Ben xvi porta_fidei

10
1. Homilie ter gele- genheid van het begin van het petri- nisch ambt van de bisschop van Rome (24 april 2005): AAS 97 (2005) 710. 2. Vgl. Benedictus XVI, Homilie heilige mis op de Terreiro do Paço, Lissabon (11 mei 2010): Insegnamenti VI, 1 (2010) 673. 257 2011 9 2. Vanaf het begin van mijn ambt als opvolger van Petrus heb ik herinnerd aan de noodzaak de weg van het geloof opnieuw te ontdekken om steeds duidelij- ker de vreugde en het hernieuwd enthou- siasme van de ontmoeting met Christus te belichten. In de Homilie tijdens de heilige mis aan het begin van mijn pontificaat heb ik gezegd: “De Kerk in haar geheel en de herders in haar moeten op weg gaan om de mensen uit de woestijn te voeren naar de plaats van het leven, naar de vriendschap met de Zoon van God, naar Hem die ons het leven schenkt, het leven in volheid”. 1 Het gebeurt intussen niet zelden dat christenen zich meer bekom- meren om de maatschappelijke, culturele en politieke gevolgen van hun inzet en blijven denken dat het geloof een van- zelfsprekende zaak is van het gemeen- schappelijk leven. Niet alleen is dit in werkelijkheid niet meer vanzelfsprekend, maar het wordt zelfs ontkend. 2 Terwijl het in het verleden mogelijk was een homo- geen cultureel stramien te herkennen dat in brede kringen werd aanvaard in zijn verwijzen naar de geloofsinhoud en de daardoor geïnspireerde waarden, blijkt dat vandaag in grote delen van de maat- schappij niet meer zo te zijn vanwege een diepe geloofscrisis die zich van vele per- sonen heeft meester gemaakt. Porta Fidei Motu proprio van paus Benedictus XVI waarmee het Jaar van het geloof wordt aangekondigd 1. De “poort van het geloof” (vgl. Hand. 14,27), die in het leven van de gemeenschap met God binnenleidt en het binnengaan in zijn Kerk mogelijk maakt, staat altijd voor ons open. Het is mogelijk over die drempel te stappen, wanneer Gods Woord wordt verkondigd en het hart zich laat vormen door de genade die verandert. Door deze poort heen gaan brengt met zich mee dat men een weg opgaat die het hele leven duurt. Deze begint met het doopsel (vgl. Rom. 6,4), waardoor wij God Vader mogen noemen, en eindigt met het overgaan door de dood heen naar het eeuwige leven, de vrucht van de verrijzenis van de Heer Jezus: Hij heeft met de gave van de heilige Geest bij zijn heerlijkheid al degenen willen betrekken die in Hem geloven (vgl. Joh. 17,22). Het geloof belijden in de Drie-eenheid – Vader, Zoon en heilige Geest – is gelijk aan geloven in één God, die liefde is (vgl. 1 Joh. 4,8): de Vader, die in de volheid van de tijd de Zoon voor ons heil heeft gezonden; Jezus Christus, die in het mysterie van zijn dood en verrijzenis de wereld heeft verlost; de heilige Geest, die de Kerk in afwachting van de terugkeer van de Heer in heerlijkheid door de eeuwen heen leidt.

description

Porta Fidei is de titel van het motu proprio van paus Benedictus XVI waarmee het Jaar van het geloof wordt aangekondigd. Hij schrijft " In het licht van dit alles heb ik besloten een Jaar van het geloof aan te kondigen. Dit zal op 11 oktober 2012 beginnen op de vijftigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie en eindigen op het hoogfeest van Christus Koning van het Heelal, 24 november 2013." Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, 11 oktober van het jaar 2011, het zevende jaar van mijn pontificaat. Benedictus XVI © Copyright 2011 - Libreria Editrice, Vaticana / Secretariaat RK Kerk in Nederland Vertaling: drs. H.M.G. Kretzers

Transcript of Ben xvi porta_fidei

Page 1: Ben xvi porta_fidei

1. Homilie ter gele-genheid van hetbegin van het petri-nisch ambt van debisschop van Rome(24 april 2005): AAS97 (2005) 710.

2. Vgl. BenedictusXVI, Homilie heiligemis op de Terreirodo Paço, Lissabon(11 mei 2010):Insegnamenti VI, 1(2010) 673.

257 • 2011 9

2. Vanaf het begin van mijn ambt alsopvolger van Petrus heb ik herinnerd aande noodzaak de weg van het geloofopnieuw te ontdekken om steeds duidelij-ker de vreugde en het hernieuwd enthou-siasme van de ontmoeting met Christus tebelichten. In de Homilie tijdens de heiligemis aan het begin van mijn pontificaatheb ik gezegd: “De Kerk in haar geheel ende herders in haar moeten op weg gaanom de mensen uit de woestijn te voerennaar de plaats van het leven, naar devriendschap met de Zoon van God, naarHem die ons het leven schenkt, het levenin volheid”.1 Het gebeurt intussen nietzelden dat christenen zich meer bekom-

meren om de maatschappelijke, cultureleen politieke gevolgen van hun inzet enblijven denken dat het geloof een van-zelfsprekende zaak is van het gemeen-schappelijk leven. Niet alleen is dit inwerkelijkheid niet meer vanzelfsprekend,maar het wordt zelfs ontkend.2 Terwijl hetin het verleden mogelijk was een homo-geen cultureel stramien te herkennen datin brede kringen werd aanvaard in zijnverwijzen naar de geloofsinhoud en dedaardoor geïnspireerde waarden, blijktdat vandaag in grote delen van de maat-schappij niet meer zo te zijn vanwege eendiepe geloofscrisis die zich van vele per-sonen heeft meester gemaakt.

Porta Fidei

Motu proprio van paus Benedictus XVI waarmee het Jaar van het geloof wordt aangekondigd

1. De “poort van het geloof” (vgl. Hand. 14,27), die in het leven van de gemeenschap met God binnenleidt

en het binnengaan in zijn Kerk mogelijk maakt, staat altijd voor ons open. Het is mogelijk over die

drempel te stappen, wanneer Gods Woord wordt verkondigd en het hart zich laat vormen door de genade

die verandert. Door deze poort heen gaan brengt met zich mee dat men een weg opgaat die het hele leven

duurt. Deze begint met het doopsel (vgl. Rom. 6,4), waardoor wij God Vader mogen noemen, en eindigt

met het overgaan door de dood heen naar het eeuwige leven, de vrucht van de verrijzenis van de Heer

Jezus: Hij heeft met de gave van de heilige Geest bij zijn heerlijkheid al degenen willen betrekken die in

Hem geloven (vgl. Joh. 17,22). Het geloof belijden in de Drie-eenheid – Vader, Zoon en heilige Geest – is

gelijk aan geloven in één God, die liefde is (vgl. 1 Joh. 4,8): de Vader, die in de volheid van de tijd de Zoon

voor ons heil heeft gezonden; Jezus Christus, die in het mysterie van zijn dood en verrijzenis de wereld

heeft verlost; de heilige Geest, die de Kerk in afwachting van de terugkeer van de Heer in heerlijkheid

door de eeuwen heen leidt.

Page 2: Ben xvi porta_fidei

3. Wij kunnen niet accepteren dat hetzout zijn kracht verliest en het licht ver-borgen wordt gehouden (vgl. Mat. 5,13-16). Ook de mens van vandaag kan eropnieuw behoefte aan voelen, zoals deSamaritaanse, naar de put te gaan omnaar Jezus te luisteren. Hij nodigt ertoeuit om in Hem te geloven en uit zijn bronvan levend water te putten (vgl. Joh.4,14). Wij moeten weer de smaak te pak-ken krijgen om ons te voeden met GodsWoord, dat trouw door de Kerk wordtdoorgegeven, en het Brood van het leven.Deze worden ons aangereikt als steunvoor allen die zijn leerlingen zijn (vgl.Joh. 6,51). Het onderricht van Jezus weer-klinkt immers ook in onze dagen metdezelfde kracht: “Werkt niet voor hetvoedsel dat vergaat, maar voor het voed-sel dat blijft om eeuwig te leven” (Joh.6,27). De vraag die Hem gesteld werddoor degenen die naar Hem luisterden, isook voor ons vandaag nog dezelfde:“Welke werken moeten wij voor God ver-richten?” (Joh. 6,28). Wij kennen het ant-woord van Jezus: “Dit is het werk dat Godvan u vraagt: te geloven in Degene dieHij gezonden heeft” (Joh. 6,29). Gelovenin Jezus Christus is dus de weg om defini-tief tot het heil te komen.

4. In het licht van dit alles heb ik besloteneen Jaar van het geloof aan te kondigen.Dit zal op 11 oktober 2012 beginnen opde vijftigste verjaardag van de openingvan het Tweede Vaticaans Concilie eneindigen op het hoogfeest van ChristusKoning van het Heelal, 24 november2013. Op 11 oktober 2012 zal het ooktwintig jaar geleden zijn dat deCatechismus van de Katholieke Kerk werdgepubliceerd, een tekst die door mijnvoorganger, de zalige paus JohannesPaulus II, werd gepromulgeerd

3met als

doel voor alle gelovigen de kracht en de

schoonheid van het geloof te belichten.Om dit document, een authentieke vruchtvan het Tweede Vaticaans Concilie, werdgevraagd door de buitengewone bis-schoppensynode van 1985 als een instru-ment ten dienste van de catechese4 en hetkwam tot stand door middel van desamenwerking van heel het episcopaatvan de katholieke Kerk. En de algemenevergadering van de bisschoppensynode isnu juist in de maand oktober 2012 doormij samengeroepen rond het thema Denieuwe evangelisatie voor het doorgevenvan het christelijk geloof. Dat zal eengunstige gelegenheid zijn om alle gele-dingen van de Kerk te brengen tot een tijdvan bijzondere bezinning op en heront-dekking van het geloof. Het is niet de eer-ste keer dat de Kerk is geroepen om eenJaar van het geloof te vieren. Mijn vereer-de voorganger, de dienaar Gods PaulusVI, kondigde een dergelijk jaar ook aan in1967 om de marteldood te gedenken vande apostelen Petrus en Paulus bij het 19de

eeuwfeest van hun getuigenis tot hetuiterste toe. Hij zag het als een plechtigogenblik, opdat er in heel de Kerk een“authentieke en oprechte belijdenis vanhetzelfde geloof” was; hij wilde boven-dien dat dit “individueel en collectief, vrijen bewust, innerlijk en uiterlijk, nederigen vrijmoedig” werd bevestigd.5 Hij dachtdat de gehele Kerk zo opnieuw “een juistekennis van haar geloof zou kunnen krij-gen om het opnieuw tot leven te brengen,te zuiveren, te bevestigen, te belijden”.6

De grote omwentelingen die zich in datjaar voordeden, maakten nog meer denoodzaak van een dergelijke viering dui-delijk. De viering werd afgesloten met deGeloofsbelijdenis van het volk van God7

om te laten zien hoezeer het nodig is datde wezenlijke inhoud, die sinds eeuwenhet erfgoed van alle gelovigen vormt, opeen steeds nieuwe wijze wordt bevestigd,

3. Vgl. JohannesPaulus II,Apostolische consti-tutie Fidei deposi-tum (11 oktober1992): AAS 86(1994) 113-118.

4. Vgl. Eindrapportvan de tweede bui-tengewone bis-schoppensynode (7december 1985), II,B, a, 4: inEnchiridionVaticanum, vol. 9,nr. 1797.

5. Paulus VI,Apostolische exhor-tatie Petrum etPaulum Apostolos,bij het 29ste eeuw-feest van de martel-dood van de heiligeapostelen Petrus enPaulus (22 februari1967): AAS 59(1967) 196,

6. Ibid., 198.

7. Paulus VI,Plechtige geloofs-belijdenis, Homilieter gelegenheid vanhet 29ste eeuwfeestvan de marteldoodvan de heilige apos-telen Petrus enPaulus bij de afslui-ting van de “Jaarvan het geloof” (30juni 1968): AAS 60(1968) 433-445.

2011 • 25810

Page 3: Ben xvi porta_fidei

begrepen en verdiept, met het doel zo eencoherent getuigenis af te leggen in histo-rische omstandigheden die anders zijndan in het verleden.

5. In enkele opzichten zag mijn vereerdevoorganger dat Jaar als een “gevolg vanhet concilie en een behoefte van de perio-de erna”8, omdat hij zich heel goedbewust was van de ernstige moeilijkhe-den van de tijd, vooral wat de belijdenisvan het ware geloof en de juiste uitlegervan betrof. Ik meen dat het samenval-len van het begin van het Jaar van hetgeloof met de vijftigste verjaardag van deopening van het Tweede VaticaansConcilie een gunstige gelegenheid kanzijn om te begrijpen dat de documentendie als erfenis door de concilievaders zijnnagelaten, “noch hun waarde, noch hunglans verliezen”, zoals de zalige JohannesPaulus II zei. “Men moet ze goed lezen,kennen en in zich opnemen als belangrij-ke en normgevende teksten van hetmagisterium binnen de traditie van deKerk. Ik voel mij dan ook gedrongen hetConcilie aan te duiden als de grote genadewaarmee de Kerk in de twintigste eeuwwordt verrijkt: het biedt ons een betrouw-baar kompas voor de weg die we in de nubeginnende eeuw hebben te gaan9”. Ookik wil met nadruk herhalen hetgeen ikweinige maanden na mijn verkiezing totopvolger van Petrus met betrekking tothet Concilie heb gezegd: “Als wij hetlezen en het, geleid door de juiste her-meneutiek, ons eigen maken, kan het eengrote kracht zijn en dat steeds meer wor-den voor de steeds noodzakelijke vernieu-wing van de Kerk.”10

6. De vernieuwing van de Kerk gaat ookvia het getuigenis dat wordt gegevendoor het leven van de gelovigen: met hunbestaan alleen al in de wereld zijn de

christenen geroepen het Woord van waar-heid dat de Heer Jezus ons heeft nagela-ten, te laten schijnen. Juist het conciliestelde met de dogmatische constitutieLumen gentium: “Terwijl Christus echter‘heilig, schuldeloos en onbesmet’ was(Hebr. 7,26), de zonde niet kende (vgl. 2Kor. 5,21), doch alleen de misdaden vanzijn volk kwam uitboeten (Hebr. 2,17),omvat de Kerk integendeel zondaars inhaar eigen schoot en, tezelfdertijd heiligen altijd tot uitzuivering geroepen, streeftzij onophoudelijk de boetvaardigheid ende levensvernieuwing na. ‘Dwars door devervolgingen van de kant van de werelden de vertroostingen van de kant van Godheen zet de Kerk haar pelgrimstochtvoort’ en verkondigt zij het kruis en dedood van de Heer, totdat Hij komt (vgl. 1Kor. 11,26). Door de kracht van haar ver-rezen Heer voelt zij zich gesterkt om desmarten en moeilijkheden die zij zowelnaar binnen als naar buiten te dragenheeft door geduld en liefde te overwinnenen zijn mysterie, zij het onder schaduwen,niettemin met getrouwheid aan de wereldte openbaren, totdat het bij het einde inhet volle licht zal verschijnen.”11

Het Jaar van het geloof is in dit perspec-tief een uitnodiging voor een authentiekeen hernieuwde bekering tot de Heer, deenige Heiland van de wereld. In het mys-terie van zijn dood en verrijzenis heeftGod in volheid de liefde geopenbaard dieredt en de mensen roept tot een bekeringvan leven door middel van de kwijtschel-ding van zonden (vgl. Hand. 5,31). Voorde apostel Paulus leidt deze liefde demens binnen in een nieuw leven: “Doorde doop in zijn dood zijn wij met Hembegraven, opdat ook wij, zoals Christusdoor de macht van zijn Vader uit dedoden is opgewekt, een nieuw leven zou-den leiden” (Rom. 6,4). Dankzij het geloof

8. Algemeneaudiëntie (14 juni1967):Insegnamenti V(1967) 801.

9. Johannes PaulusII, Apostolische briefNovo millennioineunte (6 januari2001), 57: AAS 93(2001) 308.

10. Toespraak tot deRomeinse Curie (22december 2005):AAS 98 (2006) 52.

11. TweedeVaticaans Concilie,Dogmatische consti-tutie over de KerkLumen gentium, 8.

259 • 2011 11

Page 4: Ben xvi porta_fidei

2011 • 26012

12. De utilitate cre-dendi, 1, 2.

13. Vgl. Augustinusvan Hippo,Confessiones, 1, 1.

vormt dat nieuwe leven heel het mense-lijk bestaan naar de radicale nieuwheidvan de verrijzenis. In de mate van zijnbeschikbaarheid worden de gedachten engevoelens, de mentaliteit en het gedragvan de mens geleidelijk gezuiverd enomgevormd op een weg die nooit geheelis voltooid in dit leven. “Alleen geloof,zich uitend in de liefde” (Gal. 5,6) wordteen nieuw criterium voor het denken enhet handelen dat heel het leven van demens verandert (vgl. Rom. 12,2; Kol. 3,9-10; Ef. 4,20-29; 2 Kor. 5,17).

7. “Caritas Christi urget nos” (2 Kor.5,14): het is de liefde van Christus dieonze harten vervult en ons ertoe aanzet teevangeliseren. Hij zendt ons vandaagevenals toen uit over de wegen van dewereld om zijn evangelie te verkondigenaan alle volken van de aarde (vgl. Mat.28,19). Met zijn liefde trekt Jezus Christusalle mensen van iedere generatie tot zich:in iedere tijd roept Hij de Kerk bijeen envertrouwt haar de verkondiging van hetevangelie toe met een opdracht die steedsnieuw is. Daarom is ook vandaag eenmeer overtuigde inzet van de Kerk tengunste van een nieuwe evangelisatienodig om de vreugde in het geloofopnieuw te ontdekken en het enthousias-me in het meedelen van het geloof te her-vinden. De missionaire inzet van de gelo-vigen, die nooit mag nalaten, ontleentaan het dagelijks opnieuw ontdekken vanzijn liefde sterkte en kracht. Het geloofgroeit immers wanneer het wordt beleefdals de ervaring van een ontvangen liefdeen wanneer het wordt meegedeeld als eenervaring van genade en vreugde. Hetmaakt vruchtbaar, omdat het door dehoop het hart verruimt en het mogelijkmaakt een getuigenis te geven dat in staatis iets voort te brengen: het opent immershet hart en de geest van hen die luisteren

om de uitnodiging van de Heer aan tenemen en zich bij zijn Woord aan te slui-ten om zijn leerlingen te worden. Degelovigen, zo getuigt de heiligeAugustinus, “worden sterker door te gelo-ven”.12 De heilige bisschop van Hippo hadgoede redenen om zich op deze wijze uitte drukken. Zoals wij weten, was zijnleven een voortdurend zoeken naar deschoonheid van het geloof tot zijn hartrust vond in God.13 Zijn talrijke geschrif-ten, waarin het belang van geloven en dewaarheid van het geloof worden uiteen-gezet, blijven tot in onze dagen een erf-goed van een onvergelijkelijke rijkdom enmaken het zeer veel personen die op zoekzijn naar God, nog steeds mogelijk dejuiste weg te vinden om tot de “poort vanhet geloof” te naderen.

Alleen door te geloven groeit het geloofdus en wordt het sterker; er is geen ande-re mogelijkheid om zekerheid te hebbenover het eigen leven dan zich in toene-mende mate in de handen te leggen vaneen liefde die als steeds groter wordtervaren, omdat zij haar oorsprong vindtin God.

8. Bij deze gelukkige gelegenheid wil ikmijn broeders in het bisschopsambt overheel de wereld uitnodigen zich met deopvolger van Petrus te verenigen in detijd van geestelijke genade die de Heerons biedt, om de kostbare gave van hetgeloof te herdenken. Wij zouden dit Jaarwillen vieren op een waardige en vrucht-bare wijze. De bezinning op het geloof zalintensiever moeten worden om allen diein Christus geloven, te helpen huninstemming met het evangelie bewusterte maken en te versterken, vooral op eenogenblik van diepgaande veranderingzoals die welke de mensheid beleeft. Wijzullen gelegenheid hebben het geloof in

Page 5: Ben xvi porta_fidei

de verrezen Heer te belijden in onzekathedralen en in de kerken van heel dewereld; in onze huizen en onze gezinnen,opdat ieder de sterke behoefte voelt hetgeloof van altijd beter te leren kennen endoor te geven aan de toekomstige genera-ties. Religieuze gemeenschappen, evenalsparochies en alle kerkelijke lichamen,nieuw en oud, zullen in dit Jaar eenmanier vinden om openlijk het Credo tebelijden.

9. Wij wensen dat dit Jaar in iedere gelo-vige het streven wekt om het geloof inzijn volheid en met hernieuwde overtui-ging te belijden. Het zal ook een gunstigegelegenheid zijn om de viering van hetgeloof in de liturgie te intensiveren, en inhet bijzonder in de eucharistie, die “hethoogtepunt” is “waarnaar de Kerk in alhaar handelen streeft en tevens de bronwaaruit al haar kracht voortvloeit”.14 Inde tussentijd wensen wij dat het getuige-nis van leven van de gelovigen groeit ingeloofwaardigheid. Opnieuw de inhoudontdekken van het geloof dat wordt bele-den, gevierd, beleefd en gebeden,15 ennadenken over de geloofsact zelf, dat iseen taak die iedere gelovige zich eigenmoet maken, vooral in dit Jaar.

Niet toevallig waren de christenen in deeerste eeuwen gehouden het Credo vanbuiten te leren. Dit diende hun als dage-lijks gebed om niet de taak te vergeten diezij met het doopsel op zich hadden geno-men. Met veelzeggende woorden herin-nert de heilige Augustinus hieraan, wan-neer hij in een Preek over de redditiosymboli, het weergeven van het Credozegt: “Het symbool van het heilig myste-rie dat u allen hebt ontvangen en dat uvandaag ieder één voor één hebt weerge-geven, zijn de woorden waarop het geloofvan onze moeder de Kerk hecht is

gebouwd boven op het vaste fundamentdat Christus de Heer is ... U hebt het dusontvangen en teruggegeven, maar u moethet in uw geest en in uw hart altijd voorogen houden, u moet het in uw bed her-halen, het overdenken op de pleinen enhet gedurende de maaltijden niet verge-ten: en ook wanneer u fysiek slaapt, moetu daarin waken met uw hart”.16

10. Ik zou hier een weg willen schetsendie kan helpen om niet alleen de inhoudvan het geloof dieper te begrijpen, maartegelijkertijd ook hiermee de act waarmeewij besluiten ons geheel in volledige vrij-heid aan God toe te vertrouwen. Erbestaat immers een diepe eenheid tussende geloofsact en de inhoud waarmee wijinstemmen. De apostel Paulus maakt hetmogelijk in deze werkelijkheid door tedringen, wanneer hij schrijft: “Het geloofvan uw hart brengt de gerechtigheid ende belijdenis van uw mond het heil”(Rom. 10,10). Het hart wijst erop dat deeerste act waarmee men tot het geloofkomt, een geschenk van God is en dewerking van de genade die werkzaam isen de persoon tot in zijn binnenste veran-dert.

Het voorbeeld van Lydia is uitermateveelzeggend in dit opzicht. De heiligeLucas vertelt dat Paulus, terwijl hij zich inFilippi bevond, op een sabbat het evange-lie ging verkondigen aan enkele vrouwen;onder hen was Lydia en de “Heer maaktehaar hart ontvankelijk voor wat doorPaulus gezegd werd” (Hand. 16,14). Debetekenis die in deze uitdrukking ligtopgesloten, is belangrijk. De heilige Lucasleert dat de kennis van de inhoud die menmoet geloven, niet voldoende is, als ver-volgens het hart, het authentiek heilig-dom van de persoon, niet wordt geopenddoor de genade die het mogelijk maakt

14. TweedeVaticaans Concilie,Constitutie over deheilige liturgieSacrosanctumConcilium, 10.

15. Vgl. JohannesPaulus II,Apostolische consti-tutie Fidei deposi-tum (11 oktober1992): AAS 86(1994) 116.

16. Sermo 215, 1.

261 • 2011 13

Page 6: Ben xvi porta_fidei

ogen te hebben om in de diepte te kijkenen te begrijpen dat wat is verkondigd hetWoord van God is.

Belijden met de mond geeft op zijn beurtaan dat het geloof een openbaar getuige-nis en engagement inhoudt. De christenmag nooit denken dat geloven eenprivéaangelegenheid is. Het geloof isbesluiten bij de Heer te zijn om met Hemte leven. En dit “bij de Heer zijn” leidt toteen begrip van de redenen waarom mengelooft. Juist omdat het geloof een actvan vrijheid is, vereist het ook een maat-schappelijke verantwoordelijkheid voorwat men gelooft. Met Pinksteren toont deKerk in alle duidelijkheid deze openbaredimensie van het geloof en het onbe-vreesd verkondigen van het eigen geloofaan ieder. Het is de gave van de heiligeGeest die tot zending in staat stelt en onsgetuigenis versterkt door het vrijmoedigen moedig te maken.

Het belijden van het geloof zelf is eenpersoonlijke en tegelijk gemeenschappe-lijke act. De Kerk is immers het eerstesubject van het geloof. In het geloof vande christelijke gemeenschap ontvangtieder het doopsel, het werkzame tekenvan het toetreden tot het volk van degelovigen om het heil te verwerven. Zoalsde Catechismus van de Katholieke Kerkgetuigt: “‘Ik geloof’: dat is het geloof vande Kerk dat persoonlijk door iedere gelo-vige, vooral bij het doopsel, beledenwordt. ‘Wij geloven’: dat is het geloof vande Kerk dat beleden wordt door de bis-schoppen, in concilie bijeen, of meer inhet algemeen door de liturgische gemeen-schap van de gelovigen. ‘Ik geloof’: dat isook onze moeder de Kerk, die God doorhaar geloof antwoord geeft en die onsleert zeggen: ‘Ik geloof’, ‘Wij geloven’.17

Zoals men kan vaststellen, is kennis vande geloofsinhoud essentieel om de eigeninstemming te geven, dat wil zeggen omzich ten volle met verstand en wil aan tesluiten bij hetgeen door de Kerk wordtvoorgehouden. De kennis van het geloofvoert binnen in het geheel van het doorGod geopenbaarde heilsmysterie. Deinstemming die wordt betuigd, houdt dusin dat men, wanneer men gelooft, in vrij-heid heel het mysterie van het geloofaanvaardt, omdat de zichzelf openbaren-de God, die het mogelijk maakt zijn mys-terie van liefde te kennen, voor de waar-heid ervan borg staat.18

Anderzijds mogen wij niet vergeten dat inonze culturele context zeer veel mensen,ook al herkennen zij niet in zich de gavevan het geloof, toch oprecht op zoek zijnnaar de uiteindelijk zin van en de defini-tieve waarheid over hun bestaan en dewereld. Dit zoeken is een authentieke‘inleiding’ op het geloof, omdat het depersonen op de weg zet die voert naar hetmysterie van God. In de rede zelf van demens is immers de behoefte aan “watgeldt en altijd blijft”, diep geworteld19.Deze behoefte is een voortdurende, onuit-wisbaar in het hart van de mens geschre-ven uitnodiging op weg te gaan om Hemte vinden die wij niet zouden zoeken alsHij ons al niet was tegemoet gekomen20.Juist tot deze ontmoeting nodigt hetgeloof ons uit en stelt ons daar volledigvoor open.

11. Om tot een systematische kennis vande inhoud van het geloof te komen kun-nen allen in de Catechismus van deKatholieke Kerk een kostbaar en onmis-baar hulpmiddel vinden. Het is één vande belangrijkste vruchten van het TweedeVaticaans Concilie. In de apostolischeconstitutie Fidei depositum, die niet toe-

17. Catechismusvan de KatholiekeKerk, 167.

18. Vgl. EersteVaticaans Concilie,Dogmatische consti-tutie over hetkatholieke geloofDei filius, cap. III:DS 3008-3009;Tweede VaticaansOecumenischConcilie,Dogmatische consti-tutie over de god-delijke openbaringDei verbum, 5.

19. Benedictus XVI,Toespraak tot hetCollège desBernardins, Parijs(12 september2008): AAS 100(2008) 722.

20. Vgl. Augustinusvan Hippo,Confessiones, XIII,1.

2011 • 26214

Page 7: Ben xvi porta_fidei

vallig werd ondertekend bij gelegenheidvan de dertigste verjaardag van de ope-ning van het Tweede Vaticaans Concilie,schreef de zalige Johannes Paulus II:“Deze catechismus vormt een zeerbelangrijke bijdrage tot de opdracht omhet hele kerkelijk leven te vernieuwen ...Ik verklaar dat deze catechismus eenbetrouwbare leidraad bij het geloofson-derricht is en een krachtig en geschiktmiddel voor de kerkelijke gemeenschap”21.

Juist in dit perspectief zal het Jaar vanhet geloof een unanieme inzet tot uitdruk-king moeten brengen voor de herontdek-king en het bestuderen van de fundamen-tele inhoud van het geloof, die zijnsystematische en organische synthesevindt in de Catechismus van deKatholieke Kerk. Hier komt immers derijkdom van het onderricht naar vorendat de Kerk heeft ontvangen, behoed enaangereikt gedurende haar tweeduizend-jarige geschiedenis. Van de Heilige Schrifttot de kerkvaders, van de leraren in detheologie tot de heiligen door alle eeuwenheen biedt de Catechismus een voortdu-rende herinnering aan de vele manierenwaarop de Kerk heeft gemediteerd overhet geloof en in de leer vooruitgang heeftgeboekt om zekerheid aan de gelovigen inhun geloof ervan te geven.

In zijn structuur zelf laat de Catechismusvan de Katholieke Kerk de ontwikkelingvan het geloof zien en roert daarbijtevens de grote thema’s aan van hetdagelijks leven. Bladzijde na bladzijdeontdekt men dat hetgeen wordt gepresen-teerd niet een theorie is, maar de ontmoe-ting met een Persoon die leeft in de Kerk.Op de geloofsbelijdenis volgt immers deuitleg van het sacramentele leven, waarinChristus tegenwoordig is en de Kerk blijftopbouwen. Zonder liturgie en sacramen-

ten zou de geloofsbelijdenis geen doel-treffendheid hebben, omdat het haar aande genade zou ontbreken die het getuige-nis van de christen ondersteunt. Opdezelfde wijze krijgt de leer van deCatechismus over het morele leven haarvolle betekenis, indien zij in verbandwordt gebracht met geloof, liturgie engebed.

12. In dit Jaar zal daarom de Catechismusvan de Katholieke Kerk een echt instru-ment kunnen zijn ter ondersteuning vanhet geloof, vooral voor hen die de vor-ming van de christenen, zo bepalend inonze culturele context, ter harte gaat. Metdat doel heb ik de Congregatie voor deGeloofsleer uitgenodigd om in overeen-stemming met de bevoegde decasteriesvan de Heilige Stoel een Nota op te stellenom de Kerk en de gelovigen enkele aan-wijzingen aan te reiken hoe dit Jaar vanhet geloof zo doeltreffend en gepastmogelijk te vieren ten dienste van geloofen evangelisatie.

Het geloof ziet zich immers meer dan inhet verleden aan een reeks vragen onder-worpen die voortkomen uit een verander-de mentaliteit, die in het bijzonder van-daag het terrein van de rationelezekerheden reduceert tot dat van dewetenschappelijke en technologische ver-worvenheden. De Kerk heeft echter nooitangst gehad te tonen hoe er tussen geloofen authentieke wetenschap geen conflictmag zijn, omdat beide, ook al is dat langsandere wegen, streven naar de waar-heid22.

13. Het zal in de loop van dit Jaar vandoorslaggevende belang zijn opnieuw degeschiedenis van ons geloof door tenemen, waarin het onpeilbare mysterievan de vervlechting van heiligheid en

21. Johannes PaulusII, Apostolische con-stitutie Fidei depo-situm (11 oktober1992): AAS (86)1994 115 en 117.

22. Vgl. ID.,Encycliek Fides etratio (14 september1998), nrs. 34 en106: AAS 91 (1999)31-32, 86-87.

263 • 2011 15

Page 8: Ben xvi porta_fidei

zonde te zien is. Terwijl de heiligheid deaandacht vestigt op de grote bijdrage diemannen en vrouwen door het getuigenisvan hun leven hebben geleverd aan degroei en de ontwikkeling van de gemeen-schap, moet de zonde in ieder een oprechten voortdurend werk van bekeringteweegbrengen om de barmhartigheid teervaren van de Vader, die allen tegemoetgaat.

In deze tijd zullen wij de blik gericht hou-den op Jezus Christus, “de aanvoerder envoltooier van ons geloof” (Heb. 12,2): inHem vindt al het zwoegen en al het ver-langen van het menselijk hart zijn ver-vulling. De vreugde van de liefde, hetantwoord op de tragiek van lijden en pijn,de kracht van de vergiffenis tegenover degeleden belediging en de overwinningvan het leven tegenover de leegte van dedood, dit alles vindt zijn vervulling in hetmysterie van zijn incarnatie, van zijnmenswording, van zijn delen met ons inde menselijke zwakheid om deze met dekracht van zijn verrijzenis te veranderen.In Hem, gestorven en verrezen voor onsheil, vinden de voorbeelden van geloofdie deze tweeduizend jaar van onze heils-geschiedenis hebben gekenmerkt, hunvolle glans.

Uit geloof nam Maria het woord van deengel aan en geloofde in de boodschapdat zij in de gehoorzaamheid van haartoewijding moeder zou worden van God(vgl. Luc. 1,38). Bij haar bezoek aanElisabeth hief zij haar lofzang tot deAllerhoogste aan vanwege de wonderendie Hij verrichtte in degenen die zich aanHem toevertrouwen (vgl. Luc. 1,46-55).Met vreugde en bezorgdheid bracht zijhaar enige Zoon ter wereld, waarbij zijhaar maagdelijkheid behield (vgl. Luc.2,6-7). Vertrouwend op haar echtgenoot,

Jozef, bracht zij Jezus naar Egypte omHem te redden voor de vervolging vanHerodes (vgl. Mat. 2,13-15). Met hetzelfdegeloof volgde zij de Heer bij zijn predi-king en bleef bij Hem tot op Golgota (vgl.Joh. 19,25-27). Met geloof smaakte Mariade vruchten van de verrijzenis van Jezusen, iedere herinnering in haar hart bewa-rend (vgl. Luc. 2,19.51), gaf zij deze dooraan de Twaalf die met haar in het cenakelwaren verenigd om de heilige Geest teontvangen (vgl. Hand. 1,14; 2,1-4).

Uit geloof lieten de apostelen alles achterom de Meester te volgen (vgl. Marc.10,28). Zij geloofden in de woorden waar-mee Hij het Rijk van God, tegenwoordigen verwezenlijkt in zijn persoon (vgl. Luc.11,20), verkondigde. Zij leefden ingemeenschap met Jezus, die hen onder-richtte met zijn leer en hun daarbij eennieuwe leefregel naliet waaraan zij nazijn dood zouden worden herkend als zijnleerlingen (vgl. Joh. 13,34-35). Uit geloofgingen zij over de hele wereld overeen-komstig de opdracht aan heel de schep-ping het evangelie te brengen (vgl. Marc.16,15). En zonder enige vrees verkondig-den zij aan allen de vreugde van de ver-rijzenis, waarvan zij de trouwe getuigenwaren.

Uit geloof vormden de leerlingen de eer-ste gemeenschap, die verzameld was rondhet onderricht van de apostelen, in gebed,in de viering van de eucharistie en daarbijalles wat zij hadden, gemeenschappelijkbezaten om in de noden van de broedersen zusters te voorzien (vgl. Hand. 2,42-47).

Uit geloof gaven de martelaren hun levenom te getuigen van de waarheid van hetevangelie dat hen had veranderd en instaat had gesteld te komen tot de grootste

2011 • 26416

Page 9: Ben xvi porta_fidei

gave van de liefde: zij schonken vergiffe-nis aan hun vervolgers.

Uit geloof hebben mannen en vrouwenhun leven aan Christus gewijd door allesachter te laten om in evangelische een-voud gehoorzaamheid, armoede en kuis-heid te beleven, de concrete tekenen vande verwachting van de Heer, die niettalmt te komen. Uit geloof hebben zeervele christenen actie ondernomen tengunste van de gerechtigheid om hetWoord van de Heer concreet te maken,die is gekomen om bevrijding uit de ver-drukking en een jaar van genade voorallen aan te kondigen (vgl. Luc. 4,18-19).

Uit geloof hebben in de loop der eeuwenmannen en vrouwen van alle leeftijden,van wie de naam staat geschreven in hetBoek van het leven (vgl. Apok. 7,9; 13,8)beleden hoe mooi het is om Christus tevolgen, daar waar zij werden geroepenom getuigenis te geven van hun christenzijn: in het gezin, in het beroep, in hetopenbare leven, in het uitoefenen vanhun charisma en het dienstwerk waartoezij werden geroepen.

Uit geloof leven ook wij: door het levendigerkennen van de Heer Jezus, tegenwoordigin ons bestaan en de geschiedenis.

14. Het Jaar van het geloof zal ook eengunstige gelegenheid zijn om het getuige-nis van de liefde te intensiveren. De heiligePaulus herinnert eraan: “Nu echter blijvengeloof, hoop en liefde, de grote drie; maarde liefde is de grootste” (1 Kor. 13,13). Innog sterkere bewoordingen – die de chris-tenen vanaf het begin een opdracht voor-houden – stelde de apostel Jacobus: “Broeders, wat baat het een mens te bewe-ren dat hij geloof heeft, als hij geen dadenkan laten zien? Kan zo’n geloof hem soms

redden? Stel dat een broeder of een zustergeen kleren heeft en niets om te eten, eniemand van u zou zeggen: ‘Geluk ermee!Houd u warm en eet maar goed’ en hij zouniets doen om in hun stoffelijke nood tevoorzien – wat heeft dat voor zin? Zo isook het geloof, op zichzelf genomen, zon-der zich in daden te uiten, dood. Misschienzal iemand zeggen: ‘Gij hebt de daad en ikheb het geloof.’ Dan antwoord ik: ‘Bewijsme eerst dat ge geloof hebt, als ge geendaden kunt tonen, dan zal ik u uit mijndaden mijn geloof bewijzen” (Jak. 2,14-18).

Het geloof zonder de liefde draagt geenvrucht en de liefde zonder het geloof zoueen gevoel zijn dat voortdurend ten prooiis aan de twijfel. Geloof en liefde vereisenelkaar en wel zo dat het een het andermogelijk maakt zijn weg te gaan. Velechristenen wijden immers hun leven metliefde aan wie eenzaam is, aan de kant isgeschoven of is uitgesloten, mensen naarwie men als eerste moet gaan om hen teondersteunen omdat nu juist in hen zichhet gelaat van Christus zelf weerspiegelt.Dankzij het geloof kunnen wij in hen dieom onze liefde vragen, het gelaat van deverrezen Heer herkennen. “Al wat gijgedaan hebt voor een dezer geringstenvan mijn broeders, hebt gij voor Mijgedaan” (Mat. 25,4): deze woorden vanHem zijn een vermaning die men nietmag vergeten, en een voortdurende uit-nodiging de liefde waarmee Hij voor onszorgt, terug te geven. Het is het geloof dathet mogelijk maakt Christus te herkennenen het is zijn liefde zelf die ertoe drijftHem te hulp te komen, telkens als Hijonze naaste wordt op de weg van hetleven. Laten wij, gesteund door hetgeloof, met hoop kijken naar onze inzetin de wereld, in afwachting van “nieuwehemelen en een nieuwe aarde, waar

265 • 2011 17

Page 10: Ben xvi porta_fidei

gerechtigheid zal wonen” (2 Petr. 3,13;vgl. Apok. 21,1).

15. Inmiddels aan het einde van zijn levengekomen, vraagt de apostel Paulus zijnleerling Timoteüs met dezelfde standvas-tigheid “naar het geloof te streven” (vgl. 2Tim. 2,22) als toen hij kind was (vgl. 2 Tim.3,15). Laat ieder van ons zich door dezeuitnodiging aangesproken voelen, opdatniemand onverschillig in het geloof wordt.Het geloof is een levensgezel die hetmogelijk maakt met een steeds nieuwe blikde wonderen waar te nemen die God voorons tot stand brengt. Gericht als het is ophet begrijpen van de tekenen van de tijd inhet heden van de geschiedenis, verplichthet geloof ieder van ons ertoe een levendteken te worden van de tegenwoordigheidvan de Verrezene in de wereld. Waar dewereld van vandaag vooral behoefte aanheeft, is het geloofwaardig getuigenis vanmensen die, in geest en hart verlicht doorde Heer, in staat zijn het hart en de geestvan vele anderen te openen voor het ver-langen naar God en naar het ware leven,het leven dat geen einde heeft.

“Opdat het woord des Heren ... zijn luister-rijke loop mag volbrengen” (2 Tim. 3,1):moge dit Jaar van het geloof de band metde Heer Christus steeds hechter maken,aangezien alleen in Hem de zekerheid tevinden is voor de toekomst en de waarborgvoor een authentieke en duurzame liefde.De woorden van de apostel Petrus werpeneen laatste lichtstraal op het geloof: “Danzult gij juichen, ook al hebt gij nu, als hetzo moet zijn, voor een korte tijd te lijdenonder allerlei beproevingen. Die dienen omde deugdelijkheid van uw geloof te bewij-zen, dat zoveel kostbaarder is dan vergan-kelijk goud, dat toch ook door vuur gelou-terd wordt. Dan zal, wanneer JezusChristus zich openbaart, lof, heerlijkheid en

eer uw deel zijn. Hem hebt gij lief zonderHem ooit gezien te hebben. Hem gelooftgij, ofschoon gij Hem ook nu niet ziet. Hoeonuitsprekelijk, hoe hemels zal uw vreugdezijn, als gij het einddoel van uw geloof, deredding van uw ziel, bereikt” (1 Petr. 1,6-9).Het leven van een christen kent de ervaringvan de vreugde en die van het lijden.Hoeveel heiligen hebben de eenzaamheidbeleefd! Hoeveel gelovigen worden, ook inonze dagen, beproefd door het stilzwijgenvan God, terwijl zij zijn vertroostende stemzouden willen horen! De beproevingen vanhet leven, die het mogelijk maken het mys-terie van het kruis te begrijpen en deel tehebben aan het lijden van Christus (vgl.Kol. 1,24), vormen een inleiding op devreugde en de hoop waarnaar het geloofvoert: “Want als ik zwak ben, dan ben iksterk” (2 Kor. 12,10). Wij geloven vast enzeker dat de Heer Jezus het kwaad en dedood heeft verslagen. In dit zeker vertrou-wen verlaten wij ons op Hem: Hij, te mid-den van ons aanwezig, overwint de machtvan de boze (vgl. Luc. 14,20) en de Kerk, dezichtbare gemeenschap van zijn barmhar-tigheid, blijft in Hem als teken van dedefinitieve verzoening met de Vader.

Laten wij aan de Moeder van God, ‘zalig’genoemd, omdat “zij heeft geloofd” (Luc.1,45), deze tijd van genade toevertrouwen.

Gegeven te Rome, bij Sint Pieter, 11 okto-ber van het jaar 2011, het zevende jaarvan mijn pontificaat.

Benedictus XVI

© Copyright 2011 - Libreria Editrice Vaticana / Secretariaat RK Kerk in Nederland

Vertaling: drs. H.M.G. Kretzers

2011 • 26618