Best Practices Ouderenzorg
-
Author
bing-research -
Category
Documents
-
view
231 -
download
0
Embed Size (px)
description
Transcript of Best Practices Ouderenzorg

Best Practice is een periodieke uitgave van:
Volgroeide benchmarkonderzoeken voor het meten van tevredenheid bij bewoners en medewerkers in Ouderenzorgvoorzieningen
# Voorzitter aan het woord
Luc Bulckens, blikt terug op de geschiedenis van de Bewoners- en Medewerkersmonitor
Luc BulckensCaritas (West-Vlaanderen)
We vroegen ons eveneens af of het niet zinvol
zou zijn om gezamenlijk een onderzoek te
plannen en ons te laten begeleiden door een
extern onderzoeksbureau, zodat we konden
rekenen op een professioneel en onafhankelijk
benchmarkonderzoek met een absolute anoni-
miteitsgarantie. Ten slotte hadden we ook de
ambitie om voorzieningen die nog niet over
een meetinstrument beschikten een degelijk
instrument aan te bieden en de mogelijkheid
om zich professioneel te laten doorlichten.
Cyclus van 3 jaarWe legden het onderzoekspad vast in een
cyclus van 3 jaar: het eerste jaar met een
onderzoek rond de bewonerstevredenheid, het
tweede jaar rond medewerkerstevredenheid,
in het derde jaar gevolgd door de implementa-
tie van verbeterprojecten.
BING ResearchDe Werkgroep Bezieling en Kwaliteitszorg
Caritas West-Vlaanderen koos voor BING Re-
search om het onderzoekstraject uit te zetten.
Tussen september 2005 en april 2006 werd
gewerkt aan een instrument voor het meten
van Bewonerstevredenheid en werd het onder-
zoekstraject volledig uitgewerkt.
39 woon- en zorgcentra participeerden aan de
Bewonersmonitor. Vanaf het najaar 2006 tot
in het voorjaar 2007 hebben we de Medewer-
kersmonitor uitgewerkt. 29 West-Vlaamse
voorzieningen namen deel.
‘Ouderen aan onze zorg toevertrouwd’In 2008 was iedereen druk bezig met het
vertalen van de resultaten naar concrete acties.
In 2009 organiseerden we ‘Ouderen aan
onze zorg toevertrouwd’, een uiterst boeiend
congres waarop we 370 deelnemers mochten
verwelkomen.
Nieuw e-platformEind 2009 werd opnieuw gestart met de
voorbereidingen van een nieuwe onderzoeks-
cyclus. BING Research – net voordien los van
ICMA International – trok opnieuw mee de kar.
Met www.zorgmonitor.be een totaal nieuw
e-platform, werd het instrument verder rijp
gemaakt voor een bredere markt.
Zorgnet VlaanderenDe ambities waren opnieuw groots. We wilden
ons niet beperken tot West-Vlaamse voorzie-
ningen, maar ons werk openstellen voor heel
Vlaanderen. We zochten en vonden steun
bij Zorgnet Vlaanderen, dat dit onderzoek
eerst voorzichtig, maar vervolgens enthousiast
mee ondersteunde.
Met de ervaring van het eerste onderzoekspad
werden de instrumenten grondig hervormd,
vooral sterk vereenvoudigd tot de meest rele-
vante vragen en uitgebreid met varianten voor
de verschillende zorgvormen (WZC’s, SF,
DVC’s, LDC’s en NachtVC’s).
BewonersmonitorIn eerste instantie stapten 74 voorzieningen
uit heel Vlaanderen mee. Alhoewel de meeste
participanten aangesloten waren bij Zorgnet
Vlaanderen, begon de interesse ook te groeien
bij openbare en privévoorzieningen. Door het
nieuwe e-platform van BING Research werd
het mogelijk om op het even welk moment aan
het onderzoek deel te nemen. Elke voorziening
die later instapt, vergroot zo de benchmark.
Dit is mogelijk gedurende 3 of 4 jaren. Daarna
start een nieuwe periode van onderzoek (2013
of 2014) waarin resultaten worden afgezet
tegenover het vorig onderzoek. Voor de
Bewonersmonitor 2010 staat de teller op dit
moment op 112 deelnemende voorzieningen.
Masterclass Fred LeeFred Lee heeft met zijn boek ‘Als Disney de
baas was in uw Ziekenhuis – 9½ dingen die
u anders zou doen’ nogal wat ophef gemaakt.
Hij geeft aan waar patiënten/bewoners belang
aan hechten en hoe zij onze dienstverlening
percipiëren. We onderzochten met de werk-
groep hoe wij deze inzichten konden laten
doorklinken in de ouderensector.
Ingrid Goovaerts van BING Research nam het
voortouw en haalde Fred Lee op 19 mei 2011
voor een master class en op 19 mei 2011 voor
een keynote naar België. Een zeer geslaagde
ervaring. Vanaf najaar 2010 werd ook opnieuw
hard gewerkt aan het instrument voor het
medewerkersonderzoek. 75 voorzieningen
stapten mee op de trein bij de eerste instap, en
5617 medewerkers gaven hun mening. De re-
sultaten zijn globaal gezien heel bemoedigend.
De werkgroep ging vanaf juni 2011 op zoek
naar hoe wij voorbeelden van ‘best practice’
aan de sector konden voorstellen.
Lees verder op pagina 2
column 1
luc bulckens 1/2
REGINA COELI 2
Minister Vandeurzen 3
PZ Sint-Camillus 4/5
Medewerkersmonitor ’11 5
Sint Barbara 6/7
WZC De Pottelberg 8
Ruim 7 jaar geleden werd de eerste steen gelegd. Op 23 februari 2005 lanceerde de Werkgroep Bezieling en Kwaliteitszorg Caritas West-Vlaanderen het plan om een onderzoeksproject op te zetten rond de tevredenheid van bewoners en medewerkers van woon- en zorgcentra. Het project had een drievoudige ambitie. Heel wat voorzieningen werkten met een eigen uitgewerkt tevreden- heidsonderzoek (in hoofdzaak voor het meten van de bewonerstevredenheid), en we achtten de tijd rijp om al die wijsheid samen te brengen en te bundelen in één onderzoeksinstrument.
# Inhoud
1
Voor u ligt de eerste editie van de Best Practices krant, gemaakt voor én door klanten van BING Research. Vanuit de behoefte om inzicht te krijgen in de best practice verhalen uit de ge-zondheidszorg is deze krant ontstaan.
Ingrid Goovaerts & Bas PetersManaging partners BING Research
Op heden participeerden een 130-tal
woon- en zorgcentra aan de bewoners-
en/of medewerkersmonitor, 14 psychi-
atrische ziekenhuizen startten een
benchmarkgroep voor het meten van
medewerkerstevredenheid en een 15-tal
ziekenhuizen onderzochten tezamen
met BING Research de tevredenheid
van medewerkers en/of artsen. Aan de
hand van deze onderzoeksresultaten
werden verbeterinitiatieven opgezet.
Met succes In deze krant zetten wij succesverhalen
in de schijnwerper. Best practices die
anderen aan het denken zetten.
Getuigenissen die inspirerend kunnen
werken. Wij zien het als onze taak om
naast de onderzoekstrajecten die we
begeleiden een forum voor kruisbe-
stuiving te creëren.
Wij wensen jullie veel leesplezier!
Vers van de pers...Een nieuwe krant!
# Column
JAARGANG 1 / 2012 / NR.
2/3 6/7
1

Best Practice is een periodieke uitgave van:
Kunt u als minister een grootschaligheidsonderzoek bij de medewerkers aanmoedigen?Minister Jo Vandeurzen: Het is natuurlijk heel
belangrijk dat je op grote schaal en op een
professionele manier medewerkers bevraagt
en peilt naar hun welbevinden op het werk. Ik
ben er ook van overtuigd dat dit in de toekomst
steeds belangrijker zal worden. Op dit ogenblik
zijn we, samen met de sector, op zoek naar de
juiste kwaliteitsindicatoren. Wat mag je op het
gebied van kwaliteit van onze woonzorgcentra
verwachten en hoe kun je dat meten en zicht-
baar maken? Het volstaat om er de kranten
van de laatste weken en maanden op na te slaan
om te weten dat dit ook een maatschappelijke
discussie is, en dat we ons daar met de sector
goed op moeten voorbereiden. Met andere
woorden: hoe kunnen we samen afspreken
wat belangrijk is als we, vanuit de woonzorg-
centra, spreken over ‘kwaliteit in dienstverle-
ning’? Dat betekent dat we moeten bekijken
wat er gebeurt op het gebied van zorg en vei-
ligheid – patient safety, en naar de kwaliteit
van zorgverleners en de zorgorganisatie.
Dit wil eveneens zeggen dat we moeten peilen
naar de levenskwaliteit, naar de manier waarop
de bewoners het wonen in een woonzorgcen-
trum zelf ervaren. Ik ben er dan ook zeker van
dat dit goede methodes zijn om het maatschap-
pelijk debat in verband met kwaliteit en output-
meting in woonzorgcentra aan te zwengelen.
Bent u bereid de pijnpunten die uit het onderzoek naar voren komen mede te ondersteunen vanuit uw beleidsniveau?Als ik het goed begrijp, is het toch ook essen-
tieel dat er een aantal pluspunten uit dat
onderzoek naar voren komen. Je ziet dat er
bijvoorbeeld heel succesvol wordt omgegaan
met retentiebeleid, dat er ook een heel grote
bereidheid tot samenwerking is, en dat de
tevredenheid hoog is. Er zijn inderdaad ook
een aantal pijnpunten waarneembaar.
Het zal niemand verwonderen dat werkdruk
daar een belangrijk element van is. Het
probleem van de werkdruk in woonzorgcentra
is in de eerste plaats een vraag die te maken
heeft met de bezetting op de vloer, in de core
business van de activiteiten van de woonzorg-
centra. Dit is natuurlijk ook gelinkt aan de
financiering, die tot nader order nog steeds
een federale aangelegenheid is, een zaak van
de ziekteverzekering. Het is voor mij echter
perfect mogelijk om de resultaten van de
enquête mee te nemen naar de interministe-
riële conferentie en daar met mijn collega’s
over te spreken. Eerlijk gezegd voel ik aan dat,
rekening houdend met de grote budgettaire
uitdagingen op federaal niveau, het niet zo
eenvoudig zal zijn om daar voor de volgende
jaren ten gronde nieuwe oplossingen voor te
vinden. Ik neem aan dat dit voorwerp zal uit-
maken van het overleg tussen de werkgevers-
en werknemers-organisaties en de bevoegde
federale ministers.
Is een duurzaam HRM-beleid in de voorzieningen geen noodzaak in tijden van schaarste op de arbeidsmarkt? Ik denk dat we niet rond de pot moeten
draaien. Ik ben ervan overtuigd dat een goed
personeelsbeleid in de toekomst wellicht een
van de belangrijkste kritische succesfactoren
zal zijn voor onze woonzorgcentra. Dat heeft
langs de ene kant vanzelfsprekend te maken
met de schaarste op de arbeidsmarkt, een
schaarste waarop wij als Vlaamse overheid
ook antwoorden proberen te formuleren.
Wij hebben een actieplan rond zorgberoepen.
We hebben ambassadeurs voor zorgberoepen.
We proberen de instroom en de zijinstroom in
de zorgberoepen te bevorderen. We zien aan
de eerste cijfers trouwens dat dit met succes
gebeurt. Maar het blijft wel een belangrijke
realiteit. Hoe ga je om met die schaarste?
Dit vraagt een personeelsbeleid dat mensen
kan motiveren om aan het werk te blijven, dat
de voorziening een zekere reputatie kan geven
die een troef kan zijn in het aantrekken van
medewerkers. Dan zal je zien dat je dingen kunt
realiseren door een goed personeelsbeleid,
door innovatie en creativiteit en door ervoor
te zorgen dat je de juiste schaalgrootte in je
organisatie hebt. Langs de andere kant is er
natuurlijk het debat over de kwaliteit, de vraag
over hoe je kunt aantonen dat je staat voor
een goede kwaliteit, en dat je binnen de social
profit een goede reputatie kunt voorleggen.
Dit zal je moeten transparant en zichtbaar
maken, wat dan weer betekent dat je moet in-
vesteren in een personeelsbeleid. De kwaliteit
van de dienstverlening in een woonzorgcen-
trum wordt immers voor een heel groot deel
bepaald door de kwaliteit van de medewerkers,
zowel in de rechtstreekse contacten met be-
woners en patiënten als in de contacten met
de mensen die in de backoffice actief zijn.
Elk van deze functies heeft eigen competenties
en uitdagingen waarmee moet worden
rekening gehouden. Ik denk dat iedereen die
de sector kent, er zich van bewust is dat het
personeelsbeleid een cruciale factor is. n
woonzorgcentrum Voor belevingsgerichte zorg & opvang Regina Coeli (Sint-Andries)
Regina Coeli: ‘zorgen’ als basisattitude
Regina Coeli is een woonzorgcentrum in Sint-Andries nabij Brugge. 82 medewerkers zorgen er samen voor een belevingsgerichte zorg en opvang die, getuige de recente Bewonersmonitor, meer dan hoog wordt gewaardeerd door bewoners en familie. Directeur Paul Braem, verantwoordelijke bewonerszorg, Anja Mylle, verantwoordelijke administratie en onthaal Ingrid Vandenbogaerde en medewerkster van de sociale dienst Lieve Vanhaerents delen hun zorgbeleid en aanpak.
Bij de recente Bewonersmonitor heeft Regina Coeli hoog gescoord op het thema ‘Zorg’. Enig idee waardoor jullie het verschil maken?Paul Braem: Volgens mij zijn er een aantal
elementen die een bijdrage aan deze hoge score
hebben geleverd. Het eerste element is een
stukje cultuur en historiek. Wij waren in de
jaren 60 tot begin jaren 90 een rusthuis dat
zich vooral richtte op senioren uit de burgerij.
Mensen moesten met andere woorden van
goede komaf zijn om hier binnen te geraken.
De zusters keken er nauwgezet op toe dat het
personeel de bewoners vriendelijk, behulp-
zaam en cliëntgericht behandelde. Dit was
de cultuur die hier heerste, een basisattitude.
Van de medewerkers die hier toen aan de slag
waren, werken er nu nog een 15 à 20. Zij zorgen
er mee voor dat deze aanpak wordt verdergezet.
Het tweede element dat meespeelt, is dat
wij een duidelijke visie hebben op hoe je
goede zorg aanstuurt. Voor mensen zorgen
is een heel complexe materie. Zorg moet je
niet aansturen via een lineaire weg (als je A
doet is B het gevolg), zoals je bij processen
en procedures wel kan doen. Met mensen
ga je op een andere manier om. Zorgen voor
mensen vraagt ook een andere manier of stijl
van leidinggeven. Je moet meer mensgericht
werken, dus leren loslaten, en relaties de kans
geven op te bouwen en te groeien. Je moet
dus meer gevoelsmatig, intuïtief en empathisch
te werk gaan. Dit in tegenstelling tot het klas-
sieke managementsdenken, waarbij je taakge-
richt en rationeel, beheersmatig en strategisch
kunt werken. Dit is ook nodig, maar dan vooral
voor lineair aanstuurbare processen.
Hoe slagen jullie erin om alle neuzen in dezelfde richting te laten wijzen, en van de zorg voor bewo-ners een dagdagelijkse bekommernis te maken? Paul Braem: Wij geloven sterk in het voor-
beeldgedrag van leidinggevenden, in walk-
the-talk. Dat je niet alleen iets uitdraagt, maar
het ook zelf naleeft. Een leidinggevende die in
de gang een medewerker kruist, zegt vrien-
delijk gedag. Wij moeten een voorbeeld zijn
voor de mensen die aan ons rapporteren. Als
we hier geen aandacht aan schenken, zal het
nooit werken. Dan kunnen we van onze me-
dewerkers niet verlangen dat ze de bewoners
op dezelfde manier behandelen.
Een bijkomend punt van aandacht is de con-
gruentie. Als je wilt dat het personeel op een
bepaalde manier met de bewoners omgaat,
dan moet je dit doortrekken in je omgang
naar je personeel toe.
Recent was er een medewerker waarvan de
partner uit het leven was gestapt. Op zulke
momenten zie je dat deze persoon als het
ware ‘gedragen’ wordt door de rest van het
team. Tijdens de begrafenisplechtigheid was
bijna heel het team aanwezig. Dit zijn kleine
dingen waarmee je een sfeer en klimaat
schept waar de zorg in relatie mogelijk is.
Dit moet natuurlijk wel op een authentieke
manier gebeuren. Als het niet oprecht is,
verdwijnt het effect. Zoiets kun je niet instru-
menteel hanteren of aansturen.
Als het om zorg gaat, vertoont de Bewonersmo-nitor een grote bandbreedte tussen de best en slechtst scorende voorziening. Is uw zorgbeleid dan zo uniek? Wat maakt dat anderen hierin nog niet helemaal slagen?Paul Braem: Ik denk dat veel van deze organi-
saties nog te vaak terugvallen op een ‘klassieke
wijze’ van leidinggeven. Men probeert dingen
te beheersen op een te geforceerde wijze.
Sommige medewerkers hebben van nature een empathische instelling en hebben bewust voor de zorgsector gekozen. Wordt hierop gescreend? Ik kan me voorstellen dat er medewerkers zijn die dit helemaal niet hebben.Paul Braem: We ervaren zelf dat je hierop
niet meer ten volle kunt screenen. Je mag al
blij zijn als je iemand vindt, met soms alle
gevolgen van dien. We zien vaak dat er bij de
indienstneming enige twijfels zijn, maar we
proberen deze mensen toch alle kansen te
geven. Soms evolueren nieuwkomers in de
goede richting, soms moeten we na een aantal
maanden afscheid van ze nemen omdat ze zich
niet kunnen inpassen in onze zorgcultuur.
Hoe monitoren jullie of de verzorgers zich aan ‘de gedragsregels’ houden?Anja Mylle: Dit wordt vaak snel gerapporteerd
door bewoners en/of collega’s. Nieuwe collega’s
zijn nog niet bekend met de cultuur en de bijbe-
horende gedragsregels. Ze maken niet met opzet
fouten, maar ze worden er wel op aangesproken.
Paul Braem: Nieuwe medewerkers zitten nog
in een groeiproces en wij willen iedereen
alle kansen geven. Soms zijn er wel ernstige
attitudeproblemen, en gaan medewerkers wat
grof om met vragen van bewoners. Je kunt dit
één keer bijsturen, maar je moet te allen tijde
vermijden dat het een tweede keer gebeurt.
Bij herhaling moet je maatregelen nemen.
Anja Mylle: Technieken, of de ‘hardware’,
zoals mensen wassen, dat leer je wel. De ba-
sisattitude, de ‘software’, is het belangrijkste,
maar ook het moeilijkste om bij te sturen.
Vormt dit een onderdeel van de huidige opleiding?Paul Braem: In vergelijking met een aantal
jaren geleden, krijgt zorg leren dragen voor
bewoners steeds meer aandacht in de oplei-
ding, en dan zeker de belevingsgerichte zorg,
waar mensen worden getraind om door een
andere bril naar een bewoner te kijken.
Deze dingen worden steeds meer meegeno-
men in de opleiding. Hier valt ook ethische
betrokkenheid onder.
De overheid verplicht ons trouwens een
ethisch beleid uit te werken. Momenteel laten
we dit vanuit de basis groeien. Er wordt met
alle medewerkers overlegd hoe dit ethisch
beleid vanuit de onderste laag van de orga-
nisatie kan opborrelen. We willen medewer-
kers zoveel mogelijk in het beleid betrekken.
Het bestuur schept het grote kader inzake
gedrags- en attituderegels, de basis. Dit wordt
vervolgens vertaald naar elke afdeling. De
praktische invulling die men hieraan geeft,
wordt per afdeling bepaald. Men neemt zelf
verantwoordelijkheid aangaande de organisa-
tie, of het praktische gedeelte, en de bele-
vingsgerichte zorg, het ethisch beleid.
Werken de medewerkers hier graag aan mee?Paul Braem: We zijn nog maar vrij recentelijk
gestart. De eerste groepen zijn alvast heel positief.
Anja Mylle: Het is niet de eerste maal dat
mensen maximaal betrokken worden in het
mee vormgeven van een beleid. Het is een groei-
proces. We werken vanuit de basis, met veel
referentiepersonen. Zo zijn er een aantal werk-
groepen rondom ‘comfortzorg’, ‘maaltijdzorg’
en ‘hygiëne en zorg’, ‘hantering en fixatiebeleid’.
Als leidinggevenden geven wij het kader aan.
De medewerkers krijgen de nodige vrijheid
om een eigen invulling te geven en zelf
initiatieven te nemen. Als verantwoordelijke
bewonerszorg stuur ik deze groepen aan.
Met de verantwoordelijken van deze teams
stemmen we zaken op elkaar af.
Paul Braem: De echte meerwaarde zit in de
wijze waarop mensen met elkaar omgaan.
Een stuk sfeer. Je kunt dit niet meten of in
procedures vatten.
Kunt u voorbeelden geven van jullie receptenboekje?Paul Braem: We hebben een tienpuntenlijst
die we aan medewerkers meegeven. In deze
lijst staan een aantal handvaten omschreven
inzake gedrag en attitude: niet over de hoof-
den van bewoners heen praten, het beroeps-
geheim respecteren, kloppen voordat je de
kamer binnengaat, drie tellen wachten voordat
men de kamer betreedt, discreet omgaan met
incontinentiemateriaal, bewoners helpen als
je op de kamer aanwezig bent, geen verklein-
woorden gebruiken...
De snelle reactie op beloproepen is zoals u weet een zwakte in de sector. Uw instelling scoorde enigszins hoog op dit onderdeel. Kunt u dit verklaren?
Ingrid Vandenbogaerde: We hebben een op-
roepsysteem dat een cruciale rol speelt bij het
reageren op beloproepen. Het is een spreek-
en luisterverbinding. Zodra een bewoner dit
systeem gebruikt, wordt er door een mede-
werker opgenomen. Deze stelt zichzelf voor
en verneemt wat de wens van de bewoner is.
De medewerker geeft de bewoner een richttijd
waarop hij of zij zal langskomen. De mensen
krijgen hierdoor een gerust gevoel. Duiken
hieromtrent klachten of vragen op, dan wordt
alles geregistreerd en wordt nagegaan wat de
oorzaak was. De resultaten worden gebrieft
aan de familie en de bewoners. De betreffende
medewerker wordt hier ook op aangesproken
en gevraagd om dit te verbeteren.
Draagt dit belsysteem bij tot een betere perceptie bij de bewoners?Paul Braem: Jazeker. De bewoner voelt zich
gehoord en is gerust dat er iemand komt.
De perceptie wordt beïnvloed door een goede
communicatie met de bewoner.
Jullie scoren eveneens goed op het element ‘Reke-ning houden met de zelfstandigheid van de bewo-ners’. Wat zou daarvoor de reden kunnen zijn? Anja Mylle: Dit komt een beetje op hetzelfde
neer als luisteren naar de bewoners en evalu-
eren wat ze nodig hebben. Wat kunnen ze
nog zelf en wat moeten wij overnemen?
Er zijn bewoners die niet graag door anderen
gewassen worden. We proberen dit dan tot een
minimum te beperken. Is elke dag wassen
wel nodig? Sommige dingen moet je niet aan
bewoners opdringen.
Paul Braem: We onderscheiden ons niet op
het vlak van ergotherapie of technische onder-
steuning. Ik denk dat het vooral de ‘software’
is die de scores omhoog drijft.
Anja Mylle: Dit merk ik ook bij de bespreking
bij de dagelijkse overdracht. Je ziet aan de
kleine dingen dat men echt bezorgd is om de
bewoners. We krijgen dit ook vaak te horen
van o.a. studenten. Onze manier van omgaan
met bewoners gebeurt vanuit een oprechte
bezorgdheid, een zekere authenticiteit.
Zijn er nog andere onderzoeken of externe evaluaties geweest waarin jullie goede zorg wordt bevestigd?Paul Braem: Twee masterstudenten hebben
recent een onderzoek uitgevoerd naar ‘familie-
betrokkenheid’. Ze hebben zeventien organi-
saties bevraagd en uit de resultaten bleek dat
wij over de hele lijn hoog scoorden.
De perceptie van de familie over de kwaliteit
van de zorg was bij ons het hoogst. Ook de
relatie met de medewerkers werd met een
hoog cijfer beoordeeld. Dit geeft aan dat dit
element cultuurgebonden is en niet berust
op toeval. Uiteraard is ook bij ons niet alles
rozengeur en zonneschijn. Ook wij maken al
eens fouten.
Wat brengt de toekomst? Paul Braem: De visie die in 1996 werd gefor-
muleerd, is enigszins achterhaald en wordt
dus hertekend. Het merendeel van de huidige
medewerkers heeft geen inspraak gehad.
De visie moet geactualiseerd en aangevuld
worden met de huidige ontwikkelingen.
De start van dit traject is gepland begin sep-
tember 2012.
De voorziening bevindt zich momenteel
in een groeifase. We zijn nog relatief klein,
waardoor we tegen financieel-economische
beperkingen aanlopen. Dit vertaalt zich
onder meer in een hoge dagprijs. In dit kader
willen we in de toekomst overgaan tot een
schaalvergroting. Toch kiezen we ervoor om
voldoende medewerkers te blijven inzetten.
Het hoofddoel van onze werking is inzetten
op het welzijn van bewoners en medewerkers,
binnen een gezond financieel kader als onder-
steunende doelstelling. n
Vervolg van pagina 1
Vanuit zowel de Bewonersmonitor als de Mede-
werkersmonitor heeft BING Research inzicht
in best practices, enerzijds op deelfacetten van
de hulp- en dienstverlening en anderzijds op
deelaspecten van het medewerkersbeleid.
BING Research heeft, samen met de werk-
groep, het initiatief genomen om een deze
krant uit te brengen met interviews van ‘best
practices’. Een schitterend initiatief dat het
mogelijk maakt om te horen of te zien wat col-
lega’s hebben gedaan om een bepaald facet uit
te bouwen. Voor geïnterviewde voorzieningen
is dit een hele eer en tegelijkertijd een unieke
gelegenheid om met hun ‘buitengewone’
werk naar buiten te komen.
Bewoners- & MedewerkersmonitorAls werkgroep zijn wij van mening dat de
instrumenten Bewonersmonitor 2010 en
Medewerkersmonitor 2011 op punt staan en
uitgegroeid zijn tot referentie-instrumenten
in de sector. De werkgroep heeft de ambitie
om te blijven evolueren, zich aan te passen
waar nodig en, in samenwerking met BING
Research, haar werk en ontwikkelde instru-
mentarium nog breder open te stellen voor de
sector Ouderenzorg.
Luc Bulckens, voorzitter Werkgroep Kwaliteits-
zorg en Bezieling Caritas West-Vlaanderen
(Zorgnet Vlaanderen) n
De Best Practice krant is een
uitgave van Bing Research
BING Research | België
Langveldstraat 4
2220 Heist op den Berg
BING Research | Nederland
Fazantstraat 17-19
4901 AZ Oosterhout
www.bing-research.com
Voor informatie over onderzoeken of
publicaties in deze krant kunt u contact
opnemen met Ingrid GoovaertsNet Promotor Certified Associate
Telefoon 00 32 15 24 2888
Aan deze uitgave werkten mee n WZC De Pottelberg
n verzorgingshuis Sint Barbara
n woonzorgcentrum Regina Coeli
n minister Jo Vandeurzen
n Onze-Lieve-Vrouw Gasthuis
n PZ St Camillus
Concept, vormgeving & realisatie Sablebonne, www.sablebonne.nl
Colofon Vlaams minister Jo Vandeurzen over de zin van grootschaligheidsonderzoeken
“Het personeelsbeleid is een cruciale factor”Medewerkersenquêtes in zorgorganisaties hebben extra nut als ze worden gesteund door de beleidsmakers. Volgens Jo Vandeurzen, Vlaams minister van Volksgezondheid, Welzijn en Gezin, zijn dergelijke bevragingen cruciaal om het maatschappelijk debat in verband met kwaliteit en outputmeting in woonzorgcentra aan te zwengelen.
# Interview
# Interview
”Van de toppers kunnen we leren”.
“Voor mensen zorgen is ’n complexe materie die jeniet aanstuurt zoals je dat met processen doet.”
“De basisattitude van de medewerkers,de ‘software’, is het belangrijkst,
maar ook het moeilijkst om bij te sturen”
32

Best Practice is een periodieke uitgave van:
De Medewerkersmonitor geeft ten gronde
een foto van de werking van een voorziening.
Als managementtool is dit ongetwijfeld een
zeer sterk en bruikbaar instrument. Het is
tegelijkertijd een zeer delicaat instrument,
omdat het de werking van een voorziening
grondig analyseert en vergelijkt met andere
deelnemende voorzieningen.
BenchmarkEr werden 7110 medewerkers uitgenodigd om
aan het onderzoek deel te nemen. 5617 me-
dewerkers, verdeeld over 67 voorzieningen,
hebben de kans gegrepen om hun mening
op papier te zetten. Met name de provincies
West-Vlaanderen (40%), Oost-Vlaanderen
(32%) en Antwerpen (23%) zijn goed verte-
genwoordigd in deze benchmark. De provin-
cies Limburg en Brabant blijven achter met
respectievelijk 3% en 2%. De overgrote meer-
derheid van de deelnemende voorzieningen
zijn nog steeds christelijke voorzieningen.
“75% van de voorzieningen behaalt
een algemene tevredenheidscore boven de 80%”
Uit de resultaten blijkt dat 92% van de leiding-
gevenden werkzaam in de ouderensector (ver-
sus 85% van de niet-leidinggevenden) tevreden
tot heel tevreden zijn over hun werkgever.
AnciënniteitNaar anciënniteit scoort de tevredenheid van
medewerkers die recent in dienst traden met
93% heel hoog. Vanaf 1 jaar anciënniteit blijft de
algemene tevredenheid vrij stabiel rond de 85%.
De anciens scoren zelfs iets hoger met 87%.
Daar waar er bij de meeste bedrijven sprake
is van een badkuip-curve en de algemene te-
vredenheid na 5 à 7 dienstjaren een dip kent,
komen er in de ouderenzorg maar weinig
mensen in een crisismoment terecht.
Hoeveel promotors tellen de woon- en zorgcentra?79% van de respondenten beveelt de voorzie-
ning aan als werkgever. Er is geen verschil
tussen de openbare en de privésector.
Er bestaat wel een verschil tussen stedelijke (80%)
en landelijke voorzieningen (79%). Tussen kleine
(< 50 medewerkers), middelmatige (50-150 mede-
werkers) en grote (> 150 medewerkers) voorzie-
ningen zijn er evenmin significante verschillen.
Hoe trouw zijn medewerkers in tijden van schaarste op de arbeidsmarkt?Mochten medewerkers een gelijkaardige
externe aanbieding krijgen, dan zou 73%
(zeker + waarschijnlijk wel) bij de huidige
voorziening blijven werken. De retentiegraad
is bijgevolg hoog. Bij de landelijke voorzienin-
gen is de honkvastheid met 74% iets hoger
dan bij de stedelijke voorzieningen (71%).
OuderensectorDe ouderensector scoort goed tot heel goed op
de pijlers ‘Mijn werk’, ‘Werktijden & werk-
rooster’, ‘Direct leiderschap’, ‘Samenwerking’,
‘Werkomgeving’, ‘Welzijn & veiligheid, ‘Per-
soonlijke ontwikkeling’, ‘Procedures & werk-
afspraken’ en ‘Zorg voor familie & bewoners’.
De meningen zijn zwakker en het meest ver-
deeld over ‘Werkbelasting & werkdruk’ en
‘Syndicaal overleg’. Communicatie & informatie-
verstrekking’ scoort niet slecht, maar zal
altijd een punt van aandacht blijven.
“96% van de mede-werkers werkzaam in
de ouderenzorg doet het werk graag
tot heel graag”
Enkele interessante bevindingen :
n Een geëngageerde leidinggevende heeft
driemaal zoveel geëngageerde en
gemotiveerde medewerkers.
n In vergelijking met de bedrijvenmarkt
scoren directieteams in het ouderenseg-
ment goed. Slechts 14% is ontevreden
over de directie. Het vertrouwen ligt hoog,
het beleid scoort naar tevredenheid.
1 op de 4 respondenten wenst iets meer
openheid tijdens het communiceren.
n Leiderschap en managementstijl grijpen
rechtstreeks in op de algemene tevredenheid.
n Goed leiderschap, optimale vaardigheids-
benutting en sfeer hebben een positief
effect op de retentie van medewerkers.
n De jongeren zijn minder geëngageerd om
mee te werken aan verbeterprogramma’s
en het verbeteren van doelstellingen.
n 8 op 10 medewerkers heeft vertrouwen in
de directe leider.
n Verloning en overige arbeidsvoorwaarden
hebben geen enkele impact op de algemene
tevredenheid, loyaliteit, engagement
en motivatie.
Informatie
Wenst u meer informatie over de resultaten
en de Medewerkersmonitor?
Neem dan contact op met Ingrid Goovaerts:
Jullie hebben voor het zevende jaar op rij deelge-nomen aan een tevredenheidsenquête onder de werknemers.Telkens weer worden de verwachtin-gen overtroffen. Wat leest u uit die cijfers af?Marc Vermeire: Uit de enquête kunnen we af-
leiden dat 93% van de medewerkers tevreden
is. Dat is nog 2% meer dan de keer daarvoor.
Als we ons benchmarken met 13 andere
psychiatrische ziekenhuizen, dan haalt Sint-
Camillus de hoogste score, wat natuurlijk een
schitterend resultaat is. Globaal bekeken zijn
er twee punten die onder de verwachtingen
blijven en die te maken hebben met de verlo-
ning van onze medewerkers op het gebied van
nacht- en weekenduren, maar dat is geregeld
via cao’s. De mensen weten wel dat wij weinig
ruimte hebben om op dat gebied iets te doen.
Daarnaast zijn er afdelingen die enorm goed
scoren en andere waar nog meer actie moet
worden ondernomen. Wat er per afdeling
uitkomt, beantwoordt ook niet altijd aan het
verwachte. De resultaten van de enquête
zijndus niet noodzakelijk een reflectie van
wat we vooraf hadden verwacht. In die zin zet
een enquête wel aan tot actie, maar dan alleen
op afdelingsniveau. Wat wij ook wel zien: we
scoren hoog op tevredenheid, op de loyaliteit,
maar we zitten wel in de middenmoot op het
gebied van engagement en motivatie.
Hoe verklaart u dat gebrek aan engagement?Marc Vermeire: Ik heb daar een eigen hypo-
these over, namelijk dat de mensen zodanig
tevreden zijn dat ze vlugger geneigd zijn om
de dingen te laten zoals ze zijn. Conservatis-
me door tevredenheid, dus. Ik denk dat, als je
echt dingen wilt veranderen, ook een zekere
ontevredenheid moet hebben. Geen malaise,
natuurlijk, maar wel een zekere trigger om te
willen veranderen.
Worden die resultaten aan alle medewerkers gecommuniceerd?Patrick Bruyneel: Ik geef eerst aan alle be-
leidstrio’s (= afdelingsdokter, teamcoördinator
en hoofdverpleegkundigen) feedback over
hun specifieke afdeling, en daarna trek ik sa-
men met hen naar de interdisciplinaire teams
om de resultaten over te brengen. Die worden
daar dan besproken.
Zijn de medewerkers verrast door die heel goede resultaten? Patrick Bruyneel: Als het goed tot zeer goed
is, komen de ‘zeer’ goede resultaten eerder
onverwacht. Van de afdelingen die minder
scoorden, krijg ik dan weer heel veel feedback.
Het is zeker niet zo dat mensen compleet uit
de lucht vallen als ze de cijfers te horen krijgen.
Stimuleert een dergelijke enquête mensen om opener te zijn wat betreft hun tevredenheid en hun werkomstandigheden?Patrick Bruyneel: Dat is een proces van jaren,
en heeft veel te maken met vertrouwen, en
dan vooral het vertrouwen dat er goed wordt
omgegaan met hetgeen in die gesprekken
wordt gezegd. Mensen moeten het gevoel
hebben dat er iets goeds mee gebeurt, dat
hetgeen ze zeggen zich niet tegen hen keert.
Nu is die vrijheid van spreken er wel. Het is
dan ook mijn ambitie om cijfers in woorden
om te zetten. Dat communiceer ik ook aan de
afdelingen die iets kritischer zijn ingesteld.
Blijkbaar heeft deze aanpak succes. Het vertrouwen in de leiding is met 92% enorm groot. Hoe doen jullie dat?Marc Vermeire: In vergelijking met de bench-
mark is dat percentage zeker opmerkelijk,
want die cijfers zitten vaak in het rood, en
wij zitten daar een heel stuk boven. Dit heeft
zeker te maken met het feit dat we altijd heel
open communiceren over wat we van plan
zijn, ook over zaken die nog niet duidelijk of
rond zijn, die alleen nog maar als denkpiste
bestaan. Als er uiteindelijk beslissingen
worden genomen, komen mensen hier dus
zelden voor verrassingen te staan. Ze zijn
mee met het verhaal, en hebben op die ma-
nier ook de ruimte en de tijd om hun mening
te uiten. Dat creëert een groot vertrouwen.
Medewerkers zijn ervan overtuigd dat, als er
dingen zouden veranderen, zij dat ook tijdig
zullen weten.
Ook heel belangrijk is dat we vervolgens doen
wat we zeggen. Daardoor hebben we een grote
geloofwaardigheid. Een zeldzame keer gebeurt
het dat we toch onverwachte beslissingen moeten
nemen, dat is onvermijdelijk maar mensen
begrijpen dat dit dan ook niet anders kan.
Patrick Bruyneel: Als je daar op die feedback-
sessies naar vraagt, dan krijg je vaak de
repliek: ‘We hoeven niet erg ongerust te zijn.
Het is al altijd in orde gekomen, dus zal dit
nu ook wel het geval zijn.’ Zo stonden er vorig
jaar een paar projecten op stapel die wat on-
rust konden geven, en de reactie was dezelfde.
“Medewerkers zijn ervan overtuigd dat ze eventuele
veranderingen tijdig zullen vernemen”
Sint-Camillus heeft net voor het afnemen van
de laatste enquête inderdaad enkele onpopulaire
maatregelen moeten nemen, die niet echt
positief waren.
Marc Vermeire: Ook daarvoor al. Zo hebben
we de tevredenheidsenquête van 2009
gedaan net nadat we het ziekenhuis qua
infrastructuur volledig op zijn kop hadden
gezet. Bijna alle afdelingen waren verhuisd
en we hebben teams moeten herschikken.
Toch was de tevredenheid tot onze verbazing
enorm gestegen. Toen de laatste enquête werd
afgenomen, zaten we dan weer met grote
fusieplannen en verwachtten we wat onrust,
maar ook dan bleek dat de tevredenheid met
nog eens twee procent was gestegen. Het feit
dat je in zo’n context toch zo’n hoge tevreden-
heid kunt hebben, was heel onverwacht. Hoe
hierrond werd gecommuniceerd, was van
doorslaggevend belang.
Mensen meenemen in het verhaal, hen op de
juiste manier benaderen en rekenen op hun
rationaliteit geeft blijkbaar weinig negatieve
gevoelens, of toch zeker geen negatieve hou-
ding ten opzichte van de directie.
Patrick Bruyneel: De negatieve gevoelens zijn
er wel. Soms zijn er teleurstelling, pijn en een
ambetant gevoel ten opzichte van wat er moet
gebeuren, maar dat is moeilijk in cijfers uit
te drukken. Dergelijke gevoelens worden wel
aan mij meegedeeld op de feedbacksessies.
Andere organisaties krijgen in dergelijke situaties wel forse klappen op het gebied van tevredenheid. Wat doen jullie anders?Marc Vermeire: Als we iets veranderen, dan
richten we een implementatiegroep op,
samengesteld uit mensen die hun afdeling
vertegenwoordigen. Die groep komt regel-
matig samen. De stand van zaken wordt er
meegedeeld, en er worden eventuele verande-
ringen besproken. We communiceren er ook
over zaken waarover louter nog wordt
nagedacht. Omgekeerd vragen we de vertegen-
woordigers ook wat er bij de medewerkers
leeft, hoe zij over bepaalde zaken denken.
Als het echt nodig blijkt, gaan we naar de
afdelingen om alles uiteen te zetten. Dat is
intensieve communicatie, kort op de bal spelen.
Zo vermijden we bovendien dat er bepaalde
foute veronderstellingen de wereld in worden
gestuurd. Volgens mij is dat de sleutel.
We hebben dit ooit anders gedaan. Dan werden,
om niemand ongerust te maken, eerst de ver-
anderingen uitgedacht en uitgewerkt, waarna
‘de bom werd gedropt’. Dan is de consternatie
pas echt groot. Daarom is mijn devies steeds:
probeer geen onrust te vermijden in je organi-
satie, want je zult ze dubbel en dik terugkrijgen.
Communiceer eerst goed.
Ontstaat er toch onrust? Manage die dan. Het
middenkader is daar cruciaal in. De directie
kan dat niet, omdat we niet voortdurend met
iedereen aan tafel zitten. Voor de diensthoof-
den en hoofdverpleegkundigen is daarin wel
een grote rol weggelegd. Die moeten dus zelf
heel goed op de hoogte zijn.
Gaan nieuwkomers ook gemakkelijk mee in dat verhaal? Hebben zij dat vertrouwen ook vrij vlug omdat het in de groep leeft?Marc Vermeire: Twee keer per jaar geven
we aan nieuwe mensen informatie over de
organisatie, en dan hoor je wel dat som-
migen wat verrast zijn over deze openheid.
Vooral mensen die al elders hebben gewerkt,
zeggen dat ze dit nog niet eerder hebben
meegemaakt. Blijkbaar is onze aanpak dus
niet mainstream. We doen trouwens weinig
zaken die tegen de wil van de mensen ingaan.
We geven dus zelden opdrachten waarvan
mensen denken dat deze hen niet echt liggen.
Het woord ‘moeten’ wordt hier met andere
woorden zelden gebruikt.
“’t woord ‘moeten’ wordt hier zelden gebruikt”
Daardoor ontstaat er meer commitment.
Mensen raken ervan overtuigd dat we hen
geen dingen zullen opdringen waar ze zelf
niet achter staan.
Patrick Bruyneel: Als hier bijvoorbeeld
iemand van afdeling verandert, dan wordt
vooraf naar zijn of haar reactie gepeild.
Omgekeerd werkt het ook: als mensen vragen
om naar een andere afdeling te worden over-
geplaatst, dan gebeurt dat zodra het kan.
Die flexibiliteit kan om heel basic dingen gaan.
Over de combinatie werk en gezin, verlofaan-
vragen… De directie zorgt er vervolgens voor
dat iedereen zich goed voelt, en in zijn eigen
ritme kan werken.
Dat heeft natuurlijk ook te maken met de klein-schaligheid van dit ziekenhuis?Marc Vermeire: Onze kleinschaligheid is een
belangrijke troef. Je kent iedereen nog, en je
hebt snel met iedereen contact. De directie is
ook heel toegankelijk. Langs de andere kant
dragen we ook echt zorg voor onze medewerkers.
We bekijken of mensen zich goed voelen op
de plaats waar ze werken en in de functie die
ze bekleden. Zo houdt onze directeur patiënt-
enzorg, die verantwoordelijk is voor de meeste
medewerkers, zich met al die mensen indivi-
dueel bezig. En zij weten haar natuurlijk ook
altijd te vinden wanneer ze haar nodig hebben.
Maar het klopt dat dit in een grotere organisa-
tie een stuk moeilijker ligt. Hier hebben we geen
tussenliggende echelons die een vlotte commu-
nicatie bemoeilijken. Grotere organisaties
hebben stafmedewerkers met eigen kaders en
richtlijnen. Zij kunnen niet dezelfde flexibi-
liteit hebben die een directie kan brengen.
“Hier dragen we ook zorg voor onze medewerkers”
Doen de medewerkers vaak dingen samen? Wordt er vanuit de directie iets georganiseerd om elkaar ook buiten de werkuren te zien?Marc Vermeire: We organiseren natuurlijk
een personeelsfeest, een fuif en op de eerste
werkdag van het jaar is er een speciaal ontbijt.
Sommigen nemen deel aan groepsmarathons,
er is een muziekband… Maar dit maakt geen
onderdeel uit van het beleid, want die fuif
wordt georganiseerd door een werkgroep. We
faciliteren die wel, maar daar houdt het bij op.
Patrick Bruyneel: Mensen zien elkaar wel op
afdelingsniveau. Die hebben enkele avonden
waarop ze samen uitgaan of ze organiseren
een weekendje in de Ardennen. Maar dit zijn
zeker geen initiatieven die vanuit het zieken-
huis worden georganiseerd.
Marc Vermeire: Wat we wel doen, is van
bepaalde gelegenheden gebruikmaken om
onze waardering te uiten ten opzichte van
mensen. Je zou het een ‘attentiebeleid’ kun-
nen noemen. Als mensen iets bijzonders
hebben gedaan, worden er al eens filmtickets
of een boeket bloemen gegeven. We hebben
tien jaar lang een systeem gehad waarbij we
aan medewerkers vroegen om een collega in
de bloemetjes te zetten. Dan konden ze de
naam van die persoon aan ons doorgeven en
bezorgden wij hem of haar een ruiker bloemen
tijdens het personeelsfeest. Dat systeem heb-
ben we stop gezet omwille van het té grote
succes. Vaak moesten we immers veertig tot
vijftig ruikers kopen.
Bij de viering van 75 jaar Sint-Camillus heb-
ben we ook een groot feest georganiseerd.
Maar het hoeven niet altijd grote attenties of
evenementen te zijn. We willen de medewer-
kers vooral laten voelen dat wat ze voor het
ziekenhuis doen, geapprecieerd wordt. Als
er bijvoorbeeld een naast familielid van een
medewerker overlijdt, dan zal er altijd iemand
van de directie op de begrafenis aanwezig
zijn. Ook bij geboortes worden er bloemen uit
naam van het ziekenhuis gestuurd. Aan der-
gelijke dingen besteden we heel wat aandacht.
In hoeverre heeft de kwaliteit van de zorg een invloed op de tevredenheid van medewerkers?Marc Vermeire: Wat mensen vooral interes-
seert, is dat ze hun werk goed kunnen doen.
Dan is het aan ons om ervoor te zorgen om
die context te creëren. Dat ze voldoende tijd
krijgen, over het juiste materiaal beschikken,
in de best mogelijke omstandigheden kunnen
werken en dat er duidelijkheid heerst. Zo heb
ik elk jaar een gesprek met al onze schoon-
maaksters. Dit jaar vraag ik hen één voor één
wanneer ze zich op hun best voelen. Tot nu
toe antwoordden ze allemaal dat ze zich op
hun best voelen als ze hun werk goed kun-
nen doen. Dat vinden medewerkers heel erg
belangrijk. Door mensen te verplaatsen of
voortdurend te veranderen van beleid, worden
ze onrustig en ontevreden. Maar natuurlijk
zijn we in de eerste plaats een organisatie die
de lat op het gebied van zorg hoog legt. Dat
onze medewerkers tevreden zijn, is belang-
rijk, maar nog crucialer is dat we hen stimu-
leren om goede zorg te leveren. Daarvoor
beschikken we over feedbacksystemen, zoals
patiëntentevredenheidsenquêtes, waarvan de
resultaten rechtstreeks worden teruggekoppeld
naar de individuele medewerkers zelf. Als we
er als ziekenhuis in slagen om een goed zieken-
huis te zijn, dan heeft dat ook veel invloed op de
tevredenheid van medewerkers. Dan zijn ze trots.
De resultaten bevestigen hen immers in hun
vermoeden dat dit een goede organisatie is. n
PZ Sint-Camillus scoort duizelingwekkend hoog in tevredenheidsenquêtes
“Communicatie als doorslaggevende factor”
Ondanks een oppervlakte van 12 hectare is het PZ Sint-Camillus in Sint-Denijs-Westrem, met een erkenning voor 184 bedden en 210 medewerkers, een relatief klein ziekenhuis. Dit verhindert alvast niet dat Sint-Camillusal voor de zevende keer op rij na een tevredenheidsenquête betere cijfers kan voorleggen. Directeur Marc Vermeire en kwaliteitscoördinator Patrick Bruyneel geven tekst en uitleg bij deze uitzonderlijk goede resultaten. De Medewerkersmonitor 2011
De Medewerkersmonitor is, samen met de Bewonersmonitor, een initiatief dat in 2006/2007 werd opgestart door de Werkgroep Bezieling en Kwaliteitszorg Ouderenzorg Caritas West-Vlaanderen. Inmiddels zijn beide monitoren uitgegroeid tot forse onderzoeken: vandaag nemen 120 WZC’s en andere voorzieningen in de ouderenzorg deel aan de Bewonersmonitor, terwijl 67 voorzieningen participeren aan de Medewerkersmonitor.
# Interview
# Onderzoek
Score 8-10Score 7Score 6Score 1-5NA
93% van de medewerkers istevreden tot heel tevreden
82%
10%4%
2%2%
Ja, zekerJa, waarschijnlijk welNee, waarschijnlijk nietNee, zeker nietNA
95% van de medewerkers raadt anderen aan bij PZ Sint Camillus
te solliciteren?
58%
37%
3%1%
1%
| | | | | | | | | | || |
| || |
|| |
||
||
||
|||||
|||||||||||||||||||||||||
||||||||||||
||
||
|||
| | | | | | ||
| | | | | | | |
0 100 90
70
60 50 40 30 2
0 10
80%
%7-10
50% 80% 100%
Bandbreedtevoorzieningen
54

Best Practice is een periodieke uitgave van:
Waarom denken jullie dat Sint Barbara in de top 3 van de Bewonersmonitor Ouderenzorg staat?Renilde Verhoeven: We stellen de bewoner en
de zorg centraal en proberen de eigenheid van
ouderen te behouden. We willen hier niet het
gevoel van een rusthuis creëren. We investeren
constant in zorg en kwaliteit, en dat loont. Onze
lange wachtlijst is daar het beste bewijs van.
Fritz van Clemen: We werken met ongeveer
25% extra bovennormpersoneel. Afhankelijk
van hoe zwaar de zorg in een instelling is,
wordt bepaald hoeveel zorgpersoneel er aan
het werk mag. Daarbovenop nemen we nog
een kwart extra mensen in dienst. Dit is onze
eigen keuze. We worden daarvoor niet vergoed.
Daarnaast beschikken we over meer dan
honderd vrijwilligers, meestal buurtbewoners
of familieleden, die extra tijd in het persoonlijk
contact met de bewoners kunnen steken.
Het zorgpersoneel kan daardoor energie en
tijd investeren in bijvoorbeeld het volgen van
opleidingen. We vieren ook elk jaar de jubilea
van personeelsleden die bijvoorbeeld twintig,
dertig of 35 jaar in ons woonzorgcentrum
werken. Dit wordt gewaardeerd en zorgt voor
continuïteit in het zorgaanbod. Mensen willen
ook graag bij ons blijven werken. We hebben
nu zelfs een werfreserve voor langetermijn-
contracten. Een echte luxe-situatie.
Hoe ziet jullie zorgbeleid eruit? Fritz van Clemen: Sint Barbara werkt met
zogenaamde ‘referentiepersonen’. Zij hebben
geen hiërarchische functie, maar zijn verant-
woordelijk voor een onderwerp, zoals hygiëne
of palliatieve zorg. Zij kunnen als deskundige
worden benaderd. We schenken ook veel aan-
dacht aan verpleegkundige zorg. Hiervoor was
Renilde ruim 25 jaar hoofdverpleegkundige.
Hierdoor is ze bekend met onze manier van
werken en krijgt ze veel gedaan bij vroegere
en huidige collega’s en het zorgpersoneel.
Renilde Verhoeven: De huisvisie moet alge-
meen bekend zijn. Daarom hebben we een
evaluatie-instrument voor nieuw personeel
ontwikkeld. Hierin staat beschreven wat er
van hen wordt verwacht op het gebied van
verpleging, zorg en de omgang met bewoners,
en dit vanaf dag 1 tot 12 maanden verder.
Op afgesproken tijdstippen wordt dit in de
teams besproken.
Fritz van Clemen: We besteden veel budget
aan onder andere bijscholing, zowel intern als
extern. We huren ook sprekers in, en er is een
groot aanbod aan een- of meerdaagse cursus-
sen. Deelname is niet vrijblijvend. Na de op-
leiding is er een gesprek met het diensthoofd,
waarbij wordt gekeken wat de opleiding kan
betekenen voor het huis en voor de collega’s.
Is er onderlinge controle? Wijzen collega’s elkaar bijvoorbeeld op zaken die niet stroken met de aanpak van het huis?Fritz van Clemen: Het ligt niet in onze aard
als Vlamingen om elkaar feedback te geven,
positief noch negatief. Maar wij willen in Sint
Barbara wel een standaard hoog houden.
Daarom stellen we kwaliteitseisen. Als iemand
bijvoorbeeld niet komt opdagen, wordt de persoon
in kwestie op zijn of haar gedrag aangesproken.
Biedt Sint Barbara, naast bijscholing, ook oplei-dingsmogelijkheden voor studenten en scholieren? Fritz van Clemen: Wij hebben afspraken ge-
maakt met diverse middelbare en hogescholen.
Scholieren en studenten mogen een aantal
weken stage bij ons komen lopen. De goede
begeleiden we verder. Zij mogen in de week-
ends of vakanties bij ons werken en worden
in het team opgenomen. Zo investeren we in
stagiaires en proberen we de juweeltjes eruit
te halen. Als ze afstuderen, willen ze meestal
graag bij ons in dienst komen.
Hebben jullie specifieke programma’s ter bevordering van klant- of bewonersgerichtheid?Fritz van Clemen: Procedures zijn bedoeld
om mee te werken en naar terug te grijpen.
Maar jezelf het werk eigen maken, de sfeer
in het huis en op een afdeling aanvoelen, de
omgang met de bewoners, dat is allemaal een
kwestie van gevoel, dat kun je niet vastleggen
in procedures en regels. Ik verwacht niet alleen
dat medewerkers hun werk goed doen, maar
dat ze ook iets extra’s toevoegen. Zo tillen we
het huis naar een hoger niveau. De klooster-
zusters hebben het respect voor de mens
altijd centraal gezet. Zij lopen nog altijd rond
in het gebouw en zitten in het bestuur.
Op die manier wordt deze kerngedachte in stand
gehouden. Zo klopt het personeel altijd voor
ze een kamer betreden en is er aandacht voor
kleine dingen. Medewerkers maken bewoners
bijvoorbeeld attent op vlekken in hun kleren.
En een bewoner die scheef zit in de stoel,
wordt meteen recht gezet.
Renilde Verhoeven: Personeelsleden zijn over
het algemeen heel alert, ook op de gesloten
afdeling. Als de kleding van een bewoner
scheef zit of zelfs uitgetrokken is, lichten we
de familieleden in. Bij inspecties wordt deze
alertheid als positief punt meegenomen.
We gaan respectvol om met de medemens.
“De geest van de zusters waart hier verder”
Doen jullie ook aan kruisbestuiving met andere woon- en zorgcentra die gelijkenissen vertonen qua zorgbeleid?Fritz van Clemen: Ik zit samen met andere
directeuren van zorgcentra in een intervisie-
groep. We bespreken allerlei onderwerpen
en wisselen ideeën met elkaar uit. Hierdoor
kunnen we van elkaar leren en inzien dat een
probleem meerdere rusthuizen kan bezighou-
den. Ik ben een groot voorstander van uitwis-
seling. Zo kunnen we leren van anderen,
en zien dat wij het nog niet zo slecht doen.
De hoofdverpleegkundigen en administratieve
krachten bezoeken daarom ook regelmatig in-
tervisiegroepen. We zien andere verzorgings-
huizen op die gebieden niet als concurrenten.
Sint Barbara reageert goed op beloproepen. Dit thema is vaak zwakker bij andere voorzieningen. Zijn hier speciale procedures voor?Renilde Verhoeven: Aan het personeel vragen
we altijd zo snel mogelijk op een oproep te
reageren. Als de bewoner belt, komt dit bin-
nen op de desk van de verpleegkundige. Die
informeert wat er aan de hand is. Als het om
een kleinigheid gaat, zoals een flesje water, en
de verpleegkundige is nog ergens anders mee
bezig, kan ze melden dat ze de fles over een
paar minuten komt brengen.
Fritz van Clemen: De inspectie controleert
hoe wij reageren op beloproepen. Met dit op-
roepsysteem kunnen wij nagaan hoelang een
oproep duurt. Elke oproep wordt ook op tape
opgenomen. Bij een klacht van een bewoner
of een familielid kunnen we de oproep op-
nieuw beluisteren. Is de klacht gegrond, dan
stappen wij naar de afdeling om te informe-
ren waarom er zo gehandeld is.
In welke mate wordt er rekening gehouden met de zelfstandigheid van bewoners?Renilde Verhoeven: Die proberen we zo lang
mogelijk te behouden. Bij elke opname infor-
meren we uitgebreid naar iemands toestand.
In overleg met onder andere het zorgpersoneel,
de kinesist en het animatieteam kijken we wat
de bewoner nog zelf kan. We proberen zelfstan-
digheid zoveel mogelijk te stimuleren.
Op een aantal afdelingen is regelmatig mul-
tidisciplinair overleg. Per discipline kijken
we dan wat we het beste kunnen verbeteren
om iemands zelfstandigheid zo lang moge-
lijk te behouden.
Fritz van Clemen: Bij een intake willen we ook
alles weten over iemands hobby’s en gewoon-
ten, zodat we die hier zoveel mogelijk kunnen
voortzetten. Vooral bij dementerenden is dit
belangrijk. Op die manier herkennen ze mis-
schien bepaalde dingen of krijgen ze een goed
gevoel. We willen voorkomen dat dementeren-
den worden gezien als personen die niet meer
reageren. Zij hebben een heel leven achter
zich met gebeurtenissen die indruk hebben
gemaakt. Daar willen we respect voor tonen.
Merken jullie dat bewoners veeleisender worden?Fritz van Clemen: Ze worden mondiger, niet
veeleisender. Senioren zijn snel tevreden en
zullen niet snel zelf een klacht indienen.
Fritz van Clemen: De familie is veel kritischer
dan de bewoners. Bij de maaltijden geven de
bewoners bijvoorbeeld aan zeer tevreden te
zijn, terwijl familieleden vaak nog wat op- of
aanmerkingen hebben.
Worden de schoonmaakafspraken in overleg met de bewoner bepaald?Renilde Verhoeven: De bewoner heeft inspraak.
Stel dat hij of zij thuis altijd op maandagvoor-
middag schoonmaakte, dan houden we daar
in de planning rekening mee.
Fritz van Clemen: Het is voor ons heel belang-
rijk dat de kamers en ruimtes schoon zijn, maar
de bewoners mogen hier weinig last van hebben.
Daarom wordt er schoongemaakt als de bewoner
bijvoorbeeld in de animatieruimte is. De ruimtes
hebben verder geen kenmerkende rusthuisgeur
omdat ons onderhoudspersoneel speciaal mate-
riaal gebruikt om dat te voorkomen. Verder maakt
Sint Barbara in Herselt staat in de top 3 van de Bewonersmonitor Ouderenzorg
‘We willen geen rusthuisgevoel creëren’In de recente ‘Bewonersmonitor Ouderenzorg’, die werd gehouden bij 120 woon– en zorgcentra, haalde Sint Barbara op het gebied van zorg een topscore. Zowel bewoners als families zijn dan ook erg tevreden over het verzorgingshuis. Algemeen directeur Fritz van Clemen en hoofd zorg Renilde Verhoeven vertellen over het zorgaanbod binnen Sint Barbara.
de ochtendzorg de vuilniszakken dicht en neemt
ze deze – ongeacht of ze vol zijn – mee naar
ons containerpark. Ze gaan dus nooit ruiken.
Fritz van Clemen: Vroeger werkten we met
een externe firma, maar vanwege negatieve
ervaringen hebben we de schoonmaak in het
weekend weer in eigen beheer.
Jullie scoren ook goed op omgeving, zowel in als rond de gebouwen. Hoe komt dat?Fritz van Clemen: Sint Barbara heeft redelijk
wat grond en groen, en ook wandelpaden die
rolstoeltoegankelijk zijn. Daarnaast liggen we
heel dicht bij het centrum en zijn we goed be-
reikbaar met het openbaar vervoer. Bovendien
zijn onze gebouwen relatief nieuw en gaan we
de oudere gebouwen binnenkort renoveren.
Daar komt nog bij dat senioren liever bij de
hoofdingang zitten. Zo kunnen ze zien wie
het gebouw binnen- en buitengaat.
Steeds meer rusthuizen zetten de deuren open voor mensen van buiten. Is dat ook bij jullie het geval?Fritz van Clemen: In maart zijn we gestart met
een nieuwe serviceflat, en in samenwerking
met het OCMW en, een andere partner, komt
er een ontmoetingscentrum voor ouderen,
waar warme maaltijden worden aangeboden.
Renilde Verhoeven: Familie kan samen met
de bewoner zelf op pad gaan om even iets te
halen in bijvoorbeeld een cafetaria of buurt-
winkel. Op donderdagmiddag komen mensen
in het cafetaria pokeren. Onze bewoners kunnen
bij hen aansluiten en iets drinken. Er komen
ook wel eens mensen vergaderen in Sint Barbara,
en scholen en kindercrèches komen bij ons
langs voor een bezoek.
Zijn er plannen om het zorgbeleid in de toekomst verder te professionaliseren?Renilde Verhoeven: Vroeger zette onze ver-
pleegkundige zelf alle medicatie klaar nadat
deze door de apotheek was gebracht. Nu sor-
teert de buurtapotheek de medicijnen dage-
lijks op naam van de bewoner. De verpleeg-
kundigen hoeven ze dus alleen maar klaar
te zetten, te controleren en toe te dienen. Dit
zorgt ervoor dat er nu minder fouten worden
gemaakt. Daarnaast zijn we in een specifieke
pilotafdeling bezig om het ligcomfort verder
te verbeteren. Afhankelijk van de score gaan
we de matrassen en ligkussens aanpassen.
Fritz van Clemen: Voor onze uitbreidings-
plannen zijn we in gesprek met een interne
werkgroep die onderzoekt hoe de zorgafde-
ling er de komende dertig jaar moet uitzien.
Deze werkgroep bestaat niet alleen uit zorg-
personeel, maar ook uit medewerkers van de
administratie en de technische dienst. Hun
input zal de standaard voor de komende jaren
zijn. De afdeling voor dementerenden bestaat
in 2013 twintig jaar en zal ook worden gere-
noveerd. Het ontwerp wordt aangevuld met
nieuwe ideeën over hoe er in de toekomst
met dementie moet worden omgegaan. Tot
slot vliegen we uit.
In het nieuwe woonzorgen wordt gehamerd
op de zogeheten ‘transmurale zorg’, waar-
bij een rusthuis buiten haar veilige muren
treedt om samenwerkingsverbanden aan te
gaan met ziekenhuizen en thuisverpleegkun-
dige diensten. Hierdoor ontstaat een betere
overgang van de ene naar de andere dienst.
Sint Barbara heeft een dagcentrum en een
kortverblijf, waarbij we de thuiszorg onder-
steunen. Dit gaan we nog meer uitdragen.
Verder zal een aantal van onze diensten,
zoals de palliatieve, wond-, en diabeteszorg
zich niet alleen ten dienste stellen van onze
eigen bewoners, maar ook vragen van exter-
nen beantwoorden. n
Geschiedenis Sint BarbaraRuim honderd jaar geleden kregen de kloosterzusters van Geel de vraag of ze zorg konden
verlenen aan de familie van Herselt. In ruil voor deze zorg erfden zij de gronden van de
familie. Voorwaarde was wel dat dit verzorgingstehuis altijd beschikbaar zou zijn voor de
zieke en behoeftige inwoners van Herselt. Daarom krijgen zij ook nu nog steeds voorrang
om in Sint Barbara te komen wonen. Op die manier is het huis een ‘commune’ geworden
van inwoners uit Herselt die elkaar vaak nog van vroeger kennen. Oude vriendschapsban-
den worden er weer aangehaald, en dit zorgt voor een bijzondere sfeer.
Het ontstaan van de zusters Onze-Lieve-Vrouw
Gasthuis gaat terug tot omstreeks 1312, en is
gegroeid uit de inzet van een groep vrome vrou-
wen, waaruit in de loop der jaren een klooster-
gemeenschap ontstond. Deze gemeenschap had
als doel gesteld zich in te zetten voor en hulp
te bieden aan zieken en minderbedeelden.
In februari 1999 namen de bewoners hun
intrek in het vernieuwde rusthuisgebouw tus-
sen de Ieper- en de Bruggestraat. Sindsdien
groeide het gasthuis verder uit tot een woon-
en zorgcentrum met een verscheidenheid aan
diensten voor bejaardenzorg. In de huidige
werking vinden we nog steeds de religieus-
historische waarden zoals gastvrijheid en
extra aandacht voor zwakke mensen terug.
Tesamen met wzc De Pottelberg uit Kortrijk
scoort Onze-Lieve-Vrouw Gasthuis heel hoog
op het gebied van maaltijden. Het koos 13 jaar
geleden voor Sodexo als partner voor de berei-
ding van de maaltijden. Daarvoor werden de
maaltijden geleverd door het ziekenhuis.
Dit menu was niet aangepast aan langverblijf,
en sommige bewoners waren niet tevreden.
Vandaar de overstap naar een partner met
ruime ervaring in maaltijdbereiding. BING
Research vroeg tekst en uitleg aan directeur
Mieke Vandeputte en chef-kok Bart Bulcke.
Wie bereidt de maaltijden binnen het gasthuis?Mieke Vandeputte: We hebben 1 vaste kok,
Bart Bulcke, die via Sodexo wordt ingezet.
Daarnaast hebben we zelf nog een kok in
dienst die Bart helpt, en uiteraard zijn er ook
onze eigen keukenhulpen. Alles wordt dagvers
bereid in de centrale keuken. Het ontbijt wordt
‘s ochtends klaargemaakt en niet de avond
voordien, zoals bij vele andere WZC’s wel het
geval is. Dit vraagt wel enige flexibiliteit van
onze keukenmedewerkers met betrekking tot
het startuur in de keuken.
Wat kunnen anderen van jullie leren?Mieke Vandeputte: De reden waarom we zo
goed scoren is volgens ons een combinatie
van meerdere factoren. Een eerste factor is de
vrije keuze die wij laten tussen individueel
op de kamer of gezamenlijk op de afdeling
eten. Daarnaast organiseren we gezamenlijke
momenten waarop we ook speciale menu’s
voorschotelen. De tafel wordt dan mooi
aangekleed, eigenlijk net zoals op restaurant.
Deze momenten worden door de bewoners
gekoesterd. Het gaat hier om een totaalbele-
ving. Voor een aantal afdelingen is er geen
vrije keuze omdat het helpen bij de maaltijden
essentieel is.
Bart Bulcke: Op de gezamenlijke momenten
proberen we al eens streekgerechten te
serveren zoals potjesvlees, gebakken haring
of kaasschotel met wijn. Deze gerechten zijn
heel geliefd bij de bewoners.
“We gaan niet voor de laagste, maar wel
voor een correcte prijs”
Bart Bulcke: Een tweede reden is de wijze van
koken. We koken op traditionele wijze, waarbij
groenten steeds worden aangestoofd. Het vlees
wordt aangeschroeid in de braadpan. De be-
woners appreciëren deze kookwijze enorm.
Mieke Vandeputte: Een ander belangrijk
pluspunt is een eigen kok en een warme lijn.
Dit is een bewuste keuze. Het koken gebeurt
op locatie, weliswaar met de ondersteuning
vanuit Sodexo. En dan is er uiteraard de prijs-
kwaliteitverhouding. Wij willen steeds een cor-
recte kwaliteit aan een goede prijs. We gaan niet
voor de laagste, maar wel voor een correcte prijs.
Mieke Vandeputte: Een bijkomende pro is
onze visie. Die bepaalt dat we, voor wat betreft
het maaltijdgebeuren, steeds gaan voor een
totaalbeleving. De maaltijden moeten in
eerste instantie lekker zijn, maar ook veilig,
gezond, evenwichtig en gevarieerd. Er zijn
geen beperkingen inzake assortiment en
ingrediënten. Wel sluiten we bepaalde zaken
uit omdat de consumptie ervan niet veilig is.
Zo serveren we nooit rauw vlees.
Bart Bulcke: We proberen te vermijden dat
bewoners te weinig gevarieerd eten, bijvoor-
beeld elke dag appelmoes. Dieet wordt alleen
geserveerd op voorschrift van de arts.
Hebben bewoners de keuze uit verschillende menu’s?Mieke Vandeputte: We serveren slechts één
pot. Als bewoners het voorgeschotelde menu
niet lusten, dan bieden we uiteraard andere
mogelijkheden.
Hebben de bewoners inspraak?Mieke Vandeputte: Uiteraard. Op de gebruikers-
raad wordt beslist wat de pot schaft. Tijdens
de bewonersraad is een van de koks altijd aan-
wezig. Een van de wensen van de bewoners
was een ontbijt met een zachtgekookt eitje.
We hebben een speciale machine aangekocht
om zachte eitjes op een veilige wijze te be-
reiden, zodat de bewoners geen risico lopen.
Sommige combinaties van ingrediënten wor-
den niet altijd gesmaakt. Deze passen we dan
aan. Daarnaast wordt bij de opname aange-
geven welke porties men wenst, wat men lust
en niet lust. Bart gaat zelf langs bij nieuwe
bewoners om de wensen in kaart te brengen.
Dit wordt vastgelegd op een individuele fiche
die op ieder ogenblik kan worden gewijzigd.
Hebben jullie recent bepaalde iniatieven genomen of werkpunten gehad?Mieke Vandeputte: Vorig jaar heeft Sodexo
een audit uitgevoerd rond het maaltijdgebeu-
ren. Deze audit beperkte zich niet alleen tot
de maaltijden, maar onderzocht ook de wijze
waarop de maaltijden worden geserveerd, hoe
de tafel wordt gedekt, hoe de bordschikking
en de proportionering gebeuren enzovoort.
Vanuit deze audit is er voor alle medewerkers
een vorming geboden.
Bart Bulcke: Het opdienen van de frietjes blijft
een punt van aandacht. Vaak worden ze wak
of bij langer bakken te taai voor de bewoners.
De temperatuur van de maaltijden hebben we
verbeterd door een extra kar in te zetten.
Wat brengt de toekomst? Mieke Vandeputte: De decentralisatie van de
koffiebereiding is een volgende stap die we
overwegen. Dit zouden we doen om de be-
schikbaarheid en versheid te verbeteren. We
zijn eveneens volop bezig met het voorberei-
den van een nieuwbouwproject op ongeveer
800 meter van deze locatie. Het accent zal
bij de nieuwbouw voornamelijk liggen op leef-
groepwerking en decentralisatie. We behou-
den wel de keuze om maaltijden op de eigen
kamer te nuttigen, maar onze aandacht zal
blijven gaan naar gezamenlijke maaltijdmo-
menten, weliswaar niet altijd met de volledige
groep. Bij het avondmaal proberen we dit
binnen een kleinere groep te organiseren voor
sfeer en gezelligheid. Mensen verlaten niet
graag de afdeling..
“Wij hebben de luxe om samen te werken met Sodexo. Zij brengen zelf ervaring binnen”
Wisselen jullie ideeën uit met andere voorzieningen? Mieke Vandeputte: Wij hebben de luxe om sa-
men te werken met Sodexo. Zij brengen zelf
ervaring binnen. Er is niet echt veel uitwisse-
ling rond maaltijden met andere WZC’s.
We overleggen wel om de 6 weken met Sodexo.
Zij geven advies, en de lokale kok stemt de
maaltijdvoorziening af op de wensen van de
bewoners en de gewoontes van de streek. n
Lekkere maaltijden aan een goede prijsOnze-Lieve-Vrouw Gasthuis is een woon- en zorgcentrum in Poperinge. Naast 134 woongelegen- heden voor langverblijf biedt het gasthuis nog tal van andere diensten aan, zoals zorgflats, kortverblijf, dagopvang in De Plataan, beschermd wonen in de serviceflats Fioretti, thuisverpleging en huishoudelijke hulp via de dienstenchequesonderneming Gast & Thuis.
Onze-Lieve-Vrouw Gasthuis in Poperinge outsourcet maaltijdgebeuren maar blijft toch lokale service aanbieden
# Interview
# Interview
76

De Pottelberg haalde een topscore voor de maal- tijden. Zowel de bewoners als hun familieleden waren heel tevreden. Wat kunnen wij van jullie leren? Manu De Clercq: Volgens ons hebben we dit
te danken aan drie factoren: een duidelijke
visie op het maaltijdgebeuren, de kwaliteit
van de bereiding en de goede service die door
de Hoteldienst wordt geleverd. De presentatie
van de maaltijden en de manier waarop deze
worden aangeboden, heeft een grote impact
op de algehele tevredenheid.
Een goede bediening en de kwaliteit van het
eten zijn voor ons twee schakels die niet los
van elkaar kunnen opereren. Er is permanent
overleg tussen de keuken en de hoteldiensten.
Ze bespreken samen de bereiding en de
presentatie van de maaltijden. Zo komen we
tot een efficiënt, optimaal en kostenbewust
aanbod en laten we hen als één team functio-
neren. Wij kiezen ook bewust voor een eigen
kok die veel vrijheid krijgt om z’n talenten in
te zetten. Hubert is met z’n 29 dienstjaren
een zeer ervaren kok, die het reilen en zeilen
van het huis kent.
Waarom besteden jullie het maaltijdgebeuren niet uit?Manu De Clercq: Het is een heel bewuste
beleidskeuze om de maaltijden zelf te bereiden.
Zo willen we de bewoners ook de mogelijk-
heid geven de maaltijd op de eigen kamer te
nuttigen. Dit heeft consequenties voor de
werkwijze, die we daarop hebben afgestemd.
Jullie kiezen bewust voor koken volgens ‘de warme lijn’ in tegenstelling tot sommige andere voorzie-ningen waar men ‘ontkoppeld’ kookt. Vanwaar deze keuze?Hubert Maes: Klopt, de warme lijn betekent
dagvers koken, waarbij dagelijks net voor het
moment van verbruik wordt gekookt. Dit in
tegenstelling tot ontkoppeld koken, waarbij
men op bepaalde momenten in de week
voor meerdere dagen kookt. Het eten wordt
dan gekoeld bewaard en op het moment van
verbruik opnieuw opgewarmd. Dit systeem
wordt vooral door voorzieningen met meer-
dere locaties gebruikt omdat het efficiënter is.
Het zorgt voor kostenbesparing, en pieken
en/of de ziekte van koks kunnen hiermee goed
worden opgevangen.
Wij kiezen niet voor ontkoppeld koken omdat
we het belangrijk vinden dat onze maaltijden
met verse ingrediënten worden gemaakt.
Zijn er bepaalde voedingsmiddelen die jullie uitsluiten?Hubert Maes: Om de kostprijs zo goed als
mogelijk te benaderen, gebruiken we eigenlijk
alles wat op de markt te krijgen is en kiezen
we altijd voor seizoensgebonden groenten.
We organiseren ook regelmatig weken die in
het teken staan van een thema, bijvoorbeeld
reizen. We serveren dan buitenlandse gerech-
ten in plaats van de lokale standaardmaal-
tijden. Per afdeling worden de tafels gedekt
zoals in een restaurant. Omdat de bewoners
niet altijd meer in staat zijn om zelf keuzes te
maken, weten de medewerkers Hoteldiensten
van elke individuele bewoner wat hij of zij wel
en niet lust. Tussen het middag- en avondmaal
is er een koffiemoment met een dessert.
Er is altijd keuze uit zuivel, fruit en droog
gebak. De avondmaaltijd bestaat uit brood
met voldoende variatie en een aantal warme
gerechten, zoals een omeletje, spaghetti of
een croque monsieur.
Isabel Malfait: Hubert stelt het menu samen.
Als diëtiste controleer ik het doorlopend en
stel ik het, indien nodig, bij. Op iedere afdeling
zijn ook referentiepersonen aangesteld die
heel goed kunnen inschatten of de menu’s
geschikt zijn voor de bewoners.
Hoe organiseren jullie dat?Manu De Clercq: Vroeger hadden we het
‘bandsysteem’, een soort kaartsysteem waarbij
een bewoner een week van tevoren kon
aangeven wat hij of zij op het menu wenste.
Men moest kiezen tussen bijvoorbeeld kaas,
confituur of een eitje. Dit systeem was niet
flexibel. Wilde de bewoner op de dag zelf twee
sneden brood in plaats van de opgegeven één
snede, dan kon dit niet.
Nu gaan onze medewerkers Hoteldiensten van
deur tot deur met een mobiele broodbuffet-
wagen. Hier zit een koelcompartiment inge-
bouwd, waardoor de bewoner op het moment
van de maaltijd kan kiezen waar hij of zij
behoefte aan heeft.
“Van bandsysteem naar selfservice op wieltjes”
Manu De Clercq: De service rondom de maal-
tijden is heel belangrijk. Als het eten van goede
kwaliteit is, maar het serveren gebeurt op een
ietwat botte manier, zonder iets te zeggen,
dan smaakt het eten ook minder goed.
Vertel eens… hoe verloopt een dag in de keuken hier?Hubert Maes: Bij het ontbijt bieden we een
ruime keuze aan zoetigheden en fijne vlees-
waren. In het weekend serveren we koffiekoeken
en voor de ‘niet-zoetmondjes’ is er een hartige
koek. Koffie wordt op de afdeling geserveerd,
en wordt dus vers in de leefruimte gezet.
Bewoners waarderen de lekkere koffiegeur die
daardoor in de gangen hangt. Rond een uur
of tien serveren we verse soep. ‘s Middags is
er keuze uit twee menu’s, waarvan er altijd
één vermaalbaar is. Op de afdelingen voor
dementerenden is het keuzemenu beperkter.
Kunnen familieleden mee-eten?Manu De Clercq: Het restaurant is in de
eerste plaats bedoeld voor medewerkers en
bewoners, niet voor grote feesten of gelegen-
heden. Maar op afspraak kan de familie wel
mee-eten. Zij moeten de maaltijden dan zelf
betalen. Een bejaarde partner mag wel altijd
blijven eten op de kamer, net als bezoekers
van een ziek familielid. De rest van de familie
moet in het restaurant eten.
Hebben de bewoners inspraak?Isabel Malfait: Bewoners kunnen via de
Bewonersraad en andere collectieve inspraak-
organen suggesties doen en vragen stellen
aan chef-kok Hubert. Ze kunnen ook voor-
stellen doen via een suggestiestrook in de
‘maandklapper’ – een huiskrant.
Hebben jullie nog verdere toekomstplannen rond het maaltijdgebeuren? Manu De Clercq: In de loop van volgend jaar
investeren we in nieuwe buffetkarren voor het
serveren van warme maaltijden.
Met deze karren kan het eten beter worden
warm gehouden en kan de bewoner ook
‘s middags het eigen menu bijsturen. Zo kan
hij kiezen voor bijvoorbeeld meer groenten,
of voor minder saus. n
Best Practice uit De Bewonersmonitor 2010-2011
De pot schaft een top 3-score bij WZC De PottelbergDe bewoners van WZC De Pottelberg zijn zeer tevreden over hun maaltijden, zo blijkt uit de Bewonersmonitor 2010/2011, waar inmiddels 120 woon- en zorgcentra in participeren. Voor bewoners zijn maaltijden van groot belang, maar de kwaliteit wordt als heel verschillend ervaren. Een uitwisseling van de keukengeheimen kan het culinaire aanbod in de voorzieningen misschien verder verbeteren. Algemeen directeur Manu De Clercq, chef-kok Hubert Maes en Diensthoofd Hoteldienst Isabel Malfait van WZC De Pottelberg zijn uitermate trots op hun top 3-score. Ze geven dan ook graag hun geheimen prijs en zetten de keukendeur wijd voor ons open.
WZC De Pottelberg maakt deel uit van
Groep Zorg H. Familie, een samenwer-
kingsverband van voorzieningen (OZ
& GGZ) opgericht door de Zusters van
de Heilige Familie Kortrijk. De klant/
bewoner staat hier centraal.
De organisatie is gebaseerd op vier hoek-
stenen: kwalitatieve woonfunctie, zorg
voor continuïteiten, kwalitatieve zorg en
begeleiding en deskundige, betrokken
medewerkers.
In 2009 behaalde WZC De Pottelberg
voor het eerst het Investors in People
(IiP) certificaat. Dit is een driejaarlijks
internationaal label waarbij competen-
ties, motivatie en inzet van medewer-
kers medebepalend zijn voor het succes
van een organisatie.
Momenteel zijn twee van de zes afdelin-
gen voor dementerende senioren.
# Interview
Best Practice is een periodieke uitgave van:
“Wij willen onze eigen keuzes blijven maken”
8