Betrokkenheid bij geschiedenislessen

80
Betrokkenheid bij geschiedenislessen 1 Jasmijn Valkenburg Klas: 1a Hogeschool Domstad Stageschool: De Kubus Stagegroep: Groep

Transcript of Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Page 1: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Betrokkenheid bij geschiedenislessen

1

Jasmijn ValkenburgKlas: 1aHogeschool DomstadStageschool: De KubusStagegroep: Groep 5 en 6

Page 2: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Inleiding:

Ik ben Jasmijn Valkenburg. Ik loop stage op de basisschool de Kubus in Amersfoort. Ik heb tijdens mijn onderzoek stage gelopen in groep 5 en in groep 6. Ik ben begonnen in groep 5. Door omstandigheden op mijn basisschool moest ik wisselen van stagegroep. Ik heb mijn eerste cyclus in groep 5 gedaan en ik ben daarna gewisseld van groep. Mijn tweede cyclus heb ik daarom doorlopen in groep 6. De aanleiding voor dit onderzoek is mijn slechte ervaring met geschiedenis op de basisschool. Ik wilde daarom onderzoek doen hoe ik betrokkenheid kon verhogen bij geschiedenislessen. Mijn onderzoek gaat dus over de betrokkenheid verhogen bij geschiedenislessen. Met deze casestudy kan ik een aantal competenties bewijzen. Dit zijn (plus)competentie 1.2, 3.1, 3.2, 3.3, 5.1 en competentie 7. Mijn casestudy is als volgt opgebouwd.

Verantwoording 3Eerste cyclus 5

- Algemeen idee 5- Verkenning 5- Algemeen plan 6- Verbeteracties 7- Conclusie 15

Tweede cyclus 17- Algemeen idee 17- Verkenning 17- Algemeen plan 18- Verbeteracties 19- Conclusie 24

Derde cyclus 25- algemeen idee 25- verkenning 25

Mijn problemen en successen tijdens het onderzoek 26Conclusie 28Vervolgacties 29Literatuur 30Bijlage 31

- Bijlage 1: Critical friends 32- Bijlage 2: Feedback les 1 groep 5 34- Bijlage 3: Vragenlijst 35- Bijlage 4: Theorie over de leerstijlen 37- Bijlage 5: Uitwerking vragenlijst 39- Bijlage 6: Feedback les 2 groep 5 43- Bijlage 7: Feedback cyclus 1 44- Bijlage 8: Feedback les 1 groep 6 45- Bijlage 9: Feedback Saskia de Jong leerstijlen 46- Bijlage 10: Toets 47- Bijlage 11: Coöperatieve werkvorm dobbelen 49

- Bijlage 12: Feedback les 2 groep 6 51- Bijlage 13: Feedback les 3 groep 6 52- Bijlage 14: Checklist betrokkenheidfactoren 53

2

Page 3: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Verantwoording:Ik heb met mijn casestudy gewerkt aan de volgende competenties.

Plus competentie 1.2Ik heb een open en nieuwsgierige houding laten zien door dit onderzoek. Ik ben met een aantal mensen en collega’s in gesprek gegaan om zo meer te weten te komen over betrokkenheid en over onderzoek doen. Op Domstad ben ik in gesprek gegaan met Hans Broere, Gerard Dummer en Paula Bonekamp.

Competentie 3.1Dit is een goed bewijs voor competentie 3.1. Ik heb voor mijn onderzoek zelf lessen ontworpen en voorbereid. Ik had geen methode, waardoor ik zelf met behulp van een aantal methodes mijn lessen heb voorbereid. Daarna heb ik deze uitgevoerd en geëvalueerd. Dit heb ik gedaan door een toets te maken en de resultaten te bekijken. Ik heb bij mijn lessen rekening gehouden met de beginsituatie. Ik ben bij andere leerkrachten geweest om achter de beginsituatie te komen. Ik heb contact gehad met de leerkrachten van groep 6 en 7 om te weten welke onderwerpen behandeld moesten worden in groep 5 en in groep 6. Ook heb ik met mijn mentor besproken of de kinderen al iets hadden gehad. Dit was bij groep 5 niet het geval. Ik heb toen samen met de leerkrachten gekozen voor het onderwerp Romeinen. Uiteindelijk heb ik 6 lessen gegeven voor geschiedenis. Na elke les heb ik een reflectie gemaakt en ben ik gaan kijken hoe ik de volgende les beter zou kunnen geven. Om de lessen zelf te ontwerpen, moest ik ook zicht krijgen op de leerlijnen. Dit heb ik gedaan door in de methodes te kijken en met docenten te spreken. Ook heb ik gekeken op de site http://tule.slo.nl/ . Ik heb vooral gebruik gemaakt van de methode Brandaan. Deze vond ik overzichtelijk en ik vond de bakkaarten heel leuk om te gebruiken.

Competentie 3.2Dit is ook een goed bewijs voor competentie 3.2. Ik heb een rijke leeromgeving gecreëerd en daarbij de betrokkenheid verhoogd. Mijn hele casestudy gaat ook over betrokkenheid. Dit heb ik gedaan door verschillende betrokkenheidfactoren in te zetten.

Competentie 3.3Ook competentie 3.3 wil ik hiermee bewijzen. Ik heb de betrokkenheid verhoogd. Dit heb ik ook gedaan door te kijken naar de verschillende leerstijlen van Kolb. Ik heb de leerstijlen onderzocht en mijn lessen daar aan aangepast. Ik heb zelf een leerstijlentest gemaakt aan de hand van een voorbeeld, zodat deze te begrijpen was voor kinderen van groep 5. Een deel van die vragenlijst ging over iets anders, namelijk wanneer zij een les leuk vinden. Hier heb ik ook rekening mee gehouden in mijn lessen. Ik heb hier feedback op gekregen van Saskia de Jong.

Plus competentie 5.1Ik ben in gesprek gegaan met collega’s op de basisschool die betrokken zijn bij schoolontwikkeling. Hierbij ging het over de geschiedenislessen. De leerkrachten zijn op zoek naar een nieuwe methode voor wereldoriëntatie. Daarom werd er nu weinig gedaan aan geschiedenis. Ik heb daarom overlegd met een aantal leerkrachten om erachter te komen wat de beginsituatie is van de leerlingen en om te weten te komen welke onderwerpen ik moest behandelen. Dit was de leerkracht van groep 6, R. Helfteren, de leerkracht van groep 7, T. Hagen, de interne coach, M. Lippmann en met mijn mentor J.

3

Page 4: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Jansen. Het onderzoek ging natuurlijk om mijn eigen handelen, maar ik wilde wel dat de leerstof aansloot op de school en de groep. Daarom heb ik contact gehad met deze collega’s.

Competentie 7.Ik kijk in dit onderzoek kritisch naar mijn eigen handelen. Dit doe ik na elke les en na elke cyclus. Ik doorloop systematisch de ondernemingscyclus. Dit laat ik zien in de casestudy. Ik heb bij dit actieonderzoek mijn eigen handelen verantwoord vanuit theorie en daarbij gebruik gemaakt van bronnen. Van te voren heb ik een algemeen plan gemaakt. Hierbij heb ik afspraken gemaakt met mijn mentor. Ik heb mijn actieonderzoek ook besproken met een aantal docenten op Domstad. Ik heb mijn eigen leervraag bedacht en opgesteld om daar aan te werken tijdens mijn onderzoek. De pluscompetentie 7.3 komt ook naar voren. Ik heb mijn nieuwsgierige houding bewust in gezet om nieuwe kennis op te doen. Dit heb ik met dit onderzoek gedaan, doordat ik op zoek ging naar theorie over betrokkenheid en dit ook in de praktijk ging toepassen. Ik heb eigen lessen op gezet en de betrokkenheid op verschillende manieren proberen te verhogen. Ik heb daarbij elke keer naar mijn eigen handelen gekeken en hoe ik de volgende keer de betrokkenheid nog meer kon verhogen.

4

Page 5: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Eerste cyclus:

Het algemeen idee:Ik ben begonnen met een algemeen idee. Ik heb op Domstad een aantal bijeenkomsten gehad om een onderwerp te kiezen voor de casestudy. Ik ben eerst gaan kijken waar ik in mijn stage tegen aan ben gelopen en wat ik interessant vond. Ik vond orde houden en consequent zijn erg lastig in het eerste semester en dit leek mij een goed onderwerp voor het actieonderzoek. Ik merkte alleen dat mijn stagegroep in het tweede semester heel rustig was. Ze luisterden goed en het leek mij daarom minder zinvol om dit nu te doen. Daarom ben ik gaan kijken naar een ander onderwerp waar ik iets van kon leren. Ik kwam uit bij geschiedenis. Ik heb niet zo heel veel met geschiedenis. Ik heb zelf geschiedenis op de basisschool en op de middelbare school altijd uit een boek gehad. Ik moest teksten lezen en daarover vragen maken. Het was hierdoor meer begrijpend lezen en ik kan mij geen positieve ervaringen met geschiedenis herinneren. Ik zag er daarom tegen op om dit vak te geven. Op mijn stageschool de Kubus was er geen methode voor de zaakvakken. Hierdoor was er voor mij veel ruimte om hier iets mee te doen. Er werd namelijk nu nauwelijks iets gedaan aan wereldoriëntatie. De bedoeling was dat er thematisch werd gewerkt, maar dit is erg tijdrovend en daarom is er besloten om over te gaan naar een methode. Nu is dit nog niet het geval en hierdoor werden er ook geen lessen geschiedenis gegeven. Ik wilde kijken hoe ik leuke lessen kon gaan geven in groep 5. Hierbij wilde ik de betrokkenheid verhogen. Ik heb dus gekozen voor geschiedenis, omdat ik daar slechte ervaringen mee heb gehad. Ik wilde met mijn onderzoek gaan kijken hoe ik de betrokkenheid kon verhogen bij mezelf, maar ook bij de kinderen. Ik heb een onderzoeksvraag geformuleerd en dit heb ik samen met mijn critical friends bekeken. Dit staat beschreven in bijlage 1. Mijn onderzoeksvraag werd uiteindelijk: Op welke manier kan ik de betrokkenheid verhogen tijdens mijn geschiedenislessen?

VerkenningIk ben in de verkenning op zoek gegaan naar theorie over betrokkenheid om erachter te komen hoe ik dit zelf zou kunnen gebruiken in mijn lessen.

Volgens Marcel van Herpen (2005) is betrokkenheid een toestand waarin kinderen zich bevinden wanneer ze op een intense manier met iets bezig zijn. De signalen die hierbij horen, zijn:

- concentratie- energie- complexiteit en creativiteit- mimiek en houding- persistentie- nauwkeurigheid- reactietijd- verwoording- voldoening

Ik heb gekeken op welke manieren ik de betrokkenheid kan verhogen en ik vond vijf betrokkenheidverhogende factoren ( Herpen, M., 2005, p. 44-86). Dit zijn:

5

Page 6: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

1. Sfeer en relatie:Hierbij gaat het om een goede sfeer in de groep en onderlinge relaties die ontspannen en ontwikkelingsbevorderend zijn. Het is van belang dat kinderen zich veilig en geaccepteerd voelen. Bij sfeer en relatie horen werkvormen als kringen en forums.Hierbij gaat het om het samenkomen van de kinderen en daarbij het uitwisselen van gedachten en ervaringen.

2. Aanpassing aan niveau:Hierbij gaat het om werk op niveau dat een kind aankan en dat het tegelijkertijd uitdaagt. Kinderen moeten de uitdaging voor activiteiten voelen. Er moet worden gedifferentieerd. Dit kan bijvoorbeeld door aan te sluiten bij de favoriete leerstijl (Laevers, F.,2004, p. 47-48). Bij werken op niveau hoort contractwerk. Dit is een organisatievorm waarbij voor iedere individuele leerling een activiteitenpakket voor een bepaalde periode formeel wordt vastgelegd. Voor de afwerking van het pakket krijgt de leerling een bepaald deel van de tijd ter beschikking, waarbinnen hij relatief zelfstandig over de duur en de volgorde van de onderscheiden activiteiten kan beslissen.

3. Werkelijkheidsnabijheid:Hierbij gaat het om werk dat werkelijkheidsnabij is en daarom voor kinderen interessant is. Activiteiten die raken aan de leef- en beleefwereld van de kinderen worden als zinvol ervaren. Bij werkelijkheidsnabijheid hoort projectwerk. Projectwerk ontstaat als kinderen op bepaalde vragen, problemen of thema’s stuiten die hen sterk aanspreken.

4. De activiteit:Hierbij gaat het om de mogelijkheid tot activiteit, daadwerkelijk iets doen. Kinderen kunnen niet lang luisteren. Er moet van alles te doen zijn. Rust en activiteit hoeven elkaar niet in de weg te staan. Bij activiteit horen ateliers. Bij deze activiteiten gaat het om het doen, het handelen en het actief bezig zijn.

5. Leerlinginitiatief:Hierbij gaat het om de mogelijkheid tot het nemen van eigen initiatief. Daarvoor moeten ze eigen keuzemogelijkheden krijgen. Bij leerlinginitiatief hoort daarom vrije keuze.De vrije activiteit is een organisatievorm waarin kinderen uit een relatief breed en op hun behoeften afgestemd aanbod kunnen kiezen en waarbij zo weinig mogelijke beperkingen gelden.

In bijlage 14 staat een checklist (Expertisecentrum ErvaringsGericht Onderwijs) om te kijken of ik deze betrokkenheidfactoren ook werkelijk in mijn lessen gebruik.

Algemeen planIk wilde in mijn eerste cyclus gaan kijken naar verschillende betrokkenheidfactoren. Ik wilde daarbij vooral gaan kijken naar verschillende activiteiten die de kinderen aanspreken. Verder wilde ik ook gaan kijken naar de verschillende leerstijlen in mijn groep en hoe ik dit zou kunnen inzetten tijdens mijn lessen. Dit heeft te maken met aanpassing aan niveau, omdat ik rekening houd met verschillen. Ik wilde beginnen met een eerste les met verschillende activiteiten en daarna gaan kijken om ook de leerstijlen erbij te betrekken. Dit wilde ik doen door een vragenlijst te maken en af te nemen.

6

Page 7: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

VerbeteractiesIk heb een aantal geschiedenislessen in groep 5 gegeven. Na elke les heb ik gereflecteerd en heb ik feedback gekregen van mijn mentor Jolanda. Ik heb leerpunten geformuleerd en deze meegenomen naar de volgende les. Na deze drie lessen heb ik samen met Jolanda en met groep 5 teruggekeken naar deze drie lessen.

Voordat ik de lessen kon gaan maken, ben ik eerst met een aantal leerkrachten gaan overleggen. Er was geen methode, dus ik kon zelf mijn lessen ontwerpen en hierbij rekening houden met de betrokkenheid. Ik ben eerst gaan kijken met een aantal leerkrachten op de Kubus naar de onderwerpen voor groep 5. Er werd weinig gedaan in de bovenbouw aan geschiedenis, dus we besloten dat de Romeinen een leuk onderwerp was om mee te beginnen. Daarna heb ik gekeken hoe ik de lessen kon invullen. Ik heb eerst doelen geformuleerd aan de hand van verschillende methodes. Vooral de methode ‘Brandaan’ heb ik gebruikt, omdat ik deze erg duidelijk vond. Ik heb ook gebruik gemaakt van de boeken ‘Geschiedenis geven (2004)’ en ‘Geschiedenis & Samenleving (2009)’. Daarna ben ik gaan kijken hoe ik de lesdoelen het beste kon behalen. Ik ben gaan kijken naar verschillende activiteiten en naar de verschillende leerstijlen. Ook ben ik begonnen met het maken van een tijdbalk. Ik wilde een tijdbalk maken, waarbij ik meerdere onderwerpen er aan zou kunnen hangen na verloop van tijd. Ik wilde ongeveer drie onderwerpen gaan behandelen in groep 5. Ik heb deze samen met de kinderen gemaakt. Ik had een kartonnen papier met een klassenfoto erop voor 'nu' en een ander papier voor de tijd van de Romeinen. Hierop stond nog niets, want daar moest na verloop van tijd iets op komen door de kinderen.

Les 1:Ik heb in mijn eerste les de betrokkenheid proberen te verhogen door verschillende activiteiten en door voorwerpen mee te nemen. Ik heb het vak geïntroduceerd en daarna zijn we begonnen met de Romeinen in Nederland. Ook voor de kinderen was dit de eerste keer dat zij geschiedenis hadden. Ik begon daarom met het laten zien van een doosje met allerlei spullen uit mijn eigen geschiedenis. In het doosje zaten mijn lievelingsjurkje van vroeger, mijn eerste schoentjes, guldens en een foto van vroeger. Ik liet deze zien en ik vertelde dat dit hoorde bij mijn geschiedenis. Daarna liet ik de kinderen zelf opschrijven wat nog meer bij geschiedenis hoorde om te kijken wat zij al wisten. Dit deed ik door middel van een coöperatieve werkvorm: de placematmethode (Forrer, M. & Kenter, B. (2000)).

Ik ging daarna verder met het voorlezen van een verhaal uit het boek ‘Lang geleden’. Ik gaf de kinderen een luisteropdracht en de kinderen deden goed mee. Daarna ging ik samen met de klas de grens tussen de Romeinen en de Germanen tekenen op een kaart. We keken hoe de grens werd beschermd en de kinderen gingen in een

7

Page 8: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

groepje een legerkamp bouwen met kosteloos materiaal. De les duurde wel erg lang. De kinderen werkten heel goed samen en ze keken ook naar de afbeelding van het legerkamp op het digibord. De kinderen waren deze les erg betrokken. Dit kon ik vooral zien, doordat ze zo hard aan het werk waren. Ook gaven de kinderen zelf aan dat ze het heel leuk vonden.

Ik heb in deze les een aantal betrokkenheidfactoren gebruikt (bijlage 14):- De activiteit: De kinderen waren actief bezig met de lesstof. Ik de les was er

afwisseling tussen activiteiten, zoals luisteren en kijken, maar ook zelf bouwen.- Sfeer en relatie: Er is interactie tussen de kinderen tijdens het samenwerken in

groepjes aan het legerkamp. Ook tijdens de coöperatieve werkvormen werd er veel overlegd.

Feedback:Ik heb feedback gehad van mijn mentor op deze les. Deze staat in bijlage 2.Ze vond mijn inleiding leuk met mijn eigen geschiedenis. Ze vond het goed dat ik voor het voorlezen de kinderen een opdracht gaf.Ik mag nog wat meer de woorden herhalen, zoals wachttoren, barak, Romeinen en Germanen.Het was goed dat ik kinderen aanwees om materialen te komen halen voor het knutselen. De kinderen waren tijdens het knutselen gemotiveerd bezig. De samenwerking was top!De kinderen gingen hun handen verven en dit moet ik niet toestaan.Ik mag ook de volgende keer vertellen wanneer de Romeinen er precies waren.

Leerpunten:Ik had bij deze les nog geen jaartallen op de tijdbalk gehangen, omdat dit voor groep 5 nog best lastig is. Mijn mentor gaf aan dat ik dit best kon doen de volgende les. De kinderen zijn erg betrokken bij creatieve opdrachten, dus dit ga ik zeker vaker doen. Ook het samenwerken was heel erg leuk en verhoogt zeker de betrokkenheid.

Les 2:Voor deze les ben ik gaan kijken wanneer de kinderen betrokken waren. Ik heb een vragenlijst aan de kinderen gegeven. Hierbij heb ik de leerstijlen achterhaald en vragen gesteld over goede en leuke lessen. De vragenlijst staat in bijlage 3. Ik heb hierop feedback gekregen van Saskia de Jong (bijlage 9). Ik heb deze vragenlijst gemaakt aan de hand van de theorie over de leerstijlen van Kolb (bijlage 4). Met de resultaten uit deze vragenlijst (bijlage 5) ben ik verder gegaan in mijn tweede les. Uit de vragenlijst bleek dat ik vooral dromers in mijn klas had.

8

Page 9: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Volgens het boek Ervaringsgericht werken in het basisonderwijs (F. Laevers) is het beste leerklimaat voor de dromer:- Verschillende meningen over een probleem, dat stimuleert. Groepswerk helpt.- Genoeg tijd en ruimte om ervaringen te verwerken en gevoelens te uiten.- De leerstof aanbieden met voorbeelden. De leerstof visueel maken.- Geen tijdslimiet.- Aanmoedigen, dan leren ze beter en liever.

Dit betekent voor mijn lessen dat ik veel gebruik moet maken van visuele middelen en dat ik de leerstof op meerdere manieren moet aanbieden. In de tweede les heb ik dit geprobeerd te doen door gebruik te maken van filmpjes van School tv beeldbank. Daarnaast heb ik afbeeldingen gescand uit de methode Brandaan en in de powerpoint gezet. Ook heb ik een aantal kinderen als Romein laten verkleden en heb ik voorwerpen meegenomen, zoals een mandje met druiven en een spiegeltje erin.In deze les laat ik de kinderen ook een puzzel maken over de Romeinen en de Germanen. Hierbij kijken ze goed naar afbeeldingen en wisselen ze hun puzzel ook uit.

Daarnaast hebben de kinderen op de vragenlijst ook aangeven wanneer zij een les leuk vinden (bijlage 5). Er kwamen veel verschillende antwoorden. Ik denk dat wanneer de kinderen een les leuk vinden, dat ze ook betrokken zijn. Ik heb hier dus ook rekening mee gehouden. Een aantal punten die in mijn lessen naar voren komen, zal ik hieronder bespreken.

Als het leuk begint: De kinderen geven zelf aan dat ze een gouden lesopening belangrijk vinden. De les moet leuk beginnen. Dit heb ik gedaan door twee kinderen als Romeinen te laten spelen. De kinderen zijn hierdoor direct betrokken. Niet alleen de kinderen die een Romein spelen, zijn betrokken. Ook de rest van de klas is benieuwd naar wat er zal komen en ze moesten de Romeinen ook vertellen wat ze al wisten. Ik had voor mijn les gevraagd welke kinderen mij zouden willen helpen met de geschiedenisles. Heel veel kinderen wilden dit. Ze moesten alleen een kwartiertje eerder in de klas komen. Daarom koos ik alleen de kinderen die moesten overblijven. Zij kwamen om kwart voor een naar binnen en ik legde ze uit wat de bedoeling was. Ze kwamen zelf ook met ideeën en vragen. Ze vonden het wel een beetje spannend hoe de andere kinderen zouden reageren. Ze kregen namelijk een groot geel doek om zich heen en die werd met een speld vast gemaakt. Ze kregen een mandje met druiven en een spiegeltje erin. Zo waren het echte Romeinen geworden. Ze moesten voor de klas gaan zitten en wachten tot de klas binnen kwam. Ze deden net alsof ze hun geheugen kwijt waren en ze niet uit deze tijd kwamen. De klas kwam binnen en de kinderen moesten lachen. Ik liet de tijdmachine zien.

9

Page 10: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

De kinderen moesten lachen en geloofden er natuurlijk niets van, maar ze luisterde wel heel goed naar wat ik vertelde. Ik legde uit uit welke tijd ik de Romeinen had gehaald. Dit liet ik zien op de tijdmachine. Ook vertelde ik dat ze hun geheugen kwijt waren. De klas moest vertellen wat ze nog wisten over de Romeinen om de Romeinen te helpen en zo haalde ik de voorkennis nog even op. De Romeinen hadden het heel erg goed gedaan.

Als je iets kunt doen: De kinderen hoefden niet de hele les te luisteren. Ik liet eerst een filmpje zien en daarna liet ik de kinderen een werkblad maken. Ik liet afbeeldingen zien en hierbij gaf ik de kinderen een opdracht. De kinderen hadden een geel en een rood kaartje. Ik liet een afbeelding zien van de Germanen of van de Romeinen. Ze moesten met de kaartjes aangeven of de afbeelding hoorde bij de Germanen (geel) of bij de Romeinen (rood). Zo waren ze actief betrokken bij de les. Daarna liet ik ze ook een tekening maken van het leven van de Romeinen of van de Germanen en deze moesten ze in stukjes knippen als een puzzel. De kinderen keken hierbij goed in boeken en naar de afbeeldingen op het digibord.

Als je mag kiezen: De kinderen mochten kiezen of ze het leven van de Romeinen of van de Germanen wilden tekenen voor de puzzel. Ik heb ze niet heel veel keuzemogelijkheden gegeven, maar het kwam wel in mijn les naar voren.

Als je er al iets over weet: De kinderen hadden al een les gehad over de Romeinen. De kinderen hadden dus al een beetje voorkennis. Ik heb rekening gehouden met hun beginsituatie. We hebben dit dus ook in het begin van de les even herhaald.

Als je iets leert, iets te weten komt: De kinderen hebben deze les geleerd hoe de Romeinen en de Germanen leefden en ook wat de verschillen waren.

Ik heb deze les een aantal betrokkenheidfactoren (bijlage 14) naar voren laten komen:- Aanpassen aan niveau: Ik heb rekening gehouden met de leerstijl die het meeste

voor kwam in de groep. Dit was in groep 5 de dromers.- De activiteit: Ik heb veel verschillende activiteiten in mijn les gebruikt, zoals het

maken van een puzzel, het kijken en luisteren naar filmpjes en het aangeven met kaartjes.

- Werkelijkheidsnabijheid: Dit kwam naar voren, doordat ik moderne leermiddelen heb gebruikt, zoals filmpjes.

- Leerlinginitiatief: De kinderen mochten kiezen tussen de Romeinen en de Germanen bij de tekenopdracht.

10

Page 11: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Feedback:Mijn mentor heeft mij ook feedback gegeven (bijlage 6).Ze vond het een leuke inleiding. Het filmpje was duidelijk en de kinderen waren vol aandacht. Ze konden de vragen goed beantwoorden. Ze vond het goed dat ik beroep deed op verschillende persoonlijkheden, zoals: - luisteren + kijken- samenwerken bij het werkblad invullen- kaartjes omhoog doen het kiezen of de afbeeldingen horen bij de Germanen of bij de Romeinen.

Leerpunt volgende les:Mijn leerpunt is zeker de tijdsplanning. Dit vind ik heel lastig, omdat ik vaak heel veel ideeën heb en dit allemaal in mijn les wil gebruiken. Ik moet leren om keuzes te maken en beter de tijd in te schatten. Ik weet soms al van te voren dat mijn les vrij krap is, maar ik wil dan heel graag toch alles doen en daardoor wordt eigenlijk de les alleen maar minder goed, omdat je de les dan niet goed kunt afsluiten. Ik wil hier dus nog aan gaan werken. Ik moet dus kijken hoe ik de betrokkenheid kan verhogen, maar dan in een kortere tijd. Verder wil ik ook zeker de ervaring meenemen dat het geven van een rol aan de kinderen heel goed werkt als opening voor een les. De kinderen vinden het heel erg leuk en ze hebben echt het gevoel dat ze iets bijdragen aan de les.

Les 3Dit was mijn laatste geschiedenisles in groep 5. Ik had de dag ervoor gehoord dat ik uit de groep weg moest. Ik heb de les toch gegeven, omdat ik dit graag goed wilde afmaken. Dit heb ik gedaan door een aantal werkvormen te combineren uit de vorige lessen.

Ik heb weer rekening gehouden met dromers in de klas. Dit heb ik op een aantal manieren gedaan.

Ik heb de leerstof visueel uitgelegd. Ik heb ze laten kijken naar een filmpje. Ik had ze een kijkopdracht gegeven en na het filmpje konden ze dit beantwoorden. We gingen verder met het bekijken van afbeeldingen en ik liet de kinderen veel benoemen wat zij zagen. Daarna kwam weer een filmpje, dit keer over de Romeinse soldaten. Ik liet ze hierna een werkblad maken waar ze vragen maakten over het uniform van deze soldaten. We bespraken dit. Ook hebben we gekeken naar afbeeldingen.

Dromers vinden het ook fijn om in groepjes te werken. Ze hebben in een groepje een Romeins legeruniform gemaakt. Een van de kinderen uit het groepje kreeg het uniform aan. De kinderen gingen druk aan de slag en keken goed naar de afbeelding op het digibord. Ze waren goed aan het samenwerken en iedereen was bezig. Ze hadden weinig tijd, maar ze maakten toch allemaal een uniform. Daarna liet ik de kinderen met uniform voor de klas en daar gingen we nog even naar kijken. Dit ging een beetje rommelig. Ook het opruimen ging langzaam. Ik denk dat dit kwam, doordat de kinderen eigenlijk nog niet klaar waren en graag verder wilden gaan met hun uniform. Ze probeerden nog door te gaan en ik had toen duidelijk moeten aangeven wat de bedoeling was. Dit is ook een kenmerk van dromers. Zij houden niet van een tijdslimiet. Wel was het duidelijk dat de kinderen het leuk vonden om te doen en ook echt er mee bezig waren. Daarna gingen we de uniforms verloten tussen de kinderen.

11

Page 12: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

De betrokkenheidfactoren die in deze les naar voren kwamen, waren:- Aanpassing aan niveau: Ik heb rekening gehouden met de leerstijlen in mijn

stagegroep, vooral met de dromers.- De activiteit: De kinderen waren actief bezig met de lesstof. Dit hebben ze gedaan

door in groepjes te werken aan een Romeins legeruniform.- Sfeer en relatie: De kinderen hebben in groepjes gewerkt en hierdoor was er veel

interactie tussen de kinderen.- Werkelijkheidsnabijheid: Ik heb gebruik gemaakt van moderne media, zoals

filmpjes van school TV en we hebben gekeken naar afbeeldingen.

Feedback:Ik heb na deze les geen feedback gekregen van mijn mentor. Jolanda en ik gingen allebei naar groep 6 en we gingen ons daarom richten op de nieuwe groep. Ik wilde dit natuurlijk wel goed afmaken en daarom heb ik later nog feedback gevraagd op de eerste cyclus.

Leerpunt volgende les:Ik heb na deze les geen leerpunten geformuleerd. Ik ben nu klaar in groep 5 en ik zal nu moeten kijken naar wat ik mee ga nemen naar groep 6. Hierna volgt dus een evaluatie en conclusie van deze cyclus door mijzelf en met de hulp van mijn mentor en de leerlingen uit groep 5.

Feedback van groep 5:Om deze cyclus nog af te ronden in groep 5 wilde ik een gesprek voeren met de klas over de geschiedenislessen. Ik wilde mijn stage namelijk goed afronden en dit gold ook voor het onderzoek.

Ik ben begonnen met een gesprekje over wat ze vonden van de geschiedenislessen en wat ik nog beter kon doen voor als ik naar groep 6 zou gaan. Hieronder staan de punten die de kinderen mij hebben meegegeven.

Punten die heel goed gingen volgens de kinderen:- De Romeinenlessen waren erg leuk.- Sommige kinderen vonden alles leuk en ik hoefde niets te veranderen.- Het maken van de Romeinse uniforms was erg leuk.- Het bouwen van de legerkampen was heel leuk.- Het tekenen van het leven van de Romeinen of Germanen was leuk.- Het leukste was dat er twee Romeinen in de klas waren. Dit moet ik ook doen in groep 6.

Punten om te verbeteren volgens de kinderen:- Ik kan soms nog wat beter uitleggen hoe ze de opdrachten moeten doen.- Bij het werkblad vonden ze het lastig om de betekenissen van de Latijnse woorden te raden. Dit zou dus voor groep 6 wel goed kunnen.- Bij het werkblad maken, vonden ze de verschillen zoeken niet zo leuk.- De werkbladen vonden ze het minst leuk van de lessen.- Het was jammer dat er zo soms zo weinig tijd was om de opdrachten te doen.- In groep 6 kan ik misschien ook andere onderwerpen gaan behandelen.

12

Page 13: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Wat ga ik met de feedback doen? Leerpunten Ik ben het eigenlijk helemaal eens met de kinderen. Ik vond de creatieve opdrachten het leukste en de kinderen waren daarbij het meest betrokken. Ook merkte ik heel goed dat de kinderen de Romeinen in de klas heel leuk vonden, omdat ze toen moesten lachen en de sfeer was heel goed. De werkbladen heb ik gedaan om de kinderen met de leerstof bezig te laten zijn. Ik vond dit ook het minst leuk, maar ze leren hier wel van. Ook hebben ze dit toen wel heel goed gemaakt. Ik zal dit waarschijnlijk nog wel gaan gebruiken, maar daarnaast ook elke keer iets leuks erbij doen.Ook klopt het dat de kinderen weinig tijd hadden bij sommige opdrachten. Dit vond ik zelf ook vervelend. Ik wil vaak heel veel dingen doen in een les en daar heb ik gewoon te weinig tijd voor. Ik zal dus nog iets beter keuzes moeten maken. Het is ook vervelend voor de kinderen als ze heel haastig alles moeten doen.Ook was ik van plan in groep 6 een ander onderwerp te kiezen dan de Romeinen. De Romeinen waren heel erg leuk, alleen ik zou nu graag ook iets anders willen proberen.

EvaluatieIk heb ook een toets gemaakt (bijlage 10). Ik kon zo zien of de kinderen er ook wat van hebben onthouden.

Ik wilde erachter komen of de kinderen na mijn lessen ook nog iets hadden geleerd. Ik heb een toets gemaakt met behulp van de methode Brandaan. Deze methode heb ik ook gebruikt voor het maken van mijn lessen. Ik heb de vragen aangepast, zodat ze overeen kwamen met mijn eigen doelen. Ik heb de kinderen de toets gegeven en daarna de antwoorden geanalyseerd.

Hieronder bekijk ik per les hoe de vragen zijn gemaakt en hoe ik denk dat dit komt.Ik heb telkens 3 opdrachten per les in de toets gezet.Les 1 = opdracht 1,2,3Les 2 = opdracht 4,5,6Les 3 = opdracht 7,8,9

Les 1 Les 2 Les 3

1 2 3 3 3 3 4 4 5 6 7 8 8 8 8 9

F. G G F G G G G G G G F G F F F GD. G F F G F F G G G G F G G G G FK. G G G G G G G G G F F G G G G FE. F G G G G G F F G F F G G G G GG. G G G G G G G G G G G G G G G GP. G G G G F F G G G G G G G G G GM. G G G G G G G G G G G G G G G FS. F G G G G F G G G G F G G G F GL. G G G G G G G G G G F G G G G GM. F G F F F G F F G F F G G G F GF. G G G G G G G G G G F G G G G GT. G G G F G G F F F F F G G G G GL. F G F G F F G G G G F G G G F GD. F G G F G G G F G G F G G G G G

13

Page 14: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

N. F G G F F F G G G F F G G G G FC. G G G F G F G G G F F F F F F GT. G G G G G G G G G G G G G G G GLes 1De vragen die te maken hadden met les 1 zijn redelijk gemaakt. In de tabel is te zien dat vooral vraag 2 heel goed is gemaakt. Ze hadden allemaal gekozen voor de Rijn. Ik denk dat ze dit goed hadden, omdat dit eigenlijk elke les terug kwam. In les 1 heb ik dit verteld en in les 2 en 3 werd dit herhaald in de filmpjes en door het ophalen van de voorkennis. Daarnaast waren de vragen 1 en 2 ook met een afbeelding. Tijdens de lessen is dit ook met een afbeelding uitgelegd. Dit heeft denk ik ook invloed gehad.

Les 2De vragen uit deze les zijn eigenlijk ook wel goed gemaakt. Er waren een aantal kinderen die het fout hadden, maar daarvan waren er 2 kinderen die dag niet op school. Verder viel het me mee dat veel kinderen wisten dat het huis van de Romeinen een villa heet, want ze vinden taal heel lastig en dit is een begrip. Blijkbaar is dit dus wel duidelijk geworden.

Les 3Deze vragen zijn iets minder gemaakt. Ik had dit wel verwacht, vooral bij vraag 7. Ik heb de opstand namelijk vrij kort behandeld en dit alleen gedaan met een filmpje en daarna kort besproken. Ik moet hier de volgende keer dus meer aandacht aan besteden. Hoe de vraag gesteld wordt, is ook vrij lastig voor de kinderen. Deze vraag kwam uit de methode Brandaan en heb ik niet zelf verzonnen. Ik denk dat deze vraag misschien door het taalgebruik toch te lastig is. Wel hebben de kinderen de vraag over het Romeinse uniform goed gemaakt en hiermee zijn de kinderen ook actief bezig geweest. Ik denk dat het actief bezig zijn met het onderwerp, dus wel invloed heeft op wat de kinderen onthouden.

Leerpunten:- Uit deze toets kan ik dus halen, dat de kinderen het meeste onthouden door herhaling. De vragen uit les 1 zijn beter te maken, doordat we deze leerstof in de andere lessen ook hebben behandeld. Ik zal dus de volgende keer weer veel gaan herhalen. Zo onthouden ze de leerstof het beste. - Ook zijn de vragen goed gemaakt, waarbij we creatief aan de slag zijn gegaan tijdens de les. Hierbij waren ze erg betrokken. Dit is dus iets om te blijven doen in groep 6. - Ook de vragen met afbeeldingen erbij zijn goed gemaakt, omdat wij ook veel visuele middelen hebben gebruikt in de lessen. Ik zal dus rekening moeten houden dat als ik veel visuele beelden laat zien, ik ook visueel de vragen moet stellen. En ik zal dit ook duidelijk mondeling moeten uitleggen, want anders kunnen de kinderen dit zelf lastig verwoorden. Dit is dus ook iets om mee te nemen als ik nog een keer zelf toetsen ga maken en geven.

Feedback van mijn mentor, Jolanda:Ik moest wisselen van groep en ik wilde daarom een goed beeld hebben van wat goed ging en waar ik op moest gaan letten als ik in groep 6 geschiedenis ging geven. Ik had mijn mentor daarom een aantal vragen gesteld. Dit staat in de bijlage 7.

Hieruit blijkt dat herhaling erg belangrijk is. De kinderen waren erg betrokken bij groepsopdrachten en filmpjes. In groep 6 is er wel een methode en ik zal dus moeten gaan kijken waar de kinderen zijn gebleven. De kinderen kunnen meer leerstof aan en

14

Page 15: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

daar zal ik ook rekening mee moeten houden.

En nu?Ik weet nu dus waarmee ik verder kan gaan. Er is op de Kubus nog een oude methode 'Blokboek geschiedenis 6'. Ze hebben hieruit 5 lessen geschiedenis gehad en ze kregen hier telkens een kopie uit en deze deden ze in een hoesje. In de methode zijn ze nu bij het onderwerp Germanen. Ik ga dus beginnen met de Germanen en ga dan verder met de Romeinen. Dit is dus hetzelfde als ik in groep 5 heb gedaan. Mijn lessen zullen er wel heel anders uit gaan zien. De opbouw zal er anders uit gaan zien. Ik ga namelijk de opbouw van de methode volgen en deze is anders dan ik in groep 5 heb gedaan. Ik ga ook proberen andere werkvormen te kiezen en sneller door de leerstof te gaan. Ook geef ik meer informatie in een les. Ze zijn namelijk duidelijk een jaar ouder en kunnen veel sneller de stof oppikken. Ik ga wel beginnen bij de eerste les met herhalen wat ze hebben gehad, zodat ze een basis hebben waar ik op voort kan gaan. Ook moet ik nog een tijdbalk maken, omdat ze deze in groep 6 nog niet hebben.

Conclusie:

Hoe ging deze cyclus?Ik vond het heel leuk om de geschiedenislessen te geven. Ik heb van alles uitgeprobeerd. Ik was van te voren bang dat de kinderen het niet leuk zouden vinden. Ze hadden nog nooit geschiedenis gehad en ik had de lessen zelf verzonnen. Ik had ook nog nooit een geschiedenisles gezien op mijn stage en mijn eigen ervaringen waren erg negatief. Eigenlijk vonden uiteindelijk alle kinderen de geschiedenislessen wel erg leuk en ze deden allemaal heel goed mee.

Ik heb alle betrokkenheidfactoren in de drie lessen naar voren laten komen, maar ik ben vooral bezig geweest met verschillende activiteiten en de verschillende leerstijlen. De andere factoren heb ik soms wel gebruikt, maar daar was ik minder mee bezig.Ik heb in mijn les verschillende werkvormen gebruikt. Ik heb een aantal creatieve opdrachten gedaan, zoals het maken van een puzzel, het bouwen van een legerkamp en het maken van een Romeins uniform. Dit vonden de kinderen heel leuk om te doen en de kinderen waren hierbij goed aan het kijken naar de afbeeldingen.

Ik heb de kinderen ook veel laten samenwerken. Dit past goed bij de leerstijl dromer. Ze hebben in tweetallen de werkbladen ingevuld en in viertallen hebben de kinderen creatieve opdrachten gemaakt en we hebben gewerkt met een coöperatieve werkvorm. Bij deze opdrachten waren ze erg betrokken, omdat ze dit samen deden. De kinderen moesten hierbij ook elkaar helpen en overleggen. Dit zorgde voor een hogere betrokkenheid.

Ook hebben de kinderen alleen een werkblad ingevuld en hebben ze gekeken naar afbeeldingen en filmpjes. Dit bespraken we klassikaal. Hierbij was er rust in de klas en door een kijk of luisteropdracht waren de kinderen toch actief. Dit gebeurde bijvoorbeeld door het omhoog doen van gekleurde kaartjes als ze wisten bij wie de afbeelding hoorde, maar ook door gewoon de kinderen een korte vraag te stellen, zodat ze wisten waar ze op moesten letten bij het kijken naar een filmpje.

15

Page 16: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Het moment dat de kinderen het meest betrokken waren, was toen er twee kinderen verkleed waren als Romein. Dit zorgde voor echte betrokkenheid en niet alleen bij de kinderen die de Romeinen speelden, maar ook de rest van de klas werd nieuwsgierig.

Ik heb ook gemerkt dat ik geschiedenis steeds leuker ben gaan vinden. Mijn ervaringen waren negatief, omdat geschiedenis meer begrijpend lezen was en daarbij moest ik opdrachten maken uit het boek. Nu probeer ik het leuker te maken door filmpjes, in groepjes werken en ook creatief er mee bezig te zijn. Ik zorg voor veel verschillende werkvormen die ook aansluiten bij de leerstijlen.

Wat neem ik mee naar de volgende cyclus en wat zijn mijn leerpunten?Ik heb geleerd dat ik geschiedenislessen op een leuke manier kan geven. Ik kan de betrokkenheid verhogen door verschillende activiteiten te kiezen. Vooral als meerdere zintuigen worden gebruikt zijn de kinderen betrokken. Ook kinderen bij de les betrekken door ze een taak te geven, zoals het spelen van een Romein werkt heel goed. De kinderen die een Romein spelen vinden het heel leuk om te helpen en de rest van de klas is benieuwd naar wat er gaat komen. Ook als de kinderen in groepjes mogen werken en als de kinderen actief aan de slag mogen door te bouwen, te knutselen of te tekenen, dan zijn ze erg gemotiveerd. Het aansluiten op de leerstijlen werkt ook goed, omdat ik dan rekening houd met de manier van leren die de kinderen prettig vinden.

Ik wil de tijdbalk voor groep 6 nog iets aanpassen. De kinderen zijn al verder in de ontwikkeling en hebben al meer kennis. Ik wil dus ook een uitgebreidere tijdbalk maken en ook beter zichtbaar maken wat de verschillende periodes zijn.

Verder wil ik de komende les meer letten op de tijd. Ik merk dat ik veel te veel ideeën heb en dit allemaal in mijn les wil gebruiken. Ik heb hier veel te weinig tijd voor en ik zal dus keuzes moet gaan maken.

Het maken van een vragenblad vinden de kinderen het minst leuk. Ik wil gaan kijken hoe ik dit kan weglaten en op een andere manier de vragen kan behandelen. Zeker in groep 6 is dat belangrijk, omdat daar al meer met teksten wordt gewerkt.

16

Page 17: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Cyclus 2

Algemeen ideeMijn algemeen idee was dat ik ging kijken naar hoe ik de betrokkenheid kon verhogen tijdens mijn geschiedenislessen. Tijdens mijn tweede cyclus moest ik wel wat veranderen. Ik ben naar een andere groep gegaan.

In groep 5 heb ik verschillende betrokkenheidfactoren in mijn les naar voren laten komen.Dit waren:

- Activiteit- Aanpassing aan niveau (leerstijlen van Kolb)- Werkelijkheidsnabijheid- Sfeer en relatie- Leerlinginitiatief

Vooral de factoren ‘activiteit’ en ‘aanpassing aan niveau’ kwamen veel aan de orde.

Ik kon nu op meerdere manieren een tweede cyclus doorlopen. Ik kon kiezen om dezelfde betrokkenheidfactoren in groep 6 te gebruiken en te kijken of dit werkt in een andere klas. Toch heb ik gekozen om op een andere manier verder te gaan. Ik ben gaan kijken naar de betrokkenheidfactoren die ik nog niet zoveel heb gebruikt om zo te kijken of ik op een andere manier een klas betrokken kon houden. Dit leek mij beter voor mijn eigen ontwikkeling om zo ook andere manieren te proberen.

In de tweede cyclus wilde ik meer aandacht besteden aan de betrokkenheidfactor:- leerlinginitiatief

Ik had de leerlingen nog weinig keuzes gegeven en ik wilde kijken hoe ik dit zou kunnen doen.

Ook de andere factoren wilde ik wel in de lessen voorbij laten komen, maar ik ben vooral gaan kijken naar de factor ‘leerlinginitiatief’. De mate waarin dat in elke les naar voren komt, hangt van het onderwerp van de les af en de tijd die ik voor de les had.

Ook had ik in groep 6 iets minder vrijheid, omdat ze al wel een aantal lessen geschiedenis hadden gehad. Ze hadden toen een oude methode gebruikt. Ik moest wel verder gaan op de leerstof die ze al hadden gehad, maar ik mocht de lessen nog wel op mijn eigen manier inrichten.

VerkenningIk ben gaan kijken op welke manier ik leerlinginitiatief in mijn les kon gaan gebruiken. Volgens M. van Herpen (2005) gaat Ervaringsgericht onderwijs uit van wat er in het kind omgaat. De kinderen krijgen ruimte om, gedreven door hun eigen drang tot exploreren, initiatieven te nemen. Hierbij is vrijheid niet genoeg. Er moet veel aanbod zijn. Een zinvolle activiteit bestaat dus uit 2 factoren: keuzemogelijkheden en een rijk milieu.

Dit concept is samengevat in een tempel.

17

Page 18: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

De tempel heeft 3 pijlers die het dak ondersteunen. Het dak is het doel. Je streeft naar een geëmancipeerd mens die vrij en verantwoordelijk is in zijn denken en handelen. De basis is een Ervaringsgerichte houding. Dit is een attitude die gericht is op war er in de ander omgaat, waarbij je welbevinden en betrokkenheid gebruikt als graadmeter.

De pijlers zijn het vrije initiatief, rijk milieu en ErvaringsGerichte dialoog.

Volgens Marcel van Herpen is het vrije initiatief een krachtig middel om betrokkenheid te verhogen. Van nature kiezen kinderen spontaan activiteiten die het dichtst bij mogelijkheden liggen. Kinderen hebben van nature een innerlijke drang de wereld te ontdekken en dit stimuleert de zelfstandigheid en vergroot het zelfvertrouwen. Hierdoor voelt een kind zich competent en wil zich verder ontwikkelen.

Een rijk milieu is erg belangrijk. Om namelijk tegemoet te komen aan deze ontwikkelingsdrang is een rijke omgeving met voldoende prikkels een voorwaarde. Een rijk milieu is een klas en schoolomgeving met interessante en uitdagende materialen en activiteiten voor kinderen. De inrichting en de activiteiten zijn hierbij belangrijk. Er is veel aandacht voor veelzijdigheid.

Ook het ErvaringsGerichte dialoog speelt een rol. Dit is een inlevende manier van communiceren. Hierbij houd je rekening met aanvaarding, echtheid en inleving.

Algemeen planIk wilde toen een aantal geschiedenislessen gaan geven in groep 6. Ik wilde dit doen door de lesstof te volgen uit de oude methode, maar die op een andere manier aan te bieden dan volgens het boek. Daarbij wilde ik eerst de lesdoelen bepalen, maar daarna gaan kijken op welke manier ik deze kan bereiken. Hierbij wilde ik ook kijken hoe ik in deze lessen leerlinginitiatief zou kunnen inzetten. De andere betrokkenheidfactoren wilde ik daarbij wel in gedachten houden, maar ik wilde mij vooral gaan richten op ruimte voor initiatief voor de kinderen. Ik wilde dit proberen te doen op verschillende manieren:

- Het kiezen tussen verschillende onderwerpen.- Het kiezen van verschillende activiteiten.- Het kiezen met wie je wilt samenwerken.- Het zelf bedenken van vragen.

18

Page 19: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

VerbeteractiesIk heb een aantal geschiedenislessen gegeven in groep 6. Hierbij heb ik mij vooral gericht op het geven van ruimte voor initiatief. Ik heb hierbij ook telkens feedback gevraagd aan mijn mentor en aan de leerlingen. Ook heb ik na elke les een reflectie gemaakt.

Les 1: In groep 6 hadden ze al een aantal lessen gehad van geschiedenis. Het was niet veel, maar het handigste was om wel verder te gaan waar ze waren gebleven. Ze waren net bij de Germanen en Romeinen gekomen. Dit was hetzelfde onderwerp als groep 5. Toch wilde ik dit heel anders gaan aanpakken en op een andere manier mijn lessen geven. De kinderen zijn natuurlijk wat slimmer en ouder en dit heeft invloed op de leerstof. In de eerste les heb ik van alles geprobeerd. Dit was ook mijn allereerste les in deze groep. Ik wist nog niet hoe de kinderen op mij zouden reageren en hoe zij geschiedenis hebben ervaren. Daar kwam ik snel genoeg achter.

De les ging over Germanen. Ik ben begonnen met het introduceren van een tijdbalk, want deze hadden zij nog niet.

Daarna heb ik een verhaal uit ‘Lang geleden’ voorgelezen. Het digibord deed het die dag niet en ik moest dus een beetje improviseren. Ik heb de afbeeldingen uitgeprint en we zijn in de kring gaan zitten. Na de uitleg kregen de kinderen een tekst. Deze kwam uit de methode die ze al vaker hadden gebruikt. Normaal kregen ze vragen, maar nu heb ik ze zelf vragen laten bedenken door middel van het gooien met een dobbelsteen (bijlage 11). Dit is een coöperatieve werkvorm uit het boek Coöperatief leren (Forrer, M. & Kenter, B. (2000)). Hierbij hadden de kinderen dus ruimte om zelf vragen te bedenken.

Ik wilde net als in groep 5 ook creatief aan de slag gaan. Daarom had ik een kleine opdracht bedacht die we in de komende lessen zouden afmaken. Ze gingen een kwartetspel maken voor geschiedenis en dan elke les een deel ervan maken.

19

Page 20: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Dit bleek niet helemaal goed te gaan, want het werken in groepjes lukte niet. Ik had samen met mijn mentor de groepjes ingedeeld, maar het samenwerken bracht veel problemen met zich mee. Het begin van de les deed ik in de kring en de klas was heel erg rustig aan het luisteren. Maar toen ze in tweetallen of in een groepje gingen werken, werd het een chaos. Groep 6 deed het samenwerken heel anders dan groep 5. Bij groep 5 waren de kinderen juist heel betrokken aan het werk en het was daardoor juist heel gezellig en het verhoogde de betrokkenheid. In groep 6 zorgde dit juist voor onrust en problemen. Ik merkte dus goed het verschil tussen de groepen en dat niet alle werkvormen hetzelfde aansluiten bij de verschillende groepen. Het is dus erg afhankelijk van de sfeer in de groep.

Ik heb deze les een aantal betrokkenheidfactoren gebruikt:- Leerlinginitiatief: De kinderen bedachten zelf vragen bij de tekst.- Werkelijkheidnabijheid: Ik maakte gebruik van aantrekkelijke leermiddelen, zoals

afbeeldingen.- Activiteit: De kinderen maakten een kwartetspel.- Sfeer en relatie: De kinderen werkten in tweetallen en in een groepje. Hierbij was

interactie tussen de kinderen.

Feedback van mijn mentor:Ik heb feedback gehad van mijn mentor op deze les (bijlage 8). Ze vond de kinderen erg betrokken. Ik stelde goede vragen. Ik kon bij deze les geen digibord gebruiken, omdat deze het niet deed. Ik heb toen geïmproviseerd en afbeeldingen uitgeprint. Hier ben ik goed mee om gegaan. Ik moest alleen opletten dat de kinderen rechtop bleven zitten en niet gingen hangen op de tafels.

Leerpunten na deze les:Mijn leerpunten na deze les zijn dat in groepjes werken de betrokkenheid niet altijd verhoogt. Dit heeft te maken met sfeer en relatie en in deze groep is de sfeer in een groepje niet zo goed. Verder kan groep 6 echt wel inhoudelijk meer aan dan groep 5. Ze kunnen de volgende les nog meer informatie krijgen.Ik moet ook zorgen dat ik in deze groep voor minder vrije momenten zorg. In deze groep krijg ik hierdoor juist problemen. Ik wilde juist veel leerlinginitiatief gebruiken om de betrokkenheid te verhogen, maar ik moet daarbij rekening houden met de mogelijkheden van de groep.

20

Page 21: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Les 2:Deze les wilde ik de betrokkenheid verhogen door de kinderen een keuze te geven met wie ze wilden samenwerken. Het samenwerken ging de vorige les niet zo heel erg goed. Toch moeten de kinderen het wel leren en daarom heb ik ervoor gekozen om ze nu in tweetallen te laten werken. Mijn mentor gaf aan dat het samenwerken tussen een jongen en een meisje de vorige keer best goed ging. De jongens hadden toen gekozen. Dit keer mochten daarom de meisjes kiezen. De meeste groepjes gingen toen goed aan het werk, maar er waren twee groepjes waarbij dit niet goed ging.

De kinderen kregen de opdracht om in tweetallen een toneelstukje te spelen. Hierbij kregen de ze een kaartje met een duidelijke opdracht erop. Ze moesten eerst een tekst lezen over hun onderwerp en daarna de vragen op het kaartje in hun toneelstukje beantwoorden.

In deze les heb ik dus de volgende betrokkenheidfactoren(bijlage 14) gebruikt:- Leerlinginitiatief: De kinderen mogen kiezen met wie ze willen samenwerken.- Sfeer en relatie: De kinderen werkten nu in tweetallen. Hierbij moesten ze dus

goed overleggen. Er was dus interactie tussen de kinderen.- Werkelijkheidnabijheid: Ik maakte gebruik van moderne media, door filmpjes en

afbeeldingen te laten zien in de powerpoint.- De activiteit: Ik heb de kinderen een toneelstukje laten spelen en op die manier

waren de kinderen actief met de lesstof bezig.

Feedback van mijn mentor:Ik heb feedback gehad van mijn mentor op deze les (bijlage 12). Ik heb goed herhaald wat ze de vorige les hebben gehad. Het was goed dat ik complimenten gaf aan de kinderen die goede vragen stelden. Ook kinderen die niet zo snel betrokken zijn, heb ik vragen gesteld, waardoor zij ook mee deden. De toneelstukjes waren leuk, maar de samenwerking ging niet altijd goed. Dit moeten de kinderen nog leren en ik moet dit gewoon blijven doen.

Les 3:Ik heb deze les de betrokkenheid verhoogt door de kinderen een keuze te geven aan welk onderwerp ze wilden werken. Ik heb eerst ongeveer 20 minuten les gegeven over het oude Rome en de gebouwen. De les ging over aquaducten, het Colosseum en het Circus Maximus. Na de uitleg en een paar filmpjes liet ik de kinderen kiezen uit deze drie gebouwen. We gingen namelijk een soort tentoonstelling maken. De kinderen moesten eerst door middel van een tekst een kort stukje schrijven over hun gekozen gebouw. Daarna konden ze verder gaan met een creatieve opdracht. Dit hing af van hun gekozen onderwerp. Bij de aquaducten gingen ze een aquaduct bouwen van papier. Bij het Colosseum gingen de kinderen een tekening maken en bij het Circus Maximus maakten ze een strijdwagen. De kinderen konden dus kiezen tussen het onderwerp, maar ook tussen de activiteiten. Tijdens de uitleg kwamen de kinderen er zelf mee om in groepjes te werken. Ik had eigenlijk bedacht dit de kinderen de opdracht alleen zouden maken, maar omdat de kinderen dit zelf aangaven, vond ik dit goed. Ze zouden dan waarschijnlijk gaan werken met kinderen waarmee ze willen samenwerken. Uiteindelijk ging het mij erom dat de kinderen met de onderwerpen bezig waren en of dit nu alleen of in een groepje is, maakt niet uit. Ze moesten wel hun tekst alleen schrijven. Daarna

21

Page 22: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

konden ze dan samen of alleen aan de creatieve opdracht werken. Dit was dus ook hun eigen keus. Deze les heb ik dus veel keuzes gegeven. De meeste kinderen vonden dit leuk en waren ook echt druk bezig. Mijn mentor vond het daarom ook goed dat de les langer duurde dan we hadden afgesproken. Toch vielen een paar kinderen op. Een jongen is tot nu elke geschiedenisles lastig bij de les te betrekken. Volgens mij vindt hij het onderwerp wel leuk, maar kan hij niet zo goed tegen vrije situaties. Hij heeft waarschijnlijk een vorm van PDD-NOS en dit is goed te merken. Als hij alleen op de gang werkt of een duidelijke opdracht heeft bij rekenen gaat het prima, maar bij zo’n activiteit met meer vrijheid of in groepjes werken geeft dit veel problemen. Bij de rest van de groep lukte dit wel, maar ik vind het nu dus wel lastig hoe ik hem dan ook bij de les kan houden.

Omdat ik drie keuzeactiviteiten had en ik niet wist hoeveel kinderen welke activiteit wilden gaan doen, moest ik veel materialen klaar zetten. Ik was van te voren ook bang dat alle kinderen hetzelfde onderwerp zouden kiezen en we dan geen echte tentoonstelling zouden hebben, maar dit bleek heel goed te gaan. Het Circus Maximus was het populairst, maar alle onderwerpen waren gekozen. Uiteindelijk was het ook niet erg geweest als er een onderwerp niet werd gekozen, want ze waren wel betrokken bij hun eigen onderwerp.

Zo is de tentoonstelling geworden:

22

Page 23: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Deze les heb ik gebruik gemaakt van de volgende betrokkenheidfactoren:- Leerlinginitiatief: De kinderen hadden veel keus. Ze mochten kiezen uit een

onderwerp en de bijbehorende activiteit. Ze mochten kiezen of ze gingen samenwerken en met wie.

- Sfeer en relatie: De kinderen mochten samenwerken en konden zelf kiezen met wie. Hierdoor was de sfeer beter in de groepjes.

- De activiteit: Er waren meerdere activiteiten. Ze konden hieruit kiezen. - Werkelijkheidnabijheid: Ik liet afbeeldingen en filmpjes zien op de powerpoint en

maakte dus gebruikt van moderne media.

Feedback Ik heb feedback gehad van mijn mentor op deze les (bijlage 13).Ik had een korte introductie, maar dat was goed. De kinderen vonden de filmpjes heel leuk en ik kan de volgende keer nog een filmpje laten zien van gladiatoren, want daar vroegen de kinderen zelf om. De kinderen vonden de opdrachten leuk en het samenwerken ging redelijk.

Feedback van groep 6 op de geschiedenislessen:Ik heb feedback gevraagd aan de kinderen uit groep 6. Ze hebben een aantal vragen op papier beantwoord over de lessen. Ik dacht dat feedback op papier handiger was, dan dit mondeling te doen, zodat ik dan van alle kinderen feedback kreeg. Toch viel dit tegen, want ze schreven niet zo heel erg veel op. Ik heb er uiteindelijk wel iets aan gehad.

De kinderen gaven aan wat zij goed en minder goed vonden.Alle kinderen hebben aangegeven dat ze de geschiedenislessen heel erg leuk vonden. Ze hebben veel geleerd. Vooral het knutselen en bouwen vonden ze erg leuk in de derde les. In deze les mochten ze ook kiezen en dit vonden ze ook erg leuk. De kinderen gaven ook aan dat de lessen leuk waren, omdat er vaak wat extra’s bij was, zoals een

23

Page 24: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

knutselopdracht of het toneelspelen. De verhaaltjes, filmpjes en de powerpoint waren heel goed bij de les en ik had uitgebreid verteld.De kinderen gaven ook een paar punten die iets minder leuk waren.Soms moesten ze best lang luisteren en ze waren liever direct aan de slag gegaan. Verder hebben de kinderen vaak in groepjes gewerkt. Sommige kinderen vonden het niet leuk dat de jongens en meisjes gemengd waren en dat er soms ruzie was tijdens het groepswerk.

24

Page 25: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Wat ga ik met de feedback doen? Leerpunten De kinderen hebben gelijk over het groepswerk. De meeste kinderen deden dit heel erg leuk, maar toch waren er hierbij veel problemen. Ik denk dat dit wel iets is om met de kinderen samen aan te werken. Dit heeft dus vooral met het punt ‘sfeer en relatie’ te maken.

Conclusie

Hoe ging deze cyclus?Ik vond het heel lastig om leerlinginitiatief te gebruiken in mijn lessen om de betrokkenheid te verhogen. Dit kwam vooral omdat ik de klas nog niet zo goed kende en ik niet wist hoe de kinderen hierop zouden reageren. Ik heb in mijn lessen daarom steeds meer keuzes gegeven en dit langzaam opgebouwd. Ook gingen de lessen steeds beter en de klas raakte ook gewend aan vrijere opdrachten, waarbij ze dus zelf inbreng hadden.Vooral de laatste geschiedenisles met de 3 keuzeonderwerpen vond ik heel goed gaan. Ik merkte dat bijna alle kinderen hierdoor betrokken waren, omdat ze niet een verplichte opdracht hadden. Hierdoor kunnen ze zelf kijken wat zij het liefste doen. Ook heb ik in alle drie de lessen in groepjes gewerkt. De eerste les ging niet zo goed op het gebied van samenwerken en er ontstond ruzie. Ik had de groepjes van te voren gemaakt samen met mijn mentor. In de tweede les werkten de kinderen in tweetallen en de meisjes hadden gekozen met wie zij wilden samenwerken. Toen waren er twee groepjes waarbij dit samenwerken niet lukte. De derde les konden de kinderen zelf kiezen of ze wilden samenwerken en met wie ze dit deden. Hierbij waren er veel minder problemen. Als de kinderen dus zelf hun groepje mogen kiezen gaat het samenwerken wel goed. Toch denk ik dat dit niet goed is om altijd zo te doen, want ze moeten toch leren om met iedereen samen te werken. Ook met kinderen waar ze niets mee hebben. Ik denk dat de sfeer erg belangrijk is in de groep. In groep 5 was de sfeer heel goed en de kinderen waren snel betrokken bij de les. In groep 6 was de sfeer minder en ontstonden er veel sneller ruzies tussen de kinderen. De kinderen waren hierdoor ook minder betrokken.

Ik heb van groep 6 feedback gehad en daaruit blijkt ook dat de kinderen de lessen heel erg leuk vonden. Ze gaven aan dat ze graag snel aan de slag willen en niet zo veel willen luisteren. Bij geschiedenis is dit wel lastig, omdat de kinderen wel de leerstof moeten kennen en dit heb ik gedaan door te vertellen of door filmpjes te laten zien.

Wat neem ik mee naar de volgende cyclus en wat zijn mijn leerpunten?Ik heb vooral geleerd dat ik niet bang moet zijn om uit te proberen. Keuzeactiviteiten werken erg goed en de kinderen zijn hierdoor meer betrokken. In groep 6 zat een jongen met waarschijnlijk een vorm van PDD-NOS en hij vond deze vrije opdrachten heel lastig. Er was minder structuur en er waren meerdere keuzes. Ik zou daarom willen gaan kijken hoe ik ook rekening met hem kan houden, zodat hij ook betrokken is bij de les. Ik zou dan meer moeten leren over PDD-NOS en hoe ik hem zou kunnen helpen. Verder is sfeer erg belangrijk in een groep. Ik denk dat dit een grote invloed heeft op de lessen en hoe betrokken de kinderen zijn. In groep 6 heb ik lessen gegeven die in groep 5 waarschijnlijk heel goed zouden gaan en de betrokkenheid zouden verhogen. Dit zijn lessen waar veel wordt samengewerkt en waarbij de kinderen ook met elkaar overleggen. In groep 6 werkte dit niet en dit komt door de sfeer in de groepjes.

25

Page 26: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Derde cyclus:

Het algemeen idee:Ik ben naast mijn actieonderzoek ook bezig geweest met het maken van een interactieanalyse. Dit was vanuit de masterclass van de universiteit. Hierbij moest ik kijken naar interactie. Ik heb gekozen om dit te gaan gebruiken in mijn actieonderzoek. Ik heb hierbij een deel van mijn geschiedenisles gefilmd. Ik heb hierbij gekeken naar mijn interactie met de kinderen en hoe ik de betrokkenheid verhoog. Dit is eigenlijk een begin voor een nieuwe cyclus, omdat ik verder ging met een andere factor die de betrokkenheid kan verhogen. Hierbij heb ik mij verdiept in de verbale communicatie en hoe dit de betrokkenheid verhoogt. Ik wilde vooral kijken naar hoe ik dit nu doe. Ik ben hierbij theorie gaan zoeken. Hieruit wilde ik codes gaan halen en aan de hand van deze codes mijn interactie gaan analyseren. Verbeteracties komen pas nadat de interactieanalyse af is en ik kan deze cyclus dit jaar niet meer afmaken.

Ik wilde gaan kijken naar mijn eigen communicatie en hoe ik hiermee de betrokkenheid verhoog. Tijdens de interactieanalyse gaat het alleen om het zichtbaar maken en niet om verbeteracties. De vraag waarmee ik me bezig houd tijdens de interactieanalyse is:Op welke manier verhoog ik de betrokkenheid met mijn verbale communicatie?

De verkenning:Ik ben begonnen met het zoeken naar literatuur over betrokkenheid die te maken heeft met communicatie.

Volgens Marianne Verhallen (2001) zijn factoren die de betrokkenheid verhogen:- Aanhaken bij ervaringen en interesses van de kinderen.- Voorkennis activeren.- Aandragen van ervaringscontexten.- Visualiseren.- Gericht oogcontact.- Verassende intonatie en expressief stemgebruik.- Humor en grappige voorbeelden.- Authentieke of denkstimulerende vragen.- Samen iets onderzoeken.- Afwisseling in werk en organisatie vorm.- Verassende wending in de les.- Nieuw aspect van het onderwerp belichten.- Nieuwe ervaringscontexten aandragen.

Deze factoren kan ik gaan omzetten in een code. Dit is nog niet klaar en daarom kan ik deze cyclus nu nog niet verder afmaken. Bij de vervolgacties kom ik hier op terug.

26

Page 27: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Mijn problemen en successen tijdens het onderzoek.

Ik ben tijdens mijn actieonderzoek veel struikelblokken tegengekomen. Ook heb ik er natuurlijk veel van geleerd en waren er successen.

Problemen:Ik ben tegen een aantal problemen aan gelopen tijdens mijn actieonderzoek. Ik had als onderwerp de betrokkenheid bij geschiedenislessen, maar in het begin was ik vooral bezig met het ontwerpen van lessen. Dit was dus meer een ontwerponderzoek en daar moest ik heel erg op letten. Pas bij het uitvoeren begon mijn actieonderzoek.

Ook vond ik het in het begin heel lastig om mij een beeld te vormen van het actieonderzoek. Pas toen ik voorbeelden zag, kreeg ik een idee van wat ik moest gaan doen. Ook hoe ik de casestudy moest schrijven vond ik onduidelijk, omdat er zoveel manieren zijn om dit te doen.

Verder kwam ik vaak in de problemen door tijd tekort. Ik had mijn lessen goed voorbereid en een tijdsplanning gemaakt. Ik wilde veel doen in lessen en ook vaak een creatieve opdracht. Dit bleek eigenlijk niet in een uur te passen en soms had ik maar 45 minuten voor een les. Hierdoor liepen de lessen soms uit of kon ik de les niet goed afsluiten.

Het grootste probleem kwam eigenlijk in het midden van mijn actieonderzoek. Ik was druk bezig met mijn onderzoek en toen hoorde ik dat ik moest wisselen van groep. Ik had veel gedaan voor mijn lessen geschiedenis in groep 5 en ik was bang dat ik dit allemaal opnieuw moest gaan doen. Uiteindelijk viel dit gelukkig mee, maar het was wel vervelend. Groep 5 was heel anders dan groep 6. Groep 5 kon heel goed samenwerken en dit was ook heel erg leuk. De sfeer was goed. De kinderen hadden de mooiste dingen gemaakt. Ik wilde dit dus ook gaan doen in groep 6. In groep 6 bleek alleen na mijn eerste les dat ik dit niet meer moest gaan doen. De kinderen vonden vrije momenten heel lastig en er brak chaos uit. Terwijl dit in groep 5 heel erg goed ging en ze heel lief aan het werk waren. Dit was dus een heel groot verschil. Bij het samenwerken kregen de kinderen in groep 6 ook alleen maar ruzie. Niet alle groepjes natuurlijk, maar dit verstoort wel de rust in de klas. In tweetallen kon wel, maar groepjes van 4 was toch te veel. Ik had ook allerlei plannen bedacht voor groep 6. Ik wilde allemaal samenwerkingsopdrachten doen en keuzeactiviteiten. Dit werkt in deze groep alleen veel minder goed. Toch wilde ik leerlinginitiatief stimuleren en dat zorgt soms voor lastige situaties. Dit had ik van te voren niet kunnen bedenken, omdat ik die klas nog niet kende en ik dit wel voor mijn onderzoek wilde uitproberen. Ondanks dat dit lastig was in deze groep, heb ik het wel uitgevoerd en bleek het soms ook goed te gaan.Ook had ik bij mijn onderzoek in groep 5 heel goed verder kunnen borduren op wat ik al wist. Ik had de leerstijlen onderzocht en daar had ik nog wel meer mee willen doen. Ook kende ik de kinderen goed en wist ik waar ik rekening mee moest houden en waar de problemen zaten. Uiteindelijk heb ik gekozen om dit maar gewoon af te ronden en gewoon verder te gaan met andere betrokkenheidfactoren in een andere groep. In groep 6 moest ik toch opnieuw beginnen met het leren kennen van de klas. Ik had nog geen lessen gegeven en ik moest al wel mijn geschiedenislessen gaan bedenken en uitvoeren. Hierdoor liep ik tegen problemen aan, omdat ik de klas gewoon nog niet goed

27

Page 28: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

genoeg kende. De eerste les was daarom gewoon maar kijken naar hoe de kinderen op mij reageerden en uitzoeken wat wel en niet werkte.

Successen:Tijdens mijn actieonderzoek heb ik natuurlijk ook successen gehad. Ik was van te voren bang dat de kinderen de geschiedenislessen niet leuk vonden. De kinderen in groep 5 en groep 6 vonden de geschiedenislessen heel erg leuk. Bij mijn afscheid noemden veel kinderen dit ook op. Ik vond dat leuk om te horen, omdat ik er veel tijd in had zitten. Verder heb ik ook mijn geschiedeniskennis opgehaald. Ik vond geschiedenis niet leuk en ik had me daarom daar nooit echt in verdiept. Nu moest dit wel voor mijn lessen en heb ik dus ook meer kennis. Ook heb ik zelf positieve ervaringen met geschiedenis gekregen. Ik heb veel leuke activiteiten gedaan en de kinderen vonden dit erg leuk. Ik merkte dat ik het ook heel erg leuk vond om de activiteiten te gaan bedenken en zo de geschiedenislessen leuker te maken voor de kinderen en voor mezelf.

Ook was ik bang om de kinderen veel leerlinginitiatief te geven en ik dacht dat dit heel moeilijk was te organiseren. Toch heb ik dit gedaan. Ik vond het veel werk, doordat ik meer activiteiten moest voorbereiden. Maar ik merkte wel dat dit heel goed werkte en dat de meeste kinderen hierdoor aan de slag gingen. De kinderen kunnen dan werken aan hun eigen interesses en dat zorgt dat de kinderen echt betrokken zijn. Ik zal dit dus ook vaker in lessen gaan gebruiken.

Ook wilde ik heel graag een gouden lesopening doen met mijzelf of een kind in een rol. Ik heb toen gekozen om een soort toneelstukje te spelen met een tijdmachine. Een aantal kinderen waren verkleed als Romein. Dit was echt heel erg leuk. De kinderen waren hierbij ook echt bij mijn les betrokken, omdat ze zelf een rol hadden. In groep 6 heb ik ze zelf toneelstukjes laten bedenken en laten opvoeren in kostuum. Hierdoor gaat het ook meer leven.

Ook heb ik mijn onderzoek in twee klassen gedaan. Ik vond dit in het begin heel vervelend, maar er was ook een positief punt aan dit verhaal. Ik heb in twee groepen geschiedenis gegeven en zo kon ik zien dat niet alle groepen werken op dezelfde manier. In een bepaalde groep werkt samenwerken heel goed en verhoogt dit de betrokkenheid, maar in andere klassen vinden ze dit wel leuk, maar verhoogt dit ook ruzies. Je krijgt hierdoor een beter beeld van de geschiedenislessen en hoe ik de betrokkenheid kan verhogen. Ook merk je hoe belangrijk het is dat de sfeer goed is in de klas.

Ik heb ook geleerd hoe belangrijk het is dat je de lessen afstemt op de doelgroep. Dit kan door te kijken naar de leerstijlen, maar ook door te kijken welke betrokkenheidfactor in de klas heel goed werkt en welke minder. In groep 5 en 6 waren de kinderen heel anders. De ene les zou wel werken in groep 5, maar niet in groep 6. Je moet hierbij dus rekening houden met de behoeftes en verschillen tussen de groepen.

28

Page 29: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Conclusie:

Ik heb mij bezig gehouden tijdens mijn onderzoek met verschillende manieren om de betrokkenheid te verhogen tijdens mijn geschiedenislessen. Ik heb hierover literatuur gezocht en ook verschillende manieren uitgeprobeerd.

De betrokkenheidfactoren volgens F. Laevers (2004, 23-59) heb ik hierbij gebruikt. De factoren zijn:

- Sfeer en relatie- Aanpassing aan niveau- Werkelijkheidsnabijheid- De activiteit- Leerlinginitiatief

Aan de hand van de checklist voor Ervaringsgericht onderwijs (bijlage 14) heb ik gekeken hoe ik deze factoren heb gebruikt in mijn lessen.Sfeer en relatie kwam naar voren door de interactie tussen de kinderen. Dit gebeurt vooral bij het samenwerken. Het samenwerken in groepjes verhoogde vaak de betrokkenheid. Dit was wel afhankelijk van de groep en de samenstelling van de groepjes. In groep 5 waren de kinderen hierdoor erg gemotiveerd, maar in groep 6 hing het van de groepjes af. Als zij zelf de groepjes konden kiezen, dan ging het goed en waren de kinderen betrokken, maar als ik de groepjes maakten, dan werkte dit niet. Het hing dus van de sfeer in de groep af. Als de sfeer goed was, dan waren de kinderen meer betrokken. Ik denk daarom dat de sfeer en relatie misschien wel de belangrijkste factor is voor betrokkenheid. Dit heeft namelijk zoveel invloed op de manier van werken in de groep.

Verder heb ik ook rekening gehouden met verschillen in mijn groep. Dit heb ik gedaan door de leerstijlen van Kolb te onderzoeken en mijn lessen daarop aan te passen. In groep 5 waren veel dromers en dat hield in dat groepswerk goed aansloot bij deze kinderen. Ook was het goed om de leerstof visueel te maken met filmpjes en afbeeldingen.

Daarnaast heb ik ook rekening gehouden met de belangstelling van de kinderen. De kinderen gaven aan wanneer zij een les goed en leuk vonden en hier heb ik rekening meegehouden tijdens de lessen. Dit heb ik gedaan door een gouden lesopening, creatieve opdrachten en door de kinderen samen te laten werken. Ik heb voor veel afwisseling gezorgd in de les. Ook heb ik moderne media gebruikt, zoals filmpjes en afbeeldingen te laten zien op het digibord.

Ik heb de betrokkenheid ook verhoogd door verschillende activiteiten. De kinderen waren meer betrokken als zij zelf iets mochten doen. Elke les was er naast vertellen en kijken ook altijd ruimte voor actieve opdrachten, zoals het maken van legerkampen, het maken van een puzzel of het spelen van een toneelstukje.

Ik heb de kinderen ook keuzes gegeven. Dit verhoogde ook de betrokkenheid, omdat de leerlingen konden kiezen uit onderwerpen of activiteiten die bij hun interesses aansloten. Ze konden zelf vragen bedenken of bepalen wat ze gingen doen.

29

Page 30: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Al deze factoren hebben dus invloed gehad op de betrokkenheid tijdens mijn geschiedenislessen.

30

Page 31: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Vervolgacties:

Na dit actieonderzoek ben ik eigenlijk nog niet klaar. Ik kan nog zoveel doen. Ik heb nu gekeken naar betrokkenheid bij geschiedenislessen, maar ik kan het nu ook breder maken door te kijken naar andere lessen, zoals begrijpend lezen of de andere zaakvakken.

Ook zou ik nog verder kunnen gaan met de betrokkenheidfactoren. Ik merkte dat een goede sfeer en relatie belangrijk was tijdens opdrachten. Ik zou willen kijken hoe ik de sfeer beter kan maken in groep 6.

Mijn lessen duurde eigenlijk allemaal vrij lang en ik was dus veel tijd kwijt met de activiteiten die ik deed. Ik zou dus ook kunnen gaan kijken hoe ik toch de betrokkenheid zou kunnen verhogen, maar dat dit minder tijd zou gaan kosten.

Ik zou verder ook willen kijken hoe ik rekening zou kunnen houden met kinderen met een stoornis, zoals PDD-NOS. Voor deze jongen was het heel lastig om betrokken te blijven bij de les. Ik zou dus willen gaan kijken hoe ik hem hierbij zou kunnen helpen.

Verder ben ik met de interactieanalyse begonnen aan een derde cyclus. Ik ben midden in de verkenning en ik zou hier dus verder mee kunnen gaan. Ik wil hierbij dan ook naar mezelf kijken en hoe ik met verbale communicatie de betrokkenheid kan verhogen. Ik zou dit kunnen gaan verbeteren. Ik heb hiervoor de stappen ‘algemeen idee’ en een deel van de ‘verkenning’ doorlopen. Ik zou dus nu een algemeen plan kunnen maken en daarna de verbeteracties kunnen uitvoeren.

31

Page 32: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Literatuur

Boeken:Bruin, R. de. & Bosua, M. (2004). Geschiedenis geven. Gorcum b.v., Koninklijke Van.Ebbens, S. (2005). Actief Leren: Bronnenboek. Groningen, Houten: Wolters Noordhoff.Ebbens, S. & Ettekoven, S. (2005). Samenwerkend leren: Praktijkboek. Groningen, Houten: Wolters Noordhoff.Forrer, M. & Kenter, B. (2000) Cooperatief leren in het basisonderwijs. CPS uitgeverij. Herpen, M. (2005). Ervaringsgericht onderwijs. Antwerpen, Apeldoor: Garant. 44-86Kooij, C. van der, & Groot-Reuvekamp, M. de. (2009). Geschiedenis & samenleving. Noordhoff Uitgevers B.V.Laevers, F. & Heylen, L. & Daniels, D. (2004). Ervaringsgericht werken met 6- tot 12 –jarigen in het basisonderwijs. Leuven, Belgium: CEGO Publishers. 23-59Munnik, C. de, & Vreugdenhil, K. (2003). Kennis over onderwijs: Inleiding in praktijk en theorie van het basisonderwijs. Groningen, Houten: Wolters Noordhoff, 73-78. Oers, B. van, & Janssen-Vos, F. (2000). Visies op onderwijs aan jonge kinderen. Assen: Van Gorcum & Comp. 36-51.Verhallen, M. (2001). Taalontwikkeling op school. Coutinho b.v.

Internetbronnen:Expertisecentrum ErvaringsGericht Onderwijs. Ervaringsgericht onderwijs. Geraadpleegd in april 2010. http://www.ervaringsgerichtonderwijs.nl/downloads/Een%20procesgericht%20Kindvolgsysteem%20voor%20leerlingen.pdfTips & Trucs Test: Hoe leert jouw kind? Geraadpleegd in maart 2010. http://www.klasse.be/ouders/12434?m=oudersxtr/92

Personen en instanties:BONEKAMP, P.,(docente geschiedenis). Geschiedenislessen. Utrecht 2010.BROERE, H., (onderzoeksbegeleider, docent aardrijkskunde). Betrokkenheidfactoren. Utrecht 2010.DUMMER, G.,(onderzoeksbegeleider). Begeleiding onderzoek. Utrecht 2010.HAGEN, T. (leerkracht groep 7). Onderwerp geschiedenislessen. Amersfoort 2010-03-03.HELFTEREN, R. (leerkracht groep 6). Onderwerp geschiedenislessen. Amersfoort 2010-03-03.LIPPMANN,  M., (interne coach). Voortgang onderzoek. Amersfoort 2010-03-03.JANSEN, J. (mentor). Begeleiding onderzoek en stage. Amersfoort 2010.JONG, DE, S., (docente Onderwijskunde en Pedagogiek). Leerstijlen. Utrecht 2009-15-09

32

Page 33: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage:- Bijlage 1: Critical friends- Bijlage 2: Feedback les 1 groep 5- Bijlage 3: Vragenlijst - Bijlage 4: Theorie over de leerstijlen- Bijlage 5: Uitwerking vragenlijst- Bijlage 6: Feedback les 2 groep 5- Bijlage 7: Feedback cyclus 1- Bijlage 8: Feedback les 1 groep 6- Bijlage 9: Feedback Saskia de Jong leerstijlen- Bijlage 10: Toets- Bijlage 11: Coöperatieve werkvorm dobbelen- Bijlage 12: Feedback les 2 groep 6- Bijlage 13: Feedback les 3 groep 6- Bijlage 14: Checklist betrokkenheidfactoren (Expertisecentrum ervaringsgericht

onderwijs).

33

Page 34: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 1: Critical friends

Ik begon met deze vraag:Ik wil onderzoeken hoe ik geschiedenis en aardrijkskunde kan geven in groep 5 zonder methode, omdat ik wil weten hoe ik deze vakken kan combineren en omdat ik wil veranderen dat er nu geen lessen worden gegeven in geschiedenis en aardrijkskunde in groep 5 op de Kubus, ten einde te zorgen dat de kinderen in groep 5 de tussendoelen, die zijn gebaseerd op de kerndoelen uit de wet van groep 5 voor geschiedenis en aardrijkskunde ook werkelijk behalen.

Waarom geschiedenis en aardrijkskunde- Ze hebben geen methode en natuuronderwijs wordt gegeven via nieuws uit de

natuur.

Hoe ga je dat combineren?- Ik denk dat ik een thema kies en dat ik daar deze twee vakken in laat voorkomen.

Ik kies een geschiedenisonderwerp en hoe past aardrijkskunde daarbij en hoe kan ik dat combineren. 1 thema bestaat uit ongeveer 3 lessen.

Ga je methodes gebruiken?- Ik ga daar inspiratie uit halen. Je hebt ook opdrachten zonder boek.

Wat is het probleem vanuit jou?- Ze hebben nu geen methode, maar ik wil wel graag de lessen kunnen geven.

Zitten er genoeg persoonlijke elementen in?- Ik weet niet hoe ik een les moet geven zonder methode en hoe ik dat bij elkaar

kan laten aansluiten. Ik vind geschiedenis geen leuk vak.

Wil je dat het onderzoek ook nog bruikbaar is voor andere klassen en stages?- Ik wil het onderzoeken voor groep 5.

Zou je ook je handelen kunnen verbeteren op een school die wel een methode heeft?- Ik wil nu graag onderzoeken hoe het moet zonder methode.

Is er iets waar je nu met lesgeven tegenaan loopt, dat je met geschiedenis en aardrijkskunde kan koppelen?

- Ik vind het moeilijk om te weten wat aansluit bij de kinderen, zonder methode. Ik wil het laten aansluiten bij wat ze moeten leren in groep 5.

Ik wil dan 1 vak kiezen en kijken of het aansluit bij wat de kinderen moeten leren in groep 5.

Tip Natasha: Vroeger en Nu.

Ik kies voor geschiedenis. (dan wel combineren, maar de combinatie niet meenemen in je onderzoek. (Alleen om de betrokkenheid te verhogen bij een les)

Heb je al een idee over werkvormen?

34

Page 35: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

- Ik denk een klassikale instructie en dat ik opdrachten geef. Zoals knutselen, of een verhaal naspelen. In ieder geval geen opdrachten uit een boek, want dat vind ik niet leuk.

Zou je een doel uit willen kiezen om dat uit te werken? (een kerndoel)- Het is heel groot, een kerndoel bestaat uit al die 10 tijdvakken. En ze moeten

tijdsbepaling weten. Ik kan daar doelen uithalen

Hoe kan ik een lessenserie maken voor groep 5 voor het vak geschiedenis, gebaseerd op de kerndoelen voor groep 5?

Gerard Dummer gaf mij feedback dat het nu meer een ontwerponderzoek is en dat ik dit dus nog moet veranderen.

Hoe kan ik zorgen dat dit meer een actieonderzoek wordt?- Ik heb slechte ervaringen met geschiedenis en ik vind het moeilijk om dan leuk geschiedenis te geven, als ik dit zelf niets vind. Ik zou dus willen kijken hoe ik zelf en hoe ik de kinderen hierbij betrokken kan houden.

Mijn vraag werd daarom:

Hoe kan ik de betrokkenheid verhogen tijdens mijn geschiedenislessen in groep 5?

35

Page 36: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 2: Feedback les 1 groep 5

36

Page 37: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 3: VragenlijstNaam: Groep: 5

1. Wat vind je de leukste les?………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

2. Wat vind je er leuk aan?……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

3. Wat vindt je de minst leuke les?……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

4. Wat vind je er niet leuk aan?……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………….

5. Hoe wil je het liefste werken? Kleur het hokje.o Alleen o In tweetalleno In een groepje

6. Waarom vind je dat?……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….……………………………………………………………………………………………….

7. Wat vind je het minst leuk? Kleur het hokje.o Alleen o In tweetalleno In een groepje

8. Waarom vind je dat?

37

Page 38: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

9. Wanneer is een les leuk?………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

10. Wanneer is een les niet leuk?……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………….

11. Wat zou je willen leren op school?………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

12. Als je mag kiezen tussen werken in een groepje of alleen werken, waar kies je voor?o In een groepje o Alleen

13. Als je het huiswerk niet snapt, wat doe je dan?o Ik vraag meteen mijn ouders om mij te helpen. o Ik lees het nog een keer en denk terug aan hoe de juf dit in de klas heeft

voorgedaan.

14. Als ik een opdracht krijg…..o Dan begin ik snel met de opdracht.o Dan lees ik eerst goed wat de vraag is en daarna begin ik aan de opdracht.

15. Je hebt op school geleerd hoe een kompas werkt. Wat doe je dan?o Ik maak thuis zelf een kompas.o Ik leg uit aan mijn ouders hoe een kompas werkt.

16. We gaan een boot bouwen van karton, hoe ga je dit doen?o Door te kijken naar andere kinderen of naar hoe de juf dit doet. o Door eerst zelf te bedenken hoe ik dit ga aanpakken. o Door meteen het karton te pakken en meteen te beginnen. o Door de stappen te volgen die op het bord staan.

17. Als ik leer:38

Page 39: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

o Wil ik graag een oplossing bedenken. o Wil ik luisteren en kijken. o Wil ik nadenken over wat er wordt gezegd. o Wil ik dingen doen.

39

Page 40: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 4: Theorie over de leerstijlen uit Ervaringsgericht werken met 6- tot 12 –jarigen in het basisonderwijs.

40

Page 41: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

41

Page 42: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 5: Uitwerking vragenlijst

De vragenlijst bestond uit twee categorieën. De eerste categorie ging over de betrokkenheid bij lessen en hoe de kinderen het liefste les krijgen (vraag 1-11). De tweede categorie ging over de leerstijlen (vraag 12-17).

Categorie 1:

42

Page 43: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

43

Page 44: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Categorie 2:Ik heb een aantal vragen gesteld om erachter te komen welke leerstijl het meest voor kwam in mijn stage groep. Vraag 12 tot en met 17 ging over de leerstijlen. De vragen heb

ik gemaakt aan de hand van de site: http://www.klasse.be/ouders/12434?m=oudersxtr/92

Achter elk antwoord staat een letter. Deze letter staat voor een van de leerstijlen. Ik bekijk hieronder de vragen en leg uit welke leerstijl hoort bij welk antwoord.

a (dromer) b (doener)c (beslisser)d (denker)

Vraag 12. Als je mag kiezen tussen werken in een groepje of alleen werken, waar kies je voor?

o In een groepje (a.b)o Alleen (c,d)

Volgens F. Laevers ((2004), 47-49) werken de dromer en de doener het liefste in een groepje. De dromer bekijkt het probleem uit meerdere standpunten. Dit kan bijvoorbeeld door samen te werken. Ook de doener werkt het liefste samen. De denker verzamelt het liefst zelfstandig informatie. Daarom werkt hij het liefste alleen. De beslisser houdt zich liever bezig met problemen, dan met mensen.

Vraag 13. Als je het huiswerk niet snapt, wat doe je dan?o Ik vraag meteen mijn ouders om mij te helpen. (a,b)o Ik lees het nog een keer en denk terug aan hoe de juf dit in de klas heeft

voorgedaan. (c,d)

De dromer en de doener vragen direct om hulp. De dromer wil verschillende standpunten horen en gaat naar andere mensen toe. De doener wil direct aan de slag en gaat daarom naar zijn ouders om zo verder te kunnen.De beslisser heeft het liefst een duidelijke uitleg van de docent van de leerinhoud. Daar denkt hij dus nog aan terug. De denker werkt het liefst volgens de zelfstudieaanpak. Hij zal niet zo snel om hulp vragen en wil zelfstandig informatie verzamelen.

Vraag 14. Als ik een opdracht krijg…..o Dan begin ik snel met de opdracht.(b,c)o Dan lees ik eerst goed wat de vraag is en daarna begin ik aan de opdracht. (a,d)

De doener begint direct aan de opdracht. Hij gaat snel aan de slag. De beslisser gaat graag praktisch aan de slag met zijn ideeën.De dromer kijkt aandachtig hoe het probleem moet worden aangepakt. Daarom bekijkt hij eerst de vraag en gaat daarna beginnen aan de opdracht. De denker zoekt naar logische samenhang en ontwikkelt theorieën. Hij kijkt ook eerst goed naar wat er wordt gevraagd.

Vraag 15. Je hebt op school geleerd hoe een kompas werkt. Wat doe je dan?o Ik maak thuis zelf een kompas (b,c)

44

Page 45: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

o Ik leg uit aan mijn ouders hoe een kompas werkt (a,d)

De doener wil graag ervaring op doen en experimenteren. Hij maakt dus zelf het kompas. De beslisser wil ook graag zijn idee praktisch toepassen.De dromer wil graag meerdere standpunten. Hij vertelt het daarom aan zijn ouders. De denker ontwikkelt theorieën. Hij gaat niet zelf experimenteren.Vraag 16. We gaan een boot bouwen van karton, hoe ga je dit doen?

o Door te kijken naar andere kinderen of naar hoe de juf dit doet. (a)o Door eerst zelf te bedenken hoe ik dit ga aanpakken. (d)o Door meteen het karton te pakken en meteen te beginnen. (b)o Door de stappen te volgen die op het bord staan. (c)

De dromer wil eerst kijken hoe de andere een probleem aanpakken. De doener gaat direct aan de slag en begint meteen. De beslisser wil graag planmatig werken en dit doet hij door de stappen te volgen. De denker wil graag zelf op zoek gaan naar theorieën. Hij gaat daarom eerst nadenken hoe hij dit gaat aanpakken.

Vraag 17. Als ik leer:o Wil ik graag een oplossing bedenken. (c)o Wil ik luisteren en kijken. (a)o Wil ik nadenken over wat er wordt gezegd. (d)o Wil ik dingen doen. (b)

De dromer wil naar meerdere standpunten en invalshoeken kijken. Hij wil daarom luisteren en kijken. Op meerdere manieren krijgt hij de informatie binnen. De doener wil direct aan de slag en experimenteren. De beslisser wil het liefst praktisch zijn ideeën toepassen. Hij bedenkt daarom graag een oplossing. De denker wil het liefst theorieën ontwikkelen en zelfstandig informatie verzamelen. Hij wil dus het liefste nadenken.

Uit de antwoorden van de kinderen kon ik dus de leerstijlen bepalen.

45

Page 46: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 6: Feedback les 2 groep 5

46

Page 47: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 7: Feedback cyclus 1

47

Page 48: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 8: Feedback les 1 groep 6

48

Page 49: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 9: Feedback Saskia de Jong leerstijlen

49

Page 50: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 10: ToetsNaam:…………………………

1.Wat was de grens tussen de Romeinen en de Germanen in Nederland? Kleur het goede hokje.

2.Kijk naar het kaartje. Teken de Romeinse grens.

3.Lees de zinnen. Is het waar of niet waar? Omcirkel het goede antwoord.De Romeinen bouwden een legerkamp aan de grens. Waar/nietwaarDe Germanen woonden al in Nederland voor de Romeinen kwamen. Waar/nietwaarDe Romeinen woonden in het noorden van Nederland. Waar/niet waarDe Germanen bestonden uit heel veel stammen. Waar/niet waar

4.De Romeinen leerden de Bataven van alles. Noem twee dingen.………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

50

Page 51: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

5.Hoe ziet het huis van de Romeinen eruit? Kleur het goede hokje.

6.Hoe heet het huis van de Romeinen?………………………………………………………………………………………………

7.Zet de zinnen in de goede volgorde. 1 is het eerste gebeurd en 5 het laatste.a. De Bataven en Romeinen leven in vrede met elkaar. …..b. De Bataven komen in opstand. …..c. De Romeinse keizer wil dat alle Bataven bij het Romeinse leger gaan vechten ….d. Julius Civilis moet vluchten. ..…e. De Bataven branden legerkampen van de Romeinen plat. …..

8.Hoe ziet een Romeinse soldaat eruit? Schrijf 4 dingen op wat een Romeinse soldaat draagt.………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………

9.Wat is een legioen? Omcirkel het goede antwoord.A Een groep Romeinse soldaten met een eigen uniform in het Romeinse leger.B Een Romeinse soldaat die op een paard kan vechten.C Een soort zwaard dat Romeinse soldaten gebruikten.

51

Page 52: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 11: Coöperatieve werkvorm dobbelen

Stappen

1. Klassikale instructieIn de groep wordt een tekst gelezen of besproken.

2. DobbelenDe leerlingen gaan in groepjes zitten. De eerste leerling dobbelt met een of twee dobbelstenen. De leerkracht kan de dobbelsteen zelf maken of de leerlingen maken deze. Op de dobbelsteen staat bijvoorbeeld op de 6 vlakken de woorden: ‘waarom’, ‘wat’, ‘hoe’, ‘waar’, ‘wie’ en ‘wanneer’. Of er staan werkwoordvervoegingen zoals: ‘is’, ‘kan’, ‘zal’, ‘wil’, ‘doet’, ‘heeft’. De leerlingen kunnen met een of met twee dobbelstenen gooien. Met de twee woorden die na het dobbelen bovenop liggen, maken de leerlingen een vraag over de tekst en proberen de vraag te beantwoorden.Iemand dobbelt bijvoorbeeld ‘waarom’ en ‘is’. De leerling formuleert een vraag met deze woorden over de gelezen of besproken tekst. Bijvoorbeeld, ‘waarom is de supermarkt gesloten?’.

3. Geven van antwoord.De rest van het groepje probeert antwoord te geven op deze vraag.

4. DobbelenDaarna gooit de tweede leerling met de twee dobbelstenen en formuleert een vraag. Zo komt elke leerling aan de beurt om te dobbelen. Het rouleren van beurten gaat net zo lang door, totdat de tijd om is. De leerlingen schrijven de bedachte vragen met het antwoord op.

5. Klassikale nabesprekingDe leerkracht vraagt naar de manier van samenwerken en vraagt enkele groepen om een of twee vragen te noemen die zij bedacht hebben. Alle groepen hebben immers verschillende antwoorden. De leerlingen kunnen bijvoorbeeld een vraag noemen waarvan zij het antwoord niet weten en een vraag waar ze juist trots op zijn dat ze die hebben bedacht.

52

Page 53: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Toepassing:Groep 4 t/m 8Duur: 15-30 min.

LesmomentZelfstandige verwerking

Geschikt voor:- tekstbegrip bij taal en zaakvakken- oefenen bij rekenen

Samenwerkingsvaardigheden:Luisteren, op elkaar wachten

Materiaal:Dobbelstenen van karton

53

Page 54: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 12: Feedback les 2 groep 6

54

Page 55: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 13: Feedback les 3 groep 6

55

Page 56: Betrokkenheid bij geschiedenislessen

Bijlage 14: Checklist betrokkenheidfactoren (Expertisecentrum ervaringsgericht onderwijs).

1. Sfeer & relatie:1. Aandacht voor een gezellige klasinrichting en schikking?2. Aandacht voor het welbevinden van de kinderen?3. Ruimte voor positieve individuele aandacht waar nodig?4. Positieve interacties tussen de leerkracht en de kinderen?5. Positieve interacties tussen de kinderen onderling?6. Goed werkklimaat (rust, stressvrij, gemoedelijk, weinig ordeverstoring...)?7. Is er ruimte voor grapjes, entertainment, humor in de taken of tussenkomsten van de leerkracht respectievelijk leerlingen?

2. Aanpassing aan het niveau:1. Wordt er rekening gehouden met tempoverschillen tussen kinderen?2. Wordt er rekening gehouden met niveauverschillen tussen kinderen?3. Schept men voldoende duidelijkheid in wat men van de leerlingen verwacht (afspraken)?4. Zijn de instructies duidelijk en éénduidig?5. Kunnen en mogen de kinderen elkaar helpen?6. Maakt de leerkracht tijd vrij voor observatie?7. Maakt de leerkracht tijd vrij voor individuele begeleiding (of in kleine groepjes)?8. Is er regelmatig tijd voor evaluatie (evaluatiekring) samen met de kinderen?

3. Werkelijkheidsnabijheid1. Sluiten de taken en lesinhouden aan bij de leefwereld en interesses van kinderen?2. Is er ruimte voor exploratie en direct contact met een stuk werkelijkheid?3. Wordt er gebruik gemaakt van moderne media om de lessen een levensecht karakter te geven? Wordt er gebruik gemaakt van aantrekkelijke leermiddelen?4. Zijn de opdrachten zinvolle en functionele toepassingen van de leerstof?5. Wordt er vakdoorbrekend of projectmatig gewerkt rond bepaalde thema’s?

4. Activiteit1. Is er afwisseling en verscheidenheid in de activiteiten en taken?2. Zijn er doe- of experimenteermomenten?3. Maakt men gebruik van spelopdrachten en/of leerspelen?4. Worden dode momenten en wachttijden tot het minimum beperkt?

5. Vrij initiatief1. Zijn er voldoende keuzemogelijkheden m.b.t. de activiteiten?2. Mogen kinderen zelf beslissen over de inhoud van sommige opdrachten/lessen?3. Kunnen kinderen binnen sommige opdrachten/lessen het verloop en de aard van het product bepalen?4. Krijgen de kinderen kansen tot zelfevaluatie?5. Worden kinderen gestimuleerd om problemen zelf op te lossen?6. Zijn vragen eerder open en productief (versus gesloten/reproductief) zodat er ruimte is voor een eigen, creatieve invulling?

56