BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten...

136
180e JAARGANG 180e ANNEE N. 300 MAANDAG 11 OKTOBER 2010 LUNDI 11 OCTOBRE 2010 Bericht Verhuis Diensten van het Belgisch Staatsblad Vanaf 1 oktober 2010 zijn de Diensten van het Belgisch Staatsblad gehuisvest in het WTC III-gebouw, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel — Gratis tel. nr. 0800-98 809 — www.staatsblad.be — [email protected] INHOUD Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen Grondwettelijk Hof Uittreksel uit arrest nr. 80/2010 van 1 juli 2010, bl. 60885. Verfassungsgerichtshof Auszug aus dem Urteil Nr. 80/2010 vom 1. Juli 2010, S. 60890. Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken 9 AUGUSTUS 1980. — Gewone wet tot hervorming der instellingen Officieuze coördinatie in het Duits, bl. 60892. 27 SEPTEMBER 2010. — Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 20 oktober 2009 tot bepaling van de opleidin- gen tot het behalen van brevetten die in 2010 door de provinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten worden georganiseerd, bl. 60898. Avis Déménagement des Services du Moniteur belge A partir du 1 er octobre 2010 les Services du Moniteur belge sont domiciliés dans le bâtiment WTC III, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles — N° tél. gratuit 0800-98 809 — www.moniteur.be — [email protected] SOMMAIRE Lois, décrets, ordonnances et règlements Cour constitutionnelle Extrait de l’arrêt n° 80/2010 du 1 er juillet 2010, p. 60887. Service public fédéral Intérieur 9 AOUT 1980. Loi ordinaire de réformes institutionnelles. Coordination officieuse en langue allemande, p. 60892. 27 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté minis- tériel du 20 octobre 2009 déterminant les formations destinées à l’obtention de brevets organisées en 2010 par les centres provinciaux de formation des services publics d’incendie, p. 60898. 136 bladzijden/pages BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van de programmawet van 24 december 2002, gewijzigd door de artikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingen van 20 juli 2005. Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse : www.moniteur.be Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteen- weg 53, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme Gratis tel. nummer : 0800-98 809 Publication conforme aux articles 472 à 478 de la loi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par les articles 4 à 8 de la loi portant des dispositions diverses du 20 juillet 2005. Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op : www.staatsblad.be Direction du Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Transcript of BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten...

Page 1: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

180e JAARGANG 180e ANNEEN. 300

MAANDAG 11 OKTOBER 2010 LUNDI 11 OCTOBRE 2010

Bericht

VerhuisDiensten van het Belgisch Staatsblad

Vanaf 1 oktober 2010 zijn de Diensten van hetBelgisch Staatsblad gehuisvest in hetWTC III-gebouw, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel— Gratis tel. nr. 0800-98 809 — www.staatsblad.be —[email protected]

INHOUD

Wetten, decreten, ordonnanties en verordeningen

Grondwettelijk Hof

Uittreksel uit arrest nr. 80/2010 van 1 juli 2010, bl. 60885.

VerfassungsgerichtshofAuszug aus dem Urteil Nr. 80/2010 vom 1. Juli 2010, S. 60890.

Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken

9 AUGUSTUS 1980. — Gewone wet tot hervorming der instellingenOfficieuze coördinatie in het Duits, bl. 60892.

27 SEPTEMBER 2010. — Ministerieel besluit tot wijziging van hetministerieel besluit van 20 oktober 2009 tot bepaling van de opleidin-gen tot het behalen van brevetten die in 2010 door de provincialeopleidingscentra voor de openbare brandweerdiensten wordengeorganiseerd, bl. 60898.

Avis

Déménagementdes Services du Moniteur belge

A partir du 1er octobre 2010 les Services duMoniteur belge sont domiciliés dans le bâtimentWTC III, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles— N° tél. gratuit 0800-98 809 — www.moniteur.be —[email protected]

SOMMAIRE

Lois, décrets, ordonnances et règlements

Cour constitutionnelle

Extrait de l’arrêt n° 80/2010 du 1er juillet 2010, p. 60887.

Service public fédéral Intérieur

9 AOUT 1980. — Loi ordinaire de réformes institutionnelles.Coordination officieuse en langue allemande, p. 60892.

27 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté minis-tériel du 20 octobre 2009 déterminant les formations destinées àl’obtention de brevets organisées en 2010 par les centres provinciauxde formation des services publics d’incendie, p. 60898.

136 bladzijden/pages

BELGISCHSTAATSBLAD

MONITEURBELGE

Publicatie overeenkomstig artikelen 472 tot 478 van deprogrammawet van 24 december 2002, gewijzigd door deartikelen 4 tot en met 8 van de wet houdende diverse bepalingenvan 20 juli 2005.

Le Moniteur belge peut être consulté à l’adresse :www.moniteur.be

Bestuur van het Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteen-weg 53, 1000 Brussel - Adviseur : A. Van Damme

Gratis tel. nummer : 0800-98 809

Publication conforme aux articles 472 à 478 de laloi-programme du 24 décembre 2002, modifiés par lesarticles 4 à 8 de la loiportant des dispositions diverses du20 juillet 2005.

Dit Belgisch Staatsblad kan geconsulteerd worden op :www.staatsblad.be

Direction du Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53,1000 Bruxelles - Conseiller : A. Van Damme

Numéro tél. gratuit : 0800-98 809

Page 2: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Föderaler Offentlicher Dienst Inneres9. AUGUST 1980 — Ordentliches Gesetz zur Reform der Institutionen Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache, S. 60893.

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

13 JUNI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 augus-tus 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het vervaardigen vanen de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen, betreffendede toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste vansommige bejaarde werklieden indien zij worden ontslagen, bl. 60899.

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2009,gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteengroe-ven en der groeven van uit te houwen kalksteen in de provincieHenegouwen, betreffende de tewerkstelling van personen behorend totde risicogroepen, bl. 60903.

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 januari 2010,gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot wijziging vande collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2001 betreffendede vorming en tewerkstelling, bl. 60904.

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 septem-ber 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en dehoutbewerking, tot vaststelling van de overgangsregeling in het kadervan de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler, bl. 60906.

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 2010,gesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel,betreffende het conventioneel brugpensioen, bl. 60910.

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2009,gesloten in het Paritair Comité voor de koopvaardij, tot wijziging vanartikel 31 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 1997 voorde scheepsgezellen ingeschreven in de Belgische Pool der zeelieden terkoopvaardij tewerkgesteld door een Luxemburgse maatschappij,bl. 60912.

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbin-dend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van29 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de audiovisuele sector,betreffende de anticrisismaatregelen, bl. 60914.

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbin-dend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 okto-ber 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de begrafenisonderne-mingen, betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging, bl. 60918.

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbin-dend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van22 maart 2010, gesloten in het Paritair Subcomité voor de beschuttewerkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschapscommissie,betreffende het stelsel van syndicaal verlof en syndicale vorming,bl. 60924.

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbin-dend wordt verklaard de beslissing genomen op 12 juli 2010 in hetParitair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten inuitvoering van de wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestatiesvan algemeen belang in vredestijd, bl. 60926.

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbin-dend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 decem-ber 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en deschoonheidszorgen, betreffende het anciënniteitsverlof - modaliteitenvoor de deeltijdse werknemers, bl. 60929.

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbin-dend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende de opleidingsplannen, bl. 60930.

Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale

13 JUIN 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 13 août 2009, conclue au sein de la Sous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en juteou en matériaux de remplacement, relative à l’octroi d’une indemnitécomplémentaire en faveur de certains ouvriers âgés en cas delicenciement, p. 60899.

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 8 juillet 2009, conclue au sein de la Sous-commission paritaire de l’industrie des carrières de petit granit et decalcaire à tailler de la province de Hainaut, relative à l’emploi depersonnes appartenant aux groupes à risque, p. 60903.

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 22 janvier 2010, conclue au sein de laCommission paritaire de l’industrie hôtelière, modifiant la conventioncollective de travail du 27 août 2001 relative à la formation et à l’emploi,p. 60904.

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 30 septembre 2009, conclue au sein de laCommission paritaire de l’ameublement et de l’industrie transforma-trice du bois, fixant le régime de transition dans le cadre del’introduction du deuxième pilier de pension sectoriel, p. 60906.

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 25 janvier 2010, conclue au sein de laCommission paritaire du commerce de détail indépendant, relative à laprépension conventionnelle, p. 60910.

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 15 juillet 2009, conclue au sein de la Commissionparitaire pour la marine marchande, modifiant l’article 31 de laconvention collective de travail du 5 mai 1997 pour les marinssubalternes inscrits au Pool belge des marins de la marine marchandeoccupés par une compagnie luxembourgeoise, p. 60912.

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 29 juin 2009, conclue au sein de laCommission paritaire pour le secteur audio-visuel, relative aux mesu-res anti-crise, p. 60914.

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 22 octobre 2009, conclue au sein de laCommission paritaire des pompes funèbres, relative au statut de ladélégation syndicale, p. 60918.

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 22 mars 2010, conclue au sein de laSous-commission paritaire pour les entreprises de travail adaptésubsidiées par la Commission communautaire française, relative ausystème de congé syndical et de formation syndicale, p. 60924.

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la décisionprise le 12 juillet 2010 au sein de la Commission paritaire desétablissements et des services de santé en exécution de la loi du19 août 1948 relative aux prestations d’intérêt public en temps de paix,p. 60926.

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 3 décembre 2009, conclue au sein de laCommission paritaire de la coiffure et des soins de beauté, relative aucongé d’ancienneté - modalités pour les travailleurs à temps partiel,p. 60929.

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 23 juin 2009, conclue au sein de laCommission paritaire des constructions métallique, mécanique etélectrique, relative aux plans de formation, p. 60930.

60882 BELGISCH STAATSBLAD − 11.10.2010 − MONITEUR BELGE

Page 3: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbin-dend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van26 juni 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- enhuisvestingsinrichtingen en -diensten van de Franse Gemeenschap, hetWaalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap, betreffende de bijko-mende opleidingsinspanningen, bl. 60932.

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbin-dend wordt verklaard de bijzondere collectieve arbeidsovereenkomstvan 13 november 2009, gesloten in het Paritair Comité voor hettuinbouwbedrijf, bl. 60934.

28 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit tot wijziging van deartikelen 59bis, 59quinquies en 59sexies van het koninklijk besluit van25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, bl. 60935.

Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid

26 AUGUSTUS 2010. — Koninklijk besluit tot wijziging van deartikelen 3, § 1, C, I, 18, § 2, B, 24, § 1, en 26, § 8, van de bijlage bijhet koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van denomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichteverzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen. Rechtzetting,bl. 60936.

26 AUGUSTUS 2010. — Koninklijk besluit tot wijziging van hetkoninklijk besluit van 23 maart 1982 tot vaststelling van het persoonlijkaandeel van de rechthebbenden of van de tegemoetkoming van deverzekering voor geneeskundige verzorging in het honorarium voorbepaalde verstrekkingen. Rechtzetting, bl. 60936.

26 AUGUSTUS 2010. — Koninklijk besluit tot wijziging van hetartikel 2, A, F en G, van de bijlage bij het koninklijk besluit van14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van degeneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voorgeneeskundige verzorging en uitkeringen. Rechtzetting, bl. 60936.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

24 SEPTEMBER 2010. — Besluit van de Brusselse HoofdstedelijkeRegering betreffende het bodemattest, bl. 60937.

Andere besluiten

Federale Overheidsdienst Financiën

Personeel. Eervolle ontslagverleningen, bl. 60946.

Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg

Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen. Benoeming vande leden van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit hetadministratief arrondissement Verviers, bl. 60946.

Federale Overheidsdienst Justitie

Gerechtsdeurwaarder. Vernietiging van de Raad van State, bl. 60947.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Vlaamse Gemeenschap

Vlaamse overheid

Bestuurszaken

Autonoom Gemeentebedrijf. Statutenwijziging. Goedkeuring, bl. 60947.

Economie, Wetenschap en Innovatie

Personeel. Ontslag. Pensioen, bl. 60947.

Landbouw en Visserij

Personeel. Benoeming in vast dienstverband, bl. 60948.

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 26 juin 2008, conclue au sein de laSous-commission paritaire des établissements et services d’éducation etd’hébergement de la Communauté française, de la Région wallonne etde la Communauté germanophone, relative aux efforts supplémentai-res en matière de formation, p. 60932.

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail particulière du 13 novembre 2009, conclue ausein de la Commission paritaire pour les entreprises horticoles,p. 60934.

28 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal modifiant les articles 59bis,59quinquies et 59sexies de l’arrêté royal du 25 novembre 1991 portantréglementation du chômage, p. 60935.

Service public fédéral Sécurité sociale

26 AOUT 2010. — Arrêté royal modifiant les articles 3, § 1er, C, I,18, § 2, B, 24, § 1er, et 26, § 8, de l’annexe à l’arrêté royal du14 septembre 1984 établissant la nomenclature des prestations de santéen matière d’assurance obligatoire soins de santé et indemnités. Avisrectificatif, p. 60936.

26 AOUT 2010. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du23 mars 1982 portant fixation de l’intervention personnelle desbénéficiaires ou de l’intervention de l’assurance soins de santé dans leshonoraires de certaines prestations. Avis rectificatif, p. 60936.

26 AOUT 2010. — Arrêté royal modifiant l’article 2, A, F et G,de l’annexe à l’arrêté royal du 14 septembre 1984 établissant lanomenclature des prestations de santé en matière d’assurance obliga-toire soins de santé et indemnités. Avis rectificatif, p. 60936.

Gouvernements de Communauté et de Région

Région de Bruxelles-Capitale

Ministère de la Région de Bruxelles-Capitale

24 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté du Gouvernement de la Région deBruxelles-Capitale relatif à l’attestation du sol, p. 60937.

Autres arrêtés

Service public fédéral Finances

Personnel. Démissions honorables, p. 60946.

Service public fédéral Emploi, Travail et Concertation sociale

Direction générale Relations collectives de travail. Nomination desmembres de la Sous-commission paritaire de l’industrie textile del’arrondissement administratif de Verviers, p. 60946.

Service public fédéral Justice

Huissier de justice. Annulation par le Conseil d’Etat, p. 60947.

Gouvernements de Communauté et de Région

60883BELGISCH STAATSBLAD − 11.10.2010 − MONITEUR BELGE

Page 4: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Leefmilieu, Natuur en Energie

Vlaams natuurreservaat, bl. 60948.

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed

Tijdelijke aanwijzing van een lid van de Vlaamse Woonraad,bl. 60948. — Provincie West-Vlaanderen. Gemeentelijk ruimtelijkuitvoeringsplan (RUP) N 16.1. Vichte-Parken-Kerkdreef, gemeenteAnzegem, bl. 60948. — Ruimtelijke ordening, bl. 60949.

Officiële berichten

Grondwettelijk Hof

Uittreksel uit arrest nr. 72/2010 van 23 juni 2010, bl. 60951.

Uittreksel uit arrest nr. 79/2010 van 1 juli 2010, bl. 60961.

Uittreksel uit arrest nr. 81/2010 van 1 juli 2010, bl. 60966.

Uittreksel uit arrest nr. 82/2010 van 1 juli 2010, bl. 60971.

VerfassungsgerichtshofAuszug aus dem Urteil Nr. 72/2010 vom 23. Juni 2010, S. 60956.Auszug aus dem Urteil Nr. 79/2010 vom 1. Juli 2010, S. 60963.Auszug aus dem Urteil Nr. 81/2010 vom 1. Juli 2010, S. 60969.Auszug aus dem Urteil Nr. 82/2010 vom 1. Juli 2010, S. 60974.

Rechterlijke Macht

Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, bl. 60976. — Recht-bank van koophandel te Brussel. Erratum, bl. 60976.

Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie

Specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van Eritrea. Berichtvan verbod. Verordening (EU) nr. 667/2010 van de Raad van 26 juli 2010,bl. 60976.

Gemeenschaps- en Gewestregeringen

Vlaamse Gemeenschap

Jobpunt Vlaanderen

Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving voor een veilig-heidsadviseur (m/v) (niveau A) voor het Departement Bestuurszakenvan de Vlaamse overheid, bl. 60977.

Vlaamse overheid

Bekendmaking van definitieve vaststelling, bl. 60977.

De Wettelijke Bekendmakingen en Verschillende Berichten wor-den niet opgenomen in deze inhoudsopgave en bevinden zich vanbl. 60978 tot bl. 61016.

Région wallonne

Service public de Wallonie

Routes de la Région wallonne, p. 60949.

3 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté ministériel relatif à l’expropriationde biens immeubles à Pecq, p. 60949.

3 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté ministériel relatif à l’expropriationde biens immeubles à Tournai, p. 60950.

Avis officiels

Cour constitutionnelle

Extrait de l’arrêt n° 72/2010 du 23 juin 2010, p. 60953.

Extrait de l’arrêt n° 79/2010 du 1er juillet 2010, p. 60958.

Extrait de l’arrêt n° 81/2010 du 1er juillet 2010, p. 60968.

Extrait de l’arrêt n° 82/2010 du 1er juillet 2010, p. 60972.

Pouvoir judiciaire

Tribunal de première instance de Termonde, p. 60976. — Tribunal decommerce de Bruxelles. Erratum, p. 60976.

Service public fédéral Economie, P.M.E., Classes moyennes et Energie

Mesures restrictives spécifiques à l’égard de l’Erythrée. Avis d’inter-diction. Règlement (UE) n° 667/2010 du Conseil du 26 juillet 2010,p. 60976.

Gouvernements de Communauté et de Région

Région wallonne

Service public de Wallonie

Information relative à l’attribution des contrats de service public detransport de personnes en Wallonie (article 7 du Règlementeuropéen 1370/2007), p. 60977.

Les Publications légales et Avis divers ne sont pas repris dans cesommaire mais figurent aux pages 60978 à 61016.

60884 BELGISCH STAATSBLAD − 11.10.2010 − MONITEUR BELGE

Page 5: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGENLOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS

GRONDWETTELIJK HOF

[2010/203767]N. 2010 — 3434Uittreksel uit arrest nr. 80/2010 van 1 juli 2010

Rolnummer 4763In zake : het beroep tot vernietiging van artikel 69 van de wet van 14 april 2009 houdende verscheidene wijzigingen

inzake verkiezingen, ingesteld door Luc Lamine.Het Grondwettelijk Hof,samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen,

A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, en, overeenkomstig artikel 60bisvan de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, emeritus voorzitter P. Martens, bijgestaan doorde griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,

wijst na beraad het volgende arrest :I. Onderwerp van het beroep en rechtsplegingBij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 17 augustus 2009 ter post aangetekende brief en ter griffie

is ingekomen op 18 augustus 2009, heeft Luc Lamine, die keuze van woonplaats doet te 2840 Rumst, Lazarusstraat 7,beroep tot vernietiging ingesteld van artikel 69 van de wet van 14 april 2009 houdende verscheidene wijzigingen inzakeverkiezingen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 15 april 2009, derde editie).

(...)II. In rechte(...)Ten aanzien van de bestreden bepalingen en de context ervanB.1. Het bestreden artikel 69 van de wet van 14 april 2009 houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen

bepaalt :« De wijzigingen aangebracht aan het Kieswetboek door de artikelen 21 tot 23 van onderhavige wet zijn niet van

toepassing op de daders van misdrijven, die op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze wijzigingen hetvoorwerp waren van een definitieve veroordeling ».

De overgangsregeling waarin de bestreden bepaling voorziet, is op 15 april 2009 in werking getreden.B.2.1. Vóór de wijziging ervan bij de artikelen 21 tot 23 van de voormelde wet van 14 april 2009 bepaalden de

artikelen 6, 7, eerste lid, 2o, 9 en 9bis van het Kieswetboek :« Art. 6. Van het kiesrecht zijn voorgoed uitgesloten en tot de stemming mogen niet worden toegelaten zij die tot

een criminele straf zijn veroordeeld.Art. 7. In de uitoefening van kiesrecht worden geschorst en tot de stemming mogen niet worden toegelaten zolang

die onbekwaamheid duurt :[...]2o Zij die tot een gevangenisstraf van meer dan vier maanden zijn veroordeeld, met uitsluiting van degenen die

veroordeeld zijn op grond van de artikelen 419 en 420 van het Strafwetboek.De onbekwaamheid duurt zes jaar wanneer de straf meer dan vier maanden tot minder dan drie jaar bedraagt en

twaalf jaar wanneer de straf ten minste drie jaar bedraagt.[...]Art. 9. Is de veroordeling uitgesproken met uitstel dan wordt de in artikel 7, 2o, bedoelde onbekwaamheid

opgeschorst tijdens de duur van het uitstel.Is de veroordeling gedeeltelijk met uitstel uitgesproken dan wordt voor de toepassing van de bepalingen van

artikel 7, 2o, alleen rekening gehouden met het gedeelte zonder uitstel uitgesproken.Wordt de veroordeling uitvoerbaar dan begint de schorsing van het kiesrecht die er uit voortvloeit, op de dag van

de nieuwe veroordeling of van de beslissing tot intrekking van het uitstel.Art. 9bis. Bij veroordeling tot verschillende straffen bedoeld in artikel 7, 2o, worden de daaruit voortvloeiende

onbekwaamheden gecumuleerd zonder dat evenwel de totale duur twaalf jaar mag overschrijden.Hetzelfde geldt bij nieuwe veroordeling tot één of meer straffen bedoeld in artikel 7, 2o, uitgesproken tijdens de

duur van de onbekwaamheid die volgt uit een voorgaande veroordeling, zonder dat nochtans de onbekwaamheidminder dan zes jaar na de laatste veroordeling kan ophouden ».

B.2.2. In zijn arrest nr. 187/2005 van 14 december 2005 heeft het Hof voor recht gezegd, als antwoord opprejudiciële vragen, dat het voormelde artikel 7, eerste lid, 2o, van het Kieswetboek, in de redactie eraan gegeven doorartikel 149 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, de artikelen 10 en 11 van deGrondwet schendt in zoverre het het kiesrecht van veroordeelden bedoeld in die bepaling van rechtswege schorst.

In dat arrest heeft het Hof geoordeeld dat « ofschoon artikel 7, eerste lid, 2o, van het Kieswetboek inovereenstemming blijft met de in 1894 nagestreefde wettige doelstelling, het onevenredige gevolgen heeft, in zoverrehet veroordeelde personen hun kiesrecht van rechtswege ontzegt, gedurende een termijn die veel langer kan duren dandie van de uitvoering van de straf ».

B.2.3. Door de artikelen 21 tot 23 van de wet van 14 april 2009 aan te nemen, heeft de wetgever een antwoord willengeven op de in het voormelde arrest nr. 187/2005 vastgestelde ongrondwettigheid (Parl. St., Kamer, 2008-2009,DOC 52-1799/001, p. 4).

Die artikelen 21 tot 23 bepalen :« Art. 21. Artikel 6 van het Kieswetboek, gewijzigd bij de wet van 5 juli 1976, wordt vervangen als volgt :’ Art. 6. Van het kiesrecht zijn definitief uitgesloten en tot de stemming mogen niet worden toegelaten zij die

levenslang ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling. ’Art. 22. Artikel 7, eerste lid, 2o, van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet 21 december 1994, wordt vervangen

als volgt :’ 2o zij die voor een bepaalde duur ontzet zijn van de uitoefening van het kiesrecht door veroordeling. ’

60885BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 6: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 23. Artikel 9 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij de wet van 5 juli 1976, en artikel 9bis van hetzelfde Wetboek,ingevoegd bij de wet van 5 juli 1976, worden opgeheven ».

Ten gevolge van die wijzigingen werd het voorheen bestaande systeem van de automatische ontzetting uit hetkiesrecht in geval van bepaalde veroordelingen, vervangen door een facultatief systeem waarbij de rechter deveroordeling gepaard kan laten gaan met een ontzetting uit het kiesrecht.

B.2.4. De wetgever heeft het noodzakelijk geacht die nieuwe regeling, bij wege van overgangsmaatregel, niet vantoepassing te verklaren op de daders van misdrijven die op het ogenblik van de inwerkingtreding van die nieuwebepalingen - op 15 april 2009 - het voorwerp van een definitieve veroordeling waren.

Die overgangsmaatregel, opgenomen in artikel 69 van de wet van 14 april 2009, maakt het voorwerp uit van hethuidige beroep.

Ten aanzien van de ontvankelijkheid van het middelB.3.1. De Ministerraad is van oordeel dat het middel niet ontvankelijk is, om reden van de onduidelijkheid ervan.

In het middel zou niet worden aangegeven op welke wijze de aangevoerde schendingen met de aangehaaldetoetsingsnormen in verband te brengen zijn. De verzoekende partij zou haar uiteenzetting beperken tot een louteresamenvoeging van argumenten die uit het arrest nr. 187/2005 zouden zijn overgenomen.

B.3.2. Uit de uiteenzetting van het middel valt af te leiden dat de verzoekende partij een verschil in behandelingbekritiseert tussen de daders van misdrijven, wat de ontzetting uit het kiesrecht betreft, naargelang tegen hen eendefinitieve veroordeling werd uitgesproken vóór of vanaf de inwerkingtreding van de bestreden bepaling.

Bovendien heeft de uiteenzetting van de verzoekende partij in haar verzoekschrift de Ministerraad niet verhinderdzich dienaangaande te verweren.

B.3.3. De exceptie wordt verworpen.Ten grondeB.4. De verzoekende partij voert een enig middel aan, afgeleid uit de schending, door de bestreden bepaling, van

de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 3 van het Eerste Aanvullend Protocol bij hetEuropees Verdrag voor de rechten van de mens, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 14 van dat EuropeesVerdrag, en met de artikelen 25, b), en 26 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, inzoverre zij de vroegere artikelen 7, eerste lid, 2o, 9 en 9bis van het Kieswetboek, zoals die vóór de inwerkingtreding vande wet van 14 april 2009 golden, voor de toekomst zou handhaven.

B.5.1. De rechten om te kiezen en verkozen te worden, die onder meer voortvloeien uit het Eerste AanvullendProtocol bij het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, moeten op grond van artikel 14 van dat Verdrag en deartikelen 10 en 11 van de Grondwet zonder discriminatie worden verzekerd. Ofschoon het voor de democratie en derechtsstaat om fundamentele rechten gaat, zijn ze echter niet absoluut en kunnen ze aan beperkingen wordenonderworpen.

Deze beperkingen mogen niet automatisch en algemeen zijn. De beslissing over het ontnemen van het kiesrechtdient door een rechter te worden genomen, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden, en er moet eenverband bestaan tussen het gepleegde misdrijf en aangelegenheden die te maken hebben met verkiezingen endemocratische instellingen (EHRM, grote kamer, 6 oktober 2005, Hirst t. Verenigd Koninkrijk (nr. 2), § 82).

De essentiële bedoeling van die criteria is om het ontnemen van het kiesrecht als een uitzondering in te stellen,zelfs voor veroordeelde gevangenen, waarbij wordt gewaarborgd dat een dergelijke maatregel met een specifiekeredengeving gepaard gaat, vermeld in een individuele beslissing waarin wordt uitgelegd waarom het ontnemen vanhet kiesrecht in de omstandigheden van de zaak noodzakelijk was (EHRM, 8 april 2010, Frodl t. Oostenrijk, § 35).

B.5.2. Artikel 8, tweede lid, van de Grondwet bepaalt :« De Grondwet en de overige wetten op de politieke rechten bepalen welke de vereisten zijn waaraan men moet

voldoen, benevens de staat van Belg, om die rechten te kunnen uitoefenen ».Artikel 61 van de Grondwet bepaalt :« De leden van de Kamer van volksvertegenwoordigers worden rechtstreeks gekozen door de burgers die volle

achttien jaar oud zijn en die niet verkeren in een der gevallen van uitsluiting bij de wet bepaald.Ieder kiezer heeft recht op slechts één stem ».Naar die bepaling wordt verwezen voor wat de verkiezing van de senatoren betreft (artikel 67, § 1, eerste lid, 1o

en 2o, van de Grondwet).B.5.3. Wat betreft de verkiesbaarheid, vereisen artikel 64, 2o, voor de Kamer van volksvertegenwoordigers en

artikel 69, 2o, voor de Senaat, van de kandidaat dat hij het genot heeft van de burgerlijke en politieke rechten.Analoge bepalingen gelden voor andere verkiezingen.

B.5.4. De wetgever put uit de voormelde bepalingen de bevoegdheid om vast te stellen welke burgers wordenuitgesloten van het recht op deelname aan de verkiezingen.

B.5.5. De bestreden overgangsmaatregel houdt een beperking in van het kiesrecht van degenen die op het ogenblikvan de inwerkingtreding ervan - 15 april 2009 -, het voorwerp waren van een definitieve strafrechtelijke veroordeling.Hij voert aldus een verschil in behandeling in tussen daders van misdrijven, naargelang tegen hen een definitievestrafrechtelijke veroordeling was uitgesproken vóór of vanaf 15 april 2009.

Daders van misdrijven tegen wie op die datum nog geen definitieve veroordeling was uitgesproken, zullen onderde nieuwe bepalingen van het Kieswetboek ressorteren. Dat betekent dat een veroordeling tot een bepaaldegevangenisstraf niet langer van rechtswege een ontzetting van hun kiesrecht zal meebrengen. Zulks zal enkel het gevalzijn indien zij in de rechterlijke beslissing waarbij zij strafrechtelijk worden veroordeeld, bovendien voor een bepaaldeduur uit hun kiesrecht worden ontzet.

Ten aanzien van de daders van misdrijven die vóór 15 april 2009 wel reeds bij wege van een definitieve rechterlijkebeslissing tot een bepaalde gevangenisstraf werden veroordeeld, blijven daarentegen de oude bepalingen van hetKieswetboek gelden, zodat een dergelijke veroordeling van rechtswege een ontzetting van het kiesrecht voor debetrokkenen meebrengt.

B.5.6. In de parlementaire voorbereiding wordt het doel dat door de wetgever met de bestreden maatregel wordtnagestreefd als volgt verantwoord :

« Het betreft hier een overgangsbepaling. Ze beoogt het wegnemen van elke ambivalentie betreffende het feit datde wijzigingen die door de wet in ontwerp aangebracht zijn op het Kieswetboek, noch als doel, noch als gevolg hebbenom de personen terug het genot van hun kiesrecht te geven die het werd ontzegd als gevolg van een criminele ofcorrectionele straf die op het tijdstip van het van kracht worden van de wet in kracht van gewijsde is getreden.

Een dergelijk herstel zou als abnormaal gevolg hebben dat de personen die definitief veroordeeld werdenvooraleer de wet van kracht wordt, terug volledig zouden kunnen genieten van hun kiesrecht, terwijl de personen diena het van kracht worden veroordeeld worden voor gelijkaardige feiten, in aanmerking komen om levenslang of vooreen door de strafrechter vast te leggen termijn ontzet te worden uit de uitoefening van dit recht.

60886 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 7: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

De artikelen die aan de strafrechter de bevoegdheid verlenen om het kiesrecht op te schorten, beogen hetvervangen van een systeem van het automatisch ontzetten uit het kiesrecht door een facultatief systeem. Deze wijzigingverzacht dus het regime van het verbod van het kiesrecht in geval van een strafrechtelijke veroordeling. Ze zal derhalveonmiddellijk van toepassing zijn op de lopende zaken, in overeenstemming met de principes die voortvloeien uitartikel 2 van het Strafwetboek en uit artikel 15 van het internationaal Pact betreffende de burgerlijke en politiekerechten » (Parl. St., Kamer, 2008-2009, DOC 52-1799/001, p. 20).

B.5.7. Door de wijzigingen aangebracht in het Kieswetboek bij de artikelen 21 tot 23 van de wet van 14 april 2009houdende verscheidene wijzigingen inzake verkiezingen van toepassing te verklaren op de daders van misdrijven,die op het ogenblik van de inwerkingtreding van die wijzigingen niet het voorwerp waren van een definitieveveroordeling, doch zulks niet te doen op de daders van misdrijven die op dat ogenblik het voorwerp waren van eendefinitieve veroordeling, heeft de wetgever een maatregel genomen vanuit de zorg om, voor de toekomst,de ongrondwettigheid die het Hof heeft vastgesteld in zijn arrest nr. 187/2005, ongedaan te maken.

De bestreden overgangsbepaling zou niet tot gevolg kunnen hebben het voormelde arrest nr. 187/2005 van zijnrechtsgevolgen te beroven. Artikel 7, eerste lid, 2o, van het Kieswetboek, zoals van toepassing vóór de wijzigingendaarin aangebracht bij artikel 22 van de wet van 14 april 2009, is bijgevolg onbestaanbaar met de artikelen 10 en 11 vande Grondwet in zoverre het veroordeelde personen hun kiesrecht van rechtswege ontzegt.

Personen wier kiesrecht is geschorst op grond van het oude artikel 7, eerste lid, 2o, van het Kieswetboek kunnen,wanneer zij op grond van het voormelde arrest van oordeel zijn dat zij ten onrechte weggelaten zijn uit de kieslijsten,gebruik maken van de bezwaarprocedure bepaald in hoofdstuk II van titel II van het Kieswetboek en, zo zij geengenoegdoening verkrijgen, met toepassing van de artikelen 27 en volgende van het Kieswetboek beroep instellen bij hethof van beroep. Dat rechtscollege zal op grond van artikel 26, § 2, tweede lid, 2o, van de bijzondere wet van6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof in een dergelijk geval, rekening houdend met het arrest nr. 187/2005, het oudeartikel 7, eerste lid, 2o, van het Kieswetboek buiten toepassing dienen te laten, vermits die bepaling onbestaanbaar ismet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij veroordeelde personen hun kiesrecht van rechtswege ontzegt.

B.6. Uit wat voorafgaat vloeit voort dat de bestreden bepaling niet de gevolgen heeft die zijn beschreven in B.4,en dat, bijgevolg, de hierin vermelde bepalingen niet zijn geschonden.

Om die redenen,het Hof,rekening houdend met wat vermeld staat in B.5.7, verwerpt het beroep.Aldus uitgesproken in het Nederlands, het Frans en het Duits, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet

van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 1 juli 2010.De griffier, De voorzitter,P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

COUR CONSTITUTIONNELLE

[2010/203767]F. 2010 — 3434Extrait de l’arrêt n° 80/2010 du 1er juillet 2010

Numéro du rôle : 4763En cause : le recours en annulation de l’article 69 de la loi du 14 avril 2009 portant diverses modifications en matière

électorale, introduit par Luc Lamine.La Cour constitutionnelle,composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, des juges R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen,

J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels et T. Merckx-Van Goey, et, conformément à l’article 60bis de la loispéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, du président émérite P. Martens, assistée du greffierP.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Bossuyt,

après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant :I. Objet du recours et procédurePar requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 17 août 2009 et parvenue au greffe le

18 août 2009, Luc Lamine, faisant élection de domicile à 2840 Rumst, Lazarusstraat 7, a introduit un recours enannulation de l’article 69 de la loi du 14 avril 2009 portant diverses modifications en matière électorale (publiée auMoniteur belge du 15 avril 2009, troisième édition).

(...)II. En droit(...)Quant aux dispositions attaquées et au contexte de celles-ciB.1. L’article 69 attaqué de la loi du 14 avril 2009 portant diverses modifications en matière électorale dispose :« Les modifications apportées au Code électoral par les articles 21 à 23 de la présente loi ne s’appliquent pas aux

auteurs d’infractions ayant fait l’objet d’une condamnation définitive au moment de leur entrée en vigueur ».Le régime transitoire prévu par cette disposition est entré en vigueur le 15 avril 2009.B.2.1. Avant leur modification par les articles 21 à 23 de la loi précitée du 14 avril 2009, les articles 6, 7, alinéa 1er,

2o, 9 et 9bis du Code électoral disposaient :« Art. 6. Sont définitivement exclus de l’électorat et ne peuvent être admis au vote, ceux qui ont été condamnés à

une peine criminelle.Art. 7. Sont frappés de la suspension des droits électoraux et ne peuvent être admis au vote pendant la durée de

l’incapacité :[...]2o ceux qui ont été condamnés à une peine d’emprisonnement de plus de quatre mois, à l’exception de ceux qui

ont été condamnés sur la base des articles 419 et 420 du Code pénal.La durée de l’incapacité est de six ans si la peine est de plus de quatre mois à moins de trois ans, et de douze ans

si la peine est de trois ans au moins;[...]

60887BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 8: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 9. Si la condamnation est prononcée avec sursis, l’incapacité prévue à l’article 7, 2o, est suspendue pendant ladurée du sursis.

Si la condamnation est prononcée partiellement avec sursis, seule la partie de la peine prononcée sans sursis està prendre en considération pour l’application des dispositions de l’article 7, 2o.

Si la condamnation devient exécutoire, la suspension du droit de vote qui en résulte prend cours à dater de lanouvelle condamnation ou de la décision révoquant le sursis.

Art. 9bis. En cas de condamnation à plusieurs peines visées à l’article 7, 2o, les incapacités résultant de chacuned’elles sont cumulées, sans qu’elles puissent néanmoins excéder une durée de douze ans.

Il en est de même, en cas de nouvelle condamnation à une ou plusieurs peines visées à l’article 7, 2o, prononcéependant la durée de l’incapacité résultant d’une condamnation antérieure sans toutefois que l’incapacité puisse prendrefin moins de six ans après la dernière condamnation ».

B.2.2. Dans son arrêt no 187/2005 du 14 décembre 2005, la Cour, répondant à des questions préjudicielles, a dit pourdroit que l’article 7, alinéa 1er, 2o, précité du Code électoral, dans la rédaction que lui avait donnée l’article 149 de laloi du 21 décembre 1994 portant des dispositions sociales et diverses, viole les articles 10 et 11 de la Constitution en cequ’il suspend de plein droit les droits électoraux des condamnés que cet article vise.

Dans cet arrêt, la Cour a jugé que, « si l’article 7, alinéa 1er, 2o, du Code électoral continue d’être conforme àl’objectif légitime poursuivi en 1894, il a des effets disproportionnés en ce qu’il prive de plein droit de leurs droitsélectoraux des personnes condamnées, pendant un délai qui peut être très supérieur à celui de l’exécution de leurpeine ».

B.2.3. En adoptant les articles 21 à 23 de la loi du 14 avril 2009, le législateur a voulu apporter une réponse àl’inconstitutionnalité constatée dans l’arrêt no 187/2005 précité (Doc. parl., Chambre, 2008-2009, DOC 52-1799/001, p. 4).

Ces articles 21 à 23 disposent :

« Art. 21. L’article 6 du Code électoral, modifié par la loi du 5 juillet 1976, est remplacé par ce qui suit :

’ Art. 6. Sont définitivement exclus de l’électorat et ne peuvent être admis au vote, ceux qui ont été interdits àperpétuité de l’exercice du droit de vote par condamnation. ’

Art. 22. L’article 7, alinéa 1er, 2o, du même Code, modifié par la loi du 21 décembre 1994, est remplacé par ce quisuit :

’ 2o ceux qui ont été interdits temporairement de l’exercice du droit de vote par condamnation. ’

Art. 23. L’article 9 du même Code, modifié par la loi du 5 juillet 1976, et l’article 9bis du même Code, inséré parla loi du 5 juillet 1976, sont abrogés ».

Par suite de ces modifications, le système antérieur de l’interdiction automatique des droits électoraux quis’appliquait dans le cas de certaines condamnations est remplacé par un système facultatif permettant au juge d’assortirla condamnation d’une interdiction des droits électoraux.

B.2.4. Le législateur a toutefois estimé nécessaire d’adopter une mesure transitoire aux termes de laquelle cenouveau régime n’est pas déclaré applicable aux auteurs d’infractions qui avaient fait l’objet d’une condamnationdéfinitive au moment de l’entrée en vigueur des nouvelles dispositions, le 15 avril 2009.

Cette mesure transitoire, qui figure à l’article 69 de la loi du 14 avril 2009, constitue l’objet du présent recours.

Quant à la recevabilité du moyen

B.3.1. Le Conseil des ministres estime que le moyen n’est pas recevable, en raison de son imprécision. Le moyenn’indiquerait pas en quoi les violations dénoncées seraient liées aux normes de contrôle citées. La partie requérantelimiterait son exposé à une simple addition d’arguments qui seraient empruntés à l’arrêt no 187/2005.

B.3.2. Il se déduit de l’exposé du moyen que la partie requérante critique une différence de traitement entre lesauteurs d’infractions, en ce qui concerne l’interdiction des droits électoraux, selon qu’une condamnation définitive a étéprononcée contre eux avant ou à partir de l’entrée en vigueur de la disposition attaquée.

En outre, l’exposé figurant dans la requête de la partie requérante n’a pas empêché le Conseil des ministres de sedéfendre à ce sujet.

B.3.3. L’exception est rejetée.

Quant au fond

B.4. La partie requérante prend un moyen unique de la violation, par la disposition attaquée, des articles 10 et 11de la Constitution, combinés avec l’article 3 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droitsde l’homme, en combinaison ou non avec l’article 14 de cette Convention européenne, et avec les articles 25, b), et 26du Pacte international relatif aux droits civils et politiques, en ce qu’elle maintiendrait pour le futur les anciensarticles 7, alinéa 1er, 2o, 9 et 9bis du Code électoral, tels que ceux-ci s’appliquaient avant l’entrée en vigueur de la loidu 14 avril 2009.

B.5.1. Les droits d’élire et d’être élu, qui découlent notamment du Premier Protocole additionnel à la Conventioneuropéenne des droits de l’homme, doivent, en vertu de l’article 14 de cette Convention et des articles 10 et 11 de laConstitution, être garantis sans discrimination. S’il s’agit de droits fondamentaux pour la démocratie et l’Etat de droit,ils ne sont cependant pas absolus et peuvent faire l’objet de restrictions.

Ces restrictions ne peuvent pas être automatiques et générales. La décision de privation des droits électoraux doitêtre prise par un juge, compte tenu des circonstances particulières, et un lien doit exister entre l’infraction commise etles matières qui sont liées aux élections et aux institutions démocratiques (CEDH, grande chambre, 6 octobre 2005,Hirst c. Royaume-Uni (no 2), § 82).

L’objectif essentiel de ces critères est de faire de la privation des droits électoraux une exception, même dans le casde détenus condamnés, en garantissant qu’une telle mesure s’accompagne d’un raisonnement spécifique figurant dansune décision individuelle qui expose la raison pour laquelle, dans les circonstances du cas, il était nécessaire de priverl’individu de ses droits électoraux (CEDH, 8 avril 2010, Frodl c. Autriche, § 35).

60888 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 9: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.5.2. L’article 8, alinéa 2, de la Constitution dispose :

« La Constitution et les autres lois relatives aux droits politiques, déterminent quelles sont, outre cette qualité deBelge, les conditions nécessaires pour l’exercice de ces droits ».

L’article 61 de la Constitution dispose :

« Les membres de la Chambre des représentants sont élus directement par les citoyens âgés de dix-huit ansaccomplis et ne se trouvant pas dans l’un des cas d’exclusion prévus par la loi.

Chaque électeur n’a droit qu’à un vote ».

Il est renvoyé à cette disposition en ce qui concerne l’élection des sénateurs (article 67, § 1er, alinéa 1er, 1o et 2o,de la Constitution).

B.5.3. En ce qui concerne l’éligibilité, l’article 64, 2o, pour la Chambre des représentants, et l’article 69, 2o, pour leSénat, exigent du candidat qu’il jouisse des droits civils et politiques. Des dispositions analogues s’appliquent àd’autres élections.

B.5.4. Le législateur puise dans les dispositions précitées la compétence de déterminer quels sont les citoyens exclusdu droit de participer aux élections.

B.5.5. La mesure transitoire attaquée contient une restriction des droits électoraux de ceux qui avaient fait l’objetd’une condamnation pénale définitive au moment de l’entrée en vigueur de celle-ci, le 15 avril 2009. Elle crée ainsi unedifférence de traitement entre les auteurs d’infractions selon qu’une condamnation pénale définitive avait étéprononcée à leur encontre avant ou à partir du 15 avril 2009.

Les auteurs d’infractions contre lesquels aucune condamnation définitive n’avait encore été prononcée à cettedate relèveront des nouvelles dispositions du Code électoral. Cela signifie qu’une condamnation à une peined’emprisonnement déterminée n’entraînera plus de plein droit une privation de leurs droits électoraux. Ce ne sera lecas que si, dans la décision judiciaire les condamnant pénalement, ils sont en outre interdits, pour une périodedéterminée, d’exercer leurs droits électoraux.

A l’égard des auteurs d’infractions qui avaient déjà été condamnés avant le 15 avril 2009 par une décision judiciairedéfinitive à une peine d’emprisonnement déterminée, les anciennes dispositions du Code électoral continuent enrevanche de s’appliquer, de sorte qu’une condamnation de ce type entraîne de plein droit pour les intéressés uneprivation de leurs droits électoraux.

B.5.6. Dans les travaux préparatoires, l’objectif que poursuivait le législateur par la mesure attaquée est précisécomme suit :

« Il s’agit d’une disposition transitoire. Elle vise à lever toute ambiguïté quant au fait que les modificationsapportées au Code électoral par la loi en projet n’ont ni pour but ni pour effet de rétablir dans la jouissance de leur droitde vote les personnes qui en ont été privées suite à une condamnation criminelle ou correctionnelle passée en force dechose jugée au moment de l’entrée en vigueur de la loi.

Un tel rétablissement produirait cette conséquence anormale que les personnes condamnées de manière définitiveavant l’entrée en vigueur de la loi retrouveraient toutes, de plein droit, la jouissance de leur droit de vote, alors que lespersonnes condamnées après cette entrée en vigueur pour des faits similaires seront susceptibles de se voir privées àperpétuité ou pour un terme à fixer par le juge pénal de l’exercice de ce droit.

Les articles attribuant au juge pénal le pouvoir de prononcer la suspension du droit de vote, visent à remplacer unsystème de privation automatique du droit de vote par un système facultatif. Cette modification adoucit donc le régimed’interdiction du droit de vote en cas de condamnation pénale. Elle sera dès lors d’application immédiate aux affairesen cours, conformément aux principes découlant de l’article 2 du Code pénal et de l’article 15 du Pacte internationalrelatif aux droits civils et politiques » (Doc. parl., Chambre, 2008-2009, DOC 52-1799/001, p. 20).

B.5.7. En rendant les modifications apportées au Code électoral par les articles 21 à 23 de la loi du 14 avril 2009portant diverses modifications en matière électorale applicables aux auteurs d’infractions n’ayant pas fait l’objet, aumoment de l’entrée en vigueur de ces modifications, d’une condamnation définitive, mais en ne disposant pas de mêmeà l’égard des auteurs d’infractions ayant fait l’objet, à ce moment, d’une condamnation définitive, le législateur a prisune mesure guidée par le souci de mettre fin, pour l’avenir, à l’inconstitutionnalité constatée par la Cour dans son arrêtno 187/2005.

La disposition transitoire attaquée ne pourrait avoir pour conséquence de priver de ses effets juridiques l’arrêtno 187/2005 précité. L’article 7, alinéa 1er, 2o, du Code électoral, tel qu’il était d’application avant les modificationsapportées par l’article 22 de la loi du 14 avril 2009, est, dès lors, incompatible avec les articles 10 et 11 de la Constitutionen ce qu’il prive de plein droit de leurs droits électoraux des personnes condamnées.

Les personnes dont les droits électoraux ont été suspendus en application de l’article 7, alinéa 1er, 2o, ancien, duCode électoral peuvent, lorsqu’elles estiment, sur la base de l’arrêt précité, qu’elles ont été indûment écartées des listesélectorales, faire usage de la procédure de réclamation fixée au chapitre II du titre II du Code électoral et, si ellesn’obtiennent pas satisfaction, interjeter appel auprès de la cour d’appel en application des articles 27 et suivants duCode électoral. Dans un tel cas, cette juridiction devra, en vertu de l’article 26, § 2, alinéa 2, 2o, de la loi spéciale du6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, tenant compte de l’arrêt no 187/2005, déclarer inapplicable l’article 7,alinéa 1er, 2o, ancien, du Code électoral, cette disposition étant incompatible avec les articles 10 et 11 de la Constitutionen ce qu’elle prive de plein droit de leurs droits électoraux des personnes condamnées.

B.6. Il découle de ce qui précède que la disposition attaquée n’a pas les effets décrits en B.4 et que, par conséquent,les dispositions qui y sont mentionnées ne sont pas violées.

Par ces motifs,

la Cour,

compte tenu de ce qui est dit en B.5.7, rejette le recours.

Ainsi prononcé en langue néerlandaise, en langue française et en langue allemande, conformément à l’article 65 dela loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l’audience publique du 1er juillet 2010.

Le greffier, Le président,

P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

60889BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 10: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

VERFASSUNGSGERICHTSHOF

[2010/203767]D. 2010 — 3434Auszug aus dem Urteil Nr. 80/2010 vom 1. Juli 2010

Geschäftsverzeichnisnummer 4763In Sachen: Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 69 des Gesetzes vom 14. April 2009 zur Abänderung

verschiedener Bestimmungen in Wahlangelegenheiten, erhoben von Luc Lamine.Der Verfassungsgerichtshof,zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Bossuyt und M. Melchior, den Richtern R. Henneuse, E. De Groot,

L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels und T. Merckx-Van Goey, und dememeritierten Vorsitzenden P. Martens gemäß Artikel 60bis des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über denVerfassungsgerichtshof, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden M. Bossuyt,

verkündet nach Beratung folgendes Urteil:I. Gegenstand der Klage und VerfahrenMit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 17. August 2009 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt

wurde und am 18. August 2009 in der Kanzlei eingegangen ist, erhob Luc Lamine, der in 2840 Rumst, Lazarusstraat 7,Domizil erwählt hat, Klage auf Nichtigerklärung von Artikel 69 des Gesetzes vom 14. April 2009 zur Abänderungverschiedener Bestimmungen in Wahlangelegenheiten (veröffentlicht im Belgischen Staatsblatt vom 15. April 2009,dritte Ausgabe).

(...)II. In rechtlicher Beziehung(...)In Bezug auf die angefochtenen Bestimmungen und deren KontextB.1. Der angefochtene Artikel 69 des Gesetzes vom 14. April 2009 zur Abänderung verschiedener Bestimmungen

in Wahlangelegenheiten bestimmt:«Die durch die Artikel 21 bis 23 des vorliegenden Gesetzes am Wahlgesetzbuch angebrachten Abänderungen sind

nicht auf Urheber von Straftaten anwendbar, die zum Zeitpunkt des Inkrafttretens dieser Abänderungen Gegenstandeiner endgültigen Verurteilung waren».

Die in der angefochtenen Bestimmung vorgesehene Übergangsregelung ist am 15. April 2009 in Kraft getreten.B.2.1. Vor ihrer Abänderung durch die Artikel 21 bis 23 des vorerwähnten Gesetzes vom 14. April 2009 bestimmten

die Artikel 6, 7 Absatz 1 Nr. 2, 9 und 9bis des Wahlgesetzbuches:«Art. 6. Zu einer Kriminalstrafe verurteilte Personen sind endgültig vom Wahlrecht ausgeschlossen und dürfen

nicht zur Stimmabgabe zugelassen werden.Art. 7. Es fällt unter die Aussetzung des Wahlrechts und darf während der Unfähigkeitsperiode nicht zur

Stimmabgabe zugelassen werden:[...]2. wer zu einer Gefängnisstrafe von mehr als vier Monaten verurteilt wurde, mit Ausnahme derjenigen,

die aufgrund der Artikel 419 und 420 des Strafgesetzbuches verurteilt wurden.Die Dauer der Unfähigkeit beläuft sich auf sechs Jahre, wenn die Strafe mehr als vier Monate bis weniger als

drei Jahre beträgt, und auf zwölf Jahre, wenn die Strafe mindestens drei Jahre beträgt,[...]Art. 9. Falls die Verurteilung mit Aufschub ausgesprochen wurde, wird die in Artikel 7 Nr. 2 angegebene

Unfähigkeit für die Dauer des Aufschubs ausgesetzt.Falls die Verurteilung teilweise mit Aufschub ausgesprochen wurde, ist für die Anwendung der Bestimmungen

des Artikels 7 Nr. 2 nur der ohne Aufschub verhängte Teil der Strafe zu berücksichtigen.Wird das Urteil vollstreckbar, beginnt die sich daraus ergebende Aussetzung des Wahlrechts ab dem Tag der neuen

Verurteilung oder des Beschlusses zur Aufhebung des Aufschubs.Art. 9bis. Bei Verurteilung zu mehreren der in Artikel 7 Nr. 2 erwähnten Strafen werden die sich daraus ergebenden

Unfähigkeitsperioden zusammengerechnet, ohne dass sie jedoch die Dauer von zwölf Jahren überschreiten dürfen.Dies gilt ebenfalls bei einer neuen Verurteilung zu einer oder mehreren der in Artikel 7 Nr. 2 erwähnten Strafen,

die während der Unfähigkeitsperiode aufgrund einer vorherigen Verurteilung ausgesprochen wird, ohne dass dieUnfähigkeitsperiode jedoch vor Ablauf von sechs Jahren nach der letzten Verurteilung enden darf».

B.2.2. In seinem Urteil Nr. 187/2005 vom 14. Dezember 2005 hat der Hof in Beantwortung präjudizieller Fragen fürRecht erkannt, dass der vorerwähnte Artikel 7 Absatz 1 Nr. 2 des Wahlgesetzbuches in der Fassung von Artikel 149 desGesetzes vom 21. Dezember 1994 zur Festlegung sozialer und sonstiger Bestimmungen gegen die Artikel 10 und 11 derVerfassung verstößt, insofern er das Wahlrecht der in dieser Bestimmung genannten Verurteilten von Rechts wegenaussetzt.

In diesem Urteil erkannte der Hof, dass «Artikel 7 Absatz 1 Nr. 2 des Wahlgesetzbuches, obwohl er weiterhinder 1894 angestrebten rechtmäßigen Zielsetzung entspricht, unverhältnismäßige Folgen hat, insofern er verurteiltenPersonen von Rechts wegen ihr Wahlrecht entzieht während einer Dauer, die viel länger sein kann als diejenige desStrafvollzugs».

B.2.3. Mit der Annahme der Artikel 21 bis 23 des Gesetzes vom 14. April 2009 wollte der Gesetzgeber auf die indem vorerwähnten Urteil Nr. 187/2005 festgestellte Verfassungswidrigkeit reagieren (Parl. Dok., Kammer, 2008-2009,DOC 52-1799/001, S. 4).

Diese Artikel 21 bis 23 bestimmen:«Art. 21. Artikel 6 des Wahlgesetzbuches, abgeändert durch das Gesetz vom 5. Juli 1976, wird wie folgt ersetzt:’ Art. 6. Personen, denen die Ausübung des Wahlrechts aufgrund einer Verurteilung lebenslänglich aberkannt

wurde, sind endgültig vom Wahlrecht ausgeschlossen und dürfen nicht zur Stimmabgabe zugelassen werden. ’Art. 22. Artikel 7 Absatz 1 Nr. 2 desselben Gesetzbuches, abgeändert durch das Gesetz vom 21. Dezember 1994,

wird wie folgt ersetzt:’ 2. wer aufgrund einer Verurteilung Gegenstand einer zeitweiligen Aberkennung des Wahlrechts ist, ’.Art. 23. Artikel 9 desselben Gesetzbuches, abgeändert durch das Gesetz vom 5. Juli 1976, und Artikel 9bis desselben

Gesetzbuches, eingefügt durch das Gesetz vom 5. Juli 1976, werden aufgehoben».Infolge dieser Abänderungen wurde das zuvor bestehende System die automatische Aberkennung des Wahlrechts

im Falle bestimmter Verurteilungen durch ein fakultatives System ersetzt, bei dem der Richter die Verurteilung miteiner automatischen Aberkennung des Wahlrechts einhergehen lassen kann.

60890 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 11: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.2.4. Der Gesetzgeber hat es als notwendig erachtet, diese neue Regelung übergangsweise nicht auf Urheber vonStraftaten für anwendbar zu erklären, die zum Zeitpunkt des Inkrafttretens der neuen Bestimmungen - am15. April 2009 - endgültig verurteilt worden waren.

Diese in Artikel 69 des Gesetzes vom 14. April 2009 aufgenommene Übergangsmaßnahme ist Gegenstand dervorliegenden Klage.

In Bezug auf die Zulässigkeit des KlagegrundsB.3.1. Der Ministerrat ist der Auffassung, dass der Klagegrund wegen seiner Undeutlichkeit unzulässig sei.

Im Klagegrund sei nicht angegeben, auf welche Weise die angeführten Verstöße mit den erwähnten Prüfungsnormenin Zusammenhang zu bringen seien. Die klagende Partei begrenze ihre Darlegungen auf eine bloße Folge vonArgumenten, die aus dem Urteil Nr. 187/2005 übernommen worden seien.

B.3.2. Aus der Darlegung des Klagegrunds ist abzuleiten, dass die klagende Partei einen Behandlungsunterschiedzwischen den Urhebern von Straftaten hinsichtlich der Aberkennung des Wahlrechts bemängelt, je nachdem, ob voroder ab dem Inkrafttreten der angefochtenen Bestimmung bereits ihre endgültige Verurteilung ihnen gegenüberverkündet worden sei.

Außerdem hat die Darlegung der klagenden Partei in ihrer Klageschrift den Ministerrat nicht daran gehindert,sich dagegen zur Wehr zu setzen.

B.3.3. Die Einrede wird abgewiesen.Zur HauptsacheB.4. Die klagende Partei führt einen einzigen Klagegrund an, der aus einem Verstoß der angefochtenen

Bestimmung gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung in Verbindung mit Artikel 3 des ersten Zusatzprotokolls zurEuropäischen Menschenrechtskonvention, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 14 dieser Konvention und mit denArtikeln 25 Buchstabe b) und 26 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechte, abgeleitet ist,insofern sie die früheren Artikel 7 Absatz 1 Nr. 2, 9 und 9bis des Wahlgesetzbuches in der vor dem Inkrafttreten desGesetzes vom 14. April 2009 geltenden Fassung für die Zukunft aufrechterhalte.

B.5.1. Die Rechte, zu wählen und gewählt zu werden, die sich unter anderem aus dem ersten Zusatzprotokoll zurEuropäischen Menschenrechtskonvention ergeben, müssen aufgrund von Artikel 14 dieser Konvention sowie derArtikel 10 und 11 der Verfassung ohne Diskriminierung gewährleistet werden. Obwohl es sich für die Demokratie undden Rechtsstaat um Grundrechte handelt, sind sie nicht absolut und können sie Einschränkungen unterworfen werden.

Diese Einschränkungen dürfen nicht automatisch und allgemein sein. Die Entscheidung über die Entziehung desWahlrechts muss von einem Richter getroffen werden, und zwar unter Berücksichtigung der besonderen Umstände,und es muss einen Zusammenhang geben zwischen der begangenen Straftat und Angelegenheiten, die mit Wahlen unddemokratischen Institutionen in Verbindung stehen (EuGHMR, Große Kammer, 6. Oktober 2005, Hirst gegenVereinigtes Königreich (Nr. 2), § 82).

Diese Kriterien haben im Wesentlichen zum Zweck, die Entziehung des Wahlrechts - auch für verurteilteInhaftierte - zur Ausnahme zu machen, wobei gewährleistet wird, dass eine solche Maßnahme mit einer spezifischenBegründung einhergeht, die in einer individuellen Entscheidung erwähnt wird, in der erklärt wird, weshalb dieEntziehung des Wahlrechts in Anbetracht der betreffenden Umstände notwendig war (EuGHMR, 8. April 2010, Frodlgegen Österreich, § 35).

B.5.2. Artikel 8 Absatz 2 der Verfassung bestimmt:«Die Verfassung und die sonstigen Gesetze über die politischen Rechte bestimmen, welche Voraussetzungen neben

der belgischen Staatsangehörigkeit für die Ausübung dieser Rechte zu erfüllen sind».Artikel 61 der Verfassung bestimmt:«Die Mitglieder der Abgeordnetenkammer werden unmittelbar von den Bürgern gewählt, die das achtzehnte

Lebensjahr vollendet haben und sich nicht in einem der durch Gesetz bestimmten Ausschließungsfälle befinden.Jeder Wähler hat ein Recht auf nur eine Stimme».Auf diese Bestimmung wird bezüglich der Wahl der Senatoren verwiesen (Artikel 67 § 1 Absatz 1 Nrn. 1 und 2 der

Verfassung).B.5.3. Hinsichtlich der Wählbarkeit erfordern Artikel 64 Nr. 2 für die Abgeordnetenkammer und Artikel 69 Nr. 2

für den Senat, dass die Kandidaten im Besitz der zivilen und politischen Rechte sind. Ähnliche Bestimmungen geltenauch für andere Wahlen.

B.5.4. Der Gesetzgeber leitet aus den vorerwähnten Bestimmungen die Befugnis ab zu bestimmen, welche Bürgervom Recht auf Teilnahme an Wahlen ausgeschlossen werden.

B.5.5. Die angefochtene Übergangsmaßnahme beinhaltet eine Einschränkung des Wahlrechts für diejenigen,die zum Zeitpunkt ihres Inkrafttretens - am 15. April 2009 - endgültig strafrechtlich verurteilt worden waren. Sie führtsomit einen Behandlungsunterschied zwischen Urhebern von Straftaten ein, je nachdem, ob sie vor oder ab dem15. April 2009 endgültig strafrechtlich verurteilt worden sind.

Urheber von Straftaten, deren Verurteilung zu diesem Zeitpunkt noch nicht endgültig verkündet worden war,unterliegen den neuen Bestimmungen des Wahlgesetzbuches. Dies bedeutet, dass eine Verurteilung zu einerbestimmten Gefängnisstrafe nicht mehr von Rechts wegen eine Aberkennung ihres Wahlrechts zur Folge haben wird.Dies wird nur der Fall sein, wenn ihnen in der gerichtlichen Entscheidung, durch die sie strafrechtlich verurteiltwerden, außerdem für eine bestimmte Dauer ihr Wahlrecht aberkannt wird.

In Bezug auf Urheber von Straftaten, die vor dem 15. April 2009 hingegen bereits durch eine endgültigegerichtliche Entscheidung zu einer bestimmten Gefängnisstrafe verurteilt worden waren, gelten hingegen weiterhin diealten Bestimmungen des Wahlgesetzbuches, so dass eine solche Verurteilung von Rechts wegen eine Aberkennung desWahlrechts der Betroffenen zur Folge hat.

B.5.6. In den Vorarbeiten wurde das Ziel, das der Gesetzgeber mit der angefochtenen Maßnahme anstrebt, wie folgtgerechtfertigt:

«Es handelt sich hier um eine Übergangsbestimmung. Sie bezweckt die Beseitigung jeglicher Zweideutigkeit inBezug auf den Umstand, dass die durch den Gesetzentwurf am Wahlgesetzbuch vorgenommenen Änderungen wederzum Zweck noch zur Folge haben, den Personen, denen das Wahlrecht infolge einer Kriminal- oder Korrektionalstrafeentzogen worden war, die zum Zeitpunkt des Inkrafttretens rechtsgültig geworden ist, wieder den Genuss desWahlrechtes zurückzugeben.

Eine solche Wiederherstellung würde die abnorme Folge haben, dass die Personen, die endgültig verurteiltworden sind, bevor das Gesetz in Kraft tritt, wieder ihr Wahlrecht genießen könnten, während die Personen, die nachdem Inkrafttreten für gleichartige Taten verurteilt werden, entweder lebenslänglich oder für einen durch denStrafrichter festzulegenden Zeitraum für die Aberkennung der Ausübung dieses Rechtes in Frage kommen.

60891BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 12: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Die Artikel, die dem Strafrichter die Befugnis verleihen, das Wahlrecht zeitweilig abzuerkennen, bezwecken, einSystem der automatischen Aberkennung des Wahlrechts durch ein fakultatives System zu ersetzen. Diese Änderungschwächt also die Regelung des Verbots des Wahlrechts im Falle einer strafrechtlichen Verurteilung ab. Sie wird dahersofort auf die laufenden Rechtssachen Anwendung finden in Übereinstimmung mit den Grundsätzen, die sich ausArtikel 2 des Strafgesetzbuches und aus Artikel 15 des Internationalen Paktes über bürgerliche und politische Rechteergeben» (Parl. Dok., Kammer, 2008-2009, DOC 52-1799/001, S. 20).

B.5.7. Indem der Gesetzgeber die Änderungen am Wahlgesetzbuch durch die Artikel 21 bis 23 des Gesetzes vom14. April 2009 zur Abänderung verschiedener Bestimmungen in Wahlangelegenheiten auf Urheber von Straftaten, diezum Zeitpunkt des Inkrafttretens dieser Abänderungen noch nicht endgültig verurteilt worden sind, für anwendbarerklärt hat, jedoch nicht auf Urheber von Straftaten, die zu diesem Zeitpunkt Gegenstand einer endgültigenVerurteilung waren, hat er eine Maßnahme ergriffen in dem Bemühen, künftig die Verfassungswidrigkeit, die der Hofin seinem Urteil Nr. 187/2005 festgestellt hat, aufzuheben.

Die angefochtene Übergangsbestimmung kann nicht zur Folge haben, dem vorerwähnten Urteil Nr. 187/2005seine Rechtsfolgen zu entziehen. Artikel 7 Absatz 1 Nr. 2 des Wahlgesetzbuches ist in der vor den Abänderungen durchArtikel 22 des Gesetzes vom 14. April 2009 anwendbaren Fassung folglich nicht mit den Artikeln 10 und 11 derVerfassung vereinbar, insofern er den verurteilten Personen ihr Wahlrecht von Rechts wegen aberkennt.

Personen, denen das Wahlrecht aufgrund des alten Artikels 7 Absatz 1 Nr. 2 des Wahlgesetzbuches zeitweiligaberkannt wurde, können, wenn sie aufgrund des vorerwähnten Urteils der Auffassung sind, dass sie zu Unrecht ausden Wählerlisten gestrichen worden seien, von dem Beschwerdeverfahren Gebrauch machen, das in Kapitel II vonTitel II des Wahlgesetzbuches festgelegt ist, und, sofern sie nicht Genugtuung erhalten, in Anwendung der Artikel 27ff. des Wahlgesetzbuches Einspruch beim Appellationshof erheben. Dieses Rechtsprechungsorgan wird aufgrund vonArtikel 26 § 2 Absatz 2 Nr. 2 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof in einem solchenFall unter Berücksichtigung des Urteils Nr. 187/2005 den früheren Artikel 7 Absatz 1 Nr. 2 des Wahlgesetzbuches nichtanwenden, da diese Bestimmung nicht mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar ist, insofern sie verurteiltenPersonen ihr Wahlrecht von Rechts wegen entzieht.

B.6. Aus dem Vorstehenden geht hervor, dass die angefochtene Bestimmung nicht die in B.4 beschriebenen Folgenhat und dass folglich nicht gegen die darin erwähnten Bestimmungen verstoßen wurde.

Aus diesen Gründen:Der Hofweist die Klage unter Berücksichtigung des in B.5.7 Erwähnten zurück.Verkündet in niederländischer, französischer und deutscher Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom

6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof, in der öffentlichen Sitzung vom 1. Juli 2010.Der Kanzler, Der Vorsitzende,P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

[C − 2010/00561]N. 2010 — 3435

9 AUGUSTUS 1980. — Gewone wet tot hervorming der instellingenOfficieuze coördinatie in het Duits

De hiernavolgende tekst is de officieuze coördinatie in het Duits vande gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen(Belgisch Staatsblad van 15 augustus 1980), zoals ze achtereenvolgenswerd gewijzigd bij :

— de wet van 9 juli 1982 tot vervanging van artikel 16 van de gewonewet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen (BelgischStaatsblad van 16 juli 1982);

— de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voorde Duitstalige Gemeenschap (Belgisch Staatsblad van 18 januari 1984);

— de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financieringvan de Gemeenschappen en de Gewesten (Belgisch Staatsblad van17 januari 1989);

— de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervor-mingen (Belgisch Staatsblad van 17 juni 1989);

— de wet van 18 juli 1990 tot wijziging van de wet van 31 decem-ber 1983 tot hervorming der instellingen van de Duitstalige Gemeen-schap (Belgisch Staatsblad van 25 juli 1990);

— de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingenvan de Gemeenschappen en de Gewesten (Belgisch Staatsblad van8 mei 1993);

— de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van defederale staatsstructuur (Belgisch Staatsblad van 20 juli 1993);

— de bijzondere wet van 7 mei 1999 tot wijziging van artikel 32 vande gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen,betreffende de voorkoming en de regeling van belangenconflicten(Belgisch Staatsblad van 20 mei 1999);

— de wet van 2 april 2003 tot wijziging van sommige aspecten van dewetgeving met betrekking tot de inrichting en de werkwijze van deafdeling wetgeving van de Raad van State (Belgisch Staatsblad van14 mei 2003);

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

[C − 2010/00561]F. 2010 — 3435

9 AOUT 1980. — Loi ordinaire de réformes institutionnellesCoordination officieuse en langue allemande

Le texte qui suit constitue la coordination officieuse en langueallemande de la loi ordinaire du 9 août 1980 de réformes institution-nelles (Moniteur belge du 15 août 1980), telle qu’elle a été modifiéesuccessivement par :

— la loi du 9 juillet 1982 remplacant l’article 16 de la loi ordinaire du9 août 1980 de réformes institutionnelles (Moniteur belge du 16 juillet 1982);

— la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour laCommunauté germanophone (Moniteur belge du 18 janvier 1984);

— la loi spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement desCommunautés et des Régions (Moniteur belge du 17 janvier 1989);

— la loi du 16 juin 1989 portant diverses réformes institutionnelles(Moniteur belge du 17 juin 1989);

— la loi du 18 juillet 1990 modifiant la loi du 31 décembre 1983 deréformes institutionnelles pour la Communauté germanophone (Moni-teur belge du 25 juillet 1990);

— la loi du 5 mai 1993 sur les relations internationales desCommunautés et des Régions (Moniteur belge du 8 mai 1993);

— la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structurefédérale de l’Etat (Moniteur belge du 20 juillet 1993);

— la loi spéciale du 7 mai 1999 modifiant l’article 32 de la loiordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles, relative à laprévention et au règlement des conflits d’intérêts (Moniteur belge du20 mai 1999);

— la loi du 2 avril 2003 modifiant certains aspects de la législationrelative à l’organisation et au fonctionnement de la section delégislation du Conseil d’Etat (Moniteur belge du 14 mai 2003);

60892 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 13: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

— de bijzondere wet van 27 maart 2006 tot aanpassing van diversebepalingen aan de nieuwe benaming van het Vlaams Parlement, hetWaals Parlement, het Parlement van de Franse Gemeenschap, hetBrussels Hoofdstedelijk Parlement en het Parlement van de DuitstaligeGemeenschap (Belgisch Staatsblad van 11 april 2006);

— de bijzondere wet van 20 maart 2007 tot aanvulling van artikel 31van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellin-gen, om de Voorzitter van de Regering van de Duitstalige Gemeen-schap zitting te laten hebben in het Overlegcomité, en tot opheffing vanartikel 67 van de wet van 31 december 1983 tot hervorming derinstellingen voor de Duitstalige Gemeenschap (Belgisch Staatsblad van13 juni 2007).

Deze officieuze coördinatie in het Duits is opgemaakt door deCentrale Dienst voor Duitse vertaling in Malmedy.

FÖDERALER ÖFFENTLICHER DIENST INNERES

[C − 2010/00561]D. 2010 — 34359. AUGUST 1980 — Ordentliches Gesetz zur Reform der Institutionen

Inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache

Der folgende Text ist die inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache des ordentlichen Gesetzes vom9. August 1980 zur Reform der Institutionen, so wie es nacheinander abgeändert worden ist durch:

— das Gesetz vom 9. Juli 1982 zur Ersetzung von Artikel 16 des ordentlichen Gesetzes vom 9. August 1980 zurReform der Institutionen,

— das Gesetz vom 31. Dezember 1983 über institutionelle Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft(Belgisches Staatsblatt vom 11. Dezember 2007),

— das Sondergesetz vom 16. Januar 1989 bezüglich der Finanzierung der Gemeinschaften und Regionen (BelgischesStaatsblatt vom 6. November 2008),

— das Gesetz vom 16. Juni 1989 zur Festlegung verschiedener institutioneller Reformen,— das Gesetz vom 18. Juli 1990 zur Abänderung des Gesetzes vom 31. Dezember 1983 über institutionelle

Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft,— das Gesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und der Regionen,— das Sondergesetz vom 16. Juli 1993 zur Vollendung der föderalen Staatsstruktur,— das Sondergesetz vom 7. Mai 1999 zur Abänderung von Artikel 32 des ordentlichen Gesetzes vom

9. August 1980 zur Reform der Institutionen, was die Vorbeugung und die Beilegung von Interessenkonflikten betrifft,— das Gesetz vom 2. April 2003 zur Abänderung bestimmter Aspekte der Rechtsvorschriften in Bezug auf die

Organisation und die Arbeitsweise der Gesetzgebungsabteilung des Staatsrates,— das Sondergesetz vom 27. März 2006 zur Anpassung verschiedener Bestimmungen an die neue Bezeichnung

des Wallonischen Parlaments, des Parlaments der Französischen Gemeinschaft, des Parlaments der RegionBrüssel-Hauptstadt, des Flämischen Parlaments und des Parlaments der Deutschsprachigen Gemeinschaft,

— das Sondergesetz vom 20. März 2007 zur Ergänzung von Artikel 31 des ordentlichen Gesetzes vom9. August 1980 zur Reform der Institutionen, um die Anwesenheit des Präsidenten der Regierung der Deutschspra-chigen Gemeinschaft im Konzertierungsausschuss vorzusehen, und zur Aufhebung von Artikel 67 des Gesetzes vom31. Dezember 1983 über institutionelle Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft (Belgisches Staatsblatt vom11. Dezember 2007).

Diese inoffizielle Koordinierung in deutscher Sprache ist von der Zentralen Dienststelle für Deutsche Ubersetzun-gen in Malmedy erstellt worden.

9. AUGUST 1980 — Ordentliches Gesetz zur Reform der Institutionen

TITEL I — Finanzielle MittelArtikel 1 - 15 - […]

[Art. 1 bis 15 aufgehoben durch Art. 84 des G. vom 31. Dezember 1983 (B.S. vom 18. Januar 1984), selbst eingefügt durch Art. 21des G. vom 18. Juli 1990 (B.S. vom 25. Juli 1990), und durch Art. 69 § 1 Nr. 1 des G. vom 16. Januar 1989 (B.S. vom17. Januar 1989)]

Art. 16 - [§ 1 - Ab dem 1. Januar 1982 dürfen die Provinzen Steuern weder einführen noch erheben. Ab diesemDatum werden die Steuermittel jährlich für jede Provinz durch andere Einnahmequellen ersetzt, und dies zu einemgleichen Betrag wie demjenigen des Ertrags aus ihren Steuern für das Jahr 1981. Dieser Betrag wird jährlich an dieEntwicklung des Durchschnittsindexes der Verbraucherpreise des Vorjahres angepasst.

§ 2 - Die Ersetzung der Provinzialsteuern durch andere Mittel wie die, die in § 1 erwähnt sind, wird per Gesetzgeregelt. Dieses Gesetz muss vor dem 31. Juli 1981 angenommen werden.

§ 3 - Sollte das in § 2 erwähnte Gesetz nicht vor dem 31. Juli 1981 angenommen werden, werden die zu diesemZeitpunkt existierenden provinzialen Regelungen um ein Jahr, zu rechnen ab dem 1. Januar 1982, verlängert. DasGesetz wird die in § 1 erwähnten Ersatzmittel vor dem 30. Juni dieses Jahres einführen.

§ 4 - Sollte das im letzten Satz von § 3 erwähnte Gesetz nicht vor dem 30. Juni 1982 angenommen werden, könnendie Provinzen erneut Steuern einführen und erheben, und dies solange, wie die in § 1 erwähnten Ersatzmittel nochnicht per Gesetz eingeführt worden sind.][Art. 16 ersetzt durch einzigen Artikel des G. vom 9. Juli 1982 (B.S. vom 16. Juli 1982)]

— la loi spéciale du 27 mars 2006 adaptant diverses dispositions à lanouvelle dénomination du Parlement wallon, du Parlement de laCommunauté francaise, du Parlement de la Région de Bruxelles-Capitale, du Parlement flamand et du Parlement de la Communautégermanophone (Moniteur belge du 11 avril 2006);

— la loi spéciale du 20 mars 2007 complétant l’article 31 de la loiordinaire du 9 août 1980 de réformes institutionnelles, prévoyant laprésence du Président du Gouvernement de la Communauté germa-nophone au sein du Comité de concertation, et abrogeant l’article 67 dela loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour laCommunauté germanophone (Moniteur belge du 13 juin 2007).

Cette coordination officieuse en langue allemande a été établie par leService central de traduction allemande à Malmedy.

60893BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 14: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

TITEL II — Vorbeugung und Beilegung der Konflikte

KAPITEL I — Zuständigkeitskonflikte

Abschnitt I — Vorbeugung der ZuständigkeitskonflikteArt. 17 - 23 - [Abänderungsbestimmungen]

Abschnitt II — Beilegung der ZuständigkeitskonflikteArt. 24 - 30 - [Abänderungsbestimmungen]

KAPITEL II — [Konzertierung und Zusammenarbeit zwischen dem Staat, den Gemeinschaften und den Regionen][Uberschrift von Kapitel II ersetzt durch Art. 25 des G. vom 16. Juni 1989 (B.S. vom 17. Juni 1989)]

Abschnitt I — Der Konzertierungsausschuss

Art. 31 - [§ 1 - Es wird ein Konzertierungsausschuss gebildet, der sich unter Berücksichtigung der sprachlichenParität wie folgt zusammensetzt:

1. aus der Regierung, vertreten durch den Premierminister und fünf ihrer Mitglieder, die durch einen imMinisterrat beratenen Königlichen Erlass benannt wurden,

2. aus der Flämischen Exekutive, vertreten durch ihren Vorsitzenden und eines ihrer Mitglieder,

3. aus der Exekutive der Französischen Gemeinschaft, vertreten durch ihren Vorsitzenden,

4. aus der Wallonischen Regionalexekutive, vertreten durch ihren Vorsitzenden,

5. aus der Exekutive der Region Brüssel-Hauptstadt, vertreten durch ihren Vorsitzenden und eines ihrer Mitglieder,das der anderen Sprachgruppe angehört.

§ 2 - Wenn in Anwendung von Artikel 1 § 4 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionendie Zuständigkeiten der Wallonischen Regionalexekutive jedoch von der Exekutive der Französischen Gemeinschaftausgeübt werden, wird diese beim Konzertierungsausschuss durch ihren Vorsitzenden und eines ihrer Mitgliedervertreten.]

[§ 3 - Ungeachtet der in § 1 vorgesehenen Zusammensetzung tagt der Vorsitzende der Regierung derDeutschsprachigen Gemeinschaft mit Stimmrecht im Konzertierungsausschuss zur Vorbeugung und Beilegung der inden Artikeln 32 und 33 erwähnten Interessenkonflikte, an denen entweder das Parlament oder die Regierung derDeutschsprachigen Gemeinschaft beteiligt ist.][Art. 31 ersetzt durch Art. 26 des G. vom 16. Juni 1989 (B.S. vom 17. Juni 1989); § 3 eingefügt durch Art. 2 des G. vom20. März 2007 (B.S. vom 13. Juni 2007)]

Abschnitt II — Interministerielle Konferenzen[Abschnitt II mit Art. 31bis eingefügt durch Art. 27 des G. vom 16. Juni 1989 (B.S. vom 17. Juni 1989)]

31bis - Der Konzertierungsausschuss kann im Hinblick auf die Förderung der Konzertierung und derZusammenarbeit zwischen dem Staat, den Gemeinschaften und den Regionen spezialisierte Ausschüsse, ″interminis-terielle Konferenzen″ genannt, die sich aus Mitgliedern der Regierung und der Exekutiven der Gemeinschaften undRegionen zusammensetzen, bilden.]

[Der Konzertierungsausschuss bildet auf jeden Fall eine Interministerielle Konferenz für die Außenpolitik. Indieser Interministeriellen Konferenz informiert die Regierung die Exekutiven regelmäßig entweder aus eigenerInitiative oder auf Antrag einer Exekutive über die Außenpolitik.][Art. 31bis Abs. 2 eingefügt durch Art. 1 des G. vom 5. Mai 1993 (B.S. vom 8. Mai 1993)]

[Abschnitt III] — Vorbeugung und Beilegung der Interessenkonflikte[Früherer Abschnitt II umnummeriert zu Abschnitt III durch Art. 28 des G. vom 16. Juni 1989 (B.S. vom 17. Juni 1989)]

Art. 32 - [§ 1 - [Im vorliegenden Artikel versteht man unter Gesetzgebender Kammer: den Senat und dieAbgeordnetenkammer, [und unter Parlament: das Parlament der Französischen Gemeinschaft, das FlämischeParlament, das Parlament der Deutschsprachigen Gemeinschaft, das Wallonische Parlament und das Parlament derRegion Brüssel-Hauptstadt] sowie die Versammlung der Französischen Gemeinschaftskommission, wenn Artikel 138der Verfassung angewendet wurde.]

[§ 1bis - Wenn eine Gesetzgebende Kammer oder ein [Parlament] befindet, dass sie bzw. es durch einenDekretentwurf oder -vorschlag oder einen Ordonnanzentwurf oder -vorschlag oder einen Antrag auf Abänderungdieser Entwürfe oder Vorschläge, eingebracht je nach Fall in einem anderen [Parlament] oder in der VereinigtenVersammlung, erwähnt in Artikel 60 des Sondergesetzes vom 12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen, oderdurch einen Gesetzesentwurf oder -vorschlag oder einen Antrag auf Abänderung dieser Entwürfe oder Vorschläge,eingebracht in einer Gesetzgebenden Kammer, ernsthaft benachteiligt werden kann, kann die Interesse habendeGesetzgebende Kammer oder [das Interesse habende Parlament], je nach Fall, bei einer Dreiviertel-Mehrheit derStimmen die Aussetzung des Verfahrens im Hinblick auf eine Konzertierung beantragen.

Wenn die in Artikel 60 des Sondergesetzes vom 12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen erwähnteVereinigte Versammlung, nachfolgend ″die Vereinigte Versammlung″ genannt, befindet, dass sie durch einenGesetzesentwurf oder -vorschlag, der in einer Gesetzgebenden Kammer eingebracht wurde, oder durch einen Entwurfoder Vorschlag, der in einem [Parlament] eingebracht wurde, oder durch einen Antrag auf Abänderung dieserEntwürfe oder Vorschläge ernsthaft benachteiligt werden kann, kann sie bei einer Mehrheit der Stimmen jeder ihrerSprachgruppen die Aussetzung des Verfahrens im Hinblick auf eine Konzertierung beantragen.]

[§ 1ter - In diesem Fall wird das Verfahren während sechzig Tagen ausgesetzt. Die Aussetzung beginnt erst nachHinterlegung des Berichts und in jedem Fall vor der Schlussabstimmung in öffentlicher Sitzung über den Entwurf oderden Vorschlag.

Wenn der Text, aufgrund dessen der Interessenkonflikt aufgeworfen wurde, nach Anmeldung des Konflikts miteinem Abänderungsantrag versehen wurde, muss die Gesetzgebende Kammer, [das Parlament] oder die VereinigteVersammlung nach Hinterlegung des Berichts und in jedem Fall vor der Schlussabstimmung in öffentlicher Sitzungüber den Entwurf oder den Vorschlag bestätigen, dass sie bzw. es sich immer noch für ernsthaft benachteiligt hält. DasVerfahren wird ausgesetzt, bis die Gesetzgebende Kammer, [das Parlament] oder die Vereinigte Versammlungdiesbezüglich Stellung nimmt, höchstens jedoch während fünfzehn Tagen.

In diesem Fall beginnt die Aussetzung im Hinblick auf die Konzertierung an dem Tag, an dem die GesetzgebendeKammer, [das Parlament] oder die Vereinigte Versammlung bestätigt, ernsthaft benachteiligt zu sein.

60894 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 15: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Dieses Verfahren darf von ein- und derselben Versammlung für ein- und denselben Entwurf oder Vorschlag nurein einziges Mal angewandt werden. Falls der Entwurf oder Vorschlag, wegen dessen der Interessenkonfliktangemeldet wurde, mit einem Abänderungsantrag versehen wurde, kann ein neuer Interessenkonflikt ausschließlichauf einen oder mehrere Abänderungsanträge hin aufgeworfen werden.]

[§ 1quater - Falls durch die Konzertierung binnen einer Frist von sechzig Tagen keine Lösung erzielt wurde, wirdder Senat mit der Streitsache befasst und legt er dem in Artikel 31 erwähnten Konzertierungsausschuss binnen dreißigTagen eine mit Gründen versehene Stellungnahme vor; dieser Ausschuss fasst binnen dreißig Tagen einen Beschlussgemäß dem Konsensverfahren.

Der vorhergehende Abschnitt wird nicht angewandt, wenn das in § 1bis erwähnte Verfahren von einerGesetzgebenden Kammer eingeleitet wird. In diesem Fall fasst der in Artikel 31 erwähnte Konzertierungsausschussbinnen sechzig Tagen einen Beschluss gemäß dem Konsensverfahren.]

§ 2 - Wenn die [Föderalregierung], [eine Gemeinschafts- oder Regionalregierung] oder das in Artikel 60 desSondergesetzes vom 12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen erwähnte Vereinigte Kollegium befindet, dass siebzw. es durch einen Beschlussentwurf oder einen Beschluss der [Föderalregierung], einer [Gemeinschafts- oderRegionalregierung], des Vereinigten Kollegiums oder eines ihrer Mitglieder ernsthaft benachteiligt werden kann, kannder Premierminister, der Vorsitzende [einer Gemeinschafts- oder Regionalregierung] oder des Vereinigten Kollegiumsim Hinblick auf eine Konzertierung den in Artikel 31 erwähnten Konzertierungsausschuss hinzuziehen, der binnensechzig Tagen einen Beschluss gemäß dem Konsensverfahren fasst. In diesem Fall wird der angefochtene Beschlussoder seine Ausführung während dieser Frist ausgesetzt.

[Dieses Verfahren darf für ein- und denselben Beschluss oder Entwurf eines Beschlusses nur ein einziges Malangewandt werden.]

§ 3 - Wenn die [Föderalregierung], [eine Gemeinschafts- oder Regionalregierung] oder das Vereinigte Kollegiumoder eines ihrer Mitglieder befindet, dass sie bzw. es durch das Fehlen eines Beschlusses der [Föderalregierung], einer[Gemeinschafts- oder Regionalregierung], des Vereinigten Kollegiums oder eines ihrer Mitglieder noch ernsthaftbenachteiligt werden kann, kann der Premierminister, der Vorsitzende [einer Gemeinschafts- oder Regionalregierung]oder des Vereinigten Kollegiums im Hinblick auf eine Konzertierung den in Artikel 31 erwähnten Konzertierungsaus-schuss hinzuziehen.

Wenn die [Föderalregierung], [eine Gemeinschafts- oder Regionalregierung], das Vereinigte Kollegium oder einesihrer Mitglieder dazu verpflichtet ist, einen Beschluss zu fassen, ist das im ersten Absatz des vorliegenden Paragraphenerwähnte Verfahren, unter der Bedingung, dass der Konzertierungsausschuss binnen sechzig Tagen einen Beschlussgemäß dem Konsensverfahren fasst, anwendbar.

§ 4 - Der Vorsitzende der [Regierung] der Region Brüssel-Hauptstadt kann den Konzertierungsausschuss inAnwendung der §§ 2 und 3 lediglich dann mit einem Interessenkonflikt befassen, wenn dieser sich aufAngelegenheiten bezieht, für die der Staat oder die Regionen zuständig sind.

Zudem darf er, was die Angelegenheiten betrifft, für die aufgrund von Artikel 63 des Sondergesetzes vom12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen die Gemeinsame Gemeinschaftskommission zuständig ist, dieselbeZuständigkeit nur auf Antrag des Vereinigten Kollegiums ausüben.

§ 5 - Falls ein Verfahren mit Bezug auf einen Zuständigkeitskonflikt eingeleitet ist oder eingeleitet wurde, wirdjedes Verfahren zur Beilegung eines Interessenkonflikts in derselben Angelegenheit ausgesetzt.

§ 6 - Die Regierung, der in Artikel 31 erwähnte Konzertierungsausschuss, die [Regierung] einer Gemeinschaft odereiner Region oder das Vereinigte Kollegium können die Gesetzgebungsabteilung des Staatsrates, die in der durchArtikel 85bis der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat vorgeschriebenen Zusammensetzungtagt, darum bitten, binnen einer Frist von [fünf Werktagen im Sinne von Artikel 84 § 2 Absatz 1 der koordiniertenGesetze über den Staatsrat] eine mit Gründen versehene Stellungnahme darüber abzugeben, ob der Konflikt, der demKonzertierungsausschuss in Anwendung der §§ 1 bis 3 einschließlich vorgelegt wurde, ein Zuständigkeitskonflikt istoder nicht.

Wenn laut der Gesetzgebungsabteilung des Staatsrates ein Zuständigkeitskonflikt vorliegt, wird das beimKonzertierungsausschuss laufende Verfahren endgültig abgeschlossen.

§ 7 - Die Bestimmungen von § 6 sind nicht anwendbar, wenn die Gesetzgebungsabteilung des Staatsrates bezüglichdes Entwurfs oder Vorschlags eines angefochtenen Beschlusses bereits durch eine mit Gründen verseheneStellungnahme über die dem Konzertierungsausschuss vorgelegten Zuständigkeitskonflikte befunden haben.

§ 8 - Der in Artikel 43 des Sondergesetzes vom 12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen erwähnteZusammenarbeitsausschuss oder die [Regierung] der Region Brüssel-Hauptstadt kann die Gesetzgebungsabteilungdes Staatsrates, die in der durch Artikel 85bis der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsratvorgeschriebenen Zusammensetzung tagt, darum bitten, binnen einer Frist von [fünf Werktagen im Sinne vonArtikel 84 § 2 Absatz 1 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat] eine mit Gründen versehene Stellungnahmedarüber abzugeben, ob die vom König aufgrund von Artikel 45 Absatz 1 des oben erwähnten Gesetzes oder vomMinisterrat aufgrund von Artikel 46 Absatz 1 des oben erwähnten Gesetzes ergriffene Initiative in Ubereinstimmungmit diesen Bestimmungen ergriffen wurde.

Wenn die Initiative laut Stellungnahme der Gesetzgebungsabteilung nicht mit Artikel 45 oder mit Artikel 46, jenach Fall, des oben erwähnten Gesetzes übereinstimmt, wird das in diesen Artikeln vorgesehene Verfahren endgültigabgeschlossen.][Art. 32 ersetzt durch Art. 29 des G. vom 16. Juni 1989 (B.S. vom 17. Juni 1989); § 1 ersetzt durch Art. 2 des G. vom 7. Mai 1999(B.S. vom 20. Mai 1999) und abgeändert durch Art. 23 Buchstabe A des G. vom 27. März 2006 (B.S. vom 11. April 2006); § 1biseingefügt durch Art. 2 des G. vom 7. Mai 1999 (B.S. vom 20. Mai 1999); § 1bis Abs. 1 und 2 abgeändert durch Art. 23 Buchstabe Bdes G. vom 27. März 2006 (B.S. vom 11. April 2006); § 1ter eingefügt durch Art. 2 des G. vom 7. Mai 1999 (B.S. vom20. Mai 1999); § 1ter Abs. 2 und 3 abgeändert durch Art. 23 Buchstabe C des G. vom 27. März 2006 (B.S. vom 11. April 2006);§ 1quater eingefügt durch Art. 2 des G. vom 7. Mai 1999 (B.S. vom 20. Mai 1999); § 2 Abs. 1 abgeändert durch Art. 23Buchstabe D des G. vom 27. März 2006 (B.S. vom 11. April 2006); § 2 Abs. 2 eingefügt durch Art. 3 des G. vom 7. Mai 1999(B.S. vom 20. Mai 1999); § 3 Abs. 1 und 2 abgeändert durch Art. 23 Buchstabe D des G. vom 27. März 2006 (B.S. vom11. April 2006); § 4 Abs. 1 abgeändert durch Art. 23 Buchstabe E des G. vom 27. März 2006 (B.S. vom 11. April 2006); § 6 Abs. 1abgeändert durch Art. 11 des G. vom 2. April 2003 (B.S. vom 14. Mai 2003) und Art. 23 Buchstabe E des G. vom 27. März 2006(B.S. vom 11. April 2006); § 8 Abs. 1 abgeändert durch Art. 11 des G. vom 2. April 2003 (B.S. vom 14. Mai 2003) und Art. 23Buchstabe E des G. vom 27. März 2006 (B.S. vom 11. April 2006)]

60895BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 16: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 33 - [Der in Artikel 31 erwähnte Konzertierungsausschuss wird vom Premierminister, vom Vorsitzendeneiner Exekutive oder, in den Fällen und gemäß den Modalitäten, die in Artikel 32 § 4 vorgesehen sind, vomVorsitzenden der Exekutive der Region Brüssel-Hauptstadt mit jedem Beschlussentwurf oder jedem Beschluss einesMinisters, einer Exekutive, des Vereinigten Kollegiums oder eines ihrer Mitglieder befasst, wenn eine der Interessehabenden Parteien die Verfahren für die Konzertierung, Einbeziehung, Informationsübermittlung, Stellungnahme,gleich lautende Stellungnahme, Abkommen, gemeinsamen Abkommen - mit Ausnahme der in Artikel 92bis desSondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen erwähnten Zusammenarbeitsabkommen - undVorschläge, die die Beziehungen zwischen Staat, Gemeinschaften und Regionen betreffen und die durch die Gesetzeoder aufgrund der Gesetze in Ausführung der Artikel 59bis, 59ter, 107quater, 108ter und 115 der Verfassung vorgesehensind, nicht beachtet hat.

In diesem Fall wird in Abweichung von Artikel 32 § 6 der angefochtene Beschluss oder seine Ausführungausgesetzt, bis der Konzertierungsausschuss gemäß dem Konsensverfahren feststellt, dass die vorgeschriebenenVerfahrensregeln beachtet wurden; die Aussetzung darf dabei eine Frist von 120 Tagen nicht überschreiten.][Art. 33 ersetzt durch Art. 30 des G. vom 16. Juni 1989 (B.S. vom 17. Juni 1989)]

[Art. 33bis - Um zu verhindern, dass, falls der Ausschuss aufgrund des Gesetzes gemäß dem Konsensverfahrenbeschließen muss, der Konsens erreicht wird, müssen die beiden Mitglieder der Exekutive der Region Brüssel-Hauptstadt den Vorschlag, der dem Konzertierungsausschuss vorgelegt wurde, ablehnen.][Art. 33bis eingefügt durch Art. 31 des G. vom 16. Juni 1989 (B.S. vom 17. Juni 1989)]

TITEL III — Sprachengebrauch

KAPITEL I — Die Ministerien der Gemeinschaft und der Region

Art. 34 - [Abänderungsbestimmung]

KAPITEL II — Die Dienststellen der Exekutiven der Gemeinschaft und der Region

Abschnitt I — Die Dienststellen der Exekutiven, deren Tätigkeit sich über den ganzen Amtsbereich der FlämischenGemeinschaft, der Französischen Gemeinschaft oder der Wallonischen Region erstreckt

Art. 35 - Die Bestimmungen des vorliegenden Abschnitts sind auf die zentralisierten und dezentralisiertenDienste der Flämischen Exekutive, der Exekutive der Französischen Gemeinschaft und der Wallonischen Regional-exekutive anwendbar, deren Tätigkeit sich über den ganzen Amtsbereich der Gemeinschaft oder der Region, je nachFall, erstreckt.

Art. 36 - § 1 - Vorbehaltlich der Bestimmungen von § 2:

1. gebrauchen die Dienststellen der Flämischen Exekutive das Niederländische als Verwaltungssprache,

2. gebrauchen die Dienststellen der Exekutive der Französischen Gemeinschaft und der Wallonischen Regional-exekutive das Französische als Verwaltungssprache.

§ 2 - Was die Gemeinden mit besonderer Sprachenregelung in ihrem Amtsbereich angeht, unterliegen die in § 1erwähnten Dienststellen der Sprachenregelung, die für die lokalen Dienststellen dieser Gemeinden für dieBekanntmachungen, Mitteilungen und Formulare, die für die Offentlichkeit bestimmt sind, für die Beziehungen zuPrivatpersonen und für die Erstellung von Akten, Bescheinigungen, Erklärungen und Genehmigungen durch diekoordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheiten vorgeschrieben ist.

Für ihre Beziehungen mit den öffentlichen Diensten, deren Sitz sich in einer Gemeinde des deutschenSprachgebiets befindet, gebrauchen die Dienststellen der Wallonischen Regionalexekutive die deutsche Sprache.

§ 3 - In den in § 1 erwähnten Dienststellen darf niemand in ein Amt oder eine Stelle ernannt oder befördert werden,der nicht eine gemäß Artikel 15 § 1 der koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegen-heiten festgestellte Kenntnis der Verwaltungssprache besitzt.

Unter der Bedingung, dass sie eine ausreichende Kenntnis des Französischen nachweisen, können die Bewerber,die ihr Studium im deutschen Sprachgebiet absolviert haben, sowie diejenigen, die ihr Studium im Ausland indeutscher Sprache absolviert haben und eine gesetzlich anerkannte Gleichwertigkeit der Diplome oder Studienzeug-nisse geltend machen, in den Dienststellen der Wallonischen Regionalexekutive ernannt oder befördert werden.

Die Dienststellen werden so organisiert, dass sie ohne die geringste Schwierigkeit die Bestimmungen von § 2einhalten können.

Abschnitt II — Die Dienststellen der Exekutiven, deren Tätigkeit sich nicht über den ganzen Amtsbereichder Flämischen Gemeinschaft, der Französischen Gemeinschaft oder der Wallonischen Region erstreckt

Art. 37 - Die Bestimmungen des vorliegenden Abschnitts sind auf die zentralisierten und dezentralisiertenDienststellen der Flämischen Exekutive, der Exekutive der Französischen Gemeinschaft und der WallonischenRegionalexekutive anwendbar, deren Tätigkeitsbereich sich nicht über den ganzen Amtsbereich der Gemeinschaft oderder Region, je nach Fall, erstreckt.

Art. 38 - Die in Artikel 37 erwähnten Dienststellen, deren Tätigkeit sich ausschließlich auf Gemeinden mitbesonderer Sprachenregelung eines gleichen Sprachgebiets erstreckt, unterliegen der Sprachenregelung, die für dielokalen Dienststellen dieser Gemeinden durch die koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungs-angelegenheiten vorgeschrieben ist.

In diesen Dienststellen darf niemand in ein Amt oder eine Stelle ernannt oder befördert werden, der nicht einegemäß Artikel 15 § 1 der koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheitenfestgestellte Kenntnis der Sprache des Gebiets besitzt.

Die Dienststellen werden so organisiert, dass sie ohne die geringste Schwierigkeit die Bestimmungen von Absatz 1einhalten können.

60896 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 17: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 39 - Die in Artikel 37 erwähnten Dienststellen, deren Tätigkeit sich sowohl auf Gemeinden ohne besondereSprachenregelung als auch auf Gemeinden mit besonderer Sprachenregelung eines gleichen Sprachgebiets erstreckt,unterliegen, was die Gemeinden mit besonderer Sprachenregelung betrifft, der Sprachenregelung, die für die lokalenDienststellen dieser Gemeinden durch die koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangele-genheiten für die Bekanntmachungen, Mitteilungen und Formulare, die für die Offentlichkeit bestimmt sind, für dieBeziehungen mit Privatpersonen und für die Erstellung von Akten, Bescheinigungen, Erklärungen und Genehmigun-gen vorgeschrieben ist.

Die Dienststellen werden so organisiert, dass sie ohne die geringste Schwierigkeit die Bestimmungen von Absatz 1einhalten können.

Art. 40 - Die Dienststellen der Flämischen Exekutive und der Exekutive der Französischen Gemeinschaft, derenTätigkeit sich auf die Gemeinden von Brüssel-Hauptstadt erstreckt, gebrauchen jeweils das Niederländische oder dasFranzösische als Verwaltungssprache.

Wenn die Tätigkeit der in Absatz 1 erwähnten Dienststellen sich auch auf Gemeinden mit besondererSprachenregelung des niederländischen beziehungsweise des französischen Sprachgebiets erstreckt, unterliegen dieseDienststellen, was diese Gemeinden betrifft, der Sprachenregelung, die für die lokalen Dienststellen dieser Gemeindendurch die koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheiten vorgeschrieben ist für dieBekanntmachungen, Mitteilungen und Formulare, die für die Offentlichkeit bestimmt sind, für die Beziehungen mitPrivatpersonen und für die Erstellung von Akten, Bescheinigungen, Erklärungen und Genehmigungen.

In diesen Dienststellen darf niemand in ein Amt oder eine Stelle ernannt oder befördert werden, der nicht einegemäß Artikel 15 § 1 der koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheitenfestgestellte Kenntnis der Sprache des Gebiets besitzt.

Die Dienststellen werden so organisiert, dass sie ohne die geringste Schwierigkeit die Bestimmungen von Absatz 2einhalten können.

Art. 41 - Die Dienststellen der Wallonischen Regionalexekutive, deren Tätigkeit sich sowohl auf Gemeinden desfranzösischen Sprachgebiets als auch auf Gemeinden des deutschen Sprachgebiets erstreckt, gebrauchen dasFranzösische oder das Deutsche als Verwaltungssprache, je nachdem, ob sich ihr Sitz im französischen Sprachgebietoder im deutschen Sprachgebiet befindet.

Diese Dienststellen gebrauchen für die Bekanntmachungen, Mitteilungen und Formulare, die für die Offentlichkeitbestimmt sind, für die Beziehungen mit Privatpersonen und für die Erstellung von Akten, Bescheinigungen,Erklärungen und Genehmigungen die Sprache oder die Sprachen, die für die Dienststellen ihres Amtsbereichs dafürvorgeschrieben sind.

In diesen Dienststellen darf niemand in ein Amt oder eine Stelle ernannt oder befördert werden, der nicht einegemäß Artikel 15 § 1 der koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch in Verwaltungsangelegenheitenfestgestellte Kenntnis der Sprache des Gebiets besitzt.

Die Dienststellen werden so organisiert, dass sie ohne die geringste Schwierigkeit die Bestimmungen von Absatz 2einhalten können.

Abschnitt III — Sanktionen und Kontrolle

Art. 42 - Die Bestimmungen von Kapitel VII und VIII der koordinierten Gesetze über den Sprachengebrauch inVerwaltungsangelegenheiten sind auf die in Abschnitt 1 und 2 erwähnten Dienststellen anwendbar.

Art. 43 - Allein der Ständige Anwerbungssekretär ist befugt, Bescheinigungen über die durch Abschnitt 1 und 2verlangten Sprachkenntnisse auszustellen.

KAPITEL III — Schlussbestimmung

Art. 44 - Die Bestimmungen von Kapitel II treten am Tag der in Artikel 88 § 2 des Sondergesetzes zur Reform derInstitutionen erwähnten Ubernahme der Ministerien der Flämischen Gemeinschaft, der Französischen Gemeinschaftund der Wallonischen Region durch ihre jeweiligen Exekutiven in Kraft.

Die Bestimmungen von Kapitel I, diejenigen ausgenommen, die das Ministerium der Region Brüssel betreffen,hören am selben Tag auf, wirksam zu sein.

TITEL IV — Beaufsichtigte Behörden und untergeordnete Behörden

Art. 45 - [Aufhebungs- und Abänderungsbestimmungen]

Art. 46 - Die Handlungen der Provinzial-, Gemeinde- und Agglomerationsbehörden und anderer Verwaltungs-behörden dürfen nicht im Widerspruch zu den Dekreten und Regelungen der Gemeinschaften und Regionen stehen,die diese Behörden mit der Ausführung dieser Dekrete und Regelungen beauftragen können.

Der König bringt die Gesetze mit der vorliegenden Bestimmung in Ubereinstimmung.

Art. 47 - [Abänderungsbestimmung]

TITEL V — Schlussbestimmungen

Art. 48 - […] Die Bestimmungen des durch den Königlichen Erlass vom 20. Juli 1979 koordinierten Gesetzes zurSchaffung provisorischer gemeinschaftlicher und regionaler Einrichtungen hören auf wirksam zu sein, was dieWallonische und die Flämische Region sowie die Französische und die Flämische Gemeinschaft betrifft.[Art. 48 abgeändert durch Art. 69 § 3 des G. vom 16. Januar 1989 (B.S. vom 17. Januar 1989)]

Art. 49 - [Aufhebungsbestimmung]

Art. 50 - Das vorliegende Gesetz tritt am 1. Oktober 1980 in Kraft.

60897BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 18: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

FEDERALE OVERHEIDSDIENST BINNENLANDSE ZAKEN

[C − 2010/00588]N. 2010 — 3436

27 SEPTEMBER 2010. — Ministerieel besluit tot wijziging van hetministerieel besluit van 20 oktober 2009 tot bepaling van deopleidingen tot het behalen van brevetten die in 2010 door deprovinciale opleidingscentra voor de openbare brandweerdienstenworden georganiseerd

De Minister van Binnenlandse Zaken,

Gelet op het koninklijk besluit van 8 april 2003 betreffende deopleiding van de leden van de openbare hulpdiensten, inzonderheid ophet artikel 22;

Gelet op de door de technische commissies van de hulpverlenings-zones voor het kalenderjaar 2010 uitgedrukte behoeften inzake oplei-dingen tot het behalen van brevetten;

Gelet op de door de autoriteiten, waaronder de brandweerdienstenressorteren, die niet tot een hulpverleningszone behoren, voor hetkalenderjaar 2010 uitgedrukte behoeften inzake opleidingen tot hetbehalen van brevetten;

Overwegende dat de twee Supraprovinciale Opleidingsraden voorde openbare brandweerdiensten als opdracht hebben het verzekerenvan de coördinatie van de door de verschillende provinciale opleidings-centra gegeven opleidingen;

Gelet op het advies van de Nederlandstalige SupraprovincialeOpleidingsraad voor de openbare brandweerdiensten over de voor-melde behoeften;

Gelet op het advies van de Franstalige en Duitstalige Supra-provinciale Opleidingsraad voor de openbare brandweerdiensten overde voormelde behoeften,

Overwegende dat een geactualiseerde analyse van de behoeften totwijzigingen in de opleidingsofferte van sommige provincies leidt,

Besluit :

Artikel 1. Artikel 4 van het ministerieel besluit van 20 oktober 2009tot bepaling van de opleidingen tot het behalen van brevetten die in2010 door de provinciale opleidingscentra voor de openbare brand-weerdiensten wordt aangevuld met de bepaling onder 7°, luidende :

« 7° Dienstchef. »

Art. 2. In artikel 7 van hetzelfde besluit, wordt de bepaling onder 2°vervangen als volgt :

« 2° Sergeant. »

Art. 3. In artikel 9 van hetzelfde besluit, wordt de bepaling onder1°/1 ingevoegd, luidende :

« 1°/1 Korporaal; »

Art. 4. In artikel 9 van hetzelfde besluit, worden de bepalingenonder 3° en 4° vervangen als volgt :

« 3° Adjudant;

4° Officier. »

Brussel, 27 september 2010.

Mevr. A. TURTELBOOM

SERVICE PUBLIC FEDERAL INTERIEUR

[C − 2010/00588]F. 2010 — 3436

27 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté ministériel modifiant l’arrêté minis-tériel du 20 octobre 2009 déterminant les formations destinées àl’obtention de brevets organisées en 2010 par les centres provin-ciaux de formation des services publics d’incendie

Le Ministre de l’Intérieur,

Vu l’arrêté royal du 8 avril 2003 relatif à la formation des membresdes services publics de secours, notamment l’article 22;

Vu les besoins pour l’année civile 2010, exprimés par les commissionstechniques des zones de secours, en matière de formations dispenséesen vue de l’obtention des brevets;

Vu les besoins pour l’année civile 2010, exprimés par les autoritésdont relèvent les services d’incendie qui n’appartiennent pas à unezone de secours, en matière de formations dispensées en vue del’obtention des brevets;

Considérant que les deux Conseils supraprovinciaux de formationpour les services publics d’incendie ont pour mission d’assurer lacoordination des formations dispensées dans les différents centresprovinciaux de formation des services publics d’incendie qui lesconcernent respectivement;

Vu l’avis du Conseil supraprovincial néerlandophone de formationpour les services publics d’incendie sur les besoins précités;

Vu l’avis du Conseil supraprovincial francophone et germanophonede formation pour les services publics d’incendie sur les besoinsprécités,

Considérant qu’une analyse des besoins actualisée implique desmodifications dans l’offre de formation dans certaines provinces,

Arrête :

Article 1er. L’article 4 de l’arrêté ministériel du 20 octobre 2009déterminant les formations destinées à l’obtention de brevets orga-nisées en 2010 par les centres provinciaux de formation des servicespublics d’incendie est complété par le 7° rédigé comme suit :

« 7° Chef de service. »

Art. 2. Dans l’article 7 du même arrêté, le 2° est remplacé par ce quisuit :

« 2° Sergent. »

Art. 3. Dans l’article 9 du même arrêté, est inséré le 1°/1 rédigécomme suit :

« 1°/1 Caporal; »

Art. 4. Dans l’article 9 du même arrêté, les 3° et 4° sont remplacéspar ce qui suit :

« 3° Adjudant;

4° Officier. »

Bruxelles, le 27 septembre 2010.

Mme A. TURTELBOOM

60898 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 19: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/202949]N. 2010 — 343713 JUNI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend

wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 augus-tus 2009, gesloten in het Paritair Subcomité voor het vervaardigenvan en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen,betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding tengunste van sommige bejaarde werklieden indien zij wordenontslagen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het vervaardi-gen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 augustus 2009,gesloten in het Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en dehandel in zakken in jute of in vervangingsmaterialen, betreffende detoekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommigebejaarde werklieden indien zij worden ontslagen.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 13 juni 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Subcomité voor het vervaardigen van en de handelin zakken in jute of in vervangingsmaterialen

Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 augustus 2009

Toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommigebejaarde werklieden indien zij worden ontslagen (Overeenkomstgeregistreerd op 12 november 2009 onder het num-mer 95622/CO/120.03)

HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied van de overeenkomst

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassingop alle ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van hetParitair Subcomité voor het vervaardigen van en de handel in zakken injute of in vervangingsmaterialen en op de werknemers die zijtewerkstellen.

Onder ″werknemers″ verstaat men : de arbeiders en arbeidsters.

HOOFDSTUK II. — Draagwijdte van de overeenkomst

Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toekenningvan een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaardewerknemers indien zij worden ontslagen.

Art. 3. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 3, § 2, 4e en 5e lidvan het koninklijk besluit van 7 december 1992 en het koninklijk besluitvan 3 mei 2007 tot regeling van het conventioneel brugpensioen in hetkader van het generatiepact, wordt de minimumleeftijd, om te kunnengenieten van deze regeling van aanvullende vergoeding, vastgesteld op58 jaar voor de werknemers.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/202949]F. 2010 — 343713 JUIN 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention

collective de travail du 13 août 2009, conclue au sein de laSous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacsen jute ou en matériaux de remplacement, relative à l’octroi d’uneindemnité complémentaire en faveur de certains ouvriers âgés encas de licenciement (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Sous-commission paritaire de la fabrication etdu commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 13 août 2009, reprise en annexe, conclue au sein de la Sous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en juteou en matériaux de remplacement, relative à l’octroi d’une indemnitécomplémentaire en faveur de certains ouvriers âgés en cas delicenciement.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 13 juin 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Sous-commission paritaire de la fabricationet du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement

Convention collective de travail du 13 août 2009

Octroi d’une indemnité complémentaire en faveur de certains ouvriersâgés en cas de licenciement (Convention enregistrée le 12 novem-bre 2009 sous le numéro 95622/CO/120.03)

CHAPITRE Ier. — Champ d’application de la convention

Article 1er. La présente convention collective de travail s’appliqueà toutes les entreprises qui relèvent de la compétence de la Sous-commission paritaire de la fabrication et du commerce de sacs en juteou en matériaux de remplacement et aux travailleurs qu’elles occupent.

Par ″travailleurs″ on entend : ouvriers et ouvrières.

CHAPITRE II. — Portée de la convention

Art. 2. La présente convention collective de travail règle l’octroid’une indemnité complémentaire en faveur de certains travailleurs âgésen cas de licenciement.

Art. 3. Conformément aux dispositions de l’article 3, § 2, alinéas 4et 5 de l’arrêté royal du 7 décembre 1992 et l’arrêté royal du 3 mai 2007fixant la prépension conventionnelle dans le cadre du pacte desolidarité entre les générations, l’âge minimum pour pouvoir bénéficierde ce régime d’indemnité complémentaire est fixé à 58 ans pour lestravailleurs.

60899BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 20: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 4. In uitvoering van de bepalingen van artikel 8 van de statuten,vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 april 2002,gesloten in het bovengenoemd paritair subcomité tot oprichting vaneen fonds voor bestaanszekerheid voor de sector en tot vaststelling vanzijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van28 augustus 2002 (Belgisch Staatsblad van 9 oktober 2002), wordt aan dewerknemers bedoeld in de artikelen 2 en 3 een aanvullende vergoedingtoegekend ten laste van het fonds, waarvan het bedrag, de wijze vantoekenning en van uitkering hierna zijn vastgesteld.

Bovendien worden de bijzondere werkgeversbijdragen opgelegddoor de artikelen 268 tot 271 van de programmawet van 22 decem-ber 1989 en door artikel 141 van de wet van 29 december 1990houdende sociale bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten ten lastegenomen door het fonds.

HOOFDSTUK III. — Rechthebbenden op de aanvullende vergoeding

Art. 5. De in artikel 2 bedoelde aanvullende vergoeding behelst hettoekennen van gelijkaardige voordelen als voorzien door de collectievearbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op19 december 1974, aan alle werknemers die ongewild werkloos wordengesteld en die gedurende de periode van 1 januari 2009 tot en met31 december 2010 recht verkrijgen op wettelijke werkloosheidsvergoe-ding en op de eerste dag die recht geeft op deze vergoeding de leeftijdhebben bereikt zoals aangeduid in artikel 3 hierboven.

Zonder afbreuk te doen aan de vereiste dat de minimumleeftijdwaarvan sprake in artikel 3 moet bereikt zijn tijdens de geldigheids-duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan de eerste dag dierecht geeft op wettelijke werkloosheidsvergoeding zich situeren na31 december 2010 indien dit te wijten is aan de verlenging van deopzeggingstermijn ingevolge toepassing van de artikelen 38, § 2 en38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 6. Naast de leeftijdsvoorwaarden en de anciënniteitsvoorwaar-den vastgesteld door voormeld koninklijk besluit van 3 mei 2007,dienen de werknemers, om te kunnen genieten van het conventioneelbrugpensioen, bovendien te voldoen aan één van de volgende anciën-niteitsvoorwaarden :

- ofwel 15 jaar loondienst in een of meerdere ondernemingen dieonder de bevoegdheid vallen van het Paritair Subcomité voor hetvervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsma-terialen;

- ofwel 5 jaar loondienst in een of meerdere ondernemingen dieonder de bevoegdheid vallen van het Paritair Subcomité voor hetvervaardigen van en de handel in zakken in jute of in vervangingsma-terialen, tijdens de laatste 10 jaren waarvan minstens 1 jaar in de laatste2 jaren.

Wat betreft de gelijkstelling met arbeidsdagen wordt tevens verwe-zen naar artikel 2, § 3 van voormeld koninklijk besluit.

Art. 7. De in artikel 5 bedoelde werknemers hebben, voorzover zijde wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen, recht op de aanvul-lende vergoeding tot op de datum dat zij 65 jaar worden en binnen devoorwaarden zoals voorzien door deze pensioenreglementering vast-gesteld.

De regeling geldt eveneens voor de werknemers die tijdelijk uit hetstelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van de regelingwensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloos-heidsvergoeding ontvangen.

Met toepassing van de artikelen 4bis, 4ter en 4quater van collectievearbeidsovereenkomst nr. 17, zoals gewijzigd door collectieve arbeids-overeenkomst nr. 17tricies van 19 december 2006, wordt het recht op deaanvullende vergoeding toegekend aan de werknemers die ontslagenwerden in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst behou-den ten laste van de vorige werkgever, wanneer deze werknemers hetwerk als loontrekkende hervatten bij een andere werkgever dan diewelke hen ontslagen heeft en die niet behoort tot dezelfde technischebedrijfseenheid als de werkgever die hen ontslagen heeft.

Het recht op de aanvullende vergoeding toegekend aan de werkne-mers die ontslagen zijn in het kader van deze collectieve arbeidsover-eenkomst wordt eveneens behouden ten laste van de vorige werkgeverin geval van uitoefening van een zelfstandige hoofdactiviteit, opvoorwaarde dat deze activiteit niet uitgeoefend wordt voor rekeningvan de werkgever die hen ontslagen heeft of voor rekening van eenwerkgever die behoort tot dezelfde technische bedrijfseenheid als dewerkgever die hen ontslagen heeft.

De werknemers beoogd in dit artikel behouden het recht op deaanvullende vergoeding zodra een einde werd gemaakt aan huntewerkstelling in het kader van een arbeidsovereenkomst of aan deuitoefening van een zelfstandige hoofdactiviteit. Zij leveren in dit gevalaan hun vorige werkgever (in de zin van de eerste paragraaf van ditartikel) het bewijs van hun recht op werkloosheidsuitkeringen.

Art. 4. En exécution des dispositions de l’article 8 des statuts, fixéspar convention collective de travail du 12 avril 2002, conclue au sein dela sous-commission paritaire susmentionnée, instituant un fonds desécurité d’existence pour le secteur et fixant ses statuts, rendueobligatoire par arrêté royal du 28 août 2002 (Moniteur belge du9 octobre 2002), il est octroyé aux travailleurs visés aux articles 2 et 3une indemnité complémentaire à charge du fonds, dont le montant etle mode d’octroi et de liquidation sont fixés ci-après.

De plus, les cotisations patronales spéciales imposées par lesarticles 268 à 271 de la loi-programme du 22 décembre 1989 et parl’article 141 de la loi du 29 décembre 1990 portant des dispositionssociales et par leurs arrêtés d’exécution sont à charge du fonds.

CHAPITRE III. — Ayants droit à l’indemnité complémentaire

Art. 5. L’indemnité complémentaire visée à l’article 2 concernel’octroi d’avantages équivalents à ceux prévus par la conventioncollective de travail no 17, conclue le 19 décembre 1974 au sein duConseil national du travail, à tous les travailleurs mis involontairementau chômage, qui, pendant la période du 1er janvier 2009 au 31 décem-bre 2010 inclus, obtiennent le droit à l’allocation de chômage légale et,le premier jour donnant droit à cette allocation, ont atteint l’âge fixéà l’article 3 ci-avant.

Sans préjudice de la condition d’avoir atteint l’âge minimum dont ilest question à l’article 3 pendant la durée de validité de la présenteconvention collective de travail, le premier jour donnant droit àl’allocation de chômage légale peut se situer après le 31 décembre 2010,si tel est imputable à la prolongation du délai de préavis par suitede l’application des articles 38, § 2 et 38bis de la loi du 3 juillet 1978relative aux contrats de travail.

Art. 6. Outre les conditions d’âge fixées et les conditions d ancien-neté par l’arrêté royal susmentionné du 3 mai 2007, les travailleursdoivent, pour pouvoir bénéficier de la prépension conventionnelle,satisfaire à l’une des conditions d’ancienneté suivantes :

- soit 15 ans de travail salarié dans une ou plusieurs entreprisesrelevant de la compétence de la Sous-commission paritaire de lafabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux deremplacement;

- soit 5 ans de travail salarié dans une ou plusieurs entreprisesrelevant de la compétence de la Sous-commission paritaire de lafabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux deremplacement pendant les 10 dernières années, dont 1 an les 2 dernièresannées.

En ce qui concerne l’assimilation à des jours de travail, il y aégalement lieu de se référer à l’article 2, § 3 de l’arrêté royal précité.

Art. 7. Les travailleurs visés à l’article 5 ont droit, pour autant qu’ilsreçoivent des allocations de chômage légales, à l’indemnité complémen-taire jusqu’à la date à laquelle ils atteindront 65 ans et dans lesconditions comme fixées par ladite réglementation des pensions.

Le régime s’applique également aux travailleurs qui seraient sortistemporairement du système et qui souhaitent bénéficier à nouveau durégime par la suite, pour autant qu’ils reçoivent à nouveau l’allocationde chômage légale.

En application des articles 4bis, 4ter et 4quater de la conventioncollective de travail no 17, telle que modifiée par la conventioncollective de travail no 17tricies du 19 décembre 2006, le droit àl’indemnité complémentaire accordé aux travailleurs licenciés dansle cadre de la présente convention collective de travail est maintenuà charge du dernier employeur, lorsque ces travailleurs reprennentle travail comme salarié auprès d’un employeur autre que celui quiles a licenciés et n’appartenant pas à la même unité techniqued’exploitation que l’employeur qui les a licenciés.

Le droit à l’indemnité complémentaire accordé aux travailleurslicenciés dans le cadre de la présente convention collective de travail estégalement maintenu à charge du dernier employeur, en cas d’exerciced’une activité indépendante à titre principal à condition que cetteactivité ne soit pas exercée pour le compte de l’employeur qui les alicenciés ou pour le compte d’un employeur appartenant à la mêmeunité technique d’exploitation que l’employeur qui les a licenciés.

Les travailleurs visés dans le présent article conservent le droit àl’indemnité complémentaire une fois qu’il a été mis fin à leuroccupation dans les liens d’un contrat de travail ou à l’exercice d’uneactivité indépendante à titre principal. Ils fournissent dans ce cas à leurdernier employeur (au sens du premier paragraphe du présent article)la preuve de leur droit aux allocations de chômage.

60900 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 21: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

In het geval beoogd in de vorige paragraaf mogen de werknemersgeen twee of meer aanvullende stelsels cumuleren. Wanneer zij zich inde omstandigheden bevinden om verscheidene aanvullende stelsels tegenieten, behouden zij het recht op het stelsel dat toegekend werd doorde werkgever die hen ontslagen heeft (in de zin van de eerste paragraafvan dit artikel).

HOOFDSTUK IV. — Bedrag van de aanvullende vergoeding

Art. 8. Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan dehelft van het verschil tussen het nettoreferteloon en de werkloosheids-uitkering.

Art. 8bis. Vanaf 1 januari 2009 wordt de aanvullende vergoeding,waarvan het brutobedrag lager is dan 99,16 EUR bruto per maand,toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen voorwerknemers, verhoogd tot 99,16 EUR bruto per maand. Deze verhogingvan het bedrag van de aanvullende vergoeding kan evenwel niet totgevolg hebben dat het totaal bruto maandbedrag van deze aanvullendevergoeding en de werkloosheidsuitkeringen samen, hoger komt teliggen dan de drempel die in aanmerking wordt genomen voor deberekening van de persoonlijke afhouding voor de werknemer zondergezinslast die wordt gestort aan de Rijksdienst voor Pensioenen en dievoor het ogenblik is vastgesteld op 1.505,13 EUR per maand.

Art. 9. Het netto-referteloon is gelijk aan het brutomaandloonbegrensd tot 940,14 EUR en verminderd met de persoonlijke socialezekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding.

De grens van 940,14 EUR is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52(1971 = 100) en bedraagt dus op 1 januari 2009 3.476,03 EUR. Zij isgebonden aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptie-prijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijferder consumptieprijzen. Deze grens wordt daarenboven op 1 januari vanelk jaar herzien in functie der regelingslonen overeenkomstig debeslissing van de Nationale Arbeidsraad.

Het nettoreferteloon wordt tot de hogere euro afgerond.

Art. 10. § 1. Het brutoloon omvat de contractuele premies dierechtstreeks gebonden zijn aan de door de werknemer verrichteprestaties waarop inhoudingen voor sociale zekerheid worden gedaanen waarvan de periodiciteit van betaling geen maand overschrijdt.

Het omvat ook de voordelen in natura die aan inhoudingen voorsociale zekerheid onderworpen zijn.

Daarentegen worden de premies of vergoedingen, die als tegen-waarde van werkelijke kosten worden verleend, niet in aanmerkinggenomen.

§ 2. Voor de per maand betaalde werknemer wordt als brutoloonbeschouwd het loon dat hij gedurende de in navolgende § 6 bepaalderefertemaand heeft verdiend.

§ 3. Voor de werknemer die niet per maand wordt betaald, wordt hetbrutoloon berekend op grond van het normale uurloon.

Het normale uurloon wordt bekomen door het loon voor de normaleprestaties van de refertemaand te delen door het aantal tijdens dieperiode gewerkte normale uren. Het aldus bekomen resultaat wordtvermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren, bepaald bij de wekelijksearbeidstijdregeling van de werknemer; dat product, vermenigvuldigdmet 52 en gedeeld door 12, stemt overeen met het maandloon.

§ 4. Het brutoloon van een werknemer die niet gedurende de ganserefertemaand heeft gewerkt, wordt berekend alsof hij aanwezig wasgeweest op alle arbeidsdagen die in de beschouwde maand vallen.

Indien een werknemer, krachtens de bepalingen van zijn arbeidsover-eenkomst, slechts gedurende een gedeelte van de refertemaand moetwerken en hij niet gedurende al die tijd heeft gewerkt, wordt zijnbrutoloon berekend op grond van het aantal arbeidsdagen, dat in dearbeidsovereenkomst is vastgesteld.

§ 5. Het door de werknemer verdiende brutoloon, ongeacht of het permaand of anders wordt betaald, wordt vermeerderd met één twaalfdevan het totaal der contractuele premies en van de veranderlijkebezoldiging waarvan de periodiciteit van betaling geen maand over-schrijdt en door die werknemer in de loop van de twaalf maanden dieaan het ontslag voorafgaan afzonderlijk werden ontvangen.

§ 6. Naar aanleiding van het bij artikel 14 voorzien overleg, zal ingemeen akkoord worden beslist met welke refertemaand rekeningmoet worden gehouden.

Indien geen refertemaand is vastgesteld, wordt de kalendermaand,die de datum van het ontslag voorafgaat, in aanmerking genomen.

Dans le cas visé au paragraphe précédent, les travailleurs ne peuventcumuler le bénéfice de deux ou plusieurs régimes complémentaires.Quand ils se trouvent dans les conditions pour bénéficier de plusieursrégimes complémentaires, ils conservent le bénéfice de celui accordépar l’employeur qui les a licenciés (au sens du premier paragraphe duprésent article).

CHAPITRE IV. — Montant de l’indemnité complémentaire

Art. 8. Le montant de l’indemnité complémentaire est égal à lamoitié de la différence entre la rémunération nette de référence etl’allocation de chômage.

Art. 8bis. A partir du 1er janvier 2009 l’indemnité complémentaire,dont le montant brut est inférieur à 99,16 EUR par mois, accordée dansle cadre de la prépension conventionnelle pour travailleurs, est majoréejusqu’à 99,16 EUR brut par mois. Cette augmentation du montant del’indemnité complémentaire ne peut pas avoir comme conséquence quele montant mensuel brut total de cette indemnité complémentaire et desallocations de chômage dépasse le seuil pris en considération pour lecalcul de la retenue personnelle du travailleur sans charge de familleà verser à l’Office national des Pensions et qui pour le moment est fixéà 1.505,13 EUR par mois.

Art. 9. La rémunération nette de référence correspond à la rémuné-ration mensuelle brute plafonnée à 940,14 EUR et diminuée de lacotisation personnelle à la sécurité sociale et de la retenue fiscale.

La limite de 940,14 EUR est rattachée à l’indice 134,52 (1971 = 100)et est donc de 3.476,03 EUR au 1er janvier 2009. Elle est liée auxfluctuations de l’indice des prix à la consommation, conformément auxdispositions de la loi du 2 août 1971 organisant un régime de liaisonà l’indice des prix à la consommation. Cette limite sera révisée par leConseil national du travail au 1er janvier de chaque année en tenantcompte de l’évolution conventionnelle des salaires.

La rémunération nette de référence est arrondie à l’euro supérieur.

Art. 10. § 1er. La rémunération brute comprend les primes contrac-tuelles directement liées aux prestations fournies par le travailleur, quifont l’objet de retenues de sécurité sociale et dont la périodicité depaiement n’est pas supérieure à un mois.

Elle comprend aussi les avantages en nature qui sont soumis à desretenues de sécurité sociale.

Par contre, les primes ou indemnités qui sont accordées en contre-partie de frais réels ne sont pas prises en considération.

§ 2. Pour le travailleur payé par mois, la rémunération brute est larémunération obtenue par lui pour le mois de référence défini au § 6ci-après.

§ 3. Pour le travailleur qui n’est pas payé par mois, la rémunérationbrute est calculée en fonction de la rémunération horaire normale.

La rémunération horaire normale s’obtient en divisant la rémunéra-tion des prestations normales du mois de référence par le nombred’heures normales fournies dans cette période. Le résultat ainsi obtenuest multiplié par le nombre d’heures de travail prévu par le régime detravail hebdomadaire du travailleur; ce produit, multiplié par 52 etdivisé par 12, correspond à la rémunération mensuelle.

§ 4. La rémunération brute du travailleur qui n’a pas travaillépendant tout le mois de référence est calculée comme s’il avait étéprésent tous les jours de travail compris dans le mois considéré.

Lorsqu’en raison des stipulations de son contrat, un travailleur n’esttenu de travailler que pendant une partie du mois de référence et n’apas travaillé pendant tout ce temps, sa rémunération brute est calculéeen fonction du nombre de jours de travail prévu dans son contrat.

§ 5. A la rémunération brute obtenue par le travailleur, qu’il soit payépar mois au autrement, il est ajouté un douzième du total des primescontractuelles et de la rémunération variable dont la périodicité depaiement n’est pas supérieure à un mois, perçues indistinctement parce travailleur au cours des douze mois qui précèdent la date delicenciement.

§ 6. A l’occasion de la concertation prévue par l’article 14, il seradécidé d’un commun accord quel est le mois de référence à prendre enconsidération.

Lorsqu’il n’est pas fixé de mois de référence, celui-ci sera le mois civilqui précède la date du licenciement.

60901BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 22: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

HOOFDSTUK V. — Aanpassing van het bedragvan de aanvullende vergoeding

Art. 11. Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingenwordt gebonden aan de schommeling van het indexcijfer der consump-tieprijzen, volgens de modaliteiten die van toepassing zijn inzakewerkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wetvan 2 augustus 1971.

Het bedrag van deze vergoedingen wordt daarenboven elk jaar op1 januari herzien in functie van de ontwikkeling van de regelingslonenovereenkomstig hetgeen dienaangaande wordt beslist in de NationaleArbeidsraad.

Voor de werknemers die in de loop van het jaar tot de regelingtoetreden, wordt de aanpassing op grond van het verloop van deregelingslonen verricht, rekening houdend met het ogenblik van hetjaar waarop zij in het stelsel treden; elk kwartaal wordt in aanmerkinggenomen voor de berekening van de aanpassing.

HOOFDSTUK VI. — Tijdstip van betaling van de aanvullende vergoeding

Art. 12. De betaling van de aanvullende vergoeding moet om dekalendermaand gebeuren door de desbetreffende werkgever en zal op30 januari van elk jaar terugbetaald worden door het ″Fonds voorbestaanszekerheid voor het vervaardigen van en de handel in zakken injute of in vervangingsmaterialen″.

HOOFDSTUK VII. — Cumulatie van de aanvullende vergoedingmet andere voordelen

Art. 13. De aanvullende vergoeding mag niet worden gecumuleerdmet andere wegens afdanking verleende speciale vergoedingen oftoeslagen, die worden toegekend krachtens wettelijke of reglementairebepalingen. De werknemer, die onder de in artikel 5 voorzienevoorwaarden ontslagen wordt zal dus eerst de uit die bepalingenvoortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kun-nen maken op de in artikel 2 voorziene aanvullende vergoeding.

HOOFDSTUK VIII. — Overlegprocedure

Art. 14. Vooraleer een of meerdere werknemers bedoeld bij artikel 5te ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigersvan het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan,met de syndicale afvaardiging. Onverminderd de bepalingen van decollectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, inzonderheidvan artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in gemeen overleg tebeslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijndeafdankingcriteria, werknemers die aan het in artikel 3 bepaaldeleeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen enderhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.

Bij ontstentenis van ondernemingsraad of van syndicale afvaardi-ging, heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van derepresentatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met dewerklieden van de onderneming.

Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgeverdaarenboven de betrokken werknemer bij aangetekende brief uit toteen onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming.Dit onderhoud heeft tot doel aan de werknemer de gelegenheid tegeven zijn bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomenontslag kenbaar te maken. Overeenkomstig de collectieve arbeidsover-eenkomst van 3 mei 1972 inzonderheid artikel 7, kan de werknemerzich bij dit onderhoud laten bijstaan door de syndicale afgevaardigde.De opzegging kan ten vroegste geschieden de tweede werkdag na dedag waarop dit onderhoud plaats had of waarop dit onderhoudvoorzien was.

De ontslagen werknemers hebben de mogelijkheid de aanvullenderegeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit temaken van de arbeidsreserve.

HOOFDSTUK IX. — Betaling aanvullende vergoeding

Art. 15. De uitgaven waarvan sprake in hierboven vermeld hoofd-stuk IV worden gefinancierd door het fonds voor bestaanszekerheid, bijmiddel van een werkgeversbijdrage van 0,40 pct. berekend op grondvan het volledig loon van hun werknemers.

De modaliteiten hiervan worden in een afzonderlijke collectievearbeidsovereenkomst geregeld.

CHAPITRE V. — Adaptation du montant de l’indemnité complémentaire

Art. 11. Le montant des indemnités complémentaires liquidées estlié à l’évolution de l’indice des prix à la consommation, suivant lesmodalités d’application en la matière aux allocations de chômage,conformément aux dispositions de la loi du 2 août 1971.

En outre, le montant de ces indemnités est révisé chaque année aupremier janvier en fonction de l’évolution conventionnelle des salairesen tenant compte de la décision prise à cet égard au sein du Conseilnational du travail.

Pour les travailleurs qui entrent dans le régime dans le courant del’année, l’adaptation en vertu de l’évolution conventionnelle dessalaires est opérée en tenant compte du moment de l’année où a lieul’entrée dans le régime; chaque trimestre est pris en considération pourle calcul de l’adaptation.

CHAPITRE VI. — Moment de paiement de l’indemnité complémentaire

Art. 12. Le paiement de l’indemnité complémentaire doit se fairechaque mois civil par l’employeur concerné et sera remboursé au30 janvier de chaque année par le ″Fonds de sécurité d’existence de lafabrication et du commerce de sacs en jute ou en matériaux deremplacement″.

CHAPITRE VII. — Concours de l’indemnité complémentaireet d’autres avantages

Art. 13. L’indemnité complémentaire ne peut être cumulée avecd’autres indemnités ou allocations spéciales, résultant du licenciement,accordées en vertu de dispositions légales ou réglementaires. Dès lors,le travailleur licencié dans les conditions prévues par l’article 5 devrad’abord épuiser ses droits découlant de ces dispositions, avant depouvoir prétendre à l’indemnité complémentaire visée à l’article 2.

CHAPITRE VIII. — Procédure de concertation

Art. 14. Avant de licencier un ou plusieurs travailleurs visés àl’article 5, l’employeur se concertera avec les représentants du person-nel au sein du conseil d’entreprise ou, à défaut, avec la délégationsyndicale. Sans préjudice des dispositions de la convention collectiveno 9 du 9 mars 1972, notamment son article 12, cette concertation a pourbut de décider, d’un commun accord, si, indépendamment des critèresde licenciement en vigueur dans l’entreprise, des travailleurs répon-dant au critère d’âge prévu par l’article 3 peuvent être licenciés parpriorité et, dès lors, bénéficier du régime complémentaire.

A défaut de conseil d’entreprise ou de délégation syndicale, cetteconcertation a lieu avec les représentants des organisations représenta-tives des travailleurs ou, à défaut, avec les travailleurs de l’entreprise.

Avant de prendre une décision en matière de licenciement, l’employeurinvite en outre le travailleur concerné, par lettre recommandée, à unentretien au siège de l’entreprise pendant les heures de travail. Cetentretien a pour but de permettre au travailleur de communiquer àl’employeur ses objections vis-à-vis du licenciement envisagé. Confor-mément à la convention collective de travail du 3 mai 1972, notammentl’article 7, le travailleur peut se faire assister, lors de cet entretien,par son délégué syndical. Le licenciement peut avoir lieu au plus tôtà partir du deuxième jour de travail qui suit le jour où l’entretien s’esteffectué ou était projeté.

Les travailleurs licenciés ont la faculté, soit d’accepter le régimecomplémentaire, soit de le refuser et de faire dès lors partie de laréserve de main-d’oeuvre.

CHAPITRE IX. — Paiement de l’indemnité complémentaire

Art. 15. Les dépenses dont il est question au chapi-tre IV ci-avantsont financées par le fonds de sécurité d’existence, au moyen d’unecotisation patronale de 0,40 p.c. calculée sur la base du salaire globalde leurs travailleurs.

Les modalités afférentes sont réglées dans une convention collectivede travail séparée.

60902 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 23: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

HOOFDSTUK X. — Eindbepalingen

Art. 16. De administratieve formaliteiten nodig voor de uitvoeringvan deze overeenkomst worden door de raad van bestuur van hetbedoelde fonds vastgesteld.

Art. 17. De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collec-tieve arbeidsovereenkomst worden door de raad van bestuur van hetbedoelde fonds voor bestaanszekerheid beslecht in de geest van enrefererend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van deNationale Arbeidsraad.

Art. 18. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassingvanaf 1 januari 2009 tot en met 31 december 2010, behalve voorartikel 15 dat eveneens van toepassing is vanaf 1 januari 2009 en datvoor onbepaalde duur gesloten is.

Artikel 15 kan worden opgezegd door de meest gerede partij mits inacht name van een opzeggingsperiode van drie maanden bij een terpost aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het ParitairSubcomité voor het vervaardigen van en de han.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van13 juni 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[C − 2010/12232]N. 2010 — 3438

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2009,gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteen-groeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in deprovincie Henegouwen, betreffende de tewerkstelling van perso-nen behorend tot de risicogroepen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf derhardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in deprovincie Henegouwen;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2009, geslotenin het Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteengroeven en dergroeven van uit te houwen kalksteen in de provincie Henegouwen,betreffende de tewerkstelling van personen behorend tot de risicogroe-pen.

Art. 2. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juli 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

CHAPITRE X. — Dispositions finales

Art. 16. Les formalités administratives nécessaires à l’exécution dela présente convention sont fixées par le conseil d’administration dufonds visé.

Art. 17. Les difficultés d’interprétation générale résultant de laprésente convention collective de travail sont résolues par le conseild’administration du fonds de sécurité d’existence visé dans l’esprit deet en se référant à la convention collective de travail no 17 du Conseilnational du travail.

Art. 18. La présente convention collective de travail s’applique du1er janvier 2009 au 31 décembre 2010 inclus, sauf en ce qui concernel’article 15 qui s’applique aussi à partir du 1er janvier 2009 et qui estconclu pour une durée indéterminée.

L’article 15 peut être dénoncé par la partie la plus diligentemoyennant un préavis de trois mois adressé par lettre recommandée àla poste au président de la Sous-commission paritaire de la fabricationet du commerce de sacs en jute ou en matériaux de remplacement.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 13 juin 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[C − 2010/12232]F. 2010 — 3438

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 8 juillet 2009, conclue au sein de laSous-commission paritaire de l’industrie des carrières de petitgranit et de calcaire à tailler de la province de Hainaut, relative àl’emploi de personnes appartenant aux groupes à risque (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Sous-commission paritaire de l’industrie descarrières de petit granit et de calcaire à tailler de la province de Hainaut;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 8 juillet 2009, reprise en annexe, conclue au sein de la Sous-commission paritaire de l’industrie des carrières de petit granit et decalcaire à tailler de la province de Hainaut, relative à l’emploi depersonnes appartenant aux groupes à risque.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargé del’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 30 juillet 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

60903BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 24: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bijlage

Paritair Subcomité voor het bedrijf der hardsteengroevenen der groeven van uit te houwen kalksteen

in de provincie Henegouwen

Collectieve arbeidsovereenkomst van 8 juli 2009

Tewerkstelling van personen behorend tot de risicogroepen (Overeen-komst geregistreerd op 12 november 2009 onder het num-mer 95607/CO/102.01)Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is toepasselijk op de

werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingendie ressorteren onder het Paritair Subcomité voor het bedrijf derhardsteengroeven en der groeven van uit te houwen kalksteen in deprovincie Henegouwen.

Met « werklieden » worden de werklieden (werkman) en de werk-sters bedoeld.

Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten, vanaf hetjaar 2009 en voor de komende interprofessionele akkoorden intoepassing van de wet van 27 december 2006 houdende diversebepalingen, inzonderheid hoofdstuk VIII, afdeling 1, en anderzijds hetkoninklijk besluit van 26 april 2009 ter activering van de inspanning tenvoordele van personen die tot de risicogroepen behoren en van deinspanning ten bate van de actieve begeleiding en opvolging vanwerklozen voor de periode 2009-2010.

Art. 3. Voor 2009 zullen de ondernemingen van de sector ten minste0,40 pct. per jaar besteden van de loonsom aangegeven aan deRijksdienst voor Sociale Zekerheid, aan initiatieven voor vorming entewerkstelling.

Voor 2010, blijft dit bedrag op 0,40 pct.Art. 4. Een VZW genoemd « Centre de formation aux métiers de la

pierre » int de gelden. Zij beheert en wendt de bijdragen aan voor despecifieke vorming van werknemers van de steengroeven, volgensbeslissing van de beheerraad van deze VZW.

De opdrachten van het « Centre de formation aux métiers de lapierre » zouden kunnen uitgebreid worden tot technische en onder-houd vorming ten bedrage van 0,15 pct. voor een specifieke vorming inde onderneming.

De sociale zetel van deze VZW is gevestigd te 7060 Soignies, rue deCognebeau 245.

Art. 5. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op1 januari 2009 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2010.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van30 juli 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/203913]N. 2010 — 3439

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van22 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbe-drijf, tot wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van27 augustus 2001 betreffende de vorming en tewerkstelling (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het hotelbedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 januari 2010,gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf, tot wijziging vande collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augustus 2001 betreffendede vorming en tewerkstelling.

Annexe

Sous-commission paritaire de l’industrie des carrièresde petit granit et de calcaire à tailler de la province de Hainaut

Convention collective de travail du 8 juillet 2009

Emploi de personnes appartenant aux groupes à risque (Conventionenregistrée le 12 novembre 2009 sous le numéro 95607/CO/102.01)

Article 1er. La présente convention collective de travail s’appliqueaux employeurs et aux ouvriers et ouvrières des entreprises ressortis-sant à la Sous-commission paritaire de l’industrie des carrières de petitgranit et de calcaire à tailler de la province de Hainaut.

Par « ouvriers » sont visés : les ouvriers et ouvrières.

Art. 2. La présente convention collective de travail est conclue, àpartir de l’année 2009 et pour les accords interprofessionnels suivantsen application d’une part, de la loi du 27 décembre 2006 portant desdispositions diverses, spécialement son chapitre VIII, section 1re etd’autre part, de l’arrêté royal du 26 avril 2009 activant l’effort en faveurdes personnes appartenant aux groupes à risque et l’effort au profitde l’accompagnement et suivi actifs des chômeurs pour lapériode 2009-2010.

Art. 3. Pour 2009, les entreprises du secteur consacreront au moins0,40 p.c. par an de la masse salariale déclarée à l’Office national deSécurité sociale à des initiatives de formation et d’emploi.

Pour 2010, ce pourcentage reste fixé à 0,40 p.c.Art. 4. Une ASBL dénommée « Centre de formation aux métiers de la

pierre » percoit les fonds. Elle gère et utilise la cotisation pour laformation spécifique aux métiers de la pierre, d’après décision duconseil d’administration de cette ASBL.

Les missions du « Centre de formation aux métiers de la pierre »pourront être élargies à la formation technique et de maintenance àconcurrence de 0,15 p.c. pour une formation spécifique à l’entreprise.

Le siège social de cette ASBL est situé à 7060 Soignies, rue deCognebeau 245.

Art. 5. La présente convention collective de travail entre en vigueurle 1er janvier 2009 et cesse de produire ses effets le 31 décembre 2010.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 30 juillet 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalitédes chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/203913]F. 2010 — 3439

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 22 janvier 2010, conclue au sein de laCommission paritaire de l’industrie hôtelière, modifiant la conven-tion collective de travail du 27 août 2001 relative à la formation età l’emploi (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Commission paritaire de l’industrie hôtelière;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 22 janvier 2010, reprise en annexe, conclue au sein de laCommission paritaire de l’industrie hôtelière, modifiant la conventioncollective de travail du 27 août 2001 relative à la formation et à l’emploi.

60904 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 25: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juli 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor het hotelbedrijf

Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 januari 2010

Wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 augus-tus 2001 betreffende de vorming en tewerkstelling (Overeenkomstgeregistreerd op 2 april 2010 onder het nummer 98673/CO/302)

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassingop de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die ressor-teren onder het Paritair Comité voor het hotelbedrijf.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordtonder ″werknemers″ ver staan : de mannelijke en vrouwelijke werkne-mers.

Art. 2. § 1. In artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van27 augustus 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het hotelbedrijf,betreffende de vorming en tewerkstelling, geregistreerd onder hetnummer 58956/CO/302, algemeen verbindend verklaard bij koninklijkbesluit van 4 september 2002 en meerdere malen gewijzigd, wordt dederde alinea aangevuld als volgt :

″Hieruit volgt een jaarlijkse verhoging van de vormingsinspanningten opzichte van de bijkomende bijdrage vermeld in de eerste alineavan dit artikel.″

§ 2. In hetzelfde artikel wordt tussen de eerste en de tweede alineavolgende passage ingevoerd :

″Overeenkomstig het koninklijk besluit van 11 oktober 2007, totinvoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van definanciering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers diebehoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realise-ren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005betreffende het Generatiepact, verbinden de sociale partners er zich toete voorzien in een jaarlijkse toename van de participatiegraad aanvorming en opleiding met minstens 5 procentpunten.″

§ 3. Hetzelfde artikel wordt aangevuld als volgt :

″Deze bijkomende vormingsinspanning wordt overeenkomstig decollectieve arbeidsovereenkomst van 3 april 1987 houdende de wijzi-ging en de coördinatie van de statuten van het ″Waarborg en SociaalFonds voor de hotel-, restaurant-, café- en aanverwante bedrijven″aangewend ten voordele van de drie regionale VZW’s ″Centrum voorVorming en Vervolmaking in de horecasector″.″

Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op1 oktober 2007.

Zij wordt gesloten voor onbepaalde duur. Ze kan worden opgezegddoor elk van de partijen, mits een opzeggingstermijn van drie maandenbij ter post aangetekende brief wordt gericht aan de voorzitter van hetParitair Comité voor het hotelbedrijf en de daarin vertegenwoordigdeorganisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van30 juli 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargé del’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 30 juillet 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Commission paritaire de l’industrie hôtelière

Convention collective de travail du 22 janvier 2010

Modification de la convention collective de travail du 27 août 2001relative à la formation et à l’emploi (Convention enregistrée le2 avril 2010 sous le numéro 98673/CO/302)

Article 1er. La présente convention collective de travail s’appliqueaux employeurs et aux travailleurs des entreprises ressortissant à laCommission paritaire de l’industrie hôtelière.

Pour l’application de la présente convention collective de travail, il ya lieu d’entendre par ″travailleurs″ : les travailleurs masculins etféminins.

Art. 2. § 1er. Le troisième alinéa de l’article 2 de la conventioncollective de travail du 27 août 2001, conclue au sein de la Commissionparitaire de l’industrie hôtelière, relative à la formation et à l’emploi,enregistrée sous le numéro 58956/CO/302, rendue obligatoire pararrêté royal du 4 septembre 2002 et modifiée à plusieurs reprises, estcomplété par ce qui suit :

″Il en résulte une augmentation annuelle de l’effort en formation parrapport à la cotisation complémentaire mentionnée au premier alinéade cet article.″

§ 2. Le passage suivant est ajouté dans le même article, entre lepremier et le deuxième alinéa :

″Conformément à l’arrêté royal du 11 octobre 2007, introduisant unecotisation patronale complémentaire au bénéfice du financement ducongé-éducatif payé pour les employeurs appartenant aux secteurs quiréalisent des efforts insuffisants en matière de formation en exécutionde l’article 30 de la loi du 23 décembre 2005 relative au Pacte desolidarité entre les générations, les partenaires sociaux s’engagent àprévoir une augmentation annuelle du taux de participation à laformation d’au moins 5 pour cent.″

§ 3. Le même article est complété de ce qui suit :

″Conformément à la convention collective de travail du 3 avril 1987portant modification et coordination des statuts du ″Fonds social et degarantie pour les hôtels, restaurants, cafés et entreprises assimilées″, ceteffort supplémentaire en faveur de la formation est utilisé au bénéficedes trois asbl régionales ″Centre de formation et de perfectionnementdu secteur horeca″.″

Art. 3. La présente convention collective de travail entre en vigueurle 1er octobre 2007.

Elle est conclue pour une durée indéterminée et peut être dénoncéepar chacune des parties moyennant un préavis de trois mois adressépar lettre recommandée à la poste au président de la Commissionparitaire de l’industrie hôtelière et aux organisations y représentées.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 30 juillet 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

60905BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 26: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[C − 2010/12236]N. 2010 — 344030 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend

wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 sep-tember 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering ende houtbewerking, tot vaststelling van de overgangsregeling in hetkader van de invoering van de sectorale tweede pensioenpijler (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de stoffering en dehoutbewerking;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2009,gesloten in het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking,tot vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoeringvan de sectorale tweede pensioenpijler.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juli 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking

Collectieve arbeidsovereenkomst van 30 september 2009

Vaststelling van de overgangsregeling in het kader van de invoeringvan de sectorale tweede pensioenpijler (Overeenkomst geregistreerdop 2 april 2010 onder het nummer 98686/CO/126)Artikel 1. Voorwerp van deze collectieve arbeidsovereenkomstDeze collectieve arbeidsovereenkomst stelt voor de arbeiders van

ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor destoffering en de houtbewerking, de overgangsregeling vast naaraanleiding van de omvorming van het sectorale stelsel van ″vergoedingaan gepensioneerden″ conform hoofdstuk VIIIbis van de sectoralecollectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2005, naar een stelselvan aanvullend pensioen conform de wet van 28 april 2003 betreffendede aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenenen van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid(verder : WAP).

Art. 2. ToepassingsgebiedDeze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de

arbeiders van ondernemingen die ressorteren onder het bevoegdheids-gebied van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking,en dit volgens de verder beschreven voorwaarden, en op voorwaardedat de laatste werkgever ressorteert onder het Paritair Comité voor destoffering en de houtbewerking.

Met ″arbeiders″ worden zowel de arbeiders als de arbeidstersbedoeld.

Worden uitgesloten van het toepassingsgebied van deze overeen-komst, de werknemers die door een werkgever die buiten België isgevestigd, in België gedetacheerd worden in de zin van de bepalingenvan titel II van de Verordening EEG nr. 1408/71 van de Raad.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[C − 2010/12236]F. 2010 — 344030 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la convention

collective de travail du 30 septembre 2009, conclue au sein de laCommission paritaire de l’ameublement et de l’industrie transfor-matrice du bois, fixant le régime de transition dans le cadre del’introduction du deuxième pilier de pension sectoriel (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Commission paritaire de l’ameublement et del’industrie transformatrice du bois;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 30 septembre 2009, reprise en annexe, conclue au sein de laCommission paritaire de l’ameublement et de l’industrie transforma-trice du bois, fixant le régime de transition dans le cadre del’introduction du deuxième pilier de pension sectoriel.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargé del’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 30 juillet 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Commission paritaire de l’ameublementet de l’industrie transformatrice du bois

Convention collective de travail du 30 septembre 2009

Fixation du régime de transition dans le cadre de l’introduction dudeuxième pilier de pension sectoriel (Convention enregistrée le2 avril 2010 sous le numéro 98686/CO/126)Article 1er. Objet de la présente convention collective de travailLa présente convention collective de travail fixe, pour les ouvriers

des entreprises ressortissant à la Commission paritaire de l’ameuble-ment et de l’industrie transformatrice du bois, le régime de transitiondans le cadre de la transformation du régime sectoriel d’″allocation auxouvriers pensionnés″, conformément au chapitre VIIIbis de la conven-tion collective de travail sectorielle du 30 novembre 2005 en un régimede pension complémentaire conformément à la loi du 28 avril 2003relative aux pensions complémentaires et au régime fiscal de celles-ci etde certains avantages complémentaires en matière de sécurité sociale(ci-après : LPC).

Art. 2. Champ d’applicationLa présente convention collective de travail s’applique aux ouvriers

des entreprises relevant de la compétence de la Commission paritairede l’ameublement et de l’industrie transformatrice du bois, et ceconformément aux conditions décrites ci-après et à condition que ledernier employeur relève de la Commission paritaire de l’ameublementet de l’industrie transformatrice du bois.

Par ″ouvriers″, l’on entend : tant les ouvriers que les ouvrières.

Sont exclus du champ d’application de la présente convention, lestravailleurs détachés en Belgique par un employeur établi en dehors dela Belgique conformément aux dispositions du titre II du Règle-ment CEE n° 1408/71 du Conseil.

60906 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 27: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 3. Overgangsregeling ″gepensioneerden″

3.1. De arbeiders waarvan de laatste werkgever ressorteert onder debevoegdheid van het Paritair Comité voor de stoffering en dehoutbewerking, en die uiterlijk in de loop van 2007 met (vervroegd)rustpensioen zijn gegaan, en dus een rustpensioen genieten gebaseerdop loopbaanjaren die zich volledig situeren vóór de inwerkingtredingvan de WAP, hebben recht op een jaarlijkse rente en dit gedurendemaximaal 15 jaar.

Het maximum van 15 jaarlijkse rentes wordt verminderd met hetaantal rentes dat reeds werd toegekend in toepassing van hoofd-stuk VIIIbis van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst van30 november 2005, of waarop de verjaringstermijn van 3 jaar vantoepassing is.

3.2. De rente wordt voor de eerste keer uitbetaald in het jaar dat volgtop het jaar waarin de arbeider met rustpensioen is gegaan en dit opaanvraag van de arbeider of zijn vakorganisatie bij het ″Fonds voorbestaanszekerheid van de stoffering en de houtbewerking″.

Voor de daarop volgende jaren stuurt het fonds een hernieuwings-aanvraag naar de betrokken arbeider, in te vullen en terug te sturendoor de arbeider of zijn vakorganisatie.

De uitbetaling heeft plaats in de loop van de maand juni van elk jaar.

3.3. De hoogte van de jaarlijkse rente wordt bepaald in functie van detotale anciënniteit als arbeider - bij één of meer werkgevers dieressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voorde stoffering en de houtbewerking - op het ogenblik van de rustpen-sionering. De anciënniteit wordt vastgesteld conform artikel 6.

Het bedrag van de jaarlijkse rente wordt als volgt vastgesteld :

Aantal loopbaanjarenbewezen op de datum

van pensionering

Bedrag van dejaarlijkse rente

Nombre d’annéesde carrière professionnelle

prouvé à la date de la pension

Montantde la rente annuelle

0 - 9 0 0 - 9 0

10 - 14 247,89 EUR 10 - 14 247,89 EUR

15 - 19 371,84 EUR 15 - 19 371,84 EUR

20 of meer 495,79 EUR 20 ou plus 495,79 EUR

Art. 4. Overgangsregeling bruggepensioneerden

4.1. De arbeiders die uiterlijk op 1 juli 2008 (zijnde de datum van deinwerkingtreding van het sectoraal aanvullend pensioenstelsel) hetsectoraal brugpensioen genoten, of uiterlijk op deze datum voldedenaan de leeftijdsvoorwaarden en de sectorale anciënniteitsvoorwaardenervan maar hun beroepsloopbaan als arbeider hebben verder gezet bijeen werkgever die ressorteert onder het Paritair Comité voor destoffering en de houtbewerking, komen in aanmerking voor deovergangsregeling ″bruggepensioneerden″, voor zover zij niet in deloop van 2007 met rustpensioen zijn gegaan (in welk geval de onderartikel 3 beschreven overgangsregeling ″gepensioneerden″ van toepas-sing is).

Met (de voorwaarden van) sectoraal brugpensioen wordt eenbrugpensioen bedoeld vanaf de leeftijd van ten vroegste 58 jaar, dat,naast de door de algemene reglementering opgelegde anciënniteit alsloontrekkende, tevens beantwoord aan de sectorale collectieve arbeids-overeenkomsten ter zake, te weten :

— ofwel een loopbaan aantonen van 15 jaar bij de werkgever,ressorterend onder het Paritair Comité voor de stoffering en dehoutbewerking, die ontslag geeft met het oog op brugpensioen;

— ofwel een loopbaan aantonen van minimum twintig jaar in desector, waarvan minstens acht jaar bij de werkgever, ressorterend onderhet Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, die ontslaggeeft met het oog op brugpensioen. De arbeider evenwel die hetslachtoffer werd van een faillissement, een sluiting of een herstructu-rering van een onderneming uit de sector stoffering en houtbewerking,en daarna werd aangeworven door een andere werkgever van de sectoren op het ogenblik van deze aanwerving 50 jaar of ouder was, kanvolstaan met het aantonen van een totale sectoranciënniteit van 20 jaar.

Deze loopbaanvoorwaarden dienen te worden berekend van datumtot datum.

Art. 3. Régime de transition ″pensionnés″

3.1. Les ouvriers dont le dernier employeur relève de la compétencede la Commission paritaire de l’ameublement et de l’industrie trans-formatrice du bois, et qui ont pris leur pension de retraite (anticipée) auplus tard en 2007 et bénéficient donc d’une pension de retraite basée surles années de carrière professionnelle se situant entièrement avantl’entrée en vigueur de la LPC, ont droit à une rente annuelle et cependant 15 ans maximum.

De ce maximum de 15 rentes annuelles, il convient de déduire lenombre de rentes déjà octroyées en application du chapitre VIIIbis de laconvention collective de travail sectorielle du 30 novembre 2005 ou surlesquelles le délai de prescription de 3 ans est d’application.

3.2. La rente est payée pour la première fois au cours de l’annéesuivant l’année pendant laquelle l’ouvrier a pris sa pension de retraiteet ce à la demande de l’ouvrier ou de son organisation professionnelleauprès du ″Fonds de sécurité d’existence de l’ameublement et del’industrie transformatrice du bois″.

Pour les années suivantes, le fonds envoie une demande derenouvellement à l’ouvrier concerné. Cette demande doit être remplieet renvoyée par l’ouvrier ou par son organisation professionnelle.

Le paiement a lieu au mois de juin de chaque année.

3.3. Le montant de la rente annuelle est fixé en fonction del’ancienneté totale en tant qu’ouvrier, auprès d’un ou de plusieursemployeurs relevant de la compétence de la Commission paritaire del’ameublement et de l’industrie transformatrice du bois, au moment dela prise de la pension de retraite. L’ancienneté est fixée conformémentà l’article 6.

Le montant de la rente annuelle est déterminé comme suit :

Art. 4. Régime de transition prépensionnés

4.1. Les ouvriers qui, au plus tard le 1er juillet 2008 (date de l’entréeen vigueur du régime de pension complémentaire sectoriel), ontbénéficié de la prépension sectorielle ou ont rempli au plus tard à cettedate les conditions d’âge et d’ancienneté sectorielle en la matière maisont poursuivi leur carrière professionnelle en tant qu’ouvrier auprèsd’un employeur ressortissant à la Commission paritaire de l’ameuble-ment et de l’industrie transformatrice du bois, entrent en ligne decompte pour le régime de transition ″prépensionnés″, pour autantqu’ils n’aient pas pris leur pension de retraite en 2007 (dans ce cas, lerégime de transition ″pensionnés″ décrit à l’article 3 est d’application).

Par (conditions de) prépension sectorielle, l’on entend la prépensionà partir de l’âge de 58 ans au plus tôt qui, outre l’ancienneté en tant quesalarié imposée par la réglementation générale, est conforme auxconventions collectives de travail sectorielles en la matière,c’est-à-dire :

— soit la preuve d’une carrière de 15 ans auprès d’un employeurressortissant à la Commission paritaire de l’ameublement et del’industrie transformatrice du bois qui licencie en vue de la prépension;

— soit la preuve d’au moins 20 ans de carrière dans le secteur, dontau moins 8 ans auprès de l’employeur ressortissant à la Commissionparitaire de l’ameublement et de l’industrie transformatrice du bois quilicencie en vue de la prépension. Pour l’ouvrier qui a été victime de lafaillite, de la fermeture ou de la restructuration d’une entreprise dusecteur de l’ameublement et de la transformation du bois, qui a ensuiteété engagé par un autre employeur du secteur et qui, au moment de cetengagement, était âgé de 50 ans ou plus, il suffit cependant qu’il puisseprouver une ancienneté sectorielle totale de 20 ans.

Ces conditions de carrière doivent être calculées de date en date.

60907BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 28: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

4.2. Het voordeel van deze overgangsregeling bestaat uit een kapitaaldat door het ″Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en dehoutbewerking″ wordt uitbetaald in het jaar waarin de betrokkenarbeider de wettelijke pensioenleeftijd bereikt (momenteel 65 jaar).

Het voordeel moet worden aangevraagd door de arbeider of zijnvakorganisatie. Bij elke aanvraag moeten de bewijzen worden gevoegddie aantonen dat de voorwaarden die het recht openen vervuld zijn(4.1) en die aantonen welke loopbaanjaren in rekening moeten wordengebracht voor de bepaling van de hoogte van het voordeel (4.3).

4.3. De hoogte van het voordeel wordt bepaald in functie van detotale anciënniteit als arbeider - bij één of meer werkgevers dieressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voorde stoffering en de houtbewerking - op het ogenblik van de brug- ofrustpensionering. De anciënniteit wordt vastgesteld conform artikel 6.

De arbeiders die de voorwaarden vervullen om het recht op dezeovergangsregeling te openen, ontvangen bij hun pensionering, maarten vroegste in het jaar waarin ze 65 jaar worden, een kapitaal gelijk aande hierna vermelde bedragen :

Jaar waarin de arbeider65 jaar wordt

Année au cours de laquellel’ouvrier atteint 65 ans

Bewezen loopbaan vanCarrière prouvée de

15 tot 19 jaar15 à 19 ans

20 tot 24 jaar20 à 24 ans

25 jaar en meer25 ans et plus

2008 2 500 EUR 3 500 EUR 4 500 EUR

2009 2 500 EUR 3 500 EUR 4 500 EUR

2010 2 500 EUR 3 500 EUR 4 500 EUR

2011 2 500 EUR 3 500 EUR 4 500 EUR

2012 2 500 EUR 3 500 EUR 4 500 EUR

2013 2 500 EUR 3 500 EUR 4 500 EUR

2014 2 500 EUR 3 500 EUR 4 500 EUR

tot en met 1 juli 2015jusqu’au 1er juillet 2015

2 500 EUR 3 500 EUR 4 500 EUR

Dit zijn bruto bedragen, die eenmalig zijn vastgesteld voor de geheleduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 5. Overgangsregeling ″actieven″

5.1. Deze overgangsregeling is van toepassing op de arbeiders die op31 december 2006 verbonden waren met een arbeidsovereenkomst alsarbeider bij een werkgever die ressorteert onder het bevoegdheidsge-bied van het Paritair Comité voor de stoffering en de houtbewerking, endie niet in aanmerking komen voor de onder artikel 3 of 4 van dezecollectieve arbeidsovereenkomst vermelde overgangsregelingen.

Om het recht op de overgangsregeling ″actieven″ te openen moet dearbeider bovendien op de datum van de inwerkingtreding van de WAP,zijnde 1 januari 2007, de leeftijd van minstens 50 jaar hebben bereikt, enop dat ogenblik gerechtigd zijn op minstens 15 uitbetaalbare getrouw-heidspremies, uitgereikt door het ″Fonds voor bestaanszekerheid vande stoffering en de houtbewerking″.

Komen eveneens in aanmerking voor deze overgangsregeling, dearbeiders die op 31 december 2006 verbonden waren met eenarbeidsovereenkomst als arbeider bij een werkgever die ressorteertonder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voor destoffering en de houtbewerking, en op de datum van de inwerkingtre-ding van de WAP, zijnde 1 januari 2007, de leeftijd van 48 of 49 jaarhebben bereikt, en op dat ogenblik gerechtigd zijn op minstens 25uitbetaalbare getrouwheidspremies, uitgereikt door het ″Fonds voorbestaanszekerheid van de stoffering en de houtbewerking″.

5.2. Het voordeel van deze overgangsregeling bestaat uit een kapitaaldat door het ″Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en dehoutbewerking″ wordt uitbetaald wanneer de betrokken arbeider depensioengerechtigde leeftijd bereikt (momenteel 65 jaar) en op rustpen-sioen gaat.

Het voordeel moet worden aangevraagd door de arbeider of zijnvakorganisatie. Bij elke aanvraag moeten de bewijzen worden gevoegddie aantonen dat de voorwaarden die het recht openen vervuld zijn(5.1) en die aantonen welke loopbaanjaren in rekening moeten wordengebracht voor de bepaling van de hoogte van het voordeel (5.3).

4.2. L’avantage de ce régime de transition est composé d’un capitalpayé par le ″Fonds de sécurité d’existence de l’ameublement et del’industrie transformatrice du bois″ pendant l’année au cours delaquelle l’ouvrier concerné atteint l’âge légal de la pension (actuelle-ment 65 ans).

L’avantage doit être demandé par l’ouvrier ou par son organisationprofessionnelle. Chaque demande doit être accompagnée des élémentsprouvant que les conditions ouvrant le droit sont remplies (4.1) etdémontrant quelles années de carrière doivent être prises en compteafin de déterminer le montant de l’avantage (4.3).

4.3. Le montant de l’avantage est déterminé en fonction de l’ancien-neté totale en tant qu’ouvrier, auprès d’un ou de plusieurs employeursrelevant de la compétence de la Commission paritaire de l’ameuble-ment et de l’industrie transformatrice du bois, au moment de la prise dela prépension ou de la pension de retraite. L’ancienneté est fixéeconformément à l’article 6.

Les ouvriers remplissant les conditions donnant droit à ce régime detransition recoivent, lors de la prise de la pension mais au plus tôt aucours de l’année pendant laquelle ils atteignent 65 ans, un capitalcorrespondant aux montants mentionnés ci-dessous :

Il s’agit de montants bruts déterminés une seule fois pour toute ladurée de la présente convention collective de travail.

Art. 5. Régime de transition ″actifs″

5.1. Le présent régime de transition s’applique aux ouvriers qui, au31 décembre 2006, étaient liés par un contrat de travail en tantqu’ouvrier avec un employeur relevant de la compétence de laCommission paritaire de l’ameublement et de l’industrie transforma-trice du bois et qui n’entrent pas en ligne de compte pour les régimesde transition mentionnés aux articles 3 ou 4 de la présente conventioncollective de travail.

Afin d’ouvrir le droit au régime de transition ″actifs″, l’ouvrier doit,à la date d’entrée en vigueur de la LPC, c’est-à-dire au 1er janvier 2007,en outre être âgé de 50 ans au moins et avoir droit à cette date à aumoins 15 primes de fidélité payables, octroyées par le ″Fonds desécurité d’existence de l’ameublement et de l’industrie transformatricedu bois″.

Entrent également en ligne de compte pour le présent régime detransition, les ouvriers qui, au 31 décembre 2006, étaient liés par uncontrat de travail en tant qu’ouvrier auprès d’un employeur relevant dela compétence de la Commission paritaire de l’ameublement et del’industrie transformatrice du bois et qui, à la date d’entrée en vigueurde la LPC, c’est-à-dire au 1er janvier 2007, étaient âgés de 48 ou 49 anset avaient droit à cette date à au moins 25 primes de fidélité payables,octroyées par le ″Fonds de sécurité d’existence de l’ameublement et del’industrie transformatrice du bois″.

5.2. L’avantage de ce régime de transition est composé d’un capitalpayé par le ″Fonds de sécurité d’existence de l’ameublement et del’industrie transformatrice du bois″ lorsque l’ouvrier concerné atteintl’âge légal de la pension (actuellement 65 ans) et prend sa pension deretraite.

L’avantage doit être demandé par l’ouvrier ou par son organisationprofessionnelle. Chaque demande doit être accompagnée des élémentsprouvant que les conditions ouvrant le droit sont remplies (5.1) etdémontrant quelles années de carrière doivent être prises en compteafin de déterminer le montant de l’avantage (5.3).

60908 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 29: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

5.3. De hoogte van het voordeel wordt bepaald in functie van detotale anciënniteit als arbeider - bij één of meer werkgevers dieressorteren onder het bevoegdheidsgebied van het Paritair Comité voorde stoffering en de houtbewerking - op de datum van 31 decem-ber 2006. De anciënniteit wordt vastgesteld conform artikel 6.

De arbeiders die de voorwaarden vervullen om het recht op dezeovergangsregeling te openen, ontvangen een kapitaal gelijk aan dehierna vermelde bedragen :

Jaar waarin de arbeider65 jaar wordt

Année au cours de laquellel’ouvrier atteint 65 ans

Leeftijd op31 december 2006

Age au 31 décembre 2006

Bewezen loopbaan op 31 december 2006Carrière prouvée au 31 décembre 2006

Vanaf 2 juli 2015A partir de 2 juillet 2015

56 jaar/ans 2 230 EUR, indienminstens 15 jaar2 230 EUR si aumoins 15 ans

3 230 EUR indienminstens 18 jaar3 230 EUR si aumoins 18 ans

4 230 EUR, indienminstens 23 jaar4 230 EUR si aumoins 23 ans

2016 55 jaar/ans 1 945 EUR, indienminstens 15 jaar1 945 EUR si aumoins 15 ans

2 945 EUR indienminstens 17 jaar2 945 EUR si aumoins 17 ans

3 945 EUR, indienminstens 22 jaar3 945 EUR si aumoins 22 ans

2017 54 jaar/ans 1 640 EUR, indienminstens 15 jaar1 640 EUR si aumoins 15 ans

2 640 EUR indienminstens 16 jaar2 640 EUR si aumoins 16 ans

3 640 EUR, indienminstens 21 jaar3 640 EUR si aumoins 21 ans

2018 53 jaar/ans - 2 320 EUR indienminstens 15 jaar2 320 EUR si aumoins 15 ans

3 320 EUR, indienminstens 20 jaar3 320 EUR si aumoins 20 ans

2019 52 jaar/ans - 1 985 EUR indienminstens 15 jaar1 985 EUR si aumoins 15 ans

2 985 EUR, indienminstens 19 jaar2 985 EUR si aumoins 19 ans

2020 51 jaar/ans - 1 630 EUR indienminstens 15 jaar1 630 EUR si aumoins 15 ans

2 630 EUR, indienminstens 18 jaar2 630 EUR si aumoins 18 ans

2021 50 jaar/ans - 1 255 EUR indienminstens 15 jaar1 255 EUR si aumoins 15 ans

2 255 EUR, indienminstens 17 jaar2 255 EUR si aumoins 17 ans

2022 49 jaar/ans - - 1 860 EUR, indienminstens 25 jaar1 860 EUR si aumoins 25 ans

2023 48 jaar/ans - - 1 445 EUR, indienminstens 25 jaar1 445 EUR si aumoins 25 ans

Dit zijn bruto bedragen, die eenmalig zijn vastgesteld voor de geheleduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 6. Vaststelling van de anciënniteit die nodig is voor de bepalingvan de hoogte van het voordeel

De anciënniteit bedoeld in de artikelen 3.3, 4.3 en 5.3 wordt als volgtbepaald.

Volledige jaren worden gerekend van datum tot datum.

Voor onvolledige jaren wordt de volgende deling toegepast : x/220,waarbij x = de som van alle bezoldigde en gelijkgestelde dagen,conform de berekening in de vijfdagenweek.

Komen als ″gelijkgestelde″ dagen in aanmerking, de dagen vanschorsing van de arbeidsovereenkomst, zoals vermeld in artikelen 16,17, 18 en 19 van het koninklijk besluit van 30 maart 1967 tot bepalingvan de uitvoeringsmodaliteiten van de wetten betreffende de jaarlijksevakantie der loonarbeiders. Periodes buiten de arbeidsovereenkomstworden niet gelijkgesteld.

5.3. Le montant de l’avantage est déterminé en fonction de l’ancien-neté totale en tant qu’ouvrier, auprès d’un ou de plusieurs employeursrelevant de la compétence de la Commission paritaire de l’ameuble-ment et de l’industrie transformatrice du bois, au 31 décembre 2006.L’ancienneté est fixée conformément à l’article 6.

Les ouvriers remplissant les conditions donnant droit à ce régime detransition recoivent un capital correspondant aux montants mentionnésci-dessous :

Il s’agit de montants bruts déterminés une seule fois pour toute ladurée de la présente convention collective de travail.

Art. 6. Détermination de l’ancienneté nécessaire afin de fixer lemontant de l’avantage

L’ancienneté visée aux articles 3.3, 4.3 et 5.3 est déterminée commesuit.

Les années complètes sont calculées de date en date.

Les années incomplètes sont divisées comme suit : x/220, xcorrespondant à la somme de tous les jours rémunérés et assimilésconformément au calcul relatif à la semaine de cinq jours.

Entrent en ligne de compte comme des jours ″assimilés″, les jours desuspension du contrat de travail, comme mentionné aux articles 16, 17,18 et 19 de l’arrêté royal du 30 mars 1967 déterminant les modalitésgénérales d’exécution des lois relatives aux vacances annuelles destravailleurs salariés. Les périodes en dehors du contrat de travail nesont pas assimilées.

60909BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 30: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Wanneer het resultaat van de deling resulteert in een breuk, wordthet afgerond als volgt :

— 0,5 of meer : 1;— Minder dan 0,5 = 0.Art. 7. Betaling door het fonds voor bestaanszekerheidHet ″Fonds voor bestaanszekerheid van de stoffering en de houtbe-

werking″ stelt voor de drie bovenvermelde overgangsregelingen denodige aanvraagdocumenten ter beschikking.

De betalingen door het fonds gebeuren na goedkeuring van hetdossier op grond van de door de arbeider of zijn vakorganisatieaangedragen bewijsstukken. Indien de bewijsstukken niet volstaan omhet recht te openen deelt het fonds dit mee aan de indiener van hetdossier.

Betalingen door het fonds van de boven vermelde voordelen gebeurtna toepassing van de inhoudingen conform de op dat ogenblikvigerende wetgeving.

Art. 8. Opheffing hoofdstuk VIIIbis van de collectieve arbeidsover-eenkomst van 30 november 2005

Met ingang van 1 januari 2008 is hoofdstuk VIIIbis van de sectoralecollectieve arbeidsovereenkomst van 30 november 2005 tot vaststellingvan het bedrag en de wijze van toekenning en uitkering van deaanvullende sociale voordelen opgeheven.

Art. 9. Duur en inwerkingtredingDeze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op

1 januari 2008 en is gesloten voor onbepaalde duur. Elke partij kan dezeovereenkomst opzeggen bij een ter post aangetekende brief gericht aande voorzitter van het paritair comité mits in achtneming van eenopzeggingstermijn van 6 maanden, die evenwel ten vroegste afloopt bijhet einde van een boekjaar.

De ondertekenaars vragen de algemeenverbindendverklaring vandeze collectieve arbeidsovereenkomst en de publicatie ervan in hetBelgisch Staatsblad.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van30 juli 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/203918]N. 2010 — 3441

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van25 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandigekleinhandel, betreffende het conventioneel brugpensioen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de zelfstandigekleinhandel;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 2010,gesloten in het Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel,betreffende het conventioneel brugpensioen.

Lorsque le résultat de la division est une fraction, il est arrondicomme suit :

— 0,5 ou plus : 1;— Moins de 0,5 = 0.Art. 7. Paiement par le fonds de sécurité d’existenceLe ″Fonds de sécurité d’existence de l’ameublement et de l’industrie

transformatrice du bois″ met à disposition les documents de demandenécessaires dans le cadre des trois régimes de transition susmentionnés.

Les paiements sont effectués par le fonds après approbation dudossier sur la base des preuves transmises par l’ouvrier ou par sonorganisation professionnelle. Si les preuves ne sont pas suffisantes afind’ouvrir le droit, le fonds le communique à la personne qui a introduitle dossier.

Le paiement par le fonds des avantages susmentionnés a lieu aprèsapplication des retenues conformément à la législation en vigueur à cetinstant.

Art. 8. Suppression chapitre VIIIbis de la convention collective detravail du 30 novembre 2005

Le chapitre VIIIbis de la convention collective de travail sectorielle du30 novembre 2005 fixant le montant et les modalités d’octroi et deliquidation des avantages sociaux complémentaires est supprimédepuis le 1er janvier 2008.

Art. 9. Durée et entrée en vigueurLa présente convention collective de travail entre en vigueur le

1er janvier 2008 et est conclue pour une durée indéterminée. Chaquepartie peut résilier la présente convention par lettre recommandée à laposte adressée au président de la commission paritaire moyennant lerespect d’un délai de préavis de 6 mois qui se termine toutefois au plustôt à la fin d’un exercice comptable.

Les parties signataires demandent que la présente conventioncollective de travail soit rendue obligatoire et publiée au Moniteur belge.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 30 juillet 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/203918]F. 2010 — 3441

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 25 janvier 2010, conclue au sein de laCommission paritaire du commerce de détail indépendant, relativeà la prépension conventionnelle (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Commission paritaire du commerce de détailindépendant;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 25 janvier 2010, reprise en annexe, conclue au sein de la Commissionparitaire du commerce de détail indépendant, relative à la prépensionconventionnelle.

60910 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 31: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juli 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor de zelfstandige kleinhandel

Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 januari 2010

Conventioneel brugpensioen(Overeenkomst geregistreerd op 20 april 2010

onder het nummer 98941/CO/201)

HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied

Artikel 1. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepas-sing op de werkgevers en de bedienden van de ondernemingen die 5 ofmeer werknemers tewerkstellen en die ressorteren onder het ParitairComité voor de zelfstandige kleinhandel.

§ 2. Om uit te maken of een werkgever 5 of meer werknemerstewerkstelt, moet men het totaal aantal werknemers tewerkgesteld opde laatste dag van de vier burgerlijke kwartalen van het vorige jaar tedelen door het aantal kwartalen waarvoor een aangifte in de loop vanhet voorgaande jaar werd ingediend bij de Rijksdienst voor SocialeZekerheid. Bij het eerste jaar tewerkstelling is het in aanmerking tenemen aantal het aantal werknemers tewerkgesteld op de laatste dagvan het eerste burgerlijk kwartaal waarvoor betrokken firma eenaangifte bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid heeft ingediend.

§ 3. Onder ″bedienden″ wordt verstaan : de mannelijke en vrouwe-lijke bedienden.

HOOFDSTUK II. — Recht op de aanvullende brugpensioenvergoeding

Art. 2. De regeling van aanvullende brugpensioenvergoeding, zoalsingesteld door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 decem-ber 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van eenregeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige ouderewerknemers, indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend ver-klaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, bekendgemaakt in hetBelgisch Staatsblad van 31 januari 1975, wordt toegepast op de bedien-den van 58 jaar en ouder, indien ze worden ontslagen door hunwerkgever (behalve om dringende redenen) en op voorwaarde dat zevoldoen aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 3 mei 2007tot regeling van het conventioneel brugpensioen in het kader van hetGeneratiepact (I) (Belgisch Staatsblad van 8 juni 2007).

Art. 3. De werknemers kunnen volgens deze overeenkomst slechtsin brugpensioen gaan voor zover ze voldoen aan de voorwaardenbetreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval vanconventioneel brugpensioen.

Art. 4. De leeftijd waarvan sprake in artikel 2 van deze collectievearbeidsovereenkomst moet ten laatste bereikt zijn bij het effectiefverstrijken van de opzeggingstermijn of op de datum waarop deverbrekingsvergoeding wordt toegekend en in alle geval vóór hetverstrijken van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 5. De artikelen 4 tot en met 10 van de collectieve arbeidsover-eenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de NationaleArbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoe-ding ten gunste van sommige oudere werknemers, indien zij wordenontslagen, zijn eveneens van toepassing.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargé del’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 30 juillet 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Commission paritaire du commerce de détail indépendant

Convention collective de travail du 25 janvier 2010

Prépension conventionnelle(Convention enregistrée le 20 avril 2010

sous le numéro 98941/CO/201)

CHAPITRE Ier. — Champ d’application

Article 1er. § 1er. La présente convention collective de travail s’appli-que aux employeurs et employés des entreprises occupant 5 tra-vailleurs ou plus et ressortissant à la Commission paritaire ducommerce de détail indépendant.

§ 2. Pour déterminer si un employeur occupe 5 travailleurs of plus, ilconvient de diviser le nombre total de travailleurs occupés le dernierjour des quatre trimestres civils de l’année précédente par le nombre detrimestres pour lesquels une déclaration a été introduite dans le courantde l’année précédente à l’Office national de Sécurité sociale. La premièreannée d’occupation, le nombre à prendre en considération est lenombre de travailleurs occupés le dernier jour du premier trimestrecivil pour lequel l’entreprise concernée a introduit une déclaration àl’Office national de Sécurité sociale.

§ 3. Par ″employés″, il convient d’entendre : les employés tantmasculins que féminins.

CHAPITRE II. — Droit à l’indemnité complémentaire de prépension

Art. 2. Le régime d’indemnité complémentaire de prépension, telqu’instauré par la convention collective de travail no 17 du 19 décem-bre 1974, conclue au Conseil national du travail et instituant un régimed’indemnité complémentaire en faveur de certains travailleurs âgés encas de licenciement, rendue obligatoire par arrêté royal du 16 jan-vier 1975, publié au Moniteur belge du 31 janvier 1975, s’applique auxemployés de 58 ans et plus, s’ils sont licenciés par leur employeur (saufpour motif grave) et à condition qu’ils satisfassent aux conditions del’arrêté royal du 3 mai 2007 fixant la prépension conventionnelle dansle cadre du Pacte de solidarité entre les générations (I) (Moniteur belgedu 8 juin 2007).

Art. 3. En vertu de la présente convention, les travailleurs nepeuvent partir en prépension que s’ils satisfont aux conditions relativesà l’octroi d’indemnités de chômage en cas de prépension convention-nelle.

Art. 4. L’âge visé à l’article 2 de la présente convention collective detravail doit avoir été atteint au plus tard à l’expiration effective du délaide préavis ou à la date à laquelle l’indemnité de rupture est octroyée etdans tous les cas avant l’expiration de la présente convention collectivede travail.

Art. 5. Les articles 4 à 10 inclus de la convention collective de travailno 17 du 19 décembre 1974, conclue au Conseil national du travail,instituant un régime d’indemnité complémentaire en faveur de certainstravailleurs âgés, en cas de licenciement, sont également applicables.

60911BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 32: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 6. Het brugpensioen toegepast op basis van deze overeenkomstneemt een einde wanneer de werknemer de pensioenleeftijd bereikt.

Art. 7. Het recht op de aanvullende brugpensioenvergoeding toege-kend aan de werknemers ontslagen in het kader van de huidigecollectieve arbeidsovereenkomst, blijft behouden bij werkhervatting ofbij aanvatting van een zelfstandige activiteit onder de voorwaardenvastgelegd door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 decem-ber 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding tengunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen,zoals gewijzigd meer bepaald door collectieve arbeidsovereenkomstnr. 17tricies van 19 december 2006.

HOOFDSTUK III. — Duur

Art. 8. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voorbepaalde duur : ze treedt in werking op 1 januari 2010 en houdt op vankracht te zijn op 31 december 2011.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van30 juli 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[C − 2010/12223]N. 2010 — 3442

30 JULI 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindendwordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2009,gesloten in het Paritair Comité voor de koopvaardij, tot wijzigingvan artikel 31 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 1997voor de scheepsgezellen ingeschreven in de Belgische Pool derzeelieden ter koopvaardij tewerkgesteld door een Luxemburgsemaatschappij (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de koopvaardij;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2009, geslo-ten in het Paritair Comité voor de koopvaardij, tot wijziging van arti-kel 31 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 1997 voor descheepsgezellen ingeschreven in de Belgische Pool der zeelieden terkoopvaardij tewerkgesteld door een Luxemburgse maatschappij.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 30 juli 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Art. 6. La prépension appliquée sur la base de la présente conven-tion prend fin quand le travailleur atteint l’âge de la pension.

Art. 7. Le droit à l’indemnité complémentaire de prépension octroyéeaux travailleurs licenciés dans le cadre de la présente conventioncollective de travail est maintenu en cas de reprise du travail ou delancement d’une activité indépendante aux conditions fixée par laconvention collective de travail no 17 du 19 décembre 1974 instituant unrégime d’indemnité complémentaire en faveur de certains travailleursâgés, en cas de licenciement, telle que modifiée plus particulièrementpar la convention collective de travail no 17tricies du 19 décembre 2006.

CHAPITRE III. — Durée

Art. 8. La présente convention collective de travail est conclue pourune durée déterminée : elle entre en vigueur le 1er janvier 2010 et prendfin le 31 décembre 2011.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 30 juillet 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[C − 2010/12223]F. 2010 — 3442

30 JUILLET 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conventioncollective de travail du 15 juillet 2009, conclue au sein de laCommission paritaire pour la marine marchande, modifiant l’arti-cle 31 de la convention collective de travail du 5 mai 1997 pour lesmarins subalternes inscrits au Pool belge des marins de la marinemarchande occupés par une compagnie luxembourgeoise (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Commission paritaire pour la marine mar-chande;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 15 juillet 2009, reprise en annexe, conclue au sein de la Commissionparitaire pour la marine marchande, modifiant l’article 31 de laconvention collective de travail du 5 mai 1997 pour les marinssubalternes inscrits au Pool belge des marins de la marine marchandeoccupés par une compagnie luxembourgeoise.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargé del’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 30 juillet 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

60912 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 33: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bijlage

Paritair Comité voor de koopvaardij

Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 juli 2009

Wijziging van artikel 31 van de collectieve arbeidsovereenkomst van5 mei 1997 voor de scheepsgezellen ingeschreven in de BelgischePool der zeelieden ter koopvaardij tewerkgesteld door een Luxem-burgse maatschappij (Overeenkomst geregistreerd op 17 februari 2010onder het nummer 97520/CO/316)Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing

op :a) de werkgevers van de ondernemingen waarvan de activiteit tot de

bevoegdheid van het Paritair Comité voor de koopvaardij behoort;b) de scheepsgezellen ingeschreven in de Belgische Pool der zeelie-

den ter koopvaardij tewerkgesteld door een Luxemburgse maatschap-pij van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comitévoor de koopvaardij (1997).

Art. 2. Artikel 31 van de collectieve arbeidsovereenkomst van5 mei 1997 voor scheepsgezellen ingeschreven in de Belgische Pool derzeelieden ter koopvaardij tewerkgesteld door een Luxemburgse maat-schappij (1997) wordt vervangen door volgende tekst :

« Art. 31. Bij aanwerving hebben de zeelieden bovendien recht op eentussenkomst door de reder in hun overige verplaatsingskosten tenbelope van een vastgesteld bedrag. Dit bedrag is afhankelijk van deafstand tussen de hoofdplaats van de provincie waar ze hun verblijf-plaats hebben en Antwerpen.

Voor de periode van 1 februari 2009 tot 31 januari 2011 zijnonderstaande bedragen van toepassing (enkele reis) :

Brugge 10,20 EUR Bruges 10,20 EUR

Gent 6,45 EUR Gand 6,45 EUR

Brussel/Leuven 4,95 EUR Bruxelles/Louvain 4,95 EUR

Bergen 11,10 EUR Mons 11,10 EUR

Hasselt 7,87 EUR Hasselt 7,87 EUR

Luik 11,55 EUR Liège 11,55 EUR

Aarlen 14,55 EUR Arlon 14,55 EUR

Namen 10,20 EUR Namur 10,20 EUR

Antwerpen 2,63 EUR Anvers 2,63 EUR

Deze bedragen zullen tweejaarlijks onderhandeld worden.

Indien de aanwerving plaats heeft bij aankomst of vertrek, wordtenkel de bij aankomst of vertrek voorziene vergoeding uitbetaald. »

Art. 3. De collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking vanaf1 februari 2009 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Elk der ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits naleving vaneen opzeggingstermijn van zes maanden. Deze opzegging wordt bij eenter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het ParitairComité voor de koopvaardij en aan elk van de ondertekenende partijenbetekend. De termijn van zes maanden begint te lopen vanaf de datumwaarop de aangetekende brief aan de voorzitter is gestuurd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van30 juli 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,

Mevr. J. MILQUET

Annexe

Commission paritaire pour la marine marchande

Convention collective de travail du 15 juillet 2009

Modification de l’article 31 de la convention collective de travail du5 mai 1997 pour les marins subalternes inscrits au Pool belge desmarins de la marine marchande occupés par une compagnieluxembourgeoise (Convention enregistrée le 17 février 2010 sous lenuméro 97520/CO/316)Article 1er. La présente convention collective de travail s’applique :

a) aux employeurs des entreprises dont l’activité relève de lacompétence de la Commission paritaire pour la marine marchande;

b) aux subalternes inscrits au Pool belge des marins de la marinemarchande occupés par une compagnie luxembourgeoise des entrepri-ses qui ressortissent à la Commission paritaire pour la marinemarchande (1997).

Art. 2. L’article 31 de la convention collective de travail du 5 mai 1997pour les marins subalternes inscrits au Pool belge des marins de lamarine marchande occupés par une compagnie luxembourgeoise (1997)est remplacé par le texte suivant :

« Art. 31. Lors de l’engagement, les marins ont également droit à uneintervention de l’armateur pour les autres frais de voyage. Il s’agit d’unmontant fixe. Ce montant dépend de la distance entre le chef-lieu de laprovince où ils résident et Anvers.

Pour la période du 1er février 2009 au 31 janvier 2011 les montantssuivants sont applicables (aller simple) :

Ces montants seront négociés tous les deux ans.

Si l’engagement a lieu lors de l’arrivée ou du départ, l’indemnitépayée est celle prévue pour l’arrivée ou le départ. »

Art. 3. La présente convention collective de travail entre en vigueurle 1er février 2009 et est conclue pour une durée indéterminée.

Chacune des parties signataires peut la dénoncer moyennant lerespect d’un préavis de six mois. Cette dénonciation est notifiée parlettre recommandée à la poste, adressée au président de la Commissionparitaire de la marine marchande et à chacune des parties signataires.Le délai des six mois prend cours à la date à laquelle le courrierrecommandé est envoyé au président.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 30 juillet 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,

Mme J. MILQUET

60913BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 34: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204113]N. 2010 — 3443

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 29 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de audiovi-suele sector, betreffende de anticrisismaatregelen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen overtewerkstelling in tijden van crisis, inzonderheid op titel 2;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de audiovisuelesector;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2009, geslo-ten in het Paritair Comité voor de audiovisuele sector, betreffende deanticrisismaatregelen.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.Wet van 19 juni 2009, Belgisch Staatsblad van 25 juni 2009.

Bijlage

Paritair Comité voor de audiovisuele sector

Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 juni 2009

Anticrisismaatregelen(Overeenkomst geregistreerd op 3 juli 2009

onder het nummer 92881/CO/227)

HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassingop de werkgevers en op de werknemers die vallen onder de bevoegd-heid van het Paritair Comité voor de audiovisuele sector.

Onder ″werknemers″ wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijkbediendepersoneel.

HOOFDSTUK II. — Voorwerp

Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten intoepassing van de wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingenover tewerkstelling in tijden van crisis. Ze heeft in het bijzonderbetrekking op titel 2 van de voormelde wet met betrekking tot demaatregelen voor tijdelijke individuele vermindering van de arbeids-prestaties om het hoofd te bieden aan de crisis alsook op de tijdelijkecollectieve regeling van volledige of gedeeltelijke schorsing van dearbeidsovereenkomst uit voormelde wet.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204113]F. 2010 — 3443

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 29 juin 2009, conclue au sein de laCommission paritaire pour le secteur audio-visuel, relative auxmesures anti-crise (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la loi du 19 juin 2009 portant des dispositions diverses en matièred’emploi pendant la crise, notamment le titre 2;

Vu la demande de la Commission paritaire pour le secteur audio-visuel;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective detravail du 29 juin 2009, reprise en annexe, conclue au sein de laCommission paritaire pour le secteur audio-visuel, relative aux mesu-res anti-crise.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 10 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Références au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.Loi du 19 juin 2009, Moniteur belge du 25 juin 2009.

Annexe

Commission paritaire pour le secteur audio-visuel

Convention collective de travail du 29 juin 2009

Mesures anti-crise(Convention enregistrée le 3 juillet 2009

sous le numéro 92881/CO/227)

CHAPITRE Ier. — Champ d’application

Article 1er. La présente convention collective de travail s’appliqueaux employeurs et aux travailleurs qui ressortissent à la compétencede la Commission paritaire pour le secteur audio-visuel.

Par ″travailleurs″, on entend : le personnel masculin ou féminin.

CHAPITRE II. — Objet

Art. 2. La présente convention collective est conclue en applicationde la loi du 19 juin 2009 portant des dispositions diverses en matièred’emploi pendant la crise. Elle traite en particulier du titre 2 de la loiprécitée portant des mesures de réduction individuelle et temporairedes prestations pour faire face à la crise ainsi que du régime temporaireet collectif de suspension totale ou partielle de l’exécution du contratde travail de la loi précitée.

60914 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 35: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 3. In geval van problemen met betrekking tot het arbeidsvo-lume kunnen de ondernemingen van de sector gebruik maken van éénof meerdere van de drie anticrisismaatregelen uit de wet van 19 juni 2009houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden va crisis,met name :

1. de tijdelijke crisisaanpassing van de arbeidsduur;

2. de tijdelijke individuele vermindering van de arbeidsprestaties omhet hoofd te bieden aan de crisis;

3. de tijdelijke collectieve regeling van volledige of gedeeltelijkeschorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst.

HOOFDSTUK III. — Werkzekerheid

Art. 4. Het doel van de toepassing van deze maatregelen is omontslagen zo veel mogelijk te voorkomen en een maximale werkgele-genheid te behouden.

HOOFDSTUK IV. — Procedure

Art. 5. § 1. Als de onderneming kiest voor de tijdelijke crisisaanpas-sing van de arbeidsduur, moet daarover een collectieve arbeidsover-eenkomst op ondernemingsvlak worden gesloten in overeenstemmingmet de wettelijke bepalingen.

§ 2. Als de onderneming in uitvoering van deze collectieve arbeids-overeenkomst kiest voor :

- hetzij de tijdelijke individuele vermindering van de arbeidspresta-ties om het hoofd te bieden aan de crisis,

- hetzij de tijdelijke collectieve regeling van volledige of gedeeltelijkeschorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst,

dan moet ze dit doen mits naleving van de procedure van informatieen overleg zoals beschreven in artikel 6 of 7 van deze collectievearbeidsovereenkomst.

§ 3. De economische criteria waaraan de onderneming moet voldoenopdat ze de anticrisismaatregelen kan invoeren, worden bepaald doorde wet van 19 juni 2009 houdende diverse bepalingen over tewerkstel-ling in tijden van crisis en haar uitvoeringsbesluiten.

§ 4. Als de onderneming in uitvoering van deze collectieve arbeids-overeenkomst kiest voor de maatregel van de tijdelijke collectieveregeling van volledige of gedeeltelijke schorsing van de uitvoering vande arbeidsovereenkomst zal de duurtijd van de volledige en gedeelte-lijke schorsing van de arbeidsovereenkomst niet hoger zijn dan demaximale duurtijd bepaald in artikel 26 van de wet van 19 juni 2009houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis enhaar uitvoeringsbesluiten.

Art. 6. § 1. Voorafgaand aan de invoering van de maatregel zal deonderneming met een vakbondsafvaardiging voor bedienden heninformatie geven en met hen overleggen over :

1. de economische situatie die de onderneming noopt om anticrisis-maatregelen door te voeren;

2. de in overweging genomen anticrisismaatregelen en hun effect opde onderneming en op de toestand van de bedienden, waarbij elk vande 3 mogelijkheden op een gelijkwaardige manier in beschouwinggenomen worden;

3. de concrete toepassingsmodaliteiten van de anticrisismaatregelen;

4. de recuperatie van de als dusdanig op ondernemingsvlak erkendemeeruren en/of -dagen en, in voorkomend geval, de manier waaropdeze uren of dagen zullen worden ingehaald;

5. het effect van de overwogen maatregelen om de werkgelegenheidmaximaal te behouden.

§ 2. Dit overleg zal beginnen tegelijkertijd met de betekening aan hetwerkloosheidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening,zoals bepaald in artikel 22 van de wet van 19 juni 2009 houdendediverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis.

§ 3. Tijdens de periode van toepassing van :

- de tijdelijke individuele vermindering van de arbeidsprestaties omhet hoofd te bieden aan de crisis,

- de tijdelijke collectieve regeling van volledige of gedeeltelijkeschorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst,

zal om de twee weken een opvolging van de genomen maatregelengebeuren samen met de vakbondsafvaardiging voor bedienden.

Art. 3. En cas de problèmes liés au volume de travail, les entreprisesdu secteur pourront utiliser une ou plusieurs des trois mesuresanti-crise reprises dans la loi du 19 juin 2009 portant des dispositionsdiverses en matière d’emploi pendant la crise, à savoir :

1. l’adaptation temporaire de crise de la durée du travail;

2. la réduction individuelle et temporaire des prestations pour faireface à la crise;

3. le régime temporaire et collectif de suspension totale ou partiellede l’exécution du contrat de travail.

CHAPITRE III. — Sécurité d’emploi

Art. 4. L’objectif de l’application de ces mesures est d’éviter autantque possible des licenciements et de maintenir au maximum l’emploi.

CHAPITRE IV. — Procédure

Art. 5. § 1er. Si l’entreprise choisit l’adaptation temporaire de crisede la durée du travail, celle-ci devra faire l’objet d’une conventioncollective de travail conclue au niveau de l’entreprise, conformémentaux dispositions légales.

§ 2. Si, en application de la présente convention collective de travail,l’entreprise choisit :

- soit la réduction individuelle et temporaire des prestations pourfaire face à la crise,

- soit une mesure de régime temporaire et collectif de suspensiontotale ou partielle de l’exécution du contrat de travail,

elle devra le faire dans le respect de la procédure d’information etde concertation décrite à l’article 6 ou 7 de la présente conventioncollective de travail.

§ 3. Les conditions de critères économiques pour que l’entreprisepuisse introduire les mesures anti-crises sont celles prévues par la loidu 19 juin 2009 portant des dispositions diverses en matière d’emploipendant la crise et ses arrêtés d’exécution.

§ 4. Si, en application de la présente convention collective de travail,l’entreprise porte son choix sur la mesure de régime temporaire etcollectif de suspension totale ou partielle de l’exécution du contrat detravail, la durée de la suspension complète et partielle de l’exécutiondu contrat de travail ne dépassera pas la durée maximale prévue àl’article 26 de la loi la loi du 19 juin 2009 portant des dispositionsdiverses en matière d’emploi en temps de crise et ses arrêtésd’exécution.

Art. 6. § 1er. Préalablement à l’introduction de la mesure, l’entre-prise avec délégation syndicale employé, devra informer cette dernièreet se concerter avec elle sur :

1. la situation économique qui amène l’entreprise à instaurer desmesures anti-crise;

2. les mesures anti-crise envisagées et leurs effets sur l’entrepriseainsi que sur la situation des employés - ces 3 possibilités sontconsidérées de manière équivalente;

3. les modalités concrètes d’application des mesures anti-crise;

4. la récupération des heures ou journées supplémentaires reconnuescomme telles au niveau de l’entreprise et, le cas échéant, la manièredont aura lieu la récupération de ces heures ou jours;

5. l’effet des mesures envisagées pour le maintien maximal del’emploi.

§ 2. Cette concertation prendra cours en même temps que lanotification au bureau de chômage de l’Office national de l’Emploiprévue par l’article 22 de la loi du 19 juin 2009 portant des dispositionsdiverses en matière d’emploi pendant la crise.

§ 3. Pendant l’application :

- de la réduction individuelle et temporaire des prestations pourfaire face à la crise,

- de la mesure de régime temporaire et collectif de suspension totaleou partielle de l’exécution du contrat de travail,

un suivi des mesures aura lieu tous les quinze jours avec ladélégation syndicale employé.

60915BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 36: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

§ 4. Ter gelegenheid van deze opvolging onderzoeken de werkgeveren de vakbondsafvaardiging voor bedienden :

- de ontwikkeling van de economische toestand van de onderneming;

- het effect van de maatregelen;

- de eventuele aanpassingen die aan de toepassing van de maatrege-len moeten worden aangebracht.

§ 5. Zonder afbreuk te doen aan de toepassing van artikel 8 houdt hetrecht op overleg geen blokkeringrecht in.

Art. 7. § 1. Voorafgaand aan de invoering van de maatregel moet deonderneming zonder vakbondsafvaardiging voor bedienden minstens14 dagen vóór de invoering van de maatregel het volgende aan devoorzitter van het paritair comité meedelen :

1. de economische situatie die de onderneming noopt om anticrisis-maatregelen door te voeren;

2. de in overweging genomen anticrisismaatregelen en hun effect opde onderneming en op de toestand van de bedienden, waarbij elk vande 3 mogelijkheden op een gelijkwaardige manier in beschouwingworden;

3. de concrete toepassingsmodaliteiten van de anticrisismaatregelen;

4. de recuperatie van de als dusdanig op ondernemingsvlak erkendeen/of -dagen en, in voorkomend geval, de manier waarop deze urenzullen worden ingehaald;

5. het effect van de maatregelen om de werkgelegenheid maximaal tebehouden.

De voorzitter van het paritair comité informeert op zijn beurt dewoordvoerders van de in het paritair comité vertegenwoordigdeorganisaties.

§ 2. De mededeling aan de voorzitter van het paritair comité moetgebeuren op hetzelfde moment als de betekening aan het werkloos-heidsbureau van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, zoals voor-zien in artikel 22 van de wet van 19 juni 2009 houdende diversebepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis.

Art. 8. § 1. Wanneer de procedures, zoals voorzien in artikel 6 ofartikel 7 van deze arbeidsovereenkomst niet worden nageleefd, kan demeest gerede partij een spoedprocedure verzoening aanvragen bij hetverzoeningscomité teneinde de geschillen met betrekking tot hetrespect van de informatie- en overlegprocedure binnen de driewerkdagen na de aanvraag te onderzoeken.

Indien echter omwille van omstandigheden buiten de wil van departijen het onmogelijk is om binnen de 3 werkdagen te vergaderen,kan de termijn verlengd worden tot 7 werkdagen.

§ 2. Het verzoeningsbureau waakt over de toepassing van hetoverleg. Teneinde de procedure van informatie en overleg te doennakomen, kan het verzoeningsbureau in voorkomend geval tijdelijk inde betrokken onderneming de toepassing van de anticrisismaatregelenvoorzien in deze overeenkomst schorsen.

HOOFDSTUK V. — Evaluatie

Art. 9. Het paritair comité zal maandelijks de toepassing van dezecollectieve arbeidsovereenkomst in de ondernemingen van de sectoropvolgen en evalueren.

HOOFDSTUK VI. — Inkomensgarantie

Art. 10. § 1. Ten suppletieve titel en behoudens afwijkingen overeen-gekomen in een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten op onderne-mingsvlak, zal de bediende die onderworpen is aan de tijdelijkecollectieve regeling van volledige of gedeeltelijke schorsing van deuitvoering van de arbeidsovereenkomst, een toeslag ontvangen tenlaste van de werkgever ten belope van 5 EUR per dag werkloosheid.

Daarenboven ontvangt hij ten laste van de werkgever 0,50 EUR :

- per dag in het regime tijdelijke collectieve regeling van volledige ofgedeeltelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst;

- per elke volledige schijf van 50 EUR die het maandelijks loonpla-fond voorzien in het kader van de werkloosheidsreglementeringoverschrijdt (2.206,46 EUR op 1 januari 2009).

Onder ″dag″ wordt begrepen : elke dag waarvoor de Rijksdienst voorArbeidsvoorziening aan de bediende een werkloosheidsuitkering toe-kent.

§ 4. A l’occasion de ce suivi, l’employeur et la délégation syndicaleemployé examineront :

- l’évolution de la situation économique de l’entreprise;

- l’effet des mesures;

- les aménagements éventuels à apporter à l’application des mesures.

§ 5. Sans préjudice de l’application de l’article 8, le droit à laconcertation et au suivi ne confère pas un droit de blocage.

Art. 7. § 1er. Préalablement à l’introduction de la mesure, l’entre-prise sans délégation syndicale pour employés devra communiquer,au moins 14 jours avant l’application de la mesure, au président de lacommission paritaire ce qui suit :

1. la situation économique qui amène l’entreprise à instaurer desmesures anti-crise;

2. les mesures anti-crises envisagées et leurs effets sur l’entrepriseainsi que sur la situation des employés, - ces 3 possibilités sontconsidérées de manière équivalente;

3. les modalités concrètes d’application des mesures anti-crise;

4. la récupération des heures ou journées supplémentaires reconnuescomme telles au niveau de l’entreprise et, le cas échéant, la manièredont aura lieu la récupération de ces heures ou jours;

5. l’effet des mesures envisagées pour le maintien maximal del’emploi.

Le président de la commission paritaire informe à son tour lesporte-parole des organisations représentées dans la commission pari-taire.

§ 2. La communication au président de la commission paritaire doitêtre faite en même temps que la notification au bureau de chômagede l’Office national de l’Emploi prévue par l’article 22 de la loi du19 juin 2009 portant des dispositions diverses en matière d’emploipendant la crise.

Art. 8. § 1er. En cas de non respect des procédures prévues àl’article 6 ou à l’article 7 de cette convention collective de travail, lapartie la plus diligente peut demander une procédure d’urgence deconciliation auprès du bureau de conciliation afin d’examiner lesdifférends quant au respect de la procédure d’information et deconcertation endéans les trois jours ouvrables après la demande parla partie la plus diligente.

Cependant, si,en raison de circonstances indépendantes de la volontédes parties, il est impossible de se réunir dans les trois jours ouvrables,le délai pourra être porté à sept jours ouvrables.

§ 2. Le bureau de conciliation est le garant de l’application de laconcertation. Afin de faire respecter la procédure d’information et deconcertation, le bureau de conciliation pourra, en cas de besoin,suspendre au niveau de l’entreprise en question l’application desmesures anti-crise prévue par la présente convention collective detravail.

CHAPITRE V. — Evaluation

Art. 9. La commission paritaire suivra et évaluera mensuellementl’application de cette convention collective de travail dans les entrepri-ses du secteur.

CHAPITRE VI. — Garantie de revenu

Art. 10. § 1er. A titre supplétif et sauf dérogation convenue dans uneconvention collective de travail conclue au niveau de l’entreprise,l’employé soumis au régime temporaire et collectif de suspension totaleou partielle de l’exécution du contrat de travail, recevra un complémentde 5 EUR par jour de chômage à charge de l’employeur.

En outre l’employé recevra 0,50 EUR à charge de l’employeur :

- par jour de régime temporaire et collectif de suspension totale oupartielle de l’exécution du contrat de travail;

- pour chaque tranche complète de 50 EUR au delà du salairemensuel plafonné (2.206,46 EUR au 1er janvier 2009) prévu dans lecadre de la réglementation chômage.

Par ″jour″, il y a lieu d’entendre : chaque jour pour lequel l’Officenational de l’Emploi paie à l’employé une allocation de chômage.

60916 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 37: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

§ 2. Het bruto belastbaar bedrag van de maandelijkse crisisuitkeringverhoogd met de toegekende toeslagen mag de 100 pct. van het brutobelastbaar maandloon niet overschrijden.

§ 3. Onder ″maandloon″ wordt verstaan : het basismaandloon,verhoogd met de premies waarvan de periodiciteit de maand nietoverschrijdt. Er wordt geen rekening gehouden met verminderingenvan het maandloon tengevolge van de toepassing van andere anticri-sismaatregelen in de onderneming.

§ 4. In geval van deeltijdse tewerkstelling van de bediende zullen deaanvullingen op dusdanige wijze toegekend worden dat de deeltijdsebediende een bruto belastbaar bedrag ontvangt dat proportioneel blijftaan wat een voltijdse bediende zou ontvangen.

§ 5. De toepassing van dit artikel is suppletief. Dit houdt in dat hetvan toepassing is behoudens een andere regeling op ondernemingsvlakdie gunstiger is, voorzien bij een collectieve arbeidsovereenkomst ophet vlak van de onderneming.

HOOFDSTUK VII. — Gelijkstelling

Art. 11. § 1. De periodes van de anticrisismaatregelen hieronderhernomen, worden gelijkgesteld met arbeidsdagen in volgende geval-len :

a) voor de tijdelijke individuele vermindering van de arbeidspresta-ties om het hoofd te bieden aan de crisis en voor de tijdelijke collectieveregeling van volledige of gedeeltelijke schorsing van de uitvoering vande arbeidsovereenkomst wat betreft :

- de jaarlijkse vakantie (zowel vakantiedagen als vakantiegeld);

- de opzeggingstermijnen en -vergoedingen

b) voor de tijdelijke collectieve regeling van volledige of gedeeltelijkeschorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wat betreft :

- de eindejaarspremie;

- buitenwettelijke hospitalisatieverzekeringen.

§ 2. Andere eventuele gelijkstellingen kunnen het voorwerp zijn vanhet voorafgaand overleg.

§ 3. De aanvullende vergoeding brugpensioen na een toepassing vande tijdelijke individuele vermindering van de arbeidsprestaties om hethoofd te bieden aan de crisis, zal berekend worden op basis van eenvoltijdse wedde.

HOOFDSTUK VIII. — Overstap van tijdskrediet naar de tijdelijkeindividuele vermindering van de arbeidsprestaties om het hoofd te bieden

aan de crisis

Art. 12. Door toepassing van artikel 20 van de wet van 19 juni 2009houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisis,kan een werknemer die in de loop van de zes maanden voor deinwerkingtreding van voormeld artikel 20 een beroep heeft gedaan optijdskrediet vragen om de regeling te genieten voor tijdelijke indivi-duele vermindering van de arbeidsprestaties om het hoofd te biedenaan de crisis ter vervanging van het tijdskrediet op voorwaarde dat deonderneming deze regeling toepast.

HOOFDSTUK IX. — Invloed op bestaande akkoorden

Art. 13. Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft geen effect opreeds bestaande akkoorden op ondernemingsvlak. Afspraken gemaaktin dergelijke akkoorden op ondernemingsvlak kunnen dan ook slechtsop dat niveau gewijzigd worden.

HOOFDSTUK X. — Inwerkingtreding

Art. 14. Deze collectieve overeenkomst wordt gesloten voor bepaaldeduur en treedt in werking op de dag waarop de wet van 19 juni 2009houdende diverse bepalingen over tewerkstelling in tijden van crisiswordt bekendgemaakt. Ze loopt af samen met buiten werking tredingvan titel 2 van bovengenoemde wet.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 september 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

§ 2. Le montant imposable de l’allocation mensuelle de crise majoréedes indemnités octroyées ne peut dépasser 100 p.c. du salaire mensuelbrut imposable.

§ 3. Par ″salaire mensuel″, il y a lieu d’entendre : le salaire mensuelde base augmenté des primes dont la périodicité ne dépasse pas lemois. Il n’est pas tenu compte des réductions du salaire mensuel liéesà l’application, dans l’entreprise, d’autres mesures anti-crise.

§ 4. En cas d’occupation à temps partiel, les indemnités serontoctroyées de manière à ce que l’employé à temps partiel reçoive unmontant brut imposable mensuel qui devra rester proportionnel à cedont pourrait bénéficier un employé à temps plein.

§ 5. L’application de cet article est supplétive. Ceci signifie qu’il estd’application sauf s’il existe au niveau de l’entreprise un autrerèglement qui est plus favorable, qui est prévu par une conventioncollective de travail d’entreprise.

CHAPITRE VII. — Assimilation

Art. 11. § 1er. Les périodes de mesures anti-crise reprises ci-aprèsseront assimilées à des journées de travail dans les cas suivants :

a) pour la réduction individuelle et temporaire des prestations pourfaire face à la crise ainsi que pour le régime temporaire et collectif desuspension totale ou partielle de l’exécution du contrat de travail ence qui concerne :

- les vacances annuelles (tant les jours de vacances que le péculede vacance);

- les délais et indemnités de préavis;

b) pour le régime temporaire et collectif de suspension totale oupartielle de l’exécution du contrat de travail en ce qui concerne :

- la prime de fin d’année;

- l’assurance hospitalisation extralégale.

§ 2. D’autres éventuelles assimilations peuvent faire l’objet de laconcertation préalable.

§ 3. L’indemnité complémentaire de prépension après une applica-tion de la réduction individuelle et temporaire des prestations pourfaire face à la crise sera calculée sur la base d’une rémunération àtemps plein.

CHAPITRE VIII. — Passage du crédit-temps à la réduction individuelleet temporaire des prestations pour faire face à la crise

Art. 12. En application de l’article 20 de la loi du 19 juin 2009 portantdes dispositions diverses en matière d’emploi pendant la crise, untravailleur ayant eu recours à la mesure de crédit-temps dans lessix mois de l’entrée en vigueur de l’article 20 précité, pourra demanderde bénéficier du régime de réduction individuelle et temporaire desprestations pour faire face à la crise en remplacement du crédit temps,pour autant que l’entreprise fasse application de ce régime.

CHAPITRE IX. — Effet sur les accords existants

Art. 13. La présente convention collective de travail n’a pas d’effetssur les accords déjà existants au niveau de l’entreprise. Les engage-ments pris dans le cadre d’accords au niveau de l’entreprise ne peuventêtre modifiés qu’à ce niveau.

CHAPITRE X. — Entrée en vigueur

Art. 14. La présente convention collective de travail est concluepour une durée déterminée et entre en vigueur le jour où la loidu 19 juin 2009 portant des dispositions diverses en matière d’emploien temps de crise est publiée. Elle prend fin en même temps quel’expiration du titre 2 de la loi susnommée.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 10 septembre 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

60917BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 38: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204040]N. 2010 — 3444

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 22 oktober 2009, gesloten in het Paritair Comité voor debegrafenisondernemingen, betreffende het statuut van de syndi-cale afvaardiging (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de begrafenison-dernemingen;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 2009,gesloten in het Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen,betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor de begrafenisondernemingen

Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 oktober 2009

Statuut van de syndicale afvaardiging(Overeenkomst geregistreerd op 21 januari 2010

onder het nummer 96981/CO/320)

HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassingop de werkgevers en op de werknemers tewerkgesteld in de begrafe-nisondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het ParitairComité voor de begrafenisondernemingen.

Onder ″werknemers″ wordt verstaan : het mannelijk en vrouwelijkwerklieden- en bediendepersoneel.

HOOFDSTUK II. — Algemene beginselen

Art. 2. Onverminderd de beschikkingen van collectieve arbeidsover-eenkomst nr. 5 van 24 mei 1971, gesloten in de Nationale Arbeidsraad,betreffende het statuut van de syndicale afvaardiging van het personeelder ondernemingen, gewijzigd door de collectieve arbeidsovereen-komst nr. 5bis van 30 juni 1977 en de collectieve arbeidsovereenkomstnr. 5ter van 21 december 1978, verklaren de werkgevers- en werkne-mersorganisaties, vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor debegrafenisondernemingen, dat de essentiële beginselen betreffende debevoegdheid en de werkingsmodaliteiten van de syndicale afvaardi-gingen van het personeel van de ondernemingen bepaald worden doordeze overeenkomst.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204040]F. 2010 — 3444

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 22 octobre 2009, conclue au sein de laCommission paritaire des pompes funèbres, relative au statut de ladélégation syndicale (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Commission paritaire des pompes funèbres;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 22 octobre 2009, reprise en annexe, conclue au sein de laCommission paritaire des pompes funèbres, relative au statut de ladélégation syndicale.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargé del’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 10 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Commission paritaire des pompes funèbres

Convention collective de travail du 22 octobre 2009

Statut de la délégation syndicale(Convention enregistrée le 21 janvier 2010

sous le numéro 96981/CO/320)

CHAPITRE Ier. — Champ d’application

Article 1er. La présente convention collective de travail s’appliqueaux employeurs et aux travailleurs occupés dans les entreprises depompes funèbres ressortissant à la compétence de la Commissionparitaire des pompes funèbres.

Par ″travailleurs″, on entend : le personnel ouvrier et employé,masculin et féminin.

CHAPITRE II. — Principes généraux

Art. 2. Sans préjudice des dispositions de la convention collective detravail no 5 du 24 mai 1971, conclue au sein du Conseil national dutravail, relative au statut des délégations syndicales du personnel desentreprises, modifiée par la convention collective de travail no 5bis du30 juin 1977 et par la convention collective de travail no 5ter du21 décembre 1978, les organisations d’employeurs et de travailleursreprésentées dans la Commission paritaire des pompes funèbresdéclarent que les principes essentiels concernant l’institution, lacompétence et les modalités de fonctionnement des délégationssyndicales du personnel des entreprises sont définis par la présenteconvention.

60918 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 39: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 3. De werknemers erkennen de noodzakelijkheid van eenwettig gezag van de ondernemingshoofden en zij maken er een erepuntvan hun werk plichtsgetrouw uit te voeren.

De werkgevers eerbiedigen de waardigheid van de werknemers enzij maken er een erepunt van hen met rechtvaardigheid te behandelen.Zij verbinden er zich toe hun vrijheid van vereniging en de vrijeontplooiing van hun organisatie in de onderneming rechtstreeks nochonrechtstreeks te hinderen.

Art. 4. De werkgeversorganisaties verbinden er zich toe aan hunaangeslotenen aan te bevelen op het personeel geen enkele druk uit teoefenen om hun te beletten bij een vakbond aan te sluiten.

De werknemersorganisaties verbinden er zich toe, onder eerbiedi-ging van de vrijheid van vereniging, aan hun organisaties waaruit zijzijn samengesteld, aan te bevelen in de ondernemingen, de praktijkenvan paritaire verhoudingen die met de geest van deze overeenkomststroken, na te leven.

Art. 5. De partijen verbinden er zich toe hun aangesloten organisa-ties aan te bevelen :

- respectievelijk de hoofden van de ondernemingen en de syndicaleafgevaardigden te verzoeken in alle omstandigheden blijk te geven vanzin voor rechtvaardigheid, billijkheid en verzoening, die bepalend zijnvoor de goede sociale verhoudingen in de ondernemingen;

- er over te waken dat dezelfde personen de sociale wetgeving, decollectieve arbeidsovereenkomsten en het arbeidsreglement naleven enhun inspanningen bundelen teneinde de naleving ervan te verzekeren.

Art. 6. De werknemersorganisaties verbinden er zich toe aan hunaangesloten organisaties aan te bevelen zich onderling akkoord testellen en daartoe eventueel een beroep te doen op het verzoeningsini-tiatief van de voorzitter van het Paritair Comité voor het aanwijzen ofhet verkiezen van een gemeenschappelijke syndicale afvaardiging in deondernemingen en ervoor te zorgen dat de aangewezen afgevaardig-den of voor verkiezing voorgedragen kandidaten zouden gekozenworden omwille van het gezag, waarover zij in het uitvoeren van hunfuncties moeten beschikken, evenals omwille van hun bevoegdheid.

HOOFDSTUK IIIOprichting en samenstelling van de syndicale afvaardiging

Art. 7. Voor wat de syndicale afvaardiging betreft, hebben alleen derepresentatieve werknemersorganisaties het recht kandidaten voor tedragen, hetzij door aanduiding hetzij na verkiezingen georganiseerddoor de werknemersorganisaties.

Art. 8. § 1. Op vraag van één of meerdere representatieve werkne-mersorganisaties wordt een syndicale afvaardiging opgericht in deondernemingen met 40 en meer werknemers met een arbeidsovereen-komst van halftijds of meer (vanaf 1 juli 2012 vanaf 30 werknemers),wanneer tenminste 25 pct. van de totale getalsterkte van de werkne-mers gesyndiceerd is.

Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt onder ″onderne-ming″ verstaan : de technische bedrijfseenheid in de zin van dewetgeving betreffende de sociale verkiezingen.

De berekening van het aantal werknemers gebeurt op grond van hetgemiddeld aantal werknemers die gedurende de vier trimesters,voorafgaand aan het trimester waarin de aanvraag is gesteld, volgensde R.S.Z.-aangifte, in de onderneming zijn tewerkgesteld.

Voor de berekening van het aantal bedoelde werknemers, wordenalle werknemers in aanmerking genomen zoals vermeld in § 1, 1e lidvan dit artikel.

Elke werkgever is verplicht, op schriftelijke aanvraag van eenrepresentatieve vakbondsorganisatie, het aantal in zijn ondernemingtewerkgestelde werknemers schriftelijk mede te delen, ook al werd ernog geen enkele aanvraag tot oprichting van een syndicale afvaardi-ging gesteld.

Teneinde de syndicalisatiegraad vast te stellen wordt rekeninggehouden met het aantal gesyndiceerden tewerkgesteld binnen deonderneming op het ogenblik van de indiening van de vraag totoprichting van een syndicale afvaardiging.

In geval van betwisting aangaande het aantal gesyndiceerde werk-nemers die in de onderneming werken, wordt beroep gedaan op devoorzitter van het paritair comité, die de door de werknemersorgani-saties daartoe aan hem overgemaakte ledenlijsten vergelijkt met depersoneelslijst die hem door de werkgever wordt medegedeeld.

Art. 3. Les travailleurs reconnaissent la nécessité d’une autoritélégitime des chefs d’entreprise et mettent leur honneur à exécuterconsciencieusement leur travail.

Les employeurs respectent la dignité des travailleurs et mettent leurhonneur à les traiter avec justice. Ils s’engagent à ne porter, directementou indirectement, aucune entrave à leur liberté d’association, ni au libredéveloppement de leur organisation dans l’entreprise.

Art. 4. Les organisations d’employeurs s’engagent à recommander àleurs affiliés de n’exercer aucune pression sur le personnel pourl’empêcher de se syndiquer.

Les organisations des travailleurs s’engagent, en respectant la libertéd’association, à recommander à leurs organisations constitutives d’obser-ver, au sein des entreprises, les pratiques de relations paritairesconformes à l’esprit de la présente convention collective de travail.

Art. 5. Les parties s’engagent à recommander à leurs organisationsaffiliées :

- d’inviter respectivement les chefs d’entreprise et les déléguéssyndicaux à témoigner en toutes circonstances de l’esprit de justice,d’équité et de conciliation qui conditionne les bonnes relations socialesdans les entreprises;

- de veiller à ce que les mêmes personnes respectent la législationsociale, les conventions collectives de travail et le règlement de travailet conjuguent leurs efforts en vue d’en assurer le respect.

Art. 6. Les organisations de travailleurs s’engagent à recommanderà leurs organisations affiliées de se mettre d’accord entre elles,éventuellement en recourant à l’initiative conciliatrice du président dela commission paritaire, pour la désignation ou l’élection dans lesentreprises d’une délégation syndicale commune, de faire en sorte queles délégués désignés ou les candidats aux élections soient choisis enconsidération de l’autorité dont ils devront disposer dans l’exercice deleurs fonctions, ainsi que pour leur compétence.

CHAPITRE IIIInstitution et composition de la délégation syndicale

Art. 7. En ce qui concerne la délégation syndicale, seules lesorganisations syndicales représentatives sont habilitées à présenter descandidats, soit en les désignant, soit après des élections organisées parles organisations de travailleurs.

Art. 8. § 1er. A la demande d’une ou de plusieurs organisationsreprésentatives des travailleurs, une délégation syndicale est installéedans les entreprises occupant 40 travailleurs et plus dans les liens d’uncontrat de travail à mi-temps ou plus (à partir de 30 travailleurs à partirdu 1er juillet 2012), lorsqu’au moins 25 p.c. de l’effectif total destravailleurs est syndiqué.

Pour l’application de la présente convention, on entend par ″entre-prise″ : l’unité technique d’exploitation au sens de la législation relativeaux élections sociales.

Le calcul du nombre de travailleurs se fait sur la base du nombremoyen de travailleurs occupés dans l’entreprise, selon la déclarationO.N.S.S., durant les quatre trimestres précédant le trimestre pendantlequel la demande est introduite.

Pour le calcul du nombre de travailleurs visés, on prend en comptetous les travailleurs tels que définis au § 1er, alinéa 1er du présent article.

Tout employeur est tenu de communiquer par écrit, à la simpledemande écrite d’une organisation syndicale représentative, le nombrede personnes occupées dans son entreprise, même si aucune demanded’installation d’une délégation syndicale n’a déjà été faite.

Afin de déterminer le taux de syndicalisation, il est tenu compte dunombre de travailleurs syndiqués occupés dans l’entreprise au momentdu dépôt de la demande d’institution d’une délégation syndicale.

En cas de litige au sujet du nombre de travailleurs syndiquéstravaillant dans l’entreprise, on fait appel au président de la commis-sion paritaire qui compare les listes de membres qui lui ont étécommuniquées à cette fin avec la liste du personnel qui lui est transmisepar l’employeur.

60919BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 40: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

§ 2. De syndicale organisatie, vertegenwoordigd in het paritaircomité, die een initiatief neemt met het oog op de oprichting van eensyndicale afvaardiging moet bij aangetekend schrijven de andererepresentatieve werknemersorganisaties verwittigen van haar inzicht.

Deze verwittigen binnen de 14 dagen, per aangetekend schrijven, deinitiatiefnemende organisatie dat zij aanspraak maken op minstens éénmandaat. Bij ontstentenis van reactie binnen voormelde termijn,worden zij geacht geen aanspraak te maken op vertegenwoordiging.

Op straffe van nietigheid wordt het verzoek tot oprichting van eensyndicale afvaardiging bij het ondernemingshoofd ingediend bij mid-del van een gemeenschappelijk aangetekend schrijven vanwege diesyndicale organisaties die aanspraak maken op minstens één mandaat.

In dit schrijven zullen bedoelde syndicale organisaties verwijzen naarde beschikkingen van de collectieve arbeidsovereenkomst betreffendehet statuut van de syndicale afvaardiging gesloten in het ParitairComité voor de begrafenisondernemingen.

§ 3. De syndicale organisaties die aanspraak maken op minstens éénmandaat, zullen zich vóór het indienen van de gemeenschappelijkeaanvraag bedoeld in § 2, onderling akkoord stellen nopens de verdelingder mandaten in verhouding tot het respectieve ledental in deonderneming.

Bij betwisting kan de meeste gerede partij hierbij beroep doen op hetverzoeningsinitiatief van de voorzitter van het paritair comité.

Op het ogenblik dat het gemeenschappelijk verzoek aan het onder-nemingshoofd wordt opgestuurd zullen de vakorganisaties afschriftvan dit verzoek samen met de lijst der mogelijk effectieve enplaatsvervangende kandidaten, beperkt tot het aantal volgens artikel 10te begeven zetels, bij aangetekend schrijven toesturen aan de voorzittervan het paritair comité. Zij leggen aan de werkgever, ten laatste30 dagen na het indienen van het verzoek waarvan sprake in § 2,schriftelijk de definitieve lijst voor van de effectieve en plaatsvervan-gende afgevaardigden die worden voorgedragen. Deze termijn wordtgeschorst in geval van betwisting in verband met de in de eersteparagraaf van dit artikel en in artikel 10 bepaalde getalsterkten.

§ 4. De werkgever kan zich binnen een termijn van 15 dagen na hetindienen van het hierboven vermelde verzoek verzetten tegen deoprichting van een syndicale afvaardiging met een gemotiveerdaangetekend schrijven aan de syndicale organisaties die het verzoekhebben opgestuurd. Bij onenigheid tussen de partijen wordt het geschilaan het verzoeningscomité van het paritair comité voorgelegd, dat departijen zal aanhoren en het geschil zal beslechten.

Art. 9. § 1. De syndicale afvaardiging wordt opgericht :

- ofwel op de dag dat de werkgever zijn schriftelijk akkoord heeftgegeven;

- ofwel, bij gebrek aan reactie van de werkgever op het aangetekendschrijven zoals bedoeld in artikel 8, § 2, bij het verstrijken van dereactietermijn van 15 dagen.

§ 2. De samenstelling van de syndicale afvaardiging wordt bij dewerkgever betekend bij aangetekend schrijven, uitgaande van debetrokken werknemersorganisatie(s), waarbij ten minste één afgevaar-digde wordt aangeduid.

Het mandaat van de syndicale afvaardiging neemt een aanvang opde datum van de verzending van dit aangetekend schrijven.

Art. 10. De syndicale afvaardiging wordt samengesteld uit effectieveen plaatsvervangende afgevaardigden, waarvan het aantal als volgtwordt bepaald :

- van 40 (30 vanaf 1 juli 2012) tot 100 werknemers : 2 effectieven en2 plaatsvervangers. De plaatsvervangende leden zullen aangeduidworden onder de kandidaten voor de sociale verkiezingen OR ofCPBW;

- meer dan 100 werknemers : 3 effectieven en 3 plaatsvervangers.

Bij het verstrijken van de mandaten van de syndicale afgevaardigdenkan (kunnen) de werknemersorganisatie(s), op basis van de stijging vanhet personeelsvolume en de bepalingen van dit artikel, een toenamevragen van het aantal afgevaardigden.

Art. 11. Indien het mandaat van een syndicaal afgevaardigde,effectief of plaatsvervangend, niet is ingevuld of een einde neemt omwelke reden dan ook, heeft de betrokken werknemersorganisatie hetrecht om in zijn aanstelling of in zijn vervanging te voorzien. De nieuweafgevaardigde of de vervanger voleindigt het mandaat.

§ 2. L’organisation syndicale, représentée au sein de la commissionparitaire, qui prend une initiative en vue d’instituer une délégationsyndicale, doit avertir les autres organisations représentatives destravailleurs de son intention par lettre recommandée.

Celles-ci informent, dans les 14 jours, par lettre recommandée,l’organisation à l’origine de la demande qu’elles prétendent au moins àun mandat. A défaut de réaction dans le délai mentionné, cesorganisations sont censées ne pas prétendre à une représentation.

A peine de nullité, la demande d’institution d’une délégationsyndicale est introduite auprès du chef d’entreprise au moyen d’unelettre recommandée commune des organisations qui prétendent aumoins à un mandat.

Dans cette lettre, les organisations syndicales concernées ferontréférence aux dispositions de la convention collective de travailconcernant le statut de la délégation syndicale conclue au sein de laCommission paritaire des pompes funèbres.

§ 3. Les organisations syndicales qui prétendent au moins à unmandat se mettront d’accord, avant le dépôt de la demande communevisée au § 2, sur la répartition des mandats proportionnellement aunombre de leurs membres respectifs dans l’entreprise.

En cas de contestation, la partie la plus diligente peut faire appel auprésident de la commission paritaire pour concilier les points de vue.

Au moment où la demande commune est adressée au chef d’entre-prise, les organisations syndicales enverront une copie de cettedemande accompagnée de la liste des candidats effectifs et suppléantspotentiels, limitée au nombre de sièges à pourvoir en vertu del’article 10, au président de la commission paritaire. Au plus tard30 jours après le dépôt de la demande dont question au § 2, ellessoumettent à l’employeur par écrit la liste définitive des déléguéseffectifs et suppléants proposés. Ce délai est suspendu en cas decontestation quant aux effectifs fixés au premier paragraphe du présentarticle ainsi qu’à l’article 10.

§ 4. Dans un délai de 15 jours suivant le dépôt de la demandementionnée ci-dessus, l’employeur peut s’opposer à l’institution d’unedélégation syndicale au moyen d’une lettre recommandée motivée auxorganisations qui ont introduit la demande. En cas de désaccord entreles parties, le différend est soumis au bureau de conciliation de lacommission paritaire qui entendra les parties et tranchera.

Art. 9. § 1er. La délégation syndicale est instaurée :

- soit le jour où l’employeur a marqué son accord par écrit;

- soit, faute de réaction de l’employeur à la lettre recommandée,comme prévu à l’article 8, § 2, après l’expiration de la période deréaction de 15 jours.

§ 2. La composition de la délégation syndicale est signifiée àl’employeur par lettre recommandée, émanant de l’(des) organisa-tion(s) concernée(s), désignant au moins un délégué.

Le mandat de la délégation syndicale débute le jour de l’envoi de cerecommandé.

Art. 10. La délégation syndicale est composée de délégués effectifset suppléants, dont le nombre est déterminé comme suit :

- de 40 (30 à partir du 1er juillet 2012) à 100 travailleurs : 2 membreseffectifs et 2 suppléants. Les 2 membres suppléants seront désignésparmi les candidats aux élections pour le CE ou le CPPT;

- plus de 100 travailleurs : 3 effectifs et 3 suppléants.

A l’échéance des mandats des délégués syndicaux, l’(les) organisa-tion(s) syndicale(s) peut (peuvent), sur la base d’une augmentation duvolume de personnel et des dispositions du présent article, demanderun accroissement du nombre de délégués.

Art. 11. Si le mandat d’un délégué syndical, effectif ou suppléant,n’a pas été rempli ou prend fin pour quelque motif que ce soit,l’organisation syndicale concernée a le droit de pourvoir à sa désigna-tion ou à son remplacement. Le nouveau délégué effectif ou suppléanttermine le mandat.

60920 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 41: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 12. Om de functie van effectief afgevaardigde of van plaatsver-vanger te mogen uitoefenen, moeten de werknemers aan de volgendevereisten voldoen :

1. EU-onderhorige of houder van een arbeidsvergunning A;

2. 21 jaar oud zijn;

3. a) tenminste 3 jaar als werknemer hebben gewerkten

b) niet minder dan 12 opeenvolgende maanden bij de ondernemingin dienst zijn;

4. niet in een opzeggingsperiode zijn op het ogenblik van deaanduiding en de pensioengerechtigde leeftijd niet bereikt hebben;

5. geen deel uitmaken van het leidinggevend personeel in de zin vande wetgeving betreffende de ondernemingsraden;

6. lid zijn van één der ondertekenende vakorganisaties.

In ondernemingen waar een ondernemingsraad en/of een comitévoor preventie en bescherming op het werk bestaat worden devakbondsafgevaardigden aangeduid onder de leden en/of de plaats-vervangende leden van deze organen.

Art. 13. Het plaatsvervangend lid wordt geroepen om te zetelen tervervanging van een effectief lid :

a) wanneer het effectief lid belet is om aan de vergadering deel tenemen;

b) wanneer het mandaat van het effectief lid ten einde loopt inuitvoering van artikel 15 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

In het laatste geval voleindigt het plaatsvervangend lid het mandaatvan het effectief lid dat hij vervangt.

De plaatsvervanger vervult slechts de taken van een syndicaleafgevaardigde bij verhindering of vertrek van de effectieve afgevaar-digde. Hij heeft dan ook slechts in die omstandigheden recht op de urenen faciliteiten bedoeld in artikelen 22 en 23 en dit in de mate hijdaadwerkelijk ter vervanging optreedt als de syndicale afgevaardigde.

Art. 14. Het mandaat van de afgevaardigde loopt ten einde :

1. bij het verstrijken van de termijn;

2. ingevolge schriftelijke ontslagneming door de werknemersorgani-satie aan de werkgever betekend;

3. ingeval de afgevaardigde ophoudt tot het personeel te behoren;

4. ingeval hij in de onderneming met een leidinggevende functiewordt belast;

5. in geval van overlijden;

6. in geval van terugtrekking van het mandaat door de werknemer-sorganisatie waarvan de afgevaardigde lid is of wanneer de afgevaar-digde niet langer lid is van de organisatie die hem heeft voorgedragen.

Art. 15. Het mandaat van afgevaardigde duurt 4 jaar en is vernieuw-baar.

De werkgever verwittigt alle representatieve organisaties per aange-tekend schrijven van het nakende verstrijken van het mandaat. In ditgeval, zo de werknemersorganisaties niet overgaan tot de vernieuwdeaanstelling overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 9 vóór hetverstrijken van de mandaten, nemen de mandaten een einde bij hetverstrijken ervan.

Indien de werkgever niet overgaat tot deze melding binnen degestelde termijn, dan worden de mandaten stilzwijgend vernieuwd.

HOOFDSTUK IV. — Bevoegdheid van de syndicale afvaardiging

Art. 16. Zonder afbreuk te doen aan de specifieke opdrachtentoegewezen door en/of op grond van specifieke bepalingen, heeft debevoegdheid van de syndicale afvaardiging onder andere betrekkingop :

1. de arbeidsverhoudingen;

2. de toepassing van de sociale wetgeving, van de collectievearbeidsovereenkomsten, van het arbeidsreglement en de individuelearbeidsovereenkomsten;

3. onderhandelingen met de hulp van de secretarissen van deorganisaties met het oog op het sluiten van collectieve arbeidsovereen-komsten of akkoorden in de schoot van de onderneming;

4. de naleving van de algemene beginselen van deze collectievearbeidsovereenkomst.

Art. 12. Pour pouvoir faire fonction de délégué effectif ou suppléant,les travailleurs doivent satisfaire aux conditions suivantes :

1. être ressortissant de l’UE ou être titulaire d’un permis de travail A;

2. avoir 21 ans;

3. a) avoir travaillé au moins pendant 3 ans comme travailleur salariéet

b) ne pas être au service de l’entreprise depuis moins de 12 moisconsécutifs;

4. ne pas être en période de préavis au moment de la désignation etne pas avoir atteint l’âge légal de la pension;

5. ne pas faire partie du personnel dirigeant au sens de la législationsur les conseils d’entreprise;

6. être membre d’une des organisations syndicales signataires.

Dans les entreprises où il existe un conseil d’entreprise et/ou uncomité de prévention et de protection au travail, les délégués syndicauxsont désignés parmi les membres effectifs et/ou suppléants de cesorganes.

Art. 13. Le membre suppléant est appelé à siéger à la place d’uneffectif :

a) lorsque le membre effectif est empêché de participer à la réunion;

b) lorsque le mandat du membre effectif prend fin en exécution del’article 15 de la présente convention collective de travail.

Dans ce dernier cas, le membre suppléant termine le mandat dumembre effectif qu’il remplace.

Le suppléant remplit les tâches d’un délégué syndical uniquement encas d’empêchement ou de départ du délégué effectif. Ce n’est dès lorsque dans ces circonstances qu’il a droit aux heures et facilités visées auxarticles 22 et 23 et ce dans la mesure où il intervient véritablement enremplacement du délégué syndical.

Art. 14. Le mandat du délégué prend fin :

1. à l’expiration de son terme;

2. suite à sa démission écrite, notifiée par l’organisation de tra-vailleurs à l’employeur;

3. lorsque le délégué cesse de faire partie du personnel;

4. lorsque le délégué est chargé d’une fonction de direction;

5. en cas de décès;

6. en cas de retrait du mandat par l’organisation syndicale dont ledélégué est un membre ou lorsque le délégué ne fait plus partie del’organisation qui l’a proposé.

Art. 15. La durée du mandat de délégué syndical est de 4 ans et il estrenouvelable.

L’employeur prévient, par lettre recommandée, les organisationssyndicales représentatives du fait que la durée des mandats est presqueécoulée. Dans ce cas, si les organisations syndicales ne procèdent pas àde nouvelles désignations conformément à la procédure prévue àl’article 9 avant l’échéance des mandats, les mandats prennent fin àl’échéance.

Si l’employeur omet de faire cette communication dans le délai fixé,les mandats sont reconduits tacitement.

CHAPITRE IV. — Compétence de la délégation syndicale

Art. 16. Sans préjudice de missions particulières attribuées paret/ou en vertu de dispositions spécifiques, les compétences de ladélégation syndicale portent, entre autres, sur les domaines suivants :

1. les relations de travail;

2. l’application de la législation sociale, des conventions collectives detravail, du règlement de travail et des contrats de travail individuels;

3. assistée par les secrétaires permanents des organisations, lanégociation en vue de la conclusion de conventions collectives detravail ou d’accords au sein de l’entreprise;

4. le respect des principes généraux de la présente conventioncollective de travail.

60921BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 42: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 17. De syndicale afvaardiging heeft het recht door het onder-nemingshoofd of door zijn vertegenwoordiger ten laatste binnen de8 dagen te worden gehoord, naar aanleiding van elk geschil ofbetwisting van collectieve aard die zich in de onderneming voordoet;zij heeft hetzelfde recht wanneer dergelijke geschillen of betwistingendreigen te ontstaan.

Art. 18. Elke individuele klacht wordt langs de gewone hiërarchi-sche weg ingediend door de belanghebbende werknemer die op zijnverzoek wordt bijgestaan door zijn syndicale afgevaardigde. Desyndicale afvaardiging heeft het recht te worden gehoord naaraanleiding van elk individueel geschil dat langs deze weg niet konworden opgelost.

Art. 19. Wanneer eventuele besprekingen niet tot een akkoordleiden, mogen de afgevaardigden zich bij overlegvergaderingen latenbijstaan door vertegenwoordigers van hun syndicale organisaties; zijbrengen voorafgaandelijk de werkgever hiervan op de hoogte.

In dezelfde omstandigheden, kan de werkgever zich bij overlegver-gaderingen laten bijstaan door vertegenwoordigers van de werkgevers-organisatie; hij brengt voorafgaandelijk de syndicale afvaardiginghiervan op de hoogte.

Indien geen oplossing gevonden wordt, kan de directie of desyndicale afvaardiging de verzoeningsprocedure starten zoals bepaaldin het huishoudelijk reglement van het paritair comité.

Een stakingsaanzegging mag slechts schriftelijk en na uitputting vande verschillende overleg- en bemiddelingsprocedures beschreven in ditartikel, ingediend worden. Zij moet tenminste 14 kalenderdagen voorde aangekondigde actie betekend worden.

Art. 20. Onverminderd de bepalingen van de wet van 5 decem-ber 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en deparitaire comités, zullen de tussen de syndicale afvaardiging en dewerkgever gesloten schriftelijke overeenkomsten door de werkgeverter kennis worden gebracht van het personeel door aanplakking in delokalen van de onderneming, behoudens wanneer het gaat omindividuele gevallen.

HOOFDSTUK V. — Werking

Art. 21. Bewust van de medeverantwoordelijkheid inzake perso-neelsproblematiek, bekijkt en behandelt de afgevaardigde de gesteldeproblemen met de nodige objectiviteit.

Art. 22. De voltallige of niet voltallige afvaardiging komt tijdens denormale diensturen met de werkgever samen.

De uren besteed aan deze vergaderingen en het krediet van 2 uur permaand ter voorbereiding van deze vergaderingen, worden beschouwdals normale arbeidsuren voor het personeel, zowel voor wat deberekening van de arbeidstijd betreft als wat de betaling van het loonaangaat. Voor het tijdsgedeelte van de samenkomst dat de normalearbeidsduur overschrijdt, is evenwel geen overloon verschuldigd.

De syndicale afgevaardigde verwittigt zijn hiërarchische overste vóórzijn deelneming aan een vergadering.

Art. 23. De leden van de syndicale afvaardiging beschikken over denodige tijd en faciliteiten - in onderling akkoord met de werkgever tebepalen en bezoldigd als arbeidstijd om de in deze overeenkomstomschreven syndicale opdrachten en activiteiten in de ondernemingcollectief of individueel uit te oefenen.

Met het oog op het gebruik van die tijd en die faciliteiten dienen deleden van de syndicale afvaardiging vooraf de werkgever in te lichtenen in akkoord met hem ervoor te zorgen dat dit gebruik het goedverloop van de diensten in de onderneming niet verstoort. In geval vanmeningsverschil stelt de werkgever de betrokken syndicale organisatiehiervan in kennis met vermelding van zijn motivatie.

Bovendien kan elke syndicale afgevaardigde gedurende 5 dagen perjaar deelnemen aan syndicale vorming, betaald als arbeidstijd. Desyndicale organisatie is er toe gehouden de directie 1 maand vooraf teverwittigen.

De leden van de syndicale afvaardiging beschikken, om de in dezecollectieve arbeidsovereenkomst omschreven syndicale opdrachten enactiviteiten binnen de onderneming zoals filiaalbezoeken collectief ofindividueel uit te oefenen, over 4 kredieturen/maand per effectiefmandaat.

Art. 17. La délégation syndicale a le droit d’être entendue par le chefd’entreprise ou par son représentant, au plus tard dans les 8 jours, àl’occasion de tout litige ou différend de caractère collectif survenantdans l’entreprise; le même droit lui appartient en cas de menace depareils litiges ou différends.

Art. 18. Chaque plainte individuelle est introduite par la voiehiérarchique habituelle par le travailleur intéressé qui est assisté à sademande par son délégué syndical. La délégation syndicale a le droitd’être entendue à l’occasion de tout litige ou différend de caractèreindividuel qui n’a pu être résolu par cette voie.

Art. 19. Lorsque d’éventuelles discussions n’aboutissent pas à unaccord, les délégués syndicaux peuvent se faire assister, au cours desréunions de concertation, par des représentants de leurs organisationssyndicales; ils en avisent préalablement l’employeur.

Dans les mêmes conditions, l’employeur peut se faire assister, aucours de réunions de concertation, par des représentants de sonorganisation patronale; il en avise préalablement la délégation syndi-cale.

Si aucune solution ne peut être trouvée, la direction ou la délégationsyndicale peuvent avoir recours à la procédure de conciliation prévuepar le règlement d’ordre intérieur de la commission paritaire.

Un préavis de grève peut uniquement être déposé par écrit et aprèsque les différentes procédures de concertation et de conciliation décritesdans le présent article ont été épuisées. Il doit précéder d’au moins14 jours civils la date de l’action annoncée.

Art. 20. Sans préjudice des dispositions de la loi du 5 décembre 1968sur les conventions collectives de travail et les commissions paritaires,les accords écrits conclus entre la délégation syndicale et l’employeursont communiqués au personnel par l’employeur, par affichage dans leslocaux de l’entreprise, sauf lorsqu’il s’agit de cas individuels.

CHAPITRE V. — Fonctionnement

Art. 21. Conscient de sa part de responsabilité en ce qui concerne laproblématique du personnel, le délégué considère et traite les problè-mes posés avec toute l’objectivité requise.

Art. 22. La délégation au complet ou non se réunit avec l’employeurpendant les heures de service normales.

Les heures consacrées à ces réunions et le crédit de 2 heures par moispour préparer ces réunions sont considérés comme des heures detravail normales pour le personnel, aussi bien pour le calcul du tempsde travail que pour le paiement du salaire. Pour la partie de la réunionqui dépasse la durée de travail normale, aucun sursalaire n’est toutefoisdû.

Le délégué syndical avertit son supérieur hiérarchique avant saparticipation à une réunion.

Art. 23. Les membres de la délégation syndicale disposent du tempset des facilités nécessaires - à déterminer de commun accord avecl’employeur et rémunéré comme du temps de travail - pour exercer àtitre individuel ou collectif les missions et activités syndicales dansl’entreprise.

En vue d’utiliser ce temps et ces facilités, les membres de ladélégation syndicale doivent informer au préalable l’employeur et, enaccord avec lui, doivent veiller à ce que cela ne perturbe pas le bonfonctionnement des services de l’entreprise. En cas de désaccord,l’employeur en informe l’organisation syndicale concernée, en moti-vant sa position.

De plus, chaque délégué syndical peut participer pendant 5 jours paran à la formation syndicale, rémunérée comme temps de travail.L’organisation syndicale est tenue d’en aviser la direction un mois àl’avance.

Les membres de la délégation syndicale disposent pour exécuter, àtitre individuel ou collectif, les missions et activités syndicales prévuesdans la présente convention collective de travail au sein de l’entreprise,telles que des visites de filiales, d’un crédit de 4 heures par mois parmandat effectif.

60922 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 43: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Met het oog op het gebruik van deze kredieturen dienen de leden vande syndicale afvaardiging de werkgever tenminste 48 uur op voorhandin te lichten en in akkoord met hem er voor te zorgen dat dit gebruik hetgoed verloop van de diensten in de onderneming niet verstoort.

De werkgever komt tussen in de verplaatsingskosten van desyndicale afgevaardigden gedaan voor de uitoefening van de in dezeovereenkomst omschreven syndicale opdrachten en activiteiten binnende onderneming.

Hiervoor wordt de km-vergoeding betaald, zoals vastgelegd voor deambtenaren.

De onderneming stelt permanent of occasioneel een lokaal terbeschikking van de syndicale afvaardiging, ten einde haar toe te staanhaar opdracht passend te vervullen.

Art. 24. De syndicale afvaardiging kan overgaan tot alle schriftelijke,digitale en mondelinge mededelingen ten nutte van het personeel. Dezemededelingen dienen van syndicale of professionele aard te zijn.

In akkoord met de werkgever, kunnen op de arbeidsplaats engedurende de rustpauzes, voorlichtingsvergaderingen voor het perso-neel van de onderneming worden belegd door de syndicale afvaardi-ging. De werkgever mag dit akkoord niet willekeurig weigeren.

HOOFDSTUK VI. — Statuut van vakbondsafgevaardigde

Art. 25. Het mandaat van de syndicale afgevaardigde mag geenaanleiding geven tot enig nadeel of speciale voordelen voor diegene diehet uitoefent. Dit betekent dat de afgevaardigden recht hebben op denormale promoties van de categorie werknemers waartoe zij behoren.

Art. 26. § 1. De afgevaardigde mag niet worden ontslagen omredenen die eigen zijn aan de uitoefening van zijn mandaat.

§ 2. De werkgever die voornemens is een syndicale afgevaardigdeom gelijk welke reden, met uitzondering van dringende redenen, teontslaan, verwittigt voorafgaandelijk de syndicale afvaardiging evenalsde syndicale organisatie die de kandidatuur van de afgevaardigde heeftvoorgedragen. Deze verwittiging gebeurt bij aangetekend schrijven datuitwerking heeft op de derde dag volgend op de datum van verzen-ding.

De syndicale organisatie beschikt over een termijn van zeven dagenom mee te delen dat zij niet akkoord gaat met de redenen van devoorgenomen afdanking. Deze mededeling zal gebeuren bij aangete-kend schrijven. De periode van zeven dagen neemt een aanvang op dedag waarop het door de werkgever toegezonden schrijven uitwerkingheeft. De betrokken syndicale organisatie en de werkgever zijnverplicht alles in het werk te stellen om het geschil op te lossen op hetvlak van de onderneming.

§ 3. Indien op het niveau van de onderneming geen overeenkomstkan bereikt worden, wordt dit geschil overgemaakt aan het paritaircomité. Bij gebrek aan akkoord in het verzoeningsbureau van hetparitair comité binnen de 30 dagen, kan het geschil worden voorgelegdaan de Arbeidsrechtbank.

Art. 27. In geval van ontslag van een syndicale afgevaardigdewegens zware fout, moet de syndicale afvaardiging en de syndicaleorganisatie die de afgevaardigde heeft aangesteld daarvan onmiddellijkworden op de hoogte gebracht per aangetekend schrijven.

Art. 28. Een forfaitaire vergoeding is door de werkgever verschul-digd in navolgende gevallen :

1) indien hij een syndicale afgevaardigde ontslaat, zonder de invoornoemde artikelen 26 en 27 bepaalde procedure na te leven;

2) indien, op het einde van deze procedure, de geldigheid van deredenen van ontslag, rekening houdend met de bepalingen vanartikel 26, § 1, door het verzoeningsbureau van het paritair comité ofdoor de arbeidsrechtbank niet wordt erkend;

3) indien de werkgever een afgevaardigde heeft ontslagen wegensdringende reden en de arbeidsrechtbank het ontslag ongegrond heeftverklaard;

4) indien de arbeidsovereenkomst werd beëindigd wegens zwarefout van de werkgever die voor de afgevaardigde een reden is totonmiddellijke beëindiging van de overeenkomst.

De forfaitaire vergoeding is gelijk aan de bruto bezoldiging van éénjaar, onverminderd de toepassing van de wettelijke beschikkingeninzake de opzeggingsvergoedingen, vastgelegd bij wet van 3 juli 1978betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Deze vergoeding is niet verschuldigd wanneer de syndicale afgevaar-digde de vergoeding ontvangt, bepaald in de wet van 19 maart 1991.

En vue de l’utilisation de ce crédit d’heures, les membres de ladélégation syndicale doivent avertir l’employeur au moins 48 heures àl’avance et faire en sorte, en accord avec l’employeur, que la bonnemarche des services dans l’entreprise ne soit pas perturbée.

L’employeur intervient dans les frais de déplacement des déléguéssyndicaux engagés pour l’exécution des missions et activités syndicalesprévues dans la présente convention collective de travail au sein del’entreprise.

A cet effet, une indemnité kilométrique est payée, telle que fixée pourles fonctionnaires.

L’entreprise met de façon permanente ou occasionnelle un local à ladisposition de la délégation syndicale afin de lui permettre d’exécuterconvenablement sa mission.

Art. 24. La délégation syndicale peut procéder oralement, par écritou par voie électronique à toute communication utile au personnel. Cescommunications doivent avoir un caractère professionnel ou syndical.

Avec l’accord de l’employeur, des réunions d’information pour lepersonnel de l’entreprise peuvent être organisées par la délégationsyndicale sur le lieu de travail et durant les heures de travail.L’employeur ne peut arbitrairement refuser cet accord.

CHAPITRE VI. — Statut du délégué syndical

Art. 25. Le mandat de délégué syndical ne peut entraîner nipréjudice ni avantages spéciaux pour celui qui l’exerce. Cela signifieque les délégués bénéficient des promotions normales de la catégorie detravailleurs à laquelle ils appartiennent.

Art. 26. § 1er. Le délégué ne peut pas être licencié pour des motifsinhérents à l’exercice de son mandat.

§ 2. L’employeur qui envisage de licencier un délégué syndical pourquelque motif que ce soit, sauf pour motif grave, en informepréalablement la délégation syndicale ainsi que l’organisation syndi-cale qui a présenté la candidature de ce délégué. Cette information sefait par lettre recommandée sortant ses effets le troisième jour qui suitla date de son expédition.

L’organisation syndicale intéressée dispose d’un délai de sept jourspour notifier son refus d’accepter les motifs du licenciement envisagé.Cette notification se fait par lettre recommandée. La période desept jours débute le jour où la lettre envoyée par l’employeur sort seseffets. L’organisation syndicale concernée et l’employeur ont l’obliga-tion de tout mettre en œuvre pour résoudre la contestation au niveau del’entreprise.

§ 3. Si, au niveau de l’entreprise, aucun accord ne peut être obtenu, celitige est transmis à la commission paritaire. Faute d’un accord au seindu bureau de conciliation de la commission paritaire dans les 30 jours,l’employeur a le droit de saisir le Tribunal de travail du litige.

Art. 27. En cas de licenciement d’un délégué syndical pour motifgrave, la délégation syndicale et l’organisation syndicale qui l’a désignédoivent en être informées immédiatement par lettre recommandée.

Art. 28. Une indemnité forfaitaire est due par l’employeur dans lescas suivants :

1) s’il licencie un délégué syndical sans respecter la procédure prévueaux articles 26 et 27 ci-dessus;

2) si, au terme de cette procédure, la validité des motifs dulicenciement, au regard des dispositions de l’article 26, § 1er, n’est pasreconnue par le bureau de conciliation de la commission paritaire oupar le tribunal du travail;

3) si l’employeur a licencié un délégué pour motif grave et que letribunal du travail a déclaré le licenciement non fondé;

4) si le contrat de travail a pris fin en raison d’une faute grave del’employeur, qui constitue pour le délégué un motif de résiliationimmédiate du contrat.

L’indemnité forfaitaire est égale à la rémunération brute d’un an,sans préjudice de l’application des dispositions légales relatives auxindemnités de licenciements, prévues par la loi du 3 juillet 1978 relativeaux contrats de travail.

Cette indemnité n’est pas due lorsque le délégué syndical bénéficiede l’indemnité prévue dans la loi du 19 mars 1991.

60923BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 44: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

HOOFDSTUK VII. — Geldigheidsduur

Art. 29. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op11 november 2009.

Zij is gesloten voor onbepaalde tijd en kan worden opgezegd doorelk van de partijen met een opzeggingstermijn van drie maanden bijeen ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van hetParitair Comité voor de begrafenisondernemingen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 september 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204504]N. 2010 — 3445

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 22 maart 2010, gesloten in het Paritair Subcomité voor debeschutte werkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeen-schapscommissie, betreffende het stelsel van syndicaal verlof ensyndicale vorming (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de beschuttewerkplaatsen gesubsidieerd door de Franse Gemeenschapscommissie;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 2010,gesloten in het Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsengesubsidieerd door de Franse Gemeenschapscommissie, betreffendehet stelsel van syndicaal verlof en syndicale vorming.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

CHAPITRE VII. — Durée de validité

Art. 29. La présente convention collective de travail entre en vigueurle 11 novembre 2009.

Elle est conclue pour une durée indéterminée et peut être dénoncéepar chacune des parties moyennant un préavis de trois mois, notifié parlettre recommandée à la poste adressée au président de la Commissionparitaire des pompes funèbres.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 10 septembre 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204504]F. 2010 — 3445

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 22 mars 2010, conclue au sein de laSous-commission paritaire pour les entreprises de travail adaptésubsidiées par la Commission communautaire française, relativeau système de congé syndical et de formation syndicale (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives detravail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Sous-commission paritaire pour les entreprisesde travail adapté subsidiées par la Commission communautairefrançaise;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective detravail du 22 mars 2010, reprise en annexe, conclue au sein de laSous-commission paritaire pour les entreprises de travail adaptésubsidiées par la Commission communautaire française, relative ausystème de congé syndical et de formation syndicale.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 10 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

60924 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 45: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bijlage

Paritair Subcomité voor de beschutte werkplaatsengesubsidieerd door de Franse Gemeenschapscommissie

Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 2010

Stelsel van syndicaal verlof en syndicale vorming(Overeenkomst geregistreerd op 10 mei 2010

onder het nummer 99326/CO/327.02)

HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied

Artikel 1. Met deze collectieve arbeidsovereenkomst legt het ParitairSubcomité voor de beschutte werkplaatsen gesubsidieerd door deFranse Gemeenschapscommissie een stelsel vast inzake syndicaalverlof en syndicale vorming.

Onder ″syndicaal verlof″ wordt begrepen : de afwezigheid vaneffectieve of plaatsvervangende leden van de ondernemingsraad, vanhet comité voor preventie en bescherming op het werk en van desyndicale afvaardiging om reden van deelneming aan militantenverga-deringen en/of professionele congressen, die georganiseerd wordendoor de beroepscentrales die ondertekenaar zijn van dit akkoord, deinterprofessionele algemeen vakverbonden en de interprofessioneleverbonden waarbij de centrales zijn aangesloten.

Onder ″syndicale vorming″ wordt begrepen : vormingsdagen diegeorganiseerd worden door een syndicale organisatie in het kader vanhet stelsel betaald educatief verlof of het stelsel syndicale vorming.

Art. 2. De onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst is vantoepassing op de werkgevers van de ondernemingen voor aangepastwerk, gesubsidieerd door de Franse Gemeenschapscommissie, en op dewerknemers die zij tewerkstellen.

HOOFDSTUK II. — Principes

Art. 3. In overeenstemming met artikel 30 van de wet van 3 juli 1978hetwelk de gerechtvaardigde afwezigheden behandelt, worden dedagen van afwezigheid voor syndicaal verlof beschouwd als gerecht-vaardigd en betaald door de werkgever.

Als de afwezigheid omwille van syndicaal verlof of syndicalevorming samenvalt met een andere reden van afwezigheid die al of nietbetaald wordt (bijvoorbeeld jaarlijkse vakantie, etc.) gaat deze laatsteregeling voor.

Art. 4. De dagen van syndicaal verlof en syndicale vorming welkeopgenomen worden door de werknemers, worden vergoed tegen hetverschuldigde loon door de werkgevers na ontvangst van een attestvan deelname door de werknemers van de bijeenkomsten en vergade-ringen, of van het driemaandelijks attest van regelmatige deelname.

HOOFDSTUK III. — Organisatie

Art. 5. In de mate dat de vergaderingen van informatieve aard zijn,zal de inhoud ervan meegedeeld worden aan de werkgevers zodatdezen op hun beurt kunnen bijdragen tot de informatie aan dewerknemers.

Art. 6. Wanneer de gelijktijdige afwezigheid van werknemers opeen zelfde arbeidspost wegens syndicaal verlof of syndicale vormingonmogelijk is op organisatorisch vlak en een belangrijke internist vormtvoor de goede werkorganisatie, zal de werkgever de betrokkensyndicale organisatie in kennis stellen ten laatste een week op voorhanden met redenen omkleed. Het zal beide partijen toekomen om in datgeval een vergelijk te treffen.

Art. 7. Elke effectieve mandaatdrager van de syndicale delegatiebeschikt per jaar over 5 dagen syndicaal verlof om deel te nemen aansectorale syndicale bijeenkomsten. Bij verhindering kan hij vervangenworden door een plaatsvervanger. Daarbij, elke plaatsvervangendmandaatdrager beschikt over één dag syndicaal verlof om deel tenemen aan deze vergaderingen.

De vakorganisaties vragen de afwezigheid in syndicaal verlof aanminstens 15 dagen op voorhand.

Art. 8. elk effectief en plaatsvervangend mandaatdrager van de hetcomité voor preventie en bescherming op het werk, van de syndicaledelegatie en van de ondernemingsraad beschikt over een dag syndicalevorming om deel te nemen aan een coördinerende syndicale vergade-ring.

De vakorganisaties vragen de afwezigheid in syndicale vorming aanminstens 30 dagen op voorhand.

Annexe

Sous-commission paritaire pour les entreprises de travail adaptésubsidiées par la Commission communautaire française

Convention collective de travail du 22 mars 2010

Système de congé syndical et de formation syndicale(Convention enregistrée le 10 mai 2010

sous le numéro 99326/CO/327.02)

CHAPITRE Ier. — Champ d’application

Article 1er. Par la présente convention collective de travail, laSous-commission paritaire pour les entreprises de travail adaptésubsidiées par la Commission communautaire française fixe un sys-tème de congé syndical et de formation syndicale.

Par ″congé syndical″, l’on entend : l’absence des membres effectifsou suppléants du conseil d’entreprise, du comité de prévention et deprotection au travail et de la délégation syndicale pour motif departicipation à des conseils de militants et/ou des congrès profession-nels, organisés par les centrales professionnelles signataires du présentrèglement, les confédérations interprofessionnelles et les fédérationsinterprofessionnelles auxquelles sont associées les centrales.

Par ″formation syndicale″, l’on entend : les jours de formationorganisés par une organisation syndicale dans le cadre du système decongé éducation payé ou de congé formation syndicale.

Art. 2. La présente convention collective de travail s’applique auxemployeurs des entreprises de travail adapté subsidiées par la Com-mission communautaire française et aux travailleurs qu’elles occupent.

CHAPITRE II. — Principes

Art. 3. Conformément à l’article 30 de la loi du 3 juillet 1978 quirègle les absences justifiées, les jours d’absence pour les congésyndicaux sont considérées comme justifiées et payées par l’employeur.

Si l’absence en raison de congé syndical ou de formation syndicalecoïncide avec un autre jour d’absence payé ou non payé (ex : vacanceslégales, etc.), ces autres règlements l’emporteront.

Art. 4. les jours de congé syndical et de formation syndicale prispar les travailleurs sont payés au salaire dû par les employeurs, aprèsréception de l’attestation de participation des travailleurs à des conseilsou réunions, ou de l’attestation trimestrielle d’assiduité pour lesformations.

CHAPITRE III. — Organisation

Art. 5. Dans la mesure où ces réunions sont de nature informative,leur contenu sera communiqué aux employeurs afin que ceux-cipuissent à leur tour aider à l’information des travailleurs.

Art. 6. Lorsque l’absence simultanée de travailleurs sur le mêmeposte de travail, en raison de congé syndical ou de formation syndicale,rend l’absence impossible au niveau organisationnel et constitue unobstacle important pour la bonne organisation du travail, l’employeuravertira l’organisation syndicale concernée au plus tard une semaineau préalable en motivant sa décision. Il reviendra alors aux deux partiesde trouver un arrangement.

Art. 7. Chaque mandataire effectif de la délégation syndicale dis-pose de 5 jours de congé syndical par an pour participer aux conseilssyndicaux sectoriels. En cas d’empêchement, il peut être remplacé parson suppléant. De plus, chaque mandataire suppléant de la délégationsyndicale dispose d’un jour de congé syndical par an pour participerà ces réunions.

Les organisations des travailleurs demandent par écrit à l’employeur,au plus tard 15 jours au préalable, l’absence en raison de congésyndical.

Art. 8. Chaque mandataire effectif et suppléant du comité deprévention et de protection au travail, de la délégation syndicale et duconseil d’entreprise dispose d’un jour de formation syndicale par anpour participer à une réunion de coordination syndicale.

Les organisations des travailleurs demandent par écrit à l’employeur,au plus tard 30 jours au préalable, l’absence en raison de formationsyndicale.

60925BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 46: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 9. Elk effectief en plaatsvervangend mandaatdrager van de hetcomité voor preventie en bescherming op het werk, van de syndicaledelegatie en van de ondernemingsraad beschikt over 5 kalenderdagenper jaar voor syndicale vorming in het stelsel van betaald educatiefverlof of syndicale vorming.

De vakverenigingen vragen de afwezigheid omwille van syndicalevorming aan minstens 30 dagen op voorhand.

HOOFDSTUK IV. — Eindbeschikkingen

Art. 10. Onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst treedt in voegeop 22 maart 2010 en zij wordt afgesloten voor en onbepaalde duur.Ze kan opgezegd worden door elk van de partijen voor 30 juni vanelk jaar en met ingang vanaf 1 januari van het volgende jaar.

De opzegging kan betekend worden met een aangetekende briefgericht tot de voorzitter van het paritair subcomité.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 september 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204365]N. 2010 — 3446

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de beslissing genomen op 12 juli 2010in het Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en Dien-sten in uitvoering van de wet van 19 augustus 1948 betreffende deprestaties van algemeen belang in vredestijd (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 augustus 1948 betreffende de prestaties vanalgemeen belang in vredestijd, inzonderheid op artikel 1, eerste lid, enartikel 2, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 maart 1971;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de gezondheids-inrichtingen en -diensten;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. - Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen beslissing genomen op 12 juli 2010 in het Paritair Comitévoor de gezondheidsinrichtingen en -diensten, in uitvoering van de wetvan 19 augustus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang invredestijd.

Art. 2. - De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 19 augustus 1948, Belgisch Staatsblad van 21 augustus 1948.Koninklijk besluit van 1 maart 1971, Belgisch Staatsblad van

11 maart 1971.

Art. 9. Chaque mandataire effectif et suppléant du comité deprévention et de protection au travail, de la délégation syndicale etdu conseil d’entreprise dispose de 5 jours calendrier par an deformation syndicale, sous forme de congé-éducation payé ou congéformation syndicale.

Les organisations des travailleurs demandent par écrit à l’employeur,au plus tard 30 jours au préalable, l’absence en raison de formationsyndicale.

CHAPITRE IV. — Dispositions finales

Art. 10. La présente convention collective de travail produit seseffets le 22 mars 2010 est conclue pour une durée indéterminée.Elle peut être dénoncée par chacune des parties avant le 30 juin dechaque année, avec effet au 1er janvier de l’année suivante.

La dénonciation peut être notifiée par lettre recommandée adresséeau président de la sous-commission paritaire.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 10 septembre 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204365]F. 2010 — 3446

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la décisionprise le 12 juillet 2010 au sein de la Commission paritaire desétablissements et des services de santé en exécution de la loi du19 août 1948 relative aux prestations d’intérêt public en temps depaix (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 19 août 1948 relative aux prestations d’intérêt public entemps de paix, notamment l’article 1er, premier alinéa, et article 2,deuxième alinéa, modifié par l’arrêté royal du 1er mars 1971;

Vu la demande de la Commission paritaire des établissements et desservices de santé;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. - Est rendue obligatoire la décision, reprise en annexe,prise le 12 juillet 2010 au sein de la Commission paritaire desétablissements et des services de santé en exécution de la loi du19 août 1948 relative aux prestations d’intérêt public en temps de paix.

Art. 2. - Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 10 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Références au Moniteur belge :Loi du 19 août 1948, Moniteur belge du 21 août 1948.Arrêté royal du 1er mars 1971, Moniteur belge du 11 mars 1971.

60926 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 47: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bijlage

Paritair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten

Beslissing van 12 juli 2010betreffende de uitvoering van de wet van 19 augustus 1948betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd

Onderhavig akkoord wordt gesloten in een geest van wederzijdserechten en verplichtingen. Bijgevolg is de naleving van de verplich-tingen door elke partij afhankelijk van de eerbiediging van haarverplichtingen door de andere partij.Dit akkoord wordt gesloten te goeder trouw en de ondertekenende

partijen verbinden er zich toe om het te doen toepassen, zowel naar deletter als naar de geest ervan.

Artikel 1. - Deze beslissing is van toepassing op de werkgevers ende werknemers die vallen onder de bevoegdheid van het ParitairComité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en meer bepaalddeze die behoren tot de volgende sectoren :

- de instellingen die ressorteren onder de wet op de ziekenhuizen;

- de rusthuizen;

- de rust- en verzorgingstehuizen;

- de psychiatrische verzorgingstehuizen;

- de initiatieven voor beschut wonen voor psychiatrische patiënten;

- de dagverzorgingscentra voor bejaarden verbonden aan een rust-huis of een rust- en verzorgingstehuis.

Art. 2. - In geval van staking of lock-out, verbinden beide partijenzich er toe dat al de in behandeling zijnde en de te behandelenpatiënten en bewoners in therapeutisch opzicht of op het vlak van debasiszorg, geen enkel nadeel zullen ondervinden.

Commentaar : het begrip ″basiszorg″ moet restrictief geïnterpreteerdworden en kan enkel betrekking hebben op taken en/of hulp die depatiënten zelf rechtstreeks ten goede komen op het vlak van verpleeg-kunde, persoonlijke hygiëne of maaltijdvoorziening.

Boekhoudkundige, administratieve of onderhoudstaken vallen nietonder deze definitie, behoudens wanneer deze noodzakelijk zijn om deminimumprestaties te kunnen leveren. Bepalingen hieromtrent kunnenopgenomen te worden in de akkoorden bedoeld in artikel 6.

Art. 3. § 1. Minstens vijftien kalenderdagen voor de staking oflock-out, zal de partij die het initiatief neemt, een aanzegging sturenaan de andere partij en een kopie ervan aan de voorzitter van hetParitair Comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten.

Deze aanzegging van de staking of lock-out vermeldt zowel deprecieze duur van de aanzegging als het motief van de staking oflock-out.

De aanzeggingstermijn vangt ten vroegste aan de dag na deontvangst van de aanzegging door de voorzitter van het ParitairComité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten en bedraagtminstens 14 kalenderdagen.

Deze aanzegging dekt enkel de stakingsacties of lock-out dieplaatshebben in de 6 maanden volgend op de dag na de ontvangst vande aanzegging.

Wanneer het conflict binnen deze termijn niet opgelost kan wordendan dient een nieuwe aanzegging ingediend te worden.

Deze nieuwe aanzeggingstermijn dient eveneens minstens 14 kalen-derdagen te bedragen en kan ingediend worden vóór het verstrijkenvan de eerste termijn van 6 maanden, om zo de continuïteit van deactievrijheid te waarborgen.

Commentaar : betrokken partijen dienen elkaar de nodige tijd tegunnen met het oog op het organiseren van de minimumprestaties ophet niveau van de inrichtingen en diensten in die zin dat zij in de matevan het mogelijke de acties tijdig zullen aankondigen.

§ 2. In geval van conflict op het niveau van de instelling, wordt metde aanzegging van de staking of lock-out tegelijk de verzoeningsaan-vraag verstuurd aan de voorzitter van het Paritair Comité voor degezondheidsinrichtingen en -diensten.

§ 3. De voorzitter roept het verzoeningsbureau samen binnen deweek na ontvangst van een aanvraag tot verzoening.

§ 4. Wanneer tijdens de verzoeningsvergadering het conflict nietopgelost kan worden, kan het beperkt comité, zoals bedoeld in arti-kel 8 van dit besluit onmiddellijk worden samengeroepen.

Annexe

Commission paritaire des établissements et des services de santé

Décision du 12 juillet 2010en exécution de la loi du 19 août 1948

relative aux prestations d’intérêt public en temps de paix

Le présent accord est conclu dans un esprit de droits et devoirsmutuels. Par conséquent, le respect des devoirs de chaque partiedépend du respect des devoirs des autres parties.

Le présent accord est conclu de bonne foi et les parties signatairess’engagent à le faire appliquer tant dans sa lettre que dans son esprit.

Article 1er. - La présente décision s’applique aux travailleurs et auxemployeurs qui ressortissent à la Commission paritaire des établisse-ments et des services de santé et en particulier ceux qui appartiennentaux secteurs suivants :

- les institutions qui relèvent de la loi sur les hôpitaux;

- les maisons de repos;

- les maisons de repos et de soins;

- les maisons de soins psychiatriques;

- les initiatives d’habitation protégée pour patients psychiatriques;

- les centres de soins de jour pour personnes âgées liés à une maisonde repos ou une maison de repos et de soins.

Art. 2. - En cas de grève ou de lock-out, les deux parties s’engagentà ce que tous les patients et résidents en traitement ou à traiter nesubissent aucun préjudice au point de vue thérapeutique ou en matièrede soins de base.

Commentaire : la notion de « soins de base » doit être interprétée defaçon restrictive et peut uniquement concerner des tâches et/ou uneaide qui profitent directement aux patients mêmes sur le plan des soinsinfirmiers, de l’hygiène personnelle ou de la fourniture de repas.

Les tâches comptables, administratives ou d’entretien ne sont pascouvertes par cette définition, sauf si ces dernières sont indispensablespour pouvoir fournir les prestations minimum. Des dispositions à cetégard peuvent être reprises dans les accords visés à l’article 6.

Art. 3. - § 1er. Quinze jours calendrier au moins avant la grève ou lelock-out, la partie qui prend l’initiative remet un préavis à l’autre partieainsi qu’une copie de celui-ci au président de la Commission paritairedes établissements et des services de santé.

Le préavis de grève ou de lock-out mentionne la durée précise dupréavis ainsi que le motif de la grève ou du lock-out.

Le délai de préavis prend cours au plut tôt le jour qui suit la réceptiondu préavis par le président de la Commission paritaire des établisse-ments et des services de santé et il est d’au moins 14 jours calendrier.

Ce préavis couvre uniquement les actions de grève ou de lock-out quiont lieu dans les 6 mois suivant le jour qui suit la réception du préavis.

Si le conflit ne peut être résolu dans ce délai, un nouveau préavis doitêtre déposé.

Ce nouveau délai de préavis doit également être d’au moins 14 jourscalendrier et peut être déposé avant que le premier préavis de 6 moisn’expire pour garantir ainsi la continuité de la liberté d’action.

Commentaire : les parties concernées doivent s’accorder mutuelle-ment le temps nécessaire en vue de l’organisation des prestationsminimum au niveau des établissements et des services et pour se faire,annonceront, dans la mesure du possible, leurs actions à temps.

§ 2. Dans le cas d’un conflit au niveau de l’établissement, le préavisde grève ou de lock-out est envoyé en même temps que la demande deconciliation au président de la Commission paritaire des établissementset des services de santé.

§ 3. Le Président convoque le bureau de conciliation dans la semainequi suit la réception d’une demande de conciliation.

§ 4. Si le conflit ne peut être résolu lors de la réunion de conciliation,le comité restreint, visé à l’article 8 du présent arrêté, peut êtreimmédiatement convoqué.

60927BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 48: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 4. - § 1. Wanneer de duur van de staking of lock-out geen 24 uuroverschrijdt, dan zal de dienst verzekerd worden zoals op een zondag.

Voor volgende diensten kunnen de prestaties geleverd worden zoalsop een wettelijke feestdag :

- dagziekenhuis oncologie;

- oncologie;

- dialyse/kunstnier;

- dienst voor zware brandwonden;

- transplantatie-afdeling;

- intensieve zorgen;

- radiotherapie.

§ 2. Indien evenwel het conflict uitbreekt op een maandag of op eendag welke op een feestdag volgt of wanneer de staking of lock-out de24 uur overschrijdt, zullen de bepalingen, voorzien in de artikelen 6tot 8 van toepassing zijn.

Art. 5. - § 1. Bij de invulling van de minimumprestaties dient ermeerekening te worden gehouden dat zij verzekerd worden door voor debetrokken taak bekwaam personeel.

§ 2. Er zal in paritair overleg met een stakingscomité bij voorrang eenberoep worden gedaan op werkwillig personeel voor het invullen vande prestaties.

Dit vrijwillig engagement van de werknemer geldt maximum voorde volgende 48 uur.

Commentaar : Onder stakingscomité wordt verstaan : een paritaircomité samengesteld uit vertegenwoordigers van de werkgever envertegenwoordigers van de in de instelling vertegenwoordigde vak-organisaties.

Commentaar : de organisatie van de minimumprestaties berust bij dewerkgever.

Art. 6. - § 1. De instellingen gaan de verbintenis aan om tijdens eenperiode van sociale rust akkoorden te sluiten aangaande de bepalingvan de vitale behoeften en de hiervoor noodzakelijke minimumpresta-ties.

Deze akkoorden of collectieve arbeidsovereenkomsten worden schrif-telijk gesloten in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis van onder-nemingsraad, in het comité voor preventie en bescherming op het werk,en bij ontstentenis van dit comité, met de vakbondsafvaardiging.

Bij ontstentenis van een vakbondsafvaardiging kan een collectievearbeidsovereenkomst gesloten worden.

§ 2. In iedere instelling worden akkoorden gesloten over enerzijds defuncties welke tijdens periodes van staking of lock-out minimaalmoeten ingevuld worden en anderzijds over het aantal werknemers datonontbeerlijk is om die functies in te vullen.

§ 3. In deze akkoorden kan voorzien worden dat de vastgelegdebehoeften en minimumprestaties kunnen wijzigen naargelang de duurvan de staking of lock-out.

Deze overeenkomsten zijn enkel inroepbaar in geval van staking oflock-out.

Deze akkoorden kunnen herzien worden op vraag van de meestgerede partij.

Art. 7. - Wanneer deze besprekingen niet tot een akkoord hebbengeleid, kan de meest gerede partij de zaak voorleggen aan hetverzoeningsbureau.

Het verzoeningbureau zal de partijen aanmanen tot een akkoord ofeen collectieve arbeidsovereenkomst te komen binnen de 6 maanden.

Art. 8. - § 1. In uitvoering van artikel 3 van de wet van 19 augus-tus 1948 betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd,wordt in de schoot van het Paritair comité een beperkt comitéopgericht, samengesteld, enerzijds, uit minstens twee effectieve en tweeplaatsvervangende leden, die de werkgevers vertegenwoordigen, enanderzijds, uit minstens twee effectieve en twee plaatsvervangendeleden, die de werknemers vertegenwoordigen.

§ 2. Het beperkt comité heeft tot opdracht te waken op de uitvoeringvan de in artikel 6 beschreven akkoorden.

§ 3. Bij gebrek aan akkoord tussen werkgevers en werknemers, is hetbeperkt comité gemachtigd de personen aan te wijzen die onmisbaarzijn om de minimumprestaties te verrichten.

Art. 9. - Ondertekenende partijen verbinden zich ertoe deze beslis-sing uit te voeren naar de geest van de wet van 19 augustus 1948betreffende de prestaties van algemeen belang in vredestijd.

Art. 4. - § 1er Lorsque la grève ou le lock-out n’excède pas 24 heures,les prestations seront assurées comme un dimanche.

Pour les services suivants, les prestations peuvent être fourniescomme lors d’un jour férié :

- hôpital de jour oncologie;

- oncologie;

- dialyse/rein artificiel;

- service des grands brûlés;

- département transplantation;

- soins intensifs;

- radiothérapie.

§ 2. Toutefois, si le conflit se déclenche un lundi ou le lendemain d’unjour férié, ou si la grève ou le lock-out excède 24 heures, les dispositionsprévues aux articles 6 à 8 sont applicables.

Art. 5. - § 1er. Lors de la concrétisation de prestations minimales, ilfaudra faire en sorte qu’elles soient assurées par du personnelcompétent pour la tâche concernée.

§ 2. En concertation paritaire avec un comité de grève il sera faitappel par priorité aux non-grévistes pour exécuter les prestations.

Cet engagement volontaire du travailleur vaut au maximum pour les48 heures qui suivent.

Commentaire : Par comité de grève, on entend : un comité paritairecomposé des représentants de l’employeur et des représentants desorganisations syndicales représentées au sein de l’institution.

Commentaire : l’organisation des prestations minimales relève del’employeur.

Art. 6. - § 1er. Les établissements s’engagent à conclure, pendant unepériode de paix sociale, des accords concernant la détermination desbesoins vitaux et des prestations minimales nécessaires s’y rapportant.

Ces accords ou conventions collectives de travail sont conclus parécrit au sein du conseil d’entreprise ou, à défaut de conseil d’entreprise,au sein du comité pour la prévention et la protection au travail, et enl’absence de ce comité, avec la délégation syndicale.

En l’absence de délégation syndicale, une convention collective detravail pourra être conclue.

§ 2. Dans chaque établissement, des accords seront conclus afin dedéterminer les fonctions qui devront au moins être remplies pendantune période de grève ou de lock-out et afin de fixer le nombre detravailleurs nécessaire pour exécuter ces fonctions.

§ 3. Ces accords peuvent prévoir que les besoins vitaux et prestationsminimales définis peuvent changer en fonction de la durée de la grèveou du lock-out.

Ces conventions ne peuvent être invoquées qu’en cas de grève ou delock-out.

Ces accords peuvent être revus à la demande de la partie la plusdiligente.

Art. 7. - Lorsque ces discussions n’ont pas abouti à un accord, lapartie la plus diligente peut saisir le bureau de conciliation.

Le bureau de conciliation exhortera les parties à arriver à un accordou à une convention collective de travail dans les 6 mois.

Art. 8. - § 1er. En exécution de l’article 3 de la loi du 19 août 1948relative aux prestations d’intérêt public en temps de paix, il est instituéau sein de la commission paritaire un comité restreint composé d’unepart, d’au moins deux membres effectifs et deux membres suppléantsreprésentant les employeurs et d’autre part, d’au moins deux membreseffectifs et deux membres suppléants représentant les travailleurs.

§ 2. Le comité restreint a pour mission de veiller à l’exécution desaccords décrits à l’article 6.

§ 3. A défaut d’accord entre les employeurs et les travailleurs, lecomité restreint est habilité à désigner les personnes indispensablespour effectuer les prestations minimales.

Art. 9. - Les parties signataires s’engagent à exécuter la présentedécision dans l’esprit de la loi de 19 août 1948 relative aux prestationsd’intérêt public en temps de paix.

60928 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 49: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 10. - Deze beslissing treedt inwerking op 12 juli 2010.

Deze beslissing vervangt voor wat betreft de sectoren vermeld inartikel 1 de beslissing van 25 mei 1951 van het nationaal Paritair Comitévoor de gezondheidsdiensten m.b.t. de prestaties van algemeen belangin vredestijd.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204112]N. 2010 — 3447

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 3 december 2009, gesloten in het Paritair Comité voor hetkappersbedrijf en de schoonheidszorgen, betreffende het anciën-niteitsverlof - modaliteiten voor de deeltijdse werknemers (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kappersbedrijfen de schoonheidszorgen;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2009,gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoon-heidszorgen, betreffende het anciënniteitsverlof - modaliteiten voor dedeeltijdse werknemers.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Bruxelles, le 10 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen

Collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 2009

Anciënniteitsverlof - modaliteiten voor de deeltijdse werknemers(Overeenkomst geregistreerd op 21 januari 2010

onder het nummer 97028/CO/314)

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassingop de werkgevers van de ondernemingen die onder het Paritair Comitévoor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen ressorteren en op dewerknemers die zij tewerkstellen.

Onder ″werknemers″ wordt verstaan : de arbeiders, de arbeidsters ende bedienden.

Art. 10. - Le présente décision entre en vigueur 12 juillet 2010.

La présente décision remplace, pour ce qui concerne les secteursprévus à l’article 1er, la décision du 25 mai 1951 de la commissionparitaire nationale pour les soins de santé concernant les prestationsd’intérêt public en temps de paix.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204112]F. 2010 — 3447

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 3 décembre 2009, conclue au sein de laCommission paritaire de la coiffure et des soins de beauté, relativeau congé d’ancienneté - modalités pour les travailleurs à tempspartiel (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives de travailet les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Commission paritaire de la coiffure et des soinsde beauté;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective de travaildu 3 décembre 2009, reprise en annexe, conclue au sein de laCommission paritaire de la coiffure et des soins de beauté, relative aucongé d’ancienneté - modalités pour les travailleurs à temps partiel.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 10 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Commission paritaire de la coiffure et des soins de beauté

Convention collective de travail du 3 décembre 2009

Congé d’ancienneté - modalités pour les travailleurs à temps partiel(Convention enregistrée le 21 janvier 2010

sous le numéro 97028/CO/314)

Article 1er. La présente convention collective de travail s’appliqueaux employeurs des entreprises ressortissant à la Commission paritairede la coiffure et des soins de beauté et aux travailleurs qu’ils occupent.

On entend par ″travailleurs″ : les ouvriers, les ouvrières, les employéeset les employées.

60929BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 50: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 2. Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2009

De collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2009 betreffende deloon- en arbeidsvoorwaarden en houdende maatregelen ter bevorde-ring van de vorming heeft vanaf 1 januari 2009 een betaalde verlofdagtoegekend per schijf van vijf jaar anciënniteit.

Art. 3. Berekening van de anciënniteit

De anciënniteit wordt berekend vanaf de eerste werkdag van deeerste arbeidovereenkomst bij de werkgever, zonder rekening tehouden met het arbeidsstelsel. Bij overname van de onderneming blijftde anciënniteit behouden (collectieve arbeidsovereenkomst nr. 32).

Voor de berekening van de anciënniteit worden alle periodes vanschorsing van de overeenkomst gelijkgesteld aan prestaties.

Als de overeenkomst wordt onderbroken, zal de anciënniteit bere-kend worden door alle periodes die gedekt zijn door een arbeidsover-eenkomst bij dezelfde werkgever op te tellen.

Art. 4. Modaliteiten voor de deeltijdse werknemers

Om het aantal dagen verlof of het aantal uren verlof in geval vandeeltijds werk te bepalen, moet volgende formule toegepast worden :het wekelijkse arbeidsstelsel delen door 38 uren X het aantal dagentoegekend door anciënniteit.

Gezien het veelvoud aan arbeidsroosters, wordt het resultaat vervol-gens omgezet in uren verlof door te vermenigvuldigen met 7,60 watovereenstemt met 7 uur 36 minuten.

Als de decimalen gelijk zijn aan of hoger zijn dan 0,50, moet er naarboven worden afgerond en als de decimalen lager zijn dan 0,50, moet ernaar beneden worden afgerond.

Voorbeelden :

15 u/38 u X 3 dagen = 1,18 dagen X 7,60 = 8,96 uren of 9 urenna afronding.

29 u/38 u X 2 dagen = 1,52 dagen X 7,60 = 11,55 uren of 12 urenna afronding.

Het wekelijkse arbeidsstelsel stemt overeen met het wekelijksegemiddelde van het arbeidsregime van de 4 weken voor de dag van deverlofaanvraag.

De verlofdagen worden opgenomen na gemeenschappelijk akkoord.

Art. 5. Deze arbeidsovereenkomst verduidelijkt artikel 18 van decollectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 2009 betreffende de loon-en arbeidsvoorwaarden en houdende maatregelen ter bevordering vande vorming.

Art. 6. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op1 januari 2009.

Zij wordt gesloten voor een onbepaalde tijd. Ze kan door een van departijen met zes maanden vooropzeg worden opgezegd. De opzeggingwordt gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor hetkappersbedrijf en de schoonheidszorgen bij een aangetekende brief.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 september 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204424]N. 2010 — 3448

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-,machine- en elektrische bouw, betreffende de opleidings-plannen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de metaal-,machine- en elektrische bouw;

Art. 2. Convention collective de travail du 11 mai 2009

La convention collective de travail du 11 mai 2009 relative auxconditions de salaire et de travail et portant des mesures de promotionde la formation a accordé à partir du 1er janvier 2009, un jour de congérémunéré par cinq ans d’ancienneté.

Art. 3. Calcul de l’ancienneté

L’ancienneté se calcule à partir du premier jour de travail du premiercontrat de travail chez l’employeur sans tenir compte du régime detravail. En cas de transfert conventionnel d’entreprise, l’anciennetéreste acquise (convention collective de travail no 32).

Toutes les périodes de suspension du contrat sont assimilées à desprestations pour le calcul de l’ancienneté.

Si le contrat est interrompu, l’ancienneté sera calculée en addition-nant toutes les périodes couvertes par un contrat de travail chez lemême employeur.

Art. 4. Modalités pour les travailleurs à temps partiel

Pour déterminer le nombre de jours de congé ou d’heures de congéen cas de travail à temps partiel, il faut appliquer la formule suivante :le régime hebdomadaire de travail divisé par 38 heures X le nombrede jours accordé par l’ancienneté.

Vu la multiplicité des horaires de travail, ce résultat est ensuitetransformé en heures de congé au moyen d’une multiplication par 7,60qui correspond à 7 heures 36 minutes.

Si, les décimales sont égales ou supérieures à 0,50, il faut arrondir àl’unité supérieure et si la décimale est inférieure à 0,50, il faut arrondirà l’unité inférieure.

Exemples :

15 h/38 h X 3 jours = 1,18 jour X 7,60 = 8,96 heures soit 9 heuresaprès l’arrondissement.

29 h/38 h X 2 jours = 1,52 jour X 7,60 = 11,55 heures ou 12 heuresaprès l’arrondissement.

Le régime hebdomadaire de travail correspond à la moyennehebdomadaire du régime de travail des 4 semaines qui précèdent lejour de la demande de congé.

Les congés sont pris de commun accord.

Art. 5. La présente convention clarifie l’article 18 de la conventioncollective de travail du 11 mai 2009 relative aux conditions de salaireet de travail et portant des mesures de promotion de la formation.

Art. 6. La présente convention collective de travail entre en vigueurle 1er janvier 2009.

Elle est conclue pour une durée indéterminée. Elle peut êtredénoncée par une des parties, moyennant un préavis de six mois. Ladénonciation est signifiée par lettre recommandée, adressée au prési-dent de la Commission paritaire de la coiffure et des soins de beauté.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 10 septembre 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204424]F. 2010 — 3448

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail du 23 juin 2009, conclue au sein de laCommission paritaire des constructions métallique, mécanique etélectrique, relative aux plans de formation (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives detravail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Commission paritaire des constructionsmétallique, mécanique et électrique;

60930 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 51: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2009, geslo-ten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrischebouw, betreffende de opleidingsplannen.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw

Collectieve arbeidsovereenkomst van 23 juni 2009

Opleidingsplannen(Overeenkomst geregistreerd op 2 april 2010

onder het nummer 98684/CO/111)

Artikel 1. Toepassingsgebied

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op dewerkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onderhet Paritair Comité voor de metaal-, machine- en elektrische bouw, metuitzondering van de ondernemingen welke bruggen en metalengebinten monteren.

Onder ″arbeiders″ wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijkearbeiders.

Art. 2. Voorwerp

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoeringenerzijds van artikel 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van31 mei 2007 houdende het nationaal akkoord 2007-2008, geregistreerdonder het nummer 83859/CO/111 op 11 juli 2007 en anderzijds vanartikel 11 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 18 mei 2009houdende het nationaal akkoord 2009-2010.

Art. 3. Neerlegging

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt neergelegd op de Griffievan de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van deFederale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overlegovereenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 novem-ber 1969 tot vaststelling van de modaliteiten van neerlegging van decollectieve arbeidsovereenkomsten.

Art. 4. Ondertekenende partijen vragen dat deze collectieve arbeids-overeenkomst zo vlug mogelijk bij koninklijk besluit algemeen verbin-dend wordt verklaard.

Art. 5. Toepassing en timing

§ 1. Elke onderneming die een ondernemingsraad of bij ontstenteniseen comité bescherming en preventie op het werk heeft opgericht, steltjaarlijks een globaal opleidingsplan op.

§ 2. Dit opleidingsplan wordt voor advies voorgelegd aan deondernemingsraad. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad, wordtdit opleidingsplan voor advies voorgelegd aan de syndicale delegatie.

§ 3. Tegen 31 maart van elk jaar moet het plan definitief zijnopgemaakt. Indien het boekhoudkundig jaar niet samenvalt met hetkalenderjaar, moet de opmaak afgerond zijn binnen de 3 maanden nahet einde van het boekhoudkundig jaar.

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective detravail du 23 juin 2009, reprise en annexe, conclue au sein de laCommission paritaire des constructions métallique, mécanique etélectrique, relative aux plans de formation.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, 10 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Commission paritaire des constructions métallique,mécanique et électrique

Convention collective de travail du 23 juin 2009

Plans de formation(Convention enregistrée le 2 avril 2010

sous le numéro 98684/CO/111)

Article 1er. Champ d’application

La présente convention collective de travail s’applique auxemployeurs et aux ouvriers des entreprises ressortissant à la Commis-sion paritaire des constructions métallique, mécanique et électrique,à l’exception des entreprises de montage de ponts et de charpentesmétalliques.

On entend par ″ouvriers″ : les ouvriers et les ouvrières.

Art. 2. Sujet

Cette convention collective de travail est conclue en exécution del’article 17 de la convention collective de travail du 31 mai 2007 relativeà l’accord national 2007-2008, enregistrée sous le numéro 83859/CO/111au 11 juillet 2007, et d’autre part en exécution de l’article 11 de laconvention collective de travail du 18 mai 2009 relative à l’accordnational 2009-2010.

Art. 3. Dépôt

Cette convention collective de travail est déposée au Greffe de laDirection générale Relations collectives de travail du Service publicfédéral Emploi, Travail et Concertation sociale, conformément auxdispositions de l’arrêté royal du 7 novembre 1969 fixant les modalitésde dépôt des conventions collectives de travail.

Art. 4. Les parties signataires demandent que la présente conven-tion collective de travail soit rendue au plus vite obligatoire par arrêtéroyal.

Art. 5. Application et timing

§ 1er. Chaque entreprise ayant fondé un conseil d’entreprise ou, àdéfaut, un comité pour la protection et la prévention du travail, établitannuellement un plan de formation global.

§ 2. Ce plan de formation est soumis à l’avis du conseil d’entreprise.A défaut d’un conseil d’entreprise, ce plan de formation est soumis àl’avis de la délégation syndicale.

§ 3. Le plan devra être définitivement élaboré pour le 31 mars dechaque année. Si l’année comptable ne correspond pas à l’annéecalendrier, ce plan devra être élaboré dans les 3 mois qui suivent la finde l’année comptable.

60931BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 52: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

§ 4. Het opleidingsplan wordt tegen 30 april van elk jaar terinformatie overgemaakt aan de provinciale opleidingsinstelling bevoegdvoor de regio waar het bedrijf gevestigd is.

Art. 6. Definitie

Onder ″opleidingsplan″ wordt verstaan : een globaal overzicht vanenerzijds de opleidingsbehoeften in de onderneming en anderzijds dewijze waarop er zal aan tegemoet gekomen worden.

Art. 7. Opmaak

Bij de opmaak van het opleidingsplan zullen de opleidingsbehoeftenin alle afdelingen en van alle personeelsgroepen worden onderzocht.

Jaarlijks wordt de uitvoering van het opleidingsplan gerapporteerdaan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de syndicale delegatie.

Het ″Instituut voor Naschoolse Opleiding voor de Metaalverwer-kende nijverheid″ VZW zal voor 31 oktober 2009 een model ″oplei-dingsplan″ op haar webstek ter beschikking stellen.

Art. 8. Evaluatie

In het 4de kwartaal van 2010 wordt deze methode voor eerstgeëvalueerd op sectoraal vlak. Dan wordt paritair beslist om demethode al dan niet te handhaven of aan te passen.

Art. 9. Duur

Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbe-paalde duur, ingaand op 1 januari 2009. Zij kan worden opgezegd mitseen aangetekend schrijven aan de voorzitter van het nationaal paritaircomité met een opzegtermijn van zes maanden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 september 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204522]N. 2010 — 344910 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeen

verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomstvan 26 juni 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor deopvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van deFranse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeen-schap, betreffende de bijkomende opleidingsinspanningen (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de opvoedings-en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de Franse Gemeenschap,het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschap;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2008, geslo-ten in het Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsin-richtingen en -diensten van de Franse Gemeenschap, het WaalseGewest en de Duitstalige Gemeenschap, betreffende de bijkomendeopleidingsinspanningen.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mme J. MILQUET

§ 4. Le plan de formation est remis, pour le 30 avril de chaque annéeet à titre d’information, à l’instance provinciale de formation compé-tente pour la région où est située l’entreprise.

Art. 6. Définition

Par ″plan de formation″ on entend : d’une part, l’aperçu global desbesoins de formation dans l’entreprise et, d’autre part, la façon dont oncompte y répondre.

Art. 7. Elaboration

Lors de l’élaboration du plan de formation, les besoins de formationseront examinés dans tous les départements et pour tous les groupes depersonnel.

Chaque année il sera fait rapport au conseil d’entreprise, ou à défaut,à la délégation syndicale sur la mise en œuvre du plan de formation.

L’ASBL ″Institut de Formation professionnelle du Secteur de l’Indus-trie des Fabrications métalliques″ mettra à disposition un modèle de″plan de formation″ sur son site Internet d’ici le 31 octobre 2009.

Art. 8. Evaluation

Au 4e trimestre 2010 cette méthode sera évaluée une première fois auplan sectoriel. Il sera alors décidé paritairement de maintenir ou non laméthode, ou de la modifier.

Art. 9. Durée

Cette convention collective de travail est conclue pour une duréeindéterminée, à partir du 1er janvier 2009. Elle peut être résiliéemoyennant l’envoi d’une lettre recommandée au président de lacommission paritaire nationale et en respectant un délai de préavis desix mois.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 10 septembre 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204522]F. 2010 — 344910 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-

tion collective de travail du 26 juin 2008, conclue au sein de laSous-commission paritaire des établissements et services d’éduca-tion et d’hébergement de la Communauté française, de la Régionwallonne et de la Communauté germanophone, relative aux effortssupplémentaires en matière de formation (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives detravail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Sous-commission paritaire des établissementset services d’éducation et d’hébergement de la Communauté française,de la Région wallonne et de la Communauté germanophone;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire la convention collective detravail du 26 juin 2008, reprise en annexe, conclue au sein de laSous-commission paritaire des établissements et services d’éducationet d’hébergement de la Communauté française, de la Région wallonneet de la Communauté germanophone, relative aux efforts supplémen-taires en matière de formation.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 10 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

60932 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 53: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Subcomité voor de opvoedings- en huisvestingsinrichtingenen -diensten van de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en deDuitstalige Gemeenschap

Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2008

Bijkomende opleidingsinspanningen(Overeenkomst geregistreerd op 10 december 2009

onder het nummer 96364/CO/319.02)

HOOFDSTUK I. — Toepassingsgebied

Artikel 1. § 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepas-sing op de werkgevers en de werknemers van de instellingen endiensten die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor deopvoedings- en huisvestingsinrichtingen en -diensten van de FranseGemeenschap, het Waalse Gewest en de Duitstalige Gemeenschapvallen.

§ 2. Onder ″werknemers″ verstaat men : het mannelijk en vrouwelijkarbeiders- en bediendepersoneel.

Art. 2. Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten intoepassing van :

- artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende hetGeneratiepact;

- het koninklijk besluit van 11 oktober 2007 tot invoering van eenbijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van hetbetaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectorendie onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren.

HOOFDSTUK II. — Algemene beginselen

Art. 3. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 2007-2008verbinden de sociale partners zich tot een jaarlijkse verhoging van 5 pct.van de participatiegraad in de opleiding.

Art. 4. De sociale partners verbinden zich ertoe elke werknemer demogelijkheid te bieden opleidingen te volgen.

Die opleidingen kunnen zowel op intern, op de werkvloer, als buitende onderneming georganiseerd worden.

De opleiding kan zowel door de werkgever als door een door hemgemachtigde opleidingsderde georganiseerd worden.

Art. 5. De opleidingstijd die in artikel 4 van deze collectievearbeidsovereenkomst bedoeld is wordt opgenomen in het raam van hetopleidingsplan van de instelling of dienst. Dat opleidingsplan wordt inoverleg tussen werkgever en werknemers opgesteld in toepassing vande collectieve arbeidsovereenkomst van 4 juni 1999 ter bevordering vande vorming in de inrichtingen en diensten (koninklijk besluit16 februari 2001 - Belgisch Staatsblad van 29 maart 2001).

Art. 6. Voor de ondernemingen waar reeds een opleidingstijd, -rechtof -krediet aan de werknemers toegekend wordt op grond van hetopleidings- en scholingsbeleid wordt ervan uitgegaan dat de in artikel4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde opleidingstijdwezenlijk deel uitmaakt van de bestaande maatregelen inzake oplei-dingstijd, -recht of -krediet op bedrijfsvlak.

HOOFDSTUK III. — Slotbepalingen

Art. 7. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op1 januari 2007. Zij houdt op werking te hebben op 31 december 2008.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 september 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Sous-commission paritaire des établissements et services d’éduca-tion et d’hébergement de la Communauté française, de la Régionwallonne et de la Communauté germanophone

Convention collective de travail du 26 juin 2008

Efforts supplémentaires en matière de formation(Convention enregistrée le 10 décembre 2009

sous le numéro 96364/CO/319.02)

CHAPITRE Ier. — Champ d’application

Article 1er. § 1er. La présente convention collective de travails’applique aux employeurs et aux travailleurs des établissements etservices qui ressortissent à la Sous-commission paritaire des établisse-ments et services d’éducation et d’hébergement de la Communautéfrançaise, de la Région wallonne et de la Communauté germanophone.

§ 2. On entend par ″travailleurs″ : le personnel ouvrier et employé,tant féminin que masculin.

Art. 2. La présente convention collective de travail est conclue enapplication de :

- l’article 30 de la loi du 23 décembre 2005 relative au Pacte desolidarité entre les générations;

- l’arrêté royal du 11 octobre 2007 instaurant une cotisation patronalecomplémentaire au bénéfice du financement du congé-éducation payépour les employeurs appartenant aux secteurs qui réalisent des effortsinsuffisants en matière de formation.

CHAPITRE II. — Principes

Art. 3. En exécution de l’accord interprofessionnel 2007-2008, lespartenaires sociaux s’engagent à augmenter annuellement de 5 p.c. letaux de participation à la formation.

Art. 4. Les partenaires sociaux s’engagent à donner à chaquetravailleur la possibilité de bénéficier de formations.

Ces possibilités de formation peuvent être organisées tant au niveauinterne, sur le lieu de travail, qu’à l’extérieur de l’entreprise.

La formation peut être organisée aussi bien par l’employeur que pardes tiers formateurs, qui sont mandatés par l’employeur.

Art. 5. Le temps de formation visé à l’article 4 de la présenteconvention collective sera pris dans le cadre du plan de formation del’établissement ou service, tel qu’il est rédigé en concertation entrel’employeur et les travailleurs en application de la convention collectivede travail du 4 juin 1999 relative à la promotion de la formation dans lesinstitutions et services (arrêté royal du 16 février 2001 - Moniteur belgedu 29 mars 2001).

Art. 6. Pour les entreprises où un temps, droit ou crédit deformation est déjà octroyé aux travailleurs dans le cadre de la politiquede formation et d’apprentissage, il est entendu que le temps deformation visé à l’article 4 de la présente convention collective faitpartie intégrante des mesures existantes en matière de temps, droit oucrédit de formation au niveau de l’entreprise.

CHAPITRE III. — Dispositions finales

Art. 7. La présente convention collective de travail entre en vigueurle 1er janvier 2007 et cesse de produire ses effets le 31 décembre 2008.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 10 septembre 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

60933BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 54: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204425]N. 2010 — 3450

10 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit waarbij algemeenverbindend wordt verklaard de bijzondere collectieve arbeidsover-eenkomst van 13 november 2009, gesloten in het Paritair Comitévoor het tuinbouwbedrijf (1)

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectievearbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid opartikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het tuinbouw-bedrijf;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlageovergenomen bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst van 13 novem-ber 2009, gesloten in het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf.

Art. 2. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

Nota

(1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad :Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage

Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijf

Bijzondere collectieve arbeidsovereenkomst van 13 november 2009

(Overeenkomst geregistreerd op 2 april 2010onder het nummer 98665/CO/145)

Artikel 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassingop de werkgevers en werknemers van de ondernemingen die sinds11 oktober 2009 onder het Paritair Comité voor het tuinbouwbedrijfressorteren.

Art. 2. Alle collectieve arbeidsovereenkomsten, gesloten in het Pari-tair Comité voor het tuinbouwbedrijf, die nog van kracht zijn11 oktober 2009 worden van toepassing op de in artikel 1 bedoeldeondernemingen.

Art. 3. Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op11 oktober 2009 en is gesloten voor een onbepaalde duur.

Elk van de ondertekenende partijen kan ze opzeggen mits hetnaleven van een opzeggingstermijn van zes maanden; deze opzeggingwordt bij een ter post aangetekende brief aan de voorzitter van hetParitair Comité voor het tuinbouwbedrijf en aan elk van de onderte-kenende partijen betekend.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 september 2010.

De Vice-Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleid,Mevr. J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204425]F. 2010 — 3450

10 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal rendant obligatoire la conven-tion collective de travail particulière du 13 novembre 2009, conclueau sein de la Commission paritaire pour les entrepriseshorticoles (1)

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu la loi du 5 décembre 1968 sur les conventions collectives detravail et les commissions paritaires, notamment l’article 28;

Vu la demande de la Commission paritaire pour les entrepriseshorticoles;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. Est rendue obligatoire convention collective de travailparticulière du 13 novembre 2009, reprise en annexe, conclue au seinde la Commission paritaire pour les entreprises horticoles.

Art. 2. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 10 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

Note

(1) Référence au Moniteur belge :Loi du 5 décembre 1968, Moniteur belge du 15 janvier 1969.

Annexe

Commission paritaire pour les entreprises horticoles

Convention collective de travail particulière du 13 novembre 2009

(Convention enregistrée le 2 avril 2010sous le numéro 98665/CO/145)

Article 1er. La présente convention collective de travail s’appliqueaux employeurs et aux travailleurs des entreprises ressortissant àpartir du 11 octobre 2009 à la Commission paritaire pour les entrepriseshorticoles.

Art. 2. Toutes les conventions collectives de travail, conclues ausein de la Commission paritaire pour les entreprises horticoles, qui sontencore en vigueur en date du 11 octobre 2009, sont applicables auxentreprises visées à l’article 1er.

Art. 3. La présente convention collective de travail entre en vigueurle 11 octobre 2009 et est conclue pour une durée indéterminée.

Chacune des parties signataires peut la dénoncer moyennant lerespect d’un délai de préavis de six mois; cette dénonciation est notifiéepar lettre recommandée à la poste au président de la Commissionparitaire pour les entreprises horticoles et à chacune des partiessignataires.

Vu pour être annexé à l’arrêté royal du 10 septembre 2010.

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

60934 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 55: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/204250]N. 2010 — 345128 SEPTEMBER 2010. — Koninklijk besluit tot wijziging van de

artikelen 59bis, 59quinquies en 59sexies van het koninklijk besluitvan 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering

ALBERT II, Koning der Belgen,Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende demaatschappelijke zekerheid der arbeiders, artikel 7, § 1, derde lid, i,vervangen bij de wet van 14 februari 1961;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende dewerkloosheidsreglementering;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Rijksdienst voorArbeidsvoorziening, gegeven op 3 september 2009;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financïen, gegeven op7 september 2009;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begro-ting, gegeven op 28 mei 2010;

Gelet op advies 48.488/1 van de Raad van State, gegeven op13 juli 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1o, van dewetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Werk,

Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1. Artikel 59bis van het koninklijk besluit van 25 november1991 houdende de werkloosheidsreglementering, ingevoegd bij hetkoninklijk besluit van 4 juli 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluitvan 14 februari 2005, wordt aangevuld met een paragraaf 10, luidende :

″De opvolgingsprocedure bedoeld in dit artikel wordt opgeschortgedurende de periode tijdens dewelke de werkloze afziet van uitkerin-gen en tot aan de indiening van een nieuwe uitkeringsaanvraag alsvolledig werkloze, indien de volgende voorwaarden gelijktijdig ver-vuld zijn :

1o de periode tijdens dewelke de werkloze afziet van uitkeringenbedraagt ten minste 6 maanden;

2o de werkloze doet hiervoor een geschreven en onherroepelijkeverklaring bij het werkloosheidsbureau.

Bij het verstrijken van de periode van afzien wordt een oproepinggestuurd aan de werkloze :

1o ten vroegste 12 maanden na de datum van de nieuwe uitkerings-aanvraag bedoeld in het eerste lid, indien het een oproeping tot gesprekbetreft, voorzien in artikel 59quater;

2o ten vroegste 4 maanden na de datum van de nieuwe uitkerings-aanvraag bedoeld in het eerste lid, indien het een oproeping tot gesprekbetreft, voorzien in artikel 59quinquies of 59sexies.″

Art. 2. - Artikel 59quinquies, § 7, van hetzelfde besluit, ingevoegd bijhet koninklijk besluit van 4 juli 2004, wordt aangevuld met drie leden,luidende :

« Indien de uitsluiting bedoeld in § 6 op hetzelfde moment moetingaan als een uitsluiting gebaseerd op artikel 52 of 52bis en/of eenadministratieve sanctie voorzien in artikelen 153, 154 of 155, wordt detotale duur van de uitsluiting vastgesteld door de samentelling van deduur van de verschillende periodes van uitsluiting. Wanneer eenuitsluitingsperiode een aanvang moest nemen gedurende een andereperiode van uitsluiting, neemt zij slechts een aanvang bij het verstrijkenvan deze laatste.

De periode van ziekte verlengt op evenredige wijze de duur van deuitsluiting voorzien in § 6.

De uitsluiting voorzien in § 6 houdt tijdelijk op uitwerking te hebbengedurende de periode tijdens dewelke de werkloze het werk hervatheeft als loontrekkende en tijdelijk werkloos is gesteld in dezebetrekking.″.

Art. 3. Artikel 59sexies, § 7, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij hetkoninklijk besluit van 4 juli 2004, wordt aangevuld met een lid,luidende :

″De uitsluiting voorzien in § 6 houdt tijdelijk op uitwerking tehebben gedurende de periode tijdens dewelke de werkloze het werkhervat heeft als loontrekkende en tijdelijk werkloos is gesteld in dezebetrekking.″

Art. 4. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maandna afloop van een termijn van tien dagen te rekenen vanaf de dagvolgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/204250]F. 2010 — 345128 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté royal modifiant les articles 59bis,

59quinquies et 59sexies de l’arrêté royal du 25 novembre 1991portant réglementation du chômage

ALBERT II, Roi des Belges,A tous, présents et à venir, Salut.

Vu l’arrêté-loi du 28 décembre 1944 concernant la sécurité socialedes travailleurs, l’article 7, § 1er, alinéa 3, i, remplacé par la loi du14 février 1961;

Vu l’arrêté royal du 25 novembre 1991 portant réglementation duchômage;

Vu l’avis du Comité de gestion de l’Office national de l’Emploi,donné le 3 septembre 2009;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances, donné le 7 septembre 2009;

Vu l’accord du Secrétaire d’Etat au Budget, donné le 28 mai 2010;

Vu l’avis 48.488/1 du Conseil d’Etat, donné le 13 juillet 2010, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1o, des lois sur le Conseild’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Sur la proposition de la Ministre de l’Emploi,

Nous avons arrêté et arrêtons :

Article 1er. L’article 59bis de l’arrêté royal du 25 novembre 1991portant réglementation du chômage, inséré par l’arrêté royal du4 juillet 2004 et modifié par l’arrêté royal du 14 février 2005, estcomplété par le paragraphe 10 rédigé comme suit :

« La procédure de suivi visée au présent article est suspenduependant la période durant laquelle le chômeur renonce aux allocationset jusqu’à l’introduction d’une nouvelle demande d’allocations commechômeur complet, si les conditions suivantes sont simultanémentréunies :

1o la période durant laquelle le chômeur renonce aux allocationsest de 6 mois au moins;

2o le chômeur en fait la déclaration écrite et irrévocable au bureaudu chômage.

A l’issue de la période de renonciation, une convocation est envoyéeau chômeur :

1o au plus tôt 12 mois après la date de la nouvelle demanded’allocations visée à l’alinéa 1er, s’il s’agit d’une convocation àl’entretien visé à l’article 59quater;

2o au plus tôt 4 mois après la date de la nouvelle demanded’allocations visée à l’alinéa 1er, s’il s’agit d’une convocation àl’entretien visé à l’article 59quinquies ou 59sexies. »

Art. 2. L’article 59quinquies, § 7, du même arrêté, inséré par l’arrêtéroyal du 4 juillet 2004, est complété par trois alinéas rédigés commesuit :

« Si l’exclusion visée au § 6 doit prendre cours au même momentqu’une exclusion fondée sur l’article 52 ou 52bis et/ou qu’une sanctionadministrative visée à l’article 153, 154 ou 155, la durée totale del’exclusion s’établit par addition de la durée des différentes périodesd’exclusion. Lorsqu’une période d’exclusion devrait prendre courspendant une autre période d’exclusion, elle ne prend cours qu’àl’expiration de celle-ci.

La période de maladie prolonge à due concurrence la durée del’exclusion visée au § 6.

L’exclusion visée au § 6 cesse temporairement de sortir ses effetspendant la période durant laquelle le chômeur a repris le travail commetravailleur salarié et est mis en chômage temporaire dans cet emploi. ».

Art. 3. L’article 59sexies, § 7, du même arrêté, inséré par l’arrêté royaldu 4 juillet 2004, est complété par un alinéa rédigé comme suit :

« L’exclusion visée au § 6 cesse temporairement de sortir ses effetspendant la période durant laquelle le chômeur a repris le travail commetravailleur salarié et est mis en chômage temporaire dans cet emploi. »

Art. 4. Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du moisqui suit l’expiration d’un délai de dix jours prenant cours le jour aprèssa publication au Moniteur belge.

60935BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 56: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 5. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoeringvan dit besluit.

Gegeven te Brussel, 28 september 2010.

ALBERT

Van Koningswege :

De Vice Eerste Ministeren Minister van Werk en Gelijke Kansen,

belast met het Migratie- en asielbeleidMevr. J. MILQUET

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENSTSOCIALE ZEKERHEID

[C − 2010/22428]N. 2010 — 3452 (2010 — 3210)26 AUGUSTUS 2010. — Koninklijk besluit tot wijziging van de

artikelen 3, § 1, C, I, 18, § 2, B, 24, § 1, en 26, § 8, van de bijlage bijhet koninklijk besluit van 14 september 1984 tot vaststelling van denomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake ver-plichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkerin-gen. — Rechtzetting

In het Belgisch Staatsblad nr. 275 van 13 september 2010, pagina’s 57705tot 57710, moeten de volgende correcties worden aangebracht :

In artikel 2, 3°, g), bladzijde 57706, lees « (Cumulregel 94) » in plaatsvan « (Cumulregel 942) »;

In artikel 3, 8°, a), bladzijde 57708, lees « de cumulregels 20, 21, 22, 23,57, 58 en 331 worden opgeheven; » in plaats van « de cumulregels 20,21, 22, 23, 57, 58, 325 en 331 worden opgeheven; ».

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENSTSOCIALE ZEKERHEID

[C − 2010/22426]N. 2010 — 3453 (2010 — 3296)26 AUGUSTUS 2010. — Koninklijk besluit tot wijziging van het

koninklijk besluit van 23 maart 1982 tot vaststelling van hetpersoonlijk aandeel van de rechthebbenden of van de tegemoet-koming van de verzekering voor geneeskundige verzorging in hethonorarium voor bepaalde verstrekkingen. — Rechtzetting

In het Belgisch Staatsblad nr. 287 van 24 september 2010, tweede editie,bladzijden 58879 tot 58882, moet de volgende correctie wordt aange-bracht :

In de Nederlandse tekst van artikel 5, lees « 12 september 2001 » inplaats van « 13 september 2001 ».

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENSTSOCIALE ZEKERHEID

[C − 2010/22427]N. 2010 — 3454 (2010 — 3297)26 AUGUSTUS 2010. — Koninklijk besluit tot wijziging van het

artikel 2, A, F en G, van de bijlage bij het koninklijk besluit van14 september 1984 tot vaststelling van de nomenclatuur van degeneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voorgeneeskundige verzorging en uitkeringen. — Rechtzetting

In het Belgisch Staatsblad nr. 287 van 24 september 2010, tweede editie,bladzijden 58882 tot 58884, moeten de volgende correcties wordenaangebracht:

1° in de Franse tekst van de inleiding van het dispositief, lees « Nousavons arrêté et arrêtons : » in plaats van « Hebben Wij besloten enbesluiten Wij : »;

2° in de Nederlandse tekst van artikel 1, 1°, 3), lees « E 1 » in plaatsvan « E 3 ».

Art. 5. Le Ministre qui a l’Emploi dans ses attributions est chargéde l’exécution du présent arrêté.

Donné à Bruxelles, le 28 septembre 2010.

ALBERT

Par le Roi :

La Vice-Première Ministreet Ministre de l’Emploi et de l’Egalité des chances,

chargée de la Politique de migration et d’asile,Mme J. MILQUET

SERVICE PUBLIC FEDERALSECURITE SOCIALE

[C − 2010/22428]F. 2010 — 3452 (2010 — 3210)26 AOUT 2010. — Arrêté royal modifiant les articles 3, § 1er, C, I, 18,

§ 2, B, 24, § 1er, et 26, § 8, de l’annexe à l’arrêté royal du14 septembre 1984 établissant la nomenclature des prestations desanté en matière d’assurance obligatoire soins de santé et indem-nités. — Avis rectificatif

Dans le Moniteur belge n° 275 du 13 septembre 2010, pages 57705 à57710, il y a lieu d’apporter les corrections suivantes :

A l’article 2, 3°, g), page 57706, lire « Règle de cumul 94) » au lieu de« (Règle de cumul 942) »;

A l’article 3, 8°, a), page 57708, lire « les règles de cumul 20, 21, 22, 23,57, 58 et 331 sont abrogées; » au lieu de « les règles de cumul 20, 21, 22,23, 57, 58, 325 et 331 sont abrogées; ».

SERVICE PUBLIC FEDERALSECURITE SOCIALE

[C − 2010/22426]F. 2010 — 3453 (2010 — 3296)26 AOUT 2010. — Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 23 mars 1982

portant fixation de l’intervention personnelle des bénéficiaires oude l’intervention de l’assurance soins de santé dans les honorairesde certaines prestations. — Avis rectificatif

Dans le Moniteur belge n° 287 du 24 septembre 2010, deuxiè-me édition, pages 58879 à 58882, il y a lieu d’apporter la correctionsuivante :

A l’article 5, dans le texte néerlandais, lire :« 12 september 2001 » aulieu de « 13 september 2001 ».

SERVICE PUBLIC FEDERALSECURITE SOCIALE

[C − 2010/22427]F. 2010 — 3454 (2010 — 3297)26 AOUT 2010. — Arrêté royal modifiant l’article 2, A, F et G, de

l’annexe à l’arrêté royal du 14 septembre 1984 établissant lanomenclature des prestations de santé en matière d’assuranceobligatoire soins de santé et indemnités. — Avis rectificatif

Dans le Moniteur belge n° 287 du 24 septembre 2010, deuxièmeédition, pages 58882 à 58884, il y a lieu d’apporter les correctionssuivantes :

1° lire, dans le texte francais de la formule introductive du dispositif :« Nous avons arrêté et arrêtons : » au lieu de « Hebben Wij besloten enbesluiten Wij : »;

2° dans le texte néerlandais de l’article 1er, 1°, 3), lire: « E 1 » au lieude « E 3 ».

60936 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 57: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGENGOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST — REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

MINISTERIEVAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

[C − 2010/31448]N. 2010 — 3455

24 SEPTEMBER 2010. — Besluitvan de Brusselse Hoofdstedelijke Regering

betreffende het bodemattest

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Gelet op de ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheer ende sanering van verontreinigde bodems, artikelen 11, derde lid, en 12,§ 4, tweede lid;

Gelet op het advies van de Raad voor het Leefmilieu gegeven op10 februari 2010;

Gelet op het advies van de Economische en Sociale Raad, gegeven op25 februari 2010;

Gelet op advies nr. 48.402/3 van de Raad van State, gegeven op6 juli 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van dewetten op Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën en van hetvoorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting;

Op voorstel van de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging,

Besluit :

HOOFDSTUK I. — Inhoud van het bodemattest

Artikel 1. Definities.

1° ordonnantie : ordonnantie van 5 maart 2009 betreffende het beheeren de sanering van verontreinigde bodems;

2° bodemattest : attest bedoeld in artikel 11 van de ordonnantie;

3° Instituut : het Brussels Instituut voor Milieubeheer;

4° perceel : kadastraal perceel, of bij ontstentenis van een kadastralereferentie, zone afgebakend door elke andere door het Instituutbepaalde identificerende eenheid.

Art. 2. Het bodemattest vermeldt alle gegevens bedoeld in artikel 11van de ordonnantie, tenzij ze niet beschikbaar zijn. In voorkomendgeval vermeldt het Instituut dit in het bodemattest.

HOOFDSTUK II. — Aanvraagmodaliteiten voor een bodemattest

Afdeling I. — Aanvraag d.m.v. een aangetekend schrijven

Art. 3. § 1. De aanvraag om een bodemattest voor één of meerkadastrale percelen, bij het Instituut ingediend d.m.v. een aangetekendschrijven, omvat op straffe van nietigheid :

— het standaardformulier in bijlage bij dit besluit, behoorlijkingevuld;

— een bewijs van betaling van de vergoeding;

— een uittreksel uit de kadastrale legger voor het of de perce(e)l(en)bedoeld in de aanvraag of, indien dat niet beschikbaar is, de kadastralesectie of afdeling.

MINISTEREDE LA REGION DE BRUXELLES-CAPITALE

[C − 2010/31448]F. 2010 — 3455

24 SEPTEMBRE 2010. — Arrêtédu Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale

relatif à l’attestation du sol

Le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,

Vu l’ordonnance du 5 mars 2009 relative à la gestion et à l’assainis-sement des sols pollués, les articles 11, alinéa 3, et 12, § 4, alinéa 2;

Vu l’avis du Conseil de l’Environnement, donné le 10 février 2010;

Vu l’avis du Conseil économique et social, donné le 25 février 2010;

Vu l’avis n° 48.402/3 du Conseil d’Etat, donné le 6 juillet 2010, enapplication de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois sur le Conseild’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973;

Vu l’avis de l’Inspecteur des Finances et de l’accord préalable duMinistre du Budget;

Sur la proposition de la Ministre de l’Environnement;

Après délibération,

Arrête :

CHAPITRE Ier. — Contenu de l’attestation du sol

Article 1er. Définitions.

1° ordonnance : ordonnance du 5 mars 2009 relative à la gestion et àl’assainissement des sols pollués;

2° attestation du sol : attestation visée à l’article 11 de l’ordonnance;

3° Institut : l’Institut bruxellois pour la gestion de l’Environnement;

4° parcelle : parcelle cadastrale ou, à défaut de référence cadastrale,zone délimitée par tout autre identifiant déterminé par l’Institut.

Art. 2. L’attestation du sol reprend les informations visées à l’arti-cle 11 de l’ordonnance, sauf lorsqu’elles ne sont pas disponibles. Dansce cas, l’Institut le mentionne dans l’attestation du sol.

CHAPITRE II. — Modalités de demande d’une attestation du sol

Section Ire. — Demande par lettre recommandée

Art. 3. § 1er. La demande d’attestation du sol pour une ou plusieursparcelles, cadastrales introduite à l’Institut par lettre recommandéecomprend, à peine de nullité :

— le formulaire type annexé au présent arrêté, dûment complété;

— une preuve de versement de la rétribution;

— un extrait cadastral de la (ou des) parcelle(s) objet de la demandeou, à défaut, la section ou la division cadastrale.

60937BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 58: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

§ 2. De aanvraag om een bodemattest voor een of meer percelenzonder kadastrale referentie, bij het Instituut ingediend d.m.v. eenaangetekend schrijven, omvat op straffe van nietigheid :

— het standaardformulier in bijlage bij dit besluit, behoorlijkingevuld;

— een bewijs van betaling van de vergoeding;

— een plan dat de lokalisatie, de omtrek en eventueel een identifi-catie van het perceel aanduidt.

Bij gebrek aan een kadastrale referentie, bepaalt het Instituut hetgebied aan de hand van elke andere identificatie op basis van, ondermeer, de gegevens verstrekt door de aanvrager

§ 3 De aanvrager schrijft de vergoeding over op de rekening van hetInstituut, met vermelding van zijn naam en het perceel waarvoor hijeen aanvraag indient.

Heeft de aanvraag betrekking op meerdere percelen, dan vermeldt deaanvrager het aantal percelen waarvoor hij een aanvraag indient en dereferenties van ten minste één van de percelen.

Betreft de aanvraag een terrein zonder kadastrale referenties, danvermeldt de aanvrager de kadastrale sectie en afdeling van het terreinof de identificatie bepaald door het Instituut.

Afdeling II. — Aanvraag langs elektronische weg

Art. 4. De aanvraag om een bodemattest voor één of meer percelenkan bij het Instituut worden ingediend langs elektronische weg d.m.v.een gedigitaliseerd formulier dat het Instituut opstelt en ter beschikkingstelt van het publiek. Dat formulier moet een digitale versie van dekadastrale perceelsreferenties bevatten en de modaliteiten van devergoeding voorzien. In dat geval hoeven de elementen bedoeld inartikel 3, § 1 en § 2, niet aan het Instituut overgemaakt te worden.

Afdeling III. — Onontvankelijkheid

Art. 5. § 1. Het Instituut verklaart onontvankelijk :

— de aanvraag waarin de in artikel 3, § 1 en § 2 of artikel 4, bedoeldeelementen ontbreken;

— de aanvraag waarvoor de vergoeding niet betaald werd conformartikel 3, § 3 en 6, § 1.

§ 2. De onontvankelijkheidsverklaring wordt aan de aanvragermeegedeeld binnen 20 dagen, te rekenen vanaf de ontvangst van deaanvraag.

§ 3. De aanvrager kan de eventuele vereiste aanvullende elementennog meedelen binnen 60 dagen na de beslissing van onontvankelijk-heid.

Worden deze aanvullende elementen niet meegedeeld, dan kan deaanvrager de terugbetaling van de betaalde vergoeding vragen binnen90 dagen, te rekenen vanaf de beslissing van onontvankelijkheid.

HOOFDSTUK III. — Bedrag van de vergoeding voor een bodemattest

Art. 6. § 1. Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld op S 30per attest en per perceel.

Voor percelen zonder kadastrale referenties wordt het bedragvastgesteld op S 30 per kadastrale sectie of, bij ontstentenis, perkadastrale afdeling.

§ 2. Het bedrag van de vergoeding wordt één keer om de twee jaaraangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptie-prijzen, en dit vanaf 1 januari 2012 : het vigerende bedrag wordtvermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller overeenstemt methet indexcijfer van de consumptieprijzen van de maand december vanhet jaar dat voorafgaat aan het jaar van aanpassing van het vigerendebedrag en waarvan de noemer overeenstemt met het indexcijfer van deconsumptieprijzen van de maand december van het jaar dat voorafgaataan het jaar waarin het vigerende bedrag is vastgesteld. Het geïn-dexeerde bedrag wordt afgerond naar de volgende eenheid en wordtdoor het Instituut aangekondigd op zijn website.

HOOFDSTUK IV. — Uitreikingsmodaliteiten voor een bodemattest

Art. 7. § 1. Overeenkomstig artikel 12, § 4, eerste lid, van deordonnantie, reikt het Instituut het bodemattest uit binnen een termijnvan 20 dagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag conformartikel 3 of 4.

§ 2. Het bodemattest wordt door het Instituut afgegeven peraangetekend schrijven of langs elektronische weg indien de aanvragerover een elektronisch adres beschikt.

§ 3. Het Instituut reikt een bodemattest uit voor elk perceel.

§ 2. La demande d’attestation du sol pour une ou plusieurs parcellessans références cadastrales, introduite à l’Institut par lettre recom-mandée comprend, à peine de nullité :

— le formulaire type annexé au présent arrêté, dûment complété;

— une preuve de versement de la rétribution;

— un plan reprenant la localisation, les contours et éventuellementun identifiant de la parcelle.

A défaut de référence cadastrale, l’Institut détermine la zone par toutautre identifiant sur base, entre autre, des informations fournies par ledemandeur.

§ 3. Le demandeur verse la rétribution sur le compte de l’Institut avecmention de son nom et de la parcelle pour laquelle il fait la demande.

Si la demande porte sur plusieurs parcelles, le demandeur mentionnele nombre de parcelles objet de la demande et les références d’au moinsune des parcelles.

Si la demande porte sur un terrain qui n’a pas de référencescadastrales, le demandeur mentionne la section et la division cadastraledu terrain ou l’identifiant déterminé par l’Institut.

Section II. — Demande par voie électronique

Art. 4. La demande d’attestation du sol pour une ou plusieursparcelles peut être introduite à l’Institut par voie électronique au moyend’un formulaire digitalisé élaboré et mis à disposition du public parl’Institut. Ce formulaire doit contenir une version digitalisée duparcellaire cadastral et prévoir les modalités de la rétribution. Dans cecas, les éléments visés à l’article 3, § 1er et § 2, ne doivent pas êtretransmis à l’Institut.

Section III. — Irrecevabilité

Art. 5. § 1er. L’institut déclare irrecevable :

— la demande qui ne comprend pas les éléments visés à l’article 3,§ 1er et § 2, ou à l’article 4;

— la demande pour laquelle le versement de la rétribution n’a pas étéeffectué conformément aux articles 3, § 3 et 6, § 1er.

§ 2. La décision d’irrecevabilité est notifiée au demandeur dans les20 jours à dater de la réception de la demande.

§ 3. Le demandeur peut notifier dans les 60 jours de la décisiond’irrecevabilité, des compléments éventuellement nécessaires.

En l’absence de notification de ces compléments, le demandeur peutdemander le remboursement de la rétribution versée dans les 90 joursà dater de la décision d’irrecevabilité.

CHAPITRE III. — Montant de la rétribution pour une attestation du sol

Art. 6. § 1er. Le montant de la rétribution est fixé à S 30 parattestation et par parcelle.

Pour les terrains sans références cadastrales, le montant de larétribution est fixé à S 30 par section cadastrale ou, à défaut, pardivision cadastrale.

§ 2. Le montant de la rétribution est adapté une fois tous les deux anssur base de l’évolution de l’indice de prix à la consommation, et ce àpartir du 1er janvier 2012 : le montant en vigueur est multiplié par unfacteur dont le numérateur correspond à l’indice des prix à laconsommation du mois de décembre de l’année qui précède l’annéed’adaptation du montant en vigueur et dont le dénominateur corres-pond à l’indice des prix à la consommation du mois de décembre del’année qui précède l’année de fixation du montant en vigueur. Lemontant indexé est arrondi à l’unité supérieure et est communiqué parl’Institut sur son site Internet.

CHAPITRE IV. — Modalités de délivrance d’une attestation du sol

Art. 7. § 1er. Conformément à l’article 12, § 4, alinéa 1er, del’ordonnance, l’Institut délivre l’attestation du sol dans un délai de20 jours à dater de la réception d’une demande conforme aux articles 3ou 4.

§ 2. L’attestation du sol est délivrée par l’Institut par courrierrecommandé ou par voie électronique si le demandeur dispose d’uneadresse électronique.

§ 3. L’Institut délivre une attestation du sol pour chaque parcelle.

60938 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 59: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

HOOFDSTUK V. — Geldigheidsduur van een bodemattest

Art. 8. § 1. Wanneer een bodemattest aangeeft dat een perceel in debodeminventaris is opgenomen in één van de categorieën beschrevenin artikel 3, 15° van de ordonnantie, hangt de geldigheidsduur van datattest af van de bodemcategorie waarbij het betreffende perceel isingedeeld :

— Categorie 0 : voor de percelen waarop nooit een bodemonderzoekis uitgevoerd in de zin van artikel 14 van de ordonnantie, blijft hetbodemattest maximaal 6 maanden geldig te rekenen vanaf de datumvan uitreiking;

— Categorie 1 en 2 : het bodemattest blijft onbeperkt geldig;

— Categorie 3 : het bodemattest blijft maximaal 1 jaar geldig terekenen vanaf de datum van uitreiking;

— Categorie 4 : het bodemattest blijft maximaal 6 maanden geldig terekenen vanaf de datum van uitreiking.

§ 2. Wanneer categorie 0 samenvalt met categorieen 1, 2, 3 of 4, blijfthet bodemattest maximaal 6 maanden geldig na de datum vanuitreiking.

§ 3. Als het perceel waarvoor de aanvraag wordt ingediend niet isopgenomen in de bodeminventaris, blijft het bodemattest maximaal6 maanden geldig na de datum van uitreiking.

§ 4. In afwijking van §§ 1, 2 en 3 is het bodemattest niet langer geldigindien er zich één van volgende veranderingen heeft voorgedaan :

Uitbating van andere risicoactiviteiten (in de zin van het besluit van17 december 2009 betreffende de lijst van risicoactiviteiten) dan diegenedie in dit bodemattest vermeld werden, met name na aanvraag van hetmilieuvergunning voor de uitbating van een risicoactiviteit of van deuitbreiding van een milieuvergunning indien deze betrekking heeft ophet toevoegen van een risicoactiviteit;

Stopzetting van een risicoactiviteit of overdracht van een milieuver-gunning met betrekking tot een risicoactiviteit;

Toevallige ontdekking van bodemverontreiniging gedurende uitgra-vingswerken;

Elke andere gebeurtenis dan de risicoactiviteiten die een vermoedenvan verontreiniging rechtvaardigt of een bodemverontreiniging heeftveroorzaakt;

Betekening van gelijkvormigheids-verklaringen, slotverklaringen ofoplegging van veiligheidsmaatregelen conformde bepalingen van deordonnantie;

Het niet respecteren van de voorwaarden vermeld in degelijkvormigheids-verklaringen of slotverklaringen zoals bepaald in deartikelen 15, 27, 31, 35, 40, 43 en 48 van de ordonnantie;

Veranderingen van administratieve gegevens voor de identificatievan het perceel : het adres, de kadastrale referenties of bij ontstentenisde identificatie opgesteld door het Instituut, de oppervlakte, de omtrek,de bestemming of de identiteit van de houder(s) van zakelijke rechten.

HOOFDSTUK VI. — Slotbepalingen

Art. 9. Dit besluit treedt in werking twintig dagen na de bekendma-king ervan in het Belgisch Staatsblad.

De bodemattesten die tussen 1 januari 2010 en de dag vaninwerkingtreding van dit besluit werden aangevraagd en uitgereikt,worden geacht conform te zijn met de bepalingen van dit besluit.

Art. 10. De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering vandit besluit.

Brussel, 24 september 2010.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Ch. PICQUE

De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,bevoegd voor Leefmilieu,Mevr. E. HUYTEBROEK

CHAPITRE V. — Durée de validité d’une attestation du sol

Art. 8. § 1er. Lorsque l’attestation du sol indique qu’une parcelle estreprise à l’inventaire de l’état du sol dans une des catégories décrites àl’article 3, 15°, de l’ordonnance, la validité de cette attestation dépendde la catégorie de l’état du sol qui est attribuée à ladite parcelle :

— Catégorie 0 : pour les parcelles qui n’ont jamais fait l’objet d’unereconnaissance de l’état du sol au sens de l’article 14 de l’ordonnance,la durée de validité de l’attestation du sol est de 6 mois maximum àdater de sa délivrance;

— Catégories 1re et 2 : la durée de validité de l’attestation du sol estillimitée;

— Catégorie 3 : la durée de validité de l’attestation du sol est de 1 anmaximum à dater de sa délivrance;

— Catégorie 4 : la durée de validité de l’attestation du sol est de6 mois maximum à dater de sa délivrance.

§ 2. Lorsque la catégorie 0 se superpose aux catégories 1, 2, 3, ou 4, ladurée de validité de l’attestation du sol est de 6 mois maximum à daterde sa délivrance.

§ 3. Lorsque la parcelle objet de la demande n’est pas reprise àl’inventaire de l’état du sol, la durée de validité de l’attestation du solest de 6 mois maximum à dater de sa délivrance.

§ 4. En dérogation aux §§ 1er, 2 et 3, l’attestation du sol n’est plusvalide lorsqu’il y a l’un des changements suivants :

Exploitation d’activités à risque (au sens de l’arrêté du 17 décem-bre 2009 fixant la liste des activités à risque) autres que celles citées surl’attestation du sol, notamment lors de la demande d’un permisd’environnement pour l’exploitation d’une activité à risque ou del’extension de permis d’environnement lorsque celui-ci porte surl’adjonction d’une nouvelle activité à risque audit permis;

— Cessation d’une activité à risque ou cession de permis d’environ-nement relatif à une activité à risque;

— Découverte fortuite de pollutions du sol pendant l’exécution detravaux d’excavation;

— Evénement autre que les activités à risque motivant une présomp-tion de pollution du sol ou ayant engendré une pollution du sol;

— Notification de déclarations de conformité, de déclarations finalesou imposition de mesures de sécurité conformément aux dispositionsde l’ordonnance;

— Non respect des conditions figurant dans les déclarations deconformité ou les évaluations finales citées aux articles 15, 27, 31, 35, 40,43 et 48 de l’ordonnance;

— Modification des données administratives pour l’identification dela parcelle : l’adresse postale, les références cadastrales ou, à défaut,l’identifiant parcellaire déterminé par l’Institut, la superficie, sa délimi-tation, son affectation ou l’identité de(s) titulaire(s) de droits réels.

CHAPITRE VI. — Dispositions finales

Art. 9. Le présent arrêté entre en vigueur vingt jours après sapublication au Moniteur belge.

Les attestations du sol demandées et délivrées entre le 1er jan-vier 2010 et la date d’entrée en vigueur du présent arrêté sont réputéesconformes aux dispositions du présent arrêté.

Art. 10. La Ministre de l’Environnement est chargée de l’exécutiondu présent arrêté.

Bruxelles, le 24 septembre 2010.

Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :

Le Ministre-Président du Gouvernementde la Région de Bruxelles-Capitale,

Ch. PICQUE

La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,chargée de l’Environnement,

Mme E. HUYTEBROECK

60939BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 60: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

60940 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 61: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

60941BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 62: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

60942 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 63: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

60943BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 64: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

60944 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 65: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de BrusselseHoofdstedelijke Regering van 24 september 2010 betreffende hetbodemattest.

Voor de Brusselse Hoofdstedelijke Regering :

De Minister-Voorzitter van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,

Ch. PICQUE

De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regeringbevoegd voor Leefmilieu,Mevr. E. HUYTEBROEK

Vu pour être annexé à l’arrêté du Gouvernement de la Région deBruxelles-Capitale du 24 septembre 2010 relatif à l’attestation du sol.

Pour le Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale :

Le Ministre-Président du Gouvernementde la Région de Bruxelles-Capitale,

Ch. PICQUE

La Ministre du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,chargée de l’Environnement,

Mme E. HUYTEBROECK

60945BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 66: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

ANDERE BESLUITEN — AUTRES ARRETES

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

[C − 2010/03571]Personeel. — Eervolle ontslagverleningen

Bij koninklijk besluit van 6 december 2009, nr. 3, wordt eervol ontslaguit hun ambt verleend aan de hiernavolgende ambtenaren :

Algemeen Secretariaat- De heer PEETERS, P.M.M.G., adviseur-generaal van financiën,

vanaf 1 april 2010;- De heer MASKENS, C.A.M.P., adviseur-generaal van financiën,

vanaf 1 juni 2010.

Administratie der directe belastingen(Centrale Diensten)

- De heer FRANCOIS, J.R.G., eerste attaché van financiën, vanaf1 april 2010.

Administratie der directe belastingen(Buitendiensten)

- De heer RASNEUR, J.L.G., gewestelijk directeur bij een fiscaalbestuur te Namen, vanaf 1 juni 2010;

- De heer COIA, C.E.L.J., directeur bij een fiscaal bestuur te Luik,vanaf 1 april 2010.

Administratie van de btw, registratie en domeinenSector der registratie en domeinen

(Buitendiensten)- De heer LELOUP, J.A.E.V., eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal

bestuur te Ans, vanaf 1 juni 2010;- De heer EVRARD, D.F.R., eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaal

bestuur te Luik (BBI), vanaf 1 juni 2010;-De heer JACQUES, R.J.G.G., hypotheekbewaarder te Verviers, vanaf

1 juni 2010.

Administratie van het kadaster(Buitendiensten)

- De heer DE FIZE, J.P.G., eerstaanwezend inspecteur bij een fiscaalbestuur te Luik, vanaf 1 juni 2010.

Administratie der douane en accijnzen(Buitendiensten)

- De heer RENIER, P.M.M., directeur bij een fiscaal bestuur te Aarlen,vanaf 1 juni 2010.

De vermelde personen mogen hun aanspraken op het rustpensioenlaten gelden en zijn gemachtigd de titel van hun ambt eershalve tevoeren.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID,ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG

[2010/205085]

Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen. — Benoemingvan de leden van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheiduit het administratief arrondissement Verviers

Bij besluit van de Directeur-generaal van 27 september 2010, dat inwerking treedt de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordtbekendgemaakt :

worden benoemd tot leden van het Paritair Subcomité voor detextielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers :

1. als vertegenwoordigers van de werkgeversorganisatie :

Gewone leden :

De heren :

SCHEEN, Jean-Michel, te Thimister-Clermont;

CREMER, Hubert-Paul, te Welkenraedt;

DEWANDELEER, Pascal, te Tervuren;

BLOMME, Marc, te Brugge.

SERVICE PUBLIC FEDERAL FINANCES

[C − 2010/03571]Personnel. — Démissions honorables

Par arrêté royal du 6 décembre 2009, n° 3, démission honorable deleurs fonctions est accordée aux agents suivants :

Secrétariat général- M. PEETERS, P.M.M.G., conseiller général des finances, à partir du

1er avril 2010;- M. MASKENS, C.A.M.P., conseiller général des finances, à partir du

1er juin 2010.

Administration des contributions directes(Services centraux)

- M. FRANCOIS, J.R.G., premier attaché des finances, à partir du1er avril 2010.

Administration des contributions directes(Services extérieurs)

- M. RASNEUR, J.L.G., directeur régional d’administration fiscale àNamur, à partir du 1er juin 2010;

- M. COIA, C.E.L.J., directeur d’administration fiscale à Liège, à partirdu 1er avril 2010.

Administration de la T.V.A., de l’enregistrement et des domainesSecteur de l’enregistrement et des domaines

(Services extérieurs)- M. LELOUP, J.A.E.V., inspecteur principal d’administration fiscale à

Ans, à partir du 1er juin 2010;- M. EVRARD, D.F.R., inspecteur principal d’administration fiscale à

Liège (ISI), à partir du 1er juin 2010;- M. JACQUES, R.J.G.G., conservateur des hypothèques à Verviers, à

partir du 1er juin 2010.

Administration du cadastre(Services extérieurs)

- M. DE FIZE, J.P.G., inspecteur principal d’administration fiscale àLiège, à partir du 1er juin 2010.

Administration des douanes et accises(Services extérieurs)

- M. RENIER, P.M.M., directeur d’administration fiscale à Arlon, àpartir du 1er juin 2010.

Les personnes mentionnées sont admises à faire valoir leurs droits àla pension de retraite et autorisées à porter le titre honorifique de leursfonctions.

SERVICE PUBLIC FEDERAL EMPLOI,TRAVAIL ET CONCERTATION SOCIALE

[2010/205085]

Direction générale Relations collectives de travail. — Nomination desmembres de la Sous-commission paritaire de l’industrie textile del’arrondissement administratif de Verviers

Par arrêté du Directeur général du 27 septembre 2010, qui entre envigueur le jour de sa publication au Moniteur belge :

sont nommés membres de la Sous-commission paritaire de l’indus-trie textile de l’arrondissement administratif de Verviers :

1. en qualité de représentants de l’organisation d’employeurs :

Membres effectifs :

MM. :

SCHEEN, Jean-Michel, à Thimister-Clermont;

CREMER, Hubert-Paul, à Welkenraedt;

DEWANDELEER, Pascal, à Tervuren;

BLOMME, Marc, à Bruges.

60946 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 67: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Plaatsvervangende leden :De heren :

SIMONIS, Marc, te Chaudfontaine;GODIN, Dominique, te Geer;Mevr. DENIS, Chantal, te Pepinster;De heer COCHAUX, André, te Sint-Pieters-Woluwe.2. als vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties :Gewone leden :

De heren :MEYFROOT, Dominique, te Meulebeke;JACQUEMIN, Christian, te Verviers;CALLAERT, Jan, te Dendermonde;BROCHARD, Patrick, te Sprimont.Plaatsvervangende leden :Mevr. KLARZYNSKY, Hélène, te Soumagne;

De heren :LANCKOHR, Romain, te Kelmis;MOERMANS, Johan, te Evergem;KAPTAN, Ergin, te Fléron.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST JUSTITIE

[C − 2010/09839]Gerechtsdeurwaarder

Vernietiging van de Raad van State

Bij arrest nr. 207.661 van 27 september 2010 van de Raad van Statewordt het koninklijk besluit van 7 juli 2008 waarbij Ann Pirlot benoemdwordt tot gerechtsdeurwaarder in het gerechtelijk arrondissementAntwerpen, vernietigd.

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGENGOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

VLAAMSE OVERHEID

Bestuurszaken[2010/205149]

Autonoom Gemeentebedrijf. — Statutenwijziging. — Goedkeuring

Bij besluit van 1 oktober 2010 hecht de Vlaamse minister van Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering,Toerisme en Vlaamse Rand zijn goedkeuring aan de wijzigingen van de statuten van het Autonoom GemeentebedrijfAGB Bornem aangebracht bij besluit van de raad van bestuur van het Autonoom Gemeentebedrijf van 14 juni 2010.

*VLAAMSE OVERHEID

Economie, Wetenschap en Innovatie

[2010/205148]Personeel. — Ontslag. — Pensioen

Bij besluit van de administrateur-generaal d.d. 30 september 2010 wordt aan Mevr. Jenny VAN GELDER metingang van 1 juni 2011 eervol ontslag verleend ui haar functie van adjunct van de directeur. Betrokkene is ertoegemachtigd, met ingang van deze datum aanspraak op pensioen te doen gelden.

Membres suppléants :MM. :

SIMONIS, Marc, à Chaudfontaine;GODIN, Dominique, à Geer;Mme DENIS, Chantal, à Pepinster;M. COCHAUX, André, à Woluwe-Saint-Pierre.2. en qualité de représentants des organisations de travailleurs :Membres effectifs :

MM. :MEYFROOT, Dominique, à Meulebeke;JACQUEMIN, Christian, à Verviers;CALLAERT, Jan, à Termonde;BROCHARD, Patrick, à Sprimont.Membres suppléants :Mme KLARZYNSKY, Hélène, à Soumagne;

MM. :LANCKOHR, Romain, à La Calamine;MOERMANS, Johan, à Evergem;KAPTAN, Ergin, à Fléron.

SERVICE PUBLIC FEDERAL JUSTICE

[C − 2010/09839]Huissier de justice

Annulation par le Conseil d’Etat

Par arrêt n° 207.661 du 27 septembre 2010 du Conseil d’Etat, l’arrêtéroyal du 7 juillet 2008, par lequel Ann Pirlot est nommée huissier dejustice dans l’arrondissement judiciaire d’Anvers, est annulé.

60947BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 68: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

VLAAMSE OVERHEID

Landbouw en Visserij[2010/205113]

Personeel. — Benoeming in vast dienstverband

Bij besluit van de administrateur-generaal van het Agentschap voor Landbouw en Visserij van 17 september 2010wordt Sofie Tilleman, met ingang van 1 juni 2010, in vast dienstverband benoemd in de graad van adjunct van dedirecteur bij het Vlaams Ministerie van Landbouw en Visserij, Agentschap voor Landbouw en Visserij, afdeling Markt-en Inkomensbeheer, buitendienst West-Vlaanderen.

*

VLAAMSE OVERHEID

Leefmilieu, Natuur en Energie[2010/205146]

Vlaams natuurreservaat

Bij ministerieel besluit van 28 juli 2010 wordt het natuurreservaat « Vallei van de Serskampse Beek », bestaande uitde percelen ten kadaster gekend als :

— Lede, 4e afdeling, sectie A, nrs. 6A (deel), 7A, 11B, 12A, 12C, 13, 14, 15, 16, 116, 117, 118, 119A, 121, 144 en 260,— Wichelen, 2e afdeling, sectie B, nrs. 145A, 145B, 147A, 170C, 449 en 454B,— Wetteren, 3e afdeling, sectie F, nrs. 907, 908A, 912A, 912B, 912C, 913A, 913/2B, 913/2C, 914, 915 en 955,met een oppervlakte van 21 ha 96 a 08 ca aangewezen als Vlaams natuurreservaat overeenkomstig de bepalingen

van artikels 32, 33, 34, 35, 36ter en 72, § 2 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en hetnatuurlijk milieu.

Bij het Vlaams natuurreservaat « Vallei van de Serskampse Beek » wordt in :— Lede, 4e afdeling, sectie A, ten noorden van Briel,— Lede, 5e afdeling, sectie A,— Wichelen, 2e afdeling, sectie B,— Wetteren, 3e afdeling, sectie F, ten oosten van de Smetledesteenweg en Adolf Papeleustraat,een uitbreidingszone voorzien waarbinnen het recht van voorkoop, conform artikel 33, derde lid van het decreet

betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, van toepassing is.Het beheerplan, de voorgestelde ontheffingen op de verbodsbepalingen en het toegankelijkheidsplan voor het

Vlaams natuurreservaat « Vallei van de Serskampse Beek » worden goedgekeurd. Het goedgekeurde beheerplan is vantoepassing voor een periode van 27 jaar op de aangewezen percelen.

*

VLAAMSE OVERHEID

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed[2010/205111]

Tijdelijke aanwijzing van een lid van de Vlaamse Woonraad

Bij besluit van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie van 28 juli 2010 wordtbepaald :

Artikel 1. De heer Frederiek De Kimpe en mevrouw Peggy Verzele worden aangewezen als respectievelijkeffectief en plaatsvervangend lid van de Vlaamse Woonraad, ter vervanging van mevrouw Goele Kerckhofs en de heerJurgen Van Steene.

Onverminderd de mogelijkheid van de Vlaamse Regering tot het benoemen van de leden van de VlaamseWoonraad, geldt de aanwijzing, bedoeld in het eerste lid, uiterlijk tot 19 juli 2011.

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

*

VLAAMSE OVERHEID

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed

[2010/205145]Provincie West-Vlaanderen. — Gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) N 16.1

Vichte-Parken-Kerkdreef, gemeente Anzegem

Bij besluit van 5 augustus 2010 heeft de deputatie van de Provincie West-Vlaanderen het gemeentelijk ruimtelijkuitvoeringsplan N 16.1 Vichte-Parken-Kerkdreef voor de gemeente Anzegem, zoals definitief vastgesteld door degemeenteraad van Anzegem in zitting van 1 juni 2010, goedgekeurd.

60948 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 69: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

VLAAMSE OVERHEID

Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed[2010/205118]

Ruimtelijke ordening

HAMONT-ACHEL. — Bij ministerieel besluit van 28 september 2010 is vastgesteld dat de gemeenteHamont-Achel voldoet aan de vijf voorwaarden van artikel 7.2.1, § 1, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.

REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST

SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2010/205169]Routes de la Région wallonne

Par arrêté ministériel du 21 septembre 2010 qui entre en vigueur le 21 septembre 2010, le tronçon de la rue deFamilleureux à Houdeng-Gœgnies réalisé dans le cadre de la modernisation du canal du Centre à grand gabarit telque repris au plan no 221-6139A est incorporé dans la voirie communale de la ville de La Louvière.

Le même arrêté précise :— qu’en ce qui concerne le pont, le Service public de Wallonie conserve la gestion de la superstructure, des joints

de dilatation et des gaines pour impétrant;— que tous les éléments de la chaussée, y compris glissières de sécurité, trottoirs, accotements, avaloirs,...) sont

incorporés dans la voirie communale.Le dossier et le plan peuvent être consultés à la Direction des Voies hydrauliques de Mons de la Direction générale

opérationnelle de la Mobilité et des Voies hydrauliques du Service public de Wallonie, rue Verte 11, à 7000 Mons.

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2010/205170]

3 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté ministériel relatif à l’expropriation de biens immeubles à Pecq

Le Ministre des Travaux publics, de l’Agriculture, de la Ruralité, de la Nature, de la Forêt et duPatrimoine,

Vu la loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980, modifiée par les lois du 8 août 1988, du 5 mai 1993et du 16 juillet 1993, notamment l’article 6, § 1er, X, 1o;

Vu la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d’extrême urgence en matière d’expropriation pour caused’utilité publique, notamment l’article 5;

Vu le décret du 6 mai 1988 relatif aux expropriations pour cause d’utilité publique poursuivies ou autoriséespar l’Exécutif régional wallon;

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 17 juillet 2009 portant règlement du fonctionnement du Gouvernement,notamment l’article 21;

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 17 juillet 2009 fixant la répartition des compétences entre les Ministreset réglant la signature des actes du Gouvernement, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 21 janvier 2010,notamment l’article 9;

Considérant qu’il est d’utilité publique d’améliorer la visibilité au carrefour de la N50 avec la N353 et l’accèsà la zone portuaire de Pecq;

Considérant que la prise de possession immédiate est indispensable,

Arrête :

Article unique. Il est indispensable pour cause d’utilité publique de prendre immédiatement possession desimmeubles nécessaires pour améliorer la visibilité au carrefour de la N50 avec la N353 et l’ accès à la zone portuairede Pecq sur le territoire de la commune de Pecq, figurés par une teinte jaune au plan n° HN50.H21-39/1 ci-annexé,visé par le Ministre des Travaux publics, de l’Agriculture, de la Ruralité, de la Nature, de la Forêt et du Patrimoine,rectificatif et complémentaire au plan HN50.H21-39 annexé à l’arrêté du 10 juin 2009.

En conséquence, la procédure en expropriation des immeubles précités sera poursuivie conformément auxdispositions de la loi du 26 juillet 1962.

Namur, le 3 septembre 2010.

B. LUTGEN

60949BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 70: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

TABLEAU D’EMPRISE

N°Cadastre

Lieu-dit Propriétaires NatureContenance

RevenuA acquérir

Son N° ha a ca ha a ca

1 A 368K Tieu blanderie CLAERHOUT Pierre, Andréet LATEUR Marie, Christine,Ponstraat 60, 8551 Zwevegem

Terre 00 94 20 74 00 30 60

3 A 375H Trieu de cloderie TERRYN N, Lrue du Major Sable 55, 7740 PecqD’HAENE Martine, Elvise,rue Cazeau 78, 7520 TournaiD’HAENE José, Odilon,place d’Herlain 27, 7522 TournaiD’Haene Josiane, Agnès et ayantsdroits,rue Howarderie 9, 7793 CominesWarneton

Terre 00 15 30 12 00 00 62

Le plan no HN50.H21-39/1 peut être consulté auprès de la Direction des Routes de Mons, rue du Joncquois 118,7000 Mons.

*SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2010/205171]3 SEPTEMBRE 2010. — Arrêté ministériel relatif à l’expropriation de biens immeubles à Tournai

Le Ministre des Travaux publics, de l’Agriculture, de la Ruralité, de la Nature, de la Forêt et duPatrimoine,

Vu la loi spéciale de réformes institutionnelles du 8 août 1980, modifiée par les lois du 8 août 1988, du 5 mai 1993et du 16 juillet 1993, notamment l’article 6, § 1er, X, 1o;

Vu la loi du 26 juillet 1962 relative à la procédure d’extrême urgence en matière d’expropriation pour caused’utilité publique, notamment l’article 5;

Vu le décret du 6 mai 1988 relatif aux expropriations pour cause d’utilité publique poursuivies ou autorisées parl’Exécutif régional wallon;

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 17 juillet 2009 portant règlement du fonctionnement du Gouvernement,notamment l’article 21;

Vu l’arrêté du Gouvernement wallon du 17 juillet 2009 fixant la répartition des compétences entre les Ministres etréglant la signature des actes du Gouvernement, modifié par l’arrêté du Gouvernement wallon du 21 janvier 2010,notamment l’article 9;

Considérant qu’il est d’utilité publique d’effectuer des travaux sur la N7 à Tournai afin d’améliorer la sécurité desusagers;

Considérant que la prise de possession immédiate est indispensable,Arrête :

Article unique. Il est indispensable pour cause d’utilité publique de prendre immédiatement possession desimmeubles nécessaires lors de la réalisation, par la Région wallonne, des travaux sur le territoire de la ville de Tournai,figurés par une teinte jaune au plan n° HN7.E22-49/7 ci-annexé, visé par le Ministre des Travaux publics, del’Agriculture, de la Ruralité, de la Nature, de la Forêt et du Patrimoine, complémentaire au plan no HN7.E22-49 annexéà l’arrêté ministériel du 14 décembre 1989.

En conséquence, la procédure en expropriation des immeubles précités sera poursuivie conformément auxdispositions de la loi du 26 juillet 1962.

Namur, le 3 septembre 2010.B. LUTGEN

TABLEAU D’EMPRISE

N°Cadastre

Lieu-dit Propriétaires NatureContenance

RevenuA acquérir

Son N° ha a ca ha a ca

13 B/4 76p Vieux Allain LECOCQ, N.M./vve DETOUR-NAY, A.L.rue d’Espinoy 3/2, 7500 TournaiLECOCQ, C.M./épse LAFRANCEH.V.,rue J. Gorin 49, 7540 TournaiLECOCQ, O.M./vve DELHAYE,E.F.,Grand Route 94, 7530 Tournai

Terre 01 11 39 3400 00 00 72

14 B/3 79a Vieux Allain YSERBYT, F. et MESSIAEN B.rue de la Lys, 7500 Tournai

Terre 00 74 87 53 00 01 47

Le plan no HN7.E22-49/7 peut être consulté auprès de la Direction des Routes de Mons, rue du Joncquois 118,7000 Mons.

60950 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 71: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

OFFICIELE BERICHTEN — AVIS OFFICIELS

GRONDWETTELIJK HOF

[2010/204267]

Uittreksel uit arrest nr. 72/2010 van 23 juni 2010

Rolnummer 4777In zake : de prejudiciële vraag betreffende de artikelen 1469, tweede lid, en 1595, eerste lid, 4o, van het Burgerlijk

Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Gent.Het Grondwettelijk Hof,samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters R. Henneuse, J.-P. Moerman, E. Derycke,

T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitterM. Bossuyt,

wijst na beraad het volgende arrest :I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtsplegingBij arrest van 24 september 2009 in zake Françoise Dardenne tegen Patrick Laurent en Yves Tytgat, waarvan de

expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 5 oktober 2009, heeft het Hof van Beroep te Gent de volgendeprejudiciële vraag gesteld :

« Schendt art. 1595, 4o, B.W. iuncto art. 1469, al. 2, B.W., de artikelen 10 en 11 Grondwet in de mate dat het eenrechterlijke machtiging vereist voordat een echtgenoot, tijdens het huwelijk, zou kunnen overgaan tot de onderhandseinkoop van het aandeel van de andere echtgenoot in een door hen verworven onroerend goed dat in onverdeeldheidbehoort aan de echtgenoten gehuwd onder het stelsel van scheiding van goederen, terwijl de artikelen 1475 e.v. B.W.deze vereiste niet stelt ten aanzien van wettelijk samenwonenden ? ».

(...)III. In rechte(...)B.1.1. Artikel 1469 van het Burgerlijk Wetboek, zoals vervangen bij artikel 2 van de wet van 14 juli 1976 betreffende

de wederzijdse rechten en verplichtingen van echtgenoten en de huwelijksvermogensstelsels, luidt :

« Onverminderd de toepassing van artikel 215, § 1, en onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 815,tweede lid, kan elk der echtgenoten te allen tijde verdeling vorderen van al hun onverdeelde goederen of een deelervan.

De ene echtgenoot kan het aandeel van de andere in een of meer goederen slechts inkopen op een openbareverkoping of met machtiging van de rechter ».

B.1.2. Artikel 1595 van hetzelfde Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 4 van diezelfde wet van 14 juli 1976, luidt :

« Tussen echtgenoten kan geen koopcontract worden aangegaan, dan in de vier volgende gevallen :

1o Wanneer een van de echtgenoten aan de andere echtgenoot, van wie hij gerechtelijk gescheiden is, goederenoverdraagt tot voldoening van diens rechten;

2o Wanneer de overdracht die de man doet aan zijn vrouw, zelfs als hij van haar niet gescheiden is, een wettigeoorzaak heeft, zoals de wederbelegging van haar vervreemde onroerende goederen of van penningen die haartoebehoren, indien die onroerende goederen of penningen niet in de gemeenschap vallen;

3o Wanneer de vrouw aan haar man goederen overdraagt tot betaling van een geldsom die zij hem alshuwelijksgoed beloofd heeft, en er geen gemeenschap van goederen is;

4o Wanneer een der echtgenoten op een openbare verkoping of met machtiging van de rechter het aandeel inkooptvan de andere echtgenoot in een goed dat onverdeeld tussen hen is.

Behoudens echter, in deze vier gevallen, de rechten van de erfgenamen van de contracterende partijen, indien eronrechtstreeks bevoordeling is ».

B.2. Het verwijzende rechtscollege vraagt of de artikelen 1469, tweede lid, en 1595, eerste lid, 4o, van het BurgerlijkWetboek bestaanbaar zijn met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre een echtgenoot, gehuwd onder hetstelsel van scheiding van goederen, die onderhands het aandeel wil inkopen van de andere echtgenote in een onroerendgoed dat hun in onverdeeldheid toebehoort, de machtiging van de rechter nodig heeft, terwijl die vereiste niet geldt tenaanzien van wettelijk samenwonenden.

B.3. Vóór de wet van 14 juli 1976 was een koopovereenkomst tussen echtgenoten enkel mogelijk in de inartikel 1595, eerste lid, 1o tot 3o, van het Burgerlijk Wetboek bepaalde gevallen.

B.4.1. In de parlementaire voorbereiding werd artikel 1469 van het Burgerlijk Wetboek als volgt verantwoord :

« De Commissie heeft het nuttig geacht in de wet bepaalde problemen te regelen die zich kunnen voordoenwanneer er onverdeelde goederen zijn.

Kan de verdeling van onverdeelde goederen te allen tijde plaatshebben of alleen bij de ontbinding van het stelsel ?Er wordt verwezen naar artikel 815 van het Burgerlijk Wetboek volgens hetwelk niemand kan worden genoodzaakt inonverdeeldheid te blijven. Hierop wordt geantwoord dat dit artikel betrekking heeft op een onvrijwilligeonverdeeldheid bij een nalatenschap die aan verscheidene personen toevalt, terwijl de onverdeeldheid tussenechtgenoten bij scheiding van goederen meestal vrijwillig is doordat de echtgenoten samen een goed gekocht hebbenof nagelaten hebben zich het bewijs van hun eigendomsrecht voor te behouden.

Omdat een der echtgenoten zijn onverdeeld aandeel ook zou kunnen overdragen aan een derde die dan ook deverdeling zou kunnen vorderen, besluit de Commissie te bepalen dat alle of sommige onverdeelde goederen te allentijde verdeeld mogen worden. Binnen de grenzen van artikel 815, tweede lid, kunnen de echtgenoten evenwelovereenkomen de verdeling voor een bepaalde tijd uit te stellen. Volgens artikel 215, § 1, betreffende de daden vanbeschikking i.v.m. het huis dat het gezin tot woning dient, kan een der echtgenoten zich ook om gewichtige redenenverzetten tegen de vordering tot verdeling van dat goed.

60951BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 72: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Kan uit onverdeeldheid worden getreden door de rechten van een der echtgenoten in het onverdeelde goed overte dragen aan de andere echtgenoot ? Deze verrichting kan in bepaalde omstandigheden tot gevolg hebben dat debelangen van derden worden geschaad en kan ook dienen om een schenking van de ene echtgenoot aan de andere tevermommen. Toezicht van de rechtbank lijkt noodzakelijk en zou vooral betrekking moeten hebben op de wijze vanoverdracht en inzonderheid op de prijs.

Artikel 1595 van het Burgerlijk moet worden aangevuld om te voorzien in de mogelijkheid van overdracht vanonverdeelde rechten tussen echtgenoten (zie art. IV, art. 13).

[...] » (Parl. St., Senaat, B.Z. 1974, nr. 683/2, pp. 88-89).B.4.2. In de Kamer van volksvertegenwoordigers werd met betrekking tot die bepaling nog het volgende

verklaard :« Een lid vraagt of de terminologie in het tweede lid van dit artikel wel adekwaat is : strikt genomen gaat het hier

immers niet over een verkoop, doch wel over een verdeling.Het inkopen door een medeëigenaar van het aandeel van de andere medeëigenaar is inderdaad een wijze van

verdeling. Dit kan van belang zijn, b.v. voor de registratierechten.De Commissie gaat ermee akkoord dit aldus te begrijpen : ondanks het gebruik van de term ’ verkoop ’ gaat het

in werkelijkheid om een ’ verdeling ’ » (Parl. St., Kamer, 1975-1976, nr. 869/3, p. 19).B.4.3. Wat de wijziging van artikel 1595 van het Burgerlijk Wetboek betreft, werd het volgende opgemerkt :« In artikel 1595 van het Burgerlijk Wetboek moet een vierde uitzondering worden gesteld op de regel dat verkoop

tussen echtgenoten verboden is. Verkoop is voortaan toegelaten om een einde te kunnen maken aan eenonverdeeldheid tussen echtgenoten die gescheiden zijn van goederen (zie hiervoren, artikel 1469, verslag blz. 89) »(Parl. St., Senaat, B.Z. 1974, nr. 683/2, p. 102).

B.4.4. In de Kamer werd bij de bespreking van die bepaling naar de opmerkingen bij het nieuwe artikel 1469 vanhet Burgerlijk Wetboek (B.4.2) verwezen (Parl. St., Kamer, 1975-1976, nr. 869/3, p. 22).

B.5. Uit wat voorafgaat blijkt dat de artikelen 1469, tweede lid, en 1595, eerste lid, 4o, van het Burgerlijk Wetboekeen dubbel doel nastreven.

Enerzijds, beogen die bepalingen de eventuele schuldeisers te beschermen tegen een overdracht door één van deechtgenoten aan de andere van zijn of haar ondeelbare rechten, waardoor die schuldeisers niet langer beslag kunnenleggen en de verdeling van het onverdeelde goed kunnen vragen. Het optreden van de rechtbank wordtgerechtvaardigd door de wil om de inkoopmodaliteiten in het oog te houden.

Anderzijds, hebben die bepalingen tot doel te vermijden dat de inkoop een schenking verbergt, teneinde teontsnappen aan het herroepbaar karakter van schenkingen tussen echtgenoten (artikel 1096, eerste lid, van hetBurgerlijk Wetboek) en aan de beperking van schenkingen tot het gedeelte waarover een echtgenoot kan beschikkenzonder de reservataire erfgenamen te benadelen.

B.6.1. Onder wettelijke samenwoning wordt verstaan de toestand van samenleven van twee personen die eenschriftelijke verklaring van wettelijke samenwoning hebben afgelegd (artikel 1475 van het Burgerlijk Wetboek).

De verklaring wordt overhandigd aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijkewoonplaats, die nagaat of beide partijen niet zijn verbonden door een huwelijk of door een andere wettelijkesamenwoning en bekwaam zijn om contracten aan te gaan overeenkomstig de artikelen 1123 en 1124 van het BurgerlijkWetboek. De verklaring wordt vermeld in het bevolkingsregister.

De wettelijke samenwoning houdt op wanneer een van de partijen in het huwelijk treedt of overlijdt. Zij kan tevensdoor de samenwonenden worden beëindigd, in onderlinge overeenstemming of eenzijdig, door middel van eenschriftelijke verklaring bij de ambtenaar van de burgerlijke stand, die daarvan melding maakt in het bevolkingsregister(artikel 1476 van het Burgerlijk Wetboek).

B.6.2. Op de wettelijke samenwoning zijn de volgende bepalingen toepasselijk : de wettelijke bescherming van degezinswoning (artikelen 215, 220, § 1, en 224, § 1, 1, van het Burgerlijk Wetboek) wordt van overeenkomstige toepassingverklaard op de wettelijke samenwoning; de wettelijk samenwonenden dragen bij in de lasten van het samenleven naarevenredigheid van hun mogelijkheden en iedere niet-buitensporige schuld die door een der wettelijk samenwonendenwordt aangegaan ten behoeve van het samenleven en van de kinderen die door hen worden opgevoed, verbindt deandere partner hoofdelijk (artikel 1477 van het Burgerlijk Wetboek).

Voor het overige is voorzien in een regeling van de goederen van de samenwonenden en in de mogelijkheid omde wettelijke samenwoning door middel van een overeenkomst te regelen, voor zover die geen beding bevat dat strijdigis met artikel 1477 van het Burgerlijk Wetboek, met de openbare orde of de goede zeden, noch met de regels betreffendehet ouderlijk gezag en de voogdij, noch met de regels die de wettelijke orde van de erfopvolging bepalen.Die overeenkomst wordt in authentieke vorm verleden voor de notaris en wordt in het bevolkingsregister vermeld(artikel 1478 van het Burgerlijk Wetboek).

B.6.3. Uit hetgeen voorafgaat blijkt dat de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek die gelden ten aanzien vanwettelijk samenwonenden een beperkte vermogensrechtelijke bescherming creëren die gedeeltelijk is geïnspireerd doorbepalingen die gelden ten aanzien van echtgenoten.

B.7. Het verschil in behandeling tussen echtgenoten en wettelijk samenwonenden steunt op het objectieve gegevendat hun juridische toestand verschilt, zowel wat hun verplichtingen jegens elkaar, als wat hun vermogensrechtelijketoestand betreft.

Die verschillende juridische toestand kan in bepaalde gevallen, wanneer zij verband houdt met het doel van demaatregel, een verschil in behandeling tussen gehuwden en wettelijk samenwonenden verantwoorden.

B.8.1. Het stelsel van de wettelijke samenwoning zoals bepaald in de artikelen 1475 tot 1479 van het BurgerlijkWetboek is vergelijkbaar met het stelsel van scheiding van goederen bepaald in de artikelen 1466 tot 1469 van hetBurgerlijk Wetboek.

B.8.2. In het stelsel van scheiding van goederen blijft elke echtgenoot eigenaar van wat hij vóór het huwelijk beziten van wat hij tijdens het huwelijk verkrijgt. Artikel 1466 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dienaangaande hetvolgende :

« Wanneer de echtgenoten bij huwelijkscontract bedingen dat zij gescheiden van goederen zullen zijn, bezit iedervan hen de bevoegdheid van beheer, genot en beschikking alleen, onverminderd de toepassing van artikel 215, § 1;zijn inkomsten en besparingen blijven eigen goed ».

Bij gebrek aan een andersluidende overeenkomst geldt hetzelfde ten aanzien van wettelijk samenwonenden.Artikel 1478, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat « elk van de wettelijk samenwonenden [...] de goederen[behoudt] waarvan hij de eigendom kan bewijzen, de inkomsten uit deze goederen en de opbrengsten uit arbeid ».

60952 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 73: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.8.3. Wat het bewijs van de eigendom betreft, bepaalt artikel 1468, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek tenaanzien van echtgenoten gehuwd volgens het stelsel van scheiding van goederen dat « roerende goederen waarvan nietkan worden bewezen dat ze eigendom zijn van een der echtgenoten, [...] als onverdeeld [worden beschouwd] tussende echtgenoten ».

Wat de wettelijk samenwonenden betreft, bepaalt artikel 1478, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek dat« de goederen waarvan geen van beide wettelijk samenwonenden de eigendom kan bewijzen en de inkomsten daarvanworden geacht in onverdeeldheid te zijn ».

B.9.1. Ofschoon de vermogensrechtelijke situatie van wettelijk samenwonenden en die van echtgenoten gehuwdonder het stelsel van scheiding van goederen vergelijkbaar zijn, geldt de in de in het geding zijnde bepalingen vervattebeperking niet ten aanzien van de eerste categorie van personen.

B.9.2. Weliswaar kan de vrees van de wetgever dat de inkoop een schenking zou verbergen teneinde hetherroepelijk karakter van die schenking te omzeilen, geen betrekking hebben op wettelijk samenwonenden, vermitsschenkingen tussen die partijen aan het gemeen recht zijn onderworpen en derhalve in beginsel onherroepbaar zijn(artikel 894 van het Burgerlijk Wetboek).

B.9.3. Dit neemt niet weg dat de zorg van de wetgever, vermeld in B.5, reservataire erfgenamen te beschermentegen verdoken schenkingen, evenzeer geldt ten aanzien van wettelijk samenwonenden. De wetgever was zichoverigens bewust van de noodzaak die erfgenamen te beschermen vermits artikel 1478, derde lid, van het BurgerlijkWetboek bepaalt dat « indien de overlevende wettelijk samenwonende een erfgenaam is van de vooroverledene, [...] dein het vorige lid [van dat artikel] bedoelde onverdeeldheid ten aanzien van de erfgenamen met voorbehouden erfdeelals een schenking [wordt] beschouwd, behoudens tegenbewijs ». Het voormelde artikel 1478, derde lid,is evenwel niet langer van toepassing wanneer een wettelijk samenwonende het aandeel inkoopt van de anderewettelijk samenwonende in een goed dat onverdeeld tussen hen is. Door de inkoop van het aandeel van de ene wettelijksamenwonende zal de andere wettelijk samenwonende zijn eigendomsrecht over gans het goed kunnen bewijzen enis er niet langer sprake van een onverdeeldheid.

B.9.4. Bovendien worden de eventuele schuldeisers van een wettelijk samenwonende die zijn of haar ondeelbarerechten overdraagt aan de andere wettelijk samenwonende niet beschermd bij gebrek aan een verplichting om hetzijeen openbare verkoping te organiseren, hetzij de machtiging van de rechter te vragen. Weliswaar kunnen schuldeisers« opkomen tegen de handelingen die hun schuldenaar verricht heeft met bedrieglijke benadeling van hun rechten »(artikel 1167, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek). In dat geval dienen zij evenwel bedrog aan te tonen. Een dergelijkevereiste geldt niet wanneer een echtgenoot zijn of haar ondeelbare rechten in een goed overdraagt aan de andereechtgenoot zonder openbare verkoping of machtiging van de rechter.

B.10.1. Gelet op het voorgaande, is het in B.2 vermelde verschil in behandeling niet redelijk verantwoord.B.10.2. Die discriminatie is echter niet te wijten aan de artikelen 1469, tweede lid, en 1595, eerste lid, 4o, van het

Burgerlijk Wetboek. Zij vloeit voort uit het feit dat de wetgever niet in de artikelen 1475 tot 1479 van het BurgerlijkWetboek ten aanzien van wettelijk samenwonenden in een soortgelijke beperking heeft voorzien. Daaruit volgt dat deprejudiciële vraag ontkennend dient te worden beantwoord.

Om die redenen,het Hofzegt voor recht :Vermits de in B.10 vastgestelde discriminatie niet berust op de artikelen 1469, tweede lid, en 1595, eerste lid, 4o, van

het Burgerlijk Wetboek, schenden die bepalingen de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van

6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 23 juni 2010.De griffier, De voorzitter,P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

COUR CONSTITUTIONNELLE

[2010/204267]Extrait de l’arrêt n° 72/2010 du 23 juin 2010

Numéro du rôle : 4777En cause : la question préjudicielle relative aux articles 1469, alinéa 2, et 1595, alinéa 1er, 4o, du Code civil, posée par

la Cour d’appel de Gand.La Cour constitutionnelle,composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges R. Henneuse, J.-P. Moerman, E. Derycke,

T. Merckx-Van Goey et P. Nihoul, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Bossuyt,après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant :I. Objet de la question préjudicielle et procédurePar arrêt du 24 septembre 2009 en cause de Françoise Dardenne contre Patrick Laurent et Yves Tytgat, dont

l’expédition est parvenue au greffe de la Cour le 5 octobre 2009, la Cour d’appel de Gand a posé la question préjudiciellesuivante :

« L’article 1595, 4o, du Code civil, juncto l’article 1469, alinéa 2, du Code civil, viole-t-il les articles 10 et 11 de laConstitution en ce qu’il soumet à une autorisation judiciaire préalable le rachat de gré à gré, pendant le mariage, parun des époux, de la part de son conjoint dans un bien immobilier acquis par eux, appartenant par indivis aux épouxmariés sous le régime de la séparation des biens, alors que les articles 1475 et suivants du Code civil n’imposent pascette condition aux cohabitants légaux ? ».

(...)III. En droit(...)B.1.1. L’article 1469 du Code civil, tel qu’il a été remplacé par l’article 2 de la loi du 14 juillet 1976 relative aux droits

et devoirs respectifs des époux et aux régimes matrimoniaux, dispose :« Sans préjudice de l’application de l’article 215, § 1er, et sous réserve des dispositions de l’alinéa 2 de l’article 815,

chacun des époux peut à tout moment demander le partage de tout ou partie des biens indivis entre eux.Le rachat par l’un des époux de la part de l’autre époux dans un ou plusieurs biens ne peut avoir lieu qu’en vente

publique ou moyennant l’autorisation du tribunal ».

60953BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 74: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.1.2. L’article 1595 du même Code, tel qu’il a été modifié par l’article 4 de la même loi du 14 juillet 1976, dispose :

« Le contrat de vente ne peut avoir lieu entre époux que dans les quatre cas suivants :

1o Celui où l’un des deux époux cède des biens à l’autre, séparé judiciairement d’avec lui, en payement de sesdroits;

2o Celui où la cession que le mari fait à sa femme, même non séparée, a une cause légitime, telle que le remploide ses immeubles aliénés, ou de denier à elle appartenant, si ces immeubles ou deniers ne tombent pas en communauté;

3o Celui où la femme cède des biens à son mari en payement d’une somme qu’elle lui aurait promise en dot,et lorsqu’il y a exclusion de communauté;

4o Celui où l’un des époux rachète en vente publique ou avec l’autorisation du tribunal, la part de son conjoint dansun bien indivis entre eux.

Sauf, dans ces quatre cas, les droits des héritiers des parties contractantes, s’il y a avantage indirect ».

B.2. La juridiction a quo demande si les articles 1469, alinéa 2, et 1595, alinéa 1er, 4o, du Code civil sont compatiblesavec les articles 10 et 11 de la Constitution en ce qu’un époux, marié sous le régime de la séparation de biens,qui souhaite racheter de gré à gré la part de son conjoint dans un bien immobilier qui leur appartient en indivision doitdisposer de l’autorisation du juge, alors que cette condition n’est pas applicable aux cohabitants légaux.

B.3. Avant la loi du 14 juillet 1976, un contrat de vente entre époux n’était possible que dans les cas prévus parl’article 1595, alinéa 1er, 1o à 3o, du Code civil.

B.4.1. Au cours des travaux préparatoires, l’article 1469 du Code civil a été justifié comme suit :

« La Commission a estimé utile de régler par la loi certains problèmes que peut poser l’existence de biens indivisentre les époux.

Le partage des biens indivis ou de certains d’entre eux peut-il avoir lieu à tout moment ou seulement à ladissolution du régime ? On invoque l’article 815 du Code civil selon lequel nul n’est tenu de rester dans l’indivision;à quoi on répond que cet article vise l’indivision involontaire née d’une succession recueillie par plusieurs, alors quel’indivision entre époux séparés de biens est généralement volontaire, résultant de l’achat fait ensemble d’un bien ouest la conséquence de la négligence des époux à se réserver la preuve de leur droit de propriété.

Relevant toutefois qu’un des époux pourrait céder sa part indivise à un tiers qui à son tour pourrait exiger lepartage, la Commission décide d’autoriser à tout moment le partage des biens indivis, soit pour la totalité, soit pourcertains d’entre eux; les époux pourront toutefois convenir dans les limites de l’article 815, alinéa 2, de suspendre lepartage pour un temps limité; l’article 215, § 1er, concernant les actes de disposition de la maison servant au logementde la famille, permettra aussi à l’un des époux de s’opposer pour des motifs graves à l’action en partage de cetimmeuble.

La sortie d’indivision peut-elle se réaliser par la cession à l’un des époux des droits de l’autre dans le bien indivis ?Cette opération pourrait se réaliser dans des conditions telles que les intérêts des tiers se trouveraient lésés; elle pourraitaussi dissimuler une donation d’un époux à l’autre. Un contrôle du tribunal paraît nécessaire et devrait porteressentiellement sur les modalités de la cession et, notamment, sur le prix.

L’article 1595 du Code civil devra être complété pour prévoir la possibilité de la cession entre époux de droitsindivis (voir art. IV, art. 13).

[...] » (Doc. parl., Sénat, S.E. 1974, no 683/2, pp. 88-89).

B.4.2. A la Chambre des représentants, il a encore été déclaré ce qui suit concernant cette disposition :

« Un membre demande si la terminologie employée au deuxième alinéa de cet article est bien adéquate :strictement parlant il ne s’agit pas ici d’une vente, mais bien d’un partage.

Le rachat, par un co-propriétaire, de la part d’un autre co-propriétaire est, en effet, un mode de partage. Cela peutêtre important, par exemple pour les droits d’enregistrement.

La commission marque son accord pour comprendre cette disposition comme suit : malgré l’emploi du terme’ vente ’, il s’agit en réalité d’un ’ partage ’ » (Doc. parl., Chambre, 1975-1976, no 869/3, p. 19).

B.4.3. En ce qui concerne la modification de l’article 1595 du Code civil, il a été observé ce qui suit :

« Il s’agit d’introduire dans l’article 1595 du Code civil une quatrième exception à l’interdiction de la vente entreépoux. Celle-ci sera dorénavant permise en vue de mettre fin à une indivision existant entre époux séparés de biens(voir ci-avant art. 1469, rapport page 89) » (Doc. parl., Sénat, S.E. 1974, no 683/2, p. 102).

B.4.4. A la Chambre, lors de la discussion de cette disposition, il a été fait référence aux observations concernantle nouvel article 1469 du Code civil (B.4.2) (Doc. parl., Chambre, 1975-1976, no 869/3, p. 22).

B.5. Il ressort de ce qui précède que les articles 1469, alinéa 2, et 1595, alinéa 1er, 4o, du Code civil poursuivent undouble objectif.

D’une part, ces dispositions visent à protéger les éventuels créanciers contre un transfert, par un des époux à l’autreépoux, de ses droits indivis, les créanciers n’étant plus en mesure d’opérer une saisie et de demander le partage du bienindivis. L’intervention du tribunal se justifie par la volonté de contrôler les modalités du rachat.

D’autre part, ces dispositions ont pour but d’éviter que le rachat dissimule une donation afin d’échapper aucaractère révocable des donations entre époux (article 1096, alinéa 1er, du Code civil) et à la limitation des donationsà la part dont un conjoint peut disposer sans léser les héritiers réservataires.

B.6.1. Par cohabitation légale, il y a lieu d’entendre la situation de vie commune de deux personnes ayant fait unedéclaration écrite de cohabitation légale (article 1475 du Code civil).

La déclaration est remise à l’officier de l’état civil du domicile commun, qui vérifie si les deux parties ne sont pasliées par un mariage ou par une autre cohabitation légale et sont capables de contracter conformément aux articles 1123et 1124 du Code civil. La déclaration est actée dans le registre de la population.

La cohabitation légale cesse lorsque l’une des parties se marie ou décède. Il peut également être mis fin à lacohabitation légale par les cohabitants, soit de commun accord, soit unilatéralement, au moyen d’une déclaration écritequi est remise à l’officier de l’état civil, qui acte la cessation de la cohabitation légale dans le registre de la population(article 1476 du Code civil).

60954 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 75: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.6.2. Les dispositions suivantes s’appliquent à la cohabitation légale : la protection légale du domicile familial(articles 215, 220, § 1er, et 224, § 1er, 1, du Code civil) s’applique par analogie à la cohabitation légale; les cohabitantslégaux contribuent aux charges de la vie commune en proportion de leurs facultés et toute dette non excessivecontractée par l’un des cohabitants légaux pour les besoins de la vie commune et des enfants qu’ils éduquent obligesolidairement l’autre cohabitant (article 1477 du Code civil).

Pour le surplus, il est prévu un régime des biens des cohabitants et la possibilité de régler par convention lesmodalités de la cohabitation légale, pour autant que cette convention ne contienne aucune clause contraire àl’article 1477 du Code civil, à l’ordre public, aux bonnes mœurs ou aux règles relatives à l’autorité parentale, à la tutelleet aux règles déterminant l’ordre légal de la succession. Cette convention est passée en la forme authentique devantnotaire, et fait l’objet d’une mention au registre de la population (article 1478 du Code civil).

B.6.3. Il résulte de ce qui précède que les dispositions du Code civil applicables aux cohabitants légaux créent uneprotection patrimoniale limitée qui s’inspire partiellement de dispositions applicables aux époux.

B.7. La différence de traitement entre conjoints et cohabitants légaux se fonde sur un élément objectif, à savoir queleur situation juridique diffère aussi bien en ce qui concerne les obligations mutuelles qu’en ce qui concerne leursituation patrimoniale.

Cette situation juridique différente peut, dans certains cas, lorsqu’elle est liée au but de la mesure, justifier unedifférence de traitement entre conjoints et cohabitants légaux.

B.8.1. Le régime de la cohabitation légale prévu aux articles 1475 à 1479 du Code civil est comparable à celui dela séparation de biens inscrit aux articles 1466 à 1469 du Code civil.

B.8.2. Dans le régime de la séparation de biens, chaque époux reste propriétaire de ce qu’il possédait avant lemariage et de ce qu’il acquiert au cours du mariage. L’article 1466 du Code civil dispose à cet égard :

« Lorsque les époux ont stipulé par contrat de mariage qu’ils seront séparés de biens, chacun d’eux a seul touspouvoirs d’administration, de jouissance et de disposition, sans préjudice de l’application de l’article 215, § 1er; il gardepropres ses revenus et économies ».

A défaut de convention contraire, il en va de même pour les cohabitants légaux. L’article 1478, alinéa 1er, du Codecivil dispose que « chacun des cohabitants légaux conserve les biens dont il peut prouver qu’ils lui appartiennent,les revenus que procurent ces biens et les revenus du travail ».

B.8.3. En ce qui concerne la preuve de la propriété, l’article 1468, alinéa 2, du Code civil dispose, à l’égard des épouxmariés selon le régime de la séparation de biens, que « les biens meubles dont la propriété dans le chef d’un seul desépoux n’est pas établie, sont considérés comme indivis entre eux ».

En ce qui concerne les cohabitants légaux, l’article 1478, alinéa 2, du Code civil dispose que « les biens dont aucundes cohabitants légaux ne peut prouver qu’ils lui appartiennent et les revenus que ceux-ci procurent sont réputés êtreen indivision ».

B.9.1. Bien que la situation patrimoniale des cohabitants légaux et des époux mariés sous le régime de la séparationde biens soit comparable, la restriction prévue par les dispositions en cause ne s’applique pas à la première catégoriede personnes.

B.9.2. La crainte du législateur que le rachat dissimule une donation afin de contourner le caractère révocable decette donation ne peut, il est vrai, concerner les cohabitants légaux, étant donné que les donations entre ces parties sontsoumises au droit commun et sont donc en principe irrévocables (article 894 du Code civil).

B.9.3. Il n’empêche que le souci du législateur, mentionné en B.5, de protéger les héritiers réservataires contre lesdonations déguisées s’applique tout autant aux cohabitants légaux. Le législateur était d’ailleurs conscient de lanécessité de protéger ces héritiers, étant donné que l’article 1478, alinéa 3, du Code civil dispose que « si le cohabitantlégal survivant est un héritier du cohabitant prémourant, l’indivision visée à l’alinéa précédent [de cet article] seratenue, à l’égard des héritiers réservataires du prémourant, comme une libéralité, sauf preuve du contraire ».L’article 1478, alinéa 3, précité n’est cependant plus applicable lorsqu’un cohabitant légal rachète la part de l’autrecohabitant légal dans un bien indivis entre eux. Par le rachat de la part d’un cohabitant légal, l’autre cohabitant légalpourra prouver son droit de propriété sur l’ensemble du bien et il ne sera plus question d’indivision.

B.9.4. Par ailleurs, les éventuels créanciers d’un cohabitant légal qui transfère ses droits indivis à l’autre cohabitantlégal ne sont pas protégés à défaut d’une obligation soit d’organiser une vente publique, soit de demanderl’autorisation du juge. Certes, les créanciers peuvent « attaquer les actes faits par leur débiteur en fraude de leursdroits » (article 1167, alinéa 1er, du Code civil). Dans ce cas, ils doivent cependant prouver la fraude. Une telle exigencen’est pas applicable lorsqu’un conjoint transfère ses droits indivis dans un bien à l’autre conjoint sans vente publiqueou sans l’autorisation du juge.

B.10.1. Eu égard à ce qui précède, la différence de traitement mentionnée en B.2 n’est pas raisonnablement justifiée.

B.10.2. Cette discrimination n’a cependant pas son siège dans les articles 1469, alinéa 2, et 1595, alinéa 1er, 4o,du Code civil. Elle découle du fait que le législateur n’a pas prévu une restriction analogue pour les cohabitants légauxdans les articles 1475 à 1479 du Code civil. Il s’ensuit que la question préjudicielle appelle une réponse négative.

Par ces motifs,

la Cour

dit pour droit :

La discrimination constatée en B.10 ne résidant pas dans les articles 1469, alinéa 2, et 1595, alinéa 1er, 4o, du Codecivil, ces dispositions ne violent pas les articles 10 et 11 de la Constitution.

Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, conformément à l’article 65 de la loi spéciale du6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l’audience publique du 23 juin 2010.

Le greffier, Le président,

P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

60955BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 76: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

ÜBERSETZUNG

VERFASSUNGSGERICHTSHOF

[2010/204267]

Auszug aus dem Urteil Nr. 72/2010 vom 23. Juni 2010

Geschäftsverzeichnisnummer 4777

In Sachen: Präjudizielle Frage in Bezug auf die Artikel 1469 Absatz 2 und 1595 Absatz 1 Nr. 4 des Zivilgesetzbuches,gestellt vom Appellationshof Gent.

Der Verfassungsgerichtshof,

zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Bossuyt und M. Melchior, und den Richtern R. Henneuse,J.-P. Moerman, E. Derycke, T. Merckx-Van Goey und P. Nihoul, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter demVorsitz des Vorsitzenden M. Bossuyt,

verkündet nach Beratung folgendes Urteil:

I. Gegenstand der präjudiziellen Frage und Verfahren

In seinem Urteil vom 24. September 2009 in Sachen Françoise Dardenne gegen Patrick Laurent und Yves Tytgat,dessen Ausfertigung am 5. Oktober 2009 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat der Appellationshof Gentfolgende präjudizielle Frage gestellt:

«Verstößt Artikel 1595 Nr. 4 des Zivilgesetzbuches in Verbindung mit Artikel 1469 Absatz 2 desselbenGesetzbuches gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern er eine gerichtliche Ermächtigung erforderlichmacht, bevor ein Ehepartner während der Ehe zum freihändigen Abkauf des Anteils des anderen Ehepartners an einemvon beiden erworbenen unbeweglichen Gut, das den im Güterstand der Gütertrennung verheirateten Ehepartnern inBruchteilsgemeinschaft gehört, übergehen könnte, während die Artikel 1475 ff. des Zivilgesetzbuches diesesErfordernis für gesetzlich Zusammenwohnende nicht vorschreiben?».

(...)

III. In rechtlicher Beziehung

(...)

B.1.1. Artikel 1469 des Zivilgesetzbuches, ersetzt durch Artikel 2 des Gesetzes vom 14. Juli 1976 über diegegenseitigen Rechte und Pflichten der Ehegatten und über die ehelichen Güterstände, bestimmt:

«Unbeschadet der Anwendung von Artikel 215 § 1 und unter Vorbehalt der Bestimmungen von Artikel 815Absatz 2 kann jeder der Ehegatten jederzeit die Teilung all ihrer ungeteilten Güter oder eines Teils davon verlangen.

Der eine Ehegatte kann den Anteil des anderen Ehegatten an einem oder mehreren Gütern nur durch einenöffentlichen Verkauf oder mit Ermächtigung des Gerichts abkaufen».

B.1.2. Artikel 1595 desselben Gesetzbuches bestimmt in der durch Artikel 4 desselben Gesetzes vom 14. Juli 1976abgeänderten Fassung:

«Zwischen Ehegatten kann nur in den vier folgenden Fällen ein Kaufvertrag geschlossen werden:

1. Wenn einer der Ehegatten dem anderen Ehegatten, von dem er gerichtlich getrennt ist, Güter zur Erfüllung vondessen Rechten überträgt;

2. Wenn die Übertragung durch den Ehemann an seine Ehefrau, selbst wenn er nicht von ihr getrennt ist, einenrechtmäßigen Grund hat, wie etwa die Wiederanlage ihrer veräußerten unbeweglichen Güter oder von ihr gehörendenGeldern, wenn diese unbeweglichen Güter oder Gelder nicht zur Gemeinschaft gehören;

3. Wenn die Ehefrau ihrem Ehemann Güter überträgt zur Zahlung einer Geldsumme, die sie ihm als Mitgiftversprochen hat, und es keine Gütergemeinschaft gibt;

4. Wenn einer der Ehegatten durch einen öffentlichen Verkauf oder mit Ermächtigung des Gerichts den Anteil desanderen Ehegatten an einem Gut abkauft, das ihnen in ungeteilter Rechtsgemeinschaft gehört.

Vorbehaltlich jedoch - in diesen vier Fällen - der Rechte der Erben der Vertragsparteien im Fall eines indirektenVorteils».

B.2. Das vorlegende Rechtsprechungsorgan fragt, ob die Artikel 1469 Absatz 2 und 1595 Absatz 1 Nr. 4 desZivilgesetzbuches mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar seien, insofern ein im Güterstand derGütertrennung verheirateter Ehepartner, der freihändig den Anteil des anderen Ehepartners an einem ihnen inungeteilter Rechtsgemeinschaft gehörenden unbeweglichen Gut abkaufen möchte, die Ermächtigung des Gerichtsbenötige, während dieses Erfordernis nicht gelte in Bezug auf gesetzlich Zusammenwohnende.

B.3. Vor dem Gesetz vom 14. Juli 1976 war ein Kaufvertrag zwischen Ehegatten nur möglich in den in Artikel 1595Absatz 1 Nrn. 1 bis 3 des Zivilgesetzbuches vorgesehenen Fällen.

B.4.1. In den Vorarbeiten wurde Artikel 1469 des Zivilgesetzbuches wie folgt gerechtfertigt:

«Der Ausschuss hat es als nützlich erachtet, im Gesetz bestimmte Probleme zu regeln, die sich im Fall vonungeteilten Gütern ergeben können.

Kann die Teilung von ungeteilten Gütern jederzeit vorgenommen werden oder nur bei der Auflösung des Systems?Es wird auf Artikel 815 des Zivilgesetzbuches verwiesen, wonach niemand dazu verpflichtet werden kann,in ungeteilter Rechtsgemeinschaft zu bleiben. Darauf wurde geantwortet, dass dieser Artikel sich auf eine unfreiwilligeungeteilte Rechtsgemeinschaft bei einem verschiedenen Personen zustehenden Nachlass beziehe, während dieungeteilte Rechtsgemeinschaft zwischen Ehegatten bei einer Gütertrennung in den meisten Fällen freiwillig sei,weil die Ehegatten gemeinsam ein Gut gekauft hätten oder es unterlassen hätten, sich den Nachweis ihresEigentumsrechtes vorzubehalten.

Da einer der Ehegatten seinen ungeteilten Anteil auch einem Dritten übertragen könnte, der dann auch die Teilungwürde fordern können, beschließt der Ausschuss festzulegen, dass alle oder gewisse ungeteilte Güter jederzeit geteiltwerden können. Innerhalb der Grenzen von Artikel 815 Absatz 2 können die Ehegatten jedoch vereinbaren, die Teilungfür eine gewisse Zeit auszusetzen. Gemäß Artikel 215 § 1 in Bezug auf Verfügungshandlungen im Zusammenhang mitdem Haus, das der Familie als Wohnung dient, kann einer der Ehegatten sich auch aus schwerwiegenden Gründen derForderung zur Teilung dieses Gutes widersetzen.

60956 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 77: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Kann die ungeteilte Rechtsgemeinschaft beendet werden, indem die Rechte eines der Ehegatten am ungeteiltenGut auf den anderen Ehegatten übertragen werden? Dieser Vorgang kann unter gewissen Umständen zur Folge haben,dass den Interessen von Dritten geschadet wird, und kann auch dazu dienen, eine unentgeltliche Zuwendung einesEhegatten an den anderen zu verschleiern. Eine gerichtliche Kontrolle scheint notwendig zu sein; sie müsste in ersterLinie über die Weise der Übertragung und insbesondere über den Preis ausgeübt werden.

Artikel 1595 des Zivilgesetzbuches muss ergänzt werden, um die Möglichkeit der Übertragung ungeteilter Rechtezwischen Ehegatten vorzusehen (siehe Art. IV, Art. 13).

[...]» (Parl. Dok., Senat, Sondersitzungsperiode 1974, Nr. 683/2, SS. 88-89).B.4.2. In der Abgeordnetenkammer wurde in Bezug auf diese Bestimmung noch Folgendes erklärt:«Ein Mitglied fragt, ob die Terminologie in Absatz 2 dieses Artikels angemessen sei; streng genommen handelt es

sich hier nämlich nicht um einen Verkauf, sondern um eine Teilung.Der durch einen Miteigentümer vorgenommene Abkauf des Anteils des anderen Miteigentümers ist in der Tat eine

Art der Teilung. Dies kann wichtig sein, beispielsweise für die Registrierungsgebühren.Der Ausschuss ist damit einverstanden, dies so zu verstehen; trotz der Verwendung des Begriffs ’ Verkauf ’ handelt

es sich in Wirklichkeit um eine ’ Teilung ’» (Parl. Dok., Kammer, 1975-1976, Nr. 869/3, S. 19).B.4.3. In Bezug auf die Abänderung von Artikel 1595 des Zivilgesetzbuches wurde Folgendes bemerkt:«In Artikel 1595 des Zivilgesetzbuches muss eine vierte Ausnahme zu der Regel, dass der Verkauf zwischen

Ehegatten verboten ist, eingefügt werden. Ein Verkauf ist fortan gestattet, um eine ungeteilte Rechtsgemeinschaftzwischen Ehegatten mit Gütertrennung beenden zu können (siehe vorstehend, Artikel 1469, Bericht S. 89)» (Parl. Dok.,Senat, Sondersitzungsperiode 1974, Nr. 683/2, S. 102).

B.4.4. In der Kammer wurde bei der Erörterung dieser Bestimmung auf die Anmerkungen zum neuen Artikel 1469des Zivilgesetzbuches (B.4.2) verwiesen (Parl. Dok., Kammer, 1975-1976, Nr. 869/3, S. 22).

B.5. Aus dem Vorstehenden geht hervor, dass die Artikel 1469 Absatz 2 und 1595 Absatz 1 Nr. 4 desZivilgesetzbuches einem doppelten Zweck dienen.

Einerseits sollen diese Bestimmungen die etwaigen Gläubiger davor schützen, dass einer der Ehegatten demanderen seine unteilbaren Rechte überträgt, so dass die Gläubiger keine Beschlagnahme mehr durchführen lassenkönnen und die Teilung der ungeteilten Güter fordern können. Das Auftreten des Gerichts wird mit dem Bemühengerechtfertigt, die Abkaufmodalitäten im Auge zu behalten.

Andererseits sollen die Bestimmungen vermeiden, dass der Abkauf eine unentgeltliche Zuwendung verschleiert,um der Widerrufbarkeit von unentgeltlichen Zuwendungen zwischen Ehegatten (Artikel 1096 Absatz 1 desZivilgesetzbuches) sowie der Beschränkung von unentgeltlichen Zuwendungen auf den Teil, über den ein Ehepartnerverfügen kann, ohne die Pflichtteilserben zu benachteiligen, zu entgehen.

B.6.1. Unter gesetzlichem Zusammenwohnen ist der Zustand des Zusammenwohnens von zwei Personen zuverstehen, die eine schriftliche Erklärung des gesetzlichen Zusammenwohnens abgegeben haben (Artikel 1475 desZivilgesetzbuches).

Die Erklärung wird dem Standesbeamten des gemeinsamen Wohnsitzes überreicht, der prüft, ob beide Parteiennicht durch eine Ehe oder durch ein anderes gesetzliches Zusammenwohnen gebunden sind und ob sie rechtlich fähigsind, Verträge im Sinne der Artikel 1123 und 1124 des Zivilgesetzbuches abzuschließen. Die Erklärung wird imBevölkerungsregister vermerkt.

Das gesetzliche Zusammenwohnen endet, wenn eine der Parteien eine Ehe schließt oder verstirbt. Sie kann auchvon den Zusammenwohnenden im gegenseitigen Einvernehmen oder einseitig beendet werden anhand einerschriftlichen Erklärung vor dem Standesbeamten, der dies im Bevölkerungsregister vermerkt (Artikel 1476 desZivilgesetzbuches).

B.6.2. Auf das gesetzliche Zusammenwohnen sind folgende Bestimmungen anwendbar: Der gesetzliche Schutz derFamilienwohnung (Artikel 215, 220 § 1 und 224 § 1 Nr. 1 des Zivilgesetzbuches) findet sinngemäß auf das gesetzlicheZusammenwohnen Anwendung; die gesetzlich Zusammenwohnenden tragen entsprechend ihren Möglichkeiten zuden Lasten der Wohngemeinschaft bei, und alle nicht übertriebenen Schulden, die einer der gesetzlich Zusammen-wohnenden für den Bedarf der Wohngemeinschaft und der Kinder, die sie gemeinsam erziehen, eingeht, verpflichtetden anderen Partner solidarisch (Artikel 1477 des Zivilgesetzbuches).

Im Übrigen ist eine Regelung des Güterstandes der Zusammenwohnenden vorgesehen, sowie die Möglichkeit,das gesetzliche Zusammenwohnen durch eine Vereinbarung zu regeln, insofern diese Vereinbarung keine Klauselenthält, die im Widerspruch zu Artikel 1477 des Zivilgesetzbuches, zur öffentlichen Ordnung oder den guten Sitten,zu den Regeln der elterlichen Gewalt und der Vormundschaft oder zu den Regeln für die Festlegung der gesetzlichenErbfolge steht. Die Vereinbarung wird in einer öffentlichen Urkunde vor einem Notar festgehalten und imBevölkerungsregister vermerkt (Artikel 1478 des Zivilgesetzbuches).

B.6.3. Aus dem Vorstehenden ergibt sich, dass die Bestimmungen des Zivilgesetzbuches, die angesichts gesetzlichZusammenwohnender gelten, einen begrenzten vermögensrechtlichen Schutz einführen, der teilweise aus den fürEhepaare geltenden Bestimmungen abgeleitet ist.

B.7. Der Behandlungsunterschied zwischen Eheleuten und gesetzlich Zusammenwohnenden beruht auf demobjektiven Umstand, dass sich ihre Rechtsstellung sowohl hinsichtlich ihrer gegenseitigen Verpflichtungen als auchhinsichtlich ihrer vermögensrechtlichen Lage unterscheidet.

Diese unterschiedliche Rechtsstellung kann in bestimmten Fällen, wenn sie in einem Zusammenhang mit dem Zielder Maßnahme steht, einen Behandlungsunterschied zwischen Verheirateten und gesetzlich Zusammenwohnendenrechtfertigen.

B.8.1. Das System des gesetzlichen Zusammenwohnens im Sinne der Artikel 1475 bis 1479 des Zivilgesetzbuchesist vergleichbar mit dem System der Gütertrennung im Sinne der Artikel 1466 bis 1469 des Zivilgesetzbuches.

B.8.2. Im System der Gütertrennung bleibt jeder Ehepartner Eigentümer der Güter, die er vor der Eheschließungbesaß, sowie der Güter, die er während der Ehe erwirbt. Artikel 1466 des Zivilgesetzbuches bestimmt diesbezüglichFolgendes:

«Haben die Ehegatten durch einen Ehevertrag festgelegt, dass sie in Gütertrennung leben, hat jeder von ihnenallein, unbeschadet der Anwendung von Artikel 215 § 1, alle Administrations-, Nutzungs- und Verfügungsbefugnisse;ihre jeweiligen Einkünfte und Ersparnisse bleiben Sondergut».

In Ermangelung einer anders lautenden Vereinbarung gilt das Gleiche angesichts der gesetzlich Zusammen-wohnenden. Laut Artikel 1478 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches behält «jeder gesetzlich Zusammenwohnende [...] dieGüter, von denen er beweisen kann, dass sie sein Eigentum sind, die Einkünfte aus diesen Gütern und das Einkommenaus der Arbeit».

60957BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 78: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.8.3. Was den Beweis des Eigentums betrifft, bestimmt Artikel 1468 Absatz 2 des Zivilgesetzbuches angesichts derunter dem System der Gütertrennung verheirateten Ehepartner, dass «die beweglichen Güter, von denen nichtbewiesen ist, dass sie Eigentum eines einzigen der Ehegatten sind, [...] als unter den Ehegatten ungeteilt angesehen[werden]».

Was die gesetzlich Zusammenwohnenden betrifft, bestimmt Artikel 1478 Absatz 2 des Zivilgesetzbuches, dass «dieGüter, von denen keiner der beiden gesetzlich Zusammenwohnenden beweisen kann, dass sie sein Eigentum sind, unddie Einkünfte aus diesen Gütern sich in ungeteilter Rechtsgemeinschaft befinden».

B.9.1. Obwohl die vermögensrechtliche Lage von gesetzlich Zusammenwohnenden mit derjenigen von Ehegatten,die unter dem System der Gütertrennung verheiratet sind, vergleichbar ist, gilt die in den fraglichen Bestimmungenvorgesehene Einschränkung nicht für die erste Kategorie von Personen.

B.9.2. Zwar kann die Befürchtung des Gesetzgebers, dass ein Abkauf eine unentgeltliche Zuwendung verschleiernkann, um die widerrufbare Beschaffenheit dieser unentgeltlichen Zuwendung zu umgehen, sich nicht auf gesetzlichZusammenwohnende beziehen, da auf unentgeltliche Zuwendungen zwischen diesen Parteien das allgemeine RechtAnwendung findet und sie deshalb grundsätzlich unwiderrufbar sind (Artikel 894 des Zivilgesetzbuches).

B.9.3. Dennoch gilt die in B.5 angeführte Sorge des Gesetzgebers, Pflichtteilserben vor verschleierten unentgeltli-chen Zuwendungen zu schützen, ebenfalls in Bezug auf gesetzlich Zusammenwohnende. Der Gesetzgeber war sich imÜbrigen der Notwendigkeit bewusst, diese Erben zu schützen, da Artikel 1478 Absatz 3 des Zivilgesetzbuchesbestimmt: «Ist der hinterbliebene gesetzlich Zusammenwohnende ein Erbe des vorverstorbenen Zusammenwohnen-den, wird die im vorhergehenden Absatz erwähnte ungeteilte Rechtsgemeinschaft hinsichtlich der Pflichtteilserben desVorverstorbenen als eine unentgeltliche Zuwendung angesehen, außer bei Beweis des Gegenteils». Der vorerwähnteArtikel 1478 Absatz 3 gilt jedoch nicht mehr, wenn ein gesetzlich Zusammenwohnender den Anteil des anderengesetzlich Zusammenwohnenden an einem Gut abkauft, das sie ungeteilt besitzen. Durch den Abkauf des Anteils deseinen gesetzlich Zusammenwohnenden kann der andere gesetzlich Zusammenwohnende sein Eigentumsrecht an demgesamten Gut nachweisen und handelt es sich nicht mehr um eine ungeteilte Rechtsgemeinschaft.

B.9.4. Darüber hinaus werden die etwaigen Gläubiger eines gesetzlich Zusammenwohnenden, der seineungeteilten Rechte an den anderen gesetzlich Zusammenwohnenden überträgt, nicht geschützt in Ermangelung derVerpflichtung, entweder einen öffentlichen Verkauf zu organisieren oder die Ermächtigung des Gerichts einzuholen.Zwar können Gläubiger «die Handlungen, die ihr Schuldner unter betrügerischer Benachteiligung ihrer Rechtedurchführt, anfechten» (Artikel 1167 Absatz 1 des Zivilgesetzbuches), doch müssen sie in diesem Fall einen Betrugnachweisen. Ein solches Erfordernis gilt nicht, wenn ein Ehepartner seine unteilbaren Rechte ohne öffentlichen Verkaufoder Ermächtigung des Gerichts an den anderen Ehepartner überträgt.

B.10.1. In Anbetracht des Vorstehenden ist der in B.2 angeführte Behandlungsunterschied nicht vernünftiggerechtfertigt.

B.10.2. Diese Diskriminierung ist jedoch nicht auf die Artikel 1469 Absatz 2 und 1595 Absatz 1 Nr. 4 desZivilgesetzbuches zurückzuführen. Sie ergibt sich aus dem Umstand, dass der Gesetzgeber in den Artikeln 1475bis 1479 des Zivilgesetzbuches in Bezug auf gesetzlich Zusammenwohnende eine entsprechende Beschränkung nichtvorgesehen hat. Folglich ist die präjudizielle Frage verneinend zu beantworten.

Aus diesen Gründen:Der Hoferkennt für Recht:Da die in B.10 festgestellte Diskriminierung nicht auf den Artikeln 1469 Absatz 2 und 1595 Absatz 1 Nr. 4 des

Zivilgesetzbuches beruht, verstoßen diese Bestimmungen nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung.Verkündet in niederländischer und französischer Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989

über den Verfassungsgerichtshof, in der öffentlichen Sitzung vom 23. Juni 2010.Der Kanzler, Der Vorsitzende,P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

*COUR CONSTITUTIONNELLE

[2010/204578]

Extrait de l’arrêt n° 79/2010 du 1er juillet 2010

Numéro du rôle : 4746

En cause : la question préjudicielle relative à l’article 14, § 1er, 2o, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le12 janvier 1973, tel qu’il a été remplacé par la loi du 15 mai 2007, posée par le Conseil d’Etat.

La Cour constitutionnelle,

composée des présidents M. Melchior et M. Bossuyt, et des juges R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen,J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey et P. Nihoul, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux,présidée par le président M. Melchior,

après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant :

I. Objet de la question préjudicielle et procédure

Par arrêt no 194.561 du 22 juin 2009 en cause de Frédéric Georges contre le Sénat de Belgique, en présence deHugues Fronville et de la Chambre nationale des notaires, parties intervenantes, dont l’expédition est parvenue augreffe de la Cour le 8 juillet 2009, le Conseil d’Etat a posé la question préjudicielle suivante :

« L’article 14, § 1er, 2o, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, viole-t-il lesarticles 10 et 11 de la Constitution, lus seuls ou en combinaison avec l’article 6, § 1er, de la Convention européenne desauvegarde des droits de l’homme et des libertés fondamentales, s’il est interprété en ce sens que le Conseil d’Etat neserait pas compétent pour connaître du recours en annulation introduit par un candidat à la fonction de membre de lacommission de nomination de langue française pour le notariat en qualité de chargé de cours ou de professeur de droitd’une faculté de droit d’une université belge qui n’est pas notaire, candidat notaire ou notaire associé, dirigé contre ladésignation d’un autre membre de cette commission au seul motif qu’il aurait été désigné par le Sénat, alors que lesnotaires sont admis à contester les désignations des membres de cette commission qui relèvent de leur profession,pour avoir été désignés par une autre autorité ? ».

(...)

60958 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 79: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

III. En droit

(...)

B.1.1. L’article 14, § 1er, des lois coordonnées le 12 janvier 1973 sur le Conseil d’Etat, remplacé par l’article 2 de laloi du 15 mai 2007 « modifiant l’article 14 des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973 » et modifié parl’article 12 de la loi du 21 février 2010 « adaptant diverses lois réglant une matière visée à l’article 77 de la Constitutionà la dénomination ’ Cour constitutionnelle ’ », dispose :

« La section [du contentieux administratif du Conseil d’Etat] statue par voie d’arrêts sur les recours en annulationpour violation des formes soit substantielles, soit prescrites à peine de nullité, excès ou détournement de pouvoir,formés contre les actes et règlements :

1o des diverses autorités administratives;

2o des assemblées législatives ou de leurs organes, en ce compris les médiateurs institués auprès de ces assemblées,de la Cour des comptes et de la Cour constitutionnelle, du Conseil d’Etat et des juridictions administratives ainsi quedes organes du pouvoir judiciaire et du Conseil supérieur de la Justice relatifs aux marchés publics et aux membres deleur personnel.

L’article 159 de la Constitution s’applique également aux actes et règlements visés au 2o ».

B.1.2. La commission de nomination de langue française pour le notariat compte huit membres effectifs (article 38,§§ 1er et 2, alinéa 1er, de la loi du 25 ventôse an XI « contenant organisation du notariat », inséré par l’article 22 de laloi du 4 mai 1999 « modifiant la loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat »).

Quatre d’entre eux ont la qualité de notaire ou de « notaire associé non titulaire » (article 38, § 4, alinéa 1er, 1o et 2o,de la même loi). Ils sont « désignés par les membres de l’assemblée générale de la Chambre nationale des notaires quiappartiennent [...] au rôle linguistique [...] français » (article 38, § 5, alinéa 2, de la même loi).

La commission compte, en outre, en son sein, un « magistrat en fonction choisi parmi les magistrats du siège descours et tribunaux et les magistrats du ministère public » (article 38, § 4, alinéa 1er, 3o), un « chargé de cours ou unprofesseur de droit d’une faculté de droit d’une université belge qui n’est pas notaire, candidat-notaire ou notaireassocié » (article 38, § 4, alinéa 1er, 4o) et deux « membres externes ayant une expérience professionnelle utile pour lamission » (article 38, § 4, alinéa 1er, 5o). Ces quatre autres membres effectifs de la commission sont « désignésalternativement par la Chambre des représentants et par le Sénat à la majorité des deux tiers des votes émis » (article 38,§ 5, alinéa 3, de la loi du 25 ventôse an XI, inséré par l’article 2 de la loi du 4 mai 1999 « complétant la loi du 25 ventôsean XI, contenant organisation du notariat, par les articles 38, § 5, 76, 1o, 78 à 85 et 95 à 112 »).

B.2.1. Il ressort des faits de la cause et de la motivation de la décision de renvoi que la Cour est invitée à statuersur la compatibilité, avec les articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou en combinaison avec l’article 6.1 dela Convention européenne des droits de l’homme, de l’article 14, § 1er, alinéa 1er, 2o, des lois coordonnées sur le Conseild’Etat, en ce que cette disposition introduirait une différence de traitement entre deux catégories de candidats à unmandat de membre de la commission de nomination de langue française pour le notariat : d’une part, ceux qui sontcandidats en qualité de notaire ou de notaire associé non titulaire et, d’autre part, ceux qui sont candidats en qualitéde « chargé de cours ou [de] professeur de droit d’une faculté de droit d’une université belge qui n’est pas notaire,candidat-notaire ou notaire associé ».

B.2.2. Il ressort tant de la motivation de la décision de renvoi que du libellé de la question préjudicielle que le jugea quo considère que, lorsqu’ils désignent les notaires et le notaire associé non titulaire de cette commission de languefrançaise, les membres du rôle linguistique français de l’assemblée générale de la Chambre nationale des notairesagissent en tant qu’autorité administrative au sens de l’article 14, § 1er, alinéa 1er, 1o, des lois coordonnées sur le Conseild’Etat, de sorte que la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat est compétente pour connaître d’unrecours en annulation introduit contre ces désignations par les candidats de la première catégorie précitée en B.2.1.

En limitant la compétence de la section du contentieux administratif du Conseil d’Etat pour connaître des recoursen annulation formés contre les actes et règlements des assemblées législatives, aux actes et règlements qui sont« relatifs aux marchés publics et aux membres de leur personnel », la disposition en cause prive les candidats de laseconde catégorie précitée en B.2.1 du droit de demander au Conseil d’Etat l’annulation d’une désignation, par le Sénat,d’un membre effectif de la commission en question au titre de « chargé de cours ou [de] professeur de droit d’unefaculté de droit d’une université belge ».

B.3. Tel qu’il a été remplacé par l’article 2 de la loi du 15 mai 2007, l’article 14, § 1er, des lois coordonnées sur leConseil d’Etat reprend la règle introduite, dans cette même disposition, par l’article 2 de la loi du 25 mai 1999« modifiant les lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, la loi du 5 avril 1955 relative aux traitementsdes titulaires d’une fonction au Conseil d’Etat, ainsi que le Code judiciaire », règle selon laquelle le Conseil d’Etat estcompétent pour connaître d’un recours en annulation des actes et règlements d’une assemblée législative ou de l’un deses organes, relatifs aux marchés publics et aux membres de son personnel.

La réserve relative à l’objet des actes concernés traduit la volonté de ne pas étendre la compétence d’annulation duConseil d’Etat à « tous les actes extra-législatifs », et de la limiter aux actes administratifs qui relèvent du« fonctionnement interne » des assemblées législatives, à l’exclusion de ceux qui relèvent de leur mission spécifique,c’est-à-dire aux actes posés par l’assemblée législative agissant « en tant qu’autorité administrative » (Doc. parl., Sénat,1998-1999, no 1-361/3, pp. 4-5; Ann., Sénat, 25 février 1999, p. 7146; Doc. parl., Chambre, 1998-1999, no 1960/4, pp. 2 et 6;ibid., no 1960/8, p. 4).

B.4. Relève des principes de base de la structure démocratique de l’Etat, la règle selon laquelle les assembléeslégislatives disposent dans l’exercice de leur mission de la plus large indépendance.

Ce principe a pour effet qu’une assemblée législative doit pouvoir régler elle-même les matières qui lui ont étéconfiées, comme les nominations, et exercer ses compétences de manière autonome.

B.5. Le chargé de cours ou le professeur qui est, en cette qualité, membre de la commission de nomination delangue française pour le notariat n’est pas un membre du personnel de cette assemblée législative.

Il s’agit d’un mandataire dont la fonction est identique à celle des notaires et du notaire associé non titulaire quisont membres de cette même commission.

Ce mandataire est soumis aux mêmes règles que ces notaires et ce notaire associé non titulaire, en ce qui concerneles incompatibilités (article 38, § 6, alinéa 1er, de la loi du 25 ventôse an XI, inséré par l’article 22 de la loi du 4 mai 1999« modifiant la loi du 25 ventôse an XI contenant organisation du notariat »). Ces règles visent à « assure [r] lacomposition et le fonctionnement objectifs et impartiaux » de la commission de nomination (Doc. parl.,Chambre, 1997-1998, no 1432/1, p. 54). Le mandat de membre d’une commission de nomination pour le notariat est,entre autres, incompatible avec « tout mandat politique conféré par élection » (article 38, § 6, alinéa 1er, 4o, de la loi du25 ventôse an XI).

60959BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 80: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Le chargé de cours ou le professeur qui est, en cette qualité, membre de la commission de nomination de languefrançaise pour le notariat est, en outre, soumis aux mêmes règles que les notaires et le notaire associé non titulaire quisont membres de celle-ci, en ce qui concerne les conditions d’une seconde élection, les conditions d’exercice de sonmandat et les modalités d’organisation et de fonctionnement de la commission (article 38, §§ 7 à 10, de la loi du25 ventôse an XI, inséré par l’article 22 de la loi du 4 mai 1999; article 38, § 11, de la loi du 25 ventôse an XI, inséré parl’article 22 de la loi du 4 mai 1999 et modifié par l’article 6, a), de la loi du 23 mai 2007 « modifiant certaines lois relativesaux dotations allouées à la Cour des comptes, aux Médiateurs fédéraux, aux Commissions de nomination pour lenotariat et à la Commission de la protection de la vie privée »).

B.6. La différence de traitement décrite en B.2 est, par conséquent, disproportionnée par rapport au principe del’indépendance des assemblées législatives, car l’intérêt protégé par l’institution d’un recours en annulation est aussiréel et aussi légitime dans le chef d’un candidat à une désignation comme membre effectif de cette commission au titrede « chargé de cours ou [de] professeur de droit d’une faculté de droit d’une université belge » que dans le chef d’uncandidat à une désignation comme membre effectif de cette commission au titre de notaire ou de notaire associé nontitulaire.

La désignation par le Sénat d’un membre effectif de la commission de nomination de langue française pour lenotariat, au titre de « chargé de cours ou [de] professeur de droit d’une faculté de droit d’une université belge », est unacte qui doit relever du contrôle juridictionnel du Conseil d’Etat.

B.7.1. Toutefois, la procédure de désignation des membres des commissions de nomination pour le notariat qui nesont ni notaires ni notaires associés non titulaires est inspirée de la procédure de nomination des membres du collègede recrutement des magistrats institué par l’ancien article 259bis du Code judiciaire, tel qu’il avait été inséré parl’article 20 de la loi du 18 juillet 1991 « modifiant les règles du Code judiciaire relatives à la formation et au recrutementdes magistrats » (Doc. parl., Chambre, 1997-1998, nos 1432/1 et 1433/1, p. 54).

Ceux-ci étaient « nommés par le Sénat, à la majorité des deux tiers des suffrages exprimés » (article 259bis, § 3,alinéa 1er, du Code judiciaire, tel qu’il était libellé avant son remplacement par l’article 45 de la loi du 22 décembre 1998« modifiant certaines dispositions de la deuxième partie du Code judiciaire concernant le Conseil supérieur de laJustice, la nomination et la désignation de magistrats et instaurant un système d’évaluation pour les magistrats »).

Cette « désignation [...] qui transcende la majorité gouvernementale du moment » permettait « de réaliser unpluralisme plus grand » et « un accord aussi large que possible ainsi qu’un éventail politique aussi grand que possible »(Doc. parl., Sénat, 1989-1990, no 974-2, pp. 110-111).

B.7.2. Par ailleurs, la procédure de désignation des membres des commissions de nomination pour le notariat quine sont ni notaires ni notaires associés non titulaires est similaire à la procédure de nomination des « autres membres »du Conseil supérieur de la Justice visés à l’article 151, § 2, alinéa 2, de la Constitution - inséré par la révision de laConstitution du 20 novembre 1998 -, procédure à laquelle le Conseil des ministres et le Sénat font allusion devant laCour.

Les « non-magistrats » qui sont membres du Conseil supérieur de la Justice sont, en effet, aussi nommés par leSénat à la majorité des deux tiers des suffrages exprimés (article 151, § 2, alinéa 2, de la Constitution; article 259bis-2,§ 2, du Code judiciaire, inséré par l’article 45 de la loi du 22 décembre 1998).

La nomination de ces membres du Conseil supérieur de la Justice - qui participent au recrutement des magistratsdu pouvoir judiciaire - est, de cette manière, confiée à une « institution qui dispose de la légitimité démocratiquerequise et intervient de façon pluraliste » grâce à « une majorité excédant la majorité gouvernementale » (Doc. parl.,Chambre, 1997-1998, no 1677/1, p. 47; Doc. parl., Chambre, 1997-1998, no 1675/1, p. 2).

B.7.3. Il ressort de ce qui précède que le Conseil d’Etat, lorsqu’il connaît d’un recours en annulation d’unedésignation, par le Sénat, d’un membre effectif de la commission en question au titre de « chargé de cours ou [de]professeur de droit d’une faculté de droit d’une université belge », doit, après avoir, le cas échéant, vérifié le respect parl’assemblée législative des conditions de désignation fixées par la Constitution ou par la loi, tenir compte du lien spécialde confiance que traduit la désignation par une assemblée législative.

B.8. Compte tenu de ce qui est exposé en B.7, la disposition en cause est incompatible avec les articles 10 et 11 dela Constitution, en ce qu’elle ne permet pas au candidat malheureux à une nomination de membre effectif de lacommission de nomination de langue française pour le notariat au titre de chargé de cours ou de professeur de droitd’une faculté de droit d’une université belge d’introduire, auprès de la section du contentieux administratif du Conseild’Etat, un recours en annulation de la désignation par le Sénat d’un tel membre de cette commission.

Etant donné que la lacune constatée est située dans le texte soumis à la Cour, il appartient au juge a quo de mettrefin à l’inconstitutionnalité constatée par la Cour, dès lors que ce constat est exprimé en des termes suffisamment préciset complets pour permettre que la disposition en cause soit appliquée dans le respect des articles 10 et 11 de laConstitution.

B.9. En ce qu’elle dénonce la violation des articles 10 et 11 de la Constitution lus isolément, la question préjudicielleappelle une réponse positive.

B.10. L’examen de la compatibilité de la disposition en cause avec les articles 10 et 11 de la Constitution lus encombinaison avec l’article 6.1 de la Convention européenne des droits de l’homme ne pourrait mener à une autreconclusion.

Par ces motifs,

la Cour

dit pour droit :

Compte tenu de ce qui est dit en B.7, en ce qu’il ne permet pas au candidat malheureux à une nomination demembre effectif de la commission de nomination de langue française pour le notariat au titre de chargé de cours ou deprofesseur de droit d’une faculté de droit d’une université belge d’introduire, auprès de la section du contentieuxadministratif du Conseil d’Etat, un recours en annulation de la désignation par le Sénat d’un tel membre de cettecommission, l’article 14, § 1er, alinéa 1er, 2o, des lois sur le Conseil d’Etat, coordonnées le 12 janvier 1973, viole lesarticles 10 et 11 de la Constitution.

Ainsi prononcé en langue française et en langue néerlandaise, conformément à l’article 65 de la loi spéciale du6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l’audience publique du 1er juillet 2010.

Le greffier, Le président,

P.-Y. Dutilleux. M. Melchior.

60960 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 81: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

GRONDWETTELIJK HOF

[2010/204578]

Uittreksel uit arrest nr. 79/2010 van 1 juli 2010

Rolnummer 4746

In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 14, § 1, 2o, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973, zoals vervangen bij de wet van 15 mei 2007, gesteld door de Raad van State.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en M. Bossuyt, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen,A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door degriffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior,

wijst na beraad het volgende arrest :

I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging

Bij arrest nr. 194.561 van 22 juni 2009 in zake Frédéric Georges tegen de Belgische Senaat, in aanwezigheid vanHugues Fronville en de Nationale Kamer van Notarissen, tussenkomende partijen, waarvan de expeditie ter griffie vanhet Hof is ingekomen op 8 juli 2009, heeft de Raad van State de volgende prejudiciële vraag gesteld :

« Schendt artikel 14, § 1, 2o, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, de artikelen 10en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechtenvan de mens, in die zin geïnterpreteerd dat de Raad van State niet bevoegd zou zijn om kennis te nemen van het beroeptot nietigverklaring dat een kandidaat voor de functie van lid van de Franstalige benoemingscommissie voor hetnotariaat in de hoedanigheid van docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit rechten van een Belgischeuniversiteit, die geen notaris, kandidaat-notaris of geassocieerd notaris is, heeft ingesteld tegen de aanwijzing van eenander lid van die commissie om de enige reden dat hij zou zijn aangewezen door de Senaat, terwijl de notarissen deaanwijzingen mogen betwisten van de leden van die commissie die onder hun beroep vallen, omdat zij door een andereoverheid zijn aangewezen ? ».

(...)

III. In rechte

(...)

B.1.1. Artikel 14, § 1, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State, vervangen bij artikel 2van de wet van 15 mei 2007 « tot wijziging van artikel 14 van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op12 januari 1973 » en gewijzigd bij artikel 12 van de wet van 21 februari 2010 « tot aanpassing van verschillende wettendie een aangelegenheid regelen als bedoeld in artikel 77 van de Grondwet, aan de benaming ’ Grondwettelijk Hof ’ »bepaalt :

« De afdeling [bestuursrechtspraak van de Raad van State] doet uitspraak, bij wijze van arresten, over de beroepentot nietigverklaring wegens overtreding van hetzij substantiële, hetzij op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen,overschrijding of afwending van macht, ingesteld tegen de akten en reglementen :

1o van de onderscheiden administratieve overheden;

2o van de wetgevende vergaderingen of van hun organen, daarbij inbegrepen de ombudsmannen ingesteld bijdeze assemblees, van het Rekenhof en van het Grondwettelijk Hof, van de Raad van State en de administratieverechtscolleges evenals van organen van de rechterlijke macht en van de Hoge Raad voor de Justitie met betrekking totoverheidsopdrachten en leden van hun personeel.

Artikel 159 van de Grondwet is eveneens van toepassing op de in 2o bedoelde akten en reglementen ».

B.1.2. De Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat telt acht werkende leden (artikel 38, §§ 1 en 2, eerstelid, van de wet van 25 ventôse jaar XI « op het notarisambt », ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 4 mei 1999« tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt »).

Vier van hen hebben de hoedanigheid van notaris of van « geassocieerd notaris die geen titularis is » (artikel 38,§ 4, eerste lid, 1o en 2o, van dezelfde wet). Zij worden « aangewezen door de leden van de algemene vergadering vande Nationale Kamer van notarissen [...] [die] tot [...] de Franse taalrol behoren » (artikel 38, § 5, tweede lid, van dezelfdewet).

De commissie telt bovendien in haar midden een « magistraat in functie gekozen uit de zittende magistraten vande hoven en rechtbanken en de magistraten bij het openbaar ministerie » (artikel 38, § 4, eerste lid, 3o), een « docent ofeen hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit, die geen notaris,kandidaat-notaris of geassocieerde notaris is » (artikel 38, § 4, eerste lid, 4o) en twee « externe leden met een voor deopdracht relevante beroepservaring » (artikel 38, § 4, eerste lid, 5o). Die vier andere werkende leden van de commissieworden « afwisselend door de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat aangewezen met een tweederde-meerderheid van de uitgebrachte stemmen » (artikel 38, § 5, derde lid, van de wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegdbij artikel 2 van de wet van 4 mei 1999 « tot aanvulling van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt, met deartikelen 38, § 5, 76, 1o, 78 tot 85 en 95 tot 112 »).

B.2.1. Uit de feiten van de zaak en de motivering van de verwijzingsbeslissing blijkt dat het Hof wordt verzochtzich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, al dan niet in samenhanggelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, van artikel 14, § 1, eerste lid, 2o, vande gecoördineerde wetten op de Raad van State, in zoverre die bepaling een verschil in behandeling zou invoerentussen twee categorieën van kandidaten voor een mandaat van lid van de Franstalige benoemingscommissie voor hetnotariaat : enerzijds, diegenen die kandidaat zijn in de hoedanigheid van notaris of geassocieerd notaris die geentitularis is en, anderzijds, diegenen die kandidaat zijn in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aaneen faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit die geen notaris, kandidaat-notaris of geassocieerdnotaris is ».

B.2.2. Zowel uit de motivering van de verwijzingsbeslissing als uit de bewoordingen van de prejudiciële vraagblijkt dat de verwijzende rechter van mening is dat de leden van de Franse taalrol van de algemene vergadering vande Nationale Kamer van Notarissen, wanneer zij voor die Franstalige benoemingscommissie de notarissen en degeassocieerde notaris die geen titularis is, aanwijzen, optreden als administratieve overheid in de zin van artikel 14, § 1,eerste lid, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zodat de afdeling bestuursrechtspraak van de Raadvan State bevoegd is om kennis te nemen van een beroep tot nietigverklaring dat door de kandidaten van de in B.2.1eerstgenoemde categorie tegen die aanwijzingen wordt ingesteld.

60961BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 82: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Door de bevoegdheid van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om kennis te nemen van deberoepen tot nietigverklaring ingesteld tegen de handelingen en reglementen van de wetgevende vergaderingen, tebeperken tot de handelingen en reglementen die betrekking hebben op de « overheidsopdrachten en leden van hunpersoneel », ontneemt de in het geding zijnde bepaling de kandidaten van de in B.2.1 laatstgenoemde categorie hetrecht om voor de Raad van State de nietigverklaring te vorderen van een aanwijzing, door de Senaat, van een werkendlid van de desbetreffende commissie in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voorrechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit ».

B.3. Zoals het is vervangen bij artikel 2 van de wet van 15 mei 2007, neemt artikel 14, § 1, van de gecoördineerdewetten op de Raad van State de regel over die in diezelfde bepaling was ingevoerd bij artikel 2 van de wet van25 mei 1999 « tot wijziging van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, van de wet van5 april 1955 inzake de wedden van de ambtsdragers bij de Raad van State, alsook van het Gerechtelijk Wetboek », regelvolgens welke de Raad van State bevoegd is om kennis te nemen van een beroep tot nietigverklaring van akten enreglementen van een wetgevende vergadering of van een van haar organen, met betrekking tot de overheidsopdrachtenen de leden van haar personeel.

Het voorbehoud in verband met het voorwerp van de betrokken handeling beoogt de vernietigingsbevoegdheidvan de Raad van State niet uit te breiden tot « alle bestuurshandelingen », en die te beperken tot de administratievehandelingen die tot het « intern functioneren » van de wetgevende vergaderingen behoren, met uitsluiting van diewelke hun specifieke opdracht betreffen, met andere woorden tot de handelingen van de wetgevende vergadering dieoptreedt « als administratieve overheid » (Parl. St., Senaat, 1998-1999, nr. 1-361/3, pp. 4-5; Hand., Senaat, 25 februari 1999,p. 7146; Parl. St., Kamer, 1998-1999, nr. 1960/4, pp. 2 en 6; ibid., nr. 1960/8, p. 4).

B.4. Tot de basisbeginselen van de democratische opbouw van de Staat behoort de regel dat de wetgevendevergaderingen bij de uitoefening van hun opdracht over de ruimste onafhankelijkheid beschikken.

Dat beginsel brengt met zich mee dat een wetgevende vergadering de haar toevertrouwde aangelegenheden,zoals bijvoorbeeld benoemingen, zelf dient te kunnen regelen en haar bevoegdheden op autonome wijze dient tekunnen uitoefenen.

B.5. De docent of de hoogleraar die, in die hoedanigheid, lid is van de Franstalige benoemingscommissie voor hetnotariaat is geen personeelslid van die wetgevende vergadering.

Het gaat om een mandataris wiens functie identiek is met die van de notarissen en van de geassocieerde notarisdie geen titularis is en die leden van diezelfde commissie zijn.

Ten aanzien van de onverenigbaarheden is die mandataris aan dezelfde regels onderworpen als die notarissen endie geassocieerde notaris die geen titularis is (artikel 38, § 6, eerste lid, van de wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegdbij artikel 22 van de wet van 4 mei 1999 « tot wijziging van de wet van 25 ventôse jaar XI op het notarisambt »).Die regels strekken ertoe « de objectieve en onpartijdige samenstelling en werking [te verzekeren] » van debenoemingscommissie (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1432/1, p. 54). Het mandaat van lid van een benoemingscom-missie voor het notariaat is onder meer onverenigbaar met « [elk] bij verkiezing verleend politiek mandaat » (artikel 38,§ 6, eerste lid, 4o, van de wet van 25 ventôse jaar XI).

De docent of de hoogleraar die, in die hoedanigheid, lid is van de Franstalige benoemingscommissie voor hetnotariaat wordt bovendien aan dezelfde regels onderworpen als de daarvan lid zijnde notarissen en geassocieerdenotaris die geen titularis is, wat betreft de voorwaarden voor een tweede verkiezing, de voorwaarden voor deuitoefening van zijn mandaat en de voorwaarden inzake de organisatie en de werking van de commissie (artikel 38,§§ 7 tot 10, van de wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 4 mei 1999; artikel 38, § 11, vande wet van 25 ventôse jaar XI, ingevoegd bij artikel 22 van de wet van 4 mei 1999 en gewijzigd bij artikel 6, a), van dewet van 23 mei 2007 « tot wijziging van een aantal wetten betreffende de dotaties aan het Rekenhof, de federaleombudsmannen, de benoemingscommissies voor het notariaat en de Commissie voor de bescherming van depersoonlijke levenssfeer »).

B.6. Het in B.2 beschreven verschil in behandeling is bijgevolg niet evenredig met het beginsel van deonafhankelijkheid van de wetgevende vergaderingen, want het door het instellen van een beroep tot nietigverklaringbeschermde belang is even reëel en even wettig ten aanzien van een kandidaat voor een aanwijzing als werkend lid vandie commissie in de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit rechtsgeleerdheid van eenBelgische universiteit » als ten aanzien van een kandidaat voor een aanwijzing als werkend lid van die commissie inde hoedanigheid van notaris of geassocieerd notaris die geen titularis is.

De aanwijzing, door de Senaat, van een werkend lid van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaatin de hoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgischeuniversiteit » is een handeling die dient onderworpen te zijn aan het rechterlijk toezicht van de Raad van State.

B.7.1. De procedure voor de aanwijzing van de leden van de benoemingscommissies voor het notariaat die geennotaris zijn, noch geassocieerd notaris die geen titularis is, is evenwel geïnspireerd op de procedure voor de benoemingvan de leden van het wervingscollege der magistraten ingesteld bij het vroegere artikel 259bis van het GerechtelijkWetboek, zoals ingevoegd bij artikel 20 van de wet van 18 juli 1991 « tot wijziging van de voorschriften van hetGerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de opleiding en de werving van de magistraten » (Parl. St., Kamer,1997-1998, nrs. 1432/1 en 1433/1, p. 54).

Zij werden « door de Senaat benoemd, met de meerderheid van twee derde van de uitgebrachte stemmen »(artikel 259bis, § 3, eerste lid, van het Gerechtelijk Wetboek, zoals het luidde vóór de vervanging ervan bij artikel 45 vande wet van 22 december 1998 « tot wijziging van sommige bepalingen van deel II van het Gerechtelijk Wetboek metbetrekking tot de Hoge Raad voor de Justitie, de benoeming en aanwijzing van magistraten en tot invoering van eenevaluatiesysteem »).

Die « aanwijzing [...] die de regeringsmeerderheid van het ogenblik overstijgt » maakte het mogelijk « een groterpluralisme te realiseren » en « een zo breed mogelijk akkoord en een zo groot mogelijke politieke waaier » (Parl. St.,Senaat, 1989-1990, nr. 974-2, pp. 110-111).

B.7.2. De procedure voor de aanwijzing van de leden van de benoemingscommissies voor het notariaat die geennotaris zijn, noch geassocieerd notaris die geen titularis is, is overigens vergelijkbaar met de procedure voor debenoeming van de « andere leden » van de Hoge Raad voor de Justitie bedoeld in artikel 151, § 2, tweede lid, van deGrondwet - ingevoegd bij de herziening van de Grondwet van 20 november 1998 -, procedure waarop de Ministerraaden de Senaat allusie maken voor het Hof.

De « niet-magistraten » die lid zijn van de Hoge Raad voor de Justitie worden immers eveneens benoemd door deSenaat met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen (artikel 151, § 2, tweede lid, van deGrondwet; artikel 259bis-2, § 2, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij artikel 45 van de wet van22 december 1998).

60962 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 83: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

De benoeming van die leden van de Hoge Raad voor de Justitie - die deelnemen aan de werving van demagistraten van de rechterlijke macht - gebeurt aldus door een « instelling, die wel over een noodzakelijkedemocratische legitimiteit beschikt en op pluralistische wijze tot stand komt » dankzij « een meerderheid die deregeringsmeerderheid overstijgt » (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1677/1, p. 47; Parl. St., Kamer, 1997-1998, nr. 1675/1,p. 2).

B.7.3. Uit hetgeen voorafgaat, volgt dat de Raad van State, wanneer hij kennis neemt van een beroep totnietigverklaring van een aanwijzing, door de Senaat, van een werkend lid van de commissie in kwestie in dehoedanigheid van « docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgischeuniversiteit », na in voorkomend geval te hebben nagegaan of de wetgevende vergadering de bij de Grondwet of dewet vastgestelde aanwijzingsvoorwaarden in acht heeft genomen, rekening dient te houden met de bijzonderevertrouwensband die blijkt uit de aanwijzing door een wetgevende vergadering.

B.8. Rekening houdend met wat in B.7 is uiteengezet, is de in het geding zijnde bepaling onbestaanbaar met deartikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre zij het de geweigerde kandidaat voor een benoeming tot werkend lidvan de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat in de hoedanigheid van docent of hoogleraar in de rechtenaan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgische universiteit niet mogelijk maakt om bij de afdelingbestuursrechtspraak van de Raad van State een beroep in te stellen tot nietigverklaring van de aanwijzing, door deSenaat, van een dergelijk lid van die commissie.

Aangezien de vastgestelde lacune zich bevindt in de aan het Hof voorgelegde tekst, staat het aan de verwijzenderechter een einde te maken aan de door het Hof vastgestelde ongrondwettigheid, aangezien die vaststelling wordtuitgedrukt in voldoende duidelijke en volledige bewoordingen om toe te laten dat de in het geding zijnde bepalingwordt toegepast met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

B.9. In zoverre de prejudiciële vraag de schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk gelezen,aanklaagt, dient zij bevestigend te worden beantwoord.

B.10. Het onderzoek van de bestaanbaarheid van de in het geding zijnde bepaling met de artikelen 10 en 11 vande Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 6.1 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, zou niettot een ander besluit kunnen leiden.

Om die redenen,het Hofzegt voor recht :Rekening houdend met wat in B.7 is gezegd, schendt artikel 14, § 1, eerste lid, 2o, van de wetten op de Raad van

State, gecoördineerd op 12 januari 1973, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre het het de geweigerdekandidaat voor een benoeming tot werkend lid van de Franstalige benoemingscommissie voor het notariaat in dehoedanigheid van docent of hoogleraar in de rechten aan een faculteit voor rechtsgeleerdheid van een Belgischeuniversiteit niet mogelijk maakt om bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een beroep in te stellentot nietigverklaring van de aanwijzing, door de Senaat, van een dergelijk lid van die commissie.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 1 juli 2010.

De griffier, De voorzitter,P.-Y. Dutilleux. M. Melchior.

ÜBERSETZUNG

VERFASSUNGSGERICHTSHOF

[2010/204578]

Auszug aus dem Urteil Nr. 79/2010 vom 1. Juli 2010

Geschäftsverzeichnisnummer 4746In Sachen: Präjudizielle Frage in Bezug auf Artikel 14 § 1 Nr. 2 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über

den Staatsrat, ersetzt durch das Gesetz vom 15. Mai 2007, gestellt vom Staatsrat.Der Verfassungsgerichtshof,zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Melchior und M. Bossuyt, und den Richtern R. Henneuse, E. De Groot,

L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey und P. Nihoul, unterAssistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden M. Melchior,

verkündet nach Beratung folgendes Urteil:I. Gegenstand der präjudiziellen Frage und VerfahrenIn seinem Urteil Nr. 194.561 vom 22. Juni 2009 in Sachen Frédéric Georges gegen den belgischen Senat, in

Anwesenheit von Hugues Fronville und der Nationalen Notariatskammer - intervenierende Parteien -, dessenAusfertigung am 8. Juli 2009 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat der Staatsrat folgende präjudizielle Fragegestellt:

«Verstößt Artikel 14 § 1 Nr. 2 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat gegen die Artikel 10und 11 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der europäischen Konvention zum Schutzeder Menschenrechte und Grundfreiheiten, wenn er dahingehend ausgelegt wird, dass der Staatsrat dafür nichtzuständig wäre, über die Nichtigkeitsklage eines Bewerbers um die Stelle eines Mitglieds der französischsprachigenErnennungskommission für das Notariatswesen als Lehrbeauftragter oder als Professor der Rechte an einerRechtsfakultät einer belgischen Universität, der nicht Notar, Notarsanwärter oder gesellschaftlich verbündeter Notarist, gegen die Bestimmung eines anderen Mitglieds dieser Kommission zu befinden, und zwar aus dem einzigenGrund, dass dieses vom Senat bestimmt worden wäre, während die Notare die Bestimmung der Mitglieder dieserKommission, die zu ihrer Berufsgruppe gehören, wohl anfechten können, wenn sie von einer anderen Behördebestimmt worden sind?».

(...)

60963BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 84: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

III. In rechtlicher Beziehung

(...)

B.1.1. Artikel 14 § 1 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat, ersetzt durch Artikel 2 desGesetzes vom 15. Mai 2007 «zur Abänderung von Artikel 14 der am 12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über denStaatsrat» und abgeändert durch Artikel 12 des Gesetzes vom 21. Februar 2010 «zur Anpassung verschiedener Gesetze,die eine in Artikel 77 der Verfassung erwähnte Angelegenheit regeln, an die Bezeichnung ’ Verfassungsgerichtshof ’»,bestimmt:

«Die Verwaltungsstreitsachenabteilung befindet im Wege von Entscheiden über Nichtigkeitsklagen wegenVerletzung entweder wesentlicher oder unter Androhung der Nichtigkeit auferlegter Formvorschriften, wegenBefugnisüberschreitung oder wegen Befugnismissbrauch, die eingeleitet werden gegen Akte und Verordnungen:

1. der verschiedenen Verwaltungsbehörden,

2. der gesetzgebenden Versammlungen oder ihrer Organe, einschließlich der bei diesen Versammlungeneingerichteten Ombudsdienste, des Rechnungshofes, des Verfassungsgerichtshofes, des Staatsrates, der administra-tiven Rechtsprechungsorgane, der Organe der rechtsprechenden Gewalt und des Hohen Justizrates, in Bezug auföffentliche Aufträge und Personalmitglieder.

Artikel 159 der Verfassung findet ebenfalls Anwendung auf die unter Nr. 2 erwähnten Akte und Verordnungen».

B.1.2. Die französischsprachige Ernennungskommission für das Notariatswesen zählt acht ordentliche Mitglieder(Artikel 38 §§ 1 und 2 Absatz 1 des Gesetzes vom 25. Ventose des Jahres XI «zur Organisierung des Notariats», eingefügtdurch Artikel 22 des Gesetzes vom 4. Mai 1999 «zur Abänderung des Gesetzes vom 25. Ventose des Jahres XI zurOrganisierung des Notariats»).

Vier von ihnen besitzen die Eigenschaft als Notar oder als «gesellschaftlich verbündeter Notar, der nichtNotariatsstubeninhaber ist» (Artikel 38 § 4 Absatz 1 Nrn. 1 und 2 desselben Gesetzes). Sie werden «von den Mitgliedernder Generalversammlung der Nationalen Notariatskammer bestimmt, die der [...] französischen Sprachrolleangehören» (Artikel 38 § 5 Absatz 2 desselben Gesetzes).

Die Kommission umfasst außerdem unter ihren Mitgliedern einen «amtierenden Magistrat, der unter denMagistraten des Spruchkörpers der Gerichtshöfe und Gerichte und unter den Magistraten der Staatsanwaltschaftausgewählt wird» (Artikel 38 § 4 Absatz 1 Nr. 3), einen «Lehrbeauftragten oder Professor der Rechte an einerRechtsfakultät einer belgischen Universität, der nicht Notar, Notarsanwärter oder gesellschaftlich verbündeter Notarist» (Artikel 38 § 4 Absatz 1 Nr. 4) und zwei «auswärtige Mitglieder, die eine für den Auftrag zweckdienlicheBerufserfahrung haben» (Artikel 38 § 4 Absatz 1 Nr. 5). Diese weiteren vier ordentlichen Mitglieder der Kommissionwerden «abwechselnd von der Abgeordnetenkammer und vom Senat mit Zweidrittelmehrheit der abgegebenenStimmen bestimmt» (Artikel 38 § 5 Absatz 3 des Gesetzes vom 25. Ventose des Jahres XI, eingefügt durch Artikel 2 desGesetzes vom 4. Mai 1999 «zur Ergänzung des Gesetzes vom 25. Ventose des Jahres XI, welches eine Organisierung desNotariats enthält, durch die Artikel 38 § 5, 76 Nr. 1, 78 bis 85 und 95 bis 112»).

B.2.1. Aus dem Sachverhalt und der Begründung der Verweisungsentscheidung geht hervor, dass der Hof gebetenwird, über die Vereinbarkeit von Artikel 14 § 1 Absatz 1 Nr. 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat mit denArtikeln 10 und 11 der Verfassung, gegebenenfalls in Verbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der EuropäischenMenschenrechtskonvention, zu befinden, insofern diese Bestimmung einen Behandlungsunterschied zwischen zweiKategorien von Bewerbern um ein Mandat als Mitglied der französischsprachige Ernennungskommission für dasNotariatswesen einführe: einerseits denjenigen, die sich als Notar oder als gesellschaftlich verbündeter Notar, der nichtNotariatsstubeninhaber ist, bewerben würden, und andererseits denjenigen, die sich in ihrer Eigenschaft als«Lehrbeauftragter oder Professor der Rechte an einer Rechtsfakultät einer belgischen Universität, der nicht Notar,Notarsanwärter oder gesellschaftlich verbündeter Notar ist» bewerben würden.

B.2.2. Sowohl aus der Begründung der Verweisungsentscheidung als auch aus der Formulierung der präjudiziellenFrage geht hervor, dass der vorlegende Richter der Auffassung ist, dass die Mitglieder der französischen Sprachrolleder Generalversammlung der Nationalen Notariatskammer, wenn sie die Notare und den gesellschaftlich verbündetenNotar, der nicht Notariatsstubeninhaber ist, als Mitglieder dieser französischsprachigen Ernennungskommissionbestimmen, als Verwaltungsbehörde im Sinne von Artikel 14 § 1 Absatz 1 Nr. 1 der koordinierten Gesetze über denStaatsrat handeln, so dass die Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates befugt ist, über eine Nichtigkeitsklagezu befinden, die gegen diese Bestimmungen von den Bewerbern der ersten in B.2.1 erwähnten Kategorie eingereichtwurde.

Indem die fragliche Bestimmung die Zuständigkeit der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates,über Nichtigkeitsklagen gegen Akte und Verordnungen der gesetzgebenden Versammlungen zu befinden, auf die Akteund Verordnungen in Bezug auf «öffentliche Aufträge und ihre Personalmitglieder» begrenzt, entzieht sie denBewerbern der zweiten in B.2.1 erwähnten Kategorie das Recht, beim Staatsrat die Nichtigerklärung der Bestimmungeines ordentlichen Mitglieds der betreffenden Kommission durch den Senat in der Eigenschaft als «Lehrbeauftragteroder Professor der Rechte an einer Rechtsfakultät einer belgischen Universität» zu beantragen.

B.3. Ersetzt durch Artikel 2 des Gesetzes vom 15. Mai 2007 übernimmt Artikel 14 § 1 der koordinierten Gesetze überden Staatsrat die in diese Bestimmung durch Artikel 2 des Gesetzes vom 25. Mai 1999 «zur Abänderung der am12. Januar 1973 koordinierten Gesetze über den Staatsrat, des Gesetzes vom 5. April 1955 über die Gehälter der Inhabereines Amtes beim Staatsrat sowie des Gerichtsgesetzbuches» eingeführte Regel, wonach der Staatsrat befugt ist, übereine Nichtigkeitsklage gegen Akte und Verordnungen einer gesetzgebenden Versammlung oder eines ihrer Organe inBezug auf öffentliche Aufträge oder Mitglieder ihres Personals zu befinden.

Der Vorbehalt bezüglich des Gegenstands der betreffenden Handlungen ist Ausdruck des Willens, dieNichtigerklärungsbefugnis des Staatsrats nicht auf «alle nicht zur Gesetzgebung gehörenden Handlungen» auszudeh-nen und sie auf die Verwaltungsakte zu begrenzen, die Bestandteil der «internen Arbeitsweise» der gesetzgebendenVersammlungen sind, unter Ausschluss derjenigen, die zu ihrem spezifischen Auftrag gehören, das heißt dieHandlungen der gesetzgebenden Versammlung «als Verwaltungsbehörde» (Parl. Dok., Senat, 1998-1999, Nr. 1-361/3,SS. 4-5; Ann., Senat, 25. Februar 1999, S. 7146; Parl. Dok., Kammer, 1998-1999, Nr. 1960/4, SS. 2 und 6; ebenda,Nr. 1960/8, S. 4).

B.4. Zu den Grundprinzipien der demokratischen Staatsstruktur gehört die Regel, wonach die gesetzgebendenVersammlungen bei der Ausübung ihres Auftrags über die weitestgehende Unabhängigkeit verfügen.

Dieser Grundsatz hat zur Folge, dass eine gesetzgebende Versammlung selbst die ihr übertragenen Angelegen-heiten, wie Ernennungen, muss regeln und ihre Befugnisse autonom muss ausüben können.

60964 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 85: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.5. Ein Lehrbeauftragter oder Professor, der in dieser Eigenschaft Mitglied der französischsprachigen Ernen-nungskommission für das Notariatswesen ist, ist kein Personalmitglied dieser gesetzgebenden Versammlung.

Es handelt sich um einen Mandatar, dessen Funktion identisch ist mit derjenigen der Notare oder desgesellschaftlich verbündeten und nicht die Eigenschaft als Notariatsstubeninhaber besitzenden Notars, die Mitgliederderselben Kommission sind.

Dieser Mandatar unterliegt den gleichen Regeln wie diese Notare und dieser gesellschaftlich verbündete Notar,der nicht Notariatsstubeninhaber ist, hinsichtlich der Unvereinbarkeiten (Artikel 38 § 6 Absatz 1 des Gesetzes vom25. Ventose des Jahres XI, eingefügt durch Artikel 22 des Gesetzes vom 4. Mai 1999 «zur Abänderung des Gesetzes vom25. Ventose des Jahres XI zur Organisierung des Notariats»). Diese Regeln dienen dazu, «die objektive undunparteiliche Zusammensetzung und Arbeitsweise» der Ernennungskommission «zu gewährleisten» (Parl. Dok.,Kammer, 1997-1998, Nr. 1432/1, S. 54). Das Mandat als Mitglied einer Ernennungskommission für das Notariatswesenist unter anderem unvereinbar mit jedem «durch Wahl verliehenen politischen Mandat» (Artikel 38 § 6 Absatz 1 Nr. 4des Gesetzes vom 25. Ventose des Jahres XI).

Ein Lehrbeauftragter oder Professor, der in dieser Eigenschaft Mitglied der französischsprachigen Ernennungs-kommission für das Notariatswesen ist, unterliegt außerdem den gleichen Regeln wie die Notare und dergesellschaftlich verbündete und nicht die Eigenschaft als Notariatsstubeninhaber besitzende Notar, die ihr alsMitglieder angehören, hinsichtlich der Bedingungen einer Wiederwahl, der Bedingungen für die Ausübung desMandats sowie der Modalitäten für die Organisation und Einsatzweise der Kommission (Artikel 38 §§ 7 bis 10 desGesetzes vom 25. Ventose des Jahres XI, eingefügt durch Artikel 22 des Gesetzes vom 4. Mai 1999; Artikel 38 § 11 desGesetzes vom 25. Ventose des Jahres XI, eingefügt durch Artikel 22 des Gesetzes vom 4. Mai 1999 und abgeändert durchArtikel 6 Buchstabe a) des Gesetzes vom 23. Mai 2007 «zur Abänderung bestimmter Gesetze mit Bezug auf dieDotationen, die dem Rechnungshof, den föderalen Ombudsmännern, den Ernennungskommissionen für dasNotariatswesen und dem Ausschuss für den Schutz des Privatlebens gewährt werden»).

B.6. Der in B.2 beschriebene Behandlungsunterschied steht folglich nicht im Verhältnis zum Grundsatz derUnabhängigkeit der gesetzgebenden Versammlungen, weil das durch die Einführung einer Nichtigkeitsklagegeschützte Interesse ebenso real und ebenso legitim ist bei einem Bewerber um eine Bestimmung zum ordentlichenMitglied dieser Kommission in der Eigenschaft als «Lehrbeauftragter oder Professor der Rechte an einer Rechtsfakultäteiner belgischen Universität» wie bei einem Bewerber um eine Bestimmung zum ordentlichen Mitgliedes dieserKommission in der Eigenschaft als Notar oder gesellschaftlich verbündeter Notar, der nicht Notariatsstubeninhaber ist.

Die Bestimmung eines ordentlichen Mitglieds der französischsprachigen Ernennungskommission für dasNotariatswesen in der Eigenschaft als «Lehrbeauftragter oder Professor der Rechte an einer Rechtsfakultät einerbelgischen Universität» durch den Senat ist eine Handlung, die der gerichtlichen Kontrolle durch den Staatsratunterliegen muss.

B.7.1. Das Verfahren zur Bestimmung der Mitglieder der Ernennungskommission für das Notariatswesen, dieweder Notar noch gesellschaftlich verbündeter und nicht die Eigenschaft als Notariatsstubeninhaber besitzender Notarsind, ist abgeleitet aus dem Verfahren zur Ernennung der Mitglieder des Anwerbungskollegiums für Magistrate,eingeführt durch den ehemaligen Artikel 259bis des Gerichtsgesetzbuches, so wie er durch Artikel 20 des Gesetzes vom18. Juli 1991 «zur Abänderung der Vorschriften des Gerichtsgesetzbuches bezüglich der Ausbildung und Anwerbungvon Magistraten» eingefügt worden ist (Parl. Dok., Kammer, 1997-1998, Nrn. 1432/1 und 1433/1, S. 54).

Diese wurden «vom Senat mit Zweidrittelmehrheit der abgegebenen Stimmen ernannt» (Artikel 259bis § 3 Absatz 1des Gerichtsgesetzbuches in der Fassung vor seiner Ersetzung durch Artikel 45 des Gesetzes vom 22. Dezember 1998«zur Abänderung einiger Bestimmungen von Teil II des Gerichtsgesetzbuches über den Hohen Justizrat, die Ernennungund die Bestimmung von Magistraten und zur Einführung eines Bewertungssystems für Magistrate»).

Diese «Bestimmung [...], die über die Regierungsmehrheit zum betreffenden Zeitpunkt hinausgeht», ermöglichtees, «einen größeren Pluralismus» und «ein möglichst breites Abkommen sowie ein möglichst großes politischesSpektrum zu erzielen» (Parl. Dok., Senat, 1989-1990, Nr. 974-2, SS. 110-111).

B.7.2. Im Übrigen ähnelt das Verfahren zur Bestimmung der Mitglieder der Ernennungskommission für dasNotariatswesen, die weder Notar noch gesellschaftlich verbündeter und nicht die Eigenschaft als Notariatsstubenin-haber besitzender Notar sind, dem Verfahren zur Ernennung der «anderen Mitglieder» des Hohen Justizrates im Sinnevon Artikel 151 § 2 Absatz 2 der Verfassung - eingefügt durch die Verfassungsrevision vom 20. November 1998 -, undauf dieses Verfahren verweisen der Ministerrat und der Senat vor dem Hof.

Die «Nichtmagistrate», die Mitglieder des Hohen Justizrates sind, werden nämlich ebenfalls vom Senat mit einerZweidrittelmehrheit der abgegebenen Stimmen ernannt (Artikel 151 § 2 Absatz 2 der Verfassung; Artikel 259bis-2 § 2des Gerichtsgesetzbuches, eingefügt durch Artikel 45 des Gesetzes vom 22. Dezember 1998).

Die Ernennung dieser Mitglieder des Hohen Justizrates - die an der Anwerbung der Magistrate der richterlichenGewalt teilnehmen - erfolgt somit durch eine «Institution, die über die erforderliche demokratische Legitimität verfügtund pluralistisch vorgeht» dank «einer Mehrheit, die über die Regierungsmehrheit hinausgeht» (Parl. Dok.,Kammer, 1997-1998, Nr. 1677/1, S. 47; Parl. Dok., Kammer, 1997-1998, Nr. 1675/1, S. 2).

B.7.3. Aus dem Vorstehenden geht hervor, dass der Staatsrat, wenn er über eine Klage auf Nichtigerklärung einervom Senat vorgenommenen Bestimmung eines ordentlichen Mitglieds der betreffenden Kommission in der Eigenschaftals «Lehrbeauftragter oder Professor der Rechte an einer Rechtsfakultät einer belgischen Universität» befindet,nachdem er gegebenenfalls die Einhaltung der in der Verfassung oder im Gesetz festgelegten Bestimmungsbedingun-gen durch die gesetzgebende Versammlung geprüft hat, die besondere Vertrauensverbindung berücksichtigen muss,die die Bestimmung durch eine gesetzgebende Versammlung ausdrückt.

B.8. Unter Berücksichtigung der Darlegungen in B.7 ist die fragliche Bestimmung unvereinbar mit den Artikeln 10und 11 der Verfassung, indem sie es einem abgewiesenen Bewerber um eine Ernennung zum ordentlichen Mitglied derfranzösischsprachigen Ernennungskommission für das Notariatswesen in der Eigenschaft als Lehrbeauftragter oderProfessor der Rechte an einer Rechtsfakultät einer belgischen Universität nicht ermöglicht, bei der Verwaltungsstreit-sachenabteilung des Staatsrates eine Nichtigkeitsklage gegen die Bestimmung eines solchen Mitglieds dieserKommission durch den Senat einzureichen.

Da die festgestellte Lücke in dem Text enthalten ist, der dem Hof unterbreitet wurde, obliegt es dem vorlegendenRichter, der durch den Hof festgestellten Verfassungswidrigkeit ein Ende zu setzen, da diese Feststellung in einerausreichend präzisen und vollständigen Formulierung ausgedrückt ist, damit die fragliche Bestimmung unterEinhaltung der Artikel 10 und 11 der Verfassung angewandt wird.

60965BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 86: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.9. Insofern mit der präjudiziellen Frage ein Verstoß gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung an sichangeprangert wird, ist die präjudizielle Frage bejahend zu beantworten.

B.10. Die Prüfung der Vereinbarkeit der fraglichen Bestimmung mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung inVerbindung mit Artikel 6 Absatz 1 der Europäischen Menschenrechtskonvention kann nicht zu einer anderenSchlussfolgerung führen.

Aus diesen Gründen:Der Hoferkennt für Recht:Unter Berücksichtigung des in B.7 Erwähnten verstößt Artikel 14 § 1 Absatz 1 Nr. 2 der am 12. Januar 1973

koordinierten Gesetze über den Staatsrat gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern er es dem abgewiesenenBewerber um eine Ernennung zum ordentlichen Mitglied der französischsprachigen Ernennungskommission für dasNotariatswesen als Lehrbeauftragter oder Professor der Rechte an einer Rechtsfakultät einer belgischen Universitätnicht ermöglicht, bei der Verwaltungsstreitsachenabteilung des Staatsrates Klage auf Nichtigerklärung der durch denSenat vorgenommenen Bestimmung eines solchen Mitglieds dieser Kommission zu erheben.

Verkündet in französischer und niederländischer Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989über den Verfassungsgerichtshof, in der öffentlichen Sitzung vom 1. Juli 2010.

Der Kanzler, Der Vorsitzende,P.-Y. Dutilleux. M. Melchior.

*GRONDWETTELIJK HOF

[2010/204577]

Uittreksel uit arrest nr. 81/2010 van 1 juli 2010

Rolnummer 4796

In zake : de prejudiciële vraag over artikel 38, § 5, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer,gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, zoals ingevoegd bij de wet van 21 april 2007, gesteld door deCorrectionele Rechtbank te Leuven.

Het Grondwettelijk Hof,

samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman,J. Spreutels en T. Merckx-Van Goey, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitterM. Bossuyt,

wijst na beraad het volgende arrest :

I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging

Bij vonnis van 8 oktober 2009 in zake het openbaar ministerie tegen T.S., waarvan de expeditie ter griffie van hetHof is ingekomen op 9 november 2009, heeft de Correctionele Rechtbank te Leuven de volgende prejudiciële vraaggesteld :

« Schendt artikel 38, § 5, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer de artikelen 10en 11 van de Grondwet, nu de rechter in toepassing van deze bepaling verplicht is om bij een veroordeling wegens eenovertreding begaan met een motorvoertuig die tot een verval van het recht tot sturen kan leiden en de schuldige sindsminder dan twee jaar houder is van het rijbewijs B, verplicht is het verval van het recht tot sturen uit te spreken en hetherstel van het recht tot sturen minstens afhankelijk moet maken van het slagen voor het theoretisch of praktischexamen, terwijl de rechter niet verplicht is om dit te doen, in geval van een verkeersongeval te wijten aan hetpersoonlijk toedoen van de dader met enkel lichtgewonden of in geval van overtredingen van de tweede graad zoalsbedoeld in artikel 29, § 1, van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer ? ».

(...)

III. In rechte

(...)

B.1. De prejudiciële vraag betreft artikel 38, § 5, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer,gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968, zoals ingevoegd bij de wet van 21 april 2007, dat bepaalt :

« De rechter moet het verval van het recht tot sturen uitspreken en het herstel van het recht tot sturen minstensafhankelijk maken van het slagen voor het theoretisch of praktisch examen indien hij veroordeelt wegens eenovertreding begaan met een motorvoertuig die tot een verval van het recht tot sturen kan leiden en de schuldige sindsminder dan twee jaar houder is van het rijbewijs B.

Het eerste lid is niet van toepassing op artikel 38, § 1, 2o, in geval van een verkeersongeval met enkellichtgewonden.

Het eerste lid is niet van toepassing op de overtredingen van de tweede graad, zoals bedoeld in artikel 29, § 1 ».

B.2. De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of die bepaling het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatieschendt doordat zij de rechter verplicht om bij een veroordeling wegens een overtreding begaan met een motorvoertuigdie tot een verval van het recht tot sturen kan leiden en wanneer de schuldige sinds minder dan twee jaar houder isvan het rijbewijs B, het verval van het recht tot sturen uit te spreken en het herstel van het recht tot sturen minstensafhankelijk te maken van het slagen voor het theoretisch of praktisch examen, terwijl de rechter daartoe niet is verplichtin het geval van een verkeersongeval te wijten aan het persoonlijk toedoen van de dader met enkel lichtgewonden ofin geval van overtredingen van de tweede graad bedoeld in artikel 29, § 1, van de gecoördineerde wetten betreffendede politie over het wegverkeer.

60966 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 87: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.3. De prejudiciële vraag heeft bijgevolg betrekking op een verschil in bestraffing van verschillende categorieënvan personen, waarbij de rechter tot gestrengheid gehouden is ten aanzien van de in het eerste lid bedoeldebestuurders, terwijl hij over een beoordelingsbevoegdheid beschikt ten aanzien van de bestuurders voor wie deuitzonderingen gelden.

Ten aanzien van een bepaalde categorie van veroordeelden dient de rechter immers het verval van het recht totsturen uit te spreken (eerste lid). De maatregel voorziet in twee uitzonderingen. De eerste uitzondering betreft eenveroordeling als bedoeld in artikel 38, § 1, 2o, namelijk een veroordeling wegens een verkeersongeval te wijten aan hetpersoonlijk toedoen van de dader, doch beperkt tot de hypothese dat zij wordt uitgesproken wegens verwonding,waarbij er enkel lichtgewonden zijn (tweede lid). De tweede uitzondering betreft een veroordeling wegens eenovertreding van de tweede graad (derde lid). Het betreft overtredingen van de reglementen uitgevaardigd op grondvan de gecoördineerde wetten betreffende de politie over het wegverkeer die de veiligheid van personen onrechtstreeksin gevaar brengen en de overtredingen die bestaan uit het onrechtmatig gebruiken van parkeerfaciliteiten voorpersonen met een handicap, bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad (artikel 29, § 1,derde lid, van dezelfde gecoördineerde wetten).

B.4. De maatregel wordt in de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling als volgtuiteengezet :

« Kennis en vaardigheid zijn betrouwbaar te testen op het rijexamen, maar attitude en gedrag zijn dat niet. Daaromwordt het eerste jaar dat men zijn rijbewijs heeft behaald beschouwd als een jaar waarbinnen de praktijk moet uitwijzenof de nieuwe, meestal ook jonge, bestuurder een veilige rijstijl heeft ontwikkeld.

Is dat niet het geval, dan moet hij zijn theoretisch en/of praktisch rijexamen opnieuw afleggen.

Onder meer de volgende overtredingen komen volgens de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over hetwegverkeer in aanmerking voor een verval van het recht tot sturen :

- alcohol en dronkenschap in het verkeer;

- overtredingen van de tweede, derde of vierde graad;

- drugs in het verkeer;

- een radarverklikker aan boord hebben;

- verkeersongevallen met doden of ernstige gewonden veroorzaken;

- recidive (reeds drie keer veroordeeld in het jaar voorafgaand aan de overtreding);

- rijden zonder houder te zijn van een rijbewijs of rijden terwijl men medisch ongeschikt is;

- vluchtmisdrijf;

- de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 30 kilometer per uur overschrijden;

- de toegelaten maximumsnelheid met meer dan 20 kilometer per uur overschrijden in een bebouwde kom, zone 30of woonerf » (Parl. St., Kamer, 2006-2007, DOC 51-2836/001, p. 4).

Een amendement werd aangenomen dat de vermelde termijn van één op twee jaar brengt (Parl. St.,Kamer, 2006-2007, DOC 51-2836/002).

B.5. De maatregel van het verval van het recht tot besturen van een motorvoertuig wordt verantwoord door debekommernis verkeersongevallen te verminderen en op die manier de verkeersveiligheid te bevorderen.

De in het geding zijnde maatregel strekt ertoe bestuurders met een geringe ervaring in het wegverkeer aan eenstrenger toezicht te onderwerpen dan andere bestuurders. Door de eerstgenoemde bestuurders te verplichten, wanneerzij wegens bepaalde overtredingen zijn veroordeeld, hun theoretische kennis of praktische vaardigheden opnieuw tebewijzen, draagt de maatregel bij tot een verbetering van de veiligheid van de andere weggebruikers en van deverkeersveiligheid in het algemeen. De maatregel is bovendien beperkt tot bestuurders die bepaalde ernstigeverkeersovertredingen hebben begaan.

B.6. Gelet op de doelstelling van de in het geding zijnde maatregel, leidt de keuze van de wetgever om debeoordelingsvrijheid van de rechter ten aanzien van een bepaalde categorie van veroordeelden uit te sluiten en niet tenaanzien van andere categorieën, niet tot een verschil in behandeling dat verstoken is van een redelijke verantwoordingof tot een onevenredige straf. Het gegeven dat de wetgever de rechter niet tot dezelfde gestrengheid heeft verplicht tenaanzien van andere categorieën van bestuurders, ontneemt de in het geding zijnde bepaling niet haar verantwoording.Dat geldt des te meer daar de rechter, indien hij dat verantwoord acht, rekening houdend met de concreteomstandigheden van de overtreding en het verkeersongeval waartoe zij aanleiding geeft, dezelfde maatregel kantoepassen op de bestuurders op wie de uitzonderingen van toepassing zijn en uit wier gedrag blijkt dat zij geen« veilige rijstijl » hebben aangenomen.

B.7. De prejudiciële vraag dient ontkennend te worden beantwoord.

Om die redenen,

het Hof

zegt voor recht :

Artikel 38, § 5, van de wetten betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van16 maart 1968, schendt de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 1 juli 2010.

De griffier, De voorzitter,

P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

60967BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 88: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

COUR CONSTITUTIONNELLE

[2010/204577]Extrait de l’arrêt n° 81/2010 du 1er juillet 2010

Numéro du rôle : 4796En cause : la question préjudicielle concernant l’article 38, § 5, des lois relatives à la police de la circulation routière,

coordonnées par arrêté royal du 16 mars 1968, tel qu’il a été inséré par la loi du 21 avril 2007, posée par le Tribunalcorrectionnel de Louvain.

La Cour constitutionnelle,composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, J. Spreutels

et T. Merckx-Van Goey, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux, présidée par le président M. Bossuyt,après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant :I. Objet de la question préjudicielle et procédurePar jugement du 8 octobre 2009 en cause du ministère public contre T.S., dont l’expédition est parvenue au greffe

de la Cour le 9 novembre 2009, le Tribunal correctionnel de Louvain a posé la question préjudicielle suivante :« L’article 38, § 5, de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière viole-t-il les articles 10 et 11

de la Constitution en ce que le juge, en application de cette disposition, a l’obligation de prononcer la déchéance dudroit de conduire et de subordonner la réintégration dans le droit de conduire au moins à la réussite de l’examenthéorique ou pratique lorsqu’il condamne du chef d’une infraction commise avec un véhicule à moteur pouvant donnerlieu à une déchéance du droit de conduire et que le coupable est titulaire depuis moins de deux ans du permis deconduire B, alors que le juge n’a pas cette obligation en cas d’accident de la circulation avec seulement des blesséslégers, imputable au fait personnel de son auteur, ou en cas d’infraction du deuxième degré visée à l’article 29, § 1er,de la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière ? ».

(...)III. En droit(...)B.1. La question préjudicielle concerne l’article 38, § 5, des lois relatives à la police de la circulation routière,

coordonnées par arrêté royal du 16 mars 1968, tel qu’il a été inséré par la loi du 21 avril 2007, qui dispose :« Le juge doit prononcer la déchéance du droit de conduire et rendre la réintégration du droit de conduire

dépendante au moins de la réussite des examens théorique ou pratique s’il condamne du chef d’une infraction commiseavec un véhicule à moteur pouvant donner lieu à une déchéance du droit de conduire, et que le coupable est titulairedepuis moins de deux ans du permis de conduire B.

L’alinéa 1er n’est pas d’application à l’article 38, § 1er, 2o, en cas d’un accident de la circulation avec seulement desblessés légers.

L’alinéa 1er n’est pas d’application aux infractions du deuxième degré visées à l’article 29, § 1er ».B.2. Le juge a quo demande à la Cour si cette disposition viole le principe d’égalité et de non-discrimination en ce

que, dans l’hypothèse d’une condamnation du chef d’une infraction commise avec un véhicule à moteur, pouvantdonner lieu à une déchéance du droit de conduire, et lorsque le coupable est titulaire depuis moins de deux ans dupermis de conduire B, elle oblige le juge à prononcer la déchéance du droit de conduire et à subordonner laréintégration dans le droit de conduire au moins à la réussite des examens théorique ou pratique, tandis que le jugen’est pas tenu de prononcer la déchéance en cas d’accident de roulage, imputable au fait personnel de son auteur,entraînant seulement des blessés légers ou en cas d’infractions du deuxième degré, visées à l’article 29, § 1er, des loiscoordonnées relatives à la police de la circulation routière.

B.3. La question préjudicielle porte dès lors sur la différence des sanctions prises à l’égard de diverses catégoriesde personnes, le juge étant tenu à la sévérité à l’égard des conducteurs visés à l’alinéa 1er, alors qu’il dispose d’unpouvoir d’appréciation pour les conducteurs à l’égard desquels les exceptions s’appliquent.

A l’égard d’une catégorie déterminée de condamnés, le juge doit en effet prononcer la déchéance du droit deconduire (alinéa 1er). La mesure prévoit deux exceptions. La première exception concerne la condamnation visée àl’article 38, § 1er, 2o, à savoir une condamnation du chef d’un accident de roulage imputable au fait personnel de sonauteur, mais limitée à l’hypothèse où elle est prononcée du chef de blessures ayant entraîné seulement des blessés légers(alinéa 2). La seconde exception concerne la condamnation du chef d’une infraction du deuxième degré (alinéa 3).Il s’agit des infractions aux règlements pris en exécution des lois coordonnées relatives à la police de la circulationroutière qui mettent indirectement en danger la sécurité des personnes et des infractions qui consistent en l’utilisationsans droit des facilités de stationnement pour les personnes handicapées, ces infractions étant établies par arrêté royaldélibéré en Conseil des ministres (article 29, § 1er, alinéa 3, des mêmes lois coordonnées).

B.4. La mesure a été commentée comme suit dans les travaux préparatoires de la disposition en cause :« La connaissance et l’habileté sont des éléments qui peuvent être testés de manière fiable lors de l’examen de

conduite mais ce n’est pas le cas de l’attitude et du comportement. C’est pourquoi la première année suivant l’obtentiondu permis de conduire est considérée comme une année lors de laquelle la pratique doit démontrer si le nouveau, etsouvent jeune, conducteur a développé un style de conduite sûr.

Si ce n’est pas le cas, il doit alors repasser ses examens de conduite théorique et/ou pratique.Voici entre autres les infractions qui, selon la loi du 16 mars 1968 relative à la police de la circulation routière,

entrent en ligne de compte pour une déchéance du droit de conduire :- alcool et ivresse au volant;- infractions du deuxième, troisième ou quatrième degré;- drogues au volant;- disposer d’un détecteur de radar à bord;- causer des accidents de la route avec tués ou blessés graves;- récidive (déjà trois condamnations dans l’année précédant l’infraction);- rouler sans être titulaire d’un permis de conduire ou rouler alors que l’on est médicalement inapte;- délit de fuite;- dépasser de plus de 30 kilomètres par heure la vitesse maximale autorisée;- dépasser de plus de 20 kilomètres par heure la vitesse maximale autorisée dans une agglomération, zone 30 ou

zone résidentielle » (Doc. parl., Chambre, 2006-2007, DOC 51-2836/001, p. 4).Un amendement portant à deux ans le délai précité d’un an a été adopté (Doc. parl., Chambre, 2006-2007,

DOC 51-2836/002).

60968 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 89: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.5. La mesure de la déchéance du droit de conduire un véhicule à moteur est justifiée par le souci de diminuerles accidents de la route et de favoriser ainsi la sécurité routière.

La mesure en cause vise à soumettre les conducteurs ayant peu d’expérience de la circulation routière à un contrôleplus sévère que d’autres conducteurs. En obligeant les premiers, lorsqu’ils sont condamnés pour avoir commiscertaines infractions déterminées, à prouver à nouveau leur connaissance théorique ou leurs aptitudes pratiques, lamesure contribue à améliorer la sécurité des autres usagers de la route et à augmenter la sécurité routière en général.La mesure est en outre limitée aux conducteurs qui ont commis certaines infractions de roulage graves.

B.6. Eu égard à l’objectif de la mesure en cause, le choix du législateur consistant à exclure le pouvoird’appréciation du juge à l’égard d’une catégorie déterminée de condamnés ne conduit pas à une différence detraitement dépourvue de justification raisonnable ou à une sanction pénale disproportionnée. La circonstance que lelégislateur n’a pas obligé le juge à la même sévérité à l’égard d’autres catégories de conducteurs n’a pas pour effet d’ôtersa justification à la disposition en cause. Il en va d’autant plus ainsi que le juge peut, s’il l’estime justifié, compte tenudes circonstances concrètes de l’infraction et de l’accident de roulage auquel elle donne lieu, appliquer la même mesureaux conducteurs auxquels les exceptions s’appliquent et dont le comportement démontre qu’ils n’ont pas adopté un« style de conduite sûr ».

B.7. La question préjudicielle appelle une réponse négative.Par ces motifs,la Courdit pour droit :L’article 38, § 5, des lois relatives à la police de la circulation routière, coordonnées par arrêté royal du 16 mars 1968,

ne viole pas les articles 10 et 11 de la Constitution.Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, conformément à l’article 65 de la loi spéciale du

6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l’audience publique du 1er juillet 2010.Le greffier, Le président,P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

ÜBERSETZUNG

VERFASSUNGSGERICHTSHOF

[2010/204577]Auszug aus dem Urteil Nr. 81/2010 vom 1. Juli 2010

Geschäftsverzeichnisnummer 4796In Sachen: Präjudizielle Frage in Bezug auf Artikel 38 § 5 der durch den königlichen Erlass vom 16. März 1968

koordinierten Gesetze über die Straßenverkehrspolizei, eingefügt durch das Gesetz vom 21. April 2007, gestellt vomKorrektionalgericht Löwen.

Der Verfassungsgerichtshof,zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Bossuyt und M. Melchior, und den Richtern A. Alen, J.-P. Snappe,

J.-P. Moerman, J. Spreutels und T. Merckx-Van Goey, unter Assistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz desVorsitzenden M. Bossuyt,

verkündet nach Beratung folgendes Urteil:I. Gegenstand der präjudiziellen Frage und VerfahrenIn seinem Urteil vom 8. Oktober 2009 in Sachen der Staatsanwaltschaft gegen T.S., dessen Ausfertigung am

9. November 2009 in der Kanzlei des Hofes eingegangen ist, hat das Korrektionalgericht Löwen folgende präjudizielleFrage gestellt:

«Verstößt Artikel 38 § 5 des Gesetzes vom 16. März 1968 über die Straßenverkehrspolizei gegen die Artikel 10und 11 der Verfassung, indem der Richter in Anwendung dieser Bestimmung im Falle einer Verurteilung wegen einesmit einem Motorfahrzeug begangenen Verstoßes, der zur Entziehung der Fahrerlaubnis führen kann, und wenn derSchuldige seit weniger als zwei Jahren Inhaber eines Führerscheins der Klasse B ist, dazu verpflichtet ist,die Entziehung der Fahrerlaubnis auszusprechen und die Wiedererlangung der Fahrerlaubnis mindestens vomBestehen der theoretischen oder praktischen Prüfung abhängig zu machen, während der Richter nicht dazu verpflichtetist, wenn es sich um einen Verkehrsunfall handelt, den der Täter persönlich verschuldet hat und bei dem es nurLeichtverletzte gibt, oder um einen Verstoß zweiten Grades im Sinne von Artikel 29 § 1 des Gesetzes vom 16. März 1968über die Straßenverkehrspolizei?».

(...)III. In rechtlicher Beziehung(...)B.1. Die präjudizielle Frage betrifft Artikel 38 § 5 der durch den königlichen Erlass vom 16. März 1968 koordinierten

Gesetze über die Straßenverkehrspolizei, eingefügt durch das Gesetz vom 21. April 2007; er bestimmt:«Der Richter muss die Entziehung der Fahrerlaubnis aussprechen und die Wiedererlangung der Fahrerlaubnis

mindestens vom Bestehen der theoretischen oder praktischen Prüfung abhängig machen, wenn die Verurteilung wegeneines mit einem Motorfahrzeug begangenen Verstoßes erfolgt, der zu einer Entziehung der Fahrerlaubnis Anlass gebenkann, und der Schuldige seit weniger als zwei Jahren Inhaber des Führerscheins der Klasse B ist.

Absatz 1 ist nicht anwendbar auf Artikel 38 § 1 Nr. 2 im Falle eines Verkehrsunfalls mit nur Leichtverletzten.Absatz 1 ist nicht anwendbar auf die in Artikel 29 § 1 erwähnten Verstöße zweiten Grades».B.2. Der vorlegende Richter fragt den Hof, ob diese Bestimmung gegen den Grundsatz der Gleichheit und

Nichtsdiskriminierung verstoße, indem sie den Richter dazu verpflichte, im Falle einer Verurteilung wegen eines miteinem Motorfahrzeug begangenen Verstoßes, der zur Entziehung der Fahrerlaubnis führen könne, und wenn derSchuldige seit weniger als zwei Jahren Inhaber eines Führerscheins der Klasse B sei, die Entziehung der Fahrerlaubnisauszusprechen und die Wiedererlangung der Fahrerlaubnis mindestens vom Bestehen der theoretischen oderpraktischen Prüfung abhängig zu machen, während der Richter nicht dazu verpflichtet sei, wenn es sich um einenVerkehrsunfall handele, den der Täter persönlich verschuldet habe und bei dem es nur Leichtverletzte gebe, oder umeinen Verstoß zweiten Grades im Sinne von Artikel 29 § 1 der koordinierten Gesetze über die Straßenverkehrspolizei.

60969BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 90: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.3. Die präjudizielle Frage betrifft demzufolge einen Unterschied in der Bestrafung verschiedener Kategorien vonPersonen, wobei der Richter angesichts der in Absatz 1 erwähnten Fahrer zur Strenge gehalten ist, während erangesichts der Fahrer, für die die Ausnahmen gelten, über einen Ermessensspielraum verfügt.

Angesichts einer bestimmten Kategorie von Verurteilten muss der Richter nämlich die Entziehung derFahrerlaubnis aussprechen (Absatz 1). Die Maßnahme sieht zwei Ausnahmen vor. Die erste Ausnahme betrifft eineVerurteilung im Sinne von Artikel 38 § 1 Nr. 2, und zwar eine Verurteilung wegen eines Verkehrsunfalls, den der Täterpersönlich verschuldet hat, allerdings auf jeden Fall beschränkt, in dem sie wegen Körperverletzung ausgesprochenwurde, wobei es nur Leichtverletzte gibt (Absatz 2). Die zweite Ausnahme betrifft eine Verurteilung wegen einesVerstoßes zweiten Grades (Absatz 3). Dabei handelt es sich um Verstöße gegen die in Ausführung der koordiniertenGesetze über die Straßenverkehrspolizei ergangenen Verordnungen, die die Sicherheit von Personen indirektgefährden, und Verstöße, die darin bestehen, Parkerleichterungen für Personen mit Behinderung unrechtmäßig zunutzen, wobei diese Verstöße durch einen im Ministerrat beratenen Erlass bestimmt werden (Artikel 29 § 1 Absatz 3derselben koordinierten Gesetze).

B.4. Die Maßnahme wird in den Vorarbeiten zur fraglichen Bestimmung wie folgt erläutert:

«Kenntnisse und Fähigkeiten sind zuverlässig bei der Fahrprüfung zu testen, die Einstellung und das Verhaltenjedoch nicht. Deshalb gilt das erste Jahr nach dem Erhalt des Führerscheins als ein Jahr, in dem sich in der Praxis zeigenmuss, ob der neue, meist auch junge Fahrer einen sicheren Fahrstil entwickelt hat.

Ist dies nicht der Fall, muss er seine theoretische und/oder praktische Fahrprüfung erneut ablegen.

Unter anderem folgende Verstöße geben gemäß dem Gesetz vom 16. März 1968 über die StraßenverkehrspolizeiAnlass zu einer Entziehung der Fahrerlaubnis:

- Alkoholeinfluss und Trunkenheit im Straßenverkehr;

- Verstöße zweiten, dritten oder vierten Grades;

- Drogen im Straßenverkehr;

- einen Radarwarner im Fahrzeug haben;

- Verkehrsunfälle mit Toten oder schwer Verletzten verursachen;

- Rückfälligkeit (im Jahr vor dem Verstoß bereits drei Mal verurteilt worden sein);

- fahren, ohne im Besitz eines Führerschein zu sein, oder fahren, obwohl man medizinisch nicht in der Lage dazuist;

- Fahrerflucht;

- die erlaubte Höchstgeschwindigkeit um mehr als 30 Kilometer in der Stunde überschreiten;

- die erlaubte Höchstgeschwindigkeit um mehr als 20 Kilometer in der Stunde überschreiten in einer geschlossenenOrtschaft, einer 30-Zone oder einem verkehrsberuhigten Bereich» (Parl. Dok., Kammer, 2006-2007, DOC 51-2836/001,S. 4).

Ein Abänderungsantrag wurde angenommen, mit dem die erwähnte Frist von einem auf zwei Jahre erhöht wurde(Parl. Dok., Kammer, 2006-2007, DOC 51-2836/002).

B.5. Die Maßnahme der Entziehung der Fahrerlaubnis wird gerechtfertigt mit dem Bemühen, die Zahl derVerkehrsunfälle zu verringern und auf diese Weise die Verkehrssicherheit zu fördern.

Durch die fragliche Maßnahme soll Fahrern mit einer geringeren Erfahrung im Straßenverkehr eine strengereAufsicht als anderen Fahrern auferlegt werden. Indem die erstgenannten Fahrer verpflichtet werden, ihre theoretischenKenntnisse oder praktischen Fähigkeiten erneut unter Beweis zu stellen, wenn sie wegen bestimmter Verstößeverurteilt wurden, trägt die Maßnahme zur Verbesserung der Sicherheit der anderen Verkehrsteilnehmer und derVerkehrssicherheit im Allgemeinen bei. Die Maßnahme beschränkt sich im Übrigen auf Fahrer, die bestimmte schwereVerstöße im Bereich des Straßenverkehrs begangen haben.

B.6. Angesichts des Ziels der fraglichen Maßnahme führt die Entscheidung des Gesetzgebers, eine Ermessens-befugnis des Richters gegenüber einer gewissen Kategorie von Verurteilten auszuschließen, nicht aber gegenüberanderen Kategorien, nicht zu einem Behandlungsunterschied, der einer vernünftigen Rechtfertigung entbehrt, oder zueiner unverhältnismäßigen Strafe. Der Umstand, dass der Gesetzgeber den Richter angesichts anderer Kategorien vonFahrern nicht zur gleichen Strenge verpflichtet hat, entzieht der fraglichen Bestimmung nicht ihre Rechtfertigung.Dies gilt umso mehr, da der Richter in dem Fall, wo er dies für gerechtfertigt hält, unter Berücksichtigung der konkretenUmstände des Verstoßes und des Verkehrsunfalls, zu dem er geführt hat, die gleiche Maßnahme auf Fahrer anwendenkann, auf die die Ausnahmen anwendbar sind und aus deren Verhalten hervorgeht, dass sie sich keinen «sicherenFahrstil» zu eigen gemacht haben.

B.7. Die präjudizielle Frage ist verneinend zu beantworten.

Aus diesen Gründen:

Der Hof

erkennt für Recht:

Artikel 38 § 5 der durch den königlichen Erlass vom 16. März 1968 koordinierten Gesetze über dieStraßenverkehrspolizei verstößt nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung.

Verkündet in niederländischer und französischer Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989über den Verfassungsgerichtshof, in der öffentlichen Sitzung vom 1. Juli 2010.

Der Kanzler, Der Vorsitzende,

P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

60970 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 91: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

GRONDWETTELIJK HOF

[2010/204576]Uittreksel uit arrest nr. 82/2010 van 1 juli 2010

Rolnummer 4929In zake : de vordering tot schorsing van hoofdstuk 2 en artikel 53 van de wet van 10 januari 2010 tot wijziging van

de wetgeving inzake kansspelen, ingesteld door de nv « Telebet ».Het Grondwettelijk Hof,samengesteld uit de voorzitters M. Bossuyt en M. Melchior, en de rechters R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen,

A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey en P. Nihoul, bijgestaan door degriffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter M. Bossuyt,

wijst na beraad het volgende arrest :I. Onderwerp van het beroep en rechtsplegingBij verzoekschrift dat aan het Hof is toegezonden bij op 3 mei 2010 ter post aangetekende brief en ter griffie is

ingekomen op 4 mei 2010, is een vordering tot schorsing ingesteld van hoofdstuk 2 en artikel 53 van de wet van10 januari 2010 tot wijziging van de wetgeving inzake kansspelen (bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van1 februari 2010) door de nv « Telebet », met maatschappelijke zetel te 8710 Wielsbeke, Abeelestraat 26C.

Bij hetzelfde verzoekschrift vordert de verzoekende partij eveneens de vernietiging van dezelfde wetsbepalingen.(...)II. In rechte(...)Ten aanzien van de bestreden bepalingenB.1.1. De verzoekende partij vordert de schorsing van hoofdstuk 2 en van artikel 53 van de wet van 10 januari 2010

tot wijziging van de wetgeving inzake de kansspelen.B.1.2. Het Hof kan slechts uitdrukkelijk bestreden wetskrachtige bepalingen schorsen waartegen middelen worden

aangevoerd en, in voorkomend geval, bepalingen waarvan de schorsing niet wordt gevorderd maar die onlosmakelijkzijn verbonden met de bepalingen die moeten worden geschorst. Te dezen worden enkel middelen aangevoerd tegende artikelen 4, 1o, 25 en 53 van de wet van 10 januari 2010. Bijgevolg wordt het onderzoek van de vordering totschorsing beperkt tot die bepalingen.

B.1.3. Artikel 4, 1o, van de wet van 10 januari 2010 bepaalt :« In artikel 3 [van de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de

spelers], gewijzigd bij de programmawet van 27 december 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :1o punt 1 wordt vervangen door wat volgt :’ 1. de sportbeoefening ’ ».B.1.4. Artikel 25 van de wet van 10 januari 2010 bepaalt :« In [de] wet [van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers] wordt

een hoofdstuk IV/1 ingevoegd, dat artikel 43/8 bevat, luidende :’ Hoofdstuk IV/1. — De aanvullende vergunningen of kansspelen via informatiemaatschappij-instrumentenArt. 43/8. § 1. De commissie kan, aan een vergunninghouder klasse A, B of F1 maximaal één aanvullende

vergunning toekennen, respectievelijk A+, B+ en F1+, voor het uitbaten van kansspelen via informatiemaatschappij-instrumenten. De aanvullende vergunning kan enkel betrekking hebben op de uitbating van spelen van dezelfde aardals deze die in de reële wereld aangeboden worden.

§ 2. De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :1o de kwaliteitsvoorwaarden die door de aanvrager dienen te worden vervuld en welke minstens betrekking

hebben op de volgende elementen :a) de kredietwaardigheid van de aanvrager;b) de veiligheid van het betalingsverkeer tussen de exploitant en de speler;c) het beleid van de exploitant ten aanzien van de toegankelijkheid van de kansspelen voor sociaal kwetsbare

groepen;d) de klachtenregeling;e) de nadere regels betreffende de reclame;f) de nakoming van al zijn fiscale verplichtingen;2o de voorwaarden waaronder de spelen kunnen worden aangeboden en welke minstens betrekking hebben op de

registratie en identificatie van de speler, de controle van de leeftijd, de aangeboden spelen, de spelregels, de wijze vanbetaling en de wijze van verdeling van prijzen;

3o de nadere regels van toezicht op en controle van de geëxploiteerde kansspelen en die minstens betrekkinghebben op de voorwaarde dat de servers waarop de gegevens en de website-inrichting worden beheerd, zich bevindenin een permanente inrichting op het Belgisch grondgebied;

4o welke spelen mogen worden uitgebaat;5o de nadere regels betreffende de informatie ten behoeve van de spelers over de wettigheid van de kansspelen via

informatiemaatschappij-instrumenten.§ 3. De geldigheidsduur van de aanvullende vergunningen is gekoppeld aan de respectievelijke geldigheidsduur

van de vergunningen klasse A, B of F1.§ 4. De commissie houdt een lijst bij van de afgegeven aanvullende vergunningen die kan worden ingezien door

eenieder die daarom verzoekt. ’ ».B.1.5. Artikel 53 van de wet van 10 januari 2010 bepaalt :« In de wet van 26 juni 1963 betreffende de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding, de sport en het

openluchtleven en het toezicht op de ondernemingen die wedstrijden van weddenschappen op sportuitslageninrichten, worden opgeheven :

1o de artikelen 1 tot 9;2o artikel 12, 1o ».Ten aanzien van het belangB.2.1. De Ministerraad voert aan dat het belang van de verzoekende partij beperkt is tot de artikelen 4, 1o, 10, 22,

23, 24, 25 en 53 van de wet van 10 januari 2010.

60971BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 92: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.2.2. In zoverre uit het voorgaande voortvloeit dat het onderzoek van de vordering tot schorsing beperkt is tot deartikelen 4, 1o, 25 en 53 van de wet van 10 januari 2010, behoeft de exceptie niet te worden onderzocht.

Ten aanzien van de voorwaarden van de schorsingB.3. Naar luid van artikel 20, 1o, van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof dient aan

twee grondvoorwaarden te zijn voldaan opdat tot schorsing kan worden besloten :- de middelen die worden aangevoerd moeten ernstig zijn;- de onmiddellijke uitvoering van de bestreden maatregel moet een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kunnen

berokkenen.Daar de twee voorwaarden cumulatief zijn, leidt de vaststelling dat één van die voorwaarden niet is vervuld tot

de verwerping van de vordering tot schorsing.Ten aanzien van het moeilijk te herstellen ernstig nadeelB.4. De schorsing van een wetsbepaling door het Hof moet het mogelijk maken te vermijden dat, voor de

verzoekende partij, een ernstig nadeel voortvloeit uit de onmiddellijke toepassing van de bestreden normen, nadeel datniet of moeilijk zou kunnen worden hersteld in geval van een vernietiging van die normen.

B.5. Het nadeel dat wordt aangevoerd door de verzoekende partij - die een naamloze vennootschap is - is het feitdat zij haar enige economische activiteit zou moeten stopzetten, waardoor haar financiële stabiliteit en haarvoortbestaan zouden worden bedreigd.

B.6. Uit artikel 22 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof blijkt dat, om te voldoen aande tweede voorwaarde van artikel 20, 1o, van die bijzondere wet, de persoon die een vordering tot schorsing instelt, inzijn verzoekschrift concrete en precieze feiten moet uiteenzetten waaruit voldoende blijkt dat de onmiddellijketoepassing van de bepalingen waarvan hij de vernietiging vordert, hem een moeilijk te herstellen ernstig nadeel kanberokkenen.

Die persoon moet met name het bestaan van het risico van een nadeel, de ernst ervan en het verband tussen datrisico en de toepassing van de bestreden bepalingen aantonen.

B.7.1.1. De verzoekende partij heeft bij ministerieel besluit van 1 oktober 2009 een vergunning voor onbepaaldeduur verkregen voor het inrichten van wedstrijden van weddenschappen op sportuitslagen.

B.7.1.2. Luidens artikel 61, eerste lid, van de wet van 10 januari 2010 treedt die wet in werking op 1 januari 2011.De Koning kan voor iedere bepaling van de wet een datum van inwerkingtreding bepalen voorafgaand aan devoormelde datum (artikel 61, tweede lid, van de wet van 10 januari 2010), wat op heden niet is gebeurd.

B.7.1.3. Uit wat voorafgaat blijkt dat, zolang de wet van 10 januari 2010 niet in werking is getreden, de verzoekendepartij aan de hand van de verkregen vergunning haar activiteiten kan voortzetten.

B.7.2.1. Uit het verzoekschrift blijkt eveneens dat de verzoekende partij thans nog geen weddenschappen opsportuitslagen aanbiedt. Zolang dat niet het geval is, verkrijgt die partij geen inkomsten uit die activiteit.

B.7.2.2. De verzoekende partij toont niet aan dat haar financiële situatie van die aard is dat, wanneer zij door deinwerkingtreding van de wet van 10 januari 2010 ertoe genoodzaakt zou worden het aanbieden van weddenschappenop sportuitslagen uit te stellen tot op het ogenblik dat het Hof uitspraak doet over het door haar ingestelde beroep totvernietiging, haar solvabiliteit in het gedrang kan worden gebracht.

B.7.3. De verzoekende partij toont ten slotte niet aan dat, indien bij de inwerkingtreding van de wet van10 januari 2010 haar geen aanvullende vergunning F1+ zou worden verleend, het voor haar onmogelijk zou zijn haaractiviteiten te heroriënteren, zoals haar maatschappelijk doel, omschreven in haar statuten, het haar toelaat.

B.8. Aangezien niet is voldaan aan één van de voorwaarden die zijn vereist bij artikel 20, 1o, van de bijzondere wetvan 6 januari 1989, dient de vordering tot schorsing te worden verworpen.

Om die redenen,het Hofverwerpt de vordering tot schorsing.Aldus uitgesproken in het Nederlands en het Frans, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van

6 januari 1989 op het Grondwettelijk Hof, op de openbare terechtzitting van 1 juli 2010.De griffier, De voorzitter,P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

COUR CONSTITUTIONNELLE

[2010/204576]Extrait de l’arrêt n° 82/2010 du 1er juillet 2010

Numéro du rôle : 4929En cause : la demande de suspension du chapitre 2 et de l’article 53 de la loi du 10 janvier 2010 portant modification

de la législation relative aux jeux de hasard, introduite par la SA « Telebet ».La Cour constitutionnelle,composée des présidents M. Bossuyt et M. Melchior, et des juges R. Henneuse, E. De Groot, L. Lavrysen, A. Alen,

J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey et P. Nihoul, assistée du greffier P.-Y. Dutilleux,présidée par le président M. Bossuyt,

après en avoir délibéré, rend l’arrêt suivant :I. Objet du recours et procédurePar requête adressée à la Cour par lettre recommandée à la poste le 3 mai 2010 et parvenue au greffe le 4 mai 2010,

une demande de suspension du chapitre 2 et de l’article 53 de la loi du 10 janvier 2010 portant modification de lalégislation relative aux jeux de hasard (publiée au Moniteur belge du 1er février 2010) a été introduite par laSA « Telebet », dont le siège social est établi à 8710 Wielsbeke, Abeelestraat 26C.

Par la même requête, la partie requérante demande également l’annulation des mêmes dispositions légales.(...)II. En droit(...)En ce qui concerne les dispositions attaquéesB.1.1. La partie requérante demande la suspension du chapitre 2 et de l’article 53 de la loi du 10 janvier 2010 portant

modification de la législation relative aux jeux de hasard.

60972 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 93: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.1.2. La Cour peut uniquement suspendre des dispositions législatives explicitement attaquées contre lesquellesdes moyens sont invoqués et, le cas échéant, des dispositions dont la suspension n’est pas demandée mais qui sontindissociablement liées aux dispositions qui doivent être suspendues. En l’occurrence, des moyens ne sont invoquésque contre les articles 4, 1o, 25 et 53 de la loi du 10 janvier 2010. L’examen de la demande de suspension est dès lorslimité à ces dispositions.

B.1.3. L’article 4, 1o, de la loi du 10 janvier 2010 dispose :« A l’article 3 de la même loi [du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la

protection des joueurs], modifié par la loi-programme du 27 décembre 2004, sont apportées les modifications suivantes :1o le point 1 est remplacé comme suit :’ 1. l’exercice des sports ’ ».B.1.4. L’article 25 de la loi du 10 janvier 2010 dispose :« Il est inséré dans la loi [du 7 mai 1999 sur les jeux de hasard, les établissements de jeux de hasard et la protection

des joueurs] un chapitre IV/1 comprenant l’article 43/8, rédigé comme suit :’ Chapitre IV/1. - Des licences supplémentaires ou jeux de hasard via des instruments de la société de l’informationArt. 43/8. § 1er. La commission peut octroyer à un titulaire d’une licence de classe A, B ou F1, au maximum une

licence supplémentaire, respectivement A+, B+ et F1+, pour l’exploitation de jeux de hasard via des instruments de lasociété de l’information. La licence supplémentaire ne peut porter que sur l’exploitation des jeux de même nature queceux offerts dans le monde réel.

§ 2. Le Roi détermine par arrêté délibéré en Conseil des ministres :1o les conditions qualitatives auxquelles le demandeur doit satisfaire et qui portent au moins sur les éléments

suivants :a) la solvabilité du demandeur;b) la sécurité des opérations de paiement entre l’exploitant et le joueur;c) la politique de l’exploitant concernant l’accessibilité de groupes socialement vulnérables aux jeux de hasard;d) le règlement des plaintes;e) les modalités relatives à la publicité;f) le respect de toutes ses obligations fiscales;2o les conditions auxquelles les jeux peuvent être offerts et qui portent au minimum sur l’enregistrement et

l’identification du joueur, le contrôle de l’âge, les jeux offerts, les règles de jeu, le mode de paiement et le mode dedistribution des prix;

3o les modalités de surveillance et de contrôle des jeux de hasard exploités, qui portent au minimum sur lacondition selon laquelle les serveurs sur lesquels les données et la structure du site web sont gérées se trouvent dansun établissement permanent sur le territoire belge;

4o quels jeux peuvent être exploités;5o les modalités de l’information des joueurs, concernant la légalité des jeux offerts par le biais des instruments de

la société de l’information;§ 3. La durée de validité des licences supplémentaires est liée à la durée de validité respective de la licence de

classe A, B ou F1.§ 4. La commission tient à jour une liste des licences supplémentaires délivrées, qui est consultable par toute

personne qui en fait la demande ’ ».B.1.5. L’article 53 de la loi du 10 janvier 2010 dispose :« Dans la loi du 26 juin 1963 relative à l’encouragement de l’éducation physique, de la pratique des sports et de

la vie en plein air ainsi qu’au contrôle des entreprises qui organisent des concours de paris sur les résultats d’épreuvessportives, sont abrogés :

1o les articles 1er à 9;2o l’article 12, 1o ».En ce qui concerne l’intérêtB.2.1. Le Conseil des ministres fait valoir que l’intérêt de la partie requérante est limité aux articles 4, 1o, 10, 22, 23,

24, 25 et 53 de la loi du 10 janvier 2010.B.2.2. Dans la mesure où il découle de ce qui précède que l’examen de la demande de suspension est limité aux

articles 4, 1o, 25 et 53 de la loi du 10 janvier 2010, l’exception ne doit pas être examinée.En ce qui concerne les conditions de la suspensionB.3. Aux termes de l’article 20, 1o, de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, deux conditions

de fond doivent être remplies pour que la suspension puisse être décidée :- des moyens sérieux doivent être invoqués;- l’exécution immédiate de la règle attaquée doit risquer de causer un préjudice grave difficilement réparable.Les deux conditions étant cumulatives, la constatation que l’une de ces deux conditions n’est pas remplie entraîne

le rejet de la demande de suspension.En ce qui concerne le préjudice grave difficilement réparableB.4. La suspension par la Cour d’une disposition législative doit permettre d’éviter que l’application immédiate des

normes attaquées cause à la partie requérante un préjudice grave qui ne pourrait être réparé ou qui pourraitdifficilement l’être en cas d’annulation de ces normes.

B.5. Le préjudice allégué par la partie requérante - qui est une société anonyme - réside dans le fait qu’elle devraitmettre un terme à sa seule activité économique, de sorte que sa stabilité financière et sa survie seraient compromises.

B.6. Il ressort de l’article 22 de la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle que, pour satisfaire àla deuxième condition de l’article 20, 1o, de cette loi spéciale, la personne qui forme une demande de suspension doitexposer, dans sa requête, des faits concrets et précis qui prouvent à suffisance que l’application immédiate desdispositions dont elle demande l’annulation risque de lui causer un préjudice grave difficilement réparable.

Cette personne doit notamment faire la démonstration de l’existence du risque de préjudice, de sa gravité et de sonlien avec l’application des dispositions attaquées.

B.7.1.1. La partie requérante a obtenu, par arrêté ministériel du 1er octobre 2009, une autorisation à duréeindéterminée lui permettant d’organiser des concours de paris sur les résultats d’épreuves sportives.

B.7.1.2. Aux termes de l’article 61, alinéa 1er, de la loi du 10 janvier 2010, cette loi entre en vigueur le 1er janvier 2011.Le Roi peut fixer une date d’entrée en vigueur antérieure à la date précitée, pour chacune des dispositions de la loi(article 61, alinéa 2, de la loi du 10 janvier 2010), ce qu’Il n’a pas fait jusqu’à présent.

60973BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 94: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.7.1.3. Il ressort de ce qui précède que la partie requérante pourra poursuivre ses activités sur la base del’autorisation obtenue, tant que la loi du 10 janvier 2010 ne sera pas entrée en vigueur.

B.7.2.1. Il ressort également de la requête que la partie requérante n’offre pas encore, à l’heure actuelle, des parissur les résultats d’épreuves sportives. Tant qu’elle ne le fera pas, elle ne percevra pas de revenus de cette activité.

B.7.2.2. La partie requérante ne démontre pas que sa situation financière est telle que sa solvabilité puisse être miseen péril si, du fait de l’entrée en vigueur de la loi du 10 janvier 2010, elle devait attendre que la Cour se prononce surle recours en annulation qu’elle a introduit pour offrir des paris sur les résultats d’épreuves sportives.

B.7.3. Enfin, la partie requérante ne démontre pas qu’à supposer qu’elle ne reçoive pas d’autorisationsupplémentaire de classe F1+ lors de l’entrée en vigueur de la loi du 10 janvier 2010, il lui serait impossible de réorienterses activités, comme le permet son objet social, défini dans ses statuts.

B.8. Etant donné qu’il n’est pas satisfait à l’une des conditions requises par l’article 20, 1o, de la loi spéciale du6 janvier 1989, la demande de suspension doit être rejetée.

Par ces motifs,la Courrejette la demande de suspension.Ainsi prononcé en langue néerlandaise et en langue française, conformément à l’article 65 de la loi spéciale du

6 janvier 1989 sur la Cour constitutionnelle, à l’audience publique du 1er juillet 2010.Le greffier, Le président,P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

ÜBERSETZUNG

VERFASSUNGSGERICHTSHOF

[2010/204576]

Auszug aus dem Urteil Nr. 82/2010 vom 1. Juli 2010

Geschäftsverzeichnisnummer 4929In Sachen: Klage auf einstweilige Aufhebung von Kapitel 2 und Artikel 53 des Gesetzes vom 10. Januar 2010 zur

Abänderung der Rechtsvorschriften über die Glücksspiele, erhoben von der «Telebet» AG.Der Verfassungsgerichtshof,zusammengesetzt aus den Vorsitzenden M. Bossuyt und M. Melchior, und den Richtern R. Henneuse, E. De Groot,

L. Lavrysen, A. Alen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke, J. Spreutels, T. Merckx-Van Goey und P. Nihoul, unterAssistenz des Kanzlers P.-Y. Dutilleux, unter dem Vorsitz des Vorsitzenden M. Bossuyt,

verkündet nach Beratung folgendes Urteil:I. Gegenstand der Klage und VerfahrenMit einer Klageschrift, die dem Hof mit am 3. Mai 2010 bei der Post aufgegebenem Einschreibebrief zugesandt

wurde und am 4. Mai 2010 in der Kanzlei eingegangen ist, erhob die «Telebet» AG, mit Gesellschaftssitz in8710 Wielsbeke, Abeelestraat 26 C, Klage auf einstweilige Aufhebung von Kapitel 2 und Artikel 53 des Gesetzes vom10. Januar 2010 zur Abänderung der Rechtsvorschriften über die Glücksspiele (veröffentlicht im Belgischen Staatsblattvom 1. Februar 2010).

Mit derselben Klageschrift beantragt die klagende Partei ebenfalls die Nichtigerklärung derselben Gesetzes-bestimmungen.

(...)II. In rechtlicher Beziehung(...)In Bezug auf die angefochtenen BestimmungenB.1.1. Die klagende Partei beantragt die einstweilige Aufhebung von Kapitel 2 und von Artikel 53 des Gesetzes

vom 10. Januar 2010 zur Abänderung der Rechtsvorschriften über die Glücksspiele.B.1.2. Der Hof kann nur ausdrücklich angefochtene gesetzeskräftige Bestimmungen, gegen die Klagegründe

angeführt werden, und gegebenenfalls Bestimmungen, deren einstweilige Aufhebung nicht beantragt wird, die jedochuntrennbar mit den einstweilig aufzuhebenden Bestimmungen verbunden sind, einstweilig aufheben. Im vorliegendenFall werden nur Klagegründe gegen die Artikel 4 Nr. 1, 25 und 53 des Gesetzes vom 10. Januar 2010 angeführt. Daherwird die Prüfung der Klage auf einstweilige Aufhebung auf diese Bestimmungen begrenzt.

B.1.3. Artikel 4 Nr. 1 des Gesetzes vom 10. Januar 2010 bestimmt:«In Artikel 3 [des Gesetzes vom 7. Mai 1999 über die Glücksspiele, Glücksspieleinrichtungen und den Schutz

der Spieler], abgeändert durch das Programmgesetz vom 27. Dezember 2004, werden folgende Änderungenvorgenommen:

1. Punkt 1 wird durch Folgendes ersetzt:’ 1. die Sportausübung ’».B.1.4. Artikel 25 des Gesetzes vom 10. Januar 2010 bestimmt:«In [das] Gesetz [vom 7. Mai 1999 über die Glücksspiele, Glücksspieleinrichtungen und den Schutz der Spieler]

wird ein Kapitel IV/1, das Artikel 43/8 enthält, mit folgendem Wortlaut eingefügt:

’ Kapitel IV/1. — Die ergänzenden Lizenzen oder Glücksspiele mit Hilfe der Instrumente der Informationsge-sellschaft

60974 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 95: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Art. 43/8. § 1. Die Kommission kann einem Inhaber einer Lizenz der Klasse A, B oder F1 höchstens eineergänzende Lizenz A+, B+ beziehungsweise F1+ für den Betrieb von Glücksspielen mit Hilfe der Instrumente derInformationsgesellschaft erteilen. Die ergänzende Lizenz kann sich nur auf den Betrieb von Glücksspielen der gleichenArt, wie sie in der realen Welt angeboten werden, beziehen.

§ 2. Der König bestimmt durch einen im Ministerrat beratenen Erlass:1. die Qualitätsbedingungen, die der Antragsteller erfüllen muss und die sich mindestens auf folgende Elemente

beziehen:a) die Kreditwürdigkeit des Antragstellers;b) die Sicherheit des Zahlungsverkehrs zwischen dem Betreiber und dem Spieler;c) die Politik des Betreibers in Bezug auf die Zugänglichkeit der Glücksspiele für sozial verletzliche Gruppen;d) die Beschwerderegelung;e) die Modalitäten bezüglich der Werbung;f) die Einhaltung aller steuerlichen Verpflichtungen;2. die Bedingungen, unter denen die Spiele angeboten werden können und die sich mindestens auf die

Registrierung und Identifizierung der Spieler, die Kontrolle des Alters, die angebotenen Spiele, die Spielregeln, dieZahlungsweise und die Weise der Verteilung der Gewinne beziehen;

3. die Modalitäten bezüglich der Aufsicht und Kontrolle über die betriebenen Glücksspiele, wobei sie sichmindestens auf die Bedingung beziehen, dass die Server, auf denen die Daten und die Einrichtung der Websiteverwaltet werden, sich in einer festen Niederlassung auf belgischem Staatsgebiet befinden;

4. welche Spiele betrieben werden dürfen;5. die Modalitäten bezüglich der Information der Spieler über die Gesetzlichkeit der Glücksspiele mit Hilfe der

Instrumente der Informationsgesellschaft.§ 3. Die Gültigkeitsdauer der ergänzenden Lizenzen ist mit der jeweiligen Gültigkeitsdauer der Lizenzen der

Klasse A, B oder F1 verbunden.§ 4. Die Kommission führt eine Liste der erteilten ergänzenden Lizenzen, die jeder auf Antrag einsehen kann. ’».B.1.5. Artikel 53 des Gesetzes vom 10. Januar 2010 bestimmt:«Im Gesetz vom 26. Juni 1963 über die Förderung der Leibeserziehung, der sportlichen Betätigung und des Lebens

im Freien und über die Kontrolle der Unternehmen, die Wettbewerbe für Wetten über Sportergebnisse organisieren,werden aufgehoben:

1. die Artikel 1 bis 9;2. Artikel 12 Nr. 1».

In Bezug auf das Interesse

B.2.1. Der Ministerrat führt an, das Interesse der klagenden Partei beschränke sich auf die Artikel 4 Nr. 1, 10, 22,23, 24, 25 und 53 des Gesetzes vom 10. Januar 2010.

B.2.2. Insofern aus dem Vorstehenden hervorgeht, dass die Prüfung der Klage auf einstweilige Aufhebung auf dieArtikel 4 Nr. 1, 25 und 53 des Gesetzes vom 10. Januar 2010 begrenzt ist, braucht die Einrede nicht geprüft zu werden.

In Bezug auf die Voraussetzungen für die einstweilige Aufhebung

B.3. Laut Artikel 20 Nr. 1 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof sindzwei Grundbedingungen zu erfüllen, damit auf einstweilige Aufhebung erkannt werden kann:

- Die vorgebrachten Klagegründe müssen ernsthaft sein.

- Die unmittelbare Durchführung der angefochtenen Maßnahme muss die Gefahr eines schwerlich wiedergut-zumachenden, ernsthaften Nachteils in sich bergen.

Da die beiden Bedingungen kumulativ sind, führt die Feststellung der Nichterfüllung einer dieser Bedingungenzur Zurückweisung der Klage auf einstweilige Aufhebung.

In Bezug auf den schwerlich wiedergutzumachenden, ernsthaften Nachteil

B.4. Durch die einstweilige Aufhebung einer Gesetzesbestimmung durch den Hof soll es vermieden werdenkönnen, dass der klagenden Partei ein ernsthafter Nachteil aus der unmittelbaren Anwendung der angefochtenenNormen entsteht, der im Fall einer etwaigen Nichtigerklärung nicht oder nur schwerlich wiedergutzumachen wäre.

B.5. Der durch die klagende Partei - die eine Aktiengesellschaft ist - angeführte Nachteil ist der Umstand, dass sieihre einzige Wirtschaftstätigkeit einstellen müsse, so dass ihre finanzielle Stabilität und ihr Fortbestand gefährdet seien.

B.6. Aus Artikel 22 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 über den Verfassungsgerichtshof geht hervor, dass zurErfüllung der zweiten Bedingung von Artikel 20 Nr. 1 dieses Sondergesetzes die Person, die eine Klage auf einstweiligeAufhebung einreicht, in ihrer Klageschrift konkrete und präzise Fakten darlegen muss, aus denen hinlänglichhervorgeht, dass die unmittelbare Anwendung der Bestimmungen, deren Nichtigerklärung sie beantragt, ihr einenschwerlich wiedergutzumachenden ernsthaften Nachteil zufügen kann.

Diese Person muss insbesondere das Bestehen der Gefahr eines Nachteils, dessen Ernsthaftigkeit und denZusammenhang zwischen dieser Gefahr und der Anwendung der angefochtenen Bestimmungen nachweisen.

B.7.1.1. Die klagende Partei hat durch den ministeriellen Erlass vom 1. Oktober 2009 eine unbefristete Lizenz zumOrganisieren von Wettbewerben für Wetten über Sportergebnisse erhalten.

B.7.1.2. Gemäß Artikel 61 Absatz 1 des Gesetzes vom 10. Januar 2010 tritt dieses Gesetz am 1. Januar 2011 in Kraft.Der König kann für jede Bestimmung des Gesetzes ein Datum des Inkrafttretens vor dem vorerwähnten Datumfestlegen (Artikel 61 Absatz 2 des Gesetzes vom 10. Januar 2010), was bisher nicht geschehen ist.

B.7.1.3. Aus dem Vorstehenden ergibt sich, dass die klagende Partei, solange das Gesetz vom 10. Januar 2010 nichtin Kraft getreten ist, anhand der erhaltenen Lizenz ihre Tätigkeiten fortsetzen kann.

B.7.2.1. Aus der Klageschrift geht ferner hervor, dass die klagende Partei derzeit noch keine Wetten überSportergebnisse anbietet. Solange dies nicht der Fall ist, erzielt diese Partei keine Einkünfte aus dieser Tätigkeit.

B.7.2.2. Die klagende Partei weist nicht nach, dass ihre finanzielle Lage so ist, dass in dem Fall, wo sie durch dasInkrafttreten des Gesetzes vom 10. Januar 2010 verpflichtet würde, das Anbieten von Wetten über Sportergebnisseaufzuschieben, bis der Hof über ihre Nichtigkeitsklage entschieden hätte, ihre Solvenz gefährdet werden könnte.

60975BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 96: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

B.7.3. Schließlich weist die klagende Partei nicht nach, dass es ihr, falls ihr beim Inkrafttreten des Gesetzes vom10. Januar 2010 keine ergänzende Lizenz F1+ erteilt würde, unmöglich wäre, ihre Tätigkeiten neu auszurichten, so wieihr in ihrer Satzung beschriebener Gesellschaftszweck es ihr ermöglicht.

B.8. Da eine der Bedingungen, die durch Artikel 20 Nr. 1 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989 vorgeschriebensind, nicht erfüllt ist, ist die Klage auf einstweilige Aufhebung zurückzuweisen.

Aus diesen Gründen:Der Hofweist die Klage auf einstweilige Aufhebung zurück.Verkündet in niederländischer und französischer Sprache, gemäß Artikel 65 des Sondergesetzes vom 6. Januar 1989

über den Verfassungsgerichtshof, in der öffentlichen Sitzung vom 1. Juli 2010.Der Kanzler, Der Vorsitzende,P.-Y. Dutilleux. M. Bossuyt.

*

RECHTERLIJKE MACHT

[C − 2010/09837]Rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde

De rechtbank verenigd in algemene vergadering op 14 septem-ber 2010, heeft Mevr. Rober, V., beslagrechter in de rechtbank van eersteaanleg te Dendermonde, aangewezen tot ondervoorzitter in dezerechtbank, voor een termijn van drie jaar met ingang van 23 septem-ber 2010.

*

RECHTERLIJKE MACHT

[C − 2010/09838]Rechtbank van koophandel te Brussel. — Erratum

In de bekendmaking, in het Belgisch Staatsblad van 6 oktober 2010,pagina 60373, van de aanwijzing van de heer Flachs, A., om het ambtvan plaatsvervangend rechter in handelszaken in de rechtbank vankoophandel te Brussel te blijven uitoefenen, dient de datum van1 november 2010 te worden vervangen door deze van 17 oktober 2010.

*

FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE,K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE

[C − 2010/11378]

Specifieke beperkende maatregelen ten aanzien van Eritrea. —Bericht van verbod. — Verordening (EU) nr. 667/2010 van de Raadvan 26 juli 2010

Het is voor een Belg of een houder van om het even welkenationaliteit, handelend vanuit het nationale grondgebied verbodenom, direct of indirect :

- technische bijstand te verlenen in verband met militaire activiteitenen met de verstrekking, de fabricage, het onderhoud of het gebruik vanwapens en alle soorten aanverwant materieel die zijn opgenomen in deGemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, aan natuurlijkepersonen of rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Eritrea of voorgebruik in Eritrea;

- technische bijstand te verkrijgen in verband met militaire activitei-ten en met de verstrekking, de fabricage, het onderhoud of het gebruikvan wapens en alle soorten aanverwant materieel die zijn opgenomenin de Gemeenschappelijke EU-lijst van militaire goederen, van natuur-lijke personen, rechtspersonen, entiteiten of lichamen in Eritrea.

Artikel 2, alinea e, van de Verordening (EU) nr. 667/2010 van de Raadvan 26 juli 2010, verbiedt een Belg of een houder van om het even welkenationaliteit, handelend vanuit het nationale grondgebied, eveneens,bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die er toe strekkenof tot gevolg hebben dat de verbodsbepalingen worden omzeild.

De inbreuken op deze bepalingen worden bestraft met de sanctiesvoorzien in het artikel 6 van de wet van 13 mei 2003 inzake detenuitvoerlegging van de beperkende maatregelen die genomen wor-den door de Raad van de Europese Unie ten aanzien van Staten,sommige personen en entiteiten.

POUVOIR JUDICIAIRE

[C − 2010/09837]Tribunal de première instance de Termonde

Le tribunal, réuni en assemblée générale le 14 septembre 2010, adésigné Mme Rober, V., juge des saisies au tribunal de premièreinstance de Termonde, comme vice-président à ce tribunal, pour unepériode de trois ans prenant cours le 23 septembre 2010.

POUVOIR JUDICIAIRE

[C − 2010/09838]Tribunal de commerce de Bruxelles. — Erratum

Dans la publication, au Moniteur belge du 6 octobre 2010, page 60373,de la désignation de M. Flachs, A. pour continuer à exercer les fonctionsde juge consulaire suppléant au tribunal de commerce de Bruxelles,la date du 1er novembre 2010 doit être remplacée par celle du17 octobre 2010.

SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE,P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE

[C − 2010/11378]

Mesures restrictives spécifiques à l’égard de l’Erythrée. — Avisd’interdiction. — Règlement (UE) n° 667/2010 du Conseil du26 juillet 2010

Il est interdit à un Belge ou au titulaire de quelque nationalité que cesoit, agissant à partir du territoire national, directement ou indirecte-ment :

- de fournir une assistance technique en rapport avec des activitésmilitaires et la livraison, la fabrication, l’entretien et l’utilisationd’armements et de matériels connexes, de quelque type que ce soit,figurant sur la liste commune des équipements militaires de l’Unioneuropéenne, à toute personne physique ou morale, toute entité ou toutorganisme en Erythrée ou aux fins d’une utilisation dans ce pays;

- d’obtenir une assistance technique en rapport avec des activitésmilitaires et la livraison, la fabrication, l’entretien et l’utilisationd’armements et de matériels connexes, de quelque type que ce soit,figurant sur la liste commune des équipements militaires de l’Unioneuropéenne, de toute personne physique ou morale, toute entité ou toutorganisme en Erythrée.

De même, l’article 2, alinéa e, du Règlement (UE) n° 667/2010 duConseil du 26 juillet 2010 interdit à un Belge ou au titulaire de quelquenationalité que ce soit, agissant à partir du territoire national, departiciper volontairement et délibérément à des activités ayant pourobjet ou pour effet de contourner les interdictions.

Les infractions à ces dispositions sont punies des sanctions prévues àl’article 6 de la loi du 13 mai 2003 relative à la mise en œuvre desmesures restrictives adoptées par le Conseil de l’Union européenne àl’encontre d’Etats, de certaines personnes et entités.

60976 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 97: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGENGOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION

GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN

VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE

JOBPUNT VLAANDEREN

[2010/205219]Jobpunt Vlaanderen coördineert de aanwerving voor een veiligheidsadviseur (m/v) (niveau A)

voor het Departement Bestuurszaken van de Vlaamse overheid

Het Departement Bestuurszaken van de Vlaamse overheid streeft een kwaliteitsvolle en permanente dienstverle-ning aan de burger en aan haar personeelsleden na. Hiervoor specialiseert ze zich in een aantal domeinen waaronderpreventie en bescherming.

De afdeling preventie en bescherming geeft advies over het welzijn op het werk en over risicobeheer,risicomanagement en het continuïteits- en crisisbeheer. Om ons team te versterken zijn we op zoek naar een (m/v)

VeiligheidsadviseurJouw functie : je begeleidt interne klanten bij de ontwikkeling van hun veiligheidsstrategie. Je ondersteunt hen

eveneens bij de uitwerking van acties en initiatieven om de veiligheid en beveiliging van de gebouwen van de Vlaamseoverheid in de Noordwijk, op en rond het Martelaarsplein en het Arenberggebouw te garanderen. Dit heeft betrekkingop zowel de dagelijkse werking als in crisissituaties.

Je werkt hiervoor nauw samen met de verschillende entiteiten die in deze gebouwen huizen.Jouw profiel : je behaalde een masterdiploma en je hebt minimaal zes jaar relevante beroepservaring in het domein

van het risicobeheer, crisismanagement of continuïteitsmanagement. Een attest arbeidsveiligheid niveau I is een troef.Je hebt zin voor initiatief, communiceert vlot en je weet een goede samenwerking met anderen tot stand te brengen.

Wij bieden jou : een inhoudelijk boeiende job en een statutaire benoeming. Je wordt aangeworven in de graad vanadviseur (rang A2) met de bijbehorende salarisschaal. Relevante beroepservaring in de privésector of als zelfstandigekan verloond worden. Je kunt je loon berekenen op http : //www2.vlaanderen.be/arbeidsvoorwaarden/

Bij interesse stuur je uiterlijk op 24 oktober 2010 het standaard-CV ingevuld per mail naar [email protected] per post naar Jobpunt Vlaanderen, Boudewijnlaan 30, bus 42 ( zone 3C ), 1000 Brussel, en vermeld je in hetonderwerp van je mail of brief het selectienummer. Je kunt meer informatie over de selectieprocedure en dedeelnemingsvoorwaarden terugvinden in het selectiereglement op www.jobpunt.be. Je vindt daar ook een uitgebreidefunctiebeschrijving en het standaard-CV dat je nodig hebt om te solliciteren voor deze functie.

De Vlaamse overheid wil de samenleving waarvoor zij zich inzet zo goed mogelijk weerspiegelen. Kandidatenworden dan ook geselecteerd op basis van hun kwaliteiten en vaardigheden, ongeacht geslacht, afkomst of handicap.

*VLAAMSE OVERHEID

[2010/35746]Bekendmaking van definitieve vaststelling

WIELSBEKE. — De gemeenteraad van Wielsbeke besliste in haar zitting van 29 september 2010 om over te gaantot de definitieve vaststelling van het rooilijnplan, het onteigeningsplan en de bijhorende onteigeningstabel betreffendede inneming nr. 42 en de innemingen nrs. 76 t.e.m. 79 van de Ridder de Ghellinckstraat, zoals opgemaakt doorStudiebureau Demey BVBA.

REGION WALLONNE — WALLONISCHE REGION — WAALS GEWEST

SERVICE PUBLIC DE WALLONIE

[2010/205167]

Information relative à l’attribution des contrats de service public de transport de personnes en Wallonie(article 7 du Règlement européen 1370/2007)

En date du 22 juillet 2010, le Gouvernement wallon, autorité organisatrice du transport public de personnes enWallonie, rue Mazy 25-27, à 5100 Jambes, a décidé, dans le cadre du prochain contrat de service public de transportde personnes en Wallonie :

— d’attribuer directement les missions de transport régulier de voyageurs et de transport scolaire à un opérateurinterne au sens de l’article 2, j), du Règlement 1370/2007 relatif aux services publics de transport de voyageurs parchemin de fer et par route;

— d’attribuer directement les missions de transport de personnes à mobilité réduite à un ou plusieurs opérateursinternes au sens de l’article 2, j), du même Règlement.

Les services et territoires concernés par l’attribution sont le territoire de la Wallonie.

60977BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 98: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

WETTELIJKE BEKENDMAKINGENEN VERSCHILLENDE BERICHTEN

PUBLICATIONS LEGALESET AVIS DIVERS

VRIJE UNIVERSITEIT BRUSSEL

Vacatures academisch personeel

Vacature nr. : RC/2010/019.

Faculteit : recht en criminologie.

Betrekking : guest professorship (gastprofessor).

Intern of extern : extern.

Mandaat : part-time (10 %).

Ingangsdatum : 1 februari 2011.

Duur : 3 academic years.

Vakgebied en vakgroep : Law and Criminology PILC-IES.

Omschrijving : Teaching of the course « International and EuropeanProtection of Human Rights » of the advanced Master (LLM) inInternational and European Law and conducting related research.

Vereisten : Requirements : Ph.D. (or equivalent); thorough know-ledge of international and European human rights law; fluency andproficiency in English; candidates without prior teaching experience inthe PILC programme will have to deliver a probational lecture. Candi-dates should submit a vision on the task, including a preliminarycourse outline.

Contactpersoon : prof. dr. G. Van Limberghen (Dean); prof. dr. S. VanThiel (programme director).

Contact telefoon : +32 2 629 25 43; +32 2 629 26 31.

Contact e-mail :[email protected];[email protected]

Naam decaan : prof. dr. G. Van Limberghen.

Inwachtingstermijn : 15 november, na publicatie in het BelgischStaatsblad.

De kandidaten worden verzocht gebruik te maken van het daartoebestemde kandidaatstellingsformulier met cumulatieformulier dat kangedownload worden op het internetadres http://www.vub.ac.be/DP/AP.html of bekomen worden op de dienst personeel (tel. 02-629 20 02)van de Vrije Universiteit Brussel, Pleinlaan 2, te 1050 Brussel.

Dit ingevuld kandidaatstellingsformulier dient gericht te worden aande rector van de Vrije Universiteit Brussel.

(80590)

Decreet van 8 mei 2009houdende organisatie van de ruimtelijke ordening

Gemeente Lebbeke

bericht van onderzoek de commodo et incommodo

wijziging van de rooilijn

Het college van burgemeester en schepenen brengt ter kennis aan debelanghebbenden dat er wordt overgegaan tot een onderzoek decommodo et incommodo in verband met de te nemen beslissing betref-fende een wijziging van de rooilijn van buurtweg 20, te Lebbekegenaamd Lange Minnestraat, tweede afdeling, sectie C, nummer 963 F,van maandag 11 oktober 2010 tot en met dinsdag 9 november 2010.

Het dossier voor de aanvraag ligt tijdens de kantooruren ter inzagein de burelen van de dienst grondgebiedzaken, Leo Duboisstraat 44, te9280 Lebbeke (052-46 82 50), van maandag tot en met vrijdag, van8 u. 30 m. tot 12 uur, en op dinsdag, van 13 tot 19 uur.

De bezwaren of opmerkingen aangaande dit dossier moeten schrif-telijk worden ingediend bij het college van burgemeester en schepenen,Flor Hofmanslaan 1, 9280 Lebbeke.

Een rooilijnplan heeft ook gevolgen voor werken en handelingenwaarvoor geen stedenbouwkundige vergunning is vereist. (artikel 16,vierde lid, van het decreet houdende vaststelling en realisatie van derooilijnen van 8 mei 2009).

(36973)

Openbare Besturen en Technisch Onderwijs

Administrations publiqueset Enseignement technique

OPENSTAANDE BETREKKINGEN − PLACES VACANTES

Université de Liège

L’Université de Liège engage : un attaché à la direction administra-tive de la faculté de psychologie et des sciences de l’éducation.

Pour toute information concernant ce recrutement, veuillez consulterle site : www.ulg.ac.be/emploi/pato/externe.

(36837)

Gerechtelijke aktenen uittreksels uit vonnissen

Actes judiciaireset extraits de jugements

Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 490van het Strafwetboek

Publication faite en exécution de l’article 490du Code pénal

Misdrijven die verband houden met de staat van faillissementInfractions liées à l’état de faillite

Tribunal de première instance de Liège

Par jugement défaut rendu le 11 mai 2010, signifié le 3 juin 2010 :

Le tribunal correctionnel de Liège a condamné :

RADOUX Fabian, né le 16.09.1976 à Rocourt, célibataire, sans profes-sion, domicilié chaussée des Prés 3, à 4020 Liège

à une peine unique de six mois d’emprisonnement et à une amendede 300 euros x 5,5 soit 1.650 euros;

a ordonné qu’à défaut de paiement de l’amende dans le délai légal,elle pourra être remplacée par un emprisonnement de 30 jours;

a ordonné la publication du présent jugement au Moniteur belge selonles modalités prévues à l’article 490 du Code pénal,

aux frais envers l’Etat liquidés à 27,47 euros;

60978 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 99: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

à verser une somme de 25 euros à titre de contribution au Fondsinstitué par l’article 28 de la loi du 1er août 1985, cette somme étantmajorée de 45 décimes et élevée ainsi à 137,50 euros;

a imposé le paiement d’une indemnité de 25 euros (art. 91 A.R.28.12.1950 tel que modifié).

Du chef d’avoir :

A. 1. Entre le 19.03.2008 et le 22.06.2009, frauduleusement détournéou dissipé, au préjudice de la SA HENRARD, des effets, deniers,marchandises, billets, quittances ou écrits de toute nature contenant ouopérant obligation ou décharge, en l’espèce deux ponts hydrauliquesd’une valeur de S 7.728,27 T.V.A. comprise, qui lui avaient été remis àla condition de les rendre ou d’en faire un usage ou un emploidéterminé (art. 491 CP).

B. 2. Entre le 25.06.2009 et le 18.03.2010, étant dirigeant, de droit oude fait, de société commerciale, en l’espèce de la SCS EUROPEAN CARRADDUX & CIE, déclarée en faillite par jugement du Tribunal deCommerce de Liège en date du 08.06.2009, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le numéro 0876.014.423,

sans empêchement légitime, omis d’exécuter les obligations pres-crites par l’article 53 de la loi sur les faillites, en l’espèce

de se rendre à toutes les convocations lui (leur) faites, soit par lejuge-commissaire, soit par les curateurs (article 489, 2° du Code pénal,article 53, al. 1 de la loi du 8 août 1997 sur le faillites);

de fournir au juge-commissaire et aux curateurs tous les renseigne-ments requis (art. 489, du Code Pénal, art. 53, al. 1 de la loi du8 août 1997 sur les faillites);

d’aviser les curateurs de tout changement d’adresse (art. 489, 2° duCode pénal, art. 53, al. de la loi du 8 août 1997 sur les faillites);

Lois appliquées :

Vu les articles 40, 65, 489, 489bis, 490 et 491 du Code pénal;

4 Titre préliminaire du Code de procédure pénale;

186, 162, 162bis, 194 du Code d’instruction criminelle,

l’article 1382 du Code civil;

la loi du 05.03.1952 telle que modifiée, la loi du 26.06.2000,

les articles 14, 31 à 36 de la loi du 15.06.1935,

Liège, le 24 septembre 2010.Pour extrait conforme : le greffier, (signé) J. Renson.

(36711)

Tribunal de première instance de Mons

Par jugement rendu contradictoirement le 2 octobre 2009, le tribunalde première instance séant à Mons, Province de Hainaut, 6e chambre,jugeant en matière correctionnelle, a condamné le nommé :

WALEM Patrick Gaston Raymond, entrepreneur, né à Braine-le-Comte le 30 septembre 1960, domicilié à 7090 Braine-le-Comte, rue dela Ferme Bucho 8,

à un emprisonnement de un mois et à une amende de cent euros,

Pour avoir, à Braine-le-Comte, arrondissement judiciaire de Mons,

I) à une date indéterminée entre le 23 mai 2005 et le 4 septembre 2006,

en sa qualité de gérant de droit de la société IMMO CONSTRUCTP-W 2000 SCRIS (BCE 0472.976.255) frauduleusement détourné oudissipé des effets, deniers, marchandises, billets, quittances ou écrits detoute nature contenant ou opérant obligation ou décharge, qui luiavaient été remis à la condition de les rendre ou d’en faire un usage ouun emploi déterminé, en l’espèce la somme de 3.720 euros représentantle prix de vente du véhicule Range Rover au préjudice de ladite société;

II) à une date indéterminée entre le 4 septembre 2006 et le18 janvier 2007 et notamment le 17 janvier 2007,

étant gérant de droit de la société IMMO CONSTRUCT P-W 2000SCRIS (BCE 0472.976.255) déclarée en faillite par jugement du tribunalde commerce de Mons en date du 4 septembre 2006, avec une intention

frauduleuse ou à dessein de nuire, détourné ou dissimulé une partie del’actif, en l’espèce, avoir détourné au préjudice de la masse des créan-ciers représentée par le curateur, Maître Etienne DESCAMPS, enl’espèce une camionnette MERCEDES MB 100D d’une valeur indéter-minée;

III) à une date indéterminée entre le 5 septembre 2006 et le 12 décem-bre 2007,

étant gérant de droit de la société IMMO CONSTRUCT P-W 2000SCRIS (BCE 0472.976.255) déclarée en faillite par jugement du tribunalde commerce de Mons en date du 4 septembre 2006, sans empêchementlégitime, omis d’exécuter les obligations prescrites par l’article 53 de laloi sur les faillites, en l’espèce avoir omis de se rendre à toutes lesconvocations du juge commissaire ou du curateur en l’espèce à celle ducurateur en date du 6 septembre 2006;

IV) à une date indéterminée entre le 1er janvier 2002 et le 30 juin 2006,les faits étant la manifestation successive et continue d’une mêmeintention délictueuse,

En contravention aux articles 92 § 1er, alinéa 2 et 126 § 1er, 1° du Codedes sociétés,

n’avoir pas soumis à l’approbation de l’assemblée générale dans lessix mois de la clôture de l’exercice, les comptes annuels arrêtés au31 décembre 2001, 31 décembre 2002, 31 décembre 2003, 31 décem-bre 2004 et 31 décembre 2005;

V) entre le 18 octobre 2000 et le 4 septembre 2006, les faits étant lamanifestation successive et continue d’une même intention délictueuse,

En contravention aux articles 2, 3 alinéa 1, 4, 6 et 16 de la loi du17 juillet 1975 relative à la comptabilité des entreprises,

n’avoir sciemment pas tenu une comptabilité appropriée à la natureet l’étendue de ses activités,

comptabilité qui ne couvre pas l’ensemble de ses opérations, avoirset droits de toute nature, dettes, obligations et engagements de toutenature, en l’espèce n’avoir sciemment tenu aucune comptabilité empê-chant de la sorte le curateur, Maître Etienne DESCAMPS, de vérifier lesopérations réalisées, au préjudice de la masse des créanciers représentéspar ledit curateur;

Le Tribunal a en outre :

dit que l’amende sera majorée de 45 décimes et portée ainsi à cinqcent cinquante euros ou quinze jours d’emprisonnement subsidiaire.

prononcé à charge de WALEM Patrick, pour une durée de trois ans

l’interdiction du droit d’exercer personnellement ou par interpositionde personne les fonctions énumérées à l’article 1 de l’arrêté royal n° 22du 24 octobre 1934 relatif à l’interdiction judiciaire faite à certainscondamnés et aux faillis d’exercer certaines fonctions, professions ouactivités,

l’interdiction d’exercer une activité commerciale, personnellement oupar interposition de personne, conformément à l’article 1bis de l’arrêtéroyal n° 22 du 24 octobre 1934 précité.

prononcé sur réquisitions du Ministère Public, en application desarticles 42-3° et 43bis alinéa 2 du Code pénal, la confiscation de lasomme de 3.720 euros constituant l’équivalent des avantages patrimo-niaux tirés directement de l’infraction faisant l’objet de la prévention Idéclarée établie dans le chef du prévenu, des biens et valeurs qui leuront été substitués et des revenus de ces avantages investis qui n’ont puêtre retrouvés dans son patrimoine;

dit qu’à dater du jugement, il sera sursis pendant trois ans à l’exécu-tion de la peine d’emprisonnement principal, de la peine d’amende etde la peine de confiscation par équivalent.

ordonné, conformément à l’article 490 du Code pénal, la publicationdu présent jugement par extrait au Moniteur belge, aux frais ducondamné.

condamné le prévenu aux frais envers la partie publique liquidés àla somme de 141,07 euros.

condamné le prévenu à verser la somme de vingt-cinq euros à titrede contribution au fonds d’aide aux victimes d’actes intentionnels deviolences, augmentée de 45 décimes et ainsi portée à 137,50 euros.

60979BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 100: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

imposé au prévenu le paiement d’une somme de vingt-cinq euros envertu de l’A.R. du 28 décembre 1950 modifié par l’A.R. du 11 décem-bre 2001.

Mons, le 3 décembre 2009.

Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) J.-C. Fourez.(36712)

Bekendmaking gedaan overeenkomstig artikel 488bis e, § 1van het Burgerlijk Wetboek

Publication faite en exécution de l’article 488bis e, § 1er

du Code civil

Aanstelling voorlopig bewindvoerderDésignation d’administrateur provisoire

Vredegerecht van het tweede kanton Antwerpen

Bij vonnis van de vrederechter van het tweede kanton Antwerpen,uitgesproken op 21 september 2010, werd volgende beslissing uitge-sproken, verklaart de heer Theodorus Roeten, geboren te Bussum(Nederland) op 8 februari 1944, wonende te 2018 Antwerpen, Paleis-straat 33/1, verblijvende in ZNA Sint Elisabeth, Leopoldstraat 26, te2000 Antwerpen, niet in staat zelf zijn goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Mr. Claude Marinower,kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Consciencestraat 7.

Voegt toe als vertrouwenspersoon : Roeten, Welmoed, wonende te5037 CE Tilburg (Nederland), Abdij van Bernestraat 93.

Antwerpen, 29 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Annita Brosens.(71805)

Vredegerecht van het vierde kanton Antwerpen

Bij beschikking van de vrederechter van het vierde kantonAntwerpen, verleend op 29 september 2010, werd Klemans, Yvonne,geboren te Antwerpen op 17 mei 1920, wonende te 2060 Antwerpen,Lange Dijkstraat 98, niet in staat verklaard haar goederen te beheren enkreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Mevr. Van Den Berg,Annik, geboren te Antwerpen op 25 juli 1969, wonende te2600 Antwerpen, Grote Steenweg 521.

Antwerpen, 29 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Diane Dom.(71806)

Vredegerecht van het vijfde kanton Antwerpen

Bij vonnis van de vrederechter Antwerpen-5, verleend op17 september 2010, werd de heer Ducheyne, Ricot, geboren te Port-au-Prince (Haiti) op 15 november 1985, wonende te 2000 Antwerpen,Kleine Kauwenberg 24 bus 3, niet in staat verklaard zelf zijn goederente beheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Mr. DeLoof, Pieter, kantoorhoudende te 2018 Antwerpen, Boomgaardstraat 93.

Antwerpen, 29 september 2010.

De griffier, (get.) Christiaensen, Inez.(71807)

Vredegerecht van het achtste kanton Antwerpen

Bij vonnis van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen,verleend op 29 september 2010, werd Mevr. Elza De Loose, geboren op5 januari 1922, ongehuwd, wonende te 2018 Antwerpen, Helenalei 24,verblijvende in de instelling R.V.T. Sint-Maria, Vredestraat 93, te2600 Berchem (Antwerpen), niet in staat verklaard haar goederen tebeheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. JohanVan Steenwinkel, advocaat te 2020 Antwerpen, er kantoorhoudendeaan de Jan Van Rijswijcklaan 164.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op16 juli 2010.

Antwerpen, 29 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Arthur Jespers.(71808)

Bij vonnis van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen,verleend op 29 september 2010, werd Mevr. Marina Goudar, geboren teAntwerpen op 13 maart 1969, ongehuwd, wonende te 2000 Antwerpen,Lange Gasthuisstraat 33, doch verblijvende in de instelling Psychia-trisch Centrum Sint-Amedeus, Deurnestraat 252, te 2640 Mortsel, nietin staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd alsvoorlopig bewindvoerder : Mr. Wim Leenaards, advocaat te2610 Wilrijk (Antwerpen), er kantoorhoudende aan het Ridderveld 19.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op27 augustus 2010.

Antwerpen, 29 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Arthur Jespers.(71809)

Bij vonnis van de vrederechter van het achtste kanton Antwerpen,verleend op 29 september 2010, werd de heer Roger Goeman, geborente Antwerpen op 30 maart 1947, ongehuwd, wonende te 2640 Mortsel,in de instelling Psychiatrisch Centrum Sint-Amedeus, Deurne-straat 252, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Mr. Wim Leenaards, advo-caat te 2610 Wilrijk (Antwerpen), er kantoorhoudende aan het Ridder-veld 19.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op27 augustus 2010.

Antwerpen, 29 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Arthur Jespers.(71810)

Vredegerecht van het kanton Arendonk

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Arendonk, uitge-sproken op 27 september 2010, werd Wouters, Jozef Hendrik, geborente Arendonk op 15 juni 1938, wonende te 2370 Arendonk, RVT Sint-Isabella, Vrijheid 100, niet in staat verklaard zijn goederen te beherenen kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Hoet, Hans LudoFerdinand Maria, advocaat, geboren te Westmalle op 13 mei 1964, metkantoor te 2300 Turnhout, Graatakker 103/4.

Arendonk, 30 september 2010.

De griffier, (get.) Peggy Eysermans.(71811)

60980 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 101: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Vredegerecht van het kanton Diest

Beschikking van de vrederechter van het kanton Diest, d.d.23 september 2010, verklaart de heer Rommens, Claude Henri AndréJosiane, geboren te Werl (Duitsland) op 11 augustus 1953, gedomicili-eerd te 3390 Tielt-Winge, Blerebergstraat 149 en verblijvende in hetAlgemeen Ziekenhuis Diest, Statiestraat 65, te 3290 Diest, niet in staatzelf zijn goederen te beheren.

Wijst aan als vertrouwenspersoon van de beschermde persoon :Mevr. De Coninck, Francine Paul Marie, geboren te Kessel-Lo op14 september 1948 en wonende te 3001 Leuven, Leeuwerikenstraat 55/0703, en echtgenote van de beschermde persoon.

Wijst aan als voorlopige bewindvoerder over de beschermdepersoon : Mr. Boogaerts, Marleen, advocaat, met kantoor te3271 Scherpenheuvel-Zichem, P.R. Van de Wouwerstraat 11.

Diest, 1 oktober 2010.

De griffier, (get.) Arnold Colla.(71812)

Vredegerecht van het kanton Genk

Vonnis d.d. 30 september 2010, verklaart Heylen, Hubert, geboren teWesterlo op 3 november 1945, wonende te 3600 Genk, Molenstraat 65bus 3, niet in staat zelf zijn goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Vandenhoudt, David, advo-caat, met kantoor gevestigd te 3600 Genk, André Dumontlaan 210.

Genk, 30 september 2010.

De hoofdgriffier, (get.) Lode Thijs.(71813)

Vredegerecht van het vijfde kanton Gent

Bij vonnis van de vrederechter van het vredegerecht Gent-5, verleendop 30 september 2010, werd beslist dat Cécile Driesens, geboren op28 november 1927 te Brugge, wonende te 9000 Gent, Meersstraat 104,verblijvend te 9000 Gent, Home Claire vzw, Jan Delvinlaan 70, niet instaat is zelf haar goederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopigbewindvoerder, De Cock, Anne-Marie, bediende, wonende te9050 Gentbrugge (Gent), Oscar De Gruyterstraat 18.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op20 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Bearelle, Marleen.(71814)

Vredegerecht van het kanton Heist-op-den-Berg

Bij vonnis verleend door de vrederechter van het kanton Heist-op-den-Berg op 28 september 2010, werd Moeskops, Maria, geboren teHeist-op-den-Berg op 19 augustus 1922 en wonende te 2580 Putte, Lier-baan 46, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Moeskops, Leo, Schut-tershof 1, te 2590 Berlaar.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift werd neergelegd op14 september 2010.

Heist-op-den-Berg, 30 september 2010.

Bij uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Wim Ooms.(71815)

Vredegerecht van het kanton Herentals

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Herentals, HenriVangenechten, verleend op 30 september 2010, werd ambsthalve eeneinde gesteld aan het voorlopig beheer over de goederen van VanOpstal, Franciscus Augustinus, geboren te Westerlo op 17 maart 1923,verblijvende RVT Parel der Kempen, te 2260 Westerlo, Verlorenkost 22,overleden te Westerlo op 25 september 2010, aan wie bij beschikkingverleend door de vrederechter van het kanton Herentals op 5 april 2001als voorlopig bewindvoerder werd toegevoegd : Mr. Hugo Verhaegen,advocaat, kantoorhoudende te 2200 Herentals, Lierseweg 102-104.

Herentals, 30 september 2010.

Voor eensluidend afschrift : de griffier, (get.) E. Burm.(71816)

Vredegerecht van het kanton Houthalen-Helchteren

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Houthalen-Helchteren, verleend op 27 september 2010, werd Campesi, Olga,geboren te Ascoli Piceno (It) op 13 juni 1929, wonende te 3530 Hout-halen-Helchteren, Lunstraat 19, niet in staat verklaard haar goederen tebeheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Wouters,Rolf, advocaat, wonende te 3530 Houthalen-Helchteren, Grote Baan 92.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op23 juli 2010.

Houthalen-Helchteren, 1 oktober 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Marleen Vrolix.(71817)

Vredegerecht van het eerste kanton Ieper

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Ieper I, verleend op23 september 2010, werd de heer Baillieul, Louis, geboren te Zillebekeop 25 augustus 1926, gedomicilieerd te 8904 Ieper, Wijngaardstraat 2,doch thans verblijvende in het Regionaal Ziekenhuis Jan Yperman, te8900 Ieper, Briekestraat 12, niet in staat verklaard zijn goederen tebeheren en kreeg toegewezen als voorlopige bewindvoerder, Mr. DeWitte, Stephanie, kantoorhoudende te 8900 Ieper, Diksmuidsestraat 46(dossiernr. 10A608).

Ieper, 24 september 2010.

De hoofdgriffier, (get.) Wilfried Van Engelandt.(71818)

Vredegerecht van het kanton Kontich

Beschikking d.d. 28 september 2010, verklaart Timmermans, PaulaMaria Emiliana, geboren te Kontich op 3 augustus 1927, wonende te2550 Kontich, Noordstraat 13, verblijvende RVT Cantershof, te2540 Hove, Réne Verbeecklaan 5/7, niet in staat zelf haar goederen tebeheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Van Loon, Christine, advo-caat te 2550 Kontich, Antwerpsesteenweg 92.

Voegt toe als vertrouwenspersoon : Mariën, Flor, wonende te2550 Kontich, Nieuwstraat 39.

Kontich, 30 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Nuffel, Geert.(71819)

60981BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 102: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Beschikking d.d. 28 september 2010, verklaart Van Looy, LudovicaEmilia, geboren te Kontich op 13 april 1921, eerder wonende te2650 Edegem, Dr. Frans Hemeryckxlaan 5/4, thans verblijvende te2650 Edegem, RVT Immaculata, Oude Godstraat 110, niet in staat zelfhaar goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Bogaerts, Nina, advocaat te2840 Reet, Eikenstraat 210.

Voegt toe als vertrouwenspersoon : Van Dessel, Hugo, wonende te2550 Kontich, Waarloosveld 60.

Kontich, 30 september 2010.Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Nuffel, Geert.

(71820)

Vredegerecht van het eerste kanton Kortrijk

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht van heteerste kanton Kortrijk, verleend op 22 september 2010, werd Gillet,Marie Ghislaine, geboren te Montleban op 26 oktober 1930, weduwevan Julien Vandenborre, wonende en verblijvende in het rusthuis « DePottelberg », 8500 Kortrijk, Pottelberg 1, niet in staat verklaard haargoederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoer-der : Vandenborre, Evelyne, wonende te 8587 Spiere (Spiere-Helkijn),Hellenhoek 4.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Greta Lambrecht.(71821)

Vredegerecht van het kanton Mechelen

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Mechelen, verleendop 28 september 2010, werd Dillen, Andy Jan Maria, geboren te Deurneop 14 oktober 1970, wonende te 2830 Willebroek, Krekelenberg 12, nietin staat verklaard zijn goederen te beheren en kreeg toegevoegd alsvoorlopig bewindvoerder : Verstraeten, Renilda Paula Theodora,geboren te Antwerpen op 24 mei 1951, wonende te 2160 Wommelgem,Lievevrouwestraat 65.

Het verzoekschrift werd neergelegd ter griffie op 16 september 2010.

Mechelen, 29 september 2010.Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peter Vankeer.

(71822)

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Mechelen, verleendop 16 september 2010, werd Dreezen, Betsy Elisa Jacqueline, geboren teOpitter op 25 september 1936, wonende te 1820 Steenokkerzeel, Sint-Jannekensstraat 2, niet in staat haar goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Decoster, Thierry, advocaat,kantoorhoudende te 2800 Mechelen, Nekkerspoelstraat 61.

Het verzoekschrift werd neergelegd ter griffie op 31 augustus 2010.

Mechelen, 29 september 2010.Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Peter Vankeer.

(71823)

Vredegerecht van het kanton Merelbeke

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht van hetkanton Merelbeke, verleend op 23 september 2010, werd beslist datSierens, Agnes, geboren te Sleidinge op 27 april 1931, wonende te9820 Merelbeke, Salisburylaan 100, niet in staat is zelf haar goederen tebeheren.

Voegt toe als voorlopige bewindvoerder : Herssens, Marc, advocaat,met kantoor te 9000 Gent, Recollettenlei 3.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) De Veirman,Christiaan.

(71824)

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht van hetkanton Merelbeke, verleend op 23 september 2010, werd beslist datVanlerberghe, Saskia, geboren te Menen op 14 juni 1977, wonende te9090 Melle, Caritasstraat 76, niet in staat is zelf haar goederen tebeheren.

Voegt toe als voorlopige bewindvoerder : De Becker, Ann, advocaat,met kantoor te 9000 Gent, Kortrijksesteenweg 219.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) De Veirman,Christiaan.

(71825)

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht van hetkanton Merelbeke, verleend op 23 september 2010, werd beslist datNicholas, Joyce, geboren te Jeadon op 18 februari 1929, wonende te9090 Melle, Caritasstraat 76, niet in staat is zelf haar goederen tebeheren.

Voegt toe als voorlopige bewindvoerder : De Becker, Ann, advocaat,met kantoor te 9000 Gent, Kortrijksesteenweg 219.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) De Veirman,Christiaan.

(71826)

Vredegerecht van het kanton Neerpelt-Lommel,zetel Lommel

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Neerpelt-Lommel, metzetel te Lommel, verleend op 21 september 2010, werd Hendrikx, Lucia,geboren te Luyksgestel op 27 december 1930, gedomicileerd te3920 Lommel, Jachtstraat 11 en verblijvende te 3920 Lommel, Kliniek-straat 2, niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Kolen, Ida Maria Franciska,huishoudhulp, gedomicilieerd te 3900 Overpelt, Spoorwegstraat 19.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Lisette Symons.(71827)

Vredegerecht van het kanton Maasmechelen

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Maasmechelen,verleend op 22 september 2010, werd Ricotta, Luigina, geboren op23 juli 1974, wonende te 3770 Riemst, Pater Vanweertplein 45, opge-nomen in de instelling OPZ Rekem, 3621 Lanaken, Daalbroekstraat 106,niet in staat verklaard haar goederen te beheren en kreeg toegevoegdals voorlopige bewindvoerder : Haenraets, Anne-Marie, advocaat,kantoorhoudende te 3620 Lanaken, Koning Albertlaan 73.

Maasmechelen, 30 september 2010.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op30 augustus 2010.

De griffier, (get.) Kees, Vera.(71828)

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Maasmechelen,verleend op 29 september 2010, werd Janssen, Erwin Antoon Maria,geboren te Maaseik op 24 december 1975, wonende te 3630 Maas-mechelen, Rijksweg 224/10, niet in staat verklaard zijn goederen tebeheren en kreeg toegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Lenaerts,Tom, advocaat, kantoorhoudende te 3680 Maaseik, Prinsenhoflaan 4.

Maasmechelen, 1 oktober 2010.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op12 juli 2010.

De griffier, (get.) Kees, Vera.(71829)

60982 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 103: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Maasmechelen,verleend op 15 september 2010, werd Fadda, Giuseppe, geboren teItalië op 22 januari 1951, wonende te 3600 Genk, Hondsbos 9 bus 4,opgenomen in de instelling OPZ Rekem, 3621 Lanaken, Daalbroek-straat 106, niet in staat verklaard zijn goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopige bewindvoerder : Hanssen, Kristien, advo-caat, wonende te 3600 Genk, Onderwijslaan 72 bus 11.

Maasmechelen, 30 september 2010.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op20 augustus 2010.

De griffier, (get.) Kees, Vera.(71830)

Vredegerecht van het kanton Oudenaarde-Kruishoutem,zetel Oudenaarde

Vonnis d.d. 28 september 2010, verklaart Vandewoestyne, AgnesJulia, geboren te Eine op 4 augustus 1922, wonende te 9700 Ouden-aarde, RVT H. Hart, Marlbouroughlaan 3, niet in staat zelf haargoederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Mahieu, Luc Gilbert,wonende te 9681 Maarkedal, Fonteineweg 10.

Oudenaarde, 29 september 2010.

De griffier, (get.) Baguet, Filip.(71831)

Vonnis d.d. 30 september 2010, verklaart Mollin, Gilbert, geboren teKortrijk op 6 november 1948, wonende te 8755 Ruiselede, Brugge-steenweg 128, doch verblijvende te 9700 Oudenaarde, Vijflindendries 2,niet in staat zelf zijn goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Van Hoey, Vanessa, advo-caat, met kantoor te 9630 Zwalm, Heufkensstraat 133A.

Oudenaarde, 30 september 2010.

De griffier, (get.) Baguet, Filip.(71832)

Vredegerecht van het eerste kanton Sint-Niklaas

Bij beschikking van de vrederechter vredegerecht Sint-Niklaas-1,verleend op 30 september 2010, werd De Schrijver, Francine, geboren teNinove op 24 juni 1949, gepensioneerde, wonende te 9140 Temse,Hospitaalstraat 37, niet in staat verklaard haar goederen te beheren enkreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoerder : Daniël Amelinckx,advocaat, met kantoor te 9140 Temse, Piet Nutenlaan 7A.

Sint-Niklaas, 30 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Astrid Duquet.(71833)

Bij beschikking van de vrederechter vredegerecht Sint-Niklaas-1,verleend op 30 september 2010, werd Lea Van Overtveldt, geboren teBeveren op 20 februari 1935, gepensioneerde, wonende te 9100 Sint-Niklaas, Koningin Fabiolapark 316, niet in staat verklaard haargoederen te beheren en kreeg toegevoegd als voorlopig bewindvoer-der : Nicole Delforge, advocaat, met kantoor te 9100 Sint-Niklaas, BaronDhanisstraat 10.

Sint-Niklaas, 30 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Astrid Duquet.(71834)

Vredegerecht van het kanton Sint-Truiden

Het vonnis van de vrederechter van het kanton Sint-Truiden,verleend op 28 september 2010, verklaart Petre, Bruno Marcel Johan,geboren te Tienen op 24 oktober 1968, wonende te 3800 Sint-Truiden,Steenovenstraat 48/001, niet in staat zelf zijn goederen te beheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Lambeets, Geert, advocaat,te 3800 Sint-Truiden, Toekomststraat 22.

Sint-Truiden, 28 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Marina Derwael.(71835)

Vredegerecht van het kanton Veurne-Nieuwpoort,zetel Veurne

Vonnis uitgesproken door de vrederechter van het kanton Veurne-Nieuwpoort, zetel Veurne, d.d. 14 september 2010, verklaart Lonneville,Irma, geboren te Gistel op 5 oktober 1927, wonende te 8680 Koekelare,Dorpsstraat 22/4, verblijvende Koningin Elisabeth Instituut, te8670 Koksijde, Dewittelaan 1, niet in staat zelf haar goederen tebeheren.

Voegt toe als voorlopig bewindvoerder : Vemeersch, Wilfried,wonende te 8620 Nieuwpoort, Parklaan 187.

Veurne, 28 september 2010.

De hoofdgriffier, (get.) Gina Huyghe.(71836)

Vredegerecht van het kanton Westerlo

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Westerlo,verleend op 28 september 2010, werd Haverals, Marcel August Gabriel,geboren op 26 november 1924 te Nijlen, weduwnaar, wonend in hetrust- en verzorgingstehuis « Ter Nethe », 2235 Hulshout, GroteBaan 256, niet in staat verklaard zelf zijn goederen te beheren en kreegtoegevoegd als voorlopig bewindvoerder, de genaamde Mr. Dieltjens,Sophie, advocaat, kantoorhoudende te 2270 Herenthout, Lang-straat 128B.

Westerlo, 1 oktober 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier in opdracht, (get.) Jose-phina Brems.

(71837)

Vredegerecht van het kanton Zelzate

Bij vonnis van de vrederechter van het kanton Zelzate, verleend op20 september 2010, werd De Vliegher, Willy, advocaat te 9185 Wachte-beke, Walderdonk 51, aangesteld als voorlopig bewindvoerder overFruytier, Paul, geboren te Moerbeke-Waas op 18 februari 1944 enwonende te 9180 Moerbeke, Herfstvrede 5, gezien deze onbekwaamwerd verklaard.

Zelzate, 1 oktober 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Lietanie, Katelijne.(71838)

60983BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 104: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Justice de paix du premier canton d’Anderlecht

Par ordonnance du juge de paix du premier canton d’Anderlecht, endate du 23 septembre 2010, faisant suite à la requête du7 septembre 2010, le nommé Martinez Soto, Teodoro, né à Cantoria(Espagne) le 27 avril 1955, domicilié à 1070 Anderlecht, rue VictorRauter 32/48, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvud’un administrateur provisoire, étant : Ossieur, Diane, avocate à1070 Anderlecht, avenue H. et F. Limbourg 19.

Pour extrait certifié conforme : le greffier délégué, (signé) MalikaEl Hadouchi.

(71839)

Justice de paix du second canton d’Anderlecht

Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht, endate du 23 septembre 2010, le nommé M. Rudd, Jacques (10A4554), néà Etterbeek le 21 novembre 1949, domicilié à 1070 Anderlecht, rue duSillon 121, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvud’un administrateur provisoire, étant : Me Francine Lemaire, avocat,dont les bureaux sont établis à 1070 Bruxelles, avenue RenéBerrewaerts 34.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) MartineVan der Beken.

(71840)

Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht, endate du 23 septembre 2010, le nommé M. Vandonck, Roland, domiciliéà 1780 Wemmel, avenue Prince Baudouin 121, mais résidant au Centrehospitalier « Valisa », avenue Josse Goffin 180, à 1082 Berchem-Sainte-Agathe, chambre 421, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a étépourvu d’un administrateur provisoire, étant : Me Rosseel, Klaas,avocat, dont les bureaux sont établis à 1050 Ixelles, rue de Livourne 45.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Martine Vander Beken.

(71841)

Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht, endate du 23 septembre 2010, la nommée Mme Daivier, Christiane(10A4475), née le 5 février 1923, domiciliée à 7130 Binche, rue del’Industrie 118/1, résidant actuellement à 1070 Anderlecht, seniorie« Parc Astrid », rue de Neerpede 288, a été déclarée incapable de gérerses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, étant :M. Koziol, Philippe, domicilié à 7133 Binche, rue de Cent Pieds 106.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) MartineVan der Beken.

(71842)

Par ordonnance du juge de paix du second canton d’Anderlecht, endate du 23 septembre 2010, la nommée Mme Léonard, Thérèse(10A4463), née le 20 août 1926, domiciliée à 1082 Berchem-Sainte-Agathe, rue Jules Lahaye 290, résidant actuellement à 1082 Berchem-Sainte-Agathe, « Valida », avenue Josse Goffin 180, a été déclaréeincapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateurprovisoire, étant : Me Klaas Rosseel, avocat, dont le cabinet est établi à1050 Bruxelles, rue de Livourne 45.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) MartineVan der Beken.

(71843)

Justice de paix du canton d’Auderghem

Suite à la requête déposée le 26 août 2010, par ordonnance du jugede paix du canton d’Auderghem, rendue le 22 septembre 2010,Mme Eliane Beatse, domiciliée à 1160 Auderghem, avenue Hermann-Debroux 50, résidence « Carina », a été déclarée incapable de gérer sesbiens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personnede Me Rudi Loos, avocat à 1040 Bruxelles, boulevard Saint-Michel 55,bte 10.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Inès Blockmans.(71844)

Justice de paix du canton de Bastogne-Neufchâteau,siège de Neufchâteau

En suite à la requête déposée le 16 septembre 2010, par ordonnancedu juge de paix du canton de Bastogne-Neufchâteau, siège de Neuf-château, rendue le 27 septembre 2010, M. Emile Jean Marie Parisse, néà Witry le 26 décembre 1935, domicilié à 6860 Léglise (Traimont), ruedes Chasseurs Ardennais 41/A000, résidant rue Clos des Seigneurs 4, à6840 Neufchâteau, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a étépourvu d’une administratrice provisoire en la personne deMme Marianne Dumont, domiciliée à 6740 Etalle (Sainte-Marie-sur-Semois), Grand’Rue 59.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lepinois, Françoise.(71845)

Justice de paix du premier canton de Charleroi

Suite à l’inscription d’office au rôle des requêtes du16 septembre 2010, par ordonnance du juge de paix du premier cantonde Charleroi, rendue le 16 septembre 2010, Mme Lise Bourtembourg,née le 21 novembre 1948, domiciliée à 6000 Charleroi, rue WillyErnst 17/66, résidant rue du Chêne aux Haies 24, à 7000 Mons, a étédéclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un adminis-trateur provisoire en la personne de Me Sophie Labeye, avocat, dont lecabinet est sis à 6000 Charleroi, boulevard Devreux 3, 1er étage.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Fabienne Bultynck.(71846)

Suite à la requête déposée le 7 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du premier canton de Charleroi, rendue le22 septembre 2010, M. Dominique David Claude Dumont, né à Char-leroi le 15 avril 1964, domicilié à 6280 Gerpinnes, rue d’Acoz 11,résidant « GHdC », site « Reine Fabiola », avenue du Centenaire 73, à6061 Charleroi (Montignies-sur-Sambre), a été déclaré incapable degérer ses biens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en lapersonne de Mme Claudine Dumont, laborantine, domiciliée à6280 Gerpinnes, rue Moncheret 109.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Fabienne Bultynck.(71847)

Justice de paix du quatrième canton de Charleroi

Par ordonnance rendue le 21 septembre 2010, par M. Serge Casier,juge suppléant du quatrième canton de Charleroi, siégeant en chambredu conseil, Mme Francine Dufayt, née le 21 novembre 1941 à Châtelet,domiciliée au home « Drion » à 6042 Charleroi, rue Pont Drion 7, a étédéclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un adminis-trateur provisoire en la personne de Me Christian Boudelet, avocat,domicilié à 6040 Charleroi, chaussée de Gilly 61-63.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Canivet, Christine.(71848)

60984 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 105: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Par ordonnance rendue le 23 septembre 2010, par M. Serge Casier,juge suppléant du quatrième canton de Charleroi, siégeant en chambredu conseil, Mme Yvonne Grammet, née le 24 juin 1921 à Dampremy,domiciliée à 6042 Charleroi, rue Pont Drion 7, à la résidence « Drion »,a été déclarée hors d’état de gérer ses biens et pourvue d’un adminis-trateur provisoire en la personne de Me Christian Boudelet, avocat, sisà 6040 Jumet, chaussée de Gilly 61-63.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Milic, Véronique.(71849)

Par ordonnance rendue le 23 septembre 2010, par M. Serge Casier,juge suppléant du quatrième canton de Charleroi, siègeant en chambredu conseil, M. Claude Deceulaer, né le 2 mars 1943 à Charleroi,domicilié à 6183 Trazegnies, Hôtel de Ville 52, résidant au home« Les Jours Heureux », rue Jules Destrée 89, à 6042 Charleroi, a étédéclaré hors d’état de gérer ses biens et pourvu d’un administrateurprovisoire en la personne de Me Thierry Knoops, avocat à 6000 Char-leroi, avenue de Waterloo 54.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Ernest Laurent.(71850)

Justice de paix du canton de Châtelet

Suite à la requête déposée le 26 août 2010, par ordonnance du jugede paix du canton de Châtelet, rendue le 22 septembre 2010, M. Jean-Pierre Michiels, né à Sambreville le 20 décembre 1983, et Mme Chris-telle Gilson, née à Charleroi le 25 avril 1980, tous deux domiciliés à6240 Farciennes, rue Centrale 47, ont été déclarés incapables de gérerleurs biens et ont été pourvus d’un administrateur provisoire en lapersonne de Me Delphine Bourtembourg, avocate, dont le cabinet estsis à 6200 Châtelet, rue du Rempart 11.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Jean-Marie De Trai.(71851)

Suite à la requête déposée le 27 août 2010, par ordonnance du jugede paix du canton de Châtelet, rendue le 22 septembre 2010,Mme Giuseppina Incorvaia, née à Auvelais le 9 septembre 1958,domiciliée à 6200 Châtelet, rue de la Station 170/1/1, a été déclaréeincapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateurprovisoire en la personne de Me Brigitte Leurquin, avocat, dont lecabinet est sis à 6240 Farciennes, rue Albert Ier 236.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Jean-Marie De Trai.(71852)

Justice de paix du canton de Couvin-Philippeville, siège de Couvin

Suite à la requête déposée le 3 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du canton de Couvin-Philippeville, siégeant à5660 Couvin, rendue le 24 septembre 2010, Mme Martinot, LéoneAlphonsine Eugénie, née à Charleville (France) le 18 décembre 1924,domiciliée à 5670 Mazée, rue de Vaucelles 10, mais résidant à larésidence « L’Edelweiss », route du Viroin 17, à 5680 Gimnée, veuve deM. Delporte, Lucien, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a étépourvue d’un administrateur provisoire en la personne deMe Delvallée, Julien, avocat, domicilié à 5660 Mariembourg, boulevarddes Combattants 2.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dominique Dussenne.(71853)

Suite à la requête déposée le 7 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du canton de Couvin-Philippeville, siégeant à Couvin,rendue le 24 septembre 2010, Mme Laeremans, Yvette, née à Silenrieuxle 18 février 1937, domiciliée à 5670 Oignies-en-Thiérache, rue RogerDelizée 33, à la résidence « La Fontaine », a été déclarée incapable degérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en lapersonne de Me Delvallée, Julien, avocat, domicilié à 5660 Mariem-bourg, boulevard des Combattants 2.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Dominique Dussenne.(71854)

Justice de paix du canton de Dour-Colfontaine, siège de Colfontaine

Par ordonnance du juge de paix du canton de Dour-Colfontaine,siège de Colfontaine, rendue le 20 septembre 2010, M. Jean-PierreDumont, né le 18 mai 1947, domicilié à 7340 Colfontaine, rue du RoiAlbert 228, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvud’un administrateur provisoire en la personne de Me De Bruycker,Christelle, avocate, ayant son cabinet sis à 7340 Colfontaine, rue VincentVan Gogh 4.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Breuse, Brigitte.(71855)

Justice de paix du canton de Gembloux-Eghezée,siège de Gembloux

Suite à la requête déposée le 7 septembre 2010, par ordonnance deMme le juge de paix du canton de Gemboux-Eghezée, siège deGembloux, rendue le 30 septembre 2010, la nommée Mme AlphonsineGrolet, née le 21 décembre 1934 à Ham-sur-Sambre, domiciliée à5190 Ham-sur-Sambre (Jemeppe-sur-Sambre), rue de Praules 42, a étédéclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvue d’un adminis-trateur provisoire en la personne de Mme Françoise Brix, avocate, dontles bureaux sont établis à 5000 Namur, boulevard Isabelle Brunell 2/1.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Fabienne Rouer.(71856)

Suite à la requête déposée le 6 septembre 2010, par ordonnance deMme le juge de paix du canton de Gemboux-Eghezée, siège deGembloux, rendue le 30 septembre 2010, la nommée Mme RenéeDoumont, née à Ham-sur-Sambre le 9 février 1927, domiciliée à5190 Ham-sur-Sambre (Jemeppe-sur-Sambre), rue de Brouckère 64,résidant au home « Van Cutsem », rue Van Cutsem 9, à 5190 Jemeppe-sur-Sambre, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a été pourvued’un administrateur provisoire en la personne de M. Jean Brichart,avocat, dont le cabinet est établi chaussée de Nivelles 45, à5140 Sombreffe.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Fabienne Rouer.(71857)

Suite à la requête déposée le 6 septembre 2010, par ordonnance deMme le juge de paix du canton de Gemboux-Eghezée, siège deGembloux, rendue le 30 septembre 2010, la nommée Mme SimoneFievet, née à Froidfontaine le 29 mai 1927, domiciliée à 5576 Froidfon-taine (Beauraing), rue de Bazai 14, résidant au home « Van Cutsem »,rue Van Cutsem 9, à 5190 Jemeppe-sur-Sambre, a été déclarée incapablede gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en lapersonne de M. Jean Brichart, avocat, dont le cabinet est établi chausséede Nivelles 45, à 5140 Sombreffe.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Fabienne Rouer.(71858)

60985BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 106: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Justice de paix du canton d’Hamoir

Suite à la requête déposée par ordonnance du juge de paix du cantond’Hamoir, rendue le 23 septembre 2010, Godfraind, Renée CarmenMarie, née à Bihain le 28 décembre 1938, domiciliée à 6982 Samrée (LaRoche-en-Ardenne), Samrée 20/C00, résidant à 4557 Fraiture (Tinlot),rue Champ des Alouettes 30, a été déclarée incapable de gérer ses bienset a été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne deRenoy, Laurence, dont les bureaux sont établis à 6980 La Roche-en-Ardenne, route de Beausaint 29.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Maryse, Simon.(71859)

Justice de paix du canton d’Herstal

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Herstal du20 septembre 2010, le nommé Sponticcia, Jean-François, né à Oupeye le22 juillet 1991, domicilié et résidant Cité John Fitzgerald Kennedy 75, aété déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un adminis-trateur provisoire en la personne de Godin, Philippe, avocat, domiciliérue Hoyoux 60, à 4040 Herstal.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Depas, Marie-Paule.(71860)

Justice de paix du premier canton de Huy

Suite à la requête déposée le 17 septembre 2010, par jugement du jugede paix du premier canton de Huy, rendu le 30 septembre 2010,M. André Jules Ghislain Anciaux, né à Haillot le 26 avril 1928, domiciliéà 4570 Marchin, chemin du Comte 9, résidant Poyoux Sarts 29,4500 Huy, a été déclaré incapable de gérer ses biens et a été pourvud’un administrateur provisoire en la personne de Me Marie Montluc,avocat, dont l’étude est établie à 4500 Huy, rue E. Delperée 5.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Laurence Haond.(71861)

Suite à la requête déposée le 16 septembre 2010, par jugement du jugede paix du premier canton de Huy, rendu le 30 septembre 2010,Mme Lucienne Germaine Landuyt, née à Zonnebeke le 28 juin 1925,domiciliée à 4470 Saint-Georges-sur-Meuse, rue Dommartin 19, rési-dant chaussée de Tirlemont 231, 4520 Wanze, a été déclarée incapablede gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en lapersonne de Me Philippe Vander Eecken, avocat, dont l’étude estétablie à 4500 Huy, chaussée de Liège 33.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Laurence Haond.(71862)

Justice de paix du canton d’Ixelles

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Ixelles, en date du30 septembre 2010, Mlle Ortigosa Bueno, Véronica, née à Berchem-Sainte-Agathe le 19 mars 1979, domiciliée à 1050 Ixelles, avenueAdolphe Buyl 8/E00, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a étépourvue d’un administrateur provisoire, étant : Me Oliviers, Gilles,avocat, avenue de la Chasse 132, 1040 Etterbeek.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Jocelyne Decoster.(71863)

Justice de paix du deuxième canton de Liège

Suite à la requête déposée le 1er septembre 2010, une ordonnance dujuge de paix du deuxième canton de Liège, rendue le29 septembre 2010, a déclaré Mme Georgette Berthe Julie Galer, née àOdeur le 23 février 1937, domiciliée à 4000 Liège, quai de Rome 66/051, incapable de gérer ses biens et cette personne a, en conséquence,été pourvue d’un administrateur provisoire en la personne de M. Chris-tian Marie Michel Julian Bovy, notaire, domicilié à 4170 Comblain-au-Pont, rue du Thier 11.

Liège, le 1er octobre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lefort, Carine.(71864)

Suite à la requête déposée le 17 septembre 2010, une ordonnance dujuge de paix du deuxième canton de Liège, rendue le29 septembre 2010, a déclaré Mme Marie-Claire Jeanne Lucie GhislaineLecrombs, née à Luxembourg le 22 août 1949, domiciliée à4400 Flémalle, route de France 692, résidant à 4000 Liège, rue ProfesseurMahaim 84, incapable de gérer ses biens et cette personne a, enconséquence, été pourvue d’un administrateur provisoire en lapersonne de Me Lise Vandenbeylaardt, avocate, dont le cabinet est sisà 4600 Visé, rue de Berneau 3.

Liège, le 30 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lefort, Carine.(71865)

Suite à la requête déposée le 23 août 2010, une ordonnance du jugede paix du deuxième canton de Liège, rendue le 29 septembre 2010, adéclaré Mme Michèle Jeanne Elisabeth Louise Monbron, née à Liège le18 novembre 1952, domiciliée à 4218 Héron, allée des Thuyas 21,résidant à 4000 Liège, rue Professeur Mahaim 84, incapable de gérerses biens et cette personne a, en conséquence, été pourvue d’unadministrateur provisoire en la personne de Mme Marie Anne BenoîtCarpeaux, domiciliée à 4218 Héron, allée des Thuyas 21.

Liège, le 30 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lefort, Carine.(71866)

Justice de paix du troisième canton de Liège

Suite à la requête déposée le 16 septembre 2010, par décision du jugede paix du troisième canton de Liège, rendue le 27 septembre 2010,Mme Josette Dumont, née le 16 juin 1942, domiciliée à 4000 Liège, ruedes Peupliers 5, a été déclarée incapable de gérer ses biens et a étépourvue d’un administrateur provisoire en la personne de Me BenoîtHerbiet, avocat, domicilié à 4000 Liège, avenue Blonden 33.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Dumoulin, Pascal.(71867)

Justice de paix du canton de Marche-en-Famenne-Durbuy,siège de Marche-en-Famenne

Suite à la requête déposée le 3 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du canton de Marche-en-Famenne-Durbuy, siège deMarche-en-Famenne, rendue le 23 septembre 2010, Michaux, André, néle 24 septembre 1932, domicilié à 6900 Marche-en-Famenne (On), ruedes Combattants 46, a été déclaré partiellement incapable de gérer sesbiens et a été pourvu d’un administrateur provisoire en la personne deFisse, Damien, avocat à 6980 La Roche-en-Ardenne, rue de la Gare 10/9.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lebrun-Jacob, Liliane.(71868)

60986 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 107: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Suite à la requête déposée le 19 août 2010, par ordonnance du jugede paix du canton de Marche-en-Famenne-Durbuy, siège deMarche-en-Famenne, rendue le 16 septembre 2010, Larondelle, DésiréeElisabeth, née à Mont-Gauthier le 14 juin 1927, domiciliée à6900 Marche-en-Famenne, rue Porte Haute 26/3, a été déclarée inca-pable de gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoireen la personne de Guimin, Sylvie, avocat, dont les bureaux sont sis à6900 Marche-en-Famenne (Waha), rue du Petit Bois 31.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lebrun-Jacob, Liliane.(71869)

Justice de paix du premier canton de Namur

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namur,prononcée en date du 29 septembre 2010 (RG. N° 10A2157), Kayen-bergh, Virginie, née à Huy le 27 avril 1981, domiciliée à 4500 Huy, ruePortelette 20/1, résidant à 5002 Namur (Saint-Servais), hôpital du« Beau Vallon », rue de Bricgniot 205, a été déclarée hors d’état de gérerses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, à savoir :Me Caroline Linotte, avocate, dont le cabinet est établi à5030 Gembloux, avenue des Volontaires 6A.

Namur, le 29 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Rulot, Véronique.(71870)

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namur,prononcée en date du 29 septembre 2010 (RG. N° 10A2079), Dhyne,Georgette, née à Belgrade le 3 juillet 1928, domiciliée à 5001 Namur(Belgrade), square du Souvenir 19, a été déclarée hors d’état de gérerses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire, à savoir :Me Baudhuin Rase, avocat, dont le cabinet est établi à 5100 Jambes,boulevard de la Meuse 25.

Namur, le 30 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Rulot, Véronique.(71871)

Justice de paix du canton de Saint-Nicolas

Suite à la requête déposée le 16 septembre 2010, par décision du jugede paix du canton de Saint-Nicolas, rendue le 22 septembre 2010,Mme Germaine Parant, née le 1er novembre 1925 à Namur, veuve,domiciliée à la résidence du « Chemin de Loncin », rue de laBaille 7/16, à 4432 Ans, a été déclarée incapable de gérer ses biens et aété pourvue d’un administrateur provisoire en la personne deMe Tanguy Kelecom, avocat, dont l’étude est établie rueC. Trouillet 45-47, à 4100 Seraing.

Pour extrait certifié conforme : le greffier en chef, (signé) Sarlet, Léa.(71872)

Friedensgericht des Kantons Sankt Vith

Durch Urteil des Fridensrichters des Kantons St. Vith vom28. September 2010 wurde die Frau Elvira Heyen, Rechtsanwältin aus4780 St. Vith, Klosterstraße 8, zur vorläufigen Verwalterin derFrau Johanna Barbara Fock, geboren in Recht, am 24. maart 1937,wohnhaft im «Senioren- und Pflegeheim St. Elisabeth» in 4780 St. Vith,Klosterstraße 9B bestellt.

Es wurde festgestellt die vorgenante Frau Fock, außer Stande ist, ihreGüter selbst zu verwalten.

Für gleichlautenden Auszug: (gez.) Brigitte Wiesemes, Chefgreffier.(71873)

Justice de paix du premier canton de Schaerbeek

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Schaerbeek,en date du 30 septembre 2010, la nommée Krasnic, Anumsa, née àSkopje (Yougoslavie) le 28 mars 1956, domiciliée à 1080 Bruxelles, ruedes Quatre-Vents 51/B, résidant à 1030 Schaerbeek, rue de laLuzerne 11, au Centre hospitalier « J. Titeca », a été déclarée incapablede gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire,étant : Muhadri, Pushtrig, avocat, dont le cabinet est établi à1030 Schaerbeek, boulevard Lambermont 138/2.

Pour copie conforme : le greffier délégué, (signé) Michaël Schippefilt.(71874)

Justice de paix du canton de Seraing

Suite à la requête déposée le 17 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du canton de Seraing, rendue le 29 septembre 2010 :

Constatons que M. Stassin, Thierry Fernand Victor, de nationalitébelge, né à Ougrée le 29 mai 1958, chauffeur, divorcé, domicilié à4100 Seraing, square de Zenica 47, n’est pas apte à assurer la gestion deses biens.

Désignons Me Jean-Claude Clignet, avocat, dont les bureaux sontétablis à 4020 Liège, boulevard de l’Est 4, en qualité d’administrateurprovisoire, avec les pouvoirs prévus à l’article 488bis, c du Code civil.L’administrateur exercera la gestion des comptes bancaires, dossierstitres et coffres-forts ouverts au nom de la personne protégée dans lesconditions et limites prévues aux dispositions particulières de laprésente décision.

Ordonnons la publication du dispositif qui précède au Moniteur belge.Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Jean-Marie Fouarge.

(71875)

Suite à la requête déposée le 14 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du canton de Seraing, rendue le 29 septembre 2010 :

Constatons que M. Melis, Freddy Louis Anna, né à Seraing le20 décembre 1937, pensionné, divorcé, domicilié à 4100 Seraing, rueGoffart 47/2, n’est pas apte à assurer la gestion de ses biens.

Désignons Me Jean-Claude Charlier, avocat, dont les bureaux sontétablis à 4101 Seraing (Jemeppe), rue de la Station 9, en qualitéd’administrateur provisoire, avec les pouvoirs prévus à l’article 488bis,c du Code civil. L’administrateur exercera la gestion des comptesbancaires, dossiers titres et coffres-forts ouverts au nom de la personneprotégée dans les conditions et limites prévues aux dispositions parti-culières de la présente décision.

Ordonnons la publication du dispositif qui précède au Moniteur belge.Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Jean-Marie Fouarge.

(71876)

Suite à la requête déposée le 10 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du canton de Seraing, rendue le 29 septembre 2010 :

Constatons que M. Saverino, Giuseppe, de nationalité italienne, né àJoppolo Giancaxio (Italie) le 2 janvier 1927, époux Sacco, Giovanna,retraité, domicilié à 4100 Seraing, rue de la Baume 230, n’est pas apte àassurer la gestion de ses biens.

Désignons Mme Sacco, Giovanna, de nationalité belge, née à JoppoloGiancaxio (Italie) le 28 août 1939, épouse Saverino, Giuseppe, domici-liée à 4100 Seraing, rue de la Baume 230, en qualité d’administrateurprovisoire, avec les pouvoirs prévus à l’article 488bis, c du Code civil.L’administrateur exercera la gestion des comptes bancaires, dossierstitres et coffres-forts ouverts au nom de la personne protégée dans lesconditions et limites prévues aux dispositions particulières de laprésente décision.

Ordonnons la publication du dispositif qui précède au Moniteur belge.Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Jean-Marie Fouarge.

(71877)

60987BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 108: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Justice de paix du canton de Soignies

Par ordonnance du juge de paix du canton de Soignies, du17 septembre 2010, sur requête déposée le 3 septembre 2010, la nomméeMme Marianne Kosma, née à Klein-Habbelrath le 14 avril 1935,domiciliée à 7070 Le Rœulx, rue des Fonds 12, a été déclarée incapablede gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire en lapersonne de M. Jean-Luc Mathy, domicilié à 7170 Manage, rue Théo-phile Massart 44.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Borgniet, Jacques.(71878)

Justice de paix du second canton de Verviers

Par décision de M. le juge de paix du second canton de Verviers,rendue en date du 30 septembre 2010, suite à la requête déposée le2 septembre 2010, Vandeleene, Ghislaine Simone Marie Louise, née àParis le 17 juillet 1917, domiciliée à 4802 Verviers, avenue Nicolai 49/A,résidant à 4800 Verviers, « Sainte-Elisabeth », rue de Pepinster 82, a étédéclarée incapable de gérer ses biens et pourvue d’un administrateurprovisoire en la personne de M. Francis Pigeolet, domicilié à 4000 Liège,Montagne-Sainte-Walburge 6/72.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Hendrick, Christine.(71879)

Par décision de M. le juge de paix du second canton de Verviers,rendue en date du 30 septembre 2010, suite à la requête déposée le18 août 2010, David, John Arnaud, né le 29 décembre 1987 à Liège,domicilié à 4800 Verviers, rue Mali 8/1ét., a été déclaré incapable degérer ses biens et pourvu d’un administrateur provisoire en la personnede Me Magnée, Véronique, avocate à 4800 Verviers, ayant son cabinetrue des Martyrs 24.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Hendrick, Christine.(71880)

Par décision de M. le juge de paix du second canton de Verviers,rendue en date du 30 septembre 2010, suite à la requête déposée le7 septembre 2010, Mme Maquet, épouse Culot, GenevièveCatherine Eugénie, née à Straimont le 31 janvier 1929, domiciliée à4802 Verviers, avenue de Ningloheid 166, résidant à 4910 Theux, home« Sainte-Joséphine », rue de la Chaussée 25, a été déclarée incapable degérer ses biens et pourvue d’un administrateur provisoire en lapersonne de Mme Culot, Véronique Suzanne, domiciliée à4800 Verviers, chaussée de Heusy 152.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Hendrick, Christine.(71881)

Par décision de M. le juge de paix du second canton de Verviers,rendue en date du 30 septembre 2010, suite à la requête déposée le29 juillet 2010, Mme Gungor, Kara, née le 8 juin 1985, domiciliée à4800 Verviers, rue de Namur 5/2e, a été déclarée incapable de gérer sesbiens et pourvue d’un administrateur provisoire en la personne deMe Nathalie Dumoulin, avocat, dont les bureaux sont établis à4800 Verviers, place Albert Ier 4.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Hendrick, Christine.(71882)

Justice de paix du canton de Visé

Par décision prononcée par Mme le juge de paix du canton de Visé,le 23 septembre 2010, M. Emonts-Gast, Armand, né à Eupen le6 mai 1931, domicilié allée du Hennen 8, à 4600 Visé, a été déclaréincapable de gérer ses biens et a été pourvu d’un administrateurprovisoire en la personne de Mme Claire Lejeune, domiciliée à4600 Visé, allée du Hennen 8.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Baillien, Brigitte.(71883)

Justice de paix du canton de Woluwe-Saint-Pierre

Par ordonnance rendue le 23 septembre 2010, rep. 4634/2010, par lejuge de paix de Woluwe-Saint-Pierre, la nommée Llera Galan, Maria,née le 21 septembre 1931, domiciliée à 1070 Anderlecht, rue Ruys-dael 22, résidant actuellement au « Centre de Médecine gériatrique »,rue de la Charrette 27, à 1200 Woluwe-Saint-Lambert, a été déclaréeinapte à gérer ses biens et a été pourvue d’un administrateur provisoire,étant : Me Hambye, Hélène, avocate à 1050 Bruxelles, rue EmileBanning 31.

Pour extrait conforme : le greffier délédgué, (signé) Isabelle Steels.(71884)

Mainlevée d’administration provisoireOpheffing voorlopig bewind

Vredegerecht van het derde kanton Antwerpen

Bij beschikking van de vrederechter derde kanton Antwerpen,verleend op 30 september 2010, werd vastgesteld dat Meersman,Alfons, geboren te Meerdonk op 11 juli 1924, wonende te2000 Antwerpen, RVT De Swane, Sint-Jacobsmarkt 38, over wie alsbewindvoerder werd aangesteld, bij beschikking van15 september 2004 (rolnummer 04A634-Rep.R. 1721/2004, gepubliceerdin het Belgisch Staatsblad van 28 september 2004, blz. 69580 en ondernummer 68356) : Van Gelder, Patricia, advocaat, kantoorhoudende te2600 Antwerpen, Grotesteenweg 638, overleden is te Antwerpen op13 september 2010 en aan de opdracht van de voorlopige bewind-voerder een einde is gekomen op datum van het overlijden.

Antwerpen, 30 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Godelieve Vanhoutte.(71885)

Bij beschikking van de vrederechter derde kanton Antwerpen,verleend op 30 september 2010, werd Mevr. Van Gelder, Patricia,advocaat, kantoorhoudende te 2600 Antwerpen, Grotesteenweg 638,aangewezen bij vonnis verleend door vijfde B kamer van de rechtbankvan eerste aanleg Antwerpen, op 19 mei 2006 (rolnummer 06/403/B-rep.R. 1525/2006), tot voorlopig bewindvoerder over de heerVerschueren, Michael, geboren te Wilrijk op 28 januari 1982, wonendete Denemarken, 2870 Dyssebard Gentofte, Baekkebo 6 bus C1TV B(gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 6 juni 2006, blz. 29187-29188en onder nummer 65673), met ingang van heden ontslagen van deopdracht.

De heer Verschueren, Michael, kan vanaf de datum van de beschik-king, zijnde 30 september 2010, terug zijn goederen beheren.

Antwerpen, 30 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Godelieve Vanhoutte.(71886)

60988 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 109: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bij beschikking van de vrederechter derde kanton Antwerpen,verleend op 30 september 2010, werd de heer Meerts, Jan, advocaat,kantoorhoudende te 2000 Antwerpen, Mechelsesteenweg 12/6, aange-wezen bij beschikking verleend door de vrederechter van het derdekanton Antwerpen, op 22 april 2010 (rolnummer 10B94-Rep.R. 1410/2010), tot voorlopig bewindvoerder over Mevr. Wyns, Cindy, geborenop 22 juni 1981, wonende te 2660 Antwerpen, Den Haaglaan 8(gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 7 mei 2010, blz. 25744 enonder nummer 65750), met ingang van heden ontslagen van deopdracht.

Mevr. Wyns, Cindy, kan vanaf de datum van de beschikking, zijnde30 september 2010, terug haar goederen beheren.

Antwerpen, 30 september 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Godelieve Vanhoutte.(71887)

Vredegerecht van het kanton Boom

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Boom, verleendop 29 september 2010, inzake R.V. 10B327 (10W68), werd Kempen,Mario, advocaat, kantoorhoudende te 2000 Antwerpen, Mechelse-steenweg 12 bus 6, aangewezen bij beschikking verleend door devrederechter van het twaalfde kanton Antwerpen, op 22 december 2009(rolnr. 09A2130-Rep.R. 3876/2009), tot voorlopig bewindvoerder overPeeters, Harold, geboren te Willebroek op 9 juni 1948, wonende te2850 Boom, Nielsestraat 175, met ingang van 29 september 2010,ontslagen van zijn opdracht, aangezien de beschermde persoonopnieuw in staat werd verklaard zijn goederen te beheren.

Boom, 29 september 2010.

De hoofdgriffier, (get.) Verbeken, Sonja.(71888)

Vredegerecht van het eerste kanton Brugge

Verklaart Bekaert, Paul, advocaat met kantoor te 8700 Tielt,Hoogstraat 34, aangewezen bij vonnis verleend door de vrederechtervan het eerste kanton Brugge, op 14 augustus 2008 (rolnummer08A550-Rep.R.2327/2008), tot voorlopige bewindvoerder over Vergote,Jean-Marie, geboren te Izegem op 21 april 1976, laatst wonende te8760 Meulebeke, Marialoopplaats 12, doch thans laatst verblijvende inhet Sint-Amandusinstituut, Reigerlostraat 10, te 8730 Beernem, metingang van 1 oktober 2010, ontslagen van de opdracht, gezien debeschermde persoon overleden is te Tielt op 9 september 2010.

Brugge, 1 oktober 2010.

De afgevaardigd griffier, (get.) Gregory De Poorter.(71889)

Verklaart Nyssen, Luc, advocaat met kantoor te 8000 Brugge,Minderbroedersstraat 12 bus 1, aangewezen bij vonnis verleend doorde vrederechter van het eerste kanton Brugge, op 1 februari 2010(rolnummer 10A61-Rep.R.713/2010), tot voorlopige bewindvoerderover Van Roosbeke, Jozef, geboren te Brugge op 7 januari 1921, laatstwonende te 8020 Oostkamp, Sint-Elooisstraat « RVT Ter Luchte » 87,met ingang van 1 oktober 2010 ontslagen van de opdracht, gezien debeschermde persoon overleden is te Brugge, op 26 mei 2010.

Brugge, 1 oktober 2010.

De afgevaardigd griffier, (get.) Gregory De Poorter.(71890)

Vredegerecht van het eerste kanton Gent

Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Gent,verleend op 29 september 2010, werd De Decker, Francis, advocaat, metkantoor te 9000 Gent, Steendam 77-79, aangesteld als voorlopigbewindvoerder bij beschikking verleend door de vrederechter van heteerste kanton Gent, op 18 december 2008, over De Booser, Julius,geboren te Gent op 8 augustus 1923, laatst wonende te 9940 Evergem,Rusthuis De Brembloem, Patrijzenstraat 112, ontlast van zijn ambt alsvoorlopige bewindvoerder ingevolge het overlijden van De Booser,Julius, op 7 september 2010.

Gent, 1 oktober 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de hoofdgriffier, (get.) Van Parijs,Nadine.

(71891)

Vredegerecht van het derde kanton Gent

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht derdekanton Gent, verleend op 30 september 2010, werd Beuselinck,Philippe, advocaat te 9000 Gent, er kantoorhoudende aan deZilverhof 2B, ontslagen van zijn opdracht als voorlopige bewind-voerder over Nevejans, Maria Clementia, geboren te Nazareth op9 juni 1922, wonende te 9051 Sint-Denijs-Westrem, Loofblommestraat 4,overleden te Gent op 23 april 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier, (get.)C. Degraeve.

(71892)

Bij beschikking van de vrederechter van het vredegerecht derdekanton Gent, verleend op 30 september 2010, werd Dierkens, Sonia,wonende te 9050 Gentbrugge, Boer Janssensstraat 18, ontslagen vanhaar opdracht als voorlopige bewindvoerder over Pataer, Jenny,geboren te Gent op 17 september 1932, wonende te 9000 Gent, Bleke-rijstraat 36, overleden te Gent op 4 juni 2010.

Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier, (get.)C. Degraeve.

(71893)

Vredegerecht van het kanton Veurne-Nieuwpoort,zetel Veurne

Beschikking uitgesproken door de vrederechter van het kantonVeurne-Nieuwpoort, zetel Veurne, d.d. 30 september 2010, verklaartVersyp, Philippe, advocaat, kantoorhoudende te 8660 De Panne,Koninklijke Baan 30, aangewezen bij beschikking verleend door devrederechter vredegerecht Veurne-Nieuwpoort, zetel Veurne, op3 maart 2010 (rolnummer 10B26-Rep.R.613/2010) en gepubliceerd inhet Belgisch Staatsblad, d.d. 22 maart 2010), tot voorlopig bewindvoerderover Maes, Willy, geboren te Leuven op 29 juni 1979, wonende te8660 De Panne, Pierre Bortierplein 8/0301, met ingang van30 september 2010, ontslagen van de opdracht.

Verklaart Maes, Willy, voornoemd, opnieuw in staat zelf zijngoederen te beheren vanaf 30 september 2010, zodat de beschikkingverleend door de vrederechter vredegerecht Veurne-Nieuwpoort, zetelVeurne, op 3 maart 2010 (rolnummer 10B26-Rep.R.613/2010 en gepu-bliceerd in het Belgisch Staatsblad, d.d. 22 maart 2010), ophoudt uitwer-king te hebben en er met ingang van 30 september 2010, een einde komtaan de opdracht als voorlopig bewindvoerder van Versyp, Philippe.

Veurne, 1 oktober 2010.

De hoofdgriffier, (get.) Gina Huyghe.(71894)

60989BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 110: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Vredegerecht van het kanton Vilvoorde

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Vilvoorde van30 september 2010, werd aan het mandaat van voorlopig bewind-voerder van de heer Luc De Wilder, advocaat met kantoor te1830 Machelen, C. Françoisstraat 9, over de goederen van de heer DeMulder, Theo, geboren te Boom op 21 december 1922, in leven laatstwonende te 1853 Strombeek-Bever (Grimbergen), Gemeenteplein 8, enverblijvende te 1800 Vilvoorde, in het AZ Jan Portaels, Gendarmerie-straat 65, ambtshalve een einde gesteld ingevolge het overlijden van deheer De Mulder, Theo, voornoemd op 28 augustus 2010.

De hoofdgriffier, (get.) Henriette Hendrikx.(71895)

Justice de paix du canton d’Ath-Lessines, siège de Lessines

Par ordonnance du juge de paix du canton d’Ath-Lessines, siège deLessines, en date du 28 septembre 2010, il a été mis fin au mandat deMe Corinne Poncin, dont les bureaux sont sis à Tournai, rue BarreSaint-Brice 21, en sa qualité d’administrateur provisoire des biens desWilliam Matton, né à Ath le 22 novembre 1952, domicilié à Flobecq, rueDocteur Degavre 17/6, cette personne ayant été déclarée apte à gérerses biens.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé)J.-M. Derobertmasure.

(71896)

Justice de paix du canton de Fosses-la-Ville

Par ordonnance du juge de paix du canton de Fosses-la-Ville, renduele 29 septembre 2010, a été levée la mesure d’administration provisoireprise par ordonnance du 27 janvier 2010, et publiée au Moniteur belgedu 4 février 2010, à l’égard de M. René François Alphonse GhislainLaurent, né à Franière le 22 mai 1934, domicilié à 5150 Floreffe, rue duBoni-d’Auge 8, résidant rue Sainte-Brigide 43, à 5070 Fosses-la-Ville,cette personne étant décédée à Fosses-la-Ville le 21 septembre 2010, il aété mis fin, en conséquence, à la mission de son administrateurprovisoire, à savoir : Me Véronique Damanet, avocat à 5070 Fosses-la-Ville, rue Delmotte 11.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Watelet, Paul.(71897)

Justice de paix du deuxième canton de Liège

Suite à la requête déposée le 8 septembre 2010, une ordonnance dujuge de paix du deuxième canton de Liège, rendue le29 septembre 2010, a déclaré : Mettons fin, à la date du 15 octobre 2010,à la mission d’administrateur provisoire des biens de M. Lovinfosse,Cédric, né à Oupeye le 23 octobre 1978, domicilié à 4000 Liège, Degrédes Tisserands 11, confiée à Me Dembour, François, avocat, dont lecabinet est sis à 4000 Liège, place de Bronckart 1, par notre ordonnancedu 7 mars 2007.

Liège, le 30 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lefort, Carine.(71898)

Suite à la requête déposée le 31 août 2010, une ordonnance du jugede paix du deuxième canton de Liège, rendue le 29 septembre 2010, adéclaré : Mettons fin, à la date du 15 octobre 2010, à la missiond’administrateur provisoire des biens de Mme Dalmus, IsabelleRaymonde Yvette, née à Rocourt le 6 janvier 1973, divorcée, domiciliéeà 4040 Herstal, rue des Perdrix 4, confiée à Me Vandenbeylaardt, Lise,avocate, dont le cabinet est sis à 4600 Visé, rue de Berneau 3, par notreordonnance du 27 mai 2009.

Liège, le 30 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Lefort, Carine.(71899)

Justice de paix du premier canton de Namur

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namur,prononcée en date du 30 septembre 2010 (Rep. n° 4745/2010), il a étéconstaté que la mission de l’administrateur provisoire, Me Gillet, Séve-rine, avocat, dont le cabinet est établi à 5170 Profondeville, chaussée deDinant 30A, a cessé de plein droit lors du décès survenu le 23 août 2010,de la personne protégée, M. Vandy, Gabriel, né à Jemeppe-sur-Sambre(Spy) le 30 octobre 1930, domicilié en son vivant à 1190 Forest, résidence« Bellevue », avenue du Roi 157.

Namur, le 30 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Rulot, Véronique.(71900)

Justice de paix du canton de Nivelles

Suite à la requête déposée le 19 juillet 2010, par ordonnance du jugede paix du canton de Nivelles, rendue le 30 septembre 2010, a été levéela mesure d’administration provisoire prise par ordonnance du17 septembre 2007, du juge de paix du canton de Beauraing-Dinant-Gedinne, siège de Dinant, à l’égard de Piret, Vincent, né à Dinant le5 août 1976, domicilié à 1400 Nivelles, rue de Charleroi 17, bte 7, cettepersonne étant redevenue capable de gérer ses biens, il a été mis fin, enconséquence, à la mission de son administrateur provisoire, à savoir :Me Christel Delvaux, avocate à 5500 Dinant, rue Alexandre Daoust 71.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Anne-Marie Farin.(71901)

Justice de paix du canton de Verviers-1-Herve, siège de Herve

Suite à la requête déposée le 27 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du canton de Verviers-1-Herve, siège de Herve, rendue le29 septembre 2010, a été levée la mesure d’administration provisoireprise par ordonnance du 22 avril 2009, et publiée au Moniteur belge du7 mai 2009, à l’égard de Mme Simone Molinghen, veuve de M. LouisJamotton, née à Dison le 16 septembre 1928, pensionnée, domiciliée à4651 Battice (Herve), clos du Mayeur 427, et résidant à la maison derepos « Léon d’Andrimont », rue J. Wauters 79, à 4830 Limbourg, cettepersonne étant décédée en date du 1er septembre 2010, il a été mis fin,en conséquence, à la mission de son administrateur provisoire, àsavoir : Me Deventer, Olivier, avocat, dont les bureaux sont établis rueSainte-Walburge 462, à 4000 Liège.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Heinrichs, Chantal.(71902)

60990 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 111: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Remplacement d’administrateur provisoireVervanging voorlopig bewindvoerder

Vredegerecht van het kanton Harelbeke

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Harelbeke,verleend op 23 september 2010, werd Mr. Backaert, Rosanne, advocaatte 8530 Harelbeke, Noordstraat 7, aangesteld als nieuwe voorlopigebewindvoerder over Kohli, Sadesh Kumer, geboren te Kaboel (Afgha-nistan) op 22 juni 1987, wonende te 8530 Harelbeke, Boekweitstraat 41,ter vervanging van : Kohli, Bahari Lal, aangewezen bij beschikking,verleend door de vrederechter van het kanton Harelbeke, op28 augustus 2008 (rolnummer 08a475 - Rep.R. 1385/2008).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Caroline Deklerk.(71903)

Vredegerecht van het kanton Landen-Zoutleeuw

Bij beschikking van de vrederechter van het kanton Landen-Zoutleeuw, met zetel te Landen, verleend op 29 september 2010, werdCoenen, Marc, wonende te 8420 Wenduine (De Haan), Coppieter-straat 13/0203, in hoedanigheid van voorlopig bewindvoerder overBuzzi, Stephan Felix, geboren te Waremme op 3 oktober 1957, wonendete 3400 Landen, Haspengouwlaan 7/4, hiertoe aangesteld bij beschik-king van het vredegerecht van het kanton Sint-Truiden,d.d. 9 februari 1995, ontslagen uit zijn functie vanaf 29 september 2010.

In vervanging van de heer Coenen, Marc, voegt de vrederechter toeals voorlopige bewindvoerder, de heer Nico Matthijs, advocaat te3400 Landen, Marktplein 2, met behoud van de opdracht gegeven inde beschikking van de plaatsvervangend vrederechter vanSint-Truiden, van 9 februari 1995.

Er werd vastgesteld dat het verzoekschrift neergelegd werd op24 september 2010.

Landen, 29 september 2010.De afgevaardigd-griffier, (get.) Jeannine Lindekens.

(71904)

Vredegerecht van het eerste kanton Sint-Niklaas

Bij beschikking van de vrederechter van het eerste kanton Sint-Niklaas, verleend op 30 september 2010, werd Mr. Daniël Amelinckx,advocaat, met kantoor te 9140 Temse, Piet Nutenlaan 7a, aangesteld alsvoorlopig bewindvoerder over Tom Osselaer, geboren te Aalst op24 januari 1967, wonende te 9140 Temse, Philippe Saveryslaan 5, hiertoeaangesteld bij beschikking, d.d. 12 november 2009.

Sint-Niklaas, 30 september 2010.Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) Astrid Duquet.

(71905)

Justice de paix du premier canton d’Anderlecht

Par ordonnance du juge de paix du premier canton d’Anderlecht endate du 9 septembre 2010, il a été mis fin au mandat de Denoncin,Vincent, avocat, 1070 Anderlecht, rue Georges Moreau 160, en sa qualitéd’administrateur provisoire de Haj Amar, Mustapha, né à Bruxelles le9 novembre 1966, domicilié à 1070 Anderlecht, chaussée de Mons 376.

Un nouvel administrateur provisoire a été désigné à cette personneprotégée, à savoir : Blanc, Yannick, avocat, 1090 Jette, rue A. Vanden-schrieck 92.

Pour extrait certifié conforme : le greffier délégué, (signé) MalikaEl Hadouchi.

(71906)

Justice de paix du canton de Beaumont-Chimay-Merbes-le-Château,siège de Merbes-le-Château

Par ordonnance du juge de paix du canton de Beaumont-Chimay-Merbes-le-Château, siège de Merbes-le-Château, en date du23 septembre 2010, il a été mis fin au mandat d’administrateurprovisoire de Me Jean-Michel Lambot, avocat, dont le cabinet est sis à6000 Charleroi, rue de la Science 42, désigné en cette qualité parordonnance de M. le juge de paix en date du 15 juillet 2005, quant auxbiens de M. Marcel Gantois, né à Erquelinnes le 2 décembre 1952,domicilié à 6567 Fontaine-Valmont, rue Roger Henocq 1/48, maisrésidant actuellement à la Résidence du Quartier Fleuri, rue desQuartiers 2, à 6560 Erquelinnes.

Un nouvel administrateur provisoire a été désigné à ladite personneprotégée, en remplacement de Me Jean-Michel Lambot susdit, à savoir :Me Philippe Cuvelier, avocat, dont le cabinet est sis à 6530 Thuin, placeAlbert Ier 6.

Pour extrait conforme : le greffier délégué, (signé) Bailly, Katy.(71907)

Justice de paix du premier canton de Huy

Suite à la requête déposée le 25 juin 2010, par ordonnance du juge depaix du premier canton de Huy, rendue le 29 septembre 2010, il a étédonné décharge à Me Brück, Valérie, avocate, dont l’étude est établie à1050 Ixelles, avenue Louise 200, bte 115, de sa mission d’administrateurprovisoire des biens de Mme Boulard, Madeleine Albertine, de natio-nalité belge, née à Bruxelles le 16 septembre 1958, mariée, domiciliée à4500 Huy, rue des Fouarges 5, bte 11, et Me Régine Destexhe, avocate,dont l’étude est établie à 4500 Huy, place Saint-Denis 1, a été désignéeen qualité de nouvel administrateur provisoire.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Laurence Haond.(71908)

Suite à la requête déposée le 25 juin 2010, par ordonnance du juge depaix du premier canton de Huy, rendue le 29 septembre 2010, il a étédonné décharge à Me Brück, Valérie, avocate, dont l’étude est établie à1050 Ixelles, avenue Louise 200, bte 115, de sa mission d’administrateurprovisoire des biens de M. Stassin, Pedro Carlos André Pierre Charles,de nationalité belge, né à Santo Antonio le 10 avril 1950, marié,domicilié à 4500 Huy, rue des Fouarges 5, bte 11, et Me RégineDestexhe, avocate, dont l’étude est établie à 4500 Huy, place Saint-Denis 1, a été désignée en qualité de nouvel administrateur provisoire.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Laurence Haond.(71909)

Justice de paix du premier canton de Namur

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namur,prononcée en date du 29 septembre 2010 (RG.N ° 04A1379),Mme Bernadette Claude, logopède, domiciliée à Bouge, rue Don Juand’Autriche 11, a été déchargée de la fonction d’administrateur provi-soire des biens de Mme Goddevrind, Allison, née à Etterbeek le19 octobre 1985, domiciliée à 5004 Bouge (Namur), rue Don Juand’Autriche 11, qui lui a été confiée par ordonnance du 9 novembre 2004.

Un nouvel administrateur provisoire a été désigné à cette personneprotégée, à savoir, Me Johanne Martin, avocat, dont le cabinet est établià 5000 Namur, rue du Lombard 85.

Namur, le 29 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Rulot, Véronique.(71910)

60991BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 112: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Namur,prononcée en date du 28 septembre 2010 (RG. N ° 08A344), Me MarlèneLaurent, avocate, dont le cabinet est établi à 5340 Faulx-les-Tombes, ruede la Taillette 1, a été déchargée de la fonction d’administrateurprovisoire des biens de Mme Alexandre, Isabelle, née à Namur le6 juin 1966, domiciliée à 5000 Namur, avenue des Champs Elysées 26,bte 06, qui lui a été confiée par ordonnance du 3 mars 2008.

Un nouvel administrateur provisoire a été désigné à cette personneprotégée, à savoir, Me Marie-Eve Clossen, avocate, dont le cabinet estétabli à 5000 Namur, rue Lucien Namêche 19.

Namur, le 29 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Capelle, Angélique.(71911)

Justice de paix du second canton de Namur

Par ordonnance du 28 septembre 2010, le juge de paix du secondcanton de Namur, a déchargé Me Mélissa Cornez, avocate, à7500 Tournai, boulevard du Roi Albert 13, de sa mission d’administra-teur provisoire de Gilson, Fabienne, née à Etterbeek le 27 avril 1970,domiciliée 5030 Gembloux, avenue du Comté 16, résidant au servicerésidentiel « La Marlagne », à 5000 Namur, avenue de la Marlagne 205,et a désigné pour la remplacer : Me Baudhuin Rase, avocat, à5100 Jambes, boulevard de la Meuse 25.

Pour extrait certifié conforme : le greffier, (signé) Anne Palate.(71912)

Justice de paix du premier canton de Schaerbeek

Par ordonnance du juge de paix du premier canton de Schaerbeek,en date du 27 septembre 2010 :

a) il a été mis fin au mandat de Van Den Broeck, Luc-Jean, avocat,dont le cabinet est établi à 1070 Bruxelles, boulevard Paepsem 20, en saqualité d’administrateur provisoire de Ledoux, Dimitri, né à Charleroile 30 août 1986, domicilié à 1070 Anderlecht, rue Léon Delcroix 49,résidant au Centre hospitalier Jean Titeca, à 1030 Schaerbeek, rue de laLuzerne 11;

b) un nouvel administrateur provisoire a été désigné à cette personneprotégée, à savoir : Muhadri, Pushtrig, avocat, dont le cabinet est établià 1030 Schaerbeek, boulevard Lambermont 138, bte 2.

Pour copie conforme : le greffier délégué, (signé) Michaël Schippefilt.(71913)

Justice de paix du canton de Soignies

Suite à la requête déposée le 6 septembre 2010, par ordonnance dujuge de paix du canton de justice de paix de Soignies, rendue le22 septembre 2010, M. Pierre Pensez, domicilié à 7000 Mons, chemin dela Cure d’Air 26, désigné en qualité d’administrateur provisoire desbiens de M. Michel Pensez, né à Flénu le 15 octobre 1936, domicilié à7000 Mons, chemin de la Cure d’Air 24, déclaré incapable d’assumer lagestion desdits biens, en vertu d’une ordonnance rendue le23 mars 2009 par le susdit juge de paix du canton de justice de paix deSoignies, a été déchargé de son mandat et remplacé par Me XavierBeauvois, avocat, à 7000 Mons, place du Parc 34.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) Borgniet, Jacques.(71914)

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 793van het Burgerlijk Wetboek

Publication prescrite par l’article 793du Code civil

Aanvaarding onder voorrecht van boedelbeschrijvingAcceptation sous bénéfice d’inventaire

Bij verklaring (akte nr. 10-2067), afgeleverd ter griffie van de recht-bank van eerste aanleg te Brussel, op 1 oktober 2010, heeft JohanDe Bruyn, notaris te 1980 Zemst, Brusselsesteenweg 63, in haarhoedanigheid van volmachtdrager van Mevr. Heirman, Diana Chris-tine Victor, geboren te Lommel op 27 juli 1960, wonende te 1850 Grim-bergen, Gaston Devoswijk 50, zelf handelend in haar hoedanigheid vandrager van het ouderlijk gezag over haar minderjarige kinderen,zijnde : 1. Van Coppenolle, Lindsey, geboren te Vilvoorde op 3 juni 1997,en 2. Van Coppenolle, Brent, geboren te Vilvoorde op 5 juni 2000,hiertoe gemachtigd bij beschikking van de vrederechter van het kantonGrimbergen, d.d. 18 mei 2010, verklaard de nalatenschap te aan-vaarden, onder voorrecht van boedelbeschrijving, van de heerVan Coppenolle, Thierry, geboren te Vilvoorde op 21 december 1960,laatst wonende te 1850 Grimbergen, Gaston Devoswijk 50, en overledente Grimbergen op 3 april 2010.

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht, bij aangetekendschrijven, hun rechten bekend te maken binnen de drie maanden, terekenen vanaf de datum van de opneming in het Belgisch Staatsblad vanonderhavige bekendmaking.

Dit bericht moet gericht worden aan notaris Johan De Bruyn, te1980 Zemst, Brusselsesteenweg 63.

(Get.) J. De Bruyn, notaris.(36713)

Blijkens een akte, verleden op 28 mei 2010, voor S. Nietvelt, afge-vaardigd griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, eningevolge de bijzondere machtiging blijkens beschikking van de vrede-rechter van het kanton Turnhout, d.d. 17 mei 2010, werd de nalaten-schap van wijlen de heer Van Gorp, Leo Jozef, geboren te Tielen op28 augustus 1927, echtgenoot van Mevr. Simons, Marcella CatharinaConstantia, in leven laatst wonende te Turnhout, Zandbergstraat 11,overleden te Turnhout op 18 januari 2010, aanvaard, onder voorrechtvan boedelbeschrijving, door Wielockx, Ilka, advocaat, kantoorhou-dende te Turnhout, Wouwerstraat 1, handelend in haar hoedanigheidvan voorlopig bewindvoerder, hiertoe aangesteld bij vonnis van devrederechter van het kanton Turnhout, d.d. 18 maart 2010, overMevr. Simons, Marcella Catharina Constantia, geboren te Turnhout op21 september 1930, wonende te Turnhout, Albert Van Dyckstraat 39, inR.V.T. Sint-Petrus.

Keuze van woonst op het kantoor van notaris Christine Van Haeren,te Turnhout.

(Get.) Christine Van Haeren, notaris.(36714)

Blijkens een akte, verleden op 14 april 2010, voor S. Nietvelt,afgevaardigd griffier bij de rechtbank van eerste aanleg te Turnhout, eningevolge de beschikking van de vrederechter van het kanton Turn-hout, d.d. 23 december 2009, werd de nalatenschap van wijlenMevr. Van Eynt, Brigitte Félix, geboren te Turnhout op 8 februari 1971,echtgenote van de heer Van Zieleghem, Geert Maurice, in leven laatstwonende te Turnhout, Boerenkrijglaan 4, overleden te Turnhout op1 november 2009, aanvaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving,door voornoemde heer Vanzieleghem, Geert, namens het minderjarigekind van de overledene, te weten Vanzieleghem, Kimberley Patricia,geboren te Turnhout op 1 december 1993, wonende te Turnhout,Boerenkrijglaan 4.

Keuze van woonst op het kantoor van notaris Christine Van Haeren,te Turnhout.

(Get.) Christine Van Haeren, notaris.(36715)

60992 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 113: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

L’an 2010, le 9 septembre, au greffe, a comparu : Kluge, Farida, née le25 septembre 1979 à Liège, domiciliée à Moha (Wanze), rue PierreJacques 70, laquelle agissant en qualité de tutrice de son frère Kluge,Karim, placé sous le statut de minorité prolongée par jugement du23 février 2007 prononcé par la troisième chambre du tribunal depremière instance de Liège, né le 4 novembre 1984 à Liège, domicilié àNandrin, rue Thier des Raves 2, a déclaré accepter sous bénéficed’inventaire la succession de M. Kluge, Frank Georg, né à Heikendorfle 12 juillet 1947, domicilié à Saint-Nicolas, rue Likenne 49 et décédé àLiège le 11 juin 2010.

(Signé) R. Grégoire, notaire associé.(36716)

Suivant acte dressé au greffe du tribunal de première instance deCharleroi, le 28 septembre 2010, Mme Dubois, Christina, née à Cour-celles le 10 janvier 1964, veuve de M. Rudy Molet, domiciliée à Villers-le-Gambon, ville de Philippeville, Cité Jardin 15, agissant avec autori-sation du juge de paix du canton de Fosses-la-Ville, en date du1er juin 2010, agissant en nom personnel et en sa qualité de mèretitulaire de l’autorité parentale de son fils mineur, M. Molet, Chris-tophe, né à Charleroi le 8 janvier 1996, domicilié à Sambreville, rue deFleurus 25, Mlle Molet, Ludivine, née à Charleroi le 14 mai 1992,domiciliée à Mariembourg, ville de Couvin, place Marie de Hongrie, etM. Molet, Jordan, né à Charleroi le 18 juin 1990, domicilié à Lobbes, ruePachal 65, ont déclaré, agissant qualitate qua, accepter sous bénéficed’inventaire la succession de leur époux et père, M. Molet, Rudy HubertArthur, né à Jamioulx le 7 juillet 1959, domicilié à Solre-Saint-Géry, villede Beaumont, chaussée de Chimay 169, décédé à Beaumont, section deSolre-Saint-Géry, le 25 mars 2009.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droitspar avis recommandé dans un délai de trois mois à compter de laprésente au notaire Yves Bouillet, rue Gérard de Cambrai 28, à5620 Florennes.

(Signé) Yves Bouillet, notaire.(36717)

Rechtbank van eerste aanleg te Brugge

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg teBrugge, op 1 oktober 2010, heeft Vincke, Desirée Patricia Veronique,geboren te Varsenare op 1 juni 1965, weduwe van Cherlet, Peter,wonende te 8020 Oostkamp, Sint-Pietersplein 8, bus 3, handelend ineigen naam en, blijkens machtiging verleend bij beschikking van devrederechter van het eerste kanton Brugge van 10 september 2010,namens de bij haar wonende minderjarige kinderen :

a) Cherlet, Fredric, geboren te Brugge op 5 juli 1994;

b) Cherlet, Benedict, geboren te Brugge op 17 februari 1998;

c) Cherlet, Sebastien, geboren te Brugge op 31 oktober 2005,

verklaard, onder voorrecht van boedelbeschrijving, de nalatenschap teaanvaarden van wijlen Cherlet, Peter Julien Eufrasie, geboren te Asse-broek op 14 mei 1966, in leven laatst wonende te 8200 Sint-Michiels,Koning Albert I-laan 44/E801, en overleden te Brugge op 2 juli 2010.

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de driemaanden, te rekenen van de datum van opneming in het BelgischStaatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen ophet adres van Vincke, Desirée, voornoemd.

Brugge, 1 oktober 2010.

De hoofdgriffier, (get.) G. De Zutter.(36718)

Rechtbank van eerste aanleg te Gent

Bij akte, verleden ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg teGent, op 4 oktober 2010, heeft Van Hoecke, Willy Hubert, geboren teGent op 25 september 1937, en wonende te 9860 Oosterzele, Rooigem-straat 41, handelend in eigen naam, verklaard, onder voorrecht vanboedelbeschrijving, de nalatenschap te aanvaarden van wijlen VanHoecke, Retzy Albin, geboren te Balegem op 4 juli 1944, in leven laatstwonende te 9860 Balegem, Gootje 68, en overleden te Oosterzele op25 februari 2010.

De schuldeisers en legatarissen worden verzocht binnen de driemaanden, te rekenen van de datum van opneming in het BelgischStaatsblad , hun rechten bij aangetekend schrijven te doen kennen terstudie van Mr. Marc Sobrie, notaris, met kantoor te 9630 Zwalm,Noordlaan 50.

Gent, 4 oktober 2010.De griffier, (get.) Kim Huughe.

(36719)

Tribunal de première instance de Bruxelles

Déclaration d’acceptation, sous bénéfice d’inventaire, devantle greffier du tribunal de première instance de Bruxelles faite le29 septembre 2010, par :

Me Dhont, François, notaire à 1210 Saint-Josse-ten-Noode, placeQuetelet 1;

en qualité de : mandataire en vertu d’une procuration, sous seingprivé ci-annexée datée du 27 août 2010, et donnée par :

Mme Vander Elst, Perrine Théodule Paule, née à Bruxelles le9 juin 1971, et demeurant à Ottignies-Louvain-la-Neuve, rue du Blanc-Ry 55, agissant en sa qualité de mère et détentrice de l’autorité parentalesur son enfant mineur :

Vander Elst, Timéa Aline Dimitri, née à Ottignies-Louvain-la-Neuvele 13 avril 2006;

autorisation : ordonnance du juge de paix du second canton deWavre, en date du 31 mars 2010,objet déclaration : acceptation, sous bénéfice d’inventaire, à la succes-sion de Fort, Francis Werner Emile, né à Bruxelles (premier district) le14 mai 1938, de son vivant domicilié à Ixelles, chaussée de Boon-dael 452, et décédé le 19 août 2009 à Bruxelles.

Dont acte, signé, après lecture.Le greffier, (signé) Dhont, François.

(36720)

Tribunal de première instance de Charleroi

Suivant acte dressé au greffe du tribunal de ce siège, en date du1er octobre 2010, aujourd’hui le 1er octobre 2010, comparaît au greffecivil du tribunal de première instance séant à Charleroi, province deHainaut, et par-devant nous, Kania, Tamara, greffier :

Me Wart, Hélène, domiciliée à 6000 Charleroi, boulevard EmileDevreux 3, agissant en sa qualité d’administrateur provisoire des biensde :

Mme Vanveckhoven, Marie, domiciliée à 6060 Gilly, rue desAuduins 218, résidant « La Séniorie du Vigneron », rue du Vigneron 59,à 6043 Ransart;

désignée à cette fonction par ordonnance du juge de paix dutroisième canton de Charleroi, en date du 12 mars 2009;

à ce dûment autorisée par ordonnance du juge de paix du troi-sième canton de Charleroi, en date du 2 septembre 2010,laquelle comparante déclare, en langue française, accepter mais, sousbénéfice d’inventaire seulement, la succession d’Atabalipa, FrançoisJulien Athos, né le 12 mars 1924 à Roux, de son vivant domicilié à

60993BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 114: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

6060 Gilly, rue des Auduins 218, résidant « La Seniorie du Vigne-ron » 59, à 6043 Ransart, et décédé le 7 février 2010 à Gilly.

Dont acte dressé à la demande formelle de la comparante, qu’aprèslecture faite, nous avons signé avec elle.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits,par avis recommandé, dans un délai de trois mois, à compter de la datede la présente insertion.

Cet avis doit être adressé à M. le notaire Rouvez, Jean-Paul, derésidence avenue de Waterloo 11, à 6000 Charleroi.

Charleroi, le 1er octobre 2010.

Le greffier, (signé) Kania, Tamara.(36721)

Tribunal de première instance de Liège

L’an 2010, le 24 septembre, au greffe du tribunal de première instancede Liège, a comparu :

Me Jammaer, Thierry, avocat, dont l’étude est sise à 4000 Liège, ruede Campine 293, agissant en qualité d’administrateur provisoire desbiens de :

Fauville, Jacqueline, née à Mons-lez-Liège le 22 août 1958, domiciliéeà 4000 Liège, rue de Fragnée 111 (1er étage);

désigné à cette fonction par ordonnance de Mme le juge de paix ducanton de Saint-Nicolas, rendue en date du 21 janvier 2004;

et à ce autorisé par ordonnance dudit juge de paix, rendue en datedu 22 septembre 2010;

ordonnances toutes deux produites en photocopie et qui resterontannexées au présent acte,

lequel comparant a déclaré, ès qualités, accepter, sous bénéfice d’inven-taire, la succession de Lecocq, Sidonie Marie Félicie Juliette, née àSoumagne le 25 juillet 1924, de son vivant domiciliée à Liège 2, rue Boisde Breux 53, et décédée le 30 mars 2009 à Liège.

Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 duCode civil, le comparant déclare faire élection de domicile en son étude,rue de Campine 293, à 4000 Liège.

Dont acte signé, lecture faite par le comparant et le greffier, lequelcertifie avoir attiré l’attention du déclarant sur les dispositions dutroisième paragraphe de l’article 793 du Code civil.

Pour extrait conforme : le greffier, (signature illisible).(36722)

D’une déclaration faite au greffe du tribunal de première instance deHuy, en date du 28 septembre 2010 :

Me Mary Lacroix, avocate, ayant son cabinet à 4500 Ben-Ahin, placeJules Boland 5, agissant en qualité d’administratrice provisoire de :

Mme Hacquin, Angélique, née à Huy le 9 janvier 1966, domiciliée à4500 Huy, Aux Vieux Floricots 70,

a accepté, sous bénéfice d’inventaire, la succession de M. Hacquin,Joseph, né à Herstal le 20 mai 1937, en son vivant domicilié à 4500 Huy,chaussée de Waremme 139, décédé à Huy le 11 août 2010, dûmentautorisée à cet effet par ordonnance de M. le juge de paix dupremier canton de Huy, en date du 22 septembre 2010.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, par avisrecommandé, leurs droits, dans un délai de trois mois, à compter de ladate de la présente déclaration.

Il est fait élection de domicile en l’étude du notaire Didier Nellessen,notaire à 4500 Huy, avenue Ch. et L. Godin 6, à qui toute correspon-dance sera adressée par les créanciers et légataires.

(Signé) Didier Nellessen, notaire.(36723)

L’an 2010, le 1er octobre, au greffe du tribunal de première instancede Liège, a comparu :

Derudder, Françoise, née à Liège le 15 mai 1965, domiciliée à4630 Soumagne, rue de Theux 5, porteuse de 3 procurations sous seingprivé qui resteront annexées au présent acte, pour et au nom de :

Moïse, Anne, née à Waulsort le 9 novembre 1929, domiciliée à4530 Villers-le-Bouillet, rue de Huy 114;

Vincent, Philippe, né à Liège le 27 novembre 1961, domicilié à4520 Wanze, rue Ernest Malvoz 4;

Vincent, Mireille, née à Libramont-Chevigny le 29 avril 1965, domi-ciliée à 6730 Tintigny, rue du Gros-Cron 94,

laquelle comparante a déclaré, ès qualités, accepter, sous bénéficed’inventaire, la succession de Vincent, Jean Paul Ghislain Alfred Pierre,né à Haut-Fays le 8 février 1954, de son vivant domicilié à Herstal, enHayenneux 217/00R2, et décédé le 29 juin 2010 à Liège.

Conformément aux prescriptions du dernier alinéa de l’article 793 duCode civil, la comparante déclare faire élection de domicile en l’étudede Me Sébastien Martens, sise à 4000 Liège, boulevard Piercot 17.

Dont acte signé, lecture faite par la comparante et le greffier.Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître, leurs droits,

par avis recommandé, au domicile élu, dans les trois mois de laprésente insertion.

Le greffier, (signature illisible).(36724)

Tribunal de première instance de Nivelles

Suivant acte dressé au greffe du tribunal de première instance deNivelles, en date du 27 septembre 2010 :

Mme Coppens, Rita Jozef M., née à Hasselt le 15 mai 1949, domiciliéeHollestraat 24, à 1670 Beert, agissant en nom personnel et porteuse deprocurations qui seront annexées au présent acte, agissant pour et aunom de ses mandants :

Mme Coppens, Martine Elisabeth Léopold Marie Renée, née àHasselt le 7 mars 1956, domiciliée à 1390 Grez-Doiceau (Nethen), ruede Beaumont 47;

M. Coppens, Marc Jean Yvonne Maurice René, né à Hasselt le6 décembre 1953, domicilié à 2000 Antwerpen, Aalmoezenierstraat 53;

M. Coppens, Robert Victor Elise Walther, né à Hasselt le 8 août 1947,domicilié à 1190 Forest, avenue du Mont Kemmel 16,

lesquels comparants s’exprimant en français, ont déclaré accepter, sousbénéfice d’inventaire, la succession de Gielen, Maria Joseph Thérèse,née à Hasselt le 12 mars 1925, de son vivant domiciliée à Grez-Doiceau,rue de Beaumont 47, et décédée le 21 mars 2010 à Grez-Doiceau.

Les créanciers et légataires sont invités à faire connaître leurs droits,par avis recommandé, dans les trois mois, à compter de la date de laprésente insertion, à Me Frans Van Achter, dont le cabinet est situéBrusselsesteenweg 73, à 1500 Halle.

Nivelles, le 27 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) B. Rychlik.(36725)

60994 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 115: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bekendmaking voorgeschreven bij artikel 584van het Gerechtelijk Wetboek

Publication prescrite par l’article 584du Code judiciaire

Aanstelling voorlopig bewindvoerderDésignation d’un administrateur provisoire

Par ordonnance du 15 janvier 2010, de M. le Président du tribunal depremière instance de Neufchâteau, Mme Manuella Comblin, avocat à6880 Bertrix, rue de la Gare 89, a été désignée administrateur provisoireà la succession de Mme Schneider, Brigitte Anna, née à Offenbach anMain le 18 janvier 1953, de son vivant domiciliée à 6642 Vaux-sur-Sure,Bercheux 9, décédée à Bastogne le 16 décembre 2008.

(Signé) M. Comblin, avocat.(36726)

Gerechtelijke reorganisatie − Réorganisation judiciaire

Rechtbank van koophandel te Gent

Bij vonnis van de eerste kamer, d.d. 11 juni 2010, van de rechtbankvan koophandel te Gent, werd de procedure gerechtelijke reorganisatievan Stapelhuis NV, met maatschappelijke zetel te 9000 Gent, Graslei 10,ondernemingsnummer 0479.729.237, open verklaard en werd de duurvan de opschorting bepaald op drie maanden om te verstrijken op11 september 2010.

Bij vonnis van 10 september 2010 werd de duur van de opschortingverlengd tot en met 18 oktober 2010.

Ik heb de eer u mede te delen dat voornoemde schuldenaar eenreorganisatieplan ter griffie heeft neergelegd.

In toepassing van artikel 53 van de wet van 31 januari 2009 betref-fende de continuïteit van de ondernemingen deel ik u mede dat hetplan wordt onderzocht en dat u het op de griffie van deze rechtbankkan raadplegen.

Bij deze wordt u uitgenodigd om, hetzij schriftelijk, hetzij monde-ling, op de terechtzitting in raadkamer, insolventiekamer, op vrijdag15 oktober 2010, om 10 uur, eerste verdieping (zaal 1.1) van derechtbank van koophandel te 9000 Gent, Opgeëistenlaan 401, uwopmerkingen te formuleren betreffende het voorgestelde reorganisatie-plan en alwaar tevens over dat plan moet worden gestemd.

Enkel de schuldeisers in de opschorting op wier rechten dat plan eenweerslag heeft, kunnen deelnemen aan de stemming.

De griffier-hoofd van dienst, (get.) C. Van Kerckhove.(36727)

Rechtbank van koophandel te Leuven

Bij vonnis, uitgesproken in raadkamer van de rechtbank van koop-handel te Leuven, op 30 september 2010, werd voor wat betreft deWCO ’t Hoekske, met zetel te 3140 Keerbergen, Mechelsebaan 2,K.B.O. nr. 0480.081.803, de procedure tot gerechtelijke reorganisatieopen verklaard voor een periode van twee maanden, om te eindigenop 30 november 2010.

Als gedelegeerd rechter werd de heer W. Van den Berckt, rechter inhandelszaken in de rechtbank van koophandel te Leuven, p.a. griffierechtbank van koophandel, gerechtsgebouw, Vaartstraat 5, te Leuven,aangesteld.

De griffier, get.) E. Gustin.(36728)

Tribunal de commerce de Charleroi

Par jugement du 29 septembre 2010, la première chambre du tribunalde commerce de Charleroi a acté que la SA La Ligne Océan Indien, dontle siège social est sis à 6000 Charleroi, boulevard Tirou 17, bte 50,inscrite à la B.C.E. sous le n° 0431.819.947, dont l’activité est le transportmaritime, a renoncé à sa demande en réorganisation judiciaire.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Ch. Ghislain.(36729)

Par jugement du 29 septembre 2010, la première chambre du tribunalde commerce de Charleroi a prorogé le sursis qui avait été accordé parjugement du 6 avril 2010 dans le cadre d’une réorganisation judiciaireaccordée à M. Bellot, domicilié à 6120 Nalinnes, rue de la Charrière 10,inscrit à la B.C.E. sous le n° 0864.205.959. Le sursis est prorogé jusqu’au28 février 2011. Fixe au mardi 22 février 2011, à 9 h 30 m précises levote et les débats sur le plan de réorganisation.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Ch. Ghislain.(36730)

Tribunal de commerce de Huy

Suite à la requête sollicitant la prorogation du sursis provisoiredéposée par Lardinois, Etienne, agriculteur, né à Huy le 4 mars 1973,domicilié à 4160 Anthisnes, La Rock 23, inscrit à la B.C.E. sous len° 0751.457.812, pour l’élevage de poules, par jugement du29 septembre 2010, le tribunal de commerce de Huy a prorogé le sursisprovisoire accordé à M. Etienne Lardinois, jusqu’à la date du31 décembre 2010.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation de l’entrepriseaura lieu à l’audience du jeudi 23 décembre 2010, à 10 h 30 m précises.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Mottet, G.(36731)

Tribunal de commerce de Liège

Par jugement du 28 septembre 2010, le tribunal de commerce deLiège a homologué le plan de réorganisation du 6 septembre 2010 de laSPRL Dany Croc Club Sandwish, dont le siège social est sis à4000 Liège, rue Léon Trocler 8, inscrite à la BCE sous le n° 0423.738.560.

Le même jugement a clôturé la procédure de réorganisation sousréserve des contestations découlant de l’exécution du plan.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin.(36732)

Par jugement du 28 septembre 2010, le tribunal de commerce deLiège a déclaré ouverte la procédure de réorganisation judiciaire et ena octroyé le bénéfice à la SPRL Mac Consulting, dont le siège social estsis à 4000 Liège, boulevard d’Avroy 180, ayant pour activités unrestaurant, inscrite à la B.C.E. sous le n° 0866.365.396.

La durée du sursis est de six mois prenant cours le 28 septembre 2010pour se terminer le 28 mars 2011.

Le même jugement fixe au 15 mars 2011, à 10 h 30 m précises àl’audience de la troisième chambre du tribunal de commerce, le vote etles débats sur le plan de réorganisation.

Juge délégué : M. Pierre Neuray, juge consulaire, désigné par ordon-nance du 20 septembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier en chef, (signé) M. Godin.(36733)

60995BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 116: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Tribunal de commerce de Neufchâteau

Par jugement du 1er octobre 2010, le tribunal de commerce de Neuf-château, a octroyé la prolongation du sursis au nom de la SA LMBMenuiserie dont le siège social est sis à 6640 Vaux-sur-Sure (sectionHompré), n° 1, inscrite au registre de la Banque-Carrefour des Entre-prise sous le n° 0464.642.965, pour exercer l’activité principale rensei-gnée de fabrication et commercialisation de tous les produits demenuiserie générale dont notamment des châssis de fenêtres et desvérandas.

Juge-délégué : M. Raymond Closter.

La durée du sursis prend cours le 20 octobre 2010 pour se terminer le20 avril 2011.

Le vote des créanciers sur le plan de réorganisation judiciaire del’entreprise aura lieu à l’audience du vendredi 8 avril 2011, à 14 heures,en l’auditoire de la chambre du tribunal de commerce de Neufchâteau,siégeant au Palais de Justice, place Charles Bergh, à 6840 Neufchâteau.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Wanlin.(36734)

Tribunal de commerce de Nivelles

Par jugement du 27 septembre 2010, le tribunal de commerce deNivelles a déclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciairepar accord amiable au nom de Emballage 2000 SA, dont le siège socialest établi à 1480 Tubize, rue Notre-Dame 20, inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0411.985.031.

Juge délégué : Pietquin, Bernard.

Un sursis prenant cours le 27 septembre 2010 et venant à échéance le22 novembre 2010 a été accordé à l’entreprise.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Bernard Busquin.(36735)

Par jugement du 27 septembre 2010, le tribunal de commerce deNivelles a déclaré ouverte une procédure de réorganisation judiciairepar accord amiable au nom de Eureka Belgium International SA, dontle siège social est établi à 1410 Waterloo, chaussée de Bruxelles 732B,inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0453.574.374.

Un sursis prenant cours le 27 septembre 2010 et venant à échéance le8 novembre 2010 a été accordé à l’entreprise.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) Bernard Busquin.(36736)

Concordat judiciaire — Gerechtelijk akkoord

Tribunal de commerce de Nivelles

Par jugement du 27 septembre 2010, le tribunal de commerce deNivelles a prononcé la fin du sursis définitif octroyé par jugement du18 février 2008, à la SA Geminus Industrial Assemblies, dont le siègesocial est sis à 1400 Nivelles, rue du Bosquet 41, et inscrite à la Banque-Carrefour des Entreprises sous le n° 0454.003.352.

Réserve à statuer sur la question de la décharge des commissaires ausursis et remet la cause à l’audience de la troisième chambre de cetribunal à 9 heures du lundi 8 novembre 2010.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Busquin.(36737)

Faillissement − Faillite

Hof van beroep te Antwerpen

Bij arrest van de vijfde bis kamer van het hof van beroep teAntwerpen, d.d. 30 september 2010, dat bij verstek werd gewezenjegens de curatoren, inzake Bitonti, Francesco, geboren te Genk op9 juni 1979, wonende te 3600 Genk, Emiel van Dorenlaan 111, bus 2,appelant;

tegen :

Mrs. Hanssen, Marc, en Hanssen, Kristien, advocaten te 3600 Genk,Onderwijslaan 71, bus 11, in hun hoedanigheid van curatoren van hetfaillissement Bitonti, Francesco, faillissement gesloten bij vonnis van3 juni 2010, eerste geïntimeerde;

en tegen :

de procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen, tweedegeïntimeerde, wordt de heer Bitonti verschoonbaar verklaard.

Antwerpen, 4 oktober 2010.De griffier-hoofd van dienst, (get.) V. Vriens.

(36738)

Rechtbank van koophandel te Brugge, afdeling Oostende

Bij vonnis van de tijdelijke derde kamer van de rechtbank vankoophandel te Brugge, afdeling Oostende, werd op 4 oktober 2010, opdagvaarding, het faillissement uitgesproken van Carpe Diem BVBA,met zetel en handelsuitbating te 8400 Oostende, Vismijn 1, hebbendeals handelsactiviteiten : zeevisserij met handelsbenaming : Z284Antonia Martruida, ondernemingsnummer 0411.577.928.

De datum van staking van betaling is vastgesteld op 4 oktober 2010.

Tot curator werd aangesteld : Mr. Jan Ferlin, advocaat te 8400 Oost-ende, L. Spillaertsstraat 63.

De aangiften van schuldvordering dienen neergelegd te worden tergriffie van de rechtbank van koophandel te 8400 Oostende, Canada-plein, vóór 5 november 2010.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (onder meer de borgen van de gefailleerde), kunnen hiervan tergriffie een verklaring neerleggen overeenkomstig artikel 72ter Fail. W.

Het eerste proces-verbaal van verificatie der schuldvorderingen zaldienen neergelegd te worden op de griffie van de rechtbank, uiterlijkop 15 november 2010.

Voor eensluidend verklaard uittreksel : de griffier-hoofd van dienst,(get.) N. Pettens.

(36739)

Rechtbank van koophandel te Dendermonde

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, van1 oktober 2010, werd Van Kerckhove, Julien, horeca, Heikantstraat 39,9290 Berlare, in staat van faillissement verklaard.

Ondernemingsnummer 0763.205.403.

Rechter-commissaris : Marc Tackaert.

Curator : Mr. Petra Seymoens, 9400 Ninove, Pollare Dorp 28.

Datum staking van betaling : 30 september 2010, onder voorbehoudvan artikel 12, lid 2 F.W.

Indienen van schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitend opde griffie van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, binnende dertig dagen vanaf datum faillissementsvonnis.

60996 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 117: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvor-deringen zal neergelegd worden op de griffie van de rechtbank, opvrijdag 12 november 2010.

Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstellingvermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zesmaanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring(artikel 63 F.W.).

Om te kunnen genieten van de bevrijding, moeten de natuurlijkepersonen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor degefailleerde, op de griffie van de rechtbank van koophandel eenverklaring neerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis nietin verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is (artikel 72bisF.W. en artikel 10 wet 20 juli 2005).

Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier, (get.)R. Cloostermans.

(36740)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, van4 oktober 2010, werd Sored BVBA, consulting, Eerdegemstraat 67,9310 Baardegem, in staat van faillissement verklaard.

Ondernemingsnummer 0480.040.330.

Rechter-commissaris : Christophe Meert.

Curator : Mr. Marc Ghysens, 9300 Aalst, Keizerplein 46.

Datum staking van betaling : 1 september 2010, onder voorbehoudvan artikel 12, lid 2 F.W.

Indienen van schuldvorderingen met bewijsstukken, uitsluitend opde griffie van de rechtbank van koophandel te Dendermonde, binnende dertig dagen vanaf datum faillissementsvonnis.

Het eerste proces-verbaal van nazicht van de ingediende schuldvor-deringen zal neergelegd worden op de griffie van de rechtbank, opvrijdag 12 november 2010.

Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstellingvermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zesmaanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring(artikel 63 F.W.).

Om te kunnen genieten van de bevrijding, moeten de natuurlijkepersonen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld voor degefailleerde, op de griffie van de rechtbank van koophandel eenverklaring neerleggen, waarin zij bevestigen dat hun verbintenis nietin verhouding met hun inkomsten en hun patrimonium is (artikel 72bisF.W. en artikel 10 wet 20 juli 2005).

Voor eensluidend uittreksel : de afgevaardigd griffier, (get.)R. Cloostermans.

(36741)

Rechtbank van koophandel te Gent

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent,d.d. 30 september 2010, op bekentenis, vijfde kamer, werd het faillis-sement vastgesteld inzake De Backer, Tamara, geboren te Eeklo op14 augustus 1975, wonende te 9990 Maldegem, Nieuwstraat 11, in haarhoedanigheid van hoofdelijk aansprakelijke voor de VOF Het Thee-licht.

Rechter-commissaris : Mevr. Callebaut, Lucrèce.

Datum staking der betalingen : 22 juin 2010.

Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel,Opgeëistenlaan 401E, 9000 Gent, vóór 28 oktober 2010.

Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht deringediende schuldvorderingen : 5 november 2010.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld)kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (artikel 72bis enartikel 72ter F.W.).

De curator : Mr. De Schrijver, Helena, advocaat, kantoorhoudende te9000 Gent, Rijsenbergstraat 37.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier-hoofd van dienst, (get.)C. Van Kerckhove.

(36742)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Gent,d.d. 30 september 2010, op bekentenis, zesde kamer, werd het faillis-sement vastgesteld inzake Rabet, Pascal, zandstralen-industriële schil-derwerken, geboren te Gent op 1 november 1964, wonende te9420 Erpe-Mere, Oudenaardsesteenweg 309, voorheen wonende te9000 Gent, Slachthuisstraat 84, ondernemingsnummer 0587.865.530.

Rechter-commissaris : de heer Van den Dorpe, Marc.

Datum staking der betalingen : 30 maart 2010.

Indienen schuldvorderingen : griffie rechtbank van koophandel,Opgeëistenlaan 401E, 9000 Gent, vóór 28 oktober 2010.

Neerlegging ter griffie van het eerste proces-verbaal van nazicht deringediende schuldvorderingen : 18 november 2010.

De personen die zich persoonlijk zeker hebben gesteld voor de gefail-leerde (zoals onder meer de personen die zich borg hebben gesteld)kunnen hiervan een verklaring ter griffie afleggen (artikel 72bis enartikel 72ter F.W.).

De curator : Mr. De Vliegher, Fernand, advocaat, kantoorhoudendete 9000 Gent, Pacificatielaan 33.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier-hoofd van dienst, (get.)C. Van Kerckhove.

(36743)

Rechtbank van koophandel te Hasselt

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam vanC.F.B. BVBA, Kusterstraat 20A, te 3890 Gingelom (Jeuk), ondernemings-nummer 0457.850.886, dossiernummer : 4772, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Blum, Kristof, Steenweg 44, te3890 Gingelom.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36744)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van Schoeters,Jan Louis Willy, Statiestraat 1, bus 7, te 3290 Diest, uitbatingte 3500 Hasselt, Minderbroederstraat 13/1, ondernemingsnum-mer 0637.660.380, dossiernummer : 6201, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36745)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van4Table BVBA, Diesterstraat 93, te 3980 Tessenderlo, ondernemings-nummer 0885.462.718, dossiernummer : 6209, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Thomissen, Alain, Nieuw-straat 120, te 2440 Geel.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36746)

60997BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 118: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van BlackoutHasselt BVBA, Fruitmarkt 8/3, te 3500 Hasselt, ondernemings-nummer 0884.969.996, dossiernummer : 6146, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Dupont, Boudewijn, Fruit-markt 8/3, te 3500 Hasselt.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36747)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van M & SSportweddenschappen BVBA, Heuvenstraat 28/3, te 3520 Zonhoven,ondernemingsnummer 0882.359.510, dossiernummer : 6251, geslotenverklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Worden als vereffenaars beschouwd : Said Boukriche, Oranje-plein 30d, te 6224 KD Maastricht; Jacqueline Verberkt, Mockstraat 35, te6226 CA Maastricht.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36748)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam vanLimburgse Plafonneerwerken CVBA, Siegersveldstraat 1A, te3500 Hasselt, ondernemingsnummer 0434.333.930, dossiernum-mer : 5415, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Santermans, Wim, Siegerveld-straat 1A, te 3500 Hasselt.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36749)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam vanChartage BVBA, Burg. Heymansplein 40/2, te 3581 Beverlo,ondernemingsnummer 0464.546.262, dossiernummer : 6040, geslotenverklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Vanhees, Ronny, Broekerveld 30,te 3971 Leopoldsburg.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36750)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van De KleineRoost NV, Kleine Roost 2B, te 3500 Hasselt, ondernemings-nummer 0457.736.862, dossiernummer : 5954, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Vanolst, Marc, Processiestraat 4,te 3585 Paal.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36751)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van VTUTechnics BVBA, Kerkstraat 5, te 3560 Lummen, ondernemings-nummer 0891.563.919, dossiernummer : 6512, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting bij vereffening.

Wordt als vereffenaar beschouwd : VTU Belgium BV, Aalborg 6, teBarendrecht (NL), vertegenwoordigd door Kees Van Riel, Juliana-straat 2, te 5151 VV Drunen.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36752)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam vanSchoofs, Joey, Walputstraat 19, te 3500 Hasselt, ondernemings-nummer 0888.047.965, dossiernummer : 6437, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting ontoereikend actief-verschoonbaar (arti-kel 73 F).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36753)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van Delhaize-Beringen NV, Markt 2/2, te 3580 Beringen, ondernemings-nummer 0430.258.346, dossiernummer : 6641, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting ontoereikend actief.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Kasprzak, Pascal, Hoogstraat 1, te3580 Beringen.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36754)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam vanPeltex BVBA, Bedrijfsstraat 19/1, te 3990 Peer, ondernemings-nummer 0442.197.165, dossiernummer : 6696, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting ontoereikend actief.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Sliwinsky, Marek, Lite-racka 19A m40, 01-864 Warschou (P).

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36755)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van D.D.C.Trans BVBA, Kruisstraat 37, te 3545 Halen, ondernemings-nummer 0473.694.649, dossiernummer : 6699, gesloten verklaard.

Aard vonnis : sluiting ontoereikend actief.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Beets, Danny, Sint-Truider-steenweg 15/1, te 3540 Herk-de-Stad.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36756)

De rechtbank van koophandel te Hasselt, tweede kamer, heeft bijvonnis van 30 september 2010, het faillissement op naam van ImmoInvestments Company NV, Fruitmarkt 6, te 3500 Hasselt,ondernemingsnummer 0425.455.658, dossiernummer : 6530, geslotenverklaard.

Aard vonnis : sluiting ontoereikend actief.

Wordt als vereffenaar beschouwd : Saelen, Marc, Tongerse-steenweg 17/5, te 3780 Hoesselt.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) V. Bossens.(36757)

Rechtbank van koophandel te Ieper

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Ieper,d.d. 4 oktober 2010, werd in het faillissement van Devuyst, Juanita,namelijk Devuyst, Juanita, verschoonbaar verklaard.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. Melsens.(36758)

60998 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 119: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Ieper,d.d. 4 oktober 2010, werd in het faillissement van De Goe, Peter, degefailleerde, namelijk De Goe, Peter, verschoonbaar verklaard.

Voor eensluidend uittreksel : de griffier, (get.) C. Melsens.(36759)

Rechtbank van koophandel te Kortrijk

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Leclercq, SandraGisele, voorheen wonende te 8500 Kortrijk, Marksesteenweg 29, thanswonende te 8930 Menen, Lauweplaats 13, handeldrijvende te8500 Kortrijk, Bruggestraat 32, geboren op 10 juni 1974, ondernemings-nummer 0526.717.819, afgesloten wegens ontoereikend activa.

De gefailleerde werd hierbij verschoonbaar verklaard.De griffier, (get.) V. Soreyn.

(36760)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van De Langhe,Nathalie, voorheen wonende te 8790 Waregem, Platanendreef 5, thanswonende te 8800 Roeselare, Gitsestraat 96, geboren op 28 februari 1970,ondernemingsnummer 0682.356.101, door vereffening beëindigd.

De gefailleerde werd hierbij niet verschoonbaar verklaard.De griffier, (get.) V. Soreyn.

(36761)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Decock, ChristopheHenri, Statiestraat 145, te 8720 Dentergem, geboren op 22 juni 1953,ondernemingsnummer 0521.367.971, door vereffening beëindigd.

De gefailleerde werd hierbij niet verschoonbaar verklaard.De griffier, (get.) V. Soreyn.

(36762)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Claerhout, Mathieu,Sprietestraat 34, te 8792 Desselgem, geboren op 3 maart 1986,ondernemingsnummer 0870.990.219, door vereffening beëindigd.

De gefailleerde werd hierbij verschoonbaar verklaard.De griffier, (get.) V. Soreyn.

(36763)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Missihoun MawusseLydia, voorheen wonende te 8930 Menen, Kunstenstraat 35, thanswonende te 8800 Roeselare, Wallenstraat 40/0031, ondernemings-nummer 0895.328.608, door vereffening beëindigd.

De gefailleerde werd hierbij verschoonbaar verklaard.De griffier, (get.) V. Soreyn.

(36764)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Delbeke, Philip,voorheen wonende te 8800 Roeselare, Rumbeeksesteenweg 306, thanswonende te 8800 Roeselare, Rumbeeksesteenweg 139/12, geboren op11 januari 2048, ondernemingsnummer 0530.694.225, door vereffeningbeëindigd.

De gefailleerde werd hierbij verschoonbaar verklaard.De griffier, (get.) V. Soreyn.

(36765)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Verleye, Nathalie,voorheen wonende te 8800 Roeselare, Vlamingstraat 4, thans wonendete 8800 Roeselare, Zuidstraat 80/0001, handelsbenaming : « ’t Huis vanEden » & « B-Box », ondernemingsnummer 0521.619.280, door veref-fening beëindigd.

De gefailleerde werd hierbij verschoonbaar verklaard.De griffier, (get.) V. Soreyn.

(36766)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van VandenhoveAgency BVBA, Kollegelaan 32, te 8530 Harelbeke, ondernemings-nummer 0476.705.906, door vereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : de heer FredericVandenhove, wonende te 8530 Harelbeke, Ballingenweg 30 B 101.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36767)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van E & C BVBA,Stationsstraat 70, te 8540 Deerlijk, ondernemingsnummer 0465.865.165,door vereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : de heer ChristopheSaey, wonende te 8582 Avelgem, Maraillestraat 46.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36768)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Vamagro BVBA,Leegstraat 175, te 8780 Oostrozebeke, ondernemingsnum-mer 0864.815.376, door vereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : de heer Frans Maes,laatst wonende te 8780 Oostrozebeke, Leegstraat 175.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36769)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Libra Paints NV,Beversesteenweg 616, bus 1, te 8800 Roeselare, ondernemings-nummer 0453.576.354, door vereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : de heer KarlVermandere, wonende te 8620 Nieuwpoort, Albert Pinotweg 5/0201.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36770)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Timing BVBA, Oost-straat 63, te 8800 Roeselare, ondernemingsnummer 0441.346.337, doorvereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : Mevr. Caroline DeWinter, wonende te 8790 Waregem, Nokerseweg 64.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36771)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Pajo Weave BVBA,Pitantiestraat 132, te 8792 Desselbem, ondernemingsnum-mer 0471.576.287, door vereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : de heer PatrickDhaene, wonende te 8792 Waregem (Desselgem), Wetstrat 5.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36772)

60999BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 120: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Sobora BVBA,Wevelgemstraat 29/1, te 8930 Menen, ondernemingsnum-mer 0477.648.784, door vereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : Mevr. CarineVermeulen, wonende te 8930 Menen, Wervikstraat 234.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36773)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Habit NV, Elbe-straat 16, te 8760 Meulebeke, ondernemingsnummer 0474.871.913, doorvereffening beëindigd.

Als vermoedelijke vereffenaar wordt beschouwd : de heer KurtNuttynck, wonende te 8700 Tielt, Kortrijkstraat 112/0001.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36774)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Qiu BVBA, Meen-sesteenweg 78, te 8870 Izegem, ondernemingsnummer 0865.850.407,door vereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : Mevr. Jun Ting Shu,wonende te 8820 Torhout, Zuidstraat 20.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36775)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Kortrijk, vijfde kamer,d.d. 29 september 2010, werd het faillissement van Kindt Luc BVBA,Bozestraat 111, te 8501 Heule, ondernemingsnummer 0415.065.671,door vereffening beëindigd.

Als vermoedelijk vereffenaar wordt beschouwd : Mevr. Marie-JoséeCallewaert, wonende te 8400 Oostende, Mariakerkelaan 349/2.

De griffier, (get.) V. Soreyn.(36776)

Rechtbank van koophandel te Oudenaarde

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, tweedekamer, d.d. 30 september 2010, werd het faillissement op naam vanMevr. Fontaine, Brigitte, voorheen wonende te 9500 Geraardsbergen,Markt 3, thans zonder gekend adres en van ambtswege afgevoerdsedert 17 november 2003, ondernemingsnummer 0666.347.339, geslotenwegens ontoereikend actief.

Mevr. Fontaine, Brigitte, wordt verschoonbaar verklaard.Voor éénsluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.) Marijke

Fostier.(36777)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, tweedekamer, d.d. 30 september 2010, werd het faillissement op naam van deheer Deleu, John, voorheen wonende te 9600 Ronse, Riekestraat 9, enthans wonende te 9700 Oudenaarde, Kerkgate 57, ondernemings-nummer 0736.237.819, gesloten wegens ontoereikend actief.

De heer Deleu, John, wordt verschoonbaar verklaard.Voor éénsluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.) Marijke

Fostier.(36778)

Bij vonnis van de rechtbank van koophandel te Oudenaarde, tweedekamer, d.d. 30 september 2010, werd het faillissement op naam vanK&K BVBA, met zetel te 9500 Geraardsbergen, Onkerzelestraat 212,ondernemingsnummer 0468.288.680, gesloten, bij gebrek aan actief.

Mevr. Schelfhout, Greta, wonende te 9470 Denderleeuw, Eenestraat 7,wordt beschouwd als vereffenaar.

Voor éénsluidend verklaard uittreksel : de griffier, (get.) Fostier,Marijke.

(36779)

Tribunal de commerce de Mons

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, pour insuffisance d’actif, de lasociété Allilon SA, dont le siège social est sis à 7830 Bassily, rue de laProcession 3, RPM Mons 148098, B.C.E. n° 0473.071.473, et a déchargéle curateur, Me Georges Ponchau, de ses fonctions.

Sont considérés comme liquidateurs : M. Ashutosh Sheshabalaya,domicilié à 7830 Bassily, rue de Grammont 2, bte 3 et Mme Ilse Noppen,dont la dernière adresse connue est sise à 7830 Bassily, rue de Gram-mont 2, bte 3, rayée pour l’étranger le 30 juin 2010.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36780)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, pour insuffisance d’actif, de lasociété Cap Transport Services SPRL, dont le siège social est sis à7100 La Louvière, rue Arthur Warocqué 68, RPM Mons 148258,B.C.E. n° 0872.285.069, et a déchargé le curateur, Me Georges Ponchau,de ses fonctions.

Est considérée comme liquidateur : Mme Piia Kuosmanen, dont ladernière adresse connue est sise à 1140 Evere, rue du Bon Pasteur 64,bte 3, rayée pour l’étranger le 15 janvier 2006.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36781)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, pour insuffisance d’actif, de lasociété Chenal Sud SPRL, dont le siège social est sis à 7090 Ronquières,rue de Chenu 16, RPM Mons 146403, B.C.E. n° 0478.877.914, et adéchargé le curateur, Me Georges Ponchau, de ses fonctions.

Est considéré comme liquidateur : M. Philippe Malbrain, domicilié à7060 Soignies, rue Grégoire Wincqz 35.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36782)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, pour insuffisance d’actif, de lasociété Exotica New SPRL, dont le siège social est sis à 7332 Sirault, rueOdon Rosier 51, RPM Mons 143331, B.C.E. n° 0473.946.453, et adéchargé le curateur, Me Natalie Debouche, de ses fonctions.

Est considérée comme liquidateur : Mme Christine Stremez, domici-liée à 7332 Sirault, rue Odon Rosier 51.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36783)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, pour insuffisance d’actif, de lasociété Kartal Car SPRL, dont le siège social est sis à 7390 Quaregnon,rue Courbelette 86, RPM Mons 148745, B.C.E. n° 0878.023.511, et adéchargé le curateur, Me Etienne Descamps, de ses fonctions.

Est considéré comme liquidateur : M. Bran Gecgen, domicilié à7390 Quaregnon, rue Alphonse Brenez 186.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36784)

61000 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 121: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, pour insuffisance d’actif, de lasociété Michael Gerin SPRL, dont le siège social est sis à 7390 Quare-gnon, rue du Plat Rie 73, RPM Mons 150784, B.C.E. n° 0899.070.432, eta déchargé le curateur, Me Etienne Descamps, de ses fonctions.

Est considérée comme liquidateur : Mme Stéphanie Lasagna-Liuzzo,actionnaire et veuve de M. Michaël Gerin, domiciliée à 7390 Quare-gnon, rue du Plat Rie 73.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36785)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, pour insuffisance d’actif, deM. Taildeman, Marc, domicilié à 7100 Haine-Saint-Paul, rue EmileVandervelde 99, B.C.E. n° 0653.635.587, et a déchargé le curateur,Me Georges Ponchau, de ses fonctions.

Le failli n’a pas été déclaré excusable.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36786)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, par liquidation, deM. Cornelis, Jacquy, domicilié à 7370 Dour, rue des Canadiens 25,B.C.E. n° 0860.339.025, et a déchargé le curateur, Me Natalie Debouche,de ses fonctions.

Le failli n’a pas été déclaré excusable.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36787)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deMons, a prononcé la clôture de la faillite, par liquidation, de M. Bodnar-czuk, Michael, domicilié à 7080 Frameries, route d’Eugies 8,B.C.E. n° 0792.109.621, et a déchargé le curateur, Me Etienne Descamps,de ses fonctions.

Le failli n’a pas été déclaré excusable.

Pour extrait conforme : le greffier, (signé) B. Delmoitié.(36788)

Tribunal de commerce de Namur

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deNamur, a déclaré, sur citation, la faillite de la SPRL New-Life 2006, dontle siège social est situé à 5060 Sambreville, section de Tamines, rue desBachères 221, ayant pour objet social l’exploitation de commerce detype Horeca, café et bar, inscrit à la B.C.E. sous le n° 0879.703.886.

Le même jugement reporte à la date provisoire du 30 septembre 2010l’époque de la cessation des paiements.

Juge-commissaire : M. Thibaut de Maisières François, juge consulaire.

Curateur : Me Choffray, François-Xavier, chaussée de Dinant 30A,5170 Profondeville.

Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunalde commerce, rue du Collège 37, 5000 Namur, dans les trente jours.

Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelledu failli, sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément àl’article 72ter de la loi sur les faillites.

Le dépôt du 1er procès-verbal de vérification des créances se fera augreffe du tribunal de commerce de Namur, le 10 novembre 2010, avant16 heures, au deuxième étage.

Pour extrait conforme : le greffier en chef f.f., (signé) A. Baye.(36789)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deNamur, a déclaré, sur aveu, la faillite de la SPRL Coppens, Didier, dontle siège social est établi à 5170 Lesves, rue de la Blanchisserie 48, ayantune activité de plomberie, inscrite à la B.C.E. sous le n° 0874.741.941.

Le même jugement reporte à la date provisoire du 30 septembre 2010l’époque de la cessation des paiements.

Juge-commissaire : M. Lewal, Eric, juge consulaire.

Curateur : Me Brichart, Jean, chaussée de Nivelles 45, 5140 Sombreffe.

Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunalde commerce, rue du Collège 37, 5000 Namur, dans les trente jours.

Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelledu failli, sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément àl’article 72ter de la loi sur les faillites.

Le dépôt du 1er procès-verbal de vérification des créances se fera augreffe du tribunal de commerce de Namur, le 10 novembre 2010, avant16 heures, au deuxième étage.

Pour extrait conforme : le greffier en chef f.f., (signé) A. Baye.(36790)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deNamur, a déclaré, sur aveu, la faillite de la SPRL VDL Transbois, dontle siège social est sis à 5070 Le Roux, rue Fontarciennes 5, y exploitantune activité de transport de marchandises pour compte de tiers, inscriteà la B.C.E. sous le n° 0806.540.548.

Le même jugement reporte à la date provisoire du 30 septembre 2010l’époque de la cessation des paiements.

Juge-commissaire : M. Lewal, Eric, juge consulaire.

Curateur : Me Chauvaux, Françoise, route de Gembloux 12,5002 Saint-Servais.

Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunalde commerce, rue du Collège 37, 5000 Namur, dans les trente jours.

Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelledu failli, sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément àl’article 72ter de la loi sur les faillites.

Le dépôt du 1er procès-verbal de vérification des créances se fera augreffe du tribunal de commerce de Namur, le 10 novembre 2010, avant16 heures, au deuxième étage.

Pour extrait conforme : le greffier en chef f.f., (signé) A. Baye.(36791)

Par jugement du 30 septembre 2010, le tribunal de commerce deNamur, a déclaré, sur aveu, la faillite de la SPRL Sécurité Protectionindividuelle, en abrégé S.P.I., dont le siège social et le siège d’exploita-tion sont établis à 5100 Jambes, avenue Jean Materne 180, ayant pouractivité la fabrication de vêtements de sécurité et de la broderieindustrielle, inscrite à la B.C.E. sous le n° 0457.725.578.

Le même jugement reporte à la date provisoire du 30 septembre 2010l’époque de la cessation des paiements.

Juge-commissaire : M. Thibaut de Maisieres François, juge consulaire.

Curateur : Me Buysse, Patrick, chaussée de Dinant 776, 5100 Wépion.

Les créanciers doivent produire leurs créances au greffe du tribunalde commerce, rue du Collège 37, 5000 Namur, dans les trente jours.

Les personnes physiques, qui se sont constituées sûreté personnelledu failli, sont invitées à en faire déclaration au greffe conformément àl’article 72ter de la loi sur les faillites.

Le dépôt du 1er procès-verbal de vérification des créances se fera augreffe du tribunal de commerce de Namur, le 10 novembre 2010, avant16 heures, au deuxième étage.

Pour extrait conforme : le greffier en chef f.f., (signé) A. Baye.(36792)

61001BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 122: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Tribunal de commerce de Nivelles

Par jugement du tribunal de commerce de Nivelles, du29 septembre 2010, a été déclarée ouverte, sur citation, la faillite de ISPEntreprise SPRL, chaussée de Louvain 431A, 1380 Lasne.

N° B.C.E. 0875.434.304.

Juge-commissaire : M. Dewulf, Olivier.

Curateur : Me Vanham, Bernard, avocat, à 1400 Nivelles, rue deCharleroi 2.

Date limite du dépôt des créances : dans les trente jours de la date dela faillite.

Dépôt par la curatelle du premier procès-verbal de vérification descréances : au plus tard le 15 novembre 2010.

Dit que les personnes physiques qui se sont constituées sûretépersonnelle du failli, ont le moyen d’en faire déclaration au greffe,conformément à l’article 72ter de la loi sur les faillites.

Pour extrait conforme : la greffière en chef f.f., (signé) P. Fourneau.(36793)

Huwelijksvermogensstelsel − Régime matrimonial

Er blijkt uit een akte verleden op 16 september 2010.

Voor mij, Mr. Laurent Rens, notaris met standplaats te Geraards-bergen, dat zijn verschenen, de heer Vanholder, Raoul Hubert, geborente Herne op 11 maart 1940, en zijn echtgenote, Mevr. Robignon,Michella Marie José Maria, geboren te Opbrakel op 30 april 1944,beiden wonend te Hemelveerdegem (Lierde), Molenstraat 11, gehuwdte Hemelveerdigen op 8 augustus 1967.

Dat voormelde echtgenoten, in het gemeenschappelijk overleg, inuitvoering van artikel 1394 van het Burgerlijk Wetboek, hun oorspron-kelijk huwelijksvermogensstelsel, vastgesteld in een akte verleden voornotaris Rens, Jean-Louis, met standplaats te Geraardsbergen, op4 augustus 1967, hebben gewijzigd.

Volgen de handtekeningen.

Geregistreerd een blad, geen renvooi te Geraardsbergen, op23 september 2010, boek 505, blad 76, vak 10. Ontvangen : vijfentwintigeuro (25,00 EUR). De eerstaanwezend inspecteur, (getekend) de inspec-teur Luc Bovijn.

Voor uittreksel : (get.) L. Rens, notaris.(36794)

Bij akte verleden voor notaris Ghislain Eerdekens, te Neerpelt, op13 september 2010, hebben de heer Huygh, Daan, geboren te Hasseltop 28 juli 1981, en zijn echtgenote, Mevr. Moscatiello, Yolanda, geborente Heusden-Zolder op 11 februari 1984, wonende te Beringen, Rechte-straat 87, gehuwd onder het beheer van het wettelijk stelsel naarBelgisch recht bij ontstentenis van een huwelijkscontract, een wijzigingaangebracht aan hun huwelijksvermogensstelsel.

Bij het wijzigend contract blijft het bestaande stelsel behouden enwordt door de heer Huygh, Daan, in het gemeenschappelijk vermogengebracht, het onroerend goed gelegen te Beringen, vijfde afdeling,Koersel, eerste afdeling, een woning, « Rechtestraat 87 », gekad. sectieB, nr. 1294/F, groot 11 a 20 ca.

Neerpelt, 4 oktober 2010.

(Get.) Ghislain Eerdekens, notaris.(36795)

Uit een akte verleden voor notaris Philippe Vanlatum, notaris, metstandplaats te Oedelem, op 17 september 2010, dragende de melding :

« Geregistreerd te Brugge 4 op 24 september 2010, deel 217, blad 8,vak 4. Ontvangen : vijfentwintig euro (S 25,00). De eerstaanwezendinspecteur, (get.) Laga E.G. », blijkt dat de heer Vandepitte, RogerEdward Louis, geboren te Assebroek op 22 september 1932, nationaalnummer 32.09.22 153-19, identiteitskaart nummer 590-8615612-01, enzijn echtgenote, Mevr. Beausaert, Marie Magdalena, geboren te Kool-kerke op 19 juli 1937, nationaal nummer 37.07.19 006-56, identiteits-kaart nummer 590-5092541-67, samenwonende te 8340 Damme, Burg.Sabotlaan 24,

gehuwd onder het stelsel van gemeenschap van aanwinsten blijkenshuwelijkscontract verleden voor notaris Jean Vanlatum, te Oedelem, op10 februari 1993, niet gewijzigd tot op heden,

gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid hen verschaft bijartikel 1394 van het Burgerlijk Wetboek, hun voormeld huwelijkscon-tract te wijzigen.

Krachtens voormelde wijzigende akte werd dit huwelijksstelselomgezet in het stelsel van scheiding van goederen.

Oedelem, 4 oktober 2010.

Voor beredeneerd uittreksel : (get.) Philippe Vanlatum, notaris.(36796)

Er blijkt uit een akte verleden op 27 september 2010, voor Mr. LucVan Eeckhoudt, notaris met standplaats te Halle, dat de heer Hernaut,Marc Jean, nationaal nummer 61042847393, geboren te Halle op28 april 1961, en zijn echtgenote, Mevr. Vanden Branden, ChristelHélène, nationaal nummer 61041331621, geboren te Halle op13 april 1961, samenwonende te 1500 Halle, Groeningenstraat 25,gehuwd te Halle op 6 september 1985, hun oorspronkelijk huwelijks-vermogensstelsel hebben gewijzigd overeenkomstig artikel 1394 vanhet Burgerlijk Wetboek.

Geregistreerd twee bladen, geen renvooien, te Halle I, op29 september 2010, boek 716, folio 5, vak 14, ontvangen, vijfentwintigeuro. De ontvanger, (getekend) Y. Dehantschutter.

Voor eensluidend uittreksel : (get.) L. Van Eeckhoudt, notaris.(36797)

Uit een akte verleden voor notaris Rina Dieltiens, te Ravels, op14 september 2010, blijkt dat de heer Leemans, Peter Jan Maria, vanBelgische nationaliteit, geboren te Turnhout op 27 november 1966, enzijn echtgenote, Mevr. Bax, Annick Lydia Jan, van Belgische nationali-teit, geboren te Turnhout op 28 februari 1968, samenwonende te2380 Ravels, Klein Ravels 114 bus a, die gehuwd zijn voor de ambtenaarvan de burgerlijke stand van de gemeente Ravels, op 21 maart 1992,onder het wettelijk huwelijksstelsel zonder huwelijkscontract, hunhuwelijksvermogensstelsel op minnelijke wijze hebben gewijzigd,conform artikel 1394 Burgerlijk Wetboek.

Ravels, 1 oktober 2010.

Voor ontledend uittreksel : (get.) Rina Dieltiens, notaris.(36798)

Bij akte verleden voor notaris Bernard Denys, te Avelgem, op27 september 2010, hebben de echtgenoten de heer Dumont, ValentinRoger Simon, geboren te Kortrijk op 27 januari 1970, en zijn echtgenote,Mevr. Malfait, Sofie Gerda Edith, geboren te Oudenaarde op12 oktober 1978, samenwonende te Kluisbergen (Ruien), Beuken-dreef 12, bij toepassing van artikel 1394 Burgerlijk Wetboek, eenwijziging aangebracht aan hun huwelijksstelsel waarbij het wettelijkstelsel der gemeenschap werd behouden, doch uitgebreid met deinbreng van een onverdeeld onroerend goed in de gemeenschap doorde echtgenoten Dumont-Malfait.

Voor de partijen : (get.) Bernard Denys, notaris.(36799)

61002 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 123: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Bij akte verleden voor notaris Paul Rommens, te Hoogstraten/Meer,op 28 september 2010, hebben de heer Costermans, Petrus JoannesMaria Leonia, geboren te Schilde op 10 mei 1943 en Mevr. Stofferis,Francinne Christiane, geboren te Zulte op 10 februari 1944, samenwo-nende te 2970 Schilde, Bethaniëlei 51, hun huwelijksvermogensstelselgewijzigd, inhoudende behoud van het wettelijk stelsel, met inbrengvan eigen onroerende goederen in het gemeenschappelijk vermogendoor mevrouw.

(Get.) Paul Rommens, notaris.(36800)

Bij akte verleden voor notaris Hendrik Debucquoy, te Diksmuide, op7 september 2010, hebben de heer Depoorter, Geert, arbeider, enMevr. Vanhoverbeke, Jessie, arbeidster, samenwonende te 8650 Hout-hulst, Klaproosstraat 15, hun huwelijksvoorwaarden gewijzigd, ondermeer door inbreng door voornoemde echtgenoot van een eigen onroe-rend goed in het gemeenschappelijk vermogen. Geregistreerd teDiksmuide, drie bladen, één verzending, op 8 september 2010,boek 422, blad 93, vak 10, ontvangen : vijfentwintig euro (25,00 EUR),de eerstaanwezend inspecteur, (getekend), De Moor, L.

(Get.) H. Debucquoy, notaris.(36801)

Bij akte verleden voor notaris Michaël Van Der Linden, te Hasselt,op 17 september 2010, hebben de heer Simons, Jozef Henri, geboren teBree op 6 augustus 1965, en zijn echtgenote, Mevr. Loenders, NadiaMaria Petronella, geboren te Turnhout op 16 juni 1967, samenwonendete 3560 Lummen, Meerlestraat 40, gehuwd ingevolge huwelijkscontractverleden voor notaris Peter Berben, te Neerpelt, op 14 juni 1993, eenwijziging aan hun huwelijksvermogensstelsel aangebracht, met alsvoorwerp de handhaving van het wettelijk stelsel, de schrapping vanartikel 2 en de inlassing van een keuzebeding.

(Get.) M. Van der Linden, notaris.(36802)

Uit een akte verleden voor notaris Edgard Van Oudenhove, te Haal-tert (Denderhoutem), op 13 september 2010, blijkt dat de heer VanVarenbergh, Willy Etienne, en echtgenote, Mevr. Covens, MargarethaGodeliva Henrica, samenwonende te 1760 Roosdaal, Patrijzenweg 1,een wijziging van hun huwelijksvermogensstelsel hebben gedaan over-eenkomstig artikel 1394 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Het huwelijk van de voornoemde echtgenoten werd gesloten voorde ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Pamel op20 juli 1956, onder het stelsel der gemeenschap van aanwinsten blijkenshuwelijkscontract verleden voor notaris Jean Van Winckel, destijds tePamel, op 28 juni 1956, eenmaal gewijzigd krachtens akte wijziginghuwelijkscontract verleden voor notaris Jozef Van Oudenhove, destijdste Denderhoutem op 3 oktober 1988, gehomologeerd door de rechtbankvan eerste aanleg te Brussel, zevenentwintigste kamer, op24 januari 1989.

De voormelde wijzigende overeenkomst houdt onder meer hetbehoud van het stelsel der gemeenschap van aanwinsten in, metinbreng van drie onroerende goederen door Mevr. Covens, Margarethaen met inbreng van twee onroerende goederen door de heer Van Varen-bergh, Willy, in het gemeenschappelijk vermogen en toevoeging vaneen keuzebeding.

(Get.) E. Van Oudenhove, notaris.(36803)

De heer Sack, Gilbert Alfons Karel, geboren te Pollare op 7 juni 1932,en zijn echtgenote, Mevr. De Cooman, Lucienne Hubertine, geboren tePollare op 5 juni 1935, samenwonende te 9401 Ninove (Pollare), Sint-Kristoffelstraat 3, hebben bij akte verleden voor geassocieerd notarisIngrid Evenepoel, te Ninove, de dato 6 september 2010, hun huwelijks-contract gewijzigd door inbreng van persoonlijke en onverdeeldegoederen in het gemeenschappelijk vermogen.

Namens de verzoekers : (get.) Ingrid Evenepoel, geassocieerd notaris.(36804)

Er blijkt uit een akte verleden voor ondergetekende notaris PhilippeFlamant, te Ronse, op 27 september 2010, dat de heer Debusschere,Philippe Alphonse François Herman, geboren te Ronse op 10 mei 1960(nationaal nummer 600510-237-79), en zijn echtgenote, Mevr. Leroy,Chantal Marie Madeleine Jeanne, geboren te Ronse op20 december 1957 (nationaal nummer 571220-214-79), gedomicilieerden samenwonende te 9600 Ronse, Eisdale 9, gehuwd voor de ambtenaarvan de burgerlijke stand te Ronse op 8 augustus 1980, onder hetwettelijk stelsel bij ontstentenis van huwelijkscontract, een minnelijkewijziging van hun huwelijksvermogensstelsel hebben laten opmakenin toepassing van artikel 1394 van het BW door inbreng van eigenonroerende goederen in de huwgemeenschap.

Ronse, 4 oktober 2010.(Get.) Philippe Flamant, notaris.

(36805)

Er blijkt uit een akte verleden voor notaris Giselinde Van Duffel, teLochristi-Zaffelare, op 14 september 2010, geregistreerd te Gent-6,17 september 2010, boek 179, blad 69, vak 13, vier rollen, geenverzendingen. Ontvangen : vijfentwintig euro (S 25,00). De eerstaanwe-zend inspecteur, (getekend) K. Devos Bevernage, dat de heer Geer DeBruycker, geboren te Zaffelare op 29 juni 1963, en Mevr. Mia Audenaert,geboren te Lokeren op 16 april 1963, samenwonende te 9080 Lochristi,Rechtstraat 196, wijzigingen hebben aangebracht aan hun huwelijks-vermogensstelsel, onder meer door inbreng van eigen onroerendegoederen door voornoemde Mevr. Mia Audenaert.

Voor gelijkvormig uittreksel : (get.) G. Van Duffel, notaris.(36806)

Uit een akte verleden voor notaris Eric Deroose, te Knokke-Heist, op23 september 2010, geregistreerd te Knokke-Heist, op28 september 2010, reg. 5, boek 135, blad 48, vak 5, ontvangen : vijfen-twintig euro (S 25,00), blijkt dat de heer Dullaert, François Leon Martha,geboren te Lokeren op 30 november 1950, en zijn echtgenote,Mevr. Vindevogel, Gisèle Edmonde Zulma, geboren te Ukkel op13 december 1950, samenwonend te 8301 Knokke-Heist (Heist),Vuurtorenstraat 14/0031, die gehuwd zijn op 27 juni 1973 voor deambtenaar van de burgerlijke stand te Gent, onder het stelsel vanscheiding van goederen ingevolge huwelijkscontract verleden voornotaris Soinne Jacques Gent, op 24 mei 1973, een minnelijke wijzigingaan hun voormeld huwelijksstelsel hebben aangebracht.

Voor ontledend uittreksel opgemaakt door notaris Eric Deroose, teKnokke-Heist, op 4 oktober 2010.

(Get.) Eric Deroose, notaris.(36807)

Bij akte, verleden voor Jean Flemings, notaris te Lommel, op30 september 2010, hebben de heer Craeghs, Kurt Matheus Maria Jozef,geboren te Bree op 14 oktober 1976, en zijn echtgenote, Mevr. Van DenHoogen, Katrien Josephine, geboren te Lommel op 18 september 1979,samenwonende te 3920 Lommel, Overmaal 35/A, een wijziging aanhun huwelijksvermogensstelsel aangebracht.

Deze wijziging voorziet in de overgang van het wettelijk stelsel naarhet stelsel van scheiding van goederen overeenkomstig de artike-len 1466 en volgende van het Burgerlijk Wetboek.

Voor de verzoekers : (get.) Jean Flemings, notaris.(36808)

Ingevolge akte, verleden voor Wouter Nouwkens, notaris, te Malle,op 9 september 2010, hebben de heer Pauwels, Dirk Maria Eduard,geboren te Merksem op 12 oktober 1958, en echtgenote, Mevr. Stuyts,Nadya Erika José, geboren te Brecht op 18 december 1960, wonend te2980 Zoersel, Medelaar 161, gehuwd onder het stelsel van scheidingvan goederen bij huwelijkscontract verleden voor notaris J. Van Roos-broeck, te Merksem, op 23 september 1986, een wijziging aangebrachtaan hun huwelijkscontract in die zin van artikel 1394 BurgerlijkWetboek, door de inbreng van roerende en onroerende goederen in hetgemeenschappelijk vermogen.

61003BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 124: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Geregistreerd vijf bladen, geen verzendingen, te Zandhoven, regis-tratie, 17 september 2010, boek 118, blad 80, vak 17. Ontvangen : (S 25),(get.) de eerstaanwezend inspecteur, W. Laureys.

(Get.) Wouter Nouwkens, notaris.(36809)

Uit de akte houdende wijziging huwelijksvoorwaarden die werdverleden voor ondergetekende Mr. Pascal Vandemeulebroecke, doctorin de rechten, notaris, met standplaats te Sint-Martens-Latem, op14 september 2010, geregistreerd 5 bladen, 1 verzending, te Deinze, op17 september 2010, boek 501, blad 62, vak 17. Ontvangen : vijfen-twintig euro (S 25). De eerstaanwezend inspecteur, (get.) S. Gillioen,met betrekking tot de echtgenoten de heer Hoorens, Joseph Karel,professor emeritus, geboren te Roeselare op 29 april 1928, wonende engehuisvest te 9840 De Pinte, Polderdreef 18, en zijn echtgenote,Mevr. Grymonprez, Denisa Maria Josepha Alix, zonder beroep, geborente Roeselare op 11 augustus 1929, en met hem samenwonende ophetzelfde adres.

Opgemaakt in uitvoering van artikel 1395, paragraaf 2 van hetBurgerlijk Wetboek, om te worden overgemaakt aan de bevoegdeambtenaar van de burgerlijke stand en/of de notaris die de minuut vanhet gewijzigde huwelijkscontract onder zich houdt.

Er blijkt uit deze akte :

1. Dat zij gehuwd zijn voor de ambtenaar van de burgerlijke standvan de stad Roeselare op 25 mei 1955, onder het stelsel der scheidingvan goederen met een gemeenzaamheid van aanwinsten, blijkenshuwelijkscontract, verleden voor notaris André Wyffels, destijds teRoeselare, op 23 mei 1955, zonder verklaring van behoud nog wijzi-ging, alzo verklaard.

2. Dat zij bij akte op 23 mei 2005, verleden voor notaris PascalVandemeulebroecke, te Sint-Martens-Latem, hun huwelijkscontractgewijzigd hebben.

3. Dat zij hun huwelijksvoorwaarden gewijzigd hebben door inbrengvan een onroerend goed in de huwgemeenschap, zonder vereffeningvan het vorig huwelijksvermogensstelsel.

Voor analytisch uittreksel : (get.) P. Vandemeulebroeckez, notaris.(36810)

Het blijkt uit een akte, verleden voor geassocieerd notaris PeterVerhaegen, te Puurs, op 24 september 2010, geregistreerd te Puurs,deel 477, blad 89, vak 14, dat de heer De Busschop, Francis Helena,geboren te Willebroek op 7 februari 1961, en zijn echtgenote, Mevr. VanDam, Hilde Francine, geboren te Willebroek op 20 augustus 1965,samenwonende te 2870 Puurs, Hogedreef 12.

Een notariële akte inhoudende een tussenwijziging van hunhuwelijksvermogensstelsel hebben laten opmaken, met name behoudvan het tussen hen bestaande wettelijk stelsel, bij ontstentenis van eenhuwelijkscontract, doch met inbreng in het gemeenschappelijkvermogen door de heer De Busschop, Francis, van onroerendegoederen en met inbreng in het gemeenschappelijk vermogen door deheer De Busschop, Francis, van hypothecair kredieten en hypothecairemandaten, alsook toevoeging van de keuzeclausule.

Opgemaakt en getekend door ondergetekend geassocieerd notaris tePuurs, op 30 september 2010.

(Get.) Peter, Verhaegen, notaris te Puurs.(36811)

Ondergetekende, Ellen Verhaert, geassocieerd notaris, te Antwerpen,op 27 augustus 2010, de heer Serge Jacobs, en zijn echtgenote,Mevr. Francine Joanna Van Horenbeeck, beiden wonende te2170 Antwerpen (Merksem), IJsvogelstraat 77, gehuwd te Antwerpenop 2 juli 1960, hun huwelijkscontract minnelijk hebben gewijzigd.

— Dat deze akte werd geregistreerd twee bladen, geen renvooien teAntwerpen, negende kantoor der registratie op 2 september 2010,boek 221, blad 003, vak 08;

— Dat deze akte noch de wijziging, noch de vereffening van het vorigstelsel tot gevolg heeft.

(Get.) Ellen Verhaert, geassocieerd notaris.(36812)

Bij akte, verleden voor geassocieerd notaris Daan Smets, te Mortsel,op 21 mei 2010, hebben de heer Van Der Ven (Van der Ven), Jan PieterPaulus, geboren te Essen op 29 juli 1950, en zijn echtgenote,Mevr. Aerts, Maria Odile, geboren te Hoogstraten op 6 september 1950,samenwonende te 2540 Hove, Diepestraat 6, gehuwd onder het stelselvan de gemeenschap van aanwinsten ingevolge huwelijkscontract,verleden voor notaris Van Ussel, Jean-Paul, te Hoogstraten, op13 december 1974, de op hen toepasselijke huwelijksvermogensregelinggewijzigd, zonder dat deze wijziging leidt tot de vereffening van hunhuidig stelsel.

Blijkens de wijzigingsakte wordt een wijziging aangebracht metbetrekking tot de wijze van verdeling van het gemeenschappelijkvermogen in bepaalde gevallen.

Mortsel, 10 augustus 2010.(Get.) Daan Smets, geassocieerd notaris.

(36813)

Bij akte, verleden voor notaris Myriam Fransman-Daelemans, te Bree,op 21 september 2010, werd hetd huwelijksvermogensstelsel gewijzigdtussen Creemers, Edmond Theo Fernand, geboren te Opitter op3 augustus 1936, en zijn echtgenote, Meewis, Simonne Betsy Flora,geboren te Bree op 7 september 1940, wonende te 3960 Bree, Kanaal-laan 3.

De echtgenoten Creemers-Meewis, zijn gehuwd te Bree op 8 juli 1965,onder het stelsel van scheiding van goederen.

Zij hebben bij voormelde wijzigende akte hun huwelijksstelselbehouden waaraan evenwel een intern gemeenschappelijk vermogenwerd toegevoegd.

Bree, 5 oktober 2010.Voor gelijkluidend uittreksel : (get.) Myriam Fransman-Daelemans,

notaris.(36814)

Uit een akte, verleden voor notaris Sofie Van Biervliet, te Putte, op22 september 2010, met volgende vermelding van registratie : « Gere-gistreerd te Heist-op-den-Berg, d.d. 29 september 2010, boek 288,blad 69, vak 3, één blad, geen verzendingen. Ontvangen : vijfen-twintig euro (S 25) getekend de ontvanger, E. Wouters eerstaanwezendinspecteur », blijkt dat de heer Aerts, Theofiel (identiteitskaartnum-mer 590-7386397-67) (rijksregisternummer 49.04.11-375.61), geboren teLier op 11 april 1949, en zijn echtgenote, Mevr. Nijs, Maria FlorentinaJoanna (identiteitskaartnummer 590-4315684-83), geboren te Heist-op-den-Berg op 2 oktober 1948, wonende te 2220 Heist-op-den-Berg,Kasteelstraat 4/0002, een notariële akte hebben laten opmakenhoudende een wijziging van hun oorspronkelijk huwelijksstelsel.

Waarvan onderhavig uittreksel werd opgemaakt door notaris SofieVan Biervliet, te Putte, op 4 oktober 2010.

(Get.) Sofie Van Biervliet, notaris.(36815)

Uit een akte, verleden voor notaris Sofie Van Biervliet, te Putte, op20 september 2010, met volgende vermelding van registratie : « Gere-gistreerd te Heist-op-den-Berg, d.d. 23 september 2010, boek 288,blad 67, vak 2, twee bladen, geen verzendingen. Ontvangen : vijfen-twintig euro (S 25) getekend de ontvanger, a.i. A. Buermans, blijkt datde heer Heremans, André Jan (identiteitskaartnummer 590-4161930-74)(rijksregisternummer 45.07.14 315-65), op rust, geboren te Keerbergenop 14 juli 1945, en zijn echtgenote, Mevr. De Leebeeck, NicoleImelda (identiteitskaartnummer 590-3565701-07) (rijksregisternum-

61004 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 125: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

mer 48.01.20 362-53), op rust, geboren te Keerbergen op 20 januari 1948,samenwonende te 3140 Keerbergen, Schrieksebaan 160, een notariëleakte hebben laten opmaken houdende een wijziging van hun oorspron-kelijk huwelijksstelsel.

Waarvan onderhavige uittreksel werd opgemaakt door notaris SofieVan Biervliet, te Putte, op 4 oktober 2010.

(Get.) Sofie Van Biervliet, notaris.(36816)

Ingevolge akte, verleden voor geassocieerd notaris Kristiaan Triau, teRotselaar, op 1 september 2010 (geregistreerd drie bladen, geen verzen-dingen, te Haacht, op 14 september 2010. Ontvangen : vijfen-twintig euro (S 25). De ontvanger, (get.) Hermans, Myriam), hebben deheer Maurice Gilbert Fol, en zijn echtgenote, Mevr. Arletta AugustaColetta Backaert, samenwonende te Lubbeek (Linden), Houwaart-straat 98, gehuwd onder het beheer der wettelijke gemeenschap vangoederen ingevolge huwelijkscontract verleden voor notaris André VanHolen, destijds te Galmaarden, op 16 juni 1959, hun huwelijkscontractgewijzigd, met behoud van het stelsel, door inbreng door de heerMaurice Fol, van een eigen onroerend goed in het gemeenschappelijkvermogen, alsook door een wijziging van de toebedeling van hetgemeenschappelijk vermogen aan de langstlevende echtgenoot enherroeping gift, tussen echtgenoten.

Voor ontledend uittreksel : (get.) Kristiaan Triau, geassocieerdnotaris.

(36817)

Ingevolge akte, verleden voor geassocieerd notaris Kristiaan Triau, teRotselaar, op 10 september 2010 (geregistreerd twee bladen, geenverzendingen, te Haacht, op 14 september 2010, boek 5/66, blad 70,vak 17. Ontvangen : vijfentwintig euro (S 25). De ontvanger, (get.)Hermans, Myriam), hebben de heer Arthur Joseph Marie De Reu, enzijn echtgenote, Mevr. Anna Alfred Coleta Luciana De Blieck, samen-wonende te Rotselaar, Wijngaard 19, gehuwd onder het beheer dergemeenschap van aanwinsten ingevolge huwelijkscontract verledenvoor notaris Leon De Brabander, destijds te Eksaarde, op 30 juli 1961,hun huwelijkscontract gewijzigd, met behoud van het stelsel, doorinbreng door Mevr. Anna De Blieck, van een eigen onroerend goed inhet gemeenschappelijk vermogen, alsook door een wijziging van detoebedeling van het gemeenschappelijk alsook door een wijziging vande toebedeling van het gemeenschappelijk vermogen aan de langstle-vende echtgenoot en herroeping gift, tussen echtgenoten.

Voor ontledend uittreksel : (get.) Kristiaan Triau, geassocieerdnotaris.

(36818)

Bij akte, verleden voor notaris Jozef Van Elslande, te Alsemberg, op28 augustus 2010, hebben de heer Heremans, Gerrit Emiel MariaAlfons, geboren te Vilvoorde op 6 februari 1944, en zijn echtgenote,Mevr. Wijnant, Godelieve Clementine Julia, geboren te Perk op6 juli 1947, samenwonende te 1820 Steenokkerzeel (Perk), Tervuurse-steenweg 87, hun huwelijksstelsel van scheiding van goederenbehouden en een beperkte gemeenschap toegevoegd met inbreng vanonroerende goederen.

Voor de verzoekers : (get.) J. Van Elslande.(36819)

Bij akte, verleden voor notaris Jozef Van Elslande, te Alsemberg, op2 september 2010, hebben de heer Walschot, Georges Joseph, geborente Beersel op 23 oktober 1938, en zijn echtgenote, Mevr. Dehertogh,Francinne Josephine, geboren te Lot op 13 december 1940, samenwo-nende te 1651 Beersel (Lot), Hendrik Consciencestraat 54, hunhuwelijksstelsel behouden maar het gemeenschappelijk vermogenuitgebreid door inbreng van een eigen goed door de echtgenote.

Voor de verzoekers : (get.) J. Van Elslande.(36820)

Uit een akte, verleden voor de ondergetekende Mr. Jan Myncke,notaris, met standplaats te Gent, op 28 september 2010, boek 180,blad 40, vak 3, twee rollen, blijkt dat de heer Landuyt, Noël ReneDaniel, geboren te Sleidinge op 5 mei 1951, identiteitskaart-nummer 590-2706507-39, en zijn echtgenote, Mevr. Nachtergaele, CécileMaria Leona, geboren te Gentbrugge op 6 mei 1948, identiteitskaart-nummer 590-3365551-65, samenwonende te Gent (voorheen Wondel-gem), Marcastraat 2, gehuwd te Gentbrugge (thans stad Gent) op31 augustus 1974, onder het wettelijk stelsel, bij ontstentenis van eenvoorafgaand huwelijkscontract, stelsel dat niet werd bevestigd, maarwel werd gewijzigd ingevolge de akte verleden voor Mr. GastonMyncke, destijds notaris te Nazareth, op 2 mei 1978, gehomologeerddoor de rechtbank van eerste aanleg te Gent, ingevolge vonnis, dedato 19 maart 1979, opnieuw een minnelijke wijziging hebben latenopmaken. Deze wijziging leidt niet tot de vereffening van hun stelsel.

(Get.) Jan Myncke, notaris.(36821)

Uit een akte, verleden voor de ondergetekende Mr. Jan Myncke,notaris, met standplaats te Gent, op 22 september 2010, geregistreerdop het zesde registratiekantoor te Gent, op 28 september 2010, boek 180,blad 39, vak 11, blijkt dat de heer Meuleman, Patrick Willy Lucréce,geboren te Gentbrugge op 19 januari 1958, identiteitskaartnummer 590-4270877-90, en zijn echtgenote, Mevr. De Mulder, Mariette Clarisse,geboren te Melle op 5 november 1954, identiteitskaartnummer 590-4270814-27, samenwonende te De Pinte, Zwaluwlaan 23, gehuwd teMelle op 23 september 1978, onder het wettelijk stelsel bij ontstentenisvan een voorafgaandelijk huwelijkscontract, een minnelijke wijzigingvan hun huwelijksstelsel hebben laten opmaken. Deze wijziging leidtniet tot de vereffening van hun stelsel.

(Get.) Jan Myncke, notaris.(36822)

D’un acte reçu par Me Olivier Dubuisson, notaire associé de rési-dence à Ixelles, le 13 septembre 2010, il résulte que M. de Martelaere,Didier René Joseph, né à Ixelles le 24 mai 1960, numéro national600524 005 85, et son épouse, Mme Compain, Catherine Simone, née àUccle le 26 août 1965, numéro national 650826 010 49, de nationalitéfrançaise, domiciliés à 1410 Waterloo, avenue des Sansonnets 70, qui sesont mariés à Lasne le 31 mars 2007, sous le régime de la séparationdes biens aux termes de leur contrat de mariage reçu par le notaireOlivier Dubuisson, soussigné, le 12 mars 2007, ont modifié leur régimematrimonial.

Que l’acte modificatif a pour objet l’adjonction d’une sociétéd’acquêts limitée à quatre-vingt pour cent (80 %) de l’immeubleci-dessous décrit appartenant en propre à M. de Martelaere, Didier,sans que le régime matrimonial préexistant des époux de Martelaere-Compain, soit par ailleurs modifié, ou liquidé.

Commune de Waterloo - troisième division cadastrale

Un villa avec toutes dépendances et jardin, l’ensemble sis avenue desSansonnets 70, cadastré selon titre et extrait récent de la matrice cadas-trale section I numéro 851/R, pour une contenance de sept ares vingt-quatre centiares.

Ixelles, le 1er octobre 2010.

(Signé) O. Dubuisson, notaire associé.(36823)

Il résulte d’un acte reçu par Me Vincent van Drooghenbroeck, notaireassocié à Charleroi, en date du 23 septembre 2010, que M. Depreux,Léon Camiel, né à Bellegem le 9 janvier 1937 (registre national numéro :370109 09531), et son épouse, Mme Coppin, Yvette Marie-Jeanne Ghis-laine, née à Tourinnes-Saint-Lambert le 12 août 1940 (registre nationalnuméro : 400812 08860), domiciliés ensemble à Charleroi, section deCouillet, square Albert Premier 4, lesquels ont contracté mariage devantl’Officier de l’état civil de la communauté réduite aux acquêts suivantcontrat de mariage reçu par le notaire Pierre Menne, ayant résidé àCouillet le 17 mai 1962 et qu’ils n’ont apporté aucune modification àleur régime matrimonial à ce jour.

61005BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 126: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Usant de la faculté prévue à l’article 1461 du Code civil, les épouxDepreux-Coppin décident de substituer à l’article quatre de leur contratde mariage précité, la clause suivante :

En cas de dissolution du patrimoine commun par le décès de l’undes époux et dans ce cas seulement, les parties stipulent, à titre deconvention de mariage, que le patrimoine commun appartiendra auconjoint survivant, rétroactivement à la date du décès, au choix duconjoint survivant :

soit pour la totalité en pleine propriété;

soit pour une moitié en pleine propriété et une moitié en usufruit;

soit pour la totalité en pleine propriété en ce qui concerne les biensmeubles et pour une moitié en pleine propriété et une moitié enusufruit en ce qui concerne les immeubles.

Le conjoint survivant sera tenu de faire connaître le mode d’attribu-tion qu’il choisit par déclaration faite par acte notarié dans les trois moisdu décès du prémourant.

Passé ce délai, il ne sera plus admis à choisir et le patrimoinecommun lui appartiendra pour la totalité en pleine propriété, en ce quiconcerne les biens meubles et pour la totalité en usufruit seulement, ence qui concerne les biens immeubles, le solde revenant à la successiondu prémourant.

(Signé) V. van Drooghenbroeck, notaire associé.(36824)

Aux termes d’un acte reçu par le notaire Damien Le Clercq, à Namur,le 16 septembre 2010, M. Jean-Marie Witsel, né à Jadotville le24 juin 1946, et son épouse, Mme Marie-Paule Brassine, née à Namur le27 octobre 1948, domiciliés à Ermeton-sur-Biert (Mettet), rue de Mare-dret 14, ont adopté le régime de la séparation des biens en remplace-ment du régime de la communauté légale qu’ils avaient adopté par actedu notaire Jean-Pierre Michaux, à Namur, du 16 septembre 1981.

Pour le notaire Damien Le Clercq, absent (signature illisible).(36825)

Par acte reçu par le notaire Sandrine Koeune, de Mons, le21 septembre 2010, enregistré au premier bureau de l’enregistrement àMons, le 28 septembre 2010, vol. 1099, fol. 86, ca 20. Rôles deux, renvois.Reçu vingt-cinq euros (25). (s) L’inspecteur, principal, J.P. Maroquin, lesépoux Duquenne, Didier, né à Mons le 28 août 1966 et Larbouillat,Corinne Hermine, née à Mons le 21 janvier 1963, de nationalité belge,domiciliés à 7000 Mons, avenue de Jemappes 149, mariés à Mons le6 octobre 1989, sous le régime légal, à défaut de contrat de mariage, ontdéclaré maintenir leur régime matrimonial et M. Duquenne a apportéau patrimoine commun l’immeuble sis à Mons, première division,avenue de Jemappes 149, cadastré section D, n° 19 N 3, pour unecontenance de 2 a 50 ca.

Mons, le 4 octobre 2010.(Signé) Sandrine Koeune, notaire.

(36826)

Aux termes de l’acte reçu par le notaire Philippe Degrooff, à Woluwe-Saint-Pierre, le 9 septembre 2010, portant modification du régimematrimonial entre M. Abadie, Patrick Gilbert Joseph, né à Castiglione(Algérie) le 23 août 1959, et son épouse, Mme Bastien, Brigitte FernandeAnne-Marie, née à Toulouse (France) le 2 décembre 1958, domiciliés àUccle, avenue Léo Errera 32, il résulte que les époux alors mariés sousle régime français de la communauté universelle, ont adopté le régimebelge de la communauté universelle.

Pour extrait conforme : (signé) Philippe Degrooff, notaire.(36827)

D’un acte reçu par le notaire Augustin de Lovinfosse, à Florennes, le4 octobre 2010, il résulte que les époux Raskin, Guy Lucien, né à Pry le20 avril 1944, inscrit au registre national sous le numéro : 440420-165-90,et Lambert, Janine Marie, née à Corenne le 25 mars 1946, inscrite auregistre national sous le numéro : 460325-218-19, domiciliée à5521 Onhaye (Serville), Quartier Saint-Pierre 2, mariés sous le régimede la communauté réduite aux acquêts, aux termes de leur contrat de

mariage reçu par le notaire René Gigot, à Walcourt, le 8 juillet 1967, ontapporté une modification à leur régime matrimonial, notamment àl’article 4 dudit contrat de mariage.

Pour extrait analytique conforme : (signé) Augustin de Lovinfosse,notaire.

(36828)

D’un acte reçu par le notaire Augustin de Lovinfosse, à Florennes, le30 septembre 2010, les époux Wauthelet, Moïse Jean Marie Ghislain, néà Charleroi le 19 juin 1976, inscrit au registre national sous le numéro :760619-189-06 et Mme Moreau, Kathy (seul prénom), née à Frameriesle 24 décembre 1965, inscrite au registre national sous le numéro :651224-080-67, domiciliés ensemble à 6280 Gerpinnes (Gougnies), rueSainte-Rolende 9, mariés à Gerpinnes le 4 septembre 2010, sous lerégime légal de communauté à défaut de contrat de mariage ontmodifié leur régime matrimonial par apport d’un bien immeuble parl’époux dans la communauté.

Pour extrait analytique conforme : (signé) Augustin de Lovinfosse,notaire.

(36829)

Onbeheerde nalatenschap − Succession vacante

Bij de beschikking van de derde kamer bij de rechtbank van eersteaanleg te Gent, verleend op 9 september 2010, werd de heer MarnixMoerman, advocaat, met kantoor te 9930 Zomergem, Dekenijstraat 6,aangesteld als curator over de onbeheerde nalatenschap van CharlesSirejacob, geboren te Gent op 25 april 1927, laatst wonende te9000 Gent, Rodelijvekensstraat 19, overleden te Gent op31 augustus 2009.

Alle schuldeisers dienen zich binnen de drie maanden vanaf hedenkenbaar te maken aan de curator.

(Get.) Marnix Moerman, curator.(36830)

Par ordonnance du tribunal de Mons, en date du 13 septembre 2010,RRQ 09/1182/B, Me Jean-Loup Legat, juge de paix suppléant, avocat à7000 Mons, boulevard Kennedy 65, a été désigné en qualité de curateurà la succession vacante de feu Michel Emile Sylvain Pirotte, né àJemeppe-sur-Meuse, le 9 juillet 1957, et décédé à La Louvière le7 décembre 2006, domicilié de son vivant à 7100 La Louvière, boulevarddu Tivoli 73/14.

Les créanciers et débiteurs éventuels de cette succession se ferontconnaître du curateur par lettre recommancée, dans les trois mois de laprésente publication.

Le curateur : (signé) Jean-Loup Legat.(36831)

Tribunal de première instance de Bruxelles

La douzième chambre du tribunal de première instance de Bruxellesa désigné le 14 septembre 2010, M. Guy Verbrugge, avocat, jugesuppléant, avenue de la Renaissance 34/1, à 1000 Bruxelles, en qualitéde curateur à la succession de Dockier, Ghislain Joseph Lucien, né àUccle le 9 juillet 1925, domicilié en son vivant à 1140 Evere, rue deGenève 119/B, décédé à Uccle le 6 juin 2008.

Bruxelles, le 1er octobre 2010.

Le greffier délégué, Ch. Sauvage.(36832)

61006 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 127: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

La douzième chambre du tribunal de première instance de Bruxellesa désigné le 14 septembre 2010, M. Guy Verbrugge, avocat, jugesuppléant, avenue de la Renaissance 34/1, à 1000 Bruxelles, en qualitéde curateur à la succession de Patteau, Yvonne Ghislaine, née à Saint-Gilles le 11 avril 1918, domiciliée en son vivant à 1000 Bruxelles,boulevard de Dixmude 40, décédée à Auderghem le 2 juin 2008.

Bruxelles, le 1er octobre 2010.Le greffier délégué, Ch. Sauvage.

(36833)

Tribunal de première instance de Nivelles

Par ordonnance rendue le 27 septembre 2010 en la chambre duconseil du tribunal de première instance de Nivelles, affaires civiles,Me Annie Lagast, avocat, juge suppléant, dont les bureaux sont établisà 1400 Nivelles, rue de la Procession 25, est désignée en qualité decurateur à la succession vacante de Stordeur, Charles Joseph G.M., né àGrand-Reng le 11 décembre 1910, de son vivant domicilié à 1495 Villers-la-Ville (Marbais), Parc Près Saint Pierre 27, décédé à Charleroi le15 juillet 2000.

Les créanciers ou légataires sont invités à faire connaître, par actesrecommandés, leurs droits dans un délai de trois mois à compter de laprésente insertion.

Nivelles, le 30 septembre 2010.Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) B. Rychlik.

(36834)

Par ordonnance rendue le 27 septembre 2010 en la chambre duconseil du tribunal de première instance de Nivelles, affaires civiles,Me Paul Blesin, avocat, juge suppléant, dont les bureaux sont établis à1410 Waterloo, chaussée de Bruxelles 103, est désigné en qualité decurateur à la succession vacante de Wattiez, Jacques Adonis, né àSchaerbeek le 15 décembre 1951, de son vivant domicilié à Walhain, ruede Poncha 19, bte 2, décédé à Mont-Saint-Guibert le 12 septembre 2007.

Les créanciers ou légataires sont invités à faire connaître, par actesrecommandés, leurs droits dans un délai de trois mois à compter de laprésente insertion.

Nivelles, le 30 septembre 2010.Pour extrait conforme : le greffier chef de service, (signé) B. Rychlik.

(36835)

BIJLAGE tot het Belgisch Staatsblad van 11 oktober 2010 − ANNEXE au Moniteur belge du 11 octobre 2010

Université libre de Bruxelles, Université d’EuropeChancellerie - Service du greffe

STATUTS ORGANIQUES DE L’UNIVERSITE LIBRE DE BRUXELLES

En vigueur à partir du 15 septembre 2010

Adoptés par le Conseil d’Administration en sa séance du 10 juillet 1970 (Moniteur belge du 4 août 1970), modifiés par lui :

le 3 novembre 1986 (Moniteur belge du 14 janvier 1987),

le 24 juin 1991 (Moniteur belge du 8 août 1991),

le 21 octobre 1991 (Moniteur belge du 22 novembre 1991),

le 5 juillet 1993 (Moniteur belge du 20 août 1993),

le 25 avril 1994 (Moniteur belge du 21 juin 1994),

le 2 juillet 2001 (Moniteur belge du 20 juillet 2001),

le 24 novembre 2003 (Moniteur belge du 9 mars 2004),

le 23 mai 2005 (Moniteur belge du 1er septembre 2005),

le 2 juillet 2007 (Moniteur belge du 8 octobre 2007),

le 19 octobre 2009 (Moniteur belge du 10 février 2010), le 10 mai 2010.

TABLE DES MATIERES :

TITRE I : Des Principes et de la Mission de l’UniversitéTITRE II : De l’Organisation et des CompétencesTITRE III : Des Facultés et des Entités d’enseignement et de rechercheTITRE IV : Du RecteurTITRE V : De l’AdministrationTITRE VI : Du Commissaire GénéralTITRE VII : Dispositions diverses Dispositions transitoires

TITRE Ier. — Des principes et de la mission de l’Université

Article 1

L’Université Libre de Bruxelles fonde l’enseignement et la recherche sur le principe du libre examen. Celui-ci postule, en toute matière,le rejet de l’argument d’autorité et l’indépendance de jugement.

Article 2

L’Université fonde son organisation sur la démocratie interne, l’indépendance, l’autonomie et la solidarité.La démocratie interne postule la garantie de l’exercice des libertés fondamentales à l’intérieur de l’Université et la vocation des corps

constitutifs de la communauté universitaire à participer, avec pouvoir délibératif, à la gestion de l’Université et au contrôle de cette gestion.

61007BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 128: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Article 3La mission de l’Université est :— d’assurer le développement, la transmission et l’application de la connaissance par une recherche scientifique et un enseignement libérés

de toute entrave politique et idéologique;— d’assurer, grâce à cette recherche, la formation critique de ceux qui enrichiront la connaissance dans l’intérêt de la collectivité;— d’assurer une mission générale de service à la collectivité et à la société dont celle de dispenser des soins médicaux de qualité en relation

avec l’enseignement et la recherche universitaires.Pour mener à bien cette triple mission, l’Université établit tels contacts qu’elle estime opportuns avec les organismes publics ou privés - dont

les institutions universitaires et établissements d’enseignement supérieur - tant en Belgique qu’à l’étranger, sous la seule réserve d’avoir à endonner régulièrement connaissance à la communauté universitaire.

TITRE II. — De l’organisation et des compétences

Article 4§ 1er. L’Université Libre de Bruxelles comprend neuf Facultés :— la Faculté de Philosophie et Lettres;— la Faculté de Droit et de Criminologie;— la Faculté des Sciences sociales et politiques;— la Faculté Solvay Brussels School of Economics and Management;— la Faculté des Sciences psychologiques et de l’Education;— la Faculté d’Architecture;— la Faculté des Sciences;— la Faculté de Médecine;— la Faculté des Sciences appliquées.Les six premières sont appelées Facultés de Sciences humaines.§ 2. L’Université compte en outre des structures d’enseignement et de recherche.Celles-ci sont tantôt indépendantes des Facultés, tantôt intégrées dans une Faculté. Le Conseil d’Administration en approuve les règlements

d’ordre intérieur, en établit la liste et indique lesquelles, parmi elles, relèvent des Sciences humaines.Pour l’application des présents Statuts, sont réputées indépendantes des Facultés, les Entités disposant des organes énumérés au Titre III et

habilitées, en vertu de leurs propres règlements d’ordre intérieur approuvés par le Conseil d’Administration de l’Université, à introduire auprèsdudit Conseil des propositions pour les matières visées à l’article 7.

La dénomination des structures visées au présent paragraphe est fixée par le Conseil d’administration. Les Entités indépendantes visées àl’alinéa 3 du présent paragraphe peuvent être autorisées par le Conseil d’Administration à porter le titre de « Faculté ». L’attribution éventuellede ce titre ne modifie en rien les droits, obligations et prérogatives des Entités qui en bénéficient. Le terme « Facultés » utilisé par les présentsStatuts ou par les règlements internes de l’Université sans autre indication s’applique exclusivement aux Facultés visées au § 1er du présentarticle.

§ 3. L’Université comprend également un hôpital académique et universitaire, l’Hôpital Erasme, dont la mission et la gestion sont régléesdans ″les statuts des cliniques universitaires de Bruxelles - Hôpital Erasme″. Toute modification de ces statuts requiert la réunion d’une majoritéau sein du Conseil d’Administration et d’une majorité au sein du Conseil de Gestion de l’Hôpital.

Article 5Le Conseil d’Administration a la haute direction de l’Université.II en est l’organe suprême et possède droit d’initiative dans tous les domaines. II élabore les statuts et les règlements généraux, définit la

politique et les objectifs de l’Université, établit et approuve le budget et les comptes, statue en dernier ressort et exerce notamment la tutelle surtous les organes décentralisés.

Article 6Pour faciliter l’exercice de sa mission, le Conseil peut prendre toutes mesures de décentralisation.II constitue notamment des commissions permanentes à caractère consultatif. Sans préjudice des dispositions légales particulières régissant

certaines commissions, il en détermine la composition sous la réserve qu’elles ne peuvent comprendre que des membres du Conseild’Administration, leurs suppléants et des délégués élus appartenant à la communauté universitaire. Des experts peuvent être associés aux travauxdes commissions.

Le Conseil d’Administration constitue en tout cas six commissions permanentes :— le Conseil de la recherche,— la Commission de l’enseignement,— la Commission administrative,— la Commission des affaires sociales étudiantes,— la Commission des finances,— la Commission de la programmation et des investissements.Le Conseil fixe, par un règlement, le fonctionnement de chacune de ces commissions et les conditions dans lesquelles le Conseil peut appeler

les experts appartenant à la communauté universitaire à siéger dans ces commissions avec voix consultative.Article 7§ 1er. La décentralisation se fait au niveau des Facultés et des Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés de la

manière suivante.§ 2. Ces Facultés et Entités ont compétence d’initiative pour1. l’organisation de l’enseignement, sa diffusion, la refonte des programmes et le contrôle des connaissances;2. conformément aux modalités prévues aux chapitres V et VI du titre III, les nominations et promotions dans le corps académique et dans

le corps scientifique n’appartenant pas au corps académique;3. les nominations et promotions du personnel administratif, technique, de gestion et spécialisé de ces Facultés et Entités;4. l’utilisation des bâtiments et locaux mis à la disposition de ces Facultés et Entités;5. la répartition des crédits attribués à ces Facultés et Entités dans les limites que détermine le Conseil d’Administration.

61008 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 129: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

§ 3. Ces Facultés et Entités transmettent leurs propositions, avec avis motivé, au Conseil d’Administration ou aux commissions permanentescompétentes créées par le Conseil d’Administration.

§ 4. Ces Facultés et Entités ont compétence de décision pour1. les méthodes d’enseignement et la recherche, les réformes partielles des programmes, avec l’avis des titulaires; les décisions doivent être

prises en ces matières dans les limites des budgets de ces Facultés et Entités, et du personnel disponible;2. les modifications d’affectation du personnel scientifique ne faisant pas partie du corps académique, administratif, technique, de gestion et

spécialisé dans les limites des cadres et règlements approuvés par le Conseil d’Administration;3. l’exécution du budget ordinaire;4. l’octroi aux membres des corps académique et scientifique de congés ne pouvant excéder un mois;5. toutes matières pour lesquelles une délégation de pouvoir leur a été expressément accordée par le Conseil d’Administration.§ 5. Ces Facultés et Entités établissent, trimestriellement, un rapport sur les décisions prises et le transmettent au Conseil d’Administration.Article 7bisLe Délégué du Gouvernement de la Communauté francaise assiste aux séances du Conseil d’Administration et du Bureau, ainsi qu’aux

réunions des autres organes qui ont à connaître de questions relevant de sa compétence.II en va de même du Délégué du Ministre du Budget du Gouvernement de la Communauté francaise pour l’examen des questions qui ont

une incidence budgétaire ou financière.

TITRE III. — Des Facultés et des Entités d’enseignement et de recherche

Chapitre Ier. — Du corps enseignant, du corps scientifique et du corps académique

Article 8Le corps enseignant comprend les professeurs ordinaires, les professeurs ordinaires C, les professeurs extraordinaires, les professeurs,

les chargés de cours ainsi que les porteurs de titres légaux à venir.Les suppléants, portant le titre de suppléant, les maîtres de conférences, les chargés d’enseignement et les maîtres d’enseignement, font

également partie du corps enseignant, de même que les membres du corps enseignant admis à la retraite, autorisés à poursuivre certaines activitésd’enseignement, de recherche et de service à la communauté, conformément à la loi.

Article 9Le corps scientifique comprend les agrégés de Faculté, les conservateurs-agrégés, le bibliothécaire en chef, les chefs de travaux,

les conservateurs, les répétiteurs, les premiers assistants, les bibliothécaires, les assistants, les attachés, les assistants-chargés d’exercices, leslecteurs ainsi que les porteurs de titres légaux à venir.

Pour l’exercice des droits qui leur sont expressément reconnus par le Conseil d’Administration, il comprend aussi les assistants chargésd’exercices adjoints à un titulaire de langue vivante, les assistants volontaires, les assistants volontaires hospitaliers exercant leurs activités àl’Hôpital académique et universitaire, les chercheurs rémunérés et les bénéficiaires de bourses attribuées par des Fonds ou des organismesextérieurs à l’Université et autorisés à y exercer leurs activités. De même que les chercheurs non rémunérés par l’Université mais bénéficiairesd’une bourse attribuée par elle, sont assimilés aux membres du corps scientifique, à l’exception de ceux qui sont assimilés aux membres du corpsenseignant.

Article 9bisLe corps académique est composé, d’une part, de l’ensemble des membres du corps enseignant et, d’autre part, de l’ensemble des membres

du corps scientifique qui ont obtenu une thèse de doctorat, une thèse d’agrégation de l’enseignement supérieur, une équivalence de diplôme dedocteur avec thèse ou une dispense de diplôme de docteur avec thèse et qui ont été nommés à titre définitif.

Pour l’exercice des droits qui leur sont expressément reconnus par le Conseil d’Administration, les chercheurs qualifiés, les maîtres derecherches et les directeurs de recherches du FNRS, exercant leurs activités à l’Université, sont assimilés aux membres du corps académique.

Pour l’exercice des droits qui leur sont expressément reconnus par le Conseil d’Administration, font également partie du corps académique— les chercheurs rémunérés par des Fonds ou des organismes extérieurs à l’Université et autorisés à y exercer leurs activités auxquels le titre

honorifique de Chercheur de l’ULB a été conféré par le Conseil d’Administration;— ceux parmi les assistants volontaires hospitaliers exercant leurs activités à l’Hôpital académique et universitaire qui sont autorisés à porter

le titre de maître assistant hospitalier et qui sont titulaires du grade académique de docteur ou d’agrégé conféré après la soutenance d’une thèse;— ceux parmi les assistants chargés d’exercices attachés à un titulaire de langue vivante qui sont autorisés à porter le titre de Maître de

Langues principal et de Premier Maître de Langues et qui sont titulaires du grade académique de docteur conféré après la soutenance d’une thèse.Article 10Les membres du corps académique et du corps scientifique n’appartenant pas au corps académique sont nommés et leurs titres et attributions

sont conférés par le Conseil d’Administration, selon les modalités prévues aux chapitres V et VI du présent titre. Les conditions d’accès aux titresqui, parmi ceux énumérés aux articles 9 et 9bis, ne sont pas prévus par la loi sont fixées par le Conseil d’Administration selon les modalités qu’ildétermine.

Les mandats sont définitifs ou temporaires, selon ce que prévoit la loi, le statut équivalent du corps professoral et du corps scientifique oule règlement des titres honorifiques pour chacun d’eux.

Article 11Les jurys d’examen sont composés, soit pour une ou plusieurs années d’études, soit pour l’ensemble d’une Faculté ou d’une Entité

d’enseignement et de recherche, soit encore pour chacun des groupes ou sections qui peuvent y être créés, notamment de tous les membres ducorps académique et des membres du corps scientifique qui ne font pas partie du corps académique, à qui est confiée la responsabilité des épreuvesrelatives à un enseignement obligatoire au programme de l’année d’études.

Le corps académique, réuni en jury facultaire ou de l’Entité, adopte un règlement d’examen, qui peut comporter des dispositions propres àl’un ou l’autre des groupes ou sections.

Ce règlement est soumis au Conseil d’Administration, qui ne peut refuser de l’entériner que s’il comporte des dispositions contraires auxrègles imposées à l’Université ou adoptées par elle, et qui ne peut l’amender. Ce règlement est transmis au Conseil facultaire ou de l’Entitéd’enseignement et de recherche indépendante des Facultés pour information.

Article 12Les membres du corps enseignant et du corps scientifique perdent leur titre, avec les droits qui s’y rattachent, le jour où ils cessent leurs

fonctions.Le titre honorifique de leurs fonctions leur est accordé, sauf si un motif grave s’y oppose.

61009BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 130: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Les membres du corps enseignant admis à la retraite, et autorisés à poursuivre certaines activités, conformément à la loi, portent le titre deProfesseur de l’Université. Une fois l’âge de soixante-dix ans révolus, ils perdent tout droit de siéger dans les organes de l’Université.

Chapitre II. — Du Conseil facultaire et du Conseil des Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés

Article 13Les Facultés et les Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés, dans les limites des compétences qui leur sont

attribuées, sont gérées par un Conseil.Celui-ci est tenu de respecter les orientations générales et les impératifs budgétaires assignés par le Conseil d’Administration sur proposition

des commissions compétentes.Les Facultés et les Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés fixent leur règlement d’ordre intérieur et le soumettent

au Conseil d’Administration pour approbation.Le règlement des Entités d’enseignement et de recherche qui sont intégrées à une Faculté est soumis au Conseil d’Administration par

l’intermédiaire des Facultés dont relèvent les domaines d’enseignement ou de recherche de l’Entité concernée, après avis de celles-ci.Article 14Le Conseil se compose :a. au choix des membres du corps académique de la Faculté ou de l’Entité d’enseignement et de recherche indépendante, de tous les membres

de ce corps académique ou de certains d’entre eux, délégués par leurs pairs;b. de délégués des membres du corps scientifique qui ne font pas partie du corps académique, des étudiants et du personnel administratif,

technique, de gestion et spécialisé de la Faculté ou de l’Entité.Le nombre de ces délégués est fixé, pour chaque Faculté ou Entité d’enseignement et de recherche indépendante, par le Conseil

d’Administration, sur proposition du Conseil facultaire ou du Conseil de l’Entité indépendante.Le nombre des délégués des étudiants à voix délibérative ne peut en aucun cas être inférieur à vingt pour cent du nombre total des membres

du Conseil. En font d’office partie les délégués au Conseil d’Administration effectifs ou, à défaut, suppléants des étudiants et qui appartiennentà la Faculté ou à l’Entité.

La composition du Conseil de Faculté ou de l’Entité indépendante est communiquée au Conseil d’Administration lors de son renouvellement.Article 15Au choix des Facultés ou des Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés, le Conseil peut être complété au plus par

six membres cooptés extérieurs à la Faculté ou à l’Entité intéressée, anciens étudiants ou appartenant à la Communauté universitaire.Le nombre des membres cooptés peut être porté au maximum à douze pour la Faculté de Médecine.Le Conseil facultaire ou de l’Entité indépendante peut leur accorder voix délibérative. Ils sont élus en nombre égal par le corps académique

ou ses délégués, d’une part, et par les délégués des autres corps, d’autre part.Toutefois, pour la Faculté de Médecine, ils sont élus à la majorité des deux tiers sur présentation des membres du personnel infirmier et

paramédical de l’Hôpital académique et universitaire, des maîtres de stage des hôpitaux de stage, des maîtres de stage en médecine générale ainsique des anciens étudiants.

Article 16L’élection de tous les délégués et des membres cooptés se fait au scrutin secret; leur mandat est de deux ans et est renouvelable.Au choix des Facultés ou des Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés, le mandat des délégués des étudiants peut

néanmoins être d’un an ou de deux ans; leur règlement d’ordre intérieur précisera cette durée.Les délégués peuvent avoir un suppléant, élu dans ce cas conjointement avec le titulaire. Le suppléant remplace le titulaire empêché.Par exception à l’alinéa précédant, les délégués des étudiants peuvent, si leur mandat est d’une durée de deux ans, avoir deux suppléants,

élus dans ce cas conjointement avec le titulaire. Les suppléants des délégués des étudiants sont dans ce cas appelés premier suppléant et deuxièmesuppléant. Ils remplacent, dans cet ordre, le titulaire empêché.

Les décisions du Conseil facultaire ou de l’Entité indépendante sont prises à la majorité simple des membres présents. Toutefois, lorsque lenombre des membres du corps académique présents au vote est supérieur au nombre total des sièges attribués aux délégués des autres corps,les voix des membres du corps académique ou de leurs délégués sont réduites à ce nombre.

Article 17Le régime de constitution et de vote du Conseil facultaire ou de l’Entité indépendante s’applique mutatis mutandis aux sections, départements

ou autres structures internes éventuellement créés au sein des Facultés et Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés.

Chapitre III. — Du Doyen, du Vice-Doyen et du Secrétaire des Facultés et du Président,du Vice-Président et du Secrétaire des Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés

Article 18Le Conseil facultaire élit en son sein son Doyen, son Vice-Doyen et son Secrétaire.Le Doyen et le Vice-Doyen d’une Faculté sont issus du corps académique. Ils sont choisis, sauf exception autorisée par le Recteur

préalablement au dépôt des candidatures, parmi les professeurs ordinaires, les professeurs ordinaires C, les professeurs extraordinaires et lesprofesseurs, appartenant en ordre principal à cette Faculté, et sur proposition du corps académique.

Ils sont élus séparément, à la majorité simple et au scrutin secret. Leur mandat prend cours le premier jour de l’année académique. II est dedeux ans. Ils sont rééligibles une fois.

Après avoir achevé leur deuxième mandat, ils ne peuvent poser à nouveau leur candidature à la même fonction qu’après une interruptionde deux ans au moins.

Le Secrétaire d’une Faculté est choisi parmi les membres du corps académique, appartenant en ordre principal à cette Faculté. Son mandatest de deux ans et est renouvelable.

Article 19Les membres du corps académique des Facultés ne participent à l’élection du Doyen, du Vice-Doyen et du Secrétaire de la Faculté que dans

la Faculté à laquelle ils appartiennent en ordre principal.Article 20Le Doyen de la Faculté est chargé, dans les limites de la compétence de la Faculté, de la surveillance immédiate de l’enseignement, de la

recherche et de l’administration, et de la mise en ceuvre des prérogatives conférées aux Facultés par l’article 7 § 4.En cas d’empêchement du Doyen, le Vice-Doyen exerce toutes les fonctions du Doyen.

61010 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 131: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Article 21Le Conseil de l’Entité d’enseignement et de recherche indépendante des Facultés élit en son sein, à la majorité simple et au scrutin secret,

son Président, son Vice-Président et son Secrétaire.Le Président et le Vice-Président d’une Entité d’enseignement et de recherche indépendante sont issus du corps académique. Ils sont choisis,

sur proposition du corps académique, sauf exception autorisée par le Recteur préalablement au dépôt des candidatures, parmi les professeursordinaires, les professeurs ordinaires C, les professeurs extraordinaires et les professeurs.

Ils sont élus séparément, à la majorité simple et au scrutin secret. Leur mandat prend cours le premier jour de l’année académique. II est dedeux ans et est renouvelable une fois.

Après avoir achevé leur deuxième mandat, ils ne peuvent poser à nouveau leur candidature à la même fonction qu’après une interruptionde deux ans au moins.

Le Président d’une Entité d’enseignement et de recherche indépendante des Facultés est chargé, dans les limites de la compétence de l’Entité,de la surveillance immédiate de l’enseignement, de la recherche et de l’administration, et de la mise en ceuvre des prérogatives conférées auxEntités d’enseignement et de recherche par l’article 7 § 4.

En cas d’empêchement du Président, le Vice-Président exerce toutes les fonctions du Président.Le Secrétaire d’une Entité de recherche et d’enseignement est choisi parmi les membres du corps académique rattaché à l’Entité. Son mandat

est de deux ans et est renouvelable.

Chapitre IV. — Du Bureau des Facultés et des Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés

Article 22Le Bureau de la Faculté ou de l’Entité d’enseignement et de recherche indépendante est composé comme suit :a. le Doyen, ou, dans les Entités, le Président;b. le Vice-Doyen, ou dans les Entités, le Vice-Président;c. un délégué du corps académique;d. un délégué des membres du corps scientifique qui ne font pas partie du corps académique;e. deux délégués des étudiants;f. un délégué du personnel administratif, technique, de gestion et spécialisé;g. le Secrétaire académique.Tous les membres du Bureau ont voix délibérative. Ils doivent être membres du Conseil facultaire ou du Conseil de l’Entité d’enseignement

et de recherche indépendante des Facultés.Les membres du Bureau prévus aux litteras c à f sont élus par le Conseil facultaire ou de l’Entité indépendante, sur proposition des corps

dont ils relèvent.Sur proposition du Conseil facultaire ou du Conseil de l’Entité indépendante, le Conseil d’Administration peut décider d’adjoindre au Bureau

des membres avec voix consultative. Ces membres assistent au Conseil facultaire ou de l’Entité indépendante.Article 23Le Bureau prépare les séances du Conseil. II statue en premier ressort sur les différends d’ordre académique. Lorsque l’urgence le requiert,

il supplée le Conseil, à charge de le saisir, à sa plus proche séance, des décisions éventuellement prises. Dans tous les cas de figure, le Conseilratifie, à sa plus proche séance, les délibérations du Bureau.

Chapitre V. — De la Commission spéciale

Article 24Une Commission spéciale est créée au sein de chaque Faculté ainsi que dans chaque Entité d’enseignement et de recherche indépendante des

Facultés. Celle-ci a compétence exclusive au niveau facultaire en matière de nomination, de promotion et de renouvellement de mandat du corpsacadémique. Sa compétence s’étend également aux changements d’attribution et au retrait d’enseignement visant les membres du même corps.

Article 25La Commission spéciale est composée des personnes suivantes qui y ont voix délibérative :— les membres du corps académique de la Faculté ou de l’Entité d’enseignement et de recherche indépendante;— les délégués au Conseil d’Administration - effectifs ou, à défaut, suppléants - des membres du corps scientifique qui ne font pas partie du

corps académique;— les délégués au Conseil d’Administration - effectifs ou, à défaut, suppléants - des étudiants et qui appartiennent à la Faculté ou à l’Entité.Lorsque les étudiants ou les membres du corps scientifique qui ne font pas partie du corps académique d’une Faculté ou d’une Entité n’ont

pas de représentants au Conseil d’Administration, ces corps sont représentés au sein de la Commission spéciale par leurs représentants au Bureaude la Faculté ou de l’Entité. Ils ont également voix délibérative.

La Commission spéciale peut s’adjoindre en outre des membres du Conseil facultaire ou du Conseil de l’Entité indépendante, avec voixconsultative.

Article 26La Commission spéciale statue sur rapport d’une commission scientifique, composée de membres du corps académique de la Faculté, ou de

l’Entité, et, le cas échéant, de personnalités choisies en raison de leur compétence particulière.Au cas où elle est appelée à se prononcer sur la nomination, la promotion, le renouvellement ou le changement d’attribution d’un membre

appartenant déjà à l’Université, elle statue en outre sur rapport de la commission d’évaluation pédagogique telle que prévue à l’article 27.Les membres de la Commission scientifique sont désignés par la Commission spéciale.Les membres de la Commission d’évaluation pédagogique sont désignés par le Conseil facultaire ou le Conseil de l’Entité indépendante.Article 27Sans préjudice des dispositions qui précèdent, le Conseil facultaire ou le Conseil de l’Entité indépendante peut constituer des commissions

permanentes ou temporaires à caractère consultatif. II en détermine l’objet et la composition.Une commission d’évaluation pédagogique est créée au sein de chaque Faculté et Entité d’enseignement et de recherche indépendante des

Facultés en tant que commission permanente du Conseil facultaire ou de l’Entité indépendante. Elle est composée de quatre membres du corpsacadémique, de quatre membres du corps scientifique n’appartenant pas au corps académique et de huit membres étudiants. La commissionstatue sur les aptitudes pédagogiques des membres du corps académique et du corps scientifique n’appartenant pas au corps académique lorsd’une demande de renouvellement de mandat ou de promotion ainsi que lors de la nomination d’un membre appartenant déjà à l’Université.

61011BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 132: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Les modalités de désignation de ses membres et le fonctionnement de cette commission sont définis dans un règlement approuvé par le Conseild’Administration.

Chapitre VI. — Du mode de nomination des membres du corps scientifique n’appartenant pas au corps académique

Article 28Les nominations des membres du corps scientifique n’appartenant pas au corps académique, ainsi que les renouvellements de mandats, sont

proposés par le Conseil facultaire ou de l’Entité d’enseignement et de recherche indépendante des Facultés.Les propositions de nomination et de renouvellement sont accompagnées d’un rapport scientifique. La proposition de renouvellement est, en

outre, accompagnée d’un rapport établi par la commission d’évaluation pédagogique telle que prévue à l’article 27.Ces rapports sont transmis au Conseil d’Administration en même temps que la proposition.Article 28bisEn cas d’intégration à l’Université d’établissements d’enseignement jusque-là juridiquement distincts, le Conseil d’Administration est habilité

à autoriser, pour une période maximale de quatre ans, des dérogations aux articles 13 à 28 des présents Statuts, dans la mesure nécessaire àl’adaptation progressive des structures des établissements en question aux exigences statutaires en vigueur à l’Université. Une telle mesurenécessite une délibération du Conseil d’Administration prise à la majorité des deux tiers des membres présents, abstentions non comptées.

TITRE IV. — Du Recteur

Article 29§ 1er. Le Recteur est élu au scrutin secret, parmi les professeurs ordinaires, les professeurs ordinaires C et les professeurs extraordinaires, dans

le courant du mois de mai, par le corps académique.Son mandat commence le premier jour de l’année académique; il a une durée de quatre ans. Il peut être renouvelé une fois, pour une durée

de deux ans.§ 2. Le Recteur est alternativement élu parmi les professeurs appartenant aux Facultés et Entités d’enseignement et de recherche indépen-

dantes des Facultés de Sciences humaines, et aux autres Facultés et Entités. Cette règle s’applique, lors de chaque élection, à tout candidat autreque le Recteur se présentant à la réélection.

Article 30§ 1er. Le Recteur représente le corps académique. II en convoque et en préside les assemblées générales. II a le droit de convoquer et de

présider les Conseils facultaires ou des Entités indépendantes.II est l’interlocuteur, pour les matières académiques, des corps de la Communauté universitaire. II veille à l’entente cordiale entre les Facultés

et Entités indépendantes.§ 2. II veille, sur le plan académique, au bon ordre de l’Université, à l’observation des programmes et des horaires et à l’exécution des

décisions du Conseil d’Administration. A cet effet, il exerce l’autorité administrative sur les autorités des Facultés et des Entités d’enseignementet de recherche indépendantes des Facultés.

II est l’autorité disciplinaire du corps académique, scientifique et étudiant sans préjudice des compétences attribuées en matière disciplinaireaux instances désignées par le Conseil d’Administration.

§ 3. II assure, avec le concours des commissions compétentes, la régularité et le progrès de l’enseignement et le développement de la recherchescientifique.

§ 4. Avec le Président, il partage la direction de l’administration générale.II peut se faire produire tous documents relatifs à la gestion de l’Université, et obtenir directement toutes informations, quelle qu’en soit la

nature, de la part de l’administration.§ 5. En accord avec le Bureau de l’Université, il veille à la programmation des aménagements et à la ventilation des surfaces académiques

anticipant sur les besoins liés à l’organisation de l’enseignement et de la recherche et à l’évolution de la population étudiante.§ 6. II peut se faire suppléer ou assister par les deux derniers Recteurs ayant achevé leur mandat.Pour l’accomplissement de la mission qui lui est dévolue, le Recteur peut se faire assister par les Doyens des Facultés.II peut, aux mêmes fins, obtenir le concours d’au maximum cinq Vice-Recteurs et d’un adjoint pour les affaires culturelles issu du corps

étudiant, désignés sur sa proposition par le Conseil d’Administration. Leur mandat est d’une durée de deux ans. II est renouvelable. L’électiondes Vice-Recteurs et de l’adjoint a lieu lors du premier Conseil d’Administration de l’année académique. En cas de décès ou de démission d’unVice-Recteur ou de l’adjoint, son successeur, à la désignation duquel il est pourvu par le Conseil d’Administration sur proposition du Recteur,achève son mandat.

§ 7. En cas d’empêchement du Recteur, ses fonctions sont provisoirement exercées par le dernier Recteur ayant achevé son mandat. Celui-ciporte le titre de Pro-Recteur.

Article 31En cas de décès ou de démission du Recteur, ses fonctions sont exercées provisoirement par le ProRecteur. II est, en outre, procédé dans les

plus brefs délais au remplacement du Recteur décédé ou démissionnaire.Le nouveau Recteur achève le mandat de son prédécesseur; il est rééligible une fois sans pour autant que la durée totale de ses mandats

successifs n’excède six ans.

TITRE V. — De l’administration

Chapitre Ier. — Du Conseil d’Administration

Article 32§ 1er. Le Conseil d’Administration se compose :a. du Président et du Vice-Président du Conseil d’Administration, élus par les membres des catégories b à j, soit en leur sein, soit en dehors

de ceux-ci;b. du Recteur;c. du Pro-Recteur; son suppléant est celui de ses prédécesseurs le plus récemment sorti de charge et ayant achevé son mandat; celui-ci porte

le titre d’Ancien Recteur; en cas de décès, de démission ou de refus d’un ancien Recteur, celui de ses prédécesseurs le plus récemment sorti decharge, et ayant achevé son mandat, le remplacera.

61012 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 133: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

d. des Doyens de Faculté;dd. d’un Président d’Entité d’enseignement et de recherche indépendante des Facultés, élu par ses pairs;e. de sept membres du corps académique, élus en son sein, par le corps académique. Ils sont élus au scrutin de liste et à la représentation

proportionnelle. Le règlement électoral prévoira que trois de ces membres doivent appartenir au corps académique des Facultés ou Entitésd’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés de Sciences humaines et quatre au corps académique des autres Facultés ou Entités.Le règlement électoral précisera les modalités complémentaires permettant d’assurer un équilibre satisfaisant entre les différentes Facultés etEntités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés;

f. de cinq membres élus, en leur sein, par les membres du corps scientifique qui ne font pas partie du corps académique. Ils sont élus auscrutin de liste et à la représentation proportionnelle. Le règlement électoral prévoira qu’au moins deux de ces membres doivent appartenir auxFacultés ou Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés de Sciences humaines et au moins deux aux autres Facultés ouEntités. Le règlement électoral précisera les modalités complémentaires permettant d’assurer un équilibre satisfaisant entre les différentes Facultéset Entités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés;

g. de huit membres étudiants élus par les étudiants de chaque Faculté et parmi eux, à raison d’un par Faculté, à l’exception de la Facultéd’Architecture;

gg. d’un membre étudiant, élu par un collège électoral distinct comprenant les étudiants inscrits en Faculté d’Architecture ainsi que dans lesEntités d’enseignement et de recherche indépendantes des Facultés et parmi eux;

h. de cinq membres élus en son sein, par le personnel administratif, technique, de gestion et spécialisé, en deux scrutins séparés;h.1. les membres du PATGS de l’Université élisent trois représentants parmi les membres du personnel administratif, technique, de gestion

et spécialisé de l’Université n’exercant pas leur activité à l’Hôpital académique et universitaire. Ils sont élus au scrutin de liste et à la représentationproportionnelle;

h.2. les membres du PATGS de l’Hôpital académique et universitaire élisent deux représentants parmi les membres du personneladministratif, technique, de gestion et spécialisé exercant leur activité au sein de l’Hôpital académique et universitaire. Ils sont élus au scrutin deliste et à la représentation proportionnelle;

i. de quatre membres élus par les membres des catégories a à h du Conseil d’Administration, parmi les personnes représentatives de la viesociale, politique et économique du pays, ayant témoigné de leur attachement à l’Université;

Le règlement d’ordre intérieur dont il est question à l’article 33bis fixe le mode de cette élection dans le respect des principes suivants :— l’élection a lieu lors d’une séance extraordinaire du Conseil à laquelle seuls les membres des catégories a à h précitées sont convoqués;— dans une première phase, la procédure tend à recueillir une majorité d’au moins % des voix, abstentions non comptées, sur l’élection des

quatre membres, moyennant une concertation préalable dans une commission constituée par le Conseil en son sein, et dont il fixe la compositionet le fonctionnement;

— à défaut d’aboutir à l’élection dans les conditions susdites, les présentations des candidatures sont faites à raison de deux par les membresdu Conseil appartenant aux catégories b à e, et à raison de deux par les membres appartenant aux catégories f à h.

j. d’un membre élu par les anciens étudiants, dans les conditions déterminées par le Conseil d’Administration de l’Université.§ 2. De l’élection des membres du Conseil d’AdministrationL’élection de tous les membres du Conseil a lieu au scrutin secret. Un règlement électoral est arrêté fixant les modalités et procédures

électorales pour l’élection du Recteur ainsi que pour les membres du Conseil d’Administration repris aux alinéas e à h du présent article.Les membres du corps académique n’ayant qu’une charge réduite ne seront, en vue de l’élection du Recteur et des membres désignés à

l’article 32 littera e des présents Statuts, inscrits sur les listes électorales que sur la demande qu’ils en feront, selon les modalités que fixera lerèglement électoral; celui-ci précisera ce qu’il y a lieu d’entendre par charge réduite, pour l’application de la présente disposition.

Les membres du corps scientifique n’ayant qu’une charge réduite qui ne font pas partie du corps académique, les chercheurs rémunérés etles bénéficiaires de bourses attribuées par des Fonds ou des organismes extérieurs à l’Université et autorisés à y exercer leurs activités ainsi queles chercheurs non rémunérés par l’Université mais bénéficiaires d’une bourse attribuée par elle, quelle que soit l’importance de leur mandat, neseront, en vue de l’élection des membres désignés à l’article 32 littera f des présents Statuts, inscrits sur les listes électorales que sur la demandequ’ils en feront, selon les modalités que fixera le règlement électoral; celui-ci précisera ce qu’il y a lieu d’entendre par charge réduite, pourl’application de la présente disposition.

Les étudiants de troisième cycle ne seront inscrits sur les listes électorales que sur la demande qu’ils en feront, selon les modalités que fixele règlement électoral.

Le règlement électoral pourra compléter, pour des raisons spécifiques débattues en Conseil d’Administration, la liste des électeurs qui, parmiles électeurs reconnus par les présents Statuts, ne seront inscrits sur les listes électorales que sur la demande qu’ils en feront.

§ 3. Des suppléancesLes membres des catégories e, f, h et j peuvent avoir un suppléant, élu conjointement avec le titulaire. Les suppléants des membres de la

catégorie d sont les Vice-Doyens des Facultés; le suppléant du membre de la catégorie dd est un Vice-Président d’Entité d’enseignement et derecherche indépendante des Facultés désigné par ses pairs sur proposition du membre de la catégorie dd.

Les membres de la catégorie g et gg peuvent avoir deux suppléants. Le premier suppléant devient titulaire en cas de démission ou de décèsdu membre effectif. Si le premier suppléant est déjà devenu effectif, s’il a démissionné ou s’il est décédé, le deuxième suppléant remplace l’effectifqui a démissionné ou qui est décédé.

Un membre du Conseil d’Administration de la catégorie b à h qui cesse d’appartenir à la Communauté universitaire perd son mandat.§ 4. Aucun membre du Conseil d’Administration ne peut rester en fonction au-delà de l’âge de soixante-dix ans.Article 32bis§ 1er. Les membres effectifs et suppléants des catégories e à h de l’article 32, § 1er sont élus pour un mandat de deux ans. Ils peuvent exercer

jusqu’à quatre mandats consécutifs, quels qu’ils soient, dans la même catégorie, sans pouvoir être élus en qualité de membres effectifs plus dedeux fois.

Après l’achèvement de quatre mandats consécutifs, ils peuvent poser leur candidature à un nouveau mandat, quel qu’il soit, dans la mêmecatégorie, après une interruption de deux ans. Dans cette hypothèse, ce nouveau mandat est considéré comme un premier mandat pourl’application de l’alinéa 1er.

Après l’achèvement de quatre mandats consécutifs, les membres qui sont en mesure de se présenter aux suffrages d’une autre catégoriepeuvent le faire sans respecter le délai d’interruption prévu à l’alinéa 2 du présent §. Dans cette hypothèse, ce nouveau mandat est considérécomme un premier mandat pour l’application de l’alinéa ter.

§ 2. Le membre effectif et le membre suppléant de la catégorie j de l’article 32, § 1er sont élus pour un mandat de deux ans. Ils peuvent exercerjusqu’à quatre mandats consécutifs, quels qu’ils soient, dans la même catégorie. Pour le surplus, les règles portées par le § 1er, al. 2 et 3 du présentarticle leur sont applicables.

61013BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 134: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

§ 3. Les membres de la catégorie i de l’article 32, § 1er sont élus pour un mandat de deux ans, étant entendu que leur mandat prend fin auplus tard lors de l’entrée en fonction des membres nouvellement élus au terme de la procédure visée au même article. Ils peuvent exercer jusqu’àquatre mandats consécutifs dans la même catégorie. Pour le surplus, les règles portées par le § 1er, al. 2 et 3 du présent article leur sont applicables.

Article 33

Le Président et le Vice-Président du Conseil d’Administration sont élus par le Conseil, soit en son sein, soit en dehors de celui-ci.

S’ils sont élus en dehors du Conseil d’Administration, ils deviennent, du fait même de leur élection, membres à part entière de celui-ci.

Ils sont élus pour deux ans et sont rééligibles trois fois.

Article 33bis

Le Conseil adopte un règlement d’ordre intérieur qui fixe les conditions de son fonctionnement, de celui du Bureau ainsi que le moded’élection des membres de la catégorie i de l’article 32, § 1er, selon ce que prévoit cette disposition; le règlement peut limiter dans le temps laréélection de ces membres.

Le règlement détermine également le mode d’élection du Président et du Vice-Président du Conseil, des membres du Bureau, ainsi que lemode de désignation des personnes auxquelles il pourrait assigner des fonctions spécifiques.

Article 34

Tous les documents relatifs aux questions soumises au Conseil sont tenus à la Chancellerie à la disposition des membres, à partir du jour del’envoi de la convocation aux membres du Conseil.

Article 35

Les résolutions du Conseil sont prises à la majorité des suffrages exprimés. En cas de parité, la proposition mise aux voix est rejetée.

Le nombre de votes émis par les catégories de membres visés à l’article 32, § 1er, d) et dd) additionnés ne peut en aucun cas dépasser huit.Le règlement d’ordre intérieur visé à l’article 33bis fixe les modalités d’application de cette règle.

Article 36

Les délibérations du Conseil d’Administration sont consignées dans des procès-verbaux approuvés par le Conseil et signés par le Présidentet le Secrétaire.

Les copies ou extraits à produire en justice ou ailleurs sont signés par le Président et le Secrétaire ou, à leur défaut, par deux membres duConseil d’Administration.

II n’en peut être pris ou délivré copie ou extrait qu’avec l’autorisation du Bureau ou du Président.

Article 37

Le Conseil établit chaque année un rapport sur l’activité de l’Université et sur sa gestion financière. Ces rapports sont publiés dans l’annéequi suit la clôture de l’année dont question.

Chapitre II. — Du Président et du Vice-Président

Article 38

§ 1er. Le Président du Conseil d’Administration prend, de sa seule autorité, toutes les mesures d’extrême urgence, à charge d’en saisir leConseil lors de sa séance la plus proche.

Il est l’organe de l’Université.

§ 2. II est l’instance disciplinaire des personnels administratif, technique, de gestion et spécialisé sans préjudice des compétences attribuéesen matière disciplinaire aux instances désignées par un règlement de travail.

§ 3. II assume la responsabilité et la direction de l’administration générale.

§ 4. En accord avec le Bureau, il établit les prévisions des dépenses en vue de l’établissement des budgets. II veille à la programmation desinvestissements et de leur financement.

§ 5. Il convoque et préside le Conseil d’Administration et le Bureau.

§ 6. Le Vice-Président assiste le Président dans les tâches que celui-ci lui confie. Il remplace le Président empêché.

§ 7. Pour l’accomplissement de sa mission, le Président peut obtenir le concours de trois adjoints désignés par le Conseil d’Administration,sur proposition du Président.

§ 8. En cas de décès ou de démission du Président, ses fonctions sont exercées provisoirement par le Vice-Président. II est procédé dans lesplus brefs délais au remplacement du Président, pour la partie restant à courir de son mandat.

En cas de décès ou de démission du Vice-Président, il est procédé dans les plus brefs délais à son remplacement pour la partie restant à courirde son mandat.

Article 38bis

Le Conseil d’Administration peut, en adoptant une motion de méfiance, destituer son Président ou son Vice-Président.

Lorsque la demande de destitution vise simultanément le Président et le Vice-Président, une motion doit être introduite séparément pourchacun d’eux.

La motion n’est inscrite à l’ordre du jour du Conseil que si elle est contresignée par plus de la moitié des membres effectifs du Conseil,en fonction au moment de son dépôt.

La motion ne sera adoptée que si elle réunit au moins les trois-quarts des voix des membres présents en séance.

Le Président ou le Vice-Président, ainsi destitué, est remplacé dans les plus brefs délais, pour la partie restant à courir de son mandat.

Article 39

Le Bureau se compose

a. du Président du Conseil d’Administration, qui est de droit Président du Bureau;

b. du Recteur;

c. du Pro-Recteur;

d. de deux membres du corps académique;

61014 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 135: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

e. d’un membre du corps scientifique qui ne fait pas partie du corps académique;f. de deux étudiants;g. d’un membre du personnel administratif, technique, de gestion et spécialisé.Les membres du Bureau doivent être membres effectifs du Conseil d’Administration; leur mandat cesse de plein droit s’ils perdent cette

qualité.Les membres du Bureau sont élus pour deux ans; ils peuvent être réélus.Les membres visés aux litteras d à g sont élus par le Conseil d’Administration, sur proposition des corps dont ils relèvent.Ils peuvent avoir un suppléant, désigné parmi les membres effectifs du Conseil et conjointement avec le titulaire, ou ultérieurement sur

proposition de celui-ci.En cas d’empêchement du membre effectif, le suppléant siège au Bureau. II devient titulaire en cas de décès ou de démission du membre

effectif.Lorsqu’un membre effectif, sans suppléant, vient à manquer, le Conseil pourvoit immédiatement à son remplacement, pour la partie du

mandat restant à courir.Le suppléant du Pro-Recteur est celui de ses prédécesseurs le plus récemment sorti de charge et ayant achevé son mandat; en cas de décès,

de démission ou de refus d’un ancien Recteur, celui de ses prédécesseurs le plus récemment sorti de charge et ayant achevé son mandat, leremplacera.

Le Vice-Président du Conseil d’Administration, les Doyens des Facultés et le membre repris au littera dd de l’article 32 des présents Statutsassistent au Bureau avec voix consultative.

Article 39bis

Le Président du Conseil d’Administration peut inviter aux séances du Conseil et à celles du Bureau toute personne à même d’éclairer lesadministrateurs sur les points en délibéré.

Article 40

Le Bureau exerce les délégations de pouvoir qui lui sont conférées par le Conseil d’Administration et décide des mesures d’exécutionqu’impliquent les décisions du Conseil.

II veille à la coordination des administrations.II prépare les débats importants du Conseil d’Administration que lui soumet le Président du Conseil d’Administration et élabore une

proposition patronale en prévision de débats relevant de la compétence des organes de concertation sociale.Dans tous les cas de figure, le Conseil d’Administration ratifie, à sa plus proche séance, les délibérations du Bureau.Article 40bis

Afin de renforcer les liens entre l’Université et le monde extérieur et de favoriser le développement de l’Université, le Conseild’Administration peut créer un Conseil Stratégique consultatif.

Chapitre III. — Du Secrétaire de l’Université et du siège administratif de l’Université

Article 41

Le Secrétaire est nommé par le Conseil d’Administration.II est chargé de la rédaction des rapports et de la rédaction des procès-verbaux ainsi que de la garde des archives.Article 42

Le siège administratif de l’Université est établi dans la Région de Bruxelles-Capitale.

Chapitre IV. — De la représentation de l’Université vis-à-vis des tiers

Article 43

Abrogé.Article 44

Tous actes engageant l’Université sont signés par le Président du Conseil d’Administration et par le Recteur. A défaut du Président, le Vice-Président ou un membre du Bureau signe l’acte. A défaut du Recteur, le Pro-Recteur ou un membre du Bureau signe l’acte.

Ils n’ont pas à justifier à l’égard des tiers d’une décision préalable du Conseil.Le Conseil peut accorder des délégations spéciales aux mêmes fins à telle personne qu’il désigne.

TITRE VI. — Du Commissaire Général

Article 45

Le Commissaire général a compétence pour recevoir toute requête de la part d’un membre de la communauté universitaire faisant grief à uneautorité académique ou administrative de l’Université d’irrégularité, de retard ou de carence dans l’examen d’une affaire le concernant directementet personnellement.

Le Commissaire général juge souverainement s’il y a lieu de prendre cette requête en considération et, dans l’affirmative, a pouvoir d’obtenirtous renseignements verbaux ou écrits et de consulter, sans déplacement, tout document ou pièce pour, sa conviction étant formée, faire rapportsans délai au Conseil d’Administration, qui statue en dernier ressort.

Article 46

Le Commissaire général, lorsqu’il constate une irrégularité, un retard ou une carence dans l’examen, par une autorité académique ouadministrative de l’Université, d’une affaire concernant directement et personnellement un membre de la communauté universitaire, peutégalement agir d’office et, après enquête, faire rapport au Conseil d’Administration pour qu’il soit statué par celui-ci en dernier ressort sur lesconclusions du Commissaire général.

Article 47

Le Commissaire général est nommé par le Conseil d’Administration et hors de son sein, parmi les membres de la communauté universitaire,sur proposition du Bureau de l’Université statuant à la majorité des cinq sixièmes des membres présents. Son mandat est de quatre ans et n’estpas renouvelable.

61015BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE

Page 136: BELGISCH MONITEUR STAATSBLAD BELGE - FAOfaolex.fao.org/docs/pdf/bel98091.pdf23 juni 2009, gesloten in het Paritair Comité voor de metaal-, machine-en elektrische bouw, betreffende

Article 48Pour l’accomplissement de sa mission, le Commissaire général est assisté de trois adjoints, désignés par le Conseil d’Administration sur

proposition du Commissaire général.Ces adjoints sont choisis à raison d’un dans chacun des corps auxquels n’appartient pas le Commissaire général.

TITRE VII. — Dispositions diverses

Article 49L’engagement de respecter les présents Statuts et l’adhésion aux principes qu’énoncent les articles 1 et 2 sont une condition d’éligibilité et de

cooptation au Conseil d’Administration, au Conseil facultaire ou au Conseil d’une Entité d’enseignement et de recherche indépendante desFacultés et dans toutes les commissions permanentes du Conseil d’Administration.

Article 50Le Conseil d’Administration peut, sur la proposition d’une Faculté ou d’une Entité d’enseignement et de recherche indépendante des Facultés

ou de sa propre initiative, conférer le titre de Docteur honoris Causa à des personnes qui ont rendu des services à la science, à la société ou àl’Université.

Article 51Le vote à toute fonction élective est moralement obligatoire.L’élection n’est valable que si les participants au scrutin, y compris ceux dont le bulletin est blanc ou nul, représentent au moins un tiers du

corps électoral sauf pour les collèges électoraux étudiants où le quorum est d’un quart. Si cette condition n’est pas remplie, il sera procédé à unenouvelle élection trois mois au plus après la première consultation, et, s’il y a lieu, sauf pour les collèges électoraux étudiants, à une dernièreélection, trois mois au plus après la deuxième consultation.

En l’absence d’élection réunissant le quorum, le(s) représentant(s) du corps intéressé élus lors de la précédente élection reste(nt) en fonctionjusqu’à ce que de nouveaux représentants aient été valablement élus, et ce pour autant qu’ils satisfassent toujours aux conditions d’éligibilité.

Les délégués élus aux divers organes représentatifs de l’Université sont tenus de convoquer une assemblée générale de leurs mandants si uncinquième de ceux-ci en font la demande.

Article 52Toute révision des statuts devra être précédée d’une consultation de la communauté universitaire, selon les modalités que le Conseil

d’Administration détermine. Toute proposition de révision des statuts doit être portée à la connaissance des membres du Conseil d’Administrationquinze jours au moins avant d’être mise en délibération.

Le Conseil ne pourra statuer sur cette proposition que si les deux tiers au moins des membres qui le composent sont présents; et lamodification proposée ne sera adoptée que si elle réunit au moins les deux tiers des suffrages exprimés.

Article 53Les présents statuts entrent en vigueur et remplacent les statuts antérieurs en date du 15 septembre 2010, sans préjudice des dispositions

transitoires qui suivent.

Dispositions transitoires

En tant qu’il adapte la représentation du corps étudiant aux modifications de l’article 4, § 1er, l’article 32, § 1er sera intégralement d’applicationen vue des élections de décembre 2011, moyennant une entrée en vigueur progressive tenant compte des dispositions transitoires suivantes :

— le membre étudiant du Conseil d’administration élu en décembre 2009 par les étudiants de la Faculté des Sciences sociales et politiques /Solvay Brussels School of Economics and Management restera en fonction jusqu’au terme de son mandat en décembre 2011; à partir du15 septembre 2010, il représente les étudiants de l’ancienne Faculté désormais répartis entre les deux nouvelles Facultés issues de la scission; àcette fin, il ne disposera toujours que d’une voix délibérative; ses suppléants restent en fonction pour la même période;

— le membre étudiant du Conseil d’administration élu en décembre 2009 en application de l’article 32, § 1er, gg) [repris ci-après] restera enfonction jusqu’au terme de son mandat en décembre 2011; ses suppléants restent en fonction pour la même période;

— conformément à une disposition statutaire transitoire insérée dans les Statuts le 19 octobre 2009 et remplacé par la présente disposition,les représentants étudiants élus au Conseil d’administration en décembre 2009 par les étudiants inscrits pour l’année académique 2009-2010 auxétudes organisées par l’Institut supérieur d’Architecture Victor Horta et l’Institut supérieur d’Architecture de la Communauté francaise« La Cambre » assistent avec voix consultative au Conseil d’administration du ter janvier 2010 au 14 septembre 2010. A partir du 15 septembre 2010,ces représentants exerceront pleinement, avec voix délibérative et sans nouvelle élection, le mandat de représentants des étudiants inscrits à laFaculté d’Architecture.

Pour la bonne compréhension des dispositions transitoires reprises ci-dessus, l’article 32, § 1er, gg) est le suivant :gg) d’un membre étudiant, élu par un collège électoral distinct comprenant les étudiants inscrits dans les Ecoles et Instituts d’enseignement

et de recherche indépendants des Facultés et parmi eux.Université Libre de Bruxelles - Service du GreffeDernière modification le 15 septembre 2010Commentaires : [email protected]

(36836)

Belgisch Staatsblad, Antwerpsesteenweg 53, 1000 Brussel. − Moniteur belge, chaussée d’Anvers 53, 1000 Bruxelles.Adviseur/Conseiller : A. VAN DAMME

61016 BELGISCH STAATSBLAD — 11.10.2010 — MONITEUR BELGE