Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees...

101

description

Final thesis at university.

Transcript of Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees...

Page 1: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."
Page 2: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Toelating tot inzage in de scriptie/masterproef (*)

Ondergetekende, . . . . . . . . . . . . . . . . . . geeft hierbij toelating/geen toelating (**) aan derden, niet- behorend tot de examencommissie, om zijn/haar (**) proefschrift in te zien. Datum en handtekening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Deze toelating geeft aan derden tevens het recht om delen uit de scriptie te reproduceren of te citeren, uiteraard mits correcte bronvermelding. ----------------------------------------------------------------------------------- (*) Deze ondertekende toelating wordt in zoveel exemplaren opgemaakt als het aantal exemplaren van de scriptie/masterproef die moet worden ingediend. Het blad moet ingebonden worden samen met de scriptie onmiddellijk na de kaft. (**) schrappen wat niet past

Page 3: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."
Page 4: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Politieke en Sociale Wetenschappen Vakgroep Politieke Wetenschappen

Universiteitstraat 8 9000 Gent

Beleidsnetwerken in een systeem van multi-level governance: “de rol van NGO’s in het Europees

milieubeleid”.

Scriptie voorgedragen tot het behalen van de graad Licentiaat in de Politieke Wetenschappen

Promotor: Prof. Dr. H. VOS Commissarissen: Dr. J. ORBIE

Scriptie voorgedragen door: Nicolas Moerman

2de licentie Politieke Wetenschappen, optie: internationale politiek

Lic. L. TAVERNIERS

Page 5: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Woord vooraf 5

“Sometimes I can see for miles. Through water and fire. From England to America.

I Feel life meet my eyes”.1

Woord vooraf

Bij het schrijven van deze scriptie heb ik de hulp gekregen van heel wat mensen die

ik, langs deze weg, van heel wat lof wens te voorzien. In eerste instantie, gaat dit

dankwoord uit naar mijn ouders die me reeds jaren steunen in de weg die ik

bewandel. Verder, wens ik mijn promotor Prof. Dr. Hendrik Vos te bedanken voor

zijn interesse, het vertrouwen en de vrijheid die hij me het afgelopen academiejaar

geschonken heeft. Daarnaast, wil ik Stefan Welin (desk officer binnen DG ENV) en

Joris Gansemans (Bond Beter Leefmilieu – ex-medewerker van Bart Staes)

bedanken voor hun onbevangen enthousiasme, interesse en ondersteuning bij de

vele vragen die ik voor hen in petto had.

Mijn dankwoord gaat eveneens uit naar Dimitri van Maele (student Sociologie) en

Pieter De Meyer (CAN-E) met wie ik heel wat interessante gesprekken heb gehad

die hebben bijgedragen tot het uiteindelijke resultaat van deze thesis. Tot slot, wil

ik ook mijn vrienden en studiegenoten bedanken voor hun steun en toeverlaat in

tijden dat het wat minder ging.

In de hoop U te boeien met mijn neergepende zoektocht naar de tendensen die

bijdragen tot de positie van de milieubeweging binnen het Europese

besluitvormingsproces, verblijf ik vol verwachting.

Bedankt,

Nicolas Moerman

1 Uit: HARVEY, P.J., Stories from the city, stories from the sea. Universal Island Records, 2000.

Page 6: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

INHOUDSOPGAVE 6

INHOUDSOPGAVE

1 Inleiding ……………………………………………………………………………………… 10

1.1 Status Questionis en probleemstelling ………………………………………………... 12

1.1.1. Naar een omvattende benadering van het lobbygebeuren …………………… 12

1.1.1.1 De institutionele setting …………………………………………………………………… 13

A. De institutionele setting: Een systeem van ‘checks and balances’? …… 15

B. ‘Governance’-initiatieven en ‘politieke opportuniteiten’ ………………… 16

1.1.1.2 De aard van de belangengroepen ……………………………………………………… 17

1.1.2 Doelstellingen ………………………………………………………………………………… 20

1.2 Overzicht ……………………………………………………………………………………...…21

2 Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ ………… 24

2.1 ‘Logic of membership’ versus ‘logic of influence’ ………………………………… 25

2.2 Voorbij de marktgeïnspireerde, pluralistische en neocorporatistische visie

van het lobbygebeuren …………………………………………………………………… 26

2.2.1 Kritieken op de pluralistische conceptie van het lobbygebeuren …………… 27

2.2.1.1 Passiviteit van het politieke systeem ………………………………………………… 28

2.2.1.2 Discrepanties tussen ‘Logic of influence’ en ‘logic of membership’ ………… 29

2.2.1.3 Conclusie ……………………………………………………………………………………… 30

2.2.2 Kritieken op de neocorporatistische visie op het lobbygebeuren …………… 32

2.2.3 Relevantie van het pluralisme en neocorporatisme? …………………………… 35

2.3 Naar een ‘beleidsnetwerk’-analyse in een ‘multi-level governance’-setting 35

2.3.1 Beleidsnetwerken: een verhaal van insiders en outsiders ……………………… 36

2.3.1.1 Beleidsnetwerken als machtsstructuren ……………………………………………… 37

2.3.1.2 ‘Access’ en ‘voice’: politisering als strategie ………………………………………… 39

2.3.2 Variabiliteit binnen de ‘multi-level governance’-setting ……………………… 41

2.4 Politieke opportuniteitsstructuren waarlangs beleidsnetwerken tot stand

komen binnen het Europese besluitvormingsproces …………………………… 44

2.4.1 De gewijzigde machtsbalans in het voordeel van het Europese Parlement 44

Page 7: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

INHOUDSOPGAVE 7

2.4.1.1 Interinstitutioneel getouwtrek ……………………………………………………………45

2.4.1.2 Breuklijnen binnen het Europees Parlement ……………………………………… 45

2.4.1.3 Beleidsnetwerken binnen het Europees Parlement ……………………………… 47

2.4.2 De Europese Commissie als ‘gatekeeper’ ………………………………………………… 48

2.4.2.1 Beleidsnetwerken binnen de Europese Commissie ……………………………… 49

2.4.2.2 Machtsbestendige constructies en het streven naar governance …………… 51

2.4.3 Beleidsnetwerken binnen de Raad van Ministers ………………………………… 52

2.5 Conclusie ……………………………………………………………………………………… 53

3 De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau ………… 54

3.1 Een milieubeweging met vele gezichten …………………………………………… 55

3.2 Hypothese ……………………………………………………………………………………… 56

3.3 De machtsbronnen van de Europese milieubeweging ………………………… 57

3.3.1 De kloof tussen mogelijkheden en verwachtingen ……………………………… 58

3.3.2 Tendensen die wijzen op een ervaren en slagkrachtige milieubeweging … 60

3.3.2.1 Leer- of ‘learning-by-doing’-effecten ………………………………………………… 61

3.3.2.2 De ‘luis-in-de-pels’-functie van de milieubeweging ………………………………62

3.3.2.3 De milieubeweging als legitieme actor ……………………………………………… 64

3.4 Coalitievorming, interne diversiteit en adaptieve capaciteiten ……………… 65

3.4.1 Coalitievorming: een reactief en inefficiënt fenomeen? ………………………… 66

3.4.2 De vorming van coalities: rationele verklaringen ………………………………… 67

3.4.2.1 Structurele achterstelling en sterke oppositie ……………………………………… 68

3.4.2.2 Specialisatie- en schaalvoordelen ……………………………………………………… 69

3.4.2.3 Interne diversiteit en breuklijnen binnen de milieubeweging ………………… 71

A. Donkergroene en lichtgroene milieuorganisaties …………………………… 71

B. Institutionele gevaren ………………………………………………………………… 75

C ‘Free-rider’ gedrag binnen coalities ………………………………………………… 77

3.5 Conclusie ……………………………………………………………………………………… 79

Page 8: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

INHOUDSOPGAVE 8

4 De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging ……………… 80

4.1 De Aarhusconventie ………………………………………………………………………… 81

4.1.1 Pijler 1: toegang tot informatie ……………………………………………………………82

4.1.2 Pijler 2: publieke participatie …………………………………………………………… 84

4.1.3 Pijler 3: toegang tot justitie ……………………………………………………………… 85

4.2 Conclusie ……………………………………………………………………………………… 86

5 Besluiten ……………………………………………………………………………………… 87

6 Bronnenlijst …………………………………………………………………………………… 90

6.1 Primaire bronnen …………………………………………………………………………… 90

6.1.1 Verdragsteksten ……………………………………………………………………………… 90

6.1.2 Officiële rapporten, verslagen, procedures en beleidsteksten van de

Europese Unie ………………………………………………………………………………… 90

6.2 Secundaire bronnen ………………………………………………………………………… 92

6.2.1 Boeken …………………………………………………………………………………………… 92

6.2.2 Artikels ………………………………………………………………………………………… 93

6.2.3 Niet-gepubliceerde cursussen …………………………………………………………… 98

6.2.4 NGO-publicaties, persberichten en jaarverslagen ………………………………… 99

6.3 Mondelinge bronnen ……………………………………………………………………… 101

6.4 Geraadpleegde websites ………………………………………………………………… 101

Page 9: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."
Page 10: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 10

“The environment is everybody's. It is for this reason that administrative decisions which

affect the environment must be transparent, open and must strike a balance between the

general interest to preserve, protect and improve the quality of the environment on the one

hand, the satisfying of specific private or public interests on the other hand”.1

1 Inleiding

Ondanks dat het Verdrag van Rome (1957) geen verdragsrechtelijke basis

verschafte aan de Europese Economische Gemeenschap (EEG) om een heus milieu-

beleid te voeren, brachten tal van interne en externe factoren een ‘spillover’ teweeg

op dit vlak. In het kader van de intracommunautaire handel, maar ook als gevolg

van de toegenomen internationale bezorgdheid en het groeiende publieke

bewustzijn, werd de EEG er stapsgewijs toe aangezet om regulerend op te treden in

milieuaangelegenheden.2 Hoewel het nog wachten was op de Europese Akte van

1986 vooraleer het intern Europees milieubeleid een verdragsrechtelijke basis

verkreeg, werden er (met de diverse hervormingen binnen de Europese instellingen

en de beslissing om de prioriteiten in milieuaangelegenheden voortaan in

meerjarige milieuactieplannen vast te leggen) reeds in de jaren ’70 tal initiatieven

genomen in de richting van een betere coördinatie van dit beleidsdomein.3 Als

dusdanig, zien we een verschuiving optreden in de ‘politieke opportuniteiten’ van de

diverse belanghebbenden en kunnen we deze ‘neofunctionalistische’ (r)evolutie

bekijken als een padafhankelijk proces waarbinnen de diverse belangengroepen

1 Gecit. in: KRÄMER, L., Access to Environmental Information in an Open European Society - Directive

2003/04. in: European Legal Studies, 2003, blz. 3.

(http://www.coleurope.be) 2 Deze toegenomen internationale aandacht kwam niet enkel tot uiting doorheen diverse

milieuconferenties zoals de VN Conferentie van Stockholm (1972), ook tal van gebeurtenissen die

nefaste gevolgen hadden voor mens en milieu gaven de publieke opinie mee vorm.

DELMARTINO, F., Profiel van de Europese Unie. Een inleidend handboek. Garant, Leuven/Apeldoorn,

2001, blz. 187-192. 3 MCCORMICK, J., Environmental Policy in the European Union. Palgrave, Basingstoke, 2001, blz. 47,

101.

Page 11: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 11

gedwongen worden om zich op het Europese niveau te profileren: “[…] political

actors in several distinct national settings are pursued to shift their loyalties, expectations

and political activities to a new centre, whose institutions possess or demand jurisdiction

over pre-existing national states”.4

Evenwijdig hieraan, kan ook de opkomst van een belangrijk aantal Europees

georiënteerde milieuorganisaties vanaf de jaren ’80 worden verklaard. In deze

periode verkreeg het Europese milieubeleid niet alleen een verdragsrechtelijke

basis met de Europese Akte, de introductie van de samenwerkingsprocedure

zorgde er bovendien voor dat het Europees Parlement voortaan geraadpleegd

moest worden bij het nemen van beslissingen in milieuaangelegenheden: “Whereas

before the acquis had evolved trough the ‘Community Method’, these new decision rules

greatly increased the European Parliament’s involvement in policy-making and accelerated

the trend towards transnational lobbying and coalitionbuilding”.5 Naarmate de interne

dimensie van het Europese milieubeleid meer vorm kreeg en het Europees

Parlement uitgroeide tot een ware medebeslisser, kreeg het in 1973 opgerichte

European Environmental Bureau (EEB) navolging van diverse internationale

NGO’s, zoals: Friends of the Earth (FoE), Greenpeace International, World Wilde

Fund for Nature (WWF), Climate Action Network (CAN), BirdLife International en

de European Federation for Transport & Environment (T&E),… die zich eveneens

in het Europese besluitvormingsproces trachten te profileren.6

4 Gecit. in: HAAS, E., “International Integration: The European and Universal Process”. International

Organization 15, 1961, blz. 366-367. 5 Gecit. in: JORDAN, A., BROUWER, R. en NOBLE, E., Innovative and responsive? A longitudinal

analysis of the speed of EU environmental policy-making, 1967-97. Journal of European Public Policy

6:3, 1999, blz. 379. 6 WEBSTER, R., Environmental collective action. Stable patterns of cooperation and issue alliances at the

European level. blz. 178-183. in: GREENWOOD, J. en ASPINWALL, M., Collective action in the

European Union. Interests and the new politics of associability. Routledge, Londen, 238 blz.

Page 12: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 12

1.1 Status Questionis en probleemstelling

De Europese bevoegdheidsuitbreiding bracht niet alleen de proliferatie van een

groot aantal belangengroepen met zich mee, politieke elites en lobbygroepen zijn –

met het lobbygebeuren in het achterhoofd – eveneens de drijvende kracht achter

deze integratie.7 Kijken we naar de wijze waarop de Europese besluitvorming

georganiseerd is, dan zien we met andere woorden diverse externe spelers

opduiken die zich manifesteren in het interinstitutionele spel tussen de Europese

Commissie, het Europees Parlement en de Raad van Ministers.8 Ten aanzien van

deze toenemende proliferatie aan belangengroepen in het besluitvormingsproces,

springen er evenwel tal van – veelal waardegeladen – evaluaties in het oog die zich

niet alleen beperken tot een aantal achterhoedegevechten tussen de diverse belang-

hebbenden, ook binnen de academische wereld valt er een grote verdeeldheid op.9

1.1.1 Naar een omvattende benadering van het lobbygebeuren

Ondanks dat de wetenschappelijke literatuur, in haar evaluatie, vaak pluralistische

en neocorporatistische eigenschappen gaat toedichten aan het Europese

besluitvormingsproces, stellen we vast dat beide uitgangspunten een aantal

ernstige tekortkomingen vertonen.10 Vandaar, dringt een omvattende benadering

van het lobbygebeuren zich op. Wensen we de interactiepatronen tussen belangen-

groepen en beleidsmakers te analyseren, dan volstaat het niet langer om enkel de

eenzijdige wens van de belangengroepen in rekening te brengen. Het is eveneens

noodzakelijk om aandacht te schenken aan de belangen van de beleidsmakers. Als

7 COOLSAET, R. en KLEIJSEN, J., Theorie van de Internationale Betrekkingen. Gent, Universiteit Gent –

Vakgroep Politieke Wetenschappen, 2004-2005, niet-gepubliceerde cursus, blz. 122. 8 GREENWOOD, J., Interest Representation in the European Union. Basingstoke, Palgrave, 2003, 310

blz. 9 VAN SCHENDELEN, R., Machiavelli in Brussels: the art of lobbying the EU. Amsterdam, Amsterdam

University Press, 2002 ,blz. 82-83. 10 MICHALOWITZ, I., EU Lobbying. Principles, agents and targets: strategy interest intermediation in EU

policy-making. Publik Affairs und Politikmanagment 4, Potsdam/Berlin, 2004, blz. 27.

Page 13: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 13

dusdanig worden de diverse interpersoonlijke en interorganisatorische

beleidsnetwerken als instituties benaderd waarbij wordt uitgegaan van een ruil-

situatie waarbinnen bureaucraten/politici (vraagzijde) en belangengroepen

(aanbodzijde) elkaar op een actieve wijze ontmoeten.11 De vorming van

beleidsnetwerken wordt niet alleen bepaald door de wederzijdse afhankelijkheid

tussen de beleidsmakers en de diverse belanghebbenden, ook de ‘politieke

opportuniteiten’ die voortvloeien uit de institutionele structuur en de capaciteiten

van de belangengroepen om zich te richten tot de Europese instellingen, moeten

mee in rekening worden gebracht.12 Ondanks dat men het werken met beleids-

netwerken vaak gaat verantwoorden vanuit een ‘governance’-discours, wordt het

interessant om te onderzoeken in welke mate de institutionele setting (logic of

influence), bepalend is voor de toegankelijkheid van de diverse belangengroepen

(logic of membership) tot het besluitvormingsproces.13

1.1.1.1 De institutionele setting

De vaststelling dat de setting, structurele gevolgen heeft voor het verloop van het

lobbygebeuren en de uitgangspositie van de uiteenlopende belangengroepen, zorgt

er voor dat we de diverse beleidsnetwerken als machtsbestendige constructies gaan

bekijken. Hierdoor volstaat het niet langer om de strategische acties (voice en/of

access) en lobbyactiviteiten van de diverse belangengroepen op een geïsoleerde

wijze te bekijken en wordt het interessant om de relatie te onderzoeken tussen (a)

de specifieke Europese ‘multi-level governance’-setting waarbinnen we diverse (min

of meer) formele en informele beleidsnetwerken kunnen onderscheiden, en (b) de

11 BLOM-HANSEN, J., A ‘new Institutional’ perspective on policy networks. Public Administration

75, 1997, blz. 673-674. 12 EISING, R., The access of business interests to European Union institutions: notes towards a

theory. ARENA Working Paper 29, 2005, blz. 5. 13 BEYERS, J., Voice and Access. Political practices of diffuse and specific interest association in

European policy making. ARENA Working Papers 02/39, 2002, blz. 1.

Page 14: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 14

strategische keuzes waarvoor de diverse belangengroepen (en de milieubeweging

in het bijzonder) staan.14

Directe strategieën (access) Indirecte strategieën (voice)

Administratieve en parlementaire strategie Media- en mobilisatiestrategie BRUSSELSE ROUTE (rechtstreeks) - ‘Stakeholder’-consultaties bij voorstellen van

de Commissie - Actieve participatie in (min of meer)

formele en informele consultatieve beleidsnetwerken

- Contacten onderhouden met de bevoegde Commissaris of de bevoegde personen binnen het relevante DG

- Contacten onderhouden met de bevoegde Parlementaire Commissie, rapporteur, schaduwrapporteurs, individuele parlementsleden

- Contacteren van de diverse fracties - … NATIONALE STRATEGIE (onrechtstreeks) - Contacten onderhouden met de

permanente vertegenwoordiging (PV) die de lidstaat heeft bij de Unie. De PV en hun attachés hebben zicht op de nationale bureaucraten die binnen het onoverzichtelijk geheel aan technische werkgroepen zetelen.

- Contacten onderhouden met de sleutelfiguren die het nationale standpunt bepalen dat binnen de Raad van Ministers verdedigd zal worden. Cf. DG E en het CCIM (piloten en expertsysteem)

- …

- Contacteren van journalisten - Opiniestukken schrijven - Persberichten rondsturen en

persconferenties houden - Internetcampagnes - Publiceren van analyses en

onderzoeksrapporten - Conferenties en publieke bijeenkomsten

organiseren - Schrijfcampagnes en petities organiseren - Betogingen en acties organiseren - …

Tabel 1: Categorisering van de strategieën waarlangs belangengroepen invloed trachten uit te

oefenen op de Europese besluitvorming.15

De reeds bestaande beleidsnetwerken spelen niet alleen een erg belangrijke rol in

het verloop van het lobbygebeuren, ze bepalen dus ook de wijze waarop outsiders

hun belangen kunnen ventileren in dit proces. Afhankelijk van de mate waarin 14 Ibid.; VAN DER EIJK, C. De kern van de politiek. Amsterdam, Het Spinhuis, 2001, blz. 94-97. 15 Vrij naar: BINDERKRANTZ, A., Interest Group Strategies: Navigating between Privileged Access

and Strategies of Pressure. Political Studies 53, 2005, blz. 696.; GARDNER, J. N., Effective lobbying in

the European Community. Boston, Kluwer Law and Taxation Publishers Deventer, 162 blz.; VOS, H.,

Besluitvorming in de Europese Unie. (Een survival kit). Gent, Universiteit Gent – Vakgroep Politieke

Wetenschappen, 2005-2006, niet-gepubliceerde cursus, blz. 24-65.

Page 15: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 15

belangengroepen geïntegreerd zijn in de relevante beleidsnetwerken, zien we een

politisering ontstaan die de breuklijnen in de samenleving beklemtonen en van

invloed is op de vorming van nieuwe en/of de samenstelling van reeds bestaande

beleidsnetwerken.16

A. De institutionele setting: Een systeem van ‘checks and balances’?

Aansluitend op deze vaststelling, trachten we een antwoord te formuleren op de

vraag in welke mate de wederzijdse afhankelijkheid tussen de beleidsmakers en de

belangengroepen, voor ‘checks and balances’ zorgen of een ‘positive-sum game/variable-

sum game’ tot stand brengt binnen het politieke systeem waarbinnen er voor elk wat

wils terug te vinden is.17 Dit debat wordt weerspiegeld door de discussies omtrent

het ‘democratisch deficit‘ en wordt bevestigd door de vaststelling dat de economische

weerslag waarmee een gegeven voorstel gepaard gaat, vaak voor een situatie zorgt

waarbij de materiële belangen gaan primeren boven de diffuse belangen van de

civiele maatschappij. Ondanks dat de civiele maatschappij, ‘ownership’ claimt over

het democratisch deficit, zien we bovendien tal van tendensen opduiken die dit

versterken.18 Hierbij kunnen we onder meer verwijzen naar het REACH-dossier

waarbinnen een beperkt aantal NGO’s het moeten opnemen tegen een veelheid aan

machtige, economische en industriële belangengroepen die als gevolg van hun

gewicht voordeel halen uit de wijze waarop de besluitvorming op het Europese

niveau is georganiseerd.19

16 BINDERKRANTZ, A., op.cit., blz. 698. 17 SCHARPF, F. W., op.cit., blz. 73. 18 Deze visie bouwt verder op de ideeën van ‘Alexis de Tocqueville’ (1805-1859) die stelde dat de

civiele maatschappij optreedt als een socialiserende factor in het dichten van de kloof tussen de

burger en de politiek. Vandaag de dag uit dit discours zich in tal van kritieken ten aanzien van de

neocorporatistische tendens waarmee de besluitvorming gepaard gaat. BERNHAGEN, P. en

BRÄUNIGER, T., Structural Power and Public Policy: A Signaling Model of Business Lobbying in

Democratic Lobbying. Political Studies 53, 2005, blz. 45.; HEYWOOD, A., Politics. Basingstoke,

Palgrave, 2002, blz. 218. WARLEIGH, A., ‘Europeanizing’ Civil Society: NGOs as Agents of

Political Socialisation. Journal of Common Market Studies 39:4, 2001, blz. 619-639.

http://www.corporateeurope.org 19 REACH heeft betrekking op de ‘Registratie, Evaluatie, Autorisatie van Chemische stoffen’ en wordt

gekenmerkt door een groots opgezette krachtmeting tussen de diverse belangengroepen waarbij

Page 16: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 16

B. ‘Governance’-initiatieven en ‘politieke opportuniteiten’

Met betrekking tot de analyse van de mogelijkheden waarover de diverse

belangengroepen beschikken en het zoeken naar een evenwicht tussen het

procesmatige of resultaatsgerichte karakter binnen het Europese politieke systeem,

dienen we eveneens te verwijzen naar een aantal initiatieven die gericht zijn op het

vergroten van de participatiemogelijkheden van de belangengroepen enerzijds en

verhogen van de openheid, aansprakelijkheid, coherentie & effectiviteit binnen de

Europese instellingen anderzijds.20 In eerste instantie, kan hierbij gedacht worden

aan de initiatieven die de Europese Commissie heeft genomen in het kader van de

‘White Paper on Governance’. Ondanks dat we hier een aantal wezenlijke gevolgen

voor lobbygebeuren kunnen onderscheiden, lijkt een ‘governance’-discours nog

veraf te zijn doordat we binnen de Europese institutionele setting tal van

persistente bestuursstijlen, -tradities en conflicten kunnen opmerken die maken dat

het voor belangengroepen interessant blijft om een gedifferentieerde, ‘advocacy’-

georiënteerde strategie na te streven die de politieke breuklijnen in de samenleving

beklemtonen.21

In onze analyse van de positie van de civiele maatschappij en de milieubeweging,

dienen we eveneens te verwijzen naar het belang van de ‘Aarhusconventie’. Deze

conventie voorziet in een aantal minimumnormen met betrekking tot de toegang

tot informatie, publieke participatie in de besluitvorming en de mogelijkheid om

zich te richten tot rechterlijke instanties in milieuaangelegenheden.22 In dit opzicht

is het interessant om een blik te werpen op de wijze waarop men op het Europese

niveau aankijkt naar de implementatie van de ‘Aarhus’-principes binnen de

de Chemische industrie er alles aan doet om het initiële voorstel zoveel mogelijk uit te hollen.

SCHÖRLING, I. en LIND, L., REACH - The Only Planet Guide to the Secrets of Chemicals Policy in the

EU. What Happened and Why? Brussel, 2004, 81 blz. 20 COM(2001) 428 FINAL, op.cit., blz. 10. 21 KOHLER-KOCH, B., Organized Interests in the EC and the European Parliament. European

Integration online Papers 1(9), 1997, blz. 1.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1997-009a.htm) 22 CONVENTION on Access to Information, Public Participation in Decision-Making and Access in

Environmental Matters. Aarhus, 1998, 25 blz.

Page 17: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 17

instellingen en de organen van de gemeenschap.23 Hierbij kunnen er tal van vragen

worden gesteld over de gevolgen die de implementatie van de conventie zal

hebben op de Europese ‘politieke opportuniteitsstructuren’ en de betrokkenheid van

de milieubeweging in het Europees milieubeleid. In dit opzicht wordt onze

aandacht voornamelijk gewekt rond de vraag in welke mate de milieubeweging

‘locus standi’ verwerft om een verzoek tot interne herziening van een

administratieve handeling in te dienen bij het Hof van Justitie.24

1.1.1.2 De aard van de belangengroepen

Naast het analyseren van de institutionele karaktertrekken die aan de basis liggen

van – het spanningsveld tussen ‘input’- en ‘outputlegitimiteit’ en – de vorming van

beleidsnetwerken, dienen we eveneens te verwijzen naar de eigenheid van de

diverse belangengroepen en de capaciteiten waarover ze beschikken om hierop in

te spelen.25 De fragmentatie van het Europese besluitvormingsproces in meerdere

machtscentra, vereist niet alleen voldoende middelen (budgetten, personeel) in het

opbouwen van de nodige expertise en contacten, het zorgt er bovendien voor dat

het voornamelijk de internationaal en Europees georiënteerde belangengroepen

zijn die – door middel van de Brusselse strategie – toegang vinden tot de Europese

instellingen.26 In dit opzicht kunnen we concreet verwijzen naar ‘Greenpeace’ en

23 TAYLOR, M., Public Involvement in Environmental Decision-Making. blz. 161-162. in: SCHEUER, S.,

e.a., EU Environmental Policy Handbook. Brussel, European Environmental Bureau, 340 blz. 24 TORRENS, D. L., Locus Standi for Environmental Associations under EC Law – Greenpeace – A

missed Opportunity for the ECJ. Reciel – Locus standi after Greenpeace 8(3), 1999, blz. 336.;

COM(2003) 622 FINAL, Proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council on the

application of the provisions on the Århus Convention on Access to Information, Public Participation in

Decision-Making and Access to Justice in Environmental Matters to EC institutions and bodies. Brussel,

2003, 31 blz. 25 De ‘Resource Mobilisation Theory’ focust zich hierbij op de interne bronnen waarover de civiele

maatschappij beschikt en stelt daarbij een causaal verband vast tussen de beschikbaarheid van

deze bronnen en de ‘collectieve actie’-strategieën waarop zij zich gaan beroepen. HILSON, C., New

social movements: the role of legal opportunity. Journal of European Public Policy 9:2, 2002, blz. 240. 26 VOS, H., op.cit., blz. 32.

Page 18: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 18

‘Friends of the Earth’ (FoE) die als gevolg van hun structurele kenmerken en

ervaringen over een aanzienlijke expertise en flexibiliteit beschikken om te reageren

op een steeds wijzigende mondiale en Europese context.27 Deze flexibiliteit en

professionaliteit is nodig om te anticiperen op het gegeven dat de – in omvang

beperkte – Europese milieubeweging, haar aandacht dient te diversifiëren over een

zeer uiteenlopend aantal milieurelevante thema’s die tal van beleidsdomeinen

raken.28 Dit staat in schril contrast met de grotere economische belangensectoren

waarbinnen, al naargelang het thema, andere issuespecifieke belanghebbenden –

met tastbare kosten en eisen – op de voorgrond treden. Desondanks, zien we dat de

Europese Commissie de ‘capabilities-expectations’-gap waarmee de milieubeweging

geconfronteerd wordt enigszins tracht te dichten door ze van de nodige financiële

ondersteuning te voorzien (empowerment).29 Niettegenstaande we tal van

pragmatische redenen kunnen identificeren deze financiële ondersteuning

motiveren, vormen ze een niet te onderschatten aandeel in het totaal aan

werkingsmiddelen waarover de diverse milieuorganisaties – met uitzondering van

Greenpeace International – kunnen beschikken.30

27 TIMMER, V., Greenpeace be Nimble, Friends of the Earth be Quick: Agility, Adaptive Capacity

and the Organisational Effectiveness of International Nongovernmental Organisations. Paper

prepared to be presented at the 2005 Berlin Conference on the Human Dimensions of Global Environmental

Change International Organisations and Global Environmental Governance, Canada, University of

British Colombia, 2005, 32 blz.

(http://www.fu-berlin.de/ffu/akumwelt/bc2005) 28 http://europe.eu.int/comm/dgs/environment/index_en.htm 29 Het besluit 97/872/EG voorzag daarbij voor het eerst in een regeling die gericht was op de

financiële ondersteuning van de milieubeweging. 97/872/EC, Council Decision of 16 December

1997 on a Community action programme promoting non-governmental organisations primarily

active in the field of environmental protection. Official journal L354, blz. 25-29 30 In dit opzicht trachten de Europese instellingen overeenkomstig met de meerjarenbegroting 2007-

2013, de bestaande budgetlijnen voor de milieubeweging te vervangen door een transparanter

financieel instrument (LIFE+) dat tegemoet dient te komen aan de realisatie van de engagementen

die ze op vlak van het leefmilieu (en de ‘6th Environment Action Programme’) hebben genomen.

COM(2001) 31 FINAL, Communication from the Commission to the Council, the European Parliament,

the Economic and Social Committee and the Committee of the Regions on the Sixth Environment Action

Programme of the European Community: ’Environment 2010: ‘Our future, Our choice’. Brussel, 2001, 81

Page 19: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 19

Verder trachten de niet-gouvernementele organisaties hun flexibiliteit en

aanpassingsvermogen uit te buiten door gezamenlijke acties te ondernemen in

wisselende allianties. Anticiperend op hun – eerder vermelde – beperkingen

trachten ze daarbij hun krachten te bundelen door zich volgens hun ‘comparatieve

voordelen’ te organiseren in veelal informele netwerken.31 Naarmate het monopolie

van het EEB afnam, het Europees milieubeleid aan belang won en er nog andere

milieuorganisaties opdoken die zich op het Europese niveau wensten te profileren,

groeiden de contacten tussen deze organisaties uit tot het informele ‘Green 10’-

netwerk dat bestaat uit de volgende organisaties: Birdlife International, CEE

Bankwatch, Climate Action Network Europe (CAN-E), European Environmental Bureau

(EEB), European Public Health Alliance – Environmental Network, Friends of the Earth

Europe (FoEE), Greenpeace European Unit, Friends of Nature International (FNI),

European Federation for Transport & Environment (T&E), World Wild Fund for Nature –

European Policy Office.32 Hoewel deze alliantie duidelijk schaal- en specialisatie-

voordelen met zich meebrengt, kunnen er vragen worden gesteld over de mate

waarin er ‘free rider’-gedrag optreedt binnen deze alliantie waarbij men profiteert

van de inspanningen van de anderen, zonder zelf tot constructieve bijdragen over

te gaan.33 Ondanks dat er heel wat handelingen worden gesteld in naam van de

‘Green 10’, mogen we ons hier evenwel niet op blind staren. Dit omdat er niet een

patroon van collaboratie tussen de vele belangengroepen bestaat, maar ook omdat

we heel diverse beleidsstijlen en –filosofieën kunnen onderscheiden die er toe

leiden dat de verschillende organisaties individueel gaan handelen.34

blz.; COM(2004) 621 FINAL, Proposal for a Regulation of the European Parliament and the Council

concerning the Financial Instrument for the Environment (LIFE+). Brussel, 2004, 30 blz. 31 WEBSTER, R., Greening Europe together: the collaborative strategies of the European

environmental NGOs. paper prepared for Panel 2-10 Policy-Making in Europe - Political Studies

Association 52nd Annual Conference ‘Making Politics Count’, London, Birkbeck College - university of

London, 2002, blz. 2. 32 GREEN 10, Introducing the GREEN 10 Group of environmental NGOs active at EU level. Brussel, 2005,

28 blz.

(http://www.panda.org) 33 HOJNACKI, M., Organised Interests’ Advocacy Behavior in Alliances. Political Research Quarterly

51:2, 1998, blz. 437. 34 WEBSTER, R., op.cit., blz. 3.

Page 20: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 20

Als dusdanig blijft de vaststelling overeind dat het om ‘structureel-institutionele’

redenen voor NGO’s en andere kleinere belangengroepen vaak moeilijk is om zich

met de Europese besluitvorming in te laten. De idee dat men in een weinig

invloedrijke positie zit, zorgt daarbij voor een zichzelf versterkend effect of ‘self-

fulfilling prophecy’ waarbij men nog minder inspanningen gaat leveren op dit niveau

en ze slechts sporadisch van zich laten horen doorheen de hun ter beschikking

staande ‘outsiderstrategieën’. Deze vaststelling maakt dat Vlaamse NGO’s in heel

wat gevallen achter de feiten aanhollen en zich beperken tot het onderhouden van

een aantal ‘ad hoc’-contacten met de Belgische vertegenwoordigers in het Europees

parlement en de relevante federale instanties doorheen de nationale route.35 Gelet

op het feit dat men slechts invloed kan uitoefenen wanneer men actief aanwezig is

op de diverse intergouvernementele en supranationale fora, maakt het – vanuit

strategisch oogpunt – interessant om tot coalitievorming over te gaan en zich te

verenigen in Europese associaties en koepelorganisaties die hun belangen op een

indirecte wijze vertegenwoordigen op de hoogste echelons binnen het

besluitvormingsproces.

1.1.2 Doelstellingen

Hoewel het lobbygebeuren en het werken met beleidsnetwerken soms terecht

wordt bekritiseerd, kan men uit de bovenstaande bevindingen afleiden dat het deel

uitmaakt van de dagdagelijkse realiteit.36 Door de beperkingen in middelen en

expertise zijn de Europese instellingen niet alleen afhankelijk van de informatie en

expertise (outputlegitimiteit) die deze lobbyorganisaties aanbieden, ze zullen deze

35 GANSEMANS, J. (ex-medewerker bij Europarlementslid Bart Staes), Interview, via bezoek bij de

Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen vzw, d.d. 21 maart 2006. 36 CHANDLER, H., Lobby Planet. Brussels, the EU quarter. Amsterdam, Corporate Europe

Observatory, 2004, 24 blz.

(http://www.corporateeurope.org)

Page 21: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 21

groepen ook op een actieve manier betrekken in de besluitvorming.37 De

hoofddoelstelling binnen deze thesis, bestaat er dan ook uit die patronen te

identificeren die de betrokkenheid van de relevante Europees en nationaal

georiënteerde NGO’s in het lobbygebeuren kenmerken. Hierbij is het de bedoeling

om een analyse te bieden van:

- De institutionele setting die van invloed is op het lobbygebeuren en de

vorming van beleidsnetwerken (politieke opportuniteitsstructuren);

- De invloed van de institutionele kenmerken op de aanwezigheid van de

milieubeweging binnen het Europese besluitvormingsproces.

- De specifieke processen die zich afspelen tussen de milieubeweging, de

beleidsmakers en de overige belangengroepen binnen de beleidsnetwerken;

- De capaciteiten van de milieubeweging en de wijze waarop de organisaties

hierbinnen anticiperen op de ‘capabilities-expectations’-gap waarmee ze

geconfronteerd worden in hun relatie met de Europese Unie.

1.2 Overzicht

In het eerste deel van deze scriptie gaan we in op de neocorporatistische en

pluralistische conceptie van het lobbygebeuren binnen de Europese Unie en zoeken

we naar argumenten die deze benaderingswijzen tegenspreken. Als dusdanig, gaan

we op zoek naar een netwerkbenadering van het lobbygebeuren en trachten we te

onderzoeken in welke mate de institutionele setting bepalend is voor het

lobbygebeuren. Dit vanuit de overweging dat de mogelijkheden en strategische

keuzes van de diverse lobbygroepen bepaald worden door de ‘politieke

opportuniteitsstructuren’ (POS) die de ‘multi-level governance’-setting kenmerken. In

dit opzicht dienen we aandacht te besteden aan het specifieke karakter van het

Europese ‘three-level game’ waarbinnen we een dialectische relatie tussen de ‘logic of

37 FROM, J., Decision-making in a complex environment: a sociological institutionalist analysis of

competition policy decision-making in the European Commission. Journal of European Public Policy

9:2, 2002, blz. 224.

Page 22: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 22

membership’ en ‘logic of influence’ kunnen onderscheiden. In dit kader dienen we

eveneens aandacht te besteden aan de diverse ‘governance’-initiatieven die men,

anticiperend op het democratisch deficit, geeft genomen vanuit de Europese

Commissie.

In het tweede deel van deze scriptie, trachten we na te gaan welke de specifieke

machtsbronnen zijn, waarover de milieubeweging kan beschikken en in welke mate

deze middelen hen toelaten om de institutionele ‘politieke opportuniteiten’ uit te

buiten. Gesteld dat de middelen waarop de milieubeweging kan beroep doen in het

lobbygebeuren, schaars zijn, maakt dat ze over de nodige adaptieve capaciteiten

dient te beschikken om dit te compenseren. Deze capaciteiten komen tot uiting,

doorheen de vorming van diverse allianties en projectgebonden coalities enerzijds

en de diversificatie van ‘access’- en ‘voice’-strategieën anderzijds. Niettegenstaande

we tal van breuklijnen kunnen onderscheiden binnen de milieubeweging, gaan we

er van uit dat de vorming van allianties, het nastreven van ‘access’-strategieën en

het bespelen van de publieke opinie doorheen de media (outsiderstrategieën) er

voor zorgt dat de milieubeweging er vaak in slaagt om (a) bepaalde beleidsthema’s

op de politieke agenda te plaatsen, (b) de bestaande breuklijnen in de verf te zetten

en (c) zich te vestigen in tal van beleidsnetwerken met de beleidsmakers.

Tenslotte, trachten we te onderzoeken welke verschuivingen de implementatie van

de ‘Aarhusprincipes’ zal hebben op de positie van de milieubeweging binnen het

Europese besluitvormingsproces. De vaststelling dat de Europese Unie in het

verleden reeds tal van investeringen heeft gedaan op vlak van aansprakelijkheid,

openheid en participatie, brengt er ons toe te besluiten dat de implementatie van de

‘Aarhus’-principes binnen de lidstaten en de Europese instellingen voornamelijk

symbolisch van aard is en er nog een ganse weg af te leggen is vooraleer we

kunnen spreken van ‘environmental’-governance. Niettegenstaande we tal van

nieuwe opportuniteiten kunnen onderscheiden voor de milieubeweging, neemt de

implementatie van de ‘Aarhus’-principes niet weg dat de diverse lidstaten het erg

moeilijk blijven hebben om hun milieuverplichtingen na te komen. Ondanks dat er

tal van maatregelen worden genomen op vlak van informatie en participatie, blijft

Page 23: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Inleiding 23

bovendien de vaststelling overeind dat we (a) tal van persistente bestuursstijlen en

–tradities kunnen opmerken op de diverse beleidsniveaus waardoor het moeilijk is

om van een ‘governance’-discours te spreken en (b) het lobbygebeuren gekenmerkt

wordt door een machtsstrijd dat aan tal van eigen wetten en dynamieken

onderhevig is.

Page 24: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 24

“Whilst there are undoubtedly policy communities and networks which exhibit both

stability and exclusiveness and do control policy agendas, there appear to be counter-

tendencies which lead to lack of control, policy instability, and unpredictable outcomes”.1

2 Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’

Als gevolg van het ‘sui generis’ karakter van de Europese constructie, worden we

met tal van moeilijkheden geconfronteerd om tot een alomvattende benaderings-

wijze te komen van de diverse processen die zich hierbinnen afspelen.2 Kijken we

naar het Europese besluitvormingsproces, dan zien we dat dit niet beperkt blijft tot

een louter interinstitutioneel spel of ‘three-level game’ tussen de diverse Europese

instellingen, we zien ook tal van externe actoren en belangengroepen opduiken. De

ontvankelijkheid van de Europese instellingen voor de externe druk van een

amalgaam aan belangengroepen, wordt daarbij vaak bekeken vanuit de idee dat we

met ‘systeem falen’ geconfronteerd worden wanneer het beheer van onze complexe

maatschappij wordt overgelaten aan de exclusieve heerschappij van de overheid of

de markt.3 Met deze basisveronderstelling in het achterhoofd, zien we diverse (min

of meer) formele en informele beleidsnetwerken opduiken in het spoor van de

formele structuur van de Europese Unie. Deze constructies worden als instituties

beschouwd waarbij wordt uitgegaan van een ruilsituatie waarbinnen

bureaucraten/politici (vraagzijde) en belangengroepen (aanbodzijde) elkaar op een

actieve wijze ontmoeten. Met het oog op het analyseren van de positie van de 1 Gecit. in: RICHARDSON, J., Government, Interest Groups and Policy Change. Political Studies 48,

2000, blz. 1008. 2 CHECKEL, T. J., e.a., Integrating Institutions: Theory, Method, and the Study of the European

Union. Comparative Political Studies – Special Issue 36:1-2., 2003, blz. 2.; JACHTENFUCHS, M.,

Democracy and Governance in the European Union. European Integration online Papers 1(2), 1997,

blz. 1.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1997-002a.htm) 3 BÖRZEL, T. A., What’s So Special About Policy Networks? – An Exploration of the Concept and

the Usefulness in Studying European Governance. European Integration Online Papers 1(16), 1997,

blz. 4.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1997-016a.htm)

Page 25: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 25

milieubeweging, volstaat het evenwel niet om belangenbehartiging enkel in termen

van vraag en aanbod te beschrijven, het is eveneens noodzakelijk om de ‘politieke

opportuniteiten’ die voortvloeien uit de institutionele setting in rekening te brengen

en oog te hebben voor de specifieke karakteristieken van de diverse belangen-

groepen.4

2.1 ‘Logic of membership’ versus ‘logic of influence’

Ondanks dat men het werken met beleidsnetwerken binnen de Europese

instellingen vaak gaat verantwoorden vanuit een ‘governance’-discours, stellen we

ons de vraag, welke de structurele verhoudingen zijn die ontstaan tussen de

diverse belangengroepen en ‘advocacy’-coalities als gevolg van:

(a) de specifieke institutionele setting (logic of influence) waarbinnen zich tal van

beleidsnetwerken vormen; en,

(b) de verschillen in de ter beschikking staande machtsbronnen en de

samenstelling van het belangenveld (logic of membership).5

Aanvullend op deze opdeling van Schmitter & Streek, stelt zich dus de vraag in

welke mate we hier wel met een bewuste bestuursvorm te maken hebben die

aansluit bij de ideeën van de Europese Commissie en politiek conflict tracht te

kanaliseren, dan wel met een setting waarbinnen beide logica’s elkaar gaan

tegenwerken en we tal van machtsbestendige beleidsnetwerken, constructies of

4 BLOM-HANSEN, J., A ‘new Institutional’ perspective on policy networks. Public Administration

75, 1997, blz. 673-674.; EISING, R., The access of business interests to European Union Institutions:

notes towards a theory. ARENA working paper 29, 2005, blz. 5. 5 Hierbij worden ‘advocacy’ coalities gedefinieerd als de binnen een bepaald subsysteem

waarneembare belanghebbenden die – met een gelijkaardig waardepatroon, een aantal gedeelde

belangen en een gemeenschappelijke perceptie op de problemen – hun acties trachten te

coördineren met de bedoeling het beleid in een door hen gewenste richting te beïnvloeden.

SABATIER, P.A., JENKINS-SMITH, H. C., The Advocacy Coalition Framework: An Assessment. blz.

120. ; SABATIER, P. A., e.a., Theories of the Policy Process. Colorado, Westview Press, 1999, 289 blz.

Page 26: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 26

instituties kunnen waarnemen die het lobbygebeuren vorm geven.6 Wij gaan hierbij

van uit de veronderstelling dat de ‘multi-level governance’-setting (logic of influence)

voor een situatie zorgt waarbinnen we diverse ‘access points’ kunnen onderscheiden

waarlangs lobbying mogelijk is, maar er – ondanks de initiatieven die de Europese

Commissie in het kader van de ‘White Paper on Governance’ en de Aarhusconventie

heeft genomen – geen gecoördineerd systeem van belangenbehartiging kan

ontstaan als gevolg van het feit dat er heel wat persistente bestuursstijlen, -tradities

en conflicten kunnen worden opgemerkt binnen deze setting. Daarenboven, kan er

eveneens worden gesteld dat de lobbystijlen die de diverse belangengroepen

hanteren, vaak een ontsporend karakter hebben waardoor het erg moeilijk wordt

om nog van een ‘governance’-benadering te spreken.7 In dezelfde zin, gaan we er

van uit dat het relatief moeilijk is om tot sluitende uitspraken te komen van de

structurele verhoudingen – en uiteindelijke invloed – die de diverse ‘advocacy’

coalities weten uit te oefenen doordat we met een steeds wijzigende machtsbalans

binnen het veelgelaagde besluitvormingsproces geconfronteerd worden.

2.2 Voorbij de marktgeoriënteerde, pluralistische en neocorporatistische visie

van het lobbygebeuren

Als we kijken naar de diverse wetenschappelijke benaderingen rond het (Europese)

lobbygebeuren, dan kunnen we een 2-tal stromingen onderscheiden die gedurende

lange tijd dominant zijn geweest en nog steeds een zekere relevantie hebben, nl.:

het pluralisme en neocorporatisme. Beide benaderingswijzen kenmerken zich door

het basisuitgangspunt dat het beleidsproces niet langer mag worden gezien als een

geïsoleerd gegeven, maar als een gebeuren dat onderhevig is aan de externe druk

die afkomstig is van een uiteenlopend aantal belangengroepen die zich – met hun

6 BÖRZEL, T. A., op.cit., blz. 4.; PETERS, G. B., e.a., The Politics of Path Dependency: Political

Conflict in Historical Institutionalism. The Journal of Politics 67:4, 2005, blz. 1276.; KOHLER-KOCH,

B., Organized Interests in the EC and the European Parliament. European Integration online Papers

1(9), 1997, blz. 1.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1997-009a.htm) 7 KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 4.

Page 27: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 27

uiteenlopende capaciteiten of actiemogelijkheden, belangen, percepties en beleids-

preferenties – in het beleid wensen te profileren.8 Toch kunnen we een aantal

wezenlijke verschillen opmerken tussen beide invalshoeken.

2.2.1 Kritieken op de pluralistische conceptie van het lobbygebeuren

In tegenstelling tot het neocorporatisme, vertrekt het pluralisme van de basis-

veronderstelling dat de staat of het politieke systeem een passieve actor is

waarbinnen de macht wijd – en gelijk – verspreid is over een arena waarbinnen er

een competitie plaats vindt tussen diverse belangengroepen: “A pluralist system […]

comprises an unspecified number of multiple, voluntary, competitive, non-hierarchically

ordered, and self-determined (as to type and scope of interest) categories not licensed,

recognised, subsidised, created or otherwise controlled by the State, without monopoly of

representational activity within their respective categories”.9 Binnen deze

conceptualisering stelt men dat er tegenover elk belang, een andere belang bestaat

(countervailing powers) en er geen institutionele vooringenomenheid is, dat in het

voordeel werkt van een welbepaalde belangencategorie of -groep.10 In dit opzicht

stelt Justin Greenwood dat de fragmentatie van de macht binnen de Europese

constructie en de complexiteit waarmee het besluitvormingsproces gepaard gaat,

voor een situatie zorgen waarbinnen er geen systematische dominantie in het

voordeel van een welbepaald belang mogelijk is: “The EU political system is one in

which no one type of interest can routinely dominate. This is because of the muliple levels of

EU policy making, the diffusion of power between its constituent parts, its accessibility to a

8 SABATIER, P. A., The need for better theories. blz. 11. in: SABATIER, P. A., e.a., op.cit., 289 blz. 9 Gecit. in: FALKNER, G., Corporatist Governance and Europeanisation: No Future in the Multi-

Level Game. European Integration online Papers 1(11), 1997, blz. 2.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1997-011a.htm) 10 HEYWOOD, A., Politics. Basingstoke, Palgrave, 2002, blz. 89-90.; MICHALOWITZ, I., EU Lobbying.

Principals, Agents and Targets: strategy interest intermediation in EU policy making. Potsdam/Berlijn,

Publik Affairs und Politikmanagment, 2004, blz. 26.

Page 28: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 28

range of interests, and its sheer complexity”.11 Aansluitend hierop, legt men binnen de

pluralistische beleidscontext, de nadruk op het belang van het procesmatige

karakter en de inputlegitimiteit waarmee beleidsontwikkeling gepaard gaat. Binnen

het pluralisme, zouden we met andere woorden te maken hebben met een vorm

van legitimiteit die – in tegenstelling tot de neocorporatistische outputlegitimiteit –

voortvloeit uit de participatie van een groot aantal belangengroepen die de

politieke breuklijnen in de samenleving weerspiegelen.12 Binnen deze context,

wordt het lobbygebeuren in markteconomische termen omschreven als elke

rationele handeling dat met het oog op het beïnvloeden van het beleid (en het

beleidsproces) wordt gesteld en als een competitieve strijd tussen belangengroepen

waarbij beïnvloeding slechts mogelijk is omdat er een zekere ontvankelijkheid

tegenover staat.13 Ondanks dat het pluralisme lange tijd dominant geweest is,

kunnen er tal van kritieken tegen deze benaderingswijze worden geformuleerd.

2.1.1.1 Passiviteit van het politieke systeem

Een eerste kritiek, richt zich op het passieve karakter dat aan het politieke systeem

wordt toegeschreven. Wensen we tot een verklaring te komen van de bestaande

interactiepatronen die in het kader van het lobbygebeuren plaats vinden, dan

volstaat het niet langer om enkel de eenzijdige wens van de belangengroepen in

11 Gecit. in: GREENWOOD, J., Interest Representation in the European Union. Basingstoke, Palgrave,

2003, blz. 2. 12 Outputlegitimiteit heeft hierbij betrekking op de effectiviteit van de besluitvorming en de

legitimiteit die voortvloeit uit dit succes. GREENWOOD, J., The World of EU NGOs and Interest

Representation., blz. 1, 6. 13 Volgens Knoke kunnen we pas over invloed spreken: ”[…] when one actor intentionally transmits

information to another that alters the latter’s actions from what would have occured without that

information”. Gecit. in: BETSSILL, M. M. en CORELL, E., NGO Influence in International

Environmental Negotiations: A Framework for Analysis. Global Environmental Politics 1:4, 2001,

blz. 74.; COM(2006) yyy Final, Green Paper: European Transparency Initiative. Brussel, 2006, blz 5.;

BERNHAGEN, P. en BRÄUNINGER, T., Structural Power and Public Policy: A Signaling Model

of Business Lobbying in Democratic Capitalism. Political Studies 53, 2005, blz. 45.;

MICHALOWITZ, I., op.cit., blz. 26.

Page 29: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 29

rekening te brengen. Het is eveneens noodzakelijk om de diverse beleidsnetwerken

in overweging te nemen die de beleidsmakers oprichten met het oog op het

realiseren van hun doelstellingen: “Specialized information is necessary for making

policy efficient and effective (i.e. output legitimacy). Whereas knowledge about political

mobilization and public support fits into an input-oriented perspective on legitimacy”.14 In

dit opzicht kan er worden gesteld dat er een uitwisseling plaats vindt waarbij

belangengroepen toegang vinden tot de beleidsmakers wanneer ze hen van de

vereiste toegangsgoederen (Expertise, Informatie over het Europees Overkoepelend

Belang, Informatie over het Binnenlands Overkoepelend Belang) en publieke steun

kunnen voorzien met het oog op het realiseren van de belangen van de

samenleving.15

Actoren RUIL

beleidsmakersBelangengroep

(principal) Lobbyist (agent)

Figuur 1: De ruilrelatie in het besluitvormingsproces.16

2.1.1.2 Discrepanties tussen ‘logic of influence’ en ‘logic of membership’

Ondanks dat deze conceptualisering, het lobbygebeuren in termen van wederzijdse

afhankelijkheid bekijkt, stellen we een aantal discrepanties vast die een ideaal-

typische pluralistische setting in de weg staan en betrekking hebben op de ‘logic of

influence’ en de ‘logic of membership’. Als we al diverse toegangspoorten kunnen

14 Gecit. in: BEYERS, J. en KERREMANS, B., Bureaucrats, Politicians And Societal Interests. How Is

European Policy Making Politicized? Comparative Political Studies 37:10, 2004, blz. 1140. 15 BOUWEN, P., Lobbying in de Europese Unie: Is er nog toekomst voor nationale belangengroepen.

Res Publica 4, 2003, blz. 688.; PAPPI, F. U. en HENNING, C. H.C.A., The organization of influence

on the EC’s common agricultural policy: A network approach. European Journal of Political Research

36, 1999, blz. 265. 16 Naar: MICHALOWITZ, I., op.cit., blz. 56.

Page 30: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 30

onderscheiden binnen de Europese constructie, dan bestaat het risico dat er een

kortsluiting ontstaat als gevolg van het overaanbod aan belangengroepen.17 Dit

wordt verder versterkt door de gedachte dat, binnen een open en complex politiek

systeem, het verkrijgen van een insiderstatuut voornamelijk in het kamp lijkt te

liggen van de desbetreffende belangengroepen die er, met hun specifieke

capaciteiten, maar moeten in slagen om zich te profileren in het Brusselse circuit.

De wijze waarop men georganiseerd is kan, samen met de informatie of expertise

waarover men beschikt, als een machtsfactor worden gezien dat bepaalde

belangengroepen onderscheidt van anderen in hun contacten met de beleidsmakers

en de invloed die ze kunnen uitoefenen. Kenmerkend aan het lobbygebeuren

binnen de Europese instellingen, is het elitaire karakter waarmee dit gepaard gaat.18

Vandaar gaan we in tegen het – uit het pluralisme ontleende – discours van

‘countervailing powers’ (Galbraith) waarbinnen gesteld wordt dat alle belangen-

sectoren op een evenredige wijze vertegenwoordigd zijn in het lobbygebeuren als

gevolg van het feit dat: “[…] a dynamic equilibrium naturally emerges amongst

competing groups, as the success of, say, business merely encourages opponents, such as

labour and consumers, to organize to counter that success”.19

2.1.1.3 Conclusie

Met de bovenstaande redenering in het achterhoofd, zijn we dus genoodzaakt om

te wijzen de dialectische relatie of interne tegenstellingen tussen (a) de

pluralistische context, (b) de dominantie van economische belangengroepen

hierbinnen en (c) de organisatorische capaciteiten/machtsmiddelen of lobby-

factoren waarover de diverse belangensectoren beschikken.20

17 EUROPEAN PARLIAMENT, Lobbying in the European Union: Current rules and practices.

Luxemburg, Constitutional Affairs Series, 2003, blz. 16. 18 EISING, R., The access of Business interests to European Union Institutions: notes towards a

theory. ARENA Working Paper 29, 2005, blz. 3.; GREENWOOD, J., op.cit., blz. 3. 19 Gecit. in: HEYWOOD, A., op.cit., blz. 274. 20 Wanneer we kijken naar de samenstelling van het Brusselse lobbygebeuren, dan stellen we vast

dat er hier van een pluralistische context nauwelijks sprake is. Zo zien we dat er zo’n 15.000

Page 31: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 31

K, B

B<K Baten B>K Lobbykosten B>K = lobbyen B<K = niet lobbyen

Lobbybronnen (r) /Lobbygroepen

Figuur 2: Lobbykosten en –baten vanuit een pluralistische, intern-organisatorische logica21

Kort gesteld, komt het er op neer dat naarmate er meer belangengroepen ten tonele

verschijnen, een belangengroep meer lobbyfactoren zal moeten inzetten waardoor

de totale en marginale lobbykosten zullen toenemen, terwijl de baten slechts

degressief zullen stijgen (marginale kosten dalen).22 Als dusdanig, vergroot de

kloof tussen wat belangengroepen – zoals milieuorganisaties – wensen te realiseren

en de machtsmiddelen die ze daarvoor ter beschikking hebben (‘capabilities-

expectations’-gap) naarmate er meer belangengroepen ten tonele verschijnen. In

dezelfde zin, zien we dat men – vanuit de idee van het democratisch deficit –

marktcorrigerend gaat optreden doorheen het uitwerken van consultatie-

standaarden en het verlenen van subsidies.23 Specifiek, kunnen we hierbij

verwijzen naar de inspanningen van de Europese Commissie die in het licht van de

‘white paper on Governance’ werden genomen en een aantal minimumcriteria voor

lobbyisten actief zijn in Brussel, waarbij de meerderheid daarvan (70%), ingezet zouden worden

voor de belangen van de bedrijfswereld, terwijl slechts 20% van de aanwezige lobbyisten de

belangen van de – zeer ruime gedefinieerde - NGO’s (milieubeweging, handelsorganisaties,…)

vertegenwoordigen. De overige 10% behartigen op hun beurt de belangen van regio’s, steden en

internationale instellingen. CORPORATE EUROPE OBSERVATORY, Lobby planet, Brussels the EU

quarter. Amsterdam, Corporate Europe Observatory, blz. 7. 21 Naar: BROSCHEID, A. en COEN, D., Business Interest Representation and European Commission

For a: A game Theoretic Investigation. MPIfG Working Paper 02/7, 2002, blz. 10. 22 Ibid., blz. 9.; DE CLERCQ, M, Economie toegelicht. Leuven, Garant, 2002, blz. 140-145. 23 KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 1.

Page 32: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 32

beleidsconsultatie tot gevolg hadden.24 Besluitend, kunnen we dus stellen dat het

verkrijgen van toegang tot de Europese instellingen niet alleen verklaard moet

worden vanuit de organisatorische capaciteiten van de belangengroepen (‘logic of

membership’), maar dat ook meer structurele en institutionele factoren mee moeten

worden opgenomen in onze analyse.25

2.2.2 Kritieken op de neocorporatistische visie op het lobbygebeuren

Aanvullend op de opmerking dat het politieke systeem geen passieve actor is, en

er een kortsluiting dreigt te ontstaan wanneer er geen dirigerend optreden in de

belangenvertegenwoordiging plaats vindt, dienen we eveneens aandacht te

schenken aan het neocorporatisme. In tegenstelling tot het pluralisme, ligt het

accent hier eerder op de ‘logic of influence’ en gaat men er van uit dat we niet zozeer

moeten kijken naar verschillen in organisatorische capaciteiten die verschillende

belangengroepen kenmerken, maar naar de structurele en procedurele elementen

(institutionele setting of politieke opportuniteitsstructuren) die het lobbygebeuren

vorm geven.26 “General resources such as members, financial resources and staff are

important, but in addition, some groups control more specific resources valued by decision

makers. […]business groups are particularly privileged because they control crucial

24 COM(2001) 428 FINAL, European Governance: A White Paper. Brussel, 2001, 35 blz.; COM(2002) 704

FINAL, Communication from the Commission: Towards a reinforced culture of consultation and dialogue

– General Principles and minimum standards for consultation of interested parties by the Commission.

Brussel, 2002, 28 blz. 25 BEYERS, J., Voice and Access. Political practices of diffuse and specific interest association in

European policy making. ARENA Working Papers 02/39, 2002, blz. 11. 26 Met andere woorden bepaald de institutionele setting, welke de opportuniteiten zijn voor

belangengroepen om in contact te treden met de beleidsmakers. “Kitchelt defines POS as ‘specific

configurations of resources, Institutional resources, institutional arrangements and historical precedents for

social mobilisation, which facilitate the development of protest movements in some instances and constrain

them in others’ ”. Gecit. in: NENTWICH, M., Opportunity Structures for Citizens’ Participation:

The Case for the European Union. European Integration online Papers 0(1), 1996, blz. 1.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1996-001a.htm)

Page 33: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 33

economic resources”.27 Hierbij kan de vraag worden gesteld in welke mate de

structurele opdeling of polarisatie tussen een beperkt aantal geprivilegieerde

insiders en een grote groep van outsiders, voortvloeit uit een ‘logic of expected

consequences’ of ‘rationele anticipatie’ waarbij men bij het uitwerken van een bepaald

beleid op een passieve wijze tracht te anticiperen op de mogelijke reacties en

politieke risico’s waarmee een gegeven beleidskeuze gepaard gaat. Dan wel, dat de

structurele opdeling de resultante is van een ‘logic of appropriatness’ waarbij de

Europese beleidsmakers uit gaan van de opvatting dat Europa niets meer is dan

een economisch project waarbij men, als normerende actor, genoodzaakt is om

consultaties te onderhouden als gevolg van hun beperkte capaciteiten: “In

increasingly differentiated and complex industrial societies the need for consultation and

bargaining continues to grow, with the result that, perhaps inevitably, institutional

mechanisms emerge to facilitate it”.28 Anders gesteld, gaan we er dus van uit dat

beleidsmakers niet alleen trouw blijven aan die actoren die de economische

sleutelposities in de samenleving innemen als gevolg van de structurele af-

hankelijkheid voor het kapitaal. We gaan er eveneens van uit dat de institutionele

setting een kloof genereert tussen insiders en outsiders en dat die kloof doorheen

de tijd verder versterkt wordt: “[…] the institutional environment is seen as conducive

to the internal features of interest associations and not as an external factor constraining or

enabling particular forms of political mobilisation”.29

Binnen de neocorporatistische logica, is het eveneens interessant om de historische

en structurele band die de economische belangengroepen met de Europese

besluitvormers onderhouden, vanuit een ‘neofunctionalistische’ logica (Ernst Haas) te

bekijken. De ‘spillover’ in de Europese bevoegdheden en de realisatie van de interne

markt resulteerde hierbij niet alleen in het ontstaan van een groot aantal issues-

27 BINDERKRANTZ, A., Interest Group Strategies: Navigating Between Privileged Access and

Strategies of Pressure. Political Studies 53, 2005, blz. 697. 28 Gecit. in: HEYWOOD, A., op.cit., blz. 275.

GOLDMAN, K., Appropriateness and Consequences: The Logic of Neo-Institutionalism.

Governance: An International Journal of Policy, Administration and Institutions 18:1, 2005, 18 blz. 29 Gecit. in: BEYERS, J., op.cit., blz. 14.

BERNHAGEN, P en BRÄUNINGER, T., op.cit., blz. 43.; BINDERKRANTZ, A., op.cit., blz. 697.

Page 34: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 34

pecifieke lobbygroepen, het integratieproject is eveneens de resultante van de

inspanningen van de politieke en economische elites die er tal van complementaire

voordelen in zagen als gevolg van de toegenomen complexe (economische)

interdependentie.30

Toch volstaat ook deze benaderingswijze niet waardoor we kunnen besluiten dat

de beleidsmakers ook maatregelen nemen op domeinen die niet altijd op evenveel

enthousiasme kunnen rekenen bij de industrie.31 In dit opzicht, kan er worden

verwezen naar het ‘Cardiff’-proces van 1998 dat voorzag in een aantal concrete

engagementen van de diverse Raadsformaties binnen de Raad van Ministers met

het oog op de realisatie van art. 6 van het Verdrag van Amsterdam en de integratie

van milieuoverwegingen in de economische sleutelsectoren binnen de Europese

Unie.32 Dat er heel wat beslissingen genomen worden die hevig verzet uitlokken bij

de industrie (CEFIC, BASF, …), blijkt eveneens uit het REACH-voorstel dat een

toonbeeld is van de ‘Cardiff’-doctrine en betrekking heeft op het vervangen van de

huidige, tekortschietende chemicaliënwetgeving.33 Ondanks dat er kan worden

gesteld dat de bureaucraten en politici geen instrumenten zijn van de economische

en materiële belangengroepen, blijft de vaststelling overeind dat sommige politieke

breuklijnen en beleidsthema’s (zoals competitiviteit) meer aandacht krijgen dan

30 CHECKEL, T., op.cit., blz. 4.; COEN, D., The European Business Lobby. Business Strategy Review

8:4, 1997, blz. 17.; COOLSAET, R. en KLEIJSEN, J., op.cit., blz. 122. 31 BERNHAGEN, P en BRÄUNINGER, T., op.cit., blz. 44. 32 In deze zin, stelt het in het Verdrag van Amsterdam geïntroduceerde art. 6 dat: “Environmental

protection requirements must be integrated into the definition and implementation of the Community

policies and activities referred to in Art. 3, in particular with a view to promoting sustainable

development”. KRÄMER, L., The Genesis of EC Environmental Principles. Research Papers in Law

7/2003, 2003, blz. 8.; EUROPEAN ENVIRONMENTAL BUREAU, Work Programme 2006. Brussel,

2006, blz. 34.

(http://www.eeb.org) 33 LENAERTS, U., Nieuwe aanpak van chemische stoffen. Europees milieubeleid in het defensief.

Internationale Spectator 60:3, 2006, blz. 134.; CORPORATE EUROPE OBSERVATORY, Bulldozing

REACH – the industry offensive to crush EU chemicals regulation. Amsterdam, 2005, 16 blz.

(http://www.corporateeurope.org)

Page 35: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 35

anderen waardoor niet iedereen een gelijke toegang vindt tot het besluitvormings-

proces.34

2.2.3 Relevantie van het pluralisme en neocorporatisme?

Niettegenstaande zowel het pluralisme als het neocorporatisme tal van gebreken

vertonen, onthouden we dat we bij het analyseren van het lobbygebeuren moeten

letten op het spanningsveld tussen de ‘logic of influence’ en de ‘logic of membership’

waarbij onze aandacht uit gaat naar:

- het belang van politieke opportuniteitsstructuren (institutionele, structurele

en procedurele setting) in de opdeling tussen insiders en outsiders en het

verloop van het lobbygebeuren enerzijds; en,

- de samenstelling van het belangenveld en het belang van de machtsbronnen

waarover de diverse belangengroepen beschikken anderzijds.

De bewijslast die we terugvinden op het Europese niveau voor de ene of de andere

benaderingswijze, is met andere woorden de resultante van een samenspel tussen

de Europese ‘multi-level governance’- en ‘network-governance’-setting enerzijds en de

samenstelling van het belangenveld anderzijds.

2.3 Naar een ‘beleidsnetwerk’-analyse in een ‘multi-level governance’-setting

Vanuit de vaststelling dat er een gebrekkige empirische relevantie en theoretische

inconsistentie uitgaat van de voorgaande theoretische conceptualiseringen van het

lobbygebeuren, is het aangeraden om de bovenstaande dichotomie te verlaten en

het lobbygebeuren binnen de Europese Unie vanuit een flexibelere invalshoek te

benaderen.35

34 BEYERS, J. en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1126. 35 BÖRZEL, T. A., op.cit., blz. 2.

Page 36: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 36

2.3.1 Beleidsnetwerken: een verhaal van insiders en outsiders

Wanneer we een flexibelere benaderingswijze hanteren om het Europese

besluitvorminsproces te analyseren, dan zien we dat dit niet alleen

geconceptualiseerd dient te worden als een ‘multi-level game’, we kunnen ook tal

van (min of meer) formele en informele beleidsnetwerken onderscheiden die

resulteren uit een functionele differentiatie binnen de Europese instellingen en voor

diverse breuklijnen zorgen. In dit opzicht worden beleidsnetwerken verklaard

vanuit een procesmatige invalshoek waarin men stelt dat: “Governing the EC

[European Community] involves bringing together the relevant state and societal actors and

building issuespecific constituencies. Thus, in these patterns of interaction, state actors and

a multitude of interest organisations are involved in multilateral negotiations about the

allocation of functionally specific ‘values’ ”.36 Ondanks dat men dit vaak vanuit een

alomvattende ‘governance’-discours gaat benaderen, zien we dat ze eveneens het

product zijn van de specifieke identiteit, beleidsstijl en filosofie binnen de

desbetreffende instellingen.37 Als gevolg daarvan, blijft de dichotomie tussen het

pluralisme en neocorporatisme erg relevant. Zodoende kunnen we een opdeling

maken tussen:

(a) de relatief gesloten beleidsnetwerken die – met het oog op het vergroten van

de efficiëntie en effectiviteit van de besluitvorming – tot stand worden

gebracht met de voornaamste belangengroepen en uitgroeien tot heuse ‘iron

triangles’;

36 EISING, R., en KOHLER-KOCH, B., Gecit. in: VAN KERSBERGEN, K., en VAN WAARDEN, F.,

‘Governance’ as a bridge between disciplines: Cross-disciplinary inspiration regarding shifts in

governance and problems of governability, accountability and legitimacy. European Journal of

Political Research 43, 2004, blz. 150. 37 Binnen dit ‘governance’-discours, wordt het werken met beleidsnetwerken dus bekeken als een

specifieke bestuursvorm waarlangs men de effectiviteit, flexibiliteit en de legitimiteit van de

besluitvorming tracht te verhogen.KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 2. ELGSTRÖM, O. en SMITH,

M., Introduction: Negotiating and policy-making in the European Union – processes, system and

order. Journal of European Public Policy 7:5 – special issue, 2000, blz. 677.

Page 37: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 37

(b) de beleidsnetwerken die tot stand komen als gevolg van de toegenomen

politisering en de verdieping van de politieke breuklijnen, variëren in

duurzaamheid en tot doel hebben een zo breed mogelijk draagvlak te

genereren bij het realiseren van een bepaald beleidsvoorstel.38

2.3.1.1 Beleidsnetwerken als machtsstructuren

Vanuit speltheoretische invalshoek stelt men hierbij dat de diverse (min of meer)

formele en informele, interpersoonlijke en interorganisatorische beleidsnetwerken

als machtsstructuren opgevat kunnen worden, waarbij de in deze netwerken

opgenomen belangengroepen met lagere marginale lobbykosten worden

geconfronteerd dan de outsiders in dit proces: “[…] policy networks are not reducible

to functional information exchange processes […] they are channels trough which

principled political debates are triggered and public concerns are represented”.39 De reeds

bestaande beleidsnetwerken spelen niet alleen een erg belangrijke rol in het verloop

van het lobbygebeuren, ze bepalen ook de wijze waarop outsiders hun belangen

kunnen ventileren in dit proces. Bepaalde – materiële – belangengroepen zien in dit

opzicht, de relatie tussen de milieubeweging en het voor milieuaangelegenheden

bevoegde Directoraat-Generaal DG ENV, als een ‘epistemic community’ en trachten

doorheen hun contacten in andere Directoraten-Generaals (DG’s) het verzet te

organiseren.40 Als gevolg van het feit dat milieuaangelegenheden diverse raak-

vlakken hebben met andere beleidsdomeinen, zien we met andere woorden een

rivaliteit en fragmentatie ontstaan tussen de diverse DG’s binnen de Europese 38 BEYERS, J. en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1122-1124.; KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 7. 39 Gecit. in: BEYERS, J., en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1147.

BROSCHEID, A. en COEN, D., op.cit., blz. 9. 40 Dit zou met andere woorden betekenen dat de waarden en ideeën van de beleidsmakers en de

milieubeweging, evenals hun perceptie op beleidsproblemen en de visie van waar het met het

beleid naar toe moet, naar elkaar toe evolueren. HAAS, P. M., Introduction: Epistemic

Communities and International Policy Coordination. International Organization 46:1, 1992, blz. 3.;

MAREY, S. en RICHARDSON, J., Environmental Groups and the EC: challenges and opportunities. blz.

141-156. in: JORDAN, A., Environmental Policy in the European Union. Actors, institutions & processes.

Londen, Earthscan Publications Limited, 2002, 354 blz.

Page 38: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 38

Commissie, die door de diverse belangengroepen als alternatieve fora worden

beschouwd die kunnen worden uitgebuit.41

In dezelfde zin, gaan we er dus van uit dat er achter het ‘beleidsnetwerk’-concept,

een geïnstitutionaliseerde relatie schuil gaat tussen bepaalde belangengroepen en

beleidsmakers binnen bepaalde beleids- en subdomeinen in het besluitvormings-

proces.42 Al naargelang het beleidsdomein dat ter sprake komt, varieert de

samenstelling en openheid van de relevante beleidsnetwerken en worden ze met

diverse ‘duw- en trekkrachten’ geconfronteerd die afkomstig zijn vanuit het ruimere

belangenveld. Deze krachten zijn van invloed op de verschillende interacties en

bepalen als dusdanig ook de evolutie van het beleid: “The power of institutions is not

restricted to shape the “logic of influences” […] Institutions offer constitutive and

regulative rules that contribute to the very constitution of actors, prescribe behavioural

roles, constrain activities and shape expectations”.43 Ook hiervoor vinden we een zekere

bewijslast terug in het REACH-dossier. Zo lokte de steun die de ‘White Paper on

Chemicals’ genoot bij de Raad van Ministers en het Europese Parlement, enerzijds

verzet uit bij de chemische industrie die de economische repercussies of risico’s

aanhaalde, terwijl het aan de zijde van een amalgaam aan milieu- en

consumentenorganisaties tal van verwachtingen creëerde. Het REACH-dossier,

bracht daarbij een ware mobilisatie en polarisering in ‘advocacy’ coalities teweeg

tussen de voor- en tegenstanders die zich vaak op een agressieve wijze en met

wisselend succes wisten te manifesteren binnen de relevante beleidsnetwerken in

het beleidsproces.44

41 PETERSON, J. en BONBERG, E., Decision making in the European Union. Basingstoke, Palgrave,

1999, blz. 190-191. 42 WARD, S. en WILLIAMS, R., From Hierarchy to Networks? Sub-central Government and EU

Urban Environment Policy. Journal of Common Market Studies 35:2, 1997, blz. 442. 43 KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 4. 44 SCHÖRLING, I. en LIND, L., REACH - The Only Planet Guide to the Secrets of Chemicals Policy in the

EU. What Happened and Why? Brussel, 2004, blz. 71-101.

Page 39: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 39

2.3.1.2 ‘Access’ en ‘voice’: politisering als strategie

Met het bovenstaande citaat in het achterhoofd, kan er dus worden gesteld dat het

niet langer volstaat om de voor de belangengroepen ter beschikking staande ‘voice’-

en/of ‘access’-strategieën op een geïsoleerde wijze te bekijken. We gaan hier met

andere woorden uit van de hypothese dat er een band is tussen de institutionele

setting, de privileges die belangengroepen verkrijgen op de diverse niveaus en de

strategische keuzes die ze (met de hun ter beschikking staande middelen) maken.45

Seeking Access

Gaining Access

Voice

INTEREST

Figuur 4: politieke opportuniteitsstructuren en de strategische keuze van een belangengroep.46

De mogelijkheid om de ‘politieke opportuniteiten’ (toegang tot netwerken,

subsidies,…) uit te buiten, heeft met andere woorden een bepalende invloed op de

keuze voor het nastreven van mobilisatie-, media- en lobbystrategieën.47 Zodoende,

zien we dat belangengroepen die binnen de relevante beleidsnetwerken zitten, hun

positie trachten veilig te stellen en/of aan territoriumuitbreiding trachten te doen,

terwijl outsiders er alles aan zullen doen om de zaak te politiseren. Zoals reeds

eerder tot uitdrukking is gekomen, is dit het geval voor het Europees milieubeleid

dat met zijn vele aanknopingspunten met tal van economisch gevoelige

beleidsdomeinen – zoals landbouw, industrie, competitiviteit,… – geplaatst kan

worden in een sterk gepolitiseerde context waarbinnen zich een zeer uiteenlopend

45 BINDERKRANTZ, A., op.cit., blz. 696.; BEYERS, J., op.cit., 36 blz. 46 BEYERS, J., op.cit., blz. 32. 47 HILSON, C., New Social Movements: the role of legal opportunity. Journal of European Public Policy

9:2, 2002, blz. 239.

Page 40: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 40

aantal belangengroepen profileren.48 Afhankelijk van de mate waarin men als

belangengroep of -sector geïntegreerd is in de bestaande beleidsnetwerken, zien we

dat ze belang heeft bij een politisering die van invloed is op de vorming van

nieuwe en samenstelling van de reeds bestaande beleidsnetwerken: “If an issue area

attracts the attention from various actors, corporatist structures of policy-making become

less central, while other modes of influence attain increased importance”.49

Net als ‘Hirschman’ benaderen we de ter beschikking staande strategische keuzes

dus als een continuüm waarbij we kunnen stellen dat: “[…] outsider strategies are

becoming more widely used as interest groups operate in increasingly complex

environments […]. Even though insider strategies are generally seen as the more effective

[…], outsider strategies seem to be on the rise not only in use, but also in terms of

effectiveness […]”.50 Hierbij is het interessant om te wijzen op de variabiliteit van de

‘multi-level governance’-setting waarbij er wisselende gradaties zijn in de contacten

die belangengroepen weten te onderhouden met de Europese instellingen.51 Als

dusdanig, gaan we uit van een situatie waarbij:

(a) de heersende politieke breuklijnen, de samenstelling van beleidsnetwerken

tussen de bureaucratie, politici en belangengroepen beïnvloeden, terwijl;

(b) de institutionele structuur van de ‘overheid’, competitieve ‘advocacy’ coalities

genereert die zich rond die politieke breuklijnen mobiliseren.52

In dit opzicht zien we een complexe situatie opduiken waarbinnen we, als gevolg

van de steeds evoluerende (en vaak ongelijke) machtsverhoudingen op de

48 http://europe.eu.int/comm/dgs/environment/index_en.htm 49 Gecit. in: BINDERKRANTZ, A., op.cit., blz. 698.

BEYERS, J. en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1126. 50 Gecit. in: Ibid., blz. 694. 51 Zodoende, is het mogelijk dat een bepaalde categorie aan belangengroepen zich op het ene niveau

weet te manifesteren in de relevante structuren, terwijl men op de andere niveaus men er maar

niet in slaagt om een machtsbalans te genereren. 52 BEYERS, J. en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1119.

Page 41: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 41

verschillende beleidsniveaus, kenmerken terug vinden van een ‘zero-sum’, ‘positive-

sum’ en ‘variable-sum game’ tussen de diverse belangengroepen.53

2.3.2 Variabiliteit binnen de ‘multi-level governance’-setting: netwerkvorming

als strategische keuze

Gesteld dat de machtsbalans binnen de ‘multi-level governance’-setting erg variabel

is, er diverse machtsbestendige constructies kunnen worden waargenomen in het

lobbygebeuren en belangengroepen met een sterke oppositie worden

geconfronteerd, zien we dat ze zich hiertegen trachten in te dekken doorheen de

coördinatie van hun schaarse bronnen of: “the investment of resources by individuals or

organisations and the bringing together of these individuals or organisations in the

collective pursuit of a common interest, which may result in selective or collective

benefits”.54 Vandaar, zien we diverse types van collectieve actie (coalities,

bewegingen, clubs en associaties) ontstaan die variëren al naargelang hun duur-

zaamheid, de mate waarin de leden hun acties coördineren en de mate waarin de

doelstellingen hierbinnen worden gedeeld.55 Al naargelang het strijdpunt, ontstaan

er dus wisselende allianties die – afhankelijk van de uitkomst – een kortstondig of

permanent karakter kunnen vertonen en net als de bovenstaande beleidsnetwerken

als instituties worden beschouwd. Hoewel dit geen exclusiviteit is dat

voorbehouden blijft aan de civiele maatschappij, valt daarbij het web aan

netwerken op tussen de diverse nationale en Europees georiënteerde NGO’s binnen

de milieubeweging.56 Aansluitend bij Kohler-Koch, kan daarbij gewezen worden

53 SCHARPF, F. W., op.cit., blz. 72-89. 54 Gecit. in: GREENWOOD, J. en ASPINWALL, M., Collective action in the European Union. Interests

and the new politics of associability. London, Routledge, 1998, blz. 11.

HOJNACKI, M., Organized Interests’ Advocacy Behavior in Alliances. Political Research Quarterly

51:2, 1998, blz. 440. 55 SCHARPF, F., op.cit., blz. 54-58. 56 WEBSTER, R., What drives interest group collaboration at the EU level? Evidence from the

European environmental interest groups. European Integration online Papers 4(17), 2000, 22 blz.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/2000-17a.htm)

Page 42: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 42

op de adaptieve capaciteit waarover de diverse categorieën belangengroepen

beschikken: “[…] interest groups have adapted to the multi-layer character of the

European system by establishing organisations at all levels, building direct of contact to

supranational as well as to national political actors, and seeking access to get involved in all

relevant national, transnational and supernational networks”.57

In het zoeken naar een verklaring voor de vorming van allianties, vertrekt men van

de ‘homo economicus’-benadering waarin gesteld wordt dat de verschillende actoren

gekenmerkt worden door een aantal welomlijnde voorkeuren, de mogelijkheid om

rationele keuzes te maken en een eigenbelang als drijfveer voor het handelen.58 Dit

dient evenwel enigszins gerelativeerd te worden. Als gevolg van het feit dat de –

binnen deze collectieve organen aanwezige – belangengroepen moeilijk vat krijgen

over de mate waarin hun opponenten zich in het informele beleidsproces weten te

manifesteren, zien we een geïnstitutionaliseerd wantrouwen ontstaan waarbij

beslissingen in het lobbygebeuren dus niet met volledige kennis van zaken worden

genomen. Hierdoor is het aangewezen om binnen deze analyse te vertrekken van

een situatie van ‘gebonden rationaliteit’. Wanneer we geconfronteerd worden met een

door onzekerheden omgeven context van belangenbehartiging, zullen informatie-

kosten en percepties een belangrijke rol gaan spelen in de keuze van de strategieën

die – in de onderlinge concurrente met andere belangengroepen – moeten bijdragen

tot de realisatie van het door de desbetreffende belangengroep geprefereerde

beleid.59

57 Gecit. in: KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 3.

TIMMER, V., Greenpeace be Nimble, Friends of the Earth be Quick: Agility, Adaptive Capacity

and the Organizational Effectiveness of International Nongovernmental Organizations. Paper

prepared to be presented at the 2005 Berlin Conference on the Human Dimensions of Global Environmental

Change, International Organisations and Global Environmental Governance. Berlijn/Potsdam, 2005, blz.

6.

(http://www.fu-berlin.de/ffu/akumwelt/bc2005) 58 BLOM-HANSEN, J., A ‘new institutional’ perspective on policy networks. Public Administration 75,

1997, blz. 674.; DE CLERCQ, M., Economie toegelicht. Apeldoorn, Garant, 2002, blz. 133. 59 OSTROM, E., op.cit., blz. 44-46. in: SABATIER, P. A., op.cit., 289 blz.

Page 43: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 43

Belangengroepen ijveren er niet alleen naar zich op een rechtstreekse wijze te

verkopen bij de sleutelfiguren op diverse beleidsniveaus in het beleidsproces, ze

trachten eveneens op een indirecte wijze druk uit te oefenen – op de beleidsmakers

en de concurrerende belangengroepen – door de zaak te politiseren doorheen de

media en de mobilisatie van de bevolking: “The combination of multiple channels of

access is mandatory, because, in the course of the policy-making cycle, the arena changes

from one level of government to the other and because European decision-making still is a

mix of intergovernmental and supranational bargaining”.60 In dezelfde zin, gaan we dus

uit van de hypothese dat de diversificatie binnen de beleidsnetwerken, gerelateerd

is aan de mate waarin de dominante politieke breuklijnen worden uitgedaagd en

de desbetreffende materie, gepolitiseerd geraakt.61

Als er al sprake is van een tendens tot het vormen van outputgeoriënteerde en

gesloten – neocorporatistische – beleidsnetwerken voor bepaalde issues, dan zal de

civiele maatschappij deze tendens trachten te counteren door zich te wenden tot de

alternatieve ‘media- en mobilisatiestrategieën’.62 Sprekend zijn daarbij de

inspanningen die worden getroffen door politieke systemen om de inputlegitimiteit

te vergroten door de positie van de civiele maatschappij in het besluitvormings-

proces te verstevigen. Op vlak van milieu kan hierbij concreet worden verwezen

naar de ‘governance’-poging om de civiele maatschappij dichter bij de milieu-

besluitvorming te betrekken doorheen de implementatie van de basisprincipes uit

de ‘Convention on Access to Information, Public Participation in Desicion-making and

Access to Justice in Environmental Matters’.63

60 Gecit. in: KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 3-4. 61 BEYERS, J. en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1140. 62 Dit kan zowel gaan om het aanwenden van de conventionele media, als om de nieuwe media (zoals internet)

die voor heel wat belangengroepen (zoals de milieubeweging) een nieuwe factor voor mobilisering werd.

CARROL, W. K. en HACKETT, R. A., Democratic media activism through the lense of social

movement theory. Media, Culture & Society 28(1), 2006, blz. 83-104. 63 CONVENTION on Access to Information, Public Participation in Decision-Making and Access to

Justice in Environmental Matters. Aarhus, 1998, 25 blz.

Page 44: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 44

2.4 Politieke opportuniteitsstructuren waarlangs beleidsnetwerken tot stand

komen binnen het Europese besluitvormingsproces

Met het bovenstaande in het achterhoofd, stelt zich de vraag, waar de specifieke

beleidsnetwerken nu eigenlijk tot stand komen en welke de ‘access’-kanalen zijn die

de diverse belangengroepen nastreven. Vanuit de vaststelling dat de wijze waarop

het politieke systeem gestructureerd is een impact heeft op het lobbygebeuren, valt

de impact op die de gewijzigde institutionele machtsverhoudingen hebben op de

focus van de diverse belangengroepen.64

2.4.1 De gewijzigde machtsbalans in het voordeel van het Europese Parlement

Kijken we naar de gewijzigde machtsbalans, dan dient hierbij gewezen te worden

op de gestage toename aan machtsbronnen waarover het Europese Parlement (EP)

kan beschikken: “In the process of EU legislation, the EP has acquired a gradually

stronger position: from mere advisory (consultation) to also ammendment powers (co-

operation) under the 1987 SEA and to veto powers (codicision) under the 1993 Maastricht

Treaty; and through the 1999 Amsterdam Treaty co-operation became part of the

codecision”.65 Ondanks dat de eigenlijke invloed die het EP weet uit te oefenen geen

constant gegeven is, bracht de introductie van de medebeslissingsprocedure (art.

251) een trendbreuk teweeg in de relatie tussen het Europees Parlement (EP) en de

diverse belangengroepen.66 Deze vaststelling valt niet alleen te verklaren vanuit de

overweging dat het niet langer volstaat om zich enkel te richten tot de Europese

Commissie die voortaan rekening diende te houden met het EP [en de Raad van

64 COM(2002) 704 FINAL, op.cit., blz. 7.; GREENWOOD, J., Interest Representation in the European

Union. Basingstoke, Palgrave, 2003, blz. 29. 65 Gecit. in: VAN SCHENDELEN, R., Machiavelli in Brussels: the art of lobbying the EU. Amsterdam,

Amsterdam University Press, 2002 , blz. 57. 66 EUROPEAN PARLIAMENT, op.cit., blz. 33.; GECONSOLIDEERDE VERSIE VAN HET

VERDRAG tot oprichting van de Europese Gemeenschap (02/C 325/33), 2002.; KREPPEL, A.,

What Affects the European Parliament’s Legislative Influence? An Anlysis of the Success of the EP

Amendments. Journal of Common Market Studies 37:2, 1999, blz. 532-534.

Page 45: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 45

Ministers] bij het uitschrijven van een voorstel, het Parlement staat ook open voor

de informatie en expertise van lobbygroepen bij het onderzoeken en amenderen

van een gegeven Commissievoorstel.67 Het EP komt daarbij in het blikveld van de

diverse belangengroepen van zodra de relevante parlementaire commissie/

rapporteur is aangeduid die zich over het voorstel gaat buigen en de discussies

worden opgevoerd tussen de diverse politieke fracties. De focus komt met andere

woorden te liggen op het vormen van beleidsnetwerken met de sleutelfiguren

binnen het EP, nl. de rapporteur, het administratieve personeel dat aan de

parlementaire commissie verbonden is en de schaduwrapporteurs die er over

moeten waken dat rapporteur voldoende rekening houdt met de fractie-

standpunten bij het uitschrijven van amendementen: “The rapporteur and the

Committee Chair are the main gatekeepers in forming the opinion of the EP. For a Member,

the position within a Committee is even more important than the position within a political

group or his/her reputation within the parliament”.68

2.4.1.1 Interinstitutioneel getouwtrek

Een interessant gegeven binnen het lobbygebeuren, zijn die situaties waarbij er

meerdere parlementaire commissies de leiding over een bepaald dossier naar zich

toe trachten te trekken.69 Met betrekking tot REACH, zien we een getouwtrek

tussen diverse parlementaire commissies ontstaan. Hoewel de machtsbalans in het

voordeel van de milieucommissie overhelt, dient er te worden opgemerkt dat er

binnen het EP een blijvend compromis noodzakelijk blijft tussen deze

parlementaire commissie, de commissie Industrie, onderzoek en Energie, en de

commissie Interne Markt en Consumentenbescherming.70 Naarmate er meer

67 BOUWEN, P., A Theoretical and Emperical Study of Corporate Lobbying in the European

Parliament. European Integration online Papers 7(11), 2003, blz. 4.

(http://eiop.or.at/eiop.texte/2003-011a.htm) 68 Gecit. in: EUROPEAN PARLIAMENT, op.cit., blz. 33. 69 VOS, H., op.cit., blz. 42. 70 SCHÖRLING, I. en LIND, L., op.cit., blz. 101.

http://www.europarl.eu/oeil/index

Page 46: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 46

actoren in het spel voorkomen, vergroot de onzekerheidsfactor voor de diverse

belangengroepen omdat er meerdere alternatieve fora ontstaan waarlangs

rivaliserende belangengroepen zich kunnen profileren en neemt het belang van

politisering en het vormen van ‘advocacy’ coalities toe.71

2.4.1.2 Breuklijnen binnen het Europees Parlement

Binnen dit ganse gebeuren, zien we bovendien een belangrijke breuklijn opduiken

binnen het EP die verwijst naar de opdeling tussen het supranationale en het inter-

gouvernementele.72 Ondanks dat men vaak ideologische parallellen vaststelt tussen

het EP en de Commissie met betrekking tot het Europese integratieproject, zien we

dat er – tezamen met de bevoegdheidsuitbreiding van het EP – een zekere rivaliteit

ontstaat tussen beiden in de strijd om legitimiteit.73 Zodoende zien we een ‘logic of

appropriatness’ opduiken dat zich weerspiegeld ziet in het laagdrempelige karakter

van het EP en vanuit een ‘logic of arguing’ of ‘retorische actie’ wordt uitgebuit door de

diverse belangengroepen. Doorheen de differentiëring van hun campagne in lobby-

en mobilisatiestrategieën, trachten belangengroepen het voor hun relevante dossier

te politiseren wat dan weer aanleiding heeft tot de vorming van een

gedifferentieerd aantal beleidsnetwerken.74 Doordat de Parlementsleden (MEP’s)

zichzelf zien als de vertegenwoordigers van de Europese bevolking, worden ze

gedreven door een zoektocht naar een zo breed mogelijk draagvlak voor hun beleid

en zijn ze ontvankelijk voor de vorming van netwerken waarbinnen een amalgaam

aan belangengroepen vertegenwoordigd zijn. Gedreven door de drang om zich te

laten gelden, verwezenlijken ze dus een zekere vorm van inputlegitimiteit waarbij

71 Hierbij bouwen we met andere woorden verder op de basisprincipes van Georg Simmel en

Norbert Elias die structurele relaties analyseren en stellen dat naarmate er meer actoren optreden,

er meer relaties mogelijk zijn en er sprake is van toenemende onzekerheid. VINCKE, J., Sociologie:

Een klassieke en hedendaagse benadering. Academia Press, Gent, 2002, blz. 60-63. 72 BOUWEN, P., A Comparative Study on Business Lobbying in the European Parliament, the

European Commission and the Council of Ministers. MPIfG Discussion Paper 02/7, 2002, blz. 13-14. 73 KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 6.; KREPPEL, A., op.cit., blz. 532. 74 GREENWOOD, J., op.cit., blz. 57.

Page 47: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 47

de nadruk op het procesmatige of pluralistische komt te liggen. Zodoende kan er

worden gesteld dat niet alleen een gebrek aan middelen, expertise en informatie

maar ook politieke overwegingen meespelen in de motieven van de MEP’s om

belangengroepen te betrekken in het beleid.75 In dit opzicht dient eveneens het in

1996 ingevoerde accreditatie- of ‘laissez-passez’-systeem te worden vermeld

waardoor vertegenwoordigers van lobbygroepen zich – na de ondertekening van

een vrijwillige gedragscode – gedurende de maximale periode van 1 jaar, vrij

kunnen bewegen binnen de gebouwen van het EP.76 Hoewel de impact van dit

accreditatiesysteem op het lobbygebeuren gerelativeerd kan worden, zien we dat

de wezenlijke openheid van het EP tal van kansen biedt aan de diverse

belangengroepen om de vinger aan de pols te houden op wat er beweegt op

Europees niveau.77

2.4.1.3 Beleidsnetwerken binnen het Europees Parlement

Met het voorgaande in het achterhoofd, kan er dus worden gesteld dat de openheid

van het EP tal van opportuniteiten inhoudt voor de diverse civiel maatschappelijke

organisaties die in het EP vaak een bondgenoot vinden: “,,weak” interest groups from

the issue areas of low politics can form alliances with the EP because the EP is eager to take

up those issues that attract a lot of public attention and where the EP can show itself as a

representative of the European public and as the democratic and legitimate element

representing not capitalist but consumer interests”.78

75 BEYERS, J. en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1122-1124. 76 Deze ‘Rules of Procedures’ vind je, samen met de lijst van de geaccrediteerde personen en

belangengroepen terug op de website van het Europese Parlement. ANNEX IX: Provisions

Governing to the application of Rule 9(4) – Lobbying in Parliament. in: Rules of Procedure of the

European Parliament – 16th Edition, july 2006.; GREENWOOD, J., op.cit., blz. 5.

(http://www.europarl.europe.eu) 77 GANSEMANS, J. (ex-medewerker bij Europarlementslid Bart Staes), Interview, via bezoek bij de

Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen vzw, d.d. 21 maart 2006. 78 Gecit. in: KOHLER-KOCH, B., op.cit., blz. 6.

Page 48: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 48

Toch is deze band met de civiele maatschappij en de milieubeweging, geen

exclusief gegeven in het EP en dienen we ook de nationale breuklijnen die

doorheen het EP lopen in rekening te brengen: “[…] despite its newly acquired

“pinkish and greenish” tinge, the Parliament remains reasonably receptive to the input of

business interests, particularly if that input can help the Parliament to exercise or, better

yet, to augment its institutional powers”.79 Met het oog op de stemming over de ‘White

Paper on Chemicals’ in het EP, trok de chemische industrie daarbij bovendien de

kaart van de nationale breuklijn die door het EP loopt en richtte ze zich

voornamelijk op die MEP’s die afkomstig zijn uit die landen (Frankrijk, Duitsland,

Verenigd Koninkrijk) waarbinnen de chemische industrie een belangrijke peiler

vormt voor diens werkgelegenheid en economie.80 Als gevolg van de relatief

autonome positie die de individuele MEP’s innemen binnen de diverse politieke

fracties in het EP, is het dus moeilijk om te spreken van een natuurlijke alliantie

tussen de groene fractie en de milieubeweging, de liberale fractie en de industrie,…

en dienen we ook de persoonlijke voorkeuren van deze figuren in rekening te

brengen.81 Vandaar hebben de diverse belangengroepen er alle belang bij om

fractieoverschrijdende ‘advocacy’ coalities tot stand te brengen binnen het EP met

het oog op het veiligstellen van hun positie binnen de ‘multi-level governance’-

setting, territoriumuitbreiding, e.d. Daarbij hebben ze allen tot doel om op een

onrechtstreekse wijze druk uit te oefenen op de Commissie en de Raad van

Ministers.82

2.4.2 De Europese Commissie als gatekeeper

Met de wijzigingen in de machtsbalans binnen de ‘multi-level governance’-setting,

zien we dat de ‘gatekeeper’-functie van de Europese Commissie in belangrijke mate

is aangetast. Ondanks dat de Europese Commissie het exclusieve initiatiefrecht 79 Gecit. in: GARDNER, J. N., Effective lobbying in the European Community. Boston, Kluwer Law and

Taxation Publishers, blz. 82. 80 CORPORATE EUROPE OBSERVATORY, op.cit., blz. 3. 81 GANSEMANS, J., op.cit., d.d. 21 maart 2006. 82 EUROPEAN PARLIAMENT, op.cit., blz. 33.

Page 49: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 49

behoudt in het uitwerken van voorstellen, zien we dat ze gewrongen zit tussen het

Europees Parlement en de Raad van Ministers die – naar eigen goeddunken – als

agendasetter kunnen optreden.83 Dit blijkt onder meer in het geval te zijn van

REACH, waar het de Raad van Ministers (in haar samenstelling van de ministers

van leefmilieu) was die er reeds in 1998 bij de Europese Commissie op aandrong

om de falende Europese regelgeving rond chemicaliën te vervangen door een meer

doorzichtige wetgeving.84 Hoewel hieruit nogmaals het belang blijkt van de

alternatieve arena’s waarover belangengroepen kunnen beschikken, blijft de

Europese Commissie – door haar initiatiefrecht en de vaststelling dat zo’n 80% van

het eindproduct overeen komt met het oorspronkelijke commissievoorstel – voor de

vele belangengroepen de belangrijkste actor in het lobbygebeuren.85

2.4.2.1 Beleidsnetwerken binnen de Europese Commissie

De Europese Commissie, wordt – met haar diverse functies als in het achterhoofd –

gekenmerkt door een relatief beperkte bureaucratie. Bekijken we het spel dat zich

binnen de Europese Commissie en de diverse Directoraten-Generaals (DG’s)

afspeelt volgens een netwerkperspectief, dan zien we dat ze op een actieve wijze

streeft naar het vergroten van haar ‘output’-legitimiteit of expertisecapaciteiten

doorheen het aantrekken van gedetacheerde ambtenaren uit de lidstaten enerzijds

en opzetten van (min of meer) formele en informele consultatieve netwerken

(adviescomités) met het ruimere belangenveld anderzijds. Zodoende stellen we

band vast tussen de grootte van het bureaucratisch apparaat en de openheid voor

de expertise vanuit het belangenveld.86

83 CROMBEZ, C., e.a., Gatekeeping. The Journal of Politics 68:2, 2006, blz. 324-325. 84 COM(2001) 88 FINAL, White Paper: Strategy for a future Chemicals Policy. Brussel, 2001, blz. 5. 85 VOS, H., op.cit., blz. 30, 32. 86 BEYERS, J. en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1123-1124.; FROM, J., Decision-making in a complex

environment: a sociological institutionalist analysis of competition policy decision-making in the

European Union. Journal of European Public Policy 9:2, 2002, blz. 224.; GREENWOOD, J., op.cit., blz.

46.; GUÉGUEN, D. en ROSBERG, C., Comitology and other EU Committees & Expert groups. The

hidden power of the EU: finally a clear explanation. European Public Affairs Series. 2004, 25 blz.

Page 50: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 50

In dit opzicht kan er onder meer worden verwezen naar de recent opgerichte en

omvattende ‘High-Level Group (HLG) on Competitiveness, Energy and the Environment’

dat gericht is op een geïntegreerde aanpak van het industriebeleid en vertegen-

woordigers omvat uit de industrie, de civiele maatschappij, het Europees

Parlement en de Raad van Ministers: “The group will examine the links between

industrial, energy and environmental policies to make sure that initiatives in each area are

mutually compatible. It will also look for gains in sustainable development and

competitiveness”.87

Waar de consultatie van belangengroepen aanvankelijk naar eigen goeddunken

gebeurde, zien we dat de Europese Commissie – in haar zoektocht naar legitimiteit

of politieke steun voor bepaalde ideeën en beleidspreferenties – tal van

inspanningen gaat leveren om tot betere ‘governance’-benadering ten aanzien van

de diverse lobbygroepen te komen.88 Hierbij kunnen we verwijzen naar de diverse

initiatieven die gericht zijn op het vergroten van de transparantie binnen de

Europese instellingen enerzijds en het houden van internetconsultaties (Interactive

Policy-Making Initiative) met het ruimere belangenveld anderzijds.89 Desondanks

zien we een discrepantie ontstaan waarbij doorgedreven interacties tussen de

Europese Commissie en een groot aantal belangengroepen wel wenselijk is vanuit

haar identiteit, maar praktisch moeilijk haalbaar is omdat de betrokkenheid van een

groot aantal belangengroepen eveneens de kost opdrijft doordat alle informatie

onderzocht en vertaalt moet worden in een juridisch sluitend beleidsvoorstel.90 In

http://europa.eu.int/comm/civil_society/coneccs/index.htm

87 IP/06/266, Energy, environment, competitiveness: Commission launches high level group. Brussel,

Brussel, 2005, 5 blz.

(http://europa.eu.int) 88 Dit sluit aan bij de vaststelling dat niet alleen het gebrek aan middelen, kennis en informatie maar

ook politieke overwegingen meespelen in de motieven van de beleidsmakers om

belangengroepen te betrekken in het beleid. BEYERS, J. en KERREMANS, B., op.cit., blz. 1124.;

EUROPEAN PARLIAMENT, op.cit., blz. 39. 89 http://europa.eu.int/yourvoice/consultations/index_en.htm 90 BROSCHEID, A. en COEN, D., op.cit., blz. 4-10.

Page 51: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 51

dit opzicht kan dan ook de natuurlijke voorkeur van de Europese Commissie voor

geaggregeerde actoren, koepelorganisaties of Europese groepen worden

verklaard.91

2.4.2.2 Machtsbestendige constructies en het streven naar ‘governance’

Ondanks dat men ernaar streeft om deze consultaties op een op ‘governance’-leest

geschoeide wijze te laten verlopen, zien we dat veel afhankelijk blijft van (a) de

lobbystrategieën die de lobbygroepen hanteren en (b) de beleidsstijlen binnen de

diverse DG’s die naar eigen goeddunken omgaan met de diverse belangen-

groepen.92 Niettegenstaande, we tal van elementen kunnen opmerken die de

integratie van de diverse belanghebbenden in beleidsnetwerken gaat verdedigen,

stellen we vast dat we met een politiek entrepreneurschap te maken hebben

waaruit tal van belangrijke gevolgen voortvloeien.93 In eerste instantie dienen we

hierbij te verwijzen naar de institutionele neiging binnen relatief stabiele

beleidsnetwerken, om te evolueren naar ‘epistemic communities’ waarbinnen er tal

van verwachtingen ontstaan die gebaseerd zijn op de informele normen en

waarden die voortvloeien uit de interacties hierbinnen.94 Zodoende, kan er worden

gesteld dat beleidsnetwerken, machtsbestendige constructies zijn die voor een

structurele opdeling zorgen waardoor de concurrerende belangengroepen met heel

wat moeilijkheden en worden geconfronteerd om zich hierbinnen te profileren en

genoodzaakt zijn om hun verzet te organiseren vanuit de beleidsnetwerken in de

andere DG’s waar men wel over een insiderstatuut beschikt.95

91 GARDNER, J. N., op.cit., blz. 74. 92 WELIN, S. (NGO Desk Officer – European Commission, Environment DG), Interview, via bezoek

aan de unit A/3 – Legal Affairs and Governance binnen DG ENV (Rue de Beaulieu, Bu-5, 1049

Brussel), d.d., 24 april 2006. 93 BROSCHEID, A. en COEN, D., op.cit., blz. 4. 94 FROM, J., op.cit., blz. 224. 95 WALEIGH, A., The hustle: citizenship practice, NGO’s and ‘policy coalitions’ in the European

Union – the cases of Auto-Oil I, drinking water and unit pricing. Journal of European Public Policy

7:2, 2000, blz. 235.; MAREY, S. en RICHARDSON, J., Environmental Groups and the EC: challenges

Page 52: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 52

2.4.3 Beleidsnetwerken binnen de Raad van Ministers

Kijken we naar het lobbygebeuren dat in het kader van de intergouvernementeel

georiënteerde Raad van ministers plaats grijpt, dan worden we met een complex

verhaal geconfronteerd waarbinnen we diverse arena’s kunnen onderscheiden

waarlangs belangengroepen (a) het beleid trachten af te zwakken, (b) hun

verwezenlijkingen trachten veilig te stellen of (c) aan territoriumuitbreiding

trachten doen. In dit opzicht beschikken belangengroepen over een tweetal routes

waarlangs ze hun belangen kunnen ventileren:

- in eerste instantie, kunnen ze zich richten tot de Permanente

Vertegenwoordiging (PV) die zicht heeft op het verloop van de diverse –

technische – werkgroepen enerzijds, als over de personen die zetelen in deze

werkgroepen anderzijds. Deze werkgroepen vervullen een niet te onder-

schatten rol achter de schermen van de Raad van Ministers.

- langs de andere zijde trachten ze te interfereren in de voorbereidende

werkzaamheden van de desbetreffende lidstaat in de aanloop naar de Raad

van Ministers.96

Heel wat nationale belangengroepen, beperken zich – door hun beperkte middelen

– vaak tot deze laatste invalshoek. Hierdoor evolueren de beleidsopties van de

Raad van Ministers langs de nationale politieke breuklijnen en zien we dat er van

een rechtstreekse lobby weinig sprake is.97 Ook hier worden we met een verhaal

van insiders en outsiders geconfronteerd waarbij de beleidsstijlen en –tradities

verschillen van lidstaat tot lidstaat en een ontegensprekelijke rol spelen in de

vorming van beleidsnetwerken met het belangenveld en de standpuntvorming

binnen de Raad van Ministers. Niettegenstaande we dus tal van beleids-

opportuniteiten kunnen vaststellen, zien we dat ze in overgrote mate benut worden

and opportunities. blz. 141-156. in: JORDAN, A., Environmental Policy in the European Union. Actors,

institutions & processes. Londen, Earthscan Publications Limited, 2002, 354 blz. 96 GREENWOOD, J., op.cit., Palgrave, Basingstoke, 2001, blz. 39-40. 97 EISING, R., op.cit., blz. 9, 31.

Page 53: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Het lobbygebeuren in een systeem van ‘multi-level governance’ 53

door die spelers die zich een permanente aanwezigheid in Brussel wisten te

verzekeren of de economische sleutelposities in de samenleving innemen.

2.5 Conclusie

Kijken we naar het Europese besluitvormingsproces, dan zien we dat dit niet

beperkt blijft tot een louter interinstitutioneel spel of ‘three-level game’ tussen de

diverse Europese instellingen, we zien ook tal van externe actoren en

belangengroepen opduiken. De mate waarin externe belangengroepen betrokken

geraken in het besluitvormingsproces hangt daarbij niet alleen af van een

wederzijds afhankelijkheid voor elkaar, ook de institutionele factoren (logic of

influence) en de capaciteiten (logic of membership) van de diverse belanghebbenden

dienen in rekening te worden gebracht. De mate waarin men er in slaagt om de

‘politieke opportuniteiten’ (toegang tot netwerken, subsidies,…) uit te buiten, heeft

met andere woorden een bepalende invloed op de keuze voor het nastreven van

mobilisatie-, media- en lobbystrategieën. Afhankelijk van de mate waarin men als

belangengroep of -sector geïntegreerd is in de bestaande beleidsnetwerken, zien we

dat ze belang heeft bij een politisering die van invloed is op de vorming van

nieuwe en samenstelling van de reeds bestaande beleidsnetwerken. Als dusdanig,

stellen we ons de vraag op welke wijze de relevante NGO’s er – met hun

capaciteiten – in slagen om de politieke opportuniteitsstructuren uit te buiten en

zich te profileren binnen de interne dimensie van het Europese milieubeleid.

Page 54: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 54

“[…] although they can be influential in shaping individual policy outcomes by helping

construct the necessary ‘advocacy coalitions’ […], overall ability of NGOs to influence EU

policy output is less than that of corporate lobbyists […]. Attempts to make good this gap by

affirmative action have so far been insufficient”.1

3 De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau

Tezamen met de diverse verschuivingen die we binnen het Europese (en

internationale) politieke systeem kunnen opmerken tussen de verschillende

politieke actoren, zien we tal van belangengroepen en niet-gouvernementele

organisaties (NGO’s) opduiken die zich op een zeer uiteenlopend aantal thema’s

profileren.2 Deze evolutie, past binnen het ‘neofunctionalistische’ discours waarin

gesteld wordt dat het Europese integratieproject een ommezwaai teweegbrengt in

de ‘locus’ van de diverse belanghebbenden waardoor ze zich voortaan ook op dit

strijdtoneel dienen te organiseren: “[…] political actors in several distinct national

settings are pursued to shift their loyalties, expectations and political activities to a new

centre […].3 In dit opzicht, kan er eveneens worden verwezen naar een aantal

decentralisatieprocessen waarbij tal van internationale belanghebbenden (zoals

Greenpeace International, Friends of the Earth International, WWF, e.a.) zich vanaf

de jaren ’80 zodanig trachten te organiseren, zodat ook zij voet aan grond krijgen

binnen de Europese arena. In deze periode verkreeg het Europese milieubeleid niet

alleen een verdragsrechtelijke basis met de Europese Akte, de introductie van

1 WARLEIGH, A., ‘Europeanizing’ Civil Society: NGOs as Agents of Political Socialization. Journal

of Common Market Studies 39:4, 2001, blz. 623. 2 FISHER, W. F., DOING GOOD? The Politics and Antipolitics of NGO Practices. Annu. Rev.

Antropol. 26, 1997, blz. 440. 3 Gecit. in: HAAS, E., “International Integration: The European and Universal Process”. International

Organization 15, 1961, blz. 366-367.

Page 55: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 55

nieuwe spelregels en de gestage machtsuitbreiding van het Europese Parlement

brachten tal van ‘politieke opportuniteiten’ met zich mee voor de milieubeweging.4

3.1 Een milieubeweging met vele gezichten

Met de toenemende proliferatie van belangen op het Europese niveau, neemt

eveneens het aantal verschijningsvormen toe en worden we met een steeds grotere

complexiteit geconfronteerd in onze analyse van de politieke omgeving.5 Deze

evolutie, valt te verklaren vanuit de eerder aangehaalde veronderstelling dat

organisaties (logic of membership) zich op zo’n wijze dienen te organiseren, zodat

ook zij kunnen anticiperen op de steeds evoluerende beleidscontext (logic of

influence). De wijze waarop de milieubeweging zich structureert, heeft met andere

woorden betrekking op een behoudsgezinde reflex enerzijds en een ‘think globally,

act locally’-strategie anderzijds waarbij men (a) zichzelf tracht in stand te houden

binnen de steeds evoluerende beleidscontext en men (b) een grotere doel-

treffendheid gaat nastreven. Als dusdanig, kunnen de diverse – internationale en

nationale – milieuorganisaties bekeken worden als hybride structuren waarbinnen

we:

(a) duidelijk geformaliseerde – verticale en horizontale – verhoudingen kunnen

onderscheiden tussen de diverse samenstellende eenheden; en,

(b) een verregaande flexibiliteit kunnen vaststellen waarbinnen elke subeenheid

of nationale milieuorganisatie een eigen beleidsstijl ontwikkelt om aan de

vele uitdagingen tegemoet te komen.6

4 JORDAN, A., BROUWER, R. en NOBLE, E., Innovative and responsive? A longitudinal analysis of

the speed of EU environmental policy-making, 1967-97. Journal of European Public Policy 6:3, 1999,

blz. 379. 5 GREENWOOD, J. en ASPINWALL, M., Collective action in the European Union. Interests and the new

politics of associability. London, Routledge, 1998, blz. 4. 6 TIMMER, V., Greenpeace be Nimble, Friends of the Earth be Quick: Agility, Adaptive Capacity

and the Organizational Effectiveness of International Nongovernmental Organizations. Paper

prepared to be presented at the 2005 Berlin Conference on the Human Dimensions of Global Environmental

Page 56: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 56

NGO’s vormen met andere woorden vele organisaties in één, en maken deel uit van

een groter netwerk aan organisaties waardoor het erg moeilijk wordt om ze op

sluitende wijze te categoriseren: “Togheter, these groups display a bewildering diversity

of form, function, style and expertise, with missions ranging from research to litigation,

from lobbying to community education, and from monitoring to natural resource

protection”.7

3.2 Hypothese

Wensen we vat te krijgen op de wijze waarop de relevante NGO’s zich trachten te

profileren binnen de interne dimensie van het Europese milieubeleid en de diverse

beleidsnetwerken hierbinnen, dan is het noodzakelijk om te kijken naar de

specifieke karakteristieken die deze beweging kenmerken. In dit opzicht vertrekken

we van de hypothese dat belangengroepen die wensen te opereren binnen de

Europese ‘multi-level’-, ‘multi-arena’-, ‘multi-venue’- en ‘network governance’-setting,

over de nodige adaptieve capaciteiten of flexibiliteit dienen te beschikken om hier-

op te anticiperen doorheen een op ‘ad hoc’-basis georiënteerde, projectmatige,

sectoroverschrijdende en coalitiegerichte ‘advocacy’ aanpak met andere belangen-

groepen.8 Hierbij sluiten we aan bij onze eerder aangehaalde veronderstelling dat

de beleidsnetwerken die we kunnen onderscheiden, voortvloeien uit de specifieke

Europese institutionele setting of ‘politieke opportuniteitsstructuren’ enerzijds en de

capaciteiten waarover de diverse belangengroepen beschikken om dit uit te buiten

Change, International Organisations and Global Environmental Governance. Berlijn/Potsdam, 2005,

blz.17, 22-25.

(http://www.fu-berlin.de/ffu/akumwelt/bc2005) 7 Gecit. in: JASANOFF, S., NGOs and the environment: from knowledge to action. Third World

Quarterly 18:3, 1997, blz. 589. 8 Aanvullend hierop, stellen sommige auteurs dat het Europese lobbygebeuren in de toekomst

steeds meer zal evolueren in een ‘advocacy’-richting als gevolg van het feit dat een individuele

lobbyaanpak in een ‘multi-level’-game weinig invloedrijk is. RICHARDSON, J., Government,

Interest Groups and Policy Change. Political Studies 48, 2000, blz. 1013.; TIMMER, V., op.cit., 32

blz.; www.euractive.com

Page 57: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 57

anderzijds.9 Aansluitend hierop, stellen we vast dat niet alleen de milieubeweging

gekenmerkt wordt door een doorgedreven vorm van decentralisering en net-

werking, het vormen van netwerken wordt ook op het beleidsniveau gezien als een

efficiënte werkwijze om milieuvraagstukken te managen.10 Dit sluit aan bij de idee

dat milieuproblemen niet ophouden aan de grenzen maar alomvattend zijn,

waardoor een netwerkgeoriënteerde ‘environmental’-governance benadering zich

opdringt. Met deze overwegingen in het achterhoofd, stellen we ons de vraag hoe

we de profilering van de ruimere milieubeweging en de ‘Green 10’ dienen te

evalueren op het Europese niveau.11 Deze analyse is uitermate interessant vanuit de

overweging dat we wel heel wat weten over de wijze waarop de diverse

instellingen omgaan met het lobbygebeuren, maar dat we weinig zicht hebben op

de strategische keuzes en capaciteiten waarover de diverse groepen beschikken om

in te spelen op de aanwezige ‘beleidsopportuniteiten’.

3.3 De machtsbronnen van de Europese milieubeweging

Kijken we naar de machtsbronnen waarover de Europese milieubeweging kan

beschikken, dan worden we met een complex verhaal geconfronteerd. In eerste

instantie is er de vaststelling dat de milieubeweging in een lastiger pakket zit dan

de vele issuespecifieke, materiële belangengroepen doordat ze – mede door de

specifieke institutionele setting en de diverse machtsconstructies die we hierbinnen

kunnen onderscheiden – met een kloof wordt geconfronteerd tussen (a) wat ze

wenst te bereiken en (b) de middelen die ze daartoe ter beschikking heeft.

Anderzijds, stellen we vanuit de literatuur een tendens vast waarbij de milieu-

beweging zich best wel weet te profileren binnen de specifieke ‘multi-level

9 EISING, R., The access of business interests to European Union Institutions: notes towards a

theory. ARENA working paper 29, 2005, blz. 5. 10 WARD, S. en WILLIAMS, S., From Hierarchy to Networks? Sub-central Government and EU

Urban Environment Policy. Journal of Common Market Studies 35:3, 1997, blz. 461. 11 GREEN 10, Introducing the GREEN 10 Group of environmental NGOs active at EU level. Brussel, 2005,

28 blz.

(http://www.panda.org)

Page 58: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 58

governance’- of ‘network governance’-setting en tal van realisaties achter haar naam

staan heeft. Dit wordt bevestigd door de stelling dat ze, met het ‘neo-

functionalistische’ ideaal in het achterhoofd, een veel geavanceerder stadium bereikt

heeft in het lobbygebeuren dan de groepen met wie ze concurreert.12

3.3.1 De kloof tussen mogelijkheden en verwachtingen

Het argument dat de milieubeweging met heel wat beperkingen wordt

geconfronteerd, omschrijven we als de kloof tussen mogelijkheden en

verwachtingen (of ‘capabilities-expectations’-gap). Deze kloof ziet zichzelf weer-

spiegeld in de vaststelling dat deze beweging zich op een uiteenlopend aantal

milieugerelateerde onderwerpen en domeinen dient te profileren waarbinnen

economische argumenten vaak de bovenhand halen. Aanvullend hierop, stellen we

vast dat de milieubeweging het – met haar beperkte middelen – vaak lastig heeft

om het overzicht te behouden van wat er zich allemaal afspeelt op vlak van het

beleid. Evenwijdig aan de vaststelling dat de milieubeweging zich met haar

schaarse middelen dient te profileren op een uiteenlopend aantal beleidsdomeinen,

kan er verder worden opgemerkt dat de organisaties hierbinnen met heel wat

moeilijkheden worden geconfronteerd om (a) een beleidsissue doorheen het ganse

besluitvormingsproces vast te houden (van beleidsformulering en implementatie)

en (b) te investeren in duurzame beleidsnetwerken met de beleidsmakers.13 Dit is

van belang vanuit de overweging dat dergelijke beleidsnetwerken, machts-

bestendige constructies zijn die moeilijk te wijzigen zijn door belangengroepen die

zich pas in een later stadium gaan mengen in de debatten. Vandaar, zien we dat

12 MAZEY, S. en RICHARDSON, J., Environmental Groups and the EC: Challanges and

Opportunities. blz. 149. in: JORDAN, A., Environmental Policy in the European Union. Actors,

institutions & processes. Londen, Earthscan Publications Limited, 2002, 354 blz. 13 EUROPEAN PARLIAMENT, Lobbying in the European Union: Current Rules and Practices.

Luxemburg, Constitutional Affairs Series, 2003, blz. 7.; EUROPEAN ENVIRONMENTAL

BUREAU, EEB Work Programme 2006. Brussel, 2006, blz. 62-63.

(http://www.eeb.org)

Page 59: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 59

deze beweging zich vaak gaat beperken tot een aantal symbooldossiers (zoals

REACH) waar ze zich met haar volledige gewicht op gaat profileren.14

De milieubeweging wordt dus met een groot aantal strategische keuzes

geconfronteerd omtrent (a) de wijze waarop ze dient te anticiperen op de

structurele nadelen waarmee ze geconfronteerd wordt, en (b) de wijze waarop ze

haar schaarse goederen dient in te zetten: “[…] groups must decide how to allocate their

scare resources to affect policy matters that have implications for the interests they

represent. These decisions will depend not only on the particular issues that are of interest

to groups and the character of individual organizations, but also on what groups know

about other organizations active in a policy area and the actions taken by these

organizations”.15 Evenwijdig hieraan, stelt zich bovendien de vraag of de

milieubeweging – met de haar ter beschikking staande middelen – wel in staat is

om de vereiste technische, juridische & wetenschappelijke capaciteiten op te

bouwen en het nodige inzicht te verwerven in het specifieke Europese inter-

institutionele spel.16

Ondanks dat heel wat milieuorganisaties, wereldwijd vertakkingen hebben uit-

gebouwd en ze zich kunnen beroepen op een amalgaam aan mobiliserende en

wetenschappelijke machtsbronnen, zien we dat er een zeker gevoel van

machteloosheid heerst onder de diverse nationale en internationale NGO’s.17

Niettegenstaande ze dus over de mogelijkheden beschikken om expertise in

14 GANSEMANS, J. (ex-medewerker bij Europarlementslid Bart Staes), Interview, via bezoek bij de

Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen vzw, d.d. 21 maart 2006. 15 Voor de kleinere NGO’s binnen de Europese Unie, houdt dit in dat ze het – mede door hun

geografische ligging – vaak erg moeilijk hebben om zich met het bureaucratische besluitvormings-

proces in te laten en expertise op te bouwen over wat er zich op het Europese niveau afspeelt.

Gecit. in: HOJNACKI, M., Interest’ Groups Decisions to Join Alliances or Work Alone. American

Journal of Political Science 41:1, 1997, blz. 62. 16 PETERSON, J. en BONBERG, E., Decision making in the European Union. Basingstoke, Palgrave,

1999, blz. 194. 17 GREENWOOD, J., Interest Representation in the European Union. Basingstoke, Palgrave, 2003, blz.

194.; ALTER-EU, Ending corporate privileges and secrecy around lobbying in the European Union. 4 blz.

(http://www.alter-eu.org)

Page 60: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 60

politiek om te zetten doorheen de mobilisatie van hun achterban, dreigt er hierdoor

een neerwaartse spiraal of ‘self-fulfilling prophecy’ te ontstaan waarbij ze nog minder

inspanningen gaan leveren om het Europese beleidsproces te doorgronden.18 Dit

komt onder meer tot uitdrukking in de vaststelling dat de Belgische en Vlaamse

NGO’s wel over een structureel geografisch voordeel beschikken om zich tot de

Europese instellingen te richten, maar erg teleurgesteld zijn over de beperkte

invloed die zij kunnen uitoefenen en zich daardoor gaan beperken tot het onder-

houden van een aantal onzekere ‘ad hoc’-contacten met de Belgische vertegen-

woordigers in het Europees Parlement en de relevante federale instanties (DG E,

CCIM) doorheen de nationale route.19

3.3.2 Tendensen die wijzen op een ervaren en slagkrachtige milieubeweging

Niettegenstaande er binnen de milieubeweging tal van factoren kunnen worden

opgemerkt die wijzen op een ‘capabilities-expectations gap’, zien we dat de milieu-

beweging hier heeft op geanticipeerd doorheen de vorming van diverse – Europees

en nationaal georiënteerde – allianties enerzijds en het realiseren van capaciteits-

opbouw anderzijds.20 Concreet, kan hierbij worden gedacht aan het European

Environmental Bureau (EEB) dat in 1974 met de steun van de Europese Commissie

werd opgericht, optreedt als de koepelorganisatie van zo’n 140-tal milieu-

organisaties en van de capaciteitsuitbouw van zijn leden, een van zijn

handelsmerken heeft gemaakt: “The EEB organises and facilitates involvement of its

member organisations to affective EU environmental policies and sustainable development.

The EEB office in Brussels works closely with its members, to improve knowledge and

understanding of EU environmental policies […]”.21 Deze coördinerende activiteiten

18 MAZEY, S. en RICHARDSON, J. op.cit., blz. 152. in: JORDAN, A., JORDAN, A., op.cit., 354 blz. 19 CHEMAY, F., e.a., Studiedag Europese besluitvorming. Studiedag, Brussel, Greenpeace, 23

november 2004.; GANSEMANS, J., op.cit., d.d. 21 maart 2006. 20 MAZEY, S. en RICHARDSON, J., op.cit., blz. 147. in: JORDAN, A., JORDAN, A., op.cit., 354 blz. 21 Concreet, kan er hierbij worden gedacht aan de diverse thematische werkgroepen (rond

chemicaliën, biodiversiteit, water, geluidshinder,…) waarlangs het EEB zijn leden tracht te

betrekken in zijn interne werking. Deze werkwijze zorgt voor daarbij voor de nodige

Page 61: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 61

spelen niet alleen in op de reeds aangehaalde nadelen, het EEB tracht doorheen het

actief betrekken van haar leden ook potentieel ‘free-rider’-gedrag tegen te gaan

waarbij de diverse organisaties – zich zouden wegsteken in de diverse lidstaten, en

– profiteren van de inspanningen van de anderen, zonder zelf tot constructieve

bijdragen over te gaan.22

3.3.2.1 Leer- of ‘learning by doing’-effecten

Aansluitend op deze capaciteitsopbouw, zien we ook tal van leer- of ‘learning by

doing’-effecten opduiken die er voor zorgen dat de milieubeweging op een snelle

wijze kan anticiperen op hetgeen er zich binnen het Europees besluitvormings-

proces afspeelt.23 In eerste instantie kan hierbij worden gedacht aan de ervaringen

die de milieubeweging heeft opgebouwd in de diverse nationale en internationale

fora waarbinnen ze actief is. In tweede instantie, kan er worden verwezen naar de

interne ‘governance’-werkwijze en flexibiliteit (adaptieve capaciteiten) die de milieu-

beweging kenmerkt. Doorheen de vorming van allianties, het nastreven van

‘access’-strategieën en het bespelen van de publieke opinie doorheen de media

(outsiderstrategieën), slaagt de milieubeweging er vaak in om (a) bepaalde

beleidsthema’s op de politieke agenda te plaatsen, (b) de bestaande breuklijnen in

de verf te zetten en (c) zich te vestigen in tal van beleidsnetwerken met de

beleidsmakers.24 De milieubeweging tracht met andere woorden, haar invloed uit

te breiden – door in te spelen op de discrepantie tussen ‘input’- & ‘output’-

wisselwerking en is er eveneens op gericht de diverse lidorganisaties voor te bereiden op het

lobbygebeuren doorheen de nationale route.

Gecit. in: GREEN 10, e.a., op.cit., blz. 10.

EUROPEAN ENVIRONMENTAL BUREAU, op.cit., blz. 57-58, 63-65. 22 WEBSTER, R., What drives interest group collaboration at the EU level? Evidence from the

European Environmental interest groups. European Integration online Papers 4(17), 2000, blz. 5.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/2000-017a.htm) 23 DE CLERCQ, M., Economie toegelicht. Leuven, Garant, 2002, blz. 163 24 JASANOFF, S., op.cit., blz. 583.; ZHIHAO, Y., Environmental Protection : A Theory of Direct and

Indirect Competition for Political Influence. Review of Economic Studies 72, 2005, blz.269-270.

Page 62: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 62

legitimiteit binnen de relevante instellingen – en slaagt daar met wisselend succes

in als gevolg van het feit dat de heersende politieke breuklijnen, de vorming van

beleidsnetwerken met de besluitvormers in de hand werken: “[…] ‘ENGOs gain

influence by building assets based on legitimacy’. They seek to expand their legitimacy

through, among other things: (a) stressing the cultural validity of the social values they

espouse; (b) associating themselves with universal goals; (c) acquiring reputations for

specialist or grounded knowledge; (d) representing important constituencies”.25

3.3.2.2 De ‘luis-in-de-pels’-functie van de milieubeweging

De milieubeweging slaagt er met haar ‘luis-in-de-pels’-functie verder in om de ter

beschikking staande ‘legal opportunities’ uit te buiten en de Europese Commissie bij

te staan in het waken over de tenuitvoerlegging van het communautair milieu-

beleid (art. 226 en 228 EG) binnen de diverse lidstaten. De Europese Commissie

heeft dus niet alleen het exclusief initiatiefrecht, ze beschikt ook over de

bevoegdheid om de naleving van de van kracht zijnde richtlijnen na te streven en

indien nodig een procedure in te leiden, die kan leiden tot een veroordeling door

het Europees Hof van Justitie (ECJ).26

Als gevolg van het feit dat het Europees milieubeleid erg complex en enorm

uitgebreid is, wordt de Europese Commissie met diverse moeilijkheden

geconfronteerd om deze controlefunctie ten gronde uit te oefenen en is ze af-

hankelijk van de informatie die de milieuorganisaties – en de nationale milieu-

organisaties in het bijzonder – haar aanreiken: “Community legislation has increased

25 Gecit. in: JEPSON, P., Governance and accountability of environmental NGOs. Environmental

Science & Policy 8, 2005, blz. 519. 26 HILSON, C., New social movements: the role of legal opportunity. Journal of European Public Policy

9:2, 2002, blz. 238-255.; MARESCEAU, M., Inleiding tot EU recht. Gent, Universiteit Gent, 2005-2006,

niet-gepubliceerde cursus, blz. 52, 54-60.; EUROPESE COMMISSIE, Kiezen voor een groenere

toekomst. De Europese Unie en het milieu. Brussel, 2002, blz. 24.

(http://europa.eu.int)

Page 63: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 63

dramatically in volume and complexity, and the Commission has limited resources to ensure

enforcement. Situations do arise in which the Commission needs to be monitored and, in

that context, environmental associations, private players representing a societal interest,

have a positive role to play in the enhanced enforcement of environmental rules”.27 Hoewel

de milieubeweging zo goed als geen toegang heeft tot het Europese Hof van Justitie

(ECJ) en met diverse moeilijkheden wordt geconfronteerd om bepaalde zaken

juridisch uit te klaren, beschikt ze, door haar positie, dus over een onrechtstreeks

drukkings- en machtsmiddel waarop ze zich regelmatig gaat beroepen.28 Dit kwam

laatst tot uitdrukking in de klacht die het European Environmental Bureau en

WWF – in naam van 17 nationale NGO’s – hebben ingediend naar aanleiding van

de gebrekkige implementatie van de Kaderrichtlijn Water (EU Water Framework

Directive) in een aantal lidstaten.29

27 Gecit. in: TORRENS, D. L., Locus Standi for Environmental Associations under EC law –

Greenpeace – A missed opportunity for the ECJ. Reciel – Locus standi after Greenpeace 8(3), 1999,

blz. 343.

MAZEY, S. en RICHARDSON, J., op.cit., blz. 154. in: JORDAN, A., op.cit., 354 blz. 28 BOND BETER LEEFMILIEU VLAANDEREN VZW, Toegang tot de rechtbank voor milieu-

verenigingen ondermaats. Beleidsb@bel 55, elektronische nieuwsbrief, 2006.

(http://www.bblv.be)

COM(2003) 624 FINAL, Proposal for a Directive of the European Parliament and of the Council on access

to justice in environmental matters (presented by the commission). Brussel, 2003, 22 blz.; TAYLOR, M.,

Public Involvement in Environmental Decision-Making. blz. 161. in: SCHEUER, S., e.a., EU

Environmental Policy Handbook. Brussel, European Environmental Bureau, 340 blz.

(http://www.eeb.org) 29 BOND BETER LEEFMILIEU VLAANDEREN VZW, Consument draait op voor factuur

watervervuiling. Persbericht, 17 juli 2006.

(http://www.bblv.be)

WWF en EEB, Joint press release: citizens to foot the bill for the river polluters, say environmental NGOs.

Brussel, juli 2006.

(http://www.eeb.org)

Page 64: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 64

3.3.2.3 De milieubeweging als legitieme actor

Tenslotte, kan er ook gewezen worden op het steeds terugkerende discours

waarbinnen de milieubeweging als een legitieme actor wordt beschouwd die:

(a) een significante bijdrage levert in het politieke leven doordat ze politieke

verandering stimuleert; en,

(b) doorheen tal van publiek-private samenwerkings- en conservatieprojecten

mee instaat voor de implementatie van het milieubeleid op het terrein.30

Deze redenering, zorgde er niet alleen voor dat de milieubeweging in toenemende

mate wordt betrokken in de interne en externe dimensie van het Europese

milieubeleid, de positieve ervaringen die eruit voortvloeien resulteren eveneens in

het tot stand brengen van een subsidiemechanisme die de positie van de milieu-

beweging dient te versterken.31

In dit opzicht kan er worden gedacht aan het LIFE-programma (LIFE-natuur, LIFE-

Milieu, LIFE-Derde landen) dat tot doel heeft bij te dragen aan de ontwikkeling,

actualisering en uitvoering van het communautaire milieubeleid enerzijds en de

subsidies die het versterken van de milieubeweging in het besluitvormingsproces

beogen anderzijds.32 Met het oog op de meerjarenbegroting 2007-2013, worden de

diverse subsidiekanalen ondergebracht in een alomvattend en transparanter

instrument LIFE+ dat 2 pijlers omvat. De eerste pijler (tenuitvoerlegging en

governance) is gericht op de ontwikkeling van innovatieve beleidsinstrumenten en

de monitoring of evaluatie van het beleid enerzijds en de ondersteuning van NGO’s

30 FISHER, W. F., op.cit., blz. 452. WWF, EU Funding for the Environment. A Handbook for the 2007-13

programme period. Brussel, 2005, blz. 3.

(http://www.panda.org) 31 DE MEYER, P., NGOs and the European Climate Policy. A Case study of International

Environmental Governance. Paper prepared to be presented at the 2005 Berlin Conference on the Human

Dimensions of Global Environmental Change, International Organisations and Global Environmental

Governance. Berlijn/Potsdam, 2005, blz. 9-10.

(http://www.fu-berlin.de/ffu/akumwelt/bc2005) 32 http://europa.eu.int

Page 65: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 65

in het overleg en de uitvoering op het terrein anderzijds. De tweede subsidiepijler

(informatie en communicatie), richt zich tot de sensibilisering van het publiek

enerzijds en het onderhouden van netwerken met de relevante NGO’s anderzijds.33

Zodoende, kan er worden opgemerkt dat de milieubeweging zich, tot op zekere

hoogte, een insiderstatuut weet aan te meten binnen op het Europese niveau en de

Europese Commissie in het bijzonder. Zo vindt er niet alleen een zesmaandelijkse

bijeenkomst plaats tussen de ‘Green 10’ en de Europese Commissaris bevoegd voor

Leefmilieu, op basis van haar expertise wisten de diverse milieuorganisaties ook

een aantal duidelijke beleidsnetwerken uit te bouwen binnen DG Environment.34

3.4 Coalitievorming, interne diversiteit en adaptieve capaciteiten

Een veel gehoorde opvatting omtrent het lobbygebeuren, stelt dat belangengroepen

die betrokken wensen te geraken in het besluitvormingsproces zich dienen aan te

passen aan de specifieke Europese ‘multi-level governance’- of ‘network governance’-

setting en de bestuurlijke eigenaardigheden hierbinnen.35 Een dergelijke aan-

passing, vereist evenwel van organisaties dat zij over de nodige materiële en

adaptieve capaciteiten (of insightfull capacities) beschikken om te kunnen anticiperen

op de steeds evoluerende beleidscontext.

33 COM(2004) 621 FINAL, Proposal for a Regulation of the European Parliament and the Council

concerning the Financial Instrument for the Environment (LIFE+). Brussel, 2004, 30 blz. 34 De relatie die de milieubeweging onderhield met de EU Commissaris Wälstrom is daarbij een

toonbeeld van het insiderstatuut dat ze doorheen de jaren wist te bereiken binnen DG

Environment. WELIN, S., (NGO Desk Officer – European Commission, Environment DG),

Interview, via bezoek aan de unit A/3 – Legal Affairs and Governance binnen DG ENV (Rue de

Beaulieu, Bu-5, 1049 Brussel), d.d., 24 april 2006.

http://europa.eu.int/comm/civil_society/coneccs/index.htm 35 BOUWEN, P., Lobbying in de Europese Unie: Is er nog toekomst voor nationale belangengroepen.

Res Publica 4, 2002, blz. 686.

Page 66: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 66

“Organizational adaptive capacity enables the NGO to manage, sustain, adapt, improve,

expand or replace programs, activities and approaches if a new approach is more suitable to

fulfil the organization’s mission and to create large-scale, long-lasting social benefit. […]

Insightful agility refers to building and enhancing learning processes, adaptability and

leadership that not only enables the continuous renewal of an NGO’s vitality, […], but also

to build and sustain an NGO’s reputation through ensuring relevance and quality in

delivering its mission, strategy and activities”.36

Ondanks dat de materiële machtsmiddelen waarover de ruimere milieubeweging

kan beschikken, vaak zeer laag worden ingeschat, zien we dat ze door haar

adaptieve capaciteiten kan anticiperen op hetgeen er zich binnen de ‘multi-level’-

beleidscontext afspeelt. Met de diverse processen die er zich afspelen binnen de

diverse beleidsarena’s, en met het oog het realiseren van een ‘governance’-

georiënteerde aanpak van de grensoverschrijdende milieuproblemen, zien we dat

de milieubeweging een gedifferentieerd en gedecentraliseerd karakter heeft

uitgebouwd waarbinnen netwerkvorming de regel is: “The structural configuration of

a network is compatible with the agility approach to adaptive capacity which “emphasize

decentralisation and buttom-up approaches in decision-making, and encourage work groups

as well as horizontal relations among staff and managment” ”.37

3.4.1 Coalitievorming: een reactief en inefficiënt fenomeen?

Hoewel het werken met (min of meer) formele en informele coalities vaak wordt

omschreven als een reactief en inefficiënt fenomeen waarbij belangengroepen de

feiten achterna hollen, gaan we er van uit dat dit proces de heersende politieke

breuklijnen in de verf zet en een belangrijke aanzet kan betekenen voor de

oprichting van nieuwe en/of de diversificatie van de reeds bestaande beleids-

netwerken met de beleidsmakers: “Relationships within a policy coalition can be strong,

given a great degree mutual dependence, and will be revisited when useful. […] the primary

36 Gecit. in: TIMMER, V., op.cit., blz. 4. 37 Gecit. in: Ibid., blz. 9.

Page 67: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 67

rationale for developing policy coalitions is not a long-standing common interests based on

shared value systems […] but rather the messy, surprising and exquisitely political seeking

of policy goals which represent a win-win result for all members of the coalition”.38 De

netwerken tussen de diverse NGO’s beperken zich niet alleen tot de internationale

NGO’s in Brussel, ook locale en nationale NGO’s haken hier op in doorheen hun

lidmaatschap in andere NGO’s en/of NGO-netwerken op het nationale, Europese

en internationale niveau.39

3.4.2 De vorming van coalities: rationele verklaringen

De bovenstaande analyse, vertrekt met andere woorden van een rationalistisch

discours waarbij de organisaties binnen de milieubeweging hun acties

differentiëren en tot allianties overgaan op basis van een rationele kosten-

batenanalyse.40 Ondanks dat er vragen gesteld kunnen worden over een dergelijke

rationalisering, wordt deze veronderstelling bevestigd door de 'beleidsnetwerk’-

literatuur als gevolg van het feit dat ze (a) diverse interafhankelijke

samenwerkingsrelaties ziet opduiken tussen de samenstellende eenheden en (b)

sectoroverschrijdende alliantievorming als een strategische keuze bekijkt, waarbij

organisaties over gaan tot samenwerking omdat er wederzijdse voordelen aan

verbonden zijn.41

38 Gecit. in: WARLEIGH, A., The hustle: citizenship practice, NGO’s and ‘policy coalitions’ in the

European Union – the cases of Auto Oil, drinking water and unit pricing. Journal of European Public

Policy 7:2, 2000, blz. 232. 39 KOSTERINK, P., How far is ‘Brussels for local NGO’s. blz. 48-49. in: PAVRONIC, M., e.a.,

Environmental NGOs role in implementing EU Structural and Cohesion Funds. 50 blz. 40 JENKINS, C. J., Resource Mobilization Theory and the Study of Social Movements. Annual Review

of Sociology 9, 1983, blz. 528. 41 Aanvullend hierop, verwijzen we terug naar de kritieken die we in het vorige hoofdstuk ten

aanzien van de ‘homo economicus’-benadering hebben geformuleerd en betrekking hebben op de

vaststelling dat heel wat beslissingen genomen worden zonder een volledige kennis van zaken.

Page 68: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 68

3.4.2.1 Structurele achterstelling en sterke oppositie

De redenering dat organisaties samenwerken wanneer er wederzijdse voordelen

aan verbonden zijn, wordt bevestigd door de vaststelling dat structureel

achtergestelde actoren over gaan tot de vorming van ‘advocacy’ coalities en

netwerken in de poging om de onevenwichtige – neocorporatistische – machts-

balans te herstellen: “[…] groups will work harder as advocates to achieve their goals

when they encounter substantial rather than weak organized opposition […]”.42 Gesteld

dat het milieubeleid een impact heeft op alle facetten van dagelijkse leven

(gezondheid, economie, ontwikkeling) en het succes van de milieubeweging

gerelateerd is aan de mate waarin men de publieke opinie aan zijn zijde krijgt,

maakt dat ze er alle belang bij heeft om sectoroverschrijdende coalities tot stand te

brengen met een diversiteit aan consumenten-, gezondheids-, mensenrechten- en

ontwikkelingsorganisaties op het Europese en nationale niveau.43 Dit wordt zowel

empirisch bevestigd in het REACH-dossier, als door het onderzoek van Beyers en

Kerremans waarin gesteld wordt dat de milieubeweging een bijzondere positie

inneemt op vlak van coalitievorming: “They point at a quite extensive number of allies,

are perceived as allies by many others, and are quite often seen as opponents that are

worthwhile to be convinced”.44

42 Gecit. in: HOJNACKI, M., Organized Interests’ Advocacy Behavior in Alliances. Political Research

Quarterly 51:2, 1998, blz.441. 43 In dit opzicht kan er onder meer worden verwezen naar de goeie relaties die het EEB onderhoudt

met de European Trade Unions Confederation (ETUC), het Platform of European Social

Organisations (PESO), het Bureau of European Consumers’ Unions (BEUC),... EUROPEAN

ENVIRONMENTAL BUREAU, op.cit., blz. 64.; JASANOFF, S., op.cit., blz. 581. 44 BEYERS, J. en KERREMANS, B., Bureaucrats, Politicians and Societal Interests. How Is European

Policy Making Politicized. Comparative Political Studies 37:10, 2004, blz. 1129.; BOND BETER

LEEFMILIEU VLAANDEREN VZW, e.a., Manifest voor een betere chemische regelgeving in Europa. 22

november 2004, 5 blz.

(http://www.bblv.be)

Page 69: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 69

3.4.2.2 Specialisatie- en schaalvoordelen

Naast deze vaststelling, kunnen we ook nog tal van andere motieven

onderscheiden die betrekking hebben op de aan de economie ontleende

specialisatievoordelen enerzijds & schaalvoordelen anderzijds: “Group resources are

finite so the amount of staff, money, and time any one organization can expand on an issue

is limited. Organizations also differ in the type of politically relevant resources they possess

[…]”.45 De vorming van allianties, maakt het met andere woorden mogelijk dat elke

organisatie binnen de milieubeweging zich kan toeleggen op een beperkt aantal

activiteiten waarbij ze het principe van de comparatieve productiviteit trachten te

benutten: elke organisatie moet zich – als gevolg van zijn schaarse middelen –

specialiseren in datgene waar ze comparatief gezien het beste in is.46 Dit is onder

meer het geval voor de coalitie tussen de voornaamste NGO’s op het Europese

niveau of de ‘Green 10’, die elkaar op regelmatige basis ontmoeten en waarbinnen

er tot op zekere hoogte een ongeschreven arbeidsdeling geldt, die elke NGO moet

toelaten om zich met datgene in te laten waarin ze altijd al gespecialiseerd was.47

De milieubeweging heeft baat bij een dergelijke specialisering omdat dit er toe leidt

dat er ook op de lagere echelons binnen de milieubeweging aan capaciteitsopbouw

kan worden gedaan: “The strength of the Green 10 NGOs is in our networks. European

environmental NGOs regularly send information to their members and supporters. This is

vital to ensure these groups are fully informed of the developments at EU level, so that they

can contribute effectively to the EU decision making process”.48

De diverse netwerken die we opmerken binnen en buiten de milieubeweging,

brengen – zoals reeds eerder werd vermeld – ook tal van schaalvoordelen teweeg

45 Gecit. in: HOJNACKI, M., op.cit., blz. 439. 46 WEBSTER, R., Greening Europe together: the collaborative strategies of the European

Environmental NGOs. paper prepared for Panel 2-10 Policy-Making in Europe - Political Studies

Association 52nd Annual Conference ‘Making Politics Count’, London, Birkbeck College - university of

London, 2002, blz. 3.

(http://www.psa.ac.uk/cps/2002/webster.pdf) 47 GREENWOOD, J., op.cit., blz. 192. 48 Gecit. in: GREEN 10, op.cit., blz. 4.

Page 70: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 70

die de toegankelijkheid tot de Europese instellingen vergroten. In dit opzicht

dienen we te verwijzen naar de mogelijkheden die coalitievorming en project-

gebonden samenwerking biedt met betrekking tot (a) het uitwisselen van

informatie & expertise, (b) het realiseren van capaciteitsopbouw en het verhogen

van het probleemoplossend vermogen, en (c) het formuleren van gemeen-

schappelijke standpunten ten aanzien van de Europese instellingen.49 Dit sluit aan

bij de gedachte dat het lobbygebeuren gekenmerkt wordt door een ruilrelatie

waarbij de beleidsinstellingen vragende partij zijn voor de externe informatie,

expertise en steun vanuit het ruimere belangenveld.50 Met betrekking tot de

milieubeweging, kan hierbij onder meer gedacht worden aan de exclusieve relaties

die bepaalde NGO’s (zoals het EEB, CAN-E, BirdLife International…) doorheen de

jaren hebben opgebouwd met DG ENV als gevolg van hun ontegensprekelijke en

exclusieve expertise.51 Doorheen het coördineren van standpunten binnen de ‘Green

10’ kan de milieubeweging niet alleen meer gewicht in de schaal leggen en

representativiteit claimen, deze efficiënte en professionele vorm van werken wordt

ook door de beleidsmakers positief geëvalueerd. Ongecoördineerde standpunten

brengen niet alleen heel wat werklast met zich mee, ze worden ook als erg agressief

ervaren door de beleidsmakers doordat er een kortsluiting dreigt te ontstaan als

gevolg van het feit dat men er niet langer in slaagt, om de diverse belangen aan een

kritisch onderzoek te onderwerpen.52

49 DE CLERQ, M., op.cit., blz. 165.; GREEN GROUP OF EIGHT, Introducing European Environmental

NGOs. Their role and importance in European Union decision-making. Brussel, 2001, blz. 3.

http://www.euractive.com 50 BOUWEN, P., Exchanging access goods for access: A Comparative study of business lobbying in

the European Union Institutions. European Journal of Political Research 43, 2004, blz. 337-369.;

EISING, R., op.cit., blz. 5-6, 14-15. 51 “BirdLife International is de wereldautoriteit met betrekking tot de bescherming van vogels en

hun habitat, beschikt over exclusieve wetenschappelijke expertise op dit vlak, en wordt om deze

reden op een (min of meer) formele en informele wijze geconsulteerd door DG ENV”. Vrij naar:

WELIN, S., (NGO Desk Officer – European Commission, Environment DG), Interview, via bezoek

aan de unit A/3 – Legal Affairs and Governance binnen DG ENV (Rue de Beaulieu, Bu-5, 1049

Brussel), d.d., 24 april 2006.; GREEN 10, op.cit., blz. 6. 52 GREEN GROUP OF EIGHT, op.cit., blz. 3.; WELIN, S., op.cit., d.d. , 24 april 2006.

Page 71: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 71

3.2.2.3 Interne diversiteit en breuklijnen binnen de milieubeweging

Naast de rationele argumenten die pleiten voor coalitievorming, stellen we

eveneens tal van affectieve en normatieve overwegingen vast, die mee in onze

analyse moeten worden opgenomen als geldige motieven voor samenwerking.53 De

gedeelde verstandhouding in de bezorgdheid voor het milieu en het streven naar

Duurzame Ontwikkeling, zorgt daarbij voor een positieve stimulans om tot

collaboratie over te gaan.54 Toch dienen we te benadrukken dat de milieubeweging

geen unitaire actor is en er dus tal van punten kunnen worden opgemerkt waarin

de diverse organisaties hierbinnen, van elkaar verschillen. Hierbij zien we tal van

bestuurs- of beleidsstijlen en percepties opduiken die als potentiële breuklijnen

doorheen de beweging lopen.55

A. Donkergroene en lichtgroene milieuorganisaties

Een interessante opdeling die hierbij gemaakt kan worden, is deze tussen de

typische donkergroene ‘grassroots’- of protestorganisaties zoals Friends of the Earth

& Greenpeace enerzijds en de meer beleidsgeoriënteerde of lichtgroene organisaties

zoals het European Environmental Bureau, WWF en BirdLife anderzijds.56 Beide

types organisaties houden er (a) uiteenlopende filosofieën op na en leggen (b)

andere accenten op de wijze waarop ze hun doelstellingen wensen te realiseren. Als

dusdanig, beschouwen we deze breuklijnen als factoren die een ontegensprekelijke

impact hebben op de vorming en het voortbestaan van coalities: “Both have much to

defend regarding their lobbying styles. However, constraining preferences may constrain

collaboration, particularly formally organised, publicly recognised coalitions”.57 Verder,

gaan we er van uit dat de diversiteit binnen de milieubeweging, intern debat

53 KNOKE, D., Incentives in Collective Action Organizations. American Sociological Review 53:3, 1988,

blz. 315. 54 WEBSTER, R., What drives interest collaboration at European Level? Evidence from the European

Environmental interest groups. European Integration online Papers 4(17), blz. 2-3.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/2000-017a.htm) 55 EUROPEAN PARLIAMENT, op.cit., blz. 7. 56 GREENWOOD, J., op.cit., blz. 194. 57 Gecit. in: WEBSTER, R., op.cit., blz. 16.

Page 72: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 72

mogelijk maakt waardoor ze op regelmatige basis stil gaat staan bij de wijze

waarop ze zichzelf profileert in de relevante beleidsarena’s.58

- Uiteenlopende houding ten aanzien van beleidsmakers en industrie

Waar de eersten eerder kritisch staan tegenover de beleidsmakers en de industrie,

zien we dat de overigen een grotere openheid vertonen ten aanzien van deze

spelers.59 ‘Grassroots’-organisaties gaan zich in hun strategische keuzes meer laten

leiden door de band met hun achterban en hun ‘luis-in-de-pels’-functie. Hierdoor

zullen ze voornamelijk outsiderstrategieën (acties, media, betogingen, schrijf- en

internetcampagnes) nastreven en zijn ze als gevolg van hun ‘gebonden handen’,

minder bereid zijn om concessies te doen in overleg met de beleidsmakers. In deze

zin, hebben ze dan ook een wezenlijke invloed op de strategische richting waarin

de coalitie of alliantie gaat evolueren. Vanuit de veronderstelling dat heel wat

coalities tot stand komen als reactie op een sterke oppositie of een gebrekkige

toegang tot de beleidsmakers, maakt evenwel dat we kunnen stellen dat

‘grassroots’-milieuorganisaties zich hier erg gaan thuis voelen en een prominente rol

zullen spelen in de ontwikkeling van outsiderstrategieën. Ondanks dat de

licht_groene milieuorganisaties meer geneigd zijn om tot consensus over te gaan

met de beleidsmakers, zien we dat ook zij hun actiestrategieën gaan differentiëren.

Als gevolg van het feit dat men betrokken partij is in een ruim aantal

beleidsdomeinen – en men niet op alle niveaus en domeinen even geïntegreerd is in

58 MAZEY, S. en RICHARDSON, J., op.cit., blz. 149. in: JORDAN, A., op.cit., 156 blz. 59 Met betrekking tot de houding van de diverse NGO’s ten aanzien van de industrie, kunnen we

verwijzen naar de wijze waarop ze hun doelstellingen wensen te realiseren op het terrein. In dit

opzicht stellen we vast dat er milieuorganisaties zijn die gaan samenwerken met de industrie,

terwijl anderen daar hun naam niet willen aan verbinden: “WWF sees a future in which business

makes a positive contribution to the well-being of society and the planet. To achieve this, WWF engages in

challenging and innovative partnerships with business to drive change. Our partnerships with the private

sector not only provide conservation benefits which help us carry out our mission, but also give us an

opportunity to work with the business sector to increase its commitments to sustainable development and

environmentally sound business practices”. Gecit. in: http://www.panda.org

GREEN 10, e.a., op.cit., blz. 10.; BODER, S., Public Relations’ Role in Manufacturing Artificial Grass

Roots Coalitions.

(http://www.euractive.com)

Page 73: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 73

de diverse beleidsnetwerken – zijn ze eveneens genoodzaakt hun acties te

differentiëren en zich te beroepen op diverse insider- en outsiderstrategieën,

waarbij: “The importance of close, direct interaction between groups and governmental

actors is also assumed to be at its highest when general attention is low. If an issue area

attracts attention from various actors, corporatist structures of policy-making become less

central, while other modes of influence attain increased importance”.60

- Houding ten aanzien van de Europese subsidiepolitiek

In het analyseren van de relatie die de diverse milieuorganisaties onderhouden met

de Europese instellingen, dienen we verder te verwijzen naar de Europese subsidie-

politiek dat de medefinanciering van het jaarlijks werkprogramma van de

internationale milieuorganisaties omvat en een niet te onderschatten aandeel

vormen in de werkingsmiddelen waarover ze kunnen beschikken.61

60 BINDERKRANTZ, A., Interest Group Strategies: Navigating between Privileged Access and

Strategies of Pressure. Political Studies 53, 2005, blz. 697- 698. gecit. in: Ibid., blz. 698. 61 97/872/EC, Council Decision of 16 December 1997 on a Community action programme

promoting non-governmental organisations primarily active in the field of environmental

protection. Official journal L354, blz. 25-29.; 466/2002/EC, Decision No 466/2002/EC of the

European Parliament and the Council of 1 March 2002 laying down a Community action

programme promoting non-governmental organisations promoting non-governmental

organisations primarily active in the field of environmental protection.; COM(2004) 621 FINAL,

op.cit., 30 blz.

Page 74: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 74

Figuur 5: Aandeel van de Europese subsidies in de werkingsmiddelen van de milieubeweging62

62 CEE BANKWATCH, Annual Report 2004. Brussel, 2004, blz. 13.

(http://www.bankwatch.org)

EUROPEAN PUBLIC HEALTH ALLIANCE, EPHA’s Annual report 2005. Brussel, 2005, blz. 15.

(http://www.epha.org)

FRIENDS OF THE EARTH EUROPE, Funders of Friends of the Earth in 2005. 1 blz.

(http://www.foeeurope.org)

Page 75: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 75

Ondanks dat we deze subsidiepolitiek kunnen verklaren vanuit de wederzijdse

voordelen die er aan verbonden zijn en de Europese Commissie vaak een ‘logic of

appropriatness’-retoriek hanteert op vlak van de interne en externe dimensie van het

Europese milieubeleid, stellen ook hier een breuklijn vast die overlapt met deze

tussen de donkergroene en lichtgroene organisaties.63 Concreet komt het er op neer

dat Greenpeace International elke vorm van subsidiëring weigert omdat ze er voor

vreest dat ze in haar voortbestaan bedreigd wordt, wanneer ze voor haar werking

afhankelijk zou zijn van andere publieke en/of private autoriteiten.64 Subsidies

vormen niet alleen een potentiële bedreiging voor de onafhankelijkheid van de

diverse milieuorganisaties wanneer er een ‘verdeel-en-heers’-strategie achter schuilt,

het streven naar subsidies kan ook een doel op zich worden en aanleiding geven tot

conflicten tussen de diverse NGO’s in de onderlinge strijd om deze middelen. Dit

wordt bevestigd door Warleigh die stelt dat: “By its current practice of providing

funding for selected NGOs and preferring to work with EU-umbrella organisations, the

Commission risks undermining both the autonomy of NGOs (trough imposing conditions

on grants of subsidies) and their suitability as mechanisms of voice for the otherwise

disenfranchized (by favouring certain ‘tame groups’)”.65

B. Institutionele gevaren

Ondanks dat de opdeling tussen donkergroene en lichtgroene milieuorganisaties,

zeker zijn waarde heeft, kan er eveneens een tendens worden opgemerkt, die maakt

dat er hierin een zekere vervaging optreedt. Concreet kan hierbij worden gedacht

aan de vaststelling dat de in het oog springende afdelingen van de relevante

internationale milieuorganisaties (INGO’s) voor een stuk hun ‘grassroots’- en

actiegerichte karakter hebben ingeruild met het oog op toegang tot de Europese

instellingen: “Even traditionaly activist organisations […] have policy offices in Brussels

rather than campaigning offices, and are much more geared to building alliances and

making private compromises with other policy players than their marketing profiles might

63 VOGLER, J., The European Contribution to global environmental governance. International Affairs

81:4, 2005, blz. 849-850. 64 http://www.eu.greenpeace.org 65 Gecit. in: WARLEIGH, A., op.cit., Journal of Common Market Studies 39:4, 2001, blz. 622, 630.

EUROPEAN PARLIAMENT, op.cit., blz. 7.

Page 76: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 76

otherwise suggest”.66 In deze zin, bouwen we verder op het ‘elitarisme’ waarmee het

besluitvormingsproces gepaard gaat en stellen we vast dat dit ook gevolgen heeft

voor de milieubeweging. Waar de milieubeweging verondersteld wordt een groot

deel van de Europese bevolking te vertegenwoordigen, zien we dat de organisaties

hierbinnen aan een groot aantal institutionele gevaren onderhevig zijn en evolueren

naar een oligarchisch bestuur: “[…] NGOs operating in Brussels can be elite-driven

rather than membership-led; knowledge of the EU system necessitates a sophisticated

understanding which can cause NGO-players to operate against the wishes (or even

awareness) of their members”.67 Dit heeft betrekking op de ‘ijzeren wet van de oligarchie’

(Michels) dat verwijst naar het fenomeen waarbij de macht binnen elke organisatie

– hoe democratisch ze ook georganiseerd is – in de handen van een kleine groep

van mensen komt te liggen.68

In dit opzicht, kan ook de kritiek (uit de jaren ’80) van de diverse milieuorganisaties

ten aanzien van het European Environmental Bureau (EEB) geïnterpreteerd

worden. Als gevolg van de institutionele afhankelijkheid van de Europese

Commissie en de daarmee samenhangende bestuurlijke problemen, slaagde het

EEB er niet in om de toenmalige evolutie van het intern Europees milieubeleid op

een effectieve wijze uit te buiten. Als dusdanig, diende ze steeds meer spelers naast

zich te dulden die zich eveneens op het Europese niveau gingen profileren. Nadat

er vanuit het EEB diverse stappen werden ondernomen die gericht waren op het

varen van een onafhankelijkere koers en de contacten tussen de diverse spelers er

op vooruit gingen, lag vanaf 1994 de weg open voor een doorgedreven

66 Gecit. in: GREENWOOD, J., The World of EU NGOs and Interest Representation. 2003, blz. 3.

(http://www.euractiv.com) 67 In dit opzicht claimt de toenmalige Green 8 - die alle organisaties huidige organisaties uit de

Green 10 omvat, met uitzondering van CEE Bankwatch en de European Public Health Alliance –

5% van de Europese bevolking of 20 miljoen mensen te vertegenwoordigen. GREEN GROUP OF

EIGHT, op.cit., blz. 1.

Gecit. in: WARLEIGH, A., op.cit., Journal of European Public Policy 7:2, 2000, blz. 230. 68 HEYWOOD, A., Politics. Basingstoke, Palgrave, 2002, blz. 79, 256.

Page 77: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 77

samenwerking tussen de relevante NGO’s (FoEE, Greenpeace, EEB en WWF) in de

‘Green 4’ dat gaandeweg zou evolueren in de ‘Green 10’.69

Waar het netwerk aan Europese milieuorganisaties duidelijk gaat inspelen op de

idee van het ‘democratisch deficit’, zien we dat hun interne besluitvormings-

structuren als gevolg van een doorgedreven specialisering, vaak erg bureaucratisch

of gecentraliseerd zijn en als een potentiële factor voor vervreemding van de

achterban kan worden gezien.70 Als dusdanig, kunnen we spreken van een afruil of

‘trade off’ waarbij organisaties die zich in het Europese besluitvormingsproces

trachten te profileren, genoodzaakt zijn zich te specialiseren en beleidsgerichte

strategieën gaan verkiezen boven ‘grassroots’- of outsiderstrategieën. Ondanks dat

de beleidsmakers tot op zekere hoogte aanvaarden dat belangengroepen, outsider-

strategieën hanteren, terwijl ze over een aantal geprivilegieerde contacten

beschikken, zorgt de ‘ijzeren wet’ er voor dat de milieubeweging de band met haar

achterban dreigt te verliezen, terwijl ze net hieruit de vereiste legitimiteit haalt.71

C. ‘Free-rider’-gedrag binnen coalities

Niettegenstaande we duidelijke rationele overwegingen kunnen onderscheiden die

coalitievorming binnen de milieubeweging verklaren, stelt zich tenslotte de vraag

in welke mate de vorming van egalitaire ‘advocacy’ allianties en projectgebonden

coalities, aanleiding heeft tot ‘free-rider’-gedrag waarbij men als (sub)organisatie

profiteert van de inspanningen van de andere.72 Waar dit gedrag als gevolg van de

specialisatie volgens comparatieve voordelen enigszins in de hand wordt gewerkt,

gaan we er van uit dat dit met de nodige zorg dient te worden aangepakt doorheen

69 GREENWOOD, J., op.cit., Basingstoke, Palgrave, 2003, blz. 192-195.; WEBSTER, R. Environmental

collective action. Stable patterns of cooperation and issue alliances at the European level. blz. 178-183. in:

GREENWOOD, J. en ASPINWALL, M., Collective action in the European Union. Interests and the new

politics of associability. Routledge, Londen, 1998, 238 blz. 70 WARLEIGH, A., op.cit., Journal of Common Market Studies 39:4, 2001, blz. 631. 71 BINDERKRANTZ, A., op.cit., blz. 695.; MAZEY, S. en RICHARDSON, J., op.cit., blz. 148. in:

JORDAN, A., op.cit., 365 blz. ; HEYWOOD, A., op.cit., blz. 79., 256. 72 SIMPSON, B. en WILLER, D., The Structural Embeddedness of Collective Goods: Connection and

Coalitions in Exchange Networks. Sociological Theory 23:4, 2005, blz. 386-407.

Page 78: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 78

coördinatie en overleg. Ondanks dat het erg moeilijk blijft om sluitende uitspraken

te doen over de mate waarin dergelijk gedrag optreedt in de praktijk, kunnen we

een aantal opvallende tendensen onderscheiden die een dergelijk gedrag lijken te

relativeren. In eerste instantie, kan er worden gewezen op de vaststelling dat heel

wat allianties tot stand komen tussen eenzelfde selecte groep aan milieu-

organisaties die er tal van baten aan toeschrijven en wiens kansen op slagen alleen

maar mogelijk is, wanneer alle leden hierbinnen hun steentje bijdragen.73 Een

andere opvallende vaststelling die een dergelijk gedrag lijkt te counteren, is de

interne verwevenheid binnen de milieubeweging. De leden binnen de diverse

milieuorganisaties hebben een gedeelde identiteit, kennen elkaar persoonlijk (staff-

links), zijn vaak met elkaar verbonden doorheen een wederzijds lidmaatschap

binnen elke organisatie en wenden deze verwevenheid aan om gezamenlijke acties

te coördineren.74 Deze factoren, vergroten met andere woorden de stabiliteit of het

vertrouwen tussen de diverse organisaties binnen de milieubeweging en brengen

leereffecten met zich mee omtrent de wijze waarop ‘advocacy’ allianties

functioneren en gecoördineerd moeten worden.75 Ook binnen de organisaties zien

we een soortgelijke netwerkstructuur of verwevenheid opduiken waarbij men

doorheen tal van coördinerende activiteiten de band met de samenstellende

eenheden tracht te bestendigen. Deze coördinerende activiteiten zijn van uitermate

belang in het versterken van de nationale suborganisaties in het lobbygebeuren

doorheen de nationale route en de Raad van Ministers. Zodoende, kunnen we

besluiten dat het mobiliseren en managen van inter- en/of intra-organisationele

netwerken doorheen het Europese besluitvormingsproces een complexe zaak is,

maar een ‘window of opportunities’ openen binnen de ‘multi-level governance’-setting

wanneer ze naar behoren functioneren.76

73 HOJNACKI, M., op.cit., blz. 443-444. 74 WEBSTER, R., Greening Europe together: the collaborative strategies of the European

Environmental NGOs. paper prepared for Panel 2-10 Policy-Making in Europe - Political Studies

Association 52nd Annual Conference ‘Making Politics Count’, London, Birkbeck College - university of

London, 2002, blz. 9.

(http://www.psa.ac.uk/cps/2002/webster.pdf) 75 HOJNACKI, M., op.cit., American Journal of Political Science 41:1, blz. 68. 76 MAZEY, S. en RICHARDSON, J., op.cit., blz. 149; in: JORDAN, A., op.cit., 365 blz.

Page 79: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De profilering van de milieubeweging op het Europese niveau 79

3.5 Conclusie

In onze analyse van de positie van de milieubeweging op het Europese niveau,

worden we met een dubbel verhaal geconfronteerd. In eerste instantie is er de

vaststelling dat milieubeweging er door haar beperkte middelen niet in slaagt om

de ter beschikking staande ‘politieke opportuniteiten’ uit te buiten. Langs de andere

zijde, stellen we vast dat de milieubeweging over heel wat adaptieve capaciteiten

beschikt die alliantievorming in de hand werkt en inspeelt op de ‘multi-level

governance’-setting die het Europese besluitvormingsproces kenmerkt. Bovendien,

dient er te worden opgemerkt dat de milieubeweging door de beleidsmakers erkent

worden als legitieme spelers die een wezenlijke rol te vervullen hebben en op een

aantal wezenlijke manieren betrokken worden in het beleid. Aansluitend op dit

hoofdstuk, stelt zich ten slotte de vraag in welke mate de positie van de milieu-

beweging zal wijzigen met de implementatie van de ‘Aarhus’-principes binnen de

Europese instellingen en de lidstaten.

Page 80: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging 80

“Those who seek to protect the environment, […], are usually quite disadvantaged as

compared with the economic forces at work around us. […] there has been some recognition

of the need to address the balance of power and allow citizens a greater role in

environmental decision-making”.1

4 De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging

Zoals we reeds konden opmaken, wordt de positie van de milieubeweging in het

besluitvormingsproces niet alleen gekenmerkt door de nood aan informatie en

expertise, we dienen ook aandacht te hebben voor de ‘politieke opportuniteiten’ die

voortvloeien uit de institutionele structuur enerzijds en de capaciteiten van de

belangengroepen om zich te richten tot de Europese instellingen anderzijds.

Vandaar, wordt het interessant om te analyseren welke impact de implementatie

van de ‘Aarhus’-principes binnen de Europese instellingen en de diverse lidstaten

zal hebben op de vorming van beleidsnetwerken met de milieubeweging. Ondanks

dat we tal van nieuwe beleidsopportuniteiten kunnen onderscheiden voor de

milieubeweging, gaan we uit van de veronderstelling er nog een ganse weg af te

leggen is vooraleer we kunnen spreken van ‘environmental’-governance. Dit omdat

de uitwerking van beleidsmaatregelen, actieplannen of –programma’s aan heel wat

lobby-, duw- of trekkrachten onderhevig is binnen de ‘multi-level governance’-setting

waardoor het erg moeilijk is om dit in te passen in een ‘governance’-keurslijf.2

1 TAYLOR, M., Public Involvement in Environmental Decision-Making. blz. 160. in: SCHEUER, S.,

e.a., EU Environmental Policy Handbook. Brussel, European Environmental Bureau, 340 blz.

(http://www.eeb.org) 2 Ondanks dat het lobbygebeuren aan heel wat dynamieken onderhevig is, zien we in dit opzicht

dat de Europese Unie een ‘logic of appropriatness’-discours hanteert ten aanzien van het aannemen

van een regulering in lijn met de Aarhusconventie: “When the EU adopts this Regulation, it will

become the first international organisations to apply a comprehensive set of rules granting public access to

environmental information, participation in environmental decision-making and access to justice in

environmental matters”. Gecit. in : IP/03/1466, Environmental Matters: Commission Promotes citizens’

involvement in environmental matters. Brussel, 2003, blz. 1.

Page 81: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging 81

4.1 De Aarhusconventie

De Conventie ‘on Access to Information, Public Participation in Decision-Making and

Access to Justice in Environmental Matters’ word gezien als een speerpunt in de

richting van een ‘governance’-aanpak van milieuaangelegenheden.3 Deze Conventie

werd onderhandeld door de landen die deel uit maken van de ‘United Nations

Economic Commission for Europe’ (UN/ECE) en werd op 25 juni 1998, tijdens de

bijeenkomst in Aarhus (Denemarken), ondertekent door de diverse milieuministers

en de Europese Gemeenschap.4 De ratificatie ervan, verloopt enigszins eigenaardig.

In eerste instantie heb je de individuele lidstaten die de ‘Aarhusconventie’:

(a) ondertekent hebben en na ratificatie overgegaan zijn tot de implementatie

ervan in eigen wetgeving;

(b) ondertekent hebben, maar een afwachtende houding aannemen ten

opzichte van Europese initiatieven terzake;

(c) niet ondertekent hebben en al dan niet van plan zijn om de conventie

alsnog te ondertekenen.

In tweede instantie, is er de Europese Gemeenschap, die de Conventie in 2005

geratificeerd heeft, en tal van initiatieven dient te nemen die de implementatie van

de ‘Aarhus’-principes beoogt in de Europese instellingen en de diverse lidstaten.5

3 EUROPEAN ENVIRONMENTAL BUREAU, EEB Work Programme. Brussel, 2005, blz. 42.;

CONVENTION on access to information, public participation in decision-making and access to

justice in environmental matters. Aarhus, 1998, 25 blz.

(http://aarhusclearinghouse.unece.org) 4 UN/ECE is een van de 5 regionale commissies binnen de Verenigde Naties. Het omvat 55 leden:

de 25 landen uit de Europese Unie, de Verenigde Staten, Canada, Turkije, Roemenië, Bulgarije en

de voormalige sovjetlanden. IP/03/1466, op.cit., blz. 2.; MEMO/03/210, Questions and Answers on

the Århus Convention. Brussel, 2003, blz. 1.

(http://europa.eu.int/comm/environment/aarhus/index.htm) 5 2005/370/EC, Council Decision of 17 February 2005 on the conclusion, on behalf of the European

Community, of the Convention on Access to information, public participation in decision-making

and access to justice in environmental matters. Official Journal of the European Union L124/1, 2005, 3

blz. TAYLOR, M., op.cit., blz. 161. in: SCHEUER, S., op.cit., 340 blz.

Page 82: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging 82

De Conventie bestaat uit drie pijlers die gericht zijn op het versterken van de civiele

maatschappij (en de milieubeweging) in milieuaangelegenheden: “The first pillar

grants the public the right of access to environmental information. The second, grants the

right to take part in decision-making processes. Finally, the third pillar grants the public

access to justice, i.e., the right to resource to administrative or judicial procedures to dispute

acts and omissions of private persons and public authorities violating the provisions of

environmental law”.5 Wat volgt, is een korte schets van de drie pijlers. Hierbij

trachten we te achterhalen welke de gevolgen zijn voor de milieubeweging.

4.1.1 Pijler 1: toegang tot informatie

Dit basisprincipe uit de Aarhusconventie (Art. 4) stelt dat eenieder het recht heeft

om te weten hoe het met zijn milieu gesteld is en dat deze informatie (al dan niet na

een uitdrukkelijke vraag en met een aantal uitzonderingen) op een gepaste wijze

aan de bevolking dient te worden bekent gemaakt.6 Dit sluit aan bij de opvatting

dat in een democratische setting, de besluiten in alle openheid en zo dicht mogelijk

bij de bevolking tot stand komen. Dit gaat tot op zekere hoogte uit van een ‘win-

win’-situatie waarbij de relevante instellingen informatie-uitwisseling trachten te

stimuleren. Voor alle belangengroepen, of ze nu outsider of insider zijn binnen de

diverse beleidsnetwerken, is het verzekeren van de toegang tot informatie van

ontegensprekelijk belang in het organiseren van hun lobbyactiviteiten doorheen de

Brusselse strategie en de nationale route. Als dusdanig, zorgt deze openheid er

voor dat de milieubeweging, zowel op rechtstreekse als onrechtstreekse wijze, druk

kan uitoefenen op het besluitvormingsproces en haar ‘luis-in-de-pels’-functie kan

5 COM(2003) 624 FINAL, Proposal for a directive of the European Parliament and the Council on access to

justice in environmental matters. Brussel, 2003, blz. 2. 6 Met betrekking tot de toegang tot informatie stelt Art. 4.4 van de Aarhusconventie dat er uit-

zonderingen kunnen we toegekend op grond van: de nationale en internationale veiligheid,

vertrouwelijkheid,…

Page 83: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging 83

vervullen ten aanzien van de implementatie van het beleid in de diverse lidstaten.7

Dit principe, zag zich reeds in 1990 weerspiegeld in de richtlijn 90/313/EEC dat de

toegang tot informatie in milieuaangelegenheden diende te waarborgen in de

diverse lidstaten en een ontegensprekelijke invloed had op eigenlijke tekst van de

Aarhusconventie.8 In lijn met de bepalingen uit de Aarhusconventie, werd de

eigenlijke richtlijn – met betrekking tot de toegang tot informatie – vervangen door

richtlijn 2003/4/EC.9

Het discours met betrekking tot de toegang tot informatie, past eveneens in de

ganse discussie rond het democratisch deficit en de openheid van de Europese

Unie. In dit opzicht stelt de ‘White paper on Governance’ dat: “Democracy depends on

people being able to take part in the public debate. […] they must have access to reliable

information on European issues and be able to scrutinize the policy process in its various

stages”.10 Parallel en voorafgaand met deze strategische visie, dienen we te

verwijzen naar verordening 1049/2001/EC die gericht is op het verschaffen van

toegang tot de documenten van de Commissie, het Europees parlement en de Raad

van ministers.11 In lijn met de bepalingen die werden uitgetekend binnen deze

verordening en de uitbouw van de website van de Europese Unie, breidt men de

toegang tot informatie in milieuaangelegenheden [COM(2003)622] uit naar alle

Europese instellingen.12 Waar de diverse belanghebbenden reeds over de nodige

7 IP/00/69, Commission proposes to improve public access to environmental information. Brussel, 2000.

KRÄMER, L., Access to Environmental Information in an Open European Society – Directive

2003/4. Research Papers in Law 5/2003, 2003, blz. 3. 8 90/313/EEC, 90/313/EEC of 7 June on the freedom of access to information on the environment.

Official journal of the European Communities. ; TAYLOR, M., op.cit., blz. 162. 9 2003/4/EC, Directive 2003/4/EC of the European parliament and of the Council of 28 January

2003 on public access to environmental information. Official Journal L041, blz. 0026-0032. 10 Gecit. in: COM(2001)428 FINAL, European Governance: A White Paper. Brussel, 2001, blz. 11. 11 Regulation (EC) No 1049 of the European Parliament and of the Council of 30 May 2001 regarding

public Access to European Parliament, Council and Commission documents. Official Journal L 145,

blz. 43-48. 12 COM(2003) 622 FINAL, Proposal for a regulation of the European Parliament and of the Council on the

application of the provisions on the Århus Convention on Access to Information, Public Participation in

Page 84: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging 84

documenten konden beschikken die bijdragen tot het uitwerken van hun

strategieën en claims, zien we met andere woorden dat dit nog verder wordt

uitgebreid.

4.1.2 Pijler 2: publieke participatie

In tweede instantie voorziet de Aarhusconventie in het versterken van de publieke

participatie in het voorbereiden van milieugerichte plannen en programma’s (art. 6,

7, 8): de publieke autoriteiten dienen de bevolking tijdig te informeren over

milieuaangelegenheden zodat ze over de mogelijk beschikken om hierop te

reageren.13 Dergelijke participatie biedt de bevolking de mogelijkheid om een

mening te formuleren en indien nodig hun bezorgdheid te uiten: “Dat vergroot de

verantwoording en transparantie van de besluitvorming en draagt bij tot de bewustheid bij

het publiek van milieuvraagstukken en steun aan de genomen beslissingen”.14

Met het aannemen van richtlijn 2003/35/EC, dienen de diverse lidstaten een beleid

uit te werken dat daarin voorziet op het lokale, regionale en nationale niveau.15

Aansluitend hierop, voorziet het Commissievoorstel COM(2003)622 in een soort-

gelijke regulering op het Europese niveau. Waar het Europese Commissie van

mening was dat deze participatie zich diende te beperken tot de ‘Environmental

Action Plans’ en de plannen of programma’s die in het kader daarvan worden

genomen, ijverde het Europees Parlement voor een meer omvattende benadering

Decision-Making and Access to Justice in Environmental Matters to EC institutions and bodies. Brussel,

2003, 31 blz.

http://www.europarl.eu/oeil/index 13 MEMO/03/210, op.cit., blz. 2. 14 Gecit. in: STAES, B., Dossier – milieubeweging moet inspraak krijgen en naar rechtbank kunnen.

(http://www.bartstaes.be) 15 MEMO/03/210, op.cit., blz. 5.; 2003/35/EC, Directive 2003/35/EC of the European Parliament

and the Council of 26 May 2003 providing for public participation in respect of the drawing up of

certain plans and programmes relating to the environment and amending with regard to public

participation and access to justice council directives 85/377/EEC and 96/61/EC – statement by

the Commission. Official Journal L 156, blz. 0017-0025.

Page 85: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging 85

waarbij de participatie niet beperkt mocht blijven tot het uitwerken van plannen en

programma’s, maar ook milieugerelateerde onderwerpen diende te omvatten. Als

dusdanig, werd er tijdens de bemiddelingsfase gesteld dat: “[…] Parties shall

endeavour to provide opportunities for public participation for public participations in the

preparation of policies relating to the environment”.16 Hoewel hier duidelijke

engagementen achter schuilen op vlak van het vergroten van hun inputlegitimiteit,

stelt zich de vraag welke de uiteindelijke impact hiervan is. Dat men gehoord

wordt, wil nog niet zeggen dat men invloed kan uitoefenen. Veel hangt hierbij af

van de wezenlijke trek- en duwkrachten die met het uitwerken van deze plannen

en programma’s samengaan. Voor de milieubeweging is het met andere woorden

erg relevant om te investeren in het opzetten van duurzame beleidsnetwerken,

zodat ook zij bij het uitschrijven van projecten die een wezenlijke impact hebben op

het milieu. Weliswaar, hangt dit alles af van de mate waarin deze organisaties

bereidheid zijn om een afruil te maken tussen invloed/toegang enerzijds en hun

‘grassroots’-karakter of autonomie anderzijds.

4.1.3 Pijler 3: toegang tot justitie

De Aarhusconventie (art. 9) geeft aan burgers en milieuorganisaties de mogelijk-

heid om zich te wenden tot de rechterlijke instanties en laat hen toe om hun ‘luis-in-

de-pels’-functie uit te oefenen.17 Waar de burgers, reeds dat recht hadden volgens

het Verdrag, komen daar op het Europese niveau [COM(2003)622] nu ook milieu-

organisaties bij. Concreet zal het er op neer komen dat ze om een interne herziening

van een administratieve handeling kunnen vragen vanaf de 4de tot de 6de week

nadat een administratieve handeling met betrekking tot het milieu van kracht

geworden is.18 Op het niveau van de lidstaten, werd er eveneens een richtlijn

opgesteld die door de diverse lidstaten in nationale wetgeving dient te worden

16 http://www.europarl.eu/oeil/index 17 MEMO /03/210, op.cit., blz. 2. 18 http://www.europarl.eu/oeil/index

Page 86: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

De impact van de Aarhusconventie voor de milieubeweging 86

omgezet.19 Dit betekent een hele vernieuwing voor de diverse milieuorganisaties

die het vaak erg moeilijk hebben om een procedure in te leiden voor een nationale

rechter. Als gevolg van het feit dat ze een persoonlijk belang of rechtstreeks nadeel

dienen te kunnen aantonen, worden heel wat zaken onontvankelijk verklaard. Dit

was onder meer het geval voor de Bond Beter Leefmilieu wiens klacht met

betrekking tot de uitbreiding van de Antwerpse haven (Deurganckdok) afgewezen

werd.20 Ondanks dat het nog afwachten is hoe dit alles zal vorm krijgen in de

diverse lidstaten, kan deze mogelijkheid gezien worden als een belangrijke ‘stok

achter de deur’ voor de diverse milieuorganisaties en is dit nauw gelieerd aan de 2de

pijler.21

4.2 Conclusie

Deze nieuwe initiatieven, houden een aantal interessante beleidsopportuniteiten in

voor de milieubeweging (en de civiele maatschappij) en liggen in het verlengde van

de stappen die reeds in het verleden werden genomen. De vraag blijft evenwel, in

welke mate we hier kunnen spreken van ‘environmental’-governance waarbinnen de

milieubeweging een insiderstatuut verkrijgt. Het uitwerken van beleids-

maatregelen, actieplannen of –programma’s binnen de ‘multi-level governance’-

setting is aan heel wat lobby-, duw- of trekkrachten onderhevig waardoor het erg

moeilijk is om dit in te passen in een ‘governance’-keurslijf.

19 COM(2003) 624 FINAL, Proposal for a directive of the European Parliament and the Council on access to

Justice in environmental matters. Brussel, 2003, 22 blz. 20 http://www.demorgen.be 21 STAES, B., op.cit.

Page 87: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Besluiten 87

5 Besluiten

Kijken we naar het Europese besluitvormingsproces, dan zien we dat dit niet

beperkt blijft tot een louter interinstitutioneel spel of ‘three-level game’ tussen de

diverse Europese instellingen, we zien ook tal beleidsnetwerken opduiken die een

amalgaam aan externe actoren en belangengroepen omvatten. De ontvankelijkheid

van de Europese instellingen voor deze externe spelers, gaat men daarbij vaak

verklaren vanuit de idee dat we met ‘systeem falen’ geconfronteerd worden wanneer

we het beheer van onze complexe maatschappij overgelaten aan de exclusieve

heerschappij van de overheid of de markt. Niettegenstaande we in het gehanteerde

discours tal van factoren kunnen identificeren die deze ‘governance’-benadering van

het lobbygebeuren lijken te bevestigen, moet dit alles enigszins gerelativeerd

worden.

De positie van de diverse belangengroepen in het Europese besluitvormingsproces

wordt niet alleen bepaald door de nood aan informatie en expertise, ook de

‘politieke opportuniteiten’ die voortvloeien uit de institutionele structuur en de

capaciteiten van de belangengroepen om zich te richten tot de Europese

instellingen spelen een niet te onderschatten rol. De vaststelling dat de setting,

structurele gevolgen heeft voor het verloop van het lobbygebeuren en de

uitgangspositie van de uiteenlopende belangengroepen, zorgt er voor dat we de

diverse beleidsnetwerken als machtsbestendige constructies dienen te bekijken die

insiders en outsider genereren. Hierdoor volstaat het niet langer om de strategische

acties (voice en/of access) en lobbyactiviteiten van de diverse belangengroepen op een

geïsoleerde wijze te bekijken. De reeds bestaande beleidsnetwerken spelen niet

alleen een erg belangrijke rol in het verloop van het lobbygebeuren, ze bepalen dus

ook de wijze waarop outsiders hun belangen kunnen ventileren in dit proces.

Met deze uitgangspunten in het achterhoofd, hebben we getracht om de relatie te

onderzoeken tussen (a) de specifieke Europese ‘multi-level governance’-setting

waarbinnen we diverse (min of meer) formele en informele beleidsnetwerken

kunnen onderscheiden, en (b) de strategische keuzes waarvoor de milieubeweging

Page 88: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Besluiten 88

staat. Wensen we vat te krijgen op de wijze waarop de relevante NGO’s zich

trachten te profileren binnen de interne dimensie van het Europese milieubeleid (en

de diverse beleidsnetwerken hierbinnen), dan is het noodzakelijk om te kijken naar

de specifieke karakteristieken die deze beweging kenmerken. In dit opzicht worden

we met een complex verhaal geconfronteerd. Langs de ene zijde, stellen we vast dat

de milieubeweging in een lastiger pakket zit dan de vele issuespecifieke, materiële

belangengroepen doordat ze:

- zich met haar schaarse middelen dient te profileren op een uiteenlopend

aantal beleidsdomeinen waarbinnen economische overwegingen (zoals

competitiviteit) vaak de bovenhand halen; en,

- met heel wat moeilijkheden wordt geconfronteerd om (a) een beleidsissue

doorheen het ganse besluitvormingsproces vast te houden (van beleids-

formulering en implementatie) en (b) te investeren in duurzame beleids-

netwerken met de beleidsmakers.

Langs de andere zijde, stellen we een tendens vast waarbij de milieubeweging zich

best wel weet te profileren binnen de specifieke ‘multi-level governance’- of ‘network

governance’-setting. De milieubeweging heeft niet alleen heel wat ervaringen

opgebouwd in de diverse nationale en internationale fora waarbinnen ze actief is.

Ook de wijze waarop ze gestructureerd is, speelt een niet te onderschatten rol.

Niettegenstaande er binnen de milieubeweging tal van factoren kunnen worden

opgemerkt die wijzen op een ‘capabilities-expectations gap’, zien we dat de ze over

heel wat adaptieve capaciteiten beschikt om flexibele ‘governance’-netwerken uit te

bouwen en doorheen een doorgedreven specialisatie, te anticiperen op de nadelen

waarmee ze wordt geconfronteerd binnen de ‘multi-level governance’-setting.

Rekening houdend met de vaststelling dat ‘politieke opportuniteiten’ een belangrijke

impact hebben op de positie van de milieubeweging, dienen we verder te wijzen op

het steeds terugkerende discours waarbinnen de milieubeweging als een legitieme

actor wordt beschouwd die (a) doorheen tal van conservatieprojecten mee instaat

voor de implementatie van het milieubeleid op het terrein en (b) een significante

Page 89: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Besluiten 89

bijdrage levert in het politieke leven. Vanuit deze erkenning, kunnen we dan ook

tal van ‘governance’-initiatieven onderscheiden die voorzien in een uitgebreide

subsidiëring enerzijds en een ruimere betrokkenheid van de civiele maatschappij in

het besluitvormingsproces anderzijds. Ondanks dat de initiatieven die in dit kader

werden genomen, een aantal interessante beleidsopportuniteiten meebrengen voor

de milieubeweging, blijft de vaststelling overeind dat er vaak pragmatische

redenen achter schuil gaan en het uitwerken van beleidsmaatregelen aan heel wat

lobby-, duw- of trekkrachten onderhevig is, waardoor het erg moeilijk is om dit in

te passen in een ‘governance’-keurslijf.

Page 90: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 90

6 BRONNENLIJST

6.1 Primaire bronnen

6.1.1 Verdragsteksten

CONVENTION on access to information, public participation in decision-making

and access to justice in environmental matters. Aarhus, 1998, 25 blz.

(http://aarhusclearinghouse.unece.org)

VERDRAG betreffende de Europese Unie (92/C 191/01), Official Journal of the

European Union, 29 juli 1992.

GECONSOLIDEERDE VERSIE VAN HET VERDRAG tot oprichting van de

Europese Gemeenschap (02/C 325/33), 2002.

6.1.2 Officiële rapporten, verslagen, procedures en beleidsteksten van de

Europese Unie

90/313/EEC, 90/313/EEC of 7 June on the freedom of access to information on the

environment. Official journal L158, blz.56-58.

97/872/EC, Council Decision of 16 December 1997 on a Community action

programme promoting non-governmental organisations primarily active in the

field of environmental protection. Official journal L354, blz. 25-29

466/2002/EC, Decision No 466/2002/EC of the European Parliament and the

Council of 1 March 2002 laying down a Community action programme

promoting non-governmental organisations promoting non-governmental

organisations primarly active in the field of environmental protection. Official

Journal L 75, 6 blz.

2003/4/EC, Directive 2003/4/EC of the European parliament and of the Council of

28 January 2003 on public access to environmental information. Official Journal

L041, blz. 0026-0032.

2003/35/EC, Directive 2003/35/EC of the European Parliament and the Council of

26 May 2003 providing for public participation in respect of the drawing up of

Page 91: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 91

certain plans and programmes relating to the environment and amending with

regard to public participation and access to justice council directives

85/377/EEC and 96/61/EC – statement by the Commission. Official Journal L

156, blz. 0017-0025.

2005/370/EC, Council Decision of 17 February 2005 on the conclusion, on behalf of

the European Community, of the Convention on Access to information, public

participation in decision-making and access to justice in environmental matters.

Official Journal of the European Union L124, 2005, 3 blz.

COM(2001) 31 FINAL, Communication from the Commission to the Council, the

European Parliament, the Economic and Social Committee and the Committee of the

Regions on the Sixth Environment Action Programme of the European Community:

’Environment 2010: ‘Our future, Our choice’. Brussel, 2001, 81 blz.

COM(2001) 88 FINAL, White Paper: Strategy for a future Chemicals Policy. Brussel,

2001, blz.

COM(2001) 428 FINAL, European Governance: A White Paper. Brussel, 2001, 35 blz.

COM(2002) 704 FINAL, Communication from the Commission. Towards a reinforced

culture of consultation and dialogue – General principles and minimum standards for

consultation of interested parties by the Commission. Brussel, 2002, 28 blz.

COM(2003) 622 FINAL, Proposal for a regulation of the European Parliament and of the

Council on the application of the provisions on the Århus Convention on Access to

Information, Public Participation in Decision-Making and Access to Justice in

Environmental Matters to EC institutions and bodies. Brussel, 2003, 31 blz.

COM(2003) 624 FINAL, Proposal for a directive of the European Parliament and the

Council on access to justice in environmental matters. Brussel, 2003, 22 blz.

COM(2004) 621 FINAL, Proposal for a Regulation of the European Parliament and the

Council concerning the Financial Instrument for the Environment (LIFE+). Brussel,

2004, 30 blz.

COM(2003)622 FINAL,

EUROPESE COMMISSIE, Kiezen voor een groenere toekomst. De Europese Unie en het

milieu. Brussel, 2002, 32 blz.

(http://europa.eu.int)

EUROPEAN PARLIAMENT, Lobbying in the European Union: Current Rules and

Practices. Luxemburg, Constitutional Affairs Series, 2003, 68 blz.

Page 92: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 92

(http://europe.eu.int)

IP/00/69, Commission proposes to improve public access to environmental information.

Brussel, 2000.

IP/03/1466, Environmental Matters: Commission Promotes citizens’ involvement in

environmental matters. Brussel, 2003, 3 blz.

MEMO/03/210, Questions and Answers on the Århus Convention. Brussel, 2003, 7

blz.

Regulation (EC) No 1049 of the European Parliament and of the Council of 30 May

2001 regarding public Access to European Parliament, Council and Commission

documents. Official Journal L 145, blz. 43-48.

Rules of Procedure of the European Parliament – 16th Edition, juli 2006.

(http://www.europarl.europe.eu)

6.2 Secundaire bronnen

6.2.1 Boeken

DE CLERCQ, M, Economie toegelicht. Leuven, Garant, 2002, 632 blz.

DELMARTINO, F., Profiel van de Europese Unie. Een inleidend handboek. Garant,

Leuven/Apeldoorn, 2001, 200 blz.

GARDNER, J. N., Effective lobbying in the European Community. Boston, Kluwer Law

and Taxation Publishers Deventer, 1991, 162 blz.

GREENWOOD, J., Interest Representation in the European Union. Basingstoke,

Palgrave, 2003, 310 blz.

GREENWOOD, J. en ASPINWALL, M., Collective action in the European Union.

Interests and the new politics of associability. London, Routledge, 1998, 238 blz.

HEYWOOD, J., Politics. Basingstoke, Palgrave, 2002, 453 blz.

JORDAN, A., Environmental Policy in the European Union. Actors, institutions &

processes. Londen, Earthscan Publications Limited, 2002,, 354 blz.

MCCORMICK, J., Environmental Policy in the European Union. Basingstoke, Palgrave,

2001, 329 blz

Page 93: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 93

MICHALOWITZ, I., EU Lobbying. Principles, Agents and Targets: strategy interest

intermediation in EU policy-making. Potsdam/Berlin, Publik Affairs und

Politikmanagment 4, 2004, 321 blz.

PETERSON, J. en BONBERG, E., Decision making in the European Union. Basingstoke,

Palgrave, 1999, 192 blz.

SABATIER, P. A., e.d., Theories of the Policy Process. Colorado, Westview Press, 1999,

289 blz.

SCHARPF, F. W., Games Real Actors Play. Actor-Centered Institutionalism in Policy

Research. Colorado, Westview Press, 1997, 318 blz.

SCHÖRLING, I. en LIND, L., REACH - The Only Planet Guide to the Secrets of

Chemicals Policy in the EU. What Happened and Why? Brussel, 2004, 81 blz.

VAN DER EIJK, C. De kern van de politiek. Amsterdam, Het Spinhuis, 2001, 139 blz.

VAN SCHENDELEN, R., Machiavelli in Brussels: the art of lobbying the EU.

Amsterdam, Amsterdam University Press, 2002 , 344 blz.

VINCKE, J., Sociologie: Een klassieke en hedendaagse benadering. Academia Press, Gent,

2002, 390 blz.

6.2.2 Artikels

BERNHAGEN, P. en BRÄUNIGER, T., Structural Power and Public Policy: A

Signaling Model of Business Lobbying in Democratic Lobbying. Political Studies

53, 2005, blz. 43-64.

BETSSILL, M. M. en CORELL, E., NGO Influence in International Environmental

Negotiations: A Framework for Analysis. Global Environmental Politics 1:4, 2001,

blz. 65-85.

BEYERS, J. en KERREMANS, B., Bureaucrats, Politicians And Societal Interests.

How Is European Policy Making Politicized? Comparative Political Studies 37:10,

2004, blz. 1119-1150.

BEYERS, J., Voice and Access. Political practices of diffuse and specific interest

association in European policy making. ARENA Working Papers 02/39, 2002, blz.

Page 94: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 94

BINDERKRANTZ, A., Interest Group Strategies: Navigating Between Privileged

Access and Strategies of Pressure. Political Studies 53, 2005, blz. 694-715.

BLOM-HANSEN, J., A ‘new institutional’ perspective on policy networks. Public

Administration 75, 1997, blz. 669-693.

BODER, S., Public Relations’ Role in Manufacturing Artificial Grass Roots Coalitions.

(http://www.euractive.com)

BÖRZEL, T. A., What’s So Special About Policy Networks? – An Exploration of the

Concept and the Usefulness in Studying European Governance. European

Integration Online Papers 1(16), 1997, 28 blz.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1997-016a.htm)

BOUWEN, P., Lobbying in de Europese Unie: Is er nog toekomst voor nationale

belangengroepen. Res Publica 4, 2002, blz. 673- 696.

BOUWEN, P., A Theoretical and Emperical Study of Corporate Lobbying in the

European Parliament. European Integration online Papers 7(11), 2003, 17 blz/

(http://eiop.or.at/eiop.texte/2003-011a.htm)

BOUWEN, P., Exchanging access goods for access: A Comparative study of

business lobbying in the European Union Institutions. European Journal of

Political Research 43, 2004, blz. 337-369.

BROSCHEID, A. en COEN, D., Business Interest Representation and European

Commission For a: A game Theoretic Investigation. MPIfG Working Paper 02/7,

2002, 21 blz.

CARLSSON, L., Policy Networks as Collective Action, Policy Studies Journal 28(3),

2000, blz. 502-520.

CHECKEL, T. J., e.a., Integrating Institutions: Theory, Method, and the Study of the

European Union. Comparative Political Studies – Special Issue 36:1-2., 2003, 46 blz.

COEN, D., The European Business Lobby. Business Strategy Review 8:4, 1997, blz. 1-

25.

CARROL, W. K. en HACKETT, R. A., Democratic media activism through the lense

of social movement theory. Media, Culture & Society 28(1), 2006, blz. 83-104.

DAUGBJERG, C., Reforming the CAP: Policy Networks and Broader Institutional

Structures. Journal of Common Market Studies 37:3, 1999, blz. 407-428.

Page 95: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 95

DE MEYER, P., NGOs and the European Climate Policy. A Case study of

International Environmental Governance. Paper prepared to be presented at the

2005 Berlin Conference on the Human Dimensions of Global Environmental Change,

International Organisations and Global Environmental Governance. Berlijn/Potsdam,

2005, 17 blz.

(http://www.fu-berlin.de/ffu/akumwelt/bc2005)

ELGSTRÖM, O. en JÖNSSON, C., Negotiating in the European Union: bargaining

or problem-solving. Journal of European Public Policy 7:5, 2000, blz. 684-704.

ELGSTRÖM, O. en SMITH, M., Introduction: Negotiating and policy-making in the

European Union – processes, system and order. Journal of European Public Policy

7:5 – special issue, 2000, blz. 673-683.

EISING, R., The access of Business interests to European Union Institutions: notes

towards a theory. ARENA Working Paper 29, 2005, 46 blz.

FALKNER, G., Policy Networks in a Multi-Level System: Convergence Towards

Moderate Diversity? West European Politics 23:4, 2000, blz. 94-120.

FALKNER, G., Corporatist Governance and Europeanisation: No Future in the

Multi-Level Game. European Integration online Papers 1(11), 1997, 19 blz.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1997-011a.htm)

FISHER, W. F., DOING GOOD? The Politics and Antipolitics of NGO Practices.

Annu. Rev. Antropol. 26, 1997, blz. 439-464.

FROM, J., Decision-making in a complex environment: a sociological institutionalist

analysis of competition policy decision-making in the European Commission.

Journal of European Public Policy 9:2, 2002, blz. 219-237.

GOLDMAN, K., Appropriateness and Consequences: The Logic of Neo-

Institutionalism. Governance: An International Journal of Policy, Administration and

Institutions 18:1, 2005, 18 blz.

GREENWOOD, J., The World of EU NGOs and Interest Representation. 2003, 10

blz.

(http://www.euractiv.com)

GUEGIN, D. en ROSBERG, C., Comitology and other EU committees & expert

groups. The hidden power of the EU: finally a clear explanation. European

Public Affairs Series, 2004, 91 blz.

Page 96: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 96

HAAS, E., “International Integration: The European and Universal Process”.

International Organization 15, 1961, blz. 366-392.

HAAS, P. M., Introduction: Epistemic Communities and International Policy

Coordination. International Organization 46:1, 1992, 35 blz.

HILSON, C., New social movements: the role of legal opportunity. Journal of

European Public Policy 9:2, 2002, blz. 238-255.

HOJNACKI, M., Organized Interests’ Advocacy Behavior in Alliances. Political

Research Quarterly 51(2), 1998, blz. 437-459.

HOJNACKI, M., Interest’ Groups Decisions to Join Alliances or Work Alone.

American Journal of Political Science 41:1, 1997, blz. 61-87.

JACHTENFUCHS, M., Theoretical Perspectives on European Governance. European

Law Journal 1:2, 1995, blz. 115-133.

JASANOFF, S., NGOs and the environment: from knowledge to action. Third World

Quarterly 18:3, 1997, blz. 579-594.

JEPSON, P., Governance and accountability of environmental NGOs. Environmental

Science & Policy 8, 2005, blz. 515-524.

JENKINS, C. J., Resource Mobilization Theory and the Study of Social Movements.

Annual Review of Sociology 9, 1983, blz. 527-553.

JORDAN, A., BROUWER, R. en NOBLE, E., Innovative and responsive? A

longitudinal analysis of the speed of EU environmental policy-making 1967-

1997. Journal of European Public Policy 6:3, 1999, blz. 376-398.

KOHLER-KOCH, B., Organised interests in the EC and the European Parliament.

European Integration online Papers 1(9), 1997, 17 blz.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1997-009a.htm)

KNOKE, D., Incentives in Collective Action Organizations. American Sociological

Review 53:3, 1988, blz. 311-329.

KRÄMER, L., Access to Environmental Information in an Open European Society –

Directive 2003/04. College of Europe - European Legal Studies, 2003, 36 blz.

(http://www.coleurope.be)

KRÄMER, L., The Genesis of EC Environmental Principles. Research Papers in Law

7/2003, 2003, 26 blz.

http://www.coleurope.be)

Page 97: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 97

KREPPEL, A., What Affects the European Parliament’s Legislative Influence? An

Anlysis of the Success of the EP Amendments. Journal of Common Market Studies

37:2, 1999, blz. 521-538.

NENTWICH, M., Opportunity Structures for Citizens’ Participation: The Case for

the European Union. European Integration online Papers 0(1), 1996, 21 blz.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/1996-001a.htm)

PAPPI, F. U. en HENNING, C. H.C.A., The organization of influence on the EC’s

common agricultural policy: A network approach. European Journal of Political

Research 36, 1999, blz. 257-281.

PETERS, G. B., e.a., The Politics of Path Dependency: Political Conflict in Historical

Institutionalism. The Journal of Politics 67:4, 2005, blz. 1275-1300. PIJNENBURG,

B., EU lobbying by ad hoc coalitions: an exploratory case study. Journal of

European Public Policy 5:2, 1998, blz. 303-321.

RICHARDSON, J., Government, Interest Groups and Policy Change. Political

Studies 48, 2000, blz. 1006-1025.

SIMPSON, B. en WILLER, D., The Structural Embeddedness of Collective Goods:

Connection and Coalitions in Exchange Networks. Sociological Theory 23:4, 2005,

blz. 386-407.

S∅RENSEN, E. en TORFING, J., The Democratic Anchorage of Governance

Networks. Scandinavian Political Studies 28:3, 2005, blz. 195-218.

TIMMER, V., Greenpeace be Nimble, Friends of the Earth be Quick: Agility,

Adaptive Capacity and the Organisational Effectiveness of International

Nongovernmental Organisations. Paper prepared to be presented at the 2005 Berlin

Conference on the Human Dimensions of Global Environmental Change International

Organisations and Global Environmental Governance, Canada, University of British

Colombia, 2005, 32 blz.

(http://www.fu-berlin.de/ffu/akumwelt/bc2005)

TORRENS, D. L., Locus Standi for Environmental Associations under EC Law –

Greenpeace – A missed Opportunity for the ECJ. Reciel – Locus standi after

Greenpeace 8(3), 1999, blz. 336-346.

VAN KERSBERGEN, K. en VAN WAARDEN, F., ‘Governance’ as a bridge between

disciplines: Cross-disciplinary inspiration regarding shifts in governance and

Page 98: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 98

problems of governability, accountability and legitimacy. European Journal of

Political Research 43, 2004, blz. 143-171.

VOGLER, J., The European Contribution to global environmental governance.

International Affairs 81:4, 2005, blz. 835-850.

WARD, S. en WILLIAMS, R., From Hierarchy to Networks? Sub-central

Government and EU Urban Environment Policy. Journal of Common Market

Studies 35:2, 1997, blz. 439-464.

WARLEIGH, A., The hustle: citizenship practice, NGO’s and ‘policy coalitions’ in

the European Union – the cases of Auto-Oil I, drinking water and unit pricing.

Journal of European Public Policy 7:2, 2000, blz. 229-243.

WARLEIGH, A., ‘Europeanizing’ Civil Society: NGOs as Agents of Political

Socialisation. Journal of Common Market Studies 39:4, 2001, blz. 229-243.

WEBSTER, R., What drives interest group collaboration at the EU level? Evidence

from the European environmental interest groups. European Integration online

Papers 4(17), 2000, 23 blz.

(http://eiop.or.at/eiop/texte/2000-017a.htm)

WEBSTER, R., Greening Europe together: the collaborative strategies of the

European Environmental NGOs. paper prepared for Panel 2-10 Policy-Making in

Europe - Political Studies Association 52nd Annual Conference ‘Making Politics Count’,

London, Birkbeck College - university of London, 2002, 17 blz.

(http://www.psa.ac.uk/cps/2002/webster.pdf)

ZIHAHAO, Y., Environmental Protection: A Theory of Direct and Indirect

Competition for Political Influence. Review of Economic Studies 72, 2005, blz. 269-

286.

6.2.3 Niet-gepubliceerde cursussen

COOLSAET, R. en KLEIJSEN, J., Theorie van de Internationale Betrekkingen. Gent,

Universiteit Gent – Vakgroep Politieke Wetenschappen, 2004-2005, niet-

gepubliceerde cursus, 253 blz.

Page 99: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 99

MARESCEAU, M., Inleiding tot EU recht. Gent, Universiteit Gent, 2005-2006, niet-

gepubliceerde cursus, 110 blz.

VOS, H., Besluitvorming in de Europese Unie. (Een survival kit). Gent, Universiteit

Gent – Vakgroep Politieke Wetenschappen, 2005-2006, niet-gepubliceerde

cursus, 65 blz.

6.2.3 NGO-publicaties, persberichten, jaarverslagen

ALTER-EU, Ending corporate privileges and secrecy around lobbying in the European

Union.

(http://www.alter-eu.org)

BOND BETER LEEFMILIEU VLAANDEREN VZW, e.a., Manifest voor een betere

chemische regelgeving in Europa. 22 november 2004, 5 blz.

(http://www.bblv.be)

BOND BETER LEEFMILIEU VLAANDEREN VZW, Toegang tot de rechtbank voor

milieuverenigingen ondermaats. Beleidsb@bel 55, elektronische nieuwsbrief,

2006.

(http://www.bblv.be)

BOND BETER LEEFMILIEU VLAANDEREN VZW, Consument draait op voor

factuur watervervuiling. Persbericht, 17 juli 2006.

(http://www.bblv.be)

CEE BANKWATCH, Annual Report 2004. Brussel, 2004, 16 blz.

(http://www.bankwatch.org)

CLIMATE ACTION NETWORK EUROPE, Climate Action Network Europe asbl.

Statement of Income.

(http://www.climnet.org)

CORPORATE EUROPE OBSERVATORY, Lobby planet, Brussels the EU quarter.

Amsterdam, Corporate Europe Observatory, 16 blz.

(http://www.corporateeurope.org)

CORPORATE EUROPE OBSERVATORY, Bulldozing REACH – the industry offensive

to crush EU chemicals regulation. Amsterdam, 2005, 16 blz.

Page 100: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 100

(http://www.corporateeurope.org)

EUROPEAN PUBLIC HEALTH ALLIANCE, EPHA’s Annual report 2005. Brussel,

2005, 16 blz.

(http://www.epha.org)

EUROPEAN ENVIRONMENTAL BUREAU, EEB Work Programme 2006. Brussel,

2006, 65 blz.

(http://www.eeb.org)

FRIENDS OF THE EARTH EUROPE, Funders of Friends of the Earth in 2005. 1 blz.

(http://www.foeeurope.org)

GREEN 10, Introducing the GREEN 10 Group of environmental NGOs active at EU level.

Brussel, 2005, 28 blz.

(http://www.panda.org)

GREEN GROUP OF EIGHT, Introducing European Environmental NGOs: Their

role and importance in European Union decision making. Brussel, the Green G8,

2001, 18 blz.

(http://www.eeb.org)

PAVRONIC, M., e.a., Environmental NGOs role in implementing EU Structural and

Cohesion Funds. 50 blz.

SCHEUER, S., e.a., EU Environmental Policy Handbook. Brussel, European

Environmental Bureau, 340 blz.

(http://www.eeb.org)

STAES, B., Dossier – milieubeweging moet inspraak krijgen en naar rechtbank kunnen.

(http://www.bartstaes.be)

WWF en EEB, Joint press release: citizens to foot the bill for the river polluters, say

environmental NGOs. Brussel, juli 2006.

(http://www.eeb.org)

WWF, EU Funding for the Environment. A Handbook for the 2007-13 programme period.

Brussel, 2005, 104 blz.

(http://www.panda.org)

Page 101: Beleidsnetwerken in een systeem van Multi-Level Governance: "De rol van NGO\'s in het Europees Milieubeleid."

Bronnenlijst 101

6.3 Mondelinge bronnen

GANSEMANS, J. (ex-medewerker bij Europarlementslid Bart Staes), Interview, via

bezoek bij de Bond Beter Leefmilieu Vlaanderen vzw, d.d. 21 maart 2006.

WELIN, S. (NGO Desk Officer – European Commission, Environment DG),

Interview, via bezoek aan de unit A/3 – Legal Affairs and Governance binnen

DG ENV (Rue de Beaulieu, Bu-5, 1049 Brussel), d.d., 24 april 2006.

6.4 Geraadpleegde websites

http://www.bankwatch.org

http://www.birdlife.org

http://www.climnet.org

http://www.corporateeurope.org

http://www.demorgen.be

http://www.eeb.org

http://www.env-health.org

http://europa.eu.int

http://europa.eu.int/comm/civil_society/coneccs/index.htm

http://europe.eu.int/comm/dgs/environment/index_en.htm

http://www.europarl.eu/oeil/index

http://www.euractive.com

http://www.eu.greenpeace.org

http://www.foeeurope.org

http://www.nfi.at

http://www.panda.org

http://www.t-e.nu