Bestedingsmogelijkheden bij het scheiden van wonen en zorg
of 34
/34
Embed Size (px)
Transcript of Bestedingsmogelijkheden bij het scheiden van wonen en zorg
TITELde bestedingsmogelijkheden van ouderen
Nibud, april 2012
de bestedingsmogelijkheden van ouderen
Nibud, april 2012
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Unie KBO
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 2
Samenvatting
In dit rapport is gekeken naar de bestedingsmogelijkheden van ouderen die te maken
krijgen met het scheiden van wonen en zorg. Hiervoor is voor een aantal
voorbeeldsituaties de inkomsten en uitgaven in kaart gebracht. Het uitgangspunt hierbij
vormen de minimum-voorbeeldbegrotingen die het Nibud elk jaar opstelt.
Om inzichtelijk te krijgen hoe het budget eruit ziet van ouderen met een laag inkomen,
zijn in dit rapport twee voorbeeldsituaties uitgewerkt voor wat betreft inkomen. In eerste
instantie de situatie dat er enkel een AOW-uitkering is en in tweede instantie de situatie
dat er naast de AOW-uitkering een klein aanvullend pensioen is van 2.500 euro bruto
per jaar. In 2008 had 27 procent van de ouderen enkel een AOW -uitkering en 16
procent een aanvullend pensioen tot netto 2.400 euro per jaar1. In de voorbeelden is
uitgegaan van een volledige AOW-uitkering en de situatie dat er geen vermogen is.
We gaan ervan uit dat men gebruik maakt van alle vormen van inkomensondersteuning
waar men recht op heeft.
In de minimum-voorbeeldbegrotingen zijn voor alle noodzakelijk uitgaven zeer minimale
bedragen opgenomen. Zorgbehoevende ouderen zullen gemiddeld genomen voor een
aantal uitgavenposten waarschijnlijk hogere persoonlijk onvermijdbare uitgaven hebben.
Dit resulteert in een krapper budget dan voor niet-zorgbehoevende ouderen.
Ouderen die in een instelling verblijven hebben daarnaast nog bijkomende kosten,
bijvoorbeeld eigen bijdragen in verband met bewassing en begeleiding. Deze mensen
betalen geen huur of energie, maar wel een eigen bijdrage.
Bij de scheiding van wonen en zorg, moet men wel huur gaan betalen en in ruil
daarvoor gaat de eigen bijdrage naar beneden.
Uit de begrotingen in dit rapport blijkt dat bij het scheiden van wonen en zorg de
bestedingsruimte, na invulling van de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket,
inclusief hogere kosten in verband met zorg, voor de uitgaven van het restpakket fors
minder is dan bij de combinatie van wonen en zorg. (Echt)paren met alleen een AOW-
uitkering komen vanaf ZZP 3 elke maand tekort (zie tabel 1).
Tabel 1: Beschikbaar voor het restpakket bij scheiden wonen en zorg 1 “Drie kwart AOW’ers heeft aanvullend pensioen”, CBS, Webmagazine 20 januari 2010.
3 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Wonen en zorg Scheiden wonen en zorg (ZZP 2)
Scheiden wonen en zorg (ZZP 3&6)
Alleenstaand, AOW 195 116 50
Alleenstaande, AOW + €2.500 361 236 170
(Echt)paar, AOW 379 88 -50
(Echt)paar, AOW + € 2.500 545 204 66
Een belangrijke oorzaak voor dit tekort is dat een alleenstaande meer
bestedingsmogelijkheden heeft dan een (echt)paar met eenzelfde inkomen. De AOW-
uitkering van een alleenstaande is relatief hoger (70 procent van het minimumloon) dan
van een (echt)paar (twee keer 50 procent van het minimumloon) en de schaalvoordelen
van twee personen wegen hier niet niet tegen op.
Een andere oorzaak voor het tekort zijn de hoge waskosten die zijn doorgerekend in de
begrotingen. Daarnaast is er gerekend met een eigen bijdrage die gelijk is aan de
huidige eigen bijdrage Wmo. Als er een hogere eigen bijdrage voor zorg in rekening
wordt gebracht, dan resteert er al snel een negatief saldo. Zo leidt een eigen bijdrage
ter hoogte van de huidige lage eigen bijdrage AWBZ tot een negatief saldo voor alle
voorbeeldsituaties behalve een alleenstaande met een aanvullend pensioen.
Naast de uitgaven uit het basispakket zijn er ook een aantal uitgaven gespecificeerd in
verband met sociale participatie. Ouderen met een zorgbehoefte zullen hiervoor
waarschijnlijk meer kwijt zijn dan een standaard huishouden, bijvoorbeeld in verband
met extra kosten in verband met begeleiding. Deze kosten zullen daarom ook
samenhangen met de zorgbehoefte. Afhankelijk van de zorgbehoefte die in dit rapport
voor drie verschillende zorgzwaartepakketten is uitgewerkt, zijn de uitgaven uit het
restpakket in meer of mindere mate betaalbaar (zie tabel 2). In de meeste gevallen zijn
naast de uitgaven uit het basispakket lang niet alle uitgaven uit het restpakket
betaalbaar.
Tabel 2: Beschikbaar na het basis- en restpakket bij scheiden wonen en zorg
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Alleenstaand, AOW -61 -61 -107
Alleenstaande, AOW + €2.500 59 59 13
(Echt)paar, AOW -143 -143 -173
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -27 -27 -57
De uitwerkingen in dit rapport zijn sterk afhankelijk van de variatie in persoonlijk
onvermijdbare uitgaven van zorgbehoevende ouderen die geconfronteerd worden met
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 4
de scheiding van wonen en zorg. Die variatie zal met name veroorzaakt worden door de
hoogte van eigen bijdragen die men moet betalen voor de te ontvangen zorg. Daarnaast
spelen de woonlasten een belangrijke rol. In dit rapport is inzichtelijk gemaakt wat de
gevolgen zijn van hogere eigen bijdragen en bovengemiddelde huren. Bij hogere
woonlasten dan gemiddeld in combinatie met hogere eigen bijdragen dan de huidige
eigen bijdrage Wmo, zijn in geen enkel geval de uitgaven uit het restpakket betaalbaar.
Onder de AWBZ was de eigen bijdrage voor woonlasten en zorg gelijk. Bij de scheiding
van wonen en zorg, zullen de woonlasten individueel gaan verschillen. De in dit rapport
uitgewerkte voorbeeldsituaties kunnen hopelijk een bijdrage bieden om inzichtelijk te
maken wat de speelruimte van zorgbehoevende ouderen met een minimum inkomen is
voor de combinatie van woonlasten en de kosten van zorg.
5 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Inhoud
2.2 Scheiden van wonen en zorg ....................................................... 9
3 INKOMSTEN ............................................................................. 11
4 UITGAVEN ................................................................................ 12
4.1 Methode .................................................................................... 12
4.2.1 Vaste lasten ................................................................................................... 13
4.3.1 Vaste lasten ................................................................................................... 15
5.1.2 Verschillende huishoudtypen en inkomensniveaus ........................................ 23
5.1.3 Eigen bijdragen .............................................................................................. 25
6 CONCLUSIE .............................................................................. 30
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 6
1 Inleiding
Het Nibud heeft in opdracht van de Unie KBO gekeken naar de
bestedingsmogelijkheden van ouderen die te maken krijgen met de ontwikkeling van het
scheiden van wonen en zorg. Officieel gaat het scheiden van wonen en zorg voor
ouderen met een lichte zorgzwaarte (ZZP 1 en ZZP 2) in 2014 van kracht worden.
Echter de Unie KBO krijgt signalen dat zorg met verbl ijf in veel gemeenten al niet meer
mogelijk is. Met andere woorden, het verzorgingshuis verdwijnt. Dit betekent dat
ouderen die zorg met verblijf nodig hebben, nu al niet meer naar een verzorgingshuis
kunnen.
Mensen die in een instelling verblijven (zorg met verblijf) hebben te maken met andere
uitgaven dan mensen die zelfstandig wonen. Zo hoeven zij geen huur of energiekosten
te betalen. Verder worden de maaltijden verzorgd door de instelling. Daar tegenover
staat een eigen bijdrage. Vaak komen er nog uitgaven bij voor hulpverlening en extra
diensten.
Wat is scheiden van wonen en zorg? Vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt bij zorg met verblijf een
totaalpakket van wonen, zorg en service geboden. Ouderen wonen in een kamer of
appartement van de instelling. Bij het scheiden van wonen en zorg wordt de
wooncomponent uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) gehaald. Dit
betekent dat ouderen die zorg met verblijf nodig hebben, zelf verblijf moeten regelen en
betalen. Onduidelijk is wat nog allemaal onder het verblijf valt en wat de reikwijdte van
het verblijf is (alarmering, huishoudelijke verzorging, energiekosten, servicekosten,
dagbehandeling, maaltijdvoorziening, et cetera).
Zorg met verblijf is voor ouderen die voortdurend nabije zorg nodig hebben. Meestal
wonen ouderen dan in een zorginstelling. Vaak langere tijd. Soms maar een beperkte
tijd, bijvoorbeeld voor herstel na een ziekenhuisopname.
Mensen die zorg met verblijf nodig hebben krijgen een zorgzwaartepakket (ZZP). Aan
elk ZZP is een hoeveelheid zorgtijd gekoppeld, uitgedrukt in uren per week. De
zorginstelling krijgt hiervoor een geldbedrag.
7 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Afbakening Met een Zorgzwaartepakket zijn er vier mogelijkheden:
1. Gaan wonen in een voorziening voor ‘zorg met verblijf’
2. Thuis wonen (individueel) of in een wooncomplex waar een oudere zelf huurt en
zelf een aanbieder vraagt om de zorg te leveren. De zorg wordt thuis geleverd ,
voor huishoudelijke hulp kunnen ouderen een beroep doen op de Wmo. Dat
geldt ook voor een vervoersvoorziening.
3. Het volledig pakket thuis. De huishoudelijke hulp komt ook uit het pakket. Dus
mensen hoeven niet naar de gemeente. Er geldt een aangepaste eigen
bijdrage.
4. Thuis wonen en zelf zorg inkopen met een persoonsgebonden budget
In dit rapport zijn het volledig pakket thuis en thuis wonen en zelf zorg inkopen met een
persoonsgebonden budget buiten beschouwing gelaten.
Bestedingsmogelijkheden
De bestedingsmogelijkheden zijn vastgesteld op basis van de methodiek die het Nibud
hanteert om de inkomsten en uitgaven in kaart te brengen. Daarbij wordt onderscheid
gemaakt in een basispakket en een restpakket van uitgaven. In het basispakket zitten
minimale bedragen voor noodzakelijke uitgaven en in het restpakket zitten
uitgavenposten waar mensen zelf invulling aan kunnen geven. Het basispakket is
verder opgedeeld in vaste lasten, reserveringen en huishoudelijke uitgaven. In dit
rapport zijn de uitgaven zodanig ingedeeld dat de uitgaven aan wonen en zorg
eenvoudig te herkennen zijn.
Voor een aantal voorbeeldsituaties worden de bestedingsmogelijkheden beschreven
wanneer zij te maken hebben met het scheiden van wonen en zorg. Het gaat hierbij om
de situatie waarin wonen en zorg gescheiden zijn, waarbij iemand thuis woont of in een
zorgcompex waarin men zelf de huur betaalt.
Leeswijzer Dit rapport is als volgt ingedeeld: In hoofdstuk twee worden de verschillende
zorgzwaartepakketten beschreven. In hoofdstuk drie wordt de inkomenspositie van de
voorbeeldsituaties toegelicht. In hoofdstuk vier worden de diverse uitgaven beschreven
waar huishoudens met zorg met verblijf en het scheiden van wonen en zorg mee te
maken hebben. In hoofdstuk vijf worden de bestedingsmogel ijkheden van de
voorbeeldsituaties beschreven. In hoofdstuk zes worden de belangrijkste bevindingen
kort samengevat.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 8
2 Zorgzwaartepakketten
2.1 Zorg met verblijf Er zijn voor zorg met verblijf 10 pakketten voor Verzorging en Verpleging. Deze
Zorgzwaartepakketen zijn voor oudere mensen en chronisch zieken die dagelijks hulp
nodig hebben. Een zorgzwaartepakket is een omschrijving van hoeveel en welk soort
zorg en begeleiding iemand nodig heeft. ZZP 1 is bijvoorbeeld voor mensen die zich
met beperkte hulp nog kunnen redden. Een zorgzwaartepakket kan bestaan uit:
De directe zorg die nodig is (verzorging, verpleging) ;
De behandeling die eventueel in het pakket zit;
De hulp op afroep (personenalarmering);
Dagbesteding (een groepsgewijze dagactiviteit waaraan de bewoner op vaste
momenten in de week meedoet);
De kosten voor de zorgverleners die overdag, in de avond en ’s nachts aanwezig
zijn;
De maaltijdvoorziening;
Diensten als het huishouden van het huis of het verschaffen van schoon
linnengoed. Die service komt bovenop de uren voor zorg;
Ondersteuning bij persoonlijk welzijn, vrijetijdsbesteding en geestelijke zorg .
In het ZZP zitten niet de kosten van wonen: van de eigen woonruimte en de gemeenschappelijke ruimtes. Hiervoor krijgt de instelling apart geld.
In dit rapport maken we onderscheid tussen drie zorgzwaartepakketten, namelijk
Pakket 2: Beschut wonen met begeleiding en verzorging;
Pakket 3: Beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging;
Pakket 6: Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging.
Zorgzwaartepakket 2 en 3 wordt door het CIZ het vaakst geïndiceerd en zijn daardoor
het meest herkenbaar. Deze pakketten gaan over verzorging. Daarnaast is gekozen
voor zorgzwaartepakket 6, omdat dit over verpleging gaat.
Een zorgzwaartepakket wordt toegekend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
Een cliënt kan vervolgens met deze toekenning een zorginstelling benaderen.
Verzorging wordt voornamelijk gefaciliteerd in een verzorgingshuis; verpleging in een
verpleeghuis.
9 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
In onderstaande tabel staan de verschillen tussen de zorgzwaartepakketten
samengevat.
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Verzorging
aan- en uitkleden, in en uit bed
gaan, tanden poetsen, nagels
het opstaan en gaan
verplaatsen en
verliggen (complete
Intensievere
9,5 – 11,5 uur per
verpleegkundige hulp
Verpleegkundige hulp
de instelling
Meedoen met
Bron: Gebruikersgids verpleging en verzorging 2011, CVZ
2.2 Scheiden van wonen en zorg In de situatie waarin wonen en zorg worden gescheiden is het nog maar de vraag wat
wel en wat niet onder een zorgzwaartepakket valt. Als we kijken naar onderdelen uit de
vorige paragraaf, dan valt daar het volgende op aan te merken.
Dagbesteding. Het is nog maar de vraag of dagbesteding nog wel in het pakket
valt.
De maaltijdvoorziening wordt niet meer door de instelling verzorgd zoals dat nu
het geval is. Men moet zelf voor maaltijden zorgen, bijvoorbeeld door gebruik te
maken van een maaltijdenservice.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 10
Diensten in het huishouden of het verschaffen van schoon linnengoed. Als dat
niet door een instelling wordt verzorgd, dan zal men hier zelf zorg voor moeten
inhuren.
Vrijetijdsbesteding wordt waarschijnlijk ook niet meer verzorgd bij het scheiden
van wonen en zorg. Daar zal men dan zelf voor moeten zorgen en zo nodig
begeleiding voor moeten regelen.
De aannames voor de zorg die wel en niet verstrekt worden door de zorgverlener staat
samengevat in onderstaaande tabel.
Tabel 4: Inhoud van zorgzwaartepakketten na scheiding wonen en zorg
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Verzorging Wel Wel Wel
Begeleiding Niet Niet Niet
Dagbesteding Niet Niet Niet
Hulp bij het huishouden Niet Niet Niet
11 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
3 Inkomsten
Om inzichtelijk te krijgen hoe het budget eruit ziet van ouderen met een laag inkomen,
zijn in dit rapport twee voorbeeldsituaties uitgewerkt voor wat betreft inkomen. In eerste
instantie de situatie dat er enkel een AOW-uitkering is en in tweede instantie de situatie
dat er naast de AOW-uitkering een klein aanvullend pensioen is van 2.500 euro bruto
per jaar. Uit cijfers van het CBS blijkt dat in 2008 27 procent van de ouderen enkel een
AOW-uitkering had en 16 procent een aanvullend pensioen tot netto 2.400 euro per
jaar2. De voorbeelden geven daarmee voor wat betreft het inkomen een beeld van een
aanzienlijk deel van de ouderen in Nederland. In de voorbeelden is uitgegaan van een
volledige AOW-uitkering en de situatie dat er geen vermogen is.
In de voorbeelden is ervan uitgegaan dat er gebruik wordt gemaakt van de
aftrekmogelijkheid voor extra kleding en beddengoed en dieetkosten. Die
aftrekmogelijkheid geldt alleen als de kosten daadwerkelijk gemaakt worden. Mensen
die in een instelling verblijven hebben geen eigen kosten aan een speciaal dieet en
kunnen daarom geen gebruik maken van de aftrek.
We gaan er wel vanuit dat men in een instelling extra kleding nodig heeft vanwege het
feit dat de kleding door de instelling wordt gewassen en daarom wel gebruik maakt van
de aftrekmogelijkheid voor kleding en beddengoed. Voor zover de aftrek niet mogelijk is
vanwege het lage inkomen wordt verondersteld dat er gebruik gemaakt wordt van de
Tegemoetkoming specifieke zorgkosten.
In veel gemeenten kunnen ouderen en chronisch zieken in aanmerking komen voor
bijzondere bijstand. Dit verschilt per gemeente. Hiermee is daarom geen rekening
gehouden in de berekeningen.
Mensen met extra zorgkosten kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming
uit de Wtcg. Er geldt een hoge en een lage tegemoetkoming afhankelijk van de
zorgbehoefte. Onder bepaalde voorwaarden kan er recht zijn op een hogere
tegemoetkoming, bijvoorbeeld bij gebruik van fysiotherapie bij ZZP 2.
Tabel 5: Hoogte tegemoetkoming Wtcg, 65 jaar en ouder (2012)
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Zelfstandig wonend 153 357 357
Intramuraal 153 153 153
2 “Drie kwart AOW’ers heeft aanvullend pensioen”, CBS, Webmagazine 20 januari 2010.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 12
4 Uitgaven
4.1 Methode Elk individueel huishouden heeft zijn eigen wensen en daarmee zijn eigen, individuele
uitgavenpatroon. Wanneer echter bepaalde keuzen gemaakt zijn, is het mogelijk een
indeling van de uitgaven te maken naar noodzaak. Het Nibud maakt onderscheid in de
noodzaak van uitgaven die huishoudens kunnen hebben tussen drie soorten uitgaven:
uitgaven aan algemeen onvermijdbare uitgaven, persoonlijk onvermijdbare uitgaven en
vrije bestedingen. Deze uitgaven worden vervolgens ondergebracht in een basispakket
en een restpakket.
Het basispakket omvat alle uitgaven die voor iedereen als noodzakelijk kunnen worden
beschouwd. In het basispakket zijn kosten opgenomen die een huishouden moet maken
voor wonen, kleden, voeden, gezondheid, zekerheid (verzekeringen) en informatie
(telefoon, internet en tv). Voor iedere kostenpost is een minimumprijs genomen.
Naast de noodzakelijke uitgaven van het basispakket zijn er in individuele gevallen
moeilijk of niet-vermijdbare uitgaven. Dit zijn uitgaven die voor een bepaald huishouden
onontkoombaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn de afbetaling van een lening, hoge
energiekosten door slechte isolatie of dieetkosten. Ouderen met een zorgvraag hebben
te maken met een aantal persoonlijk onvermijdbare uitgaven, die voor de hele groep
gelden, zoals de eigen bijdrage. We nemen deze persoonlijk onvermijdbare uitgaven die
voor de hele groep gelden ook op in het basispakket.
Wanneer de uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, kan de rest van het inkomen
besteed worden aan vrije bestedingen. Om te laten zien hoe groot de ruimte is voor
vrije bestedingen, wordt gebruik gemaakt van restpakketten. Met deze restpakketten
worden mogelijke keuzes van het huishouden geïllustreerd.
Deze systematiek kan ook worden toegepast op ouderen die in een zorginstelling
verblijven, maar vergt wel enige aanpassingen. Zo zal men bij zorg met verblijf niet met
alle uitgavenposten uit het basispakket geconfronteerd worden. Kosten aan huur of
energie hebben zij immers niet. Een tweede verschil is dat zij voor een aantal
uitgavenposten uit het basispakket geen keus hebben, bijvoorbeeld in het geval van
een collectieve inboedelverzekering of een kabelaansluiting. Een derde verschil is dat
deze personen te maken hebben met persoonlijk onvermijdbare uitgaven. De eigen
13 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
bijdrage AWBZ is daarvan de belangrijkste. Maar ook andere ziektekosten spelen
ongetwijfeld een rol. Als gevolg van de beperkingen zal extra hulp nodig zijn. Dat leidt
tot hogere uitgaven dan gebruikelijk, zoals voor waskosten of voor vervoerskosten.
Voor de voorbeeldsituaties laten we zien over welk inkomen zij kunnen beschikken en
wat voor kosten zij hebben aan het basispakket. Daarbij gaan we uit van een optimaal
functionerend huishouden: alle mogelijke inkomensondersteuning wordt aangevraagd
en er wordt heel goed met geld omgegaan. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de
kosten in verband met vrije bestedingen in een restpakket.
Bij de opstelling van de basispakketten zijn we bij de keuze wat noodzakelijk is zo veel
mogelijk uitgegaan van de keuzes die we ook maken bij zelfstandig wonende personen.
Voor de specificatie van de hoogte van het bedrag per uitgavenpost sluiten we zo veel
mogelijk aan bij de bedragen die het Nibud gebruikt bij het samenstellen van de
minimum-voorbeeldbegrotingen. Bedacht moet worden dat ouderen met een aanvullend
pensioen gemiddeld genomen wellicht een ander uitgavenpatroon hebben dan ouderen
met alleen een AOW-uitkering. In dit rapport is echter gekeken naar de
bestedingsmogelijkheden en is daarom voor alle voorbeelden uitgegaan van minimale
bedragen.
Hieronder wordt per uitgavenpost aangegeven in hoeverre deze afwijken van de
uitgangspunten uit de Nibud minimum/voorbeeldbegrotingen op basis van het
uitgangspunt dat zorgbehoevende ouderen andere kosten hebben. Ook wordt het
onderscheid gemaakt tussen de situatie zorg met verblijf en het scheiden van wonen en
zorg en tussen wel en niet woning gerelateerde uitgaven.
4.2 Woning gerelateerde uitgaven Binnen de vaste lasten kunnen we onderscheid maken tussen woning gerelateerde uitgavenposten en niet-woning gerelateerde uitgavenposten.
4.2.1 Vaste lasten
In de minimum-voorbeeldbegrotingen die het Nibud jaarlijks opstelt wordt uitgegaan van
de minimumnormhuur of maximaal een huur tot de kortingsgrens, waar de volledige
huurtoeslag tegenover staat. Tevens wordt tussen haakjes een eerste kwartielprijs
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 14
gegeven voor de betreffende huishoudsituatie. De eerste kwartielprijs is een huurprijs
waar een kwart van de huurders in Nederland onder zit. Voor de voorbeeldsitua ties in
dit rapport is uitgegaan van deze kwartielprijs. Omdat de kwartielprijs een vrij lage huur
betreft, is in de voorbeeldsituaties gerekend met een hogere, gemiddelde huur. De
gemiddelde netto huur bedroeg in 2009 386 euro3. In de berekeningen is rekening
gehouden met de maximale huurstijging. Daarnaast is inzichtelijk gemaakt wat de
gevolgen zijn van een bovengemiddelde huur.
Gas, elektriciteit, water
In de minimum-voorbeeldbegrotingen heeft het Nibud voor huishoudens tot twee
personen het gasverbruik verrekend dat hoort bij een flatwoning. Voor veel ouderen
geldt dat zij nog in een oude tussenwoning wonen. Daarom gaan we er in dit rapport uit
van het gasverbruik dat hoort bij een tussenwoning. Overigens gaan we er altijd vanuit
dat ouderen meer stookkosten hebben dan jongeren.
Heffingen
Voor gemeentelijke heffingen en waterschapsbelastingen gaan we er vanuit dat
huishoudens met een minimum inkomen hiervoor kwijtschelding krijgen. Huishoudens
met een aanvullend pensioen niet. In de situatie wonen en zorg, is men geen belasting
verschuldigd.
Verzekeringen
In de minimum-voorbeeldbegrotingen wordt rekening gehouden met de premie voor de
basisverzekering, aanvullende zorgverzekering, tandartsverzekering, wettelijke
aansprakelijkheidsverzekering en inboedelverzekering. De meeste van deze
verzekeringen zijn niet woning gerelateerd.
Iemand die gebruik maakt van zorg met verblijf heeft een lager bedrag aan
inboedelverzekering nodig. Verder wordt de tandarts voor de bewoner vergoed. Een
aparte tandartsverzekering is dan ook niet noodzakelijk. Voor de aanvullende
verzekering gaan we uit van een “gemiddelde” aanvullende verzekering: niet degene
met het kleinste pakket, maar ook niet degene met het meest uitgebreide pakket.
Bij het scheiden van wonen en zorg is wel een inboedelverzekering noodzakelijk.
4.2.2 Reserveringsuitgaven
Inventaris en onderhoud
3 “Het wonen overwogen, de resultaten van het WoonOnderzoek Nederland 2009”, CBS, 2009.
15 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Het bedrag voor inventaris en onderhoud ligt bij zorg met verblijf lager dan voor
zelfstandig wonende personen. Niet alleen is de “eigen ruimte” vaak kleiner, ook
worden sommige onderdelen van het inventarispakket door de instelling verzorgd. De
instelling dient een eenvoudige standaardinrichting te leveren als hierom gevraagd
wordt. In de praktijk wordt daar weinig gebruik van gemaakt. We gaan er dan ook vanuit
dat men zelf de inrichting verzorgt, inclusief behang en stoffering.
4.2.3 Huishoudelijke uitgaven
Was en schoonmaakkosten
Dit zijn de kosten in verband met het reinigen van de woning en met het wassen van
kleding.
Voor mensen die gebruik maken van de combinatie wonen en zorg gaan we ervan uit
dat het schoonmaken wordt verzorgd door de instelling, waarvoor geen extra kosten in
rekening worden gebracht.
Bij het scheiden van wonen en zorg is huishoudelijke hulp hiervoor noodzakelijk en
gaan we uit van thuiszorg via de Wmo met de bijbehorende eigen bijdrage.
4.3 Niet woning gerelateerde uitgaven
4.3.1 Vaste lasten
Telefoon, kabel, internet
Voor communicatie (telefoon, kabel, internet) gaan we er van uit dat er een vaste
telefoon aanwezig is. Dit in tegenstelling tot de minimum-voorbeeldbegrotingen waar
men het goedkoopste uit is met een mobiele telefoon. We gaan ervan uit dat in de
situatie wonen en zorg men deze kosten ook maakt.
Verzekeringen
In de minimum-voorbeeldbegrotingen wordt rekening gehouden met de premie voor de
basisverzekering, aanvullende zorgverzekering, tandartsverzekering, wettelijke
aansprakelijkheidsverzekering en inboedelverzekering. De meeste van deze
verzekeringen zijn niet woning gerelateerd.
Contributies en abonnementen
Net als bij zelfstandige huishoudens zijn geen contributies of abonnementen in het
basispakket opgenomen. In het restpakket gaan we uit van het lidmaatschap van een
hobbyclub. Zorgbehoevende ouderen kunnen vaak niet zelfstandig participeren en zijn
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 16
hierbij afhankelijk van ondersteunende begeleiding. Ook voor bewoners van een
instelling die gebruik maken van zorg met verblijf betekent het lidmaatschap van een
dergelijke club dat deze begeleiding nodig is. We gaan uit van drie uur begeleiding per
maand. Het gemiddelde tarief dat we hiervoor hebben gekozen is € 22,50 per uur.
Naast begeleiding wordt soms een bijdrage gerekend voor zaalhuur. Daar hebben we
geen bedrag voor gespecificeerd.
Vervoer
We gaan er van uit dat er aangepast vervoer nodig is en dat daarvoor een
Wmo-indicatie is toegekend. De kosten hiervan vallen uiteen in regionale kosten en
bovenregionale kosten. Personen die aanspraak kunnen maken op aangepast vervoer
moeten vaak een pasje kopen. We rekenen daar een bedrag van € 10 per jaar voor.
Het regionale doelgroepenvervoer wordt door de gemeente aangeboden onder namen
als Regiotaxi of Deeltaxi. Verschillende gemeenten hanteren verschillende tarieven.
Er wordt vaak gewerkt met een zonesysteem en een instaptarief. In sommige
gemeenten zijn de tarieven gelijk aan de oude strippenkaart, maar soms zijn ze hoger.
Een strippenkaart kostte 7,85 euro in 2011. Rekening houdend met inflatie en reduc tie
voor ouderen komt dat op een bedrag van 5,10 euro. In het basispakket houden we
rekening met het gebruik van een fiets. Voor de mensen in een instelling nemen we
geen fiets op in het basispakket, maar het dubbele bedrag voor de ov-chipkaart.
Veel ouderen maken gebruik van een rollator of scootmobiel. De kosten hiervan zijn niet
opgenomen in het basispakket.
Het bovenregionale vervoer is opgenomen in het restpakket. We gaan hierbij uit van
Valys-vervoer. Tot een limiet van 450 km per jaar geldt een bedrag van € 0,18 per
kilometer. We gaan er van uit dat deze 450 km per jaar gereisd wordt.
Extra ziektekosten
reserveringsuitgaven, omdat het onregelmatige uitgaven betreffen waarvoor men
maandelijks een bedrag opzij moet zetten. Naast deze ziektekosten hebben mensen die
gebruik maken van zorg te maken met vaste kosten in de vorm van eigen bijdragen.
Mensen die langer dan zes maanden in een zorginstelling verblijven, betalen een eigen
bijdrage voor de AWBZ, de zogenaamde hoge eigen bijdrage. In de volgende tabel is
de hoge eigen bijdrage berekend voor de voorbeeldsituatie van een alleenstaande met
alleen een AOW-uitkering.
17 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Tabel 6: Berekening hoge eigen bijdrage AWBZ, alleenstaande; AOW-uitkering
Verzamelinkomen van twee jaar geleden 13.310
Aftrek buitengewone uitgaven twee jaar geleden 0 +
Belasting van twee jaar geleden 43 -
15% van inkomen uit tegenwoordige arbeid 0 -
Zak- en kleedgeld 4.101 -
Bedrag volgens formule (381+(13.310-8.152)*25%) 1670 -
Bijdrage plichtig inkomen 6.940
De hoge eigen bijdrage bedraagt per maand (6.940*8,5%) 590
Korting (16% voor 65-minners en 8% voor 65-plussers) 47
Definitieve eigen bijdrage per maand 543
Bij de invoering van het scheiden van wonen en zorg gaat de eigen bijdrage naar
beneden. Hoe hoog deze eigen bijdrage gaat worden is op het moment van schrijven
nog niet bekend. Naast de hoge eigen bijdrage bestaat er ook een lage eigen bijdrage
die onder andere geldt voor de situatie dat het verblijf tijdelijk is. De lage eigen bijdrage
bedraagt 12,5 procent van het verzamelinkomen van twee jaar geleden. Minimaal
148,20 euro en maximaal 778,60 euro per maand.
Voor de situatie van de scheiding van wonen en zorg, gaan we er vanuit dat de eigen
bijdrage minimaal de huidige maximale eigen bijdrage Wmo bedraagt.
4.3.2 Reserveringsuitgaven
Zorgbehoevenden hebben waarschijnlijk te maken met extra kledingkosten. Door
ongelukjes wordt de kleding vaker vuil en moeten de kledingstukken vaker gewassen
geworden.
We gaan uit van 1,5 keer de kleding voor een zelfstandig wonend huishouden zonder
zorgbehoefte. Overigens wordt ook een bedrag (300 euro per jaar) voor de extra kosten
opgevoerd als specifieke zorgkosten.
In de minimum-voorbeeldbegrotingen wordt rekening gehouden met een bedrag aan
extra ziektekosten, voor bijvoorbeeld niet vergoede tandartskosten, medicijnen andere
medische uitgaven en kosten van thuiszorg. Daarnaast moet iedereen het verplichte
eigen risico reserveren. Zorgbehoevenden kunnen daarnaast onder bepaalde
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 18
voorwaarden in aanmerking komen voor een compensatie voor het verplichte eigen
risico.
Voor ouderen met een extra zorgbehoefte gaan we uit van de maximale eigen bijdrage
Wmo (voor thuiszorg) en dat ze de compensatie voor het verplichte eigen risico
ontvangen.
Recreatie
uitgaan en vakantie en weekenden. Net als in de minimum-voorbeeldbegrotingen
specificeren we voor deze posten geen uitgaven in het basispakket. In het restpakket is
een bedrag opgenomen voor de kosten van recreatie.
Voor mensen met een extra zorgbehoefte vanaf zorgzwaartepakket 3 zal dit duurder
uitvallen door de noodzaak van extra begeleiding. Door de kosten van de begeleiding te
delen en met hulp van vrijwilligers is het volgens het Platform VG mogelijk een
dergelijke midweek voor 1000 euro aan te bieden. Bijvoorbeeld via een organisatie als
De Zonnebloem.
De voedingskosten die in de minimum-voorbeeldbegrotingen zijn opgenomen zijn
gebaseerd op een gemiddeld dagelijks gezond voedingspatroon. Zorgbehoevenden die
niet (vaak) meer zelf kunnen koken, kunnen in veel gemeenten gebruik maken van een
maaltijdenservice. We nemen aan dat de gemiddelde kosten hiervan variëren van 5 tot
7,50 euro en dat men hier 5 keer per week gebruik van maakt. In sommige gemeenten
wordt een deel van deze kosten vergoed. Eventule bijkomende kosten van het
boodschappen doen, zoals vervoerskosten, vallen onder die betreffende uitgavenpost.
De dagelijkse voeding wordt bij zorg met verblijf verstrekt door de instelling. Hierbij
gaan we er vanuit dat dit drie maaltijden per dag betreft en eventuele tussendoortjes.
Was- en schoonmaakkosten
Dit zijn de kosten in verband met het reinigen van de woning en met het wassen van
kleding.
Een extra kostenpost voor huishoudens die gebruik maken van de combinatie wonen en
zorg zijn de waskosten. In de praktijk blijkt dat instellingen hiervoor gemiddeld genomen
een bedrag van 40 euro per maand in rekening brengen4.
4 Nibud, 2012, “Richtlijn waskosten zorginstellingen”
19 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
In de situatie scheiden van wonen en zorg gaan we ervan uit dat men afhankelijk van
het zorgzwaartepakket ofwel het wassen zelf doet (ZZP 2) ofwel laat doen (ZZP 3 en 6).
Als men het wassen laat uitbesteden, dan kan dat door bijvoorbeeld familie of vrienden
in te schakelen. In dat geval kunnen er eventueel afspraken worden gemaakt over een
vergoeding.
Een andere mogelijkheid is om de was te laten verzorgen door een wasserij. Hiervoor
zijn geen gemiddelde tarieven beschikbaar. Wel is in het onderzoek “Richtlijn
waskosten zorginstellingen” recentelijk onderzocht naar wat de waskosten in
instellingen zijn. Die kosten variëren van 73 tot 110 euro per maand per persoon. Voor
die prijs wordt de was gewassen, gedroogd, gestreken en opgevouwen. We gaan in de
berekeningen uit van 73 euro per maand aan waskosten in de situatie scheiden wonen
en zorg.
Persoonlijke verzorging
We gaan er van uit dat de kosten voor persoonlijke verzorging niet afwijken van de
bedragen uit de minimum-voorbeeldbegrotingen.
Dit zijn kosten voor cadeautjes, postzegels, bloemen, bankkosten en dergelijke. We
specificeren hier hetzelfde bedrag als voor zelfstandig wonende personen. In sommige
instellingen worden andere, meer ongespecificeerde bijdragen gevraagd (bijvoorbeeld
voor verjaardagen of voor Sinterklaasvieringen). Deze zijn niet apart opgenomen.
In onderstaande tabel is de samenstelling van het begrotingen samengevat.
Tabel 7: Toelichting op de uitgavenposten in de begroting
Minimum-voorbeeldbegroting Scheiden wonen en zorg
Flatwoning Flatwoning
Huur Minimum normhuur(huur is maximaal gelijk aan de kortingsgrens huurtoeslag)
Gemiddelde huurprijs
Telefoon, kabel, internet Mobiele telefoon prepaid kabelaansluiting, internet
Vaste telefoon kabelaansluiting, internet
Basis
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 20
Verzekeringen
Basis
Naar dagactiviteiten niet (via instelling) regionaal aangepast vervoer
Basis
Kleding en schoenen Standaardpakket 1,5 x standaardpakket Basis
Inventaris en onderhoud Pakket voor flat Pakket voor flat Basis
Extra ziektekosten (o.a. eigen risico)
Medicijnen, Verplicht eigen risico Medicijnen, Verplicht eigen risico Basis
Recreatie (vrijetijdsuitgaven, uitgaan, weekenden)
Basis
Basis
Huishoudelijke hulp e.d. Niet Kosten vallen onder eigen bijdrage Basis
Huisdieren * * Rest
Basis
21 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
5 Bestedingsmogelijkheden
5.1 Basispakket
5.1.1 Vier scenario’s
In tabel 8 staat het uitgebreide inkomsten- en uitgavenplaatje vermeld. In de tabel zijn
vier scenario’s weergegeven.
Het eerste scenario betreft de standaard minimum-voorbeeldbegroting. Het enige
verschil is dat hierin de eerste kwartielprijs voor de huur is ingevuld.
Het tweede scenario betreft een begroting op basis van het eerste scenar io, maar dan
met hogere uitgaven waar ouderen met zorgkosten typisch mee geconfronteerd worden,
zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. Bijvoorbeeld hogere energielasten, de kosten
van een vaste telefoon, extra kledingkosten, et cetera. Ook wordt uitgegaan van een
hogere huur. Telkens is de afwijking van de minimum-voorbeeldbegrotingen vetgedrukt.
Het derde scenario betreft de situatie waarin een persoon in een zorginstelling verblijft.
Er zijn geen uitgaven voor wonen, energie en voeding gespecificeerd. Daar tegenover
staat een eigen bijdrage AWBZ.
Het vierde scenario geeft de situatie weer voor een alleenstaande oudere die te maken
krijgt met de situatie van het scheiden van wonen en zorg. De uitgaven vormen een
combinatie van scenario’s twee en drie. Er zijn wel woonlasten, energiekosten en
voedingskosten gespecificeerd. Verder is er gerekend met een eigen bijdrage ter
hoogte van de huidige eigen bijdrage Wmo.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 22
Tabel 8: Beschikbaar voor restpakket, alleenstaande met een AOW-uitkering
1. Minimum
(ZZP 3&6)
INKOMEN Uitkering AOW 1003 1003 1003 1003 Aanvullend pensioen 0 0 0 0 Vakantietoeslag AOW 57 57 57 57 Zorgtoeslag 69 69 69 69 Huurtoeslag 142 178 0 178
Tegemoetkoming Wtcg 0 30 13 30
Tegemoetkoming spec. zorgkosten 0 5 5 5
TOTAAL INKOMSTEN 1271 1342 1147 1342
UITGAVEN Huur 356 406 0 406
Gas 69 81 0 81
Elektriciteit 34 34 0 34 Water 8 8 0 8 Heffingen * * * * Telefoon, kabel en internet 52 62 52 62
Zorgverzekering 131 131 131 131 Inboedelverzekering 8 8 0 8 Overige verzekeringen 3 3 3 3 Contributies en abonnementen * * * * Vervoerskosten * 13 13 13 Extra ziektekosten (eigen bijdragen) * 20 543 20
VASTE LASTEN 661 766 742 766
Kleding en schoenen 50 75 75 75
Inventaris en onderhoud 91 91 25 91 Extra ziektekosten (o.a. eigen risico) 29 22 22 22 Vrijetijdsuitgaven * * * * Uitgaan * * * * Vakantie en w eekenden * * * * RESERVERINGSUITGAVEN 170 188 122 188
Voeding en versnaperingen 168 217 0 217
Roken * * * * Was- en schoonmaakkosten 7 7 40 73
Persoonlijke verzorging 22 22 22 22 Huishoudelijke hulp e.d. * * * * Huisdieren * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 21 21 Cadeaus, donaties * * * * Openbaar vervoer, f iets 10 5 5 5
HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 228 272 88 338
Voor de met * gemerkte posten 212 116 195 50
Uit de tabel blijkt dat in het eerste scenario nog 212 euro per maand resteert voor het
restpakket (de met een * gemerkte posten). In het tweede scenario resteert minder (116
euro), vanwege de hogere uitgaven in verband met de zorgbehoefte. In het derde
scenario resteert elke maand 195 euro en in het vierde scenario 50 euro. Het vierde
23 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
scenario is hier uitgewerkt voor de situaties met ZZP 3 en 6. Die verschilt van ZZP 2
omdat men hierbij nog zelf wast en bij ZZP 3 en hoger niet.
5.1.2 Verschillende huishoudtypen en inkomensniveaus
Tabel 9 laat de inkomsten en uitgaven zien voor de situatie scheiden wonen en zorg
voor vier voorbeeldsituaties. Voor elke situatie is dezelfde redenatie gevolgd als
hierboven. Voor tweepersoonshuishoudens wordt aangenomen dat beide personen
gebruik maken van zorg, zoals een maaltijdvoorziening.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 24
Tabel 9: Beschikbaar voor restpakket, scheiden wonen en zorg bij ZZP 3 & 6
1.
Alleenstaande,
AOW
2.
Alleenstaande,
AOW + € 2.500
INKOMEN Uitkering AOW 1003 1003 1398 1398 Aanvullend pensioen 0 166 0 166 Vakantietoeslag AOW 57 57 80 80 Zorgtoeslag 69 69 145 145 Huurtoeslag 178 178 180 180 Tegemoetkoming Wtcg 30 30 30 30 Tegemoetkoming spec. zorgkosten 5 0 5 5 TOTAAL INKOMSTEN 1342 1503 1838 2004
UITGAVEN Huur 406 406 406 406 Gas 81 81 81 81 Elektriciteit 34 34 60 60 Water 8 8 12 12 Heffingen * 41 * 50 Telefoon, kabel en internet 62 62 62 62 Zorgverzekering 131 131 263 263 Inboedelverzekering 8 8 9 9 Overige verzekeringen 3 3 5 5 Contributies en abonnementen * * * * Vervoerskosten 13 13 13 13 Extra ziektekosten (eigen bijdragen) 20 20 28 28 VASTE LASTEN 766 807 939 989
Kleding en schoenen 75 75 150 150 Inventaris en onderhoud 91 91 100 100 Extra ziektekosten (o.a. eigen risico) 22 22 52 52 Vrijetijdsuitgaven * * * * Uitgaan * * * * Vakantie en w eekenden * * * * RESERVERINGSUITGAVEN 188 188 302 302
Voeding en versnaperingen 217 217 417 417 Roken * * * * Was- en schoonmaakkosten 73 73 146 146 Persoonlijke verzorging 22 22 45 45 Huishoudelijke hulp e.d. * * * * Huisdieren * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 23 23 Cadeaus, donaties * * * * Openbaar vervoer, f iets 5 5 16 16 HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 338 338 647 647
Voor de met * gemerkte posten 50 170 -50 66
25 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Uit de tabel blijken de bestedingsmogelijkheden van de verschillende
voorbeeldhuishoudens bij het scheiden van wonen en zorg. We zien dat een
alleenstaande meer bestedingsmogelijkheden heeft dan een (echt)paar met eenzelfde
inkomen. De AOW-uitkering van een alleenstaande is relatief hoger (70 procent van het
minimumloon) dan van een (echt)paar (twee keer 50 procent van het minimumloon) en
de schaalvoordelen van twee personen wegen hier niet niet tegen op.
Omdat bij een ZZP 2 veronderstelt wordt dat men zelf de was doet, verschillen de
kosten uit het basispakket van die van de kosten bij ZZP 3 en 6. In de tabel hieronder
staat samengevat hoeveel beschikbaar is voor het restpakket bij de verschillende
zorgzwaartepakketten in de situatie scheiden wonen en zorg. Ter illustratie staat ook
weergegeven hoeveel beschikbaar is in de situatie wonen en zorg.
Tabel 10: Beschikbaar voor het restpakket bij scheiden wonen en zorg naar ZZP
Wonen en zorg Scheiden wonen en zorg (ZZP 2)
Scheiden wonen en zorg (ZZP 3&6)
Alleenstaand, AOW 195 116 50
Alleenstaande, AOW + €2.500 361 236 170
(Echt)paar, AOW 379 88 -50
(Echt)paar, AOW + € 2.500 545 204 66
Uit de tabel valt af te lezen dat de voorbeeldhuishoudens bij een ZZP 2 veel meer
bestedingsruimte hebben dan bij een ZZP 3 of 6. Dit verschil wordt veroorzaakt door de
waskosten waarbij er van is uitgegaan dat men alle was door een wasserij laat
verzorgen (inclusief halen en brengen).
5.1.3 Eigen bijdragen
Een onzekere factor in de berekeningen is de hoogte van de eigen bijdrage. Bij het
scheiden van wonen en zorg gaat de huidige eigen bijdrage AWBZ naar beneden. In de
vorige paragraaf is gerekend met de huidige eigen bijdrage Wmo. Dit is misschien aan
de lage kant. Er kan ook gerekend worden met een bedrag gelijk aan de huidige lage
eigen bijdrage AWBZ (148,20 euro per maand). Bij een aanvullend pensioen van bruto
2.500 euro is dat 165 euro netto per maand voor alleenstaanden en 219 euro netto per
maand voor een (echt)paar.
In onderstaande tabel staat het saldo van de inkomsten min de uitgaven uit het
basispakket weergegeven voor het geval er rekening wordt gehouden met de huidige
eigen bijdrage Wmo, zoals in de voorgaande paragraaf, en daarnaast de lage eigen
bijdrage AWBZ.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 26
Tabel 11: Beschikbaar voor het restpakket bij verschillende eigen bijdragen (ZZP 3 & 6)
Huidige eigen bijdrage Wmo Lage eigen bijdrage AWBZ
Alleenstaand, AOW 50 -78
(Echt)paar, AOW -50 -215
(Echt)paar, AOW + € 2.500 66 -125
Uit de tabel valt op te maken dat een alleenstaande en een (echt)paar met alleen een
AOW-uitkering met de lage eigen bijdrage AWBZ elke maand respectievelijk 78 en 215
euro tekort komen bij het scheiden van wonen en zorg. Met een aanvullend pensioen
van 2.500 euro bruto per jaar resteert er, nadat de uitgaven uit het basispakket gedaan
zijn, 25 euro voor alleenstaanden en -125 euro voor (echt)paren.
5.1.4 Huur
De bestedingsruimte is sterk afhankelijk van persoonlijke onvermijdbare uitgaven,
waaronder bijvoorbeeld woonlasten. Bij een hogere huur dan gemiddeld daalt de
bestedingsruimte. Bij de scheiding van wonen en zorg waarbij men een zelfstandige
woonruimte huurt in een instelling kan de huur hoger zijn dan de gemiddelde huur
waarmee hierboven is gerekend.
In onderstaande tabel staat het saldo van de inkomsten min uitgaven uit het
basispakket weergegeven bij verschillende huren, namelijk 450, 550 en 650 euro per
maand. In alle voorbeeldsituaties is er gelet op deze huren en inkomensniveaus nog
recht op huurtoeslag.
in de tabel is onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin gerekend wordt met de
huidige bijdrage Wmo en de huidige lage eigen bijdrage AWBZ.
Uit de tabel valt af te lezen dat een alleenstaande met alleen een AOW-uitkering die de
huidige eigen bijdrage Wmo betaalt, bij een huur van 650 euro per maand, elke maand
66 euro tekort komt nadat de uitgaven uit het basispakket zijn gedaan.
27 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Tabel 12: Beschikbaar voor het restpakket bij verschillende huren (ZZP 3 & 6)
Huur (bedrag per maand) 450 550 650
Huidige eigen bijdrage Wmo
Alleenstaande, AOW + €2.500 152 110 50
(Echt)paar, AOW -65 -107 -167
(Echt)paar, AOW + € 2.500 51 9 -51
Lage eigen bijdrage AWBZ
Alleenstaande, AOW + €2.500 7 -35 -95
(Echt)paar, AOW -230 -272 -332
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -140 -182 -242
Met de huidige eigen bijdrage Wmo resteert voor het restpakket bij een huur van 450
euro voor alle voorbeelden nog een positief saldo, behalve voor het (echt)paar met
alleen een AOW-uitkering. Een huur van 550 euro, is ook voor alleenstaanden met
alleen een AOW-uitkering niet betaalbaar. Bij een huur van 650 euro resteert alleen bij
alleenstaanden met een aanvullend pensioen een positief saldo.
Bij een hogere eigen bijdrage, die gelijk is aan de lage eigen bijdrage AWBZ, resteert
alleen bij de alleenstaande met een aanvullend pensioen en een huur van 450 euro een
positief saldo. In alle overige gevallen is het saldo negatief.
5.2 Restpakket Het basispakket omvat alleen de producten en diensten die strikt noodzakelijk geacht
worden. Overige uitgaven zijn een vrije keuze van het huishouden. Door middel van een
restpakket geven we een voorbeeld van invulling daarvan. De samenstelling van de
restpakketten is te vinden in onderstaande tabel. Bij de invulling van het restpakket zijn
bedragen ingevuld op basis van een pakket met uitgaven voor sociale participatie zoals
het Nibud die samen met het Sociaal Planbureau heeft opgesteld. Voor uitgavenposten
die niet in dat pakket voor sociale participatie zijn uitgedrukt, maar wel met een sterretje
zijn aangeduid in de begrotingen, is geen bedrag opgenomen.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 28
Tabel 13: Samenstelling en uitgaven restpakket (in euro’s per maand)
Alleenstaande (Echt)paar
Bezoek ontvangen 19 26
Vervoer 8 17
Vrijetijdsuitgaven 0 0
Roken 0 0
Huisdieren 0 0
TOTAAL RESTPAKKET 87 141
Voor zorgbehoevenden rekenen we voor sociale participatie een extra bedrag voor begeleiding (4 uur begeleiding per maand tegen een uurtarief van 22,50 euro. Ouderen met ZZP 6 rekenen we met extra kosten voor een vakantie van 1.000 euro per jaar.
Tabel 14: Totaalbedrag restpakket voorbeeldsituaties (in euro’s per maand)
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Alleenstaande 177 177 223
(Echt)paar 231 231 261
Wanneer we de kosten van deze restpakketten vergelijken met de bedragen die
daarvoor beschikbaar zijn nadat de uitgaven uit het basispakket zijn gedaan (zie
tabel 10), komen we op de resultaten die gepresenteerd worden in onderstaande tabel.
Tabel 15: Beschikbaar na het basis- en restpakket
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Alleenstaand, AOW -61 -61 -107
Alleenstaande, AOW + €2.500 59 59 13
(Echt)paar, AOW -143 -143 -173
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -27 -27 -57
Voor alleenstaanden en paren met alleen een AOW-uitkering is het restpakket niet betaalbaar. Er zullen dus keuzes gemaakt moeten worden. Bij een aanvullend pensioen
29 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
van 2.500 euro bruto per jaar kunnen alleenstaanden de restpakketten wel bekostigen, maar paren niet.
5.2.1 Eigen bijdrage en woonlasten
Als gerekend wordt met de huidige lage eigen bijdrage AWBZ in plaats van de huidige eigen bijdrage Wmo dan is in geen enkele situatie het restpakket betaalbaar.
Tabel 16: Beschikbaar na het basis- en restpakket bij verschillende huren (ZZP2 & ZZP 3)
Huur (bedrag per maand) 450 550 650
Huidige eigen bijdrage Wmo
Alleenstaande, AOW + €2.500 -25 -67 -173
(Echt)paar, AOW -296 -338 -428
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -180 -222 -312
Bij hogere woonlasten dan gemiddeld zijn in geen enkel geval de uitgaven uit het
restpakket betaalbaar.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 30
6 Conclusie
In dit rapport is gekeken naar de bestedingsmogelijkheden van ouderen die te maken
krijgen met het scheiden van wonen en zorg. Hiervoor is voor een aantal
voorbeeldsituaties de inkomsten en uitgaven in kaart gebracht. Het uitgangspunt hierbij
vormen de minimum-voorbeeldbegrotingen die het Nibud elk jaar opstelt.
In de minimum-voorbeeldbegrotingen zijn voor alle noodzakelijk uitgaven zeer minimale
bedragen opgenomen. Zorgbehoevende ouderen zullen gemiddeld genomen voor een
aantal uitgavenposten waarschijnlijk hogere persoonlijk onvermijdbare uitgaven hebben.
Dit resulteert in een krapper budget dan voor niet-zorgbehoevende ouderen.
Ouderen die in een instelling verblijven hebben daarnaast nog bijkomende kosten,
bijvoorbeeld eigen bijdragen in verband met bewassing en begeleiding. Deze mensen
betalen geen huur of energie, maar wel een eigen bijdrage.
Bij de scheiding van wonen en zorg, moet men wel huur gaan betalen en in ruil
daarvoor gaat de eigen bijdrage naar beneden.
Uit de begrotingen in dit rapport blijkt dat bij het scheiden van wonen en zorg de
bestedingsruimte, na invulling van de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket,
inclusief hogere kosten in verband met zorg, voor de uitgaven van het restpakket fors
minder is dan bij de combinatie van wonen en zorg. (Echt)paren met alleen een AOW -
uitkering komen vanaf ZZP 3 elke maand tekort (zie tabel 17).
Tabel 17: Beschikbaar voor het restpakket bij scheiden wonen en zorg
Wonen en zorg Scheiden wonen en
zorg (ZZP 2) Scheiden wonen en
zorg (ZZP 3&6)
Alleenstaande, AOW + €2.500 361 236 170
(Echt)paar, AOW 379 88 -50
(Echt)paar, AOW + € 2.500 545 204 66
Een belangrijke oorzaak voor dit tekort is dat een alleenstaande meer
bestedingsmogelijkheden heeft dan een (echt)paar met eenzelfde inkomen. De AOW-
uitkering van een alleenstaande is relatief hoger (70 procent van het minimumloon) dan
van een (echt)paar (twee keer 50 procent van het minimumloon) en de schaalvoordelen
van twee personen wegen hier niet niet tegen op.
Een andere oorzaak voor het tekort zijn de hoge waskosten die zijn doorgerekend in de
begrotingen. Daarnaast is er gerekend met een eigen bijdrage die gelijk is aan de
31 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
huidige eigen bijdrage Wmo. Als er een hogere eigen bijdrage voor zorg in rekening
wordt gebracht, dan resteert er al snel een negatief saldo. Zo leidt een eigen bijdrage
ter hoogte van de huidige lage eigen bijdrage AWBZ tot een negatief saldo voor alle
voorbeeldsituaties behalve een alleenstaande met een aanvullend pensioen.
Naast de uitgaven uit het basispakket zijn er ook een aantal uitgaven gespecificeerd in
verband met sociale participatie. Ouderen met een zorgbehoefte zullen hiervoor
waarschijnlijk meer kwijt zijn dan een standaard huishouden, bijvoorbeeld in verband
met extra kosten in verband met begeleiding. Deze kosten zullen daarom ook
samenhangen met de zorgbehoefte. Afhankelijk van de zorgbehoefte die in dit rapport
voor drie verschillende zorgzwaartepakketten is uitgewerkt, zijn de uitgaven uit het
restpakket in meer of mindere mate betaalbaar (zie tabel 18). In de meeste gevallen zijn
naast de uitgaven uit het basispakket lang niet alle uitgaven uit het restpakket
betaalbaar.
Tabel 18: Beschikbaar na het basis- en restpakket bij scheiden wonen en zorg
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Alleenstaand, AOW -61 -61 -107
Alleenstaande, AOW + €2.500 59 59 13
(Echt)paar, AOW -143 -143 -173
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -27 -27 -57
De uitwerkingen in dit rapport zijn sterk afhankelijk van de variatie in persoonlijk
onvermijdbare uitgaven van zorgbehoevende ouderen die geconfronteerd worden met
de scheiding van wonen en zorg. Die variat ie zal met name veroorzaakt worden door de
hoogte van eigen bijdragen die men moet betalen voor de te ontvangen zorg. Daarnaast
spelen de woonlasten een belangrijke rol. In dit rapport is inzichtelijk gemaakt wat de
gevolgen zijn van hogere eigen bijdragen en bovengemiddelde huren. Bij hogere
woonlasten dan gemiddeld in combinatie met hogere eigen bijdragen dan de huidige
eigen bijdrage Wmo, zijn in geen enkel geval de uitgaven uit het restpakket betaalbaar.
Onder de AWBZ was de eigen bijdrage voor woonlasten en zorg gelijk. Bij de scheiding
van wonen en zorg, zullen de woonlasten individueel gaan verschillen. De in dit rapport
uitgewerkte voorbeeldsituaties kunnen hopelijk een bijdrage bieden om inzichtelijk te
maken wat de speelruimte van zorgbehoevende ouderen met een minimum inkomen is
Nibud, april 2012
de bestedingsmogelijkheden van ouderen
Nibud, april 2012
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Unie KBO
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 2
Samenvatting
In dit rapport is gekeken naar de bestedingsmogelijkheden van ouderen die te maken
krijgen met het scheiden van wonen en zorg. Hiervoor is voor een aantal
voorbeeldsituaties de inkomsten en uitgaven in kaart gebracht. Het uitgangspunt hierbij
vormen de minimum-voorbeeldbegrotingen die het Nibud elk jaar opstelt.
Om inzichtelijk te krijgen hoe het budget eruit ziet van ouderen met een laag inkomen,
zijn in dit rapport twee voorbeeldsituaties uitgewerkt voor wat betreft inkomen. In eerste
instantie de situatie dat er enkel een AOW-uitkering is en in tweede instantie de situatie
dat er naast de AOW-uitkering een klein aanvullend pensioen is van 2.500 euro bruto
per jaar. In 2008 had 27 procent van de ouderen enkel een AOW -uitkering en 16
procent een aanvullend pensioen tot netto 2.400 euro per jaar1. In de voorbeelden is
uitgegaan van een volledige AOW-uitkering en de situatie dat er geen vermogen is.
We gaan ervan uit dat men gebruik maakt van alle vormen van inkomensondersteuning
waar men recht op heeft.
In de minimum-voorbeeldbegrotingen zijn voor alle noodzakelijk uitgaven zeer minimale
bedragen opgenomen. Zorgbehoevende ouderen zullen gemiddeld genomen voor een
aantal uitgavenposten waarschijnlijk hogere persoonlijk onvermijdbare uitgaven hebben.
Dit resulteert in een krapper budget dan voor niet-zorgbehoevende ouderen.
Ouderen die in een instelling verblijven hebben daarnaast nog bijkomende kosten,
bijvoorbeeld eigen bijdragen in verband met bewassing en begeleiding. Deze mensen
betalen geen huur of energie, maar wel een eigen bijdrage.
Bij de scheiding van wonen en zorg, moet men wel huur gaan betalen en in ruil
daarvoor gaat de eigen bijdrage naar beneden.
Uit de begrotingen in dit rapport blijkt dat bij het scheiden van wonen en zorg de
bestedingsruimte, na invulling van de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket,
inclusief hogere kosten in verband met zorg, voor de uitgaven van het restpakket fors
minder is dan bij de combinatie van wonen en zorg. (Echt)paren met alleen een AOW-
uitkering komen vanaf ZZP 3 elke maand tekort (zie tabel 1).
Tabel 1: Beschikbaar voor het restpakket bij scheiden wonen en zorg 1 “Drie kwart AOW’ers heeft aanvullend pensioen”, CBS, Webmagazine 20 januari 2010.
3 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Wonen en zorg Scheiden wonen en zorg (ZZP 2)
Scheiden wonen en zorg (ZZP 3&6)
Alleenstaand, AOW 195 116 50
Alleenstaande, AOW + €2.500 361 236 170
(Echt)paar, AOW 379 88 -50
(Echt)paar, AOW + € 2.500 545 204 66
Een belangrijke oorzaak voor dit tekort is dat een alleenstaande meer
bestedingsmogelijkheden heeft dan een (echt)paar met eenzelfde inkomen. De AOW-
uitkering van een alleenstaande is relatief hoger (70 procent van het minimumloon) dan
van een (echt)paar (twee keer 50 procent van het minimumloon) en de schaalvoordelen
van twee personen wegen hier niet niet tegen op.
Een andere oorzaak voor het tekort zijn de hoge waskosten die zijn doorgerekend in de
begrotingen. Daarnaast is er gerekend met een eigen bijdrage die gelijk is aan de
huidige eigen bijdrage Wmo. Als er een hogere eigen bijdrage voor zorg in rekening
wordt gebracht, dan resteert er al snel een negatief saldo. Zo leidt een eigen bijdrage
ter hoogte van de huidige lage eigen bijdrage AWBZ tot een negatief saldo voor alle
voorbeeldsituaties behalve een alleenstaande met een aanvullend pensioen.
Naast de uitgaven uit het basispakket zijn er ook een aantal uitgaven gespecificeerd in
verband met sociale participatie. Ouderen met een zorgbehoefte zullen hiervoor
waarschijnlijk meer kwijt zijn dan een standaard huishouden, bijvoorbeeld in verband
met extra kosten in verband met begeleiding. Deze kosten zullen daarom ook
samenhangen met de zorgbehoefte. Afhankelijk van de zorgbehoefte die in dit rapport
voor drie verschillende zorgzwaartepakketten is uitgewerkt, zijn de uitgaven uit het
restpakket in meer of mindere mate betaalbaar (zie tabel 2). In de meeste gevallen zijn
naast de uitgaven uit het basispakket lang niet alle uitgaven uit het restpakket
betaalbaar.
Tabel 2: Beschikbaar na het basis- en restpakket bij scheiden wonen en zorg
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Alleenstaand, AOW -61 -61 -107
Alleenstaande, AOW + €2.500 59 59 13
(Echt)paar, AOW -143 -143 -173
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -27 -27 -57
De uitwerkingen in dit rapport zijn sterk afhankelijk van de variatie in persoonlijk
onvermijdbare uitgaven van zorgbehoevende ouderen die geconfronteerd worden met
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 4
de scheiding van wonen en zorg. Die variatie zal met name veroorzaakt worden door de
hoogte van eigen bijdragen die men moet betalen voor de te ontvangen zorg. Daarnaast
spelen de woonlasten een belangrijke rol. In dit rapport is inzichtelijk gemaakt wat de
gevolgen zijn van hogere eigen bijdragen en bovengemiddelde huren. Bij hogere
woonlasten dan gemiddeld in combinatie met hogere eigen bijdragen dan de huidige
eigen bijdrage Wmo, zijn in geen enkel geval de uitgaven uit het restpakket betaalbaar.
Onder de AWBZ was de eigen bijdrage voor woonlasten en zorg gelijk. Bij de scheiding
van wonen en zorg, zullen de woonlasten individueel gaan verschillen. De in dit rapport
uitgewerkte voorbeeldsituaties kunnen hopelijk een bijdrage bieden om inzichtelijk te
maken wat de speelruimte van zorgbehoevende ouderen met een minimum inkomen is
voor de combinatie van woonlasten en de kosten van zorg.
5 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Inhoud
2.2 Scheiden van wonen en zorg ....................................................... 9
3 INKOMSTEN ............................................................................. 11
4 UITGAVEN ................................................................................ 12
4.1 Methode .................................................................................... 12
4.2.1 Vaste lasten ................................................................................................... 13
4.3.1 Vaste lasten ................................................................................................... 15
5.1.2 Verschillende huishoudtypen en inkomensniveaus ........................................ 23
5.1.3 Eigen bijdragen .............................................................................................. 25
6 CONCLUSIE .............................................................................. 30
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 6
1 Inleiding
Het Nibud heeft in opdracht van de Unie KBO gekeken naar de
bestedingsmogelijkheden van ouderen die te maken krijgen met de ontwikkeling van het
scheiden van wonen en zorg. Officieel gaat het scheiden van wonen en zorg voor
ouderen met een lichte zorgzwaarte (ZZP 1 en ZZP 2) in 2014 van kracht worden.
Echter de Unie KBO krijgt signalen dat zorg met verbl ijf in veel gemeenten al niet meer
mogelijk is. Met andere woorden, het verzorgingshuis verdwijnt. Dit betekent dat
ouderen die zorg met verblijf nodig hebben, nu al niet meer naar een verzorgingshuis
kunnen.
Mensen die in een instelling verblijven (zorg met verblijf) hebben te maken met andere
uitgaven dan mensen die zelfstandig wonen. Zo hoeven zij geen huur of energiekosten
te betalen. Verder worden de maaltijden verzorgd door de instelling. Daar tegenover
staat een eigen bijdrage. Vaak komen er nog uitgaven bij voor hulpverlening en extra
diensten.
Wat is scheiden van wonen en zorg? Vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten wordt bij zorg met verblijf een
totaalpakket van wonen, zorg en service geboden. Ouderen wonen in een kamer of
appartement van de instelling. Bij het scheiden van wonen en zorg wordt de
wooncomponent uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) gehaald. Dit
betekent dat ouderen die zorg met verblijf nodig hebben, zelf verblijf moeten regelen en
betalen. Onduidelijk is wat nog allemaal onder het verblijf valt en wat de reikwijdte van
het verblijf is (alarmering, huishoudelijke verzorging, energiekosten, servicekosten,
dagbehandeling, maaltijdvoorziening, et cetera).
Zorg met verblijf is voor ouderen die voortdurend nabije zorg nodig hebben. Meestal
wonen ouderen dan in een zorginstelling. Vaak langere tijd. Soms maar een beperkte
tijd, bijvoorbeeld voor herstel na een ziekenhuisopname.
Mensen die zorg met verblijf nodig hebben krijgen een zorgzwaartepakket (ZZP). Aan
elk ZZP is een hoeveelheid zorgtijd gekoppeld, uitgedrukt in uren per week. De
zorginstelling krijgt hiervoor een geldbedrag.
7 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Afbakening Met een Zorgzwaartepakket zijn er vier mogelijkheden:
1. Gaan wonen in een voorziening voor ‘zorg met verblijf’
2. Thuis wonen (individueel) of in een wooncomplex waar een oudere zelf huurt en
zelf een aanbieder vraagt om de zorg te leveren. De zorg wordt thuis geleverd ,
voor huishoudelijke hulp kunnen ouderen een beroep doen op de Wmo. Dat
geldt ook voor een vervoersvoorziening.
3. Het volledig pakket thuis. De huishoudelijke hulp komt ook uit het pakket. Dus
mensen hoeven niet naar de gemeente. Er geldt een aangepaste eigen
bijdrage.
4. Thuis wonen en zelf zorg inkopen met een persoonsgebonden budget
In dit rapport zijn het volledig pakket thuis en thuis wonen en zelf zorg inkopen met een
persoonsgebonden budget buiten beschouwing gelaten.
Bestedingsmogelijkheden
De bestedingsmogelijkheden zijn vastgesteld op basis van de methodiek die het Nibud
hanteert om de inkomsten en uitgaven in kaart te brengen. Daarbij wordt onderscheid
gemaakt in een basispakket en een restpakket van uitgaven. In het basispakket zitten
minimale bedragen voor noodzakelijke uitgaven en in het restpakket zitten
uitgavenposten waar mensen zelf invulling aan kunnen geven. Het basispakket is
verder opgedeeld in vaste lasten, reserveringen en huishoudelijke uitgaven. In dit
rapport zijn de uitgaven zodanig ingedeeld dat de uitgaven aan wonen en zorg
eenvoudig te herkennen zijn.
Voor een aantal voorbeeldsituaties worden de bestedingsmogelijkheden beschreven
wanneer zij te maken hebben met het scheiden van wonen en zorg. Het gaat hierbij om
de situatie waarin wonen en zorg gescheiden zijn, waarbij iemand thuis woont of in een
zorgcompex waarin men zelf de huur betaalt.
Leeswijzer Dit rapport is als volgt ingedeeld: In hoofdstuk twee worden de verschillende
zorgzwaartepakketten beschreven. In hoofdstuk drie wordt de inkomenspositie van de
voorbeeldsituaties toegelicht. In hoofdstuk vier worden de diverse uitgaven beschreven
waar huishoudens met zorg met verblijf en het scheiden van wonen en zorg mee te
maken hebben. In hoofdstuk vijf worden de bestedingsmogel ijkheden van de
voorbeeldsituaties beschreven. In hoofdstuk zes worden de belangrijkste bevindingen
kort samengevat.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 8
2 Zorgzwaartepakketten
2.1 Zorg met verblijf Er zijn voor zorg met verblijf 10 pakketten voor Verzorging en Verpleging. Deze
Zorgzwaartepakketen zijn voor oudere mensen en chronisch zieken die dagelijks hulp
nodig hebben. Een zorgzwaartepakket is een omschrijving van hoeveel en welk soort
zorg en begeleiding iemand nodig heeft. ZZP 1 is bijvoorbeeld voor mensen die zich
met beperkte hulp nog kunnen redden. Een zorgzwaartepakket kan bestaan uit:
De directe zorg die nodig is (verzorging, verpleging) ;
De behandeling die eventueel in het pakket zit;
De hulp op afroep (personenalarmering);
Dagbesteding (een groepsgewijze dagactiviteit waaraan de bewoner op vaste
momenten in de week meedoet);
De kosten voor de zorgverleners die overdag, in de avond en ’s nachts aanwezig
zijn;
De maaltijdvoorziening;
Diensten als het huishouden van het huis of het verschaffen van schoon
linnengoed. Die service komt bovenop de uren voor zorg;
Ondersteuning bij persoonlijk welzijn, vrijetijdsbesteding en geestelijke zorg .
In het ZZP zitten niet de kosten van wonen: van de eigen woonruimte en de gemeenschappelijke ruimtes. Hiervoor krijgt de instelling apart geld.
In dit rapport maken we onderscheid tussen drie zorgzwaartepakketten, namelijk
Pakket 2: Beschut wonen met begeleiding en verzorging;
Pakket 3: Beschut wonen met begeleiding en intensieve verzorging;
Pakket 6: Beschermd wonen met intensieve verzorging en verpleging.
Zorgzwaartepakket 2 en 3 wordt door het CIZ het vaakst geïndiceerd en zijn daardoor
het meest herkenbaar. Deze pakketten gaan over verzorging. Daarnaast is gekozen
voor zorgzwaartepakket 6, omdat dit over verpleging gaat.
Een zorgzwaartepakket wordt toegekend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
Een cliënt kan vervolgens met deze toekenning een zorginstelling benaderen.
Verzorging wordt voornamelijk gefaciliteerd in een verzorgingshuis; verpleging in een
verpleeghuis.
9 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
In onderstaande tabel staan de verschillen tussen de zorgzwaartepakketten
samengevat.
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Verzorging
aan- en uitkleden, in en uit bed
gaan, tanden poetsen, nagels
het opstaan en gaan
verplaatsen en
verliggen (complete
Intensievere
9,5 – 11,5 uur per
verpleegkundige hulp
Verpleegkundige hulp
de instelling
Meedoen met
Bron: Gebruikersgids verpleging en verzorging 2011, CVZ
2.2 Scheiden van wonen en zorg In de situatie waarin wonen en zorg worden gescheiden is het nog maar de vraag wat
wel en wat niet onder een zorgzwaartepakket valt. Als we kijken naar onderdelen uit de
vorige paragraaf, dan valt daar het volgende op aan te merken.
Dagbesteding. Het is nog maar de vraag of dagbesteding nog wel in het pakket
valt.
De maaltijdvoorziening wordt niet meer door de instelling verzorgd zoals dat nu
het geval is. Men moet zelf voor maaltijden zorgen, bijvoorbeeld door gebruik te
maken van een maaltijdenservice.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 10
Diensten in het huishouden of het verschaffen van schoon linnengoed. Als dat
niet door een instelling wordt verzorgd, dan zal men hier zelf zorg voor moeten
inhuren.
Vrijetijdsbesteding wordt waarschijnlijk ook niet meer verzorgd bij het scheiden
van wonen en zorg. Daar zal men dan zelf voor moeten zorgen en zo nodig
begeleiding voor moeten regelen.
De aannames voor de zorg die wel en niet verstrekt worden door de zorgverlener staat
samengevat in onderstaaande tabel.
Tabel 4: Inhoud van zorgzwaartepakketten na scheiding wonen en zorg
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Verzorging Wel Wel Wel
Begeleiding Niet Niet Niet
Dagbesteding Niet Niet Niet
Hulp bij het huishouden Niet Niet Niet
11 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
3 Inkomsten
Om inzichtelijk te krijgen hoe het budget eruit ziet van ouderen met een laag inkomen,
zijn in dit rapport twee voorbeeldsituaties uitgewerkt voor wat betreft inkomen. In eerste
instantie de situatie dat er enkel een AOW-uitkering is en in tweede instantie de situatie
dat er naast de AOW-uitkering een klein aanvullend pensioen is van 2.500 euro bruto
per jaar. Uit cijfers van het CBS blijkt dat in 2008 27 procent van de ouderen enkel een
AOW-uitkering had en 16 procent een aanvullend pensioen tot netto 2.400 euro per
jaar2. De voorbeelden geven daarmee voor wat betreft het inkomen een beeld van een
aanzienlijk deel van de ouderen in Nederland. In de voorbeelden is uitgegaan van een
volledige AOW-uitkering en de situatie dat er geen vermogen is.
In de voorbeelden is ervan uitgegaan dat er gebruik wordt gemaakt van de
aftrekmogelijkheid voor extra kleding en beddengoed en dieetkosten. Die
aftrekmogelijkheid geldt alleen als de kosten daadwerkelijk gemaakt worden. Mensen
die in een instelling verblijven hebben geen eigen kosten aan een speciaal dieet en
kunnen daarom geen gebruik maken van de aftrek.
We gaan er wel vanuit dat men in een instelling extra kleding nodig heeft vanwege het
feit dat de kleding door de instelling wordt gewassen en daarom wel gebruik maakt van
de aftrekmogelijkheid voor kleding en beddengoed. Voor zover de aftrek niet mogelijk is
vanwege het lage inkomen wordt verondersteld dat er gebruik gemaakt wordt van de
Tegemoetkoming specifieke zorgkosten.
In veel gemeenten kunnen ouderen en chronisch zieken in aanmerking komen voor
bijzondere bijstand. Dit verschilt per gemeente. Hiermee is daarom geen rekening
gehouden in de berekeningen.
Mensen met extra zorgkosten kunnen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming
uit de Wtcg. Er geldt een hoge en een lage tegemoetkoming afhankelijk van de
zorgbehoefte. Onder bepaalde voorwaarden kan er recht zijn op een hogere
tegemoetkoming, bijvoorbeeld bij gebruik van fysiotherapie bij ZZP 2.
Tabel 5: Hoogte tegemoetkoming Wtcg, 65 jaar en ouder (2012)
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Zelfstandig wonend 153 357 357
Intramuraal 153 153 153
2 “Drie kwart AOW’ers heeft aanvullend pensioen”, CBS, Webmagazine 20 januari 2010.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 12
4 Uitgaven
4.1 Methode Elk individueel huishouden heeft zijn eigen wensen en daarmee zijn eigen, individuele
uitgavenpatroon. Wanneer echter bepaalde keuzen gemaakt zijn, is het mogelijk een
indeling van de uitgaven te maken naar noodzaak. Het Nibud maakt onderscheid in de
noodzaak van uitgaven die huishoudens kunnen hebben tussen drie soorten uitgaven:
uitgaven aan algemeen onvermijdbare uitgaven, persoonlijk onvermijdbare uitgaven en
vrije bestedingen. Deze uitgaven worden vervolgens ondergebracht in een basispakket
en een restpakket.
Het basispakket omvat alle uitgaven die voor iedereen als noodzakelijk kunnen worden
beschouwd. In het basispakket zijn kosten opgenomen die een huishouden moet maken
voor wonen, kleden, voeden, gezondheid, zekerheid (verzekeringen) en informatie
(telefoon, internet en tv). Voor iedere kostenpost is een minimumprijs genomen.
Naast de noodzakelijke uitgaven van het basispakket zijn er in individuele gevallen
moeilijk of niet-vermijdbare uitgaven. Dit zijn uitgaven die voor een bepaald huishouden
onontkoombaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn de afbetaling van een lening, hoge
energiekosten door slechte isolatie of dieetkosten. Ouderen met een zorgvraag hebben
te maken met een aantal persoonlijk onvermijdbare uitgaven, die voor de hele groep
gelden, zoals de eigen bijdrage. We nemen deze persoonlijk onvermijdbare uitgaven die
voor de hele groep gelden ook op in het basispakket.
Wanneer de uitgaven uit het basispakket zijn gedaan, kan de rest van het inkomen
besteed worden aan vrije bestedingen. Om te laten zien hoe groot de ruimte is voor
vrije bestedingen, wordt gebruik gemaakt van restpakketten. Met deze restpakketten
worden mogelijke keuzes van het huishouden geïllustreerd.
Deze systematiek kan ook worden toegepast op ouderen die in een zorginstelling
verblijven, maar vergt wel enige aanpassingen. Zo zal men bij zorg met verblijf niet met
alle uitgavenposten uit het basispakket geconfronteerd worden. Kosten aan huur of
energie hebben zij immers niet. Een tweede verschil is dat zij voor een aantal
uitgavenposten uit het basispakket geen keus hebben, bijvoorbeeld in het geval van
een collectieve inboedelverzekering of een kabelaansluiting. Een derde verschil is dat
deze personen te maken hebben met persoonlijk onvermijdbare uitgaven. De eigen
13 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
bijdrage AWBZ is daarvan de belangrijkste. Maar ook andere ziektekosten spelen
ongetwijfeld een rol. Als gevolg van de beperkingen zal extra hulp nodig zijn. Dat leidt
tot hogere uitgaven dan gebruikelijk, zoals voor waskosten of voor vervoerskosten.
Voor de voorbeeldsituaties laten we zien over welk inkomen zij kunnen beschikken en
wat voor kosten zij hebben aan het basispakket. Daarbij gaan we uit van een optimaal
functionerend huishouden: alle mogelijke inkomensondersteuning wordt aangevraagd
en er wordt heel goed met geld omgegaan. Daarnaast wordt invulling gegeven aan de
kosten in verband met vrije bestedingen in een restpakket.
Bij de opstelling van de basispakketten zijn we bij de keuze wat noodzakelijk is zo veel
mogelijk uitgegaan van de keuzes die we ook maken bij zelfstandig wonende personen.
Voor de specificatie van de hoogte van het bedrag per uitgavenpost sluiten we zo veel
mogelijk aan bij de bedragen die het Nibud gebruikt bij het samenstellen van de
minimum-voorbeeldbegrotingen. Bedacht moet worden dat ouderen met een aanvullend
pensioen gemiddeld genomen wellicht een ander uitgavenpatroon hebben dan ouderen
met alleen een AOW-uitkering. In dit rapport is echter gekeken naar de
bestedingsmogelijkheden en is daarom voor alle voorbeelden uitgegaan van minimale
bedragen.
Hieronder wordt per uitgavenpost aangegeven in hoeverre deze afwijken van de
uitgangspunten uit de Nibud minimum/voorbeeldbegrotingen op basis van het
uitgangspunt dat zorgbehoevende ouderen andere kosten hebben. Ook wordt het
onderscheid gemaakt tussen de situatie zorg met verblijf en het scheiden van wonen en
zorg en tussen wel en niet woning gerelateerde uitgaven.
4.2 Woning gerelateerde uitgaven Binnen de vaste lasten kunnen we onderscheid maken tussen woning gerelateerde uitgavenposten en niet-woning gerelateerde uitgavenposten.
4.2.1 Vaste lasten
In de minimum-voorbeeldbegrotingen die het Nibud jaarlijks opstelt wordt uitgegaan van
de minimumnormhuur of maximaal een huur tot de kortingsgrens, waar de volledige
huurtoeslag tegenover staat. Tevens wordt tussen haakjes een eerste kwartielprijs
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 14
gegeven voor de betreffende huishoudsituatie. De eerste kwartielprijs is een huurprijs
waar een kwart van de huurders in Nederland onder zit. Voor de voorbeeldsitua ties in
dit rapport is uitgegaan van deze kwartielprijs. Omdat de kwartielprijs een vrij lage huur
betreft, is in de voorbeeldsituaties gerekend met een hogere, gemiddelde huur. De
gemiddelde netto huur bedroeg in 2009 386 euro3. In de berekeningen is rekening
gehouden met de maximale huurstijging. Daarnaast is inzichtelijk gemaakt wat de
gevolgen zijn van een bovengemiddelde huur.
Gas, elektriciteit, water
In de minimum-voorbeeldbegrotingen heeft het Nibud voor huishoudens tot twee
personen het gasverbruik verrekend dat hoort bij een flatwoning. Voor veel ouderen
geldt dat zij nog in een oude tussenwoning wonen. Daarom gaan we er in dit rapport uit
van het gasverbruik dat hoort bij een tussenwoning. Overigens gaan we er altijd vanuit
dat ouderen meer stookkosten hebben dan jongeren.
Heffingen
Voor gemeentelijke heffingen en waterschapsbelastingen gaan we er vanuit dat
huishoudens met een minimum inkomen hiervoor kwijtschelding krijgen. Huishoudens
met een aanvullend pensioen niet. In de situatie wonen en zorg, is men geen belasting
verschuldigd.
Verzekeringen
In de minimum-voorbeeldbegrotingen wordt rekening gehouden met de premie voor de
basisverzekering, aanvullende zorgverzekering, tandartsverzekering, wettelijke
aansprakelijkheidsverzekering en inboedelverzekering. De meeste van deze
verzekeringen zijn niet woning gerelateerd.
Iemand die gebruik maakt van zorg met verblijf heeft een lager bedrag aan
inboedelverzekering nodig. Verder wordt de tandarts voor de bewoner vergoed. Een
aparte tandartsverzekering is dan ook niet noodzakelijk. Voor de aanvullende
verzekering gaan we uit van een “gemiddelde” aanvullende verzekering: niet degene
met het kleinste pakket, maar ook niet degene met het meest uitgebreide pakket.
Bij het scheiden van wonen en zorg is wel een inboedelverzekering noodzakelijk.
4.2.2 Reserveringsuitgaven
Inventaris en onderhoud
3 “Het wonen overwogen, de resultaten van het WoonOnderzoek Nederland 2009”, CBS, 2009.
15 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Het bedrag voor inventaris en onderhoud ligt bij zorg met verblijf lager dan voor
zelfstandig wonende personen. Niet alleen is de “eigen ruimte” vaak kleiner, ook
worden sommige onderdelen van het inventarispakket door de instelling verzorgd. De
instelling dient een eenvoudige standaardinrichting te leveren als hierom gevraagd
wordt. In de praktijk wordt daar weinig gebruik van gemaakt. We gaan er dan ook vanuit
dat men zelf de inrichting verzorgt, inclusief behang en stoffering.
4.2.3 Huishoudelijke uitgaven
Was en schoonmaakkosten
Dit zijn de kosten in verband met het reinigen van de woning en met het wassen van
kleding.
Voor mensen die gebruik maken van de combinatie wonen en zorg gaan we ervan uit
dat het schoonmaken wordt verzorgd door de instelling, waarvoor geen extra kosten in
rekening worden gebracht.
Bij het scheiden van wonen en zorg is huishoudelijke hulp hiervoor noodzakelijk en
gaan we uit van thuiszorg via de Wmo met de bijbehorende eigen bijdrage.
4.3 Niet woning gerelateerde uitgaven
4.3.1 Vaste lasten
Telefoon, kabel, internet
Voor communicatie (telefoon, kabel, internet) gaan we er van uit dat er een vaste
telefoon aanwezig is. Dit in tegenstelling tot de minimum-voorbeeldbegrotingen waar
men het goedkoopste uit is met een mobiele telefoon. We gaan ervan uit dat in de
situatie wonen en zorg men deze kosten ook maakt.
Verzekeringen
In de minimum-voorbeeldbegrotingen wordt rekening gehouden met de premie voor de
basisverzekering, aanvullende zorgverzekering, tandartsverzekering, wettelijke
aansprakelijkheidsverzekering en inboedelverzekering. De meeste van deze
verzekeringen zijn niet woning gerelateerd.
Contributies en abonnementen
Net als bij zelfstandige huishoudens zijn geen contributies of abonnementen in het
basispakket opgenomen. In het restpakket gaan we uit van het lidmaatschap van een
hobbyclub. Zorgbehoevende ouderen kunnen vaak niet zelfstandig participeren en zijn
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 16
hierbij afhankelijk van ondersteunende begeleiding. Ook voor bewoners van een
instelling die gebruik maken van zorg met verblijf betekent het lidmaatschap van een
dergelijke club dat deze begeleiding nodig is. We gaan uit van drie uur begeleiding per
maand. Het gemiddelde tarief dat we hiervoor hebben gekozen is € 22,50 per uur.
Naast begeleiding wordt soms een bijdrage gerekend voor zaalhuur. Daar hebben we
geen bedrag voor gespecificeerd.
Vervoer
We gaan er van uit dat er aangepast vervoer nodig is en dat daarvoor een
Wmo-indicatie is toegekend. De kosten hiervan vallen uiteen in regionale kosten en
bovenregionale kosten. Personen die aanspraak kunnen maken op aangepast vervoer
moeten vaak een pasje kopen. We rekenen daar een bedrag van € 10 per jaar voor.
Het regionale doelgroepenvervoer wordt door de gemeente aangeboden onder namen
als Regiotaxi of Deeltaxi. Verschillende gemeenten hanteren verschillende tarieven.
Er wordt vaak gewerkt met een zonesysteem en een instaptarief. In sommige
gemeenten zijn de tarieven gelijk aan de oude strippenkaart, maar soms zijn ze hoger.
Een strippenkaart kostte 7,85 euro in 2011. Rekening houdend met inflatie en reduc tie
voor ouderen komt dat op een bedrag van 5,10 euro. In het basispakket houden we
rekening met het gebruik van een fiets. Voor de mensen in een instelling nemen we
geen fiets op in het basispakket, maar het dubbele bedrag voor de ov-chipkaart.
Veel ouderen maken gebruik van een rollator of scootmobiel. De kosten hiervan zijn niet
opgenomen in het basispakket.
Het bovenregionale vervoer is opgenomen in het restpakket. We gaan hierbij uit van
Valys-vervoer. Tot een limiet van 450 km per jaar geldt een bedrag van € 0,18 per
kilometer. We gaan er van uit dat deze 450 km per jaar gereisd wordt.
Extra ziektekosten
reserveringsuitgaven, omdat het onregelmatige uitgaven betreffen waarvoor men
maandelijks een bedrag opzij moet zetten. Naast deze ziektekosten hebben mensen die
gebruik maken van zorg te maken met vaste kosten in de vorm van eigen bijdragen.
Mensen die langer dan zes maanden in een zorginstelling verblijven, betalen een eigen
bijdrage voor de AWBZ, de zogenaamde hoge eigen bijdrage. In de volgende tabel is
de hoge eigen bijdrage berekend voor de voorbeeldsituatie van een alleenstaande met
alleen een AOW-uitkering.
17 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Tabel 6: Berekening hoge eigen bijdrage AWBZ, alleenstaande; AOW-uitkering
Verzamelinkomen van twee jaar geleden 13.310
Aftrek buitengewone uitgaven twee jaar geleden 0 +
Belasting van twee jaar geleden 43 -
15% van inkomen uit tegenwoordige arbeid 0 -
Zak- en kleedgeld 4.101 -
Bedrag volgens formule (381+(13.310-8.152)*25%) 1670 -
Bijdrage plichtig inkomen 6.940
De hoge eigen bijdrage bedraagt per maand (6.940*8,5%) 590
Korting (16% voor 65-minners en 8% voor 65-plussers) 47
Definitieve eigen bijdrage per maand 543
Bij de invoering van het scheiden van wonen en zorg gaat de eigen bijdrage naar
beneden. Hoe hoog deze eigen bijdrage gaat worden is op het moment van schrijven
nog niet bekend. Naast de hoge eigen bijdrage bestaat er ook een lage eigen bijdrage
die onder andere geldt voor de situatie dat het verblijf tijdelijk is. De lage eigen bijdrage
bedraagt 12,5 procent van het verzamelinkomen van twee jaar geleden. Minimaal
148,20 euro en maximaal 778,60 euro per maand.
Voor de situatie van de scheiding van wonen en zorg, gaan we er vanuit dat de eigen
bijdrage minimaal de huidige maximale eigen bijdrage Wmo bedraagt.
4.3.2 Reserveringsuitgaven
Zorgbehoevenden hebben waarschijnlijk te maken met extra kledingkosten. Door
ongelukjes wordt de kleding vaker vuil en moeten de kledingstukken vaker gewassen
geworden.
We gaan uit van 1,5 keer de kleding voor een zelfstandig wonend huishouden zonder
zorgbehoefte. Overigens wordt ook een bedrag (300 euro per jaar) voor de extra kosten
opgevoerd als specifieke zorgkosten.
In de minimum-voorbeeldbegrotingen wordt rekening gehouden met een bedrag aan
extra ziektekosten, voor bijvoorbeeld niet vergoede tandartskosten, medicijnen andere
medische uitgaven en kosten van thuiszorg. Daarnaast moet iedereen het verplichte
eigen risico reserveren. Zorgbehoevenden kunnen daarnaast onder bepaalde
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 18
voorwaarden in aanmerking komen voor een compensatie voor het verplichte eigen
risico.
Voor ouderen met een extra zorgbehoefte gaan we uit van de maximale eigen bijdrage
Wmo (voor thuiszorg) en dat ze de compensatie voor het verplichte eigen risico
ontvangen.
Recreatie
uitgaan en vakantie en weekenden. Net als in de minimum-voorbeeldbegrotingen
specificeren we voor deze posten geen uitgaven in het basispakket. In het restpakket is
een bedrag opgenomen voor de kosten van recreatie.
Voor mensen met een extra zorgbehoefte vanaf zorgzwaartepakket 3 zal dit duurder
uitvallen door de noodzaak van extra begeleiding. Door de kosten van de begeleiding te
delen en met hulp van vrijwilligers is het volgens het Platform VG mogelijk een
dergelijke midweek voor 1000 euro aan te bieden. Bijvoorbeeld via een organisatie als
De Zonnebloem.
De voedingskosten die in de minimum-voorbeeldbegrotingen zijn opgenomen zijn
gebaseerd op een gemiddeld dagelijks gezond voedingspatroon. Zorgbehoevenden die
niet (vaak) meer zelf kunnen koken, kunnen in veel gemeenten gebruik maken van een
maaltijdenservice. We nemen aan dat de gemiddelde kosten hiervan variëren van 5 tot
7,50 euro en dat men hier 5 keer per week gebruik van maakt. In sommige gemeenten
wordt een deel van deze kosten vergoed. Eventule bijkomende kosten van het
boodschappen doen, zoals vervoerskosten, vallen onder die betreffende uitgavenpost.
De dagelijkse voeding wordt bij zorg met verblijf verstrekt door de instelling. Hierbij
gaan we er vanuit dat dit drie maaltijden per dag betreft en eventuele tussendoortjes.
Was- en schoonmaakkosten
Dit zijn de kosten in verband met het reinigen van de woning en met het wassen van
kleding.
Een extra kostenpost voor huishoudens die gebruik maken van de combinatie wonen en
zorg zijn de waskosten. In de praktijk blijkt dat instellingen hiervoor gemiddeld genomen
een bedrag van 40 euro per maand in rekening brengen4.
4 Nibud, 2012, “Richtlijn waskosten zorginstellingen”
19 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
In de situatie scheiden van wonen en zorg gaan we ervan uit dat men afhankelijk van
het zorgzwaartepakket ofwel het wassen zelf doet (ZZP 2) ofwel laat doen (ZZP 3 en 6).
Als men het wassen laat uitbesteden, dan kan dat door bijvoorbeeld familie of vrienden
in te schakelen. In dat geval kunnen er eventueel afspraken worden gemaakt over een
vergoeding.
Een andere mogelijkheid is om de was te laten verzorgen door een wasserij. Hiervoor
zijn geen gemiddelde tarieven beschikbaar. Wel is in het onderzoek “Richtlijn
waskosten zorginstellingen” recentelijk onderzocht naar wat de waskosten in
instellingen zijn. Die kosten variëren van 73 tot 110 euro per maand per persoon. Voor
die prijs wordt de was gewassen, gedroogd, gestreken en opgevouwen. We gaan in de
berekeningen uit van 73 euro per maand aan waskosten in de situatie scheiden wonen
en zorg.
Persoonlijke verzorging
We gaan er van uit dat de kosten voor persoonlijke verzorging niet afwijken van de
bedragen uit de minimum-voorbeeldbegrotingen.
Dit zijn kosten voor cadeautjes, postzegels, bloemen, bankkosten en dergelijke. We
specificeren hier hetzelfde bedrag als voor zelfstandig wonende personen. In sommige
instellingen worden andere, meer ongespecificeerde bijdragen gevraagd (bijvoorbeeld
voor verjaardagen of voor Sinterklaasvieringen). Deze zijn niet apart opgenomen.
In onderstaande tabel is de samenstelling van het begrotingen samengevat.
Tabel 7: Toelichting op de uitgavenposten in de begroting
Minimum-voorbeeldbegroting Scheiden wonen en zorg
Flatwoning Flatwoning
Huur Minimum normhuur(huur is maximaal gelijk aan de kortingsgrens huurtoeslag)
Gemiddelde huurprijs
Telefoon, kabel, internet Mobiele telefoon prepaid kabelaansluiting, internet
Vaste telefoon kabelaansluiting, internet
Basis
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 20
Verzekeringen
Basis
Naar dagactiviteiten niet (via instelling) regionaal aangepast vervoer
Basis
Kleding en schoenen Standaardpakket 1,5 x standaardpakket Basis
Inventaris en onderhoud Pakket voor flat Pakket voor flat Basis
Extra ziektekosten (o.a. eigen risico)
Medicijnen, Verplicht eigen risico Medicijnen, Verplicht eigen risico Basis
Recreatie (vrijetijdsuitgaven, uitgaan, weekenden)
Basis
Basis
Huishoudelijke hulp e.d. Niet Kosten vallen onder eigen bijdrage Basis
Huisdieren * * Rest
Basis
21 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
5 Bestedingsmogelijkheden
5.1 Basispakket
5.1.1 Vier scenario’s
In tabel 8 staat het uitgebreide inkomsten- en uitgavenplaatje vermeld. In de tabel zijn
vier scenario’s weergegeven.
Het eerste scenario betreft de standaard minimum-voorbeeldbegroting. Het enige
verschil is dat hierin de eerste kwartielprijs voor de huur is ingevuld.
Het tweede scenario betreft een begroting op basis van het eerste scenar io, maar dan
met hogere uitgaven waar ouderen met zorgkosten typisch mee geconfronteerd worden,
zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. Bijvoorbeeld hogere energielasten, de kosten
van een vaste telefoon, extra kledingkosten, et cetera. Ook wordt uitgegaan van een
hogere huur. Telkens is de afwijking van de minimum-voorbeeldbegrotingen vetgedrukt.
Het derde scenario betreft de situatie waarin een persoon in een zorginstelling verblijft.
Er zijn geen uitgaven voor wonen, energie en voeding gespecificeerd. Daar tegenover
staat een eigen bijdrage AWBZ.
Het vierde scenario geeft de situatie weer voor een alleenstaande oudere die te maken
krijgt met de situatie van het scheiden van wonen en zorg. De uitgaven vormen een
combinatie van scenario’s twee en drie. Er zijn wel woonlasten, energiekosten en
voedingskosten gespecificeerd. Verder is er gerekend met een eigen bijdrage ter
hoogte van de huidige eigen bijdrage Wmo.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 22
Tabel 8: Beschikbaar voor restpakket, alleenstaande met een AOW-uitkering
1. Minimum
(ZZP 3&6)
INKOMEN Uitkering AOW 1003 1003 1003 1003 Aanvullend pensioen 0 0 0 0 Vakantietoeslag AOW 57 57 57 57 Zorgtoeslag 69 69 69 69 Huurtoeslag 142 178 0 178
Tegemoetkoming Wtcg 0 30 13 30
Tegemoetkoming spec. zorgkosten 0 5 5 5
TOTAAL INKOMSTEN 1271 1342 1147 1342
UITGAVEN Huur 356 406 0 406
Gas 69 81 0 81
Elektriciteit 34 34 0 34 Water 8 8 0 8 Heffingen * * * * Telefoon, kabel en internet 52 62 52 62
Zorgverzekering 131 131 131 131 Inboedelverzekering 8 8 0 8 Overige verzekeringen 3 3 3 3 Contributies en abonnementen * * * * Vervoerskosten * 13 13 13 Extra ziektekosten (eigen bijdragen) * 20 543 20
VASTE LASTEN 661 766 742 766
Kleding en schoenen 50 75 75 75
Inventaris en onderhoud 91 91 25 91 Extra ziektekosten (o.a. eigen risico) 29 22 22 22 Vrijetijdsuitgaven * * * * Uitgaan * * * * Vakantie en w eekenden * * * * RESERVERINGSUITGAVEN 170 188 122 188
Voeding en versnaperingen 168 217 0 217
Roken * * * * Was- en schoonmaakkosten 7 7 40 73
Persoonlijke verzorging 22 22 22 22 Huishoudelijke hulp e.d. * * * * Huisdieren * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 21 21 Cadeaus, donaties * * * * Openbaar vervoer, f iets 10 5 5 5
HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 228 272 88 338
Voor de met * gemerkte posten 212 116 195 50
Uit de tabel blijkt dat in het eerste scenario nog 212 euro per maand resteert voor het
restpakket (de met een * gemerkte posten). In het tweede scenario resteert minder (116
euro), vanwege de hogere uitgaven in verband met de zorgbehoefte. In het derde
scenario resteert elke maand 195 euro en in het vierde scenario 50 euro. Het vierde
23 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
scenario is hier uitgewerkt voor de situaties met ZZP 3 en 6. Die verschilt van ZZP 2
omdat men hierbij nog zelf wast en bij ZZP 3 en hoger niet.
5.1.2 Verschillende huishoudtypen en inkomensniveaus
Tabel 9 laat de inkomsten en uitgaven zien voor de situatie scheiden wonen en zorg
voor vier voorbeeldsituaties. Voor elke situatie is dezelfde redenatie gevolgd als
hierboven. Voor tweepersoonshuishoudens wordt aangenomen dat beide personen
gebruik maken van zorg, zoals een maaltijdvoorziening.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 24
Tabel 9: Beschikbaar voor restpakket, scheiden wonen en zorg bij ZZP 3 & 6
1.
Alleenstaande,
AOW
2.
Alleenstaande,
AOW + € 2.500
INKOMEN Uitkering AOW 1003 1003 1398 1398 Aanvullend pensioen 0 166 0 166 Vakantietoeslag AOW 57 57 80 80 Zorgtoeslag 69 69 145 145 Huurtoeslag 178 178 180 180 Tegemoetkoming Wtcg 30 30 30 30 Tegemoetkoming spec. zorgkosten 5 0 5 5 TOTAAL INKOMSTEN 1342 1503 1838 2004
UITGAVEN Huur 406 406 406 406 Gas 81 81 81 81 Elektriciteit 34 34 60 60 Water 8 8 12 12 Heffingen * 41 * 50 Telefoon, kabel en internet 62 62 62 62 Zorgverzekering 131 131 263 263 Inboedelverzekering 8 8 9 9 Overige verzekeringen 3 3 5 5 Contributies en abonnementen * * * * Vervoerskosten 13 13 13 13 Extra ziektekosten (eigen bijdragen) 20 20 28 28 VASTE LASTEN 766 807 939 989
Kleding en schoenen 75 75 150 150 Inventaris en onderhoud 91 91 100 100 Extra ziektekosten (o.a. eigen risico) 22 22 52 52 Vrijetijdsuitgaven * * * * Uitgaan * * * * Vakantie en w eekenden * * * * RESERVERINGSUITGAVEN 188 188 302 302
Voeding en versnaperingen 217 217 417 417 Roken * * * * Was- en schoonmaakkosten 73 73 146 146 Persoonlijke verzorging 22 22 45 45 Huishoudelijke hulp e.d. * * * * Huisdieren * * * * Diversen (postzegels, bloemen) 21 21 23 23 Cadeaus, donaties * * * * Openbaar vervoer, f iets 5 5 16 16 HUISHOUDELIJKE UITGAVEN 338 338 647 647
Voor de met * gemerkte posten 50 170 -50 66
25 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Uit de tabel blijken de bestedingsmogelijkheden van de verschillende
voorbeeldhuishoudens bij het scheiden van wonen en zorg. We zien dat een
alleenstaande meer bestedingsmogelijkheden heeft dan een (echt)paar met eenzelfde
inkomen. De AOW-uitkering van een alleenstaande is relatief hoger (70 procent van het
minimumloon) dan van een (echt)paar (twee keer 50 procent van het minimumloon) en
de schaalvoordelen van twee personen wegen hier niet niet tegen op.
Omdat bij een ZZP 2 veronderstelt wordt dat men zelf de was doet, verschillen de
kosten uit het basispakket van die van de kosten bij ZZP 3 en 6. In de tabel hieronder
staat samengevat hoeveel beschikbaar is voor het restpakket bij de verschillende
zorgzwaartepakketten in de situatie scheiden wonen en zorg. Ter illustratie staat ook
weergegeven hoeveel beschikbaar is in de situatie wonen en zorg.
Tabel 10: Beschikbaar voor het restpakket bij scheiden wonen en zorg naar ZZP
Wonen en zorg Scheiden wonen en zorg (ZZP 2)
Scheiden wonen en zorg (ZZP 3&6)
Alleenstaand, AOW 195 116 50
Alleenstaande, AOW + €2.500 361 236 170
(Echt)paar, AOW 379 88 -50
(Echt)paar, AOW + € 2.500 545 204 66
Uit de tabel valt af te lezen dat de voorbeeldhuishoudens bij een ZZP 2 veel meer
bestedingsruimte hebben dan bij een ZZP 3 of 6. Dit verschil wordt veroorzaakt door de
waskosten waarbij er van is uitgegaan dat men alle was door een wasserij laat
verzorgen (inclusief halen en brengen).
5.1.3 Eigen bijdragen
Een onzekere factor in de berekeningen is de hoogte van de eigen bijdrage. Bij het
scheiden van wonen en zorg gaat de huidige eigen bijdrage AWBZ naar beneden. In de
vorige paragraaf is gerekend met de huidige eigen bijdrage Wmo. Dit is misschien aan
de lage kant. Er kan ook gerekend worden met een bedrag gelijk aan de huidige lage
eigen bijdrage AWBZ (148,20 euro per maand). Bij een aanvullend pensioen van bruto
2.500 euro is dat 165 euro netto per maand voor alleenstaanden en 219 euro netto per
maand voor een (echt)paar.
In onderstaande tabel staat het saldo van de inkomsten min de uitgaven uit het
basispakket weergegeven voor het geval er rekening wordt gehouden met de huidige
eigen bijdrage Wmo, zoals in de voorgaande paragraaf, en daarnaast de lage eigen
bijdrage AWBZ.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 26
Tabel 11: Beschikbaar voor het restpakket bij verschillende eigen bijdragen (ZZP 3 & 6)
Huidige eigen bijdrage Wmo Lage eigen bijdrage AWBZ
Alleenstaand, AOW 50 -78
(Echt)paar, AOW -50 -215
(Echt)paar, AOW + € 2.500 66 -125
Uit de tabel valt op te maken dat een alleenstaande en een (echt)paar met alleen een
AOW-uitkering met de lage eigen bijdrage AWBZ elke maand respectievelijk 78 en 215
euro tekort komen bij het scheiden van wonen en zorg. Met een aanvullend pensioen
van 2.500 euro bruto per jaar resteert er, nadat de uitgaven uit het basispakket gedaan
zijn, 25 euro voor alleenstaanden en -125 euro voor (echt)paren.
5.1.4 Huur
De bestedingsruimte is sterk afhankelijk van persoonlijke onvermijdbare uitgaven,
waaronder bijvoorbeeld woonlasten. Bij een hogere huur dan gemiddeld daalt de
bestedingsruimte. Bij de scheiding van wonen en zorg waarbij men een zelfstandige
woonruimte huurt in een instelling kan de huur hoger zijn dan de gemiddelde huur
waarmee hierboven is gerekend.
In onderstaande tabel staat het saldo van de inkomsten min uitgaven uit het
basispakket weergegeven bij verschillende huren, namelijk 450, 550 en 650 euro per
maand. In alle voorbeeldsituaties is er gelet op deze huren en inkomensniveaus nog
recht op huurtoeslag.
in de tabel is onderscheid gemaakt tussen de situatie waarin gerekend wordt met de
huidige bijdrage Wmo en de huidige lage eigen bijdrage AWBZ.
Uit de tabel valt af te lezen dat een alleenstaande met alleen een AOW-uitkering die de
huidige eigen bijdrage Wmo betaalt, bij een huur van 650 euro per maand, elke maand
66 euro tekort komt nadat de uitgaven uit het basispakket zijn gedaan.
27 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
Tabel 12: Beschikbaar voor het restpakket bij verschillende huren (ZZP 3 & 6)
Huur (bedrag per maand) 450 550 650
Huidige eigen bijdrage Wmo
Alleenstaande, AOW + €2.500 152 110 50
(Echt)paar, AOW -65 -107 -167
(Echt)paar, AOW + € 2.500 51 9 -51
Lage eigen bijdrage AWBZ
Alleenstaande, AOW + €2.500 7 -35 -95
(Echt)paar, AOW -230 -272 -332
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -140 -182 -242
Met de huidige eigen bijdrage Wmo resteert voor het restpakket bij een huur van 450
euro voor alle voorbeelden nog een positief saldo, behalve voor het (echt)paar met
alleen een AOW-uitkering. Een huur van 550 euro, is ook voor alleenstaanden met
alleen een AOW-uitkering niet betaalbaar. Bij een huur van 650 euro resteert alleen bij
alleenstaanden met een aanvullend pensioen een positief saldo.
Bij een hogere eigen bijdrage, die gelijk is aan de lage eigen bijdrage AWBZ, resteert
alleen bij de alleenstaande met een aanvullend pensioen en een huur van 450 euro een
positief saldo. In alle overige gevallen is het saldo negatief.
5.2 Restpakket Het basispakket omvat alleen de producten en diensten die strikt noodzakelijk geacht
worden. Overige uitgaven zijn een vrije keuze van het huishouden. Door middel van een
restpakket geven we een voorbeeld van invulling daarvan. De samenstelling van de
restpakketten is te vinden in onderstaande tabel. Bij de invulling van het restpakket zijn
bedragen ingevuld op basis van een pakket met uitgaven voor sociale participatie zoals
het Nibud die samen met het Sociaal Planbureau heeft opgesteld. Voor uitgavenposten
die niet in dat pakket voor sociale participatie zijn uitgedrukt, maar wel met een sterretje
zijn aangeduid in de begrotingen, is geen bedrag opgenomen.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 28
Tabel 13: Samenstelling en uitgaven restpakket (in euro’s per maand)
Alleenstaande (Echt)paar
Bezoek ontvangen 19 26
Vervoer 8 17
Vrijetijdsuitgaven 0 0
Roken 0 0
Huisdieren 0 0
TOTAAL RESTPAKKET 87 141
Voor zorgbehoevenden rekenen we voor sociale participatie een extra bedrag voor begeleiding (4 uur begeleiding per maand tegen een uurtarief van 22,50 euro. Ouderen met ZZP 6 rekenen we met extra kosten voor een vakantie van 1.000 euro per jaar.
Tabel 14: Totaalbedrag restpakket voorbeeldsituaties (in euro’s per maand)
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Alleenstaande 177 177 223
(Echt)paar 231 231 261
Wanneer we de kosten van deze restpakketten vergelijken met de bedragen die
daarvoor beschikbaar zijn nadat de uitgaven uit het basispakket zijn gedaan (zie
tabel 10), komen we op de resultaten die gepresenteerd worden in onderstaande tabel.
Tabel 15: Beschikbaar na het basis- en restpakket
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Alleenstaand, AOW -61 -61 -107
Alleenstaande, AOW + €2.500 59 59 13
(Echt)paar, AOW -143 -143 -173
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -27 -27 -57
Voor alleenstaanden en paren met alleen een AOW-uitkering is het restpakket niet betaalbaar. Er zullen dus keuzes gemaakt moeten worden. Bij een aanvullend pensioen
29 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
van 2.500 euro bruto per jaar kunnen alleenstaanden de restpakketten wel bekostigen, maar paren niet.
5.2.1 Eigen bijdrage en woonlasten
Als gerekend wordt met de huidige lage eigen bijdrage AWBZ in plaats van de huidige eigen bijdrage Wmo dan is in geen enkele situatie het restpakket betaalbaar.
Tabel 16: Beschikbaar na het basis- en restpakket bij verschillende huren (ZZP2 & ZZP 3)
Huur (bedrag per maand) 450 550 650
Huidige eigen bijdrage Wmo
Alleenstaande, AOW + €2.500 -25 -67 -173
(Echt)paar, AOW -296 -338 -428
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -180 -222 -312
Bij hogere woonlasten dan gemiddeld zijn in geen enkel geval de uitgaven uit het
restpakket betaalbaar.
Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen / 30
6 Conclusie
In dit rapport is gekeken naar de bestedingsmogelijkheden van ouderen die te maken
krijgen met het scheiden van wonen en zorg. Hiervoor is voor een aantal
voorbeeldsituaties de inkomsten en uitgaven in kaart gebracht. Het uitgangspunt hierbij
vormen de minimum-voorbeeldbegrotingen die het Nibud elk jaar opstelt.
In de minimum-voorbeeldbegrotingen zijn voor alle noodzakelijk uitgaven zeer minimale
bedragen opgenomen. Zorgbehoevende ouderen zullen gemiddeld genomen voor een
aantal uitgavenposten waarschijnlijk hogere persoonlijk onvermijdbare uitgaven hebben.
Dit resulteert in een krapper budget dan voor niet-zorgbehoevende ouderen.
Ouderen die in een instelling verblijven hebben daarnaast nog bijkomende kosten,
bijvoorbeeld eigen bijdragen in verband met bewassing en begeleiding. Deze mensen
betalen geen huur of energie, maar wel een eigen bijdrage.
Bij de scheiding van wonen en zorg, moet men wel huur gaan betalen en in ruil
daarvoor gaat de eigen bijdrage naar beneden.
Uit de begrotingen in dit rapport blijkt dat bij het scheiden van wonen en zorg de
bestedingsruimte, na invulling van de noodzakelijke uitgaven uit het basispakket,
inclusief hogere kosten in verband met zorg, voor de uitgaven van het restpakket fors
minder is dan bij de combinatie van wonen en zorg. (Echt)paren met alleen een AOW -
uitkering komen vanaf ZZP 3 elke maand tekort (zie tabel 17).
Tabel 17: Beschikbaar voor het restpakket bij scheiden wonen en zorg
Wonen en zorg Scheiden wonen en
zorg (ZZP 2) Scheiden wonen en
zorg (ZZP 3&6)
Alleenstaande, AOW + €2.500 361 236 170
(Echt)paar, AOW 379 88 -50
(Echt)paar, AOW + € 2.500 545 204 66
Een belangrijke oorzaak voor dit tekort is dat een alleenstaande meer
bestedingsmogelijkheden heeft dan een (echt)paar met eenzelfde inkomen. De AOW-
uitkering van een alleenstaande is relatief hoger (70 procent van het minimumloon) dan
van een (echt)paar (twee keer 50 procent van het minimumloon) en de schaalvoordelen
van twee personen wegen hier niet niet tegen op.
Een andere oorzaak voor het tekort zijn de hoge waskosten die zijn doorgerekend in de
begrotingen. Daarnaast is er gerekend met een eigen bijdrage die gelijk is aan de
31 / Bestedingen van ouderen in een instelling met een minimum inkomen
huidige eigen bijdrage Wmo. Als er een hogere eigen bijdrage voor zorg in rekening
wordt gebracht, dan resteert er al snel een negatief saldo. Zo leidt een eigen bijdrage
ter hoogte van de huidige lage eigen bijdrage AWBZ tot een negatief saldo voor alle
voorbeeldsituaties behalve een alleenstaande met een aanvullend pensioen.
Naast de uitgaven uit het basispakket zijn er ook een aantal uitgaven gespecificeerd in
verband met sociale participatie. Ouderen met een zorgbehoefte zullen hiervoor
waarschijnlijk meer kwijt zijn dan een standaard huishouden, bijvoorbeeld in verband
met extra kosten in verband met begeleiding. Deze kosten zullen daarom ook
samenhangen met de zorgbehoefte. Afhankelijk van de zorgbehoefte die in dit rapport
voor drie verschillende zorgzwaartepakketten is uitgewerkt, zijn de uitgaven uit het
restpakket in meer of mindere mate betaalbaar (zie tabel 18). In de meeste gevallen zijn
naast de uitgaven uit het basispakket lang niet alle uitgaven uit het restpakket
betaalbaar.
Tabel 18: Beschikbaar na het basis- en restpakket bij scheiden wonen en zorg
ZZP 2 ZZP 3 ZZP 6
Alleenstaand, AOW -61 -61 -107
Alleenstaande, AOW + €2.500 59 59 13
(Echt)paar, AOW -143 -143 -173
(Echt)paar, AOW + € 2.500 -27 -27 -57
De uitwerkingen in dit rapport zijn sterk afhankelijk van de variatie in persoonlijk
onvermijdbare uitgaven van zorgbehoevende ouderen die geconfronteerd worden met
de scheiding van wonen en zorg. Die variat ie zal met name veroorzaakt worden door de
hoogte van eigen bijdragen die men moet betalen voor de te ontvangen zorg. Daarnaast
spelen de woonlasten een belangrijke rol. In dit rapport is inzichtelijk gemaakt wat de
gevolgen zijn van hogere eigen bijdragen en bovengemiddelde huren. Bij hogere
woonlasten dan gemiddeld in combinatie met hogere eigen bijdragen dan de huidige
eigen bijdrage Wmo, zijn in geen enkel geval de uitgaven uit het restpakket betaalbaar.
Onder de AWBZ was de eigen bijdrage voor woonlasten en zorg gelijk. Bij de scheiding
van wonen en zorg, zullen de woonlasten individueel gaan verschillen. De in dit rapport
uitgewerkte voorbeeldsituaties kunnen hopelijk een bijdrage bieden om inzichtelijk te
maken wat de speelruimte van zorgbehoevende ouderen met een minimum inkomen is