Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het...

35
Bestuur en burger Over ‘de burger centraal’ en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam Meest gebruikte woorden in Amsterdamse beleidsstukken over de verbetering van het bestuurlijk stelsel Eindopdracht leergang Strategische advisering Nederlandse School voor Openbaar Bestuur Amsterdam, 20 mei 2010 Dries Bartelink Judith van Dijk Anne Sastromedjo

description

Winnend paper in kader van NSOB-leergang Strategische Advisering over de mogelijkheden om vergaande vormen van burgerparticipatie in te zetten om de democratische relatie tussen overheid en burger te versterken. Aanbevelingen zijn met name gericht op bestuurders en bestuursadviseurs.

Transcript of Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het...

Page 1: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Bestuur en burger Over ‘de burger centraal’ en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Meest gebruikte woorden in Amsterdamse beleidsstukken over de verbetering van het bestuurlijk stelsel Eindopdracht leergang Strategische advisering Nederlandse School voor Openbaar Bestuur Amsterdam, 20 mei 2010 Dries Bartelink Judith van Dijk Anne Sastromedjo

Page 2: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam
Page 3: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Bestuur en burger

3

Management samenvatting Inleiding De gemeente Amsterdam werkt hard aan een verbetering van het bestuurlijk stelsel. Een ingrijpende operatie met als meest in het oog springende verandering de fusie van veertien naar zeven stadsdelen. Hierbij ligt een risico op de loer: bestuurscentrisme, door een grotere afstand tot de burger. Dit paper richt zich op de verhouding tussen burger en bestuur met als centrale vraag: Hoe kan de gemeente Amsterdam de relatie tussen bestuur en burger versterken? Vergaande vormen van burgerparticipatie vormen een tegenpool van bestuurscentrisme. In het bijzonder richten we ons daarbij op de uitwerking van het veel genoemde beleidsuitgangspunt om de burger centraal te stellen, en het uit het bedrijfsleven overgewaaide fenomeen cocreatie. De verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam is voor ons zowel een aanleiding als een mogelijk voertuig om de discussie over de verhouding tussen burger en bestuur te voeren. Vergaande vormen van ‘de burger centraal’ Coproduceren, cocreatie, meebeslissen, derde generatie burgerparticipatie: het zijn vergaande manieren om de burger centraal te stellen, met net iets andere invullingen en benamingen. Wat ze in de kern gemeen hebben is dat ze ruimte laten voor eigen initiatief van burgers en een meer faciliterende dan sturende rol voor de overheid inhouden. De overheid schept randvoorwaarden aan de voorkant van participatieve processen en bekrachtigt het resultaat aan het eind. Het belangrijkste argument voor het centraal stellen van burgers is dat dit uitgangspunt een erkenning kan betekenen van de pluraliteit aan opvattingen in de maatschappij. Ons uitgangspunt is dat het zichtbaar maken van en recht doen aan de pluraliteit aan percepties in de maatschappij nodig zijn voor een kwalitatief goede besluitvorming en een goed functionerende democratie. Ons advies is om zowel tussen als binnen beleidsdossiers steeds bewuste afwegingen te maken tussen een participatief proces en beleidsvorming via de traditionele representatieve organen (bestuur en raad). Daarbij is een centrale vraag: hoe wordt de pluraliteit in de maatschappij het beste gearticuleerd? In een deel van de gevallen kan dat goed via de raad, die als verbinder naar de burger goed luistert en een stem geeft aan mogelijke meningen in de maatschappij. Consultatie is daarbij een optie. In een ander deel van de gevallen zijn vergaande vormen van burgerparticipatie geschikter. In dat geval kunnen bestuurders en politici van te voren randvoorwaarden meegeven en vervolgens het proces faciliteren waar nodig, maar moeten ze vooral loslaten en overlaten. Vormgeven van het uitgangspunt ‘de burger centraal’ is verre van eenvoudig. Het vergt een andere, soms zelfs ‘tegennatuurlijke’ opstelling van burgers, bestuurders en ambtenaren en zal alleen binnen bepaalde randvoorwaarden succesvol kunnen zijn. Verbetering bestuurlijk stelsel en ‘de burger centraal’ In de verbetering van het bestuurlijk stelsel zien we ambities geformuleerd om de burger centraal te stellen en de buitenwereld naar binnen te halen. Bij de huidige praktijk plaatsen we een aantal kritische kanttekeningen: • Het blijft vooralsnog voornamelijk bij ambities en uitgangspunten; • De discussie over de verhouding tussen burgers en bestuur speelt een marginale rol in

relatie tot het totale pakket van maatregelen om het Amsterdamse stelsel te verbeteren;

Page 4: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Bestuur en burger

4

• Het centrale stadsbestuur onderkent minder dan stadsdelen de noodzaak en mogelijkheden om de burger centraal te stellen via burgerparticipatie.

Conclusies en aanbevelingen De gemeente Amsterdam kan in onze ogen vergaande vormen van burgerparticipatie inzetten om de democratische relatie tussen overheid en burger te versterken. Daarbij gelden wel enkele aandachtspunten: • Participatieve en representatieve democratie zijn in onze ogen complementair. Per geval is

een bewuste afweging nodig tussen een participatief proces (met cocreatie als vergaande vorm) en besluitvorming via de traditionele representatieve organen (bestuur en raad).

• Bij deze afweging is de centrale vraag waar de maatschappelijke differentie het meest bij gebaat is: hoe wordt de pluraliteit in de maatschappij het beste gearticuleerd?

• Een keuze voor vergaande vormen van ‘de burger centraal’ vergt van bestuurders onder andere een dienende rol (loslaten, overlaten, faciliteren) en het bieden van heldere verwachtingen aan burgers;

• Ambtenaren zijn bij vergaande vormen van burgerparticipatie ook dienstbaar en primair gericht op het zichtbaar maken van de meervoudigheid.

Voor bestuursadviseurs pleiten we voor een rolverandering volgens onderstaande tabel, waarin de ‘van’ en ‘naar’ situatie zwartwit is neergezet. Van bestuursadviseurs die…

Naar bestuursadviseurs die…

…meedenken in het dominante perspectief van de bestuurder

…de bestuurder laten luisteren naar verschillende ideeën van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties

…goed klinkende termen communiceren (burger centraal, cocreatie) die feitelijk niet waargemaakt kunnen worden

…waken voor holle woorden, zorgen voor goede afweging in niveau van participatie, en zorgen voor goed verwachtingenmanagement naar burgers

…laten gebeuren dat een bestuurder afwijkt van toezeggingen aan burgers, met als doel te controleren en te scoren op de eigen mening

…de bestuurder in zijn afgesproken bescheiden rol houden van randvoorwaarden scheppen, loslaten, faciliteren en luisteren en hem daarmee laten scoren

…opgeslokt worden door interne drukte …tijd vrijmaken om de buitenwereld binnen te halen Deze rolverandering sluit aan bij de ambities bij de verbetering van het bestuurlijk stelsel, en bij de ambities uit het Programakkoord Amsterdam 2010-2014 om Amsterdammers te betrekken en bereiken. Het vormt een specificatie in het licht van het ‘articuleren van maatschappelijke pluraliteit’ ten behoeve van de kwaliteit van besluitvorming.

Page 5: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Bestuur en burger

5

Inhoudsopgave

1. INLEIDING................................................................................................ 6

1.1. Aanleiding......................................................................................................................... 6

1.2. Vraagstelling..................................................................................................................... 7

1.3. Aanpak ............................................................................................................................. 7

2. ‘DE BURGER CENTRAAL’ EN COCREATIE........................................... 9

2.1. 'De burger centraal' als uitgangspunt ............................................................................... 9

2.2. Cocreatie vertaald naar het publieke domein................................................................. 10

2.3. Vergaande vormen van ‘de burger centraal’ en de representatieve democratie............ 13

2.4. Randvoorwaarden voor cocreatie .................................................................................. 14

3. VERBETERING BESTUURLIJK STELSEL VAN AMSTERDAM............ 19

3.1. Verbetering bestuurlijk stelsel en ’de burger centraal’.................................................... 19

3.2. Advies voor de korte termijn........................................................................................... 22

4. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN ................................................... 24

4.1. Over vergaande vormen van ’de burger centraal’ .......................................................... 24

4.2. Over de verbetering van het Amsterdams bestuurlijk stelsel ......................................... 25

4.3. Over de rol van bestuursadviseurs................................................................................. 25

LITERATUUR EN INTERVIEWS...................................................................... 27

Page 6: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

6

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Binnen de gemeente Amsterdam wordt gewerkt aan de verbetering van het bestuurlijk stelsel. De Commissie Mertens gaf daarvoor begin 2009 de aftrap met haar advies. Het College reageerde met de Nota Amsterdams bestuur anno 2010 bij de raadsvoordracht. De Amsterdamse gemeenteraad nam 10 juni 2009 het uiteindelijke besluit om het bestuurlijk stelsel te verbeteren. De meest in het oog springende verandering in het bestuurlijk stelsel is de overgang van veertien naar zeven stadsdelen, door de fusie van elf stadsdelen tot vier. Een risico van grotere stadsdelen is dat de afstand tussen bestuur en burger toeneemt. Het risico van bestuurscentrisme en interne bestuurlijke drukte is ook zonder de fusie van de stadsdelen al aanwezig binnen de gemeente Amsterdam. De Commissie Mertens noemt dit het risico van ‘staartbijten’ en beveelt daarom aan om de interactie met burgers en maatschappelijke organisaties goed te organiseren. De verhouding tussen bestuur en burger binnen de gemeente Amsterdam is het onderwerp van dit paper. In die verhouding staat aan het ene uiterste bestuurscentrisme en aan het andere uiterste 'burgercentrisme'. Om de discussie scherp neer te zetten gaan we in dit paper in op twee modieuze begrippen die zich bevinden op het uiterste van 'burgercentrisme': cocreatie als vergaande vorm van burgerparticipatie en 'de burger centraal'. Waarom deze twee begrippen? 'De burger centraal' is een term die met grote regelmaat terugkomt in beleidsnota's. Het is bedoeld als tegenwicht voor de reflex van veel overheden om haar eigen organisatiebelangen centraal te zetten. Het is ons echter vaak niet duidelijk wat het begrip precies inhoudt. We hebben de indruk dat het een kreet is die goed klinkt en politiek-bestuurlijk goed valt, maar dat niet doordacht is wat het betekent als de burger werkelijk centraal gezet wordt. Cocreatie kiezen we als tweede begrip. Toen we startten met dit paper hebben wij dit begrip regelmatig horen vallen binnen de gemeente en andere overheden vaak in combinatie met een andere modieuze term, te weten web 2.0. Cocreatie was één van de hoofdthema’s voor de inrichting van de gemeentelijke organisatie op de middellange termijn vanuit het project ‘Amsterdam 2015’. Ondertussen heeft de gemeente Amsterdam besloten de resultaten, ideeën en energie ten aanzien van cocreatie, als onderdeel van het project Amsterdam 2015, in te zetten voor de implementatie van de financiële heroverwegingen. Het project houdt op te bestaan. Cocreatie is in de private sector populair geworden door de managementdenkers Prahalad en Ramaswamy (2004). Zij beargumenteren dat waarde in toenemende mate gecocreëerd wordt door de organisatie en hun klanten in plaats van uitsluitend binnen de organisatie. In het publieke domein wordt cocreatie gezien als een vergaande vorm van burgerparticipatie. Wij willen in dit paper de betekenis van de ‘hippe’ kreet cocreatie voor de publieke sector doordenken. We beschouwen het daarbij als pars pro toto voor vergaande vormen van ‘de burger centraal’.. Waarom brengen we in dit paper deze begrippen in verband met de verbetering van het bestuurlijk stelsel, en bijvoorbeeld niet met een concreet ruimtelijke project in de gemeente? De verbetering van het bestuurlijk stelsel is voor ons zowel een aanleiding als een mogelijk voertuig om de discussie over de verhouding tussen burger en bestuur te voeren. Een aanleiding vanwege het risico van grotere afstand tussen burger en stadsdelen door de fusie, de

Page 7: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

7

constatering van bestuurlijke drukte, en vanwege het uitgangspunt de burger centraal te stellen op onderdelen van de vernieuwing van het bestuurlijk stelsel. Een voertuig, omdat de verbetering bestuurlijk stelsel de hele gemeente raakt en inhoudelijke dossiers overstijgt. Als de discussie over de verhouding met de burger ergens diepgaand gevoerd kan worden met betekenis voor de hele gemeentelijke werkwijze, dan is het in het kader van dit lopende A-dossier. Een kans waarbij we ons buigen over de vraag of en hoe die momenteel gepakt wordt.

1.2. Vraagstelling

De centrale vraag in dit paper is: Hoe kan de gemeente Amsterdam de relatie tussen bestuur en burger versterken? Daarbij wordt het besluit tot verbetering van het Amsterdamse bestuurlijk stelsel als casus genomen. Deelvragen: 1. Wat verstaan we onder ‘de burger centraal’ en cocreatie?

• Welke vormen van ‘de burger centraal’ kunnen we onderscheiden? • Hoe krijgt cocreatie in het publieke domein vorm? • Hoe verhouden vergaande vormen van burgerparticipatie1 zoals cocreatie zich tot de

representatieve democratie? • Wat zijn randvoorwaarden voor succesvolle toepassing van vergaande vormen van

burgerparticipatie in het publieke domein? 2. Op welke wijze is tot op heden vorm gegeven aan ‘de burger centraal’ bij de verbetering

van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam? Hoe kan de gemeente hier in de toekomst mee omgaan?

3. Wat zijn praktische aanbevelingen voor bestuursadviseurs om te anticiperen op de kansen en risico's van vergaande vormen van burgerparticipatie?

1.3. Aanpak

Om de betekenis van vergaande vormen van ‘de burger centraal’ en cocreatie in het bijzonder te doordenken hebben we het volgende gedaan: • Zes interviews met contactpersonen binnen de gemeente Amsterdam, bij andere

gemeenten, bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de wetenschap. • Analyse van drie voorbeelden van toepassingen van cocreatie en andere vormen van

burgerparticipatie: binnen de gemeente Amsterdam, bij een andere gemeente en in het buitenland. De resultaten hiervan staan in kaders in dit paper, als illustraties bij de hoofdtekst.

• Literatuuranalyse • Deelname aan het Open Innovatiefestival van de gemeente Amsterdam De vernieuwing van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam hebben we als volgt geanalyseerd: • Literatuuranalyse van de relevante gemeentelijke stukken • Het maken van een ‘woordwolk’, een analyse door de computer, van de relevante

gemeente stukken • Bevragen van Johan Boomgaardt, gedelegeerd opdrachtgever Verbetering bestuurlijk

stelsel 1 Burgerparticipatie vatten we breder op dan burgerparticipatie in relatie tot buurtgericht werken.

Page 8: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

8

Daarnaast hebben we de volgende web 2.0 experimenten uitgevoerd: • Het starten van twee discussies op het Linkedin Forum Burgerlink - eParticipatie • Het plaatsen van een vraag en een stelling op de NING-site van onze NSOB-leergang

(http://nsobstrategischeadvisering.ning.com); • Het plaatsen van een vraag en een stelling op de site Ambtenaar 2.0

(http://www.ambtenaar20.nl) • Het posten van 2 zogenoemde tweets (via Twitter en Linkedin) met de vraag om best

practices respectievelijk worst practices van cocreatie aan te dragen. De lijst met geïnterviewde personen, de geanalyseerde literatuur en de resultaten van de web 2.0 experimenten staan achter in dit paper bij ‘verantwoording’ en in de bijlagen.

Page 9: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

9

2. ‘De burger centraal’ en cocreatie

In dit hoofdstuk gaan we in op de eerste vraag: Wat verstaan we onder ‘de burger centraal’ en cocreatie? De volgende vragen komen achtereenvolgens aan de orde:

• Welke vormen van ‘de burger centraal’ kunnen we onderscheiden? • Hoe krijgt cocreatie in het publieke domein vorm? • Hoe verhouden vergaande vormen van burgerparticipatie zoals cocreatie zich tot de

representatieve democratie? • Wat zijn randvoorwaarden voor succesvolle toepassing van vergaande vormen van

burgerparticipatie in het publieke domein?

2.1. 'De burger centraal' als uitgangspunt

‘De burger centraal’ is een populair uitgangspunt van beleid, bedoeld als tegenwicht tegen bestuurscentrisme, oftewel het denken vanuit het eigen perspectief van overheid en politiek. Maar wat betekent het begrip eigenlijk? Heel basaal kunnen we zeggen dat niet de bestuurders en politici centraal staan, maar de burgers. Frissen (2009, p. 190) beschrijft deze omkering van de toeschouwersdemocratie als volgt: "De wereld wordt niet bewogen en gestuurd door een politiek centrum waarop alle ogen, verwachtingen en verlangens zijn gericht, maar het is de burger in zijn oneindige variëteit die de wereld doet bewegen, niet in één maar in ontelbare richtingen". Is dit een zinnig uitgangspunt? Veelgehoorde argumenten voor ‘de burger centraal’ zijn dat de burger een ontwakende kracht is naast overheid, markt en maatschappelijk middenveld, waar we iets mee moeten, en dat het betrekken van burgers de uitvoeringskracht van de overheid versterkt. Door mensen in een vroeg stadium mee te laten denken, is er minder kans is op bezwaren achteraf (Cohen, 2009; Prahalad en Ramaswamy, 2004; Van der Heijden, 2009). We delen deze argumenten, maar willen een ander argument centraal stellen. Het belangrijkste argument voor 'de burger centraal' is dat dit uitgangspunt een erkenning kan betekenen van de pluraliteit en diversiteit aan opvattingen in de maatschappij. Wij definiëren ‘de burger centraal’ daarom als de articulatie van maatschappelijk pluraliteit. Daarmee nemen we dus afstand van populistische opvattingen, die een eenduidige opvatting vanuit het volk suggereren. Voor de kwaliteit van besluitvorming en democratie is het van belang om de meervoudigheid en verschillen een plek te geven. Burgers, maar ook bedrijven en maatschappelijke organisaties, hebben een diversiteit aan interpretaties van de wereld en hebben verschillende meningen. Ons uitgangspunt is dat het zichtbaar maken van en recht doen aan de pluraliteit aan percepties in de maatschappij nodig zijn bij besluitvorming en voor het functioneren van de democratie. In deze zin opgevat - dit is nadrukkelijk onze eigen invulling van een ‘open’ begrip - is 'de burger centraal' een zinnig uitgangspunt. Gemeente Breda op weg naar een assertieve democratie (1) In het coalitieakkoord 2006 van de gemeente Breda is de ambitie opgenomen om met meer en andere burgers te communiceren. Aanleiding hiertoe was een rapport van de plaatselijke Rekenkamer waarin de gemeente een positieve score kreeg op informatievoorziening en een negatieve score op relatie met de stad. Deze ambitie uit het coalitieakkoord is ambtelijk verankerd in het project Meedoen in Breda dat wordt aangestuurd onder voorzitterschap van de gemeentesecretaris. De gemeente Breda beoogt hiermee de transformatie in te zetten van een afhankelijke naar een assertieve, actieve democratie. Hoofdelementen uit dit project zijn: • Inbedding van het verbeteren van de relatie met de stad in de beleidscyclus.

Page 10: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

10

• Een infrastructuur voor interactieve communicatie. Onderdeel hiervan is het online platform "Breda morgen" waar burgers hun dromen kunnen plaatsen. Als een idee genoeg aanhangers heeft, kan het een initiatief worden waar burgers samen aan werken mogelijk gefaciliteerd door de gemeente.

• Een implementatietraject waarbij bestuurders, raadsleden, ambtenaren en externe stakeholders onder meer via de Academie Waarderend Vernieuwen vaardigheden worden bijgebracht.

2.2. Cocreatie vertaald naar het publieke domein

Cocreatie als begrip is ontstaan in de private sector. Het wordt gedefinieerd als een situatie waarbij een organisatie waardecreatie laat plaatsvinden door een samenwerking aan te gaan met een groep consumenten, eindgebruikers of andere belanghebbenden. Bekende voorbeelden van cocreatie zijn Wikipedia (online encyclopedie) en Lego Factory (zelf ontwerpen van Legomodellen). Cocreatie werkt naar analogie van web 2.0. De kracht van web 2.0 is gelegen in het ontsluiten van user created value, het actief en slim benutten van de wisdom of the crowds, die als tacit knowledge schuilt in sociale netwerken van gebruikers. Delen van informatie, netwerkvorming, openheid en transparantie zijn essentiële ingrediënten (Frissen et al., 2008). De gebruiker krijgt daarbij een meer actieve waardetoevoegende, en soms zelfs regisserende rol. Wij beschouwen cocreatie in het publieke domein in het verlengde van burgerparticipatie (zie figuur 1). Het is een vergaande vorm van interactieve beleidsontwikkeling met burgers, maatschappelijke organisatie en bedrijven. Het ligt op de participatieladder dicht bij coproduceren en in een meer uiterste vorm bij meebeslissen. De Nationale Ombudsman (2009) definieert burgerparticipatie als “alle methoden om burgers bij gemeentelijk beleid te betrekken. Het gaat daarbij zowel om de inbreng van burgers op het moment dat er nog beleidsruimte is als om de wettelijke inspraakprocedure”. Hij onderscheidt vijf vormen van burgerparticipatie en zet deze op een ladder waarbij de mate van invloed van de burger toeneemt (zie figuur 1).

Page 11: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

11

Figuur 1 Vormen van burgerparticipatie (Nationale Ombudsman, 2009) Van der Heijden et al. (2007) spreken over drie generaties van burgerparticipatie. In de jaren ’70 van de vorige eeuw werd de eerste generatie burgerparticipatie geïntroduceerd. In verschillende maatschappelijke domeinen werd de inspraakgedachte verspreid, wat geleid heeft tot diverse radenstructuren. De gedachte erachter is dat burgers worden betrokken bij beslissingen door hen de kans te geven advies te verstrekken. De tweede generatie burgerparticipatie startte in de jaren negentig en betrof niet langer advisering maar “interactieve beleidsvorming”. De gedachte hierachter is een politiek stelsel waarin individu en overheid zonder go betweens met elkaar zaken doen. Referenda en de oprichting van ombudsdiensten zijn getuigen van deze periode. De overeenkomst tussen eerste en tweede generatie burgerparticipatie is dat het initiatief bij het bestuur ligt. Dit verschilt van de derde generatie burgerparticipatie die in het eerste decennium van de 21e eeuw opkomt. Hierbij neemt de burger zelf het initiatief voor een actie binnen het publieke domein en wordt de overheid erbij betrokken. Het is eigenlijk een soort ‘omgekeerde participatie’ want de overheid participeert als het ware in een initiatief van burgers. De derde generatie burgerparticipatie komt niet in de plaats van de eerste of tweede, maar vormt er een aanvulling op. Deze vorm van burgerparticipatie veronderstelt niet alleen iets van de kant van de overheid (het faciliteren van initiatief van de burger). Ook de burger zelf wordt uitgedaagd om zijn positie en houding te herzien. De overheid heeft dus niet langer alleen als taak het aansturen op wenselijke uitkomsten, maar dient eveneens tijd en energie te steken in het bevorderen van contexten waarin burgers, instituties en professionals verantwoordelijkheid kunnen nemen.

Page 12: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

12

We richten ons in dit paper op vergaande vormen van burgerparticipatie: cocreatie. Dit komt binnen de indeling van de Ombudsman neer op de vormen 4 (coproduceren) en 5 (meebeslissen), en binnen de indeling van Van der Heijden et al op de derde generatie burgerparticipatie. Kernelementen voor deze vormen van cocreatie zijn ruimte voor eigen initiatief van burgers en een meer faciliterende dan sturende rol voor de overheid. De overheid schept randvoorwaarden aan de voorkant van participatieve processen en bekrachtigt het resultaat aan het eind. De burger heeft bij cocreatie dus een meer centrale positie dan bij inspraak of interactieve beleidsvorming. In het publieke domein betekent dit dat burgers met elkaar publieke waarden creëren of daar in elk geval een grote bijdrage aan leveren (Cohen, 2009; Frissen et al., 2008; Van der Heijden, 2007; RMO, 2009). De Amstel Verandert Stadsdeel Oost-Watergraafsmeer van de gemeente Amsterdam won in december 2009 de landelijke e-Participatie Award in de categorie overheid voor het participatietraject ‘De Amstel Verandert’. Burgers kunnen in het proces actief meedenken en meebeslissen over de visie op de ruimtelijke inrichting van de Amstel. De case in steekwoorden: • Combinatie van internet en fysieke bijeenkomsten (multichannel benadering); • Niet alleen ideeën van burgers verzamelen, maar ook gesprekken tussen burgers, bestuurders en

ambtenaren over samenhang, conflict en keuzes; • Burgers zien wat er met hun inbreng gebeurt. De website faciliteert het gesprek tussen burgers onderling en tussen burgers, ambtenaren en bestuurders. Burgers kunnen op de site zelf ideeën inbrengen en plaatsen op een kaart. Ze kunnen ook reageren op voorstellen van ambtenaren. De site bevat veel kennis en informatie over de Amstel. De informatie komt niet alleen van het stadsdeel; burgers kunnen documenten en foto’s op de site zetten. De discussie op de site is planologisch van aard. Het gaat over eisen aan het gebied die samengaan en eisen die conflicteren. Daarmee wordt gelijk duidelijk dat niet alle ideeën gehonoreerd kunnen worden, dat keuzes nodig zijn. Alle resultaten zijn in een rapport samengevat dat input is voor vier ‘Amstelgesprekken’: fysieke bijeenkomsten met elk zo’n 75 tot 100 deelnemers. Op basis van de eindrapportage is een politiek debat gepland waarbij de lijsttrekkers in Amsterdam hun standpunt bespreken. Het bestuur dat na de verkiezingen in maart aantreedt zal de definitieve besluiten nemen. Het voorgaande klinkt eenvoudig, maar als de regie verschuift naar burgers en waardecreatie van onderop vorm krijgt heeft dat vergaande gevolgen. Dan ontstaat een andere machtsbalans tussen overheid en burgers, en in extreme vorm doordacht een omkering van de verhoudingen. Wij richten ons in dit paper alleen op de democratische verhoudingen. In een meer traditionele verhouding tussen burger en bestuur besteden burgers activiteiten die van belang zijn voor het democratisch functioneren voor een belangrijk deel uit aan derden: namelijk aan door hen gekozen politieke vertegenwoordigers. Hun eigen activiteiten beperken zich dan tot eens in de vier jaar een stem uitbrengen en eventueel nog beperkte democratische betrokkenheid in de vorm van inspraakprocedures. Cocreatie is een vorm van ‘de burger centraal’ stellen die een andere verhouding tussen burger en bestuur vraagt dan de traditionele. Hier gaan we in de volgende paragraaf op in.

Page 13: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

13

2.3. Vergaande vormen van ‘de burger centraal’ en de representatieve democratie

Vaak wordt de representatieve democratie als maatstaf genomen: burgers die als kiezer optreden, politici die hen representeren, macht bij de politici en controle via formele verantwoording. Het is de vraag hoe vitaal de representatieve democratie is. In de NSOB-leergang zijn verschillende sprekers op deze vraag ingegaan. De conclusie die we daaruit kunnen trekken is dat de representatieve democratie aan legitimiteit verliest. De burger voelt zich veelal niet ‘in algemene zin gerepresenteerd’, mede door onvoldoende samenhang in zijn eigen waarden. Zijn waarden vindt hij vaak terug bij verschillende partijen. Dat maakt een onherroepelijke volmacht op basis van verkiezingen onmogelijk. Dit zien we terug in lage verkiezingsopkomsten, ledenverlies van politieke partijen, veel zwevende kiezers en de ideologieloosheid van partijen. Vanuit ons uitgangspunt betekent dit een risico dat de maatschappelijke pluraliteit onvoldoende gearticuleerd wordt. Kan de participatieve democratie, en cocreatie als extreme vorm daarvan, uitkomst bieden voor de dalende legitimiteit van de representatieve democratie? Over deze vraag lopen de opvattingen uiteen, ook bij de sprekers van de NSOB leergang. Zo pleit Ringeling voor een verschuiving van de besluitvorming naar buiten de representatie. Aan de andere kant pleit Frissen juist voor een meer aristocratische, representatieve democratie en voor afstand tussen burger en bestuur. Participatie van burgers staat bij hem niet centraal. Cocreatie is een vorm van participatieve democratie. Wij houden echter geen pleidooi voor een pure participatieve democratie en de inzet van cocreatie in alle gevallen. We zijn juist op zoek naar complementariteit; naar hoe we de spanning tussen de twee vormen van democratie kunnen overstijgen. Daarnaast vinden we het van belang om ons steeds af te vragen wanneer een participatieproces zinvol is, en hoe dit dan in relatie staat met de representatieve democratie. Op deze twee punten – complementariteit van verschillende vormen van democratie en de vraag wanneer participatie zinvol is – gaan we in de volgende alinea’s dieper in. Bij het combineren van representatie en participatie zien we twee hoofdvormen2: • Starten van participatie en eindigen met representatie. • Starten met representatie en eindigen met participatie. De eerste vorm zien we regelmatig in de praktijk. In het eerste stadium krijgen burgers, maatschappelijke organisaties en/of bedrijven de gelegenheid om deel te nemen aan een interactief proces. De uitkomst daarvan ligt vervolgens voor bij College en Raad, en wordt in een deel van de gevallen ook nog via formele inspraak aan burgers voorgelegd. Bij ruimtelijke plannen komt dit veel voor, bijvoorbeeld door de juridische randvoorwaarden die vanuit de Wet ruimtelijke ordening aan bestemmingsplannen worden gesteld. In feite is het participatieve proces dan adviserend aan de representatieve besluitvorming. Bij de tweede vorm van combineren hebben de representatieve organen niet langer het laatste woord, maar het eerste woord. De politici en bestuurders formuleren het vraagstuk en de randvoorwaarden voor acceptabele oplossingen. Bij randvoorwaarden kan het gaan om de volgende eisen: inhoudelijke, procesmatige zoals spelregels en deelnemers, juridische, financiële, et cetera. Het gaat erom dat in de besluitvorming andere rationaliteiten in de

2 In de praktijk zijn -ook omdat beleid lang niet altijd de lijnen van de klassieke beleidscyclus volgt- heel goed mengvormen mogelijk waarbij participatieve en representatieve elementen elkaar afwisselen.

Page 14: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

14

besluitvorming dan de participatieve aan de voorkant worden geborgd. Vervolgens start het participatieve proces, waarbij de overheid eventueel het proces kan faciliteren. Achteraf toetsen de representatieve organen alleen of aan de vooraf gestelde inhoudelijke en procesmatige randvoorwaarden is voldaan. Als dat zo is, is het besluit rond. Bestuur en raad mogen niet op het eind nog amenderen. Deze vorm zijn we in onze praktijken nog niet tegengekomen. Het is een vorm van participatie die hoger op de participatieladder staat, omdat binnen de gestelde randvoorwaarden de burgers zelf de uitkomst bepalen. Politici en bestuurders stellen de burgers in staat om zelf belangenafwegingen te maken. Dit is de consequentie van echte cocreatie. Echter, de meeste politici willen zelf het laatste machtswoord hebben. Ons advies is om zowel tussen als binnen beleidsdossiers steeds bewuste afwegingen te maken tussen een participatief proces (met cocreatie als vergaande vorm) en beleidsvorming via de traditionele representatieve organen (bestuur en raad). De centrale vraag daarbij is waar de maatschappelijke differentie het meest bij gebaat is: hoe wordt de pluraliteit in de maatschappij het beste gearticuleerd? In een deel van de gevallen kan dat goed via de raad, die als verbinder naar de burger goed luistert en een stem geeft aan mogelijke meningen in de maatschappij. Consultatie is daarbij een optie. In een ander deel van de gevallen is participatie of zelfs cocreatie geschikter. In dat geval kunnen bestuurders en politici van te voren randvoorwaarden meegeven en vervolgens het proces faciliteren waar nodig, maar moeten ze vooral loslaten en overlaten.

2.4. Randvoorwaarden voor cocreatie

De randvoorwaarden voor cocreatie in het publieke domein bespreken we aan de hand van drie invalshoeken: • Burgers • Bestuurders en politici • Ambtenaren We geven een beeld van wat cocreatie betekent gezien vanuit elk van deze actoren, en van de succes- en risicofactoren. Cocreatie vraagt om een andere invulling van rollen dan bij de meer traditionele democratische verhoudingen. Rolveranderingen zijn vaak lastig, omdat (verwachtings)patronen moeten worden doorbroken. Aan het eind van het paper, bij de aanbevelingen voor bestuursadviseurs, gaan we dieper in op wat dit voor onze eigen praktijk betekent. Burgers en cocreatie Vanuit de burger zijn de volgende randvoorwaarden voor cocreatie van belang: • Open, transparante informatie. • Helderheid over de rol van de burger (verwachtingenmanagement). • Voldoende baten voor de burger. • Vermogen om mee te doen. • Recht om niet mee te doen. Openheid, transparantie en vertrouwen zijn belangrijk bij cocreatie. Het maximaal delen en openstellen van informatie is de norm. Vanuit web 2.0 is bekend dat wanneer wordt afgeweken van deze norm, de gebruiker vertrekt. Er moet ook juridisch gezien een omgeving worden gecreëerd om informatie openlijk te kunnen delen (Frissen et al, 2008; Lessig, 1999).

Page 15: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

15

Het is cruciaal dat de burger zich serieus genomen en rechtvaardig behandeld voelt. Vooraf moet helder zijn welke macht en invloed de burger krijgt: de gemeente moet duidelijk zijn in de rol die de burger krijgt, om welk onderwerp het gaat, hoe het participatieproces eruit ziet en wat er met de inbreng van burgers gebeurt. In de praktijk is het verwachtingenmanagement vaak onvoldoende. De gemeente wekt dan de indruk dat burgers mee kunnen praten over een te nemen besluit, maar legt de inbreng van burgers vervolgens zonder opgaaf van redenen naast zich neer. Dit is funest voor het vertrouwen in de overheid en daarmee een groot risico van onzorgvuldige participatietrajecten (Roosen en Schram, 2009; Nationale Ombudsman, 2009). De burger zal meerwaarde moeten zien in cocreatie om deel te nemen. De baten moeten hoog genoeg zijn. Het duidelijkste motief voor burgers om deel te nemen is hun persoonlijke situatie te verbeteren. Burgers zijn vooral geïnteresseerd in zaken die in hun directe leefwereld spelen. Ook al gaat participatie over zaken die zich in de directe leefwereld afspelen, en waarbij de burger dus een direct belang heeft, dan nog zijn op dit moment lang niet alle burgers voldoende geïnteresseerd om te participeren. Vooralsnog schatten veel burgers de kosten van participatie hoger in dan de baten. Dit komt mede omdat gemeenten participatie zien als 'speeltje' of als middel om draagvlak te verkrijgen voor een impliciet al vastgelegde koers. Als de inbreng van de burger echt meer bepalend is voor het uiteindelijke besluit, zal de aantrekkelijkheid om mee te doen groter zijn (Frissen et al, 2008; Roosen en Schram, 2009; In ’t Veld, 2009). De mogelijkheden voor burgerparticipatie hangen niet alleen af van de bereidheid van burgers, maar ook van hun vermogen om mee te doen. In het beleidsproces wordt veel jargon gebruikt. Van burgers wordt verwacht dat ze hiermee uit de voeten kunnen, en vaak ook dat ze binnen korte tijd hun inbreng leveren. Dat is in de praktijk slechts voor een deel van de burgers het geval. In het geval cocreatie ondersteund wordt met web 2.0 kan het onvermogen van burgers ook bestaan uit digitale ongeletterdheid. Tot slot heeft de burger zowel recht op activisme - bijvoorbeeld bij processen van cocreatie - als op onverschilligheid. In principe moet iedereen mee kunnen doen aan cocreatie, vanuit het idee van gelijke rechten in onze democratie. Echter, we zullen moeten accepteren dat een deel van de burgers daar geen behoefte aan heeft (Frissen, 2009). Gezien het voorgaande is een risico van cocreatie dat de groep van burgers die meedoet te beperkt is, omdat ze niet willen of kunnen meedoen. Te beperkt in die zin dat het proces van cocreatie onvoldoende recht doet aan de maatschappelijke pluraliteit. Dit leidt tot een onduidelijke of onevenredige behartiging van belangen. Ons eerste advies is in dit licht per geval een afweging te maken: is cocreatie zinvol en haalbaar, of doet traditionele representatie via de gemeenteraad meer recht aan verschillende interpretaties en meningen in de maatschappij. Met andere woorden: wie kan de maatschappelijk pluraliteit het beste articuleren: de groep burgers via een participatief proces of de bestaande democratische organen van representatie? Ons tweede advies is om als gemeente alleen aan cocreatie te beginnen als de vergaande rol van de burger ook daadwerkelijk waargemaakt kan maken. Liever geen participatietraject dan een onzorgvuldig participatietraject.

Page 16: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

16

Minneapolis Neighboorhood Revitalization Program Voorbeeld van cocreatie in het buitenland In de jaren ’90 is in Minneapolis een programma uitgevoerd voor het revitaliseren van buurten. Met een budget van 400 miljoen dollar over een periode van 20 jaar is dit wijkgerichte programma het grootste van alle steden in de Verenigde Staten. De beschrijving van dit voorbeeld is gebaseerd op Fung en Fagotto (2006). De case in steekwoorden • Macht, geld en verantwoordelijkheid bij de burger • Maatschappelijke organisaties als tussenschakel • Diversificatie van participatie met oog op representatie • ‘Accountable autonomy’ • Veranderde machtsstructuur oncomfortabel voor bestuurders • Planontwikkeling en uitvoering • Offline Burgers kregen veel mogelijkheden om deel te nemen aan de ‘coproductie van publieke diensten’. Ze deden mee in de planontwikkeling voor hun wijk (het identificeren van issues) en de uitvoering (in buurtcomités of zelf de handen uit de mouwen steken). De dialoog bij planontwikkeling stopte niet bij het uitwisselen van informatie en leren over elkaars belangen en behoeften. Echte dialoog betekent samen zoeken naar consensus, op basis van argumenten. Het programma had een decentrale opzet, waarbij bevoegdheden en verantwoordelijkheden werden gedelegeerd aan burgers. Tegelijk was er wel supervisie vanuit het centrale programmabureau. Fung omschrijft deze opzet als ‘accountable autonomy’. Maatschappelijke organisaties fungeerden als tussenschakel. Zij articuleerden de belangen vanuit de wijk en organiseerden dialoog. Ze tekenden hiervoor een ‘participatieovereenkomst’. Eén van de voorwaarden in de participatieovereenkomst was ‘diversificatie’ van participatie. Niet alleen de ‘buurtleiders’ en activistische burgers moesten worden betrokken, maar ook de mensen die meestal niet of nauwelijks kunnen of willen bijdragen. Doel hiervan is participatie meer representatief vorm te geven. Het programmabureau probeerde te borgen dat participatie eerlijk en inclusief vorm kreeg. In de praktijk van Minneapolis waren de witte huiseigenaren het meest actief, en huurders en minderheden minder. Huiseigenaren hebben als baat de toekomstige waarde van hun eigendom. Zij kwamen vaak naar vergaderingen. Om de geluiden van andere burgers mee te nemen werden onder andere enquêtes, deur-aan-deur gesprekken en focusgroepen georganiseerd. Sommige buurten reserveerden stoelen voor huurders en minderheden in comités, of werkten nauw samen met organisaties voor minderheden. Het is belangrijk om punten op de agenda te hebben die aansprekend zijn voor ‘onder-gerepresenteerde’ bewoners. Zij willen dan best ad hoc participeren. Echte cocreatie, zoals in Minneapolis, verandert de machtsstructuur in de stad. Burgers krijgen macht, geld en verantwoordelijkheid. Voor hen is dat een enorme stimulans om te participeren. De veranderde machtsstructuur kan oncomfortabel zijn voor bestuurders en politici. Ze kunnen zelf electoraal niet scoren met goede resultaten, want het zijn de burgers die de resultaten hebben geboekt. Bestuurders, raadsleden en cocreatie In het voorgaande hebben wij een aantal zaken aangegeven over de rol van bestuurders en politici bij cocreatie: • Bestuurders zouden, eventueel in samenspraak met de raad, per geval een afweging

moeten maken of cocreatie of een andere vorm van participatie door burgers een optie is.

Page 17: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

17

• Leidend in die afweging is op welke manier de articulatie van maatschappelijke pluraliteit het beste tot zijn recht komt. Het betrekken van de diversiteit aan meningen en kennis van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties draagt bij aan een betere besluitvorming, en dit kan in verschillende vormen.

• Goed verwachtingenmanagement vanuit bestuur richting burgers is cruciaal: vooraf duidelijk maken welke macht en invloed de burger krijgt. Ook bestuurders en politici moeten zich vervolgens aan de afspraken houden. Voorkom grote woorden over 'de burger centraal' en 'cocreatie' van bestuurders aan het begin van het proces en een kater voor de burger aan het eind.

• Bij cocreatie hebben bestuurders en politici een kaderstellende en faciliterende rol, maar verder moeten ze loslaten en overlaten. Aangezien de aantrekkelijkheid voor burgers toeneemt naarmate ze meer master of the game zijn (In 't Veld, 2009), geldt dat ook voor de (eind)fase van een proces waarin besluiten moeten worden genomen. Juist hier kan de spanning met de verticale traditie aan het licht komen.

Op dat laatste -loslaten en overlaten- gaan we dieper in, omdat dit een heel andere houding vraagt van bestuurders dan ze gewend zijn. Bestuurders zijn gewend om ambitie uit te stralen en doorzettingsvermogen. Ze willen graag zelf het laatste woord hebben. Bij cocreatie mag het bestuur de eigen inhoudelijke keuze niet voorop stellen, maar moet binnen de gestelde randvoorwaarden de uitkomsten van een participatief proces voorop stellen. Wat van belang is vanuit de rol van bestuurders en politici bij cocreatie: • onafhankelijkheid, faciliterende rol; • dienstbaar, dienend; • verschillende opvattingen uit de maatschappij een plek geven in het proces; • vooraf randvoorwaarden stellen om de andere rationaliteiten (juridisch, financieel, etcetera)

van besluitvorming dan de participatieve te borgen. Bestuurders en politici hebben veel macht vanuit hun positie. Bij cocreatie moeten zij de macht (meer) bij de burgers, bedrijven en maatschappelijke organisatie leggen, en deze macht vervolgens niet zelf willen terugpakken. Dit is een andere manier om tot besluiten te komen, die van bestuurders zelfbeheersing en matiging vraagt. In het geval van cocreatie scoren bestuurders niet met het opleggen van hun eigen inhoudelijke doelen. Ze scoren met zichtbaar luisteren, een bescheiden houding en een faciliterende rol. Het eigene van het bestuur is in dit geval dat zij ruimte bieden aan de articulatie van maatschappelijke pluraliteit in een participatief proces, binnen de randvoorwaarden die niet via participatie zelf geborgd kunnen worden. Ambtenaren en cocreatie In het verlengde van het voorgaande pleiten we voor ambtenaren die loyaal zijn aan de articulatie en representatie van verschillende opvattingen in de maatschappij. Dit betekent dat ambtenaren in hun advisering aan de bestuurder kwesties zichtbaar maken in al hun complexiteit. Hiermee zijn ambtenaren dienstbaar aan de burger, zonder te vervallen in 'u vraagt wij draaien'. Een ambtenaar die werkt vanuit het uitgangspunt van ‘articulatie van maatschappelijke pluraliteit’ werkt vanuit het besef dat er voor een maatschappelijk probleem meerdere oplossingen zijn, omdat er altijd sprake is van meerdere posities en belangen. De ambtenaar kan die duiden en beschikt over kennis uit verschillende bronnen, niet alleen van binnen de gemeentelijke organisatie, maar juist ook daarbuiten. Hij raadpleegt niet alleen de bekende en goed georganiseerde partijen, maar treedt buiten de geïnstitutionaliseerde paden. Hij activeert arena’s waar kennis van verschillende maatschappelijke actoren bijeen wordt gebracht. Zo legt hij verbindingen tussen verschillende experts en belangengroepen en weet waar de

Page 18: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

18

kenniscoalities zitten. De ambtenaar werkt niet alleen zelf op deze manier, maar zet ook de bestuurders aan om te investeren in goede probleemdefinities en het verkennen van verschillende meningen en overtuigingen (WRR, 2006). Gemeente Breda op weg naar een assertieve democratie (2) De gemeente Breda investeert actief in de ontwikkeling van ambtenaren bij de transformatie van een afhankelijke naar een assertieve democratie. De Academie Waarderend Vernieuwen verzorgt vaardigheidstrainingen aan ambtenaren en ook bestuurders, raadsleden en externe stakeholders op het gebied van de dialoog tussen gemeente en burgers. Om de gevestigde routines te doorbreken is een ‘interactieparagraaf’ standaard opgenomen in het format voor voordrachten aan het College en Raad van de gemeente Breda. Elke voordracht wordt hierop gescreend door een communicatieadviseur. De relatie met de burger is ook onderdeel van het jaargesprek met individuele beleidsmedewerkers. Voor de ambtenaar kan het lastig zijn om los te laten dat hij de enige expert is. Uitgangspunt van cocreatie is dat er vele bronnen van kennis zijn en dat verschillende opvattingen over hoe de werkelijkheid in elkaar zit legitiem zijn. De ambtenaar is dienstbaar aan die diversiteit van opvattingen, en zet niet zijn eigen kennis of opvatting voorop. Voor veel ambtenaren is echter hun eigen kennis een deel van hun identiteit en mede bepalend voor hun status. Bij cocreatie delen ambtenaren hun rol als adviseur van het bestuur en als expert met burgers. Daarnaast kunnen ambtenaren aanlopen tegen de gevestigde ambtelijke orde die de neiging heeft alleen te kijken naar de eigen taak en de bestaande procedures. Tot slot kan het lastig zijn dat de ambtenaar die de dialoog aangaat met burgers een rol pakt die tot nu tot in eerste instantie bij de bestuurder ligt. Ambtelijke gerichtheid op de burger vereist verschillende niveaus van vertrouwen: vertrouwen tussen bestuurder en ambtenaar, binnen de ambtelijke organisatie, en tussen ambtenaar en burger.

Page 19: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

19

3. Verbetering bestuurlijk stelsel van Amsterdam

De verbetering van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam is een lopend beleidsdossier dat hoog op de agenda staat van het College. Dit dossier is voor ons -zoals we in de inleiding uiteen hebben gezet- zowel een aanleiding als een mogelijk voertuig om de discussie over de verhouding tussen burger en bestuur te voeren. In dit hoofdstuk gaan we in op de volgende vragen: Op welke wijze is tot op heden vorm gegeven aan ‘de burger centraal’ bij de verbetering van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam? Hoe kan de gemeente hier in de toekomst mee omgaan? We starten met een analyse van de raadsvoordracht verbetering bestuurlijk stelsel, gerelateerde documenten en in het bijzonder de motie over burgerparticipatie (paragraaf 3.1.) In paragraaf 3.2. geven we een advies hoe Amsterdam hier binnen de huidige context verder op in kan spelen. 3.1. Verbetering bestuurlijk stelsel en ’de burger centraal’

Van initiatief stadsdeelvoorzitters, advies commissie Mertens tot uitvoering raadsvoordracht Op initiatief van de stadsdeelvoorzitters is in juni 2008 besloten de commissie Verbetering bestuur Amsterdam in te stellen. In opdracht van de burgemeester van Amsterdam en de voorzitter van het bestuurlijk overleg stadsdelen heeft de commissie onderzoek gedaan naar optimalisering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam. Voorzitter van deze commissie was Bert Mertens. De adviezen die de commissie in januari 2009 heeft uitgebracht betreffen op hoofdlijnen: de samenwerkingscultuur, de taakverdeling tussen centrale stad en stadsdelen, vermindering van het aantal stadsdelen van veertien naar zeven, de opdrachtrelaties, correctiemechanismen, het aantal volksvertegenwoordigers en bestuurders, de regionale context, en tot slot de implementatie en voortgang. Volgens de commissie Mertens gaat het bij bestuurlijke vernieuwing ook om de oervraag van de politiek: wie gaat over wat? Die discussie kan in Amsterdam aan vaart en diepgang winnen door het vooropstellen van het belang van stad en burger. Het College heeft op 17 februari 2009 in een voorlopig besluit een reactie gegeven op het advies en de daarin opgenomen conclusies en aanbevelingen. Vrijwel alle aanbevelingen uit het advies zijn door het College overgenomen. Dit voorlopig besluit is voor advies voorgelegd aan de stadsdelen, en voor consultatie aan de inwoners van Amsterdam en aan samenwerkingspartners. Op basis van de uitkomsten van dit geheel is het voorlopig besluit nader uitgewerkt tot een definitief standpunt van het College over de gewenste verbeteringen in het bestuurlijk stelsel. Deze is opgenomen in de raadsvoordracht van 10 juni 2009. De verbetering van het bestuurlijk stelsel richt zich op het leveren van goede prestaties voor burgers en ondernemers, door te werken vanuit de gemeente als geheel: één Amsterdam. Met het raadsbesluit van 10 juni 2009 is de implementatie van het Collegevoorstel gestart. Deze betreft op hoofdlijnen:

1. Schaalvergroting stadsdelen van 14 naar 7 (door de fusie per 1 mei 2010 van 11 stadsdelen tot 4) en concernontwikkeling: Eén Amsterdam. Na 1 mei 2010 ligt het accent op de continuïteit in de concernontwikkeling voor de zeven stadsdelen (convergentieagenda). De convergentie betreft bedrijfsvoering, organisatieontwikkeling, dienstverlening, strategische visie.

Page 20: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

20

2. Beleidsontwikkelingen zoals:

• De heroverweging van taken en bevoegdheden bij een aantal beleidsdossiers: WMO, Jeugdgezondheidszorg & Ouder Kind Centra, inburgering en re-integratie, onderwijs en handhaven wonen, schuldhulpverlening, omgevingsdienst, hoofdnetten auto en fiets, en economie.

• Onderzoek naar de centrale diensten in het nieuwe bestuurlijk stelsel, waaronder het stroomlijnen van opdrachtrelaties.

• Visie op dienstverlening. • Voorstellen voor de vermindering van bestuurlijke drukte. • Voorstellen voor verbetering van de ambtelijke en bestuurlijke

samenwerkingscultuur en een bestuurlijke code. • Bouwstenen voor een strategische visie van stad en stadsdelen (met als

onderdeel daarvan een visie op de positie van Amsterdam in de regio, en wat dit voor regionale taken betekent).

3. De uitvoering van moties en toezeggingen bij het raadsbesluit van 10 juni 2009 zoals:

verbetering opdrachtrelaties diensten en stadsdelen, en een gezamenlijke visie van stad en stadsdelen op buurtgericht werken en burgerparticipatie.

Analyse raadsvoordracht en gerelateerde trajecten We hebben de raadsvoordracht en gerelateerde documenten geanalyseerd op welke manier invulling is gegeven aan het advies van Mertens om het belang van de burger voorop te stellen. De vraag die we daarmee willen beantwoorden is: Op welke wijze is tot op heden vorm gegeven aan ‘de burger centraal’ bij de verbetering van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam? Deze analyse leverde het volgende op: • Het uitgangspunt één Amsterdam betekent dat het handelen van de gemeente als geheel

gericht moet zijn op het leveren van goede prestaties voor burgers en ondernemers. • Bij de heroverweging van taken en bevoegdheden tussen centrale stad en stadsdelen

staan voor het College de inhoud van elk dossier en het belang van de burger centraal. Dit laatste heeft niet zozeer betrekking op de participatie van burgers bij de totstandkoming van beleid, als wel op het uitgangspunt dat de verdeling van taken en bevoegdheden zo moet plaatsvinden dat deze zo goed mogelijk aansluit bij de behoeften van burgers.

• In het kader van buurtgericht werken en burgerparticipatie wil het College voorzieningen voor het directe contact met de burger verder versterken. Partners in het maatschappelijk veld moeten bepalend zijn voor de resultaten van de uitvoering van het beleid. Daarbij moet er ruimte geboden worden voor initiatief en eigen verantwoordelijkheid op een schaal waarop de burger bestuurlijke verantwoordelijkheden kan herkennen, bereiken en beïnvloeden. Stadsdelen zullen de regie nemen bij de uitwerking van buurtgericht werken en burgerparticipatie. Het College heeft hierin een aanjaagfunctie; het aanreiken van nieuwe incentives, faciliteiten en instrumenten.

• De samenwerkingscultuur moet zich richten op het maken van verbinding op de inhoud. De ambitie is onder meer de buitenwereld naar binnen te halen via meer interactie met burgers, ondernemers en maatschappelijke organisaties en te toetsen wat zij van de bestuurlijke praktijk vinden.

Woordwolk

Page 21: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

21

Om letterlijk een beeld te geven hoe deze passages gericht op burgers zich verhouden tot de teksten over de uitvoering van de raadsvoordracht tot nu toe hebben we een zogeheten woordwolk gemaakt. Deze is samengesteld op basis van alle in de literatuurlijst genoemde documenten die gaan over de verbetering van het Amsterdamse bestuurlijk stelsel. Een woordwolk is een visuele weergave van de woorden die op een website of in een document worden gebruikt. Woorden die vaker gebruikt worden, worden bijvoorbeeld groter afgebeeld of op een andere wijze benadrukt.

Figuur 2 Woordwolk versterking bestuurlijk stelsel De woordwolk geeft niet de indruk dat de burger centraal staat (zie bijlage A voor een vergrote versie van de woordwolk). Johan Boomgaardt (gedelegeerd opdrachtgever Verbetering bestuurlijk stelsel) onderschrijft dit beeld. De trajecten verbetering bestuurlijk stelsel die na juni 2009 zijn gestart zijn tot zo ver voornamelijk intern gericht. De fusie van stadsdelen is een massief intern traject, dat binnen een periode van elf maanden tot stand wordt gebracht. Het is logisch dat deze operatie veel aandacht vraagt. Niettemin bevestigt deze vooralsnog interne oriëntatie voor ons het risico van staartbijten. ‘De burger centraal’ – in de zin van democratische verhoudingen - lijkt nog niet verder te zijn gekomen dan een uitgangspunt op bovengenoemde onderdelen uit de raadsvoordracht. Wij sluiten niet uit dat ambtelijk en bestuurlijk wel is geredeneerd naar dit uitgangspunt. Wij kunnen deze redeneringen echter nog niet herkennen in teksten over de uitvoering tot dit moment. Motie buurtgericht werken en burgerparticipatie De gemeenteraad van Amsterdam signaleerde dit risico van staartbijten bij de behandeling van de raadsvoordracht verbetering bestuurlijk stelsel. In motie nr. 330 van de raadsleden Van Doorninck en Van der Garde vraagt de raad om: • een gezamenlijke visie van het College en stadsdeelbestuurders op de voorwaarden voor

borging van burgerparticipatie. • ruime mogelijkheden te blijven bieden voor inspraak van burgers, onder meer door

wijkgericht werken. Naar aanleiding van deze motie heeft het College met het ambtelijk apparaat het traject burgerparticipatie en buurtgericht werken ingezet binnen het kader van de verbetering van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam. Stadsdelen en de centrale stad hebben inmiddels uitgangspunten opgesteld. Daarbij worden twee vormen van burgerparticipatie onderscheiden:

Page 22: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

22

• Sociale participatie waarbij bewoners, ondernemers en partners zelf verantwoordelijkheid nemen voor de kwaliteit van (sociaal) leven en leefomgeving, vooral in hun buurt.

• Politieke participatie waarbij bewoners serieuze gesprekspartner zijn bij het initiëren, ontwikkelen en uitvoeren van beleid. Zij hebben een heldere, waar te maken plek op de participatieladder van zeggenschap en verantwoordelijkheid.

Het vervolg richt zich op een ‘evolutionaire’ aanpak, op basis waarvan de nieuwe bestuurders per stadsdeel samen met de bewoners verder kunnen werken aan de invulling van buurtgericht werken en burgerparticipatie. In het vervolgtraject worden de volgende activiteiten uitgevoerd: • Verbindingen leggen met alle organisatieonderdelen waar buurtgericht werken en

burgerparticipatie van betekenis kunnen zijn. • Een bestuurlijk kennisatelier buurtgericht werken en burgerparticipatie met experts,

ambtelijke deskundigen en raadsleden. • Borging in de organisatie (organisatiestructuur, werkwijzen, toolkit). Kanttekeningen In de verbetering van het bestuurlijk stelsel zien we ambities geformuleerd om de burger centraal te stellen en de buitenwereld naar binnen te halen. Bij burgerparticipatie is het uitgangspunt dat bewoners serieuze gesprekspartner zijn bij het initiëren, ontwikkelen en uitvoeren van beleid en dat er helder verwachtingenmanagement is richting burgers over hun rol en invloed. Wij plaatsen hierbij wel een aantal kritische kanttekeningen: • Ten eerste blijft het vooral bij ambities en uitgangspunten en is nog weinig concreet handen

en voeten gegeven aan ‘de burger centraal’ - in de zin van democratische verhoudingen - bij de verbetering van het bestuurlijk stelsel.

• Ten tweede speelt de discussie over de verhouding met de burgers een marginale rol in relatie tot het totale pakket van verbetering van het bestuurlijk stelsel, terwijl deze verbetering een goed voertuig is om die discussie wel te voeren.

• Ten derde legt het College burgerparticipatie vooral bij de stadsdelen neer, in relatie tot buurgericht werken. Dat is een logische stap, omdat burgers vooral aansluiting willen op zaken die hun leefwereld raken (zo blijkt ook uit de straatinterviews). Aan de andere kant ontslaat dit het centrale stadsbestuur niet om ook zelf de noodzaak en mogelijkheden voor burgerparticipatie in overweging te nemen.

• Ten vierde is het opvallend dat het traject burgerparticipatie is ingezet naar aanleiding van een motie uit de Raad en niet vanuit het College zelf.

3.2. Advies voor de korte termijn

De verbetering van het bestuurlijk stelsel is inmiddels vergevorderd. De fusie van de stadsdelen is op 1 mei 2010 een feit. Wij raden aan om in het vervolgtraject van de verbetering van het stelsel burgerparticipatie en ‘de burger centraal’ meer inhoud te geven door: • Bewuster stil te staan bij de vraag hoe op concrete dossiers de maatschappelijke pluraliteit

het best kan worden gearticuleerd. • Explicieter stil te staan bij het risico van staartbijten. Dit geldt voor de stadsdelen, maar ook voor het centrale gemeentebestuur. Stadsdelen zijn verantwoordelijk voor burgerparticipatie bij onderwerpen op stadsdeelniveau. De centrale stad heeft deze verantwoordelijkheid voor thema’s op stedelijk niveau. Burgerparticipatie is niet

Page 23: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

23

alleen gekoppeld aan buurtgericht werken; de participatieve democratie speelt ook een rol bij andere beleidsterreinen en schaalniveaus3. Voor een fundamenteel debat over de verhouding tussen bestuur en burger lijkt het momentum van de verbetering van bestuurlijk stelsel voorbij. Wij pleiten daarom voor een pragmatische oplossing -aansluitend op de evolutionaire aanpak van het traject burgerparticipatie -maar wel op hoog bestuurlijk niveau in de context van het bestuurlijk stelsel. Ons concrete voorstel is om de invulling van burgerparticipatie op de agenda te zetten van het structurele overleg tussen de burgemeester van Amsterdam en de stadsdeelvoorzitters en van het bestuurlijk team bestuursakkoord. Dit zijn de overleggen waarop zaken rond het bestuurlijk stelsel op bestuurlijk niveau worden besproken. In die overleggen zouden de bestuurders elkaar op een positief opbouwende manier, maar tegelijk kritisch, moeten bevragen op hoe zij in de concrete praktijk invulling geven aan het organiseren van de interactie met burgers, hoe ze recht doen aan de maatschappelijke pluraliteit en welke maatregelen worden genomen om de kans en de impact van het risico van staartbijten te verminderen. Lastige punten en dilemma’s horen daarbij op tafel te komen; mooie woorden en uitgangspunten alleen zijn niet genoeg en vragen om doorvragen. Bovenstaande punten zijn onze aanbevelingen voor de korte termijn specifiek voor het Amsterdamse beleidsdossier ‘verbetering bestuurlijk stelsel’. In meer algemene zin zijn er ook conclusies te trekken en aanbevelingen te formuleren om vergaande vormen van ‘de burger centraal’ in te zetten om de democratische relatie tussen overheid en burger te versterken. Om zoals het Programakkoord Amsterdam 2010-2014 aangeeft, coalities te sluiten met bewoners, bedrijven en maatschappelijke organisaties; Amsterdammers te betrekken en bereiken. Daarover gaat het laatste hoofdstuk. Daarbij gaan we ook expliciet in op de positie van de bestuursadviseur.

3 Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het proces rond de Structuurvisie 2040 (www.binnen30minuten.nl). In dit proces zijn bewoners van Amsterdam gevraagd om in drie rondes mee te denken over de toekomst van Amsterdam.

Page 24: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

24

4. Conclusies en aanbevelingen

In dit hoofdstuk staan de conclusies en aanbevelingen langs de lijnen van de deelvragen die we in de inleiding hebben gesteld. Samen vormen ze het antwoord op de vraag hoe de gemeente Amsterdam de relatie tussen bestuur en burger kan versterken. 1. Wat verstaan we onder ‘de burger centraal’ en cocreatie? 2. Op welke wijze is tot op heden vorm gegeven aan ‘de burger centraal’ bij de verbetering

van het bestuurlijk stelsel van Amsterdam? Hoe kan de gemeente hier in de toekomst mee omgaan?

3. Wat zijn praktische aanbevelingen voor bestuursadviseurs om te anticiperen op de kansen en risico's van vergaande vormen van burgerparticipatie?

4.1. Over vergaande vormen van ’de burger centraal’

‘Hype’ het woord cocreatie niet, maar definieer het in het publieke domein als een vergaande vorm van burgerparticipatie en doordenk de betekenis ervan voor je het woord gebruikt. Cocreatie in het publieke domein is een vorm van interactie met burgers, maatschappelijke organisaties en bedrijven die overeenkomt met coproduceren en in een meer uiterste vorm bij meebeslissen. Burgers creëren daarbij met elkaar publieke waarden of leveren daar in elk geval een grote bijdrage aan. Overheden laten daarbij veel ruimte aan burgers. Ze stellen zich eerder faciliterend dan sturend op. Zorgvuldige afwegingen tussen en combinaties van representatie en participatie Wij erkennen dat participatieve processen vaak plaatsvinden in combinatie met representatieve democratie, en pleiten voor complementariteit. Ons advies is om per geval een bewuste afweging te maken tussen een participatief proces (met cocreatie als vergaande vorm) en besluitvorming via de traditionele representatieve organen (bestuur en raad). ‘De burger centraal’ in democratische verhoudingen ingevuld als articulatie van maatschappelijk pluraliteit Bij de afweging tussen representatie en participatie is de centrale vraag waar de maatschappelijke differentie het meest bij gebaat is: hoe wordt de pluraliteit in de maatschappij het beste gearticuleerd? In een deel van de gevallen kan dat goed via de Raad, die als verbinder naar de burger goed luistert en een stem geeft aan mogelijke meningen in de maatschappij. In een ander deel van de gevallen zijn vergaande vormen van burgerparticipatie geschikter. In dat geval kunnen bestuurders en politici van te voren randvoorwaarden meegeven en vervolgens het proces faciliteren waar nodig, maar moeten ze vooral loslaten en overlaten. Baten voor burgers inschatten en helder verwachtingenmanagement De inschatting van bereidheid en vermogen van burgers om mee te doen speelt een belangrijke rol in de afweging voor de inzet van burgerparticipatie. Doet de groep burgers die naar verwachting mee zal doen voldoende recht aan de maatschappelijke pluraliteit, in de zin van kennis en meningen? Als vervolgens voor participatie of zelfs voor cocreatie wordt gekozen, is het voor burgers van belang dat hun rol duidelijk is en welke invloed ze hebben op het eindresultaat. Deze verwachtingen moeten vervolgens ook waar worden gemaakt. Dit betekent voor bestuur en raad dat ze zich zelf houden aan gemaakte afspraken.

Page 25: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

25

Bestuurders scoren met zichtbaar luisteren Bij cocreatie hebben bestuurders en politici een faciliterende en dienende rol. Als zij van te voren zeggen dat de burgers het resultaat bepalen -binnen gestelde randvoorwaarden om andere rationaliteiten van besluitvorming dan de participatieve te borgen- dan zullen bestuur en raad vrede moeten hebben met de uitkomsten vanuit cocreatie en niet alsnog zelf het laatste woord willen hebben. Ambtenaren maken meervoudigheid zichtbaar Cocreatie vraagt om ambtenaren die dienstbaar zijn aan de burger zonder te vervallen in 'u vraagt wij draaien'. Zij moeten maatschappelijke kwesties zichtbaar maken in al hun complexiteit, waarbij ze rechtdoen aan verschillende posities, belangen en bronnen van kennis. 4.2. Over de verbetering van het Amsterdams bestuurlijk stelsel

Ambities en uitgangspunten betekenis geven In de verbetering van het bestuurlijk stelsel zien we ambities en uitgangspunten geformuleerd om de burger centraal te stellen, de buitenwereld naar binnen te halen. Die ambities en uitgangspunten zijn mooi geformuleerd, maar krijgen tot nu toe vooral zonder burgers invulling in de gemeentelijke praktijk. Tot nu toe blijft het vooral bij politiek-bestuurlijk goed klinkende terminologie en is de versterking van het bestuurlijk stelsel grotendeels intern gericht. Burgerparticipatie bij de twee bestuurslagen in Amsterdam In de verbetering van het bestuurlijk stelsel wordt de uitwerking van burgerparticipatie vooral bij de stadsdelen belegd, in relatie tot buurtgericht werken. Dat is logisch, omdat burgers vooral aansluiting willen op zaken die hun leefwereld raken. Aan de andere ontslaat dit het centrale stadsbestuur niet om ook zelf te noodzaak en mogelijkheden voor burgerparticipatie in te zien en te benutten. Het centrale stadsbestuur dient ook de discussie hierover te entameren. Elkaar bevragen en doorvragen in bestuurlijke overleggen Ons concrete voorstel is om op de korte termijn de invulling van burgerparticipatie hoog op de agenda te zetten van het burgemeester-voorzittersoverleg en het bestuurlijk team bestuursakkoord. In die overleggen zouden de bestuurders elkaar op een positief opbouwende manier, maar tegelijk kritisch, moeten bevragen op hoe zij in de concrete praktijk invulling geven aan het organiseren van de interactie met burgers, hoe ze recht doen aan de maatschappelijke pluraliteit en welke maatregelen worden genomen om de kans en de impact van het risico van staartbijten te verminderen. 4.3. Over de rol van bestuursadviseurs

De aanbevelingen voor onze eigen praktijk als bestuursadviseur formuleren we in termen van een rolverandering (zie tabel 1). Daarmee willen we niet stellen dat alle bestuursadviseurs momenteel werken conform de linkerkolom. We willen er wel een gewenste beweging bij bestuursadviseurs mee aanduiden die aansluit bij het betoog in dit paper.

Page 26: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

26

Van bestuursadviseurs die…

Naar bestuursadviseurs die…

…meedenken in het dominante perspectief van de bestuurder

…de bestuurders laten luisteren naar verschillende ideeën van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties

…goed klinkende termen communiceren (burger centraal, cocreatie) die feitelijk niet waargemaakt kunnen worden

…waken voor holle woorden, zorgen voor goede afweging in niveau van participatie, en zorgen voor goed verwachtingenmanagement naar burgers

…laten gebeuren dat een bestuurder afwijkt van toezeggingen aan burgers, met als doel te controleren en te scoren op de eigen mening

…de bestuurder in zijn afgesproken bescheiden rol houden van randvoorwaarden scheppen, loslaten, faciliteren en luisteren en hem daarmee laten scoren

…opgeslokt worden door interne drukte …tijd vrijmaken om de buitenwereld binnen te halen Tabel 1: Rolverandering van bestuursadviseurs De rolverandering sluit aan bij de reeds ingezette verandering sinds 2007 van de dagelijkse ondersteuning van het bestuur (betrokken, meedenkende rol) naar strategische advisering (onafhankelijk, kritisch-reflectieve rol). De rolverandering die wij bepleiten is een specificatie in het licht van het ‘articuleren van maatschappelijke pluraliteit’ ten behoeve van de kwaliteit van besluitvorming. De rolverandering is in abstracte termen geduid, maar moet in de praktijk vorm krijgen. Dit is een spanningsvolle praktijk, want het feitelijk gedrag van de adviseur is sterk afhankelijk van verwachtingen van anderen en ingesleten patronen. Het doorbreken daarvan is lastig en stelt de bestuursadviseur voor dilemma’s. Zo zal een bestuurder die zelf al de tunnel is ingedoken van zijn eigen perspectief en politieke ambities het niet prettig vinden als zijn bestuursadviseur hem adviseert te gaan luisteren naar geluiden uit de maatschappij. Daarnaast past het communiceren van goed klinkende termen bij de politieke rationaliteit en zal de bestuurders het niet prettig vinden als de bestuursadviseur hem bewust wil maken van de volle consequenties van mooie woorden. De bestuursadviseur moet dus vaak een lastige boodschap brengen en de bestuurder in sommige gevallen op een heel andere manier laten scoren dan hij gewend is en verwacht. Dat is een lastige opdracht. Een mogelijke strategie kan die van de gemeente Breda zijn: een verplichte paragraaf over ‘interactie’ in de voordrachten aan College en Raad opnemen. Maar ook in dat geval kom je vaak een heel eind met mooie worden en kan zo’n paragraaf meer doel dan middel worden. De praktijk is weerbarstig. In het ambtelijk apparaat zitten zelf ook ingesleten patronen. Agenda’s van bestuursadviseurs lopen snel vol met interne ambtelijke overleggen en contacten met bestuurders. Dat doorbreken om meer ‘van buiten naar binnen’ te denken vraagt om het doorbreken van routines. Reacties die de bestuursadviseur kan verwachten zijn: voorbijgaand, modern gedoe; het gaat nu toch ook goed en wie vraagt erom? Een strategie om hiermee om te gaan is dat een bestuursadviseur nieuwe, succesvolle verhalen vertelt waarin de burger aantoonbaar centraler staat. Een andere strategie kan zijn om specialisatie toe te laten; een deel van de bestuursadviseurs heeft als taak om een deel van de week signalen van buiten naar binnen te brengen. Maar dat heeft weer als risico dat de signalen geen plek krijgen in de bestuuradvisering van de collega’s die dagelijks bij de bestuurders aan tafel zitten. Kortom, een makkelijke weg is er niet, de noodzaak wel.

Page 27: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

27

Literatuur en interviews

Literatuur Algemeen • Cohen, J. (2009). Wij noemen het een assertieve democratie. Burgerparticipatie is vooral een

kwestie van doen. Re.Public 42, 23 oktober 2009. • Frissen, V. et al. (2008). Naar een 'User Generated State'? - De impact van nieuwe media

voor overheid en openbaar bestuur. TNO-rapport in opdracht van het Ministerie van BZK. • Frissen, P.H.A. (2009). Gevaar verplicht; over de noodzaak van aristocratische politiek. Van

Gennep, Amsterdam. • Gemeente Amsterdam (2010). Kiezen voor de stad. Programakkoord Amsterdam 2010-2014. • Van der Heijden, J.; Van der Mark, L., Merresonne, A. & Van Zuylen, J. (2007). Help! Een

burgerinitiatief. Nederland: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. In Axis. • In ‘t Veld, R. (2009). Een gesprek over democratisering van de representatie. Interview met

Roel in ‘t Veld. http://parrhesia.info. 21 oktober 2009. • Lessig, L. (1999). Code. • Nationale Ombudsman (2009). We gooien het de inspraak in; een onderzoek naar de

uitgangspunten van behoorlijke burgerparticipatie. 2009/180. • Prahalad, C.K. & Ramaswamy, V. (2004). De toekomst van concurrentie. Waarde creëren

samen met de klant. Uitgeverij Business Contact, Amsterdam/Antwerpen • Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (2009). De wijk nemen: Een subtiel samenspel

van burgers, maatschappelijke organisaties en overheid. Uitgeverij SWP, Amsterdam • Roosen, M. en Schram, M. (2009). Cocreatie: Iets voor de overheid?

http://www.ambtenaar20.nl/?p=1197 22 maart 2009. • Van der Heijden, J. (2009). Democratisering door innovatie; een gesprek over

democratisering zonder parlement. http://parrhesia.info. 21 oktober 2009 • Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (2006). Lerende overheid: Een pleidooi

voor probleemgerichte politiek. WRR-Rapport nr. 75. Amsterdam University Press, Amsterdam.

• Zuurmond, A., Mulder, B. & Bullinga, B. (2005). De overheid als Infrastructuur: essay ten behoeve van BZK, DIIOS.

• www.burgerlink.nl • www.binnen30minuten.nl Cases in de kaders • Fung, A. and Fagotto, E. (2006). Empowered participation in urban governance: the

Minneapolis Neighborhood Revitalization Program. In: International Journal of Urban and Regional Research 30(3) 638-655

• www.breda-morgen.nl • www.deamstelverandert.nl Literatuur Bestuurlijk stelsel Amsterdam • Gemeente Amsterdam (2008). Amsterdam Uitvoeringsprogramma Voor de Wijkaanpak 2008-

2009: Werk in uitvoering. • Commissie Mertens (2009). Rapportage Commissie Verbetering Bestuur Amsterdam. 16

januari 2009. • Gemeenteblad afdeling 3A, nr. 116/292 (2009). Vaststelling van verbeteringen van het

bestuurlijk stelsel en wijziging van de Verordening op de stadsdelen. Raadsbesluit. Vergaderdatum 10 juni 2009. Publicatiedatum 19 juni 2009.

Page 28: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

28

• Gemeenteblad afdeling 1, nr. 330 (2009). Motie van de raadsleden mevrouw Van Doorninck en mevrouw Van der Garde inzake verbeteringen in het bestuurlijk stelsel (burgerparticipatie). Publicatiedatum 26 juni 2009.

• Gemeenteblad afdeling 1, nr. 292 (2009). Nota Amsterdams bestuur anno 2010. Bijlage 1 bij raadsvoordracht ‘Vaststellen verbeteringen bestuurlijk stelsel en wijziging van de Verordening op de stadsdelen’, geagendeerd voor gemeenteraad 20 mei 2009.

• 1e Voortgangsrapportage verbeteringen bestuurlijk stelsel en basisrapportage conform Regeling Risicovolle Projecten voor het project samenvoegen stadsdeelorganisaties, geagendeerd voor de raadscommissie Algemene Zaken van 3 januari 2009.

• Voortgangsbrief aan de raadscommissie Algemene Zaken, 12 januari 2010. geagendeerd voor de commissievergadering van 28 januari 2010.

Geïnterviewde personen • Sander Meijer, programmamanager Amsteloever bij stadsdeel Oost-Watergraafsmeer,

Gemeente Amsterdam en Doede Bardok programmamedewerker. • Mieke van Heesewijk, adviseur e-participatie bij het programma Burgerlink van Binnenlandse

Zaken en Matt Polmans directeur Burgerlink. • Valerie Frissen, bijzonder hoogleraar ICT en sociale verandering Erasmus Universiteit. • Lejla Kalkan, contactpersoon Amsterdam 2015, adviseur directie Bestuur en

Managementondersteuning, Bestuursdienst Amsterdam. • Karin Neijenhuis, communicatieadviseur gemeente Breda. • Willem Kap, Ontwikkelingsbedrijf Gemeente Amsterdam, deelnemer NSOB

managementleergang gemeente Amsterdam.

Page 29: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

Bijlage A: Woordwolk Versterking Bestuurlijk Stelsel Hiernaast is een zogenoemde woordwolk opgenomen die is samengesteld op basis van alle in de literatuurlijst genoemde documenten die gaan over de versterking van het Amsterdamse bestuurlijk stelsel. Een woordwolk (of tag cloud of word cloud) is een visuele weergave van de woorden die op een website of in een document worden gebruikt. Woorden die vaker gebruikt worden, worden bijvoorbeeld groter afgebeeld of op een andere wijze benadrukt. Uit de Wordle blijkt dat 'woordelijk' de burger allesbehalve centraal staat.

Page 30: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

Bijlage B: Onze eigen ervaringen met cocreatie en burgerparticipatie Onder het mom practice what you preach hebben de auteurs in de periode januari 2010 - maart 2010 zelf enkele kleine experimenten gedaan met Web 2.0 toepassingen. Dit om • zelf te ervaren hoe het voelt om Web 2.0 platforms te gebruiken voor de interne

samenwerking • zelf te ervaren hoe het voelt om in sociale netwerken met bekenden en onbekenden actief te

zijn. • proberen wisdom of the crowd te vinden en te benutten om de kwaliteit van dit onderzoek te

verbeteren. Bij het opstellen van het eindrapport is binnen het Syndicaat intensief gebruikt gemaakt van Googledocs. Dit is een gratis dienst waarbij je online documenten, spreadsheets en presentaties kunt maken. Het grote voordeel is dat je met meerdere personen tegelijk aan een bestand kunt werken. Daarnaast is gebruik gemaakt van Mindmeister, een gratis online mindmap-applicatie waarbij meerdere personen onafhankelijk van tijd en plaats kunnen brainstormen. Tenslotte is het (besloten) sociale netwerk van de NSOB-leergang benut (http://nsobstratgeischeadvisering.ning.com). Daarnaast zijn de volgende experimenten uitgevoerd: • Het starten van twee discussies op het Linkedin Forum Burgerlink - eParticipatie • Het plaatsen van een vraag en een stelling op de NING-site van onze NSOB-leergang

(http://nsobstrategischeadvisering.ning.com); • Het plaatsen van een vraag en een stelling op de site Ambtenaar 2.0

(http://www.ambtenaar20.nl) • Het posten van 2 zogenaamde tweets (via Twitter en Linkedin) met de vraag om best

practices respectievelijk worst practices van cocreatie aan te dragen; • Het bevragen van 15 Amsterdammers op straat Hierna zijn enkele screenshots opgenomen van de gevoerde discussies op een aantal Web 2.0-platformen.

Page 31: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

Page 32: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

Page 33: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

Page 34: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel

Page 35: Bestuur en burger: over 'de burger centraal' en cocreatie in relatie tot de verbetering van het bestuurlijk stelsel in Amsterdam

Van een beter bestuurlijk naar een meer democratisch stelsel