BEOORDELINGSRICHTLIJN KEURCOMPOST

69
BEOORDELINGSRICHTLIJN KEURCOMPOST Versie 4.0 - geldend vanaf 15 februari 2015

Transcript of BEOORDELINGSRICHTLIJN KEURCOMPOST

BEOORDELINGSRICHTLIJN

KEURCOMPOST Versie 4.0 - geldend vanaf 15 februari 2015

Colofon Beoordelingsrichtlijn Keurcompost Versie 4.0 geldend vanaf 15 februari 2015 Deze versie komt in de plaats van versie 3.0

Disclaimer De Beoordelingsrichtlijn Keurcompost is met grote zorgvuldigheid samengesteld. De Certificeringscommissie Keurcompost, noch de schemabeheerders BVOR en Vereniging Afvalbedrijven, kunnen aansprakelijk worden gesteld voor eventuele schade die ontstaat door het gebruik van de informatie in deze BRL.

Informatie Voor informatie over deze BRL kunt u zich wenden tot: Certificeringscommissie Keurcompost p/a Agro Business Park 38 6708 PW Wageningen E-mail: [email protected]

3

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Algemene informatie over Keurcompost en deze BRL 5

Hoofdstuk 2 Keurcompost-eisen aan product 9 2.1 De samenstellingseisen aan het product 9 2.2 De eisen met betrekking tot de analysefrequentie van het product 11 2.3 Corrigerende maatregelen 14 2.4 Eisen aan mengproducten 17

Hoofdstuk 3 Keurcompost-eisen aan proces, kwaliteitsborging en databeheer 19 3.1 Systeemeisen kwaliteitsbewaking 19 3.2 Eisen aan acceptatie, registratie en traceerbaarheid 21 3.3 Proceseisen 21 3.3.1 Voorkomen herbesmetting 21 3.3.2 Eisen aan procesvoering groenafval 21 3.3.3 Eisen aan procesvoering gft-compost 23 3.4 Eisen aan transport 23 3.5 Eisen aan analyseverslag 24

Hoofdstuk 4 Eisen aan intermediairs 27

Hoofdstuk 5 Certificatie-eisen 29 5.1 Het certificatieproces 29 5.2 Minimum eisen voor certificatie 31 5.3 Eisen aan Auditor en Certificerende Instelling 33 5.4 Keurmerk gebruik en claims 36

Bijlage 1 Keuze van de klasse Keurcompost 39

Bijlage 2 Bemonstering 41

Bijlage 3 Analysemethoden 45

Bijlage 4 De Rekenmodule 49

Bijlage 5 Afkeurcriteria, acties en corrigerende maatregelen 51

Bijlage 6 IKB Schema 55

Bijlage 7 Eisen aan acceptatie, registratie en traceerbaarheid 57

Bijlage 8 Major, minor en aanbevelingen 61

Bijlage 9 Checklist t.b.v. Keurcompost-audits 63

Bijlage 10 Definities 67

4

5

Hoofdstuk 1 Algemene informatie over Keurcompost en deze BRL Het keurmerk Keurcompost

Het keurmerk Keurcompost waarborgt de kwaliteit van compostproducten. Het keurmerk geeft zekerheid dat de gecertificeerde compost voldoet aan strenge kwaliteitseisen, die verder gaan dan de wettelijke eisen aan compost. De kwaliteitseisen aan Keurcompost zijn gebaseerd op markteisen van professionele compostgebruikers, in het bijzonder in relatie tot de landbouwkundige en fytosanitaire eigenschappen van compost. De Keurcompostgebruiker heeft hierdoor de garantie van een hoogkwalitatief product dat voldoet aan de eisen die de markt stelt.

Bij Keurcompost certificatie gaat het om certificatie van zowel de producent als het product. Compost mag alleen het stempel Keurcompost dragen wanneer deze afkomstig is van een Keurcompost gecertificeerde producent (composteerbedrijf). Bovendien moet door analyses zijn vastgesteld dat de betreffende partij compost voldoet aan de producteisen van Keurcompost. Op www.keurcompost.nl is een actueel register te vinden van gecertificeerde composteerbedrijven.

Keurcompost certificatie staat open voor alle compostproducenten die compost produceren op een daarvoor vergunde inrichting binnen Nederland.

De Beoordelingsrichtlijn Keurcompost

Deze Beoordelingsrichtlijn Keurcompost (hierna: BRL Keurcompost of BRL) detailleert het Keurcompost certificatieschema. De BRL bevat kwaliteitseisen voor het product (Keurcompost), de productie van de compost (proceseisen) en algemene eisen aan de compostproducent (onder meer in relatie tot kwaliteitsborging). Daarnaast omschrijft de BRL onder meer procedures voor certificatie en accreditatie van auditors. De BRL is daarom het hoofddocument in het Keurcompost certificatieschema. Het vormt het belangrijkste referentiedocument voor gecertificeerde bedrijven, Keurcompost auditors en andere stakeholders.

De inhoud van de BRL ontwikkelt zich in de tijd, bijvoorbeeld omdat eisen veranderen of omdat zich in de praktijk nieuwe situaties voordoen waarin de BRL voorheen niet voorzag. De Certificeringscommissie actualiseert dit BRL-document tenminste eenmaal per jaar, waarbij de wenselijke wijzigingen worden doorgevoerd. In de periode tussen twee BRL-actualisaties worden aanvullingen en wijzigingen van de BRL bijgehouden in het zogenaamde Wijzigingenblad. Het Wijzigingenblad bevat aanvullende eisen of verduidelijkingen, die nog niet in de BRL zijn verwerkt.

6

Voor een actuele en correcte toepassing van Keurcompost eisen, dient deze BRL altijd in samenhang met het Wijzigingenblad te worden gelezen. Het Wijzigingenblad is te vinden op www.keurcompost.nl.

Organisatie van het Keurcompost certificatieschema

De Branche Vereniging Organische Reststoffen (BVOR) en de Vereniging Afvalbedrijven (VA) zijn gezamenlijk schemabeheerder van het Keurcompost certificatieschema.

Het operationele management en secretariaat van het schema is in handen van de Certificeringscommissie. De Certificeringscommissie beheert onder meer de BRL, accrediteert auditors, evalueert auditverslagen, onderhoudt contact met certificerende instellingen etc. De Certificeringscommissie bestaat uit medewerkers van de verenigingsbureaus van beide Verenigingen, waarmee de onafhankelijkheid ten opzichte van individuele composteerbedrijven is gewaarborgd. Eventueel kan de Certificeringscommissie worden uitgebreid met andere onafhankelijke derden.

Daarnaast is er de Marktcommissie Keurcompost, die bestaat uit vertegenwoordigers van composteerbedrijven. De Marktcommissie houdt zich op strategisch niveau bezig met de BRL en de positionering van Keurcompost in de markt.

De besturen van de BVOR en de Afdeling Bioconversie van de VA zijn uiteindelijk verantwoordelijk voor de inhoud en het functioneren van het Keurcompostschema. De Certificeringscommissie legt verantwoording af aan de respectievelijke besturen.

Auditors van certificerende instellingen controleren de te certificeren of al gecertificeerde composteerbedrijven door middel van periodieke audits. Certificerende instellingen zijn onafhankelijke bureaus die door de Certificeringscommissie geaccrediteerd kunnen worden om Keurcompost audits uit te voeren. De eisen die de BRL stelt aan certificerende instellingen staan in hoofdstuk 5.3 beschreven.

Register

Op de homepage van www.keurcompost.nl staat een register met daarin alle Keurcompost gecertificeerde bedrijven. Hierin staat o.a. het registratienummer van het certificaat, de datum van de laatste audit en de status van het certificaat vermeld.

Meer informatie, mogelijkheden voor feedback en contactgegevens

Op www.keurcompost.nl is veel meer informatie over Keurcompost te vinden. Naast de formele schemadocumentatie (de BRL en het Wijzigingenblad) is hier ook informatie te vinden over gecertificeerde bedrijven (certificatenregister), geaccrediteerde auditors, geaccrediteerde laboratoria en over Keurcompost als kwaliteitsproduct.

De Certificeringscommissie Keurcompost houdt zich aanbevolen voor suggesties die kunnen leiden tot een verdere verbetering van deze BRL, het Keurcompost schema in zijn algemeenheid, of de positionering van Keurcompost in de markt. Compostproducenten, certificerende instellingen en laboratoria kunnen het hele jaar revisievoorstellen doen aan de Certificeringscommissie.

7

Ook wanneer u vragen, opmerkingen of klachten heeft over de wijze waarop het Keurcompost keurmerk in de praktijk wordt toegepast, verzoeken wij u hierover contact met de Certificeringscommissie op te nemen. U kunt dat telefonisch doen of per e-mail:

Algemene e-mailadres: [email protected]

Contactpersoon BVOR: Anneleen Rotering ([email protected], tel.: (0317) 42 67 55) Contactpersoon VA: Ellen Verhoef ([email protected], tel.: (073) 627 94 44)

Het postadres is: Certificeringscommissie Keurcompost p/a Agro Business Park 38 6708 PW Wageningen

Leeswijzer

Het Keurcompost certificatieschema stelt eisen aan het product Keurcompost (hoofdstuk 2), de wijze waarop het product is gemaakt (het proces) en andere aspecten rond kwaliteitsborging van toegepaste processen en producten (hoofdstuk 3). Eisen voor intermediairs staan beschreven in hoofdstuk 4, waarna tot slot in hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de certificatie eisen.

8

9

Hoofdstuk 2 Keurcompost-eisen aan product Dit hoofdstuk behandelt de Keurcompost-eisen aan het product en de afkeurcriteria:

paragraaf 2.1 gaat in op de samenstellingseisen aan het product;

paragraaf 2.2 behandelt de eisen met betrekking tot de analysefrequentie van het product;

paragraaf 2.3 beschrijft de afkeurcriteria en de corrigerende maatregelen die nodig zijn bij afwijking van de samenstellingseisen;

paragraaf 2.4 geeft de eisen met betrekking tot mengproducten weer.

2.1 De samenstellingseisen aan het product

Keurcompost moet, naast de wettelijk gestelde eisen vanuit de Meststoffenwet, voldoen aan een aantal aanvullende producteisen die verder gaan dan de wet. Dit zijn eisen die onder andere betrekking hebben op de mate van verontreinigingen in het eindproduct. Hieronder verstaat de BRL- Keurcompost de mate van aanwezigheid van steen en glas in het eindproduct, als gewichtspercentage van droge stof. Daarnaast moet gft-compost voldoen aan de Europese Verordening Dierlijke Bijproducten (EG nr. 1069/2009), met eisen voor het verkrijgen van een erkenning in Verordening EU nr. 142/2011.

Keurcompost kan in drie verschillende kwaliteitsklassen worden afgezet, klasse A, B of C. Deze klassen onderscheiden zich door verschillende eisen aan de mate van verontreinigingen in het eindproduct. Een Rekenmodule berekent in welke kwaliteitsklasse geanalyseerde Keurcompost valt.

Tabel 2.1 op pagina 10 geeft een overzicht van de eisen die aan de klassen compost gesteld worden. In de eerste kolom staan de te analyseren parameters, in de drie kolommen daaropvolgend staan de bijbehorende eisen. Keurcompost moet altijd minstens aan de eisen van klasse C voldoen. Voor een aantal parameters geldt geen eis, maar alleen de voorwaarde dat het analyseresultaat van de betreffende parameter opgegeven wordt.

10

Tabel 2.1: Overzicht van te analyseren parameters en eisen en voor het certificaat Keurcompost.

Parameter Eis Keurcompost

Klasse A1 Eis Keurcompost

Klasse B1 Eis Keurcompost

Klasse C1

Algemeen Droge stof (%) Opgave Opgave Opgave

Organische stof (%) ≥ 10 ≥ 10 ≥ 10

Organische delen > 50 mm 0 0 0

Zware metalen en arseen (mg/kg ds) Cadmium ≤ 1 ≤ 1 ≤ 1

Chroom ≤ 50 ≤ 50 ≤ 50

Koper ≤ 90 ≤ 90 ≤ 90

Kwik ≤0,3 ≤0,3 ≤0,3

Nikkel ≤20 ≤20 ≤20

Lood ≤ 100 ≤ 100 ≤ 100

Zink ≤ 290 ≤ 290 ≤ 290

Arseen ≤ 15 ≤ 15 ≤ 15

Zoutgehalte Chloridengehalte (mg/kg ds.) Opgave Opgave Opgave

Geleidbaarheid (EC) (mS/cm) Opgave Opgave Opgave

Nutriënten Stikstof (N-totaal) Opgave Opgave Opgave

Fosfaat (P2O5) Opgave Opgave Opgave

Kalium (K2O) Opgave Opgave Opgave

Calciumcarbonaat (CaCO3) Opgave Opgave Opgave

Magnesium (MgO) Opgave Opgave Opgave

Zwavel (S) Opgave Opgave Opgave

pH-KCl Opgave Opgave Opgave

Diversen Stabiliteit (Oxitop) (mmol O2/kg o.s./uur) Opgave Opgave Opgave

Onkruidkiemen (aantal/l) ≤ 2 ≤ 2 ≤ 2

Verontreinigingen (gewichtsprocent ds.) Overige verontreinigingen > 2 mm ≤ 0,05 % ≤ 0,10 % ≤ 0,20 %

Steen > 5 mm ≤ 1,00 % ≤ 1,50 % ≤ 2,00 %

Glas 2-20 mm ≤ 0,05 % ≤ 0,10 % ≤ 0,20 %

Glas > 20 mm Afwezig Afwezig Afwezig

Micro-organismen (alléén voor gft-bedrijven) Enterococcen óf E.Coli tijdens of onmiddellijk na de verwerking.

≤ 10002 ≤ 1000

2 ≤ 1000

2

Salmonella 0 0 0

1. De compostproducent bepaalt de klasse aan de hand van het marktsegment waarin het eindproduct wordt afgezet.

2. Eén van de 5 monsters mag tussen 1000 en 5000 kve/gram liggen. Zie bijlage 2 voor methode microbiologische bemonstering.

11

Productcategorieën en toepassingsgebieden

De klassen A, B en C kunnen vervolgens in verschillende productcategorieën worden afgezet (zie tabel 2.2). In 2015 zijn de volgende twee categorieën gespecificeerd, namelijk landbouwcompost en tuincompost. Deze productcategorieën sluiten aan bij de kwaliteitsvraag vanuit de verschillende marktsegmenten.

Compost kan als landbouwcompost worden afgezet wanneer deze voldoet aan klasse A, B of C. Landbouwcompost is toepasbaar in de akkerbouw, vollegronds tuinbouw, maïsland, laanboomkwekerijen en cultuurtechnische werken. Landbouwcompost mag ook worden toegepast in de glastuinbouw, mits het gehalte glas tenminste voldoet aan klasse A of B.

Compost mag als tuincompost worden afgezet wanneer deze voldoet aan klasse A of B. Tuincompost is toepasbaar in de fijne vollegronds tuinbouw en glastuinbouw, fijne boomteelt, hoveniers, groenvoorziening, fijne cultuurtechnische werken zoals aanleg van sportvelden en golfbanen, grondstof voor tuinproducten in zakken en gebruik door particulieren.

Tevens wordt gewerkt aan de ontwikkeling van substraatcompost. In de toekomst kunnen mogelijk nog andere specialties worden toegevoegd aan het certificatieschema van Keurcompost. In bijlage 1 staat meer informatie over de klassenindeling en de productcategorieën.

Tabel 2.2 Overzicht afzet productcategorieën, marktsegmenten en klassen

Productcategorie Marktsegment Klasse A Klasse B Klasse C

Landbouwcompost Landbouw X X X

Tuincompost Groenvoorziening X X

2.2 De eisen met betrekking tot de analysefrequentie van het product

Deze paragraaf beschrijft de eisen met betrekking tot de analysefrequentie van het eindproduct. De analysefrequentie geeft aan hoe vaak een compostproducent de parameters uit paragraaf 2.1 moet laten analyseren. Om goede kwaliteit te borgen, moet bemonstering plaatsvinden door een erkende, externe monsternemer. Meer details over bemonstering en analysemethoden staan respectievelijk in bijlage 2 en 3.

Partij- of continue productie

Een gecertificeerd bedrijf kan op 2 manieren Keurcompost produceren, namelijk via partijproductie of continue productie. Afhankelijk van fluctuaties in de aanvoer wordt de manier van productie bepaald. Zo is er sprake van partijproductie wanneer een compostproducent eenmalig een specifiek product maakt, wanneer de ingangsmaterialen sterk fluctueren of wanneer een compostproducent enkele partijen per jaar produceert. Een partij is maximaal 2000 ton. Een continue productie wil zeggen dat de compostproducent het hele jaar een contant composteerproces met constante ingangsmaterialen voert waardoor een relatief constant eindproduct ontstaat.

12

Om de analysefrequentie van de parameters (zie tabel 2.3) te bepalen is het voor een compostproducent belangrijk om te weten hoe de jaarproductie eruit ziet. De analysefrequentie is het aantal analyses per jaar en is volume gebonden. Afhankelijk van het belang van de parameters voor de kwaliteit van het eindproduct moet deze meer of minder geanalyseerd worden. De Rekenmodule borgt de analysefrequentie uit tabel 2.3. De analyseschema’s voor verontreinigingen, zware metalen en nutriënten in bijlage 2 is de basis voor de analysefrequentie van deze parameters in de Rekenmodule en hun verspreiding gedurende het jaar. De frequentie is volume gebonden met een minimale ondergrens en een maximale bovengrens. Een gecertificeerd bedrijf mag altijd meer analyses uitvoeren. Tot slot geeft een gecertificeerd bedrijf via de Rekenmodule van tevoren op wat de verwachte jaarproductie is. De Rekenmodule zorgt vervolgens voor een gelijkmatige verdeling over het jaar.

Tabel 2.3 Analysefrequentie parameters

Parameter Analysefrequentie bij partij productie1

Analysefrequentie bij continu productie: Minimum - maximum

Per partij van

Algemeen

Droge stof (%) Elke analyse 2000 ton of maandelijks 2000 ton of maandelijks

Organische stof (%) Per partij 2 – 6 keer per jaar2

4000 ton

Organische delen > 50 mm Analyse niet verplicht3 Analyse niet verplicht

3

Zware metalen en arseen (mg/kg ds.)

Cadmium Per partij 2 – 6 keer per jaar2 5000 ton

Chroom Per partij 2 – 6 keer per jaar2 5000 ton

Koper Per partij 2 – 6 keer per jaar2 5000 ton

Kwik Per partij 2 – 6 keer per jaar2 5000 ton

Nikkel Per partij 2 – 6 keer per jaar2 5000 ton

Lood Per partij 2 – 6 keer per jaar2 5000 ton

Zink Per partij 2 – 6 keer per jaar2 5000 ton

Arseen Per partij 2 – 6 keer per jaar2 5000 ton

Zoutgehalte

Chloridengehalte (mg/kg ds.) Per partij 2 – 6 keer per jaar2 4000 ton

Geleidbaarheid (EC) (mS/cm) Per partij 2 – 6 keer per jaar2 4000 ton

Nutriënten (g/kg ds.)

Stikstof (N-totaal) Per partij 2000 ton of maandelijks 2000 ton of maandelijks

Fosfaat (P2O5) Per partij 2000 ton of maandelijks 2000 ton of maandelijks

Kalium (K2O) Per partij 2 – 6 keer per jaar2 4000 ton

Calciumcarbonaat (CaCO3) Per partij 2 – 6 keer per jaar2 4000 ton

Magnesium (MgO) Per partij 2 – 6 keer per jaar2 4000 ton

Zwavel (S-totaal) Per partij 2 – 6 keer per jaar2 4000 ton

Diversen

pH-KCl Per partij 2 – 6 keer per jaar2 4000 ton

13

Stabiliteit (Oxitop) (mmol O2/kg o.s./uur)

2 keer per jaar2 2 – 4 keer per jaar

2 5000 ton

Onkruidkiemen (aantal/l) 2 keer per jaar2 2 keer per jaar

2

Verontreinigingen

Overige verontreinigingen > 2 mm Per partij 2 – 18 keer per jaar4 2000 ton

Steen > 5 mm (%) Per partij 2 – 18 keer per jaar4 2000 ton

Glas > 2 mm (%) Per partij 2 – 18 keer per jaar4 2000 ton

Glas > 20 mm Per partij 2 – 18 keer per jaar4 2000 ton

Micro-organismen (bij verwerking cat. 3 materiaal). Alléén voor GFT-compost.

Enterococcen (kve/gram) of E. coli (kve/gram)

4 x per jaar5 4 x per jaar

5

Salmonella 4 x per jaar5 4 x per jaar

5

1. Partij kan nooit groter zijn dan 2000 ton. 2. Partijen dienen gelijkmatig over het jaar bemonsterd en geanalyseerd te worden. 3. Niet van toepassing, tenzij visueel >50mm is geconstateerd door compostproducent. 4. Zie bijlage 2 voor meer informatie over de analysefrequentie voor verontreinigingen, zware metalen

en nutriënten. 5. Bij overschrijding van de norm na herbemonstering gaat de analysefrequentie omhoog naar

eenmaal per maand totdat drie achtereenvolgende keren aan de norm wordt voldaan. Daarna volgen weer vier analyses per jaar.

Rekenmodule en rapportage gegevens aan Certificeringscommissie

Een speciaal voor Keurcompost ontwikkelende Rekenmodule berekent de analysefrequentie automatisch. In bijlage 4 staat meer achtergrondinformatie over de Rekenmodule. De vermelde frequentie is een minimum, bedrijven mogen ook vrijwillig een hogere analysefrequentie aanhouden. Gecertificeerde compostproducenten zijn verplicht om de beschikbaar gestelde Rekenmodule te gebruiken, zowel bij partij- als bij continue productie. Een compostproducent kan in de Rekenmodule in een oogopslag zien of een partij van voldoende kwaliteit is om uit te leveren. Ook wordt daarbij de kwaliteitsklasse vastgesteld. Tot slot worden op deze manier alle analyseresultaten van alle gecertificeerde compostproducenten geregistreerd, zodat de Certificeringscommissie de kwaliteit van Keurcompost kan monitoren. De compostproducent is verplicht om eenmaal per kalenderjaar de resultaten van alle analyses van iedere gecertificeerde locatie in het format van het databestand, wat bij de Rekenmodule wordt gebruikt, beschikbaar te stellen. De compostproducent moet de gegevens van het afgelopen jaar vóór 15 februari aan de overkoepelende branchevereniging (BVOR of VA) aanleveren via de contactgegevens die in hoofdstuk 1 zijn genoemd. Ook zijn de compostproducenten verplicht om per locatie vóór 15 februari een overzicht te geven van het afgelopen jaar met betrekking tot: 1) de hoeveelheden geproduceerde compost, 2) de hoeveelheden uitgeleverde Keurcompost per klasse per marktsegment, 3) de hoeveelheid buiten het certificaat geleverde compost en 4) het toepassingsgebied van alle uitgeleverde (Keur)compost*. De toepassingsgebieden zijn:

landbouw (akkerbouw, vollegrond tuinbouw, boomteelt);

glastuinbouw;

hoveniers en particulieren;

14

gemeenten (groenvoorziening);

potgrondsubstraten en aanvulgronden;

samengestelde grondproducten;

GWW sector (aannemerij, wegenbouw);

veehouderij;

tussenhandel;

export;

anders (specificeren).

*BVOR-leden leveren deze informatie jaarlijks aan via het BVOR-Marktonderzoek, maar moeten deze informatie tevens aan de auditor melden.VA-leden leveren deze informatie jaarlijks aan via het format wat door de Certificeringscommissie ter beschikking wordt gesteld, maar moeten deze informatie tevens aan de auditor melden. Het is verplicht dat minimaal 50% van de geproduceerde compost op de gecertificeerde locatie voldoet aan de eisen zoals deze gesteld zijn in de BRL Keurcompost (zie onderstaand voorbeeld). Geproduceerde RHP-compost wordt beschouwd als hoogwaardiger dan Keurcompost en telt dus mee in deze berekening.

Voorbeeld

De locatie in het voorbeeld heeft een jaarproductie van 12.500 ton. Zij produceren naast compost ook biomassa voor energie. De verhouding is gemiddeld 30% productie biomassa en 70% compostproductie. Dat betekent dat minimaal 50% van de compostproductie, dus minimaal 4375 ton moet voldoen aan de eisen zoals deze gesteld zijn in de BRL Keurcompost. Mocht deze compost niet onder het label Keurcompost worden afgezet, dan telt deze toch mee in de berekening. Via analyseverslagen, de Rekenmodule en de massabalans is dit te verifiëren.

2.3 Corrigerende maatregelen

Deze paragraaf beschrijft de criteria rondom het uitvoeren van een heranalyse. Vervolgens gaat de paragraaf in op hoe de compostproducent moet omgaan met afkeur, corrigerende maatregelen en het vrijgeven van Keurcompost bij deze situaties.

Heranalyse

Wanneer het analyseresultaat buiten bepaalde grenswaarden valt, moet de compostproducent een heranalyse uitvoeren. Dit is een analyse op hetzelfde monster. De Rekenmodule geeft automatisch aan wanneer dit nodig is. Voor het toetsen van de resultaten van zware metalen en arseen gebruikt de Rekenmodule tabel 2.4. Bij een heranalyse maakt de Rekenmodule automatisch een melding in het logboek van het bijbehorende databestand.

Locatie X

Totale jaarproductie is 12.500 ton

3750 ton = productie biomassa (30% van totaal)

8750 ton = productie compost (70% van totaal)

15

Tabel 2.4: boven- en ondergrens heranalyse voor zware metalen en arseen

Zware metalen en arseen (mg/kg ds):

Grens voor heranalyse

Cadmium > 1

Chroom < 7 en > 50

Koper < 10 en > 90

Kwik > 0,3

Nikkel < 3 en > 20

Lood < 15 en > 100

Zink < 55 en > 290

Arseen < 1,6 en > 15

Bij het uitvoeren van een heranalyse kunnen zich vervolgens 3 situaties voordoen: 1) Waarde van de heranalyse is lager dan de waarde van de 1e analyse.

Er is sprake van een uitbijter, wat betekent dat er zich een fout in de 1e analyse heeft voorgedaan. De Rekenmodule neemt de waarde van de heranalyse.

2) Waarde van de heranalyse is gelijk of hoger dan de waarde van de 1e analyse. Er is geen sprake van een uitbijter, maar van een overschrijding van de norm. De Rekenmodule neemt de waarde van de 1e analyse mee.

3) Waarde van de heranalyse ligt nogmaals onder de ondergrens. Er is theoretisch geen sprake van een uitbijter. De Rekenmodule neemt de ondergrens van de betreffende parameter mee.

16

herbemonstering en analyse voldoet aan eis

vrijgave

ja

Stroomschema bij afkeur

Figuur 2.1 Afkeurprocedure parameters In figuur 2.1 laat het stroomschema zien wanneer er sprake is van afkeur en de compostproducent corrigerende maatregelen moet nemen . Zodra compost wordt afgekeurd op één of meerdere parameters, moet de compostproducent de oorzaak achterhalen om herhaling te voorkomen. In bijlage 5 staat een samenvattende tabel hoe de compostproducent moet omgaan met afgekeurde compost, de acties bij afkeur en welke corrigerende maatregelen per parameter mogelijk zijn. Wanneer een partij is afgekeurd om te worden uitgeleverd onder Keurcompostcertificaat mag deze na een corrigerende maatregel én nadat deze als een nieuwe partij is gekeurd alsnog worden uitgeleverd als Keurcompost. Een compostproducent mag altijd besluiten om een herbemonstering in plaats van een heranalyse uit te voeren.

Dierpathogenen (alléén gft-compost)

De groene lijn in figuur 2.1 geldt voor dierpathogenen. Wanneer een herbemonstering ook een overschrijding van de norm geeft, moet de compostproducent zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 1 maand herbemonstering laten uitvoeren op de apart gehouden partij, zoveel mogelijk op de plaats van de eerdere monstername. Bij een nieuwe overschrijding spoort de compostproducent de

nee

Stroomschema afkeur (excl. dierpathogenen)

Stroomschema afkeur dierpathogenen

17

mogelijk oorzaak op en moet een corrigerende maatregel worden uitgevoerd (zie bijlage 5). De opnieuw bemonsterde, apart gehouden partij mag pas worden uitgeleverd wanneer een nieuwe analyse aantoont dat de waarde voor pathogenen goed is. Belangrijk: bij een overschrijding na herbemonstering gaat bij pathogenen de monsternamefrequentie omhoog naar eenmaal per maand, totdat drie achtereenvolgende analyseresultaten aan de norm voldoen.

Vrijgave producten

Een partij mag direct worden afgezet als de laatste analyse van alle parameters voldoet aan de norm en er in de juiste frequentie geanalyseerd is. De Rekenmodule zal dit op het statusscherm laten zien. Bij een overschrijding van de wettelijke norm moet onmiddellijk door de compostproducent worden gestopt met het uitleveren van de desbetreffende partij compost. Wanneer een overschrijding van klasse C voor verontreinigingen is vastgesteld dan moet de compostproducent onmiddellijk stoppen met het uitleveren van de desbetreffende partij compost onder certificaat. Compost mag niet onder certificaat worden afgezet wanneer de verontreinigingen niet aan de voorgeschreven eisen voldoen.

2.4 Eisen aan mengproducten

De compostproducent kan Keurcompost samenvoegen met andere stoffen (hulpstoffen), waardoor een mengproduct ontstaat. De hulpstoffen hebben in zijn algemeenheid als doel de chemische of fysische eigenschappen van de pure compost te verbeteren of te veranderen. De mengverhoudingen van de hulpstoffen lopen uiteen van 10 tot soms 75 volume%, afhankelijk van de vraag uit de markt. Onderstaande tekst geeft aan de hand van het stroomschema uit figuur 2.2 aan onder welke voorwaarden het mengproduct onder het Keurcompost certificaat mag worden afgezet. Voor alle hulpstoffen geldt hoe dan ook dat deze homogeen van samenstelling en onverdacht moeten zijn. Daarnaast moeten deze voldoen aan dezelfde eisen als compost. Hulpstoffen mogen bovendien niet verontreinigd zijn met vuile stromen. De opslag van hulpstoffen moet zijn beschreven in het aanwezige handboek of via het HACCP-schema (zie bijlage 6). Uitleg stroomschema mengproducten (zie figuur 2.2) Stap 1: De compostproducent kan grond met AW-waarde of een andere hulpstof mengen met Keurcompost. Stap 2: Het gemengde product heeft een percentage organische stof dat hoger of lager dan 10% is. Wanneer het percentage organische stof lager is dan 10% dan valt het product wettelijk gezien onder het Besluit Bodemkwaliteit. Het productieproces kan gecertificeerd worden volgens protocol 4 van de BRL 9335 grond. Dit valt buiten de scope van deze BRL-Keurcompost. Wanneer het percentage organische stof hoger is dan 10%, is het compost en valt het product onder de Meststoffenwet. Stap 3: Wanneer Keurcompost is gemengd met een schone hulpstof (anders dan compost of zeefgrond) mag de compostproducent geen Keurcompost-logo voeren op het eindproduct, echter wel vermelden dat Keurcompost als grondstof is gebruikt. Wanneer Keurcompost is gemengd met ongecertificeerde compost of zeefgrond mag de compostproducent zowel geen Keurcompost-logo voeren als geen vermelding dat Keurcompost als grondstof is gebruikt.

18

Stap 4: Als Keurcompost met Keurcompost wordt gemengd kan het product na partijkeuring als Keurcompost worden afgezet, dus wel vermelding van het Keurcompost-logo en wel vermelding van Keurcompost als grondstof. Wanneer de compostproducent ervoor kiest om geen partijkeuring te doen, dan mag op het product zowel geen Keurcompost-logo staan als geen vermelding van Keurcompost als grondstof.

Figuur 2.2 Stroomschema mengproducten Analysefrequentie mengsels Conform Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet.

19

Hoofdstuk 3 Keurcompost-eisen aan proces, kwaliteitsborging en databeheer Dit hoofdstuk behandelt de Keurcompost-eisen aan het proces en de kwaliteitsborging:

paragraaf 3.1 behandelt de systeemeisen van kwaliteitsbewaking;

paragraaf 3.2 gaat in op de eisen aan acceptatie, registratie en traceerbaarheid;

paragraaf 3.3 beschrijft de algemene proceseisen;

paragraaf 3.4 laat de proceseisen voor groenafval zien;

paragraaf 3.5 geeft aan wat de proceseisen voor gft-afval zijn;

paragraaf 3.6 behandelt de eisen aan transport;

paragraaf 3.7 beschrijft de eisen aan het analyseverslag.

3.1 Systeemeisen kwaliteitsbewaking

Iedere compostproducent moet een kwaliteitssysteem hebben. Een kwaliteitssysteem zorgt voor inzicht in alle procedures rondom procesvoering, acceptatie en registratie, bemonstering, analyse en klachtenafhandeling. In deze paragraaf staan de gestelde proceseisen, die samen het systeem van kwaliteitsbewaking vormen.

Documentatie eisen

De documentatie van het kwaliteitssysteem moet omvatten:

een actueel kwaliteitshandboek, dat in papieren versie op de locatie aanwezig is of direct digitaal opvraagbaar via de computer;

procedures, documenten en registraties waarvan de organisatie heeft bepaald dat deze nodig zijn voor een doeltreffende planning, uitvoering en beheersing van de processen;

documentatie moet bekend zijn bij werknemers van de compostproducent. Dit houdt in dat goedkeuring van documenten, actualisatie, identificatie van veranderingen en de actuele revisiestatus, beschikbaarheid van de relevante documenten herkenbaar op de werkplekken, goed geregeld is. Externe van toepassing zijnde documenten dienen te worden geïdentificeerd en beheerst;

de bewaartermijn van kwaliteitsregistraties moet zijn vastgelegd.

20

Vastleggen van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden

De compostproducent zorgt ervoor dat taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de onderlinge betrekkingen van personeel dat leiding geeft aan het werk, duidelijk zijn vastgelegd en bepaald. Een schematisch overzicht van de structuur van de onderneming is beschikbaar.

Procedure voor afhandeling klachten

Bij een partij afgeleverde compost moet op het bijbehorende analyseverslag een telefoonnummer zijn opgenomen waar afnemers van compost met hun eventuele klachten terecht kunnen. Een daarvoor geïnstrueerde medewerker verzorgt de klachtenafhandeling. Een binnengekomen klacht over Keurcompost moet door de compostproducent worden geregistreerd, waarbij deze wordt bevestigd naar de indiener van de klacht. De compostproducent traceert de partij en bepaalt of er een probleem is met de productkwaliteit en of de klacht gegrond is. De bevindingen koppelt de compostproducent terug aan de indiener van de klacht. Wanneer de indiener zich niet kan vinden in het resultaat van de eerste beoordeling, kan deze contact opnemen met de Certificeringscommissie. De Certificeringscommissie zal vervolgens overleggen met de compostproducent en een bindende uitspraak doen over de aard van de klacht. Bij een gegronde klacht moet de compostproducent de oorzaak achterhalen en actie ondernemen om klachten in de toekomst van dezelfde aard te voorkomen. Bij de jaarlijkse audit moet de compostproducent de binnengekomen klachten over Keurcompost melden bij de auditor, vanwege de kwaliteitsborging van het certificaat.

Procedure voor de behandeling van afgekeurde producten

De compostproducent moet in het kwaliteitssysteem vastleggen hoe wordt omgegaan met afgekeurde producten en op welke manier registratie hiervan plaatsvindt. Functioneren van meet- en beproevingsmiddelen

De compostproducent gebruikt verschillende meet- en beproevingsmiddelen om aan te tonen dat wordt voldaan aan proces- en producteisen. Deze middelen gebruikt de compostproducent om aan te tonen dat de producten voldoen aan de gespecificeerde eisen. Voor het goed functioneren van de meetuitrusting moet de compostproducent zorgen voor:

Kalibratie en/of verificatie van de meetuitrusting, met gespecificeerde tussenpozen en conform de daarvoor geldende internationale standaarden;

Indien nodig meetuitrusting opnieuw juist instellen;

Markering op de meetuitrusting welke de kalibratie status aangeeft;

Beveiliging tegen aanpassingen van de kalibratiestatus op de meetuitrusting;

Voorkomen en beveiligen van de meetuitrusting tegen achteruitgang en/of beschadiging tijdens behandeling/opslag/onderhoud;

Bijhouden van een adequate inventarisatie van de aanwezige meet- en beproevingsmiddelen;

Bijhouden van registraties van uitgevoerde kalibratie en verificatie.

21

3.2 Eisen aan acceptatie, registratie en traceerbaarheid

Op een gecertificeerde locatie gelden alle eisen zoals die in de vergunning zijn omschreven. De vergunning is altijd van toepassing. Voor zover niet in de vergunning beschreven, gelden de eisen die in bijlage 7 staan met betrekking tot acceptatie, registratie en traceerbaarheid. Bedrijven moeten de gegevens van de aangevoerde hoeveelheden afval elektronisch bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) melden. Gegevens van de afgevoerde stromen meldt het bedrijf electronisch bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) of Dienst Regelingen. Afvoer van compost moet bovendien via een Vervoerbewijs Zuiveringsslib en Compost (VZC) aan de Dienst Regelingen worden gemeld.

3.3 Proceseisen

3.3.1 Voorkomen herbesmetting

Wanneer op een locatie naast composteren andere activiteiten plaatsvinden, is het noodzakelijk om vast te stellen of deze activiteiten (bijv. behandeling van andere afvalstoffen of het gebruik van oliën) een risico vormen voor verontreiniging van de Keurcompost. Daarnaast is herbesmetting van het eindproduct van de compostering met bijvoorbeeld onkruidzaden en plantpathogenen mogelijk wanneer de compost in aanraking komt met vers groenafval. De compostproducent zal dit door middel van onderstaande maatregelen moeten voorkomen:

apparatuur moet zo schoon mogelijk zijn voordat deze in contact komt met groen- en/of gft-afval, het composterende materiaal of de compost;

de composteringsactiviteiten moeten voldoende gescheiden zijn van de relevante andere bedrijfsactiviteiten;

de opslag van de compost moet gescheiden plaatsvinden van de opslag van het verse afval;

in de directe omgeving van de opgeslagen compost mogen geen kiemkrachtige of zaaddragende onkruiden voorkomen.

Acties om herbesmetting te voorkomen moet de compostproducent vastleggen.

3.3.2 Eisen aan procesvoering groenafval

Geaccepteerde partijen moeten op de gecertificeerde locatie voor de opslag van groenafval op de vloer worden uitgestort. Voordat verdere verwerking plaatsvindt, stelt een bevoegde medewerker vast of onverhoopt toch geen ongewenste materialen in het groenafval aanwezig zijn die een nadelige invloed kunnen hebben op het composteringsproces (bijv. gecreosoteerd hout). Het betreft hier een globale inspectie. Steekproefsgewijs moeten nauwkeurigere controles plaats vinden. Een bevoegde medewerker moet de partij vrijgeven voor verdere bewerking. Wanneer de partij niet voor compostering in aanmerking komt, moet de partij als afval worden afgevoerd. De medewerker spreekt de aanbieder hierop aan. Daarnaast verwijst de werknemer particulieren of kleine bedrijven naar een erkend verwerker, wanneer het aangeboden materiaal niet voor verwerking tot groencompost geschikt is.

22

Voorbewerking

Voor optimale procescondities is het noodzakelijk om de verschillende soorten organisch afval in de juiste verhouding met elkaar te mengen.

Compostering en narijping

Over het algemeen houdt de compostproducent een maximale hoogte van 3-3,5 meter hoogte aan bij het aanleggen van een composthoop. Hogere composteringshopen zijn mogelijk, wanneer is aangetoond dat dit geen extra (geur)hinder oplevert en het verloop van het composteringsproces niet nadelig wordt aangetast. De controle van de procesomstandigheden moet plaatsvinden door het meten van het temperatuurverloop in het composterend materiaal en door zintuigelijke beoordeling van het materiaal (o.a. op vochtgehalte), zodat het materiaal een aeroob proces volgt. Het composteerproces moet goed zijn omschreven. Uitgangspunt is het ontstaan van een kwalitatief goed product en dat geurhinder voor de omgeving redelijkerwijs zo laag mogelijk blijft. De temperatuur van het composterend materiaal moet aantoonbaar minimaal gedurende twee periodes van drie aaneengesloten dagen boven de 60 ⁰C zijn. Tussen deze twee periodes van metingen dient het materiaal te zijn omgezet. De twee periodes van drie dagen waarin wordt gemeten kunnen vrij worden gekozen, zolang tussen beide periodes maar een omzetting heeft plaatsgevonden. Dit moet als volgt worden aangetoond:

1) De compostproducent dient per te hygiëniseren batch de temperatuur te meten aan het begin en aan het eind van de periode van drie dagen. Wanneer de temperatuur aan het begin en einde van de periode van drie dagen boven de 60 ⁰C is, mag er vanuit worden gegaan dat dit gedurende de gehele periode van drie dagen het geval is geweest. Voorwaarde is dat de batch gedurende deze drie dagen niet is omgezet of op andere wijze is bewerkt. In totaal zijn per batch dus minimaal vier temperatuurmetingen nodig, namelijk aan het begin en aan het eind van elke periode van drie dagen. Het staat de compostproducent vrij om meer metingen uit te voeren.

2) Registratie van de temperatuurmetingen (batch, datum temperatuurmeting en omzetdatum) in een papieren of digitaal logboek.

Daarnaast moet al het composterend materiaal tijdens het totale composteringsproces tenminste drie maal zijn omgezet. Batches en data van omzettingen moeten in het logboek worden geregistreerd. Met bovenstaande proceseisen wordt aangesloten bij de laatste inzichten met betrekking tot de hygiënisatie van groenafval, zoals onder meer door het European Compost Network is aangegeven. De combinatie van temperatuureis en minimum aantal omzettingen garandeert dat al het composterend materiaal voldoende lang boven de 60 ⁰C is geweest, waardoor effectieve hygiënisatie heeft plaatsgevonden. Er zijn materialen die de procesomstandigheden tijdens de compostering verbeteren of een bepaalde eigenschap aan de compost geven. Gebruik hiervan is toegestaan wanneer deze geen verontreinigingen bevatten die de kwaliteit van het eindproduct nadelig beïnvloeden.

23

3.3.3 Eisen aan procesvoering gft-compost

De gecertificeerde locatie moet een erkenning hebben op grond van de Verordening Dierlijke Bijproducten (Verordening (EG) Nr. 1069/2009). De eisen waaraan een bedrijf moet voldoen om een erkenning te krijgen staan in Verordening (EU) Nr. 142/2011. Op de gecertificeerde locatie moet een goede beschrijving van het gevolgde proces aanwezig zijn. Bij de eisen van de gft-compost is een proceseis voor dierpathogenen opgenomen. Het is voor hygiënisatie belangrijk dat een bepaalde composteertijd en temperatuur wordt bereikt. Voor een gesloten composteringssysteem betekent dit minimaal 3 dagen op 55 graden. Hierbij moet over deze periode een zodanige temperatuur worden gerealiseerd dat de geproduceerde compost veilig toegepast kan worden. Deze veiligheid kan door een specifieke validatietest voor de installatie worden aangetoond. Met de handhavende instantie (NVWA) zijn afspraken gemaakt omtrent handhaving en interpretatie van de regelgeving. Verder moet het kwaliteitssysteem van de producent aan bepaalde eisen voldoen. Hierop wordt gecontroleerd. De interne kwaliteitsbewaking bevat de volgende zaken:

welke aspecten door de producent worden gecontroleerd;

volgens welke methoden die controles plaatsvinden;

hoe vaak deze controles worden uitgevoerd;

hoe controleresultaten worden geregistreerd en bewaard;

Een HACCP-plan (zie bijlage 6). Materialen, die aan het afval of de geproduceerde compost worden toegevoegd om de procesomstandigheden tijdens compostering te verbeteren of om een bepaalde eigenschap aan de compost te geven, mogen geen verontreinigingen bevatten die de kwaliteit van het eindproduct nadelig kunnen beïnvloeden.

3.4 Eisen aan transport

Voor het afvoeren van gecertificeerde compost is het noodzakelijk dat de compostproducent de externe transportmiddelen visueel controleert op verontreinigingen en dat hij de documenten van de vervoerder nakijkt. Verder geldt dat de compostproducent (her)besmetting altijd moet voorkomen. De externe transportmiddelen moeten minimaal veeg- en visueel schoon zijn. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de compostproducent. Wanneer een voorafgaande lading een kans op herbesmetting betekent, is het noodzakelijk dat de compostproducent de stappen in tabel 3.1 volgt en actie onderneemt. Dat betekent dat niet mag worden geladen voordat actie is ondernomen en dit is gecontroleerd. Alleen gevonden afwijkingen bij de transportcontrole registreert de compostproducent in een eigen logboek met daarbij de volgende gegevens: voorafgaande lading (= gevonden afwijking), de reinigingsactie met daarbij de gegevens van de afnemer en het transportmiddel (kenteken), de datum van de controle en de naam van degene die de controle heeft uitgevoerd.

24

Tabel 3.1 Eisen aan het externe transport van compost

Voorgaande lading (en vergelijkbare stoffen):

Asfalt Niet toegestaan

Oliehoudende producten Niet toegestaan

Aardappels Reinigen met hoge druk

Bierborstel Reinigen met hoge druk

Bieten Reinigen met hoge druk

Dierlijke mest/mengproducten Reinigen met hoge druk

Gft-afval Reinigen met hoge druk

Glas Reinigen met hoge druk

Groenten en fruit (niet verpakt) Reinigen met hoge druk

Land- en Tuinbouw afval Reinigen met hoge druk

Niet schone grond Reinigen met hoge druk

Swill Reinigen met hoge druk

Alle gecertificeerde compost producten Veegschoon

Potgrond Veegschoon

Eigen gebruik producten Veegschoon

Groenafval Veegschoon

3.5 Eisen aan analyseverslag

Van afgezette partijen compost moet het analyseverslag (aangemaakt door de Rekenmodule) in de administratie van het bedrijf aanwezig zijn. Verder is het verplicht om te registreren in welk toepassingsgebied de compost is afgezet (zie hoofdstuk 2.2).

Registratie en presentatie van de kwaliteitsgegevens op het analyseverslag

Bij de aflevering van gecertificeerde Keurcompost moet op het analyseverslag worden aangegeven wat het gebruiksadvies en toepassingsgebied is. Ook de locatie waar de compost is geproduceerd en de partij- en analysenummer moet worden vermeld. Daarnaast is het verplicht om op het analyserapport de volgende zin op te nemen: Bij groencompost: “Dit product voldoet aan de wettelijke eisen voor compost uit het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet en de eisen aan voedselveiligheid (o.a. VAVI)”. Bij gft-compost: “ Dit product voldoet aan de wettelijke eisen voor compost uit het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet, de Dierlijke Bijproducten Verordeningen (EG nr. 1069/2009 en EU nr. 142/2011) en de eisen aan voedselveiligheid (o.a. VAVI). Landbouwhuisdieren niet laten grazen en gewassen niet als groenvoer gebruiken binnen 21 dagen na gebruik (EU nr. 1069/2009 en EU nr. 142/2011)”.

25

Het gebruik van het analyseverslag van de Rekenmodule is verplicht. De wettelijke eisen staan dan automatisch op de juiste manier vermeld. Zoals aangegeven in tabel 3.2 zijn de resultaten voor stikstof, fosfaat en droge stof van de Dienst Regelingen altijd leidend. Deze resultaten moeten dan ook een op een worden ingevuld op het analyseverslag. De Rekenmodule verwerkt dit automatisch. Ook geeft de Rekenmodule de overige parameters weer zoals in tabel 3.2 staat. Tabel 3.2: weergave op het analyseverslag

Parameter Partij-bemonstering Continue bemonstering

Stikstof (N-totaal), Fosfaat (P2O5) Resultaten Dienst Regelingen Resultaten Dienst Regelingen

Droge stof (%) Resultaten Dienst Regelingen Resultaat Dienst Regelingen

Organische stof (%) Laatste partijanalyse Voortschrijdend jaargemiddelde

Zware metalen en arseen (mg/kg ds) Laatste partijanalyse Voortschrijdend jaargemiddelde

Zoutgehalte, Overige Nutriënten (g/kg ds) en pH

Laatste partijanalyse Voortschrijdend jaargemiddelde

Verontreinigingen (totaal) Laatste partijanalyse Laatste partijanalyse

Onkruidzaden en pathogenen Laatste partijanalyse Voortschrijdend jaargemiddelde

Stabiliteit Facultatief Facultatief

Compost, die niet voldoet aan de eisen van de BRL Keurcompost, maar wel aan de eisen van de Meststoffenwet en Verordening Dierlijke Bijproducten ((Verordening (EG) nr. 1069/2009) alléén bij gft-compost)), mag worden afgezet wanneer duidelijk wordt aangegeven dat dit product niet onder het certificaat valt. In dergelijke situaties moet het bedrijf onderzoeken wat de oorzaak kan zijn van het niet voldoen aan de eisen. Daarnaast registreert het bedrijf hoeveel compost buiten het certificaat wordt geleverd. Afkeur van een partij compost moet worden behandeld als een interne klacht (zie paragraaf 3.1 voor de procedure afhandeling klachten).

26

27

Hoofdstuk 4 Eisen aan intermediairs

Figuur 4.1 Stroomschema intermediairs

Een compostproducent kan Keurcompost afzetten bij een intermediair. Deze kan de Keurcompost opslaan of bewerken of rechtstreeks leveren aan een compostgebruiker. Wanneer opslag of bewerking van Keurcompost plaatsvindt op een ongecertificeerde locatie, verliest de compost het Keurcompostcertificaat en mag het niet als zodanig worden afgezet. Wanneer direct en rechtstreeks wordt geleverd aan een compostgebruiker behoudt de Keurcompost zijn certificaat.

Daarnaast kan het zijn dat opslag of bewerking plaatsvindt op een gecertificeerde Keurcompost locatie. Een partij behoudt dan alleen het predicaat Keurcompost wanneer partijkeuring wordt uitgevoerd. Op die manier is gegarandeerd dat op de opslaglocatie de Keurcompost op de juiste manier is opgeslagen, zonder bijvoorbeeld kans op herbesmetting.

28

In- en verkoop registraties

Bij het direct doorleveren van zowel gecertificeerde als niet gecertificeerde compost (afkeur) door de intermediair naar de eindafnemer, moeten onderstaande gegevens geregistreerd worden:

naam, adres en woonplaats leverancier/producent;

naam, adres, woonplaats en voertuig/kenteken van transporteur;

naam, afleveradres en woonplaats van eindgebruiker (bij GFT verplicht i.v.m. EU Verordening nr. 142/2011)

locatie van herkomst;

datum van ontvangst;

hoeveelheid in tonnen (aangeven wel/niet onder certificaat);

partijnummer of kenmerk;

toepassingsgebied (land- en tuinbouw, potgrond- en opzaksector, groenvoorziening, particulieren, GWW/civiele sector, tuincentra- en hoveniers, glastuinbouw);

29

Hoofdstuk 5 Certificatie-eisen Dit hoofdstuk behandelt de certificatie-eisen van Keurcompost:

paragraaf 5.1 gaat in op het certificatieproces;

paragraaf 5.2 beschrijft de minimum eisen voor certificatie;

paragraaf 5.3 behandelt de eisen aan de auditor en de certificerende instelling;

paragraaf 5.4 gaat over het Keurmerk gebruik en claims.

5.1 Het certificatieproces

Het certificatieproces kent in hoofdlijn vier stappen:

stap 1: Aanmelding bij de Certificeringscommissie Keurcompost;

stap 2: Verzamelen van gegevens over compostkwaliteit;

stap 3: De toelatingsaudit;

stap 4: De opvolgingsaudits. Deze stappen worden onderstaand besproken:

Stap 1: Aanmelding bij de Certificeringscommissie Keurcompost

Keurcompost certificatie staat open voor alle partijen die compost produceren op een daartoe vergunde inrichting binnen Nederland. Wanneer een compostproducent wil starten met het certificatieproces, moet zij allereerst contact opnemen met de Certificeringscommissie Keurcompost. De Certificeringscommissie voert een controle uit van de basisgegevens van de compostproducent (o.m. de vergunningsituatie van de te certificeren locatie). De Certificeringscommissie kan de compostproducent desgewenst ook in meer detail informeren over het certificeringsproces. Voor deelname aan het certificatieschema is een administratieve vergoeding verschuldigd aan de Keurcompost schemabeheerders. Het bestuur van de BVOR en de Afdeling Bioconversie van de VA stellen jaarlijks de hoogte van deze vergoeding vast. Leden van de BVOR en de VA zijn uitgezonderd van deze vergoeding, omdat dit bij het lidmaatschap is inbegrepen. De vergoeding is verschuldigd vanaf het moment dat het eerste certificaat aan de compostproducent is verleend.

30

Stap 2: Verzamelen van gegevens over compostkwaliteit

Voordat een compostproducent een toelatingsaudit kan laten uitvoeren, dient hij een half jaar lang gegevens over zijn compostkwaliteit te verzamelen, conform de analysefrequentie zoals voorgeschreven in hoofdstuk 2 van deze BRL (dit geldt zowel voor continu-producerende als partij-producerende compostproducenten). De compostkwaliteit moet voldoen aan de Keurcompost producteisen zoals deze in hoofdstuk 2 van deze BRL zijn gespecificeerd.

Stap 3: De toelatingsaudit

Wanneer een compostproducent de onder Stap 2 genoemde data heeft verzameld, kan deze een toelatingsaudit laten uitvoeren. Paragraaf 5.2 behandelt de eisen die gelden voor certificatie. Wanneer de toelatingsaudit succesvol is doorlopen, ontvangt de compostproducent het Keurcompostcertificaat voor de betreffende locatie.

Stap 4: De opvolgingsaudit

Binnen 12 maanden na de toelatingsaudit dient een opvolgingsaudit plaats te vinden. Paragraaf 5.2 behandelt de eisen die gelden bij een opvolgingsaudit.

Looptijd certificaat

Het Keurcompostcertificaat is 12 maanden geldig. Na 12 maanden kan de Certificeringscommissie het certificaat verlengen op basis van een tijdige en succesvolle opvolgingsaudit. Om ervoor te zorgen dat het certificaat wordt verlengd op de datum waarop het afloopt, moet een opvolgingsaudit tijdig plaatsvinden en het resultaat tijdig bekend zijn bij de Certificeringscommissie. Onderstaand wordt uiteengezet met welke termijnen de compostproducent rekening moet houden: Na de audit zorgt de auditor ervoor dat de Certificeringscommissie binnen 4 weken het auditrapport in bezit heeft. Bij positief resultaat verlengt de Certificeringscommissie binnen uiterlijk 6 weken het certificaat, opnieuw met een looptijd van 12 maanden (zie onderstaand voorbeeld). Bij een geconstateerde major-tekortkoming moeten allereerst corrigerende maatregelen worden genomen, waarna een her-audit kan plaatsvinden. Vervolgens gaan bovenstaande termijnen voor indienen en evaluatie van het auditrapport gelden.

31

Om verloop van het certificaat te voorkomen, adviseert de Certificeringscommissie om uiterlijk 3 maanden voor het aflopen van het certificaat een opvolgingsaudit uit te voeren. Op die manier heeft auditor voldoende tijd om het auditrapport op te stellen en de Certificeringscommissie voldoende tijd om het rapport te beoordelen. De tijd tussen twee opvolgingsaudits moet minimaal acht maanden zijn. De ingangsdatum van het verlengde certificaat ligt op de dag na het aflopen van het vorige certificaat. Een voorbeeld met fictieve datum:

Op het Keurcompostcertificaat staat het registratienummer van de gecertificeerde locatie. Deze correspondeert met het Register Keurcompost op www.keurcompost.nl, waar o.a. de status van het certificaat is aangegeven (zie ook hoofdstuk 1).

Keuze van een certificerende instelling

Ten behoeve van de toelatingsaudit en opvolgingsaudit dient de compostproducent gebruik te maken van één van de geaccrediteerde certificerende instellingen (CI). Een compostproducent kan desgewenst jaarlijks wisselen van CI. De accreditatie van CI’s is gespecificeerd naar personen (auditors), hetgeen wil zeggen dat alleen personen met voldoende kennis van zaken als auditor werkzaam mogen zijn. Een actuele lijst van geaccrediteerde CI’s en auditors is te vinden op www.keurcompost.nl.

5.2 Minimum eisen voor certificatie

De auditor toetst tijdens de audit de eisen zoals vastgelegd in deze BRL en de op dat moment actuele versie van het wijzigingenblad. De audit dient te bestaan uit een fysiek bezoek van iedere te certificeren/gecertificeerde locatie. Tijdens dit bezoek gebruikt de auditor een geëigende combinatie van werkwijzen en methoden, waar tenminste de volgende aspecten deel van uit maken:

32

visuele controle van de locatie;

administratieve controle van de locatie; hier valt o.a. controle van handboeken, de Rekenmodule, LMA-meldingen, de checklist en klachten onder.

interview met verantwoordelijke medewerker(s) van de locatie. Deze drie aspecten van de audit maken dat de richttijd voor een Keurcompost audit minimaal 4 uur is. Tijdens een audit kunnen afwijkingen van de BRL-eisen worden geconstateerd, die kunnen verschillen in ernst (zie bijlage 8 voor voorbeelden). Ernstige en zeer ernstige afwijkingen worden geclassificeerd als ‘major’, minder ernstige afwijkingen worden geclassificeerd als ‘minor’. Hieronder staan de maatregelen die moeten worden genomen wanneer één of meer major respectievelijk minor afwijkingen worden geconstateerd bij een toelatingsaudit of een opvolgingsaudit.

Major tekortkoming (categorie 1)

Wanneer bij een toelatingsaudit één of meer major tekortkomingen worden geconstateerd, leidt dit tot het niet verlenen van het certificaat. De CI dient het auditrapport wel op te sturen aan de Certificeringscommissie (ter informatie). Wanneer de compostproducent meent de tekortkoming te hebben opgelost, kan opnieuw een toelatingsaudit worden uitgevoerd. Wanneer bij een opvolgingsaudit één of meer major tekortkomingen worden geconstateerd dient het volgende stappenplan te worden gevolgd door de compostproducent en de CI: 1) de CI meldt de major tekortkoming aan de compostproducent. De compostproducent dient

hierop de levering van compost onder Keurcompost certificaat met onmiddellijke ingang stop te zetten. De auditor moet bij de her-audit nagaan of inderdaad geen leveringen hebben plaatsgevonden;

2) de CI dient op dezelfde dag waarop de major is geconstateerd, melding hiervan te maken bij de Certificeringscommissie. De Certificeringscommissie past vervolgens de status van het certificaat in het certificatenregister aan naar ‘opgeschort’(zie www.keurcompost.nl);

3) de compostproducent ontwikkelt zo spoedig mogelijk een plan van aanpak om de major(s) op te lossen. Zij geeft dit plan schriftelijk door aan de CI en aan de Certificeringscommissie (uiterlijk binnen twee weken na constatering van de major).

Binnen 3 maanden na de constatering van de major tekortkoming vindt een her-audit plaats. De CI communiceert de bevindingen naar de Certificeringscommissie. Wanneer de CI constateert dat de major is opgelost, verandert de Certificeringscommissie de status van het certificaat in het register naar ‘geldig’. Wanneer de CI constateert dat er nog steeds sprake is van een major tekortkoming, trekt de Certificeringscommissie het certificaat in (in het register wordt de status dan veranderd in ‘ingetrokken’). Wanneer het certificaat is ingetrokken, moet de compostproducent de toelatingsprocedure voor Keurcompost, zoals beschreven in paragraaf 5.1, opnieuw doorlopen. N.B. Wanneer de CI bij een opvolgingsaudit een major tekortkoming constateert, kan het zijn dat het bedrijf zich daar niet in kan vinden en daar niet mee akkoord wil gaan. In dat geval meldt de CI op

33

dezelfde dag de geconstateerde major bij de Certificeringscommissie, met de vermelding dat het bedrijf deze aanvecht. Het bedrijf, maakt eveneens op dezelfde dag, beargumenteerd bezwaar bij de Certificeringscommissie. De Certificeringscommissie geeft vervolgens een bindend oordeel over de major tekortkoming. Hangende de uitspraak van de Certificeringscommissie kan de uitlevering van compost al dan niet worden stopgezet. Het al dan niet stopzetten beoordeelt de Certificeringscommissie.

Minor tekortkoming (categorie 2)

Wanneer bij een toelatingsaudit één of meer minor tekortkomingen worden geconstateerd, leidt dit tot het niet verlenen van het certificaat. De CI dient het auditrapport wel op te sturen aan de Certificeringscommissie (ter informatie). Wanneer de compostproducent meent de tekortkoming te hebben opgelost, kan opnieuw een toelatingsaudit worden uitgevoerd. Wanneer bij een opvolgingsaudit minder dan drie minor tekortkomingen worden geconstateerd, kan het certificaat worden verlengd. De compostproducent dient de minor(s) binnen drie maanden na constatering op te lossen en de CI hierover schriftelijk te berichten. De CI informeert vervolgens de Certificeringscommissie hierover. Een formele vaststelling volgt in de eerstvolgende opvolgingsaudit. Wanneer drie of meer minors worden geconstateerd, is dit gelijk aan één major. Vervolgens gaat het stappenplan in zoals staat omschreven bij de major tekortkoming.

Aanbevelingen (categorie 3)

Naast het constateren van major en minor afwijkingen, kan de CI ook aanbevelingen doen aan de compostproducent. Deze aanbevelingen hebben betrekking op (onderdelen) van de bedrijfsvoering en/of administratie en hebben een relatie met (het voldoen aan) de eisen uit de BRL. De CI moet deze aanbevelingen vastleggen in het auditrapport. Wanneer bij een toelatingsaudit een of meerdere aanbevelingen worden geconstateerd, leidt dit tot het niet verlenen van het certificaat. Wanneer bij een opvolgingsaudit een of meerdere aanbevelingen worden geconstateerd, zijn deze voor de compostproducent niet vrijblijvend: tijdens de eerstvolgende audit moet de compostproducent aantonen wat er met de aanbeveling is gedaan, dan wel te motiveren waarom men van de aanbeveling is afgeweken.

5.3 Eisen aan Auditor en Certificerende Instelling

De Certificeringscommissie accrediteert een Certificerende Instelling (CI) ten behoeve van de toetsing van de BRL Keurcompost. Alleen door de Certificeringscommissie goedgekeurde auditors worden toegelaten. Certificerende Instellingen moeten conform ISO 17021 (systeemcertificatie) of EN 45011 / ISO 17065 (productcertificatie) zijn erkend door de Raad van Accreditatie voor een werkveld dat aansluit bij de inhoud van het Keurcompost schema en deze BRL.

34

Een Certificerende Instelling betaalt jaarlijks een administratieve bijdrage aan de Certificeringscommissie Keurcompost, op basis van het aantal geaudite locaties per jaar. Facturatie vindt plaats op basis van nacalculatie. De Certificeringscommissie organiseert jaarlijks op de 1e woensdag in oktober een verplichte Auditortraining, welke van groot belang is om de kennis van auditors actueel te houden. Het proces van accreditatie vindt op de volgende wijze plaats: A. Voor nog niet geaccrediteerde Certificerende Instellingen: 1) een nieuwe Certificerende Instelling dient schriftelijk een verzoek in bij de

Certificeringscommissie, waarin alle informatie is bijgevoegd die nodig is voor een adequate beoordeling door deze commissie (zie hieronder);

2) binnen twee maanden na indiening van het verzoek neemt de Certificeringscommissie een beslissing over het verzoek, waarbij aanvullende informatie bij de aanvrager kan worden opgevraagd;

3) bij een positieve beslissing krijgt de aanvrager een uitnodiging voor een gesprek met een afvaardiging van de Certificeringscommissie om de kennis over Keurcompost en de bijbehorende Beoordelingsrichtlijn te toetsen. Bij positieve afronding van het gesprek wordt de aanvrager voor een jaar geaccrediteerd als Certificerende Instelling voor Keurcompost.

B. Voor verlenging accreditatie: 1) de Certificeringscommissie benadert al geaccrediteerde CI’s voor een verlenging van hun

accreditatie; 2) binnen een maanden na verzending van de aanmeldingsbrief krijgt de CI schriftelijk bericht over

de genomen beslissing; 3) bij een positieve beslissing wordt de accreditatie van de CI en haar auditoren met een jaar

verlengd. Het is nodig dat een Certificerende Instelling, om de BRL-Keurcompost te toetsen, specifieke kennis en ervaring in huis heeft. Onderstaande eisen zijn persoonsgebonden en nodig bij iedere persoon die daadwerkelijk de Keurcompost audits gaat uitvoeren. Werknemers van de Certificerende Instelling die niet beschikken over de vereiste kennis en ervaring, zijn niet bevoegd om als verantwoordelijk auditor de Keurcompost audit uit te voeren. Auditoren moeten in het bijzonder beschikken over de volgende competenties:

kennis en ervaring met (de bedrijfsvoering van) composteerinstallaties, compostproductie en – samenstelling;

kennis van de bemonstering en analyse van compost (wijze van bemonsteren, relevante parameters, frequentie van analyseren, etc.);

kennis aangaande kwaliteitszorg(systemen);

ervaring met de uitvoering van onafhankelijke audits, bij voorkeur bij composteerbedrijven of daarmee vergelijkbare bedrijven;

gedegen aantoonbare kennis van de BRL Keurcompost en de Rekenmodule;

jaarlijks minimaal 1 locatie auditen.

35

Eisen aan het Auditrapport (voor auditors)

In het Auditrapport staat beschreven hoe de toelatings- of opvolgingsaudit van Keurcompost is verlopen. De auditor stuurt dit rapport uiterlijk 4 weken na het audit op naar de Certificeringscommissie (voor contactgegevens, zie hoofdstuk 1). Een Keurcompost certificaat is locatie gebonden. Daarom is het verplicht dat van iedere locatie een apart auditrapport wordt opgeleverd. Dat betekent dat iedere locatie jaarlijks moet worden bezocht en geaudit. In het Auditrapport moeten de minimaal de volgende gegevens worden opgenomen:

betreffende bedrijf + locatie;

datum van de audit;

aard van de audit (toelatings- of opvolgingsaudit);

naam van de auditor;

de tijdsduur van de audit;

gesproken medewerkers tijdens de audit;

algemene indruk van de locatie, met daarin o.a.: o jaartonnage aanvoer groen- en/of gft-afval; o jaartonnage productie compost; o verwacht jaartonnage Keurcompost (per klasse); o hoeveel ton Keurcompost is afgezet tot moment van de audit (per klasse en vanaf 1

januari); o evt. opmerkelijke zaken van het afgelopen jaar en/of verwachtingen komend jaar.

het advies van de auditor voor het wel/niet verlengen van het Keurcompostcertificaat;

een overzicht van de vastgestelde tekortkomingen (samenvatting van de tabel/checklist);

een overzicht van punten waarop is geaudit en de uitkomst hiervan. Voor het overzicht van geaudite punten maakt de auditor gebruik van punten in de checklist in bijlage 8. De auditor mag hiervoor een eigen format gebruiken, maar moet minstens alle punten uit de checklist controleren. NB: enkel het gebruiken van de checklist voor het auditrapport is niet voldoende. Alle bovenstaande punten tezamen vormen het auditrapport. Naast verzending van het auditrapport naar het bedrijf stuurt de auditor het rapport altijd binnen 4 weken naar de BVOR en/of VA. Dit geldt ook voor opgeloste tekortkomingen.

Spelregels voor auditors

Het is voor auditors belangrijk om een aantal regels te volgen om de kwaliteit van het certificatiesysteem zo hoog mogelijk te houden. Auditors krijgen een officiële waarschuwing wanneer: * de aanlevering van het rapport niet voldoet aan de eisen zoals omschreven in de BRL Keurcompost; * het rapport later dan 4 weken na de audit bij de Certificeringscommissie wordt aangeleverd; * de auditor niet bij de verplichte Auditortraining aanwezig is.

36

Bij twee officiële waarschuwingen binnen twee jaar mag een auditor een half jaar geen Keurcompost audits uitvoeren. Deze schorsing wordt gecommuniceerd naar de gecertificeerde bedrijven en kenbaar gemaakt op de website van Keurcompost.

5.4 Keurmerk gebruik en claims

Compost mag alleen het stempel Keurcompost dragen wanneer deze afkomstig is van een Keurcompost gecertificeerde locatie (composteerbedrijf) en wanneer door analyses is vastgesteld dat de betreffende partij compost voldoet aan de producteisen van Keurcompost. Het is verplicht voor de compostproducent dat minimaal 50% van de geproduceerde compost op de gecertificeerde locatie voldoet aan de eisen uit de Beoordelingsrichtlijn Keurcompost. Op een locatie kan nooit meer Keurcompost worden uitgeleverd dan op de locatie geproduceerd is. Hierop zijn twee uitzonderingen mogelijk:

als Keurcompost van een andere locatie wordt ingenomen en wordt voldaan aan de eisen voor mengproducten zoals in paragraaf 2.4 beschreven;

als voldaan is aan de regels van mengproducten waarbij 2 partijen Keurcompost zijn samengevoegd en opnieuw als partij is geanalyseerd.

Keurcompostverwijzing op analyseverslag door laboratoria

Het is laboratoria niet toegestaan om op analyseverslagen verwijzingen te maken naar Keurcompost (conformiteit of gelijkwaardigheid) wanneer het betreffende bedrijf niet daadwerkelijk Keurcompost gecertificeerd is. Een register van de gecertificeerde bedrijven is te vinden op www.keurcompost.nl. Een speciale situatie betreft composteerbedrijven die zich voorbereiden op Keurcompost certificering, en daaraan voorafgaande een half jaar analyses conform de Keurcompost eisen moeten laten uitvoeren. Op de analyseverslagen dient in dat geval te worden vermeld: ‘Analyse in kader voorbereiding Keurcompost certificering’. Mocht het format van het betreffende laboratorium dit niet toelaten, dan neemt het laboratorium niets op over Keurcompost. Wanneer de Certificeringscommissie constateert dat een laboratorium analyseverslagen afgeeft die niet in overeenstemming zijn met bovenstaande richtlijnen, kan de Certificeringscommissie het laboratorium verwijderen van de lijst van Keurcompost goedgekeurde laboratoria.

37

Bijlagen BRL Keurcompost

Bijlage 1 Keuze van de klasse Keurcompost

Bijlage 2 Bemonstering

Bijlage 3 Analysemethoden

Bijlage 4 De Rekenmodule

Bijlage 5 Afkeurcriteria, acties en corrigerende maatregelen

Bijlage 6 HACCP Schema

Bijlage 7 Eisen aan acceptatie, registratie en traceerbaarheid

Bijlage 8 Major, minor en aanbevelingen

Bijlage 9 Checklist t.b.v. Keurcompost-audits

Bijlage 10 Definities

38

39

Bijlage 1 Keuze van de klasse Keurcompost Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 2.1 van het hoofddocument. Keurcompost kan in drie verschillende kwaliteitsklassen worden afgezet, klasse A, B of C. Deze klassen onderscheiden zich door verschillende eisen aan de mate van verontreinigingen in het eindproduct (zie tabel 1.1). Deze productcategorieën sluiten aan bij de kwaliteitsvraag vanuit de verschillende marktsegmenten. De Rekenmodule berekent in welke kwaliteitsklasse geanalyseerde Keurcompost valt en is hierin leidend. Tabel 1.1: Klassenverdeling met bijbehorende eis verontreinigingen

Verontreinigingen (gew% op ds) Klasse A Klasse B Klasse C

Overige verontreinigingen > 2 mm ≤ 0,05 % ≤ 0,10 % ≤ 0,20 %

Steen > 5 mm ≤ 1,00 % ≤ 1,50 % ≤ 2,00 %

Glas 2-20 mm ≤ 0,05 % ≤ 0,10 % ≤ 0,20 %

Glas > 20 mm Afwezig Afwezig Afwezig

Deze klassen kunnen als volgt onder de drie productcategorieën worden afgezet: Tabel 1.2: Overzicht afzet klassen en productcategorieën

Productcategorie Klasse A Klasse B Klasse C

Landbouwcompost X X X

Tuincompost X X

40

41

Bijlage 2 Bemonstering Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 2.2 van het hoofddocument.

Bemonstering algemeen

De bemonstering is essentieel voor het kunnen monitoren van de kwaliteit van Keurcompost. Pas wanneer een erkend monsternemer op de juiste manier monsters neemt en bewaart, kan er een goede analyse plaatsvinden. Zie hoofdstuk 2.2 voor de analysefrequentie. Bemonstering van compost (uit oude regeling bemonstering en analyse overige organische meststoffen Staatscourant 1992, deels aangepast door de Certificeringscommissie)

Bemonstering vindt plaats in het homogene product zoals dit in de markt wordt afgezet. De bemonstering vindt bij voorkeur plaats in een statische hoop of partij. Bemonstering in een bewegende stroom is echter ook toegestaan. Statische bemonstering kan plaatsvinden op 2 manieren: Methode 1: de zijden van de partij worden denkbeeldig in strata verdeeld en uit ieder stratum wordt aselect een steekmonster van minimaal 1 kg genomen op een diepte van circa 1 meter loodrecht op het oppervlak. Daarvoor wordt eerst met een Edelmanboor een boorgat gemaakt, waarna ongestoorde bemonstering kan plaatsvinden met een wortelboor. De 9 steekmonsters mogen worden samengevoegd tot 1 verzamelmonster. Methode 2: met behulp van een laadschop wordt van boven naar beneden een dwarsdoorsnede gemaakt van de partij. Met behulp van een boor of een schep wordt op 5 punten in het profiel van de dwarsdoorsnede een steekmonster van circa 1 kg genomen. Hierna wordt opnieuw een dwarsdoorsnede gemaakt zoals beschreven en worden nogmaals 4 steekmonsters van circa 1 kg genomen. De 9 monsters mogen worden samengevoegd tot 1 verzamelmonster. Bemonstering in bewegende stromen De bemonstering in bewegende stromen dient op systematische wijze plaats uitgevoerd te worden, zodanig dat een opvangbak of zak over de volle breedte van de vallende stroom wordt bewogen. Hierbij moet gewaakt worden voor de invloed van luchtstromen. Per bemonstering dient men 9 monsters van circa 1 kg elk te verzamelen. De 9 monsters mogen worden samengevoegd tot 1 verzamelmonster. Bewaren en transport van de monsters Monsters, die niet onmiddellijk aan het onderzoekslaboratorium worden gezonden moeten conform NEN-ISO 18512 (2007) bij een temperatuur tussen 0 en 5 °C bewaard worden, onder donkere en luchtdichte condities. De monsters mogen niet langer dan 24 uur in de koeling liggen. Te gebruiken materiaal Gebruikte scheppen, boren, zakken, bakken e.d. mogen geen verstoring van de analyses tot gevolg hebben. Zij moeten daarom gemaakt zijn van koolstofstaal, een andere niet-gelegeerde staalsoort, van polyethyleen of bekleed met polyethyleen. De oppervlakken mogen niet behandeld ("veredeld") zijn met bijvoorbeeld zware metalen of arseen of met verf, lak of olie.

42

Materialen en laadschop moeten grondig schoongemaakt zijn (zeker indien zij hiervoor in aanraking zijn gekomen met de te composteren grondstof). Dit om eventuele besmetting van de geproduceer-de compost te voorkomen (bijvoorbeeld met plant parasitaire virussen, schimmels en nematoden).

Bemonstering Microbiologisch

Deze module is alleen van toepassing op gft-compost, omdat wordt ingegaan op de manier van bemonsteren om later te analyseren op E.Coli, Enterococcen en Salmonella. Procedure en richtlijnen voor Microbiologisch onderzoek Salmonella dient in het eindproduct te worden bepaald, Enterococcen of E. Coli in het proces of eindproduct. Bij de monstername wordt de grootst mogelijke aandacht besteed aan hygiëne. Op een monsternamedag wordt ‘van schoon naar vuil’ gewerkt: eerst de compostopslag [1], vervolgens eventueel uit de (na)compostering of vergisting [2]. De monstername op plaats [2] is voor de verwerker een optie, maar niet verplicht. Verwerkers kunnen zelf beslissen of op monstername plaats [1] of [2] wordt bemonsterd ten behoeve van E.Coli (of Enterococcen). Bemonstering ten behoeve van Salmonella is uitsluitend toegestaan op monsternameplaats [1]. Het onderstaande schema geldt voor [1] en [2] in geval [2] een compostering betreft. Als [2] een vergisting betreft kan de werkwijze zo veel mogelijk gelijk en alleen daar waar noodzakelijk worden aangepast (digestaat is veelal vloeibaar). De monstername wordt in dat specifieke geval nauwkeurig beschreven en gedocumenteerd bij de resultaten. Monsterneming vindt binnen één werkdag plaats. Voor Salmonella dienen 5 deelmonsters genomen te worden. Deze mogen bij het laboratorium worden samengevoegd tot 1 monster welke geanalyseerd dient te worden. Compost opslag of na-compostering

5-7 handjes = 200 ml

5-7 handjes = 200 ml

5-7 handjes = 200 ml

5-7 handjes = 200 ml

Nr 1

5-7 handjes = 200 ml

Nr 2

Nr 3

Nr 4

Nr 5

Gecreëerd vers breukvlak waar op 5 plaatsen 5-7 handjes vol

compost worden verzameld.

43

De verordening schrijft voor dat 5 monsters worden genomen (n=5) en worden getoetst aan de normen. De monsters worden gekoeld (5 oC ± 3 oC) getransporteerd naar het laboratorium (koelkast met datalogger) en daar binnen 30 uur na monstername in analyse genomen.

5 monsters uit breukvlak

Voor elke bemonsteringslocatie [1] of [2] wordt nieuwe hygiënische kleding gebruikt (wegwerpoverall, plastic overschoenen, mouwen, steriele handschoenen, mondkapje). Voor het nemen van elk van de 5 monsters worden per monster nieuwe mouwen en steriele handschoenen gebruikt.

44

Analyseschema verontreinigingen

Waarbij ‘n’ het aantal analyses per jaar is en ‘som’ het aantal extra analyses t.o.v. de standaard 12 analyses per jaar. De Rekenmodule geeft automatisch aan wanneer de volgende analyse moet plaatsvinden.

Analyseschema Zouten en Nutriënten (excl. stikstof en fosfaat)

van tot jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec som

0 4000 2 1 1 2

4000 8000 2 1 1 2

8000 12000 3 1 1 1 3

12000 16000 4 1 1 1 1 4

16000 20000 5 1 1 1 1 1 5

20000 24000 6 max 1 1 1 1 1 1 6

Analyseschema Zware Metalen en Stabiliteit

van tot jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec som

0 5000 2 1 1 2

5000 10000 2 1 1 2

10000 15000 3 1 1 1 3

15000 20000 4 1 1 1 1 4

20000 25000 5 1 1 1 1 1 5

25000 30000 6 max 1 1 1 1 1 1 6

LET OP: extra analyse vanaf 13e monster op 15e van de maand

van tot n jan feb mrt apr mei jun jul aug sep okt nov dec som

0 2000 2 1 1

2000 4000 2 1 1

4000 6000 3 1 1 1

6000 8000 4 1 1 1 1

8000 10000 5 1 1 1 1 1

10000 12000 6 1 1 1 1 1 1

12000 14000 7 1 1 1 1 1 1 1

14000 16000 8 1 1 1 1 1 1 1 1

16000 18000 9 1 1 1 1 1 1 1 1 1

18000 20000 10 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

20000 22000 11 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

22000 24000 12 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

24000 28000 13 1 1

28000 32000 14 1 1 2

32000 36000 15 1 1 1 3

36000 40000 16 1 1 1 1 4

40000 44000 17 1 1 1 1 1 5

44000 > 48000 18 max 1 1 1 1 1 1 6

45

Bijlage 3 Analysemethoden Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 2.2 van het hoofddocument.

Analysemethoden algemeen

De analysemethoden van alle parameters die voor het certificaat van belang zijn, zijn per element beschreven. De analyse van droge stof, organische stof, stikstof, fosfaat, zware metalen en arseen kunnen volgens bepalingen van de Meststoffenwet op 2 manieren worden uitgevoerd:

1) volgens het betreffende protocol van de Meststoffenwet; 2) door middel van een methode is tenminste dezelfde waarborgen omvat.

Een analyse moet altijd worden uitgevoerd door een laboratorium dat geaccrediteerd is door de Raad van Accreditatie en aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC17025 (Zie Wijziging Uitvoeringsregeling Meststoffenwet, Staatscourant 20 december 2007). Daarbij mogen alleen laboratoria Keurcompost analyses uitvoeren die door de Certificeringscommissie zijn goedgekeurd. Een lijst van goedgekeurde laboratoria staat op www.keurcompost.nl. Droge stof Voor de bepaling van het gehalte aan droge stof en daarmee het watergehalte moet volgens de Wijziging Uitvoeringsregeling Meststoffenwet de norm CSS 99022 Soil, sludge and treated biowaste – Determination of dry matter –Gravimetric method worden gebruikt. Deze norm is te vinden op http://horizontal.ecn.nl/ Fosfaat De analyse op fosfaat als P205 moet volgens de Wijziging Uitvoeringsregeling Meststoffenwet worden uitgevoerd met de norm Total phosphorous in soil, biowaste and sewage sludge. Deze norm is te vinden op http://horizontal.ecn.nl/ Stikstof Voor de bepaling van het gehalte aan stikstof moet volgens de Wijziging Uitvoeringsregeling Meststoffenwet de norm CSS 99020 Soil, sludge and treated biowaste - Determination of total nitrogen - Dry combustion method worden gebruikt. Deze norm is te vinden op http://horizontal.ecn.nl/ Zware metalen en arseen Ontsluiting en extractie Cd, Cr, Cu, Hg, Ni, Pb, Zn en As

NEN 6961 : 2005 Milieu – Ontsluiting met salpeterzuur en zoutzuur (koningswater) voor de bepaling van geselecteerde elementen in water, waterbodem, slib, slibhoudend water, luchtstof, grond en bouwstoffen.

CSS 99025B Soil, sludge and treated biowaste - Digestion for the extraction of aqua regia soluble fraction of trace elements http://horizontal.ecn.nl/

Instrumentele analyse Cd, Cr, Cu, Ni, Pb, Zn en As

Horizontal methoden: http://horizontal.ecn.nl/:

46

CSS 99026 Soil, sludge and treated biowaste - Determination of elements in aqua regia and nitric acid digests - Inductively coupled plasma - optical emissions spectrometry (ICP OES) method.

CSS 99027 Soil, sludge and treated biowaste - Determination of elements in aqua regia and nitric acid digests - Inductively coupled plasma - mass spectrometry (ICP MS) method.

CSS 99028 Soil, sludge and treated biowaste - Determination of elements in aqua regia and nitric acid digests - Flame atomic absorption spectrometry method.

CSS 99029 Soil, sludge and treated biowaste - Determination of elements in aqua regia and nitric acid digests - Graphite furnace atomic absorption spectrometry method.

NEN 6964 : 2005 Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten - Atomaire-absorptiespectrometrie met grafietoventechniek.

NEN 6965 : 2005 Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten - Atomaire-absorptiespectrometrie met vlamtechniek.

NEN 6966 : 2005 Milieu - Analyse van geselecteerde elementen in water, eluaten en destruaten - Atomaire emissiespectrometrie met inductief gekoppeld plasma.

Instrumentele analyse Hg

CSS 99030 Soil, sludge and treated biowaste - Determination of mercury in aqua regia and nitric acid digests - Cold vapour atomic absorption spectrometry and cold vapour atomic fluorescence spectrometry methods

Organische stof Voor de analyse van het organische stof gehalte kan de norm, CSS99023, Soil, sludge and treated biowaste - Determination of loss on ignition (LOI) worden gebruikt. Zoutgehalte/ Specifiek geleidingsvermogen Voor de analyse van de EC kan de norm CSS99037, Soil, sludge and treated biowaste -Determination of specific electrical conductivity worden gebruikt. pH Voor de analyse van de pH kan de norm CSS99017, Soil, sludge and treated biowaste - Determination of pH worden gebruikt. Chloride Analyse van het chloridengehalte vindt plaats in overeenstemming met NEN-EN-ISO 15682 Kalium, magnesium, calcium en zwavel Voor de bepaling van kalium, magnesium en zwavel vinden de volgende metingen plaats: Kalium als K20:

Volgens NEN 7436 na ontsluiting volgens NEN 7433; of volgens NEN 6966 na ontsluiting volgens NEN 6961

Magnesium als MgO: Volgens NEN 6966 na ontsluiting volgens NEN 6961, NEN 6465 of NEN 7433

Calcium als CaCO3: Volgens het voorschrift NEN-ISO 10693

Zwavel als S-totaal: volgens NEN 6966 na ontsluiting volgens NEN 6961

47

Stabiliteit De stabiliteitsbepaling wordt uitgevoerd conform de respiratiemethode welke is ontwikkeld door NMI en WUR. Oxitop measuring system for standardized determination of the respiration rate and N-mineralization rate of organic matter in waste material, compost and soil. Onkruidkiemen Voor de analyse van onkruidkiemen kan de norm CSS99048, Soil, sludge and treated biowaste -Determination of viable plant seeds and propagules worden gebruikt.

Analysemethoden microbiologisch

De analysemethoden van alle voor het certificaat van belang zijnde parameters voor microbiologisch onderzoek zijn beschreven conform de verordening (EG) Nr. 1069/2009 en verordening (EU) Nr. 142/2011 of door middel van een methode die tenminste dezelfde waarborgen omvat, door een laboratorium dat blijkens accreditatie door de Raad van Accreditatie aantoonbaar voldoet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 Enterococcen, E. Coli, Salmonella De analysemethoden die worden toegepast voor Enterococcen, E.coli en Salmonella dienen te voldoen aan de algemene eisen zoals beschreven in de bovenstaande alinea.

Analysemethoden verontreinigingen

De analysemethoden van alle voor het certificaat van belang zijnde parameters aangaande verontreinigingen dient te worden uitgevoerd volgens een van beide onderstaande methoden. Verontreinigingen Voor de analyse van de verontreinigingen kan de norm CSS99049, Soil, sludge and treated biowaste - Determination of impurities and stones worden gebruikt. Hierbij dient, in tegenstelling met de norm, onafhankelijk van de deeltjesgrootte tenminste 4 liter materiaal te worden geanalyseerd. Tevens kan de volgende analysemethode worden toegepast. Visueel herkenbare verontreinigingen Visueel herkenbare verontreinigingen- en steenfractiebepaling volgens het Methodenbuch van de Bundesgütegemeinschaft Kompost e.V. Het betreft hier een bepaling van de fractie, die niet tot de compost behoort, zoals kunststof, rubber en metaal. De proef dient na monstername zo spoedig mogelijk te worden ingezet. In tegenstelling tot de werkwijze uit het Methodenbuch dient minimaal 4 liter materiaal te worden geanalyseerd. Materialen

Droogstoof 105 °C.

Droogbak, oppervlakte ca. 1250 cm2.

Maatbeker, 300 ml.

Balans met een nauwkeurigheid van 0,02 gram.

Zeef met maaswijdte (rond) van resp. 2 mm, 5 mm en 20 mm.

Pincet.

48

Werkwijze A. Drogen 1. Neem 4 l compost in gebruik en breng over in een droogbak. 2. Droog in een droogstoof bij 105 °C tot constant gewicht. (= ca. 16 uur). 3. Noteer het gewicht van het gedroogde materiaal in 2 decimalen. B. Zeven 1. Zeef het gedroogde monster in porties van 100 ml over een zeef met een doorlaat van 5 mm. 2. Spreid de fracties > 5 mm één voor één uit op een vlakke ondergrond en verzamel de stenen >

5 mm m.b.v. een pincet. 3. Voeg vervolgens de zeefdoorlaat en het zeefoverblijfsel weer samen en zeef in porties van 100

ml over een zeef met een doorlaat van 2 mm. 4. Spreid de fracties > 2 mm één voor één uit op een vlakke ondergrond en haal de herkenbare

verontreinigingen: glas, kunststof, metaal en rubber uit de fracties m.b.v. een pincet. Opm.: Houd de glasfractie apart!

5. Zeef de uitgelezen herkenbare verontreinigingen nogmaals over de zeef met een doorlaat van 2 mm.

6. Weeg vervolgens de stenen, het glas en de overige verontreinigingen (kunststof, metaal en rubber) en noteer de gewichten in 2 decimalen.

7. Ga hiertoe als volgt te werk:

zeef het gedroogde materiaal in porties van 100 ml over een zeef met een doorlaat van 20 mm;

spreid de fracties > 20 mm één voor één uit op een vlakke ondergrond en verzamel het glas > 20 mm m.b.v. een pincet;

voeg vervolgens zeefdoorlaat en zeefoverblijfsel weer samen en ga verder met de overige fracties.

Verslag Vermeld op het verslag het gehalte aan stenen > 5 mm, aan glas > 2 mm en eventueel > 20 mm en aan overige verontreinigingen > 2 mm (kunststof, metaal, rubber) als percentage van het stoofdroge materiaal. Bij glas groter dan 20 mm moet het glasdeeltje op geen enkel mogelijke manier handmatig door de zeef kunnen.

49

Bijlage 4 De Rekenmodule Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 2 van het hoofddocument.

Gebruik Rekenmodule

De compostproducent is verplicht om gebruik te maken van de beschikbaar gestelde Rekenmodule. De Rekenmodule is ontwikkeld omdat op deze manier de analysefrequenties op een uniforme en juiste manier worden berekend. Tevens kan met de Rekenmodule in één oogopslag gezien worden of een partij mag worden uitgeleverd, in welke productcategorie en in welk marktsegment.

Rapportage aan Certificeringscommissie

De compostproducent stelt één maal per kalenderjaar, namelijk vóór 15 februari, de resultaten van de analyses van het voorafgaande jaar in het format van de Rekenmodule beschikbaar aan de overkoepelende branchevereniging waar het bedrijf bij is aangesloten (de BVOR of de VA). Daarbij stuurt de compostproducent ook vóór 15 februari een overzicht van het voorafgaande jaar van de hoeveelheden geproduceerde compost, de hoeveelheden uitgeleverde Keurcompost per klasse per marktsegment, de hoeveelheid buiten het certificaat geleverde compost en voor voorgenoemde hoeveelheden het toepassingsgebied (land- en tuinbouw, potgrond- en opzaksector, groenvoorziening, particulieren, GWW/civiele sector, tuincentra- en hoveniers, glastuinbouw).

50

51

Bijlage 5 Afkeurcriteria, acties en corrigerende maatregelen Deze bijlage hoort bij het stroomschema uit hoofdstuk 2.3 van het hoofddocument. NB: Indien een parameter wordt afgekeurd, zal de vervolgactie via de Rekenmodule automatisch worden aangegeven. Voor alle parameters geldt: bij overschrijding of onderschrijding van de norm niet uitleveren.

Parameter Acties bij afkeur Afwijking en corrigerende maatregel

Zware metalen en arseen

Stopzetten uitlevering en een heranalyse of herbemonstering van hetzelfde product uitvoeren. Twee uitkomsten mogelijk na 2e analyse: – voldoet niet aan eisen: niet uitleveren, de

Rekenmodule neemt de laagste waarde (uit oorspronkelijke analyse of heranalyse) uitkomst analyse mee. Corrigerende maatregel uitvoeren;

– voldoet aan eisen: wel uitleveren, de Rekenmodule neemt de waarden van heranalyse mee i.p.v. oorspronkelijke analyse.

– oorzaak achterhalen en waar nodig procesvoering aanpassen;

Organische stof Stopzetten uitlevering en een heranalyse of herbemonstering van hetzelfde product uitvoeren. Twee uitkomsten mogelijk na 2e analyse: – voldoet niet aan eisen: niet uitleveren. De

Rekenmodule neemt geen waarden mee, want is geen compost. Corrigerende maatregel uitvoeren;

– voldoet aan eisen: wel uitleveren, de Rekenmodule neemt de waarden van heranalyse mee i.p.v. oorspronkelijke analyse.

– oorzaak achterhalen en waar nodig procesvoering aanpassen.

52

Pathogenen (afkeur na heranalyse)

Stopzetten uitlevering, herbemonstering van de apart gelegde partij en/of het proces, zoveel mogelijk op de plaats corresponderend met de eerdere monstername en analyse van hetzelfde product z.s.m. doch uiterlijk binnen 1 maand. Twee uitkomsten mogelijk na 2e analyse: – herbemonstering en analyse voldoen niet:

niet uitleveren, de Rekenmodule neemt de laagste waarde (uit oorspronkelijke analyse of heranalyse) mee. Corrigerende maatregel uitvoeren;

– herbemonstering en analyse voldoen: wel uitleveren, de Rekenmodule neemt de waarden van heranalyse mee i.p.v. oorspronkelijke analyse.

– oorzaak achterhalen en waar mogelijk procesvoering aanpassen;

– apart gelegde partij uitleveren als aan eisen wordt voldaan;

– bemonstering en analysefrequentie gaat 3 maanden lang naar 1x per maand.

Glas 2-20 mm en/of Overige verontreinigingen

Een heranalyse of herbemonstering van hetzelfde product uitvoeren. Stopzetten uitlevering is alleen nodig wanneer niet wordt voldaan aan de eisen in klasse C. Twee uitkomsten mogelijk na 2e analyse: – heranalyse voldoet niet: niet uitleveren, de

Rekenmodule neemt de laagste waarde (uit oorspronkelijke analyse of heranalyse) uitkomst analyse mee. Corrigerende maatregel uitvoeren;

– heranalyse voldoet: wel uitleveren, wel uitleveren, de Rekenmodule neemt de waarden van heranalyse mee i.p.v. oorspronkelijke analyse.

– oorzaak achterhalen en waar mogelijk procesvoering aanpassen.

Glas > 20 mm Stopzetten uitlevering, de Rekenmodule neemt de waarde van de herbemonstering mee i.p.v. oorspronkelijke analyse. Geen heranalyse mogelijk, alleen herbemonstering. Corrigerende maatregel uitvoeren.

– oorzaak achterhalen en procesvoering aanpassen;

Onkruidkiemtoets Stopzetten uitlevering en een heranalyse of herbemonstering van hetzelfde product uitvoeren. Twee uitkomsten mogelijk na 2e analyse: – heranalyse voldoet niet: niet uitleveren, de

Rekenmodule neemt geen waarden mee. Corrigerende maatregel uitvoeren;

– heranalyse voldoet: wel uitleveren, de Rekenmodule neemt de waarde van de heranalyse mee i.p.v. oorspronkelijke analyse.

– oorzaak achterhalen en procesvoering aanpassen;

53

Niet de beoogde klasse Keurcompost geproduceerd.

In een ander marktsegment afzetten. Wanneer de compostproducent toch in dezelfde productcategorie of kwaliteitsklasse wil afzetten mag tijdelijk niet worden uitgeleverd totdat een heranalyse uitwijst dat het product wel voldoet aan de beoogde klasse.

54

55

Bijlage 6 HACCP Schema Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 3 van het hoofddocument.

Beoordeling HACCP-plan. Als onderdeel van het IKB-schema is er een HACCP-schema aanwezig welke wordt toegepast in overleg met de NVWA.

56

57

Bijlage 7 Eisen aan acceptatie, registratie en traceerbaarheid Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 3.2 van het hoofddocument.

Acceptatie algemeen

Elke gecertificeerde locatie moet een acceptatiereglement hebben en dit bij de registratiepost bij de ingang van de inrichting beschikbaar hebben. Deze paragraaf geeft aan welke acceptatie-eisen minimaal in een acceptatiereglement opgenomen moeten zijn en welke procedure gehanteerd wordt bij de controle van het aangevoerde materiaal, voordat tot acceptatie kan worden overgegaan.

Acceptatiecriteria Groenafval

Op de composteringsinrichting mogen in principe alleen partijen groen- en agrarisch afval worden geaccepteerd. Andere organische afvalstromen mogen verwerkt worden wanneer dit in de vergunning is aangegeven. In aangevoerde partijen groen- en agrarisch afval mogen geen componenten voorkomen die de kwaliteit van de geproduceerde groencompost op zo’n manier beïnvloeden dat de proces- en producteisen voor Keurcompost overschreden worden. Iepenhout (ook van gezonde iepen) mag alleen worden verwerkt wanneer een bedrijf in het bezit is van het certificaat voor de verwerking van ziek bomenhout. Voor de aanvoer en acceptatie van iepenhout gelden aparte voorwaarden. Deze staan op www.bvor.nl.

Acceptatiecriteria GFT-afval

Op de composteringsinrichting mag in principe alleen gft-afval en daarop lijkend materiaal worden geaccepteerd. Andere organische afvalstromen mogen verwerkt worden wanneer dit in de vergunning is aangegeven. Daarnaast mogen biologisch afbreekbare verpakkingen worden geaccepteerd, mits deze verpakkingen en gft-zakken voldoen aan de criteria zoals vastgelegd in NEN-EN 13432 (de Europese norm voor composteerbare verpakkingen). Voor gft-zakken van 120 liter en groter moet daarnaast het Milieukeurcertificaat zijn toegekend aan de compostproducent.

Controle en afkeur

Bij de registratiepost bij de ingang van de gecertificeerde locatie moeten de administratieve gegevens van elke partij aangevoerd materiaal gecontroleerd worden door een bevoegde medewerker. Deze bepaalt of de aangevoerde partij voldoet aan de acceptatie-eisen en of de aangevoegde vracht geaccepteerd kan worden.

Registratie aangevoerd afval

Na controle van het aangevoerde materiaal registreert het bedrijf van de geaccepteerde partijen de volgende informatie (deze informatie staat in de LMA-melding):

naam, adres en woonplaats van ontdoener;

naam, adres, woonplaats en voertuig/kenteken van transporteur;

locatie van herkomst;

58

datum van ontvangst;

hoeveelheid (tonnen);

omschrijving aard en samenstelling;

afvalstroomnummer;

locatie van opslag op het terrein (de mate van nauwkeurigheid van deze registratie is afhankelijk van de grootte en opzet van het bedrijf);

bijzonderheden. Van partijen die worden geweigerd, nadat zij zijn gewogen, moet aanvullend de volgende informatie geregistreerd worden:

datum van ontvangst/weigering;

reden van weigering en adres waarheen de geweigerde partij is afgevoerd. De hoeveelheid van de geaccepteerde en afgevoerde partijen afvalstoffen dient door weging te worden bepaald. Er mag gebruik worden gemaakt van een geschikte, nabij gelegen weegbrug. De weegbrief moet in dat geval aan de registratiegegevens worden toegevoegd. Er kan worden afgezien van de verplichting tot weging als het bedrijf:

niet over een eigen weegbrug beschikt en

in de nabije omgeving (binnen 20 km) geen weegbrug voorhanden is, die aan de voorschriften voldoet, en

alleen het groenafval composteert afkomstig van de eigen hoveniersactiviteiten en

kleinschalige verwerking (capaciteit < dan 1.500 ton groenafval per jaar). Een samenvattend overzicht van de geregistreerde gegevens staan in het logboek en moet zo nodig door auditors en de Certificeringscommissie kunnen worden ingezien. Bedrijven moeten de gegevens van de aangevoerde hoeveelheden afval elektronisch bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) melden.

Registraties aangevoerd afval en geproduceerde compost (traceerbaarheid)

De compostproducent moet in een logboek voor zover mogelijk onderstaande gegevens registreren. Op deze manier kunnen eventuele problemen met betrekking tot de kwaliteit van een bepaalde partij compost worden teruggevoerd naar de samenstelling van het ingaande afval en/of de procesomstandigheden rondom de compostering en opgeslagen compost.

opslaglocatie op het terrein van het gebruikte organische afval;

omschrijving en mengverhouding van de verschillende gebruikte soorten organisch afval;

datum van verwerking van het voorbewerkte organische materiaal tot een (deel van een) composteringshoop;

composteringslocatie op het terrein;

datum uitgevoerde omzettingen c.q. gegevens met betrekking tot het verloop van de beluchting;

gegevens met betrekking tot temperatuurverloop en bevochtiging;

einddatum van compostering (datum van nabewerking);

locatie van compostopslag op het terrein;

eventuele bijzonderheden, bijvoorbeeld opgetreden storingen, tijdens compostering c.q. opslag, die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de compost.

De verkregen analyseresultaten combineert de compostproducent met de bijbehorende gegevens over het composteringsproces per partij compost. Deze gegevens moeten in het logboek staan. De

59

gegevens uit het logboek moeten ook gecombineerd kunnen worden met weegbruggegevens van de verwerkte organische stromen in de compost. Ook de afnemers van de compost dienen in het logboek te worden vermeld. Op deze wijze moet men bij afkeuring en klachten de oorzaak kunnen achterhalen. Gegevens van de afgevoerde stromen meldt het bedrijf electronisch bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (LMA) of Dienst Regelingen. Afvoer van compost moet bovendien via een Vervoerbewijs Zuiveringsslib en Compost (VZC) aan de Dienst Regelingen worden gemeld.

60

61

Bijlage 8 Major, minor en aanbevelingen Deze bijlage hoort bij hoofdstuk 5.2 van het hoofddocument. Een major tekortkoming is een gevonden afwijking die in strijd is met: a) De wet; bijvoorbeeld:

de monstername voert men niet uit volgens algemeen geldende bemonsteringsprincipes;

de gebruikte analysemethode(n) komen niet overeen met de genoemde analysemethoden in de Meststoffenwet;

gehalten aan zware metalen of arseen in een verhandelde partij overschrijden de eisen van de Meststoffenwet;

het laboratorium dat de analyses uitvoert voldoet niet aan de norm NEN-EN-ISO/IEC 17025 blijkend uit een accreditatie door de Raad van Accreditatie.

b) De milieuvergunning; bijvoorbeeld:

op het betreffende bedrijf wordt afval verwerkt dat volgens de vergunning niet mag worden toegelaten;

de administratieve registratie bij de ingang van de inrichting is onvoldoende. c) De BRL Keurcompost (systematische afwijkingen in de procesvoering); bijvoorbeeld:

een of meerdere toetsingsparameters uit de BRL Keurcompost voldoen niet aan de eisen

er ontbreken in de BRL genoemde toetsingsparameters;

de frequentie van bemonstering en analyse is niet in orde;

de Rekenmodule wordt niet gebruikt;

bij afgifte Keurcompost wordt geen analyseverslag van de Rekenmodule meegegeven. Een minor tekortkoming is niet ernstig genoeg om het certificaat in te trekken, maar moet op termijn wel worden opgelost. Bijvoorbeeld:

het acceptatiereglement is niet op orde, of de feitelijke controle bij acceptatie is niet overeenkomstig het reglement;

de registratie van procesomstandigheden is onvoldoende;

niet alle procesomstandigheden voldoen aan de eisen;

de procedure voor klachtenafhandeling is onvolledig of niet duidelijk;

de opslag van opgeslagen groenafval en het eindproduct Keurcompost is niet voldoende gescheiden;

de composteringsactiviteiten zijn onvoldoende gescheiden van andere bedrijfsactiviteiten die een risico van verontreiniging van compost met zich meebrengen;

apparatuur wat is gebruikt bij de voorbewerking van groenafval is niet of onvoldoende schoongemaakt wanneer het ingezet wordt bij het behandelen of transport van het eindproduct;

er wordt iepenhout verwerkt, terwijl het certificaat ontbreekt.

Een aanbeveling betreft zaken die kwaliteit van het certificatiesysteem op het bedrijf verhogen wanneer deze worden opgevolgd. Bijvoorbeeld:

het acceptatiereglement is niet beschikbaar bij de ingang van de inrichting;

procedures voor acceptatie, klachtenafhandeling etc. bestaan wel, maar zijn nog niet duidelijk voor de betrokken medewerkers;

de registratie van procesomstandigheden bevat onduidelijkheden;

personeel is niet goed geïnstrueerd over het schoonmaken van apparatuur.

62

63

Bijlage 9 Checklist t.b.v. Keurcompost-audits Gebruik van deze checklist is verplicht bij toelatings- en opvolgingsaudits. Een auditor mag een eigen format gebruiken, echter moeten alle genoemde punten hierin zijn opgenomen. De ingevulde checklist moet onderdeel uitmaken van het auditrapport. Zie voor de volledige eisen aan het auditrapport hoofdstuk 5.3 van de BRL-Keurcompost.

Controleer voorafgaand aan de audit op www.keurcompost.nl of wijzigingen t.o.v. de huidige BRL Keurcompost zijn gepubliceerd in het Wijzigingenblad. De BRL Keurcompost moet altijd in samenhang met dit Wijzigingenblad worden gelezen en geauditeerd. Datum check: ……………….. Versie Wijzigingenblad: …………

Hoofdstuk Nr. BRL KEURCOMPOST ANTWOORD/OPMERKINGEN

2.1 Producteisen en afkeurcriteria van Keurcompost

1 Toets steekproefsgewijs met behulp van de Rekenmodule of de analyseresultaten voldoen aan de eisen. Valt het binnen de toegestane gehalten?

2 Staat bij de instellingen in de Rekenmodule wat de beoogde klasse Keurcompost is en hoeveel ton productie wordt verwacht? Geef aan om welke klasse het gaat en hoeveel ton

men verwacht te produceren.

3 Bij afkeur (voldoet niet aan klasse C) mag niet worden uitgeleverd totdat heranalyse aantoont dat het product voldoet. Hoe kan het bedrijf aantonen dat na afkeur geen compost is uitgeleverd onder Keurcompost certificaat? Is deze buiten certificaat wel afgeleverd, is aantoonbaar (d.m.v. logboek) waar en hoeveel deze niet-gecertificeerde compost is afgezet? Licht dit toe.

2.2 Parameters/analysefrequentie

4 Zijn bepaalde parameters niet geanalyseerd?

5 Kan aangetoond worden met de Rekenmodule dat alle parameters volgens de juiste frequentie zijn geanalyseerd? Laat de Rekenmodule openen en controleer of de

pop-up verschijnt van de analysefrequentie.

Beschrijf wat geconstateerd wordt.

6 Controleer steekproefsgewijs of fysieke analyseverslagen kloppen met data in Rekenmodule. Geef aan hoeveel analyseverslagen zijn

gecontroleerd en beschrijf eventuele afwijkingen.

7 Zijn her-analyses uitgevoerd of normoverschrijdingen geconstateerd? Zo ja,

64

zijn her-analyses ingevoerd in de Rekenmodule? Zo nee, controleer in papieren analyses.

2.2 Rekenmodule

Tijdens de audit dient u de actuele versie van de Rekenmodule te openen. Geef aan welke versie is

gebruikt.

8 Is het databestand met gegevens van het voorafgaande jaar voor 15 februari van het lopende jaar beschikbaar gesteld aan BVOR of VA via het format van de rekenmodule?

9 Zijn de hoeveelheden compost afgezet per klasse en de daar bijbehorende toepassingsgebieden (Keurcompost en buiten certificaat afgezette compost) voor 15 februari van het lopende jaar gerapporteerd aan BVOR of VA?

2.2 Bemonstering algemeen

10 Op welke manier wordt de bemonstering uitgevoerd en door welke instantie? Uit het antwoord moet de manier van

monstername blijken: d.m.v. partijbemonstering of

bewegende stroom.

11 Wat is de naam van de monsternemer? Geef aan of deze onafhankelijk en extern is.

12 Is de monstername procedure aanwezig?

2.2 Bemonstering microbiologisch (alleen gft)

13 Wat is de naam van de monsternemer? Geef aan of deze onafhankelijk en extern is.

14 Worden er 5 monsters genomen?

15 Worden monsters gekoeld getransporteerd?

2.2 Analysemethoden algemeen

16 Is het laboratorium dat analyses uitvoert op de Keurcompostmonsters goedgekeurd door de Certificeringscommissie? Op www.keurcompost.nl staat een lijst van goedgekeurde laboratoria.

17 Blijkt uit de methode/procedure van het desbetreffende lab dat minimaal 4 liter materiaal wordt gebruikt voor de analyse op verontreinigingen? Zo ja, hoeveel?

2.3 Corrigerende maatregelen

18 Is er compost afgekeurd op één of meerdere parameters en is dit op de juiste wijze vastgelegd? Zo ja, is de oorzaak achterhaald en welke corrigerende maatregelen zijn genomen? Geef een toelichting op oorzaak en corrigerende maatregelen.

65

2.4 Mengproducten

19 Welke hulpstoffen worden gebruikt? Wordt gewerkt conform stroomschema 2.2? Zijn deze hulpstoffen gescheiden en duidelijk herkenbaar opgeslagen?

20 Controleer het gebruik van de benaming van mengproducten + gebruik Keurcompost logo.

3.1 Systeemeisen voor kwaliteitsbewaking

21 Zijn de eisen voor kwaliteitsbewaking systematisch beschreven? Geef aan op welke manier.

22 Wordt aan de documentatie-eisen voldaan?

23 Zijn er klachten geweest? Zo ja, wat was de aard van de klacht(en) en hoe zijn deze opgelost? Zijn procedures voor afhandeling van klachten en voor de behandeling van afgekeurde producten aanwezig?

24 Geven de procedures naar mening van de auditor voldoende garanties voor kwaliteitsbewaking? Geef een motivatie.

3.2 Eisen aan acceptatie, registratie en traceerbaarheid

25 Waar hangt of staat het acceptatiereglement?

26 Kan het bedrijf aantoonbaar maken uit de administratie dat aangevoerd afval wordt gemeld bij het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (verplicht)?

27 Kan het bedrijf aantoonbaar maken uit de administratie dat afgevoerd product wordt gemeld bij Dienst Regelingen (verplicht) en het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (facultatief)? Controleer dit.

28 Wordt compost afgevoerd met een ingevuld Vervoerbewijs Zuiveringsslib en Compost (VZC)? Controleer steekproefsgewijs of de juiste documenten aanwezig zijn (VZC, LMA meldingen, DR meldingen).

29 Hoeveel ton compost is afgezet (specificeer periode) en hoeveel hiervan is onder het Keurcompost certificaat afgezet? Onder welke klassen is de Keurcompost afgezet en wat zijn de toepassingsgebieden?

3.3 Algemene proceseisen

3.3.1 Voorkomen herbesmetting

30 Vinden op hetzelfde terrein andere activiteiten plaats die een risico vormen voor verontreiniging van compost? Zo ja, welke

66

maatregelen zijn genomen om het risico te beperken?

31 Welke maatregelen zijn genomen om de herbesmetting van compost door vers materiaal te voorkomen?

3.3.2 Eisen aan composteerproces en opslag bij groenafval

32 Op welke wijze wordt gecomposteerd en komt dit overeen met hetgeen in procedures is vastgelegd? Geef een toelichting.

33 Zijn relevante procesgegevens m.b.t. procesverloop, temperatuurverloop en omzetten terug te vinden in een logboek? Geef een toelichting.

34 Is uit de geregistreerde data op te maken dat is voldaan aan de relevante proceseisen (minimaal 2 keer 3 dagen tenminste 60 ⁰C met daartussen eenmaal omzetten; in totaal minimaal 3 maal omzetten)? Geef een toelichting.

3.3.3 Eisen aan composteerproces en opslag bij gft-afval

35 Op welke wijze wordt gecomposteerd en komt dit overeen met hetgeen in procedures is vastgelegd? Geef een toelichting.

36 Zijn relevante procesgegevens m.b.t. procesverloop, temperatuurverloop en omzetten terug te vinden in een logboek? Geef een toelichting.

3.6 Eisen aan transport

37 Hoe worden transportmiddelen gecontroleerd op verontreinigingen? Zijn er afwijkingen geconstateerd?

4 Eisen aan intermediairs

38 Wordt gecertificeerde compost doorverkocht via een intermediair? Zo ja, wie?

39 Wordt gewerkt conform schema 4.1?

40 Vindt opslag plaats op het terrein van de intermediair?

41 Zijn de eindgebruikers van compost bekend bij producent (=losplaats)? Staat de eindgebruiker (dus niet de intermediair) op het VZC document? Controleer dit steekproefsgewijs en licht toe.

5.4 Eisen aan keurmerkgebruik

42 Wordt het analyseverslag uit de Rekenmodule gebruikt?

43 Wordt op het analyseverslag aangegeven in welk marktsegment de Keurcompost wordt afgezet en in welke productcategorie?

67

Bijlage 10 Definities Aanbieder of ontdoener Persoon of bedrijf dat zich ontdoet van afvalstoffen, door afgifte aan een bedrijf (zoals een composteerinrichting) dat bevoegd is om de afvalstoffen in ontvangst te nemen. Agrarische afvalstoffen Afval dat vrijkomt uit de land- en tuinbouwsector. BRL (Beoordelingsrichtlijn) Beoordelingsrichtlijn, in dit document refererend aan de Beoordelingsrichtlijn Keurcompost. Het is een document dat alle benodigde informatie bevat over een certificatiesysteem voor een bepaald onderwerp van certificatie. BVOR Branche Vereniging Organische Reststoffen (www.bvor.nl). De BVOR heeft zitting in de Certificeringscommissie Keurcompost. Certificeringscommissie Certificeringscommissie Keurcompost. Dit is de gezamenlijke commissie van de BVOR en de VA die verantwoordelijk is voor de dagelijkse gang van zaken rondom Keurcompost. Certificaathouder Bedrijf dat houder is van het Keurcompostcertificaat. Het bedrijf is verantwoordelijk dat producten constant voldoen aan de eisen waarop de certificatie is gebaseerd. CI Certificerende Instelling. Een auditor, werkzaam bij een CI, toetst jaarlijks door middel van een audit of de certificaathouder zich aan de eisen uit de BRL-Keurcompost houdt en beoordeelt of het certificaat mag worden verlengd. Ook verzorgt een CI de toelatingsaudit. Continu proces Constante productiestroom die onafgebroken het hele jaar door plaatsvindt, waarbij de ingangsmaterialen van redelijk constante samenstelling zijn zodat er geen grote fluctuaties in de analyseresultaten plaatsvinden. Compost Product dat ontstaat uit één of meer organische afvalstoffen die al dan niet met bodembestanddelen zijn gemengd en die met behulp van micro-organismen zijn afgebroken en omgezet tot een homogeen en zodanig stabiel eindproduct dat daarin alleen nog een langzame afbraak van humeuze verbindingen plaatsvindt, en dat niet mede bestaat uit dierlijke meststoffen. Dienst Regelingen Dienst Regelingen (DR) is een agentschap van het ministerie van Economische Zaken (www.dienst-regelingen.nl). Zij voeren nationale en Europese regelingen uit voor verschillende overheidsorganisaties.

68

EG 1069/2009 Verordening (EG) Nr. 1069/2009 van het Europees parlement en de raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten en tot intrekking van Verordening (EG) Nr. 1774/2002 (verordening dierlijke bijproducten). EU 142/2011 Verordening (EU) Nr. 142/2011 van de commissie van 25 februari 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en afgeleide producten. Gft-afval Groente-, fruit- en tuinafval; deel van het huishoudelijk afval dat van organische oorsprong is en apart wordt ingezameld. GWW sector De grond-, weg- en waterbouw sector, een afkorting die gebruikt wordt in de civiele techniek. Groenafval Een organische reststroom die vrijkomt bij de aanleg en het onderhoud van openbaar groen, bos- en natuurterreinen en al het plantaardig afval dat hiermee te vergelijken is, zoals grof tuinafval en groene reststromen van hoveniersbedrijven. Groenafval bestaat voornamelijk uit blad, gras, takken en snoeihout. HACCP HACCP betekent Hazard Analysis Critical Control Points: een analyse van kritische punten waar extra goed op gelet moet worden. Bij HACCP wordt het hele productieproces nagelopen op mogelijke gevaren voor de voedselveiligheid. Die gevaren worden in HACCP benoemd en de daaraan verbonden risico's worden beheerst. Intermediair (rechts)persoon die compost in- en verkoopt . De intermediair heeft de compost zelf in eigendom. IKB schema Schema voor interne kwaliteitsbewaking, met daarop een checklist waaraan moet worden voldaan. KVE Kolonie Vormende Eenheden; het aantal micro-organismen oftewel bacteriën per milliliter. Deze aanduiding is van belang bij de beoordeling van de kwaliteit van een microbieel product. LMA Het Landelijk Meldpunt Afvalstoffen (www.lma.nl). Het LMA verwerkt meldingen van afvalstoffen, waaronder groen- en gft-afval. Logboek Document (papier of digitaal) waarin alle relevante gegevens van de compostering worden bijgehouden, zoals herkomst materiaal, samenstelling en hoeveelheden, procestemperaturen, datum en frequentie van omzetten etc.

69

Major tekortkoming Tekortkoming van directe invloed op de kwaliteit van het product en de doelmatigheid van het kwaliteitssysteem Keurcompost. Het gaat hier om zogenaamde categorie 1 afwijkingen die in strijd zijn met a) de wet, b) de milieuvergunning of c) de BRL Keurcompost wat betreft systematische afwijkingen in de procesvoering. Minor tekortkoming Tekortkoming van indirecte invloed op de kwaliteit van het product en de doelmatigheid van het kwaliteitssysteem Keurcompost. Het gaat hier om zogenaamde categorie 2 afwijkingen die bij de eerstvolgende audit in orde moeten zijn, maar die niet ernstig genoeg zijn om een bedrijf het keurmerk te onthouden. Monster Een fractie van een partij die aan de totale partij wordt onttrokken en overeenkomt met de gemiddelde samenstelling van de totale partij. NVWA De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.nvwa.nl). Zij bewaken onder andere de veiligheid van voedsel en consumentenproducten en handhaaft de natuurwetgeving. Partij Hoeveelheid materiaal die ter beoordeling bij analyse als eenheid wordt beschouwd. Dit kan zowel volume-gebonden als tijdsgebonden zijn. VA De Vereniging Afvalbedrijven (www.verenigingafvalbedrijven.nl). De VA heeft zitting in de Certificeringscommissie Keurcompost. Verontreinigingen In (Keur)compost zijn verontreinigingen bodemvreemde, niet-biologisch afbreekbare delen, zoals glas, plastic, metaal, steen, rubber en geverfd hout. Voortschrijdend gemiddelde Het gemiddelde van analyseresultaten van de laatste 6 analyses. Telkens wanneer het meest recente analyseresultaat bekend is, vervalt het oudste resultaat. VZC document Vervoersbewijs Zuiveringsslib en Compost, uitgegeven door de Dienst Regelingen van het ministerie van EZ. Dit document is verplicht om te gebruiken bij het transport van compost.