BELEID REKENEN DE BRUG – N
Transcript of BELEID REKENEN DE BRUG – N
1
BELEID REKENEN DE BRUG – N.A.V. DE REFERENTIENIVEAUS
Algemeen
Kerndoelen
Voor het basisonderwijs zijn kerndoelen (2006) ontwikkeld. Deze kerndoelen zijn bij wet
vastgelegd. De kerndoelen beschrijven wat leerlingen in het basisonderwijs aangeboden
moeten krijgen bij de verschillende vakgebieden. Dit zijn dus aanbodsdoelen, ofwel
inspanningsdoelen: leraren in het basisonderwijs dienen de stof die past bij deze
kerndoelen in voldoende mate te onderwijzen, zodat leerlingen de kans krijgen zich de
doelen eigen te maken. Voor rekenen-wiskunde zijn 11 kerndoelen geformuleerd (zie
bijlage 3).
In Tule (zie http://tule.slo.nl) zijn de kerndoelen uitgebreid in inhouden beschreven en
worden voorbeelden gegeven van onderwijsactiviteiten en leerlingactiviteiten. Dit geeft
een beeld van de inzichten, kennis en vaardigheden waarop de kerndoelen betrekking
hebben.
De meeste basisscholen werken echter met een reken-wiskundemethode waarin per dag
wordt aangegeven welke activiteiten de leraar en leerlingen kunnen uitvoeren. De
handleiding biedt gedetailleerde beschrijvingen met didactische suggesties hoe de leraar
de leerlingen kan begeleiden. De methode 'loodst' de leerlingen door de leerstof van de
basisschool heen en biedt zo mogelijkheden om de kerndoelen te bereiken.
Verschil in niveau
Omdat de methode gericht is op klassikaal onderwijs, richt zij zich in de activiteiten op de
gemiddelde leerling én op leerlingen die iets boven of iets onder het gemiddelde
presteren. Maar niet iedere leerling leert op dezelfde manier en in hetzelfde tempo. De
een leert veel sneller dan gemiddeld, de ander veel langzamer. De ene leerling heeft een
leerstijl die past bij de aanpak van de methode, andere leerlingen leren echter weer heel
anders. En, de een heeft meer cognitieve capaciteiten om stof eigen te maken, dan de
ander.
De vraag die opkomt is, moeten alle leerlingen in het basisonderwijs wel alles kennen en
kunnen wat de methode aanbiedt? Het is goed plausibel te maken dat het niet zo'n
probleem is, wat te schrappen in de doelen van de rekenmethodes. Die zijn immers
gericht op een brede groep leerlingen, met voldoende stof voor betere en zwakkere
leerlingen. Nergens is een 'norm' bepaald, dat alle leerlingen de stof tot en met eind
groep 8 moeten halen op het niveau van het aanbod dat door auteurs van
rekenmethodes is ontworpen.
Leerkrachten durven die keus, 'wat te schrappen', vaak niet te maken, ook beïnvloed
door inspectie die niet zomaar toestaat dat kinderen minder hoeven bereiken en door
ouders/collega's, die bang zijn dat de kinderen te snel van het basisprogramma
afgehaald worden en daardoor minder kansen krijgen.
Referentieniveaus
In opdracht van het ministerie van OCW heeft de commissie Meijerink (2008)
referentieniveaus geformuleerd voor taal en rekenen voor de overgangen van de
verschillende schooltypes. Dit met als doel de drempels tussen verschillende schooltypes
te slechten en de kwaliteit van de leeropbrengsten te verhogen. Deze referentieniveaus
zijn bij wet vastgelegd in april 2010.
Voor einde basisonderwijs zijn voor rekenen-wiskunde twee referentieniveaus
geformuleerd: 1F, het Fundamenteel niveau en 1S, het Streefniveau.
1F is het niveau dat alle kinderen aan het eind van de basisschool moeten kunnen
bereiken: het gaat dan om beheersingsdoelen. Doorgaans betreft dit leerlingen die na de
basisschool naar de Basisberoepsgerichte Leerweg en de Kaderberoepsgerichte Leerweg
in het VMBO gaan. Om goed in dat vervolgonderwijs te kunnen doorstromen, moeten zij
Fundamenteel niveau 1F beheersen. 1S is het niveau dat bedoeld is voor leerlingen die
na de basisschool naar de Gemengde Leerweg of Theoretische Leerweg in het VMBO of
naar HAVO en VWO doorstromen. Deze indeling geeft aan, geeft zelfs 'toestemming', dat
niet alle leerlingen hetzelfde hoeven te bereiken.
2
Aparte leerlijn ‘omlaag’
Er zullen in het basisonderwijs, ondanks alle inspanningen ook leerlingen zijn, die het
Fundamentele niveau niet halen, naar schatting zo'n 10% (PPON, 2005). Dit betreft
leerlingen die doorgaans naar het Praktijkonderwijs zullen gaan en leerlingen die de
Basisberoepsgerichte Leerweg in het VMBO zullen gaan volgen, maar voor rekenen-
wiskunde dat niveau niet halen. Ook voor deze leerlingen is een apart leertraject
noodzakelijk en moeten we kunnen garanderen dat ze kunnen leren op school. Voor deze
groep is een globale concretisering van speciale doelen geformuleerd. Deze beschrijving
is afgeleid uit de teksten van de Minimumdoelen Rekenen-Wiskunde. In bijlage 1 worden
de criteria nader beschreven.
(Hoog)begaafd in uw rekenles?
Kinderen verschillen. Ook in de rekenles. Bij het compacten van de rekenles of
rekenmethode gaat het erom voor de betere rekenaars (begaafd, hoogbegaafd, goede
rekenaar) een selectie te maken, wat zinvolle lesstof is voor deze kinderen en wat ze
mogen overslaan. Immers, gezien hun vaardigheid kunnen ze met minder uitleg,
oefening en herhaling toe dan de methode biedt.
SLO heeft richtlijnen ontwikkeld voor het compacten van de methode voor de
(hoog)begaafde leerlingen: kinderen die de methodegebonden toetsen doorgaans goed
maken en/of een A-score of hoge B-score halen op de toetsen Rekenen-wiskunde van
het Leerlingvolgsysteem van de CITO-groep.
Op basis van de richtlijnen zijn compactingprogramma's gemaakt bij rekenmethodes,
waarin per les wordt aangegeven, wat deze leerlingen wel moeten meedoen/maken en
wat ze mogen overslaan; de routeboekjes.
Mee om meer grip te geven op wat de achterliggende keuzes zijn bij het compacten van
de methode, is dit onderwerp uitgebreider beschreven in bijlage 2.
Invoeringstraject
Van 2009 tot 2011 is er gewerkt aan het in kaart brengen van de werkwijze in de
groepen, het op elkaar afstemmen van bepaalde onderdelen en het bespreken van dit
beleidsplan. Nadat dit plan is vastgesteld zal de school – te verwachten - vanaf augustus
2011 dit plan hanteren bij het rekenonderwijs.
Borging
In september 2012 - na ruim een jaar – is er een korte evaluatie in de bouwvergadering.
Er komt aan de orde wat er eventueel nog gemist wordt, wat er wel of niet goed werkt
etc. Het plan kan nog aangepast worden.
Vanaf dat moment wordt er elke drie jaren geëvalueerd (dus 2015, 2018 etc.). Steeds
gaat het om de vragen: moet er aangevuld of vervangen worden en werkt het.
3
DE GROEPEN – WELKE AFSPRAKEN GEMAAKT ZIJN
Groep 3
Eigen leerlijn: werken met een ontwikkelingsperspectief in halfjaarstappen na de
citotoetsen, wel tussentijds geëvalueerd na elke zorgperiode en/of
methodetoets
Oranje groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Groene en gele groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Blauwe groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft, daarna werken uit het
plusdeel van het boek en plusschriften methode. Als extra werk: keuze uit
Somplex
Overige afspraken betreffende het rekenen:
a. Normering van de toetsen is de methode. We brengen de scores in in het
programma van Alles Telt
b. Tafelleerlijn: Volg de methode
c. Als differentiatie gebruiken we de oranje rondjes bij de sommen, op de manier die
de methode aangeeft.
Groep 4
Eigen leerlijn: werken met een ontwikkelingsperspectief in halfjaarstappen na de
citotoetsen, wel tussentijds geëvalueerd na elke zorgperiode en/of
methodetoets
Oranje groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Groene en gele groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Blauwe groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft, daarna werken uit het
plusdeel van het boek en plusschriften methode. Als extra werk: keuze uit
Somplex
Overige afspraken betreffende het rekenen:
a. Normering van de toetsen is de methode. We brengen de scores in in het
programma van Alles Telt
b. Het aftrekken waarbij een negatieve waarde ontstaat passen toe zoals de
methode het aangeeft. Dit komt terug bij het werken in AT op de pc.
d. Per week worden er twee instructie lessen gegeven, die in voorkomende gevallen
kunnen worden gecombineerd.
e. Automatiseren: dagelijks vijf minuten.
f. Als differentiatie gebruiken we de oranje rondjes bij de sommen, op de manier die
de methode aangeeft.
g. Tafelleerlijn: Volg de methode, maar bekijk welke strategieën de methode teveel
laat liggen. Veel aandacht geven aan het laten ontdekken en gebruiken in een
context. Dagelijks tellen in groepjes, oefenen van tafels en bespreken van
tafelsommen. Spelvormen bv: flitskaarten, triominos, flitsbordspel etc.
4
Groep 5
Eigen leerlijn: werken met een ontwikkelingsperspectief in halfjaarstappen na de
citotoetsen, wel tussentijds geëvalueerd na elke zorgperiode en/of
methodetoets
Oranje groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Groene en gele groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Blauwe groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft daarna werken uit het
plusdeel van het boek en plusschriften methode. Als extra werk eerst
‘Plustaak rekenen’, daarna keuze uit Somplex
Overige afspraken betreffende het rekenen:
a. Normering van de toetsen is de methode. We brengen de scores in in het
programma van Alles Telt
b. Het aftrekken waarbij een negatieve waarde ontstaat passen toe zoals de
methode het aangeeft. Dit komt terug bij het werken in AT op de pc.
c. Per week worden er twee instructie lessen gegeven, die in voorkomende gevallen
kunnen worden gecombineerd.
d. Automatiseren: dagelijks vijf minuten.
e. Beoordeling van de toetsen is een cijfer vanaf groep 5.
f. Als differentiatie gebruiken we de oranje rondjes bij de sommen, op de manier die
de methode aangeeft.
g. Redactiesommen: vanaf groep 5 wordt elke week één bladzijde redactiesommen
gemaakt. Bij de overdracht van de groep – aan het einde van het jaar – zal
doorgegeven worden bij welke les iedere leerling zich bevindt. (NB: sommige
leerlingen zullen redactiesommen erg moeilijk vinden, anderen zullen het niveau
van de groep nog niet aan kunnen).
h. De berekening van de zgn ‘verkorte staart’ wordt in groep 7 aangepast naar een
‘staartdeling’. (NB: bijwerken in de handleiding)
i. Tafelleerlijn: aanbieden volgens de methode en intensief onderhouden. Dagelijks
minimaal 5 minuten herhalen van een tafel en/of door elkaar oefenen in
spelvorm; wekelijks bespreken van de context van tafelsommen. Spelvormen bv:
tafelkaart, spel: de tafels een keer anders
5
Groep 6
Eigen leerlijn: werken met een ontwikkelingsperspectief in halfjaarstappen na de
citotoetsen, wel tussentijds geëvalueerd na elke zorgperiode en/of
methodetoets
Oranje groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft. Verder veel herhaling van
de basisvaardigheden uit groep 5
Schrappen: cijferen met grote moeilijke getallen en vergaand
gedetailleerd handig- en schattend rekenen
Extra aanbieden: rekenen met de rekenmachine, rekenen in het dagelijkse
leven (geld, tijd, meten)
Groene en gele groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Blauwe groep: leerstof aanbieden zoals de methode daarna werken uit het plusdeel van
het boek en plusschriften methode. Als extra werk eerst ‘Plustaak rekenen’,
daarna keuze uit Bolleboos en Somplex
Overige afspraken betreffende het rekenen:
a. Normering van de toetsen is de methode. We brengen de scores in in het
programma van Alles Telt
b. Het aftrekken waarbij een negatieve waarde ontstaat passen toe zoals de
methode het aangeeft. Dit komt terug bij het werken in AT op de pc.
c. Per week worden er twee instructie lessen gegeven, die in voorkomende gevallen
kunnen worden gecombineerd.
d. Automatiseren: dagelijks vijf minuten.
e. Beoordeling van de toetsen is een cijfer vanaf groep 5.
f. Als differentiatie gebruiken we de oranje rondjes bij de sommen, op de manier die
de methode aangeeft.
g. Redactiesommen: elke week wordt één bladzijde redactiesommen gemaakt. Bij de
overdracht van de groep – aan het einde van het jaar – zal doorgegeven worden
bij welke les iedere leerling zich bevindt. (NB: sommige leerlingen zullen
redactiesommen erg moeilijk vinden, anderen zullen het niveau van de groep nog
niet aan kunnen).
h. Tafelleerlijn: Tweemaal per week 5 minuten herhalen van tafels: opzeggen of door
elkaar oefenen in spelvorm. Spelvormen bv: flitskaarten. We geven geen
tafeldiploma meer uit in groep 6.
i. Extra en alleen voor groep 6: Delen boven de tafels (bv 63:3). Achter elkaar
noteren vinden de leerlingen erg moeilijk, onder elkaar noteren gaat prima.
Afspraak: we bieden dit aan door het grote getal te splitsen gelieerd aan de tafels
(bv 30:3 en 30:3 en 3:3). Het achter elkaar noteren mag achterwege gelaten
worden, onder elkaar noteren is prima.
6
Groep 7
Eigen leerlijn: werken met een ontwikkelingsperspectief in halfjaarstappen na de
citotoetsen, wel tussentijds geëvalueerd elke zorgperiode en/of
methodetoets
Oranje groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft. Verder veel herhaling van
de basisvaardigheden uit groep 5, 6 en 7
Groene en gele groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Blauwe groep: leerstof aanbieden zoals de methode daarna werken uit het plusdeel van
het boek en plusschriften methode. Als extra werk eerst ‘Plustaak rekenen’,
daarna keuze uit Bolleboos en Somplex
Overige afspraken betreffende het rekenen:
a. Normering van de toetsen is de methode. We brengen de scores in in het
programma van Alles Telt
b. Het aftrekken waarbij een negatieve waarde ontstaat passen toe zoals de
methode het aangeeft. Dit komt terug bij het werken in AT op de pc. Vanaf groep
7 bieden we ook het standaard cijferen aan (NB: bijwerken in de handleiding)
c. Per week worden er twee instructie lessen gegeven, die in voorkomende gevallen
kunnen worden gecombineerd.
d. Automatiseren: dagelijks vijf minuten.
e. Beoordeling van de toetsen is een cijfer vanaf groep 5.
f. Als differentiatie gebruiken we de oranje rondjes bij de sommen, op de manier die
de methode aangeeft.
g. Redactiesommen: elke week wordt één bladzijde redactiesommen gemaakt. Bij de
overdracht van de groep – aan het einde van het jaar – zal doorgegeven worden
bij welke les iedere leerling zich bevindt. (NB: sommige leerlingen zullen
redactiesommen erg moeilijk vinden, anderen zullen het niveau van de groep nog
niet aan kunnen).
h. De berekening van de zgn ‘verkorte staart’ wordt in groep 7 aangepast naar een
‘staartdeling’. (NB: bijwerken in de handleiding)
i. Tafelleerlijn: Wekelijks tafels oefenen in spelvorm en maandelijks via
TempoToetsTafels vorderingen bespreken, einde van het jaar grafiek maken van
TTT. Spelvormen bv: tafelbingo, flitskaarten, Canadees vermenigvuldigen.
7
Groep 8
Eigen leerlijn: werken met een ontwikkelingsperspectief in halfjaarstappen na de
citotoetsen, wel tussentijds geëvalueerd na elke zorgperiode en/of
methodetoets
Oranje groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft. Verder veel herhaling van
de basisvaardigheden uit groep 5, 6 en 7
Groene en gele groep: leerstof aanbieden zoals de methode aangeeft
Blauwe groep: leerstof aanbieden zoals de methode daarna werken uit het plusdeel van
het boek en plusschriften methode. Als extra werk eerst ‘Plustaak rekenen’,
daarna keuze uit Bolleboos en Somplex
Overige afspraken betreffende het rekenen:
a. Normering van de toetsen is de methode. We brengen de scores in in het
programma van Alles Telt
b. Het aftrekken waarbij een negatieve waarde ontstaat passen toe zoals de
methode het aangeeft. Dit komt terug bij het werken in AT op de pc. Vanaf groep
7 bieden we ook het standaard cijferen aan (NB: bijwerken in de handleiding)
c. Per week worden er twee instructie lessen gegeven, die in voorkomende gevallen
kunnen worden gecombineerd.
d. Automatiseren: dagelijks vijf minuten.
e. Beoordeling van de toetsen is een cijfer vanaf groep 5.
f. Als differentiatie gebruiken we de oranje rondjes bij de sommen, op de manier die
de methode aangeeft.
g. Redactiesommen: elke week wordt één bladzijde redactiesommen gemaakt. Bij de
overdracht van de groep – aan het einde van het jaar – zal doorgegeven worden
bij welke les iedere leerling zich bevindt. (NB: sommige leerlingen zullen
redactiesommen erg moeilijk vinden, anderen zullen het niveau van de groep nog
niet aan kunnen).
h. De berekening van de zgn ‘verkorte staart’ wordt in groep 7 aangepast naar een
‘staartdeling’. (NB: bijwerken in de handleiding)
i. Tafelleerlijn: Tweewekelijks tafels oefenen in spelvorm (kan bv afgewisseld
worden met redactierekenen wekelijks om en om). Spelvormen bv: 24-game.
8
Bijlage 1 (Eigen leerlijn omlaag, SLO-richtlijn)
Wanneer niveau 1F niet haalbaar is
Toelichting en voorstel voor speciale doelen rekenen-wiskunde einde basisonderwijs
voor zeer zwakke rekenaars voor wie het Fundamenteel niveau 1F en de
Minimumdoelen Rekenen-Wiskunde niet haalbaar zijn.
Vooraf
Fundamenteel niveau 1F beschrijft het minimum dat beheerst zou moeten worden aan
het einde van de basisschool op de gebieden getallen, getalrelaties, rekenen,
verhoudingen, meetkunde en meten, verbanden leggen. 1F richt zich op leerlingen die
na de basisschool naar de Basisberoepsgerichte (BB)- of de Kaderberoepsgerichte
(KB) Leerweg in het VMBO gaan.
Maar wat als zij deze norm niet halen? Want natuurlijk zijn er kinderen in het
basisonderwijs die deze lat, of dit geformuleerde referentieniveau niet zullen en kunnen
halen ondanks alle (extra) inspanningen. Bij sommige leerlingen blijkt dat ze het niet
halen, ook al proberen ze het, bij andere leerlingen weten we al bij voorbaat dat ze het
niet zullen en kunnen bereiken, gezien de potentie en leermogelijkheden die zij hebben.
Wie zijn deze leerlingen?
De groep leerlingen die ondanks extra inspanningen het fundamentele niveau 1F niet
zal halen, is zo'n 10%. Dit is een schatting gebaseerd op resultaten uit onderzoek
(PPON 1997, 2004; LVS, cijfers van vaardigheid en vorderingen). Het betreft de
ongeveer 3% kinderen die naar het praktijkonderwijs of LWOO gaat en zo'n 50% van
de BB-leerlingen, die toch naar het BB-onderwijs gaan (ook gezien hun capaciteiten bij
andere vakken). Zij scoren aan het eind van de basisschool lager dan de gemiddelde
leerling Medio groep 7 (LVS).
Wat kunnen deze leerlingen?
Deze kinderen beheersen doorgaans de plaatswaarde in hele getallen en eenvoudige
kommagetallen, zij kunnen rekenen tot 100 en uit het hoofd optellen en aftrekken met
mooie ronde getallen. Ze kunnen werken met hele eenvoudige breuken, procenten en
verhoudingen. Ze hebben grote moeite met handig rekenen, de hoofdbewerkingen en het
werken met de rekenmachine. Het lezen van tabellen en grafieken kunnen ze
onvoldoende, evenals het rekenen met lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht. Ditzelfde
geldt voor meetkunde en geldrekenen.
Over het algemeen is de rekenvaardigheid van deze leerlingen zo laag dat ze het in het
voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs zeer moeilijk zullen krijgen en veel
moeten bijleren om het rekenen voor een beroep aan te kunnen. Deze kinderen
beheersen ook te weinig kennis, inzichten en vaardigheden om zich in de maatschappij
in de getallenwereld voldoende te kunnen redden.
Wat hebben deze leerlingen nodig?
Het gaat vooral om hele basale vaardigheden, die te maken hebben met
maatschappelijke redzaamheid en voorbereiden op hun beroep. Het gaat er niet meer om
dat zij de kerndoelen halen zoals de kerndoelen impliciet beogen. Het gaat hier veel meer
om huis-tuin-keuken rekenen, en de onderliggende kennis en vaardigheden die daarvoor
nodig zijn.
Conclusies
Kinderen leren alleen voldoende, als we in het onderwijs aansluiten bij hun
rekenvaardigheid. Om te garanderen dat ze toch voldoende én zinvol leren in hun
basisschoolperiode is het noodzakelijk om bijtijds (minimaal al rond groep 5) vast te
stellen of zij de leermogelijkheden hebben om de doelen van het fundamentele niveau 1F
te halen. Gaan ze dit niet halen, dan is het aan te bevelen om deze kinderen een
aangepast traject te bieden, dat aansluit bij hun tempo en leerbehoeften.
Kijken we naar de inhoud van reken-wiskundemethodes in het basisonderwijs, dan
9
betreft dit voor alle onderdelen, behalve breuken en procenten en een klein deel van
kommagetallen, de stof die aan de orde komt tot in maximaal groep 5. Echter in de
rekenmethodes komt alles in een snel tempo en vaak ook snel op een formeel niveau
aan de orde. Voor de kinderen waarover we het hier hebben, is het veel belangrijker,
dat de activiteiten die ze doen en de stof die ze moeten leren begrijpen en beheersen,
voortdurend worden aangeboden vanuit contexten die zij tegenkomen, en zullen
tegenkomen in hun leefomgeving, zoals:
- winkelsituaties (geld; percentages, bewerkingen), zakgeld, baantjes
- tijdroosters (school, sport), tv-gidsen, dienstregelingen, agenda en kalender
beheren
- koken en keuken (kilogram, gram, liter, milliliter; verhoudingen)
- sport/bewegen, meten, eigen lichaam (km, m, cm; kg)
- eigen woonomgeving, reizen (plattegronden, tabellen)
Bij tijdig inperken van het aanbod is er veel onderwijstijd extra beschikbaar om
leerlingen datgene te laten leren waartoe zij in staat zijn én datgene wat zinvol is. Dit
betekent echter niet dat andere wegen hiermee afgesloten worden. Het betekent
alleen, dat in het onderwijs reëel gekeken wordt waar leerlingen op een gegeven
moment aan toe zijn, wat zij nodig hebben en hoe zij hierin zo optimaal mogelijk
begeleid kunnen worden: passend onderwijs dus. Deze inperking is zowel voor
leerlingen als leerkrachten een geruststelling: het mag best een beetje minder zijn, dan
wordt het beter!
Criteria eigen leerlijn (afspraken binnen Noorderbasis - zorg)
STAP 1
• Uit genormeerde toetsen blijkt, dat de leerling voor rekenen & wiskunde, technisch
lezen of begrijpend lezen een leerachterstand heeft van minimaal een jaar of E-scores
heeft op de LVS-toetsen voor het betreffende vak.
• Wanneer er sprake is van een bijkomende sociaal-emotionele problematiek mag de
achterstand een aantal maanden minder zijn. Deze problematiek moet dan wel worden
omschreven bij de probleembeschrijving en besproken zijn met een extern deskundige,
zoals een ambulant begeleider, psycholoog of orthopedagoog bv. van het Centrum voor
Leerlingenzorg (CLZ)
• De belemmeringen hangen samen met ‘stabiele’ kindkenmerken.
• Er zijn handelingsplannen uitgevoerd over een langere periode, maar de achterstanden
blijven.
• De leerling zal maximaal eindniveau groep 7 halen voor taal (één of meer van de
vakgebieden technisch lezen, spelling of begrijpend lezen) en rekenen & wiskunde.
• Hij/zij heeft een beschikking voor Pro of VSO of
• de leerling heeft een indicatie voor het SBO of
• de leerling heeft een indicatie voor een REC en zal niet het niveau van groep 8 kunnen
halen.
• De mogelijkheden en beperkingen van de leerling zijn met een ambulant begeleider,
psycholoog of orthopedagoog besproken. Deze geeft daarvoor een verklaring af.
Het gaat hier dus niet om leerlingen die met kortlopende handelingsplannen binnen de
bandbreedte van het reguliere aanbod tot het eind van de basisschool mee kunnen
komen. Denk aan leerlingen met een achterstand van een half jaar tot maximaal een
jaar. En bijvoorbeeld ook niet om lgf-leerlingen met zintuiglijke of lichamelijke
beperkingen die het eindniveau van groep 8 wel kunnen halen.
STAP 2
Maak een realistisch en onderbouwd ontwikkelingsperspectief.
• Er is een prognose van het eindresultaat basisonderwijs in dle’s beschreven en van het
uitstroomperspectief naar het voortgezet onderwijs.
• Het traject is beschreven met einddoelen en tussendoelen, passend bij de
mogelijkheden van de leerling en de school.
Het moet gaan om een realistisch en voldoende ambitieus ontwikkelingsperspectief
10
Een ontwikkelingsperspectief wordt onderbouwd door:
• een psychologisch onderzoek,
• een pedagogisch-didactisch onderzoek in samenhang met toetsresultaten van het LVS.
Uitstroomniveau Intelligentieniveau Indicatie ontwikkelingsperspectief
voor RW, TL, BL
LWOO IQ 75-90 Eind niveau groep 6
LWOO IQ 80-90 en specifieke stoornis
(bv dyslexie, dyscalculie)
Eind niveau groep 6 voor het
betreffende vakgebied
LWOO IQ 90-120 en sociaal-
emotionele problemen
Eind niveau groep 7
Hulptabel bij bepalen van streefdoelen in dle’s voor uitstroom naar VMBO, LWOO, PRO
Voor het vaststellen van tussendoelen en einddoelen kan gebruik gemaakt worden van:
• ‘Over de drempels met taal en rekenen, hoofdrapport van de expertgroep doorlopende
leerlijnen Taal en Rekenen: www.taalenrekenen.nl
• ‘Van kerndoel tot leerlijn’ Marielle van der Stap, ISBN 9789088500060
• Hulpprogramma Rekenen en Wiskunde: http://www.slo.nl/minimumdoelen
• Leerlijnen S(B)O: http://www.cedgroep.nl/sbo-en-
samenwerkingsverbanden/innovatie/leerlijnen/downloads.aspx
STAP 3
Werk de ’eigen leerlijn’ planmatig uit.
• De school heeft voor het hele traject de mogelijkheden in kaart gebracht om de
noodzakelijke instructie en begeleiding te realiseren.
• De ´eigen leerlijn’ wordt in een planning beschreven en wordt ondertekend door de
ouders, de schoolleiding en de IB-er.
• De voortgang wordt minstens tweemaal per jaar geëvalueerd, waarbij zowel het
ontwikkelingsresultaat als het begeleidingsproces worden betrokken. Eventuele
aanpassingen zijn mogelijk. Ook deze worden schriftelijk vastgelegd en door ouders en
school ondertekend.
• De planning voorziet in uitgewerkte handelingsplannen voor tenminste het komende
half jaar.
• Wanneer blijkt dat de einddoelen naar beneden moeten worden bijgesteld, is overleg
met de externe deskundige noodzakelijk.
• De beschrijving van de eigen leerlijn omvat:
- de probleemomschrijving,
- het ontwikkelingsperspectief: dle… bij een dl van….,
- de tussendoelen: concrete, meetbare doelen voor de korte termijn, afgeleid van het
ontwikkelingsperspectief,
- leerinhouden en instructie- en begeleidingsactiviteiten om de doelen te bereiken,
- evaluaties van de tussendoelen (minimaal 3 keer per schooljaar),
- procesevaluaties van de effectiviteit van de aanpak (minimaal 3 keer per schooljaar).
11
Bijlage 2 (compacten en verrijken van de leerstof, SLO-richtlijnen)
Wat wel aanbieden?
Belangrijke stappen in het leerproces
Overgang naar formele notaties
Reflectieve activiteiten
Belangrijke strategieën en werkwijzen
Constructie-/ontdekactiviteiten
Verrijkingsstof die wezenlijk moeilijker is
Activiteiten op tempo
Introductie van een nieuw thema.
Wat schrappen?
50% tot 75% van de oefenstof
75% tot 100% van herhaling
Verrijkingsstof die meer van hetzelfde biedt.
Overwegingen
Bij het maken van een compactingprogramma volgens de richtlijnen spelen ook andere,
belangrijke, niet vakinhoudelijke overwegingen mee die bepalen of iets al dan niet
geschrapt wordt, zoals overwegingen rond de organisatie (een leerling moet niet steeds
van zijn werk gehaald worden om weer even mee te moeten doen) of pedagogische of
onderwijskundige overwegingen: het is goed mee te doen aan activiteiten die samen
uitgevoerd worden, omdat samenwerken ook belangrijk is voor deze leerlingen. Soms
zijn overwegingen louter praktisch van aard: het is niet altijd handig een bepaald
percentage opgaven weg te strepen, door het beperkte aantal of door de vele
verschillende typen sommen in een opgave. Het is goed om dergelijke overwegingen te
betrekken in het compacten. Dit maakt het compactingprogramma juist bruikbaar in de
praktijk.
Compacte programma's in de methode
De compactingprogramma’s voor de leerlingen zijn uitgewerkt in de methode.
Selectie van leerlingen SLO
Selecteer de leerlingen die in aanmerking kunnen komen voor het werken met het
compactingprogramma. Dit zijn leerlingen die de methodegebonden toetsen
doorgaans goed maken (80% of meer goed van elke opgave) en/of een A-score halen op
de toetsen Rekenen-Wiskunde van het Leerlingvolg-systeem van de CITO-groep.
De leerlingen maken de herhalingslessen. Aan de hand daarvan wordt bekeken of er
nog lessen of sommen geoefend dienen te worden. Leerlingen die (bijna) alle opgaven
voor minimaal 80% goed maken, en het compacten aankunnen – te bepalen door de
leerkracht - , volgen het compactingprogramma. Ze maken de toetsen vervolgens op
hetzelfde moment als de overige leerlingen. Geef de kinderen, waar het kan, zelf ook
verantwoordelijkheid in de keuze van wat ze meedoen/maken en hoe lang/hoeveel ze
meedoen/maken.
Criteria pluskids, richtlijn Noorderbasis
In Stroomschema:
1. CITO toets van het huidige niveau (N) plus overige gegevens: LVS Sociaal-
emotioneel en eventuele andere externe rapporten
2. A-score? Toets een half jaar verder (N + ½)
C-score? Dit is het niveau waarop het kind instructie nodig heeft.
Je kunt de stof gaan compacten, waarna je in de vrijkomende tijd gaat
verrijken en verdiepen
A-of B-score? Toets een half jaar verder (N+1)
C-score? Dit is het niveau waarop het kind instructie nodig heeft.
12
Je kunt de stof gaan compacten, waarna je in de vrijkomende tijd
gaat verrijken en verdiepen
A-of B-score?.......
Er zijn nu twee mogelijkheden:
1. Versnellen: laten aansluiten bij de volgende jaargroep
2. Compacten en verrijken d.m.v. leerstof met grotere denkstappen. Deze
keus wordt op schoolniveau gemaakt en is afhankelijk van de grootte en de
samenstelling van de groep(en), de gegevens uit LVS sociaal-emotioneel
en eventuele gegevens van externe instanties
Deze kinderen komen in principe in aanmerking voor de bovenschoolse
plusklas.
(LVS A+ (…), methodetoetsen minimaal een 8 gemiddeld, (VWO-niveau
uitstroomperspectief)????
13
Bijlage 3 (hier de referentieniveaus in het kort, na deze bladzijde volledig)
Kerndoelen rekenen-wiskunde
Karakteristiek
In de loop van het primair onderwijs verwerven kinderen zich -in de context van voor
hen betekenisvolle situaties- geleidelijk vertrouwdheid met getallen, maten, vormen,
structuren en de daarbij passende relaties en bewerkingen. Ze leren ‘wiskundetaal’
gebruiken en worden ‘wiskundig geletterd’ en gecijferd. De wiskundetaal betreft onder
andere reken-wiskundige en meetkundige zegswijzen, formele en informele notaties,
schematische voorstellingen, tabellen, grafieken en opdrachten voor de rekenmachine.
‘Wiskundig geletterd’ en gecijferd betreft onder andere samenhangend inzicht in getallen,
maatinzicht en ruimtelijk inzicht, een repertoire van parate kennis, belangrijke
referentiegetallen en -maten, karakteristieke voorbeelden en toepassingen en routine
in rekenen, meten en meetkunde. Meetkunde betreft ruimtelijke oriëntatie, het
beschrijven van verschijnselen in de werkelijkheid en het redeneren op basis van
ruimtelijk voorstellingsvermogen in twee en drie dimensies.
De onderwerpen waaraan kinderen hun ‘wiskundige geletterdheid’ ontwikkelen zijn van
verschillende herkomst: het leven van alledag, andere vormingsgebieden en de wiskunde
zelf. Bij de selectie en aanbieding van de onderwerpen wordt rekening gehouden met wat
kinderen al weten en kunnen, met hun verdere vorming, hun belangstelling en de
actualiteit, zodat kinderen zich uitgedaagd voelen tot wiskundige activiteit en zodat ze op
eigen niveau, met plezier en voldoening, zelfstandig en in de groep uit eigen vermogen
wiskunde doen: wiskundige vragen stellen en problemen formuleren en oplossen.
In de reken-wiskundeles leren kinderen een probleem wiskundig op te lossen en een
oplossing in wiskundetaal aan anderen uit te leggen. Ze leren met respect voor ieders
denkwijze wiskundige kritiek te geven en te krijgen. Het uitleggen, formuleren en
noteren en het elkaar kritiseren leren kinderen als specifiek wiskundige werkwijze te
gebruiken om alleen en samen met anderen het denken te ordenen, te onderbouwen
en fouten te voorkomen.
Wiskundig inzicht en handelen
23 De leerlingen leren wiskundetaal gebruiken.
24 De leerlingen leren praktische en formele reken-wiskundige problemen op te
lossen en redeneringen helder weer te geven.
25 De leerlingen leren aanpakken bij het oplossen van reken-wiskundeproblemen
te onderbouwen en leren oplossingen te beoordelen.
Getallen en bewerkingen
26 De leerlingen leren structuur en samenhang van aantallen, gehele getallen,
kommagetallen, breuken, procenten en verhoudingen op hoofdlijnen te doorzien
en er in praktische situaties mee te rekenen.
27 De leerlingen leren de basisbewerkingen met gehele getallen in elk geval tot
100 snel uit het hoofd uitvoeren, waarbij optellen en aftrekken tot 20 en de tafels
van buiten gekend zijn.
28 De leerlingen leren schattend tellen en rekenen.
29 De leerlingen leren handig optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.
30 De leerlingen leren schriftelijk optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen
volgens meer of minder verkorte standaardprocedures.
31 De leerlingen leren de rekenmachine met inzicht te gebruiken.
Meten en meetkunde
32 De leerlingen leren eenvoudige meetkundige problemen op te lossen.
33 De leerlingen leren meten en leren te rekenen met eenheden en maten, zoals
bij tijd, geld, lengte, omtrek, oppervlakte, inhoud, gewicht, snelheid en
temperatuur.
14
Referentieniveaus 1F en 1S
Getallen
A Notatie, taal en betekenis - Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties - Wiskundetaal gebruiken
1F
Paraat hebben
5 is gelijk aan (evenveel als) 2 en 3
de relaties groter/kleiner dan
0,45 is vijfenveertig honderdsten
Breukennotatie met een horizontale streep 3/4
teller, noemer, breukstreep
Functioneel gebruik
Uitspraak en schrijfwijze van gehele getallen, breuken, decimale getallen
Getalbenamingen zoals driekwart, anderhalf, miljoen
Weten waarom
Orde van grootte van getallen beredeneren
1S
Paraat hebben
Breuknotatie herkennen ook als 3/4
Functioneel gebruik
Gemengd getal
Relatie tussen breuk en decimaal getal
Weten waarom
Verschil tussen cijfer en getal
Belang van het getal 0
B Met elkaar in verband brengen - Getallen en getalrelaties - Structuur en samenhang
1F
Paraat hebben
Tienstructuur
Getallenrij
Getallenlijn met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen
Functioneel gebruik
Vertalen van eenvoudige situatie naar berekening
Afronden van gehele getallen op ronde getallen
Globaal beredeneren van uitkomsten
Splitsen en samenstellen van getallen op basis van het tientallig stelsel
Weten waarom
Structuur van het tientallig stelsel
1S
Paraat hebben
Getallenlijn, ook met decimale getallen en breuken
Functioneel gebruik
Vertalen van complexe situatie naar berekening
Decimaal getal afronden op geheel getal
Afronden binnen gegeven situatie: 77,6 dozen berekend dus 78 dozen kopen
Weten waarom
Opbouw decimale positiestelsel
Redeneren over breuken, bijvoorbeeld: is er een kleinste breuk?
C Gebruiken - Memoriseren, automatiseren - Hoofdrekenen
1F
Paraat hebben
Uit het hoofd splitsen, optellen en aftrekken onder 100, ook met
1S
Paraat hebben
Standaardprocedures gebruiken ook met getallen
15
(noteren van tussenresultaten toegestaan) - Hoofdbewerkingen (+,-,*,:) op papier uitvoeren met gehele getallen en decimale getallen - Bewerkingen met breuken (+,-,x,:) op papier uitvoeren - Berekeningen uitvoeren om problemen op te lossen - Rekenmachine op een verstandige manier inzetten
eenvoudige decimale getallen: 12 = 7+ 5; 1 - 0,25
Producten uit de tafels van vermenigvuldiging (tot en met 10) uit het hoofd kennen
Delingen uit de tafels (tot en met 10) uitrekenen: 45 : 5
Uit het hoofd optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen met 'nullen', ook met eenvoudige decimale getallen: 30 + 50; 0,25 x 100
Efficient rekenen (+, -, x, :) gebruikmakend van de eigenschappen van getallen en bewerkingen, met eenvoudige getallen
Optellen en aftrekken (waaronder ook verschil bepalen) met gehele getallen en eenvoudige decimale getallen: 235 + 349
Vermenigvuldigen van een getal met een cijfer met een getal met twee of drie cijfers: 7 x 165
Vermenigvuldigen van een getal van twee cijfers met getal van twee cijfers: 35 x 67
Getallen met maximaal 3 cijfers delen door een getal met maximaal 2 cijfers, al dan niet met een rest: 132 : 16
Vergelijken en ordenen van de grootte van eenvoudige breuken en deze in betekenisvolle situaties op een getallenlijn plaatsen: 1/4 liter is minder dan 1/2 liter
Omzetten van eenvoudige breuken in decimale getallen: 1/2 = 0,5; 0,01 = 1/100
Optellen en aftrekken van veel voorkomende gelijknamige en ongelijknamige breuken binnen een betekenisvolle situatie: 1/8 + 1/8; 1/2 + 3/4
Geheel getal (deel van nemen): 1/3 deel van 150 euro
In een betekenisvolle situatie een breuk vermenigvuldigen met een ... (breuk?)
Functioneel gebruik
Globaal (benaderend) rekenen (schatten) als de context zich daartoe leent of als controle voor rekenen met de rekenmachine: is tien euro genoeg bij 2,95 + 3,98 + 4,10?
boven de 1000 met complexere decimale getallen in complexere situaties
Delingen uit de tafels (tot en met 10) uit het hoofd kennen
Ook met complexere getallenen decimale getallen: 18 : 100
Volgorde van bewerkingen
Efficient rekenen ook met grotere getallen
Delen met rest of (afgerond) decimaal getal: 122 : 5 =
Vergelijken ook via standaardprocedures en met moeilijker breuken
Omzetten ook met moeilijker breuken eventueel met rekenmachine
Optellen en aftrekken ook via standaardprocedures, met moeilijker breuken en gemengde getallen zoals 6 3/4
Ook een geheel getal vermenigvuldigen met een breuk of omgekeerd
Vereenvoudigen en compliceren van breuken en breuken als gemengd getal schrijven: 6/8 = 3/4
Een breuk met een breuk vermenigvuldigen of een deel van een deel nemen, met name in situaties: 1/2 deel van 1/2 liter
Een geheel getal delen door een breuk of gemengd getal: 10 : 2 1/2
Een breuk of gemengd getal delen door een breuk, vooral binnen een situatie: 1 1/2 : 1/4; hoeveel pakjes van 1/4 liter moet je kopen als je 1 1/2 liter slagroom nodig hebt.
Functioneel gebruik
Standaardprocedures met inzicht gebruiken binnen situaties waarin gehele getallen, breuken en decimale getallen voorkomen
Weten waarom
Weten dat er procedures zijn
16
In contexten de 'rest' (bij delen met rest) interpreteren of verwerken
Verstandige keuze maken tussen zelf uitrekenen of rekenmachine gebruiken (Zowel kaal als in eenvoudige dagelijkse contexten zoals geld- en meetsituaties)
Kritisch beoordelen van een uitkomst
Weten waarom
Interpreteren van een uitkomst 'met rest' bij gebruik van een rekenmachine
die altijd werken en waarom
Decimale getallen als toepassing van (tiendelige) maatverfijning
Kennis over bewerkingen: 3 + 5 = 5 + 3, maar 3 - 5 is ongelijk aan 5 - 3
17
Referentieniveaus 1F en 1S
Verhoudingen
A Notatie, taal en betekenis - Uitspraak, schrijfwijze en betekenis van getallen, symbolen en relaties - Wiskundetaal gebruiken
1F
Paraat hebben
een 'vijfde deel' van alle Nederlanders korter schrijven als 1/5 deel van ...
3,5 is 3 en 5/10
'1 op de 4' is 25% of 'een kwart van'
geheel is 100%
Functioneel gebruik
notatie van breuken (horizontale breukstreep), decimale getallen (kommagetal) en procenten(%) herkennen
taal van verhoudingen (per, op, van de)
Verhoudingen herkennen in verschillende dagelijkse situaties (recepten, snelheid vergroten/verkleinen, schaal enz.)
Weten waarom
1S
Paraat hebben
Schrijfwijze 1/4 x 260 of 260 / 4
Formele schrijfwijze 1 : 100 ('staat tot') herkennen en gebruiken
Verschillende schrijfwijzen (symbolen, woorden) met elkaar in verband brengen
Functioneel gebruik
Schaal
Weten waarom
Relatieve vergelijking (term niet)
B Met elkaar in verband brengen - Verhouding, procent, breuk, decimaal getal, deling, 'deel van' met elkaar in verband brengen
1F
Paraat hebben
Eenvoudige relaties herkennen, bijvoorbeeld dat 50% nemen hetzelfde is als 'de helft nemen' of hetzelfde als 'delen door 2'
Functioneel gebruik
Beschrijven van een deel van een geheel met een breuk
Breuken met noemer 2, 4, 10 omzetten in bijbehorende percentages
Eenvoudige verhoudingen in procenten omzetten bijv. 40 op de 400
Weten waarom
1S
Paraat hebben
Procenten als decimale getallen (honderdsten)
Veel voorkomende omzettingen van percentages in breuken en omgekeerd
Functioneel gebruik
Breuken en procenten in elkaar omzetten
Breuken benaderen als eindige decimale getallen
Verhoudingen en breuken met een rekenmachine omzetten in een (afgerond) kommagetal
Weten waarom
Relatie tussen breuken, verhoudingen en percentages
Breuken omzetten in een kommagetal, eindig of oneindig aantal decimalen
C Gebruiken - In de context
1F
Paraat hebben
1S
Paraat hebben
18
van verhoudingen berekeningen uitvoeren, ook met procenten en verhoudingen
Rekenen met eenvoudige percentages (10%, 50%)
Functioneel gebruik
Eenvoudige verhoudingsproblemen (met mooie getallen) oplossen
Problemen oplossen waarin de relatie niet direct te leggen is: 6 pakken voor 18 euro voor 5 pakken betaal je dan...
Weten waarom
Eenvoudige verhoudingen met elkaar vergelijken: 1 op de 3 kinderen gaat deze vakantie naar het buitenland, is dat meer of minder dan de helft?
Rekenen met percentages ook met moeilijker getallen en minder 'mooie' percentages (eventueel met de rekenmachine)
Functioneel gebruik
Gebruik dat 'geheel' 100% is
Ontbrekende afmeting bepalen van een foto die vergroot wordt
Rekenen met eenvoudige schaal
Weten waarom
Vergroting als toepassing van verhoudingen
Bij procenten mag je niet zomaar optellen en aftrekken (10% erbij 10% eraf)
Betekenis van percentages boven de 100
Relatieve grootte: de helft van iets kan minder zijn dan een kwart van iets anders
19
Referentieniveaus 1F en 1S
Meten/meetkunde
A Notatie, taal en betekenis - Maten voor lengte, oppervlakte, inhoud en gewicht, temperatuur - Tijd en geld - Meetinstrumenten - Schrijfwijze en betekenis van meetkundige symbolen en relaties
1F
Paraat hebben
Uitspraak en notatie van: (euro)bedragen; tijd (analoog en digitaal); kalender, datum (23-11-2007); lengte- oppervlakte – en inhoudsmaten; gewicht; temperatuur
Omtrek, oppervlakte en inhoud
Namen van enkele vlakke en ruimtelijke figuren, zoals rechthoek, vierkant, cirkel, kubus, bol
Veelgebruikte meetkundige begrippen zoals (rond, recht, vierkant, midden, horizontaal etc.)
Functioneel gebruik
Meetinstrumenten aflezen en uitkomst noteren; liniaal, maatbeker, weegschaal, thermometer etc.
Verschillende tijdseenheden (uur, minuut, seconde; eeuw, jaar, maand)
Aantal standaard referentiematen gebruiken (‘een grote stap is ongeveer een meter’, in een standaard melkpak zit 1 liter)
Eenvoudige routebeschrijving (linksaf, rechtsaf)
Weten waarom
Eigen referentiematen ontwikkelen, ('in 1 kg appels zitten ongeveer 5 appels')
Een vierkante meter hoeft geen vierkant te zijn
Betekenis van voorvoegsels zoals 'kubieke'
1S
Paraat hebben
Are, hectare
Ton (1000 kg)
Betekenis van voorvoegsels zoals milli-, centi-, kilo-
Standaard) oppervlaktematen km2, m2, dm2, cm2
(Standaard) inhoudsmaten m3, dm3, cm3
Functioneel gebruik
Gegevens van meetinstrumenten interpreteren; 23,5 op een kilometerteller betekent.....
Aanduidingen op windroos (N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW)
Alledaagse taal herkennen ('een kuub zand')
Een hectare is ongeveer 2 voetbalvelden
Weten waarom
Oppervlakte- en inhoudsmaten relateren aan bijbehorende lengtematen
Redeneren welke maat in welke context past
Spiegelen in 2D en 3D
Redeneren over symmetrische figuren
Meetkundige patronen voortzetten (hoe weet je wat het volgende figuur uit de rij moet zijn)
B Met elkaar in verband brengen - Meetinstrumenten gebruiken - Structuur en samenhang tussen maateenheden - Verschillende
1F
Paraat hebben
1dm3 = 1 liter = 1000 ml
Een 2D representatie van een 3D object zoals foto, plattegrond, landkaart (incl. legenda), patroontekening
Functioneel gebruik
1S
Paraat hebben
1 m3 = 1000 liter
1 km2 = 1000 000 m2 = 100 ha
Functioneel gebruik
Samenhang tussen (standaard)maten ook door
20
representaties, 2D en 3D
In betekenisvolle situaties samenhang tussen enkele (standaard)maten ( km - m; m - dm, cm, mm; l - dl, cl, ml; kg - g, mg)
Tijd (maanden, weken, dagen in een jaar, uren, minuten, seconden)
Afmetingen bepalen met behulp van afpassen, schaal, rekenen
Maten vergelijken en ordenen
Weten waarom
(lengte)maten en geld in verband brengen met decimale getallen: 1,65 m is 1 meter en 65 centimeter; € 1,65 is 1 euro en 65 eurocent
terugrekenen, in complexere situaties en ook met decimale getallen: 'Is 1750 g meer of minder dan 1,7 kg?'
Samengestelde grootheden gebruiken en interpreteren, zoals km/u
Kiezen van de juiste maateenheid bij een situatie of berekening
Weten waarom
Decimale structuur van het metriek stelsel
Structuur en samenhang metrieke stelsel
Relatie tussen 3D ruimtelijke figuren en bijbehorende bouwplaten
C Gebruiken - Meten - Rekenen in de meetkunde
1F
Paraat hebben
Schattingen maken over afmetingen en hoeveelheden
Oppervlakte benaderen via rooster
Omtrek en oppervlakte berekenen van rechthoekige figuren
Routes beschrijven en lezen op een kaart met behulp van een rooster
Functioneel gebruik
Veel voorkomende maateenheden omrekenen
Liniaal en andere veelvoorkomen meetinstrumenten gebruiken
Weten waarom
1S
Paraat hebben
Omtrek en oppervlakte bepalen/berekenen van figuren (ook niet rechthoekige) via (globaal) rekenen
Functioneel gebruik
Formules gebruiken bij berekenen van oppervlakte en inhoud van eenvoudige figuren
Weten waarom
Formules voor het berekenen van oppervlakte en inhoud verklaren
Beredeneren welke vergrotingsfactor nodig is om de ene (eenvoudige) figuur uit de andere te vormen
Verschillende omtrek mogelijk bij gelijkblijvende oppervlakte
21
Referentieniveaus 1F en 1S
Verbanden
A Notatie, taal en betekenis - Analyseren en interpreteren van informatie uit tabellen, grafische voorstellingen en beschrijvingen - Veel voorkomende diagrammen en grafieken
1F
Paraat hebben
Informatie uit veel voorkomende tabellen aflezen zoals dienstregeling, lesrooster
Functioneel gebruik
Eenvoudige globale grafieken en diagrammen (beschrijving van een situatie) lezen en interpreteren
Eenvoudige legenda
Weten waarom
Uit beschrijving in woorden eenvoudig patroon herkennen
1S
Paraat hebben
Legenda
Assenstelsel
Functioneel gebruik
Trend in gegevens onderkennen
Staafdiagram, cirkeldiagram
Weten waarom
Grafiek in de betekenis van 'grafische voorstelling'
B Met elkaar in verband brengen - Verschillende voorstellings-vormen met elkaar in verband brengen - Gegevens verzamelen, ordenen en weergeven - Patronen beschrijven
1F
Paraat hebben
Eenvoudige tabel gebruiken om informatie uit een situatiebeschrijving te ordenen
Functioneel gebruik
Eenvoudige patronen (vanuit situatie) beschrijven in woorden, bijvoorbeeld: Vogels vliegen in V-vorm. "Er komen er steeds 2 bij."
Weten waarom
Informatie op veel verschillende manieren kan worden geordend en weergegeven
1S
Paraat hebben
Eenvoudige tabellen en diagrammen opstellen op basis van een beschrijving in woorden
Globale grafiek tekenen op basis van een beschrijving in woorden, bijvoorbeeld: tijd-afstand grafiek
Eenvoudige patronen in rijen getallen en figuren herkennen en voortzetten: 1 – 3 – 5 – 7 - .......; 100 – 93 – 86 – 79 – .....
Stippatronen
Functioneel gebruik
Conclusies trekken door gegevens uit verschillende informatiebronnen met elkaar in verband te brengen (alleen in eenvoudige gevallen)
Weten waarom
Keuze om informatie te ordenen door middel van tabel, grafiek, diagram
C Gebruiken - Tabellen,
1F
Paraat hebben
1S
Paraat hebben
22
diagrammen en grafiekengebruiken bij het oplossen van problemen - Rekenvaardigheden gebruiken
Eenvoudig staafdiagram maken op basis van gegevens
Functioneel gebruik
Kwantitatieve informatie uit tabellen en grafieken gebruiken om eenvoudige berekeningen uit te voeren en conclusies te trekken, bijvoorbeeld: In welk jaar is het aantal auto's verdubbeld t.o.v. het jaar daarvoor?
Weten waarom
Berekeningen uitvoeren op basis van informatie uit tabellen, grafieken en diagrammen
Functioneel gebruik
Punten in een assenstelsel plaatsen en coordinaten aflezen (alleen positieve getallen)
Globale grafieken vergelijken, bijvoorbeeld: wie is het eerst bij de finish?
Weten waarom
Op basis van een grafiek of diagram conclusies trekken over een situatie
Op basis van een grafiek of diagram voorspellingen doen over een toekomstige situatie