijfjes. De middelste vleugeldekveerenvan de mannetjes zijn eff en van kleur. Staart mooiroodbru in .

Broedt door 't heele land, 't meest in landbouwstreken,ook op de heide en in de duinen. 't Mannetje kraait, Krie" hooger en former dan de fazant. Ze eten zaden

en insecten, vooral mieren, sprinkhaantjes en kakker-lakken. Na den broedtijd blijft de familie bijeen (koppel)en als ze uiteengejaagd worden roepen ze elkaar met„Krieuw, krieuw". Mannetje en wijfje beschermen hunjongen met veel toewijding.

Nest op den grond tusschen hooge grassen of andereplanten; io-15 ongevlekte olijfbruine eieren 3.5 X 2.5cM.

io6

Page 118: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Kwartel.(Coturnix c. coturnix, Caille, Quail, Wachtel, Kwakkel.)

Grijsbruin met zwarte dwarsstreepjes en . licht-

bruine bijna witte schaftstreepen op de veeren vanmantel en vleugels, kin en keel wit, bij 't mannetjemet een zwarte vlek, borst en buik rossig.

Broedt door 't geheele land, meest in bouwland, in

't Westen van ons land zeldzaam. Het mannetje roept:„kwikmedit, kwikmedat".

't Nest is een holte in den grond, soms gevoerd met

gras; 8-12 eieren, geelachtig wit met bruine vlekken.

3 x 2.3 cM.

Roode Pattijs.(Alectoris r. rufa, Perdrix rouge, Redlegged Partridge,

Rothuhn.)

Grijsbruin, op de zijden met breede zwarte randen,een zwarte keelstreep, onderzijde rossig. 32 cM.

Enkele malen in ons land verwilderd gezien.

Bosehiazant.( Phasianus colchicus, Faisan, Pheasant, Fasan, Fesant.)

Mannetje roodbruin met donkere en lichte vlekken,

de borst met gouden en purperen glansen, kop groenmet oorpluimen. Staart lang en spits.

Wijfje geelbruin met donkere vlekken en met lichte

randen lang de veertjes.De fazanten zijn bier waarschijnlijk al door de Romei-

nen ingevoerd en broeden nu door 't heele land. In April,soms al in Maart, ook in 't najaar hoort men 't kort

en heesch gekraai van 't mannetje. Ze eten allerlei zaden,kleine insecten, jonge brandnetelplantjes en 't voer, datde jager voor hen uitstrooit. Bij gelegenheid ook aard-appeltjes en bloembollen. Toch over het algemeen eernuttig dan schadelijk.

107

Page 119: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

De wijfj es maken hun nest op den grond, onder struikenen tusschen dichten plantengroei; io—zo koffiebruine

eieren. 4.5 x 3.6 cM.

Hazelhoen.(Tetrastes bonasia, Ge'linotte des bois, Hazel grouse,

Haselhuhn.)

Grijs met zwarte en roodbruine vlekken, een

breede zwarte zoom aan 't eind van de staart; bij

't mannetje is de keel zwart, bij 't wijfje wit; 36 cM.

Slechts tweemaal in ons land gezien.

Korhoen.(Lyrurus t. tetrix, Coq de bruyere, Black Grouse,

Birkhuhn, Bfirkhoanne en Bjirkhin.)

't Mannetje is heelemaal zwart, staart liervormigmet prachtig witte onderdekveeren. 6o cM.

't Wijfje is roodbruin met zwarte vlekken en ban-den, staart kort en recht. 45 cM. In 't najaar ge-durende den rui lijken kop en nek van 't mannetje

op die van 't wijfje, de keel is dan wit.De korhoenders zijn in de laatste kwarteeuw in ons

land in aantal toegenomen en broeden vrij veel beoosten

de Vecht en bezuiden de Waal. In 't voorjaar „balderen"

de mannetjes gezellig in den vroegen morgen op de hei,een soort van liefdedans met sleepende vleugels en ge-spreide staart en kolderende geluiden. Er wordt ook bijgevochten. Ze eten vooral plantaardig voedsel o.a.

dennescheuten.'t Nest is een holte in den grond onder heistruiken,

soms gevoerd; 6-10 eieren. licht bruingeel met donker, ,

bruine vlekken 5 x 3.6 cM.

o8

Page 120: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

ORDE DER KRANEN EN RALLEN.

(Gruiformes.)

RALLENFAMILIE. (Rallidae.)

Kwartelkoning.(Crex crex, Roi des cailles, Landrail,'Wiesenknarrer,

Spriet, Schriek, Peersneers, Taepert.)

Bruin met zwarte vlekken en lichte randen, de

vleugeldekveeren mooi kastanjebruin, snavel korter

dan de kop, onderzijde grijs, langs de zijden enkele

witte streepen. 25 cM.Komt in Mei, verdwijnt in 't najaar, een enkele

probeert to overwinteren. Dag en nacht, maar vooral 'snachts roepen ze tusschen 't hooge gras: „Crex-crex", of„snêrs, snêrs". Ze loopen snel door 't gras, kunnen ookgoed zwemmen en voeden zich met slakken, wormen enzaden.

Het nest, .van droog gras, ligt tusschen gras of graanverscholen; 6—io eieren groenachtig wit (of bleekbruin)met roodbruine vlekken. 3.7 x 2.6 cM.

Porceleinhoentje.(Porzana porzana, Marouette tachete'e, Spotted Crake,

Gesprenkeltes Sumpfhuhn, Bunt Reidhintsje.)

Rugzijde bruin, zeer mooi gevlekt met wit, zijdenvan 't lichaam met witte dwarsstreepen, snaveleven lang als de kop, aan 't begin rood, overigensgeelbruin; pooten groen 24 cM.

Broedt zelden in veenmoeras, maar vertoont zichnog al dikwijls op den trek (Maart—April en September—October), ook wel's winters.

't Nest ligt tusschen riet en biezen, vrij groot, ge-bouwd van bladeren van waterplanten; 7-12 eieren,groenachtig rossig bruin met donker roodbruine en grijze

vlekken. 3.5 X 2.5 cM.

109

Page 121: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Klein Waterhoen.

( Porzana parva, Marouette poussin, Little Crake, KleinesSumpfhuhn, Lyts Reidhintsje.)

Rugzijde bruin met weinig witte en veel zwarte

vlekjes, onderzijde leigrauw, langs de zijden van 't

lichaam een paar witte dwarsstreepen. Snavel enpooten als bij de vorige soort, oog rood. 18 cM.

Broedt zeer zelden in de rietmoerassen, werd in delaatste jaren niet waargenomen.

Nest op zeggepollen, bekleed met bladeren van gras,riet en zegge; 4-8 eieren, licht olijfkleurig met veelkleine bruine vlekken. 3 X 2.2 cM.

Kleinst Waterhoentje.

( Porzana pusilla intermedia; Poule d'eau Baillon, Baillon's

Crake, Zwerg-Sumpfhuhn.)

Rug donkerbruin met zwart gevlekt en witge-streept, vleugels bruin met witte randjes langs deduimvleugels en de eerste groote slagpen, keel en

borst leigrauw, buik en onderdekveeren van denstaart zwart met enkele witte dwarsstreepjes, snavelgroen, pooten olijfkleurig. 17 cM.

April—September. Broedt zeer zelden in de riet-moerassen; 't nest is van net en zeggeblaren; 6-8eieren, groenachtig bruin, met roodbruine vlekken, soms

ongevlekt. 3 X 2.2 cM.

Waterral.(Rallus a. aquaticus, Rae d'eau, Water-rail. Wasserralle,

Fluweelhoentje, Wetterhintsje.)

Rug bruin, ieder veertje met zwarte middenvlek,vleugels zwartbruin. Onderzijde leigrauw, zijden van't lichaam en onderdekveeren van den staart mooiafwisselend zwart en wit gestreept, snavel langer

110

Page 122: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

dan de kop, rood, bij 't wijfje is 't begin van denbovensnavel bruin. 3o cM.

Broedt bier en daar in de rietmoerassen, vertoont zich

veel op den trek in Maart en October en wordt dan welaangetroffen zittende in boomen en struiken. Kraait als

't waterhoentje: „krie-ek", maakt ook heel gekke kikker-

achtige en kolderige geluiden.Nest op een zeggepol of zoo iets, van rietblaren; 5-9

eieren, rossig grijs met roodbruine en bleekviolette vlek-

ken. 3.6 X 2.6 cM.

Waterho en.(Gallinula c. chloropus, Poule d' eau, Waterhen, Teich-

huhn, Waterkip, Riethennetje, Reidhintsje.)

Rug bronsachtig bruin, vleugels en staart bijnazwart, onderzijde leigrauw, met witte strepen langsde flanken, onderdekveeren van den staart wit,snavel geelgroen, gedeeltelijk bedekt door het lak-roode schild, dat zich ook nog over 't voorhoofduitstrekt, pooten groen met een rooden band boven't hielgewricht. 32 cM. Deze kouseband ontbreektbij jonge vogels.

Waterhoentje.

Overal waar water is, in den winter zeer veel langs denbinnenkant der duinen. Ze zoeken bun voedsel meest op't land: slakken, wormen, larven, zaden, bloesem, ver-

I I I

Page 123: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Poot vanWaterhoentje.

zamelen in 't water muggenlarven. 't Mannetje kraaitin 't voorjaar: „kriek, kriek", soms zeer luid en aan-

houdend, ook's nachts. De lange teenen stellen 't dier instaat om gemakkelijk over de plompeblaren to loopen.

Nest op zeggebulten of boomstompen, soms vrij hoogin een boom; 8—io grijsbruine bruinrood gevlekte eieren,

4 X 3 c1\11•

Meerkoet.(Fulica a. atra, Foulque, Coot, Moorhuhn, Marolle,

Meerkol, Markol.)

Zwart, onderzijde heel donker leiblauw, snavel

licht voorhoofdschild wit. 37 cM.Overal op de veenplassen, ook 's winters. Ze roepen

kort en kefferid: „koet, koet" en maken ook een geluidalsof er met een hamer op een paaltje wordt geslagen.Ze zoeken hun voedsel, gedierte tusschen en van water-

ptanten, in 't water zelf.'t Nest staat meestal in 't water, ook wel in den mod-

der, is gebouwd van doode bladeren en stengels van lisch-

112

Page 124: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

dodden en egelskop, heeft een mooie oprit en bevat 4-10

heel licht steenroode eieren, dicht bezet met bruine

vlekjes. 5.3 X 3.6 cM.

KRAANVOGELFAMILIE. (Gruidae.)

Kraanvogel.(Megalornis g. gnus, Grue cendre'e, Common-Crane,

Kranich, Kroenekraan, Kraen.)

Rug aschgrauw, duimvleugel en groote slagpennen

zwart, kleine slagpennen grijs, kop gedeeltelijk on-bevederd, rood, zijden van den nek wit, pooten

grijs. i M.

Wordt in 't Oosten van ons land regelmatig gezien opden trek, soms in groote troepen.

TRAPGANZENFAMILIE. (Otididae.)

Groote Trap.(Otis t. tarda, Outarde barbue, Great Bustard,

Grosstrappe, Trapgoes.)

Rugzijde, bruingeel met mooie, fijne, lichte endonkere dwarsteekening, vleugeldekveeren voor 't

grootste deel wit, slagpennen bruin, kop grijs;mannetje heeft lange wijduitstaande veeren om de

mondhoeken, lange bruine sierveeren aan de borst,buik wit, pooten aardkleurig. 110 cM.

Wordt slechts nu en dan in ons land gezien, broedt inZuid-Europa en Hongarije.

Kleine Trap.(Otis t. tetrax, Outarde canepetiere, Lesser Bustard, Zwerg-

trappe, Lytse Trapgoes.)

Rug zandkleurig met fijne zwarte dwarsteeke-

113

Page 125: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

ningen, vleugels wit met zwart, kop grijs, nek enborst bij 't mannetje wit en zwart, bij 't wijfje grijs,

pooten geelachtig. 45 cM.Wordt slechts nu en dan in ons land gezien, vooral in

herfst en winter.

Aziatische Kraagtrap.(Chlarnydotis undulata macqueenii, Houbara ondule'e,

Ruffed Bustard.)

Lijkt op de vorige soorten, maar heeft hoofd en halsversierd met lange zwarte en witte kraagveeren; 70 cM.

Slechts een enkele maal in ons land waargenomen,broedt in Centraal Azie.

ORDE DER WAADVO6ELS.(Charadriiformes.)

PLUVIERENFAMILIE. (Charadriidae.)

Goudpluvier.(Charadrius a. oreophilos, Pluvier dove, Golden Plover,

Goldregenpfeifer, Tuter, Wilster.)

Rug, schedel en staart goudgeel, gevlekt en ge-streept met zwart en wit, voorhoofd en wenkbrauwwit, teugels, wangen, borst en buik zwart met eenwitten zoom. Onderdekveeren -van staart en vleu-

gels en okselveeren wit, snavel en pooten zwart.2 7 cM.

Het wijfje heeft 't zwart ietwat vlekkig; in 'twinterkleed verdwijnt 't zwart aan kop en onder-

zijde van de romp geheel.Ze roepen zacht en klagend „tuut, tuut", of „tlie,

the". Tot nu toe broeden er nog enkele paren in de

Peel en in Drente.

I 14

Page 126: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Het nest is een vlak kuiltje, soms bekleed met mos ofhei; 4 eieren, grijs of bruin, met veel zwarte vlekken.5.2 x 3.5 cM.

Noordelijke Goudpluvier.(Charadrius a. apricarius.)

Verschilt van de vorige soort in het zomerkleeddoor de algemeene bleekere tint, het goudgeel minder

sterk. In het winterkleed zijn beide soorten haast

niet to onderscheiden.De meeste plevieren die in den trektijd bij duizenden

ons land passeeren, hier ook wel overwinteren, in kleinaantal zelfs overzomeren, behooren ook deze soort. Zeer

nuttig op het bouwland door het verdelgen van slakkenen insecten. Broedt in Noord-Europa.

Aziatische Goudpluvier.(Charadrius dominicus fulvus, Lesser Golden Plover,

Kleiner Goldregenpfeifer.)

Lijkt veel op de goudpluvier, maar heeft de oksel-veeren donkerbruin, is ook kleiner. 24 cM.

Komt nu en dan op den trek voor.

Morinelpluvier.(Caradrius morinellus, Pluvier guignard, Dotterel,

Mornell, Greate Biinte Wilster.)

Rug vaalbruin met gele strepen en randen, boven-kop zwart, voorhoofd en teugel wit, zoo ook wangenen keel, over de borst en dwarsband, bruin, wit,zwart, de borst verder zwart, opzij oranje. In den

winter wordt 't zwart en wit vervangen door grijs.'t Oranje wordt licht bruingeel, op de borst blij fteen smal wit dwarsbandje.

Komt enkele keeren op den trek voor, is zeer mak.In Juni in prachtkleed waargenomen in de duinen vanBloemendaal.

Page 127: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Strandpluvier.(Charadrius a. alexandrinus, Gravelot a collier interrompu,

Kentish Plover, Seeregenpfeifer, Froekie, Griltje,

Dakelmantsje.)

Lijkt op de volgende soorten, maar heeft denzwarten halskraag niet geheel doorloopend; pooten

en suave 1 zwart 17 cM.Komt in Maart, trekt nog door in October, broedt

algemeen op de eilanden op schelpzand en op slibbigstrand. De kleine vogels rennen bliksemsnel bij dozijnenover vlakte en vertoonen in den broedtijd, vooral wan-neer zij verontrust worden, allerlei vreemde houdingenen verlammingsverschijnselen.

Nest in 't zand, vaak versierd met schelpj es of steentjes,3-4 bleekgrijze eieren, dicht gevlekt en gestreept met

zwart. 3.2 X 2.2 cM.

Bontbekpluvier.(Charadrius h. hiaticula. Grand Gravelot a collier, Ringed

Plover, Sandregenpfeifer, Zeeleeuwerik, Zeekievit,Bante Wilster.)

Rug bruingrijs, onderzijde wit, vleugels zwart.Voorhoofd zwart, daarboven een breede witte streep.Over 't hoofd van oog tot oog weer zwart, ook een

breede zwarte streep onder langs 't oog. Keel en nek

wit, een breede halsband zwart, de rest van de

onderzijde wit. Pooten oranje, snavel oranje metdikke zwarte punt. 18 cM.

In winter en zomer langs onze stranden, het meest inden trektijd, maar ook op de Waddeneilanden veel inJuni en Juli. Enkele paren broeden. De mannetjes ver-toonen danspassen en vechtbewegingen op de maniervan de kemphaantjes en vliegen rond onder helder ge-fluit. Op slijkerig strand zoeken ze naar klein gedierte.

116

Page 128: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Nest in 't zand en tusschen schelpen; vier peervormige

eieren, lichtgeel grijs met veel kleine blauwgrijze en

grootere zwartachtige vlekken. 3.5 X 2.5 cM.

Kleine pluvier.(Charadrius dubius curonicus, Petit Gravelot a collier,

Little Ringed Plover, Flussregenpfeifer, LytseBdnte Wilster.)

Lijkt op de vorige soort, maar heeft den bek na-genoeg heelemaal zwart en de pootjes geel. Is ook

kleiner: 17 cM. heeft hooger lokroep.Komt op den trek voor en broedt ook bier en d aar op

heiden en uiterwaarden. De eieren lijken op die van de

bontbekpluvier, maar zijn kleiner. 3 X 2 cM.

Goudkievit.(Squatarola s. squatarola, Pluvier varie, Grey Plover,

Zeewilster, Zilverpluvier, Se-wilster.)

Wit met zwart, voorhoofd en een streep over 'toog heelemaal wit, wangen en borst zwart, buik enonderdekveeren van den staart wit, pooten en snavelzwart. 26 cM. 's Winters verdwijnt 't zwart aan kopen borst, dan is de vogel onderaan wit, alleen de

veeren in den oksel blijven zwart.Veel op den trek, sommige blijven hier in winter en

zomer. Ze vertoonen zich meest buitendijks op de schor-

ren en platen, broeden in de Poolstreken.

Kievit.(Vanellus vanellus, Vanneau, Lapwing, Kiebitz, Kieft,

Ljeap.)

Groen met purperen en blauwen staalglans, vleu-gels zwart, staart half wit, half zwart, dekveeren

"7

Page 129: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

van den staart kaneelkleurig, wenkbrauw, wangen,

nek en buik wit, snavel zwart, pooten rood. Aan 't

achterhoofd een kuif van lange veeren, bij man-netje langer dan bij 't wijfje. 34 cM. In 't winter-

kleed is de keel wit.Algemeen door 't heele land, vele overwinteren, de

groote massa vertrekt, zoodra de grond hard bevroren is,ze keeren al terug in Februari. 't Eerste kievitsei wordt

meestal gevonden omtrent 15 Maart; in 1911 reeds inFebruari. Ze roepen „kie-oewit", ook wel als ze in angst

zitten kort „Kriet", en vertoonen in den broedtijd prach-tige vliegkunsten (schermen). Ze eten larven, slakken enkleine schaaldieren. Voor en na den broedtijd leven zegezellig. Reeds in Juni vormen zich zwermen van kievi-ten, wier broedsel mislukt is.

Kievit.

't Nest ligt in weilanden, maar ook op de heide en in

de duinen, hoog en droog op de heuvels. Soms geen be-kleeding, andere malen een goed nest van gras, takjesof stukjes zeegras. Vier eieren, zelden vijf, groenachtigbruin, tot rossig bruin, met donkere, bijna zwarte vlek-ken en duidelijken priktolvorm. 4.5 x 3.3 cM.

118

Page 130: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Steenlooper.

(Arenaria interpres, Tournepierres, Turustone, Stein-

walzer, Stienpikker.)

Voorhoofd zwart, schedel zwart met bruin, om deoogen wit, keel wit, wangen, borst en schouders

zwart met breede witte velden er tusschen, rugbruin met zwart, verderop wit, dan weer een zwarte

dwarsband voor de witte staartdekveeren, staart

zwart, op de vleugels een witte dwarsband. Onder-

zijde wit, pooten geel, snavel zwart. 21 cM.

Veel op den trek; op de schorren en slikken reeds inJuli. Ze zoeken insecten onder rommel en keeren graag

steenen, schelpen, doode visschen om. Ze broeden in depoolstreken en langs de Oostzee.

Scholekster.(Haentatopus o. ostralegus, Pie de mer, Oystercatcher,

Austernfischer, Kliet, Lieuw, Bonte Piet, Stranljeap.)

Zwart, nekvlek en onderzijde, rug, staartdekveerenen 't grootste deel der slagpennen wit, snavel, oogenen pooten rood. 42 cM. Wintervogels hebben middenover de keel een witte dwarsstreep.

Algemeen en vooral in zeer groot aantal langs de zeeen op de eilanden, waar vele overwinteren. Ze etenvooral schelpdieren, maar halen ook wormen en larven(ritnaalden !) uit den grond en snoepen soms een eitje.Met hun harden, scherpen snavel snijden ze de sluitspierenvan mossels en oesters door. Als er gevaar is, roepen zeschel: „te-piet, te-piet", in den broedtijd en ook wellater staan ze graag in troepjes van twee, drie of vier

bij elkaar to jodelen, de snavel recht naar den grond ge-keerd; ook vertoonen ze dans- en vliegkunsten.

Nest op den grond, in 't gras, zand of tusschen rom-mel. Eieren 3 of 4 (Waddeneilanden meestal 4) licht

19

Page 131: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

geelbruin met donkerbruine vlekken en streepen. 5.6 X

4 cM.

Kluut.( Recurvirostra avocetta, Avocette, Avocet, Sdbelschnabler-

Etat.)

Wit, schedel, nek, een deel van mantel en vleugel.

dekveeren en groote slagpennen zwart. Snavel zwart

slank, omhooggebogen, pooten loodkleurig blauw,

42 cM.Trekvogel, komt in Maart, soms al in Februari; de

groote massa vertrekt begin September, maar er blijvener nog veel tot in October. Ook zijn er in den winterwaargenomen langs de Zeeuwsche stroomen. Ze roepenkrachtig en helder „Kluut, kluut". In den paartijd en ooknog als ze reeds jongen hebben, maken ze allerlei merk-waardige en sierlijke bewegingen. Ze voeden zich metkleine diertj es, die ze opmaaien uit 't slib. Kunnen goed

zwemmen. Nog al talrijk broedend aan de riviermonden,langs de zeegaten en de Zuiderzee tot de lijn Geldersche

Toren-Vollenhove en langs de zeegaten.'t Nest: een gewoon kuiltje, maken ze, zoowel op kaal,

zandig slib, als tusschen schelpen en in 't gras, soms in

weiden ver van de zee. Vier eieren, zeer licht bruin metzwarte en grijze vlekken. 5 x 3.5 cM.

Steltkluit.(Himantopus h. himantopus, Echasse blanche, Black-winged

Stilt. Rotfiissiger Stelzenldufer.)

Pooten rood, bijna zoo lang als 't lichaam, snavelbijna tweemaal zoolang als de kop, vleugels enmantel zwart, staart en achterhoofd grijs, onder-

zijde wit. 't Wijfje heeft den mantel bruin. 35 cM.

Deze vogelsoort is enkele malen waargenomen ge-durende verschillende jaargetijden, broedt in de landen.langs de Middellandsche Zee, ook reeds in Belgie.

120

Page 132: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Rosse Franjepoot.

( Phalaropus fulicarius, Phalarope platyrhynque, Grey

Phalarope, Plattschncibeliger Wassertreter,

Bunt Wettergriltsje.)

Rug blauwgrijs, nek met zwarte vlek, vleugelsmet een witten dwarsband, onderzijde geheel wit.Teenen gelobd, als bij de Meerkoet. Snavel aan dentop dik en omgebogen. 20 cM. In 't prachtkleed isde onderzijde roodbruin.

Vertoont zich in gering aantal gedurende herfst enwinter wadend langs 't strand of zwemmend in zee.

Grauwe Franjepoot.

( Phalaropus lobatus, Lobipecle hyperbore, Red neckedPhalarope, Schmalschndbeliger Wassertreter,

Skier Wettergriltsje.)

Snavel dun en spits, verschilt overigens in 'twinterkleed weinig van de vorige soort. In 't pracht-kleed een oranje streep langs de zijden van den nek.

Herfst en winter in gering aantal.

Kanoet Strandlooper.

(Calidris c. canutus, Be'casseau rnaubeche, Knot, Is-.lcindischer Strandlduler, Knot.)

Winterkleed. Rug parelgrijs met lichte randen,onderzijde wit, opzij bruin gevlekt, groote slag-

pennen zwart met witte randjes, pooten en snavelblauwzwart.

Zomerkleed. Onderzijde en 't grootste deel van kopen nek prachtig roodbruin; 't wijfje heeft de onder-zijde meer zandkleurig met donkerder vlekken.22 cM.

Het heele jaar door zijn ze langs de stranden to vin-den, vooral op den herfsttrek en voorjaarstrek in groote

121

9

Page 133: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

menigte. Ze vliegen in groote troepen en roepen elkaar

met snel „tuut, tuut, tuut", ook 's nachts.

Krombekstrandlooper.

(Calidris testacea, Becasseau cocorli, Curlew-Sandpiper,

Bogenschndbelige y Strandldufer, Reade Wettertjirk.)

Snavel langer dan de kop en benedenwaarts om-gebogen, rug in 't winterkleed grijs met zwarteschaftstrepen, onderzijde licht. In zomerkleed heeft

't mannetje den kop en mantel prachtig roodbruinmet zwarte middenvlekken, de onderzijde roodbruinmet lichte randen. 21 cM.

Doortrekker, vooral veel in 't najaar, enkele blijven

ook 's zomers rondzwerven.

Paarse Strandlooper.

(Calidris maritima, Becasseau violet, Purple Sandpiper,See-Strandldufer, W ettertjirk.)

Winterkleed. Rug donker blauwgrijs met zwarteen roodbruine middenvlekken; keel en onderzijdegrijs met lichte randen. Pooten oranje, snavel zwart,aan 't begin van den ondexsnavel een roode vlek.

Zomerkleed. Donkerder dan 't winterkleed. 20 cM.Overwintert hier langs de stranden en zeedijken, niet

veel; enkele ook in den zomer langs de Waddeneilanden.

Bonte Strandlooper.

(Calidris a. alpina, Becasseau variable, Dunlin, Alpen-strandldufer, Bunte Gril.)

Winterkleed. Mantel bruingrijs met lichte randen,vleugeldekveeren bruin, de groote met witte toppenvormen een witte streep over den vleugel; rug enmiddelste staartveeren donker, onderzijde geheel wit,snavel en pooten blauwzwart.

122

Page 134: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Zomerkleed. Rug warm roestbruin met zwartemiddelvlekken op de veeren, onderzijde licht metsmalle, donkere schaftstrepen, op de buik een grootezwarte vlek. 18 cM.

Het heele jaar door fangs de stranden, vooral op deWaddeneilanden vaak in vluchten van vele duizenden.Ze vertoonen zich bij voorkeur op groote slibbige platenen boren daar met hun snaveltje in den modder naarklein gedierte. Lokroep „tri" of „truu" soms ver hoorbaar.

Het nest is een kuiltje in 't zand, al of niet gevoerd

met gras en wier; vier peervormige eieren, groenachtig

bruin met roodbruine of zwarte plekken. 3.5 X 2.5 cM.

Kleine Bonte Strandlooper.

(Calidris alpina Schinzii.)

Onderscheidt zich van de vorige soort door klei-ner af.netingen: snavel korter dan 3 cM., vleugelhoogsten3 is cM.

Trekt door en broedt in enkele paren op de Noordzee-eilanden en in Friesland.

Kleine Strandlooper.

(Calidris minuta. Becasseau echasse, Little Stint, KleinerStrandlaufer, Griltsje.)

Winterkleed. Rug grijs met donkere midden-

vlekken en lichte randen aan de veeren, onderzijde

helder wit, langs hals en flanken grauw, schaftenvan de groote slagpennen wit, buitenste staart-veeren grijs.

Zomerkleed. Rug zwart met breede roestrooderanden. Onderzijde wit met opzij rossige vlekken.15 cM.

Het heele jaar door niet talrijk langs onze stranden,het meest in den trektijd en in gezelschap met pluvier-tjes en bonte strandloopers. Lokroep herinnert aan.kneutje.

123

Page 135: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Kleinste Strandlooper.

(Calidris Temininckii, B ecasseau Ternminck , Temminch' s

Stint, Temmincles Strandlaufer, Lyts Griltsje.)

Lijkt op de vorige soort, maar heeft de buitenstestaartveeren wit, en alleen de schaft van de buitenste

groote slagpen wit, is ook iets kleiner. 14 cM.

Hier en daar langs de stranden, zeldzaam.

Breedbekkige Strandlooper.

(Limicola I. Limicole phatyrhynque, Broadbilled Sandpiper, Schlammlaufer, Stransnipke.)

Snavel in 't midden breeder dan hoog, punt spits,ietwat omlaag gebogen. Bovenzijde van 't lichaamgrijs, rug en middelste staartdekveeren zwart, vleu-gels donker, schedel zwart, lichte wenkbrauwstreep,onderzijde van 't lichaam wit, met donkere streepenop de borst. 16 cM.

Slechts enkele malen in ons land gezien.

Kemphaan.

(Philomachus pugnax, Chevalier combattant, Ruff andReeve, KampIldufer, Kragemaker, Kraagnian, Hoantsje en

Hintsje.)

Winterkleed. Kop nek en onderzijde lichtbruin-grijs, rug zwart met breede lichte randen, snavel enpooten geelachtig.

Zomerkleed wijfje. Rug blauwachtig grijs metgelige randen aan de veeren, buik wit, pooten geel,snavel blauwzwart. 25 cM.

Zomerkleed mannetje. Kop en nek versierd metlange, opzetbare sierveeren van allerlei kleuren,

roode onbevederde wrattige plekjes om de oogen,

snavel en pooten geel. 3o cM.

124

Page 136: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

ci

a.E

Enkele vogels zwerven gedurende den winter langs 'tstrand, maar de groote massa komt opdagen van Maart

125

Page 137: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

tot Mei. Dan krijgen de mannetjes hun kragen en inApril gaan ze in kleine of groote gezelschappen jaar in

jaar uit op dezelfde plaats vechten, vooral op grasvelden,

in veenstreken en langs de zeekust. Op de vechtplaatsheeft ieder zijn kaalgetreden vaste plekje. Dat duurt zootot in Juni. Geluid maken ze weinig of niet. In Septembertrekken de meeste weg.

't Nest ligt goed verscholen in een graspol; vier groenedonkerbruin gevlekte eieren. 4.2 x 3 cM.

Drieteenige Zandlooper.

(Crocethia alba, Sanderling des sables, Sanderling, Drei-zehiger Strandldufer, Moddersnip.)

Geen achterteen. In 't winterkleed rugzijde licht-grijs, onderkant zuiver wit, in 't zomerkleed kop,keel, rug en 't midden van den staart roestbruin metzwarte vlekken, 't wijfje minder rossig dan 't man-netje. Snavel en pooten blauwzwart. 18 cM.

Het heele jaar langs de stranden, vooral in 't winter-halfjaar op den trek zeer talrijk.

Oeverlooper.

(Tringa hypoleucos, Guignette vulgaire, Common Sand-

piper, Flussuferlduter„Stienlink.)

Bovenzijde groenachtig grijs met zwarte schaft-vlekken en randen, vleugels donker met een wittedwarsstreep, als ze uitgespreid zijn. Onderzijde wit,aan hals en borst fijn gevlekt. Snavel zwart, aan 'tbegin oranje, pooten vleeschkleurig. so cM.

Veel op den najaarstrek, ook in 't voorjaar, broedtwellicht hier of daar op de eilanden, waar de vogel inden voorzomer nogal veel wordt gezien. Hij is broedendaangetroffen bij Nijmegen. Zou ook in Zuid-Limburg

126

Page 138: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

kunnen broeden. Ze roepen en fluiten heel druk, soms

als kwikstaartjes en leeuwerikken en houden ervan,

om over 't water been en weer to vliegen en wippen veelmet den staart; kunnen ook goed duiken en zwemmen.

Nest op den grond; 4 eieren. leemkleurig of lichtgroen,met bruine vlekken. 3.8 x 2.5 cM.

Tureluur.(Tringa t. totanus, Chevalier gambette, Redshank, Rot-

schenkel, Tuut, Tureluut, Tjerk.)

Pooten rood, snavel rood met zwarte punt. Boven-zijde bruingrijs met witte dwarsvlekken, staart witmet donkerbruine dwarsvlekken, buik wit, hals en

borst met mooie donkere lengtestreepjes op lichtengrond. In 't winterkleed is de heele vogel lichter,de snavel minder rood. 28 cM.

's Winters zwerven er altijd langs de stranden; degroote menigte komt in Maart. Na de kievit is de tureluurwel de meest algemeene vogel der vochtige weiden. Zeroepen „tureluut, tureluut", soms zeer snel en dan wordt't een soort van triller. Veronrtust bij 't nest roepen zekort en zacht: ,tuut—tuut". Ze maken in den broedtijdook dansbewegingen en baltsvluchten.

't Nest ligt goed verscholen in hooge graspollen; 4peervormige eieren, rooskleurig bruin of groenachtig

bruin met donker bruine vlekken, glanzend. 4.5 x 3 cM.

Zwarte Rutter.(Tringa erythropus, Chevalier arlequin, Spotted Redshank,

Dunkler Wasserlciuler, Sewyt.)

Winterkleed: Snavel zwart, aan 't begin rood,pooten rood. Bovenzijde lichtgrijs met veel wittedwarsvlekjes, staart zwart met witte dwarsvlekken,onderzijde wit, aan hals en borst en zijden metdonkere vlekjes. 3o cM.

1 27

Page 139: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

In 't zomerkleed zijn kop, mantel en onderzijde

zwart.'s Winters soms en op den trek langs de stranden en

op de eilanden. Vele overzomeren.

Groenpootige Ruiter.

(Tringa nebularia, Chevalier gris, Greenshank, Heller

Wasserldufer, Grienskonk.)

Winterkleed: Pooten en snavel groen. Rug grijsmet witte en zwarte dwarsbanden, zoo ook de staart;de slagpennen donker met veel witte vlekken. On-derzijde wit, met duidelijk dikke zwarte vlekken opkeel en borst. Snavel iets omhooggewipt. 32 cM.

Op den trek langs de stranden; ook wel langs de grooterivieren. Sommige blijven in den zomer. Ze zoeken hunvoedsel graag in het slib bij laag water en rennen danheel grappig de vlugge garnaaltjes na.

Boschruiter.

(Tringa glareola, Chevalier sylvain, Woodtattler, Bunch-

wasserlaufer, Lieuwietje, Wytgatsje.)

Pooten groen, snavel groenachtig zwart. Rug grijs

met donkere vlekken en lichte randen; onderzijdewit, met aan hals en keel fijne bruine streepjes, staartmet witte en zwarte dwarsbanden. 20 cM.

Zeldzame zomervogel, op den trek meer algemeenlangs de stranden en aan heiplacsen. In den broedtijdroept en fluit hij haast als een boomleeuwerik. Metzekerheid alleen broedend aangetroffen in de Peel en inFriesland.

Nest verscholen in zeggen; 4 eieren, groenachtig bruintot leemkleurig met roodbruine of zwarte vlekken,

3.8 x 2.6 cM.

128

Page 140: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Witgatje.(Tringa ochropus, Chevalier cul-blanc. Green Sandpiper,

Punktierter Wasserlaufer, Poalske Snip.)

Winterkleed: Pooten en snavel groen. Rug bruin,wit gevlekt, staartdekveeren header wit, staart witmet zwarte dwarsstrepen. 22 cM.

In den winter soms en op den trek veel langs 't strand

en langs slootkanten binnendijks. Enkele overzomeren.

Rosse Grutto.(Limosa 1. lapponica, Barge rousse, Bar-tailed Godwit,

Rotsrote Uferschnepfe, Heawylp.)

Snavel meer dan driemaal zoo lang als de kop, ietsomhoog gebogen. In 't zomerkleed kop, nek enonderzijde bruinrood, rug bruingrijs met witte vlek-ken, staart wit met zwarte dwarsstrepen. In 'twinterkleed wordt 't roodbruin meer rossig grijs.35 cM.

Het heele jaar door langs onze stranden, meestal inzeer groote gezelschappen, vooral op de Waddeneilanden,liefst op de slikken in I a 5 cM. water. Ze komen ookwel binnendijks. Trekroep: „kuk, kuk, kuk".

Grutto.(Limosa 1. limosa, Barge a queue noire, Black tailedGodwit, Schwarzschwanzige Uferschneple, Marel, Griet,

Skries.)

Snavel meer dan driemaal zoo lang als de kop,

flauw omhooggebogen. Hals en borst in 't zomerkleedbruinrood, staart zwart, aan 't begin wit. In 'twinterkleed zijn hals en borst lichtgrijs, buik wit.4o cM., 't wijfje tot 48 cM.

Komt en gaat tegelijk met de tureluur, sommige over-

I 29

Page 141: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

winteren op de slikken. Roept in den broedtijd: „grieta ,grieta", maakt ook langdurige trillers. Zoekt zijn voedselzoowel in 't slijk als op hooge droge weiden (sprink-haantjes, kakkerlakken).

't Nest ligt in 't hooge gras of in het duin en bevat vier

dofgroene, groenachtig bruin gevlekte eieren. 5.5 x 3.8cM.

Groote Wulp.(Numenius a. arquata, Courlis cendrd, Curlew, Grosser

Brachvogel, Heituter, Greate Wylp.

Snavel driemaal zoo lang als de kop, omlaaggebogen. Gevederte bruingrijs met witte dwarsvlek-j es, onderzijde wit met bruingrijze lengtevlekken.65 cM.

Het heele jaar door in groot aantal langs de strandenen de Zeeuwsche en Zuid-Hollandsche stroomen; in denzomer ook in 't binnenland. Broedt vrij veel in de duinen,op de Noordzee-eilanden en ook, maar minder algemeenop heiden en in venen. Ze maken in den broedtijd mooie

fluitende en trillende geluiden, zeer sterk, de roep die 'tmeest gehoord wordt is: „oerljieuw" of zoo iets. Ver-toonen ook prachtige golvende glijvluchten. Hun voedselbestaat uit schaaldiertjes en insecten, ook eten ze in 'tnajaar veel bessen (kraaihei, lepeltjehei).

't Nest ligt tusschen gras of rendiermos; 4 groote bruin-grijze donkergevlekte eieren 6.7 x 4.7 cM.

Regenwulp.(Numenius ph. phaeopus, Courlis corlieu, Whimbrel, Regen-

brachvogel, Kleine wulp, W etterwylp.)

Snavel tweemaal zoo lang als de kop, omlaaggebogen. Gevederte als bij de vorige soort, maarmidden over den kop een lichte streep. 48 cM.

Den heelen zomer door op de slikken, ook zeer veel op

130

Page 142: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

den trek nog tot in Juni en weer in Augustus. Ze roepen:„twiel-twiel", zoowel overdag als 's nachts.

Dunbekwulp.(Numenius tenuirostris, Courlis a Bec grele, Slender billed

Curlew, Diinnschndbliger Brachvogel.)

Snavel minder dan tweemaal de lengte van denkop, dun. 45 cM.

Slechts enkele malen in den winter en Mei waargenomen.

Houtsnip.(Scotopaz- r. rusticola, Be'casse ordinaire, Woodcock, Wald-

schnepfe, Wdldsnip.)

Rugzijde roestbruin, onderzijde grijsbruin, overalmet veel zwarte en geelachtige dwarsbanden envlekken, snavel meer dan tweemaal zoo lang als dekop; het groote oog ligt ver achterwaarts. 37 cM.Zeer u iteenloopend in grootte.

Bij ons broeden de houtsnippen tamelijk schaars, dochop den doortrek in voor- en najaar zijn ze soms zeertalrijk. Overdag houden ze zich schuil in de boschjes, 'savonds en in de morgenschemering zoeken ze hun voedselen schreeuwen zij elkander toe. Opgeschrikt, roepen ze„tsj ek, tsj ek"; ze vliegen vaak met den snavel omlaag.Voedsel: wormen, larven, schaaldiertjes, slakken. Delange buigzame ondersnavel heeft in zijn punt een ge-

voelig tastorgaan, de harde punt van de bovensnavel

steekt daar buiten uit. De oude vogels schijnen de jongento dragen van en naar de voederplaatsen, hieromtrentbestaat echter nog veel onzekerheid.

Nest op den grond, van gras en dorre bladeren; viereieren, niet zoo spits als van de watersnip, leemkleurig ofgroenachtig, met groote donker roodbruine vlekken.

4 . 5 X 3 . 3 cM.

131

Page 143: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Poelsnip.(Capella media, Be'cassine double, Great Snipe, Doppel-

schneple, , Dubbele snip, Dabelde snip.)

Bovenzijde zwart met groene en blauwe glansenen vier bruingele lengtestrepen, drie lichte lengte-strepen over den kop, buitenste staartveeren wit,overal gevlekt, ook op den buik. 28 cM.

Broedt waarschijnlijk niet meer in ons land, maar ver-toont zich op den trek in voor- en najaar.

Watersnip.(Gallinago g. gallinago, Becassine ordinaire, Common

Snipe, Schneple, Weerlam, Weltersnip.)

Gelijkt veel op de Poelsnip, maar heeft de buiten-

ste staartveeren met zwarte dwarsbanden en denbuik zuiver wit. 27 cM.

De watersnip vertoont zich op den trek dikwijls bijhonderden in onze poelen en moerassen, in de duinstreekook gedurende den winter. De vogel broedt door 't heeleland, meest in dras land, natte duinpannen of heipoelen.'t Mannetje vertoont in den broedtijd (nog tot in J uni)eigenaardige vliegkunsten en komt dan uit de lucht vallenmet een blatend geluid, dat veroorzaakt wordt door 't

strijken van de lucht langs vleugels en staart. Ze roepenook „tjoek, tjoek". Ze zoeken hun voedsel in weeke

modder, ook wel op slikken langs den zeekant. Opge-

schrikt, roepen ze „tsek, tsek", en vliegen dan zigzags-

gewijze weg.'t Nest is een kuiltje, gevoerd met grassprietjes, de vier

eieren zijn leemkleurig, soms rossig of groenachtig, sterkgevlekt met bruin, zwart en blauwgrijs. 4 x 3 cM.

Bokje.(Limnocryptes minimus, Be'cassine sourde, Jack snipe,

Moorschnepfe, Dooverik, Haersnip.)

Lijkt op de watersnip, doch is veel kleiner; de

132

Page 144: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

onderzijde is veel lichter en aan den kop zijn ookonder 't oog zwarte en gele lengtestrepen. De staal-glansen op de vleugels zijn sterker en over den rug

verloopen niet 4 smalle, maar twee breede gele

streepen. 20 cM.Vertoont zich bij ons op den trek en gedurende den

winter. Vliegt niet spoedig op en laat geen geluid hooren.Broedt in de poolstreken.

RENVOGELFAMILIE. (Cursoriidae.)

Vorkstaartplevier.(Glareola p. pratincola, Glare'ole a collier, Pratincole,

Brachschwalbe.)

Rug bruin, kin en keel zalmkleurig, onder aan denhals een wit met bruinen halsband, staart zwartbruin,diep gevorkt als van een zwaluw. 24 cM.

Tweemaal in Brabant waargenomen; broedt in Afrika,Zuid-Europa en Centraal-Azie; een enkele maal inNoord-Frankrij k.

Renvogel.(Cursorius c. cursor, Courvite isabelle, Cream coloured

courser, Europdischer Rennvogel.)

Zandkleurig, over 't oog een breede witte wenk-

brauwstreep, snavel zwart, pooten witachtig. 25 cM.

Is of en toe in ons land waargenomen, broedt in Noord-Afrika en Centraal-Azie

GRIELENFAMILIE. (Burhinidae.)

Grid.(Burhinus o. oedicnemus, Courlis de terre, Stone curlew,

Triel, Doornsluiper, Scharluup.)

Rug geelgrijs met zwarte strepen en lichte randen,

133

Page 145: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

op de vleugels een witte en zwarte dwarsband, grooteslagpennen zwart, onderzijde grijs met zwarte lengte-streepjes, buik wit, pooten geel, snavel geel metzwarte punt, oog groot, geel. 4o cM.

Vrij zeldzaam in de Hollandsche duinen. Ze komen eind

Maart, vertrekken in September, enkele zwerven 's win-

ters rond. Tegen den avond en vroeg in den morgenhoort men 't geschreeuw schar-luup, wel wat gelijkend opwulpenroep. Ze vangen insecten, muizen, hagedissen,

Gri el.

vooral kevers, liggen overdag vaak plat languit op dengrond en worden dan door hun wondermooie schut-kleur moeilijk opgemerkt.

Geen nest. De twee eieren liggen gewoon in 't zand,

ze zijn geelgrijs met blauwgrijze en donkerbruine vlekken

6 X 4 cM.

MEEUWENFAMILIE. (Laridae.)

Onderfamilie der Jagers. (Stercorariidae.)

De jagers onderscheiden zich door hun sterk gebogensnavel, die herinnert aan dien van de roofvogels; ookhebben ze een onbevederde washuid aan den snavel-wortel. Ze hebben vier teenen, de voorste door zwem-vliezen vervonden, en hun klauwen zijn sterk en gekromd.Zij voeden zich voornamelijk met de buit, die ze aan de

meeuwen onrnemen; ze achtervolgen een meeuw net zoo-lang, totdat doe zijn prooi laat vallen. De groote soorten

134

Page 146: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

dooden en verslinden ook de meeuwen zelf en andere

dieren.

Groote Jager.(Stercorarius s. skua, Stercoraire cataracte, Great Skua,

Grosse RaubmOve, Greate Skraits.)

Bovenzijde donkerbruin met rossige vlekken en in

den nek geelachtige streepjes, vleugels donker meteen witte spiegelvlek, onderzijde lichtbruin, moddelstestaartveeren weinig langer dan de andere, snavelblauwig met zwarte punt. 55 cM.

Komt in herfst en winter weinig in de Nederlandsche

wateren.

Middelste Jager.(Stercorarius pomarinus, Stercoraire pomarin, Pomator-

hive Skua, Mittlere RaubmOve, Skraits.)

Bovenzijde bruin, op mantel en vleugeldekveeren

met lichtere rossige randjes, onderzijde bij de jongenaschgrauw, bij de ouden is de keel geel en de buikwit, die hebben ook een donkerbruine schedelkap;de twee middelste staartveeren langer dan de an-dere, niet bijzonder spits. 5o cM.

Tamelijk zeldzaam in herfst en winter.

Kleine Jager.(Stercorarius parasiticus, Stercoraire Richardson, Arctic

Skua, Schmarotzer RaubmOve, Lytse Skraits.)

Bovenzijde donkerbruin, onderzijde bijna wit, met

opzij en in de staartstreek donkerder plekken. Oude

vogels vertoonen een geelachtig witten halskraag. Eris ook een vorm met donkere onderzijde. Middelstestaartveeren langer dan de andere, toegespitst. 45cM.

135

Page 147: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Deze soort is 't minst zeldzaam; van begin Septemberof is zij in de Waddenzee en elders vrij zeker aan to

tref fen .

Kleinste Jager.

(Stercorarius longicaudus, Sterdoraire de Button, Long-

tailed Skua, Kleine Raubmove, Se-jai*

Lijkt op de vorige soort, maar is kleiner (4o cM.),de onderzijde is meer aschgrauw en de middelstestaartveeren zijn veel langer (tot driemaal zoo langals de andere).

Tamelij k zeldzaam.

ONDERFAMILIE DER MEEUWEN. (Larinae)

Burgemeester.(Larus hyperboreus, Goeland glauque, Glaucous Gull,

Heringsmove, Siskob.) •

Snavel geel, met oranje vlek bij de punt van denondersnavel, pooten vleeschrood, geen zwart op devleugelpennen. In den winter is de kop bruingevlektals bij de zilvermeeuw; de jongen hebben geen Bree-den donkeren dwarsband op den staart. 7o cM.

's Winters in gering aantal op de stranden.

Kleine Burgemeester.

(Lams glaucoides Goeland leucoptere, Iceland Gull,

Kleine Heringsmove.)

Als de vorige soort, maar kleiner. 57 c-M.Zeer zelden langs 't strand.

Mantelmeeuw.(Larus marinus, Go bland 4 manteau noir, Great Black

backed Gull, MantelmOve, Sjouwerman.)

Kop, nek, romp, onderzijde en staart zuiver wit,mantel en vleugels grootendeels leizwart met witte

136

Page 148: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

vlekken aan of nabij 't einde der slagpennen; (onder

't vliegen lijkt de vleugel met wit omzoomd). Snavelgeel met oranje vlek bij de punt van den onder-

snavel, pooten vleeschkleurig. 7o cM.In 't winterkleed zijn er bruine lengtestreepjes

over den kop. Jonge vogels zijn bruin met veelwitte vlekken, moeilijk to onderscheiden van jongezilvermeeuwen.

Het heele jaar door langs de stranden, vooral in 'twinterhalfjaar. Alleseters, eierroovers, dooden ook andere

vogels. Schreeuwen schor en krijschend, broeden in onsland niet.

Scandinaafsche Kleine Mantelmeeuw.

(Larus fuscus, Goeland a pieds jaunes, Lesser Blackbacked Gull, Kleine Mantelmfte.)

Lijkt op de vorige soort maar is kleiner (52 cM.)en heeft gele pooten.

's Winters in klein aantal langs de stranden, hoogstzelden in den zomer.

Britsche Kleine Mantelmeeuw.

(Larus fuscus affinis.)

Verschilt van de vorige soort doordat de vleugelsvan boven eer leigrauw dan leizwart zijn.

Deze soort is minder zeldzaam dan de vorige, broedtook in klein aantal op een der Noordzee-eilanden; zelfs

eenmaal samen met Zilvermeeuw.

Zilvermeeuw.

(Larus a. argentatus, Goeland a manteau bleu, Herringgull, Silbermove, Kob.)

Snavel geel, met oranje vlek bij de punt van denondersnavel, pooten bruingeel, mantel en vleugel-

137 JO

Page 149: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

dekveeren grootendeels zilvergrijs, slagpennen zwartmet wit en wit met zwart. Overigens zuiver wit6o cM.

In den winter zijn over kop en nek veel bruine lengte-vlekken. Het jeugdkleed is bruin met zwart en wit; metieder jaar breidt 't wit zich uit, in 't vierde jaar heeft de

vogel 't voiwassen kleed.Het heele jaar door langs de stranden, 's winters ook

in havenplaatsen, ook komen zij even v6Or den broedtijd(+ i April) in groot aantal boven Amsterdam rond-

vliegen, al roepend „kliau, kliau". Ze broeden op deeilanden en hier en daar in de duinen. (Rottum, Noord-westplaat, Terschelling, Vlieland, Texel, Zwanewater,Bergen, Wassenaar, Schouwen) in min of meer talrijkegezelschappen. Alleseters, eierroovers, voeden zich vooralmet schelpdieren en krabben en braken schelpbrokkenetc. uit op de manier der roofvogels. Komt ook opakkers.

't Nest ligt op den duingrond of in strandweiden, ismin of meer dicht bekleed met dor Bras, heide, mos eneen enkel veertje. Meestal 3 eieren, dof bruin met veel

groote donkere vlekken, soms blauw. 7.1 x 4.8 cM.

Stormmeeuw.(Lanus c. canus, Goeland cendre, Common Gull, Sturm-

move, Kleine Zeemeeuw, Miuw.)

Een zilvermeeuw in 't klein (45 cM.), snavel groen-geel met gele punt, pooten geel.

Winter en zomer langs de stranden, 's winters zeerveel ook op akkers en weiden. Broedt sedert eenige jarenweer in toenemend aantal op onze stranden van Schou-

wen tot Rottum.Nest op den grond, eieren leemkleurig tot donker-

bruin, met ongelijkmatig verspreide donkere vlekken

5.8 x 4 cM.

138

Page 150: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Kokmeeuw.(Lanus r. ridibundus, Mouette rieuse, Black headed Gull,

Lachniove, Kob.)

Snavel en pooten rood, kop en keel donker kas-tanjebruin, nek al wit, mantel en vleugeldekveerenzilvergrijs, slagpennen zwart met wit; overigens ge-heel wit. In den winter wordt de kop wit, behalve

een paar donkere plekjes in de oorstreek, De jongenhebben gevlekte vleugeldekveeren en een zwarten

dwarszoom over den staart. Die dwarszoom ver-dwijnt in den tweeden herfst. 4o cM.

Zomer en winter langs de stranden en in 't binnen-land; 's winters veel in de steden; in Februari begint dekop to verkleuren, einde Maart vertrekken ze naar debroedplaatsen. In den broedtijd maken ze duikelendevliegbewegingen, ze roepen meestal „kok, kok", somszeer snel. Voeden zich vooral met larven, slakken enwormen op wei- en bouwland, ook met vischjes en vogel-eieren en jongen.

Ze broeden gezellig in plassen en moerassen, de nestensoms op drijvende rommel, soms tusschen 't riet, ookwel tusschen gras in 't hooiland; 3, zelden 4 eieren,groenachtig, blauwachtig of bruin met groote donker-bruine vlekken (soms ongevlekt). 5.5 X 3.6 cM.

Dwergmeeuw.(Lams minutus, Mouette pygmee, Little Gull, ZwergmOv3,

Lytse Miuw.)

Lijkt op de volgende soort, maar de kop is meerzwart, tot in den nek toe, weinig zwart op de slag-pennen, 's winters is 't achterhoofd blauwgrijs,snavel donker. 28 cM.

Op den trek langs de stranden, niet zeldzaam ook's winters.

139

Page 151: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Drieteenige Meeuw.(Rissa t. tridactyla, Risse tridactyle, Kittiwake, Drei-

zehige ]Bove, Wintermiow.)

Snavel heldergeel, pooten bruin, in den winterzwart, kop en onderzijde wit, mantel en vleugeldek-

veeren zilvergrijs. Slagpennen wit met zwart. Dejongen met zwarte streepen aan den nek en aan de

vleugels.'s Winters langs de stranden en ook wel in 't binnen-

land. Broedt in groot aantal langs de Engelsche enSchotsche Kust.

Vorkstaartmeeuw.(Xema Sabini, Xême Sabine, Sabine's Gull, Sshwalben-

move, Sweallestirt-miuw.)Snavel zwart met roode punt, kop en keel zwart

(in den winter gevlekt, pooten zwart, staart gevorkt.

34 cM.Slechts enkele malen in Nederland waargenomen.

ONDERFAMILIE ZEE ZWALUWEN. (Sternizzae.)

Reuzenzeezwaluw.(Hydroprogne tschegrava, Caspian Tern, Raubseeschwalbe,

Greate Klikstirns.)Snavel forsch, rood, aan de punt zwart met geel,

pooten zwart. Overigens grijs met wit. 52 cM.Slechts enkele keeren in ons land waargenomen, broedt

in heel West-en Noord-Europa nergens dan op Sylt, in

1909 slechts 4 paren, thans wellicht daar uitgestorven.

Lachzeezwaluw.(Gelochelidon n. nilotica, Gull-billed Tern, Lachsee-

schwalbe.)Pooten zwart, snavel zwart, korter dan de kop en

met hoekigen ondersnavel, schedel en nek zwart,

overigens grijs en wit.Enkele malen in ons land opgemerkt.

14°

Page 152: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Vischdiefje.(Sterna h. hivundo, Hirondelle de mer Pierre Garin, Com-

mon Tern, Seeschwalbe, Jacobus, Stins, Ikstern,

Middelstar, Wytstirns.)

Pooten rood, snavel rood met zwarte punt, schedelen nek zwart, overigens grijs met wit. 36 cM.

Komt einde Maart, trekt nog door in October. Alge-meen door 't heele land, zoowel op akkers en in wei-landen als langs 't strand. Ze voeden zich in hoofdzaakmet vischjes, maar verdelgen ook een massa insecten, dieze in de vlucht vangen of van den grond oplezen. Zeroepen langgerekt: „Krie-er" of „snjirrt". In den na-zomer trekken ze bij duizenden langs de kust.

Ze nestelen in moerassen en weilanden, in de duinenen op de vlakke stranden, soms is 't nest niets andersdan een kuiltje in den grond, soms is 't een heel bouw-werk van dor Bras of zeegras; meestal drie eieren, ookwel vier, zeer verschillend in uiterlijk van effen blauwtot bijna zwart, meestal lichtbruin met donkerbruinevlekken. 4 x 3 cM.

Noordsche Zeezwaluw.(Sterna macrura, Hirondelle de mer arctique, Arctic

Tern, Kiistenseeschwalbe, Noardske

Lijkt veel op de vorige soort, maar heeft den snavelgeheel rood en kortere pootjes.

Leefwijze als de vorige soort, broedt op dezelfdeplaatsen, heeft meesta I maar twee eieren.

Dougall's Zeezwaluw.(Sterna d. dougalli, Hirondelle de mer Dougal, Roseate

Tern, Paradiesseeschwalbe, Reastirns.)

Snavel bijna geheel zwart, pooten rood, onderzijdevan 't lichaam rooskleurig.

Een enkele maal in ons land waargenomen.

141

Page 153: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Groote Zeezwaluw.

(Sterna s. sandvicensis, Hirondelle de mer Caugek, Sand-wich Tern, Brandseeschwalbe, Klikstirns.)

Pooten zwart, snavel zwart met gele punt, langerdan de kop, schedel en nek zwart, de nekveerenverlengd, overigens grijs met wit, witter dan de

andere zeezwaluwen.Komt in April, trekt weg in September en October,

broedt slechts op enkele plaatsen in ons land (Schouwen

de Beer en Griend; in 1928 op Griend I0000 paren).Ze zoeken hun voedsel voornamelijk op zee, duiken hooguit de lucht steil neer. Ze roepen vrij duidelijk „starriet,starriet", soms zeer snel, vooral wanneer ze de zilver-meeuwen verdrijven, die hun eieren belagen.

Nesten kuiltjes in strandrommel of in 't gras, zeer dichtop elkaar; twee, drie, zelden vier eieren, witachtig,leemkleurig of lichtbruin met donkerbruine vlekken en

streepen 5.2 X 7.3 cM.

Dwergzeezwaluw.

(Sterna a. albifrons, Hirondelle de mer naive, Little Tern,

Zwergseeschwalbe, Blauwwaterstar, Klikstern, Lytse Stirns.)

Snavel en pooten geel, voorhoofd wit, de rest van

bovenkop en nek zwart, overigens grijs en wit.

142

Page 154: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Zomervogel, April tot October. Broedt langs 't heele

Noordzeestrand van Sluis tot Rottum. 't Meest op deeilanden. Roept: „retsj, retsj". Vischt meestal vlak langsden waterkant.

Nest op sun) of zandbanken, een kuiltje, soms versierdmet schelpen; twee of drie dofblauwgrijze of bruinige,bruingevlekte eitjes, 3.2 x 2.3 cM.

Zwarte Stern.(Chlidonias niger niger, Guifette noire, Black Tern,

Schwarze Seeschwalbe, Blauwstar, Venkraai, Blaustirns.)

Kop, hals- en borst blauwzwart, rug, staart en

vleugels blauwgrijs, buik wit, snavel en pooten

zwart.Zomervogel, van April tot October, overal waar drassig

land is. Ze vangen vischjes, maar eten vooral insecten,die ze in de vlucht vangen (schietmotten, vliegen,muggen).

Ze broeden in moerassige streken en langs de grooterivieren en bouwen hun nest op drijvenden rommel,waterplanten (scheeren), ook wet op den vasten bodemin 't gras; meestal drie eieren, donkerbruin met bijnazwarte vlekken. 3.5 X 2.5 cM.

ALKENFAMILIE. (Alcidae.)

Echte zeevogels, ze broeden op rotsige kusten enzoeken hun voedsel op zee. Wij vinden ze dikwijls doodop 't strand als „olievogels".

Alk.(Alta torda, Pingouin macroptere, Common Auk, Alke.)

Zomerkleed. Bovenzijde, kop en keel geheel zwart,alleen de punten van de kleine slagpennen wit enook een wit streepje van den snaveihoek over 't oog.

143

Page 155: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Onderzijde heelemaal wit. Snavel hoog en smal, zwartmet een witte dwarsstreep.

In 't winterkleed zijn de oorstreek en de keel

ook wit.Alken broeden o.a. zeer talrijk langs de Engelsche

kust en komen 's winters veel langs de kust en in de

Waddenzee. Men ziet ze dan dikwijls in troepjes vlakachter elkaar met zeer snellen vleugelslag dicht over 't

water gaan. Ze duiken voortreffelijk en bewegen zich

onder water voort met vleugels en pooten.

Zeekoet.(Guillemot a capuchon, Common Guillemot, Lumme,

Shut.)

Winterkleed. Bovenzijde vaalzwart ook de kop,maar oorstreek en keel zijn evenals de geheele onder-zijde wit. De punten van de kleine slagpennen vor-men een witte streep over de vleugels. Pooten zwartmet gele randjes aan de voor- en bovenzij.

In den zomer zijn kop en keel heelemaal zwart,

alleen de varieteit Ringvia heeft een scherp wit

gebogen lijntje achter 't oog.De zeekoeten komen evenals de alken 's winters zeer

veel aan onze kusten en zeegaten. Wij kunnen twee rassen

vinden, het Noordelijke ras (U. a. aalge), dat donkerder

is en aan de keel een donkere dwarsstreep heeft en het

Zuidelijke ras (U, aalge albionis), dat lichter is, somsmuisvaal. Vindt men een diksnavelige zeekoet met veel

zwart onder het oog en met een lichten streep langs denonderrand van den bovensnavel dan heeft men to doen

met Brfmnich's Zeekoet (Uria 1, lomvia).

Zwarte Zeekoet.(t_Tvia g. grylle, Lumme a miroir blanc, Black Guillemot

Gryll-Lumme.j

Pooten rood, in den zomer is 't lichaam heelemaal

14-1

Page 156: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

zwart, onder en boven, maar de vleugeldekveerenvormen een groote witte vlek, 's winters is boven-

dien de heele onderkant wit, terwij1 de veeren van

kop en rug lichte randen vertoonen.Slechts enkele keeren in den winter aan 't strand

waargenomen.

Kleine Alk.(Alle alle, Mergule nain, Little Auk, Kleiner Krabben-

taucher, Se-rotsje.)

Lijkt veel op de Alk, maar heeft in de schouder-

streek ook lichte vlekken. De snavel is niet zoohoog en scherp en ook niet met wit gestreept.

De kleine Alk komt 's winters niet zoo vaak voor alsde gewone, maar wordt toch na stormachtig weer nogaldikwijls gezien, zelfs in 't binnenland.

Papegaaiduiker.(Fratercula a. grabae, Macareux moine, Puffin, Larven-

taucher, SI-pappegaei.)

Bovenzijde geheel blauwzwart, ook de schedel;keel en de streek om 't oog blauwgrijs, onderzijdeheelemaal wit, behalve een zwart halsbandje langsde onderzijde van de keel. In den broedtijd is degroote hooge snavel versierd net helder rood, geel,blauw, ook de omgeving van 't oog is dan rood en

blauw.Hoewel de papegaaiduiker in Engeland en Schtland

even talrijk broedt als Aiken en Zeekoeten, komt hijniet zoo vaak aan ons strand voor; 't meest nog na hooge

stormen vindt men ze dood of uitgeput op 't strand.

145

Page 157: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

ORDE DER DUIVEN. (Columbiformes.)

STEPPENHOENDERFAMILIE. (Pteroclidae.)

Steppenhoen.

(Syrrhaptes paradoxus, Syrrhapte paradoxal, Pallas

Sand-grouse, Steppenhuhn.)

Zandkleurig, 't mannetje heeft dwars over de borsteen witte en een zwarte streep, 't wijfje een zwartekeelstreep en zwarte nekvlekken. Achterteen zeerklein of afwezig, vleugels en staart zeer lang en spits,pooten kort. 3 7 cM.

Deze vogel broedt in Midden-Azie, komt soms naar't westen trekken; in 1863 en 1888 zeer talrijk, ook neste-lend; in andere jaren slechts in enkele exemplaren, ofin 't geheel niet.

DUIVENFAMILIE. (Columbidae.)

De duiven hebben een kleinen kop en korte, vrij

zwakke pooten.Het begin van den bovensnavel is overdekt door een

huidplooi, waarvan een deel als een klepje de neusgatenkan afsluiten. Ze eten vooral plantaardig voedsel, allerleizaden tot eikels toe, ook wel rupsen en poppen en voeden

hun jongen met een afscheiding uit hun krop. In denpaartijd vertoonen ze prachtige vliegkunsten.

Boschduif.

(Columba p. palumbus, Pigeon ramier, Wood Pigeon,

Ringeltaube, Houtduif, Ringduif, Koolduif, Houtdou.)

Blauwgrijs, in de borst- en halsstreek mooiemetaalglansen, aan weerskanten in den nek eengroote witte vlek (ring), vleugelrand en een spiegelop de vleugels wit, staart met breeden zwarten

146

Page 158: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

eindzoom, daarvoor een rand van wit, snavel oranje,pooten rood. 4o cM.

De jongen hebben geen witte nekvlekken.

Broedt door 't heele land, zelfs in de steden. Ook zeer

menigvuldig op den trek en soms zijn er 's winters in't westen van ons land nog meer boschduiven dan 'szomers. Ze loopen in groote troepen in de weide hunv3edsel te zoeken, komen ook in tuinen en op 't bouw-land. Reeds in Januari, zelfs eerder, beginnen ze tekirren: „tetoer, toertoer, tetoereloer, toertoertoer" (eenigemalen herhaald) toer. (De cursieve lettergrepen lang enmet nadruk.) Ook 's nachts.

Het nest is een ijl vloertje van dunne takjes, in hees-

ters, boomen, soms op den grond. Ze broeden tot in

October. Twee witte eieren, zelden drie. 4 X 3 cM.

Kleine Boschduif.(Columba oenas, Pigeon colombin, Stockdove, Hohltaube,

Holenduif, Blaudouke.)

Lijkt op de vorige soort, maar heeft geen wit aanhals en vleugels, wel op de vleugels eenige duidelijkezwarte vlekken. 35 cM.

Broedt in gering aantal in boschstreken, ook in deduinen. Ze worden 's winters ook wel gezien in gezel-

schap van de boschduiven. Hun gekir is minder ge-

varieerd dan dat van de gewone boschduiven.'t Nest, soms van takjes, wordt gebouwd in holle

boomen, in de duinen dikwijls in konijnenholen. Tweesoms drie eieren, iets kleiner dan die van de boschduif.3.8 x 2.9 cM.

Tortel.(Streptopelia t. turtur, Tourterelle, Turtle Dove,

Turteltaube, Toarteldou.)

Bovenzijde roodbruin met zwarte vlekken, mid-

147

Page 159: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

delste staartveeren bruin, met smalle witte toppen,de andere zwart met breeden witten eindzoom, ookde buitenvlag van de buitenste staartveeren is wit.In den nek zeer mooie zwart met blauwe zijvlekken.Deze ontbreken bij de jonge vogels. 28 cM.

De tortels komen in 't begin van Mei, ook wel in't laatst van April. Ze broeden overal, ook in de steden.Op mooie zomerdagen wordt hun eenvormig „toer-toer"

voortdurend gehoord.Het nest is een ijl takkenvloertje, soms in struiken

laag bij den grond, soms in hooge dennen; twee witteeieren. 3 x 2.3 cM.

KOEKOEKENFAMILIE. (Cuculidae.)

Koekoek. (Cuculus c. canorus, Coucou, Cuckoo,Kuckuck, Koekoet.)

Rugzijde blauwgrijs, staart zwart met witte vlek-ken en een witten zoom, ook de slagpennen metwitte vlekken, keel en borst met zwarte en witte

dwarsstreepen (gesperwerd). De buitenteen kan zoo-wel voorwaarts als achterwaarts geplaatst worden

(keerteenvoet). 36 cM.Het wijfje is iets kleiner dan 't mannetje en is

rossig aan den nek, de jongen zijn donkerbruin met

roestroode dwarsstreepen, ze hebben een witte vlekin den nek en vuurroode mondholte.

De koekoek komt midden April (2o Maart — 2o April),

de oude vogels vertrekken in Augustus (koekoeksroepgehoord tot 22 Juli), de jongen trekken nog door inOctober. Het meest bekend is de roep „koekoek", ookwel in drieen (koekoekoek), zelfs wel vier of vijfletter-grepig. Bovendien maakt hij ook een gorgelend geluid,

dat alleen in 't stille van den nacht of zeer dichtbij ge-hoord kan warden, en als ze elkaar achtervolgen hoortmen: „ga-ga-ga-ga-ga". Als 't wijfje haar ei in 't nest van

148

Page 160: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

een ander vogeltje heeft gestopt, moet ze zacht roepen:„Ku, ku, ku". Maestal leeft een wijfje met twee of meermannetjes (polyandrie). De koekoeken laven van insek-ten, vooral van harige rupsen.

Het wijfje legt tot 20 eieren in de nesten van anderevogels, een in elk nest (soms 2). Hoe dat precies gebeurt,

is nog niet volledig bekend. Men heeft waargenomen,dat 't mannetje de kleine zangvogeltjes weglokt. Het

wijfje komt dan, legt haar ei meestal op den grond,om het dan met den snavel in 't nest te brengen. Dit

wordt echter weer betwist. Wellicht kiest een bepaaldkoekoekswijfje voortdurend dezelfde soort van nest.

Dikwijls wordt beweerd, dat 't koekoekwijfje later nognaar haar jong zou omzien; ons is daarvan niets geble-ken, evenmin als van 't broeden door de koekoek zelve,wat een enkele maal in Duitschland zou zijn waarge-nomen. In Amerika komen koekoeksoorten voor, die weleen eigen nest bouwen. De jonge koekoek, pas uit 't eigekomen, werkt met zijn rug andere eitjes of jongenuit 't nest, soms zelfs onder her lichaam van de broe-dende vogel vandaan en wordt met groote vlijt door zijnpleegouders ea andere vogeltjes gevoed, nog lang nadathij al kan vliegen. Een enkele maal blijft een eigen jong

eenigen tijd naast den indringer voortleven. Het meest wor-den getroffen: kwikstaartjes, piepers, paapjes, roodstaar-tjes en heggemuschjes, maar nog wel 5o andere soorten.

De eieren van de koekoek lijken veelal, maar langniet altijd, op die van de vogeltjes, in wier nest hij zedeponeert. Ze zijn aan hun meerdere grootte altijd wel te

herkennen. 2.3 X 1.7 cM.

SCHARRELAARSFAMILIE. (Coraciidae.)

Scharrelaar.(Coracias garrula, Rollier, Blaurake.)

Bijna 't heele lichaam schitterend blauwgroen

149

Page 161: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

met donkerder partijen, wenkbrauw wit. 3o cM.Werd enkele malen in ons land gezien van Mei tot

November, broedt in Noord-Duitschland, Scandinavia en

Rusland.

I JSVOGELFAMILIE. (Alcedinidae.)

I Jsvogel.

(A lcedo atthis ispida, Martin pécheur, Kingfisher, Eis-

vogel, Iisfugel.)

Rugzij, kop en staart blauw met zwarte blok-plekjes, een breede middenstreep over den rugschitterend blauw, onder anders invallend licht zee-groen, wangen bruin, twee witte nekvlekken, keel witverdere onderzijde van 't lchaiam kastanjebruin, dezwakke pootjes zijn rood, de snavel evenlang als

't hoofd, bruin. 19 cM.Niet zeldzaam, als hij maar met rust wordt gelaten;

een schitterend sieraad van waterpartijen op buiten-plaatsen. Lokroep: een langgerekt helder „tsjie". Vangt

vischjes en waterinsecten, kan goad duiken en roeit ookonder water wel eens een eindje voort. Vertoont zich's winters veel bij open plekken in 't ijs, vandaar zijnnaam. 't Is anders wel meer een zomervogel dan eenwintervogel, hij vertoont zich het heele jaar door in denabijheid van de broedplaats en is daar dus een echtestandvogel. Hun aantal is zoo gering, dat het niet aan-gaat, to gewagen van schade, die ze aan den vischstand

zouden toebrengen. Toch worden ze bij broad- en kweek-vijvers met klemmen gevangen en gedood.

't Nest ligt aan 't eind van een tunnel i a. 1.5 M lang,

die de vogel in een steilen waterkant zelf graaft. Hijneemt ook wel een rattengang, ook maakte hij een nestin een zanderij, ver van water. 't Is niet bekleed, wel ligthet er vol met vischgraten en uitwerpsels; 5-8 witte,zeer glimmende, bijna ronde eieren. 3.2 X 2 cM.

150

Page 162: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Amerikaansche Band-ijsvogel. (Ceryle alcyon.)

Onderkant van 't lichaam wit met een blauw-

achtige dwarsstreep over de borst, bovenzij leiblauw,een kuif op de kop, een witte halskraag, vleugelsen staart met witte vlekken. 3o cM.

Een ijsvogel uit Amerika, die eenmaal in ons land

werd gezien en geschoten.

BIJENETERFAMILIE. (Meropidae.)

Bijeneter.

(Merops apiaster, Gue'pier vulgaire, Bee-eater, Bienen-fresser, Bije/retter.)

Borst, buik en onderstaartdekveeren blauwgroen,ook de vleugels; staart olijfgroen, stuit, benedenrugen schouderveeren rossig geel, rug en kop kastanj e-bruin, op 't voorhoofd een witte dwarsstreep, om-zoomd met groen, keel goudgeel met zwart omzoomd,een zwarte streep achter de mondhoeken, snavellang, zwart, pooten bruin 27 cM.

Deze prachtige vogel, slechts enkele malen in ons landwaargenomen, broedt in de landen rondom de Middel-landsche zee, maar verdwaalt of en toe naar Noordelijkerstreken, zelfs tot in Scandinavie.

HOPPENFAMILIE. (Upupidae.)

Hop.

(Upupa epops, Huppe, Hoopoe, Wiedehopf, Thippe.)

Bruin met zwarte en witte vlekken, een kuif vanlange veeren op den kop, snavel zoo lang als dekop of langer. 3o cM.

De hop komt half April, soms vroeger, trekt nog doorin October, broedt 't meest, maar toch ook nog zeerzeldzaam in Brabant, Limburg en den Achterhoek, ook

151

Page 163: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

een enkele maal in de duinstreek. Hij roept kort en holder:

„hoop, hoep"; ze eten insecten, vooral rupsen en sprink-hanen.

Het nest ligt in een holte van een boom, dicht bij dengrond 4-7 eieren, die eerst blauwgroen zijn, maarspoedig verbleeken. 2.6 x 1.8 cM.

ORDE DER UILEN.(Striges.)

Ze hebben een gebogen, sterken, scherpen snavel enkrachtige pooten met scherpe gebogen klauwen, evenalsde roofvogels. De buitenteen is een keerteen. Gevedertezeer zacht met breede vlaggen, vlucht geruischloosOogen voorwaarts geplaatst, omgeven door een veder-krans. Ze kunnen echter niet beide oogassen op eenzelfdepunt richten. 't Zijn nachtdieren, die zich hoofdzakelijkvoeden met muizen en ratten, ook soms met vogeltjes.De onverteerbare deelen van 't voedsel, die 't darkanaalniet kunnen passeeren (beentjes, veeren, haren) wordenuitgebraakt in den vorm van haarballen of veerballen.Sommige uilen jagen ook overdag. Bij onze uilen zijn de

pooten tot op de teenen bevederd.

KERKUILENFAMILIE. (Srtigidae.)

Kerkuil.(Tyto alba, Chouette effraye, Barn owl, Schleiereule,

Toer=61.)

Zilvergrijs en oranje met kleine vlak tegen elkaargelegen zwarte en witte vlekjes, oogsluier wit metoranje, onderzijde van 't lichaam oranje (zelden wit),snavel heel lichtgeel, klauwen bruin. 34 cM.

Broedt door 't geheele land, ook in groote steden.

152

Page 164: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

't Meest bekend is hun krijschend geschreeuw, bovendienmaken ze allerlei blazende en snurkende geluiden. Ze

vliegen uit tegen den avond en ook in den vroegen morgen.Nestelt (bouwt eigenlijk geen nest), op zolders, in

torens; 3-7 witte eieren. 4 X 3 cM.

UILENFAMILIE. (Bubonidae.)

Ransuil.(Asio o. otus, Hibou moyen duc, Long eared Owl, Wald-

ohreule, Hoornuil, Schuifuit, Hoarn-41.)

Zwartbruin, geelbruin gevlekt, een witte zilver-glans over den rug, witte vlekken op de vleugel-

dekveeren, staart bruingrijs met zeven donkeredwarsbanden, veerkrans om 't oog donker, oorplui-men + 4 cM. lang; onderzijde van 't lichaam licht-grijs-oranje met zwarte lengtevlekken, snavel enklauwen loodkleurig.

Broedt door 't heele land, trekt in 't voorjaar en najaartalrijk door en vertoeft dan gaarne dagen achtereenop bepaalde plaatsen, waar ze ieder jaar zijn aan totreffen en waar 't dan vol ligt met haarballen. Ze roepen:„hoe, hoe" heel hol, ook wel „hoe-oek, hoe-oek", de

tweede lettergreep veel hooger dan de eerste. Makenook vliegkunsten, klappen dan de vleugels onder 'tlichaam tegen elkander.

Ze nemen een oud nest van kraai, ekster, eekhoorn ofvalk, veelal in oude dennen, broeden ook op den grond.4-7 witte eieren. 4.3 X 3 cM.

Velduil.(Asio f. flammeus, Hibou brachyote, Short-eared Owl,

Sumpfohreule, Katof.)

Licht geelbruin met donkere lengtevlekken, staart

geelachtig met smallen witten eindzoom en vijf

1 53 II

Page 165: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Ransuil,

Page 166: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

donkere dwarsbanden over de heele breedte met nog

twee op de middeiste stuurpennen. Veerenkrans omde oogen lichtgeel, vlak om 't oog zwart, oorpluim-

pjes iets langer dan z cM., onderzijde van 't lichaam

bijna wit, met donkere lengtevlekken, snavel enklauwen bruinzwart. 35 c-.

Broedt door 't heele land, vooral op de Noordzee-eilanden, trekt in 't winterhalfjaar troepsgewijze door.Maken niet veel drukte, een, die lastig gevallen werd

door een vischdiefje, hoorde ik boos „Kek, kek," roepen.

Ze jagen ook overdag.Het nest ligt op den grond onder struikgewas, is soms

niets anders dan een kuiltje in 't zand, een enkele maal

bekleed met gras- sprietjes of hei. 6-8 witte eieren.

4 x 3 cM.

Dwergooruil.(Otits s. stops, Scops d'Europe, Small tufted Owl,

Zwergohreule.)

Grijs, dicht gevlekt met bruin en zwart, tweekleine veerkuifjes op den kop. 25 cM.

Driemaal in ons land waargenomen, zuidelijke broed-vogel.

Sneeuwuil.Nyctea nyctea, Chouette harfang, Snowy Owl,

Schnee-eule.)

Wit met bruine en zwarte vlekken, zeer oudemannetjes geheel zuiver wit. 58 cM.

Wordt in 't winterhalfjaar van tijd tot tijd gezien,broedt in de poolstreken.

Steenuiltje.( Athene noctua vedalii, Chouette cheveche, Little Owl,

Steinkauz, Boomuil, Huipke, Stienitl.)

Bruin met ovale en driekante witte vlekken,

155

Page 167: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

onderzijde van 't lichaam wit met donkere vlekken,

snavel groenachtig geel, pooten geel. 25 cM.Dit uiltje heeft wel 't meest to lijden van de vervol-

gingen der kleine zangvogels. Dikwijls genoeg ziet menzoo'n steenuiltje wegvliegen, achtervolgd door een tieren-de bende van meezen, winterkoninkjes, roodborstjes,merels, vinken en als hij zich tegen een boomstam ver-

schuilt, dan wordt hij door 't heele gezelschap omsingeld

en opnieuw verjaagd.Broedt door 't heele land, liefst in holle boomen en

konijnenholen. Roept: „koek, koek, koek" en „kwief,kwief, kwief", vele malen achtereen, zoowel overdag als's nachts. Jaagt ook overdag. De levendigste van onzeuilen, maakt koddige buigingen en duikelingen en kop-verdraaiingen. 4-6 eieren, wit. 3.4 x 2.8 cM.

Oehoe.(Bubo b, bubo; Grand-duc, Eagle Orol Uhru.)

Minstens tweemaal zoo groot als onze andereuilen. Bruin met donkerder vlekken en streepen.

Zeer lange oorpluimen. (7 CM.).

Bemachtigt vogels en kleine zoogdieren tot hazen

toe, lammeren, reekalfjes. Geruchten dat deze wel bijons zou broeden, berusten m';estal op verwarring met

ransuil.

Boschuil.(Strix a. aluco, Chouette hulotte, Tawny Owl, Waldkauz,

Rossig aschgrauw met bruime vlekken en golf-lijntjes, duidelijke ovale witte plekken op de schou-derveeren, vleugels en staart bruin, onderzij van 'tlichaam wit met groote bruine dwarsgestreepte

vlekken. Oogkrans licht. 4o cM.Broedt door 't heele land, vrij zeldzaam. Na de kerkuil

156

Page 168: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

de luidruchtigste van onze uilen, roept: „hoe, hoe, hoe ,hoe" (verschillend in toonhoogte). Ook wel „auw, auw"

(katuil) wordt ook overdag gehoord.Nestelt in holle boomen, ruinen, konijnenholen, ook

wel gewoon op den grond; 3-4 eieren wit4.8 x 3.8 cM.

NACHTZWALUWFAMILIE. (Caprimulgidae.)

Nachtzwaluw.(Caprimulgus e. europaeus, Engoulevent, Nightjar, Nacht-

schwalbe, Geitenmelker, Nachtratel, Vliegende Pad, Dag-

slaap, Dwaaske, Nachtsweal.)

Aschgrauw met bruine, zwarte en geelachtigestreepen, krullen en vlekken, het mannetje heeft opvleugels en staart duidelijke, witte plekken, die zijnbij 't wijfje geelachtig. 27 cM.

Komt in Mei, trekt nog door in October, bewoontdroge beboschte streken, bij voorkeur dennebosch, dochook wel loofhout. Zit overdag to slapen op den grond ofop een tak en dan meestal in de lengte. Jaagt 's avonds

Nachtzwaluw.

en 's morgens op groote rondvliegende insecten (vlinders,Julikevers, meikevers, mestkevers). Zang een langgerekt„errr-orrr, errr" afgewisseld met „koeiek, koeiek" enallerlei vliegtoeren.

De twee dofwitte grijs en bruin gevlekte eieren, door-

157

Page 169: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

gaans iets in teekening verschillend, liggen op den grond,

niet eens in een kuiltje. 3 X 2.2 cM.

GIERZWALUWENFAMILIE. (Macropterygidae.)

Gierzwaluw.

(A pus a. apus, Martinet noir, Swift, Turmschwalbe,

Toerswael.)

Roetzwart, aan de kin wit, snavel klein, bekope-

ning zeer wijd. Vleugels lang, staart weinig gevorkt.18 cM.

Komt tegen Mei, vertrekt in Augustus, enkele wordennog tot in November gezien. Overal in 't land. Jagenmeestal hoog in de lucht en maken tegen den avondvliegkunsten, luid schreeuwend; de mannetjes jagen dande wijfjes naar 't nest. Ze kunnen zich aan muren vast-houden met de scherpe klauwtjes aan de teenen, die allevier voorwaarts zijn gericht (klemvoeten).

Het slordige nest (met stroo en veertjes, als eenmusschennest) wordt gebouwd in muren, schoorsteenen,

onder dakpannen, zelfs op heel lage schuurtjes, (2-3zelden 4) witte eitjes. 2.5 X 1.6 cM.

DRAAIHALSFAMILIE. (Iyngidae.)

Draaihals.(lynx t. torquilla Torcol, Wryneck, Wendehals,

Draeinekke.)

Pooten en tong komen overeen met die van despechten; de snavel is korter dan de kop. Geen

steunstaart. Het gevederte is bruingrijs en rossigmet veel pijlvormige en golvende vlekken en stree-pen, boomschorsachtig: 17 cM.

De draaihals komt eind April en begin Mei, is nietzeldzaam op de Veluwe, broedt daar zelfs in nestkastjes,

158

Page 170: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

wordt ook in andere boschachtige streeken aangetroffen

Roept helder en afgemeten „tji-tji-tji-tji-tji", de toon-hoogte meestal stijgend. Rekt en draait zich zeer zonder-

ling, klautert langs de stammen, maar zoekt vooral zijnvoedsel op den grond (meest mieren).

Nestelt in boomholten, verjaagt wel andere holen-broeders, timmert zelf niet; eieren, wit, minderglimmend dan spechteieren. 2 x 1.6 cM.

SPECHTENFAMILIE. ( Picidae.)

De spechten hebben klimvoeten, twee teenen naar

voren, twee achterwaarts gericht. De staartveeren hebbenzeer stevige schachten, zijn aan de onderzijde ruw enhebben spitse punten. De snavel is recht, piramidaal eneven lang als de schedel. De tong is lang, zijn top spits,kleverig en voorzien van weerhaakjes, kan ver worden

Hoe het tongbeen van een specht is bevestigd.

u i t g e s t o k en (+ io cM.), door strekking van de

tongbeenderen, die in een wijden bocht achter de schedelom loopen en op 't voorhoofd zijn ingeplant.

Ze voeden zich hoofdzakelijk met insecten, die ze zoe-ken op de schors van boomen, tusschen 't korstmos.

Ook beitelen ze het hout stuk, dat vol insectengangenzit. De groene specht haalt niet alleen larven uit het hout,maar ook allerlei soort van mieren uit mierennesten.Bovendien voeden alle spechten zich gedurende den

16o

Page 171: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Gierzwaluw.

Page 172: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

winter en 't voorjaar met olierijke zaden : (den ,lork, spar)

ook met gallen. Hun vlucht is golvend.

Groene Specht.(Picus viridis virescens, Pivert, Green Woodpecker, Gran-

specht, Houtspjucht.)

Prachtig groen; in den nek en aan 't begin van den

staart goudkleurig, schedel sterk rood, het mannetje

heeft ook een breede roode streep langs de mond-hoeken, (t' wijfje niet). Vleugels donkergroengrijs

met witte blokvlekken, onderzijde van 't lichaamlicht groengeel. 32 cM.

Broedt algemeen door 't heele land. Reeds in Februari

laat de groene specht zijn lokroep hooren, een luidlachend geluid, dat soms herinnert aan 't hinneken vaneen paard, een andermaal aan 't slaan van den nachte-gaal. Hij eet graag mieren.

De vogel holt een nest uit in een ouden boomstam,dikwijls laag bij den grond; 5-8 zuiver witte eieren.

3 X 2.2 cM.

Groote Bonte Specht.(Dryobates major pinetorum, Pic bigarrd, Great spotted

Woodpecker, Grosser Buntspecht, Eksterspjucht.)

Zwart met wit, de vleugelpennen en de driebuitenste staartpennen mooi zwart wit geblokt,bovenkop, nek en een streep aan de mondhoekenzwart, wangen wit, keel en borst vaalbruin, de restvan de onderzijde rood. Het mannetje heeft boven-

dien nog een groote roode plek aan 't achterhoofd.Bij de jongen is de bovenkop geheel rood. 25 cM.

Broedt door 't heele land, trekken soms in grootaantal door. In Februari roepen ze elkaar met „tje-doek,tje-doek", heel luid. Later gaat 't mannetje „trommelen",

161

Page 173: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

hij brengt dan door herhaalde snavelslagen een dorreboomtak in krachtige trilling. Soms trommelt het wijfjeook. Ze pluizen hun denneappels meestal uit op eenbepaald plekje, daar ontstaat dan een spechtensmidse,een opeenhooping van honderden afgekloven denneappels.

Maar meest zoeken ze insecten op en onder den boom-

schors.Hun nest beitelen ze graag in abeelen, meestal vrij

hoog; 5-7 glimmend witte eieren z.6 X 2 cM.

Middelste Bonte Specht.(Dryobates m. medius, Pic mar, Middle spotted Wood-

pecker, Mittlever Buntspecht.)

Bovenkop bijna heelemaal rood, zoowel bij 'tmannetje als bij wijfje, nek, rug en stuit zwart,maar zeer veel op wit de vleugels, onderzijde lichtgeelachtig, buik en onderdekveeren van den staart

rood. 22 cM.Zeer zeldzaam, ook wel broedend gevonden. 't Mannetje

heeft een krassend-heeschen lokroep, die hij telkens her-

haalt. 'k Weet niet, of ze trommelen.Nest en eieren als bij de andere spechtensoorten.

2.2 X 1.8 cM.

Kleine Bonte Specht.(Dryobates minor comminutus, Epeichette, Lesser spotted

Woodpecker, Kleiner Buntspecht, Lytse Buntspjucht.)

Rug zwart en wit, onderzijde bijna heelemaal wit,'t mannetje is boven op den kop rood, 't wijfje niet;

15 cM.Komt door 't heele land voor, hoewel tamelijk zeld-

zaam. Roept mooi, helder en vlug „kli, kli, kli, kli, kli"

en trommelt evengoed als de groote bonte specht, ook

het wijfje.

162

Page 174: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Maakt zijn nest meestal in hooge boomen ook in nest-hokjes; 5--6 eieren, wit; 2 X 1.5 cM.

Zwarte Specht.(Dryocopus inartius, Pic noir, Black Woodpecker,

Schwarzspecht.)

Zwart, bovenzij van den kop heelemaal rood; bij

't wijfje is alleen 't achterhoofd rood. 46 cM.Heeft zich in de laatste jaren sterk uitgebreid en

broedt nu vrij veel in Twente, den Achterhoek en op deVeluwe. Zwerft in den winter reeds tot in Holland ende Duinstreek. De ingang van het nest is elliptisch. Hijroept luid en wild: „tretroe, tretroe, tretroe" en schreeuwtsoms ook net als een roofvogel of een groene specht.

Hij trommelt ook; 3-5 eieren 3.5 X 2.5 cM.

ORDE DER ZANGVOGELS.( Passeri f ovules . )

ZWALUWENFAMILIE. (Hirundinidae.)

Ze hebben een tamelijk klein, breed, plat snaveltje.maar kunnen een geweldigen bek opzetten, de mond-hoeken liggen nog achter de oogen. De staart is gevorkt,Ze vangen insecten in de vlucht, 't meest vliegen enmuggen.

Boerenzwaluw.(Hirundo r. rustica, Hirondelle rustique, Swallow, Rauch-

schwalbe, Swaall, Swealtsje.)

Staalblauw; voorhoofd, wangen en keel roestrood,onderzijde overigens rossig wit, mooie witte vlekken

op de staartpennen. 18 cM. Staart zeer diep gevorkt,bij 't mannetje zijn de buitenste staartveeren evenlang als 't lichaam.

Komt begin April, de groote massa vertrekt beginOctober, maar er worden er ook nog wel gezien tot einde

163

Page 175: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

November. Ze zingen een vroolijk, kwetterend liedje(tot in September).

't Nest van klei, vermengd met gras en strootjes, vanbinnen bekleed met gras en veertjes wordt bij ons meestalgebouwd in stallen en schuren, onder bruggen, ook welaan buitenmuren onder overhangend dakwerk; 4-6eieren, wit, met roode en grijze stippels. 2 X 1.4 cM.

Huiszwaluw.(Delichon u. urbica, Hivondelle de fenetre, Martin, Mehl-

schwalbe, Melkstaartje, Wytgatswael.)

Staalblauw; onderzijde en een groote plek aan 'tBind van den rug zuiver wit, staart gevorkt, veelminder diep dan bij de boerenzwaluw. 14 cM.

Komt meestal iets later dan de boerenzwaluw en ver-trekt eerder. Algemeen door 't heele land, in de laatstejaren verminderend in aantal, (minder nestgelegenheid,strijd met musschen). Ze zingen minder vlijtig dan deboerenzwaluw, hun lokroep: „twit, twit" wordt veel ge-hoord, vooral al; ze 's avonds gezellig jagen en spelen.

t Nest, half bolvormig, wordt meestal geplakt tegenmuren; 't is van klei, van binnen voorzien van gras enveertjes; 4-6 glanzend witte eitjes. 1.8 x 1.3 cM.

Oeverzwaluw.(Riparia v. riparia, Hirondelle de rivage, Bank martin,

Uferschwalbe, Dijkzwaluw, Sanswael.)

Rug en kop aardkleurig, onderzijde van 't lichaamwit, met een bruin halsbandje, staart ondiep ge-

vorkt. 12 cM.Komt meestal in Maart, trekt nog door in October.

Overal bouwt hij zijn nest in steile wanden, slootkantenzoowel als rotswanden en jaagt zijn insecten bij voor-keur boven watervlakken. Zingen weinig, lokroep: „twit,twit" en „ssrr".

164

Page 176: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

3am3NNcvIC)

C

Page 177: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Het nest ligt aan het eind van een horizontale gang,

(I a 2 M. lang) die ze zelf graven in de aarde of mergel-rots (Z. Limburg). Altijd gezellig, soms wel honderdnesten bij elkaar (Mook, Valkenburg). 't Bestaat uit grasen veertjes en bevat 4-6 zuiver witte eitjes. 1.7 X 1.3

cM.

LI JSTERFAMILIE. (Turdidae.)

Tot deze familie behooren de Lijsters, Nachtegalen,Roodstaartjes, Tapuiten en hun verwanten. Deze vogels

hebben allen den loop voor en achter met een dekkinguit een stuk, een slanken snavel met onbedekte neus-gaten. De jongen hebben een gevlekt jeugdkleed.

Siberische Lijster.(Turdus sibiricus, Merel de Sibe'rie, Siberian Ground-

thrush, Siberische Drossel.)

Van deze lijster, te kennen aan een witten streep boven't oog werden bij ons tot nu toe vier exemplaren waar-

genomen.

Kramsvogel.(Turdus pilaris, Grive litorne, Fieldlare, Krarnmetsvogel,

Veldtjakker, Fjildlyster.)

Kop .en nek blauwgrijs, mantel bruin, staart zwart,

keel en borst rossig geel met donkere streepvlekken,

buik wit, 26 cM.De kramsvogels trekken in voor- en najaar in talrijke

benden door ons land, vele blijven overwinteren, enkeleparen broeden. Behalve aan hun mooie kleuren zijn zegemakkelijk te herkennen aan 't harde tjak, tjak, tjak,

waarmee ze elkander aanroepen. Leefwijze als de grootelijster, ze eten ook graag vruchten van 't kardinaals-

mutsje en rozenbottels.'t Nest lijkt precies op dat van de merel, de eieren zijn

zeer verschillend, lijken veelal op die van de merel 3 X 2

166

Page 178: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

cM. In Scabdinaviè nestelen ze gezellig op den grond of

in struiken en boomen.

Groote Lijster.(Turdus v. viscivoris, Grive draine, Mistle Truth, Mistel-

drossel, Dubbele Lijster, Veldlijster, Dubelde Lyster.)

Bovenkant aschgrauw, naar den staart toe geel-achtig-bruin, vleugeldekveeren met lichte toppen en

zoomen, staartpennen bruin met een witte vlek aan't eind, behalve de middelste, wangen, keel en onder-

zijde geel met driekante donkere vlekken, behalve 'tachterste stuk, dat ongevlekt en bijna wit is, onder-vleugeldekveeren wit, snavel donkerbruin, pooten

geelbruin, 3o cM.In voor- en najaar trekken er veel door, vele over-

winteren, ook blijven er al meer en meer bier broeden;in de Kennemerduinen geregeld tamelijk veel. Alarm-kreet „tree" (draine, schnarrer). Hij zingt al in Februari,maar 't mooist in April voor zonsopgang even onstuimigals de zanglijster, even melodieus als de merel; 't is beslistde beste zanger onder al de lijsters. Zoekt zijn voedselvooral op 't land, bouwland, grasland; wij hebben gezien,dat hij zijn jongen voerde met ritnaalden.

Nest van gras en mos en takj es, door klei verbonden

en van binnen bekleed met fijne grassprietjes. 't Ligt inboomen en struiken (berken, eiken, dennen), van vlakbij de grond tot een meter of zes hoog; 4-5 eieren,rossig grijs met roodbruine vlekken. 3 x 2.3 cM.

Zanglijster.(Turdus, philomelos clarkei, Grive musicienne, Song

Thrush, Singdrossel, Grauwe Lijster, Bante Lyster.)

Bovenkant bronsachtig bruin, gele randen en top-pen aan de vleugeldekveeren, staart bruin, wangenen onderzijde geel en wit met veel donkere vlekken,

ondervleugeldekveeren geel. 23 cM.

167

Page 179: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Wij kunnen in ons land twee rassen waarnemen:het Midden-Europeesche (T, ph. clarkei) en hetNoordelijke (T. ph. philomelus). Het eerste heeftgroeniger nek en mantel en is aan de onderzijde

duidelijker geel. Onze broedvogels behooren tot hetMidden-Europeesche ras, de trekkers meest tot het

Noord-Europeesche.

Broedt door 't heele land, ook in stadstuinen en parken.In voor- en najaar trekken ze door bij duizenden (met

de koperwieken vormden ze de voornaamste prooi vande lijsterstrikken), vele overwinteren, vooral in de duin-streek. Ze roepen siet, siet, en zijn daaraan 's nachts, alsze trekken, gemakkelijk te herkennen. Schettert bij 't teruste gaan, sneller en scherper dan de merel. De zangbegint al in Februari, soms zelfs in Januari, wordt ooknog wel gehoord in December. Een groote verscheiden-heid van luide en zachte geluiden, motieven dikwijls her-haald, ook zeer veel nabootsing van andere vogels.'t Meest wordt wel gehoord: „Frederick, Frederiek".Toch gemakkelijk te bestudeeren, want de vogel zit inde bladerlooze boomen minuten lang te zingen. Zingt

ook rondloopend in t' gras, als hij zoekt naar slakken enwormen. Slaat huisjesslakken stuk op steenen en boom-wort els .

Nest in boomen en struiken, ook op den grond, vantakjes en gras, van binnen bekleed met een viltige stofdie de vogel maakt van vermolmd hout, klei, koemest,

e.d., 4-6 eieren prachtig blauw met zwarte of (zelden)roode vlekken. 2.9 X 2.1 cM.

Koperwiek.

(Turdus musicus, Grive .1V1auvis, Redwing, Weindrossel,Readwfuk.)

Bovenzijde en kop bruin, over het oog een breedelichtgele wenkbrauwstreep, onderzijde van 't lichaam

168

Page 180: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

wit met donkere vlekken, op de zijden een grootekoperroode vlek; ook de onderdekveeren van de

vleugels koperrood. 23 cM.

De koperwieken trekken in voor- en najaar in grootemenigte door ons land, zeer vele overwinteren hier. Men

ziet ze meest in troepen op de weilanden, waar ze zichop de manier der spreeuwen voeden met slakken. Hunzang, een koorzang, herinnert aan 't spreeuwenkoor enkan zoowel in zachte winters als in Maart en April wor-den gehoord. Soms zitten ze bij duizenden te gelijkaan den woudzoom te zingen. Ze eten ook bessen. Hunlokroep „srie, srie" wordt menigmaal 's nachts gehoord,

wanneer ze overtrekken.Een enkel paartje heeft eens geprobeerd hier te broe-

den. Nest en eieren lijken op die van de merel, maarkleiner. 2.5 X 2 cM.

Bruine Lijster. (Turdus eunomus.)

Eenmaal gevonden.

Naumann's Lijster. (Turdus Naurnanni.)

Eenmaal gevonden.

Vale Lijster. (Turdus obscurus.)

Eenmaal bij Haarlem in 't najaar gevangen.

Beflijster.(Turdus t. torquatus, Merle a plastron, Ring-Ousel,

Ringdrossel, Domine, Ringlyster.)

Mannetje roetzwart, de veeren aan de onderzijdevan 't lichaam veelal met witte randen, onder aande keel een breede witte band 25 cM.

't Wijfje is bruinzwart en heeft de keelvlek licht-bruin.

1 69

Page 181: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Nog al veel op den doortrek, sommige blijven over-

winteren en enkele broeden (vooral in de duinstreek).Leefwijze als van de merel; hij zingt echter minder

mooi. Nestelt op dezelfde manier, de eieren zijn in den

regel helderder blauw.

Merel.(Turdus merula, Merle, Blackbird, Amsel, Zwarte

Lijster, Gieteling, Swarte Lyster.)

Het volwassen mannetje is geheel zwart, metoranje snavel en oranje oogleden.

't Volwassen wijfje is bruinzwart, keel en borstbruin met zwarte vlekken, snavel donker. Heeloude wijfjes hebben den snavel geel, en wit aan keelen borst.

De jongen zijn eerst roodbruin met donkere vlek-ken en hebben een zwarten snavel.

Broedt door 't heele land, ook in stadstuintjes. Invoor- en najaar trekken er veel door, ook overwinteren

er hier zeer veel, bij 't strenger worden van den winterverschijnen er veel in de duinstreek. De merel begint tezingen in 't eind van Februari, vooral 's avonds en voor

zonsopgang, een mooi rustig volklinkend lied, ook wel

met onrustige dunne partijtjes en min of meer gelukteimitaties. Alarmkreet een helder „tsing, tsing, tsing"

(ook verzamelkreet bij 't te slapen gaan), angst- en

ellendekreet en dun „sie-6", lokroep voor de jongen„koek, koek". Ze zoeken hun voedsel, (wormen ,insecten),op den grond, onder mos en bladeren, die ze op zij werpen(zoodoende ventileeren ze den boschbodem), bessen, (aal-bessen en aardbeien, maar ook vlier, lijsterbes. Gelder-sche roos, etc. die ze aldus uitzaaien) eten ook brood ensoms eieren en jonge vogeltjes.

Het nest van gran en takjes, met klei verbonden, vanbinnen bekleed met grassprietjes, lig t soms op den grond

170

Page 182: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

soms tien meter hoog op allerlei plaatsen, (graag in

coniferen en klimop) 4-6 eieren, groenblauw, dicht ge-vlekt met roodbruin; soms ongevlekt en dan blauw,2.9 X 2.1 cM.

Tapuit.(Genanthe o. oenanthe, Traquet motteux, Wheatear, Stein-

schmcitzer, Stag, Walduiker, Steentikker, Fitop.)

Schedel en mantel leigrauw, staart zwart met witeind van den rug ook wit, op zij van den kop een,

groote zwarte vlek, keel en borst bleekbruin, de

rest van de onderzijde wit, ook een witte wenkbrauw

streep over 't oog. 16 cM.'t Wijfje is meer bruinachtig, heeft niet zooveel

zwart opzij van den kop.Komt eind Maart of begin April, trekt nog talrijk door

in October. Broeden meest in d'roge streeken, vertoonenzich op den trek echter ook veel op 't bouwland. Zeroepen elkaar met „tak, tak" en zingen een snel, ondui-delijk liedje. Vangen vooral sprinkhanen en kakkerlakken,ook kevers, eten in 't najaar bessen. Als ze vliegen,onmiddellijk to kennen aan den zwart met witten staart.

't Nest, in holten en holen, ook onder emmers en veelin konijnengaten; bestaat bijna geheel uit gras, met

enkele haartjes en veertjes of wat mos; 4-7 eitjes blauw,groenachtig blauw of lichtgroen, zelden met bruine spik-

keltj es. 2.1 X 1.6 cM.Nog al dikwijls ziet men op den trek een tapuit met

roestroode keel en borst en iets grooter, dit is de Noor-

delijke of Groenlandsche tapuit (Oenanthe oenanthe

leucorrhoa).

Paapje.(Saxicola r. rubetra, Tarter ordinaire, Whinchat, Braun-

kehlchen, Paepke.)

Kop donkerbruin met lichte randjes aan de vee-

171

Page 183: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

ren; over 't oog een breede witte wenkbrauwstreep,zijden van den kop zwart, keel en barst bruinroodstaart en vleugels bruin met groote witte vlekken.

14 cM.

17 2

Page 184: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

roro

Het wijfje heeft de zijden van den kop bruin en isoranjeachtig grijs aan keel en borst.

Komt half April en trekt nog door in 't laatst van

173

Page 185: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

October, broedt door 't heele land, vooral in de duin- en

heistreken, houdt veel van struikgewas afgewisseld metopen veld. Lokt: „oeiet-tak, tak", ook „tak, tak, tak".Zang snel en weinig krachtig. Vangt vooral sprink-haantjes en rupsen.

Het nest ligt op den grond, vaak aan den voet van

een struik, goed verborgen en heeft meestal een toegangs-weg, die op een klein konijnengangetje lijkt, 't is van gras,mos en haren; 4-5 eieren, blauwachtig met zwakkeroodbruine vlekjes die vaak een kring vormen om 't-

breede eind. 1.9 X 1.4 cM.

Roodborsttapuit.

(Saxicola torquata rubicola, Tarier rubicole, Stonechat,

Schwarzkehliger Wiesenschmdtzer, Mastvogeltje,Swartkieltsje.)

Zwart, met duidelijke witte vlekken aan den nek,de vleugels en den staart, borst rood. 't Wijfje is opden kop bruin met donkere streepjes, heeft een veelkleiner nekvlekje, de onderzijde bleek roestkleurig,haast geen wit op den staart en op de vleugels ookweinig wit. 14 cM.

Maart November. Enkele in den winter, broedt door't heele land, maar minder algemeen dan 't paapje. Zingtals 't paapje, lokroep: „oeiet-krrr" of ook wel „tak, tak".

Nest en eieren als bij 't paapje; de stippen op de eitjes

zijn doorgaans iets grooter.

Gekraagd Roodstaartje.

(Phoenicurus ph. phoenicurus, Rouge queue, Redstart,Rotschwanz, Muurnachtegaal, Blauwpaapje, Readstirtsje.)

Rug blauwgrijs, voorhoofd wit, keel, wangen eneen smalle streep op 't voorhoofd zwart, borst rood

174

Page 186: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

of roodbruin, staart bruinrood, de middelste veertjes

donkerder. 15 cM.

't Wijfje is op den rug bruinachtig, keeltje en

wangen grauw, borst en zij den geelbruin, onder-vleugeldekveeren geelbruin.

Dit vogeltje komt in de eerste helft van April en trektnog door in October. Broedt door 't heele land, ook inparken en stadstuinen. Lokroep „oet-iet-tak-tak". Zijnzang vangt ook telkens met dit geluid aan en bestaat

dan verder uit korte zinnetjes, soms, onbeduidend, somszeer mooi, imiteert ook. Insecteneter, vangt ook insecten

in de vlucht. Als ze gaan zitten, blijft 't roestroode

staartje een poosje natrillen.'t Nest ligt in holten, ook wel tusschen klimop en

bestaat uit grassprietjes, mos, worteltjes, haar en wol;4-6 eitjes, helder blauw. 1.8 x 1.4 cM.

Zwart Roodstaartje.

( Phoenicurus ochrurus gibraltariensis, Rubiette tithys,Black Redstart, Hausrotschweinzchen, Swart 1?eadstirtsje).

Voorhoofd, wangen, keel en borst zwart. Schedelen rug grijs, staart roodbruin, vleugels donkerbruin

met een witte plek; die ontbreekt nog in 't eerste

jaar. 13 cM.'t Wijfje lijkt zeer veel op dat van 't Gekraagde

roodstaartje, maar heeft de ondervleugeldekveerengrij sbruin .

Broedt door 't heele land; in 't Oosten altijd nog meerdan in 't Westen, komt in Maart, vertrekt in October,wordt soms ook 's winters gezien. De lokroep lijkt opdie van 't gekraagde roodstaartje, maar is iets bitser, dezang is nog al eenvormig, meest wat snelle toontjes, ge-volgd door een heesche uithaal. Vangen ook insecten inde vlucht en eten in 't najaar veel bessen.

175

Page 187: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Nest in holen en holten, ook onder dakpannen, vangras, mos, takjes, haartjes en veertjes; 4 6 eitjes, witof groenachtig. 2 x 1.5 cM.

Zwarte Roodstaartje.

Nachtegaal.(Luscinia m. megarhyncha, Rossignol, Nightingale,

Nachtigall, Nachtegael.)

Kop en rug rossig bruin, staart duidelijk roest-bruin, onderzijde van 't lichaam bijna wit, langs dezijden lichtbruin. i7 cM.

De nachtegalen komen in de tweede week van April

176

Page 188: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

en trekken nog door in October. Lokroep een heldergerekt „pier, alarm „orrr, urn". Het mannetje zingtdag en nacht, 't mooist in de laatste week van April en deeerste week van Mei, 's nachts tusschen een en vier uur,als om de wijfjes te lokken, die iets later aankomen clan

de mannetjes. Het lied bestaat uit een aantal verschil-

lende strofen, die zeer luid klinken en elk weer bestaanuit een aantal toonen van gelijken aard, afgesloten dooreen nieuw en sneller geluid. Prevelende geluidjes en

alarmroepen verbinden de aparte strofen, maar je moet

er dicht bij staan, om die te hooren. Zang tot begin Juli,ook weer, maar veel zachter, in Augustus en September.Ze houden 't meest van laag kreupelhout met veelbrandnetels, voeden zich met insecten (zelfs meikevers).Nest meestal op den grond (zelden hooger), van dorrebladeren met grassprietjes, worteltjes en haren; 4-6eieren, glimmend bruin of groen met onduidelijke bruinewolkjes, of zeer zelden helder blauw, 2.2 x 1.6 cM.

Blauwborstje.(Luscinia suecica cyanecula, Gorge-bleue, Bluethroat,

Blaukehlchen, Blauboartsje.)

Kop en rug bruin, staart zwart met roodbruin,een duidelijke witte wenkbrauwstreep, keel prachtigblauw, met een witte vlek in 't midden en naar deborst omzoomd met zwart, wit en roodbruin. 14 cM.

Het wijfje heeft geen blauw op 't keeltje en ookde andere kleuren van de onderzij doffer.

Komt in 't begin van April, vertrekt in September,

broedt door 't heele land op vochtige plaatsen en inrietmoerassen; minder zeldzaam, dan men meent. Lok-

roep „oe-iet-tak" (haast als 't roodstaartje). Ze zingenheel mooi, soms klaterend helder en snel, bootsen ookanderen vogelzang na.

Het nest bevindt zich aan waterkanten en walzoomen

177

Page 189: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

liefst tusschen gras en zeggen; 't is van gras, worteltjes

en haar en bevat 4-6 meestal blauwgroene, roodgevlekte

eitjes 2 X 1.5 cM.

't Roodgesterd blauwborstje, (Luscinia suecicagaetkel), heeft een roode plek midden in 't blauw van't keeltje en is enkele malen in ons land op den trek

waargenomen.

Roodborstje.Erithacus y . rubecula, Rougegorge, Redbreast, Rot-

kehlchen, Readboartsje.)

Rug groenachtig bruin, vleugels en staart bruinmet lichte randen, voorhoofd, wangen, keel en borstoranje, omgeven door een blauwachtig grijzen rand,buik wit. 16 cM.

In Maart en October trekken vele door, een grootemenigte blijven overwinteren en overal in 't land broe-den ze. Ze roepen „oe-iet" (als fitisjes en roodstaartjes),hun alarm is een snel geratel (snikkerikik) hun lied be-staat uit prachtige, heldere zeer hooge toonen, plotselingafgewisseld met snelle passage's. Ze zingen winter enzomer, 't aardigst in Maart, ook heel laat in den avond.Ze zitten graag to zingen in 't bovenste topje van eenstruik of boom, maar ook wel laag bij den grond. Ze eteninsecten en bessen (kardinaalsmutsj es, kamperfoelie!).

Het nest ligt op den grond, in walkanten, houtmijtentusschen klimop, in oude emmers, gieters, blikjes. 't Isvan dorre bladeren, grassprietjes en haren en bevat 5-8

meestal rose, roodbruin gevlekte eitjes, 2 X 1.5 cM.

Zelden zijn de eitjes wit of lichtblauw.

Heggemuschje.(Prunella m. modularis, Accenteur mouchet, Hedgespar-row, Heckenbraunelle, Bastaardnachtegaal, Heggerienken,

Blauwpieper.)

Op den rug muschkleurig maar iets bruiner, kop

178

Page 190: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

donkerblauwgrijs, snavel donkerbruin, pooten rood-

bruin. 14.5 cM.

Algemeen door 't heele land, wordt in de duinstreekin den winter nog meer gezien dan 's zomers. Lokroep:

een helder „piet, piet". Zingt een mooi zilverachtigliedje in snel tempo, 't lijkt zoowel op dat van den

winterkoning als op 't roodborstjeslied en wordt gehoordin zomer en winter, 't mooist en 't meest in Maart.Insecteneter, komt 's winters ook op 't voer, eet ook

brood en kleine zaadjes.Het nest, vooral van mos, met wat droog gras en

worteltjes, ligt in struiken en struweel, meestal M.boven den grond en bevat 4-6 ongevlekte blauwe

eitjes; 2 X 1.5 cM.

ZANGERT JESFAMILIE. (Sylviidae.)

Grasmusch.(Sylvia c. communis, Fauvette grise, Whitethroat, Gras-miicke, Bruine Grasmusch, Kersenpikkertje, Haech-

robijntsje.)

Rug en kop bruingrijs, op de vleugels mooiekastanjebruine randen, keel helderwit, borst iets

roseachtig bij 't mannetje; buik wit, pooten bruin.

15 cM.Komt eind April en trekt nog door in October. Broedt

ook wel in stadsparken, maar minder dan de tuinfluiter,komt echter bijzonder veel voor in de duindoorns en in

lage boschjes van duinen en heiden. Wordt hij ver-ontrust dan roept hij: „woid, woid, woid" of „watsj,

watsj, watsj, watsj". Hij zingt een druk, eenigszins kras-send liedje, dat meestal begint met een zacht geprevelen dan ineens toeneemt in kracht. Heel dikwijls vliegthij zingend omhoog uit de struiken, roeiend uit allemacht en als hij dan een meter zes hoog is gekomen,

179

Page 191: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

daalt hij weer. Insecteneter, neemt ook halfrijpe erwten

en in 't najaar allerlei bessen.Het nest is gemaakt van grassprietjes en haartjes, heel

ijl en ligt in lage struiken, in bramen en brandnetels, ook

wel in dichte helmgrasbossen, 4-6 eieren, zeer verschil-lend in kleur, meestal groenachtig met bruine en grijs-violette vlekken. 1.8 x . 4 cM.

Braamsluiper.( Sylvia c. curruca, Fauvette babillarde , Lesser white-

throat, Klappergrasmiicke , Molenaartje , Klappermannetje ,Toarnhipperke.)

Rug muisvaal, de kop iets donkerder, een licht-grijze wenkbrauwstreep, onderzijde wit, iets roseop de borst, vleugels en staart bruingrijs, de bui-

tenste staartpennen met een lichte buitenvlag. i 4 cM.April tot October, broedt overal, ook in parken en

tuinen. Zijn liedje eindigt met een snellen ratelslag „retetetetetete", heel energiek en afgepast, allemaal toon-tjes van dezelfde hoogte. Daaraan gaat een druk enlangdurig geprevel vooraf, dat dikwijls onopgemerkt

blij ft. Lokroep: „tsjeli, tsj eh".

't Nest van grassprietjes met spinneweb en paarde-haar, tamelijk ijl, in ruigte en lage struiken, maar ook

wel een meter of drie hoog in vlier en vogelkers; 5-6

eitjes, wit met groenachtig bruine en grijsviolette vlek-ken, dikwijls een kring on 't breede eind. 1.7 x 1.3 cM.

Tuinfluiter.( Sylvia borin , Fauvette des jardins , Garden Warbler,

Gartengrasmacke, Hof zanger , Kersenpikkertje,Fade H o / s onger )

Bruin; zijden van den nek aschgrauw; keel, borsten onderzijde grijsbruin, op 't midden lichter, pootenloodkleurig blauw. 16 cM.

18o

Page 192: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Komt iets later dan 't zwartkopje en trekt ook eerderweg, broedt overal in tuinen, parken en bosschen, ook inde steden. Het lied is langdurig en krachtig, het timbreherinnert aan merelzang. Insecteneter, neemt in 't najaarook bessen, erwtjes etc.

Nest en eieren verschillen weinig van die van 't zwart-kopje.

Zwartkopje.(Sylvia a. atricapilla, Fauvette a tete noire, Blackcap,

Schwarzpleittchen, Nettelkraper.)

Rug olijfgroen, schedelkapje pikzwart, onderzijdebijna wit, op de borst en langs de zijden aschgrauw,pooten loodkleurig. 15 cM. 't Wijfje heeft een bruinschedelkapje.

Komt in April en trekt nog door in October, in denwinter vertoont zich ook bier en daar een enkele. Broedtin bosschen, parken, oude buitenplaatsen, in 't Westen enNoorden van 't land minder dan in 't Oosten en Zuiden.Het lied bestaat uit een haastig halfluid geprevel, ge-volgd door een strofe, die bestaat uit een aantal (12-3o)luide, klokjesheldere, voile tonen, die zeer rustig en reinworden voorgedragen. Maakt ook vliegtoeren onder 't

zingen. Voedt zich met insecten, spinnetjes, jonge erwtenen allerlei bessen.

Het nest is zeer ijl, vaak doorzichtig, van gras en

paardehaar, soms met wat mos; 4-6 eieren, zeer uit-eenloopend van kleur: Licht groenachtig bruin met don-kerder vlekken, wit met grijze vlekken, rose met grooteroode vlekken en een enkel zwart stipje. 1.9 x 1.5 cM.

Gestreepte Grasmusch.(Sylvia n. nisora, Fauvette eperviêre, Barred warbler,

Sperbergrasmacke.)

Bovenzijde grijsbruin, onderkant bijna wit met

181

Page 193: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

duidelijke bruine dwarsstrepen, als bij sperwer ofkoekoek; buitenste staartpennen wit. 17 cM.

Slechts enkele malen in April en Mei waargenomenin Groningen, is echter in West-Pruisen al niet zeldzaam,

zou heel goed in ons land kunnen broeden. Zijn zang

lijkt op die van de Tuinfluiter, alarmkreet: „errrrr", als

van musschen.

Tjiftjaf.(Phylloscopus c. collybita, Pouillot veloce, Chiffchaff,

Weidenlaubvogel, Tierentijntje, Maatslagertje, Tomke.)

Kop en rug groenachtig bruin, een smal streepjeover 't oog Licht grijsgeel (onduidelijk), onderzijdegeelbruin, snaveltje donkerbruin, pooten zwart,

12 cM.Komt midden Maart en trekt nog door laat in 't na-

jaar (October, November), enkele nog later. Lokroep:„oe-iet". Het liedje is zeer gemakkelijk to herkennen,niets anders dan dan „tjif-tj ef, tjif-tjef, tjif•tjef", achtof tien keer achtereen, ook wel eens drielettergrepig

„te-tjif-tj ef, te-tjif-tj ef", of zelfs vierlettergrepig „tjiffe-tjeffe, tjiffe-tjeffe", maar altijd maatvast en eenvormig.Zoekt boomen en heesters of naar kleine insecten.

't Nest van grassprietjes, van binnen met veertjesbekleed en half overdekt, ligt soms op den grond, tus-schen gras en bladeren maar meesta 1 in laag struweel,(bramen, hop, kamperfoelie, thuja's, cypressen), tot 1 M.hoog, soms zelfs nog hooger. Eitjes 5-7, wit met kleine

of groote roodbruine soms haast zwarte vlekjes.

1.6 X 1.2 cM.

Fitis.( Phylloscopus t. trochilus, Pouillot fitis, Willow warlber,

Fitislaubsanger, Ovenbakkertje, Lytse giele Hofsjonger.

Rug en kop olijfgroen, een duidelijk gele wenk-

182

Page 194: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

brauwstreep over het oog, vleugels bruin met groene

randjes, onderzijde licht grijsgeel, bij wit af, pootjes

roodbruin. 12 cM.Komt in de eerste week van April, trekt nog door in

October, broedt door 't heele land, ook in tuinen en

stadsparken en bijzonder veel in de berkenboschjes van

de duinen. Lokroep als bij de tjiftjaf: „oeiet". Het liedjebegint als een vinkenslag, maar gaat dan over in prachtiguitgehaalde liefelijke klaagtoonen. Een heel enkele eindigtzijn liedje met een herhaald tjif-tj ef als van den tjif jaf.Ook maken ze tusschen twee liedjes mooie vliegtoeren.Zoeken hun voedsel in boomen en struien, halen larfjesuit bloeiende berkenkatjes; in den herfst eten ze bessen.

Het overdekte nest van gras en mos, van binnen be-kleed met veertjes, ligt op den grond tusschen gras enbladeren; 5-8 eitjes, wit met kleine of groote roodevlekjes. 1.5 x 1.2 cM. Een enkelen keer ligt 't nest wathooger in struweel.

Noordelijke Fitis.Phylloscopus trochilus eversmanni.)

Dit fitisje is meer bruinachtig-groen en de wenk-brauwstreep is bijna wit.

Broedt in Noord-Europa en Siberie en werd bij onsenkele malen op den trek waargenomen.

Fluiter.

(Phylloscopus s. sibilatrix, Pouillot sif fleur, Wood warbler,

Waldschwirrvogel, Bosksjonger.)

Kop en rug mooi groen, een duidelijke lichtgelewenkbrauwstreep, vleugelveeren bruin met duidelijkegele randen, staart ook zoo, keel lichtgeel, de restvan de onderzijde licht-geel-grijs bij wit af, pootenlichtbruin. 13 cM.

183

Page 195: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Een echt boschvogeltje, vooral veel in beukenbosschen,

maar ook wel tusschen hoogopgaande grove dennen.Komt einde April en trekt nog door in September. Lok-

roep: „oe-iet". Liedje een snelle slag, gevolgd door eenmooien langen triller: „tjiep, tjiep, tjiep, tjiep, tjiep,tjiep, tjierrrrrrrrrrr". Dit liedje wordt vaak vliegend voor-gedragen. Ook fluit hij heel mooi: tjuu-tjuu, tjuu- totdertig keer achtereen.

Het nest van gras met weinig bladeren, zonder veer-tjesbekleeding binnenin, ligt op of liever in den grond

en is bijna geheel overdekt; 5-7 eitjes, wit met donker-gele en grijze vlekken 1.6 x 1.3.

Bladkoninkje.( Phylloscopus humei praemium, Pouillot a sourcil,

Yellow browed warbler. Gelbbrauiger Laubvogel.)

Een zeer zeldzame doortrekker (viermaal waargeno-men, driemaal in den herfst, eens in 't voorjaar) lijktwel wat op een goudhaantje, maar heeft geen oranjemiddenstreep op den kop, wel een duidelijke zwavelgelewenkbrauw en een lichte streep op de vleugels.

Snor.(Locustella 1. luscinoides, Locustelle fluviatile, Savi's

warbler, Flussrohrsanger, Nachtegaalrietzanger,

Snilekra per.)

Bovenzij rossig bruin, ongevlekt, de staart bruin

met donkere dwarsstreepen (niet altijd goed zicht-baar), een lichte streep boven 't oog, keeltje en 'tmidden van de borst wit, 't overige licht roestbruin,pooten hoornkleurig. 15 cM.

Komt in 't begin van April, herfsttrek in October, is

niet zeldzaam in de groote met riet begroeide plassenvan de Vechststreek, om Giethoorn en in Friesland. Hijzingt een triller evenals de volgende soort, maar lager

184

Page 196: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

„rrurrarrurrr”; zit meestal to zingen in de lage boom-

pjes van 't rietmoeras, maar ook wel op de rietstoppels

zelf. . Insecteneter (eet ook wel bessen van de Geldersche

roos).Het nest ligt op den grond tusschen gras en zeggen

en is doorganns gemaakt van de bandvormige bladerenvan het vlotgras (Glyceria speetabilis), ook wel vanandere moerasplanten; 4-6 eieren, wit, dicht bespren-

keld met lichtbruin, veelal met een donkere kring om

't breede eind. 2 x 1.4 cM.

Sprinkhaanrietzanger.

(Locustella naevia, Locustelle tachete'e, Grasshopper

warbler, He uschreckensdnger, Reid-imerke.)

Bovenzijde groenachtig bruin met donkere vlek-ken en lichte randen, vleugels en staartpennen bruinmet lichte randen, er loopen dwarsstreepen overde staart; keeltje en 't midden van borst en buikwit, de kanten bruinachtig, pooten bruin. 1 4 cM.

Komt in April, herfsttrekkers nog in October, Broedtin de duinen (veel bij Castricum) en op de heiden (Oister-wijk), ook op Texel. Zijn liedje is een fijne langgerektetriller, soms twee minuten aan een stuk; 't wordt 't meestgehoord 's morgens vroeg, 's avonds laat en in den nacht;

't is veel dunner dan 't geratel van den geitemelker.Nest op den grond of in lage struiken, van grasspriet-

jes; 5-7 eitjes, lichtrose bij wit of met veel soms zeerdichte donkere vlekken. 1.8 x 1.4 cM.

Groote Karekiet.(Acrocephalus a. arundinaceus Rousserolle turdolde,Great Reed warbler, Drosselrohrsanger, Reidlyster.)

Kaneelbruin, naar den staart toe wat rossiger,duimvleugel donker, een bijna witte wenkbrauw-

185 13

Page 197: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

streep, wangen bijna wit, keel wit, verdere onderzijdelicht bruingrijs, pooten grijs zo cM.

Komt in 't laat t van April, trekt nog door in October.Overal in 't rietland. Zingt zeer luid en vol: „karre,karre, kiet, kiet, kiet, kiet, orre, orre, djuu, djuu",

langen tijd achtereen, tot nog laat in den avond en zit-

tend nabij de top der rietstengels. Niet schuw. Eet in-

secten, in den nazomer ook bessen.Het nest van worteltjes, grassprietjes, riet- en zegge-

bladeren (ook mos en rietpluis) is stevig bevestigd aan

rietstengels, meestal aan levende, ook wel aan doodevan 't vorig jaar; 4-6 eieren, groenachtig blauw, somsbij wit af, met groote bruinachtig groene vlekken, somszeer donker. 2.3 x r.6 cM.

Kleine Karekiet.

(Acrocephalus s. scirpaceus, Rousserolle effarvatte, Reedwarbler, Teichrohrsanger, Reidfinkje.)

Bovenkant bruin, de kop grijsachttg, de staart

meer rossig. Duimvleugel en vleugeldekveerendonkerbruin met lichte randen; er zijn ook lichterandjes aan de staartveeren. Een onduidelijkelichte wenkbrauwstreep, keeltje wit, pooten bruin,

cM.Komt half April, trekt nog door in October. Broedt

overal, waar riet groeit. Zingt van den vroegen morgentot den laten avond (ook 's nachts) zijn „karre, karre,kiet", hooger en drukker dan de vorige soort. Vliegt ookonder 't zingen omhoog uit 't riet. Eet insecten, in denazomer bessen (bitterzoet).

Het nest is gebouwd tusschen rietstengels, ma ar ook

wel in struiken, 4-6 eieren, groen- of grijsachtig wit

dicht gevlekt met groenbruin. 1.8 x 1.3 cM.

186

Page 198: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Boschrietzanger.( A crocephalus palustris, Rousserolle verderolle, Marsh

warbler, Sump frohrsdnger, Wylgensiiske. )

Groenachtig bruin aan de bovenzijde, onderkantgeelachtig, pooten roodbruin. In uiterlijk houdt dit

vogeltje 't midden tusschen karekiet en spotvogel,niet gemakkelijk to onderscheiden. i4 cM.

Komt in 't begin van Mei, trekt nog door in October.

Broedt overal in moerassen en aan waterkanten, ook inkleine boschjes en graanvelden. Zingt heel anders dande overige rietzangers, herinnert soms sterk aan denspotvogel, maar heeft ook mooie eigen motieven, die hijdikwijls herhaalt, zingt ook 's nachts.

Het nest van grasstengels met haar en wat mos ligtin lage struikjes en varenpollen; 5- 7 eieren, wit ofgroenachtig wit met grijs violette en bruingroene plek-ken en bijna zwarte stippels. 2 X 1.4 cM.

Rietzanger.( A crocephalus schoenobaenus, Phragmite des joncs, Sedgewarbler, Bruchweisskelchen Trimtrampje, Reidsjonger.)

Rug roestbruin, met donkerder vlekken en lichteranden, op de vleugels een bijna zwarte vlek, overde oogen een bijna witte breede wenkbrauwstreep,

bovenkop bruin, tegen de wenkbrauwstreep ietsdonkerder. Keeltje wit, onderzijde overigens licht-bruin. 13 cM.

Komt midden April, trekt nog door in October, zeeralgemeen in moerassige streken. Zingt een heel druk en

uiterst gevarieerd liedje, bootst daarbij 't geluid van

andere vogels na. Vliegt onder 't zingen een meter ofacht hoog de lucht in en daalt neer met veel bewegingenvan vleugels en staart. Zingt ook 's nachts.

't Nest ligt tusschen hop, netels, zeggen, bramen, ookwel laag in struiken, en dikwijls nog al ver van 't water.

187

Page 199: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

't Bestaat uit grassprietjes, zeggeblaren, met wat haar

en een enkel veertje: 4-6 eieren groenachtig wit dichtgevlekt met olijfbruin en grijs ook wel roodbruinevlekjes en een enkel donker streepje. 1.8 x 1.4 cM.

Waterrietzanger.(Acrocephalus paludicola, Phragmite aquatique, Aquatic

warbler, Binsenrohrsanger, Bjintensjonger.)

Een lichtgrijze streep over 't midden van den kopaan weerszij den daarvan een breede zwarte streepdaarbuiten weer een bijna witte wenkbrauwstreep.Rug bruin met zwarte vlekken en lichte randen.

13 cM.Dit zeer mooie rietzangertje komt wellicht vaker voor

dan men denkt. Tot nu toe alleen broedend aangetroffenaan 't Meppeler Diep, in 't Zwanewater, waarschijnlijkook bij Wageningen en op den trek aan sommige vuur-torens. Komt in leefwijze en nestbouw overeen met devorige soort.

Spotvogel.(Hippolcas icterina, Hypolais, Icterine warbler, Gctrten-

sanger, Geelborstje, Basterdnachtegaal, Greate gieleHof sjonger.)

Rug en kop olijfgroen, onderzijde geel, vleugels

donker met lichte randen om de slagpennen, pooten

loodgrij s . r4 cM.De spotvogel komt in 't begin van Mei en trekt nog

door in September. Hij broedt overal, waar boomen enstruikgewas zijn, zelfs in parken en tuintjes, houdt echterniet veel van droge duinboschjes. De lokroep is: deteroi,heel mooi oploopend. Hij zingt dag en nacht en houdtervan, om enkele motieven voortdurend to herhalen.Bootst allerlei zang en geluid na. Af en toe krast hij eenbeetje, net als een slecht bespeelde viool. In den zomer

188

Page 200: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

roepen zij elkander en de jongen met een hard „tek, tek,

tek", haast als bij de winterkoning. Ze eten insecten

en in 't najaar ook bessen.Het nest ligt in heesters en is zeer mooi dicht ineen-

gevlochten van gras, mos, worteltjes, spinnewebben,pluis, kortsmossen, veertjes en bevat 4 of 5 rose ofzalmkleurige eitjes, donkerrood gestippeld. r.8 X 1.4 cM.

WATERSPREEUWFAMILIE. (Cinclidae.)

Noord Europeesche Waterspreeuw.(Cinclus c. cinclus.)

Als de volgende, maar de buik donkerder, bijzwart af.

Is in den winter enkele malen zwervend aangetroffen.

Waterspreeuw.(Cinclus Cinclus aquaticus; Merle d'eau, Dipper, Wasser-

staar.)

Kop en nek bruin, wangen en keel wit, borst enbuik bruin, rug donkergrijs bij zwart af, staartbruin. Het wijfje is meer rossig dan 't mannetje.18 cM.

Een paar maal in Nederland waargenomen; heeft ge-

broed bij Nijmegen en bij Gulpen (bij het rad van een.

watermolen). Zingt een mooi druk helder liedje. Vangtwadend en duikend in snelstroomende beekjes vischjesen insecten.

't Nest van mos en gras en bladeren is overdekt enligt meestal ' aan steile oevers; 't bevat 4 of 5 zuiverw itte eieren. 2.6 x 1.8 cM.

189

Page 201: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

WINTERKONINGFAMILIE. (Troglodytidae.)

Winterkoning.(Troglodytes t. troglodytes, Troglodyte, Wren, Zaunkônig,

Klein Jantje, Duimpje, Krakernaat.)

Bruin, met donkere en lichte dwarsstreepen, minof meer geblokt, een lichte wenkbrauwstreep, pootjes

lichtbruin, snaveltje fijn en spits. II cM.

Broedt door 't geheele land, is 's winters en zomerseven talrijk. Roep: „terr", het mooie liedje bestaat nit

vier stukken, een slag, een ratel, een draai en weer eenslag: („te to re to to to terreterrete tierelierelier to toto to te)". Vliegt en danst vaak onder 't zingen. Zoektzijn voedsel op den grond tusschen struiken, sluipt inalle hoeken en gaten.

Het kogelvormig nest wordt gebouwd op zeer ver-schillende plaatsen en van zeer uiteenloopend materiaal:dorre bladeren, mos, gras, worteltjes. Verscheiden nestenblijven zonder eieren (speelnesten) 4-6 eitjes, somsmeer, wit met roode vlekjes. 1.6 X 1.2 cM.

VLIEGENVANGERFAMILIE. (Muscicapidae.)

Grauwe Vliegenvanger.(Muscicapa striata striata, Gobemouche grise, Spotted

Flycatcher, Grauer Fliegenfanger, Wevertje, Garendielje.)

Bovenzijde bruingrijs met een meelachtig tintjeschedel met donkere lengtestreepjes, onderzijde bijnawit, met bruine streepjes op de borst en de zijden.pooten zwart. 14 eM.

Komt in 't laatst van April en trekt nog door inOctober. Een stil vogeltje; roept soms „tsje" ook wel„tuk, tuk" en kan in den vroegen morgen wel eenszingend worden aangetroffen: een snel, dun, prevelend

liedje. In Juli en Augustus maken de jonge vogels nog

190

Page 202: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

al drukte, als ze de ouden aanroepen om voedsel, ofmet elkander en met de jonge fitisjes aan 't spelen zijn.Men ziet den vogel meest stil zitten op een plekje, waarhij een vrij uitzicht heeft en dan vliegt hij telkens met

veel gratie en vlugheid voorbijvliegende insecten na, zegrijpend in de vlucht. In 't najaar eten ze ook bessen.

Grauwe Vliegenvanger.

't Nest is heel kunstig gemaakt van vezels, mos,

draden en veertjes en is mooi aangepast aan de omge-ving. 't Is overal to vinden aan huizen en schuttingen,

191

Page 203: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

tusschen klimplanten, in boomen -en heesters enz. Eierem4-6, groenachtig en roodachtig met grijze en rood-bruine vlekken. 1.9 x 1.4 cM.

Zwartgrauwe Vliegenvanger.( Muscicapa h. hypoleuca, Gobemouche becfigue, Pied

Flycatcher, Trauerfliegenf anger, Swartkop-Miggesnapper.

Kop en rug zwart, een paar witte plekjes op 'tvoorhoofd, vleugels zwart, met groote witte plek,staart zwart met witte zoomen, onderzijde wit.1 4 cM.

Het wijfje is bruin, de witte plek op de vleugelsis kleiner, de onderzijde heelemaal lichtbruin.

Ze trekken in groot aantal door in de laatste weekvan April en in de eerste helft van Mei; ook weer inSeptember en October, vertoonen zich dan zelfs in desteden. Enkele paren blijven broeden. Leefwijze als devorige soort. Zingt duidelij ker.

't Nest meestal in holten, ook nog al eens in eenmeezenkastje, 5-8 effen blauwe eitjes, dunner van schaal

en kleiner dan die van 't Heggemuschje. 1.8 x 1.4 cM.

Witgehalsde Vliegenvanger.(Muscicapa albicollis, Gobemouche a collier, CollaredFlycatcher, Halsband Fliegenlanger, Bdnte Migge-

snapper.)

Lijkt op de vorige, maar 't mannetje heeft een wittekraag. Zeer zeldzaam op den trek.

Kleine Vliegenvanger.(Muscicapa p. parva, Gobe-mouches rougeatre, Red

breasted Flycatcher, ZwergIliegenlanger.)

Grijs, rondom 't oog wit, geen wit op de vleugels,staart donkerbruin met witte zoomen, wangen, keel

192

Page 204: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

en borst oranje, staart wit met zwart. 12 eM.

Het wijfje heeft de borst licht geelbruin.

Dit vogeltje zagen wij vroeger slechts zelden in den

trektijd, maar thans broedt het ook in het Oosten vanons land. Hij heeft een trillend lokroepje en zingt zeer

welluidend. Nest soms in holen, maar ook wel tegen tak-ken en stammen, eieren blauwgroen met roestbruinevlekken. x r .3 cM.

LEEUWERIKFAMILIE. (Alaudidae.)

Snavel kegelvormig, minder dik dan bij de vinken,maar toch krachtig. Loop voor en achter met schilden.

Klauw van de achterteen zoo lang als de achterteenzelf of langer.

Kuifleeuwerik.(Galerida c. cristata, Cochevis, Crested Lark, Hauben-

lerche, Trifljurk.)

Lichtbruin met zwarte vlekken, vleugel- en dek-veeren bruin met lichte randen, onderzijde lichter,duidelijk gespikkeld. Op de kop een lange spitsekuif, die meestal omhoog wordt gedragen, doch ookin den horizontalen stand nog duidelijk genoeg wordtopgemerkt. 17 cM.

Deze vogel wordt 's winters meer opgemerkt dan 'szomers. In 't Oosten van ons land vertoonen ze zich op

de wegen, in de dorpen en in de steden, in 't Westen

zwerven ze in troepjes door de duinen en op groenestranden, of op verlaten terreinen in de uitbreiding dersteden. Ze eten zaden en insecten, vooral kevertjes

(kniptorren, waarvan de larve de gevaarlijke ritmaald is).Ze roepen elkander met een helder „ti-ti-ti-tieje", zingentirelieerend, meestal zittend, maar ook wel rondvliegend.

Ze broeden als standvogels in heistreken en in de

193

Page 205: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

duinen, ook in 't bouwland, sours op platte daken; nestvan worteltjes en gras en een enkel haartje in een kuiltjein den grond, en lichten ondergrond. 2.3 x 1.7 cM.

Boomleeuwerik.

(Lullula a. arborea, Alouette Lulu, Wood lark, Baumlerche,

Madelief, Heideljurk.)

Rossig bruin met donkere vlekken, een wit streepjeop den vleugel, ook een licht wenbrauwstreepje,

onderzijde geelachtig wit met duidelijke zwarte vlek-ken. Op den kop een breed afgerond kuifje. 1 4 cM.

In 't najaar en winter veel in de duinen en om deZuiderzee. In Februari en Maart veel doortrekkers, diein de duinen toeven en er dan druk zingen. Ook blijvener veel in de duinen broeden (meer dan kuifleeuwerik-ken), ook broeden ze in de heistreken. Ze voeden zichmet zaden en insecten. Mannetje en wijfje lokken el-kander met een zeer welluidend ;,madelief". De manne-tjes zingen zittend op een boompje, maar vaker rond-vliegend. 't Lijken dan net vleermuisjes, zoo fladderenze, en hun lied herinnert aan 't geroep van strandvogels(„lililililililili . tulululululululu . . .") Ze zingen zo-

mer en winter, nacht en dag.Nest van gras en worteltjes op den grond. Eieren

zeer uiteenloopend van grootte en vorm, 4-5, metroodbruine vlekken op rossig witten ondergrond. 2.1 X

1.6 cM.

Akkerleeuwerik.(Alouda a. arvensis, Alouette des Champs, Skylark, Feld-

lerche, Lieuwerk, Ljurk.)

Lichtbruin met zwarte vlekken, lichte randen enwitte toppen aan de vleugelveeren, de buitenstestaartveeren bij na geheel wit, een klein kuifj e kan

194

Page 206: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

worden opgezet, maar is meestal niet zichtbaar.17 cM.

Ze zijn het heele jaar door to zien, vooral langs dezee. In 't eind van Januari begint de groote voorjaars-trek, in October de najaarstrek, ze worden dan gezienin troepen van duizenden. Ze lokken elkander met „trie-eltrie-el", en allicht vormen elkander snel opeenvolgendelokroepen een liedje, dat ik wel in December heb gehoordHet eigenlijke mooie leeuwerikgetierelier begint pas in

Februari, dan zwiert de vogel honderden meters hoog

en zingt soms wel tien minuten aan een stuk. 's Mor-gens, 's avonds en bij duister weer zingen ze ook vaak

zittend. Hun voedsel bestaat uit zaden en insecten, zeverdelgen vooral veel van de schadelijke kniptorren.

Ze broeden op alle open terreinen, bouwland, weiland,heide, duin, maar nergens zooveel als op de Noordzee-eilanden. Nest in een kuiltje tusschen 't gras. Eieren3-5, grijsbruin met veel donkere vlekken. 2.3 x 1.6 cM.

Strandleeuwerik.(Eremophila alpestris, Alouette a hausse-col noir, Shore.

lark, Alpenlerche, Strcinljurk,)

Voorhoofd, wenkbrauw en keel geelachtig, midden-van de kop zwart, twee zijkuifjes (horentjes) achter

de oogen; een breede zwarte dwarsstreep onder dekeel; 17 cM.

Komt 's winters en op den trek in troepjes langs dezee, in de laatste jaren veelvuldiger dan vroeger. Zebroeden in Noord-Europa en Siberie, benoorden de boom-grens; de naam bergleeuwerik is dus min of meer mis-plaatst, ze mochten veeleer toendra-leeuwerik heeten, ofnaar het voorbeeld der Engelschen: strandleeuwerik.

KWIKSTAARTJESFAMILIE. (Motacillidae.)

De kwikstaartjes en de piepers (die ook tot deze fa-

195

Page 207: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

milie worden gerekend) hebben een nog slanker snaveldan de leeuwerikken. De eigenlijke kwikstaartjes heb-ben den staart zoo lang als 2/ 3 van 't lichaam of noglanger: ze hebben de gewoonte dien staart onder 't loo-pen op en neer te wippen. De eigenlijke piepers lijken in

kleur en leefwijze veel op de leeuwerikken, maar zijn aanden dunneren snavel en geringere grootte dadelijk te

herkennen; ook hebben ze minder wit in hun staart.

Groote Pieper.Anthus r. richardi, Pipit Richard, Richard's pipit,

Sporlipieper .)

Bruin, met lichte randen aan de vleugels, zijdenvan 't lichaam zonder vlekken, keel en borst metstreepvlekjes, klauw van de achterteen zoo lang oflanger dan de achterteen zelf; i8 cM.

Op den trek, zoowel in voor- als najaar en ook gedu-rende den winter vertoont deze zeldzame vogel zichlangs de Noordzee en de Zuiderzee. Hij broedt in Oost-

Siberie .

Duinpieper.(Anthus c. campestris, Pipit Rousseline, Tawny pipit,

Brachpieper, Heidepiper.)

Zandkleurig, op den mantel met iets donkerdervlekken, overigens met weinig vlekken of streepen,buitenste staartveeren wit, de dekveeren van devleugels met breede lichte randen; klauw van denachterteen iets gebogen en even lang als de achter-teen zelf, 37 cM.

Van April tot October in de zandstreken, vooral in deduinen, vrij zeldzaam. Van de andere piepers zijn zegemakkelijk te onderscheiden aan hun zang, die hetmidden houdt tusschen 't eenvoudig liedje van den gras-

396

Page 208: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

pieper en den mooien zang van den boompieper. Zeverdelgen veel sprinkhaantj es en kakkerlakken.

't Nest ligt op den grond in een kuiltje of tegen een

grasbos. Eieren lichtgrijs of groenachtig, dicht gevlekt

met ros groenbruin. 2.2 X 1.6 cM.

Boompieper.( Anthus t. trivialis, Pipit des buissons, Tree- pipit, Baum-

pie per, Houtljurk.)

Bovenzij lichtbruin met donkere vlekken, devleugeldekveeren met heel mooie duidelijke lichteranden en witte toppen, die te samen twee wittedwarslijntjes voemen. Onderzijde lichter en overal

versierd met zwarte vlekken en lengtestreepjes.Achterteen vrij sterk gebogen. Pooten bleek vleesch-kleurig. 15 cM.

In zandstreken zeer algemeen van April tot Octoberen dadelijk te kennen aan den helderen kanariezang. Devogel schettert eerst een poosje zittend in een boom,verheft zich dan Echetterend in de lucht, daalt neer onder't uiten van mooie fluittonen en ratelt nog even door,terwijl hij weer in een boom zit. Ook wordt 't heele liedjewel eens zittend uitgezongen. Ze voeden zich bijna uit-sluitend met insecten.

Het nest ligt op den grond, de eieren zijn zeer ver-schillend van kleur, meest roodachtig met veel grooteroodbruine vlekken, maar ook wel grijs met heel kleinevlekjes, 2 X 1.5 cM.

Graspieper.(Anthus pratensis, Pipit Farlouse, Meadow pipit, Wiesen-

pie per, Piipljurk.)

Groenachtig brun-grijs met donkere vlekken enlichte randen aan de veertjes van den mantel, dek-veertjes van de vleugels met lichte randen, keel en

197

Page 209: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

borst lichtbruin, de zijden meer groenachtig, veelzwarte vlekken aan den onderkant, klauw van deachterteen recht en langer dan de achterteen zelf,

14 cM.Zeer algemeen, vooral in graslanden. Ze zingen al in

Februari: korte vlugge, heldere tonen onder 't schuinomhoog vliegen, langgerekte tonen als ze zwevend neer-dalen. 't Voedsel bestaat uit insecten, ze rennen welvliegen na op de manier van de kwikstaartj es.

't Nest is meestal van gras, in een kuiltje of achter

een graspol, 4-6 eitjes, bruin, soms bijna ongevlekt,ook met smalle streepje of grooter vlekken, 1.9 x 1.4

cM.

Waterpieper.

( Anthus s. spinotetta, Pipit spioncelle, Water-pipit, Wasser-pieper, Strcinpiper.)

Dit vogeltje is bij ons zeer zeldzaam op den trek (vijf-maal gezien) en is to kennen aan 't wit op de buitenvlagvan de buitenste staartpennen en 't bruin van de op eenna buitenste staartpen, zijden gevlekt.

Oeverpieper.

(Anthus spinoletta littoralis, Pipit de rivage, Shore pipit,Uferpiepey.)

Groenachtig bruin met donkere vlekken, onder-

zijde Licht met veel donkere vlekjes, buik geel-achtig, buitenvlag van de buitentse staartveerenbruin, pootjes roodbruin, 17 cM.

De oeverpiepers komen in October en vertoonen zichgedurende den winter veel langs 't strand, vooral langsde dijken van de Zuiderzee, waar ze behalve insectenook kleine schaaldiertjes eten en zaden van zeegras en

zeekraal.

198

Page 210: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Gele Kwikstaart.

(Motacilla f. (lava, Bergeronnette printaniere, Blue headedWagtail, Schafstelze Koevinkje, Akkermannetje, Gele

Schreeuwer, Giel Boumantsje.)

Kopje blauwgrijs, met witten wenkbrauwstreep,rug en onderzijde helder geel, mantel, blauwgrijsvleugels en staart donker. Het wijfje is lichter vanvan kleur en heeft den kop eer bruingrijs, 14.5 cM.

Zomervogel, Maart—October, vooral in lage strekenen op de eilanden. Ze loopen veel tusschen de schapenen koeien, om de verontrustte insecten to bemachtigen

Nest meest in slootkanten, goed verborgen, 4-6 eieren,

licht grijs of groengrijs met donkerder vlekken. 1g x 1.4cM.

Noorsche gele Kwikstaart. (Motacilla /lava thunbergi.)

Lijkt op de vorige, maar heeft den kop donkerder engeen wenkbrauwstreep.

Werd in Mei gevangen aan de Zuiderzee.

Engelsche gele Kwikstaart. (Motacilla flava rayi.)

Lijkt op de onze, maar heeft ook den kop bijna heele-maal geel.

Wordt 's zomers nogal eens dikwijls gezien en broedtook een enkele maal langs den duinkant.

Groote gele Kwikstaart.(Motacilla c. cinerea, Bergeronnette jaune, Grey Wagtail,

Gebirgsstelze, Winterboumantsje.)

Kop en mantel blauwgrijs, rug, borst en buik enonderdekveeren van den staart helder geel, vleugelsbruin met een witte vlek. Keel zwart met wittezijstreepen, staart zoo lang als 't lichaam. 't Wijfjeheeft minder zwart aan de keel. 's Winters is 'tkeeltje heelemaal wit, 17 cM.

199

Page 211: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

In den winter niet zeldzaam ,zelfs in de steden. Broed-vogel in Zuid-Limburg, in den Achterhoek en in Twente,breidt zijn broedgebied uit.

Nest van gras, met haar gevoerd, aan de oevers vanbeekjes tusschen gras en biezen, maar ook wel laag in

struiken en struweel. Eieren meestal blauwachtig, met

grijze en rossigbruine vlekjes, soms weinig of niet ge-vlekt. 1.9 x 1.4 cM.

Witte Kwikstaart.(Motacilla a. alba, Bergeronnette guise, White Wagtail,

Weisse Bachstelze, Swaeltsje Wipstirt.)

Kop en nek zwart, voorhoofd wit, keeltje en eendeel van de borst zwart, mantel grijs, wangen enonderzijde van 't lichaam wit, vleugels en staartzwart met wit. 17 cM.

Het wijfje heeft grijze randen door 't zwart, dejongen hebben den kop heelemaal grijs. 's Wintersis 't keeltje wit, de zwarte dwarsstreep op de

borst blijft; op 't hoofd is ook minder zwart dan

's zomers.Zomervogel, van Maart tot October. Enkele over-

winteren. De jonge vogels gaan al trekken in Augustus,ze vertoonen zich dan in troepen van wel honderd stuks

Tangs den binnenkant van de duinen, blijven soms eendag of twee op een gunstig plekje en gaan verder. Hunlokroep is heel duidelijk „tjissik, tjissik", de zang isbabbelend, doet soms denken aan zwaluwenzang. 't Iseen lust, deze kwikstaartjes op de wegen gade to slaan,als ze jacht maken op vliegen.

Het tamelijk rommelige nest van gras, wortels, haaren veertjes wordt gebouwd in riethoopen, onder dak-

pannen, in holen en gaten, oms ook in boomen enstruiken, eigenlijk overal. Er zijn 4-6 eitjes, grijsblauwgrijs, dicht gespikkeld met bruin 2 X 1.5 cM.

200

Page 212: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Rouwkwikstaart. Motacilla alba Yarrellii.)

Lijkt op de vorige, maar heeft den mantel zwart, en

ook minder wit op de vleugels. Veel op den voorjaars-

en najaarstrek, broedt ook wel een enkele maal hier,misschien wel samen met de vorige soort. In Engeland

is dit de meeste algemeene kwikstaart.

Pestvogel.(Bombycilla garrulus, Jaseur, Waxwing, Seidenschwanz,

Wynstaart, Beemen, Sidestirt.)

Kop bruingrijs, met groote kuif, voorhoofd en keelzwart. Onderzijde grijs, vleugeldekveeren zwart metwit, groote slagpennen zwart, met witte vlekkenen gele randen, kleine slagpennen met een roodaanhangsel, staart grijs en zwart met een breedegele zoom, soms ook met een rood aanhangsel aanelke pen. 17.5 cM.

Haast iederen winter worden er enkele gezien, vooralin boschjes en tuinen, waar veel besheesters staan (Gel-dersche roos, Lijsterbes, Eglantier, Kamperfoelie, Mei-doom). In enkele jaren bijzonder veel (1892, 1904, 1913).Ze hebben een zeer mooien, helderen lokroep. Ze broe-den in de landen omtrent de poolcirkel, vooral in Lap-land.

KLAUWIERENFAMILIE. (Laniidae.)

Deze vogels lijken op kleine roofvogeltjes, doordat hun

bovensnavel duidelijk over den ondersnavel heen isgebogen. Zij zijn vermaard om hun gewoonte van in-

secten, muisjes, jonge vogeltjes, kikkertjes op to prikkenop dorens en stekels (punten van prikkeldraad). In-

tusschen vindt men dergelijke voorraadschuren niet

dikwijls. Zij zijn hoogst nuttig door 't verdelgen vaninsecten, de schade, die zij de vegelwereld toebrengen,is gering. Ze zingen aardig, maar zwakjes en bootsengaarne zang en roep van andere vogels na. Men heeft

201 14

Page 213: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

wel eens verteld, dat zij dat zouden doen, om die anderevogels tot zich te lokken, en ze te dooden, maar dat isonzin. Ik heb een grauwe klauwier wel eens een wulphooren nabootsen. De onverteerbare deelen van hunvoedsel, die niet het darmkanaal kunnen passeeren,braken ze uit als „haarballen", juist zooals de roof-vogels doen.

Klapekster.(Lanius excubitor, Pie griêche, Great Grey Shrike,

Grosser Warger, Negendooder, Doorndraaier, Toarnekster.)

Rug grijs, vleugels zwart, met een of twee wittevlekken (spiegels), staart zwart, met witte buiten-vlaggen aan de buitenste pennen en witte toppen,die naar buiten toe grooter worden, kop grijs, eensmalle witte streep over 't oog. Pooten en snavelzwart. 22 cM.

Op den trek en 's winters door 't heele land, broedtbeoosten de Vecht en bezuiden de Waal. Men ziet zeniet dikwijls, dat komt wel hoofdzakelijk, doordat zezelf zoo uitstekend zien, en graag hoog zitten, om goeduit te kijken. Hun lokroep is „tsjek, tsj ek en lijkt weliets op 't geschetter van een ekster.

Het nest ligt meestal in doornstruiken, is gebouwd vantakjes, worteltjes en mos; 5-7 eieren, lichtgrijs, somsgroenachtig met bruine of olijfgroene plekken, meestal in

een krans om 't breede eind. 2.6 X 1.9 cM.De Kleine Klauwier (Lanius minor) lijkt in hoofdzaak

op deze vogel, maar heeft een duidelijke zwarte streepdwars over 't voorhoofd. Hij is een paar maal in onsland gezien.

Roodkopklauwier.(Lanius s. senator, Pie griêche rousse, Woodchat, Rot-koptwarger, Bruinkop, Roode Haagekster, Readkopwirger.)

Kop en nek mooi roodbruin, voorhoofd zwart met

202

Page 214: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

aan weerszijden een klein wit vlekje, rug, vleugels

en staart zwart met witte zoomen en vlekken,

onderzijde wit. 17.5 cM.'t Wijfje heeft bruin, waar 't mannetje zwart

beef t en 't voorhoofd ook bruinachtig.Zomervogel, komt in April en vertrekt in September.

Is waargenomen door 't heele land, ook op de Noordzee-eilanden, maar zeldzamer dan de volgende soort. Hij isanders gemakkelijk 6o M. ver nog to onderscheiden

door 't mooi zwart met wit van den rug. Zijn lokroep is„tsjak, tsjak", verontrust roept hij „kra, kra", en hij

zingt evenals de andere klauwieren.Nest in struiken, van takjes en mos, van binnen met

haar en veertjes, eieren groenachtig of rose, met donkerevlekken. 2.2 x .6 cM.

Grauwe Klauwier.(Lanius c. collurio, Pie grieche ecorcheur, Red backedShrike, Rotriickiger Wiirger, Schatekster, Negendooder,

Wirger.)

Mannetje: kop en nek mooi leiblauw, rug kastanj e-bruin, vleugels bijna zwart, staart zwart met wittezoomen, wangen, keel en onderzijde van 't lichaam

rose, snavel en pooten zwart. 17 cM.

Grauwe klauwier.

't Wijfje is roestbruin op rug en kop, keel enborst licht geelbruin met donkere sikkelvormigedwars vlekken .

Onze meest algemeene klauwier; van April tot October,

203

Page 215: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

nestelt overal waar doornstruiken staan, veel in de duinenofschoon minder dan voor tien jaar. Hij roept „tak,tak", soms drie tot zesmaal snel achtereen. Zingt zeervlijtig tot in Augustus, allerlei geluiden nabootsend (ik

hoorde: patrijs, koolmees, kievit, wulp, vink ,rood-staartje). Vangt voornamelijk volwassen insecten, neemtook wel eens een jong of klein vogeltje, maar is in 't

geheel niet schadelijk voor den vogelstand to achten.

Het nest van takjes, mos, haren en veertjes ligt inallerlei heesters, wel 't meest in rozen en duindoorns,

maar ook wel in vlier en liguster. Eieren zeer verschillendin kleur: wit, rose of groenachtig met grijze en bruinevlekken, die meestal een ring vormen om 't breede eind2.3 x 1.7 cM.

BAARDMANNETJESFAMILIE. (Panur;dae.)

Baardmannetje.(Panurus b. biarmicus, Me'sange a moustaches, Bearded

Tit, Bartmeise, Dekfugeltsie.)

Het mannetje is op den rug mooi kaneelbruin, de

lange staart is bruin met weinig wit en zwart, kopgrijs, vleugel bruin, met wit en zwart en er is eenbreede zwarte streep, die uit de mondhoeken schuinnaar beneden gaat (soms wel eens verkeerd afge-beeld als een wapperende zwarte knevel), onderzijde

licht rose. 18 cM.Het wijfje heef t een bruin kopje, zonder zwart.

De baardmannetjes verschijnen in onze rietlanden in 'tbegin van Maart en vertoonen zich tot laat in October,in den trektijd soms in groote troepen (+ 4o stuks). Zeroepen elkaar met een kort en helder „tjing, tjing", enzingen ook een tamelijk lang hoog liedje. Worden ze

verontrust, dan rammelen ze „errrr", en zoo schelden zeook, als ze met de rietgorzen vechten. Ze klauteren

204

Page 216: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

langs de rietstengels, om er insecten to zoeken. Veleoverwinteren.

Het nest ligt laag, meestal tusschen rietgrassen enmoerasvarens en is van grasvezels gebouwd; 5-7 eieren,

wit met donkere vlekjes en streepjes, zoo iets als bijrietgors. 1.7 x 1.4 cM.

MEE ZENFAMILIE. (Paridae.)

Een recht, sterk, kegelvormig snaveltje, de neusgatenverborgen onder veertjes. Los gevederte, dat met iederenwindvlaag opwaait. Wangen bij bijna al onze soorten wit.

Ze voeden zich hoofdzakelijk met insecten, larven eneieren, die ze zoeken langs de stammen en takken enop den grond, of in de vlucht bemachtigen. Ik heb welgezien, dat ze bijtjes en vliegen kwamen vangen op debloemen en pimpeltjes kunnen zeer mooi de vliegenvangen, die zich koesteren op zonnige gevels of warmekozijnen. In 't najaar en in den winter en in 't vroegevoorjaar nemen zij ook olierijke zaden, zelfs brood. Opdroge dagen pikken zij de zaden uit de opengesprongendennekegels. Hun hoofdvoedsel blijft echter de grootemassa der boombewonende insecten en wat ze vooralin den broedtijd daarvan verdelgen, is eenvoudig on-berekenbaar.

Koolmees.( Parus m. major, Charbonniére, Great tit, Kohlmeise,

Bijmees, Plakker, Bloitfink.)

Bovenzij groen, kop blauwzwart, in den nek een

mooie geelwitte plek, wangen wit, keel midden van

de borst en buik zwart, overigens hoofdzakelijkhelder geel, 13 cM. De wijfjes zijn iets kleiner dande mannetjes en hebben minder zwart aan de onder-zijde.

205

Page 217: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

2

Page 218: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Broeden overal, ook in de steden. In den winterroepen ze als meezen eenvoudig „siet, siet", maar reeds

in Januari klinkt hun voorjaarsroep „tie-ta", een tame-lijk zuivere groote terts, in tweeen, later ook in drieèn

„tie, tie, ta," (schiet in 't vuur), soms tien, twaalf keerherhaald. Hun alarmkreet is een luid geratel (schateren);bovendien maken ze nog allerlei geluiden; elk nog nooitgehoord vogelgeluid kan van een koolmees afkomstig zijn.

Ze maken hun nest in alle mogelijke holten, soms vlakop den grond, soms hoog in de boomen; een enkelen keerin een verlaten nest, o.a. van een gaai. De holte wordtopgevuld met allerlei materiaal, 't eigenlijke nest is

meestal bekleed met haar (in de duinen konijnenwol).Meestal 5-12 eieren eieren (soms veel meer, wellicht

door dat 2 vogels in 't zelfde best leggen); wit met roode

vlekjes, 1.8 x 1.4 cM.

Pimpelmees.(Parus c. coevuleus, Misange bleue, Blue tit, Blaumeise,

Blaumieske.)

Schedel mooi helder blauw, op 't voorhoofd lichterWangen wit. Een blauwe halskraag, die achter inden nek heel breed en donker wordt. Rug groen-achtig, staart blauw, vleugels blauw met een wittedwarsstreep. Onderzijde geel, in 't midden een

smalle donkerblauwe streep. r2 cM.Overal, ook in de steden, nog algemeener en nog minder

schuw dan de koolmees. De blauwe kuif gaat de hoogte

in, als de vogel maar even geagiteerd is. Mannetje en

wijfje blijven het heele jaar door in elkanders gezelschap.Hun voornaamste voorjaarsgeluid is een of twee helderehooge tonen, gevolgd een drie- of viertal zeer snelle, dieeen kwint lager liggen. Deze figuur wordt vaak herhaald,soms heel helder, soms dun en snerpend. Een ander ge-luid is een helder: „pim-im-im-im-im-im-im", heel snel,

207

Page 219: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

ietwat dalend, een zilveren lachje. Zijn ze boos, danschetteren ze even fel als de koolmeezen. Voedsel als bijde koolmees, in April pluizen ze vooral knoppen van boo-

Pimpelmeesje.

men na, en worden dan ook wel eens knoppenvernielersgenoemd. Ook heb ik ze sappen van bloedende boomenzien oplikken en zachte peren zien aanboren.

Nest als bij de koolmees, 5-12 witte roodgespikkelde

eitjes. 1.5 X 1.2 cM.

Zwarte Mees.Parus a. ater, Petite charbonnare, Coal Tit. Tannenmeise

W dldmies.

Rug blauwgrijs, vleugels en staart donker, twee

witte dwarsbanden over de vleugels. Niet alleen dewangen wit, maar ook een groote plek achter inden nek, de rest van den kop en ook 't keeltje,zwart. Onderzijde witachtig. ro cM.

Ons kleinste meesje, niet veel grooter dan 't goud-haantje. Ze broeden 't meest in de Oostelijke en Zuide-lijke provincies, doch ook wel in de dennenbosschen vande duinen. In den winter zwerven ze overal, ik zie zealtijd, waar veel zilversparren groeien; ze zijn dol op de

208

Page 220: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

dikke blinkend bruine zaden. Hun zang bestaat in eensnelle opeenvolging van twee fijne geluidjes, die nietzoover uit elkander liggen als 't zaag-geluid of 't „schietin 't vuur" van de koolmeezen en ze roepen soms zeerlang achtereen, wel een minuut lang.

Hij nestelt in holen, meestal dicht bij den grond, ookwel in een muizengat of een holte onder een boomwor-

tel; 5-9 eitjes, wit met roode vlekjes, doorgaans zijn

de vlekken groot en talrijk. 1.5 X 1.2 cM.

Kuifmees.(Parus cristatus mitratus, Mesange huppe'e, Crested Tit.

Haubenmeuse, Tiefmies,)

Op den kop een spitse kuif van zwarte veertjesmet wit omzoomd; een zwart keelbandje achter deoogen, de keel ook zwart, evenals een smalle streepover den nek. Rugzijde blauwgrijs, onderkant asch-kleurig. r i cM.

Veel in de Oostelijke en Zuidelijke provincies, in denzomer bewesten de Vecht zeer zeldzaam, komt, 's wintersop den trek nog al veel in de dennebosschen van deduinen en broedt daar ook wel. Hij roept heel mooi„tjiep, tjiep, tjierrr", en bouwt uit dit motief een Lustigliedje, mooi gevarieerd en flink aangehouden. 't Ver-

wondert mij, dat ik dit aardig lied nergens vind gepre-zen; ik hoorde het zeer mooi in Maart in Limburg.Voedsel als bij de andere meezen.

Nest in een holte, ook wel in een verlaten nest vankraaien of eekhoorns; 4-7 eitjes, wit of rose met paarseen roode vlekken. 1.6 x 1.2 cM.

Glanskop-Zwartkopmees.(Parus palustris longirostris; Nonnette, Continental Marsh

titmouse, Mitteleuropclische glanskOpfige Sumpfmeise.)

Schedel blinkend zwart, ook de nek, wangen vaalwit,

209

Page 221: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

groote zwarte kinvlek, buik wit, rug groenachtig bruin-grij s .

In het veld is deze vogel niet zoo gemakkelijk van devolgende soort to onderscheiden. De lokroep is: „pietje,

etsjie" al of niet gevolgd door „det, det". Een herhaalddruk „tsiep" afgewisseld met trillertjes vormt het een-

voudige liedje. Broedt waarschijnlijk door 't heele land,waarnemingen gewenscht.

Nest en holten en nestkastjes, doorgaans niet hoog.

Eieren 5-8, wit met mode vlekjes. 1.6 X 1.2 cM.

Matkop- Zwartkopmees.( Parus atricapillus rhenanus. Nonnette, Willow Titmouse

MattkOpfige Sumpfmeise, Reidmies.)

Schedelveeren dof zwart, groote zwarte keelvlek, rug -rossiger dan de vorige soort. De lokroep is het welbe-kende parmantige „peh, peh, peh" of „tjietjie, peh,peh". Broedt door het heele land, nest en eieren als

bij de vorige soort.

Noordoostelijke Matkop.(Parus atricapilus borealis.)

Slechts een keer waargenomen, is iets grooter dan devorige soorten, heeft zuiver witte wangen en lichte

randjes aan de kleine slagpennen.

Staartmees.(Aegithalos c. caudatus, Me'sange a longue queue, Long-

tailed Tit, Schwanzmeise, Ossekopje, Doodshoofdje,

IJsbeer, Langstirtemies.)

Kop heelemaal wit; op den rug en de vleugelszwart, wit en rose, staart zwart, de drie buitenstepennen met wit aan top en buitenvlag. Snavel zeerkort, zwart; staart zoo lang als 't lichaam, 16 cM.

210

Page 222: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

De Engelsche vogels hebben, en dit ras komt ookbij ons voor, zwarte zijstreepen aan den kop.

Het heele jaar door, waar boomen zijn. In najaar en

winter in troepen rondzwervend, ook in gezelschap vanandere meezen. De lokroep is een laag, heeschachtig

„Dzjlirps", zeer verschillend van andere meesroepen. In't voorjaar „zagen" ze op de manier van de koolmeezen,maar minder scherp en ze hebben dan ook heel mooieklokj estrillers .

Ze bouwen hun nest graag in takvorken, maar ookwel in dichte twijgen van coniferen. 't Is gemaakt vanvezels en haren, van binnen rijkelijk bekleed met veertj es,aan de buitenzijde bedekt met korstmos, zoodat 't op eenstuk boomstam lijkt. Een klein vlieggat zijwaarts boven.

Eieren 6--12, wit met roode stipjes en onduidelijkepurperen vlekken. 1. 4 x I.I cM.

BOOMKRUIPERFAMILIE. (Certhiidae.)

Boomkruiper.

(Certhia b. brachydactyla, Grimpereau, Creeper, Baum-laufer, , Klaverkatje, Beamklimmerke.)

Rugzijde bruin met grijze streepen en randen, opde vleugels witte vlekken en streepen, onderzijde wit,

aan de keel met rnooien satijnglans.

Standvogel, komt overal voor, waar boomen groeien,ook in dorpen en steden. Kruipt tegen de stammen op

en wordt dan door de beschermende kleuren van de rug-zijde niet zoo dadelijk opgemerkt. Vestigt echter vaak deaandacht op zich door een helder: „siet, siet, siet". De

lange dunne snavel komt mooi to pas bij 't opsporen vaninsectenlarven en eieren in schorsspleten, de grooteachterteen met sterken klauw en 't stevig staartje metspitse veereinden helpen bij 't klimmen. Het liedje: „siet,

211

Page 223: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

siet, siet, tierelierelier" klinkt al in de eerste dagen vanMaart, ook nog wel in herfst en winter.

Het nest wordt gebouwd in de een of andere holte,ook wel onder dakpannen. 't Bestaat uit takjes en bla-

Boomkruipertje.

deren, de kom bekleed met worteltjes, mos, grassprietjes,

bastvezels, veertjes; 5-6 eieren, wit of licht rose met

roodbruine vlekj es. .6 X 1.2 cM.

BOOMKLEVERFAMILIE. (Sittidae.)

Boomklever.(Sitta europaea caesia, Sitelle, Nuthatch, Kleber, Blauw-

specht, Spechtmees, Blauspjucht.)

Bovenzijde leiblauw, ook de vleugels en de mid-

212

Page 224: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

delste staartveeren; buitenste stuurpennen zwart metwit, lichte wenkbrauwstreep, uit de mondhoeken

onder 't oog langs, een zwarte streep, keel wit,borst en buik kastanjebruin. 14 cM.

Standvogel, vrij algemeen in boschrijke streken, komt's winters op zijn zwerftochten ook in de steden. Roeptmeestal: „Piet-piet-Piet-piet", zeer helder en afgemeten,ook „wat, twat, twat, twat, watsj, watsj, watsj" heeldruk en dikwijls al loopende en vliegende. Ook een hel-

der trillend „tierrrrrrr". Hij rent bijzonder vlug boom-stammen en takken op en af, alleen vertrouwend opzijn sterke teenen en klauwen; de staart steunt nooit.

Voedt zich met insecten en zaden, pelt wel de schorsvan takken, om de insecten eronder te bemachtigenzoekt hazelnoten en beukenootj es, zet die vast in schors-spleten, om ze stuk te hameren of te bewaren. Komt's winters op 't voerbakje, vooral om pinda's en noten.

Nest in een takkengat, oud spechtenhol of nestkastje.Brengt 't vlieggat op de vereischte grootte door hetnauwer te maken met klei of door het wijder open tebeitelen. Grondlaag van 't nest meest van schorsschil-fers, hooger op is 't van prachtig gerangschikte dorrebladeren of schorsschilfers. Eieren 4-8; wit met rood-bruine vlekken. 2 X 1.4 cM.

Goudhaantje.(Regulus r. regulus, Roitelet, Goldcrest, GoldhAnchert,

Filgelkerlinkfê.)

Rug groen, vleugels donker, met twee wittedwarsstreepjes over de vleugeldekveeren, de arm-pennen geel met zwart, onderzijde aschgrauw,midden over den kop een prachtig kuifje van geelof oranje met breede zwarte zoomen. Snaveltje fijnen spits, zwart. io cM. (op zijn hoogst.)

Het kleinste van onze vogeltjes. Trekt in voor- en

213

Page 225: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

najaar bij duizenden door ons land. Vele overwinterenook in stadsparken. Ook blijven er 's zomers broeden,zoowel in 't Oosten van ons land als in de duinstreek;overal waar de fijne spar groeit. Ze roepen elkander

voortdurend aan, wanneer ze gonzend fladderen van

tak op tak, met een helder „si, si", dat soms bijna on-hoorbaar, andere keeren zeer luid en dringend kan zijn.Ze zingen al vroeg in Maart, een heel hoog, naaldfijn

Goudhaantje.

liedje in snel tempo. Ze voeden zich vooral met kleineinsecten, spinnen en eitjes van die dieren.

Het nest hangt aan de onderzijde van een dichtesparretak, soms niet hooger dan 1.5 en is gebouwd van

groen mos, met haartjes, vezels en spindraden; vanbinnen bekleed met veertjes. Eitjes roomkleurig oflicht geelbruin met donkerder wolkjes, soms een kringom 't stompe eind. 1.3 x 1 cM.

214

Page 226: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Vuurgoudhaantje.(Regulus i. ignicapillis, Roitelet d triple bandeau, Fire-

crest; Feuerkopfiges Goldhcanchen.)

Lijkt op de vorige maar heeft de middenstreep opden kop oranje-rood en een duidelijke zwarte streep

voor en achter het oog; in den nek een paar gele vlekjes.Lijkt minder gebonden to zijn aan sparrebosschen danhet gewone goudhaantje. Komt in voor- en najaar ge-regeld op den trek voor, S DMS vrij talrijk en is broedendaangetroffen in Zuid-Limburg en Noord-Brabant.

KRAAIENFAMILIE. (Corvidae.)

Tot deze familie behooren middelsoort en grootevogels met krachtigen snavel, bijna recht, de boven-snavel iets over den ondersnavel heen gebogen. Deneusgaten worden door veertj es bedekt, pooten krachtigen goed gevormd. Zeer intelligente alleseters, met eensterk nabootsingsvermogen.

Raaf.(Corvus c. corax. Corbeau noir, Raven, Kolkrabe, Raven.)

Zwart, met groene, blauwe en paarse staalglansenop vleugels en staart. De grootste van onze kraai-vogels, snavel bijna 8 cM. lang; de heele vogel65 cM.

Zeer zeldzaam in ons land, nestelt in oude bosschen,heeft meestal reeds eieren in 't begin van Maart. Alles-

eter, valt hazen en lammeren aan, eet ook rattenen afval.

Nest van takken in hooge boomen, 3-5 eieren,groenachtig bruin met donkere vlekken en strepen.

4 .8 X 3.4.

215

Page 227: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Bonte Kraai.

(Corvus c. cornix. Corneille lnantelee, Hooded crow,

Nebelkreille, Grijze Kraai, Schiere Krie.)

Gelijkt in grootte en lichaamsbouw volkomen opde zwarte, maar heeft mantel, rug en buik grijs.

Ze komen in de eerste dagen van October, soms alin 't laatst van September en blijven tot midden April.Zelden blijft bier een paartje broeden; een enkelen keerbroedt hier een bonte met een zwarte kraai. Oostelijk van

de Elbe broeden ze zeer algemeen, ook in Groot Brit-tannie, Scandinavia en in de landen langs Middellandschezee. Evenals de zwarte kraaien zijn ze echte alleseters,vooral toeven ze graag aan 't strand, waar ze veel schelp-dieren en garnaaltjes verschalken. Ze breken de schelp-dieren (mossels !) door ze uit de hoogte to laten neervallenop steenblokken. Ze zijn dol op duindoornbessen. Schel-pen en huidpantsers worden weer uitgebraakt in ballen,juist zooals bij de roofvogels, soms liggen de duinboschjeser vol mee, vooral garnalencroquetjes, want de bontekraaien overnachten daar bij honderden. Ze begeven zichvoor zonsondergang naar hun rustplaatsen en amu-seeren zich eerst nog een half uurtje met vliegkunsten.Ze zijn fel op roofvogels en ontnemen den sperwer vaak

zijn prooi.Nest en eieren van de bonte kraai gelij ken volkomen

op die van de zwarte.

Kraai.

(Corvus c. corone, Corneille noire, Black crow, Raben-krahe, Krie.)

Zwart, minder glanzig dan de roek, geen wit omden snavel, veeren goed aangesloten aan 't lichaamVeertjes aan hun begin wit, maar daar komt nietsvan to zien; bij de roeken is dat stukje grijs.

216

Page 228: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Ze nestelen eenzaam in bosschen en moerassen, soms

heel laag bij den grond in lage struiken of zelfs op dengrond tusschen riet of helm; eieren groenachtig, donker

gevlekt, 4.3 x 3 cM.Ze werken wel op 't land, evenals de roeken, maar

voeden zich en hun jongen toch 't nicest met kleinezoogdieren, vogels en eieren. Ze jagen dikwijls bij parenen weten dan elkander listig to helpen. Vallen roofvogelslastig, zelfs de groote kiekendieven.

Roek.

(Corvus f. frugilegus, Corbeau freux, Rook, Saatkreihe,

Witbekte reek, Korenkraai, Schurltkraai.)

Zwart, met mooie blauwe staalglansen, de mond-hoeken en 't voorhoofd onbevederd, wit, ruw,vandaar de naam „schurftkraai". Jonge vogels ver-toonen die witte plek nog' niet. Later verdwijnendie veertj es. De vogels graven in den grondnaar engerlingen, ritnaalden, emelten en anderelarven.

Ze werken gezellig op 't land en verschillen daarinvan de zwarte kraaien, die bij ons vrij eenzaam leven.Kauwtjes houden de roeken doorgaans gezelschap. Be-

halve insecten eten ze ook kleine zoogdieren, vogeltjes,

eieren, zaden, ontkiemend graan; eigenlijk van alles,ook afval.

De meeste roeken blijven in ons land overwinteren,vooral aan den binnenkant der duinen. Vogels uitOost-Europa trekken door ons land naar Engeland.Onze vogels vertoonen zich omstreeks Nieuwjaar inden morgenstond weer bij hun nesten, die meestal ingroot aantal in hooge boomen zijn gebouwd, stads-wallen, parken, kerkhoven. Het eigenlijke broeden be-gint in Maart. Ze leggen 3-5 groenachtige eieren, dicht

217 15

Page 229: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

bezet met bruine vlekken. 4 x 2.7 cM. Nest van kleien takken.

Op de broedplaats is veel drukte en geschreeuw,sours maakt 't gezelschap mooie pleiziervluchten, soms

Roek.

zit een enkele roek afzonderlijk zachtjes to zingen,andere vogels nabootsend.

Kauwtje.

(Colaeus monedula spermologus, Choucas, Jackdaw,Dohle, Ka, Akke.)

Zwart, met staalglansen op vleugels en staart,schedel blauwzwart, nek en wangen als met meelbestrooid, bij oude mannetjes bijna zilverwit, irisblauwachtig wit. •

In 't Westen van ons land zijn de kauwtjes stand-vogels, ook komen er vele overwinteren. Ze leven ge-

218

Page 230: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

zellig en zijn zeer speelsch en luidruchtig. Hun kort envroolijk „Ka, ka, ka", kan 't heele jaar door gehoordworden, 't drukst in Februari en October. In 't voorjaar

kunt ge ook een enkele vinden, zingend naar der kraaienwijs. Vroeg in den morgen en in de avondschemeringmaken ze mooie vliegtoeren. Door hun betrekkelijk

korten snavel, kleiner gestalte en dicht aaneengeslotengevederte zien ze er veel vriendelijker en eleganter uitdan roeken of kraaien. Ze werken in gezelschap van de

roeken in 't veld, maar zijn erger eierdieven. Nest vantakjes in holle boomen, aan gebouwen, ruinen, ook inkonijnenholen. Ze leggen 3-6 eieren, blauwgroen ofblauwgrijs, dicht gevlekt met grijs en bruin 3.5 X 2.5cM. In Engeland en ook bij ons is waargenomen, dat deeieren vaak met klei zijn besmeerd, nadere bijzonder-heden hierover ontbreken.

Ekster.(Pica p. galliae, Pie, Magpie, Elster, Aakster, Atzel.)

Zwart met groene, blauwe en paarse staalglansen,vooral op vleugels en staart. Groote witte plekkenop de vleugels, borst en buik ook heeLmaal wit,broek zwart.

Deze prachtige vogel vertoont zich bij ons gedurendehet geheele jaar, hoewel ze in den winter wel eensschaarsch worden. Men ziet ze meestal in paren, in denzwerftijd ook wel in groote, soms zeer groote gezelschap-pen, in 't begin van den broedtijd in kleine, zeer luid-rucbtige troepjes (6-10). Hun roep is meestal een

snel, herhaald „schat, schat, schat, schat, schat".

In Maart bouwen ze hun nest of knappen het oudeop. 't Is gemaakt van takken, liefst doorntakken, aanelkaar verbonden met klei, met een dikken kleivloer en

meestal met een dak. Heel graag bouwen ze in popu-lieren, een meter of tien boven den grond, maar ook wel

219

Page 231: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

in berkjes, wilgen of meidoorns op manshoogte of noglager. Er zijn 4-7 eieren, blauwachtig groen, met bruine

en grijze vlekken overdekt, ook wel met een krans van

vlekken, een enkelen keer ongevlekt. 3.3 x 2.3 cM. 't Zijnalleseters, om hun neiging tot nestplunderen worden zedoor jagers zeer vervolgd. (Zie ook Gaai). De kraaien-voorliefde voor blinkende voorwerpen is bij hen 'tsterkst ontwikkeld, intusschen lijken ze tegenwoordigminder tientjes en horloges weg te kapen dan vroeger.

Bouwen speelnesten.

Notenkraker.(Nucifraga caryocatactes macrorhynchtts, Casse-noix,Nutknacker, Nusshdher, Dennenekster, Natekreaker.)

Bruinzwart, de meeste veertj es met een driekantewitte punt, op de uitgespreide vleugel een wittevlek, snavel slank, nog al verschillend in lengte3.5-5 cM., de heele vogel 35 cM.

Een onregelmatige wintergast. Haast ieder jaar komener in October of November een paar opdagen, in sommige

jaren zijn ze • zeer talrijk zooals in 1893, 1900 en 1911.

Er zijn twee rassen: de diksnavelige broedt in de berg-landen van Centraal Europa en Scandinavia, de dun-snavelige in Siberia, Kamsjatka en Japan. Ze schijnenvooral veel voor te komen in bosschen van den Arve-

den; waarvan zij gaarne de zaadjes eten. Overigens zijnze ook weer alleseters en zelfs nestplunderaars. Onzewintergast behoort tot de dunsnavelige soort. De dik-

snavelige is een enkele keer waargenomen.

Vlaamsche Gaai.(Garrttlus glandarius, Geai, Jay, Eichelhdher; Meerkol,

Hannebroek, Houtekster.)

Een van onze mooiste vogels, vooral bekend omde mooie blauw met zwarte blokteekening op duim-

2 20

Page 232: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

vleugel en vleugel-dekveeren; romp en mantel bruin-

rood, schedel lichtgrijs met zwarte lengtestrepen,

keel wit, staart zwart, stuit wit. Ook mooi bruin

en wit op de vleugels: 3o cM.

In boschstreken het heele jaar door present, soms inontelbare zwermen (November 1891, 1916) doortrekkend.In 't begin van den broedtijd evenals de eksters in kleinetroepjes, een stuk of zes, die in den vroegen morgen dezonderlingste geluiden en bewegingen maken. Iedereenkent hun alarmkreet „schraak, schraak", maar ze kun-nen ook mooi zingen en imiteeren zeer getrouw allerleigeluiden. Als alle kraaivogels zijn ze omnivoren, in denbroedtijd nestplunderaars, in den zomer en in 't najaar

zaadeters (erwten, eikels) en 't heele jaar door insekten-verdelgers. Waar m zeer talrijk zijn, worden ze gevaarlijkvoor den vogelstand. De jonge gaaien op 't nest wordenhoofdzakelijk gevoed met jonge vogeltjes (uit den kropder ouden). Het nest ligt meestal vrij laag (2 1/2 M.), isgemaakt van kleine takjes en van binnen heel mooibekleed met boomworteltjes. Het bevat 3-6 Brij zeeieren, dicht bezet met bruine vlekjes en streepen, ookwel heelemaal bruin of met een kring om 't stompeeind 2.2 X 3.2 cM.

SPREEUWENFAMILIE. (Sturnidae.)

Snavel recht, minder krachtig dan bij de kraaien,

neusgaten niet door veeren bedekt. Ze leven meestalgezellig. Vleugels spits. Op den grond loopen zij meestal;

zelden trippelen of springen ze.

Spreeuw.(Sturnus v. vulgaris. Etourneau, Starling, Staar, Spra,

Sproon, Protter, Staring.)

De rechte snavel is in 't voorjaar heldergeel, de

221

Page 233: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

pooten bruinrood, het gevederte zwart met prachtigestaalglansen van blauw, groen, bruin, rood, purper,

vooral bij de mannetjes. De wijfjes hebben minderglans en vertoonen in 't voorjaar ook nog bruine

tipjes aan vele veeren. In 't najaar, na den rui,hebben alle nieuwe veertj es bruine of witte randenen toppen, daardoor is dan de vogel dicht gevlekt,

De jonge vogel is eerst heelemaal bruingrijs metlichte onderzij, maar krijgt ook in 't najaar een

vlekjeskleed. Gedurende den winter slijten de randen

en toppen af, zoodoende ontstaat 't voorjaarskleed.

Poot van een Spreeuw.

Veel spreeuwen blijven hier overwinteren, vooral inzachte winters. In Februari komen de trekkers terug, ze

222

Page 234: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

blijven nog lang in troepen bijeen, die voortdurendkleiner worden. Toch blijven ze ook in den broedtijdnog gezellig. Op Maart-avonden zie je ze in groepjes vaneen half dozijn in de hooge boomtoppen, op de dakenof windwijzer-s hun avondlied zingen. Hun eigenlijk lied

is een druk gebabbel, afgewisseld door een mooi helderlanggerekt gefluit, bovendien bootsen ze alle mogelijkegeluiden na met groot plezier en groote getrouwheid.

Ze zingen het heele jaar door, 't meest in voor- en na-jaar. In den herfst komen ontelbare scharen doortrekken,millioenen bij elkaar, vooral mooi to zien in de duinen,waar ze zich een poosje ophouden om de duindoorn-bessen. De niet broedende vogels overnachten in grootaantal bijeen, in boschjes en rietvelden. Altijd houdenze gemeenschappelijke vliegoefeningen, 's morgens en's avonds. In den laatsten tijd gaan ze zich al meer enmeer in de steden vestigen, waar ze ook in den trektijdbij duizenden bepaalde slaapplaatsen in de boomen be-trekken.

Hun voedsel, voornamelijk slakken, wormen, larven(ritnaalden, emelten) zoeken ze op 't grasland en op deakkers. In den nazomer eten ze veel steenvruchten enbessen, (kersen, lijsterbessen, aalbessen, vlier, duindoorn,klimop etc.). De zaden blijven onverteerd en ontkiemenuit de uitwerpselen, zoodoena e dragen de spreeuwen(me de lijsters, roodborstjes, duiven) veel bij tot ver-

spreiding van die heesters. Sommige eten wel ontkie-mend graan.

't Zijn wellicht onze nuttigste vogels. Alleen wordenze lastig in streken, waar veel aan fruitteelt wordt ge-daan en vervuilen zij straten van dorpen en steden.Op hun slaapplaatsen vernielen ze veel riet (in 't Naar-

dermeer 5 °, 70 van de geheele opbrengst) en ze maken't anderen holenbroeders wel Bens moeilijk, om aan

nestgelegenheid to komen,Ze bouwen in holen, in nestkastjes, onder dakpannen,

223

Page 235: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

tusschen klimop, in konijnengaten, in (Engeland is waar-genomen, dat ze zelf gaten in den grond groeven) een

slordig nest van grassprietjes met wat veertjes en wolen hebben 4-7 effen blauwe eieren, sorns bijna wit enaltijd een weinig in 't groen trekkend 3 X 2.1 cM. Broe-dend gevonden van April tot Juli.

Rose Spreeuw.(Pastor roseus, Martin roselin, Rose starling, Rosenstaar.)

Rozerood, vleugels en staart zwart met staal-glansen; de jongen bruin, met vleugels en staartdon kerbruin, keel, kin en wangen wit.

Ze broeden in Zuid-Oost Europa en West-Azie, overwinteren in Indie en zwerven dan in den trektijd welBens buiten hun gebied. Zoodoende komen ze dan ookwel eens in ons land. Sprinkhaanvangers.

WIELEWAALFAMILIE. (Oriolidae.)

Wielewaal.(Oriolus o. oriolus, Loriot, Golden Oriole, Goldamsel

Goudmerel, Gele wiewouw, Wiewaal , Gielegou.)

Het mannetje is prachtig geel met zwarte vleu-gels, die zelf ook weer geelgevlekt zijn, ook destaart zwart met geel. Snavel en oogen rood. 'tWijfje meer groenachtig geel, aan de onderzijdegrijs met donkere strepen; oude wijfjes gaan veelop mannetjes lijken. Jonge vogels als 't wijfje.

Zomervogel, komt einde April of begin Mei, komt voor

overal waar boomen en struiken staan, ook in stads-tuinen, in duinboschjes en grienden. 't Mannetje roept:„wielewou", mannetje en wijfje hebben een krijschendenmiauwenden lokroep, 't mannetje laat ook sours een zachtprevelend gezang hooren. Ze voeden zich voornamelijk

224

Page 236: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

met rupsen, zoowel groote, harige spinnerupsen, als die

van kleine motjes (vogelkersmotje, appelmot), die ze uit

de spinsels halen. In den zomer eten ze steenvruchten

en bessen (kers, vogelkers, weichselhout).Het nest wordt vastgevlochten in een takvork, uit

allerlei materiaal (ver van menschelijke woningen vooral

bastvezels en grasstengels), soms zeer hoog, maar ookwel haast met de hand te bereiken. Eieren prachtigglanzend wit of rose, met weinig donkere vlekjes; 3,1 X

2,1 cM. De uitgevlogen jongen worden nog lang door deouden begeleid en verzorgd, ze zitten dan wel in de strui-ken met 2 of 3 bij elkaar te roepen „tje-doek, tje-doek",

haast net als groene spechten.

VINKENFAMILIE. (Fringillidae.)

Snavel kort en dik, de hoogte aan den wortel verschiltweinig van de lengte. Bij de appelvinken en groenvinkenis de snavel bijzonder dik. 't Zijn in hoofdzaak zaadeters,de jongen in 't nest worden uitsluitend gevoed metinsecten; verscheidene soorten eten ook knoppen vanboomen en heesters.

Vink.(Fringilla c. coelebs, Pinson, Chaffinch, Fink, Schildvink,

Boekvink, Bokvink, Shelfink.)

't Mannetje heeft een zwart voorhoofd, schedel ennek mooi blauwgrijs, keel en borst wijnrood, de

mantel warmbruin, de rug groen, de uitgespreide

staart vertoont van buiten naar binnen de kleurenwit, zwart, grijs, de eerste eerste en tweede rij van de

vleugeldekveeren wit, meestal onder den mantel ver-

borgen, groote vleugeldekveeren zwart met wittepunten, die de altijd zichtbare witte streep op denvleugel vormen, aan de slagpennen ook nog veel witen geel.

225

Page 237: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

't Wijfje heeft de onderzijde lichtgrijs, iets in 'trossig schemerend. De kop is bruingeel, lichter in 'tmidden. Vleugels als bij 't mannetje.

Het heele jaar door in 't heele land. In den herfsttrekken er millioenen door, waarvan vele hier blijvenoverwinteren. al naar de overvloedigheid van voedsel(beukenjaar 1909!). Let er eens op, of ge 's winters ooksoms meer mannetjes dan wijfjes opmerkt.

De vinken roepen elkaar met een helder „pink, pink".Ook zit 't mannetje soms zeer luid pie-iet te roepen. Het

lied, de vinkenslag, bestaat uit drie deelen: eerst een stukof zes staccato tonen, dan een sneller gedeelte gelijk vantoon en eindelijk een mooien roffelenden uithaal. Boven-dien hebben ze een heesche extase-roep als de groenvink,die laten ze in 't vroege voorjaar vaak in koor hooren.Eind Februari beginnen ze te slaan, ook zingen ze in't najaar.

Ze bouwen hun nest in April op dikke takken enboomen, of vlak tegen den stam of ook wel in takvorkenvan vlieren en accacia's, liefst waar de schors oud en ruwen bemost is, maar ook wel in taxus en thuja. 't Nestbestaat uit mos en vezels, en is van buiten bekleed metdraden en korstmos, zoodat 't veel lijkt op de omgcving.

De eieren zijn meest blauw, soms iets trekkend in 't roode,met plekken van bruinrood en zwart met uitgevloeide

randen; 1.9 X 1.5 cM.De vinken voeden zich met allerlei zaden, (beuke-

nootjes, elzen en berkenvruchtjes, vruchten van veel-

knoopen en ganzevoeten, graan, erwten). In den broed-tijd verdelgen ze een groote menigte insekten, vooralkleine vlindertjes (bladrollers).

Keep.( Fringilla montifringilla, Pinson d'Ardenne, Brambling,

Berg fink, Oranjevink, Kweakfink.)

Rug met witten streep, kop en mantel zwart met

226

Page 238: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

donkerblauwen weerschijn, keel en borst en plekken

op de vleugels oranje, snavel zwart. 't Wijfje heeftden kop bruin, in 't midden lichter.

De keepen broeden in Noord- en Oost-Europa, enkomen in 't najaar tegelijk met de vinken doortrekken.Vele overwinteren hier, vooral in beukenootjesjaren.In 't voorjaat lokken ze elkander met een heesch „keep",ook heffen ze in koor den groenvinkenkreet aan. Hunleefwijze komt met die der vinken overeen.

Putter of Distelvink.

(Carduelis c. carduelis, Chardonneret, Goldfinch, Stieglitz.)

De snavel is licht rozerood, puntig, kopje rood,wit, en zwart, rug bruin, vleugels zwart met helder-gele vlekken en een wit randje, staart zwart. Hetmannetje heeft de veertjes aan de bovenarmzwart. De jongen hebben geen rood aan den kop.

Broedt door 't heele land, maar nog al zeldzaam. Demeest worden nog gezien op den trek, en enkele ookgedurende den winter. 't Schijnt, dat hun aantal in delaatste jaren weer toeneemt, vooral langs Waal en Rijn.

Ze eten allerlei zaden en vruchten, niet alleen die vandistels, maar ook van brandnetels, veelknoop, ganzevoet,

elzen en berken. Ze hebben een tweelettergrepigen lok-roep (nagebootst door 't Duitsche woord Stieglitz), die

soms wel herinnert aan den leeuwerikroep. Hun zangis bijzonder mooi en druk, vol heldere trillertjes en sla-gen, de lokroep is duidelijk het hoofdmotief.

Het mooie nestje, van mos en korstmos gebouwd, vanbinnen bekleed met haren en veertjes en plantenwol,bouwen ze in boomen en heesters en graag op dikkebemoste takken ('t meest nog in boomgaarden). Er zijn4 of 5 eitjes, die zeer veel lijken op die van de groen-vink; x cM.

227

Page 239: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Sijsje.(Carduelis spinus, Turin, Siskin, Erlenzeisig,

Bloemsijsje, Siis.)

Geelachtig groen, met donkere lengtestreepjes;

aan de zijden en aan 't begin van den staart watduidelijker geel. 't Mannetje heeft een mooi zwart

kapje op 't hoofd en een zwart keeltje.We zien de sijsjes 't meest op den trek en gedurende

den winter, 't allermeest in October en in 't begin van

Maart; dan komen ze zelfs wel op de elzen in de Amster-damsche plantsoenen, midden in de stad. Dan wordenze ook 't meest gevangen voor de kooi. Hun lokroep iseen langgerekt „tjeeh", een geluid, dat ook telkensweerkeert in hun druk en liefelijk liedje, dat ik 't meesthoor van doortrekkende vogeltjes, die in Maart en ooknog wel in April gezellig (soms wel 20 bij elkaar) zitten

te zingen in de elzen. Enkele blijven hier broeden, zebouwen hun nest in sparren, geheel op de manier van hetgoudhaantjesnest. De eieren lijken op die van 't puttertje

maar zijn iets kleiner; 1.6 x 1.2 cM.

Fratertje.(Carduelis f. flavirostris, Linotte montagnarde. Twite,

Berghdnfling, Fryter, Heidebarm.)

Snavel geel, rug bruin met zwarte lengtestreepj es,onderzijde bijna wit; alleen de keel roodbruin metdonkere streepjes, 't mannetje ook rossig bruin aan

de zijde.De fraters komen bij ons alleen op den trek, ze broeden

voornamelijk in Zweden, Noorwegen en Finland en in de

Britsche eilanden, behalve in de Zuidelijke helft vanEngeland. Ik zie ze 't meest in October op plekken,waar veel Melde en Ganzevoet groeit. Ze zijn dadelijkaan hun gelen snavel te onderscheiden van de andere

vinkvogels, die zich op die plaatsen vertoonen.

228

Page 240: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Barmsijsje.(Carduelis 1. linaria, Sizerin, Redpoll, Birkenzeisig,

Noorsche sijs, Steenpaapje, Stienbarmke.)

Lijkt oppervlakkig gezien wel op 't kneutje, maar

is dadelijk to kennen aan de meelachtige tint, die

over 't geheele gevederte ligt. 't Mannetje heeft eenrood schedelkapje en ook keel en borst heelemaalrood, een andere tint, dan die van 't kneutje: meerrooskleurig. De kin is zwart, de snavel geel met

zwarte spits. De rug is bruin, de buik heel lichtgrijs,alles met donkere lengtestreepen en er loopt eenwitte dwarsstreep over de vleugels. 't Wijfje heeftgeen rood, maar het keeltje zwart. Eenjarige jongen

hebben alleen een rood petje.De barmsijsjes trekken soms in ontelbare menigte in

voor- en najaar door ons land, vele brengen hier ookden winter door. Ze voeden zich voornamelijk met devruchtjes van elzen en bergen.

Er worden twee soorten van barmsijsjes onderscheiden,die voornamelijk verschillen in grootte en in de lengtevan den snavel. De grootste heet kortweg barmsijs, dekleinste: kleine barmsijs (Carduelis linaria cabaret.), delaatste komt 't minst voor. De kleine broedt in Enge-land en zou bij ons in den zomer ook wel kunnen voor-komen.

Kneutje.(Corduelis c. cannabina, Linotte, Linnet, Leinzeisig,

Vlamsijs, Tukker, Robijntsje.)

Het mannetje heeft een prachtig karmijnrood

voorhoofd en ook de borst heel mooi rood. De rug is

bruin, de onderzijde heel lichtbruin, de vleugels don-ker, met witte randen aan de handpennen, ook destaart zwart met wit. Het wijfje heeft geen rood,haar borst is bruingeel met donkere lengtestreepjes.

2 29

Page 241: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

In den winter hebben de veeren breede grijze randen,

zoodat dan van 't rood bij 't mannetje ook niet veel

to zien is. Snavel loodkleurig.

Kneutje.

't Is de beste zanger van al de vinkvogels. Hij zingtsoms wel twee minuten aan een stuk door, altijd vari-

230

Page 242: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

eerend, alleen komt van tijd tot tijd telkens een soortvan vroolijk gekraai te hooren, waaraan 't kneutjes-liedaltijd te herkennen is. Als ze met hun tweeen of drieen

voorbijvliegen, hoor je ze altijd even „knut, knut, knut"roepen. Ze nestelen overal, maar 't meest in zandstreken,bijzonder veel in de duinen, op Texel vond ik eens in dedoornstruiken op een tuinwalletje 5 kneutjesnesten vlakbij elkander. In tuinen en kweekerijen bouwen ze graagin thuya's en cypressen, dikwijls heel laag bij den grond.'t Nest is van binnen bekleed met veertjes en wol, haast

even mooi als een puttertjesnest, de eitjes zijn blauw-achtig, bij wit af, met rossige vlekken en donkere streep-

jes, dikwijls een krans vormend om 't breede eind;1.8 x 1.3 cM.

De kneutjes eten meest zaden, bijzonder graag die vandistels en zuring, ook van wilde mosterd, diplotaxis,brandnetels, hennep, vlas. Ze voeren de jongen met zaden.

Huismusch.(Passer d. domesticus, Moineau franc, Sparrow, Spatz,

Potmusch, Mosk.)

't Mannetje heeft een zwarte keel en borstvlek, deschedel grijs, een wit halskraagje, een wit vlekje

achter 't oog, een streep boven 't oog bruin, deveertjes van mantel en rug kastanjebruin met

donkerder streepen en randen; 't wijfje mist 't zwart

aan keel en borst en is boven 't oog lichtgrijs. Desnavel is in den winter lichtgrijs, in den zomerblauwz wart.

De musschen komen overal voor, waar menschelijke

woningen staan. Dikwijls hebben ze veel witte veeren,maar echte albino's (witte musschen met roode oogen)zijn zeldzaam. 't Zijn alleseters, in den broedtijd etenze veel insecten, dan zijn ze soms zeer nuttig door 'twegvangen van bladluizen en bladrollers. In stadstuintjes

231

Page 243: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

eten ze bloemen, knoppen, kiemplantjes; jong groen; zeschillen vlier- en lindetakken, in landbouwstreken ver-gasten zij zich aan 't jonge graan. Ook bemoeilijken zeandere vogels (huiszwaluwen) bij 't nestelen. Hun voor-naamste roep is „sjielp (Philip); in winter, voorjaar ennajaar houden ze koorzang op alle tijden van den dag,maar vooral bij zonsopgang en tegen den avond.

Het slordig nest maken ze op daken, in muurgaten, inboomen (pyramide populieren!); ze hebben wel tot

4 broedsels in 't jaar. Eieren wit of groenachtig met brui-

ne, purperen en groenachtige vlekken 2.2 X i.6 cM.

Ringmusch.(Passer m. montanus, Moineau friquet, Tree sparrow,Feldsperling, Boommusch, Katrielmuschje, Fjildmosk.)

Van de huismusch dadelijk to onderscheiden doorhet prachtige kastanjebruine schedelkapje. Eengroote vlek achter 't oog is wit en daarin is weereen zwarte vlek, die een tweede oog lijkt, kin zwart.'t Wijfjet verschilt haast niet van het mannetje.

De Ringmusschen zijn echte trekvogels; men ziet ze

's winters niet zoo heel veel. Ze komen in Maart en ver-

trekken in October en bewonen bij voorkeur boschrijke

streken. Als ze rondvliegen, roepen ze soms „knut, knut"

net als de kneutjes en ze zingen helderder en mooier dan

de huismusschen.Hun nest maken ze in holen, dikwijls in nestkastjes,

ook in spreeuwenholen en spechtengaten. De eieren zijnme._stal donker van tint, bruinrood met donkere vlekken,kleiner dan die van de huismusch (1.9 x 1. 4 cM.), maar

nog al uiteenloopend van kleur en van grootte.

Europeesche Kanarie.(Serinus canarius germanicus, Serin, Serin finch, Girlitz,

Zeesys.)

Eigenlijk dezelfde soort als de kanarievogel van

232

Page 244: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

onze kooien. Keel, borst en voorhoofd helder geel, derug bruingrijs met zwarte en gele streepen, stuit geel,'t wijfje minder sterk van kleur dan 't mannetje.

Op den trek en gedurende den winter nog altijd vrijzeldzaam, hoewel meer opgemerkt dan vroeger. Ze lijkenwel wat op sijsjes, maar hebben een veel korter en minderspitsen snavel. Dit is een van de vogels, die thans hun

broedgebied uitbreiden naar het Noorden en Westen. In1923 en 1924 zijn er eenige nesten van gevonden in Twente

en in Limburg en men ziet de vogels in den nazomer,

nog al dikwijls. De zang lijkt wel iets op die van degroenvink, maar 't tempo is sneller en ze zingen ook meer

aanhoudend.Nest in boomen en struiken, de eieren lij ken veel op

die van de kneu, ze zijn iets kleiner, blauwwit, gevlektmet roodbruin, purper en paars, 1,6 x 1.2 cM.

Kruisbek.(Loxia curvirostra, Bec croise, Crossbill, Kreuzschnabel,

Dennenpapegaai, Scheervink, Krusbek.)

Snavel gekruist op de manier van een schaar,soms de bovensnavel links, soms rechts. Mannetje

is mooi vermiljoen rood, het wijfje geelachtig groen,de jongen lijken op de wijfjes maar hebben de onder-zijde veel lichter en donkere lengtestreepen over 'theele lichaam.

Er zijn twee vormen, die ook wel als aparte soortenworden beschouwd: de gewone kruisbek en de groote

kruisbek (Loxia pytyopsittacus) 't Verschil zit hoofd-zakelijk in de lengte van den snavel.

De kruisbekken bezoeken ons land ongeregeld; soms,zooals in 1909 in reusachtig aantal. Ze zijn toen op deNoordzee-eilanden bij honderden gezien en waren ook

zeer talrijk in de duinstreek. In Bloemendaal bleven ertroepjes van 6-10 nog tot in 't najaar van 1911, we

233 16

Page 245: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

hebben echter geen nest kunnen vinden. Ze eten hoofd-

zakelijk zaden van dennen, berken, en sparren, die zeheel handig uit de rijpe en onrijpe kegels halen, zoowelaan den boom als op den grond . Ook eten ze veel blad-

luizen en kevertjes.

Kruisbek.

Het nest, van gras en mos, met wat veertjes en haar,wordt meestal gebouwd aan 't eind van de lange hori-zontale takken van grove dennen; de eieren zijn rood-achtig of blauwachtig met roode en purperen vlekken,die soms om 't dikke eind een krans vormen. 2 x 1.5 cM.

Witband Kruisbek.(Loxia leucoptera bifasciata, Bec croise bifascie, White

banded crossbill, Weissbindenkreuzschnabel.)

Kleiner dan de gewone kruisbek en met twee wittedwarsstreepen op de vleugels, doordat de einden vande middelste en groote vleugeldekveertjes wit zijn.

Zeer zeldzaam op den trek, leefwijze als bij de vorigesoort.

Haakbek.( Pinicola e. enucleator, Durbec-vulgaire, Pine grosbeak,

Hakengimpel.)

Slecht enkele malen in ons land gezien.

Roodmusch.(Carpodacus e. erythrinus, Roselin, Scarlet Grosbeak

Karmingimpel.)

Mannetje bruin, met karmijn getint, borst, keel

234

Page 246: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

en wangen helderrood, buik bijna wit. 't Wijfje bruinmet donkere lengtestreepen op keel en borst, tweelichtgele dwarsstreepen op de vleugels.

De vogel broedt in Oost-Europa en Azie, overwintertin Indie en vertoont zich soms op den najaartsrek inons land.

Goudvink.(Pyrrhula pyrrhula, Bouvreuil, Bullfinch, Gimpel,

Bloedvink, Botvink.)

Een zwart schedelkapje, het mannetje heeft eenprachtig roode borst, ook keel en wangen zijn rood.Mantel heel mooi parelgrijs, de vleugels zijn zwart

met een weinig rood op de armpennen; de breedesnavel is zwart, buik en stuit wit, een streep overden rug wit. Waar 't mannetje rood is, is 't wijfjerossig licht bruin, ook is haar mantel bruinachtig.

Goudvink.

Er zijn eigenlijk twee soorten, de Groote of NoorscheGoudvink (P. p. pyrrhula) en de Gewone Goudvink(P. p. coccinea); ze verschillen in grootte (16 cM. en 13cM.).

De Groote Goudvink komt alleen op den trek voor,

de Gewone broedt meest beoosten de Vecht en bezuidende Waal en zwerft in 't heele land vooral in loofbosschenen boomgaarden. Ze roepen elkander met een mooihelder „tjuu"; hun zang is een druk, heesch, fluister-liedje, in gevangenschap kunnen ze allerlei melodienleeren fluiten. Ze eten zaden en bessen; in 't voorjaar veel

235

Page 247: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

knoppen, wat hun zwaar wordt aangerekend. De snavelis bijzonder geschikt voor 't afknippen van knoppen,

't Nest ligt meestal in laag hakhout of naaldhout, 't isgebouwd van takjes en van binnen zeer mooi gevoerdmet boomworteltjes, de eieren (4-6) zijn helder blauw,mooi duidelijk gevlekt en gespikkeld met purper enrood; 2 X 1.4 cM.

Groenvink.

(Chloris c. chloris, Verdier, Greenfinch, Griinling,

Greuninger.)

't Mannetje is aan de bovenzijde groengeel, aan deonderzijde geel, op den kop wat aschgrauw, de vleu-gels bruin bij zwart af, maar met heldergele duim-vleugel en de buitenvlaggen van de handpennenook geel. Staart geel met zwart en heel mooi gevorkt.De dikke snavel is vleeschkleurig, de pooten licht-bruin. 't Wijfje is iets meer grijs en heeft mindergeel aan vleugels en staart, de jongen hebben don-kere streepen over hun bruingeel gevederte.

Broedt overal, ook in stadstuinen en zoowel in naald-

hout als loofhout. Langs den duinkant en ook elders

overwinteren er zeer veel, ook komen ze veel op den trek

voor. Ze beginnen te zingen in Maart. Hun lokroep is

een heldere triller, „tjuuk, tjuuk, tjuuk, tjuuk, tjuuk",

hun extasegeluid een vreemd heesch en krassend languitgehaald gebler. Door den lokroep op verschillende

hoogte te herhalen, soms met zeer zuivere intervallen,maken ze een allerliefst lenteliedje en vertoonen danook alleraardigste vliegkunsten. Zingen ook in 't najaar.

Ze voeden zich met zaden en zijn zeer verzot op roze-bottels en 't is heel aardig, in den winter een troepjegroenvinken bezig te zien op de eglantieren. In denbroedtijd vangen ze als alle vinken veel insecten.

't Nest, van takjes en mos, gevoerd met haar en veer-

236

Page 248: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

tjes, bouwen ze graag in altijd groene heesters, ook inboomen, klimop. Eieren 4-6; 2 x 1.4 cM. zeer uiteen-loopend van grootte en teekening, meest blauwachtigwit met donkere punten en vlekken en paarse wolkjes.

Appelvink.

(Coccothraustes c. coccothraustes, Grosbec, Haw/inch,Kirschkernbeisser, Koningsvink, Kernbijter.)

De grootste vink met den diksten snavel. 't Manne-

tje is zeer bont, schedel en rug kaneelkleurig, nek

blauwgrijs, onderkant licht-roodbruin, bij den staartwit, vleugels zwart met staalglanzen en met wit op

't handgedeelte, voorhoofd en keel zwart, staart in

't midden bruin, de buitenste veertjes zwart met wit,iris wit. Bij 't wijfje trekt 't bruin meer in 't grijzeen geelachtige, bij jonge vogels is de keel licht geelen de schedel bruingeel.

Broedt door 't heele land, vrij zeldzaam, zwerft ge-durende herfst en winter rond en kan dan nog al dikwijlsworden opgemerkt. Ze eten vooral zaden, erwten enknoppen en houden ervan, om de pitten van kersen enpruimen to kraken in hun sterken snavel. Ze roepen,„tsjiek, tsjiek", helder en krachtig en maken van die

loktonen een verward, onbeduidend liedje.

Appelvink.

Het nest ligt in struiken en is gebouwd van takjes,van binnen bekleed met boomworteltjes. Er zijn 4-6

237

Page 249: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

bleek blauwgroene of grijze eieren met donkere vlekken,streepen en krulletjes. 24 x 1.8 cM.

Grauwe Gors.

(Emberiza c. calandra, Bruant proyer, Cornbunting, Grau-

ammer, Korenspork, Graustjert.)

Aardkleurig, de veeren van den mantel zwart met

bruine randen, de vleugeldekveeren bruin met geel-bruine randen, keel, borst en buik bijna wit met drie-

kante zwarte plekken, de zijden bruinachtig zwartgestreept; de staart bruin, zonder wit. 20 cM.

Een vogel, die weinig in 't oog valt; op den akker ishij van den bodem haast niet to onderscheiden. 't Bestkan hij nog opgemerkt worden door zijn zang, hij zit dangraag hoog in een struik, op een paal of op telegraaf-draden en laat dan na een aanloopje van een stuk ofvier heldere snelle toontjes een heel onzeker trillertjehooren. Dat is alles, maar hij zingt 't met plezier van denvroegen morgen tot den laten avond. Deze gors is dan ookveel minder zeldzaam dan men wel denkt; in den Achter-

hoek zelfs zeer gewoon; ook in Limburg en Groningen.

Blijft ook 's winters rondzwerven. Bewesten de Vechtwerkelijk zeer zeldzaam, ook als doortrekker.

't Nest ligt op den grond en is gemaakt van gras enworteltjes. De eieren, lichtgrijs tot donkerbruin, hebbengrauwe en violette vlekken en daarover heen donkere

lijnen en kronkels. 2.5 x .8 cM.

Geelgors.(Emberiza c. Bruant jaune, Yellowhammer,

Goldammer, Haverkneu, Gelegeus, Gieltsjert.)

Onderkant van 't lichaam geel, fangs de pootenmet donkerbruine lengtestreepen, borst en zijden

bruin, schedel geel met bruin, nek op zij groen-achtig, buitenste veeren van de staart geheel of

238

Page 250: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

gedeeltelijk wit. 't Wijfje heeft minder geel dan 'tmannetje en een gestreepte borst. 's Winters zijn de

kleuren minder helder, doordat de veeren dan breede

grijze randen hebben; die vallen in den nawinter af.19 cM.

Onze meest algemeene gors, komt voor door 't heele

land, zoowel in kleipolders en veenderijen als op zand-grond. Houdt evenveel van naaldbosschen als van graan-velden. Ze zingen van Maart tot in September; ook nog

wel soms in October: zes of zeven evenhooge toontjesgevolgd door een uithaal, die meest uit 2 tonen bestaat,de een een terts hooger, de andere een terts lager dan deaanhef. Soms ontbreekt de uithaal, soms laat de vogelmaar een van die twee tonen hooren. Onder 't zingen

wordt meestal de snavel recht omhoog gehouden.Nest (van gras, twijgjes, worteltjes en mos, van binnen

doorgaans bekleed met wortels) op den grond, in ruigtenof lage struikjes. De eieren (schrijvereitjes) van wit totdonker rossig met grijze plekken en met kronkels enstreepen, die herinneren aan Arabische letters. 2.1 x 1.6cM.

Witkopgors. (Emberiza leucocephala.)

Enkele keerea gevangen.

Wilgengors. (Emberiza aureola.)

Een enkele maal gevangen.

Cirlgors. (Emberiza cirlus.)

Een enkele maal gevangen.

Ortolaan.

(Emberiza hortulana, Ortolan, Ortolan bunting, Garten-

ammer, Vreemdeling, Noatfink.)

Kop olijfgroen, met donkere streepjes, wangenbleekgeel met een olijfgroenen onderrand, keel geel-

239

Page 251: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

achtig groen, snavel rood, onderzij van 't lichaamkaneelbruin zonder streepen, rug bruin met donkere

lengtestreepjes, de vleugels heel donkerbruin met

rossige randjes. 16 cM.'t Wijfje lijkt op 't mannetje en heeft een gestreept

keeltje, bij de jongen is bijna de heele onderzijde

gestreept.Zomervogel. April— October. Vrij algemeen beoosten de

Geldersche I Jsel en bezuiden de Maas; ook in Groningen.Vooral in bouwland, maar ook wel in bosschen. Het

liedje. bestaat als bijna alle gorzenliedjes uit aanloop enuithaal, de aanloop meestal van drie tonen, de uithaaltwee of drie of soms meer, zachter dan dat van de geel-gors, klankvoller dan dat van de grauwe gors.

Nest als van de grauwe gors, de eieren meestal rossigmet grijze en donkerviolette vlekken en weinig of geenletterstreepen. 1.9 x i.5 cM.

Grijze Gors. (Emberiza c. cia.)

Een enkelen keer gevangen.

Boschgors. ( Emberiza rustica.)

Een enkelen keer gevangen.

Dwerggors.

( Emberiza Bruant nain, Little bunting, Zwerg-

ammer.)

Rugzij roodbruin met zwarte streepen, onderkantwit met fijne zwartbruine lengtestreepjes, borst ookgestreept, keeltje met een wijnrood tintje, slechts

2 /3 - an de geelgors. 't Wijfje is minder sterk ge-stree t dan 't mannetje.

Dit vogeltje broedt in Noord-Rusland en Siberie enoverwintert in Indie. Op den najaarstrek en ook in 'tvoorjaar dwalen er nog al eens of tot in ons land.

240

Page 252: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Rietgors.( Ember iza s. schoeniclus, Bruant des roseaux, Reed-

bunting, Rokrammer, Slootnzrtsch, Rietoink , Reidmosk.)

't Mannetje heeft den kop en keel mooi zwart meteen breeden witten nekkraag. Rug roodbruin met

zwarte vlekken, op de vleugels mooi bruin, onder-zijde van 't lichaam bijna wit, staart zwart, debuitenste veeren bijna geheel wit. 16 cM.

't Wijfje heeft alleen aan de keel een paar zwarte

zijstrepen, de kop heeft dezelfde kleur en teekening

als de rug.

De Rietgors vertoont zich veel en graag aan begroeidewaterkanten, zelfs aan vrij kleine heideplasjes. 't Meest

natuurlijk in de veenplassen, waar 't mannetje door 'tzwart met wit van kop en staart al dadelijk de aandachttrekt. Hij zit graag te zingen op lage struiken, de tonenuit den aanhef van lied (2 of 3) komen maar langzaamto voorschijn en de uithaal is een kort dun schokkeriggeluidje. 't Is net, of hij alleen maar probeert, om tezingen. Toch is 't heel aardig.

De meest rietgorzen komen in Maart, vertrekken inOctober, maar overal blijven er ook vrij veel overwinte-ren en dan zijn ze vaak in troepjes bijeen.

't Nest ligt tusschen gras en zeggen, ook wel hooger inhop en brandnetels, zelfs wel in heidestruiken. Eieren

rossig bruin met donkere vlekken en letterstrepen2 X 1.4 cM.

IJsgors.(Calcarius 1. lapponicus, Bruant montain, Lapland bunting,

Lerchenspornammer, Iisfink.)

De kop van 't volwassen mannetje ziet er heel bontuit, schedel en keel zwart, een bruine halskraag,heel lichtbruine wenkbrauwstreep; een witte streeplangs de wang verbreedt zich op de borst tot een

241

Page 253: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

witte vlek. Onderzij van 't lichaam wit met zwartestreepjes langs de pooten, rug zwart met rossige enwitte randjes, buitenste staartveeren wit met eenbruin vlekje. 't Wijfje heeft aan den kop Beenzwart en bruin. 16 cM.

In den winter, en de ijsgors komt bij ons alleen 's

winters voor, worden de mooie kleuren bedekt doorgrauwe vederranden, maar dan zijn toch de lichte wenk-

brauwstrepen en borstvlekken nog voldoende, om den

vogel te herkennen. Ze broeden in de Noordpoolstreken

en hebben hun meest zuidelijke broedplaatsen op deFjelde van Noorwegen.

Sneeuwgors.(Plectrophenax nivalis, Bruant des neiges, Snowbunting,

Schneeammer, Duinputter, Sniefitgel.)

't Volwassen mannetje heeft den kop, de onder-zijde, een paar groote vlekken op de vleugels, en debuitenste staartveeren wit, de rest van den staart iszwart, ook de rug is donker van kleur. Snavel geel.

Het wijfje heeft veel grijze randen aan de veeren,minder wit op de vleugels. Ook zijn in den winter

de mannetjes meer rossig bruin, door randen aan

de veeren. 16 cM.Ze komen in October en blijven tot in April en zijn

vooral veel te zien langs de oevers van de Zuiderzee, deWadden en de Zuid-Hollandsche en Zeeuwsche stroo-men, vooral in de zultevelden; in Maart vertoonen ze alhet mooie zomerkleed. Ze broeden in 't Noorden, maarkomen meer zuidelijk dan de I Jsgors (Schotsche Hoog-

landen).

242

Page 254: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

DE VERSPREIDING VAN ON ZE BROEDVOGELS.

Eenige jaren geleden betoogde ik in een der eerstealgemeene vergaderingen van Ornithologische Vereeni-

ging de wenschelijkheid van te geraken tot een censusvan onze inlandsche vogelwereld, met name van de soor-ten, die bier broeden. Zulk een telling is eigenlijk beslistnoodig, indien men zich een oordeel wil vormen over denvoorspoed of den achteruitgang van bepaalde vogel-soorten, iets dat in dezen tijd, nu de vraagstukken vanbescherming en vervolging aan de orde van den dag zijn,niet van belang is ontbloot.

't Is evenwel zeer moeilijk, om juiste en betrouwbaregegevens te verkrijgen. Sommige deelen van ons landworden jaar in jaar uit zoo goed onderzocht, dat wij daar

ten slotte over een uitgestrektheid van honderden hek-taren haast ieder nest weten te liggen; ik denk hierbijaan Texel, de duinen en duinbosschen van Bloemendaalen Overveen, het Naardermeer, het zuidoostelijk deel vande Veluwe, Grijpskerk en nog een paar plaatsen in

Utrecht, Overijssel en Limburg, waar vlijtige vogel-vrienden wonen.

Van andere gebieden evenwel weten wij haast nietsaf, doordat ze niet behoorlijk worden doorzocht, of door-dat de onderzoekers aan hun resultaten geen publiciteithebben gegeven. 't Een is al haast net zoo erg als 't andere,maar beide euvels zijn te verhelpen, en om daar nu

243

Page 255: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

maar eens een begin mee te maken, heb ik mij ver-stout, een overzicht samen te stellen van de verspreiding

van onze broedvogels door het Nederlandsche gebied,met benaderende opgaven van hun meerdere of mindere

talrijkheid. Ik hoop, dat de onvermijdelijke en zeker ooktalrijke leemten en onjuistheden in mijn werk aanlei-ding mogen geven tot rectificaties van de zijde van hen,die beter zijn ingelicht.

Ook heb ik gemeend, het overzicht niet provinciegewijzete moeten inrichten, omdat de vogels zich natuurlijk aandergelijke artificieele grenzen niet storen. Het lijkt mijbeter toe, een indeeling te maken in overeensternming metde gesteldheid van den bodem en zoo kom ik tot devolgende rubrieken:

i. De stranden, schorren, inlagen en zandplaten.

2. De duinen tot aan Den Helder, inclusief de bosch-streek langs den binnenvoet.

3. De Wadden-eilanden.

4. Het Laagveen-poldergebied van de Langstraat tothet Leekster meer.

5. Het zuidelijk kleigebied (de klei van de Rijn-delta).

6. Het Noordelijk klei-gebied.

7. Het diluvium bezuiden de Waal.

8. Het diluvium benoorden de Waal.

9. Zuid-Limburg.To. De steden.Misschien zou het mogelijk zijn, elk van deze afdeelin-

gen nog weer in details te behandelen en dan zouden wemet succes gebruik kunnen maken van de aloude heerlijk-heidsnamen en afzonderlijke lijsten samenstellen voor

Peelland, het Land van Cuyk, het Land van Ravestein,Maasland, de Meijerij, Kempenland, enz., bijna zonderuitzondering goed onderscheiden geografische gebieden.De club Hirundo gaf een uitmuntende lijst voor Goudaen omgeving terwijl van den heer P. Hens een voor-

244

Page 256: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

treffelijke bewerking verscheen van de vogeiwereld van

Limburg.Ook leverden de tijdschriften van de Ornithologische

Vereeniging en van de Ornithologische Club belangrijke

g egevens.Ik heb in mijn overzicht de volgende teekens inge-

voerd:? Misschien broedend, maar niet met voldoende zeker-

heid geconstateerd.. Zeer zeldzaam.

• Plaatselijk in vrij groot aantal, doch over 't al-

gemeen zeldzaam.— Weinig.

Vrij algemeen, maar niet opvallend.

Algemeen.1 Talrij k

!! Zeer talrijk.

245

Page 257: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

aZ

gad

0.0.r,

vi

z• E

0g:-.71,.

'''

'Esm

•,-,-c67:o

T-:

.

z,,) 0

,.,L'

F,:-.-Q-,''d

:-,

E .7y, „

E.. ro

6

° 7,o c,

0,ti.F

be

'-p—'4:ti

-c,-.c2'

°'. > 8 0 N

X.4 41:-

Raaf ...... ? ?Bonte kraai . . ? ?Kraai ..... --MI ItRoek ..... —•t t MIKauw ..... t--tt t t tEkster ..... — — — — — t t t •Gaai ...... t• — — — t t t —Spreeuw.....t1H!!t t !!Wielewaal. . . . — . .Appelvink . . . — — Groenling . . . 111111111Distelvink . . . . . . . . .Sijsje ..... •• •Kneu ..... ! ! — t — ! ! IEurop. kanarie . . .Goudvink . . . — — — Vink ...... t — t t t t t t —Huismusch . . . t ! ! ! 1 t t ! ! !Ringmusch . . . t t t t t ! 1 I-Grauwe Gors . . — — — Geelgors . . . . — — t t t t t t •Drtolaan . . . ! _Rietgors . . . . . — — — — — •Kuifleeuwerik . . — . I I I •Boomleeuwerik . I • I 1 IVeldleeuwerik . . — t ! I I I t ttDuinpieper . . . — • • •Boompieper .. . t• ••t t tGraspieper . . . — 1 I I 1 I — — Gele kwikstaart . • t t — — • • Eng. Gele kwikst.

? Misschien broedend, maar niet met voldoende zekerheid gecon-stateerd. zeer zeldzaam. a plaatselijk in vrij groot aantal, dochover 't algemeen vrij zeldzaam. — weinig. I vrij algemeen, maar nietopvallend. t algemeen, ! talrijk. !! zeer talrijk.

246

Page 258: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

.f:1 gTi .. -Li ..

v

7:1g '7;0

-2 -d

5 7,,-.87.d.:..g

Z1:

c.)17C

gwG

41-+y

,9--,

15

:-g

0g

V, cd.sa ›• 1-,

d4)A

,gE...n

Q:jv,.,

m/-n

""

rl

g,2

Ti8

,,

rcg

rg"0

,,,0 ro

d 0'e

,-.4'0

`f

'-'(7')rpm

p, ''d• •-n4,,

w00z

4 .,,

0g

—g

ts)

CZ)

g al

Groote Gelekwikstaart . . •

•I

.

Witte kwikstaart. I t !!! t t —Rouwkwikstaart .Boomkruiper . . t • — — — t t t •Boomklever . . t • • •t t tKoolmees . . . t I t t t t ttlPimpelmees . . . t I 1111* ttlZwarte mees . .Kuifmees . . . . •

—t

I—

——

Zwartkopmees . • — ------ —Staartmees . . . t — — — 1' t t —Goudhaantje . . — — — —Baardmannetje . I •Klapekster . . . — — —Roodk. klauwier . . . . .Grauwe klauwier — I — — — t t tGrauwe vliegen-

vanger . . . . tfittfit tfilZwartgrauwe

vliegenvanger . • • . • • • .Witgehalsde . .

vliegenvanger . ?Dwergvliegen-

vanger 1 ) . . . •Tjiftjaf ----- I —tttt ttlFitis ...... !,—tttt t IFluiter ..... I I I —Spotvogel . . . I t ttt I I t tGrasmusch . . . It tt 1* ! ! !.

? Misschien broedend, maar niet met voldoende zekerheid gecon-stateerd. . zeer zeldzaam. • p aatselijk in vrij groot aantal, dochover 't algemeen zeldzaam. —s einig. I vrij algemeen, maar niet op-vallend. t algemeen. ! talrijk. .! zeer talrijk.

1) Eenmaal gevonden.

247

Page 259: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

2

cd

:I=2c.)

,)

',

2

2

-0

74

Ti

-4-

':g,

Al

2:^

,

-,:,‘''

'..>

8

z

. 5

',i 7

.2 ,,

4t::).'

-'' 7

.,.-, •g;

c:).-

6'-a

i.,

N

2'1,

Braamsluiper . 1 1 t .1. t t t t 1Zwartkop . . . — • t •

Rietzanger . . . • 1 ! t I — — —Waterrietzanger . • • •Karekiet . 1 t t — —Kleine karekiet . •t ! It11—Boschrietzanger . •Iti111—3prinkhaan-

rietzanger . . — . — .Nachtegaal-

rietzanger . . —• •

Nferel ..... t •t t tt t t tBeflijster . . . .

• •Groote lijster . . 1 . . — — — —Kramsvogel . . .

•Zanglijster . . . 1 • — t — t 'i t tKoperwiek . . . ? ?Nachtegaal • . . t • — — — t t t —Roodborst . . . t — — — — t I.t —Blauwborstje . . 1 • • 1 —Gekraagde rood- .

staart. . . . t — — — — t t — —Zwarte roodstaart — • • • t t t —Tapuit ..... 1 ! • • • t t —Paapje ..... t t • — — 1 1 IRoodborsttapuit 1 • • • t t IHeggemusch . . t • - - -t t tWinterkoning .. t I t t t t t t 1Waterspreeuw. .

• 'Boerenzwaluw . tt11!11t1Huiszwaluw .. t 1 1 I ! t t t I

? Misschien broedend, maar niet met voldoende zekerheid gecon-stateerd. . zeer zeldzaam. • p aatselijk in vrij groot aantal, dochover 't algemen zeldzaam. —weinig. vrij algemeen, maar ni et op-vallend. t algemeen. ! talrijk. !! zeer talrijk.

248

Page 260: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

a)

-oaNa)

Oeverzwaluw . .Gierzwaluw . . .Nachtzwaluw . .Groene specht .Gr. bonte specht .Mid. b. specht 1)

KI. bonte spechtZwarte specht .Draaihals .Koekoek •Hop ...I Jsvogel •Steenuil .Ransuil •Velduil ..Boschuil •Kerkuil . . .Bl. kiekendief . •Gr. kiekendiefBr. kiekendief •Havik ...Sperwer . •Buizerd . .Wespendief .Slechtvalk .Boomvalk. .Torenvalk. .Boschduif . .Kleine boschduifTortel . . . .

a)

a)F44

a)

a)

-0

z

2 g

a)

a)

716

a7, 7,

bL}-1

A

N

a)

a.)

U)

Q

2

2

1

1

t

t

t

I

1

t

.1*

It

t

t? Misschien broedend, maar niet met voldoende zekerhe'd gecon-

stateerd. . zeer zeldzaam. • plaatselijk in vrij groot aantal, dochover 't algemeen zeldzaam. — weinig. I vrij algemeen, maar niet op-vallend. t algemeen. ! talrijk. !! zeer talrijk.

Slechts tweemaal.

2 49 17

Page 261: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

ca )

0a )- c,

c a..,ii

' C/

. 50o

: 1 =3

tl,- .j

'8n

'd L1?

o,id....

' 0,,7s

—I

o)..g

'-4(1)

._

,9 _0 cl,,1,n

0 ,-,C Cd0) 0

04)

0)))'0

0

i, p

0

41'8

,-.

.7,

'"

0>

_o:'

:7:n,

7,i8Z

---•E .

74al

-0

g ',8

5.-

...,-1

4,.5

„<!),-v

Fazant ..... ! • ---I I IPatrijs ..... I — t t t I I tKwartel . . . — — — — . . —Korhoen . — —Aalscholver . . . • •Purperreige- . . •Blauwe re r . . — — t I I —Ralreiger . . . . ?Woudaapje . . . 1 - --

Roerdomp . . I — •Ooievaar . . . .Lepelaar . . . . • • •Kwartelkoning .Porseleinhoen . . . • •Klein Waterhoen ? .Kleinst waterh. . ?Waterral. . . . . . • •Waterhoen . . . I — t t t —Meerkoet .. I I ! I I t I —Griel ...... — ?Scholekster . . . I — ! t — — •Kievit ..... — ! I t t I I —Goudplevier . .Bontbekplevier . —Kleine plevier . • • •

Strandplevier . .Kluut ....

!t I

!t

Houtsnip . • • •Poelsnip . . . .Watersnip . . .Kl. b. strandlooper . • • •

? Misschien broedend, maar niet met voldoende zekerheid gecon-stateerd. . zeer zeldzaam. • plaatselijk in vrij groot aantal, dochover 't algemeen zeldzaam. — weinig. 1 vrij algemeen, maar niet op-vallend. t algemeen ! talrijk. !! zeer talrijk.

250

Page 262: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

r4..,-+'—'cU • .

1)

gc., ':14.)

'Er

Eal)

-cl 7'o 7i5_ 8_ '4

c,0

0 0..

g

'LI:—n 0 V, ct

,CD dp roa., r'' E

0.)ng

g't '5

r: )

9 '

7:1rdas

t.0

21P.,

'C` 3

: 7a121. ,00

5. ,, , t t>0

, .0 ,',5O , ,°y''"'

. — •n-7, = ,5N

cll17,'a

r-.)

'7.! Z ..-.g (:) A

Kemphaan . . . t tBoschruiter . . . .Tureluur . . . . I ! ! — t . •Grutto .....Wulp .....

It

!I

!—

— — — ——

Kl. MantelmeeuwZilvermeeuw . . ! ! !Kl. zeemeeuw . . . .Kokmeeuw . . . t t t —Gr. zeezwaluw. . 6 .Vischdiefje . . .Noord. zeezwaluwDwergzeezwaluw

!t!

I !I t

t

t I I I I

Zwarte stern ..Bergeend . . .Slobeend . . ..

II t_ t

II I I

_ ___ __.

I

_Wilde eend . . . —t I ttt t -Wintertaling . .Zomertaling . .Krakeend . . . • • •Smient ..... ?Pijlstaart . . . . ? .Krooneend . . . ?Tafeleend . . ? ? 1Kuifeend . . . . . .Eidereend . . . •Fuut ...... I — — —Kuifduiker . . .Geoorde fuut . . . . . .Roodhalsfuut . . . .Dodaars . . .

? Misschien broedend, maar niet met voldoende zekerheid geconstateerd. . zeer zeldzaam. plaatselijk in vrij groot aantal, dochover 't algemeen zeldzaam. — weinig. I vrij algemeen, maar niet op-vallend. t algemeen. ! talrijk. !! zeer talrijk.

251

Page 263: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

IETS OVER VOGELSTUDIE IN NEDERLAND.

Het middenpunt van onze Vogelstudie is Leiden, waarprof. E. D. van Oort zijn colleges geeft in de ornithologieen tegelijk Directeur is van het Zoologisch Museum metzijn rijke vogelverzamelingen. Prof. van Oort leidt ookhet ringonderzoek en verschaft ringen aan ernstigeonderzoekers. Ook heeft hij het groote boek over deVogels van Nederland bewerkt. Wij hebben twee Orni-thologische Vereenigingen:

i°. De Nederlandsche Ornithologische Vereeniging(secretaris Dr. G. J. van Oordt te Utrecht). Zij geefthet tijdschrift Ardea uit, houdt wetenschappelijke ver-

gaderingen en excursies en bevordert de vogelstudie op

allerlei manieren.

2°. De Club van Vogelkundigen (secretaris de heerP. Hens te Valkenburg) werkt op dezelfde manier als

de Ornithologische Vereeniging en publiceert een belang-

rij k Jaarboe k.Een groep van leden van de N. 0. V. houdt zich in

het bijzonder bezig met het vraagstuk van den Vogel-trek. Dit is de Club van Trekwaarnemers onder leidingvan Fr. Haverschmidt,

Een plaatselijke club, die goed en ernstig werk ver-richt heeft, is de Goudsche Club voor Vogelstudie Hi-

rundo.De studie van Vogeleieren en Vogelnesten wordt in

252

Page 264: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

het bijzonder beoefend door den heer A. A. van Pelt

Lechner te Arnhem, die ons over de eieren en nesten

van de Nederlandsche broedvogels een monumentaal

plaatwerk heeft geschonken.Wie de vogelbescherming wil helpen bevorderen, kan

lid worden van:I°. De Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming

van Vogels, (Minimum contributie f i.—; secretaris J.Drijver, Heerengracht 54o, Amsterdam.)

2°. De Vereeniging tot Behoud van Natuurmonumen-ten in Nederland (minimum contributie f 2.50; secre-taris Dr. Jac. P. Thijsse, Heerengracht 540, Amsterdam).

Het Maandblad De Levende Natuur (UitgaveW. Versluys, Amsterdam) geeft geregeld korte be-richten en uitgebreider artikelen over de NederlandscheVogelwereld.

Belangrijke en leerzame vogelverzamelingen, gemakke-lijk toegankelijk voor iedereen, vindt men in Artis inAmsterdam, in de Rotterdamsche Diergaarde en in deNatuurhistorische Musea te Maastricht en te Denekamp.

253

Page 265: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

REGISTER.

Aakster Aalreiger Aalscholver Abendfalke Accipiter g. gentilisAccenteur mouchet .Accipiter n. nisus .Acrocephalus aquaticus . . Acrocephalus a. arundinaceusAcrocephalus palustris . Acrocephalus s. scirpaceus. Acrocephalus schoenobaenusAegithalos c. caudatusAigle criard Aigle fauve Aigle oriental Akke Akkerleeuwerik ..Akkermannetje .. . Alauda a. arvensis •Alca torda Alectorix r. rufa .. Alcedo atthis ispida . Alk Alke Alle alle Alpenlerche Alpenstrandldufer Alouette a hausse-col noir . Alouette des Champs . . . Alouette lulu . .. Amerikaansche BandijsvogelAmsel Arias a. acuta Arias c. crecca Anas discors Arias penelope Arias p. platyrhyncha

Biz.Anas querquedula ... 88Anas strepera 87Anatidae 8,Anser albifrons .... 83Anser anser 82Anser brachyrhynchus . • 83Anser erythropus ... 83Anser f. fabalis .... 83Anser h. hyperboreus • 83Anseriformes 81Anthus c. campestris . . • • 196Anthus pratensis 197Anthus r. richardi 196Anthus spinoletta littoralis • 198Anthus t. trivialis 196Appelvink 237Apus a. apus 158Aquatic warbler 188Aquila ch. chrysaOtos tooAquila clanga toIAquila pomarina . tuxArctic Skua 135Arctic Tern 141Ardea c. cinerea .. 76Ardea p. purpurea 77Ardea ralloides .. 78Ardeidae 76Arenaria i . in terpres 119Arendbuizerd tooAsio f. flammeus . 153Asio o. otus 152Athene noctua vedalii 155AtzP1 219Austernfischer 119Autour 96Avocet 120Avocet te 120Avondvalk 105

131z.21976

75To5

9817898

18818518718618721010110010I218194199194143107150143143

195122195194194151170

8987888885

255

Page 266: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz .A ziatische Goudpluvier . . 115Aziatische Kraagtrap . • 114

Baardmannetje 203Baillon's Crake 110Balhuzard fluviatile . 105Bank martin 164Barbarysche Slechtvalk . . 103Barge a queue noire 129Barge rousse 129Barmsijsje 220Barnacle Goose . 84Barn Owl 155Barred Warbler . Bar tailed Godwit 129Ba,stOlpel 74Bartmeise 204Bastaardarend torBastaardnachtegaal 179Basterdnachtegaal 188Baumfalke 10413aumlaufer 211Baumlerche 194Baumpieper 197Beamklimmerke . 28113Bean Goose Bearded Tit 204Becasseau cocorli 122Becasseau echasse 123Becasseaa maubC,che . • • • 121Becasseau Temminck • • • 124Becasseau variable 122Becasseau violet 122Becasse ordinaire 131Bkassine double 132Becassine ordinaire . • • 132Becassine sourde 132Bee croise 233Bec crcise bifasciê . 234Bee eater 151Beemen 201Beflijster 169Bergeend 85Bergein 85Bergente 92Bergeronnette gr se . . . zooBergeronnette jaune . . . • 199Bergeronnette printaniere . . 199Bergf,i k 226Bfrghdnfl:ng 228Bernache a coo rouge . . • • 84

Blz•Bernache 3 joues blanche . 84Bernache cravant 84Berwick's Swan 82Bjintensjonger 188Bjirkhin lobBjirkkoanne 108Bienenfresser 151Bihoreau a manteau noir . 78Binsenrohrsdnger 188Birkenzeisig 229Birkhuhn 108Bittern 79Blackbird 170Blackcap 181Black Crow 216Black Guillemot 144Black tailed Godwit . • 129Black tailed Godwit . 129Black Grouse .... 108Black headed Gull. 139Black Kite 102Black necked Grebe . 72Black Redstart . . . 175Black Scoter 93Black winged Stilt . 120Black Stork 8oBlack Tern 143Black-throated }Aver 69Black Woodpecker. 163Bladkoninkje 184Blassengans 83Blaudouke 147Blaukehlchen 177Blaurake 119Blaustirns . . . 143Blauwborstje . . . 177Blauwe Hoanskrobber 97Blauwe Kiekendief . 97Blauwe Reiger 76Blauwe Wikel 104Blaumeise 207Blaumieske 207Blauwpaapje 274Blauwpieper 179Blauwspecht 212Blauspjucht 212Blauwstar 143Blauwvleugeltaling . 88Blauwwaterstar 142Ble'sgoes . 83Bloedvink 235

25 6

Page 267: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

BI z .Bloernsijsje 228Blokfink 205Blue headed Wagtail 199Blue throat 177Blue tit 207Boekvink 225Boerenzwaluw ..... . 163Bogenschndbeliger Strandläu-

fer 122Bokje 132Bokvink 225Bombycilla garrulus • • • • 201Bontbekplevier .. .. 116Bonte Kraai 216Bonte Piet 119Bonte Strandlooper 122Boomklever 212Boomkruiper 211Boomleeuwerik .. 194Boommusch 232Boompieper 196Boomuil 155Boomvalk 104Boschduif 146Boschfazant 107Boschgors 240Boschrietzanger . 187Boschruiter 128Boschuil 156Bosksjonger 183Botaurus s. stellaris 79Botvink 235Bouvreuil 235Braamsluiper 180Brachpieper 196Brachschwalbe 133Brambling 226Brandgans 84Brandseeschwalbe . . 142Branta b. bernicla 84Branta bernicla hrota . . 85Branta leucopsis 84Branta ruficollis 84Braunkehlchen 171Brauner Sichier 8oBreedbekkige Strandlooper . 124Brent Goose 84Brilduiker 92Brillenente 93Britsche Kleine Mantelmeeuw 137Broadbilled Sandpiper . . . 124

BizBruant des neiges 242.Bruant des roseaux • . 241Bruant jaune 238Bruant montain . . . . . . 241

. 241Bruant nain Bruant proyer .

223408

Bruchwasserlaufer .. .18Bruchweisskehlchen 187

Bruine Grasmusch .. . 179Bruine Kiekendief .. . . g6Bruine Lijster 168Bruinkop 202Brune Dicker 91Bubo b. bubo 155Bucephala clangula clangula 92

. 21

Buizerd 9Bullfinch 23Bunt Reidhintsje . . . 109Bunt Wettergriltsje • 121BUnte adkelein .. 94Bunte Gril 122Bante lisdfiker .. . 69Mute Lyster 167Bfinte Miggensnapper • 192Bfinte Wilster II 6Burgernees ter 136Burhinus o. cedicnemus . . 133Busard blafard . .. .. . 98Busard Harpaye ... . 9 6Buse ordinaire 99Busard Montague .. . 97Buse pattue 99Busard St. Martin .. .. . 97Buteo b. buteo . . 99Buteo ferox 200Buteo 1. lagopus 99Buteo Zimmermannae • 100Butoor 79Butor 79Bijefretter 151Bijenarend 102Bijeneter 151Bijmees 205

Caille 107Calcarius 1. lapponicus . . . 241Calidris a. alpina 122Calidris alpina Schinzii . . . 122Calidris c. canutus 121Calidris m. maritima . . . . 122Calidris minuta 123

257

Page 268: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Biz.Calidris Temminckii . . • 124Calidris testacea . ... 122Canard Eider 93Canard sauvage . 85Capella media 132Caprimulgus e. europaeus 157Carduelis c. cannabina . . • 229Carduelis C. carduelis . . • 227Carduelis f. flavirostris . . • 228Carduelis 1. linaria 229Carduelis spinus 228Carpodacus e. erythrinus . • 234Caspian Tern 540Casse-noix 220Certhia b. brachydactyla . 211Ceryle alcyon 151Chaffinch 225Charadrius a. alexandrinus . 116Charadrius a. apricarius . . . 115Charadrius a. oreophilus . . 114Charadrius dominicus fulvus 115Charadrius dubius curonicus . 117Charadrius h. hiaticula . . . 116Charadrius morinellus . 115Charbonniere 205Chardonneret 212277Chevalier arlequin . . . . . 127 .Chevalier combattant. • 124Chevalier cul blanc . 128Chevalier gambette . 127Chevalier gris 128Chevalier sylvain 128Chiffchaff 182Chipeau bruyant 87Chlamydotis undulata mac-

queenii 114Chlidonias n. niger . 143Chloris c. chloris . .. 236Choucas 218Chouette cheveche 155Chouette effraye 155Chouette harfang 155Chouette hulotte 156Ciconia c. ciconia 79Ciconia nigra 8oCigogne 79Cigogne noir 8oCinclus c. aquaticus 189Cinclus c. cinclus . 189Circaetus gallicus . 101Circus a. aeruginotus . . . 96

Blz.Circus c. cyaneus 97Circus macrourus 98Circus pygargus 97Cirlgors 239Clangula hyemalis 92Coccothraustes c. cocco-

thraustes 237Cochevis 193Colaeus monedula spermo-

logus 218Collared Flycatcher . . . 192Columba oenas 147Columba p. palumbus . . 146Colymbus a. arcticus . . . . 69Colymbus immer 69Colymbus r. ruficollis . . . . 72Colymbus stellatus 70Common Auk 143Common Buzzard . 99Common Crane 113Common Guillemot 144Common Gull 138Common Sandpiper 126Common Snipe 132Common Teal 87Common Tern 141Continental Marsh titmouse 209Coot 112Coq de bruyere io8Coracias garrula. 149Corbeau freux 217Corbeau noir 215Cormoran 75Cormoran largup 75Cormorant 75Cornbunting 238Corneille mantelee 216Corneille noire 216Corvus c. corax . . . . . . 215

. . . 25Corvus c. cornix 216Corvus c. corone 216Corvus f. frugilegus . • • . 217Coturnix c. coturnix . • • . 107Coucou 148Courlis a bec grele . . 131Courlis cendré 130Courlis corlieu 13oCourlis de terre 133Couroite isabelle 133Crabrier gentil 78Cream coloured courser . . . 133

258

Page 269: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Biz.Creeper 211Crested Lark 193Crested Tit 209Crex crex 109Crocethia alba . 126Crossbill 233Cuckoo 148Cuculus c. canorus . . 148Curlew 130

221..Curlew Sandpiper . .Cursorius c. cursor. .. 133Cygnus B. Bewickii . . 82Cygnus cygnus .. 81Cygne de Bewick . . 82Cygne sauvage..

8812Cygne tubercule ..Cygnus olor 82

Dagslaap 157Deen 99Dekfugeltsje 204Delichon u. urbica 164Dennenekster 220Dennenpapegaai .. 233Dipper 189Distelvink 227Dodaars 72Dohle 218Domin6 169Doodshoofdje 210Doorndraaier 202Doornsluiper 133Dooverik 132Doppelschnepfe 132Dotterel 115Dougall's Zeezwaluw . 141Draaihals 158Dracinekke 158Dreizehige Move 140Dreizehiger Strandnufer . 126Drieteenige Meeuw . . . . 140Drieteenige Zandlooper . . . 126Drosse]rohrsanger 185Dryobates major pinetorum 161Dryocopus m. martius . . . 163Dryobates m. medius . . . . 162Dryobates minor comminutus 162Dubbele Lijster 167Dubbele snip 132Dubelde Lijster 167Dubelde snip 132

Liz .Dunbekwulp 131Duimpje 190Duinpieper 196Duinputter 242Duivenfamilie . 146Dfikelmantsje ITODunkler Tauchersturmvogel 74Dunkler Wasserldufer . . . 127Dun] in 122Dunnschnabliger Brachvogel 131Durbec vulgaire . 234Dwaaske 157Dwerggans 83Dwerggors 240Dwergmeeuw 139Dwergooruil 155Dwergzeezwaluw ... 142Dijkzwaluw 164

Eagle Owl 156Earrebarre 79Earsfuttel . 72Eastein 87Echasse blanche . . . 120Egretta a. alba . 77E. g. garzetta 78Eiber 79Eichelhaer 220Eider duck 93Eidereend 93Eiderente 93Eidergoes 93Ein 85Eisente 92Eis-MOvensturmvogel . 73Eis Seetaucher ... 69Eisvogel 150Ekster 219Eksterspjucht 161Elster 219Elzenpuist 97Emberiza aureola 239Emberiza c. calandra . . 238Emberiza cia 240Emberiza cirlus 239Emberiza c. citrinella . • . 238Emberiza hortulana . . • . 239Emberiza leucocephala . • . 239Emberiza pusilla 240Emberiza rustica 240Emberiza s. schoeniclus • . 241

259

Page 270: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Biz.Engelsche gele kwikstaart . 199Engoulevent 157Epeichette 162Epervier 98Eremophila alpestris . . . • 195Erismature a tete blanche . • 94Erismatura leucocephala . • 94Erithacus r. rubecula . • 178Erlenzeisig 228Etourneau . . . . . . • 221Europeesche Kanarie . . . • 232Europaischer Rennvogel . • 133

Faele HofsjongerFaisan Fasan Falco columbar us aesalonFalco p. peregrinus . . Falco r. rusticolus Falco tinnunculus Falco peregrinuspelegrinoldesFalco s. subbuteo ....Falco v. vespertinusFalconiformes Falk Faucon crecerelle Faucon emerillon . .. Faucon Gerfaut .. . Faucon hobereau ... Faucon Kobez . Faucon pêlerin ... . . Fauvette a tete noire • •Fauvette babillarde . • • •Fauvette des jardins . . Fauvette eperviere .. . Fauvette grise Feldlerche Feldsperling Fesant Feuerkopfiges GoldhalinchenFieldf are Fink Fischadler Fisk-earn . .. Fischreiher Firecrest Fitis Fitislaubsan ger .. Fitop Fjildlijster Fjildmosk

Blz .Fluiter 183

.. '10Fluweelhoentje . . Flussregenpfeiffcr

. . 117.Flussrohrsdnger 184Flussuferlaufer . . . .. . 126Forkt ailed Petrel . .. . 74Fou de Bassan . .. . 74Foulque 112Fratercula a. arctica 145Fratertje 228Fringilla c. ccelebs .... 225Fringilla montifringilla 6

Froekie 116Frijter 228Fugelkeninkje 213Fulica a. atra 112Fuligule milouin .. . 90Fuligule milouinan . . 92Fuligule morillon . 91Fuligule nyroca . . 91Fulmar 73Fulmar petrel 73Fulmarus g. glac alis . 73Fuut 70

Gabelschwanziger Schwalben-sturmvogel 74

Gadwall 87Galerida c. cristata . 193Gallinago g. gallinago 132Gallinula c. chloropus IrGannet 74Garden Warbler ... 180Garendiefje 190Garganey 88Garrot vulgaire .... 92Garrulus g. glandarius . 220Gartenammer 239Gartengrasmiicke 180Gartenslin ger 188Geai 220Gebirgsstelze . .... 199Gebrilde Zeeeend ... 93Geelborstje 188Geelgors 238Gekraagd Roodstaartje . • 174Gekuifde Aalscholver . • 75Geierfalke 103Geitenmelker 157Gelbbrauiger Laubvogel . 184Gelegeus 238

180107107104103103105103104105

95103105104103104105103181,8or8o181179194232107215166225105105

7621518218217166

232

260

Page 271: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Biz.Gele Kwikstaart 199Gele Schreeuwer 299Gele Wiewouw 224Gelinotte des bois 108Gelochelidon n. nilotica . . • 140Gent 74Geoorde Fuut 72Gesprenkeltes Sumpfhuhn . • 109Gestreepte Grasmusch . . • 18rGiel Boumantsje 199Gielegou 224Gi elstjert 238Gierenfamilie 96Giervalk 103Gierzwaluw 158Gieteling 170Gimpel 235Girlitz 232Glareole A collier 133Glareola p. pratincola . . • 133Glanskop-Zwartkopmees . . 209Glaucous Gull 136Glee 102Glossy Ibis 8oGobemouche rougeatre . . • 192Gobemouche grise 190Gobemouche a collier . . • 192Gobemouche becfigue . . 192Goeland a manteau bleu . 137Gotland a manteau noir . • 136Goeland cendre 138Goeland glauque 137Goeland eucoptere 136Goes-earn rotGoldammer 238Goldamsel 224Goldcrest 213Golden Eagle 100Golden eye 92Golden Oriole 224Golden Plover 114Goldfinch 227Goldhanchen 213Goldregenpfeiffer 114Goos ander 94Gorge bleue 177Goshawk q8Goudhaantje 213Goudkievit 117Goudmerel 224Goudpluvier 114

Blz.Goudvink 235Grand duc 156Grand Gravelot a collier . 116Grasmucke 179Grasmusch 179Graspieper 197Grasshopper Warbler. 185Grauammer 238Grauer Fliegenfanger 190Graugans 82Graustjirt . . • • 238Grauwe Franjepoot . . • 121Grauwe Gors . . . . • 238Grauwe Klauwier 203Grauwe Kiekendief 97Grauwe Lijster ..... • 167Grauwe Pijlstormvogel . . • 74Grauwe Vliegenvanger . • 190Gravelot A collier interrompu 116Great Blackbacked Gull 136Great Bustard 113Great crested Grebe . . 70Greate brune Dukelein . 93Great Bunte Dfikelein . 94Greate Bfinte Wilster . '15Greate giele Hofsjonger 188

Greate Klikstirns ...140Greate Skraits 135Greate Wylp r30Great grey Shrike 202Greate 69 . 69Great Northern Diver . 69Great Reed Warbler . • 185Great Skua 133Great Snipe 132Great Spotted Woodpecker 161Great Tit 205Great white Heron 77Grebe castagneux 72Grebe cornu 71Grebe huppe 70Grebe Jougris 71Grebe oreillard - 72Greenfinch 236Green Sandpiper 128Greenshank 128Green Woodpecker. 161Greuninger 236Grey Heron 76Grey Lag Goose .. 82Grey Phalarope .. 121

261

Page 272: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Grey Plover 117Grey Wagtail 199Griel 133Grienskonk 128Griet 129Griffon Vulture 96Griltje Griltsje Grimpere au 211Grive draine Grive litorne 166Grive Mauvis 168Grive music ienne

.....

Groene Specht ...... 161Groenpootige Ruiter . . • • 127Groenvink 236Groote Aalscholver . . . • 75Groote Bonte Specht . • . 161Groote gele Kwikstaart . • 199Groote Jager 133Groote Karekiet .. .. 185Groote Lijster 167Groote Pieper 196Groote Trap 113Groote Wulp 130

Groote Zaagbek .. . 94Groote Zeeeend ...... 93Groote Zeezwaluw ..... 142Groote Zi lverrei ger 77GrosbecGrosse RaubmOve . ..

.. 213373

Grosser Bun tspech t • 161Grosser Sager 94Grosser Schreiadler • • 101Grosser Whrger . . . . . .. . 202Grosstrappe Grue cendree

210132

113GrUnling 236Griinspecht 161Grutto 129Gryll Lumme 144Grijze Gors 240Grijze Kraai 216Guepier Ordinaire . .... 102Guepier vulgaire . .. ... .. . 1 5 1 151Guifette noire 143Guignette vulgaire ... . . 126Guillemot a capuchon . . . 144Gull billed Tern ..... 140Gyps f. fulvus ...... 96Gyr falcon 103

Piz.Haakbek 234Habicht 98Haechrobyntsje . 179Haematopus o. ostralegns . . 119Haersnip 132Hakengimpel 234Haliaetus albicilla . . . . . 101

Halsband File genfanger . . 192Haneschop 99Haneschrobber 96Hannebroek 220Harelde de Miquelon . . . . 92Harle bievre 94Harle huppe 94Haselhuhn 108H aubenrnei se 209Haubenlerche 193Haubentaucher .. 70Hauk 98Hausrotschwanzchen . . . 175Haverkneu 238Havik 98Hawf inch 237Hazel grouse 108Hazelhoen 108Heawylp 129Heckenbraunellc 178Hedgesparrow 178Heidebarm 228He ideljurk 194He idepiper 196Heituter 130Heggemuschje . 178Heggerienken 179Heller Wasserlaufcr 128Hen Harrier 97Heringsmove 136Heron blanc 77Heron blongios ..... 78Heron cendre 76Heron pourpre 77Herring Gull 137Herringslynder .. ... . 70Heuschreckensanger ,85Hibou brachyote . . 153Hibou moyen duc 152Himantopus himantopus . • 120Hippolals icterina 188Hirondelle de fenetre . . . • 164Hirondelle de mer arctique . • 141Hirondelle de mer Caujek . • 142

2 62

Page 273: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Hirondelle de tiler Dougall . . 141Hirondelle de mer naive . . 142Hirondelle de mer Pierre Ga-

rin 141Hirondelle de rivage • . • • 164Hirundo r. rustica 163Hirondelle rustique 163Hoanskrobber 96Hoantsje en Hintsje 124Hoarn-fil 152Hobby 104Hoelzwaan 81Hofzanger i8oHohltaube 147Holenduif 147Honey Kite 102Hooded Crow 216Hoopoe 151Hoornuil 152Hop 151Hornsteissfuss 71Houbara ondulee 114Houtekster 220Houtdou 146Houtduif 246Houtljurk 197Houtsnip 131Houtspjucht 161Huipke /55Huismusch 231Huiszwaluw 164Hunichfalk 102Huppe 151Hoppe 151Hydrobates pelagicus . 74Hydroprogne tschegrava 140Hypmais 188

Ibis 8oIbis falcinelle 8oIceland Gull 136Icterine Warbler . 188Ielgoes 75Ielreager 76Iis-ein 92Iisfink 241Iisfugel I50Iksterm 141Isldndischer Strandlaufer . . 121Ixobrychus M. 11111111111S . . . 78lynx t. torquilla 158

Blz.Jackdaw 218Jacobus 141Jagers 133Jan van Gent 74Jaseur 201Jay 220Jean le Blanc loxJack Snipe 132Dolling 92

Ka 2 I 8Kampflaufer 124Kanoet Strandlooper . . 121Kar-ein 90Karmingimpel 234Katof 153Katrielmuschje 232Kauwtje 2,8Keep Kemphaan 124Kenings-Earn ionKentish Plover .. 116Kerkuil 155Kernbijter 237Kersenpikkertje . 179KersenpikkertjcKestrel Kiebitz

. 08:57)

Kieft 117Kievit 117Kingfisher 150Kirschkernbeisser 237Kittiwake 140Klapekster 202Klappergrasmlicke o..Klappermannetje

1818..

Klaverkatje 2,101

Klauwierenfamilie 201Kleber 212Kleine Alk Kleine Bonte Specht . . . • 162Kleine Bonte Strandlooper • 122Kleine Boschduif 147Kleine Heringsmove . . . • 136Kleine Jager 135Klein Jantje 190Kleine Karakiet . 186Kleine Pluvier . 117Kleine RaubmOve . . . 136Kleine Rietgans ... 83Kleine Rohrdommel . 78

263

Page 274: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Kleine Strandlooper . . . . 122Kleine Trap 113Kleine Vliegenvangcr . . 192Kleine Wu1p 130Kleine Zeemeeuw 138Kleine Zilverreiger 78Kleine Zwaan 82Kleiner Buntspecht . . . . 162Kleiner Goldregenpfeiffer . . 115Kleiner Krabbentaucher . Kleiner Sager 95Kleiner Schreiadler . . . 'orKleiner Schwalbensturm-

vogel 74Kleiner Schwan ... 82Kleiner Strandlaufer . • • 123Kleines Sumpfhuhn . • • • 120Kleinste Jager 135Kleinste Strandlooper • • • 124Kleinst Waterhoentje .•Klein Waterhoen .. •. •. Ir iro°.Kliet 119Klikstern 142Klikstirns 142Kloekswan 81Klfit 120Kluut . . 120Knackente

1288

Kneutje 229Knob 92Knobbelswan 82Knot 121Kob 134Kob 139Koekoek 148Koekoet 148Koekoeksveeren .. 98Koevinkje 199Kohlmeise 205Kokmeeuw Kolbenente 90Kolgans 83Kolkrabe 215Koningsvink 237Koolduif 146Koolmees 205Koop 96Koperwiek 168Korenkraai 217Korenspork 238Korhoen 108

Blz.Kormoran 75Kornweihe 97Kraagman 124Kraai 216Kraanvogel 113Krabreiger 78Kraen 113Kragemaker 124Krahenscharbe .... 75Krakeend 87Krakernaat 190Krammetsvogel 166Kramsvogel 166Kranich 113Kreuzschnabel 233Krickente 87Krie 216Kroenekraan 113Krombekstrandlaufer . 122Krooneend 90Kruisbek 233Krusbek . . . 233Kuckuck 148Kuifduiker 71Kuifeend 91Kuifleeuwerik 193Kuifmees 209Kiistenseeschwalbe ..Kwak 78Kwakkel 107Kwartel 107Kwartelkoning ... 109Kweakfink 226Kwikstaartjesfamilie . 195

Lachseeschwalbe . . 140Laclumave 139Lachzeezwaluw .. . 140Landrail 109Langstirtemeis 210Lanius c. collurio 203Lanius e. excubitor . • • 202Lanius s. senator 202Lapland bunting 241Lapwing 117Larger spotted eagle • . /orLarus a. argentatus • • . , 137Larus c. canus ..... . /38Larus fuscus affinis • . . 137Larus f. fuscus .. . . 137Larus glaucoldes . . . . 136

264

Page 275: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Larus hyperboreus .... 136Larus marinus ..... 136Larus r. ridibundus . . • 139Larventaucher 145Leeuwerikfamilie . .. 193Lerchenspornammer • • 241Leinzeisig 229Lepelaar 8oLeppelbek 8oLesser Bustard 113Lesser Golden Plover . . . . 115Lesser spotted eagle . . . . loxLesser Spotted Woodpecker . 162Lesser white fronted Goose 83Lesser whitethroat 18oLieuw 119Lieuwerk 194Lieuwietje 128Limicola f. falcinellus . • 124Limicole platyrhynque . • 124Limnocryptes minimus . • 132Limosa 1. lapponica 128Limosa 1. limosa .

229Linnet Linotte 229Linotte motagnarde 228Little Auk Little Bittern 78Little Bunting ..... 240Little Crake 110Little Grebe 72Little Grill 139Little Owl 155Little Ringed Plover. 117Little Stint 123Little Tern 142Lj3ap /7Ljurk 194Lobipede hyperboreLocustelle fluviatile . .

121. 184.

Locustella 1. luxinoIdes . 184Locusteha n. naevia . . . 185Locustelle tachetee 185Loeme 70LOffelente 89Loffelgans 8oLong eared Owl 152Long tailed duck . . 92Long tailed Skua .. 136Longtailed Tit 210Loriot 22

131z.Loxia curvirostra 233Loxia leucoptera bifasciata . 234Lullula arborea 194Lumme 144Lumme a miroir blanc . • 144Luscinia m. megarhyncha . • 176Luscinia suecica gaetkei . . 178Luscinia suecica cyanecula • 177Lyrurus t. tetrix 1o8Lijsterfamilie 166Lyts Reidhintsje .....Lyts Griltsje 124Lytse Bfinte Wilster . . . 117Lytse Buntspjucht .... 162Lytse giele Hofsjonger . . 182Lytse Goes 83Lytse Hoanskrobber 97Lytse Iisdnker .. 70Lytse Miuw 139Lyts Stirns .. 142I,ytse Skraits 135Lytse Swan 82Lytse Trapgoes ..... 113

Maatslagertje 182Macareux moine 145Macreuse a lunettes • 93Macreuse brune 93Macreuse noire 93Madelief 194Magpie 219Mallard 85Mallemok 73Mantelmove 136Manx Shearwater 73Marel 129Markol . . . . ... 112Marolle 112Marouette poussin Marouette tachetee . . . . 109Marsh harrier 96Marsh warbler 187Martin 164Martinet noir 158Martin pecheur ..

. 15Martin roselin .. 2240Marzente 85Mastvogeltje 172Mattkopfige Sumpfmeise . . 210Matkop-Zwartkopmees . . . 210Mdusebussard 99

2 65 18

Page 276: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Meadow Pipit 197Meerkoet 112Meerkol 112Meerkol 220Meezenfamilie 205Megalornis g. grus . . 213Mehlschwa.be 164Melkstaartje 164Merel 170Mergule nain Mergus albellus 95Mergus m. merganser • 94Mergus serrator . 94Merle 170Merle a plastron . 169Merle d'eau 189Merle de Sib4rie . x66Merlin 104Merlinfalke 104Merops apiaster 151Mesange a longue queue . • • 210Mesange a moustache . • 204Mesange bleue 207:Mesange huppee 209Middels tar 141Middelste Bonte Specht • . x62Middelste Jager 135Middelste Zaagbek 94Middle Spotted Woodpecker 162Milaan 102Milan noir 102Milan royal . 102Milvus migrans .. 102Milvus milvus 102Misteldrossel 167Mistle thrush 167Mittelente 87Mitteleuropaische glanskOpfige

Sumpfmeise 209Mittlerer Buntspecht . . 162Mittlere RaubmCive . . 135Mittlerer Sager .. . 94Miuw 138Moddersnip 126Moineau franc 231Moineau friquet ..... 232Mokje 74Molenaartje 18oMontague's Harrier 97Moorente 91Moorhuhn 112

Blz.Moorschnepfe x32Mori nelpluvier 115Mornell 115Mosk 231Motacilla a. alba .. 200Motacilla alba Yarelli . . 20,Motacilla c. cinerea . 199Motacilla f. flava .. 199Motacilla flava rayi . . . 199Motacilla flava thunbergi . x99Mouette rieuse 139Mouette pygmee 139Muscicapa albicollis . . . • 192Muscicapa h. hypoleuca • • 192Muscicapa p. parva • 192Muscicapa s. striata . 190Mute Swan 82Muurnachtegaal 174Mitzefalk 99

Nachtegaal 176Nachtegaalrietzan ger . . 184Nachtegael 176Nachtigall 176Nachtratel 157Nachtreiher 78Nachtschwalbe .. . 157Nachtswael 157Nachtzwaluw 157Natternadler loxNaumann's Lijster 169Nebelkrahe 216Negendooder 202Negendooder 203Netta rufina 90Nette rousse 90NettelkrUper 181Noatfink 239Nonnetje 95Nonnette 209Noord-Europeesche Water-

spreeuw 189Noordelijke Fitis 183Noordelijke Goudpluvier . . 115Noordsche gele Kwikstaart . x99Noordsche Pijlstormvogel . . 73Noordsche Stormvogel . . • 73Noordsche Sijs 229Noordsche Zeezwaluw . . . 141Noordoostelijke Matkop . . 210Notenkraker . . . . . . 220

266

Page 277: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Nordischer Taucherstunn-

vogel 73Nucifraga caryocatactes ma-

crorhynchus 220Numenius a. arquata . . . . 13oNumenius ph. phaeopus . . . 13oNumenius tenuirostris . . 131Nusshaler 220Nutekreaker 220Nuthatch 212Nutknacker . • 220Nyctea nyctea 155Nycticorax n. nycticorax . • 78Night heron 78Nightingale 176Nightjar 257Noardske Stirns . 141Nyroca ferina goNyroca fuligula . 91Nyroca m. manila 92Nyroca n. nyroca 91

Oceanodroma 1. leucorrhoea . 74Oehoe 155Oenanthe o. oenanthe 171Oeverlooper 126Oeverpieper 198Oeverzwaluw 164Oedemia f. fusca .. 93Oie hyperboree . 83Oidemia n. nigra 93Oidemia perspicillata . 93Oie a bec court 83Oie cendr6e 82Oie naive 83Oie rieuse 83Oie sauvage 83Ohrensteissfuss 72Ooievaar 79Oranjevink 226Oriolus o. oriolus 224Ortolaan 239Ortolan 239Ortolan bunting . 239Ossekopje 210Osprey 1o5Otis s. seops 155Otis t. tarda Otis t. tetrax . . 113Outarde barbue . 113Outarde canepetiE're . • 113

Blz.Ovenbakkertje 182Oystercatcher 119

Paapje 171Paarse Strandlooper 122Paepke 171Pallas' Sand grouse 146Pallid Harrier 98Pandion haliaetus 105Papegaaiduiker .. 145Paradiesseeschwalbe 141Parelduiker 69Partridge to6Parus a. ater 208Parus atricapillus borealis . • 210Parus atricapillus rhenanus • 210Parus b. biarmicus . . 204Parus c. coeruleus 207Parus cristatus mitratus . • 209Parus m. major 205Parus palustris longirostris • 209Passer d. domesticus . 231Passer m. montanus . 232Pastor roseus 224Patrijs 1e6Paugoes 84Peersneers 109Perdix p. perdix . .. ,o6Perdrix io6Perdrix rouge 107Peregrine Falcon 1o3Pernis a. apivorus 102Pestvogel 201Petit Butor 78Petite Charbonniere . • 208Petit Gravelot a collier . • • 117Petrijs 1o6Pfeifente 88Phalacrocorax a. aristotelis . 75Phalacrocorax c. carbo . . . 75Phalacrocorax c. subcormara-

nus 75Phalaropus lobatus . • . 121Phalaropus fulicarius. . • . 121Phalarope platyrhynque • . 121Phasianus colchicus . • . 107Pheasant 107Philomachus pugnax . . . . 124Phoenicurus ochrurus gibral-

tariensis 175

267 18*

Page 278: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Biz.Phoenicurus ph. phoenicu-Phoenicurus ph. phoenicurus 174Phragmite aquatique . . . 188Phragmite des joncs . . . . 187Phylloscopus c. collybita . . 182Phylloscopus humei praemi-

UM 184Phylloscopus s. sibilatrix . . 183Phylloscopus trochilus evers-

manni 183Phylloscopus t. trochilus . . 182Pica p. pica 219Pic bigarre 161Pic mar 162Pic noir 163Pictoor 79Picus viridis virescens . . 161Pie 219Pie de mer 119Pied Flycatcher 192Pie grieche 202Pie-grieche ecorcheur. . . 203Pie grieche rousse . 202Pie tte blanche 95Pigeon colombin . 147Pigeon ramier 146Piipljurk 197Piiptjilling 87Pilet acuticaude . 89Pimpelmees 207Pine grosbeak 234Pingouin macroptere . • • • 143Pinicola e. enucleator . • • • 234Pink footed Goose . 83Pinson 265Pinson d' Ardenne . 226Pintail 89Tipit des buissons 196Pipit de rivage 198Pipit farlouse 197Pipit Richard 196Pipit rousseline .. 196Pipit spioncelle .. 198Pivert 161Plakker 205Platalea I. leucerodia . . . 8oPlattschnabliger Wassertre-

ter 121Plectrophenax nivalis . . . 242Plegadis f. falcinellus . . . . 8oPlongeon arctique 69

BizPlongeon cat marin . 70Plongeon imbrun 69Pluvier dore 114Pluvierenamilie 114Pluvier guignard . .. 115Pluvier varie 117Poalske Snip 128Poelsnip 132Pochard 90Podiceps auritus 71Podiceps c. cristatus . • . . 7oPodiceps c. griseigena . • . . 71Podiceps n. nigricollis . • • • 72Polar-Seetaucher 69Pomatorrhine Skua . • . . 135Porceleinhoentje 1c9Porzana parva 110Porzana porzana 109Porzana pusilla intermedia . 110Potmusch 231Pouillot a sourcil 184Pouillot fitis 182130111110T siffleur 183Pouillot veloce 182Poule d' eau 111Poule d' eau Baillon . 110Pratincole 133Protter 221Prunella m. modularis . . . 178Puffin 145Puffin cendre 74Puffin manks 73Puffinus griseus 74Puffinus p. puffinus 73Purple Heron 77Purple Sandpiper .. 122Purpurreiher 77Punktierter Wasserlaufer . . 128Putter 227Pygargue ordinaire . rotPijlstaart 89Pijlkstirt 89Pyrrhula pyrrhula 235

Quail 107

Raaf 215Rabenkrdhe 216Rale d' eau ITORatios a. aquaticus In)Ralreiger 78

268

Page 279: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Ransuil 152Raubseeschwalbe ... 140Rauchschwalbe . 163Rauhfussbussard 99Raven 215Readboarstgoes . . 84Reade Reiger 77Reade We tterjirk . 122Reade Wikel 105Readkop 90Re adkopwirger 202Re adnek Dfiker . . 71Readpoalgoes . . 83Reastirns 141Readstirtsje 174Redwing 168Readwjuk 168Rebhuhn 106Recurvirostra avocetta . . . 120Red backed Shrike . . . 203Red-breasted Goose . . • • 84Redboarstje 178Redbreast 178Red breasted Flycatcher . . 192Red breasted Merganser . • 94Red crested Pochard . 90Rednecked Grebe 71Red poll 229Red footed Kestrel 105Red Kite 102Redlegged Partridge . /07Rednecked Phalarope 121Redshank 127Redstart 174Red-throated Diver 70Reedbunting 241Reedwarbler .. 186Reiddomp 79Reidhin tsje Reidmies . . 210Reid finkje 186Reid imerke 185Reislijster 185Reidmosk 241Reidsjonger 187Reigerfamilie...Reiherente 91Regenbrachvogel I30Regenwulp 130Regubls ignicapillus 215Regulus r. regulus 213

Blz.Renvogel 133Reuzenzeezwaluw . 140Richard's Pipit . . 196Rietgans 83Rietgors 241Riethennetje Rietvink 241Rohrammer 241Rietwouw 96Rietzanger 187Ringdrossel 169Ringduif 146Ringed Plover 116Ringelgans 84Ringeltaube 146Ringlijster 169Ringmusch 232Ring Ousel 196Risse tridactyle ..Rissa. t. tridactylus . . •• 21:1i.004Riparia r. riparia ..Robijntsje 229Roeipootigen 74Roek 217Roerdomp 79Rohrdommel 79Rohrweike 96Roi des cailles .... 109Roitelet 213Roitelet a triple bandeau . 215Roller 149Roll ier 149Roode Haagekster .. 202Roode Reiger 77Roodhalsfuut 71Roodhalsgans 84Roodkelige Duiker 70Roodborstje 178Roodborsttapuit 172Roode Patrijs 107Roodgestert Blanwborstje . 178Roodkopklauwier .. . 202Roodmusch 234Roof vogels 95Rook 217Roseate Tern 141Roselin 234Rose Spreeuw 224Rosenstaar 224Rose starling 224Rosse Franjepoot 121

269

Page 280: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Rosse Grutto 128Rossignol 176Rostrote Uferschnepfe . . . 129Roter Milan 102Rolfussgans 83Rotfiissiger Stelzenlaufer . . 120Rotgans 84Rotgans 75Rotgoes 84Rothalsgans 84Rothalsiger Seetaucher . . . 70Rothalsiger Steissfuss . . . 71Rothuhn 107Rotkehlchen 178RotkopfwUrger 202Rotriickiger Wiirger . . 203Rotschenkel 127Rotschwanz 174Rouge gorge 178Rouge queue 174Rough legged Buzzard-Eagle 99Rousserolle effarvatte . . . 186Rousserolle verderolle . 187Rousserolle turdoide . . . 185Rouwkwikstaart 201Rubiette tithys 175Ruchpoatfalk 99Ruderente 94Ruff and Reeve ... . 124Ruffed Bustard 114Ruigpootbuizerd 99

Saatgans 83Saatkrahe 217Sabelschnabler 120Sabine's Grill 140Samintente 93Sanderling 126Sanderling des sables . . 126Sandregenpfeiffer 116Sandsweal 164Sandwich Tern 142Sarcelle d'ete 88Sarcelle d'hiver 87Savi's warbler 184Saxicola r. rubetra 171Saxicom torquata rubicola. . 172Scandinaafsche Mantelmeeuw 137Scarlet Grosbeak 234Scaup 92Scolopax r. rusticola . . . 131

BlzScops d'Europe . 155Schafstelze 199Scharluup 133Scharrelaar 149Schatekster 203Scheervink 233Schellente 92Schiere Krie 216Schildvink 225Schlammlaufer . 124Schleiereule 155Schmqlschndbeliger Wasser-

treter. . . . . . 121Schmarotzer Raubmtive . 135Schneeammer 242Schnee-eule ..... - 155Schneegans 83Schnepfe 132Scholekster 119Schopfreiher 78Schreeuwarend ..... rorSchriek 109Schuifuit 152Schurftkraai 217Schwalbenmdve ..... 140Schwan 82Schwanzmeise 210Schwarze Seeschwalbe . • 143Schwarzer Milan . . . . . 102Schwarzer Storch 8oSchwarzkehliger Wiesen-

schniatzer 172Schwarzplattchen 181Schwarzspecht .... .. 163Scwarzschwanzige . Ufersch-

schepfe 129Sclavonian Grebe 71Sea eagle 101Seeadler 101Sedge warbler 187Seeregenpfeiffer 116See-Strandlaufer 122Seeschwalbe 141Se-falkje . . .S8-pappegaei 145Seidenschwanz 201Serin 232Serin finch 232Serinus canarius serinus . . 232Serotsje . . Se-wilster '17

270

Page 281: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Sewyt 127Shag 75Sheldrake (duck) .. 85Shorel ark 195Shore riDit 198Short-eared Owl 153Short toed Eagle lotShoveler 8gSiberian Ground thrush • • 166Siberische Drossel 166Siberische Lijster . . • • 166Sidestirt 201Siffleur penelope ... 88Siis 228Silbermiive 137Silberreiher 77Singdrossel 167Sin gschwan 81Siskin 228Siskob 136Sitta europaea caesia . 212Sitelle 212Sizerin 229Sjouwerman 136Skelfink . . 225Skier Wettergriltsje . 121Skiere Goes 82Skiertjilling . 88Skoar 95Skraits 135Skri es 129Skut 144Skylark 194Slangenarend 101Slechtvalk 103Slender billed Curlew . . 131Slob 8gSlobeend 89Slootmusch 241Small tufted Owl ... 155Sinew 95Smient 88Smjunt 88Sneeuwgans 83Sneeuwgors 241Snee uwui I 155Snelleken 104Sniefugel 242Sniegoes . . 83Snilekrfiper 18 Snor .... 184

Blz.Snowbunting 242Snow Goose 83Snowy Owl 155Somateria m. mollissima 93Song Thrush 167Sooty Shearwater . 74Souchet cornmun . 89Sparrow 231Sparrow hawk . 98Sparwer 98Spatula clype at a . 89Spatule blanche . . 8oSpatz 231Spechtmees 212

• Sperbergrasmiicke 181Sperwer 98Spitzente 89Spoonbill 8oSpornpieper 196Spotted Crake 109Spotted Flycatcher 190Spotted Redshank . 127Spotvogel . 188Spra 221Spreeuw 221Spriet 1( 9Sprinkhaanrietzanger. . 185Sproon 221Squacco Heron 78Squatarola s. squatarola • 117Staar 221Staartmees 210Stag 171Staring 221Starling 221Steenarend 100Steenlooper 118Steenpaapje 229Steentikker 171Steenuiltje 155Steganopodes 74Steinadler rooSteinkauz 155Stei nschmatzer .. 171Steinw5.1zer 119Steltkluut 120Steppen hoen 146Steppenhuhn 146Steppenkiekendief . 98Steppenweihe 98Stercoraire cataracte . 133

271

Page 282: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Stercoraire de Buffon . . . 135Stercoraire pomarin . . . . 135Stercoraire Richardson . . . 135Stercorarius longicaudus . . 135Stercorarius parasiticus . . . 135Stercorarius pomarinus . . • 135Stercorarius s. skua . • 133Sterna a. albifrons 242Sterna d. dougalli 141Sterna h. hirundo xliSterna macrura /41Sterna s. sandvicensis • 142Stieglitz 227Stienbarmke 229Stienfalk 204Stienfink 126Stienfil 255Stienpikker 119Stins 141Stoarmswael 74Stockdove 147Stormmeeuw .. 138Stormpetrel 74Stormvogelfami)ie • 73Stormvogeltje 74Stonechat 172Strandleeuwerik . 195Stranljurk , . . 195Strânpiper x98Streptopelia t. turtur • 147Strix alum 156Stone Curlew 133Strandplevier . x 16Stranljeap 119Stransnipke 124Storch 79Sturmmove 138Sturnus v. vulgaris . . 221Swaalf 163Swallow £63Sweallestirt-miuw 140Swealtsje ...... 163Swaeltsje Wipstirt . 200Swarte Lijster . . 170Swartkieltsie 174Swartkop Muggensnapper . 192Swart Readstirtje . . • . 175Swift 158Swarte Sed6ker ...... 93Swartkopgoes 83Swartnek Dfiker 72

Blz.Suia b. bassana . . 74Sulidae 74Sumpfohreule 153Sumpfrohrsanger .. . 187Surf Scoter 93Sylvia a. atricapilla . 181Sylvia borin 280Sylvia c. communis • £79Sylvia c. curruca . . 18oSylvia n. nisoria .. . 18rSyrrhapte paradoxal . . 146Syrrhaptes paradoxus . 146Sysje 228

Tadorna tadorna 85Tadorne 85Taepert 109Tafeleend 90Tafelente 90Tannenmel se 208Tapuit 171Tarier ordinaire . . . . . . 171Tarier rubicole 172Tarin ' 228Tawny Pipit 196Tawny Owl 156Teichhuhn iiiTeichrohrsdnger ... . x86Temminck's Stint 124Temrninck's Strandldufer . 124Tetrastes bonasia ro8Thalassidrome cul Blanc . • 74Thalassidrome tempete 74Tierentijntje 282Tjerk 127Tjiftjaf 182Toarnekster 202Toarnhipperke 180Toarteldow 147Toerswael 1 58Toer-fil 155Tomke £82Toornelid 190Toppereend 92Torcol 158Torenvalk 105Torte' . . . 147Tournepierres 119Tourterelle 147Trapgoes 113Traquet motteux .... 171

272

Page 283: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz.Trauerente 93Trauerflie genf anger 192Tree pipit 197Tree sparrow 232Trimtrampje 187Triel 133Tringa erythropus .. . 127Tringa glareola 128Tringa hypoleucos 126Tringa nebularia 128Tringa ochropus 128Tringa t. totanus 127Troglodyte 190Troglodytes t. troglodytes 190TUfdiiker 71 91

Ttifljurk 193Tilfmies 209Tufted duck 91Tuinfluiter r8oTukker 229Turdus eunomus 169Turdus ph. clarkei 267T. ph. philomelos . . . . . ,68

. .. .Turdus pilaris Turdus m. merula ... 111766068.Turdus musicus ....

116698Turdus Naumanni . . . . . 16q .Turdus obscurus 169Turdus sibiricus . . • 166Turdus t. torquatus 169Turdus v. viscivorus . • 167Tureluur 127Tureluut 127Turmfalke 105Turmschwalbe 158Turnstone 119Turtle dove 147Tuter 114Tuut 127Twite 228Tyto alba 155

Uferpieper . 198Uferschwmbe 164Uhu 156Uiten 152Uiver 79Upupa epops 151Uria a. aalge 244Uria aalge albionis 144

Blz.Uria g. grylle 144Uria 1. lomvia ... 144

Vaal Stormvogeltje • 74Vale Lijster .... 169Vanneau 117Vanellus vanellus 117Vale Gier 96Valkbuizerd . . . 100Vautour griffon . . . 96Veldhoen 1o6Veldlijs ter 167Veldtjakker 166Velduil 153Velvet Scoter 93Venkraai 143Verdier 236Vink 225Vischarend 105Vischdiefje 141Vischreiger 76Vlaamsche Gaai . . 220Vlamsijs 229Vliegende Pad . .. 157Vorkstaartmeeuw .. 14oVorkstaartplevier .. 133Vreemdel lug 239Vuurgoudhaantje . 215

Waadvogels 114Wachtel 107Wald kauz 156Waldohreule . . . 152Waldschnepfe 131Waldschwirrvogel . 183Waldsnip 131Walduiker 171Walditl 156Wanderfalke 103Wasserpieper 198Wasserralle 2roWasserstaar 189Waterhen .. . IIIWaterhoen Waterkip Waterpieper 198Water pipit . 198Water-rail noWaterraaf 75Waterral 110Waterrietzanger ..... 188

273

Page 284: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz,atersnip 132

Waterspreeuw 189Waxwing 201Weerlam 132Weidenlaubvogel .. . 182Weindrossel 168Weissbindenkreuzschnabel • 234Weisse Bachstelze 200WeisskOpfiger Geier . . • , 96Weisswangengans 84Wendehals 158Wespenbussard 102Wespendief 102Wetterhintsje II0Wettersnip 132Wetterjirk 122Wetterwylp 130Wevertje 190Wheatear 171Whimbrel 130Whinchat 171Whitebanded Crossbill . • 234White eyed Pochard . . • . 91White fronted Goose . . • . 83White Stork 79Whitethroat 179White Wagtail zooWhooper Swan .....Wiedehopf Wielewaal Wiesenknarrer Wiesenpieper Wiesenweihe . Wigeon Wilgengors Willow TitmouseWilde Eend Wilde Gans Wilde Zwaan Willow warbler .Wilster Winterboumantsje . Winterkoning Wintermiuw . .Wintertaling . .Wirger Witband Kruisbel, ....Witbekte Roek .....Witbuikrotgans .. ...Witgatje Witgehalsde Vliegenvanger

Blz.Witkopeend 94Witkopgors 239Witoogeend Witte kwikstaart zooWoffer .... . 78Woodchat 202Woodcock 131Wood Lark 194Wood Pigeon 146Wood Tattler 128

Wood Warbler 183Woudaapje 78Wouw 102Wren 190Wryneck 158Wylgensiiske 187Wylpreager 8oWytgatsje 128Wytgatswael 164Wijnstaart 201Wytstirns 141

Xema Sabini 140Xéme Sabine 140

Yellow browed Warbler. • 184Yellowhammer 238Ysbeer 210Ysduiker 69Yseend 92Ysgors 241Ysvogel 150

Zandreiger 70Zanglijster 167ZaunkOnig 190Zeearend I')IZeekievit 116Zeekoet 14 Zeeleeuwerik 116Zeesijs 232Zeewilster 117Zilvermeeuw 137Zilverpluvier 117Zomertaling 88Zwaan 82Zwaluwenfamilie ... 163Zwartbruine Milaan . 102

Zwartkopje 181Zwarte Mees 208Zwarte Ooievaar 80

. 811512241091979788

2392g

8281

. 182114

. 199190

. 140• 87

203• 234. 217. 85

128. 192

274

Page 285: BIBLIOTHEEK - dbnl · Bibliotheek van „De Lev ende Natuur" I HET VOGELBOEKJE DOOR DR JAC. P. THIJSSE Gellustreerd met teekeningen van JAN VAN OORT, en van den echrilver, en eenige

Blz. Blz.Zwart Roodstaartje . 175 Zwergfliegenfãnger .. . 192Zwarte Ruiter 127 Zwerggans 83Zwarte Specht 163 Zwergmtive 139Zwarte Stern 143 Zwergohreule .... 155Zwarte Lijster 170 Zwergseeschwalbe .. 142Zwartgrauwe Vliegenvanger 192 Zwerg Sumpfhuhn . . noZwarte Zeeeencl 93 Zwergsteissfuss 72Zwarte Zeekoet 144 Zwergtrappe 113Zwergammer 240

275