BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... ·...

28
DE BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN: VOORSTELLING EN VOORSTEL VAN AKKOORD Voorstelling * 1. Algemene context In de Verklaring en in het Actieprogramma van Wenen, aangenomen door de Wereldconferentie over Mensenrechten op 25 juni 1993, benadrukt deze ‘de belangrijke constructieve rol van de nationale instellingen bij de bevordering en de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder in hun hoedanigheid van raadgevers aan de bevoegde autoriteiten, in hun rol bij de bestrijding van mensenrechtenschendingen en bij de verspreiding van informatie over fundamentele rechten en de bewustmaking ter zake’; ze ‘moedigt het oprichten en versterken van nationale instellingen aan, rekening houdend met de Principes van Parijs betreffende het statuut van de nationale instellingen en met het recht van iedere Staat om een kader te creëren dat het best overeenstemt met de specifieke noden op nationaal niveau’. 1 * Deze nota werd opgesteld door Olivier De Schutter, professor aan de Rechtsfaculteit van de UCL. Het ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake de oprichting van de Belgische Commissie voor Grondrechten, die door deze tekst ingeleid wordt, werd opgesteld door Gauthier de Beco en Olivier De Schutter. De voorstellen zijn een resultaat van verschillende bijeenkomsten, georganiseerd op initiatief van de Belgische afdeling van Amnesty International en waaraan verschillende niet- gouvernementele organisaties voor de bescherming van grondrechten deelnamen. Naast de Belgische afdeling van Amnesty International werkten de volgende verenigingen mee: de Ligue des droits de l’Homme (Franstalig België), de Liga voor Mensenrechten (Vlaanderen), Pax Christi Wallonie- Bruxelles, Justice et Paix de Belgique francophone, Netwerk Rechtvaardigheid en Vrede, la Coalition des ONG pour les droits de l’enfant (CODE), la Fédération des Associations de Gays et Lesbiennes (FAGL), l’Observatoire international des prisons (section belge), 11.11.11 - Koepel van de Vlaamse Noord-Zuid Beweging, CNCD - 11.11.11, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers (CIRE) et Peace Brigades International. Zij onderschreven allen deze tekst. De Kinderrechtencoalitie nam eveneens deel aan de besprekingen. Bijlage III werd opgesteld door O. De Schutter op basis van een vergelijkende tabel van nationale instituten voor mensenrechten in de EU, opgesteld in maart 2004 door het EU Netwerk van Onafhankelijke Experten op het gebied van grondrechten: zie ook advies nr. 1-2004 (enkel beschikbaar in het Engels). De documenten van het Netwerk kunnen geraadpleegd worden op http://www.europa.eu.int/comm/ justice_home/cfr_cdf/index_en.htm . 1

Transcript of BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... ·...

Page 1: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

DE BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:VOORSTELLING EN VOORSTEL VAN AKKOORD

Voorstelling*

1. Algemene context

In de Verklaring en in het Actieprogramma van Wenen, aangenomen door de Wereldconferentie over Mensenrechten op 25 juni 1993, benadrukt deze ‘de belangrijke constructieve rol van de nationale instellingen bij de bevordering en de bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder in hun hoedanigheid van raadgevers aan de bevoegde autoriteiten, in hun rol bij de bestrijding van mensenrechtenschendingen en bij de verspreiding van informatie over fundamentele rechten en de bewustmaking ter zake’; ze ‘moedigt het oprichten en versterken van nationale instellingen aan, rekening houdend met de Principes van Parijs betreffende het statuut van de nationale instellingen en met het recht van iedere Staat om een kader te creëren dat het best overeenstemt met de specifieke noden op nationaal niveau’. 1

Enkele lidstaten van de Europese Unie hebben al een nationale instelling voor de bevordering en bescherming van mensenrechten opgericht. Deze instellingen werden opgericht volgens een aantal richtinggevende principes, vastgelegd in de Principes van Parijs van 1993 aangaande de nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten, bekrachtigd door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (weergegeven in Bijlage II).2 Ook andere teksten zijn het vermelden waard, in het bijzonder Aanbeveling Nr. R(97)14 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa aangaande de oprichting van onafhankelijke nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten, aangenomen op 30 september 1997; de algemene Richtlijn Nr. 10 van het Comité voor economische, sociale en culturele rechten van 14 december 1998: De rol van de nationale instellingen voor mensenrechten in het beschermen van economische, sociale en culturele rechten1; en de Verklaring van Kopenhagen, op 13 april 2002 aangenomen door de Zesde Internationale Conferentie betreffende de nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten, gehouden in Kopenhagen en Lund2 en verzamelwerken van goede praktijken voor het oprichten van dergelijke instellingen.3

* Deze nota werd opgesteld door Olivier De Schutter, professor aan de Rechtsfaculteit van de UCL. Het ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschapscommissie en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie inzake de oprichting van de Belgische Commissie voor Grondrechten, die door deze tekst ingeleid wordt, werd opgesteld door Gauthier de Beco en Olivier De Schutter. De voorstellen zijn een resultaat van verschillende bijeenkomsten, georganiseerd op initiatief van de Belgische afdeling van Amnesty International en waaraan verschillende niet-gouvernementele organisaties voor de bescherming van grondrechten deelnamen. Naast de Belgische afdeling van Amnesty International werkten de volgende verenigingen mee: de Ligue des droits de l’Homme (Franstalig België), de Liga voor Mensenrechten (Vlaanderen), Pax Christi Wallonie-Bruxelles, Justice et Paix de Belgique francophone, Netwerk Rechtvaardigheid en Vrede, la Coalition des ONG pour les droits de l’enfant (CODE), la Fédération des Associations de Gays et Lesbiennes (FAGL), l’Observatoire international des prisons (section belge), 11.11.11 - Koepel van de Vlaamse Noord-Zuid Beweging, CNCD - 11.11.11, Vluchtelingenwerk Vlaanderen, Coordination et Initiatives pour et avec les Réfugiés et Étrangers (CIRE) et Peace Brigades International. Zij onderschreven allen deze tekst. De Kinderrechtencoalitie nam eveneens deel aan de besprekingen. Bijlage III werd opgesteld door O. De Schutter op basis van een vergelijkende tabel van nationale instituten voor mensenrechten in de EU, opgesteld in maart 2004 door het EU Netwerk van Onafhankelijke Experten op het gebied van grondrechten: zie ook advies nr. 1-2004 (enkel beschikbaar in het Engels). De documenten van het Netwerk kunnen geraadpleegd worden op http://www.europa.eu.int/comm/ justice_home/cfr_cdf/index_en.htm. 1 Document VN E/C.12/1998/252 Zie http://www.nhri.net/SixthConference.htm3 Zie, naast het handboek van de Verenigde Naties hieronder vermeld, Europese Raad, De mechanismen buiten jurisdictie ter bescherming van de mensenrechten op nationaal niveau (Straatsburg, 1998); Commonwealth Secretariat, National Human Rights Institutions - Best Practice (London, 2001).

1

Page 2: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

De regeringsverklaring van juli 2003 voorziet de oprichting van een nationaal instituut voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten in België. Op wereldvlak gaat de ontwikkeling van deze instellingen snel. Ook binnen de Europese Unie worden steeds meer nationale instellingen voor mensenrechten opgericht. De oprichting van het Bureau voor Grondrechten van de Europese Unie zal deze evolutie nog versterken, gezien de nauwe banden die het Agentschap moet aanknopen met de nationale instellingen van de lidstaten ter bevordering en bescherming van de mensenrechten (wat zich ook weerspiegelt in de samenstelling van de Raad van Bestuur van het Agentschap).4 Op dit moment hebben 13 van de 25 lidstaten van de Europese Unie een nationale instelling voor mensenrechten opgericht. Het gaat om Cyprus, de republiek Tsjechië, Denemarken, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Litouwen, Luxemburg, Polen, Portugal, Zweden en Spanje. Al deze instellingen (uitgezonderd die van Cyprus, de Tsjechische republiek en Litouwen), hebben het ‘A’-statuut gekregen van het internationaal Coördinatiecomité voor nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van mensenrechten, wat betekent dat ze beschouwd worden als volledig conform met de Principes van Parijs.5 Deze instellingen zijn: voor Cyprus, de Nationale Organisatie voor de Bescherming van Mensenrechten (National Organisation for the Protection of Human Rights (1998)); voor de Tsjechische republiek, het bureau van de Ombudsman (1999); voor Denemarken, het Deens Instituut voor Mensenrechten (Danish Institute for the Protection of Human Rights (2002)); voor Frankrijk, de Nationale Raadgevende Commissie voor Mensenrechten (1984); voor Duitsland, het Duitse Instituut voor Mensenrechten (Deutsches Institut für Menschenrechte) (2001); voor Griekenland, de Nationale Griekse Commissie voor mensenrechten (1998); voor Ierland, de Ierse Commissie voor Mensenrechten (2001); voor Litouwen, het Nationaal Bureau voor Mensenrechten (1995); voor Luxemburg, de Raadgevende Commissie voor Mensenrechten (2000); voor Polen, de Commissaris voor Bescherming van Burgerrechten (Commissioner for Civil Rights Protection) (1999); voor Portugal, de Provedar de Justiça (1999); voor Spanje, de Ombudsman (Defensor del Pueblo) (2000); voor Zweden, de Ombudsman voor Etnische Discriminatie (Ombudsman against Ethnic Discrimination) (1999).6 Bijlage III bevat een beschrijving in tabelvorm van deze instellingen aan de hand van de drie belangrijkste eigenschappen wat betreft hun samenstelling, onafhankelijkheid en bevoegdheden.

2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming van mensenrechten in België

België heeft nog geen instelling voor de bevordering en bescherming van mensenrechten. Dit brengt verschillende problemen met zich mee:

De opvolging van de eindconclusies van de comités van experts, opgericht bij mensenrechtenverdragen van de Verenigde Naties, laat soms te wensen over. Oorzaken hiervan zijn een gebrek aan coördinatie tussen de verschillende betrokken ministeriële departementen en problemen die voortkomen uit de bevoegdheidsverdeling tussen de federale

4 COM(2005)280, 30.6.2005. In het voorstel van de Commissie zijn de leden van de raad van bestuur ‘onafhankelijke persoonlijkheden’ aangeduid door elke Lidstaat (25-27, of nog meer als de derde Landen deel uitmaken van de structuur van het Agentschap), door het Europees Parlement (1), door de Raad van Europa (1); bovendien zetelen er twee vertegenwoordigers van de Commissie. De ‘onafhankelijke persoonlijkheden’ die door de Lidstaten naar voor moeten worden geschoven om deel uit te maken van de raad van bestuur van het Agentschap moeten personen zijn die op hoog niveau verantwoordelijkheid dragen binnen een onafhankelijke nationale instelling voor mensenrechten, of personen met een gedegen ervaring op het vlak van fundamentele mensenrechten verworven bij andere instellingen of onafhankelijke entiteiten (art. 11 § 1er, al. 2), hetgeen de visie weergeeft van de raad van bestuur als trefpunt voor de nationale instellingen of soortgelijke instellingen zoals ze bestaan in de Lidstaten. Het is nog te vroeg om in te schatten hoe de Raad zal reageren op dit voorstel, omdat de debatten in principe afgesloten worden in de loop van 2006. 5 http://www.nhri.net/ICCMembers.htm6 Opgemerkt moet worden dat er in Zweden nog andere ombudsmannen zijn; Zweden beschikt in het totaal over zes instellingen van dit type: de Parlementaire Ombudsdienst (Office of the Parliamentary Ombudsman (JO)), de Ombudsman Consumentenzaken (Consumer Ombudsman (KO)), de Ombudsdienst voor gelijke kansen (Office of the Equal Opportunities Ombudsman (JämO)), de Ombudsman voor etnische discriminatie (Ombudsman against Ethnic Discrimination (DO)), de Ombudsman voor het Kind (Children’s Ombudsman (BO)), de Ombudsdienst voor Handicaps (Office of the disability Ombudsman) en de Ombudsman voor sexuele oriëntatie (Ombudsman against Sexual Orientation Discrimination (HomO)). De accreditering heeft in overweging genomen dat deze verschillende instellingen gezamenlijk het mandaat uitoefenen van een nationale instelling ter behartiging en ter bescherming van de mensenrechten. De ombudsman voor etnische discriminatie (Ombudsman against Ethnic Discrimination) is dus niet als dusdanig geaccrediteerd, maar als vertegenwoordiger van alle Zweedse ombudsmannen. Het staat overigens niet vast dat een dergelijke accreditering op vandaag nog zou vernieuwd worden.

2

Page 3: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Staat, de Gewesten en de Gemeenschappen. De oprichting van een instantie die waakt over deze eindconclusies en gemandateerd is om hierover aanbevelingen te doen, zou dit probleem minstens gedeeltelijk kunnen oplossen.

De ontwikkelingen in de internationale rechtspraak en de interpretatie door comités van experts van internationale mensenrechtenverdragen die België binden worden niet systematisch opgevolgd. Dit zorgt ervoor dat een omzetting van deze evoluties in het Belgisch recht niet vanzelfsprekend is. Ook hier stelt zich het probleem van de interministeriële coördinatie en van de coördinatie tussen federale Staat, Gewesten en Gemeenschappen.

Er is geen overlegforum tussen de niet-gouvernementele organisaties die begaan zijn met de bevordering en de verdediging van de grondrechten en de overheid. Hierdoor worden organisaties van het middenveld vaak onvolledig of te laat geïnformeerd over de intenties van de overheid in aangelegenheden die behoren tot hun maatschappelijke opdracht. Verder ondervinden niet-gouvernementele organisaties moeilijkheden om hun bekommernissen op doeltreffende wijze kenbaar te maken aan de overheid zonder tussenkomst van de media of druk van de publieke opinie.

Om deze problemen te verhelpen, wordt een Belgische Commissie voor Grondrechten voorgesteld. De Commissie moet bijdragen aan de uitvoering door België van zijn internationale engagementen op vlak van grondrechten. Ze verzekert een systematische en regelmatige opvolging van de evolutie van het internationaal recht aangaande mensenrechten. Op basis hiervan kan de Commissie aanbevelingen doen aan de overheden en antwoorden op vragen van deze overheden over de manier waarop mensenrechtelijke verplichtingen beter uitgevoerd kunnen worden. De Commissie voorziet de overheid van onafhankelijke deskundigheid. Verder bevordert de Commissie de coördinatie van de inspanningen van de verschillende Belgische overheden om internationale verplichtingen aangaande de mensenrechten na te komen. Tot slot zorgt de Commissie ervoor dat beter rekening gehouden wordt met de standpunten van niet-gouvernementele organisaties over initiatieven die België zou moeten nemen of maatregelen die België beter niet zou nemen.

Eén van de internationale verdragen die bindend zijn voor België, is de Conventie tegen foltering en andere wrede, onmenselijke behandeling of bestraffing, aangenomen en ter ondertekening en ratificatie voorgelegd door Resolutie 39/46 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 10 december 1984. Op 18 december 2002 werd deze Conventie aangevuld met een facultatief Protocol, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in haar Resolutie A/RES/57/199. Dit Protocol beoogt een verbetering van de bescherming van personen beroofd van hun vrijheid tegen foltering of wrede, onmenselijke behandeling door de oprichting van niet-gerechtelijke organisaties met een preventief karakter, die regelmatig detentiecentra bezoeken. Hiertoe wordt voorzien dat elke Staat op nationaal niveau één of meerdere preventieorganen opricht, belast met het voorkomen van foltering of andere wrede, onmenselijke behandelingen. Deze nationale preventiemechanismen zijn onafhankelijk en samengesteld uit experts die denodige kennis en deskundigheid hebben. Bij de samenstelling van deze organisaties zorgen de Staten voor een evenwicht tussen de geslachten en voor een degelijke vertegenwoordiging van de etnische groepen en minderheidsgroepen in het land. Artikel 18 §4 van het Protocol van 18 december 2002 stelt dat ‘bij de samenstelling van de nationale preventieorganen, de betrokken Staten rekening moeten houden met de Principes van Parijs betreffende het statuut van nationale instellingen ter bevordering en bescherming van de mensenrechten’ zoals toegevoegd aan de resolutie A/RES/48/134 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties van 20 december 1993. Naast haar inspectieopdracht, die erin bestaat regelmatig de toestand te onderzoeken van personen beroofd van hun vrijheid die zich in gevangenschap bevinden, moet de nationale preventieorganisatie ook aanbevelingen formuleren aan de bevoegde overheden en voorstellen en observaties voorleggen over de vigerende wetgeving of met wetsvoorstellen ter zake (artikel 19, b) en c)), wat overeenkomt met de aard van de opdrachten van de instellingen voor de bevordering en bescherming van mensenrechten.

3. Het voorgestelde model

Bijlage I bevat een ontwerp van Akkoord tot samenwerking tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franstalige Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige

3

Page 4: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie, met het doel een Belgische Commissie voor Grondrechten op te richten.

De Wereldconferentie voor mensenrechten erkent ‘dat het iedere Staat toekomt een kader te creëren dat het best is aangepast aan de specifieke noden op nationaal niveau’. Het hier voorgestelde model sluit vrij nauw aan bij het voorbeeld van de Ierse Commissie voor Mensenrechten, in het bijzonder wat de samenstelling betreft. Het gaat om een Commissie met een beperkt aantal leden, maar wiens investering in het werk voor de Commissie dus constanter en groter is, wat de kwaliteit van haar werk ten goede komt. Het model van een Nationale Raadgevende Commissie voor Mensenrechten zoals in Frankrijk wordt moeilijk werkbaar geacht, gezien de moeilijkheid om alle betrokken partijen in de commissie te vertegenwoordigen en de moeilijkheid van besluitvorming in een dergelijke instantie (de Nationale Raadgevende Commissie voor Mensenrechten telt 140 leden).

Het voorgestelde model beschouwt de niet-gouvernementele organisaties voor bescherming en bevordering van grondrechten als bevoorrechte partners van de Commissie, conform de Principes van Parijs (Bijlage II). Dit heeft verschillende voordelen. In de eerste plaats staan de niet-gouvernementele organisaties niet steeds voor het dilemma om ofwel als leden deel te nemen aan de werkzaamheden van de Commissie, op het gevaar af dat ze naderhand geen kritiek meer kunnen leveren op standpunten die ze zelf ondersteund hebben, en zo een deel van hun onafhankelijkheid –die hun hoogste goed is - te verliezen, hetzij niet deel te nemen aan de werkzaamheden, op het gevaar af niet de nodige invloed te kunnen uitoefenen om de kloof te overbruggen tussen henzelf en de overige ‘officiële’ vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld. Ten tweede laat een formule met voortdurende raadpleging door de Commissie (door regelmatige organisatie van een forum) toe de ontwikkelingen binnen de niet-gouvernementele wereld op een soepele wijze op te volgen. Er wordt een lijst opgesteld van deze organisaties en nieuwe organisaties kunnen onmiddellijk ingeschakeld worden in het overleg. Ten derde garandeert het voorgestelde model een daadwerkelijke ‘inspraak’ aan de meest representatieve niet-gouvernementele organisaties voorkomen op de lijst die met dit doel wordt opgemaakt. Dit inspraakrecht vertaalt zich in de verplichting voor de Commissie om de standpunten die ze zal innemen vooraf openbaar te maken. Dit gebeurt na deliberatie binnen de Commissie maar vóór de definitieve goedkeuring door haar leden. De niet-gouvernementele organisaties hebben de mogelijkheid om hun opmerkingen kenbaar te maken, en krijgen hiervoor een minimum voorbereidingstijd. Tot slot worden drie van de elf leden van de Commissie verkozen op aangeven van de organisaties van het maatschappelijk middenveld, wat op zijn minst de zekerheid biedt dat de bekommernissen van de niet-gouvernementele organisaties aan bod zullen komen binnen de Commissie zelf.

De voorwaarden voor de aanwijzing en verkiezing van de leden van de Commissie houden rekening met de Principes van Parijs. Ze moeten garanderen dat de Commissie onafhankelijk is, net als haar individuele leden. Er wordt dan ook systeem van onverenigbaarheden ingesteld. Bovendien werd bij de vaststelling van de modaliteiten rekening gehouden met de federale structuur van België, aangezien de leden verkozen worden door de Senaat op voorstel van de verschillende federale, regionale en gemeenschapsregeringen.

Naast de klassieke opdrachten van een nationaal instituut ter bevordering en ter verdediging van de mensenrechten –met uitsluiting van de bevoegdheid om individuele klachten te behandelen, die in de Principes van Parijs als zuiver facultatief wordt aangemerkt -, beoogt de voorgestelde tekst om aan de Belgische Commissie voor Grondrechten de bevoegdheden toe te kennen van de nationale instelling ter preventie van foltering. België zou een dergelijke instelling moeten oprichten om te voldoen aan de vereisten van het facultatieve Protocol van 18 december 2002 tegen foltering of wrede en onmenselijke behandeling. Dit past in de filosofie die ten grondslag ligt aan de oprichting van een nationaal instituut voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten, in het bijzonder door het onpartijdig karakter van dit instituut en door de bekwaamheden waarover de leden ervan moeten beschikken. Bovendien voorziet artikel 18 §4 van het Protocol van 18 december 2002 expliciet dat het nationaal instituut ter behartiging en ter bescherming van de mensenrechten, opgericht volgens de Principes van Parijs, de functies moet kunnen waarnemen van de nationale preventieorganisatie in het kader van het voornoemde Protocol. Dit is de reden waarom artikel 2 §2, h) van de voorgestelde tekst

4

Page 5: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

voorziet dat, zodra dit Protocol van kracht wordt ten overstaan van België – dat deze tekst nog moet ratificeren -, de Belgische Commissie voor Grondrechten de opdrachten van de nationale preventieorganisatie toegewezen krijgt.

5

Page 6: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Bijlage 1: Samenwerkingsakkoord tussen de Staat, de Vlaamse Gemeenschap, het Vlaams Gewest, de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest, de Duitstalige Gemeenschap, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Franse Gemeenschapscommissie inzake de oprichting van een Belgische Commissie voor Grondrechten

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 92bis, § 1;Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, inzonderheid op artikel 55bis;Gelet op de Verdragen die zijn geratificeerd door België en die betrekking hebben op mensenrechten, met name het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966; het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten van 1966; het Internationaal Verdrag inzake uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 1965; het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979; het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing van 1984; het Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989; het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 1950 en zijn protocollen en het Europees Sociaal Handvest herzien in 1996;Gelet op de Principes van Parijs betreffende het statuut en de werking van de nationale instellingen voor de bevordering en de bescherming van de mensenrechten, goedgekeurd bij Resolutie 1992/54 van 3 maart 1992 van de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties, anderzijds, hierna genoemd de Principes van Parijs;Gelet op de Aanbeveling (97)14 van 30 september 1997 van het Comité van Ministers van de Raad van Europa betreffende de oprichting van onafhankelijke nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten en op de Aanbeveling (97)11 van 30 september 1997 van het genoemde Comité betreffende de samenwerking tussen de nationale instellingen voor de bevordering en bescherming van de mensenrechten van de lidstaten en tussen hen en de Raad van Europa;Gelet op het Protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering, en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, aangenomen op 18 december 2002 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties in haar Resolutie A/RES/57/199, en in het bijzonder de artikelen 17 tot 23 die de oprichting van een nationaal preventiemechanisme in elke lidstaat voorzien.

Tussen :1. de federale Staat, vertegenwoordigd door de Minister van Justitie;2. de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van haar minister-president;3. de Franse Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van haar Minister-President;4. het Waals Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van haar Minister-President; 5. de Duitstalige Gemeenschap, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van haar Minister-President;6. het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door haar Regering in de persoon van haar minister-president;7. de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het Verenigd College in de persoon van de Minister-Voorzitter van het Verenigd College;8. De Franse Gemeenschapscommissie, vertegenwoordigd door het College van de Franse Gemeenschapscommissie in de persoon van de Minister-Voorzitter van het College;

is op grond van hun respectieve bevoegdheden overeengekomen wat volgt:

6

Page 7: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Inhoud:HOOFDSTUK I - Structuur en samenstelling van de Belgische Commissie voor Mensenrechten (artt 1-9)HOOFDSTUK II – Overgangsbepaling (artt. 10-11)HOOFDSTUK III – Slotbepalingen (artt 12-13)

HOOFDSTUK I. - Structuur en samenstelling van de Belgische Commissie voor Grondrechten

Artikel 1. Er wordt een Belgische Commissie voor Grondrechten opgericht conform Principes van Parijs, hierna Commissie genaamd.

Art. 2. 1. De Commissie wordt bekleed met de bevoegdheid voor de bescherming en bevordering van grondrechten; haar mandaat strekt zich uit tot alle kwesties die betrekking hebben op de grondrechten zoals gedefinieerd in de Universele Verklaring voor de Rechten van de Mens en de internationale instrumenten voor de bescherming van mensenrechten die daaruit voortvloeien.2. Overeenkomstig de Principes van Parijs heeft de Commissie, onder andere, de volgende taken:a) De Commissie verstrekt ten raadgevende titel adviezen, aanbevelingen en rapporten met betrekking tot de bevordering en bescherming van de grondrechten aan de federale Regering, de Regeringen van de Gemeenschappen en de Gewesten, aan de Kamer van Volksvertegenwoordigers en aan de Senaat, aan de Parlementen van de Gemeenschappen en de Gewesten, en aan elk ander bevoegd orgaan, op hun verzoek of op eigen initiatief. Deze adviezen, aanbevelingen en rapporten kunnen betrekking hebben op:i) alle wetgevende en administratieve bepalingen. Hiertoe onderzoekt de Commissie de van kracht zijnde wetgeving en administratieve teksten en de wetsvoorstellen en wetsontwerpen, en doet aanbevelingen om te verzekeren dat deze teksten de principes van de grondrechten respecteren in het licht van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, de internationale verdragen met betrekking tot de mensenrechten waarbij België partij is en de principes van onderlinge verbondenheid en ondeelbaarheid van burgerlijke, politieke, economische, sociale en culturele rechten. Indien nodig beveelt ze aan dat nieuwe wetgeving wordt aangenomen, dat de bestaande wetgeving wordt aangepast, of dat administratieve maatregelen worden aangenomen of gewijzigd;ii) ontwerpen van internationale verdragen en protocollen, voor zover deze betrekking hebben op grondrechten;iii) de toestand van de grondrechten in het algemeen alsook meer specifieke vraagstukken met betrekking tot grondrechten die tot de Belgische rechtsmacht behoren;iv) elke situatie waarin de grondrechten geschonden worden en die onder de Belgische rechtsmacht valt, om deze te beëindigen.De Commissie kan besluiten om haar adviezen, aanbevelingen en rapporten openbaar te maken en kan de eerder genoemde overheden vragen om schriftelijke uitleg te verschaffen over de opvolging van haar adviezen, aanbevelingen en rapporten.b) De Commissie onderzoekt en ziet toe op de uitvoeringsmaatregelen die nodig zijn om te voldoen aan de beslissingen, suggesties en aanbevelingen gericht aan de Belgische Staat door de de Mensenrechtencommissie van de Verenigde Naties, van de organen die opgericht zijn in verdragen die gesloten werden in het kader van de Verenigde Naties en de gerechten of organen gecreëerd door verdragen gesloten binnen de Raad van Europa en die betrekking hebben op grondrechten zoals gedefinieerd in het eerste lid van dit artikel. In dit verband kan ze niet-bindende voorstellen en aanbevelingen doen aan de overheden genoemd in artikel 2 § 2 a) en kan ze ontmoetingen organiseren tussen deze overheden en de organisaties van het maatschappelijk middenveld die begaan zijn met de beslissingen, suggesties en aanbevelingen van deze gerechten en organen.c) De commissie stimuleert elk initiatief tot sensibilisering van de publieke opinie over de grondrechten, meer bepaald door informatie en onderwijs. Hiertoe kan ze beroep doen op de pers en de niet-gouvernementele organisaties voor de verdediging van mensenrechten ondersteunen. d) De Commissie stimuleert overleg en permanente uitwisseling van informatie tussen de instanties bedoeld in artikel 2 § 2a) onderling en tussen deze instanties en de organisaties van het middenveld die begaan zijn met de bevordering en bescherming van de grondrechten.

7

Page 8: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

e) De Commissie werkt samen met de Verenigde Naties, de Raad van Europa en de nationale instellingen voor de bescherming en de bevordering van de mensenrechten van andere landen.f) De Commissie gaat elke nuttige samenwerking aan met overheidsdiensten die de bescherming en bevordering van grondrechten tot doel hebben over alle zaken die tot de bevoegdheid van deze diensten behoren.g) De Commissie vormt het nationaal preventiemechanisme voorzien in de artt 17 tot 23 van het Protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing. Overeenkomstig deze bepalingen onderzoekt de Commissie regelmatig de toestand van personen die van hun vrijheid beroofd zijn en zich bevinden op om het even welke plaats die valt onder de rechtsmacht of controle van België waar zich personen bevinden of zouden kunnen bevinden die van hun vrijheid beroofd zijn op bevel van een openbare overheid of op haar aanraden, of met haar uitdrukkelijke of stilzwijgende instemming, met de bedoeling hen een betere bescherming te bieden tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing; ze formuleert aanbevelingen ten aanzien van de bevoegde instanties teneinde de behandeling en de situatie van personen die van hun vrijheid beroofd zijn te verbeteren en foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing te voorkomen, rekening houdend met de relevante normen van de Verenigde Naties; ze formuleert voorstellen en commentaren met betrekking tot de van kracht zijnde wetgeving en wetsontwerpen over deze materie.3. Om de Commissie in staat te stellen de taken omschreven in artikel 2§2 g) uit te voeren, verbinden de partijen bij dit Akkoord zich ertoe haar toe te kennen wat volgt:a) toegang tot alle informatie betreffende het aantal personen die van hun vrijheid beroofd zijn en zich in detentiecentra bevinden, het aantal detentiecentra en hun locatie;b) toegang tot alle informatie met betrekking tot de behandeling van deze personen en de omstandigheden van hun detentie;c) toegang tot alle detentiecentra, hun inrichtingen en voorzieningen;d) de mogelijkheid om een persoonlijk onderhoud te hebben met personen die van hun vrijheid beroofd zijn, zonder getuigen, hetzij rechtstreeks, hetzij door tussenkomst van een tolk indien dit nodig blijkt, en met elke andere persoon waarvan de Commissie denkt dat ze relevante informatie kan verschaffen;e) de vrijheid om te beslissen welke plaatsen ze zal bezoeken en welke personen ze zal ontmoeten;f) het recht om contacten te onderhouden met het Subcomité voor preventie, opgericht conform de artt. 5 tot 10 van het Protocol bij het Verdrag van de Verenigde Naties tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, het informatie te verschaffen en het te ontmoeten.

Art. 3. 1. De Commissie is samengesteld uit elf stemgerechtigde leden die elk een plaatsvervang(st)er hebben. De leden en hun plaatsvervang(st)ers zijn personen die getuigen van een grote moraliteit en bewezen bekwaamheid op het domein van grondrechten. Bij hun aanwijzing wordt rekening gehouden met hun kennis van, hun ervaring in en het belang dat zij hechten aan de materie van de grondrechten.2. De hoedanigheid van lid of plaatsvervangend lid van de Belgische Commissie voor Grondrechten is onverenigbaar met de uitoefening van een politiek mandaat alsook met de uitoefening van elke andere functie in overheidsdienst. De leden van de Commissie oefenen hun functie halftijds uit. Ze worden bezoldigd. De plaatsvervangende leden worden bezoldigd in functie van hun werkelijke prestaties.3. Het mandaat van de leden van de Commissie heeft een duur van drie jaar en kan één maal worden hernieuwd.4. De aanwijzing van de leden en hun plaatsvervangers gebeurt als volgt:a) De Senaat wijst één lid en één plaatsvervangend lid aan uit elk van de lijsten van twee kandidaat leden en twee kandidaat-plaatsvervangende leden voorgesteld door de Regering van de Franse Gemeenschap, de Regering van het Waals Gewest, de Regering van de Duitstalige Gemeenschap en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, en twee leden en twee plaatsvervangende leden van elke lijst van vier kandidaat-leden en vier kandidaat-plaatsvervangende leden voorgesteld door de federale Regering en de Vlaamse Regeringb) De Senaat wijst eveneens drie leden en drie plaatsvervangende leden aan uit de lijst van zes kandidaat-leden en zes kandidaat-plaatsvervangende leden voorgesteld door de organisaties van het maatschappelijk middenveld die begaan zijn met bevordering en bescherming van de mensenrechten en voorkomen op de lijst bedoeld in artikel 5§2.

8

Page 9: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Voor de eerste verkiezing van de leden van de Commissie worden de leden en de plaatsvervangende leden, verkozen in naam van de organisaties van het maatschappelijk middenveld die begaan zijn met de promotie en bescherming van de grondrechten vertegenwoordigen, verkozen door de Senaat op basis van voorstellen van niet-gouvernementele organisaties die begaan zijn met de bescherming of bevordering van de mensenrechten.Op straffe van onontvankelijkheid mogen de lijsten van kandidaat-leden en kandidaat-plaatsvervangende leden voor niet meer dan twee derden uit personen van hetzelfde geslacht bestaan. Bij de verkiezing van de leden en plaatsvervangende leden van de Commissie houdt de Senaat rekening met de noodzaak om een evenwichtige vertegenwoordiging van beide geslachten in de Commissie te verzekeren.5. De Commissie verkiest onder haar leden een voorzit(s)ter. De voorzit(s)ter moet voldoende kennis hebben van het Nederlands en het Frans.De Commissie verkiest eveneens onder haar leden twee vice-voorzit(s)ters van de Commissie. Minstens één vice-voorzit(s)ter moet van een ander geslacht zijn als de voorzit(s)ter.De mandaten van voorzit(s)ter en vice-voorzit(s)ter hebben een duur van drie jaar en kunnen één maal hernieuwd worden.6. De leden van de Commissie zetelen ten individuelen titel. Ze nemen adviezen, aanbevelingen en rapporten aan in alle onafhankelijkheid.7. Bij de Commissie wordt een Secretariaat opgericht, dat door de Commissie wordt belast met technische en administratieve taken.

Artikel 4.1. Zoveel als mogelijk neemt de Commissie adviezen, aanbevelingen en rapporten gericht aan de overheden vermeld in artikel 2§2 a) aan via consensus onder de leden. Bij gebreke aan consensus kunnen de adviezen, aanbevelingen en rapporten met een gewone meerderheid van stemmen aangenomen worden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.2. Indien één van de leden niet deel kan nemen aan de goedkeuring van een advies, aanbeveling of rapport, wordt deze vervangen door zijn plaatsvervanger. Indien noch het verhinderde lid, noch zijn plaatsvervanger kan deelnemen aan de goedkeuring van een advies, aanbeveling of rapport, belet dit de goedkeuring van het advies, de aanbeveling of het rapport door de Commissie niet, op voorwaarde dat minstens zes leden of plaatsvervangers deel konden nemen aan deze goedkeuring.

Artikel 5.1. De organisaties van het maatschappelijk middenveld die begaan zijn met de bevordering en bescherming van de grondrechten, volgens de Principes van Parijs, dragen bij tot het werk van de Commissie via de raadplegingen die deze organiseert vóór ze adviezen, aanbevelingen of rapporten goedkeurt.2. Hiertoe raadpleegt de Commissie regelmatig de organisaties van het maatschappelijk middenveld. Bij deze raadplegingen kunnen alle niet-gouvernementele organisaties vertegenwoordigd zijn die begaan zijn met de bevordering en de bescherming van de mensenrechten en voorkomen op een lijst hiertoe opgemaakt door de Commissie. Alvorens een organisatie aan de lijst toe te voegen, kan de Commissie vragen dat de organisatie bewijs levert van effectieve en duurzame activiteit op het gebied van grondrechten. De Commissie kan oordelen dat een organisatie niet langer voldoet aan de voorwaarden om op de lijst voor te mogen komen. De Commissie organiseert minstens twee raadplegingen per jaar.3. De Commissie organiseert een raadpleging met de organisaties die op de lijst, bedoeld in de vorige alinea, voorkomen vóór ze een tekst goedkeurt. De Commissie maakt de ontwerpteksten die ze voornemens is goed te keuren op voorhand publiek, tenminste één maand voor de raadpleging die over het ontwerp georganiseerd wordt. Deze termijn kan bij hoogdringendheid verkort worden tot vijf dagen.4.De niet-gouvernementele organisaties die voorkomen op de lijst, bedoeld in de tweede paragraaf van dit artikel, kunnen de Commissie ten allen tijde raadplegen over elke zaak die betrekking heeft op de bevordering en bescherming van de grondrechten in de zin van artikel 2§2 a).

Artikel 6. De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement op.

9

Page 10: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Artikel 7. De Commissie publiceert jaarlijks een verslag betreffende haar werkzaamheden en de aanwending van de haar ter beschikking gestelde middelen. Dit wordt opgemaakt in de drie landstalen en overgemaakt aan de overheden vermeld in artikel 2 § 2 a).

Artikel 8. De Commissie wordt gesubsidieerd door alle overheden vermeld in artikel 2 § 2 a). Elk jaar wordt het budget voorgesteld door de voorzitter, na goedkeuring ervan door de stemgerechtigde leden. De bedragen worden op volgende wijze verdeeld:…% ten laste van de Federale Staat;…% ten laste van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest;…% ten laste van de Franse Gemeenschap;…% ten laste van het Waals Gewest;…% ten laste van de Duitstalige Gemeenschap;…% ten laste van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.…% ten laste van de Franse Gemeenschapscommissie;…% ten laste van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;

De bedragen worden uitbetaald aan de Commissie, vóór 15 januari van het jaar waarop ze betrekking hebben.

HOOFDSTUK II. - OvergangsbepalingArtikel 9. De eerste aanstelling van de leden van de Commissie en hun plaatsvervangers zal gebeuren uiterlijk vier maanden na de inwerkingtreding van dit Samenwerkingsakkoord.Artikel 10. De eerste betaling overeenkomstig de verdeelsleutel van artikel 9 zal worden verricht voor …en dit ten belope van een derde van het jaarlijkse budget.

HOOFDSTUK III. - SlotbepalingenArtikel 11. Dit Samenwerkingsakkoord wordt gesloten voor onbepaalde duur.Artikel 12. Dit Samenwerkingsakkoord treedt in werking op de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad van de laatste goedkeurende akte uitgaande van de contracterende partijen.

Brussel, …, in 8 originele exemplaren in de Nederlandse, de Franse en de Duitse taal.

Voor de Federale Staat:

Voor de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaams Gewest:

Voor de Franse Gemeenschap:

Voor de Duitstalige Gemeenschap:

Voor het Waals Gewest:

Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest:

Voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie :

10

Page 11: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Bijlage II. Principles relating to the status of national institutions

Competence and responsibilities

1. A national institution shall be vested with competence to promote and protect human rights. 2. A national institution shall be given as broad a mandate as possible, which shall be clearly set forth in a constitutional or legislative text, specifying its composition and its sphere of competence. 3. A national institution shall, inter alia, have the following responsibilities: (a) To submit to the Government, Parliament and any other competent body, on an advisory basis either at the request of the authorities concerned or through the exercise of its power to hear a matter without higher referral, opinions, recommendations, proposals and reports on any matters concerning the promotion and protection of human rights; the national institution may decide to publicize them; these opinions, recommendations, proposals and reports, as well as any prerogative of the national institution, shall relate to the following areas: (i) Any legislative or administrative provisions, as well as provisions relating to judicial organizations, intended to preserve and extend the protection of human rights; in that connection, the national institution shall examine the legislation and administrative provisions in force, as well as bills and proposals, and shall make such recommendations as it deems appropriate in order to ensure that these provisions conform to the fundamental principles of human rights; it shall, if necessary, recommend the adoption of new legislation, the amendment of legislation in force and the adoption or amendment of administrative measures; (ii) Any situation of violation of human rights which it decides to take up; (iii) The preparation of reports on the national situation with regard to human rights in general, and on more specific matters; (iv) Drawing the attention of the Government to situations in any part of the country where human rights are violated and making proposals to it for initiatives to put an end to such situations and, where necessary, expressing an opinion on the positions and reactions of the Government; (b) To promote and ensure the harmonization of national legislation regulations and practices with the international human rights instruments to which the State is a party, and their effective implementation; (c) To encourage ratification of the above-mentioned instruments or accession to those instruments, and to ensure their implementation; (d) To contribute to the reports which States are required to submit to United Nations bodies and committees, and to regional institutions, pursuant to their treaty obligations and, where necessary, to express an opinion on the subject, with due respect for their independence; (e) To cooperate with the United Nations and any other organization in the United Nations system, the regional institutions and the national institutions of other countries that are competent in the areas of the promotion and protection of human rights; (f) To assist in the formulation of programmes for the teaching of, and research into, human rights and to take part in their execution in schools, universities and professional circles; (g) To publicize human rights and efforts to combat all forms of discrimination, in particular racial discrimination, by increasing public awareness, especially through information and education and by making use of all press organs.

Composition and guarantees of independence and pluralism

1. The composition of the national institution and the appointment of its members, whether by means of an election or otherwise, shall be established in accordance with a procedure which affords all necessary guarantees to ensure the pluralist representation of the social forces (of civilian society) involved in the promotion and protection of human rights, particularly by powers which will enable effective cooperation to be established with, or through the presence of, representatives of: (a) Non-governmental organizations responsible for human rights and efforts to combat racial discrimination, trade unions, concerned social and professional organizations, for example, associations of lawyers, doctors, journalists and eminent scientists; (b) Trends in philosophical or religious thought; (c) Universities and qualified experts; (d) Parliament;

11

Page 12: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

(e) Government departments (if these are included, their representatives should participate in the deliberations only in an advisory capacity). 2. The national institution shall have an infrastructure which is suited to the smooth conduct of its activities, in particular adequate funding. The purpose of this funding should be to enable it to have its own staff and premises, in order to be independent of the Government and not be subject to financial control which might affect its independence. 3. In order to ensure a stable mandate for the members of the national institution, without which there can be no real independence, their appointment shall be effected by an official act which shall establish the specific duration of the mandate. This mandate may be renewable, provided that the pluralism of the institution's membership is ensured.

Methods of operation

Within the framework of its operation, the national institution shall: (a) Freely consider any questions falling within its competence, whether they are submitted by the Government or taken up by it without referral to a higher authority, on the proposal of its members or of any petitioner; (b) Hear any person and obtain any information and any documents necessary for assessing situations falling within its competence; (c) Address public opinion directly or through any press organ, particularly in order to publicize its opinions and recommendations; (d) Meet on a regular basis and whenever necessary in the presence of all its members after they have been duly convened; (e) Establish working groups from among its members as necessary, and set up local or regional sections to assist it in discharging its functions; (f) Maintain consultation with the other bodies, whether jurisdictional or otherwise, responsible for the promotion and protection of human rights (in particular ombudsmen, mediators and similar institutions); (g) In view of the fundamental role played by the non-governmental organizations in expanding the work of the national institutions, develop relations with the non-governmental organizations devoted to promoting and protecting human rights, to economic and social development, to combating racism, to protecting particularly vulnerable groups (especially children, migrant workers, refugees, physically and mentally disabled persons) or to specialized areas.

Additional principles concerning the status of commissions with quasi-jurisdictional competence

A national institution may be authorized to hear and consider complaints and petitions concerning individual situations. Cases may be brought before it by individuals, their representatives, third parties, non-governmental organizations, associations of trade unions or any other representative organizations. In such circumstances, and without prejudice to the principles stated above concerning the other powers of the commissions, the functions entrusted to them may be based on the following principles: (a) Seeking an amicable settlement through conciliation or, within the limits prescribed by the law, through binding decisions or, where necessary, on the basis of confidentiality; (b) Informing the party who filed the petition of his rights, in particular the remedies available to him, and promoting his access to them; (c) Hearing any complaints or petitions or transmitting them to any other competent authority within the limits prescribed by the law; (d) Making recommendations to the competent authorities, especially by proposing amendments or reforms of the laws, regulations and administrative practices, especially if they have created the difficulties encountered by the persons filing the petitions in order to assert their rights.

12

Page 13: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Bijlage III: Bestaande instellingen voor de bevordering en bescherming van mensenrechten in EU- lidstaten

Composition Independence PowersCyprus : National Organisation for the Protection of Human Rights (1998)

President : independent government officer appointed by the Council of Ministers for a renewable period of five years. Two committees : committee on the implementation of conventions, composed of representatives of ministerial departments; committee on guidance, composed of distinguished persons in the field of human rights proposed by diverse actors, including civil society.

Independence formally guaranteed under Sect. 1 of its Memorandum (representatives of the government in the committee on the implementation of conventions only have consultative voice); however the level and method of funding does not ensure independence

• Issues recommendations and reports to the authorities• Prepares the State reports to human rights treaties bodies• May examine human rights violations on its own initiative or on the basis of complaints• Recommendations concerning compliance with international instruments in the field of human rights

Czech Republic : Ombudsman Office (1999)

Ombudsman office comprises the Ombudsman, one Deputy Ombudsman, and the staff.

Independence is guaranteed and effective, as the Ombudsman is placed under the responsibility of the Parliament

• Receives and examines complaints about cases of maladministration• May investigate on his own initiative and address recommendations

Denmark : Danish Institute for the Protection of Human Rights (2002)

Director of the Institute, and four departments (research department; international department; information and education department; national department); a Council for Human Rights ensures that the work of the Institute conforms to its mandate

High degree of independence guaranteed under the Act on Establishment of a Danish Centre for International Studies and Human Rights of 6 June 2002

• Offers advice to the Parliament and Government on human rights matters• Human rights training and awareness raising• (Since May 2003) may hear complaints relating to alleged instances of discrimination

France : Commission nationale consultative des droits de l’homme (1984)

Composed of representatives of the government (which however have advisory powers only), as well as of two members of the Parliament (one from the National Assembly and one from the Senate), the members of the Council of State, magistrates, and the Mediateur de la République (ombudsman); as well as a large number of representatives of civil sociey organisations (NGOs and unions,

Although its members are appointed by the Prime Ministers, the CNCDH is truly independent because of its pluralist composition and because the representatives of the executive have no voting powers

• Adopts opinions on parliamentary or governmental bills or proposals, as well as on compliance with human rights in the practice of the authorities• Contributes to the reports presented by France to human rights treaties bodies

13

Page 14: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

experts, academics, e.g.)Germany : German Institute for Human Rights (2001)

Composed of one executive board; one advisory board composed of representatives of civil society and academia; and an assembly of members. Staff currently of 9 employees.

Independence is guaranteed under the responsibility of the Bundestag, although the funding is received from ministerial departments; the representatives of ministries and of the Bundesrat which are members of the Institute do not have voting rights

• Information and documentation on human rights matters• Advises the public authorities on human rights issues• Does not exercise forms of monitoring

Greece : Greek National Commission for Human Rights (1998)

Under Article 2 of Law 2667/1998, the GNCHR is composed of a large number of personalities from civil society organisations (including unions), from the media, from universities, from the Bar; two of the members are eminent personalities appointed by the Prime Minister

The independence of the GNCHR is ensured by the fact that the representatives of the participating institutions elect the president and vice-president of the Commission, and by the fact that the representatives of ministerial departments participate without a right to vote.

• Submits recommendations, reports and opinions on the legislative, administrative or other measures which could improve the situation of human rights in Greece• Awareness-raising in the field of human rights• Consultative opinions on the reports Greece is to submit to human rights treaties bodies• Annual report on the situation of human rights in Greece• Contribute by opinions to the implementation of international human rights law in Greece

Ireland : Irish Human Rights Commission (2001)

15 members, including the President

The Irish Human Rights Commission had demonstrated its independence despite initial fears after the government refused to appoint the members recommended by an independent selection committee

• May examine legislative proposals for their compliance with human rights, if requested to do so by Government• May make recommendations either upon request or on its own motion on how to improve the situation of human rights in Ireland• May conduct enquiries (sect. 9 of the Human Rights Commission Act 2000)• Awareness raising in the field of human rights• May assist individual victims of human rights violations or offer legal representation• May institute legal proceedings in its own name based on the Irish Constitution or an

14

Page 15: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

international treaty in force in Ireland

Latvia : National Human Rights Office (1995)

The Director is appointed by the Saeima (Parliament) upon the proposal of the Cabinet of Ministers, and has a status equivalent to that of a Minister, which ensures his or her independence. The deputy director and staff are appointed by the Director.

Independence is effective, although not protected in the Satversme (Constitution) (the Office is a public institution whose independence is functional rather than institutionally guaranteed)

• May inquire about complaints for human rights abuses• May react to allegations of human rights abuses• Monitors the situation of human rights in the country• Information and dissemination activities• May examine the compliance of legal acts with human rights and where a conflict is suspected submit an application to the Constitutional Court

Luxembourg : Consultative Commission on Human Rights (2000)

The Commission is composed of 22 members with diverse backgrounds, appointed for terms of three years for their expertise in human rights or issues of general interest

Full independence • Provides opinions and recommendations of an advisory nature to the government, either upon request of the government or on its own initiative

Poland : Commissioner (Ombudsman) for Civil Rights Protection (1999)

Ombudsman is appointed by the Sejm (lower house of Parliament) for a five-year term of office

• May carry out investigations on complaints and deliver opinions on the appropriate solution; may also request that disciplinary proceedings be commenced, or judicial proceedings initiated, with a right to take part in those proceedings and file cassation appeals against any final judgment reached• May propose legislative initiatives• May seek from the Constitutional Tribunal a decision on the compatibility of statutory laws, international treaties and other regulations with the Constitution

Portugal : Provedar de Justiça (1999)

Ombudsman elected by the Parliament for a four year period renewable once, and is supported by a staff (25 Assessors and 5 co-ordinators), including a technical and

Independence is guaranteed under the Statute establishing the institution of the Ombudsman ; enjoys an immunity both civil and criminal for the recommendations or

• May receive complaints relating to actions or omissions of the public authorities, and delivers recommendations to the competent bodies • May make

15

Page 16: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

administrative staff opinions adopted in the exercise of his functions. Budget of the office is adopted by Parliament, and the Ombudsman is recognized ministerial powers with regard to the authorisation of expenses

recommendations relating to legislative initiatives which might be adopted in order to improve the protection of human rights• May deliver opinions upon the request of the Parliament• May request from the Constitutional Court a ruling on the constitutionality or legality of any act adopted by the public authorities (Art. 281, para. 1 and 2(d) of the Constitution)• Is recognized certain investigative powers in order to fulfil his function effectively

Spain : Ombudsman (Defensor del Pueblo) (2000)

Under the Organic Law 3/1981 of 6 April 1981 (BOE du 7 mai 1981), the Defensor del Pueblo is elected by the Cortes Generales (Senate and Congress) for 5 years, with a 3/5 majority

Independence guaranteed through the modalities of his/her election, requiring the support of a large group of political forces; is also independent in the exercise of the mandate and is recognized a certain immunity

• May supervise the administration for cases of maladministration (also with respect to the Autonomous Communities, since cooperation agreements have been passed with the Ombudspersons in the Communities) • May file complaints on behalf of aggrieved citizens or on his/her own motion, including amparo before the Constitutional Tribunal ; and may challenge the constitutionality of a legislation adopted by the Cortes• May adopt opinions on his/her own motion• May request information from the Executive; any refusal to provide the information requested may be arbitrated by the Cortes• Where he/she identifies indicia of criminal offences, may submit the information to the prosecutor or to the general council of the judiciary

Sweden : Ombudsman againt Ethnic Discrimination (1999).

Appointed by the Parliament for a term of four years

Independence is ensured through the process of appointment (election by

Offers advice in individual cases and may seek to reach a

16

Page 17: BELGISCHE COMMISSIE VOOR GRONDRECHTEN:mensenrechten.be/word/Belgische_Commissie_Grondrechten... · Web view2. Het belang van een nationale instelling voor de bevordering en bescherming

Parliament) friendly settlement with the alleged wrongdoer

17