Belasting Gids 2009

188
Belasting gids 2009 Aangifte inkomstenbelasting 2008 +++ Wat is nieuw in de aangifte? +++ Lijfrentes +++ Pensioen en fiscus +++ Cijfers 2009 +++ GELDGIDS 1 | JANUARI 2009 ONAFHANKELIJK EN ADVERTENTIEVRIJ €18,00 Met gratis cd-rom én online hulp

description

Aangifte IB 2008

Transcript of Belasting Gids 2009

Page 1: Belasting Gids 2009

Belastinggids 2009

Aangifte inkomstenbelasting2008

+++ Wat is n ieuw in de aang i f te? +++ Lijfrentes +++ Pensioen en f iscus +++ Cijfers 2009 +++

G E L D G I D S 1 | J A N U A R I 2 0 0 9 O N A F H A N K E L I J K E N A D V E R T E N T I E V R I J € 1 8 , 0 0

Met gratis cd-rom én online hulp

PO-BG09-DEF.indd 1 23-12-2008 11:44:09

Page 2: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 20092

Wat is nieuw in de aangifte over 2008? 4Nieuwe belastingmaatregelen in 2009 660-plussers en hun inkomen 8Pensioen en de fiscus 10Wegwijs in uw lijfrentedoolhof 12Hulp bij uw aangifte 2008 15

1 De aangifte 191.1 Aangifte doen móet 19Uw persoonlijke gegevens 201.2 Persoonlijke gegevens 20Box 1: Inkomen uit werk en woning 211.3 Inkomsten uit tegenwoordige dienst­

betrekking 211.4 Inkomsten uit vroegere dienstbetrek­

king 221.5 Vrijgestelde inkomsten als functionaris

bij een internationale organisatie 231.6 Buitenlandse inkomsten uit tegen­

woordige dienstbetrekking 231.7 Buitenlandse inkomsten uit vroegere

dienstbetrekking 231.8 Reisaftrek openbaar vervoer 231.9 Eigen woning (hoofdverblijf) gekocht,

verkocht of verbouwd 241.10 Inkomsten en aftrekbare kosten eigen

woning 25Box 1: Andere inkomsten 301.11 Ontvangen alimentatie en afkoop­

sommen daarvan 301.12 Periodieke uitkeringen 301.13 Inkomsten uit overige werkzaam­

heden 32

1.14 Ter beschikking gestelde vermogens­bestanddelen aan verbonden perso­nen 33

1.15 Overige inkomsten 341.16 Teruggekregen bedragen en vergoe­

dingen voor bedragen die u eerder hebt afgetrokken 34

Box 1: Lijfrenten en andere inkomsten 351.17 Inkomensvoorzieningen 351.18 Afkoop lijfrente en andere negatieve uit­

gaven voor inkomensvoorzieningen 36Box 2: Aanmerkelijk belang 361.19 Aanmerkelijk belang 36Box 3: Sparen en beleggen 381.20 Sparen en beleggen 381.21 Box 3: bezittingen 391.22 Box 3: schulden van u en uw fiscale

partner 41Aftrekposten van u en uw fiscale partner 421.23 Betaalde alimentatie of andere onder­

houdsverplichtingen van u en uw fis­cale partner 42

1.24 Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar van u en uw fiscale partner 43

1.25 Ziektekosten en andere buitengewone uitgaven 43

1.26 Uitgaven voor weekendbezoek van ernstig gehandicapten van 27 jaar of ouder 45

1.27 Studiekosten of andere scholingsuit­gaven van u en uw fiscale partner 45

1.28 Giften van u en uw fiscale partner 461.29 Kosten voor rijksmonumentenpanden

van u en uw fiscale partner 471.30 Kwijtgescholden durfkapitaal van u

en uw fiscale partner 471.31 Restant persoonsgebonden aftrek

over voorgaande jaren 47Vrijstellingen en verminderingen 481.32 Vrijstelling of vermindering van

premie volksverzekeringen 481.33 Aftrek ter voorkoming van dubbele

belasting 481.34 Compensatieregeling in verband

met een dienstbetrekking in België in 2008 50

Bijzondere situaties 501.35 Betrokkenheid bij een trust­

vermogen 501.36 Te conserveren inkomen 50Te verrekenen bedragen 501.37 Ingehouden dividend­ of kansspel­

belasting 501.38 Ingehouden bronheffing op spaarrente

als gevolg van de EU­spaarrentericht­lijn 51

1.39 Te verrekenen verliezen 511.40 Voorlopige aanslag of voorlopige

teruggaaf 51Heffingskortingen 521.41 Inkomensafhankelijke bijdrage

Zorgverzekeringswet 52Verdelen 52

2 Uw persoonlijke situatie 532.1 Inleiding 532.2 Wie zijn fiscale partners? 532.3 Gevolgen partnerschap 542.4 Minderjarige (stief­/pleeg­)kinderen 552.5 Echtscheiding 562.6 Ontbinding niet­huwelijks samen­

levingsverband 562.7 Overlijden 56

3 Loon en pensioen 583.1 Inleiding 583.2 Loon uit dienstbetrekking 583.3 Fiscaal voordelige belonings­

vormen 593.4 Afvloeiing en ontslag 663.5 Complicaties bij loon uit dienst­

betrekking 673.6 Reiskosten woning­werk 683.7 Fietsaftrek 713.8 De auto 723.9 Uitkeringen en pensioenen 74

4 De eigen woning 764.1 De eigenwoningregeling 764.2 Kapitaalverzekering eigen

woning (KEW) 874.3 Banksparen 904.4 Verhuur van de eigen woning 93

Inhoudsopgave

Belasting cd-rom 2009

© Consumentenbond 2009

Het auteursrecht is wettelijk beschermd.Het is verboden het programma, anders dan

eenmalig voor eigen gebruik, te kopiëren.

i s b n 978 90 5951 1095

CD-bedrukking Belastinggids09.indd 1 23-12-2008 11:49:54 De Belasting cd­rom vindt u tussen pagina 34 en 35

Page 3: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 3

4.5 Gratis ter beschikking stellen 934.6 Meer eigenaren/ongehuwd

samenwonenden 944.7 Eén eigenaar, meer gebruikers 944.8 De tweede woning 944.9 Kamerverhuur 954.10 Overheidsbijdragen eigen woning 964.11 De werkruimte in de eigen woning 96

5 Andere inkomsten 975.1 Inleiding 975.2 Ontvangen alimentatie 975.3 Periodieke uitkeringen en afkoop­

sommen daarvan 985.4 Resultaat uit overige werkzaam­

heden 1005.5 Ter beschikking stellen vermogens­

bestanddelen 1045.6 Overige inkomsten 1065.7 Terugontvangen bedrag of vergoeding

voor een bedrag dat u eerder heeft afgetrokken 106

6 Aftrek premies lijfrente 1076.1 Lijfrentes 1076.2 Toegestane lijfrentevormen 1076.3 Aftrek van premies 1086.4 U heeft te veel premies betaald 1096.5 Tijdstip van aftrek 1096.6 Oude lijfrentepolissen 1096.7 Lijfrentesparen 1106.8 Toegestane uitkeringen 1106.9 Aftrek van de inleg 1116.10 Omzetting van lijfrentevormen 111

7 Sparen en beleggen 1127.1 Inleiding 1127.2 Wat behoort tot uw vermogen? 1127.3 Heffingvrij vermogen 1147.4 Vrijstellingen 1157.5 Waardering bezittingen en

schulden 1187.6 Boxhoppen 1237.7 Overgangsmaatregelen 1247.8 Kapitaalverzekeringen 125

8 Aftrekposten 1278.1 Inleiding 1278.2 Betaalde alimentatie 1278.3 Uitgaven voor levensonderhoud

van kinderen 1288.4 Aftrek van buitengewone

uitgaven 1308.5 Weekenduitgaven

gehandicapten 1418.6 Scholingsuitgaven 1428.7 Aftrekbare giften 1448.8 Monumentenwoning 1468.9 Kwijtgescholden durfkapitaal van

u en uw fiscale partner 1488.10 Restant persoonsgebonden aftrek­

posten voorafgaande jaren 1488.11 Negatieve persoongebonden aftrek­

posten 148

9 Verdelen 1499.1 Inleiding 1499.2 Wie kunnen verdelen 1499.3 Wat valt er te verdelen? 1499.4 De gevolgen van verdelen 1509.5 Na het einde van het partnerschap 151

10 Tarieven en heffingskortingen 152

10.1 Inleiding 15210.2 Tarieven 15210.3 Heffingskortingen 15310.4 Middeling 15610.5 Hardheidsclausule 15610.6 Rekenvoorbeeld 157

11 Na de aangifte 15811.1 Inleiding 15811.2 Correctie op de aangifte 15811.3 Teruggaaf vóór 1 juli 2009 15811.4 Voorlopige teruggaaf 15811.5 De verplichte aanslag 15911.6 Soorten aanslagen 15911.7 Bezwaar, beroep en cassatie 16211.8 Betaling van aanslagen, heffings­

en invorderingsrente 164

12 Fiscale varia 16612.1 Echtscheiding 16612.2 Ontbinding niet­huwelijks

samenlevingsverband 16812.3 Eenoudergezinnen 16812.4 Schenkingen in de familiesfeer 16912.5 Ouderlijke woning overdragen

aan kinderen 17112.6 Kruiselings verzekeren 17212.7 Hypotheekvormen 172

13 Cijfers en wijzigingen voor 2009 17413.1 Inleiding 17413.2 Box 1: Werk en woning 17413.3 Box 2 17713.4 Box 3: Sparen en beleggen 17713.5 Heffingskortingen 17713.6 Aanslaggrens 17813.7 Schenkingsrecht 17813.8 Inkomensafhankelijke bijdrage

Zorgverzekeringswet 178

Register 179

iNHoUDSoPgAVe

Belastinggids 2009 is een speciale uitgave van de Geldgids van de Consumentenbond, nr. 1 januari 2009

Auteur Mr. Marjan S. Langbroekgeldgids is een publicatie van de Consumenten-

bond, Enthovenplein 1, 2521 DA Den Haag, telefoon (070) 445 45 45, fax (070) 445 44 93

Postadres Postbus 1000, 2500 BA Den Haaginternet www.consumentenbond.nlUitgever Dieneke HengeveldRedactie Reinout van der Heijden (hoofdredacteur),

Wim Guiking (eindredacteur), Marjolein Hüsken, Heidi Klijsen, Wilma Nijdam, Nanni Tempelman (secretariaat)

onderzoek Consumentenbond Drs. Bert WolthuisVerder werkten mee Mr. P.J.C.Constandse, Aertjan

Grotenhuis, Georgie Dom

Foto omslag © Kulka/zefa/CorbisFoto’s binnenwerk Van Beek Images, Fotolia,

iStockphoto, Corbis, JupiterImages, Alamy, AgeFotoStock

Vormgeving en prepress Het Vlakke Land, Rotterdam

Marketing Rina SandersDruk Senefelder Misset, DoetinchemProductie cd-rom Magenta Multimedia,

EnschedeiSBN 978 90 5951 1095

Copyright © 2009 Consumentenbond, Den Haag Alle rechten zijn voorbehouden.Niets uit deze uitgave mag worden verveelvuldigd, opgeslagen in een ge-automatiseerd gegevensbestand of openbaar ge-maakt in enige vorm of enige wijze, hetzij elektro-

nisch, mechanisch of door fotokopieën, opnamen of op enige andere manier, zonder voorafgaande schrif-telijke toestemming van de uitgever.

Let opDeze belastinggids behandelt algemene informatie, voortvloeiend uit vragen in de aangifte inkomsten-belasting. Het is helaas niet mogelijk u (via onze le-denservice) met persoonlijke adviezen van dienst te zijn.De Belastinggids 2009 is met de grootste zorg tot stand gekomen. De Consumentenbond kan echter geen aansprakelijkheid aanvaarden voor fouten en/of onvolledigheden met betrekking tot de inhoud van deze gids.

Colofon

Page 4: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 20094

Buitengewone uitgavenDe meest in het oog springende wijziging is de buitengewone­uitgavenregeling. Door de regeling voor de aftrek wegens chroni­sche ziekte konden steeds meer mensen gebruikmaken van deze aftrekpost. Deze regeling pakte eigenlijk helemaal verkeerd uit, want deze aftrekpost kwam voor het grootste gedeelte terecht bij mensen die helemaal niet chronisch ziek waren. Wie voor meer dan ruim €300 aan specifieke uitgaven had, had automatisch recht op de chronisch ziekenaftrek van ruim €800. Daar viel bijvoorbeeld ook een bril onder. En bij een laag inkomen werden de speci­fieke uitgaven ook nog eens meer dan ver­dubbeld. Dat was de regering een doorn in het oog, want een bril heeft in het alge­meen niets te maken met chronisch ziek zijn. De buitengewone uitgavenregeling zou daarom afgeschaft worden. Inmiddels is bekend dat hij in uitgeklede vorm blijft bestaan. Zie hoofdstuk 13.Het jaar 2008 is een overgangsjaar naar de nieuwe regeling. In al zijn wijsheid besloot de regering om de basispremie en de inko­mensafhankelijke bijdrage voor dit jaar

van aftrek uit te sluiten en in ruil daar­voor de drempel voor aftrek van buitenge­wone uitgaven te verlagen naar 1,65% (!). De regeling voor chronisch zieken is ge­woon blijven bestaan. Daardoor wordt er in 2008 een enorm beslag gelegd op de be­lastingopbrengsten, want nu kocht ieder­een nog snel een bril, grafrechten, begra­fenisverzekeringen en ga zo maar door. De aftrek over 2008 zal naar schatting €8,3 miljard bedragen… Geen slimme zet, van­uit de overheid bezien. Maar wet is wet en u kunt daar natuurlijk met een gerust hart gebruik van maken. Zelfs als u al ja­ren niet in aanmerking kwam voor aftrek, kan het nu de moeite lonen om deze vraag in het biljet in te vullen. Gezien de lage drempel zou u zomaar ineens wél een af­trekpost kunnen hebben.

eigenwoningschuldIn de aangifte hebben nog maar weinig mensen ermee te maken, maar het is wel goed om te melden dat er – naast de kapi­taalverzekering eigen woning – een nieu­we manier is om te sparen voor de aflos­

sing van de eigenwoningschuld. Het gaat om de ‘spaarrekening eigen woning’ en het ‘beleggingsrecht eigen woning’. U kunt daarover meer lezen in hoofdstuk 4. U vindt hierover een vraag in de aangifte. Als een spaarrekening eigen woning of een beleggingsrecht eigen woning in 2008 werd gedeblokkeerd zonder dat de eigen­woningschuld daarmee werd afgelost, moet het rendement worden aangegeven bij de inkomsten uit eigen woning.

giftenSinds 1 januari 2008 zijn giften alleen nog maar aftrekbaar als zij zijn gedaan aan een ‘ANBI’. Dit is een algemeen nut be­ogende instelling die is geregistreerd bij de Belastingdienst. Op www.belasting­dienst.nl/giften/anbi_zoeken kunt u na­kijken of een instelling is geregistreerd. Giften in de vorm van een lijfrente zijn niet alleen aftrekbaar als ze zijn gedaan aan een ANBI, maar ook aan een vereni­ging met minimaal 25 leden met volledige rechtsbevoegdheid die niet is onderwor­pen aan de vennootschapsbelasting.

Wat is nieuw in de aangifte over 2008?Zoals ieder jaar geven we ook nu een overzicht van de wijzigingen in de belastingwetgeving en in de aangifte die u binnenkort over het jaar 2008 moet inleveren. De wijzigingen zijn niet wereldschokkend, maar het is toch goed om er even extra aandacht aan te besteden.

Door Marjan Langbroek

Page 5: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 2009 5

Box 3 in jaar van overlijdenHet jaar van overlijden kan fiscaal gezien behoorlijk gecompliceerd zijn. Daar heeft de wetgever nog een schepje bovenop ge­daan. De oorzaak was een foutieve tekst in de wetgeving. In het jaar van overlijden mag het fiscale partnerschap, dat natuur­lijk slechts een deel van het jaar heeft geduurd, worden opgerekt tot het hele jaar. Daardoor kunnen de gemeenschap­pelijke inkomsten, aftrekposten en het vermogen in box 3 worden verdeeld over beide partners. Maar in de wet stond tot 1 januari 2008 ook dat voor de overledene in het jaar van overlijden een verlaagd vermogensrendement mocht worden aan­gegeven, namelijk evenredig tot aan de maand van overlijden. Overleed iemand op 2 april, dan moest in box 3 worden aan­gegeven 3/12 x 4% = 1% van het vermogen. De combinatie van beide regels leidde er­toe dat het hele vermogen toegerekend kon worden aan de overledene, zodat ver­volgens over dat hele vermogen een ver­laagd percentage inkomsten mocht wor­den aangegeven. Dat is door de Hoge Raad zo bepaald, omdat de wettekst geen an­dere gevolgtrekking toeliet. De opvatting van de staatssecretaris dat het redelijk was om het volle percentage inkomen te belasten als het vermogen in het jaar van overlijden werd verdeeld, vond geen steun in de tekst van de wet. Dat was dus een ‘gat’ in de heffing in box 3.Er werd een nieuwe regeling voorgesteld die simpel en rechtvaardig was. Maar on­der het geweld van alle amendementen (wijzigingsvoorstellen door de Tweede Kamer) werd het toch weer anders. Theo­retisch simpel, maar in de praktijk een probleem. In het jaar van overlijden mag bij de aangifte voor 2008 nog steeds wor­den gekozen voor het hele jaar fiscale partnerschap, en de gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten mogen nog steeds worden verdeeld, maar het vermo­gen in box 3 niet meer. Voor beide part­ners moet het eigen vermogen worden aangegeven. Voor de overledene is dat per 1 januari en de overlijdensdatum, en voor de achterblijver per 1 januari en 31 decem­ber. Voor de overledene geldt dan het ver­laagde rendement. U moet nu het vermo­gen op drie peildata voor ieder van u

beiden zien te bepalen. Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen is dat de helft van het gemeenschappelijke vermogen. Bij een huwelijk buiten gemeenschap van goederen moet worden bepaald welke ver­mogensbestanddelen van wie waren. Geen eenvoudige zaak.

LijfrentesparenSinds 1 januari 2008 hoeft u voor het af­sluiten van een lijfrente niet meer naar een verzekeringsmaatschappij. Banken mogen ook een product aanbieden dat erg veel lijkt op een lijfrente. We hebben het dan over ‘lijfrentesparen’. U legt een be­drag in op een geblokkeerde spaar­ of ef­fectenrekening. Dit bedrag is aftrekbaar als wordt voldaan aan bepaalde eisen, die erg veel lijken op de eisen die aan een lijf­rente bij een verzekeringsmaatschappij worden gesteld. De hoogte van het aftrek­bare bedrag wordt bijvoorbeeld op dezelf­de manier berekend. U mag de inleg aftrek ken in de jaarruimte of reser ve­ringsruimte. Er is wel verschil in de uit­keringsfase. Dat betreft de duur van de uitkering, maar met name bij overlijden zijn er grote verschillen. Dat kunt u alle­maal nalezen in hoofdstuk 6. Voor de aangifte is van belang dat u een inleg voor het lijfrentesparen vóór 1 janu­ari 2009 moet hebben gedaan om over 2008 aftrek te kunnen krijgen. Bij een lijfrente mag u de premie nog in de eerste drie maanden van 2009 betalen en dan toch over 2008 aftrekken. Komt u er bij het doen van aangifte achter dat u recht heeft op aftrek van lijfrentepremies en wilt u alsnog iets regelen met aftrek over 2008, dan moet u die lijfrente dus sluiten bij een verzekeringsmaatschappij en kunt u niet meer bij de bank terecht.

Kinderkortingen vervallenU zult dit jaar tevergeefs zoeken naar de vragen over de (aanvullende) kinderkor­ting. Deze heffingskorting is per 1 janu­ari 2008 omgezet in een kindertoeslag, niet te verwarren met de kinderopvang­toeslag. Voor de meeste gezinnen is de Belastingdienst op de hoogte van de gege­vens om de kindertoeslag toe te kennen

en u zult deze in 2008 hebben ontvangen als u daarvoor in aanmerking kwam. Als dat niet zo is en u vermoedt dat u daar­voor in aanmerking komt, kunt u de kin­dertoeslag zelf aanvragen. U kunt alles over de kindertoeslag vinden op www.belastingdienst.nl bij het tabblad toesla­gen. Ter informatie: per 1 januari 2009 wordt de kindertoeslag omgezet in het kindgebonden budget. Ook daarover biedt de Belastingdienst op zijn website een schat aan informatie.

Dubbele aftrek lijfrentegiften en alimentatie?Als u een gift doet in de vorm van een lijf­rente, heeft u een verplichting met een waarde, namelijk de contante waarde van de toekomstige lijfrente­uitkeringen. Dit zou een schuld in box 3 kunnen vormen. De rechtbank had uitgemaakt dat er dan sprake zou zijn van dubbele aftrek. Omdat de giften in box 1 in aftrek komen, zou box 3 niet meer aan de beurt komen. Daarom werd aftrek van deze schuld in box 3 ge­weigerd. De betrokken belastingplichtige ging direct naar de Hoge Raad (sprongcas­satie, het Hof werd overgeslagen omdat de feiten duidelijk waren en er uitsluitend een rechtsvraag beantwoord hoefde te worden). De advocaat­generaal (adviseur) van de Hoge Raad heeft in een zeer door­timmerd betoog verdedigd dat er in dit geval geen sprake is van strijd met het systeem van de wet en dat de schuld afge­trokken zou mogen worden in box 3. Nou luistert de Hoge Raad niet altijd naar zijn adviseur, maar als u de kans mee wilt ne­men dat de Hoge Raad inderdaad aftrek toestaat, moet u in de aangifte over 2008 de lijfrenteverplichting aftrekken in box 3. Sterker nog, dezelfde redenering gaat op voor alimentatiebetalingen. De toe­komstige alimentatiebetalingen zou u ook in box 3 moeten aftrekken. Het is niet al­tijd eenvoudig om de waarde hiervan te schatten, maar u kunt deze schatting in alle redelijkheid maken. Mocht de Hoge Raad de aftrek in box 3 toestaan en heeft u deze post niet in uw aangifte opgenomen, dan is het daarvoor te laat als uw aanslag over 2008 al onher­roepelijk vast staat.

Page 6: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 20096

Schenkingen en erfenissen

Schenkingen aan dorpshuizenTegen de zin van het kabinet heeft de Tweede Kamer een fiscale faciliteit aan dorpshuizen verleend. Die hoeven geen successierecht of schenkingsrecht te be­talen als ze een erfenis of schenking ont­vangen. De schenker heeft dan ook geen mogelijkheid voor giftenaftrek in de in­komstenbelasting, zoals bij gewone goede doelen wel het geval is.De bestuursleden van het dorpshuis mo­gen alleen een onkostenvergoeding en een bescheiden vacatiegeld ontvangen. Vol­gens de wettekst moet het personeel uit vrijwilligers bestaan. De Eerste Kamer heeft afgedwongen dat de Belastingdienst die eis in de praktijk niet zal hanteren. De fiscale vrijstelling is opgenomen op aandringen van CDA­woordvoerder Pieter Omtzigt. Ze wordt in de loop van 2009 waarschijnlijk uitgebreid tot andere zogenoemde Speciaal Nut Be­ogende Instellingen (SNBI’s), zoals jeugd­groepen.

Schenkingen aan amateursport-verenigingen en -stichtingenOp dezelfde wijze blijven vanaf 1 januari 2009 – eveneens op aandrang van het CDA – de schenkingen en erfenissen aan amateursportverenigingen bij die instel­lingen onbelast. De schenker krijgt geen giftenaftrek. Het zou niet haalbaar zijn de grens te trekken tussen een aftrekbare donatie en de niet­aftrekbare contributie.

Vervoer

Verschuiving auto- en motorbelas-tingenIn de aanloop naar rekeningrijden (beta­len per gereden kilometer) wordt over een reeks van jaren de aanschafbelasting op personenauto’s en motoren (de bpm, een luxe­btw) omgezet in een hogere motorrij­tuigenbelasting. Dat gebeurt tot 2013 vrij­wel ongemerkt. Tegelijkertijd wordt die bpm vanaf 2009 geleidelijk omgezet van een luxe­btw naar een belasting op de uit­stoot van CO2. Dat past volgens het kabinet beter bij het principe dat de vervuiler be­

taalt. Verder zet het kabinet in 2009 de eer­ste stap naar het versneld verdwijnen van de bpm voor zeer zuinige auto’s. Voor de motorrijtuigenbelasting gold voor derge­lijke auto’s in 2008 al een gehalveerd tarief. Daar gaat in 2009 nog eens de helft af, zodat nog maar een kwart van het gewone tarief overblijft. De motorrijtuigenbelasting voor motoren gaat iets omhoog. Ook hier geldt een uitzondering en wel voor CO2­vrije motoren (nul­emissie). Die gaan buiten de motorrijtuigenbelasting vallen.

oldtimers als auto van de zaakWie in een auto van de zaak meer dan 500 kilometer rijdt voor privédoeleinden, krijgt een inkomensbijtelling. Die bijtel­ling bedraagt normaal gesproken 25% van de cataloguswaarde van de auto. Dat is anders als de auto ouder is dan 15 jaar. Dan wordt 25% genomen van de waarde in het economisch verkeer; dat komt neer op ongeveer de veilingwaarde. Op initiatief van het Tweede Kamerlid Ernst Cramer (Christen Unie) gaat die grens omhoog van 15 naar 25 jaar. Deze wets wijziging werd ondermeer niet gesteund door de

Nieuwe belasting-maatregelen in 2009Zowel de Tweede als de eerste Kamer moet iedere wijziging in een belastingwet goedkeuren. De meeste veranderingen staan in het Belastingplan dat het kabinet jaarlijks indient op Prinsjesdag. Alleen de Tweede Kamer kan de plannen aanpassen. We beschrijven de belangrijkste nieuwe maatregelen voor particulieren, met de wijzigingen van de Tweede Kamer.

Door Aertjan Grotenhuis

Page 7: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 2009 7

VVD, de PVV en de SP. De wijziging gaat overigens pas in op 1 januari 2010.

oldtimers en motorrijtuigenbelastingLiefhebbers van oude auto’s hoeven geen motorrijtuigenbelasting meer te betalen als hun heilige koe ouder is dan 25 jaar. Dat blijft zo tot 1 januari 2011. Voor auto’s die daarna de 25 jaar halen, geldt de vrij­stelling niet meer. Dat is nog ver weg. Men kan het zien als een waarschuwing aan mensen die een auto van 22 jaar koesteren in de hoop straks geen motorrijtuigenbe­lasting meer te hoeven betalen.

Milieuvriendelijke auto als leaseautoOp 1 januari 2008 introduceerde het kabi­net een nieuw bijtellingspercentage voor de auto van de zaak. Naast het 25%­tarief kwam er in 2008 een 14%­tarief dat ook in 2009 blijft gelden voor zeer milieuvrien­delijke auto’s. Daar zijn maar weinig ty­pes van op de markt. Maar van de types die er zijn, werden er in 2008 veel meer verkocht. Geïnspireerd door dat succes, introduceert het kabinet een tussentarief van 20% voor auto’s die enigszins milieu­vriendelijk zijn. Daar zijn er veel meer van. Het verlaagde percentage geldt vanaf 1 januari 2009, ook voor eerder aange­schafte auto’s.

Heffingskortingen

Uitbetaling wordt minderIedereen heeft recht op een algemene hef­fingskorting. Dat is een – soms verhoogde – korting op belasting die u moet betalen. Wie minder belasting hoeft te betalen dan het bedrag van de heffingskorting, komt op nul uit. Een deel van de heffingskorting gaat dus onbenut verloren. Mensen met een fiscale partner die per saldo nog wel belasting betaalt, kunnen de heffingskor­ting uitbetaald krijgen. De ene partner betaalt dus belasting, de andere krijgt hef­fingskorting terug. Door deze uitbetaling van de heffingskorting wordt er direct over de eerstverdiende euro belasting ge­heven tegen het tarief in box 1. Dat stimu­leert mensen niet erg om te gaan werken. Daarom gaat de teruggave van de heffings­korting voor niet­werkenden in 15 jaar

afgeschaft worden, en wel met 6,67% per jaar. Het voordeel om te gaan werken wordt dan veel groter, omdat de belasting over het inkomen verminderd gaat worden door de heffingskorting. 2009 is het eerste jaar waarin niet meer de hele heffingskor­ting teruggegeven wordt. De teruggave beperkt zich tot €1873. Dat was in 2007 al besloten. Er geldt een uitzondering voor gezinnen met kinderen van 5 jaar of jon­ger. De afbouw is ook niet van toepassing op mensen die vóór 1972 zijn geboren.

Hogere inkomensafhankelijkecombinatiekortingVoor mensen met een betaalde baan die tevens voor de kinderen zorgen, bestaat een heffingskorting, de inkomensafhan­kelijke combinatiekorting. Deze korting geldt voor alleenstaanden en voor de minstverdiener bij fiscale partners. Dit is een samenvoeging van de combinatiekor­ting en de aanvullende combinatiekorting. Deze korting maakt het financieel extra aantrekkelijk om naast de zorgtaak te gaan werken. Om die stimulans te verster­ken, gaat het maximum van die korting jaarlijks ook nog iets omhoog. In 2009 ge­beurt dat voor een paar jaar tegelijk. Daardoor geldt ook al voor 2009 het bedrag dat aanvankelijk voor 2011 was voorzien.Zie ook par. 13.5.

Korting bij ouderschapsverlofHet wettelijk recht op ouderschapsverlof wordt in 2009 verlengd van 13 naar 26 we­ken. Op die manier wil het kabinet ouders de gelegenheid geven langer zelf voor hun kinderen (jonger dan 8 jaar) te zorgen. Wie ouderschapverlof opneemt, krijgt een korting op de inkomstenbelasting van doorgaans ruim €150 per week (als maat­staf geldt de helft van het wettelijk mini­mumuurloon). In 2009 kunnen dus twee keer zo veel verlofuren opgenomen wor­den als in 2008. De korting kan daardoor oplopen tot meer dan €4000 netto bij een volledig dienstverband. Over 2008 bestond het recht op de korting alleen voor men­sen die voor het verlof gebruikmaakten van de levensloopregeling. Deze beper­king vervalt in 2009. In de kabinetsplan­nen was er een kans dat iemand de kor­ting op het belastingbedrag niet helemaal

kon incasseren, omdat het bedrag aan be­lasting soms te laag is. Dat risico is ver­vallen door een ingreep van Jolande Sap (GroenLinks) samen met de SP, PvdA, D66, de Partij van de Dieren en de PVV.

Andere maatregelen

Houdbaarheidsbijdrage endoorwerkbonusVanaf 2011 moeten degenen die in dat jaar 65 worden en een hoger inkomen hebben dan €31.000, stukje bij beetje meebetalen aan de AOW. Deze maatregel wordt de houdbaarheidsbijdrage genoemd. Mensen van 62 jaar en ouder krijgen vanaf 2009 een stimuleringsbonus als zij langer aan het werk blijven: de doorwerkbonus. Zie ook pagina 8.

Aftrek buitengewone uitgaven ingeperktAl in 2007 hebben de Eerste en Tweede Kamer besloten dat de belastingaftrek voor de uitgaven voor ziekte en invaliditeit met ingang van 2009 verdwijnt. Daar is een directe compensatieregeling voor chro­nisch zieken en gehandicapten voor in de plaats gekomen. Het kabinet koos voor een vaste inkomenstoelage, omdat maar de helft van de chronisch zieken en gehandi­capten gebruik kon maken van de aftrek­post. Voor sommige mensen kan deze sys­teemwijziging ongunstig uitpakken.

a De aftrek van buitengewone uitgaven is onder de naam ‘Uitgaven voor specifieke zorg-kosten’ in een uitgeklede vorm toch weer blij-ven bestaan. Het gaat dan met name om aftrek van kosten die normaal gesproken door invali-den en chronisch zieken worden gemaakt. Zie par. 13.2f voor meer details van de regeling.

Hogere belasting kapitale huizenHet maximum voor de inkomensbijtelling voor de eigen woning (het eigenwoning­forfait) vervalt met ingang van 2009. Dat is nadelig voor huiseigenaren met een huis van meer dan €1.691.000. Hiertoe was al in 2007 besloten. Daarbij is ook bepaald dat het eigenwoningforfait voor huizen met een waarde van meer dan €1 miljoen stapsgewijs omhoog gaat.

Page 8: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 20098

Het kabinet wil dat werknemers langer blij­ven doorwerken, hoewel veel werknemers juist liever eerder zouden willen stoppen. In de praktijk blijkt dat slechts 27% van de mensen tussen de 60 en 65 jaar nog aan het werk is. Om hen te stimuleren aan het werk te blijven, heeft het kabinet per 2009 een cadeautje bedacht: de ‘doorwerkbonus’.

DoorwerkbonusIedereen die in het jaar dat hij of zij 62 jaar wordt nog werkt ­ in dienstbetrekking, als ondernemer of anderszins ­ heeft recht op de doorwerkbonus. De bonus wordt ver­rekend via de aangifte inkomstenbelas­ting. Het extraatje is leeftijds­ en inko­mensafhankelijk en loopt ook na het 65e jaar nog door. De bonus bestaat uit een percentage van het arbeidsinkomen en wordt alleen berekend over een inkomen tussen de €8867 en €54.776, ofwel over een inkomen van €45.909.De maximumbedragen van de doorwerk­bonus:• 62-jarigen: 5%ofwel€2295• 63-jarigen: 7%ofwel€3214• 64-jarigen: 10%ofwel€4591• 65-jarigen: 2%ofwel€915• 66-jarigen: 2%ofwel€915• 67enouder: 1%ofwel€459Uit het overzicht blijkt duidelijk dat de doorwerkbonus vanaf uw 62e tot en met uw 64e jaar flink oploopt. Maar bent u 65 en nog steeds aan het werk, dan is de bonus

fors lager. Volgens het kabinet is deze keu­ze mede gemaakt omdat voor 65­plussers een lager belastingtarief geldt in box 1.

in de praktijkDe tabel maakt duidelijk wat de invloed van de doorwerkbonus kan zijn op het in­komen van een 62­plusser vergeleken met het inkomen van iemand die jonger is.

ArbeidskortingIedereen die inkomsten geniet uit arbeid, heeft recht op arbeidskorting. In tegen­stelling tot de doorwerkbonus geldt voor de arbeidskorting uw leeftijd aan het be­gin van het kalenderjaar. De korting be­draagt 12,43% van uw inkomsten uit ar­beid voorzover die hoger liggen dan €8587 (voor een lager inkomen geldt 1,758%). Er geldt wel een maximumbedrag. De maxi­male korting is ook weer leeftijdsafhan­kelijk en begint toe te nemen vanaf het 57e jaar. Voor de groep vanaf 6o jaar gelden de volgende maximumbedragen:• €1949voor60-en61-jarigen;• €2201voor62jaarenouder;• €1029voor65-plussers.Dat 65­plussers minder korting krijgen, heeft te maken met het feit dat zij geen AOW­premie meer betalen.

in de praktijkWat levert de combinatie van arbeidskor­ting en doorwerkbonus u op als u nog werkt

als u 60 jaar of ouder bent? Stel, u verdient nog zoveel dat u recht heeft op de maxi­male bedragen. Dan ziet uw korting op de belasting die u moet betalen, er zó uit:• 60jaar: €1949• 61jaar: €1949• 62jaar: €4496• 63jaar: €5415• 64jaar: €6792• 65jaar: €1944• 66jaar: €1944• 67jaarenouder: €1488.

60-plussers en hun inkomenWie tussen de 60 en 65 jaar oud is, krijgt te maken met fiscale veranderingen. in dit artikel gaan wij in op zaken die voor mensen in deze leeftijdsgroep van belang zijn.

Door Bert Wolthuis

iNVLoeD DooRWeRKBoNUS (€)

leeftijd werknemer 63 jaar 55 jaar

bruto-inkomen 40.000 40.000zorgverzekering werkgever

2.233 2.233

pensioen werknemer -1.467 -1.467belastbaar inkomen box 1

40.766 40.766

loonheffing 15.602 15.602algemene heffingskorting

-2.007 -2.007

arbeidskorting -2.274 -1.504doorwerkbonus -3.191 0te betalen belasting 8.130 12.091bruto-netto-berekeningbruto-inkomen 40.000 40.000pensioen werknemer -1.467 -1.467belasting -8.130 -12.091netto-inkomen 30.403 26.442

Page 9: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 2009 9

Wijzigingen voor 65-plussers

Lager tariefDe belangrijkste verandering voor 65­plussers is dat voor hen andere belas­tingtarieven gaan gelden voor hun inkom­sten in box 1.Voor hun inkomen tot €17.878 valt het be­lastingpercentage voor box 1 terug van 33,5% tot 15,6%. Voor het inkomen van €17.878 tot €32.127 vermindert het belas­tingpercentage voor box 1 van 42% tot 24,1%.De reden hiervoor is dat 65­plussers geen AOW­premie hoeven te betalen; tenminste in de huidige wetgeving niet. Voor inko­mens hoger dan €32.127 blijven dezelfde belastingpercentages gelden als voor men­sen die jonger zijn dan 65 jaar, namelijk 42% en 52%. De lagere belastingpercenta­ges zijn voordelig voor 65­plussers. Daar staat tegenover dat voor hen ook allerlei heffingskortingen worden verlaagd, ook voor het AOW­deel. Dat geldt voor alle hef­fingskortingen behalve voor de ouderen­korting, de alleenstaande ouderenkorting en de kortingen voor maatschappelijke beleggingen, beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen.

ouderenkortingU heeft recht op een ouderenkorting van €661 (2009) op de belasting die u moet beta­len, als u aan het einde van het kalender­jaar 65 jaar of ouder bent. Voorwaarde is wel dat uw verzamelinkomen (dit is het in­komen uit alle boxen samen) niet hoger is dan €34.282 (2009). Bent u alleenstaand en komt u in aanmerking voor de AOW voor alleenstaanden, dan heeft u ook nog eens recht op de ouderenkorting voor alleen­staanden van €410 (2009). Met ingang van 2009 worden de aftrekmogelijkheden voor buitengewone uitgaven fors beperkt en zijn er alleen nog mogelijkheden voor chronisch zieken en gehandicapten. Dit heeft tot ge­volg dat ook de ouderenaftrek verloren gaat. Het kabinet wil dat compenseren door de ouderenkorting te verhogen met €185. Ook wordt de AOW iets verhoogd.

ToeslagVoor uw inkomen in box 3 heeft u moge­lijk ook recht op een toeslag op uw hef­

fingvrije vermogen van ruim €13.000 of bijna €27.000, als uw inkomen in box 1 niet hoger is dan respectievelijk €19.445 of €13.978. Uw vermogen mag ook niet hoger zijn dan €273.391; voor fiscale partners geldt het dubbele (cijfers 2009).Er liggen plannen die inhouden dat 65­plussers die geen volledige AOW heb­ben – met name omdat ze tussen hun 15e en 65e jaar niet altijd in Nederland hebben gewoond – en die daarom zijn aangewezen op een bijstandsuitkering, per maand ruim €180 mogen gaan bijverdienen naast hun uitkering.

HoudbaarheidsbijdrageOm de AOW betaalbaar te houden, wordt vanaf 2011 ook een financiële bijdrage ge­vraagd van 65­plussers. Deze bijdrage wordt op een verdekte manier ‘binnenge­haald’. De lengte van de tweede tarief­schijf wordt per 2011 jaarlijks niet meer volledig aan de inflatie aangepast, maar slechts voor 75%. Daardoor zullen met name middeninkomens eerder in de derde tariefschijf gaan vallen. Die geldt op dit moment voor mensen met een inkomen hoger dan circa €32.000. Hoewel het tarief in de tweede en derde schijf gelijk is (42%), bestaat het tarief in de derde schijf alleen uit belasting, terwijl het tarief in de twee­

de schijf voor een belangrijk deel uit AOW­premie bestaat (waarbij voor 65­plussers een lager tarief geldt omdat zij geen AOW­premie betalen). Dat betekent voor 65­plussers met bovengenoemd inko­men dat ze per 2011 meer belasting gaan betalen, omdat ze eerder in de derde schijf vallen.

b Voor nieuwe lijfrenteverzekeringen die met ingang van 2009 worden afgesloten, geldt een beperkte saldomethode. Die houdt in dat de niet-afgetrokken premies niet hoger mogen zijn dan €2269 per jaar. Anders geldt volledige belasting in box 1!In de volgende situaties kunt u hiermee in aan-raking komen:1. U denkt dat uw pensioentekort €4000 be-draagt en koopt voor dat bedrag een lijfrente. Achteraf constateert de fiscus dat uw pen-sioentekort maar €1000 bedroeg.2. U heeft wel een pensioentekort van €4000, maar vergeet de premies af te trekken. In dit geval kunt u later alsnog aftrek claimen via de regeling ‘ambtshalve vermindering’.

LijfrentenKrijgt u vanaf 2009 een uitkering uit een lijfrente? Of heeft u een lijfrenteverzekering? Dan is het goed om te weten dat de fiscale regels per 2009 zijn gewijzigd. Voortaan wordt elke lijfrente-uitkering in box 1 van de inkomstenbelasting belast. Dat houdt tevens in dat de waarde van lijfrenteverzekeringen niet langer in box 3 valt. Dat verlost u en de maatschap-pijen van een splitsingsprobleem.Sinds 2001 waren er twee mogelijkheden.1. U had recht op aftrek van de lijfrentepremies in box 1 omdat u een pensioentekort had.

Als dit het geval is, verandert er voor u in 2009 niet veel. Als u de premies afgetrokken heeft van de belasting, is de uitkering volledig belast.

2. U deed in het verleden (tot en met 2008) aangifte van de waarde van uw lijfrenteverze-kering (voor een deel) in box 3.

In dat geval telde u de waarde van de polis jarenlang (deels) mee in box 3. U heeft dan over die jaren al belasting betaald en zou dan nu over de uitkeringen nog eens belast worden. Om dat te voorkomen, is de volgende maatregel bedacht. Op dat deel van de lijfrente-uitkeringen waarvan de premies niet aftrekbaar waren of niet afgetrokken zijn, is de saldomethode van toepassing. Die houdt in dat u pas belasting hoeft te gaan betalen op het moment dat uw uitkeringen hoger zijn dan de premies die u betaald heeft.Stel u heeft €20.000 aan premies betaald en u krijgt vanaf 2009 elk jaar €3000 aan lijfrente-uitkering. Dan hoeft u pas na zes jaar belasting te gaan betalen; in het zevende jaar alleen over de resterende €1000 en daarna over het volledige bedrag van €3000.

Page 10: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 200910

Het pensioen valt onder de fiscale omkeer­regel. Die houdt in dat de ingelegde pen­sioenpremie onbelast is, maar dat u over de uitkering wel belasting moet betalen. Deelnemen aan een pensioenregeling le­vert dus in feite geen belastingaftrek op, maar wel uitstel van het betalen van be­lastingen. Nu sparen is later betalen.

AoWOm een pensioen op te kunnen bouwen, moet iemand werken en belasting betalen. Als een bedrijf een pensioenregeling heeft, is deelname verplicht voor iedere werkne­mer van 21 jaar en ouder. Als je stopt met werken, kun je het pensioen alleen afko­pen als de opgebouwde pensioenrechten niet meer bedragen dan €406,44 per jaar. Verder heeft iedereen, ook mensen die niet werken, recht op een overheidspen­sioen op grond van de Algemene Ouder­domswet (AOW). Om AOW­rechten op te bouwen, moet u in Nederland wonen en ingeschreven staan in de gemeentelijke basisadministratie. Over ieder jaar dat u in Nederland woont tussen uw 15e en 65e jaar, bouwt u 2% AOW op.

Pensioen en WWMensen met een werkloosheid (WW)­

uitkering kunnen ook pensioen opbouwen naast hun AOW. Werknemers tot 40 jaar moeten dat zelf regelen met het pensioen­fonds van hun laatste werkgever. Zij moe­ten zelf de pensioenpremie betalen, maar kunnen die wel opvoeren als aftrekpost. Werknemers van 40 jaar en ouder kunnen gebruikmaken van de voorzieningen van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP). De FVP be­taalt de premie voor werknemers die lan­ger dan 180 dagen werkloos zijn. De FVP­regeling wordt overigens op korte termijn opgeheven. Werknemers die vanaf 1 janu­ari 2010 in de WW terechtkomen, kunnen geen beroep meer doen op de regeling. De FVP is wel van plan de premie te blijven betalen voor mensen die vóór 2010 van de regeling gebruikmaken, maar harde ga­ranties daarvoor zijn er niet. Als het FVP geen geld meer in kas heeft, zullen ook de betalingen aan werklozen met oude rech­ten stoppen.

Maximale pensioenopbouwDe fiscus stelt grenzen aan de hoogte van de pensioenopbouw. Die grenzen zijn af­hankelijk van het type pensioenregeling. Wie een eindloonregeling heeft, mag per jaar maximaal 2% van zijn pensioen­grondslag opbouwen. Wie een middelloon­

regeling heeft, mag hoogstens 2,25% per jaar opbouwen. De maxima liggen in het laatste geval hoger, omdat het risico gro­ter is. Bij een eindloonregeling is het pen­sioen gebaseerd op het laatstverdiende salaris direct vóór pensionering. Bij mid­delloon bestaat het risico dat het opge­bouwde pensioen niet ieder jaar wordt gecorrigeerd voor de inflatie of de gemid­delde loonstijging. Deze indexatie laat in de praktijk vaak te wensen over.

FranchiseAangezien pensioenuitkeringen boven op de AOW komen, mag over het eerste deel van het salaris geen pensioen worden op­gebouwd. Dit wordt ook wel de franchise genoemd. De hoogte van de AOW­franchi­se verschilt per pensioenfonds. De fiscus hanteert er wel een wettelijk minimum voor; in 2008 was dat minimum €12.209. De jaarlijkse opbouw wordt vastgesteld over het salaris boven de franchise. Dat heet de pensioengrondslag. Een voor­beeld: u heeft een jaarsalaris van €62.209 en na aftrek van de franchise een pen­sioengrondslag van €50.000. Daarover mag u bij een middelloonregeling maxi­maal 2,25% opbouwen, dat wil zeggen €1125. Het pensioengevende salaris is het loon exclusief de bijtelling voor de auto

Pensioen en de fiscuseen van de belangrijkste fiscale aftrekposten betreft het pensioen. De meeste mensen merken daar niet zoveel van, omdat de pensioenpremie vaak grotendeels door de werkgever wordt betaald. Het deel van de premie dat werknemers zelf betalen, wordt samen met de maandelijkse loonbelasting op het salaris ingehouden. Daardoor hebben werknemers vaak het idee dat het ook een soort belasting is.

Door Reinout van der Heijden

Page 11: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 2009 11

van de zaak. Bij veel pensioenregelingen horen ook incidentele beloningen zoals bonussen niet bij het pensioengevende salaris.

grenzenDe fiscus stelt niet alleen grenzen aan de jaarlijkse opbouw, maar ook aan de hoog­te van het uiteindelijke pensioen. Het ou­derdomspensioen mag niet meer bedra­gen dan 100% van het pensioengevende loon en het partnerpensioen kan maxi­maal 70% zijn. Het percentage van 70% geldt als vaste norm voor het partnerpen­sioen ten opzichte van het ouderdomspen­sioen. Waar de maximale jaarlijkse op­bouw bij het ouderdomspensioen ligt op 2% voor de eindloonregeling en 2,25% voor de middelloonregeling, gelden bij het partnerpensioen maxima van respectie­velijk 1,4 en 1,58%. Wie te veel pensioen heeft, kan bij het ingaan van de pensioen­datum ouderdomspensioen inruilen voor extra partnerpensioen. Omgekeerd is ook mogelijk. Wie bij zijn pensionering alleen­staand is, kan zijn opgebouwde partner­pensioen gebruiken om extra ouderdoms­pensioen aan te kopen. Je mag daarbij niet boven de grens van 100% uitkomen.

extra pensioen Veel pensioenfondsen hebben flinke scha­de opgelopen tijdens de financiële crisis

van 2007 en 2008. Hun vermogen is zo sterk gedaald, dat zij de komende jaren wellicht geen indexatie meer kunnen be­talen voor de opgebouwde pensioenaan­spraken. Dit heeft tot gevolg dat het uit­eindelijke pensioen in koopkracht daalt, tenzij het pensioenfonds erin slaagt de schade later weer in te halen. De werknemer kan de schade voor zich­zelf beperken door extra pensioen op te bouwen. Dat kan door bij te sparen in het eigen pensioenfonds, maar ook door ge­woon zelf bij te sparen.

BijsparenTot 2003 mocht iedereen jaarlijks wat bij­sparen, onafhankelijk van de opbouw in zijn eigen pensioenregeling. Er bestond een basisruimte of basisaftrek van €1069 per jaar ten behoeve van pensioenen. Veel werknemers die gebruikmaakten van de spaarloonregeling en/of een premiespaar­rekening, konden het gespaarde tegoed als pensioenvoorziening reserveren en kregen dan een aftrekpost voor de jaar­lijkse belastingaangifte.Sinds 2003 hebben werknemers alleen nog een aftrekpost als zij aantoonbaar te wei­nig opbouw per jaar hebben. Wie in zijn middelloonregeling 1,8% per jaar op­bouwt, heeft dus nog ruimte voor extra opbouw. Deze ‘jaarruimte’ bedraagt grof­weg 2,25% minus 1,8% = 0,45% van de pen­sioengrondslag (zie de tabel).

Met ingang van 2008 kunt u de jaarruim­te niet alleen gebruiken om een verzeke­ringsproduct aan te schaffen, maar ook om een geblokkeerde rekening te openen bij een bank. Net als bij verzekeringslijf­rentes kunt u bij zo’n bancaire lijfrente kiezen tussen sparen en beleggen.

Jaar- en reserveringsruimteBij de berekening van de jaarruimte gaat men uit van een afwijkende franchise en van de inkomensgegevens van het jaar voorafgaand aan de aangifte. Bij de aan­gifte van 2008 gebruikt u de gegevens uit 2007. De jaarruimte bedraagt maximaal €25.663 in 2007 en €17.817 in 2008. Als de jaarruimte volledig benut is, kunt u gebruikmaken van de reserverings­ruimte. Die biedt de mogelijkheid om als­nog premies af te trekken over de afgelo­pen zeven jaar. Met andere woorden: wie al jarenlang te weinig opbouwt, kan met terugwerkende kracht van zeven jaar de schade inhalen. De inhaaloperatie begint bij het oudste jaar en werkt dan naar vo­ren. Ondanks het feit dat er vóór 2008 geen bancaire lijfrentes bestonden, stelt de fis­cus geen beperking aan de besteding van de reserveringsruimte. U kunt er later dus ook bancaire lijfrentes mee aanschaf­fen. De maximale reserveringsruimte bedraagt €6590 in 2008. Voor personen van 55 jaar of ouder is dit €13.016.

Storten in pensioenfondsEen andere manier om bij te sparen, is een extra storting doen in je eigen pensioen­fonds. Bij pensioenfondsen is de maxi­male opbouw soms afhankelijk gesteld van de leeftijd van de werknemer. Hoe ouder de werknemer, des te meer hij kan opbouwen. Een vuistregel is dat je tot je 50e meer kunt opbouwen via een lijfrente buiten je pensioenfonds, terwijl mensen van 50 jaar en ouder juist meer kunnen inleggen in hun pensioenfonds. Het is wel zaak om goed op de kosten te letten. Niet alleen bij lijfrenteproducten, maar ook bij individuele bijspaarregelingen van pen­sioenfondsen worden vaak kosten in re­kening gebracht.

BeReKeNiNg JAARRUiMTe VooR LiJFReNTeoF BANCAiR PeNSioeNSPAReN (iN €)

A Salaris 30.000 40.000 60.000 80.000 110.000B Franchise 12.209 12.209 12.209 12.209 12.209C Pensioengrondslag (A – B) 17.791 27.791 47.791 67.791 97.791D Pensioenaangroei (factor A) (1,8%*C) 320 500 860 1.220 1.760E Persoonlijk inkomen 30.000 40.000 60.000 80.000 110.000F Franchise 11.155 11.155 11.155 11.155 11.155G Premiegrondslag (E – F) 18.845 28.845 48.845 68.845 98.845H 17% premiegrondslag (17%*G) 3.204 4.904 8.304 11.704 16.804I 7,5 x pensioenaangroei (7,5*D) 2.402 3.752 6.452 9.152 13.202J Maximale premieaftrek (H – I) 802 1.152 1.852 2.552 3.602K Storting uit spaarloon 0 0 0 0 0L Jaarruimte (J – K) 802 1.152 1.852 2.552 3.602

Page 12: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 200912

Een lijfrente is een levensverzekering waarvoor u periodiek of eenmalig (koop­som) een premie betaalt aan een verzeke­ringsmaatschappij. Met die lijfrente ver­zekert u zich van een periodieke uitkering op een later moment in uw leven, bijvoor­beeld als u met pensioen gaat. De uitke­ringen stoppen bij uw overlijden.Ooit was een lijfrente een relatief eenvou­dig financieel product. U stortte – eenma­lig of jaarlijks – een bedrag en op de eind­datum kwam er een leuk kapitaal vrij. Dit kapitaal kon u naar believen contant laten uitkeren, schenken aan kinderen of klein­kinderen of gebruiken voor de aanschaf van een direct ingaande lijfrente. U kon er ook voor kiezen de uitkering uit te stel­len. Beperkende regels ten aanzien van ingangsdatum en looptijd waren er nau­welijks.

Verschillende regimesDe laatste jaren is de fiscale wetgeving rondom lijfrentes herhaaldelijk drastisch

aangepast. Het klimaat is er niet gunsti­ger op geworden. Doel van deze maatre­gelen is het inperken van de aftrekbaar­heid en de aanwendingsmogelijkheden van lijfrentekapitaal.Wie in het verleden verschillende lijfren­tes heeft afgesloten, krijgt nu te maken met verschillende fiscale regimes. Wat mag u nu wel en niet doen met het kapi­taal uit uw lijfrentepolissen? En hoe weet u onder welk ‘regime’ ze vallen? We zetten de verschillende periodes met hun moge­lijkheden en beperkingen op een rij.

Het oude regimeHet oude regime geldt voor de periode vóór 16 oktober 1990. De tijd voor de Brede Herwaardering dus. Premiebetalende po­lissen die vóór 16 oktober 1990 zijn afge­sloten, vallen onder het oude regime. Meestal gaat het om kapitaalverzekerin­gen met een lijfrenteclausule, waarbij jaarlijks een bedrag gestort werd. U her­kent ze vaak aan de volgende omschrij­ving op de polis:

‘Er is een kapitaal verzekerd dat wordt aangewend/gebruikt voor de aankoop van een lijfrente.’ Soms aangevuld met: ‘in de zin van artikel 25-3 Wet IB 1964.’Of aan de nóg cryptischer omschrijving:‘Indien de verzekeraar een verzekerd kapi-taal verschuldigd is geworden, zal dit niet worden uitbetaald doch worden aange-wend als koopsom voor een of meer lijfren-tes ter keuze van begunstigde(n), volgens de alsdan geldende tarieven voor nieuwe ver-zekeringen.’

VoordelenHet oude regime had als voornaamste voordeel dat de polishouder grotendeels zelf kon bepalen wat hij met het kapitaal wilde doen. In de eerste plaats omdat zowel de hoogte van de uitkering als de looptijd van de verzekering flexibel waren. U kon dus zelf bepalen hoeveel u in een bepaald jaar aan de polis wilde onttrekken en hoe­lang u de uitkeringen liet voortduren.Bovendien was in het oude regime ook de begunstiging vrij. U kon de uitkering dus

Wegwijs in uw lijfrentedoolhofVeel mensen hebben een schoenendoos vol lijfrentepolissen, elk met een eigen fiscaal ‘regime’ en uitkeringsmogelijkheden. Heeft u ook zo’n rommeltje aan polissen? Dan is dit overzicht handig om orde op zaken te stellen.

Door Heidi Klijsen

Page 13: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 2009 13

ook overdragen aan iemand anders. Deze flexibiliteit gaf ruim baan aan allerlei lu­cratieve fiscale constructies. Misschien was u al van plan een bedrag te schenken aan uw kinderen of kleinkinderen. Dan kon u ervoor kiezen lijfrentetermijnen te schenken in plaats van contanten.

SterftekansHet enige waar u rekening mee moest houden, was dat de uitkering een sterfte­kans moest hebben van 1%. Dit betekent dat er een risico van 1% moest zijn dat de uitkeringen eindigen door overlijden van de verzekerde. Hierdoor is de minimum­duur van een lijfrenteverzekering gekop­peld aan de leeftijd. Met andere woorden: hoe jonger de verzekerde, des te kleiner de kans op overlijden. De looptijd van de verzekering moest dan langer zijn.Bij veel polissen uit het oude regime gaat het om forse bedragen. In die tijd kon er namelijk jaarlijks afgerond ƒ21.000 wor­den afgetrokken van de inkomstenbelas­ting. Hiervoor hoefde de verzekerde geen pensioentekort aan te tonen, zoals dat na 16 oktober 1990 wel het geval is.

De opties in het oude regime Wat kunt u doen met uw polissen uit het oude regime?• Ukunthetkapitaalinéénkeercontant

laten uitkeren, aan uzelf of uw partner. De uitkering wordt dan ineens progres­sief belast.

• Ukuntzeverlengen,ofweldeeindda­tum van de polis vooruit schuiven. Hierbij blijft het oude regime van kracht.

• Ukuntdeuitkeringenschenkenaankinderen of kleinkinderen.

• Ukunteendirect ingaande lijfrentekopen. Dit kan zowel een overbrug­gingslijfrente zijn, die uitkeert tot uw 65e jaar; als een tijdelijke of levenslange lijfrente, die ingaat na uw 65e.

• Ukuntkiezenvooreencombinatievanbovenstaande mogelijkheden.

Speciaal voor polishouders uit het oude regime zijn er flexibele lijfrentepolissen op de markt. Hierbij stort u het vrijval­lende kapitaal in een lijfrentedepot bij een verzekeraar. Jaarlijks kunt u bepalen of u geld wilt opnemen uit het depot. Zo kunt u optimaal inspelen op uw financiële situ­atie nu en in de toekomst. Zonder dat u uw geld hoeft ‘op te knippen’ in verschillende polissen, met alle extra kosten van dien.

De Brede Herwaardering i(16 oktober 1990)Vanwege de grote populariteit van lijfrentes als aftrekpost, vond op 16 oktober 1990 de eerste Brede Herwaardering plaats. Voor premiebetalende polissen die na deze datum werden afgesloten, is het niet langer toege­staan het kapitaal ineens te laten uitkeren of door te schuiven naar de kinderen. U herkent polissen van na de Brede Her­waardering vaak aan de volgende tekst:‘Verzekerd is een rekengrootheid die in de vorm van een lijfrente in de zin van artikel 45-1-g-1e t/m 5e Wet IB 1964 zal worden uit-gekeerd.’

Ook de aftrekbaarheid werd sterk aan banden gelegd. Dit resulteerde in de in­voering van een ingewikkeld systeem van ‘tranches’ (schijven):1e tranche: Afgerond ƒ6000 was voor ieder­een aftrekbaar en overdraagbaar aan de partner. 2e tranche: Afgerond ƒ60.000. Het aftrek­bare bedrag hing af van de hoogte van het pensioen dat u bij uw werkgever kon op­bouwen.3e tranche: Afgerond ƒ15.000 extra aftrek was mogelijk in geval van een aantoon­baar pensioentekort.

De opties na Brede Herwaardering iWat zijn de mogelijkheden met deze ‘nieu­we regime’­polissen?• Ukuntzeverlengen.• Ukunteendirect ingaande lijfrente

kopen. Dit kan zowel een overbrug­gingslijfrente zijn, die uitkeert tot uw 65e, als een tijdelijke of levenslange lijf­rente, die ingaat na uw 65e.

b U mag géén overbruggingslijfrente kopen voor zover de premies zijn afgetrokken ná 1 januari 2006.

a Heeft u een beleggingspolis waarbij het eindbedrag niet is gegarandeerd? Dan is het verstandig om, naarmate de einddatum na-dert, de aandelenbeleggingen geleidelijk om te zetten naar veilige spaarfondsen. Zo stemt u uw beleggingen zo goed mogelijk af op de resterende looptijd (de zogeheten beleg-gingshorizon).

De Brede Herwaardering ii(1 januari 1992)Met de Brede Herwaardering II ging het nieuwe fiscale regime ook gelden voor ‘losse’ koopsompolissen, lijfrentepolissen met een eenmalige premie. De aanwendingsmogelijkheden blijven gelijk aan die van na de Brede Herwaar­dering I.

invoering Wet inkomstenbelasting 2001 (1 januari 2001)In 2001 legde de wetgever de aftrekbaar­heid nog verder aan banden. Vanaf dat moment gold er een basisaftrek van ƒ2200. Deze was niet langer overdraagbaar aan

Polis zoek Het komt nogal eens voor dat bij het overlijden van een naast familielid niet duidelijk is of er een levensverzekerings-polis is, of dat een polis niet te vinden is. In zo’n geval kunnen familieleden het aanvraagformulier opsporing levens-verzekeringspolissen downloaden op de site van het Verbond van Verzekeraars. Partners en/of erfgenamen kunnen het formulier afdrukken, invullen en per post versturen naar het Verbond van Verzeke-raars. De aanvraag kan ook digitaal ver-zonden worden. Kijk voor meer informa-tie op: www.allesoververzekeren.nl on-der Thema’s/Verloren verzekeringspolis.

BReDe HeRWAARDeRiNg

Oud regime Nieuw regime

Premiebetalende polis Afgesloten vóór 16 oktober 1990 Afgesloten na 16 oktober 1990Eenmalige koopsomstorting Afgesloten vóór 1 januari 1992 Afgesloten na 1 januari 1992

Page 14: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 200914

de partner. Daarboven was alleen aftrek mogelijk voor mensen die de zeven jaar daarvoor de basisaftrek niet hadden be­nut of die een aantoonbaar pensioentekort hadden. Dit werkte als volgt:Basisruimte: ƒ2200.Jaarruimte: Maximaal ongeveer ƒ50.000, afhankelijk van het pensioentekort.Reserveringsruimte: De niet­benutte basis­ruimte van de zeven jaar daarvoor. De nieuwe aftrekregels werden ook van kracht voor polissen uit het oude regime waar nog premie op werd gestort. Er was dus geen sprake van een ‘eerbiedigende werking’. Voor polissen die premievrij waren gemaakt, bleven de rechten van het oude regime wel gelden. Voor veel polis­houders was dit een reden om de polis zo snel mogelijk premievrij te maken. Omdat verzekeraars vreesden voor verlies van klanten, boden zij vaak aan de polis te splitsen. De opgebouwde waarde met oude rechten is dan apart weergegeven.

De opties na Invoering Wet inkomstenbelasting 2001De aanwendingsmogelijkheden blijven gelijk.• Ukuntdepolis(sen)verlengen.• Ukunteendirect ingaande lijfrente

aankopen. Dit kan zowel een overbrug­

gingslijfrente zijn, die uitkeert tot uw 65e, als een tijdelijke of levenslange lijf­rente, die ingaat na uw 65e.

1 januari 2003Ook de basisaftrek sneuvelt. Vanaf dit moment is aftrek alleen nog mogelijk voor mensen met een aantoonbaar pensioente­kort.

1 januari 2006Nu wordt ook de overbruggingslijfrente afgeschaft. Dit is een tijdelijke uitkering die ingaat voor uw 65e en uitkeert tot de pensioendatum. Wie na 1 januari 2006 nog premies aftrekt, kan de uitkering later niet gebruiken voor een overbruggingslijf­rente. De lijfrente kan nog steeds vóór uw 65e jaar ingaan, maar alleen als er sprake is van een levenslange uitkering. Lijfren­tepolissen waarvan de premies vóór 1 ja­nuari 2006 zijn afgetrokken, mag u nog wel gebruiken voor overbruggingslijfren­ten. Zelfs als dit niet op de polis staat ver­meld.

De opties na 1 januari 2006Samenvattend heeft u met polissen van na 1 januari 2006 nog de volgende mogelijk­heden:• Ukuntdepolissenverlengen.

• Ukunteendirect ingaande lijfrenteaankopen. Dit kan zowel een tijdelijke als levenslange lijfrente zijn, maar niet langer een overbruggingslijfrente.

1 januari 2008De meest recente wijziging dateert van 1 januari 2008: de invoering van het bank­sparen. Naast verzekeraars kunnen nu ook banken lijfrentes uitkeren. Dit kan voordelen bieden, maar het beslissings­proces wordt er niet gemakkelijker op. De fiscale regels bij banksparen zijn namelijk nét iets anders dan bij verzekeringen. Het belangrijkste verschil tussen bank­sparen en lijfrentes is dat het kapitaal bij vroegtijdig overlijden niet vervalt aan een verzekeraar, maar automatisch toekomt aan de erfgenamen. Dit is logisch, het gaat immers om een spaarrekening.

b Heeft u nog een polis uit het oude regime, dan verliest u uw gunstige voorwaarden als u het bedrag stort op een bankspaarrekening. Voor een uitgebreid onderzoek naar de moge-lijkheden van banksparen, verwijzen wij naar het artikel in de Geldgids van december 2008 of naar onze site, www.consumentenbond.nl, klik bij ‘tests’ op het onderdeel ‘banksparen’ (al-leen voor leden).

DipOp 1 januari 2008 is ook de premiegrond­slag verlaagd met €47.400, tot maximaal €104.806. De premiegrondslag is bepalend voor de maximale lijfrenteaftrek. Op Prinsjesdag 2008 is deze weer verhoogd tot maximaal €153.221. Door dit zwalken­de beleid is er voor 2008 een dip in de af­trekberekening.

a U bent niet verplicht de lijfrente aan te ko-pen bij de verzekeraar waar het bedrag vrij-komt. Kijk dus rustig rond naar de aanbieder die de hoogste uitkering biedt. Op www.con-sumentenbond.nl, zoekterm ‘lijfrentepolissen’, vindt u de meest recente test met betrekking tot de bestrenderende lijfrentepolissen.

Wanneer verlengen? Er kunnen verschillende redenen zijn om de einddatum van een lijfrentepolis vooruit te schuiven:• Uheefthetgeldnognietnodig,bijvoorbeeldomdatubeslotenheeftlangerdoorte

werken. • Hetbeleggingsresultaatvalttegen.Doordekredietcrisiskanhetzijndatuwlijfrenteka-

pitaal net voor de ‘eindstreep’ flink verdampt is. Door de polis te verlengen, kunt u erop speculeren dat het kapitaal de komende jaren weer aangroeit. Dit is wel risicovol, want er zijn geen garanties dat dit ook echt gebeurt. Bovendien kunt u zich deze oplossing alleen veroorloven als u het geld nog niet nodig heeft.

• Derentestandopdeexpiratiedatumislaag.Dezeismedebepalendvoordehoogtevande uitkeringen. U kunt besluiten nog een tijdje te wachten met het aankopen van een lijfrente-uitkering.

• Uheeftinhetverledenmeerderepolissenafgesloten,dieelkopeenanderedatumaf-lopen. Door polissen te verlengen, kunt u ervoor zorgen dat ze allemaal op dezelfde expiratiedatum aflopen. Zo kunt u van het totaalbedrag één direct ingaande lijfrente aanschaffen, wat kostenbesparend is.

• Uwiltuwoude-regimepolisinéénkeerlatenuitkeren,maarinhetjaardatdepolisuit-keert, valt uw inkomen in een hoger belastingtarief dan op een later tijdstip. Bijvoorbeeld als u het jaar erna 65 wordt en met pensioen gaat, waardoor uw inkomen (deels) lager wordt belast.

LijfrentejargonIn de Begrippenlijst op de Belasting cd-rom vindt u de meestvoorkomende lijf-rentetermen uitgelegd.

Page 15: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 2009 15

ons belastingstelselEr bestaan in ons belastingsysteem drie vormen van inkomsten waarvoor aparte tarieven gelden. Dit wordt het boxenstel­sel genoemd.In box 1 valt uw inkomen uit werk, uitke­ring en uw eigen huis. De inkomsten wor­den belast met een progressief tarief; hoe hoger uw inkomen, des te hoger het belas­tingpercentage (van 33,6% tot 52% en bij 65­plussers van 15,7% tot 52%).In box 2 vallen de inkomsten uit aandelen van mensen die ten minste 5% van de aan­delen in een nv of bv hebben (een ‘aanmer­kelijk belang’). Het tarief is 25%. In box 3 vallen uw inkomsten uit vermo­gen (zoals spaargeld, vorderingen op ie­mand en beleggingen). U moet over deze bezittingen minus de schulden een vast rendement van 4% aangeven en daarover betaalt u 30% belasting. U betaalt deze 1,2% vermogensrendementsheffing ook als u verlies lijdt. Er wordt dus geen reke­

ning gehouden met uw reële inkomsten.Natuurlijk is er ook een aantal aftrekpos­ten, zoals voor betaalde alimentatie, uit­gaven voor een monumentenwoning, scholingsuitgaven, ziektekosten en giften. Meestal vallen ze in box 1.Als u de aangifte heeft ingevuld, berekent de computer automatisch de verschul­digde belasting in elke box. Vergeet de heffingskorting(en) niet waar u recht op heeft (zie ook par. 10.3). Deze bedragen worden direct in mindering gebracht op de te betalen belasting, afhankelijk van uw persoonlijke situatie. U krijgt ze niet altijd automatisch, sommige moet u aan­kruisen.

Praktische tips• Alsuklaarbent,maakdaneenprint

van de aangifte voordat u deze instuurt. Het is altijd goed de aangifte nog eens door te lezen en te vergelijken met die van vorig jaar.

• Zorgdatueenkopievanuwvorigeaan­gifte bij de hand heeft. Als u vorig jaar elektronisch aangifte heeft gedaan, staat de aangifte wellicht nog opgesla­gen op uw computer of heeft u een back­up en/of print.

• Alsuvragenheeft,kuntudegratis BelastingTelefoon (0800­0543) bellen. Bedenk wel dat de medewerkers het standpunt van de Belastingdienst ver­tegenwoordigen.

• Bijlagenmeesturenkanniet.Umoetwel de bewijsstukken bewaren zoals rekeningen, overschrijvingen, jaarop­gaven enzovoorts. De fiscus kan er later naar vragen.

• Alsudeaangifteindientvóór1april,wordt hij het snelst behandeld. Dat is vooral handig als u geld terug verwacht, want de fiscus belooft dat u dan vóór 1 juli al (eventueel voorlopig) uw geld te­rugkrijgt.

• Kuntudeaangiftenietoptijdinleve­ren, vraag dan uitstel. Zie par. 1.1b.

Hulp bij het invullen?Wie er zelf niet uitkomt, kan op zoek gaan naar hulp. In de aangifteperiode helpen de vakbonden FNV en CNV en ouderenbond ANBO hun leden met een invulservice. Bent u geen lid van een van deze bonden, dan kunt u ook persoonlijke hulp krijgen op het belastingkantoor bij u in de buurt. Deze hulp is volgens de Belastingdienst vooral bedoeld voor ouderen en mensen met een laag inkomen. In studentensteden

Hulp bij uw aangifte 2008

Alvorens wij ingaan op het invullen van uw aangifte willen wij u een aantal handige tips en aanwijzingen geven. Wij hopen dat het doen van aangifte daardoor een stuk eenvoudiger wordt.

Door Bert Wolthuis en Reinout van der Heijden

Proef met vooringevulde aangifte (ViA)In 2009 start de Belastingdienst een proef met het voorinvullen van gegevens in de (digi-tale) aangifte inkomstenbelasting. Hierbij wordt als service een aantal veelvoorkomende gegevens al door de Belastingdienst ingevuld. Het reguliere aangifteprogramma is vanaf begin januari via de website van de Belasting-dienst te downloaden en hiermee kunt u de aangifte zelf (laten) invullen. Begin maart 2009 is een speciale versie van het aangifteprogramma beschikbaar waarmee u de eigen gegevens kunt downloaden in de aangifte. Het gaat hierbij om loon en WOZ-gege-vens, bedrag voorlopige aangifte/voorlopige teruggave en een aantal heffingskortingen.Zie voor actuele informatie over de VIA www.belastingdienst.nl of bel met de Belasting-Telefoon (0800-0543).

Page 16: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 200916

kunt u wellicht een belastingwinkel vin­den waar studenten u helpen met uw aan­gifte. Of vraagt u eens bij uw gemeente.Serieuzer en duurder wordt het als u een belastingadviseur inschakelt. Maar pas op: iedereen kan zich belastingadviseur noemen. Kies daarom liever een adviseur die is aangesloten bij een organisatie van belastingadviseurs, die aan bepaalde op­leidingseisen en kwaliteit moeten voldoen. Spreek vooraf duidelijk af wat de adviseur voor u gaat doen en tegen welke (uur)prijs. Enkele bekende organisaties zijn: de Ne­derlandse Orde van Belastingadviseurs (020­5141880; www.nob.net), de Neder­landse Federatie van Belastingadviseurs (070­4166166; www.fb.nl) en het College van Belastingadviseurs (0345­547000; www.cbhome.nl).

Alvast enkele bespaartips

gehuwden en geregistreerde partnersAls u gehuwd (of geregistreerd partner) bent en niet duurzaam gescheiden leeft, bent u ook fiscale partners. Dat betekent dat u voor sommige inkomsten en aftrek­posten (zie hoofdstuk 9) kunt kiezen hoe u die over u beiden verdeelt. Dat kan voor­deel opleveren. Stel u heeft vorig jaar sa­men €14.000 aan kosten en rente op een hypotheeklening betaald. U moet €2000 bijtellen voor uw eigen woning, zodat uw aftrekpost €12.000 is. U verdient niet zo­veel en valt in box 1 in de laagste schijf van 33,6%. Als u de €12.000 aftrekpost zou opgeven, krijgt u ruim €4000 terug. Stel dat uw partner veel meer verdient en in de 52%­schijf valt. Door nu de volledige €12.000 aan uw partner toe te delen en bij diens aangifte op te geven, krijgt u samen €6240 terug. Ruim €2200 meer!

SamenwonendenSamenwonenden hebben nog een voor­deeltje boven gehuwden. Ze mogen name­lijk zelf bepalen of ze fiscale partners wil­len zijn of niet (als ze tenminste aan de voorwaarden voldoen, zoals ouder dan 18 jaar zijn en ten minste zes maanden sa­menwoning in het jaar).Meestal is het gunstig om voor het fiscale partnerschap te kiezen, want dan mogen ze bepaalde inkomsten en aftrekposten

over hen beiden verdelen zoals ze dat zelf willen. Maar fiscaal partnerschap is niet altijd gunstig. Denkt u maar eens aan het samentellen van beider verzamelinko­mens waardoor bepaalde aftrekdrempels hoger kunnen worden. De keus voor wel of geen fiscaal partnerschap kan ieder jaar opnieuw worden gemaakt. Let echter wel op de speciale tip hierna.

Pas begonnen met samenwonen?Als u samenwoont maar jonger bent dan 22 jaar ofwel ouder bent maar nog maar kort samenwonend (minder dan vijf jaar), kan het voor u extra belangrijk zijn om bij de aangifte inkomstenbelasting telkens te kiezen voor het fiscale partnerschap. Als een van u komt te overlijden, heeft de over­blijvende partner dan voor het successie­recht recht op een veel hogere vrijstelling (tot ruim €500.000) voor de erfenis. U moet wel een notarieel samenlevingscontract hebben en de laatste vijf jaar (indien mo­gelijk) vóór het overlijden voor het fiscale partnerschap hebben gekozen.Let op: als partners van elkaar willen er­ven, is een testament vaak noodzakelijk.

Mensen met ziektekostenDe niet­aftrekbare drempel voor de ziek­tekostenaftrekis dit jaar maar 1,65% van het verzamelinkomen (bij fiscale part­ners: van beiden). Dat is laag, waardoor velen recht kunnen hebben op aftrek.U mag alle door u betaalde bedragen voor ziekte en dergelijke waarvoor u geen ver­goeding kreeg meetellen, zoals eigen ri­sico’s. Ook de premie voor aanvullende dekking bij uw ziektekostenverzekering is aftrekbaar. In par. 8.4 vindt u een hele rits aftrekposten.Hier maken wij u nog eens attent op het onderdeel ‘uitgaven wegens chronische ziekte’. Hieronder vallen: medische hulp­middelen, medisch vervoer, extra gezins­hulp, extra uitgaven voor kleding, bed­dengoed en diëten, en eigen bijdragen AWBZ voor verblijf in een AWBZ­instel­ling (tot maximaal 25% van de bijdrage) en eigen bijdragen AWBZ voor AWBZ­zorg buiten een instelling, zoals huishou­delijke of persoonlijke verzorging of ver­pleging, persoonsgebonden budget en ook voor huishoudelijke hulp via WMO en

psychotherapie. Als u aan deze uitgaven in 2008 meer dan €325 kwijt bent geweest, heeft u recht op een extra aftrekpost van €821. Een nieuwe bril of contactlenzenhadden u misschien al kunnen helpen de grens van €325 te overschrijden.

a Als uw verzamelinkomen (inclusief dat van een eventuele fiscale partner) lager is dan €31.589 mag u alle hiervoor genoemde chro-nische ziektekosten vermeerderen met liefst 113%. Let wel: deze regel telt niet mee voor het bereiken van de €325-grens.

65-plussersStel u bent 65­plusser en uw partner nog niet. U heeft pensioeninkomen in box 1 en uw partner alleen in box 3 (spaargeld). U heeft samen aan niet­vergoede ziektekos­ten €10.000 uitgegeven. Als u fiscale part­ners bent, mag u kiezen aan wie u die af­trekpost wegens buitengewone uitgaven (ziektekosten) toedeelt. Als u hem toedeelt aan uw partner, komt de post in box 3 te­recht en krijgt uw partner maximaal 30% terug ofwel €3000. Als u de post toedeelt aan uzelf, valt die in box 1. Stel u valt in de 42%­schijf, dan krijgt u €4200 terug, liefst €1200 meer. Heeft u echter weinig inkomen in box 1 en valt u bijvoorbeeld in de laagste schijf in deze box (15,7%), dan is het natuurlijk voordeliger de post aan uw partner toe te delen.

AlleenstaandenVoor een alleenstaande is het veel moeilij­ker om met slimme trucjes bij de aangifte nog belasting te besparen. Voor u is het vooral zaak al tijdens het lopende belasting­jaar inkomensgrenzen en dergelijke in de gaten te houden, bijvoorbeeld voor het ver­krijgen van een toeslag of een aftrekpost.

Mensen met kinderenAls u minderjarige kinderen heeft, moet u in box 3 de bezittingen (minus de schul­den) van deze kinderen meenemen in uw eigen belastingaangifte. Denk aan de vrij­stelling van €2715 per minderjarig kind in box 3. Minderjarig wil zeggen: jonger dan 18 jaar tenzij eerder gehuwd. Als de kinderen inkomsten uit werk of een uit­kering hebben, moeten ze daar zelf aan­gifte voor doen. Meerderjarige kinderen

Page 17: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 2009 17

moeten zelfstandig aangifte doen voor al hun inkomsten.

a Komt u wegens uw persoonlijke omstan-digheden in aanmerking voor een door de fis-cus uit te keren toeslag (wegens kinderopvang, huur of zorg) maar blijkt bij uw aangifte dat uw inkomen (of vermogen in box 3) hiervoor te hoog is, probeer er dan wat aan te doen voor het lopende jaar. Zorg dat uw inkomen wat lager wordt door bijvoorbeeld uw inkomen in box 1 te verminderen (bijvoorbeeld door mee te doen aan een spaarloonregeling), aftrekposten beter te benutten of uw vermogen in box 3 te vermin-deren (bijvoorbeeld door belast vermogen om te zetten in onbelast vermogen). Voor de eisen voor de toeslagen: zie www.toeslagen.nl.

Voorlopige teruggaafAls u aftrekposten heeft (zoals betaalde rente op een eigenwoninglening) of recht heeft op een of meer heffingskortingen, zou u daar ruim een jaar op moeten wach­ten: totdat u volgend jaar weer aangifte doet en deze is afgehandeld. Dat is niet nodig. U kunt nu al voor dit jaar een voor­lopige teruggaaf vragen. Het is wel slim om niet te veel te vragen, anders moet u het teveel later alsnog terugbetalen. En dan verhoogd met een fikse rente.

Aftrekpost vergeten?Als u bij uw belastingaangifte een aftrek­post over het hoofd ziet, kunt u daarop te­rugkomen. Zolang de inspecteur u nog geen aanslag heeft opgelegd, kunt u gewoon een aanvullende brief op uw aangifte sturen waarin u verzoekt met de vergeten aftrek­post rekening te houden. Of u dient simpel­weg de aangifte opnieuw in. Is de aanslag al binnen maar de bezwaartermijn nog niet verlopen, dan kunt u tegen deze aanslag bezwaar maken met het verzoek de aftrek­post alsnog mee te nemen. Staat uw aanslag al definitief vast, stuur dan toch een brief naar de inspecteur met het verzoek om als­nog rekening te houden met de vergeten aftrekpost. Dan gelden de regels voor een verzoek tot ambtshalve vermindering. Als duidelijk is dat uw nalatigheid tot een an­dere aanslag zou hebben geleid, moet de inspecteur aan uw verzoek tegemoetko­men, mits uw verzoek binnen vijf jaar na het betreffende belastingjaar binnenkomt en het om ten minste €113 gaat. Als de Be­lastingdienst van uw vergissing weet had kunnen hebben, geldt zelfs een termijn van tien jaar, mits het om een bedrag van ten minste €453 gaat. Fiscale partners kunnen altijd zelf nog bepalen hoe ze de vergeten aftrekpost over hen beiden verdelen.

KlagenAls u de aangifte heeft ingediend, zal het wel enige tijd duren voordat de fiscus re­ageert met het opleggen van de definitieve aanslag. Als het te lang gaat duren, zal hij u, als u geld terugkrijgt, vaak een voorlo­pige teruggaaf geven gebaseerd op uw aangifte. Dan heeft u uw geld eerder. Maar als uw aangifte niet klopt, kan het zijn dat u later moet terugbetalen. An­dersom, als de fiscus van u geld te goed heeft, zal er gauw een voorlopige aanslag worden opgelegd.Bent u het straks niet met de aanslag eens, dan kunt u een bezwaarschrift in­dienen. Wordt uw bezwaar afgewezen, dan staat u nog een gang naar de rechter open. Zie ook hoofdstuk 11.Handelt de fiscus uw aangifte of bezwaar­schrift maar niet af ondanks uw verzoek daartoe of heeft u een klacht over het ge­drag van een belastingambtenaar, dan kunt u daarvoor, nadat u bij de fiscus zelf heeft geklaagd, terecht bij de Nationale ombudsman in Den Haag (www.nationale ombudsman.nl).

Belastinggids online

Naast de extra hulp en informatie op de cd-rom bieden we u allerlei extra’s online. Op www.consumentenbond.nl/belastingaangifte vindt u een speciaal dossier over de belastingaangifte 2008. Hier treft u onder andere een forum, de veelgestelde vragen over de Belasting cd-rom en actueel nieuws aan. Ook kunt u hier vragen stellen aan onze belastingexpert.

Help elkaar op het forumHeeft u iets ontdekt over de belastingaangifte dat u wilt delen met anderen? Of wilt u met anderen discussiëren over een bepaald belastingonderwerp? Ga naar ons forum en post een bericht!

Vraag het de expertHeeft u een (algemene) vraag over de belastingaangifte waarop u het antwoord niet kunt vinden in de Belastinggids 2009? Stel ons uw vraag per mail en wij leggen hem voor aan de auteur van de gids. Interessante en veelgestelde vragen plaatsen we (uiter-aard met het antwoord) online.Let op: wij behandelen alleen algemene informatie, voortvloei-end uit de vragen in de aangifte inkomstenbelasting! Het is he-laas niet mogelijk u met persoonlijke adviezen van dienst te zijn.

Uitleg symbolen

a Tip b Pas op

Page 18: Belasting Gids 2009

iNTRoDUC Tie

Consumentenbond Belastinggids 200918

In de envelop tussen de pagina’s 34 & 35 zit de Consumentenbond Belasting cd-rom 2009. Op deze cd­rom vindt u extra hulp bij uw aangifte inkomstenbelasting 2008. Daarnaast bevat de cd­rom deze papieren Consumentenbond Belastinggids 2009 in digitale vorm, een uitgebreide begrippen­lijst, veel belastingtips en nog veel meer.

Minimale systeemeisenDe cd­rom werkt op Windows (vanaf 2000), Macintosh (OSX) en Linux en met de meeste internetbrowsers.Voor de gebruikte Adobe Flashplayer plug­in gelden de volgende systeemeisen:• Windows: Intel® Pentium® II 450­MHz

processor of sneller of gelijkwaardig, 128 MB RAM;

• Macintosh: PowerPC® G3 500­MHz pro­cessor of sneller, Intel Core™ Duo 1,33 GHz processor of sneller, 128 MB RAM;

• Linux: Moderne processor (800 MHz of sneller), 512 MB RAM, 128 MB grafisch geheugen.

installatieWindows. Plaats de Belasting cd­rom 2009 in de cd/dvd­drive van uw computer. De installatie start nu automatisch op. Is dit niet het geval, open dan de cd­rom in de Verkenner en start de installatie handma­tig door te dubbelklikken op het bestand setup.exe.Macintosh. Plaats de Belasting cd­rom 2009 in de cd/dvd­drive van uw computer. De installatie start nu automatisch op. Is dit niet het geval, open dan de cd­rom in de Finder en start de installatie handma­tig door te dubbelklikken op het bestand setup.dmg en vervolgens op setup.app.Linux. Plaats de Belasting cd­rom 2009 in de cd/dvd­drive van uw computer. Open de cd­rom en start de installatie door te dubbelklikken op het bestand setup.bin.

Het programma startenWindows. Na installatie kunt u het pro­gramma starten via Start > Programma’s

> Consumentenbond 2009 > Belasting cd­rom 2009.Macintosh. Na installatie kunt u het pro­gramma starten door in Finder > Program­ma’s (Applications) > Consumentenbond 2009, te dubbelklikken op Belasting.html.Linux. Na installatie kunt u het program­ma starten door te dubbelklikken op Be­lasting.html.

De verschillende onderdelenHulp bij aangifte. Hier kunt u direct door­klikken naar de website van de Belasting­dienst, waar u het aangifteprogramma kunt downloaden. Vervolgens geven we u

wat extra informatie & tips bij uw aangifte. We volgen daarbij het aangifteprogramma op de voet en verwijzen rechtstreeks naar extra informatie in deze gids.Digitale Belastinggids 2009. Vanuit Hulp bij aangifte kunt u doorklikken naar de Belastinggids 2009. Maar u kunt ook ge­woon direct in deze gids bladeren en zoe­ken via het tabblad Belastinggids 2009.Tips. Hier vindt u een selectie van de be­lastingtips van de Geldgids. De tips zijn alfabetisch gerangschikt.Begrippenlijst. In dit onderdeel leggen we veelvoorkomende fiscale begrippen uit.Belastingsoorten. In dit gedeelte vindt u informatie over de vele belastingsoorten die we in Nederland kennen. Checklist. Onder het tabblad Checklist vindt u een handige lijst van alle zaken die u bij de hand moet hebben als u uw aangifte gaat invullen.

b In ons speciale Belastingdossier op www.consumentenbond.nl/belastingaangifte vindt u veelgestelde vragen over de Belasting cd-rom 2009.

Browser met FlashplayerOm het programma te kunnen gebuiken, moet u wel een internetbrowser (zoals In-ternet Explorer) op uw computer hebben geïnstalleerd met Adobe Flashplayer (bij voorkeur de nieuwste versie) als plug-in. Is deze plug-in (nog) niet geïnstalleerd, dan kunt u hem gratis downloaden via www.adobe.com/nl/products/flashplayer.

HelpdeskVoor inhoudelijke vragen over uw aangifte kunt u bellen naar de BelastingTelefoon: 0800 – 0543. Bereikbaar van maandag tot en met donderdag van 8 tot 20 uur en op vrijdag van 8 tot 17 uur.Voor technische vragen of voor vragen over de werking van de Belasting cd-rom 2009, bij-voorbeeld als het programma vastloopt of niet opstart, kunt u terecht bij onze technische helpdesk. Deze is op werkdagen van 9 tot 18 uur bereikbaar via (070) 445 40 45. U kunt ook mailen: [email protected].

Belasting cd-rom 2009

Page 19: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 19

Handige zaken over de aangifte om vooraf te weten.

1.1 Aangifte doen móet

1.1a Zelf aanvragenAls de Belastingdienst u geen uitnodiging voor het doen van aangifte heeft toegezonden en u moet meer dan €42 belasting (bij)betalen (zie par. 11.5), moet u zelf aangifte doen door het programma van de Belastingdienst te downloaden en in te vullen. Wie dat niet doet, is in overtreding en loopt het risico op een aanslag met een boete. U kunt eventueel aangifte doen op een ouderwets papieren biljet, maar dat is niet echt aan te raden. U heeft dan veel meer werk en u mist de berekeningen die het programma voor u maakt, zoals de drempels voor de diverse aftrekposten. Bovendien is het verdelen van de daar­voor in aanmerking komende posten door fiscale partners dan veel ingewikkelder. Maar soms is er geen keus, omdat het pro­gramma van de Belastingdienst niet alle situaties aankan. U kunt dan via de BelastingTelefoon (0800­0543) een biljet aan­vragen.

1.1b UitstelU kunt uitstel voor het indienen van uw aangifte krijgen, in ieder geval tot 1 juli 2009. Het formulier daarvoor kunt u down­loaden op www.belastingdienst.nl. U kunt ook de Belasting­Telefoon bellen (0800­0543) of gewoon een briefje sturen. Wilt u nóg langer uitstel, dan moet u daar tijdig vóór 1 juli 2009 om vragen. Bij het verzoek moet u wél uitleggen waarom u de aan­gifte niet op tijd kunt indienen. Bijvoorbeeld omdat u nog niet over uw fiscale gegevens kunt beschikken, omdat u ziek of lang­durig in het buitenland bent geweest, of omdat u door speciale oorzaken buitengewoon drukke werkzaamheden heeft gehad.

b Houd er rekening mee dat de termijn voor het opleggen van aan-slagen wordt verlengd met de duur van het uitstel. Dat geldt zowel voor de termijn van drie jaar waarbinnen een definitieve aanslag moet worden opgelegd, als voor de navorderingstermijn van vijf jaar.

1.1c Te laat?Als u uw aangifte niet vóór de inleverdatum inlevert, krijgt u een aanmaning van de Belastingdienst. U krijgt dan nog een aantal dagen (meestal 10 werkdagen) om de aangifte alsnog in te dienen. Dan bent u nog niet te laat. Dient u uw aangifte later in, dan bent u officieel te laat met indienen. U kunt dan het volgende verwachten: • Eenverzuimboete, die bestaat uit een vast bedrag dat hoger

wordt naarmate u vaker te laat aangifte doet. Als het bedrag van de verschuldigde belasting, verminderd met de ingehou­den loonheffing en dividendbelasting en met de al opgelegde voorlopige aanslagen, nihil of negatief is, is de boete lager dan wanneer deze uitkomst positief is. De bedragen van de boetes kunt u aflezen in tabel 1. Heeft u uw aangifte te laat ingediend, dan kan deze nog wel worden gevolgd zodat de aanslag in overeenstemming is met de aangifte, maar de boete wordt dan toch opgelegd.

• Defiscuskanueenambtshalve aanslag opleggen, als u ook na de aanmaning uw aangifte niet tijdig indient. Voor zo’n ambts­halve aanslag baseert de fiscus zich op een geschat belastbaar inkomen (tenzij de door u te laat ingediende aangifte nog als basis kan worden gebruikt, dan zal deze worden gevolgd). Die schatting moet zo veel mogelijk berusten op redelijke uitgangs­punten, maar in de praktijk volgt de fiscus dan nogal eens het knijp­ en piepsysteem: u krijgt een hoge aanslag opgelegd in de verwachting dat u wel gaat protesteren als deze echt te hoog is. Tegelijk met de aanslag krijgt u een verzuimboete opgelegd. Als de fiscus kan bewijzen dat u opzettelijk geen aangifte heeft gedaan, zal een vergrijpboete worden opgelegd. De hoogte van deze vergrijpboetes staat in tabel 2. Tegen een ambtshalve aanslag kunt u op dezelfde manier in het geweer komen als tegen een normale aanslag. Als u uw aangifte niet, of niet be­hoorlijk ingevuld, indient, kunt u overigens te maken krijgen met omkering van bewijslast (het is dan aan ú om te bewijzen dat de ambtshalve aanslag onjuist is).

• Eenvergrijpboete wordt opgelegd als opzettelijk geen of een onjuiste of onvolledige aangifte wordt gedaan, of bij een na­vorderingsaanslag. Het bedrag van deze boete is afhankelijk van de verschuldigde belasting, verminderd met de ingehou­

1 De aangifte

TABeL 1 VeRZUiMBoeTeS iN €

indien bedrag aanslag positief nihil of negatief

eerste verzuim 113 22tweede verzuim 340 68derde verzuim 567 113vierde verzuim 794 158vijfde en volgende verzuim 1.134 226

Page 20: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200920

den loonheffing en dividendbelasting en met de al opgelegde voorlopige aanslagen. Zie tabel 2.

• Hetkomtsteedsvakervoordatdefiscusproces-verbaal op­maakt tegen belastingplichtigen die meer dan eens hun aan­gifte niet of veel te laat hebben ingevuld. Dat kan, omdat dat als een misdrijf wordt beschouwd. U loopt dan dus de kans om voor de rechter te moeten verschijnen. Meestal zult u er de eerste keer nog wel met een schikking vanaf komen, maar die schikking zal veel hoger zijn dan de genoemde boetes.

1.1d Het aangifteprogramma van de BelastingdienstSteeds meer mensen doen elektronisch aangifte met het pro­gramma van de Belastingdienst dat u kunt downloaden via www.belastingdienst.nl. Om het invullen eenvoudiger te ma­ken, geven wij in dit hoofdstuk een beknopte, maar zo volledig mogelijke handleiding bij de vragen in dat aangifteprogramma. Wij houden daarbij de volgorde van de in te vullen schermen aan.Als u meer van een bepaald onderwerp wilt weten, let dan op de verwijzingen naar de hoofdstukken, zoals u die regelmatig aantreft. Op onze Belasting cd­rom staat ook nog extra infor­matie. Zie voor meer uitleg pagina 18.

UW PeRSooNLiJKe gegeVeNS

1.2 Persoonlijke gegevensHier moet u een aantal persoonlijke gegevens van uzelf en even­tueel ook van uw partner invullen. Wij raden u aan om, als het mogelijk is, de aangifte van u beiden met hetzelfde programma te doen. U kunt de posten dan eenvoudig verdelen en direct het resultaat van de verdeling zien.Een belangrijke tip. Als u de aangifte van vorig jaar gebruikt als basis voor de aangifte van dit jaar (u krijgt deze optie als u begint met het invullen van het aangifteprogramma van de Belastingdienst), staat het bankrekeningnummer voor terug­gave van vorig jaar al vermeld. Als dit bankrekeningnummer niet correct is, moet u het veranderen. Als een teruggave op een foutieve bankrekening wordt overgemaakt, loopt u het risico het bedrag niet of pas heel laat terug te krijgen.

1.2a Fiscaal partnerschapU bent fiscaal partner als u gehuwd bent.

Ook als u samenwoont, kunt u onder bepaalde voorwaarden kiezen voor het fiscale partnerschap. Zie par. 1.2c.

1.2b HuwelijkU vult hier in of u gedurende geheel 2008, of een deel van het jaar, gehuwd was, dan wel of u het hele jaar ongehuwd was. Ge­registreerd partnerschap wordt gelijkgesteld met huwelijk. Als u duurzaam gescheiden woont, bent u voor de fiscus overigens ongehuwd. Het is daarbij voldoende als de samenwoning feitelijk verbroken is, zonder dat bij een van beiden de wil aanwezig is deze weer te hervatten; een rechterlijk vonnis is daarvoor dus niet nodig en er hoeft evenmin een echtscheidingsprocedure te zijn aangespannen. Hetzelfde geldt voor een onvrijwillige ver­breking van de samenleving, zoals een duurzame opname in een verpleeg­ of verzorgingstehuis van één van de echtgenoten, zon­der redelijk uitzicht op terugkeer. Als het voor u beter uitkomt om in dit laatste geval wel als gehuwd aangemerkt te worden, dan kan dat. U vult dan in het aangifteprogramma in dat u ge­huwd bent. De inspecteurs hebben de opdracht van het minis­terie van Financiën om soepel met deze regeling om te springen. Maar als u voor de AOW als ongehuwd wordt aangemerkt zodat u een hogere AOW­uitkering krijgt, bent u voor de inkomsten­belasting ook geen fiscale partner van elkaar. Was u het gehele jaar gehuwd, dan bent u automatisch het hele jaar fiscale partners van elkaar. Was u slechts een gedeelte van het jaar gehuwd, dan bent u voor dit deel van het jaar partner. U mag daarbij meetellen de periode dat u ongehuwd samen­woonde en voor dat deel van het jaar eveneens voor het partner­schap koos. Deze keuze kan belangrijk zijn voor de teruggave van de algemene heffingskorting, omdat u daarvoor minimaal zes maanden een fiscale partner moet hebben.Als u slechts een gedeelte van het jaar fiscaal partner bent, kunt u er gezamenlijk voor kiezen om het gehele jaar als partner te worden aangemerkt. Dat geldt ook als het huwelijk door over­lijden is geëindigd. Deze keuze voor het hele jaar partnerschap geldt alleen voor de inkomenstoerekening en niet voor de hef­fingskortingen. Over de gevolgen van deze keuze kunt meer lezen in hoofdstuk 2.

b Als uw partner tijdens het jaar is overleden en u kiest niet voor een heel jaar partnerschap, kunt u de aangifte van uw partner niet met het aangifteprogramma invullen. Er moet voor hem/haar een papieren F-biljet worden ingevuld.

1.2c SamenwonenAls u samenwoont, kunt u onder bepaalde voorwaarden kiezen voor het fiscale partnerschap. U moet:• beidenmeerderjarig(18jaarofouderofgehuwd)zijn;• inhetkalenderjaaronafgebrokengedurendeminimaalzes

maanden een gemeenschappelijke huishouding hebben ge­voerd;

• gedurendedietijdophetzelfdeadresingeschrevenhebbengestaan in de Basisadministratie Persoonsgegevens (bevol­kingsregister).

TABeL 2 VeRgRiJPBoeTeS

schuldgradatie verhoging

grove schuld eerste keer 25%grove schuld met herhaling in afgelopen 5 jaar 50%opzet 50%opzet en herhaling binnen 5 jaar 100%ernstige of relatief omvangrijke fraude 100%

Page 21: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 21

Daarbij gelden de volgende bijzonderheden:• Ukuntgedurendeéénkalenderjaarkiezenvoorhetpartner­

schap, als u deze keuze in het voorafgaande jaar heeft ge­maakt en uw partner in het kalenderjaar is overleden voordat de zesmaandsperiode is verstreken.

• Ukuntmeteenbloedverwantindeeerstegraad(oudersenkinderen) geen partnerschap vormen, tenzij u beiden bij de aanvang van het kalenderjaar 27 jaar of ouder was.

• Ukuntmeteenbuitenlandsbelastingplichtigealleeneenpartnerschap vormen als deze kiest voor belastingheffing als binnenlands belastingplichtige.

Uw keuze voor het partnerschap maakt u bij het aanvragen van een voorlopige teruggaaf of bij het indienen van de aangifte. Als u de keus maakt bij het indienen van de aangifte, kunt u daar volgens de wet niet meer op terugkomen. Als u tóch wilt afzien van het fiscale partnerschap, dan kunt u een door beiden gete­kend verzoek indienen bij de inspecteur. Als deze bij het opleg­gen van de aanslagen nog rekening kan houden met deze keu­zeherziening, moet hij dat van de staatssecretaris doen. U kunt ook een herziene elektronische aangifte indienen. Dat geldt eveneens als een verzoek om keuzeherziening. Is de aanslag eenmaal opgelegd, dan kunt u niet meer op het verzoek terug­komen, zelfs niet als u bezwaar maakt tegen deze aanslag.Als u bij het indienen van het biljet niet voor het fiscale partner­schap kiest, kunt u die keuze alsnog maken zolang de aanslag van de eerste van u beiden nog niet definitief vaststaat.De gevolgen voor het kiezen voor het fiscale partnerschap zijn voor de inkomenstoerekening dezelfde als bij gehuwden/gere­gistreerde partners (zie par. 2.3). Ook hier kunt u kiezen voor een volledig jaar inkomenstoerekening als het partnerschap niet het gehele jaar heeft geduurd.

1.2d Twee partners in een jaarU kunt in één jaar twee (of meer) fiscale partners hebben. U kunt bijvoorbeeld in mei gaan scheiden van uw echtgenoot en in juni gaan samenwonen met een andere partner. Uw ex­echt­genoot is automatisch tot de datum van gescheiden gaan wonen uw fiscale partner. Degene met wie u daarna bent gaan samen­wonen, kan ook uw partner worden als u voldoet aan de voor­waarden. U kunt kiezen voor het hele jaar partnerschap met één van beide partners. Dan mag u de gemeenschappelijke in­komens­ en aftrekposten en de rendementsgrondslag (het ver­mogen) in box 3 over u beiden verdelen. Dat mag u dus niet met de andere partner. Toch kan ook dit andere partnerschap voor­delen hebben, zoals het bij elkaar optellen van bepaalde bui­tengewone uitgaven (zoals ziektekosten), het uitbetalen van de heffingskorting en dergelijke. U kunt hierover meer lezen in hoofdstuk 2.

Box 1: iNKoMeN UiT WeRK eN WoNiNg

In dit scherm moet u de hokjes aankruisen die op u van toepas­sing zijn. Als u samen met uw fiscale partner aangifte doet,

kruist u voor u beiden de van toepassing zijnde hokjes aan. U krijgt dan alleen nog maar die schermen te zien waarvan u de hokjes heeft aangekruist. Bent u vergeten een hokje aan te krui­sen, dan kunt u dat alsnog doen. En heeft u gegevens ingevuld in een scherm dat achteraf toch niet van toepassing is, dan hoeft u die gegevens niet te verwijderen. U ‘ontkruist’ het betreffende hokje en dit deel van de aangifte is verdwenen. Kruist u het hokje later weer aan, dan staan de oude gegevens er nog in.

1.3 inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking

Hier moet u de volgende inkomsten opgeven:• uwloonofsalaris,ookdoorbetalingdaarvantijdensziekte;• uitkeringenZiektewet;• tantièmes,gratificaties,provisies,stagevergoedingen;• commissarisbeloningen;• gebruikelijkloonalsueenaanmerkelijkbelanghadinde

vennootschap waarvoor u werkt.Uw pensioen of andere uitkeringen geeft u bij de volgende vraag aan. Buitenlands loon, pensioen of uitkering moet u verderop aangeven (zie par. 1.6 en 1.7). Als u artiest of beroepssporter was, vult u hier alleen inkomsten in als u in dienstbetrekking was. Als u onder de artiesten­ of beroepssportersregeling viel, vult u de inkomsten in bij de betreffende vraag (zie par. 1.13). Daar kunt u ook de ingehouden loonbelasting kwijt.U moet alleen uw eigen inkomsten vermelden: uw echtgenoot, partner of kinderen moeten hun inkomsten zelf opgeven.

De jaaropgaafVoor de invulling van deze vraag kunt u de gegevens overne­men van de jaaropgaaf van uw werkgever of uitkeringsinstan­tie.

1.3a Loon en ziektewetuitkeringDit is het fiscale loon, dat wil zeggen het loon waarover uw werkgever loonheffing heeft afgedragen. Dat dit loon zo ver­schilt van uw brutoloon, is het gevolg van een aantal bijtellin­gen en verminderingen, voordat er belasting over wordt gehe­ven. Zo worden bij uw loon geteld:• debelastekostenvergoedingen(bijvoorbeeldpremieszorg­

verzekering, bovenmatige vergoeding reiskosten woon­werk­verkeer als daarop niet de regeling voor eindheffing is toege­past);

• incidentelebeloningen(zoalstantièmes,provisies,bonussen).En op uw loon worden in mindering gebracht:• deingehoudenpensioenpremies;• deWW-premie;• eventueelindienvantoepassing:dedooruwwerkgeverin­

gehouden WAO­gat­ of WAO­excedentverzekering.

1.3b De ingehouden loonheffingOp uw jaaropgaaf staat het bedrag dat uw werkgever of de in­stantie van wie u een uitkering krijgt aan loonheffing (loonbe­

Page 22: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200922

lasting en premie volksverzekeringen) heeft ingehouden. Dit bedrag mag u aftrekken van de inkomstenbelasting die u over uw inkomen verschuldigd bent.

Overige gegevens op uw jaaropgaafPremies zorgverzekering. Deze zijn al bij uw belastbaar loon geteld. Bedenk wel dat dit bedrag in 2008 niet meer aftrekbaar is bij de buitengewone uitgaven. Pensioenpremies. Soms staan deze premies nog eens apart ver­meld. Ze zijn echter al wel in het fiscale loon verwerkt; voor uw aangifte zijn ze dus niet van belang.Vergoeding reiskosten woon-werkverkeer. Het bedrag op uw jaar­opgaaf is het fiscaal vrije gedeelte van de vergoeding; u noteert dat bedrag verderop (zie par. 1.8b). Een eventueel bovenmatig gedeelte is in uw fiscale loon verwerkt.Auto van de zaak. De bijtelling voor een auto van de zaak is sinds 1 januari 2006 in uw fiscale loon verwerkt.Arbeidskorting. Als u inkomsten uit tegenwoordige arbeid heeft, heeft u recht op de arbeidskorting (zie par. 10.3b). Uw werkgever houdt hiermee al rekening bij de inhouding van loonbelasting. Als u meer dan één dienstbetrekking heeft, mag slechts één werkgever rekening houden met de arbeidskorting.Code premie volksverzekeringen. Hiermee kunt u berekenen welk gedeelte van de loonheffing betrekking heeft op de premies volksverzekeringen; voor uw aangifte is dit niet van belang. WAO ja/nee. Hiermee geeft uw werkgever aan of hij WAO­pre­mie voor u verschuldigd is.Sofinummer (burgerservicenummer). Dit is uw unieke nummer in de administratie van de Belastingdienst en de sociale verze­keringen. Het staat afgedrukt op het voorblad van uw aangif­tebiljet. Uw sofinummer kunt u overigens ook in uw paspoort vinden. Het heet daar ‘persoonsnummer’. Eind 2007 is het bur­gerservicenummer ingevoerd. Dit is hetzelfde nummer als uw sofinummer. De elektronische versie daarvan heet de DigiD en bestaat uit een gebruikersnaam en een wachtwoord. U kunt de elektronische aangifte over 2008 alleen ondertekenen met uw DigiD. Heeft u nog geen Digid, dan kunt u die aanvragen op www.digid.nl. Dat duurt wel een paar dagen, dus doe dat op tijd.

Bijzonderheden fiscaal loonMeer bijzonderheden over de vraag wat onder (belast) loon wordt verstaan, vindt u in hoofdstuk 3. Raadpleeg dit hoofdstuk in ieder geval in de volgende situaties:• uheefteenbijzonderebeloningsvorm,zoalsfooienoftips,

beloningen van derden (relatiegeschenken, of vergoedingen van relaties van uw werkgever), een fondsuitkering van uw werkgever, een beloning voor een ideeënbus, en dergelijke;

• uheeftnegatiefloon,bijvoorbeeldomdatuuwwerkgeverterug heeft moeten betalen;

• uheeftgebruikgemaaktvaneenfiscaalvoordeligebelonings­vorm, zoals spaarloon, onbelaste uitkeringen, aandelenop­ties, laagrentende of renteloze leningen, loon in natura, kos­tenvergoedingen of aanspraken;

• uneemtdeelaandelevensloopregeling;

• uheeft–geheelofgedeeltelijk–onbelastekostenvergoedin­gen van uw werkgever gehad;

• uwerktvooreenvennootschapwaarinueenaanmerkelijkbelang heeft;

• uheefteenontslagvergoedinggehad.Houd er verder rekening mee dat sommige kostenvergoedingen in uw fiscale loon zijn verwerkt; onder meer de vergoeding voor uw premies zorgverzekering, het deel van de vergoeding reis­kosten woon­werkverkeer dat boven de fiscaal toegestane grens komt, en hetgeen u boven de €0,19 per km vergoed heeft gekre­gen voor de zakelijk verreden kilometers in uw privé­auto. Dit soort vergoedingen hoeft u dus niet nog eens bij uw belastbare inkomsten te tellen.

1.3c ArbeidskortingAls u inkomsten uit tegenwoordige arbeid heeft, heeft u recht op de arbeidskorting (zie par. 10.3b). Uw werkgever houdt hier­mee al rekening bij de inhouding van loonbelasting. Als u meer dan één dienstbetrekking heeft, mag slechts één werkgever rekening houden met de arbeidskorting. Als de arbeidskorting bij de werkgever hoger is dan die bij de aangifte wordt berekend, heeft u recht op deze hogere arbeidskorting. U heeft echter nooit meer arbeidskorting dan het maximum.

1.3d Fooien, aandelenopties en andere inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking, die niet onder de loonheffing vielen

Het aangiftebiljet kent een aparte vraag voor bijzondere belo­ningsvormen uit dienstbetrekking. Bij fooien gaat het om het werkelijke bedrag dat u in 2008 heeft ontvangen, verminderd met het bedrag dat al tot uw loon is gerekend. Als u aandelen­opties van uw werkgever heeft, kan het heel goed zijn dat uw werkgever over het voordeel al loonbelasting heeft ingehouden. Dan heeft u de inkomsten al bij onderdeel a aangegeven. Hier vult u alleen voordelen in waarop geen loonbelasting is inge­houden. U kunt meer informatie over werknemersopties vinden in par. 3.3d. Onder ‘andere inkomsten uit dienstbetrekking’ vallen bijvoorbeeld beloningen die u van een andere dan uw werkgever heeft ontvangen. U vult hier geen freelance­inkom­sten in. Die horen thuis bij de vraag ‘Opbrengsten uit overige werkzaamheden’ (zie par. 1.13).

1.4 inkomsten uit vroegere dienstbetrekkingBij deze vraag geeft u de volgende inkomsten aan:• pensioen,WAO,AOW,VUT-uitkeringen,ANW-uitkeringen;• uitkeringenWW,wachtgeld,IOAW,IOAZ;• uitkeringenWAO,Wajong,Wazenandereuitkeringenwe­

gens arbeidsongeschiktheid;• periodieke,wekelijkseofmaandelijksebijstandsuitkeringen.

Ook een eventuele alimentatie die u naast uw bijstandsuitke­ring heeft ontvangen, is in de jaaropgaaf van de sociale dienst verwerkt. Heeft u geen bijstandsuitkering gehad, dan ver­meldt u de door u ontvangen alimentatie bij ‘Andere inkom­

Page 23: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 23

sten’ (zie par. 1.11). Alimentatie die u voor uw kinderen ont­vangt, wordt niet belast; die hoeft u dus ook niet op te geven;

• uitkeringenuitverplichteberoepspensioenregelingen;• lijfrente-uitkeringenwaaroploonheffingisingehouden.Lijf­

renteuitkeringen waarop géén loonheffing is ingehouden, vermeldt u bij ‘Andere inkomsten’ (zie par. 1.12c).

1.5 Vrijgestelde inkomsten als functionaris bij een internationale organisatie

U heeft deze vrijstelling als u bijvoorbeeld werkte bij de Euro­pese Unie, de Verenigde Naties, de NAVO, het Internationaal Gerechtshof of het Europese Octrooibureau. Werkte u bij een andere organisatie, dan kunt u daar navragen of u onder deze vrijstelling valt. U hoeft deze inkomsten niet aan te geven in box 1, maar moet ze wel vermelden. Er wordt daarbij onder­scheid gemaakt tussen inkomsten uit tegenwoordige en uit vroegere dienstbetrekking.

1.6 Buitenlandse inkomsten uit tegen-woordige dienstbetrekking

U vult hier de buitenlandse looninkomsten uit tegenwoordige arbeid in die in Nederland onder de loonheffing zouden vallen als ze in Nederland belast zouden zijn. Deze inkomsten worden in eerste instantie tot uw Nederlandse inkomen gerekend. Maar in veel gevallen geldt een regeling ter voorkoming van dubbele belasting. U vindt hierover uitgebreide informatie in de Help­teksten bij het aangifteprogramma.

1.7 Buitenlandse inkomsten uit vroegere dienstbetrekking

U vult hier de buitenlandse looninkomsten uit vroegere arbeid in die in Nederland onder de loonheffing zouden vallen als ze in Nederland belast zouden zijn. Deze inkomsten worden in eerste instantie tot uw Nederlandse inkomen gerekend. Maar vaak geldt een regeling ter voorkoming van dubbele belasting. U vindt hierover uitgebreide informatie in de Helpteksten bij het aangifteprogramma.

1.8 Reisaftrek openbaar vervoer

1.8a Reisaftrek openbaar vervoerAls u met het openbaar van uw woning naar uw werk reist, geldt in veruit de meeste gevallen een vaste aftrek (het ‘reis­kostenforfait’), en wel als:• dereisafstand(enkelereis)tussenuwwoningenuwwerk

meer dan 10 km is; en ­ u normaal gesproken minstens eenmaal per week, of in 2008

minstens 40 keer naar dezelfde werkplek reisde; of ­ u minstens 20, maar minder dan 40 keer naar dezelfde werk­

plek reisde en u kiest voor toepassing van de vaste aftrek;

• uinkomstenuitarbeidheeft;• ueenopenbaar-vervoerverklaringofeenreisverklaringheeft

(zie par. 3.6a).U heeft met het reiskostenforfait niets te maken, als u:• nietmethetopenbaarvervoerreisde;• op10kmofmindervanuwwerkwoonde;• vervoervanuwwerkgeverheeftgehad(autovandezaak,

personeelsbus, carpoolen);• gereisdheeftmetbehulpvanopenbaarvervoerbewijzendie

door uw werkgever zijn verschaft;• niettenminsteeenmaalperweekopdezelfdedagheenen

weer heeft gereden tussen uw woning en uw werk en daarbij op minder dan 20 dagen naar dezelfde arbeidsplaats heeft gereisd;

• opminderdan40dagennaardezelfdearbeidsplaatsheeftge­reisd en niet kiest voor toepassing van het reiskostenforfait;

• geeninkomstenuitarbeidheeftgehad.Bijzondere situaties zijn onder meer de volgende:• uheeftopminimaal20,maaropminderdan40dagennaar

dezelfde arbeidsplaats heen en weer gereisd;• uheefttweewerkkringennaelkaar,ofnaastelkaargehad;• uwoondedoordeweeksindebuurtvanuwwerk,enmaakte

reizen voor gezinsbezoek in de weekenden;• uhadeenwerkkringmetverschillendewerkplekken;• umoesteenrayonbezoeken;• ureisdeverschillendekerenperdagheenenweertussenuw

woning en uw werkplaats;• uwwerkgeververzorgdeuwvervoergeheeloftendele.Zie

ook par. 3.6a. U vermeldt uw werkplaats(en) in 2008. Ook een rayon kan een werkplaats zijn, u berekent dan het aantal kilometers naar de grens van het rayon.

1.8b Vergoedingen van de werkgever voor het openbaar vervoer

Zie ook par. 3.6b.Uw werkgever mag u belastingvrij de werkelijke kosten van het openbaar vervoer vergoeden, ook als de reisafstand minder dan 10 km is. Voor deze vergoeding van werkelijke kosten geldt dus geen maximum. Hij moet dan wel de vervoersbewijzen bij de administratie bewaren.Als u niet met het openbaar vervoer reist of u levert uw plaats­bewijzen niet in, mag uw werkgever u maximaal €0,19 per km vergoeden. Zie voor verdere details par. 3.6b.Hier vermeldt u de door u ontvangen vergoedingen voor uw reiskosten. Soms staan deze op de jaaropgaaf vermeld. Bent u er niet zeker van, informeer dan bij uw werkgever. Als u niets vermeldt, zal de fiscus u er waarschijnlijk naar vragen. In het verleden is namelijk gebleken dat menigeen de vergoeding ver­gat te vermelden als er niets over in de jaaropgaaf stond.Als uw vergoeding hoger was dan uw aftrek, zijn er twee mo­gelijkheden:• uwvergoedingisnogbinnendefiscaaltoegestanegrenzen

gebleven; u hoeft niets bij uw belastbaar inkomen te tellen;

Page 24: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200924

• uheefteenhogerevergoedinggehaddantoegestaan.Danissprake van een (gedeeltelijk) bovenmatige vergoeding. Vrij­wel zeker heeft uw werkgever dit al in uw fiscale loon ver­werkt; u hoeft dit dus niet nog eens op te geven.

1.9 eigen woning (hoofdverblijf) gekocht, verkocht of verbouwd

Zie ook par. 4.1h.Als u in 2008 een woning verkocht die onder de eigenwoning­regeling viel, krijgt u waarschijnlijk te maken met de bijleen­regeling. Als uw woning meer opbracht dan de (hypotheek)­schuld en de verkoopkosten samen, is er sprake van een eigen ­ woningreserve. Als u binnen vijf jaar na verkoop van uw oude woning een nieuwe woning koopt die onder de eigenwoningrege­ling valt, is de renteaftrek op de financiering van de woning beperkt met de eigenwoningreserve op de oude woning.In bepaalde gevallen kan het programma de eigenwoningre­serve niet uitrekenen. U moet dat dan zelf doen. Welke gevallen dat zijn, kunt u nalezen als u op het vraagtekentje klikt naast de allereerste vraag van dit scherm.

1.9a Hebt u in 2008 een eigen woning verkocht?U bepaalt eerst de eigenwoningreserve (overwaarde) die is ont­staan bij de verkoop van uw oude huis. U neemt hiertoe de ver­koopprijs van uw oude woning en vermindert die met de ver­koopkosten. Deze verkoopkosten bestaan uit de makelaars kosten en eventueel andere kosten die u voor de verkoop heeft moeten maken. Vervolgens vermindert u dit ook nog eens met de schuld die u op dat moment voor de eigen woning had. De uitkomst is de eigenwoningreserve op de oude woning. Als u niet in een speciale situatie zit, kunt u uw eigenwoningreserve uitrekenen door simpelweg alle vragen in te vullen.

1.9b Hebt u een eigen woning gekocht?Vervolgens moet u bepalen hoeveel schuld u voor de nieuwe eigen woning overhoudt na afboeking van de eigenwoningre­serve. U neemt daartoe de aankoopprijs van de nieuwe woning. Een aantal kosten bij de aankoop mag u meefinancieren. En­kele daarvan vindt u in de rekenhulp.

1.9c Kosten voor onderhoud of verbouwingU moet deze kosten hier opgeven voor het bepalen van de uit­eindelijke eigenwoningschuld waar u de rente van mag aftrek­ken.U kunt uw eigenwoningschuld nu bepalen aan de hand van de rekenmodellen in de Helpteksten bij het aangifteprogramma. U kunt ook naar www.belastingdienst.nl gaan om daar in het rekenprogramma uw eigenwoningschuld uit te rekenen. Dat is waarschijnlijk veel eenvoudiger en daar worden ook meer si­tuaties gedekt dan in de rekenmodellen.

Graag brengen we de volgende punten nog eens extra onder uw aandacht.

U bent naar een duurder huis verhuisdUw eigenwoningschuld bedraagt dan maximaal:• deaankoopprijsvandenieuwewoning,plus• deaankoopkostenvandenieuwewoning,min• deeigenwoningreserveopuwoudewoning.Na deze berekening is de stand van de eigenwoningreserve tot nul verminderd.

U bent naar een goedkoper huis verhuisdUw eigenwoningschuld bedraagt dan:• deaankoopprijsvandenieuwewoning,plus• deaankoopkostenvandenieuwewoning,min• deeigenwoningreserveopuwoudewoning,maar minimaal de schuld die u op uw oude woning had. Als de aankoopprijs van het nieuwe huis, verhoogd met de aankoop­kosten, lager is dan de schuld op de oude woning, is de eigen­woningschuld niet hoger dan dat.

Als u naar een goedkoper huis bent verhuisd, is de eigenwo­ningreserve niet helemaal opgebruikt. In het eerste voorbeeld hierboven blijft er van de eigenwoningreserve €10.000 staan en in het tweede voorbeeld zelfs de volledige €25.000.

Kosten onderhoud/verbetering van de nieuwe woningDeze kosten behoren tot de verwervingskosten van de woning waar in principe geld voor geleend kan worden. Alleen als er nog een eigenwoningreserve staat (omdat u naar een goedkoper huis bent verhuisd), is de rente op de lening hiervoor (deels) niet aftrek­baar. De kosten van onderhoud en/of verbetering van het nieuwe huis gaan van een nog bestaande eigenwoningreserve af.

Schulden bij verbetering of onderhoud van de nieuwe woningDeze schulden behoren tot de eigenwoningschuld, voor zover de renteaftrek niet wordt beperkt door een nog bestaande eigen­woningreserve. In het vorige voorbeeld is de rente op de verbou­wingsschuld helemaal niet aftrekbaar. Als de verbouwing in het voorbeeld €15.000 had gekost, was de eigenwoningreserve tot nihil verminderd en was de rente op €5000 aftrekbaar.

eigenwoningreserve bij nieuwe goedkopere woning (1)U had een woning die u heeft verkocht voor €150.000 (na aftrek van de verkoopkosten). De schuld was €125.000. De eigenwo-ningreserve bedraagt €25.000. U koopt een nieuwe woning van €140.000 inclusief de aankoopkosten. De eigenwoningschuld zou nu €115.000 bedragen. In werkelijkheid bedraagt hij echter maximaal €125.000.

eigenwoningreserve bij nieuwe goedkopere woning (2)U had een woning die u heeft verkocht voor €150.000. De schuld was €125.000. U koopt een nieuwe woning van €110.000 inclu-sief de aankoopkosten. De eigenwoningschuld bedraagt nu maximaal €110.000.

Page 25: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 25

Afkoop van erfpachtAls u voor uw nieuwe huis de erfpacht afkoopt, vermindert deze afkoopsom de eigenwoningreserve die eventueel nog resteert. Als er geen eigenwoningreserve resteert na aankoop van de nieuwe woning, kunt u deze afkoop volledig financieren als eigenwoningschuld. Staat er nog wel een eigenwoningreserve (bij verhuizing naar een goedkoper huis), dan is voor dat bedrag geen financiering als eigenwoningschuld mogelijk.

a Als u nog een eigenwoningreserve heeft staan omdat u naar een goedkoper huis bent verhuisd, kunt u met deze afkoop beter wach-ten totdat de vijfjaarstermijn is verstreken. Dan vervalt namelijk de eigenwoningreserve en kunt u de rente op de financiering voor deze afkoop aftrekken.

Aflossing op de nieuwe eigenwoningschuldDe eigenwoningreserve wordt verminderd met het bedrag van de aflossing.

Tijdelijk twee woningenAls uw oude woning in 2008 nog niet verkocht is en leeg te koop staat, mag u de nieuwe woning volledig financieren in box 1. U kunt deze vraag dan nog niet invullen.

Partners/samenwoners en de bijleenregelingAls u samenwoont, al dan niet gehuwd, en u gaat verhuizen, dan kunt u de bijleenregeling niet ontlopen door de eigendom van het nieuwe huis op naam van de partner te zetten die geen eigenwoningreserve heeft. Voor de nieuwe woning moet name­lijk de eigenwoningreserve van beide partners worden meege­rekend bij de berekening van de eigenwoningschuld op de nieuwe woning. Dat geldt niet alleen als u elkaars fiscale part­ner bent, maar ook als u een gezamenlijke huishouding voert. Of u daarbij al dan niet voor het partnerschap kunt kiezen, is niet belangrijk. Zo kunnen bijvoorbeeld een ouder en een inwo­nend kind van nog geen 27 jaar niet kiezen voor het fiscale part­nerschap. Ook als de samenwoning in een jaar nog geen zes maanden heeft geduurd, kan dat niet. Maar als de samenwoners verhuizen, moet de eigenwoningreserve van beiden in aanmer­king worden genomen.

a Deze regel geldt alleen als u in de oude woning een gezamenlijke huishouding voerde. Voor verdere details van de bijleenregeling ver-wijzen we naar par. 4.1h.

1.10 inkomsten en aftrekbare kosten eigen woning

Zie ook hoofdstuk 4.Voor de eigen woning die uw hoofdverblijf is, geldt de zogenoem­de eigenwoningregeling. Die regeling houdt in dat u een bepaald bedrag – het eigenwoningforfait – bij uw inkomen moet tellen, en dat u slechts een beperkt aantal kosten in verband met die woning mag aftrekken, namelijk alleen de rente en kosten van geldleningen die u voor de aanschaf, het onderhoud of de ver­betering van de woning bent aangegaan, en periodieke betalin­gen voor het recht van erfpacht, opstal of beklemming. Niet aftrekbaar zijn de zakelijke lasten, verzekeringen, afschrijving en onderhoudskosten. Bovendien moet u de belastbare rente in een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning en het belaste rendement in een spaarrekening eigen woning of beleg­gingsrecht eigen woning aangeven.

Afwijkende regelingenAls u een monumentenwoning bewoont, wijkt de kostenaftre­kregeling af. U vindt die terug in par. 8.8. Ook als de woning deel uitmaakt van uw ondernemingsvermogen, geldt een bij­zondere regeling: u moet een hoger bedrag aan huurwaarde bijtellen, en u kunt in de winst­ en verliesrekening van de on­derneming vrijwel alle kosten aftrekken die aan de woning zijn verbonden.

Wat is een eigen woning?Van een eigen woning is sprake als u (of uw fiscale partner) eigenaar bent van een gebouw, als u economisch eigenaar bent of als u (of uw fiscale partner) vruchtgebruiker bent op grond van erfrecht.De waardeontwikkeling van de woning moet u voor 50% of meer aangaan. Bovendien moet de woning voor u of uw fiscale part­ner het hoofdverblijf zijn. Met een eigen woning is gelijkgesteld een woonboot of woonwagen met een duurzame lig­ of stand­plaats, een woning op erfpachtgrond en het appartementsrecht of lidmaatschap van een coöperatieve vereniging van eigena­ren. Niet als eigen woning worden beschouwd de door u ge­huurde woning, de door u blijvend (duurzaam) verhuurde wo­ning, (het deel van) de woning die bij uw onderneming in gebruik is en waarvoor u recht heeft op kostenaftrek, of de wo­ning waarvan u slechts de blote eigendom of het vruchtgebruik (anders dan op grond van erfrecht) heeft.In de volgende situaties wordt een woning uitdrukkelijk tot eigen woning bestempeld terwijl deze dat eigenlijk niet is:• Uheefteennieuwewoninggekochtendeoudewoningisnog

niet verkocht maar staat wel te koop. De oude woning blijft onder het eigenwoningforfait vallen als hij u gedurende het kalenderjaar of in één van de twee voorafgaande kalender­

eigenwoningreserve bij verbouwing nieuwe goedkopere woningU had een woning die u heeft verkocht voor €150.000 (na aftrek van de verkoopkosten). De schuld was €125.000. De eigenwo-ningreserve bedraagt €25.000. U koopt een nieuwe woning van €140.000 inclusief de aankoopkosten. De eigenwoningschuld zou nu €115.000 bedragen. In werkelijkheid bedraagt hij ech-ter €125.000. Van de eigenwoningreserve blijft €10.000 staan. U verbouwt uw nieuwe huis voor €8000. De eigenwoningreserve wordt tot €2000 verlaagd, en de rente op de verbouwingslening is niet aftrekbaar.

Page 26: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200926

jaren als hoofdverblijf heeft gediend. De nieuwe woning blijft onder het eigenwoningforfait vallen als hij bestemd is om in het kalenderjaar of de twee volgende kalenderjaren als eigen woning te worden gebruikt. In beide gevallen kan de periode dus bijna drie jaar belopen. U hoeft over de leegstaande wo­ning geen eigenwoningforfait aan te geven, maar mag wel de rente en erfpachtcanons en dergelijke aftrekken.

• Uheeftuwwoningverlatenenuw(ex-)echtgenootisindewoning blijven wonen. Gedurende maximaal twee jaar blijft deze woning voor u als eigenaar een eigen woning en moet u gewoon het eigenwoningforfait aangeven. U mag het eigen­woningforfait overigens wel weer als alimentatie aftrekken. Dit geldt ook als u niet gehuwd was, maar wel heeft gekozen voor het fiscale partnerschap (zie par. 12.3). Bij een woning die in een goederengemeenschap valt, geldt hetzelfde voor de halve woning.

• UbentopgenomenineenAWBZ-instelling.Dewoningblijftgedurende maximaal twee jaar onder de eigenwoningrege­ling vallen.

• Ubenttijdelijkuitgezondenofovergeplaatst.Alsuuwwoningal minimaal een jaar had en deze leeg blijft staan, blijft deze onder de eigenwoningregeling vallen (zonder beperking in tijd, mits de uitzending of overplaatsing maar tijdelijk is). U mag dan geen andere woning hebben die onder de eigenwo­ningregeling valt. Het eigenwoningforfait bedraagt in dit geval 0,9% (maximaal €9300).

Meer bewoners die geen fiscale partners zijnAls u samen met een ander een woning bewoont, en die ander is niet uw fiscale partner, dan geeft u ieder het deel van het ei­genwoningforfait aan dat overeenstemt met uw aandeel in de eigendom. U mag aftrekken de rente die overeenkomt met uw aandeel in de schuld.Erfpachtcanons en dergelijke zijn aftrekbaar bij wie ze be­taalt. De staatssecretaris van Financiën is van mening dat de eigenwoningregeling niet geldt als u voor minder dan 50% eigenaar bent van een woning. Het is de vraag hoe de rechter daarover denkt. Er is eigenlijk geen enkele goede reden te bedenken voor dit standpunt. U kunt dus ook in dat geval het best toch maar gewoon de eigenwoningregeling toepassen op uw deel van het huis. Overigens kunt u dit nadelige gevolg voorkomen door een overeenkomst met elkaar te sluiten, dat beiden economisch eigenaar zijn van hun deel van het huis. Zie par. 4.6.

Fiscale partnersAls u het gehele jaar een fiscale partner had, mag u het saldo van de inkomsten uit de eigen woning, verminderd met de af­trekbare kosten, verdelen over uzelf en uw fiscale partner. U begint dan met het invullen van de bedragen van u en uw fis­cale partner samen en u maakt de verdeling in het scherm ‘Ver­delen’ (zie hoofdstuk 9).Als u beiden een eigen woning/hoofdverblijf heeft (hetgeen slechts in uitzonderingsgevallen zal voorkomen), moet u bij uw

aangifte gezamenlijk kiezen welke van deze twee onder de ei­genwoningregeling valt. De andere woning valt in box 3.

b Als u níet kiest, vallen beide woningen in box 3.

Gedeelte van het jaar een fiscale partnerAls u een gedeelte van het jaar een fiscale partner had en u kiest niet voor een heel jaar partnerschap, dan geeft u ieder het deel van het eigenwoningforfait aan dat overeenstemt met de eigen­dom. Bijzonderheid daarbij is dat de eigendom van het huis, door in gemeenschap van goederen te trouwen, voor de helft op uw partner overgaat.

1.10a Waarde van uw woningAls de eigenwoningregeling van toepassing is, moet u de huur­waarde bijtellen. De hoogte daarvan is afhankelijk van de waarde van uw woning per 1 januari 2007. Uitgangspunt is de waarde die de gemeente heeft vastgesteld. Deze waarde – in de wandeling WOZ­waarde genoemd, waarbij WOZ staat voor Wet waardering onroerende zaken – vindt u op de WOZ­beschikking die u van uw gemeente heeft ontvangen.Als u meer dan één eigen woning heeft gehad, vult u van al deze woningen de waarde in. Dat is bijvoorbeeld het geval als u ge­durende het jaar bent verhuisd. Vergeet niet de periode waarin u in iedere woning woonde, secuur te vermelden.

Bijzondere situatiesBijzondere situaties zijn onder meer de volgende:• UheeftbijdegemeentebezwaargemaakttegendeWOZ-be­

schikking. U geeft hier dan toch de WOZ­waarde aan. Uw aanslag wordt later verminderd als aan uw bezwaar wordt tegemoetgekomen. Het is verstandig om de inspecteur een brief te sturen dat de WOZ­waarde is verminderd.

• Uheeftuwwoningtijdelijkverhuurd. U geeft hier dan uit­sluitend de waarde over het niet­verhuurde gedeelte van het jaar aan, en geeft 75% van de huurinkomsten aan bij onder­deel d.

• Uheefteendeelvandewoningverhuurd. U geeft hier dan alleen de waarde van het deel dat u zelf bewoont, aan. Het andere deel is belast in box 3. Eventueel kunt u gebruikma­ken van de kamerverhuurvrijstelling (zie par. 4.9).

Trouwen en eigenwoningforfaitU bent eigenaar van een huis met een WOZ-waarde van €200.000. Op 1 oktober trouwt u in gemeenschap van goederen. U kiest niet voor het hele jaar partnerschap. U geeft tot 1 oktober 0,55% van €200.000 aan, dat is €825. Vanaf 1 oktober geeft u de helft van het eigenwoningforfait aan. Uw echtgenoot is immers voor de helft eigenaar geworden van de woning. U geeft dus aan een kwart (3 maanden) van de helft van 0,55% van €200.000 over drie maanden, dat is €137. Uw echtgenoot geeft eveneens €137 aan. Uw echtgenoot mag de helft van de rente vanaf 1 oktober aftrek-ken; u trekt de rest van de rente af.

Page 27: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 27

• Uheeftweleeneigenwoning,maaruheeftnoggeenWOZ-beschikking ontvangen. U moet dan zelf een schatting van de waarde per 1 januari 2007 maken. U kunt, zodra u de WOZ­beschikking heeft ontvangen, eventueel een aanvulling op uw aangifte doen.

Zie voor meer informatie hierover par. 4.1b.

EigenwoningforfaitHet programma vult automatisch het eigenwoningforfait in. U kunt dat controleren aan de hand van tabel 5 (par. 4.1b). Als de woning slechts een gedeelte van het jaar uw eigen woning was, neemt u een tijdsevenredig bedrag.

1.10b Bijzondere situaties van de eigen woningU geeft geen eigenwoningforfait aan over een leegstaande wo­ning als u tijdelijk (maximaal het kalenderjaar plus twee jaar) twee eigen woningen had en de oude woning te koop stond of de nieuwe woning nog niet heeft betrokken.U geeft een eigenwoningforfait van 0,9% (maximaal €9300) aan als u tijdelijk bent uitgezonden of overgeplaatst en uw woning leeg blijft staan.

1.10c Belastbare deel van een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening of beleggingsrecht eigen woning

Alles over de kapitaalverzekering eigen woning leest u in par. 4.2. Over de spaarrekening eigen woning en het beleggingsrecht eigen woning leest u in par. 4.3.Als er een belast rentebestanddeel zit in een uitkering uit een kapitaalverzekering die is gekoppeld aan de eigen woning, moet u deze rente aangeven in box 1. Bij een zogenoemde spaarhypo­theek of levenhypotheek heeft u te maken met een kapitaalver­zekering. In plaats van aflossing op de lening betaalt u namelijk premies voor een kapitaalverzekering waarmee (meestal) na dertig jaar of bij eerder overlijden de schuld kan worden afge­lost.Een kapitaalverzekering wordt aan de eigen woning gekoppeld door de voorwaarden aan te laten passen aan de nieuwe formu­lering die daarvoor vereist is. Zo moet in de polis staan dat de uitkering aangewend moet worden voor de aflossing van de eigenwoningschuld. Verzekeringen die op 1 januari 2001 al be­stonden, zullen hieraan niet voldoen en zullen niet automatisch gekoppeld zijn. Daar moet u, of eigenlijk uw verzekeringsmaat­schappij, de polisvoorwaarden voor aanpassen.De uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning is onder voorwaarden en tot bepaalde bedragen belastingvrij. U kunt dat precies nalezen in par. 4.2b.U moet ook het belaste rendement in een spaarrekening eigen woning of beleggingsrecht eigen woning hier aangeven. Deze vorm van sparen voor de eigen woning staat uitgebreid beschre­ven in par. 4.3. Het zal nauwelijks voorkomen dat er in 2008 al een belast rendement moet worden aangegeven. Dat kan alleen het geval zijn bij overlijden in 2008 zonder dat de spaarrekening of het beleggingsrecht door de partner wordt voortgezet en zon­

der dat de eigenwoningschuld van de overledene daarmee wordt afgelost.

1.10d inkomsten uit tijdelijke verhuur van de eigen woningAls u (een deel van) uw eigen woning tijdelijk verhuurt, geldt er een speciale regeling. De woning blijft gedurende de verhuur uw eigen woning. U geeft alleen het eigenwoningforfait aan over de periode (en het deel) dat u de woning zelf gebruikt. U mag de rente en andere aftrekbare kosten over het hele jaar in aftrek brengen. Van de huur geeft u bij deze vraag maar 75% aan. De niet­aangegeven 25% is bedoeld om de kosten te dekken. De werkelijke kosten zijn niet meer aftrekbaar.

KamerverhuurvrijstellingAls u een kamer verhuurt, hoeft u de huur niet aan te geven. Als de brutohuur (inclusief doorberekende kosten) minder be­draagt dan €4065 en u ook voldoet aan de voorwaarden voor de kamerverhuurvrijstelling (zie par. 4.9), geeft u het eigenwoning­forfait aan over de hele woning en mag u de volle hypotheek­rente in aftrek brengen. Is de huur hoger, dan vallen een ge­deelte van de woning en een gedeelte van de schuld in box 3. Het eigenwoningforfait berekent u uitsluitend over het gedeelte van het huis dat u zelf gebruikt. U trekt af de rente op de schuld voor zover die op dat deel van het huis betrekking heeft. U geeft in box 3 aan de waarde van het verhuurde gedeelte van de woning, verminderd met de schuld voor dat deel van de woning. U hoeft de huur zelf niet aan te geven en de rente is niet aftrekbaar.

a Als u in gemeenschap van goederen bent gehuwd, heeft u ieder recht op de helft van de huur. Strikt theoretisch mag de kamerverhuur-vrijstelling worden toegepast op ieders gedeelte van de huur en zou u beiden voor de vrijstelling in aanmerking komen als de helft van de huur maximaal €4065 bedraagt. Dit is duidelijk niet de bedoeling van de wetgever geweest, maar de wettekst laat eigenlijk geen andere conclusie toe. U kunt in deze situatie naar onze mening dus gebruik-maken van een dubbele kamerverhuurvrijstelling.

1.10e eigenwoningschuld op 31 december 2008U moet hier het bedrag invullen van alle leningen die u bent aangegaan voor de aanschaf, verbetering of het onderhoud van uw eigen woning.

b Als u in 2008 te maken heeft gehad met de bijleenregeling, gaat het om het bedrag ná aftrek van de eigenwoningreserve. Als u te maken heeft gehad met de bijleenregeling, wordt dit bedrag overgenomen van het vorige scherm. Zo niet, dan moet u het bedrag zelf invullen.

Het gaat hierbij niet alleen om hypotheekschulden maar ook om niet­hypothecaire leningen, zoals persoonlijke leningen voor uw eigen woning. Als de lening is aangegaan voor verbe­tering of onderhoud van uw eigen woning, moet u facturen kun­nen overhandigen van deze werkzaamheden. Stuur de facturen niet met de aangifte mee, maar bewaar ze goed. De inspecteur kan erom vragen.

Page 28: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200928

U moet de stand van uw schuld aangeven, zodat de inspecteur kan controleren of u uw schuld gedurende het jaar heeft ver­hoogd.

b Een aantal kosten kunt u met aftrekbare rente meefinancieren. Het gaat hierbij om de kosten die direct samenhangen met de koop van de eigen woning, zoals voor de afsluitprovisie, makelaarskosten en notariskosten voor het aangaan van de lening. Hoewel de rente op deze schulden wel aftrekbaar is, behoort de schuld zelf niet tot de eigenwoningschuld. In tabel 3 vindt u welke kosten nu eigenlijk precies aftrekbaar zijn, welke onderliggende schuld tot de eigenwoningschuld hoort en welke rente op de onderliggende schuld aftrekbaar is.

1.10f Aftrekbare rente en financieringskosten eigen woning

U vindt alle informatie over aftrekbare rente en kosten van een geldlening voor de eigen woning in hoofdstuk 4.Bij dit punt vermeldt u uitsluitend de rente en kosten van geld­leningen, al dan niet met een hypothecaire inschrijving. U moet de lening zijn aangegaan voor de aankoop, het onderhoud, de verbetering of verbouwing van uw woning en er mag geen af­trekbeperking van toepassing zijn, zoals de bijleenregeling (zie par. 4.1h). Voor onderhoud, verbetering en verbouwing van de woning moet u beschikken over schriftelijke bewijsstukken daarvan om de rente bij de eigen woning te kunnen aftrekken. Als u de lening bent aangegaan voor de aankoop van bijvoorbeeld een caravan, de inrichting van uw woning of een dure vakantie­

reis, is de rente niet aftrekbaar en moet u de lening zelf als schuld aangeven in box 3 bij ‘Sparen en beleggen’ (zie par. 7.2b).Houd er rekening mee dat, wanneer u in 2008 uw hypotheek heeft verhoogd, de fiscus u kan vragen om aan te tonen dat u de lening bent aangegaan voor uw eigen woning. Voor hypothecaire le­ningen die u heeft afgesloten vóór 1 januari 1996, geldt dat niet. Deze worden automatisch geacht te zijn aangegaan voor de aan­koop, het onderhoud, de verbetering of verbouwing van uw wo­ning als de lening nog steeds bestaat en verzekerd is door een hypotheek op hetzelfde huis. Zulke rente is dus altijd aftrekbaar bij de eigen woning en de schuld valt daarmee niet in box 3.Tot de kosten van geldleningen kunt u bijvoorbeeld rekenen de notariskosten voor de hypotheekakte (niet voor de overdracht van het huis), afsluitprovisies en de kosten van de Nationale Hypotheek Garantie. Zie voor een compleet overzicht par. 4.1d en tabel 3.Denk verder aan het volgende:• Alsdehypothecairegeldleningénvoordewoningénvoor

andere doeleinden is aangegaan, moet u de rente en kosten naar rato aangeven bij deze vraag; de lening geeft u aan bij ’Sparen en beleggen’ (zie par. 1.22a) voor het deel dat niet voor de eigen woning is aangegaan.

• Vooruitbetaalderente–ubetaaltin2008alvastvooreenpe­riode ná 2008 – moet u in gelijke delen aftrekken in de jaren waarin de lening loopt. Alleen als de renteperiode eindigt vóór 1 juli 2009, mag u de rente in 2008 aftrekken. Raadpleeg hiervoor tevens par. 4.1g.

TABeL 3 AFTReKPoSTeN eigeNWoNiNgSCHULD

soort kosten aftrekbaar?

behoort lening hiervoor bij eigen-woningschuld?

is de rente op deze lening aftrekbaar?

Aankoopkosten woning nee ja jaKosten verbetering/onderhoud woning nee ja jaMakelaarskosten nee ja jaNotariskosten voor overdracht huis nee ja jaOverdrachtsbelasting/BTW bij nieuwbouw nee ja jaInschrijving eigendom in kadaster nee ja jaTaxatiekosten (niet voor geldlening) nee ja jaKosten leningovereenkomst ja nee * jaTaxatiekosten geldlening ja nee * jaBorgstellingsprovisie voor een Nationale Hypotheek Garantie ja nee * jaBoeterente en royementskosten bij voortijdige aflossing van de geldlening ja nee neeBoeterente en de vertragingsrente bij niet-tijdige betaling van de termijnen van rente en aflossing ja nee neeAfsluit- en verlengingsprovisie (zie par. 4.1g voor beperking van deze aftrek) ja nee * jaDisagio dat u de bank betaalt als de rente van uw hypotheek naar beneden is afgerond ja nee * jaKosten voor het afsluiten van de geldlening (telefoon, papier, porti, reiskosten, en dergelijke) ja nee * jaErfpachtcanons, grondrenten, betalingen voor het recht van opstal of voor een recht van beklemming ja nee neeAfkoopsom recht van erfpacht, opstal et cetera nee ja ja

* Het lijkt eigenaardig dat een schuld niet tot de eigenwoningschuld behoort, maar de rente toch aftrekbaar is. Dat wordt veroorzaakt door het gebruik van verschillende termen. Het lijkt verstandig om deze schulden toch maar tot de eigenwoningschuld te rekenen.

Page 29: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 29

• Ookbijafsluit-enverlengingsprovisiesissprakevanvoor­uitbetaalde kosten. Daarbij geldt nog een bijzondere regeling. U mag deze kosten in het jaar van betaling aftrekken als het bedrag niet hoger is dan 1,5% van het leningbedrag en ook niet hoger dan €3630. Het meerdere moet u verdelen over de looptijd van de lening (zie par. 4.1g).

In par. 4.1d vindt u een overzicht van alle aftrekbare kosten.

Bouwdepot

a Als u een huis in aanbouw heeft, of u bent aan het verbouwen, leent de bank u vaak alvast het hele bedrag dat u uiteindelijk nodig heeft. Tijdens de (ver)bouw wordt het nog niet benodigde deel dan in depot gezet en daaruit worden de rekeningen van de bouw betaald. De bank vergoedt u rente op dit depot. Het gedeelte van de lening dat in het depot belandt en het depot zelf, horen eigenlijk in box 3 thuis, omdat dit deel van de lening (nog) niet is gebruikt voor de aanschaf, verbe-tering of onderhoud van uw huis. De rente op de lening zou dan niet aftrekbaar zijn en de ontvangen rente op het depot niet belastbaar. De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat de indeling in box 3 achterwege kan blijven gedurende de eerste twee jaar van de lening. De rente op de hele lening is dan aftrekbaar bij de eigen woning, maar u moet dan wel eerst de rente die u op het depot ontvangt, daarvan aftrekken.

a Bij een verbouwing hoeft u de rente op het bouwdepot gedurende het eerste halfjaar zelfs niet te salderen met de betaalde rente. U mag de betaalde rente gewoon aftrekken en het bouwdepot valt in box 3. Als er geen peildatum in dit halve jaar valt, wordt er dus geen belasting geheven over het bouwdepot. Na dat halve jaar verhuist het depot naar box 1. De ontvangen rente vermindert dan weer de betaalde rente.

Samenwonenden, geen fiscale partnersAls u samenwoont maar niet heeft gekozen voor het fiscale part­nerschap, kunt u bij deze vraag in aftrek brengen de rente op de schulden die betrekking hebben op deze woning voor uw aandeel in de schuld. Dat u beiden hoofdelijk aansprakelijk bent voor de schuld maakt niet uit, het gaat om het deel van de schuld dat u zelf bent aangegaan.

1.10g Periodieke betalingen voor erfpacht, opstal of beklemming i.v.m. de eigen woning

Fiscaal worden met de eigen woning gelijkgesteld de woning op erfpachtgrond en de woning die u heeft gebouwd op grond waar­op u het recht van opstal heeft. De erfpachtcanons en betalingen voor het recht van opstal zijn aftrekbaar vanaf de dag van on­dertekening van de overeenkomst. Betalingen die u vóór die datum heeft verricht – aan de bouwer of aan de gemeente –

zijn niet aftrekbaar. Dat geldt ook voor een eventuele afkoopsom voor dit soort betalingen. Wel aftrekbaar is de rente op een le­ning die u bent aangegaan voor deze afkoop.

Samenwonenden, geen fiscale partnersAls u samenwoont, maar niet heeft gekozen voor het fiscale partnerschap, zijn voor u uitsluitend aftrekbaar de periodieke betalingen die u zelf heeft betaald.

1.10h Saldo inkomsten en aftrekposten eigen woning (belastbaar bedrag)

Het saldo van de inkomsten en aftrekposten van de eigen wo­ning behoort tot de zogenoemde gemeenschappelijke inkom­sten. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner had (zie par. 2.2), mag u dit saldo naar willekeur over uzelf en uw fiscale partner verdelen. De verdeling mag u ieder jaar opnieuw ma­ken. Aan een eenmaal gemaakte verdeling zit u dus niet ieder jaar vast.Deze verdeling kan invloed hebben op het bedrag aan belasting dat u en uw partner samen moeten betalen. Zonder elektronisch aangifteprogramma is het bijzonder lastig om de voordeligste verdeling van gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten te berekenen. Wij volstaan hier met de vuistregel dat u een ne­gatief saldo het beste bij degene met het hoogste inkomen in box 1 kunt laten vallen, en een positief saldo bij degene die het laag­ste inkomen heeft. U mag niet het eigenwoningforfait bij de éne partner bijtellen en de rente bij de andere partner in aftrek brengen. Zie voor een uitgebreide behandeling van de gevolgen van de verdeling van de gemeenschappelijke inkomsten hoofd­stuk 9.

1.10i Vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning/spaarrekening eigen woning/beleggingsrecht eigen woning

Als u gebruik heeft gemaakt van een vrijstelling voor een uit­kering uit een kapitaalverzekering eigen woning, vul dan de in 2008 gebruikte vrijstelling in, ook als de uitkering geheel was vrijgesteld. Bij deze vraag speelt dat de vrijstelling voor zulke kapitaalverzekeringen slechts eenmaal per leven geldt. Als u later een andere kapitaaluitkering krijgt, wordt voor de vrijstel­ling de eerder genoten vrijstelling in mindering gebracht op het uitgekeerde kapitaal. De fiscus moet dan wel weten wanneer u precies welke vrijstellingen heeft genoten.Ook de vrijstelling voor het rendement in een spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning moet u hier in­vullen. Dat zal alleen het geval zijn bij overlijden zonder dat de spaarrekening of het beleggingsrecht wordt doorgeschoven naar de fiscale partner.

1.10j eigen woning: aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld

U hoeft een positief saldo van inkomsten en aftrekposten van de eigen woning niet aan te geven. U heeft voor dit bedrag een aftrekpost: de aftrek wegens geen of geringe eigenwoning­

Renteaftrek bij gezamenlijke aankoopU koopt samen met een vriend een woning. Uw vriend betaalt zijn deel contant en u leent het geld om uw aandeel te kopen. De bank eist hoofdelijke aansprakelijkheid. Voor u is de hele rente op uw lening aftrekbaar, voor uw vriend is er geen rente aftrekbaar.

Page 30: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200930

schuld. Die aftrekpost vult het programma automatisch in. U krijgt deze alleen maar te zien als uw inkomen uit eigen woning positief zijn.

b Als u geen of maar een geringe eigenwoningschuld heeft, maar u trekt wel periodieke erfpachtbetalingen af, dan verminderen deze af-trekposten tóch de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld. Het gaat dus niet alleen om de aftrekbare rente op de eigenwoning-schuld, maar ook om de andere aftrekbare kosten.

Box 1: ANDeRe iNKoMSTeN

In dit scherm kunt u aankruisen welke inkomsten u nog meer heeft genoten. Daarna krijgt u alleen de schermen te zien waar­van u de hokjes heeft aangekruist.

1.11 ontvangen alimentatie en afkoopsommen daarvan

In hoofdstuk 12 vindt u uitgebreide informatie over echtscheiding en alimentatie.

1.11a ontvangen alimentatie en afkoopsommen daarvan

U vult hier het bedrag in dat u als partneralimentatie heeft ontvangen. Deze kan afkomstig zijn van uw ex­echtgenoot of onder nader bepaalde voorwaarden van de ongehuwde persoon met wie u heeft samengewoond. Uitkeringen die u heeft ontvan­gen van uw ex­echtgenoot zijn vrijwel altijd belast. Hiervoor is vereist dat u de alimentatie ontvangt krachtens onderlinge af­spraak, rechterlijk vonnis of echtscheidingsovereenkomst (con­venant). Niet van belang is, of de echtscheiding al dan niet is uitgesproken: zodra de samenwoning duurzaam is verbroken, vormen de onderhoudsuitkeringen geen huishoudgeld meer, maar alimentatie. Denk verder aan het volgende:• Alsalimentatiewordenbeschouwdbedragendieuontvangt

voor verrekening van pensioenrechten en/of lijfrentes waar­voor de premies in aftrek zijn gebracht.

• Alsuwhuurwordtdoorbetaalddooruwex-echtgenoot,moetu deze bedragen eveneens als alimentatie aangeven.

• Alsublijftwonenindeechtelijkewoningdieeigendomisvanuw ex­echtgenoot, moet u een bedrag aangeven ter grootte van het eigenwoningforfait. Als de woning tot de huwelijks­goederengemeenschap behoorde, geeft u het halve eigenwo­ningforfait als alimentatie aan. Zie par. 12.2e.

• Anderealimentatie innaturamoetuvoordewerkelijkewaarde aangeven.

• Alsdealimentatiegeheelonverplichtwordtdoorbetaald,kanaftrek bij uw ex­echtgenoot worden geweigerd. U hoeft het bedrag dan niet aan te geven. De alimentatie moet van de rechter namelijk voortvloeien uit het familierecht, een over­eenkomst of een rechterlijk vonnis. Soms is een vrijwillige doorbetaling echter toch nog aftrekbaar (zie par. 8.2a).

• Voordealimentatiewordtualsontvangerbelast,zelfsalsueen nettobedrag bent overeengekomen. Als uw ex­echtgenoot uw belastingaanslag vervolgens voor zijn rekening neemt, vormt ook die betaling weer alimentatie voor u, waarover u dan ook weer belasting moet betalen. Daarom wordt in de praktijk de voorkeur gegeven aan brutobetalingen.

• Ongehuwdendieuitelkaarzijngegaan,kunnenookalimen­tatie betalen; de betalingen zijn alleen belast als ze worden gedaan na daadwerkelijke verbreking van de samenwoning en plaatsvinden op basis van een overeenkomst, én als de betaler zich redelijkerwijs tot betaling geroepen kon voelen (er moet een in de overeenkomst vastgelegde morele verplich­ting zijn).

• Betalingendieuontvangtalsgevolgvandeverdelingvandehuwelijksgemeenschap zijn belastingvrij.

• Alsunaastuwalimentatieeenbijstandsuitkeringontvangt,is de alimentatie in de jaaropgaaf van de Sociale Dienst op­genomen; in dat geval is er loonheffing op ingehouden en moet u een en ander opgeven bij ’Inkomsten uit vroegere ar­beid’ (zie par. 1.4).

• Dealimentatieverplichtingkanookwordenafgekocht;dedoor u ontvangen afkoopsom is dan bij u belast tegen het normale progressieve tarief van box 1; hetzelfde geldt bij ge­deeltelijke of tijdelijke afkoop. Zo’n afkoop kan ook in de vorm van overbedeling bij de verdeling van de huwelijksge­meenschap.

KinderalimentatieKinderalimentatie is niet belast bij de ontvanger en daarom niet aftrekbaar bij de betaler.

a Mogelijk komt u wel in aanmerking voor de aftrek van kosten van levensonderhoud voor kinderen jonger dan 30 jaar (zie par. 8.3).

1.11b Aftrekbare kostenDe kosten die u moet maken om uw alimentatie te verkrijgen of te innen, of voor het verdedigen tegen het omlaag brengen van de alimentatie, zijn aftrekbaar (zie par. 5.2c).

1.12 Periodieke uitkeringenVan een periodieke uitkering is sprake als:• deuitkeringdeeluitmaaktvaneenreeksvanuitkeringen,

die met een zekere regelmaat worden betaald;• deuitkeringafhankelijkisvaneenonzekerefactor,bijvoor­

beeld van iemands leven; daarbij moet een sterftekans be­staan van ongeveer 1%;

• deuitkeringdeeluitmaaktvaneenreeksvanuitkeringendie dezelfde grond hebben;

• ergeendoorlopendeverplichtingentegenoverdeuitkeringstaan.

Een periodieke uitkering kan ook in natura worden verstrekt. Daarvoor moet u dan de waarde in het economische verkeer aangeven.

Page 31: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 31

1.12a Periodieke overheidsbijdragen voor een woning waarvan u eigenaar was, bijvoorbeeld een bijdrage voor een premiekoopwoning

Zie ook par. 5.3c.Bijdragen voor uw eigen woning, zoals de premie­A­bijdragen en de woninggebonden subsidies van de gemeente, zijn belast, behalve als het om een eenmalige bijdrage gaat. Als u uitein­delijk maar één keer een uitkering heeft ontvangen – bijvoor­beeld omdat u de woning heeft verkocht – kan toch sprake zijn van een belaste uitkering als u in feite recht op meer uitkerin­gen heeft gehad.Denk verder aan het volgende:• Deuitkeringisookbelastalsudezeineenlaterjaaront­

vangt, nadat u de woning alweer heeft verkocht.• Deperiodiekekoopsubsidievoorlageinkomensgroepenis

onbelast.• Alsugehuwdbentendewoningisvanafheteerstemoment

van bewoning door u beiden in gemeenschappelijk eigendom of maakt deel uit van de huwelijksgemeenschap, moet u de bijdrage splitsen; ieder geeft vervolgens zijn/haar deel aan, ook al wordt de uitkering slechts aan een van u beiden uitbe­taald.

• Ookalsuongehuwdsamenwoontendewoningstaatvanafde dag van eerste bewoning op uw beider naam, moet u de bijdrage splitsen.

a Koopsubsidies op grond van de Wet bevordering eigenwoning-bezit zijn onbelast.

a Splitsing van de overheidsbijdrage kan voordelig zijn, vooral als uw echtgenoot/echtgenote geen of weinig inkomen in box 1 heeft. Uw echtgenoot/echtgenote kan dan namelijk in een lagere tariefschijf vallen en minder belasting hoeven te betalen.

1.12b Periodieke uitkeringen in verband met invaliditeit, ziekte of een ongeval

Hier vermeldt u uitsluitend de uitkeringen waarop geen loon­heffing is ingehouden. Dat zijn in de praktijk met name de uit­keringen uit hoofde van particuliere verzekeringen als een arbeidsongeschiktheidsverzekering. Ook afkoopsommen van belaste periodieke uitkeringen zijn belast en moet u hier aan­geven.

1.12c overige periodieke uitkeringen en verstrekkingen. Bijvoorbeeld studietoelagen of lijfrente-uitke-rin gen en afkoopsommen van deze periodieke uitkeringen en verstrekkingen die niet onder de loonheffing vielen

Zie ook par. 5.3.

StudietoelagenVoor studietoelagen geldt:• studietoelagendieuontvangtopbasisvandeWetstudiefi­

nanciering (WSF) zijn geheel vrijgesteld van belasting;

• studietoelagendieuontvangtuithoofdevandeWettegemoet­koming studiekosten, zijn onbelast;

• overheidsuitkeringenaanstudentenvan21jaarenouderdieniet in aanmerking komen voor de toelagen uit hoofde van de WSF, zijn eveneens vrijgesteld van belasting;

• datgeldtookvooruitkeringenentoelagenuitauditoren-ofandere fondsen van universiteiten en hogescholen;

• periodiekeuitkeringenvanandereinstanties(bijvoorbeeldstichtingen) zijn belast, als het niet om leningen gaat; eenma­lige uitkeringen zijn weer niet belast;

• studietoelagenvanuwwerkgeverzijnvrijgesteldalsheteentoegestane kostenvergoeding betreft; is de vergoeding geheel of gedeeltelijk belast, dan is dat belaste deel al in uw fiscale loon op uw jaaropgaaf verwerkt;

• studietoelagenvanfamilieledeninderechtelijn(ouders,kinderen) of de tweede graad van de zijlijn (broers, zussen) zijn in de regel onbelast. Dat geldt overigens ook voor andere periodieke uitkeringen van studie­uitkeringen van deze groep verwanten;

• studietoelagenvoorbuitenlandsestudenteninNederlandzijnvrijgesteld van inkomstenbelasting; maar er zijn wel premies volksverzekeringen over verschuldigd.

Is een periodieke uitkering aan de ouder toegekend, dan moet deze een en ander opgeven; is ze aan het kind toegekend, dan moet deze het ontvangen bedrag opgeven.

Lijfrente-uitkeringenOp lijfrente­uitkeringen van Nederlandse verzekeraars aan meerderjarigen wordt steeds loonheffing ingehouden; deze moet u dus aangeven bij ’Inkomsten uit vroegere arbeid’ (zie par. 1.4). Het gaat uitdrukkelijk om uitkeringen waarbij dat niet is ge­beurd, zoals lijfrente­uitkeringen van buitenlandse verzeke­raars en van particulieren (niet familieleden), uitkeringen uit een lijfrentestichting of lijfrente­bv, of uit uw eigen bv waarmee u een lijfrenteovereenkomst heeft gesloten.

AfkoopsommenHier geeft u ook aan de afkoopsommen van deze periodieke uitkeringen. Als u een lijfrente afkocht die u vóór 16 oktober 1990 heeft gesloten, geeft u het bedrag daarvan tevens op deze plek aan. Ook een afkoopsom van een lijfrente waarvoor u een eenmalige koopsom heeft betaald tussen 15 oktober 1990 en 1 januari 1992 moet u hier aangeven. Een afkoopsom van een lijfrente die u ná 1 januari 1992 heeft gesloten, geeft u aan in het scherm ‘Box 1: Lijfrenten en andere inkomsten’. Zie par. 1.18.

Overige periodieke uitkeringenVerder zijn de volgende periodieke uitkeringen belast:• uitkeringenbijbeëindigingvaneenniet-huwelijkssamenle­

vingsverband die u (desnoods) via de rechter kunt afdwingen;• bedrijfsbeëindigingsvergoedingenenbedrijfssaneringsver­

goedingen;• uitkeringenopbasisvaneenstamrechtdatubijhetstaken

van uw onderneming ten laste van uw stakingswinst heeft

Page 32: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200932

bedongen van een ander dan een verzekeringsmaatschappij, en uitkeringen die u heeft bedongen in het kader van een be­laste afneming van uw fiscale oudedagsreserve, eveneens bedongen van een ander dan een verzekeringsmaatschappij;

• uitkeringenvoorgederfdeoftederveninkomsten,enuitke­ringen in verband met het staken of nalaten van activiteiten (niet zijnde een gouden handdruk).

Dit soort uitkeringen is overigens alleen belast als en voor zover sprake is van een periodieke uitkering, zoals bij de inleiding van par. 1.12 uiteengezet.

1.12d Aftrekbare kostenKosten die u heeft gemaakt om belaste periodieke uitkeringen te verkrijgen, mag u aftrekken. U kunt hierbij denken aan de volgende kosten:• advocaatkosten(nietvooreengoudenhanddruk);• telefoonkosten;• portokosten;• reiskosten;• incassokosten.Dit is zelfs zo als de periodieke uitkering fictief aan de loonbe­lasting is onderworpen, zoals bij lijfrente­uitkeringen het geval is. Het doel van de loonheffing is hier een vereenvoudigde be­lastingheffing en niet het brengen van uitkeringen onder alle regels van loon uit (vroegere) dienstbetrekking waardoor er geen kostenaftrek mogelijk zou zijn. Dat houdt in dat u hier óók de kosten mag aftrekken van periodieke uitkeringen die u bij de inkomsten uit vroegere arbeid heeft aangegeven, omdat er loonheffing op werd ingehouden. Rente van schulden die u bent aangegaan om deze inkomsten te verkrijgen, zijn uitdrukkelijk niet aftrekbaar. Dat houdt in dat u de schuld zelf in box 3 bij ’Sparen en beleggen’ (zie par. 1.22) in aftrek kunt brengen. Denk aan leningen om lijfrentepremies te financieren.

Terugbetaalde periodieke uitkeringenAls u in 2008 een of meer termijnen van een periodieke uitkering geheel of gedeeltelijk heeft moeten terugbetalen, is er sprake van negatieve inkomsten. U kunt de terugbetaling simpelweg salderen met de door u in 2008 ontvangen bedragen. Van zo’n terugbetaling kan sprake zijn als u – bijvoorbeeld in een alimen­tatieprocedure – in hoger beroep geheel of gedeeltelijk in het ongelijk wordt gesteld, en daarbij wordt veroordeeld tot terug­betaling van ten onrechte reeds aan u uitbetaalde termijnen.

1.13 inkomsten uit overige werkzaamhedenZie ook par. 5.4.Hier geeft u de inkomsten op die u als freelancer (bijvoorbeeld als vertaler, journalist of fotograaf), huishoudelijke hulp of uit andere werkzaamheden had, en waarop geen loonbelasting is ingehouden. Tot zulke inkomsten kunt u rekenen freelance­inkomsten, royalty’s en auteursrechten, leenvergoedingen, provisies, vergoedingen voor incidentele werkzaamheden en dergelijke. Heeft u een politieke functie, zoals gemeenteraads­lid, dan horen de beloningen daarvoor bij deze vraag thuis. U

kunt er samen met uw opdrachtgever voor kiezen om onder de loonbelasting te vallen (zie par. 3.5a): dan geeft u de beloning aan bij loon omdat uw opdrachtgever loonheffing inhoudt. Deze keuze kunt u niet pas bij de aangifte maken. Dat moet gedu­rende het jaar. Ten slotte horen hier ook beloningen in verband met het houden van kostgangers thuis (zie ook par. 5.4b).

a Als u kostgangers heeft, kunt u recht hebben op de kamerverhuur-vrijstelling. Zie par. 4.9.

In een aantal bijzondere situaties is eveneens sprake van op­brengsten uit overige werkzaamheden.Dat is bijvoorbeeld het geval als u:• onroerendezakenuitpondt.Denkaanhetverbouwenvaneen

pand in appartementen en het vervolgens met winst verkopen ervan;

• inbelangrijkematezelfgrootonderhoudverrichtaandooru verhuurde panden;

• voorkennisaanwendt,bijvoorbeeldovereenfusiewaardoorde koers van aandelen gaat stijgen, of bijvoorbeeld over een op handen zijnde wijziging in een bestemmingsplan, waar­door onroerende zaken ineens veel meer waard worden.

1.13a opbrengsten uit overige werkzaamhedenU moet bij deze vraag het brutobedrag van uw inkomsten ver­melden. Een eventuele kostenvergoeding moet u meetellen bij de inkomsten; de betreffende kosten kunt u aftrekken, zij het dat er aftrekbeperkingen kunnen zijn.

1.13b Aftrekbare kostenIn tegenstelling tot de inkomsten uit dienstbetrekking, zijn bij neveninkomsten de werkelijke kosten aftrekbaar. U heeft wel te maken met eventuele aftrekbeperkingen en normeringen.Niet aftrekbaar zijn:• uitgaventothetvoerenvaneenzekerestaat,zoalsuitgaven

voor dure, representatieve kleding;• uitgavenvoorvaartuigendiewordengebruiktvoorrepre­

sentatieve doeleinden;• geldboetes;• kosteninverbandmetmisdrijven,wapensenmunitie,en

agressieve dieren.Voor de volgende zaken zijn de kosten niet aftrekbaar als u ze voor uzelf maakt:• telefoonabonnementeninuwwoning;• literatuur,metuitzonderingvanvakliteratuur;• kleding,metuitzonderingvanwerkkleding;• persoonlijkeverzorging;• nietopdebalansvoorkomendecomputers,muziekinstru­

menten, geluidsapparatuur, gereedschap, beeldapparatuur.Voor de volgende zaken kunt u de kosten slechts voor 73,5% aftrekken;• voedsel,drankengenotmiddelen;• representatie,daaronderbegrepenrecepties,feestelijkebij­

eenkomsten, relatiegeschenken, en dergelijke;

Page 33: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 33

• congressen,seminars,symposia,excursies,studiereizen,endergelijke.

In plaats van bijtelling bij het resultaat van 26,5% van deze kos­ten, kunt u ook kiezen voor een volledige aftrek met een bijtel­ling van €4200.

Tot bepaalde bedragen en onder bepaalde voorwaarden zijn aftrekbaar:• kostenvanwerkruimteinuwwoning;• kostenvanverhuizing;• zakelijkeautokostenmetuwprivé-autoofgehuurdeautobui­

ten het woon­werkverkeer (aftrekbaar voor €0,19 per km).Als u voor zulke werkzaamheden vermogensbestanddelen ge­bruikt, krijgt u te maken met de vraag of u deze tot uw privéver­mogen rekent, tot uw ‘werkzaamheidsvermogen’ of dat u wellicht een splitsing kunt of moet maken. De gevolgen kunnen verstrek­kend zijn. Raadpleeg daarom een belastingdeskundige.U mag afschrijven op zaken die tot uw werkzaamheidsvermogen behoren. Deze post kunt u onder de kosten opnemen,

1.13c Te verrekenen Nederlandse loonheffing over inkomsten die vielen onder de artiesten- of beroepssportersregeling

Is er Nederlandse loonheffing ingehouden op deze inkomsten, dan mag u die verrekenen met de inkomstenbelasting die u ver­schuldigd bent. U vult het bedrag van de loonheffing hier in.

1.13d BalanspostenAls u resultaat uit overige werkzaamheden genoot, onder andere voor het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen, moet u een balans opstellen. Als daar onroerende zaken op staan of bezittingen of schulden met een totale waarde hoger dan €2500, moet u deze hier aangeven. Het gaat daarbij om de waarde zowel per 1 januari als per 31 december 2008. U geeft aan de boekwaar­de (dat is de waarde waarvoor deze bedrijfsmiddelen bij de aan­vang van de werkzaamheden op de balans zijn gezet of waarvoor u ze heeft gekocht, verminderd met de afschrijvingen).

1.13e Werden de activiteiten, zoals freelance-werkzaamheden, in 2008 doorgeschoven of (gedeeltelijk) gestaakt?

Dan moet u afrekenen over de boekwinst van de zaken die op de balans van de werkzaamheden staan. Deze boekwinst moet dan zijn opgenomen onder de post ‘opbrengsten’. De boekwinst bestaat uit de verkoopopbrengst of uit de waarde in het econo­mische verkeer als de zaken niet worden verkocht, verminderd met de balanswaarde. Hierover moet u belasting betalen in box 1, dus tegen het progressieve tarief.

1.14 Ter beschikking gestelde vermogens-bestanddelen aan verbonden personen

U kunt hier meer over lezen in par. 5.5.Als u vermogensbestanddelen ter beschikking stelt aan een met

u verbonden persoon (zie hierna) die dat vermogensbestanddeel vervolgens in zijn onderneming gebruikt, moet u de inkomsten daaruit opgeven. Datzelfde geldt als u vermogensbestanddelen ter beschikking stelt aan een bv waarin u of een met u verbon­den persoon een aanmerkelijk belang heeft. Dit geldt ook bij ter beschikking stellen aan samenwerkingsverbanden waarvan de met u verbonden persoon of uw bv deel uitmaakt. Het gaat dan bijvoorbeeld om panden of roerende zaken, geld dat u ter beschikking stelt of een kapitaalverzekering bij uw eigen bv.Onder een met u verbonden persoon wordt verstaan:• uwfiscalepartner;• degenemetwieueennotarieelsamenlevingscontractheeft

gesloten;• degenedievoordetoepassingvanuwpensioenregelingals

uw partner is aangemeld;• degenemetwieusameneenwoningbewoontdievoorubei­

den als eigen woning wordt aangemerkt en die mede aanspra­kelijk is voor een hypothecaire schuld op die woning;

• degenemetwieugedurendeminimaalzesmaandeninhetkalenderjaar op hetzelfde adres staat ingeschreven in de Basisadministratie Persoonsgegevens en die overigens vol­doet aan de vereisten voor het fiscale partnerschap, tenzij u aannemelijk kunt maken dat geen sprake is van een gemeen­schappelijke huishouding;

• uwminderjarigekinderenendeminderjarigekinderenvanuw partner of een van de andere hierboven genoemde perso­nen;

• voorminderjarigekinderenhunouders;• anderebloed-enaanverwanteninderechtelijnvandehier­

voor genoemde personen als het een ongebruikelijke terbe­schikkingstelling betreft.

Als het betreffende goed in uw huwelijksgoederen­ of partner­gemeenschap valt, is de terbeschikkingstellingsregeling aan de partner voor gebruik in diens persoonlijke onderneming niet mogelijk.

1.14a opbrengsten uit het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen

Hier moet u de opbrengsten door het ter beschikking stellen opgeven. Niet alleen de werkelijk door u in 2008 ontvangen voor­delen, maar ook opbrengsten die u in 2009 gaat ontvangen, maar die betrekking hebben op 2008 (bijvoorbeeld de huur tot en met 31 december 2008). Bovendien moet u de zakelijke opbrengsten aangeven en niet de werkelijke opbrengsten. Berekent u bijvoor­beeld maar 2% rente over het geld dat u als lening in uw bv heeft gestopt en is de zakelijke rente 5%, dan moet u deze 5% hier aangeven. De bv mag dan natuurlijk ook 5% van zijn winst af­trekken.Aan het einde van de terbeschikkingstelling moet er afgerekend worden over de (boek)winst die gemaakt wordt op vermogens­bestanddelen die worden gebruikt voor de terbeschikkingstel­ling. Dat einde kan ook worden veroorzaakt door bijvoorbeeld een echtscheiding, zodat er geen sprake meer is van verbonden personen, of door het einde van de onderneming, of omdat er

Page 34: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200934

geen sprake meer is van een aanmerkelijk belang door het ver­kopen van de aandelen. Als het om een pand gaat, verhuist dit naar box 3 tegen de waarde in het economische verkeer (ver­koopwaarde).Als u een vordering heeft die onder de terbeschikkingstelling valt en deze niet terugbetaald kan worden, mag u deze lager waarderen en het verlies ten laste van uw inkomen in box 1 brengen.

1.14b Aftrekbare kosten en lastenHier mag u de kosten aftrekken, met dezelfde beperkingen als bij ‘Opbrengsten uit overige werkzaamheden’ (zie par. 1.13b).

1.14c Totale waarde onroerende zaken (niet de eigen woning)

U moet hier de boekwaarde per 1 januari en per 31 december aangeven. Door de afschrijving zullen deze waardes verschil­lend zijn. Bij de start of het einde van de terbeschikkingstelling geeft u de waarde per die datum aan. Bij het einde van de ter­beschikkingstelling moet u de waarde in het economische ver­keer aangeven. De fiscus kan dan zien of de eindafrekenings­winst wel correct is opgenomen in het resultaat.

1.14d Totale waarde overige zakelijke bezittingenU moet hier de boekwaarde aangeven. Bij de start of het einde van de terbeschikkingstelling geeft u de waarde per die datum aan. Bij het einde van de terbeschikkingstelling moet u de waarde in het economische verkeer aangeven.

1.14e Totale waarde zakelijke schuldenU geeft de waarde per 1 januari en 31 december aan. Bij de start of het einde van de terbeschikkingstelling geeft u de waarde per die datum aan.

1.15 overige inkomstenVanaf 1 januari 2001 hoeft u de door u feitelijk ontvangen in­komsten uit uw vermogen niet meer aan te geven. In plaats daarvan geeft u in box 3 aan het gemiddelde van het saldo van de bank­ of spaarrekeningen, de waarde van obligaties, de waarde van verhuurd onroerend goed en dergelijke. Het kan zijn dat u in 2008 nog inkomsten heeft ontvangen die betrekking hebben op de periode vóór 1 januari 2001, zoals huur, pacht, rente in een kapitaalverzekering. Deze inkomsten geeft u in box 1 aan.

1.15a Het belastbare deel van een uitkering uit een kapitaalverzekering

Het gaat hier om een kapitaalverzekering die op 1 januari 2001 al bestond en die niet aan de eigen woning is gekoppeld. Als de kapitaalverzekering tot uitkering komt terwijl niet aan de vrijstellingsvereisten wordt voldaan die onder de oude wet golden, is er een belast rentebestanddeel. Dat moet u hier aan­geven.

1.15b Andere inkomsten ontvangen zoals rente over de periode vóór 2001

Huur en pachtU geeft hier de in 2008 ontvangen huur en pacht aan van uzelf en van uw minderjarige kinderen die betrekking heeft op de periode vóór 1 januari 2001. Kosten die u gemaakt heeft en die in 2008 zijn betaald, zijn niet aftrekbaar. Dat geldt ook voor rente van schulden. De schuld zelf mag u in aftrek brengen in box 3 bij ’Sparen en beleggen’ (zie par. 1.22).Als de huur en/of pacht betrekking heeft op een periode van meer dan een jaar, moet u de vordering per 1 januari 2008 als bezitting in box 3 aangeven (zie par. 7.4f).Als u in gemeenschap van goederen bent gehuwd, geeft u ieder de helft van de ontvangen huur en pacht aan.

RenteBovendien geeft u hier de rente aan die betrekking heeft op de periode vóór 1 januari 2001. U krijgt in veel gevallen keurig netjes een opgave van uw bank waarin staat hoe hoog het be­drag is dat u in 2008 nog moet aangeven. Zo niet, dan moet u zelf uitrekenen hoeveel rente over 2000 of eerder u moet aange­ven in box 1. U doet dat door een ontvangen rentetermijn even­redig naar het aantal dagen voor en na 1 januari 2001 te splitsen. Moet u de hoogte van de rente in een spaarbewijs bepalen, dan neemt u de waarde van dat spaarbewijs per 31 december 2000 en trekt daarvan de prijs af die u zelf betaald heeft.Op de in 2008 ontvangen rente zijn geen rentevrijstellingen meer van toepassing.

b Rentevordering soms ook in box 3 aangeven• Alsderentebetrekkingheeftopeenperiodevanmeerdaneenjaar,

zoals het geval kan zijn bij een rentespaarbrief, moet u de rente per 1 januari 2008, die u dus op dat moment nog niet ontvangen had, ook aangeven als bezitting in box 3. Zie par. 1.21a en par. 7.4f.

• Alsuwpartnerrenteheeftontvangen,moethijdezezelfaangeven.• Alsuingemeenschapvangoederenbentgetrouwd,geeftuieder

de helft van de rente aan.

1.15c Hebt u een vrijstelling gebruikt voor een uitkering uit een kapitaalverzekering?

De fiscus wil dit graag weten, omdat de vrijstelling voor kapi­taalverzekeringen die ná 1 januari 1992 zijn gesloten, voor een spaarrekening eigen woning en een beleggingsrecht eigen wo­ning slechts eenmaal per leven geldt. Het bedrag dat nu vrijge­steld wordt genoten, vermindert de vrijstelling die u nog over­houdt.

1.16 Teruggekregen bedragen en vergoedingen voor bedragen die u eerder hebt afgetrokken

Als u in 2008 een bedrag heeft terugontvangen dat u in een eerdere aangifte heeft afgetrokken of als u een vergoeding

Page 35: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 35

heeft ontvangen, moet u dat bedrag in 2008 bij uw inkomen tellen. Als u gehuwd bent, moet degene die het bedrag heeft afgetrokken het ontvangen bedrag of de ontvangen vergoe­ding bij zijn inkomen tellen. Dat kan dus degene zijn die in het jaar van aftrek de meestverdiener was (in de jaren vóór 2001). Bent u inmiddels niet meer met die persoon getrouwd, dan moet u het bedrag alleen maar aangeven als ú het heeft ont­vangen.

Het gaat om vergoedingen of terugontvangen bedragen voor:• alimentatieofandereonderhoudsverplichtingen;• ziektekostenenanderebuitengewoneuitgavendieuin2001

t/m 2007 heeft afgetrokken;• studiekostenofanderescholingsuitgavendieuin2001t/m

2007 heeft afgetrokken;• (onderhouds)kostenvoormonumentenpanden,bijvoorbeeld

een subsidie voor het onderhoud. Subsidies voor verbeterin­gen hoeft u niet aan te geven, u heeft de kosten van verbete­ring immers niet in aftrek kunnen brengen;

• kwijtgescholdendurfkapitaal;alsuvóór1januari2008eenTante­Agaathlening heeft kwijtgescholden en u heeft dat be­drag in aftrek gebracht, moet u het bedrag dat u toch van de onderneming terugontvangt, hier aangeven.

Box 1: LiJFReNTeN eN ANDeRe iNKoMSTeN

1.17 inkomensvoorzieningenZie hoofdstuk 6 voor een uitgebreide behandeling van lijfrenten.

Er zijn diverse premies voor periodieke uitkeringen die voor aftrek in aanmerking komen. We behandelen ze bij de afzon­derlijke onderdelen van deze vraag.

Soorten lijfrenteHet gaat bij deze vraag om de premies voor de volgende lijfren­ten:• Oudedagslijfrente: deze mag ingaan wanneer u wilt, maar

uiterlijk in het jaar waarin u 70 jaar wordt, en mag uitsluitend eindigen bij overlijden. De uitkeringen mogen alleen aan uzelf toekomen.

• Nabestaandenlijfrente: deze gaat in bij het overlijden van uzelf of van uw (gewezen) partner. Als de uitkeringen toekomen aan bloed­ of aanverwanten, niet zijnde de partner, in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn, mogen ze uitsluitend eindigen hetzij bij het overlijden van de gerech­tigde, hetzij wanneer deze 30 jaar wordt. Uitkeringen aan anderen dan deze groep, zoals aan de echtgenoot, mogen tij­delijk zijn, bijvoorbeeld vijf jaar.

• Tijdelijke oudedagslijfrente: deze mag niet eerder ingaan dan in het jaar waarin u 65 jaar wordt. De uiterlijke ingangsda­tum is het jaar waarin u 70 jaar wordt. De minimumlooptijd is vijf jaar en de maximumuitkering bedraagt €19.761 per jaar. De uitkeringen mogen alleen aan uzelf toekomen.

U mag ook bedragen aftrekken die u hebt ingelegd in een lijf­rentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht. Daarvoor moet u – net zoals bij een lijfrenteverzekering – jaarruimte of reser­veringsruimte hebben. De vorm die u kunt ‘verzekeren’ wijkt echter iets af van die van de lijfrenteverzekeringen. Het gaat om de volgende uitkeringen:• Oudedagsuitkering: U mag van het spaartegoed uitkeringen

voor uzelf bedingen. Deze mogen op ieder gewenst moment ingaan, maar uiterlijk in het jaar dat u 70 wordt. De duur van de uitkeringen bedraagt 20 jaar plus het aantal jaren dat u jonger dan 65 bent op het moment van de eerste uitkering.

• Tijdelijke oudedagsuitkering: Als de uitkeringen per jaar niet meer bedragen dan €19.449 en de eerste termijn wordt uitge­keerd in het jaar waarin u minimaal 64 jaar bent, mogen zij in 5 jaar worden gedaan.

Een nabestaandenuitkering bestaat niet voor een bancaire lijf­rente. Wat er met de spaarrekening of het beleggingsrecht ge­beurt na het overlijden, kunt u nalezen in par. 6.8b.

1.17a Betaalde bedragen voor lijfrenten, voor een lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggings-recht (bij gebruik van de jaarruimte)

U mag een bedrag aftrekken als u over het voorgaande kalen­derjaar te weinig pensioen opbouwt. Dit heet de jaarruimte. U kunt in par. 6.3a nalezen hoe u dat moet berekenen. U mag af­trekken de premies en inleg over 2008 die u heeft betaald in 2008 of vóór 1 april 2009. Het aangifteprogramma van de Belastingdienst bevat een re­kenmodule waarmee u uw jaarruimte kunt berekenen.

1.17b Betaalde bedragen voor lijfrenten, voor een lijfrentespaarrekening of een lijfrente beleggings-recht (bij gebruik van de reserverings ruimte)

Als u in de afgelopen zeven jaar onvoldoende pensioen heeft opgebouwd, mag u in 2008 nog een extra bedrag aan betaalde premies ingevolge de reserveringsruimte aftrekken. U mag de premies en inleg over 2008 in aftrek brengen als u ze heeft be­taald in 2008 of vóór 1 april 2009. U kunt alles over deze reser­veringsruimte lezen in par. 6.3b. Het aangifteprogramma van de Belastingdienst bevat een re­kenmodule voor het berekenen van uw reserveringsruimte.

1.17c Premies voor lijfrenten voor een meerderjarig invalide kind of kleinkind

Deze premies zijn onbeperkt aftrekbaar. Het gaat hier om pre­mies voor een periodieke uitkering die op zijn vroegst begint uit te keren bij de meerderjarigheid van een invalide kind of kleinkind en die uitsluitend mag eindigen bij het overlijden van dat (klein)kind. De uitkeringen moeten bovendien dienen voor het levensonderhoud van dat (klein)kind, overeenkomstig zijn plaats in de samenleving (ze mogen dus niet bovenmatig zijn).

Page 36: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200936

1.17d Premies voor periodieke uitkeringen bij invaliditeit, ziekte of ongeval, zoals premies voor arbeidsongeschiktheidsverzekeringen

U trekt hier de premies voor particuliere verzekeringen af en niet de premies Waz; deze trekt u af bij onderdeel f. Het gaat hier bijvoorbeeld om WAO­gat­ of WAO­excedentverzekeringen, of om particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeringen voor zelfstandigen. Er geldt geen beperking voor de premieaftrek.Als deze premies via uw werkgever lopen, zijn ze al verwerkt in de jaaropgave en mag u ze hier niet aftrekken.

1.17e Premies voor vrijwillige bijdragen Algemene nabestaandenwet

Onder zeer speciale omstandigheden kunnen mensen die zijn geboren tussen 1 januari 1950 en 1 juli 1956 premies betalen voor de ANW (Algemene nabestaandenwet). Dat kan als het particulier sluiten van zo’n verzekering niet, of alleen tegen een hoge premie mogelijk is en de echtgenoot niet al vóór 1 juli 1999 is overleden.

1.17f Verzoekt u om de bedragen voor lijfrenten, voor een lijfrentespaarrekening of een lijfrente beleggings-recht in 2008 af te trekken, die zijn betaald ná 31 december 2008, maar vóór 1 april 2009?

U vult hier het totaal in van de bedragen die u in 2009 vóór 1 april betaalde en die u over 2008 in aftrek brengt. Het gaat daarbij om premies in de jaarruimte of reserveringsruimte. Als u deze pre­mies pas betaalt nadat u aangifte heeft gedaan, kunt u per brief een aanvulling op de aangifte doen. De inspecteur moet met deze aftrekpost rekening houden. Als de aanslag al is opgelegd, zal er een ‘ambtshalve vermindering’ van de aanslag plaatsvinden.

1.18 Afkoop lijfrente en andere negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Bij afkoop van een lijfrente die na 1 januari 1992 is gesloten (premiebetalend: na 15 oktober 1990), moet u de waarde in het economische verkeer van de polis bij uw inkomen tellen en bo­vendien revisierente betalen aan de Belastingdienst. U kunt daarover lezen in par. 5.3a. Ook premies die u terugkrijgt en die aftrekbaar waren, moet u bij uw inkomen tellen.

1.18a Afkoopsommen van lijfrenten die niet onder de loonheffing vielen en andere negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen

Als u een lijfrente van ná 1 januari 1992 heeft afgekocht, geeft u hier de afkoopsom aan, inclusief het rendement. Voor nog niet­ingegane lijfrentes moet u hier minimaal de door u be­taalde premies invullen. Hier moet u ook aangeven de waarde in het economische verkeer van een lijfrentepolis waarmee u een ‘verboden’ handeling (zie par. 5.3a ) heeft verricht. Houd er rekening mee dat bij de aanslag ook revisierente in rekening wordt gebracht van 20% van de hier opgegeven waarde. Ook dat kunt u nalezen in par. 5.3a.

1.18b Teruggekregen premies voor een lijfrente of arbeidsongeschiktheidsverzekeringen die eerder zijn afgetrokken

Hier vult u het bedrag in dat u in eerdere jaren in aftrek heeft gebracht en dat u in 2008 heeft terugontvangen.

Box 2: AANMeRKeLiJK BeLANg

1.19 Aanmerkelijk belang

1.19a Had u, eventueel samen met uw fiscale partner in 2008 een aanmerkelijk belang?

U heeft een ‘aanmerkelijk belang’ als u, eventueel samen met uw echtgenoot of andere fiscale partner, ten minste 5% van de aandelen, opties of winstbewijzen in een vennootschap of een coöperatie bezit. U heeft ook een aanmerkelijk belang als u zelf weliswaar minder, maar een bloed­ of aanverwant in rechte lijn van uzelf of uw echtgenoot/fiscale partner meer dan 5% bezit. U moet dan zelf wel minstens één aandeel bezitten.Als u het gehele jaar 2008 een fiscale partner had, geeft u bij de volgende vragen de gegevens voor uzelf én uw fiscale partner op. U kunt het saldo van de inkomsten, verminderd met de af­trekbare kosten, over u beiden verdelen. U hoeft de waarde van uw aanmerkelijk belang niet aan te geven. Bij een aanmerkelijk belang zijn de inkomsten belast en niet de waarde.Winst uit aanmerkelijk belang valt in box 2 en wordt belast volgens het tarief van 25%.

1.19b omschrijf soort aandeel en naam vennootschapU moet hier vermelden of uw bezit bestaat uit aandelen, opties, winstbewijzen, lidmaatschapsrechten of andere gerechtigdhe­den, zoals een vruchtgebruik. Tevens moet u het aantal aande­len er bij vermelden.

b U moet ook de aanmerkelijk-belanginkomsten van uw minderja-rige kinderen aangeven. Als u het hele jaar een partner heeft of u kiest voor het hele jaar partnerschap, mag u kiezen hoe u deze inkomsten wilt verdelen over u beiden. Bent u gescheiden, dan moet u ieder de helft van de inkomsten aangeven.

1.19c Reguliere voordelenTot de reguliere voordelen behoren:• Uitgekeerddividend.

a Dividend in de vorm van aandelen wordt niet tot de reguliere voordelen gerekend. U hoeft daarover op het moment van uitreiking dus geen belasting te betalen. Dat wordt uitgesteld tot het moment waarop de aandelen worden vervreemd.

• Eenforfaitairrendementvan4%opjaarbasisvandewaardein het economisch verkeer bij het begin van het jaar van de aandelen in een buitenlandse beleggingsvennootschap. Dit is een vennootschap waarvan de bezittingen grotendeels uit

Page 37: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 37

beleggingen bestaan. Ontvangen dividend mag u in minde­ring brengen op het forfaitaire rendement. Bovendien mag u het forfaitaire rendement optellen bij de verkrijgingsprijs van de aandelen.

• Deteruggaafvanwatopaandelenisgestort.Datgeldtnietals de teruggaaf niet méér bedraagt dan de verkrijgingsprijs van de aandelen en deze aandelen van tevoren met een gelijk bedrag zijn afgestempeld (dat is het verlagen van de nomi­nale waarde van de aandelen).

• Deteruggaafvanwatopbewijzenopdeelgerechtigdheidineen fonds voor gemene rekening is gestort voor zover de te­ruggaaf méér bedraagt dan de verkrijgingsprijs van deze bewijzen van deelgerechtigdheid.

• Deteruggaafvanwatdoorhoudersvanwinstbewijzenisge­stort of ingelegd voor zover deze méér bedraagt dan de ver­krijgingsprijs van deze winstbewijzen.

Als u een vordering heeft op uw vennootschap, behoort deze niet tot het aanmerkelijk belang. De vordering valt in box 1 bij de terbeschikkingstellingsregeling. U geeft de rente over deze vordering aan bij ’Andere inkomsten, ter beschikking stellen’ (zie par. 5.5).

1.19d Aftrekbare kostenDe reguliere voordelen mag u verminderen met de aftrekbare kosten, mits deze niet meer bedragen dan gebruikelijk is. Het kan hierbij gaan om de volgende kosten:• renteenkostenvangeldleningomhetaanmerkelijkbelang

aan te schaffen;• advieskostenmetbetrekkingtotdezeaandelen.Als u rente vooruitbetaalt, is deze in het jaar van betaling af­trekbaar als de periode waarop de rente betrekking heeft, ein­digt vóór 1 juli van het volgende jaar. Loopt de periode langer door, dan is in het jaar van betaling slechts de rente aftrekbaar die op dat jaar betrekking heeft. U mag dan niet de rente split­sen en het deel voor het eerste halfjaar van het volgende jaar in aftrek brengen.

1.19e overdrachtsprijs bij verkoop en dergelijkeHier vult u in de overdrachtsprijs bij de verkoop van uw aan­merkelijk belang. Als u een onzakelijke prijs heeft bedongen, bijvoorbeeld van familieleden, geeft u de zakelijke prijs aan. U mag de overdrachtsprijs verminderen met de kosten die te uwen laste zijn gekomen.Er zijn enkele situaties waarin u de aandelen niet heeft ver­kocht, maar ze toch moet afrekenen:• hetinkopenvanaandelendoordebv;• hetafkopeneninkopenvanwinstbewijzen;• hetbetaalbaarstellenvanliquidatie-uitkeringen;• juridischefusieensplitsing;• deovergangbijdeverdelingvaneenhuwelijksgemeenschap,

tenzij de overgang plaatsvindt binnen twee jaar na ontbin­ding van de huwelijksgemeenschap en u voor doorschuiven kiest;

• deovergangkrachtenserfrecht,tenzijdeovergangplaats­vindt binnen twee jaar na het overlijden van de erflater en u voor doorschuiving kiest;

• hetineenondernemingsvermogenbrengenvandeaande­len;

• hetinbrengenineenresultaatuitoverigewerkzaamheden;• hetdalenvanhetbezitbenedenhetpercentagevooreenaan­

merkelijk belang. Als u wel aandelen en dergelijke blijft hou­den, maar uw bezit beneden de grens van 5% daalt, moet u dus afrekenen, maar u mag deze afrekening doorschuiven tot het moment dat u alle aandelen verkocht heeft. Uw aandelen­bezit wordt dan wel tot op dat moment als een (fictief) aan­merkelijk belang bestempeld;

• emigratie;• hetverlenenvaneenkoopoptie.Als u zich in een van deze situaties bevindt, kunt u beter een adviseur raadplegen.

1.19f Verkrijgingsprijs bij verkoop en dergelijkeDeze vraag hoeft u alleen maar in te vullen als u aandelen heeft verkocht of geacht wordt te hebben verkocht. In dat geval vult u hier de prijs in die u voor de aandelen heeft betaald bij aan­koop.

Vererving van aanmerkelijk-belangaandelenHeeft u de aandelen geërfd, dan kunt u kiezen voor doorschui­ving van de aanmerkelijk­belangclaim. U neemt dan de verkrij­gingsprijs van de erflater over en hoeft pas af te rekenen als u zelf de aandelen vervreemdt (of er anderszins een vervreemding wordt geconstateerd).

Verkrijging van aanmerkelijk belang door huwelijkAls u gaat trouwen en de aanmerkelijk­belangaandelen vallen daardoor in de huwelijksgoederengemeenschap, is er eveneens sprake van een vervreemding (van de helft van de aandelen). De aanmerkelijk­belangclaim kunt u, net als bij vererving, doorschuiven. De oorspronkelijke verkrijgingsprijs van de vervreemde aandelen wordt dan doorgeschoven. U vult hier dan voor het hele pakket de oorspronkelijke verkrijgingsprijs in.

Verkrijging van aanmerkelijk belang door schenking of tegen te lage waardeAls u de aandelen heeft verkregen door schenking of tegen een te lage prijs, moet u de waarde corrigeren. U dient hier namelijk de waarde in het economische verkeer in te vullen. Overigens geldt dezelfde waarde voor de schenker/overdrager.

Verkrijgingsprijs bij ontstaan aanmerkelijk belang in 2008Als uw aanmerkelijk belang pas in 2008 is ontstaan, bijvoor­beeld doordat uw aandelenbezit boven de 5%­grens is uitgeko­men, moet u het hele pakket waarderen naar de waarde in het economische verkeer op het moment dat het aanmerkelijk be­lang ontstond.

Page 38: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200938

Kosten bij aankoopU mag de verkrijgingsprijs verhogen met de kosten die u bij aankoop heeft gemaakt.

1.19g Voordeel uit aanmerkelijk belangHet kan zijn dat de uitkomst van de voorgaande vragen negatief is. Dat heet een ‘verlies uit aanmerkelijk belang’. Dit verlies kan alleen maar verrekend worden met winst uit aanmerkelijk be­lang uit het voorafgaande jaar en met de winsten uit aanmer­kelijk belang in de komende negen jaren. Alleen als u ophoudt een aanmerkelijk belang te hebben en u in de twee jaren daar­na geen nieuw aanmerkelijk belang heeft, geldt er een speciale verrekening van nog onverrekend gebleven aanmerkelijk­be­langverlies. U mag 25% van dat verlies verrekenen met de be­lasting over uw inkomen uit werk en woning uit het tweede (en volgende) jaar nadat u bent opgehouden aanmerkelijk­belang­houder te zijn.

a Als u nog een verlies uit aanmerkelijk belang heeft van vóór 1 ja-nuari 2001, mag u 25% daarvan verrekenen met de belasting over uw totale verzamelinkomen. De termijn voor deze verrekening is acht jaar na het optreden van dit verlies. Over 2008 mag u dus alleen nog maar het verlies van het jaar 2000 verrekenen.

Box 3: SPAReN eN BeLeggeN

1.20 Sparen en beleggenHoofdstuk 7 bevat uitgebreide informatie over de heffing in box 3.Uw bezittingen minus uw schulden, berekend als het gemid­delde per 1 januari en 31 december 2008, vormen het vermogen waarover u in box 3 belasting betaalt. U geeft niet uw werke­lijke inkomsten uit vermogen aan, maar uw nettovermogen. Daarover berekent u een vast rendement van 4%, ongeacht de werkelijke inkomsten. Over deze 4% betaalt u 30% belasting. Per saldo betaalt u dus 1,2% belasting over de waarde van uw vermogen. Dit heet ook wel de vermogensrendementsheffing. Een gedeelte van het vermogen wordt vrijgelaten: het zoge­noemde heffingvrije vermogen.Aan de hand van een aantal vragen wordt bepaald of u uw ver­mogen moet aangeven.

1.20a gehuwdenAls u het hele jaar gehuwd was (zonder gescheiden te leven), mag u uw vermogen en dat van uw partner bij elkaar optellen

en naar willekeur over u beiden verdelen. Ook diverse vrijstel­lingen mogen aan elkaar worden overgedragen. Over de voor­delen daarvan kunt u lezen in hoofdstuk 9.Als u slechts een deel van het jaar gehuwd was, moet u bij de vragen over uw vermogen alleen uw eigen vermogen aangeven. Er is geen sprake van verdeling van het gezamenlijke vermo­gen. Overigens mag u bij een huwelijk gedurende een deel van het jaar kiezen voor een heel jaar partnerschap. Dan wordt u voor de toerekening van uw inkomen en vermogen beschouwd als het gehele jaar gehuwd.

b Als uw partner in 2008 is overleden, mag u weliswaar kiezen voor uitbreiding van het partnerschap naar het hele jaar, maar u mag het vermogen in box 3 niet samenvoegen en verdelen. U moet hier dus alleen uw eigen vermogen aangeven. Het vermogen van uw partner moet u apart aangeven. U mag wel het heffingvrije vermogen, de schuldendrempel en de vrijstellingen overdragen.

b Als u gedurende het jaar in gemeenschap van goederen bent ge-trouwd (dat wil zeggen dat u vóór het aangaan van het huwelijk niet naar de notaris bent geweest om huwelijkse voorwaarden op te laten maken), en u kiest niet voor de uitbreiding van het fiscale partnerschap naar het hele jaar, moet u per 31 december ieder de helft van het ge-zamenlijke vermogen aangeven.

1.20b SamenwonendAls u in 2008 minimaal zes maanden heeft samengewoond en ook overigens aan de voorwaarden voldoet (zie par. 2.2b), mag u voor deze periode kiezen voor het fiscale partnerschap. Als u dat niet doet, wordt u beiden geheel zelfstandig belast. Als het fiscale partnerschap slechts een deel van het jaar heeft geduurd (in ieder geval zes maanden, anders kunt u immers niet kiezen voor het fiscale partnerschap), geeft u ieder uw eigen vermogen aan. U mag bij een partnerschap gedurende een deel van het jaar kiezen voor een heel jaar partnerschap. Dan mag u de vermogens van u beiden samentellen en naar willekeur over u beiden verdelen. Zie hiervóór bij gehuw­den.

1.20c Minderjarige kinderenU moet ook het vermogen van uw minderjarige kinderen mee­tellen. Ook dit vermogen mag u bij een heel jaar huwelijk/part­nerschap over u beiden verdelen. Als u niet het hele jaar fiscaal partner was, geeft de ouder die het gezag over deze kinderen uitoefent, het vermogen aan. Oefent u beiden het gezag uit zon­der dat u fiscale partners bent, dan geeft u ieder 50% aan. Dat is in het algemeen het geval bij gescheiden ouders.Als uw fiscale partner in 2008 is overleden en u had samen het ouderlijk gezag over minderjarige kinderen, dan telt voor uw overleden partner de helft van het vermogen van deze kinderen mee per 1 januari en overlijdensdatum; voor u telt de helft van dit vermogen mee per 1 januari, en hun hele vermogen per 31 december.

Aanmerkelijk belang en liquidatieU liquideert in 2008 uw vennootschap en maakt daarmee een verlies van €250.000. U kunt dit niet verrekenen met aanmerke-lijk-belangwinst uit het verleden. U krijgt nu in 2010 een korting op uw belasting in box 1 van 25% van €250.000, dus van €62.500. Dit bedrag gaat van uw belasting in box 1 af, mits u niet weer een aanmerkelijk belang heeft.

Page 39: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 39

1.20d Samenloop box 1, 2 en 3U hoeft in box 3 geen bezittingen aan te geven waarvan de voor­delen al in box 1 of box 2 worden belast. Hetzelfde geldt voor schulden, zoals de schuld voor de eigen woning. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om uw ondernemingsvermogen, een ter beschik­king gesteld pand, de eigen woning die uw hoofdverblijf is, een kapitaalverzekering eigen woning, een lijfrente met aftrekbare premies en uw aanmerkelijk belang.

1.20e BoxhoppenAls u bezittingen tijdelijk naar box 1 of 2 heeft overgebracht (bijvoorbeeld als u geld heeft geleend aan uw eigen bv), moet u deze bezittingen toch ook in box 3 aangeven als ze niet meer dan drie maanden in box 1 zaten en in die drie maanden een peildatum (1 januari of 31 december) valt. U mag geen tegenbe­wijs leveren voor de zakelijkheid van zo’n verschuiving. U be­taalt dus zowel belasting in box 1 of 2 als in box 3.Hetzelfde geldt als de vermogensbestanddelen tijdelijk, maar minimaal zes maanden in box 1 belast worden en er in die zes maanden een peildatum valt, maar nu mag u wel bewijs leveren dat die verschuiving zakelijk was. Lukt u dat, dan hoeft u deze vermogensbestanddelen niet in box 3 aan te geven.

1.20f overlijden van uw partnerAls uw partner in 2008 is overleden, verloopt het aangeven van het vermogen in box 3 als volgt. U mag wel kiezen voor het hele jaar partnerschap maar het vermogen in box 3 moet afzonder­lijk worden aangegeven. U geeft voor uw partner het vermogen per 1 januari en per overlijdensdatum aan en voor uzelf uw vermogen per 1 januari en 31 december. U krijgt daarvoor af­zonderlijke schermen te zien. Als u in gemeenschap van goederen was gehuwd, is het geza­menlijke vermogen 50% van uw partner per 1 januari en over­lijdensdatum. Voor uzelf geeft u dan per 1 januari 50% van het gezamenlijke vermogen aan en per 31 december uw eigen ver­mogen. Als u buiten gemeenschap van goederen was gehuwd, moet u het vermogen per 1 januari en overlijdensdatum zien te split­sen in wat van uw partner was en wat van u was. Dat zal niet altijd meevallen, want in de praktijk loopt dat vaak door el­kaar heen. Dat moet u het vermogen maar in alle redelijkheid splitsen.

a U mag het heffingvrije vermogen nog wel aan elkaar overdragen. Omdat voor uw overleden partner in box 3 een verlaagd percentage geldt, kunt u het heffingvrije vermogen beter bij uzelf aftrekken.

1.21 Box 3: bezittingenIn de onderdelen die volgen, moet u uw bezittingen en schulden invullen. Had u het hele jaar dezelfde fiscale partner, dan geeft u hier het gezamenlijke vermogen aan. Bovendien geeft u hier het vermogen van uw minderjarige kinderen aan, dat telt bij dat van u op.

1.21a Bank-, giro- en spaartegoedenIn de eerste kolom vult u deze (gezamenlijke) tegoeden per 1 januari 2008 in. In de tweede kolom doet u hetzelfde voor 31 december.

Langlopende renteAls u spaartegoeden heeft met een rentetermijn die langer dan een jaar loopt (zoals een rentespaarbrief), moet u hier ook de rente aangeven die is aangegroeid tot de peildatum. Uw bank moet u deze gegevens verschaffen. Gebeurt dat niet automa­tisch, dan zult u de gegevens bij de bank moeten opvragen.

a Rente die is aangegroeid en waarvan de termijn niet langer is dan een jaar (bijvoorbeeld de rente van mei tot mei), hoeft u niet als bezit-ting aan te geven.

SpaarloonregelingAls u tegoeden heeft op een spaarloonrekening die nog geblok­keerd zijn omdat de vierjaarstermijn nog niet is verstreken, kunt u gebruikmaken van de vrijstelling van €17.025. U geeft het sal­do tot dit bedrag niet aan. Deze vrijstelling kunt u niet aan de partner overdragen. Dit vrijstellingsbedrag geldt voor het tegoed op uw spaarloonrekening en uw geblokkeerde effecten tezamen. Heeft u uw spaarloon voor de jaren tot en met 2004 per 1 septem­ber 2005 gedeblokkeerd, dan geldt deze vrijstelling niet meer.

LevenslooptegoedUw levenslooptegoed hoeft u niet in box 3 aan te geven.

1.21b Aandelen, obligaties, en dergelijkeHier geeft u de waarde van uw aandelenbezit aan, en de waarde van uw obligaties en andere waardepapieren, zoals uw aandelen in beleggingsfondsen. U kunt hierover meer lezen in par. 7.5d. Uw aanmerkelijk­belangaandelen geeft u hier niet aan; deze vallen immers in box 2.

Maatschappelijke beleggingenVoor maatschappelijke beleggingen (groene en sociaal­ethische beleggingen: zie par. 7.4g voor details) geldt een vrijstelling van €54.223 per persoon. U kunt uw vrijstelling slechts aan uw fis­cale partner overdragen als u het hele jaar dezelfde partner heeft gehad. Dat mag ook als u het vermogen niet mag verdelen omdat uw partner in 2008 is overleden. Als u op 1 januari 2001 al een groene belegging had, geldt daarvoor een extra vrijstel­ling gedurende de jaren 2001 tot en met 2010.

a Als u vrijgestelde groene beleggingen heeft, vergeet dan niet de extra heffingskorting aan te vragen. Deze bedraagt 1,3% van het be-drag van uw vrijgestelde groene beleggingen.

Beleggingen in durfkapitaalBeleggingen in durfkapitaal (samen met culturele beleggingen) zijn vrijgesteld tot een bedrag van €54.223 per persoon. U kunt hierover lezen in par. 7.4h.

Page 40: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200940

a Als u vrijgestelde directe beleggingen in durfkapitaal heeft, vergeet dan niet om de extra heffingskorting aan te vragen van 1,3%.

a Als de ondernemer aan wie u durfkapitaal heeft geleend, de le-ning niet kan terugbetalen, kunt u het verlies als persoonsgebonden aftrekpost aftrekken (zie par. 8.9).

SpaarloonregelingAls u uw tegoed op een spaarloonrekening heeft omgezet in aandelen, geldt gedurende de geblokkeerde periode van vier jaar een vrijstelling van €17.025. U geeft de aandelen tot dit bedrag niet aan. De vrijstelling kunt u niet aan de partner overdragen. Dit vrijstellingsbedrag geldt voor het tegoed op uw spaarloonrekening en uw geblokkeerde effecten tezamen. Heeft u uw spaarloon voor de jaren tot en met 2004 per 1 sep­tember 2005 gedeblokkeerd, dan geldt deze vrijstelling niet meer.

LevensloopregelingAls u uw tegoed op uw levenslooprekening heeft omgezet in aandelen, hoeft u deze niet aan te geven.

1.21c overige vorderingen en contant geldU moet al uw contante geld opgeven (dus tel het geld in uw por­temonnee goed na).Ook vorderingen moet u aangeven, maar dat geldt niet voor belastingvorderingen. Zie par. 7.5e voor meer informatie.Belastingvorderingen kunnen bijvoorbeeld ontstaan doordat u een te hoge voorlopige aanslag heeft betaald, of omdat u be­zwaar heeft gemaakt tegen een aanslag maar het bedrag daar­van toch maar vast heeft betaald.Tot de overige vorderingen behoort ook uw aandeel in de on­derhoudspot van uw appartementenvereniging. Het feit dat u eenmaal gestorte bedragen niet kunt terugkrijgen, heeft geen waardedrukkende werking.Als uw echtgenoot is overleden en u als langstlevende alle goe­deren van de nalatenschap heeft verkregen (onder de verplich­ting om alle schulden te voldoen), zult u een schuld hebben aan uw kinderen en zij een vordering op u. Noch de schuld noch de vordering telt mee voor uw vermogen. U geeft dus de volle waarde van de verkregen goederen aan in box 3 (zie par. 7.2c). Als u het successierecht heeft voorgeschoten voor de kinderen (zoals meestal in het testament staat), heeft u een vordering op de kinderen die u moet aangeven.

1.21d Tweede woningU geeft hier per peildatum de waarde in het economische ver­keer van uw tweede woning aan. Dat geldt ook voor een tweede woning in het buitenland. Als u de daarvoor bestemde vraag invult, krijgt u vervolgens een vrijstelling, ter voorkoming van dubbele belasting.U mag de WOZ­waarde per 1 januari 2007 aangeven als de wo­ning u minimaal 30% (110 dagen op jaarbasis) van de tijd ter beschikking stond. Als dat niet zo is, bijvoorbeeld omdat de

woning voor meer dan 70% verhuurd werd, geeft u op beide peildata de vrije­verkoopwaarde aan.Als de tweede woning een landgoed is in de zin van de Natuur­schoonwet, geldt voor de ondergrond een vrijstelling (zie par. 7.4a). Het gebouw moet u altijd aangeven.Ook voor de volledige eigendom van een perceel bos­ of natuur­terrein geldt een vrijstelling (zie par. 7.4a).

1.21e overige onroerende zakenHier geeft u uw overige onroerende zaken aan, zoals verhuurde onroerende zaken en de garage die weliswaar bij uw eigen wo­ning behoort, maar te ver weg staat om als aanhorigheid te wor­den aangemerkt (garage om de hoek). U moet hierbij uitgaan van de waarde in het economische verkeer per de peildatum. Als u nog nooit de waarde van zulke panden heeft hoeven op te geven, kunt u het beste een makelaar inschakelen. De door hem opge­geven waarde kunt u dan een aantal jaren als basis gebruiken.

1.21f Niet vrijgesteld deel kapitaalverzekeringenKapitaalverzekeringen die niet zijn gekoppeld aan de eigen wo­ning vallen in box 3 (zie par. 7.8e voor het koppelen aan de eigen woning). Als de kapitaalverzekering is afgesloten vóór 14 sep­tember 1999 en u heeft de premies niet verhoogd en de looptijd niet verlengd, geldt een vrijstelling van €123.428. Als u het hele jaar dezelfde partner heeft, wordt deze vrijstelling verdubbeld voor uw beider kapitaalverzekeringen die aan de vrijstellings­vereisten voldoen. U geeft alleen de waarde boven de vrijstel­ling aan. U kunt hierover meer lezen in par. 5.7.U hoeft een kapitaalverzekering niet aan te geven als die uit­sluitend uitkeert bij overlijden tot een maximaal verzekerd kapitaal van €6590. Is het verzekerde kapitaal hoger, dan geldt nog in veel gevallen een vrijstelling, namelijk als de waarde van de polis niet hoger is dan dit bedrag (zie par. 7.4d). Ook een kapitaalverzekering die alleen uitkeert bij invaliditeit, ziekte of ongeval hoeft u niet aan te geven.

1.21g Rechten op periodieke uitkeringenHier geeft u de waarde aan van een niet­vrijgestelde lijfrente met niet­aftrekbare premies (de zogeheten saldolijfrente). U kunt hierover meer lezen in par. 7.5g. Als u de premies heeft afgetrokken, in 2008 of eerdere jaren, valt de lijfrente in box 1. U hoeft de waarde dan niet aan te geven.Voor lijfrentes die uiterlijk op 13 september 1999 zijn afgesloten, geldt een speciale overgangsregeling. Als u in 2008 niet meer dan €2269 aan premies heeft betaald die niet aftrekbaar zijn of die u niet heeft afgetrokken, mag u de verzekering in box 1 af­wikkelen. U hoeft de waarde niet in box 3 aan te geven. De uit­keringen zijn pas belast nadat ze de niet­aftrekbare premies gaan overtreffen (saldomethode). Als u meer dan €2269 aan niet­aftrekbare premies heeft betaald, geeft u hier alleen de waarde van het deel van de verzekering aan dat voortvloeit uit de premies boven de €2269. U geeft hier ook aan de lijfrentes waarvan u vrijwillig de premie niet heeft afgetrokken.

Page 41: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 41

Zie verder par. 7.5g. Daar vindt u ook hoe de waarde berekend moet worden.

1.21h overige bezittingenHieronder vallen alle bezittingen met een waarde in het econo­mische verkeer die u niet in de eerdere vragen heeft aangege­ven. Het gaat om:• Roerende zaken die u verhuurde of als belegging had. U hoeft

roerende zaken voor eigen gebruik die u niet als belegging houdt, zoals een auto of uw huisraad, niet aan te geven (zie par. 7.2a).

• Rechten op roerende zaken. Het gaat hier bijvoorbeeld om ter­mijn­ of optiecontracten. U hoeft een vruchtgebruik op roe­rende zaken (zoals een inboedel) niet aan te geven als u dit krachtens erfrecht heeft verkregen. Dat is vaak het geval bij een langstlevende­ of een vruchtgebruiktestament.

• Trustvermogen waarover u de beschikkingsmacht had of waarop u recht had.

• Uw aandeel in een onverdeelde boedel. U hoeft niet de aparte vermogensbestanddelen aan te geven, maar wel een evenre­dig deel van de totale waarde van de onverdeelde boedel.

• Uw recht op (vrucht)gebruik op onroerende zaken. De waarde van het (vrucht)gebruik wordt gewaardeerd op 4% van de waarde van de onroerende zaak, vermenigvuldigd met een factor die afhankelijk is van bepaalde omstandigheden, zoals uw leeftijd, al dan niet een tijdelijk vruchtgebruik en derge­lijke. U kunt dit allemaal nalezen in par. 7.5h.

a Als u het vruchtgebruik van uw woning heeft verkregen krachtens erfrecht, geeft u niet de waarde van het vruchtgebruik aan, maar valt de woning onder de eigenwoningregeling. U geeft het eigenwoning-forfait aan in box 1 bij de eigen woning (zie par. 4.1a). De blooteigena-ren geven hun blooteigendom aan in box 3. Zie hierna.

• De blooteigendom van onroerende zaken. U berekent de waar­de van de blooteigendom door eerst het recht van vruchtge­bruik uit te rekenen volgens de regels in par. 7.5h en die waarde van de volle waarde van de woning af te trekken. Het vruchtgebruik en de blooteigendom samen zijn altijd 100% van de vrije­verkoopwaarde.

• Recht op het gebruik van een gehuurd pand, waarvoor u de huur voor meer dan één jaar tegelijk vooruitbetaalt. Het voor­uitbetaalde gedeelte per 31 december wordt als een soort vor­dering op de verhuurder beschouwd en u moet de (contante) waarde daarvan aangeven.

• Vruchtgebruik op een (spaar)rekening, en ook de blooteigendom ervan. Het vruchtgebruik kunt u berekenen door 4% van het saldo op de peildatum te vermenigvuldigen met de factor die – afhankelijk van het soort vruchtgebruik – staat beschreven in par. 7.5g. De blooteigendom bedraagt het saldo op de peil­datum, verminderd met de waarde van het vruchtgebruik.

Vrijgestelde bezittingen hoeft u niet aan te geven. Deze staan beschreven in par. 7.4. Ook vorderingen die u op de Belasting­dienst heeft, behoren niet tot uw vermogen.

1.21i Draagt u een vrijstelling voor beleggingen of kapitaalverzekeringen over aan uw partner?

Door deze overdracht heeft uw partner een dubbele vrijstelling en uw eigen vrijstelling vermindert tot nihil.

1.21j Draagt uw partner een vrijstelling voor beleggingen of kapitaalverzekeringen aan u over?

Door deze overdracht heeft u een dubbele vrijstelling en de vrij­stelling van uw partner vermindert tot nihil.

1.21k Hebt u spaartegoeden en dergelijke in landen waarvoor de europese Spaarrenterichtlijn geldt en waarop geen bronheffing is ingehouden?

U hoeft deze vraag niet in te vullen als u deze tegoeden al bij uw bezittingen heeft aangegeven. Deze vraag is alleen bedoeld voor het geval u uw vermogen niet hoeft aan te geven, omdat het lager is dan het heffingvrije vermogen.

1.22 Box 3: schulden van u en uw fiscale partner

Zie ook par. 7.2b.U kunt deze vraag overslaan als u niet meer dan €2800 schulden heeft. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner had, mag u de vraag overslaan als u niet meer dan €5600 schulden heeft. U mag uw schulden van uw bezittingen aftrekken voordat u het rendement gaat berekenen. Als u voor de inkomenstoerekening het hele jaar een fiscale partner had, geeft u de schulden van u beiden aan.

b Als uw partner in 2008 is overleden, mag u wel kiezen voor het hele jaar partnerschap, maar u mag uw vermogen in box 3 niet verdelen. Zie par. 1.20f voor welke schulden u op welke plek kunt aangeven.

1.22a SchuldenU geeft hier aan:• (hypotheek)schuldopuweigenwoningdieinverbandmet

een aftrekbeperking niet in box 1 valt. Dat kan het geval zijn als de bijleenregeling uw renteaftrek beperkt of als u een vrij­gestelde uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning heeft ontvangen waarmee de eigenwoningschuld is afgelost. U kunt alle aftrekbeperkingen in hoofdstuk 4 vinden.

• (hypotheek)schuldopuwtweedewoning;• (hypotheek)schuldopverhuurdepanden;• doorlopendekredietenendergelijke;• negatievesaldiopbank-ofgirorekeningen;• studieschulden;• schuldenvoorhetaanschaffenvanaandelen(niet:aanmer­

kelijk­belangaandelen, deze schuld valt in box 2);• alsuinverbandmetdegiftenaftrekeenperiodiekeuitkering

heeft geschonken aan een goed­doelinstelling, mag u wellicht de contante waarde van de nog niet vervallen uitkeringen als schuld opnemen. De rechter heeft dit in eerste instantie af­gewezen, maar de zaak ligt nu bij de Hoge Raad. De advocaat­

Page 42: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200942

generaal (adviseur) van de Hoge Raad heeft intussen geoor­deeld dat de toekomstige termijnen inderdaad van het vermogen mogen worden afgetrokken. Hetzelfde zou gelden voor toekomstige te betalen alimentatietermijnen. Het is af­wachten of de Hoge Raad dit advies gaat volgen.

U mag hier niet de schulden aangeven die in box 1 (eigen wo­ning) of in box 2 vallen. Ook belastingschulden mag u niet af­trekken, zelfs niet het successierecht dat u verschuldigd bent over een erfenis waarvan u de waarde wél moet aangeven. Al­leen als u vóór 1 oktober heeft verzocht om het opleggen van een voorlopige aanslag en die is pas op een zodanig laat tijdstip opgelegd dat u in redelijkheid niet meer vóór 31 december kon betalen, komen belastingschulden wel in aftrek door de waarde van één van uw overige bezittingen te verminderen.Rentetermijnen die u op de peildatum schuldig bent, mag u niet aftrekken als de looptijd van deze rente niet meer dan een jaar bedraagt. Bij een langere looptijd mag dat wel.Als uw echtgenoot is overleden en u heeft zijn hele vermogen geërfd zodat u een schuld aan uw kinderen heeft wegens over­bedeling, mag u deze schuld niet in aftrek brengen. Overigens hoeven uw kinderen hun vordering op u ook niet aan te ge­ven.Als een van uw ouders is overleden en uw andere ouder heeft het hele vermogen geërfd, heeft deze waarschijnlijk overeen­komstig het testament de successierechten voor u voorgescho­ten. U heeft dan een schuld aan uw ouder die u mag aftrekken in box 3.

1.22b Af: drempelVan de schulden mag u de eerste €2800 niet aftrekken. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, wordt de niet­aftrekba­re drempel op uw verzoek verdubbeld, zodat u samen een drem­pel heeft van €5600. U doet dat verzoek door uw partner te laten meetekenen. Doet u dat verzoek niet, dan bedraagt de niet­af­trekbare drempel €5600 per persoon.

AFTReKPoSTeN VAN U eN UW FiSCALe PARTNeR

De volgende vragen hebben betrekking op de persoonsgebonden aftrekposten. Deze posten komen in aftrek op uw inkomen in box 1. Maar dat inkomen in box 1 mag door deze aftrek niet negatief worden. Kunt u daardoor een deel van de persoonsge­bonden aftrekposten niet in aftrek brengen, dan schuift dit deel door naar box 3. Uw inkomen in box 3 (4% van uw belaste ver­mogen) wordt verminderd met het doorgeschoven deel van de persoonsgebonden aftrekposten. Als ook daar niet genoeg ruimte is, schuift deze aftrekpost door naar box 2, waar uw winst uit aanmerkelijk belang wordt verminderd. En als uit­eindelijk ook daar geen aftrekmogelijkheid bestaat, schuift het restant door naar volgend jaar.De persoonsgebonden aftrek bestaat uit de volgende posten:• betaaldealimentatieofandereonderhoudsverplichtingen;

• uitgavenvoorlevensonderhoudvankinderenjongerdan30jaar;

• ziektekostenofanderebuitengewoneuitgaven;• uitgavenvoorweekendbezoekvanernstiggehandicapten;• studiekostenofanderescholingsuitgaven;• giften;• kostenvoormonumentenpanden;• kwijtgescholdendurfkapitaal.

a Als u het hele jaar een fiscale partner heeft zonder inkomen, kunt u een aantal posten over uzelf en uw partner verdelen. Als u in het bovenstaande voorbeeld wél vermogen in box 3 had en u weet dat u volgend jaar een hoog inkomen in box 1 heeft, kunt u de persoonsge-bonden aftrekposten beter doorschuiven naar volgend jaar. U doet dat door de persoonsgebonden aftrekpost aan uw partner toe te rekenen. Deze kan deze post immers niet aftrekken door het nul-inkomen en hij schuift door naar volgend jaar.

1.23 Betaalde alimentatie of andere onderhoudsverplichtingen van u en uw fiscale partner

U kunt alles over echtscheiding en alimentatie lezen in par. 8.2.Alimentatiebetalingen aan uw ex­echtgenoot zijn aftrekbaar; niet alleen periodieke betalingen, maar ook afkoopsommen. Verder trekt u af betalingen die u gedaan heeft om pensioen­rechten en lijfrenterechten te verrekenen met uw ex­echtgenoot en bijstand die door de Gemeentelijke Sociale Dienst aan uw ex­echtgenoot is betaald en op u wordt verhaald.Als u uw (halve) eigen woning ter beschikking stelt aan uw ex­echtgenoot, mag u het (halve) eigenwoningforfait als be­taalde alimentatie in aftrek brengen. Uw ex­echtgenoot moet datzelfde bedrag als ontvangen alimentatie aangeven.

Fiscale partners en alimentatieAls u ongehuwd samenwoonde, zijn dezelfde posten aftrekbaar als de betaling is gebaseerd op een overeenkomst of een rech­terlijke uitspraak (dus rechtens afdwingbaar is) én tevens be­rust op een dringende verplichting van moraal en fatsoen. Van dit laatste zal vrijwel nooit sprake zijn als de ontvanger zelf in zijn levensonderhoud kan voorzien. Betalingen voor de kinde­ren zijn nooit als zodanig aftrekbaar (en bij de kinderen niet

Doorschuiven aftrek persoonsgebonden kostenU heeft een inkomen in box 1 van €10.000. Uw persoonsgebon-den aftrekposten bedragen €15.000. U mag in box 1 €10.000 af-trekken. Het resterende deel ten bedrage van €5000 moet u in mindering brengen op uw inkomen (4% van uw vermogen) in box 3. U heeft echter geen inkomen in box 3 en dus moet u het bedrag van €5000 in aftrek brengen op uw inkomen in box 2. Dat heeft u ook niet, en dit bedrag schuift nu door naar volgend jaar. Daar wordt het bedrag weer eerst in mindering gebracht op uw inkomen in box 1 enzovoort.

Page 43: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 43

belast). Eventueel komt u in aanmerking voor de aftrek van uitgaven van levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar.Als u voor de inkomenstoerekening het hele jaar dezelfde part­ner heeft, mag u naar eigen goeddunken de alimentatiebetalin­gen van u en uw partner bij elkaar optellen en over u beiden verdelen. Datzelfde geldt als u als ongehuwde het hele jaar de­zelfde fiscale partner heeft.

Periodieke betalingen en losse aanvullingen voor alimentatie aan een ex-echtgenoot Periodieke alimentatiebetalingen en losse aanvullingen daar­op zijn aftrekbaar. Dat geldt ook voor periodieke ‘verstrekkin­gen’, zoals het regelmatig betalen van verzekeringspremies voor uw ex­echtgenoot.

1.23a Afkoopsom voor totale alimentatieverplichtingOok een afkoopsom is aftrekbaar. Als u van plan bent om ali­mentatie af te kopen, moet u zich realiseren dat het belasting­voordeel van uw aftrek weleens fors minder kan zijn dan bij periodieke betalingen. Uw tarief zakt immers naarmate uw in­komen lager wordt en het kan zelfs zijn dat u door de afkoopsom ineens geen recht meer heeft op teruggave van de algemene hef­fingskorting. En als u een (nieuwe) fiscale partner heeft zonder inkomen, kan ook deze de teruggave van de algemene heffings­korting kwijtraken. Aan de andere kant kan afkoop weer juist voordelig zijn als u in een volgend jaar in een lagere tariefschijf gaat vallen (65­plussers) of gaat emigreren, zodat u helemaal geen belastbaar inkomen in Nederland meer heeft.

1.23b Betalingen voor verrekening van bijvoorbeeld pensioenrechten

Betalingen ter verrekening van pensioenrechten zijn aftrek­baar.

1.23c Bijstand die de Sociale Dienst aan een ex-echtgenoot verstrekte en op u verhaalde

Als er wordt afgezien van alimentatiebetaling en er wordt daarna bijstand aangevraagd, kan de gemeente dat eventueel verhalen op de alimentatieplichtige. Het verhaalde bedrag is aftrekbaar.

1.23d overige onderhoudsverplichtingen, zoals pensioenbetalingen aan vroeger huispersoneel

Deze post zal niet veel meer voorkomen. Mocht u toch zulke be­talingen doen, dan kunt u het bedrag daarvan hier aftrekken.

1.24 Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30 jaar van u en uw fiscale partner

Zie ook par. 8.3.Als u een ondersteuning geeft in levensonderhoud van uw kind jonger dan 30 jaar, kunt u gebruikmaken van een aftrekrege­

ling met vaste bedragen als het kind voor wie u de bijdrage betaalt geen recht heeft op studiefinanciering (WSF) of een te­gemoetkoming in de studiekosten (op basis van de WTS), én als u of een persoon die tot uw huishouden behoort, voor dit kind geen recht heeft op kinderbijslag. U moet bovendien voor ten minste €400 per kwartaal in het levensonderhoud van het kind bijdragen.Als u over het hele jaar gemiddeld aan deze onderhoudseis vol­doet, is het niet erg als u het ene kwartaal iets minder en het andere kwartaal iets meer bijdraagt aan het levensonderhoud. U kunt per kwartaal – steeds naar de stand per de eerste dag van ieder kwartaal – aftrekken:• vooreenkindjongerdan6jaar€285;• vooreenkindvan6tot12jaar€345;• vooreenkindvan12tot18jaar€405;• vooreenkindvan18tot30jaar€345.Voor kinderen van 18 tot 30 jaar geldt:• alsuhetkindvoormeerdan50%enminimaalvoor€690per

kwartaal onderhoudt, bedraagt de aftrek €690 per kwar­taal;

• alsuhetkindvoor90%ofmeerenminimaalvoor€1035on­derhoudt en het kind was uitwonend, bedraagt de aftrek €1035 per kwartaal.

Tot de kosten van levensonderhoud worden niet gerekend de ziektekosten (deze zijn eventueel bij uzelf aftrekbaar als uw kind nog geen 27 jaar is) en uitgaven voor luxe goederen.Van deze aftrek maken veel ouders gebruik die kinderalimen­tatie betalen na echtscheiding, of na duurzame verbreking van de samenleving. Er geldt geen niet­aftrekbare drempel.Als u voor de inkomenstoerekening het hele jaar dezelfde fis­cale partner heeft, mag u de aftrekpost voor levensonderhoud van u beiden bij elkaar tellen en vervolgens over u beiden ver­delen.

a Als u met uw ex-echtgenoot hebt afgesproken dat u ieder recht heeft op de helft van de kinderbijslag en u heeft dit bij de Sociale Ver-zekeringsbank gemeld, heeft u formeel afstand gedaan van de helft van de kinderbijslag. De fiscale rechter heeft uitgemaakt dat u dan de bedragen voor levensonderhoud voor de helft in aftrek mag brengen als u aan de overige voorwaarden voldoet.

Als u in het scherm de gegevens van de kinderen invult, wordt vanzelf het goede bedrag afgetrokken.

1.25 Ziektekosten en andere buitengewone uitgaven

Zie par. 8.4.De post buitengewone uitgaven bevat de volgende onderdelen:• kostenvanziekte,invaliditeit,overlijdenenbevallingvan

uzelf, uw fiscale partner en uw beider kinderen die nog geen 27 jaar zijn;

• aftrekvoorarbeidsongeschiktheidofchronischeziektevooruzelf;

Page 44: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200944

• ouderdomsaftrekvooruzelf;• aftrekvooruweigenchronischziekekinderen;• uitgavenvooradoptiedooruzelfofuwfiscalepartner.Aftrek is alleen mogelijk als u geen vergoeding heeft ontvan­gen.Krijgt u de vergoeding in een later jaar dan waarin u de kosten maakte, dan zijn er twee situaties denkbaar. De eerste is dat u wist dat u een vergoeding zou krijgen. U mag de kosten dan niet aftrekken. Als u niet wist/weet dat u de vergoeding zou krijgen, trekt u eerst de kosten af. In het jaar dat u de vergoeding ont­vangt, moet u deze aangeven bij ‘Terugontvangen bedrag of vergoeding voor een bedrag dat u eerder heeft afgetrokken’, voor zover dat daadwerkelijk tot aftrek heeft geleid.

Niet-aftrekbare drempelVoor uw kosten van ziekte, invaliditeit enzovoort geldt een niet­aftrekbare drempel, waarvan de hoogte afhankelijk is van de hoogte van uw drempelinkomen (dit is uw verzamelinkomen – inkomen van alle drie de boxen samen – vóór aftrek van per­soonsgebonden aftrekposten).Als u geen fiscale partner had of u had slechts een gedeelte van het jaar een fiscale partner, bedraagt de drempel 1,65% van uw drempelinkomen met een minimum van €115. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft gehad, bedraagt de drempel 1,65% van het verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsge­bonden aftrekposten van u en uw partner samen, met een mi­nimum van €230. Het programma rekent zelf de drempel uit.

Fiscale partnersAls u het hele jaar een fiscale partner had, telt u uw buitenge­wone uitgaven bij elkaar op en berekent u de niet­aftrekbare drempel over het drempelinkomen van u beiden.Als u het hele jaar geen fiscale partner had, geeft u alleen uw eigen buitengewone uitgaven aan, verminderd met de niet­af­trekbare drempel die u berekent over uw eigen verzamelinko­men vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten.Had u slechts een gedeelte van het jaar een fiscale partner (bij­voorbeeld als u gedurende het jaar in het huwelijk bent getre­den) en kiest u niet voor het hele jaar partnerschap, dan mag u van sommige posten de uitgaven die uw partner maakte in de periode waarin u fiscaal partner was, bij die van u optellen. Dit geldt voor de post ziekte, invaliditeit, overlijden en bevalling en voor de post adoptiekosten.In verband met de aftrek voor chronische ziekte moet u de ziek­tekosten splitsen in algemene uitgaven, specifieke uitgaven en overige uitgaven. Deze categorieën bespreken we bij de desbe­treffende onderdelen.

Voor wie mag u de kosten aftrekken?Voor de verschillende categorieën buitengewone uitgaven gelden verschillende groepen voor wie u de kosten mag aftrekken.• Vooreenbevalling mag u de kosten aftrekken voor uzelf, voor

uw kinderen die nog geen 27 jaar zijn, voor uw fiscale partner en voor een ernstig gehandicapte persoon van 27 jaar of ouder

die bij u thuis woont. Voor ziekte en invaliditeit komen daar nog uw inwonende zorgafhankelijke ouders, broers of zusters bij. Als het partnerschap niet het hele jaar heeft geduurd en u niet voor een vol jaar partnerschap kiest, mag u de uitgaven van uw partner voor de periode dat het partnerschap bestond, bij uw eigen uitgaven optellen.

• Overlijdenskosten mag u alleen aftrekken voor uzelf of uw partner.

• Dearbeidsongeschiktheidsaftrek en aftrek voor chronische ziekte geldt alleen voor uzelf.

• Deouderdomsaftrek geldt alleen voor uzelf.• Deaftrek voor chronisch zieke kinderen geldt alleen voor uzelf.

Als u een fiscale partner heeft die voor hetzelfde kind recht op deze aftrek heeft, heeft u allebei recht op de helft ervan.

• Adoptiekosten zijn aftrekbaar voor uzelf en voor uw partner.De verschillende categorieën van buitengewone uitgaven staan in aparte onderdelen vermeld.

VerzilveringsregelingU kunt in par. 8.4i meer over de verzilveringsregeling lezen.De aftrek van ziektekosten leidt in een aantal gevallen niet of slechts in beperkte mate tot een werkelijke teruggave van be­lasting. De aftrekpost kan voor een gedeelte ‘wegvallen’ in de heffingskortingen. Dit gebeurt met name bij ouderen, maar ook ondernemers kunnen ermee te maken krijgen. Het weggevallen gedeelte wordt door de Belastingdienst aan u uitbetaald. Zie par. 8.4i.

a U hoeft de regeling niet zelf toe te passen, de Belastingdienst zorgt er automatisch voor dat u de teruggave via een zogenoemde Tbu-beschikking krijgt.

1.25a Algemene uitgavenTot de algemene uitgaven behoren uitsluitend de aanvullende premies zorgverzekering (de aftrek van de nominale premies en de inkomensafhankelijke bijdrage is per 1 januari 2008 ver­vallen), de vaste aftrek voor 65­plussers van €821 (zie par. 8.4h) of de vaste aftrek voor arbeidsongeschiktheid van eveneens €821 (zie par. 8.4h).

1.25b Specifieke uitgaven, zonder uitgaven voor extra gezinshulp

Deze uitgaven tellen mee voor het bepalen van uw recht op chronisch­ziekenaftrek. Het gaat hierbij om de volgende uitga­ven (zie par. 8.4d):• hulpmiddeleninclusiefmedicijneneninclusiefdehuisapo­

theek van €23 per gezinslid;• vervoermetuitzonderingvanreiskostenregelmatigzieken­

bezoek;• medischvoorgeschrevendieet;• kledingenbeddengoed;• 25%vandeeigenbijdragevoorverblijfineenintramurale

AWBZ­instelling;• 100%vandeeigenbijdragevoorextramuraleAWBZ-zorg;

Page 45: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 45

• 100%vandeeigenbijdragevoor(persoonsgebondenbudgetvoor) huishoudelijke verzorging via WMO;

• 100%vandeeigenbijdrageverschuldigddoorpersoonsge­bonden­budgethouder AWBZ­zorg.

1.25c Uitgaven voor extra gezinshulpDeze uitgaven behoren tot de specifieke uitgaven, maar zijn apart genoemd omdat daarbij rekening gehouden moet worden met een drempel. U kunt informatie vinden in par. 8.4d.

1.25d Verhoging specifieke uitgavenAls uw drempelinkomen, samen met het drempelinkomen van uw partner, niet hoger is dan €31.589, mag u de specifieke uit­gaven verhogen met 113%.

1.25e Vaste aftrek voor uitgaven wegens chronische ziekteAls u de specifieke uitgaven bij elkaar optelt en zij zijn hoger dan €325, heeft u recht op de extra aftrekpost van chronisch zieken ten bedrage van €821 als u op 1 januari 2008 nog geen 65 jaar was.

b De verhoging met 113% telt niet mee voor de bepaling van uw recht op de chronisch-ziekenaftrek.

Als uw partner ook aan de voorwaarden voor de chronisch­ziekenaftrek voldoet, heeft ook hij recht op deze aftrekpost. U moet het lijstje met specifieke uitgaven dus niet alleen voor uzelf, maar ook voor uw partner invullen. Het kan zijn dat de uitgaven slechts voor één van u beiden boven het bedrag van €325 uitkomen.U heeft bovendien recht op de aftrek voor chronisch zieke kin­deren voor ieder kind waarvoor u minimaal €325 aan speci­fieke uitgaven heeft uitgegeven en dat door u wordt onderhou­den voor minimaal €400 per kwartaal of waarvoor u of uw partner kinderbijslag ontvangt. Deze aftrek bedraagt dan €821 per kind. Als u het hele jaar een partner heeft, heeft ieder recht op 50% van deze aftrekpost.

1.25f overige uitgavenHier moet u het restant van uw buitengewone uitgaven invullen.Het gaat hierbij om de volgende posten.• Kostenvoormedischehulp.• Uitgavenvoorverplegingvoorzoverdezenietonderdespe­

cifieke uitgaven vallen. Aftrekbaar zijn bijvoorbeeld de kos­ten van verpleging die niet valt onder de AWBZ of de per­soonsgebonden budgetten.

• Reiskostenziekenbezoek.• Uitgavenvoorbevallingenkraamhulp.• Uitgavenvooroverlijden.• Uitgavenvooradoptie.

Bij adoptie zijn aftrekbaar:• Kostenvoorindieningenbehandelingvanhetadoptiever­

zoek, daaronder begrepen de griffierechten, leges, kosten van

rechtsbijstand, en de kosten voor het verkrijgen van de be­ginseltoestemming. Ook uw reiskosten naar de rechtbank, andere instanties en uw advocaat zijn aftrekbaar, evenals de kosten van telefoon, fax en porti.

• Bijadoptievaneenbuitenlandskind:dekostenvandeadop­tieprocedure in het woonland van het kind, eveneens met inbegrip van de bijkomende kosten, en de uitgaven voor ver­voer en begeleiding van het kind naar uw woning, met inbe­grip van de reis­ en verblijfkosten. De laatste zijn pas aftrek­baar in het jaar waarin de minister van Justitie de beginseltoestemming heeft gegeven; dit hoeft niet het jaar te zijn waarin de uitgaven zijn gedaan.

b In China moet voor een adoptie een fors bedrag worden betaald aan de autoriteiten, zo’n €3000. Dit bedrag gaat naar het kindertehuis dat het vervolgens doorbetaalt aan de overheid. Zulke bedragen heb-ben geen betrekking op de adoptieprocedure en kunnen volgens de Hoge Raad dan ook niet in aftrek worden gebracht.

• Kostenvandeverplichtevoorlichtingendievandeverplich­te bemiddeling (tot een maximum van €1000).

Ook als de adoptie is mislukt, zijn genoemde kosten aftrekbaar, op voorwaarde dat u de genoemde beginseltoestemming heeft gekregen.

1.25g Niet-aftrekbare drempelNadat u alle aftrekbedragen heeft ingevuld, rekent het pro­gramma de niet­aftrekbare drempel uit.

1.26 Uitgaven voor weekendbezoek van ernstig gehandicapten van 27 jaar of ouder

Als u een gehandicapt kind heeft van 27 jaar of ouder dat door­gaans in een inrichting wordt verpleegd, heeft u recht op een aftrekpost voor het in huis hebben van dat kind gedurende het weekend. U mag aftrekken €9 per dag dat uw kind bij u thuis verblijft (de dag van halen en brengen telt daarbij mee) en bo­vendien €0,20 per km voor het halen en brengen (per weekend viermaal de enkele­reisafstand). Deze regeling geldt ook voor ernstig gehandicapte broers, zussen of personen die onder uw mentorschap zijn gesteld en die doorgaans in een inrichting verblijven.

1.27 Studiekosten of andere scholings-uitgaven van u en uw fiscale partner

Zie par. 8.6 voor meer informatie.Tot de scholingsuitgaven behoren uitgaven die u heeft gedaan om uw vakkennis voor uw huidige beroep op peil te houden, en uitgaven voor het volgen van een studie voor een nieuw beroep. Het gaat daarbij alleen om uw eigen opleiding. Uw partner moet zijn eigen scholingsuitgaven afzonderlijk berekenen en opge­ven. Na aftrek van de drempel mag u uw gezamenlijke scho­

Page 46: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200946

lingsuitgaven naar willekeur over u beiden verdelen, als u het gehele jaar dezelfde partner had.Niet aftrekbaar zijn de kosten van studies uit liefhebberij en studies die tot het normale levenspatroon behoren, zoals het halen van een rijbewijs, een algemene talencursus enzovoort.Als u recht heeft op een studiebeurs op grond van de Wet stu­diefinancieringzijndeuitgavennietalleenquaomvanggeli­miteerd, maar is ook het tijdstip van aftrek aan regels gebon­den. U kunt dat nalezen in par. 8.6h.Bij de scholingsuitgaven zijn onder andere de volgende kosten aftrekbaar:• Les-,college-encursusgelden,tentamen-,examen-enin­

schrijfgelden.• UitgavenvoorhetvolgenvaneenerkendeEVC-procedure

(Elders Verworven Competentie).• Literatuur.Hetgaathierbijomstudieboeken,syllabi,readers,

abonnementen op vaktijdschriften enzovoort (boeken mag u in één keer aftrekken, u hoeft ze niet af te schrijven).

• Schrijfgereienanderekantoorartikelendieuvooruwstudienodig heeft (papier, pennen, zakcalculator enzovoort).

• Verplichtedeelnameaancongressenenseminars.Alszulkeactiviteiten verplicht onderdeel uitmaken van de studie of opleiding, zijn de kosten ervan zonder meer aftrekbaar. Is deelname niet verplicht, dan is voor aftrekbaarheid vereist dat er een directe samenhang is met de studie of opleiding.

• Academischepromotie.Hetgaathierbijomdekostenvanhetvoorbereiden, drukken, verpakken en verzenden van het proefschrift, maar uitsluitend voor het aantal exemplaren dat volgens het promotiereglement is voorgeschreven, en om de kosten van de bij de promotie behorende receptie. Verder zijn aftrekbaar: telefoon­, porti­ en kantoorkosten en de huur van de vereiste kleding voor uzelf en uw paranimfen.

De volgende kosten zijn nooit aftrekbaar als scholingsuitgaven:• reiskosten;

a U mag van uw werkgever nog wel een onbelaste vergoeding voor uw reiskosten voor uw studie ontvangen tot een bedrag van €0,19 per km, of voor de kosten van het openbaar vervoer.

• kostenlevensonderhoud(hiertoemoetuookrekenendekos­ten van een lunch of diner, en van koffie, thee of andere dran­ken);

• kostenvanovernachting;• kostengezinshulp;• kostenvanexcursiesenstudiereizen;• kostenstudeerkamerendeinrichtingdaarvan.De scholingsuitgaven kennen een niet­aftrekbare drempel en een maximum. De niet­aftrekbare drempel bedraagt €500. Het maximum bedraagt €15.000. Dat geldt ook als u het hele jaar een fiscale partner heeft.Het maximum geldt niet in de standaardstudieperiode. De stan­daardstudieperiode is een door uzelf gekozen tijdvak van niet meer dan 16 kwartalen tussen uw 18e en 30e jaar, waarin u de voor uw werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels besteedt

aan een opleiding waarvan de totale studielast zo groot is dat daarnaast geen volledige werkkring meer mogelijk is.

1.28 giften van u en uw fiscale partnerU kunt in par. 8.7 alles lezen over aftrekbare giften.Er zijn twee soorten aftrekbare giften:• gewonegiften;• giftenindevormvanlijfrentetermijnen.

1.28a Bedrag van de gewone giftenAftrek van ‘losse’ giften is toegestaan aan een in Nederland gevestigde kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, cul­turele, wetenschappelijke of algemeen nut beogende instelling die als ‘ANBI’ (algemeen nut beogende instelling) staan gere­gistreerd bij de Belastingdienst. Op www.belastingdienst.nl/giften/anbi_zoeken kunt u nagaan of een instelling is geregis­treerd. U moet de gift kunnen bewijzen met schriftelijke be­scheiden (kwitantie, bankovermaking); een notariële akte is niet vereist. De gift moet eveneens uit vrijgevigheid zijn gedaan. Ook het afzien van vergoedingen bij vrijwilligerswerk is mo­gelijk als gift te beschouwen (voor autokosten geldt hier €0,20 per km).

a Als vrijwilliger kunt u onder voorwaarden een belastingvrije ver-goeding krijgen van €1500 per jaar (€150 per maand: zie par. 3.5b). U kunt deze belastingvrije vergoeding meteen weer terugschenken aan de instelling, waardoor u dit bedrag als gift kunt aftrekken.

1.28b Niet-aftrekbare drempelDe ‘losse’ giften zijn slechts aftrekbaar voor zover ze meer be­dragen dan de niet­aftrekbare drempel. Bovendien kent deze aftrekpost een maximum. De niet­aftrekbare drempel bedraagt 1% van uw drempelinkomen (dit is uw verzamelinkomen – in­komen in de drie boxen samen –vóór aftrek van persoonsge­bonden aftrekposten) met een minimum van €60. Aftrekbaar is ten hoogste 10% van uw drempelinkomen. Rekening houdend met de hiervóór vermelde niet­aftrekbare drempel kunt u dus maximaal voor 11% van uw verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten aan aftrekbare giften heb­ben.

a Als u boven de niet-aftrekbare drempel uitkomt, kunt u overwegen de giften in dat jaar te concentreren. U heeft dan maar eenmaal met deze drempel te maken.

1.28c giften in de vorm van lijfrentetermijnenVolledig en onbeperkt aftrekbaar zijn giften in de vorm van een lijfrente aan een in Nederland gevestigde kerkelijke, levensbe­schouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of al­gemeen nut beogende instelling die als ‘ANBI’ staan geregis­treerd, of aan een vereniging met ten minste 25 leden en met volledige rechtsbevoegdheid die binnen het rijk is gevestigd en niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen. Er moet ver­

Page 47: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 47

der gedurende ten minste vijf jaar een gelijk bedrag worden geschonken; de schenking moet tevens uit vrijgevigheid en bij notariële akte zijn gedaan.Voor de lijfrente zelf gelden de gebruikelijke voorwaarden. Dat wil onder andere zeggen dat het moet gaan om vaste en gelijk­matige periodieke uitkeringen, die eindigen bij het overlijden van degene op wiens leven de verzekering is afgesloten. In par. 8.7b vindt u een lijst met instellingen waaraan u uw aftrekbare gift kunt doen.

PartnerschapAls u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, telt u de giften van uzelf en uw partner bij elkaar en worden de drempel en het maximum berekend over het drempelinkomen van u beiden. U mag het aftrekbedrag vervolgens over u beiden verdelen.

1.29 Kosten voor rijksmonumentenpanden van u en uw fiscale partner

Kosten voor monumentenpanden mag u onder voorwaarden aftrekken. De aftrek verloopt voor een woning die onder de ei­genwoningregeling valt, anders dan voor panden die in box 3 worden belast.

1.29a eigen woningDe monumentenregeling voor de eigen woning staat beschreven in par. 8.8a.U kunt in aftrek brengen:• Onderhoudskosten. Hierop moet u eventuele subsidies die u

voor het onderhoud heeft ontvangen, in mindering brengen. Kosten van verbetering zijn niet aftrekbaar.

• Verzekeringskosten. Het gaat hier om uw opstalverzekering, niet om de inboedelverzekering.

• Afschrijving. De afschrijving wordt berekend over het bruto­eigenwoningforfait. Dit is het percentage van het eigenwo­ningforfait dat voor uw woning geldt, verhoogd met 0,75%. Bedraagt uw eigenwoningforfait dus 0,55% (bij woningen met een WOZ­waarde van €75.000 of meer), dan is het bruto­ei­genwoningforfait 1,30%. Van dit bedrag mag u 15% als af­schrijving nemen.

• Zakelijke lasten. Het gaat hierbij om het eigenaarsgedeelte van de onroerende zaakbelasting en om de waterschaps­ en polderlasten.

U moet de aftrekbare kosten verminderen met de niet­aftrek­bare drempel. Deze bedraagt 0,75% van de WOZ­waarde met een minimum van €100 en een maximum van €13.300.

b De regeling voor monumentenwoningen geldt alleen voor de eigen woning waarin u woont, of die leeg staat in afwachting van verkoop van de vorige woning, of die nog in aanbouw is, en bijvoor-beeld niet voor de woning die leegstaat omdat hij verkocht gaat wor-den, of voor de woning die onder de eigenwoningregeling valt in geval van echtscheiding, opname in een zorginrichting of tijdelijke overplaatsing.

1.29b Pand in box 3Als uw pand in box 3 valt, zijn uitsluitend de onderhoudskosten aftrekbaar. De niet­aftrekbare drempel bedraagt 4% van de waarde in het economische verkeer van het pand op 1 januari 2008. De beperking van de aftrekpost voor blooteigenaren is per 1 januari 2008 vervallen. Voor u als blooteigenaar geldt dezelf­de regeling als voor volle eigenaren.

1.30 Kwijtgescholden durfkapitaal van u en uw fiscale partner

U kunt in par. 7.4h lezen aan welke voorwaarden leningen moeten voldoen om in aanmerking te komen voor aftrek.Als u zo’n lening heeft gesloten met een beginnende onderne­mer en hij u niet kan terugbetalen, kunt u het bedrag van de lening dat u niet terugkrijgt, in aftrek brengen. De voorwaar­den daarvoor zijn:• dekwijtscheldingheeftnietplaatsgevondeninheteerstejaar

van verstrekking van de lening;• uheeftdeleningkwijtgescholdenbinnenachtjaarnaver­

strekking;• uheefteenbeschikkingvandeBelastingdienstdatdestar­

tende ondernemer het bedrag niet kan terugbetalen.De maximumaftrek bedraagt €46.984 per beginnende onderne­mer.Als u het hele jaar een fiscale partner heeft, mag u de aftrek voor u beiden bij elkaar tellen en naar willekeur over u beiden verdelen.

b Als u heel 2008 een fiscale partner had, berekent u eerst per fiscale partner de aftrek. Daarbij moet u voor iedere partner afzonderlijk re-kening houden met de maximumaftrek van €46.984. Gebruikt u een deel van dit maximum niet, dan kunt u dat niet overdragen aan de andere partner. Na berekening van de aftrek per partner mag u beide bedragen bij elkaar tellen en over u beiden verdelen. Het is dus zaak om al bij het aangaan van de lening een goede verdeling te maken tussen u en uw partner.

b Als u heeft belegd in indirect durfkapitaal, komt u niet in aanmer-king voor deze aftrek. Van indirect durfkapitaal is sprake als u heeft belegd in een fonds, dat uw gelden vervolgens uitleent aan begin-nende ondernemers.

1.31 Restant persoonsgebonden aftrek over voorgaande jaren

Als u in 2007 een persoonsgebonden aftrek had die u niet kon verrekenen met uw inkomen over 2007 omdat dat anders nega­tief zou worden, mag u het niet­verrekende deel alsnog in 2008 in aftrek brengen.

PartnerschapAls u in 2008 nog dezelfde partner had als in 2007, mag u de post bij de overige persoonsgebonden aftrekposten tellen en het ge­

Page 48: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200948

heel verdelen. Als het partnerschap met uw partner uit 2007 is verbroken, komt het restant van de persoonsgebonden aftrek over 2007 terecht in de verhouding waarin deze post in 2007 over u beiden is verdeeld. U trekt in 2008 ieder uw eigen deel af. Heeft u inmiddels in 2008 een nieuwe fiscale partner en kiest u daar­mee voor het hele jaar partnerschap, dan mag u het restant over 2007 bij de persoonsgebonden aftrek van u en uw nieuwe part­ner tellen en het geheel over u beiden verdelen.

VRiJSTeLLiNgeN eN VeRMiNDeRiNgeN

1.32 Vrijstelling of vermindering van premie volksverzekeringen

In de tarieven van de eerste twee belastingschijven in box 1 is de premie voor de volksverzekeringen opgenomen. Het belas­tingtarief van de eerste twee schijven bedraagt 2,45%, respec­tievelijk 10,70%, het tarief voor de premie volksverzekeringen bedraagt in beide schijven 31,15% (AOW 17,9%, Anw 1,10% en AWBZ 12,15%).U bent deze premies in een aantal gevallen niet, of niet helemaal verschuldigd. Het kan natuurlijk zijn dat u niet verzekerd bent. U hoeft in de eerste twee schijven dan alleen het belastingdeel te betalen.U kunt, als u dat wilt, een verklaring van vrijstelling als ge­moedsbezwaarde aanvragen bij de Sociale Verzekeringsbank. U betaalt dan geen premies volksverzekeringen. U betaalt in de eerste twee schijven echter evenveel belasting als het gecom­bineerde tarief van belasting en premieheffing, zodat u er fi­nancieel niet beter van wordt.

1.32a Vermeld de periode waarover u voor de premies AoW/Anw om vrijstelling verzoekt

U krijgt vrijstelling als u:• eenuitkeringontvingopgrondvaneenbuitenlandsesociale

regeling;• eenuitkeringontvingopgrondvaneenregelingvaneenvol­

kenrechtelijke organisatie (zoals de Verenigde Naties, het Internationale Gerechtshof, het permanente Hof van Arbi­trage, de NAVO, de Europese Unie, Eurocontrol, de Europese Octrooi organisatie, het Europese Ruimtevaartagent­schap);

• eenbuitenlandspensioenontving.In deze gevallen moet u wel een bewijs van vrijstelling van deze verzekeringen kunnen overleggen. Deze vrijstelling geldt alleen voor de AOW en ANW en niet voor de AWBZ.

1.32b Vermeld de periode waarover u voor de premies AWBZ/inkomensafhankelijke bijdrage ZVW om vrijstelling verzoekt

U hoeft geen premies AWBZ te betalen als u medische zorg ont­ving uit een ander land waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten en u in Nederland niet verzekerd was via de Zorgver­zekeringswet. U kunt een verklaring aanvragen dat u uit dat

andere land medische zorg ontving bij het College voor Zorg­verzekeringen te Amstelveen, telefoon (020) 347 58 25.

1.32c Vermeld het inkomen waarover u vermindering van premie volksverzekeringen verzoekt

Hier vult u het inkomen in waarover u vrijstelling vraagt.

1.33 Aftrek ter voorkoming van dubbele belasting

Als u in Nederland woonde en bezittingen in het buitenland of inkomsten uit het buitenland had, moet u deze bezittingen en inkomsten in eerste instantie opgeven alsof ze in Nederland belast waren.Vervolgens kunt u in veel gevallen vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting vragen. Voor deze vrijstelling moet u deze vraag invullen. De berekening van de vrijstelling verloopt voor iedere box anders.

1.33a omschrijving buitenlandse inkomsten in box 1U geeft bij dit onderdeel een omschrijving van de inkomsten die in box 1 vallen en die in het buitenland verdiend zijn. Vervol­gens geeft u het bedrag van de inkomsten aan en ten slotte de landcode (deze kunt u vinden in de aanvullende informatie die u via de BelastingTelefoon kunt bestellen).De vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting in box 1 werkt als volgt. U berekent uw belastbare inkomen in box 1. U berekent het aandeel daarin van uw buitenlandse inkomsten. Uw belasting in box 1 wordt evenredig verminderd. De heffings­kortingen worden niet meegeteld bij het berekenen van de be­lasting in box 1. Denkt u er wel om dat de vrijstelling alleen van toepassing is op het inkomstenbelastingdeel van het tarief in de eerste twee schijven. Het grootste gedeelte van deze schijven bestaat uit premieheffing. Voor vrijstelling daarvan gelden andere regels en procedures.

De vrijstelling kan nooit aanleiding geven tot een teruggave. Als uw buitenlandse inkomsten hoger zijn dan uw inkomen in box 1, schuift het niet­gebruikte deel van de vrijstelling door naar volgende jaren. Het vrijstellingsbedrag wordt ‘gestald’.

a Er zijn speciale regelingen voor het geval u in België werkte. U kunt daarover alles nalezen in de aanvullende toelichting die u kunt aanvra-gen of downloaden van de website van de Belastingdienst.

Buitenlands loon en vrijstellingU heeft een inkomen in box 1 van €25.000 waarover u in 2008 (stel) €1250 belasting moet betalen. Dit inkomen bestaat uit €30.000 loon, waarvan buitenlands loon €15.000 en €5000 per-soonsgebonden aftrekposten. De vrijstelling berekent u als volgt: 15.000/25.000 x 1250 = €750. Daarbovenop betaalt u ook nog eens de premies volksverzekeringen over €25.000.

Page 49: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 49

1.33b Hebt u uit vorige jaren buitenlandse inkomsten in box 1 waarvoor u nog recht hebt op vrijstelling van inkomstenbelasting?

Het programma van de Belastingdienst rekent de belasting voor u uit, maar dan moet u wel rekening houden met deze post. Het gaat om de situatie dat uw buitenlandse inkomsten in een vorig jaar hoger waren dan het totale inkomen (inclusief dit buiten­landse inkomen) in box 1. Dat komt door een binnenlandse af­trekpost in box 1, zoals die voor de eigen woning. Een deel van de buitenlandse inkomsten komt dan niet in aanmerking voor vrijstelling. Dit deel schuift door naar het volgende jaar. Als u zulke inkomsten uit voorgaande jaren heeft, worden deze in 2008 alsnog vrijgesteld. U moet het bedrag daarvan in deze ru­briek invullen zodat het programma de juiste belastingaanslag kan berekenen.

1.33c ingehouden bronbelasting op buitenlandse inkomsten uit werk en woning (box 1)

Het gaat hier niet om ingehouden loonbelasting bij een dienst­betrekking, maar om de volgende inkomsten:• inkomstenalsbijvoorbeeldsporter,artiest,directeurofcom­

missaris; of• dividendenalsonderdeelvanuwwinstuitonderneming;of• andereinkomstenalsonderdeelvandewinst,waaropbron­

belasting is ingehouden.

1.33d omschrijving inkomsten box 2U vermeldt hier de gegevens van de inkomsten uit een buiten­lands aanmerkelijk belang. Daarbij behoort tevens de verre­kenbare bronbelasting. Deze belasting mag u verrekenen met uw inkomstenbelasting.

1.33e Buitenlandse onroerende zaken waarvoor u vrijstelling van inkomstenbelasting wilt

Vermeld hierbij andere bezittingen dan aandelen en spaarte­goeden, waarvoor u vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting vraagt. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om buitenlands onroerend goed. U geeft de waarde per 1 januari en per 31 de­cember aan. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat u voor de be­rekening van de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belas­ting moet uitgaan van de waarde van de woning verminderd met de schuld die u daarvoor bent aangegaan. Heeft u zulke bezittingen slechts op één peildatum in uw bezit, omdat u in de loop van het jaar heeft verkocht of gekocht, dan neemt u een evenredig deel van de waarde op die peildatum en vermeldt u dit evenredige deel op beide peildata.

Voor dit bedrag geldt de vrijstelling ter voorkoming van dub­bele belasting, net zo berekend als de vrijstelling ter voorko­ming van dubbele belasting voor inkomsten die in box 1 val­len.Let wel op: u heeft uw buitenlandse huis ook volgens de nor­male regels op moeten geven bij uw bezittingen bij ’Sparen en beleggen (zie par. 1.21d). Daarbij gelden niet de toerekeningsre­

gels per peildatum zoals hierboven vermeld, maar geeft u aan de waarde per 1 januari (in het voorbeeld nihil) en per 31 de­cember (in het voorbeeld €110.000).Het kan zijn dat u uw persoonsgebonden aftrekposten niet vol­ledig in box 1 in aftrek kunt brengen en dat ze daarom door­schuiven naar box 3. Daardoor zou het rendement over uw to­tale vermogen lager kunnen worden dan over de waarde van uw buitenlandse huis. Dan kan een deel van de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting verloren gaan. Dit deel mag u dan naar volgend jaar doorschuiven.

a Als u bezittingen in het buitenland heeft en u vergeet deze vraag in te vullen, loopt u grote kans te veel belasting te betalen.

1.33f Verrekenbare bronbelasting op buitenlandse inkomsten in box 3

U geeft hier aan de soort bezittingen waaruit u rente, dividend of royalty’s heeft ontvangen, samen met de bijbehorende inkom­sten en verrekenbare bronbelasting. Deze belasting wordt in de meeste gevallen (gedeeltelijk) verrekend met uw inkomsten­belasting. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, kunt u deze inkomsten naar eigen keuze over u beiden verdelen. De bronbelasting moet u dan in dezelfde verhouding bij u beiden verrekenen.U kunt bij de Belastingdienst navragen welk percentage u mag verrekenen. Dat is afhankelijk van het land waar de inkomsten vandaan komen.

b Verrekening van buitenlandse bronbelasting kan nooit aanleiding geven tot een teruggave, u kunt niet méér verrekenen dan de belasting die u in box 3 betaalt. Het niet-verrekende deel schuift door naar een later jaar.

Vakantiewoning in Bella italiaU koopt op 1 april 2008 in Italië een vakantiewoning. Deze wo-ning is op 31 december €110.000 waard. Dat is de waarde na aftrek van een eventuele schuld voor deze woning. U geeft zo-wel per 1 januari als per 31 december 9/12 van dit bedrag, dus €82.500 aan.

Buitenlands huis én effectenU heeft een effectenbezit van €150.000 en een buitenlands huis van €200.000. Het rendement over uw effectenbezit bedraagt €6000, en over uw buitenlandse bezit €8000. Doordat u uw per-soonsgebonden aftrekpost niet helemaal in box 1 kunt aftrek-ken, moet u €9000 in box 3 aftrekken. €6000 gaat ten laste van het binnenlandse inkomen en €3000 ten laste van uw buiten-landse bezit. Deze €3000 (omgerekend in bezit is dat €75.000) mag u doorschuiven naar volgend jaar. U mag volgend jaar dus een extra vrijstelling vragen voor €75.000 buitenlands on-roerend goed. U moet hiervoor een beschikking vragen aan de inspecteur.

Page 50: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200950

b Verrekening van buitenlandse bronbelasting is vaak beperkt tot 15% van de inkomsten. Als er meer is ingehouden, kunt u het meer-dere meestal terugvragen in de staat waar de inkomsten vandaan komen.

1.33g Hebt u uit vorige jaren buitenlandse bronbelasting op buitenlandse inkomsten waarvoor u nog recht hebt op aftrek ter voorkoming van dubbele belasting?

Deze vraag dient uitsluitend voor het juist berekenen van de te betalen belasting. Het gaat om bronbelasting uit buitenlandse inkomsten die in vorige jaren niet verrekend kon worden omdat de te betalen belasting daardoor beneden nul zou dalen (zie vorige paragraaf).

1.34 Compensatieregeling in verband met een dienstbetrekking in België in 2008

Als u in Nederland woonde maar in België in loondienst werk­te, kunt u recht hebben op een compensatieregeling. U betaalt in België belasting over uw loon en zult in Nederland geen in­komen hebben. U heeft dan geen voordeel van uw aftrekposten, zoals de inkomsten uit eigen woning en de persoonsgebonden aftrek.U komt in aanmerking voor de algemene compensatieregeling als u in België:• inkomstenuittegenwoordigedienstbetrekkinghad;of• werkzaamwasalsbestuurder,zaakvoerderofvereffenaar

bij een vennootschap; of• inkomstenhadalsartiestofsporter;of• een(tijdelijke)arbeidsongeschiktheidsuitkeringontving.Uw feitelijke belastingsituatie wordt vergeleken met wat u in Nederland aan belasting zou betalen als uw inkomsten in Ne­derland zouden zijn belast; het verschil krijgt u uitbetaald. Als u op 31 december 2002 onder de grensarbeidersregeling viel of op die datum werkzaam was aan boord van een schip of lucht­vaartuig in internationaal verkeer of op een schip voor vervoer in de binnenwateren en in 2008 nog steeds werkzaam was bij dezelfde werkgever, heeft u ook nog recht op de bijzondere com­pensatieregeling.Voor details verwijzen wij u naar de aanvullende toelichting die u kunt opvragen of downloaden van de website van de Be­lastingdienst.

BiJZoNDeRe SiTUATieS

1.35 Betrokkenheid bij een trustvermogenU hoeft het hokje hier alleen aan te kruisen als u betrokken was bij een trustvermogen. De inkomsten uit de trust geeft u aan bij de desbetreffende vragen. Het gaat daarbij uiteraard alleen om uw aandeel daarin. Uw aandeel in het vermogen geeft u aan in box 3.

1.36 Te conserveren inkomenOver sommige bestanddelen van uw inkomen wordt geen be­lasting geheven, maar wel een aanslag opgelegd ter behoud van rechten voor de Nederlandse fiscus. Zulke aanslagen heten ‘conserverende aanslagen’ en het inkomen dat voorlopig onbe­last wordt gelaten, heet ‘te conserveren inkomen’. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als u uw pensioenaanspraak of lijfrente­aanspraken heeft overgebracht naar een buitenlandse verze­keraar. Ook bij emigratie krijgt u te maken met conserverende aanslagen, met name over de in Nederland opgebouwde lijfren­terechten en pensioenaanspraken. Een conserverende aanslag wordt in het algemeen pas ingevorderd als u een verboden han­deling verricht met het vermogensbestanddeel, zoals het afko­pen van een lijfrente.De hele materie van conserverende aanslagen ligt onder vuur in Europees verband. Er zijn al diverse uitspraken die erop wijzen dat ze hun langste tijd hebben gehad

Te VeRReKeNeN BeDRAgeN

1.37 ingehouden dividend- of kansspelbelasting

Deze vraag is van belang voor het verrekenen van eerder op uw dividend ingehouden dividendbelasting of kansspelbelasting.

1.37a Nederlandse dividendbelasting die is ingehouden op dividend en dergelijke

Ontvangen dividend als zodanig is niet belast. De aandelen waarop het dividend wordt uitgekeerd, vallen in box 3. U moet een vast percentage (4%) van de waarde van de aandelen aan­geven. Over deze 4% betaalt u vervolgens 30% belasting. De bijzonderheden van box 3 vindt u in hoofdstuk 7.Op Nederlandse dividenden houdt de uitkerende maatschappij 15% dividendbelasting in. U krijgt dus maar 85% van het divi­dend uitgekeerd. De 15% ingehouden dividendbelasting mag u aftrekken van de belasting die u moet betalen. Het doet er daar­bij niet toe of u in box 3 wel of geen belasting betaalt. De divi­dendbelasting mag u ook met de belasting over inkomen uit box 1 of 2 verrekenen. Als u geen belasting hoeft te betalen, krijgt u de dividendbelasting terug in de vorm van een negatieve aan­slag. U geeft bij deze vraag de ingehouden dividendbelasting aan. U krijgt van de uitkerende maatschappij waarschijnlijk een overzicht van deze belasting. Bent u dat kwijt, dan neemt u van het werkelijk ontvangen dividend 15/85e (u krijgt immers 85% uitgekeerd, terwijl de dividendbelasting 15% is).

a Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, mag u kiezen wie van u beiden de dividendbelasting verrekent. U mag deze verrekening ook naar willekeur over u beiden verdelen.

a Als u met aftrekposten bij één van u beiden net de aanslaggrens niet haalt (zie par. 11.5), kan verrekening van dividendbelasting uw aanslag wellicht net wel onder het bedrag van €43 brengen.

Page 51: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 51

1.37b ingehouden Nederlandse kansspelbelastingKansspelbelasting wordt ingehouden op prijzen die u in een kansspel zoals staatsloterij, lotto of toto heeft gewonnen. Die kunt u alleen verrekenen als ze zijn ingehouden op een prijs die tot uw winst uit onderneming behoorde, en als zodanig belast­baar was.

1.38 ingehouden bronheffing op spaarrente als gevolg van de eU-spaarrenterichtlijn

Een aantal tot de EU behorende landen houdt belasting in op rente. Deze belasting mag u verrekenen met de inkomstenbe­lasting. Als u aan de buitenlandse betalende instantie toestem­ming geeft om de ontvangen bedragen aan de Nederlandse fiscus door te geven, wordt er geen bronbelasting ingehouden op ontvangen rente.

1.39 Te verrekenen verliezenLet bij het opleggen van de aanslag goed op of alle verliezen wel correct zijn verrekend.

1.39a Nog te verrekenen verliezen uit werk en woning (box 1) van vorige jaren

Verliezen uit werk en woning zijn verrekenbaar met de inkom­sten uit werk en woning van de voorafgaande drie en volgende negen jaren. Dat geldt sinds 2007 ook voor ondernemingsver­liezen. Oude ondernemingsverliezen zijn nog verrekenbaar tot en met 2011. Bij deze vraag vult u het ‘gewone’ verlies uit de jaren 2000 tot en met 2007 in en alle ondernemingsverliezen uit het verleden.

1.39b Nog te verrekenen verliezen uit aanmerkelijk belang (box 2) van 2001 en later

Deze vraag is alleen van toepassing als u in 2008 nog steeds een aanmerkelijk belang heeft. Hier kunt u dan de aanmerkelijk­be­langverliezen uit 2001 en later invullen. De oudere verliezen uit aanmerkelijk belang komen in de volgende vraag aan de beurt.

1.39c Nog te verrekenen belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang dat is geleden in 2001, 2002, 2003, 2004, 2005 en 2006

Een verlies uit aanmerkelijk belang kan alleen maar verrekend worden met winst uit aanmerkelijk belang uit het voorafgaan­de jaar en met de winsten uit aanmerkelijk belang in de ko­mende negen jaren.Dit verlies kunt u niet verrekenen met inkomsten uit andere boxen. Alleen als u ophoudt een aanmerkelijk belang te hebben en u in de twee jaren daarna geen nieuw aanmerkelijk belang heeft, geldt er een speciale verrekening van nog onverrekend gebleven aanmerkelijk­belangverlies. U mag 25% van dat verlies verrekenen met de belasting over uw inkomen uit werk en wo­ning uit het tweede (en volgende) jaar nadat u bent opgehouden aanmerkelijk belanghouder te zijn.

1.39d Nog te verrekenen belastingkorting voor verlies uit aanmerkelijk belang dat is geleden vóór 2001

Verliezen uit aanmerkelijk belang die onder het oude belas­tingstelsel zijn geleden, zijn niet verrekenbaar met de belasting in box 2 van na 1 januari 2001. U mag echter 25% van die ver­liezen verrekenen met de belasting uit alle boxen samen die u na 1 januari 2001 betaalt. De verrekentermijn bedraagt acht jaar na optreden van het verlies. U kunt in 2008 uitsluitend nog de belastingkorting voor het verlies uit het jaar 2000 verreke­nen.

1.40 Voorlopige aanslag of voorlopige teruggaaf

Deze informatie is nodig voor het berekenen van de te betalen belasting. Let bij de opgelegde aanslag wel goed op dat deze bedragen inderdaad voor het goede bedrag worden verre­kend.

1.40a Betaalde voorlopige aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2008

De Belastingdienst zal bij het opleggen van de aanslag uitgaan van zijn eigen informatie. Deze vraag is alleen bedoeld om het goede belastingbedrag voor uw eigen doeleinden te kunnen berekenen. Vult u hier niets in terwijl u wel een voorlopige aan­slag heeft ontvangen, dan valt de aanslag na het indienen van de aangifte mee, want de voorlopige aanslag wordt toch ver­rekend.

1.40b ontvangen voorlopige teruggaaf inkomsten-belasting en premie volksverzekeringen 2008

Hiervoor geldt hetzelfde als bij de vorige vraag. Als u vergeet deze vraag in te vullen, zal de Belastingdienst toch rekening houden met de toegekende voorlopige teruggave en zal de aan­slag hoger uitvallen dan u op grond van de ingediende aangifte verwacht. Het is dus verstandig om deze vraag wel in te vul­len.Een voorlopige teruggaaf is geen belemmering voor het ge­bruikmaken van de aanslaggrens. Alle aanslagen die €42 of lager zijn, worden op nihil gesteld.

1.40c Betaalde voorlopige aanslag inkomens-afhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW)

Het kan zijn dat u in 2008 al een voorlopige aanslag inkomens­afhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet heeft ontvangen. Die mag u dan natuurlijk verrekenen met de uiteindelijk ver­schuldigde inkomensafhankelijke bijdrage.

b U mag deze in 2008 betaalde aanslag niet aftrekken als ziektekos-ten, zelfs niet als de aanslag betrekking heeft op jaren vóór 2008.

Page 52: Belasting Gids 2009

De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 200952

HeFFiNgSKoRTiNgeN

U kunt alles over de heffingskortingen nalezen in par. 10.3.Het aangifteprogramma berekent een aantal heffingskortingen zelf. Dat zijn de algemene heffingkorting, de arbeidskorting en de ouderenkorting. Voor deze kortingen hoeft u geen speciale vragen in te vullen. Voor de rest van de heffingskortingen wordt u langs een aantal vragen geleid waarin u uw omstandigheden moet invullen. Het programma berekent dan zelf voor welke heffingskortingen u in aanmerking komt.

1.41 inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

Deze vraag moet u invullen als uw loon Zorgverzekeringswet (dat is het loon waarop door een inhoudingsplichtige de inko­mensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet moet worden ingehouden) lager is dan €31.231 en u daarnaast inkomsten zonder inhoudingsplicht heeft. U kunt dan een aanslag inko­mensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet verwachten.Als u in 2008 inkomen had dat niet onder het Nederlandse so­cialezekerheidsstelsel viel, hoeft u daarover geen inkomensaf­hankelijke bijdrage te betalen.

a Op de Belasting cd-rom vindt u uitgebreide informatie over de Zorgverzekering. Klik bij ‘Tips’ op ‘Zorgvezekering’.

VeRDeLeN

Voor fiscale partners is dit één van de belangrijkste schermen. Door te schuiven met de in dit scherm getoonde posten kunt u de belastingdruk zo klein mogelijk zien te krijgen. Het is ge­woon een kwestie van proberen: voer een aantal verdelingen in en kijk hoe hoog de gezamenlijke belasting is. U kunt dit onder in het scherm zien als alle vragen volledig zijn ingevuld. Houd er rekening mee dat een aanslag van €42 of lager tot nihil wordt teruggebracht. U kunt alle gevolgen van deze verdeling vinden in hoofdstuk 9.

b Als uw partner in 2008 is overleden, mag u wel kiezen voor een heel jaar partnerschap, maar u mag uw vermogen in box 3 niet verdelen. U moet voor u beiden uw eigen vermogen aangeven per de peildata. Voor uw overleden partner is dat per 1 januari en per overlijdensdatum, voor uzelf per 1 januari en per 31 december.

Page 53: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 53

Bent u getrouwd of woont u samen? Heeft u kinderen? gaat u scheiden? Belangrijke zaken voor uzelf, maar ook voor de fiscus.

2.1 inleidingUw persoonlijke situatie bepaalt voor een belangrijk deel de belasting die u moet betalen.Allereerst is van belang of u al dan niet een fiscale partner heeft. Daar wordt in de aangifte dan ook direct naar gevraagd. In de meeste gevallen is het voor fiscale partners namelijk mogelijk om gezamenlijk aangifte te doen. Dat heeft veel voordelen en is dan ook aan te raden. Alleen als een van beiden ondernemer is, is een gezamenlijke aangifte niet mogelijk.Ook het hebben van kinderen, hoeveel het er zijn en hoe oud ze zijn, heeft invloed op uw aangifte.Echtscheiding is een andere situatie die heel veel fiscale com­plicaties met zich mee kan brengen. Daarover leest u hier meer, maar in het algemeen is het verstandig om een adviseur in te schakelen.Tot slot heeft overlijden de nodige fiscale gevolgen, voor de na­bestaanden. Niet alleen wat betreft de aftrek van kosten, maar ook in verband met het eindigen van het partnerschap, het aan­geven van postume inkomsten, en heffingskortingen.

2.2 Wie zijn fiscale partners?De volgende personen zijn fiscaal partner of kunnen daarvoor kiezen.

2.2a gehuwden en geregistreerde partnersGehuwden zijn vanaf de datum van hun huwelijk automatisch elkaars fiscale partners. Datzelfde geldt voor geregistreerde partners. Eindigt het huwelijk, of gaat u duurzaam gescheiden leven, dan eindigt het fiscale partnerschap weer. Als u uit el­kaar bent en voor ten minste een van u is dit definitief bedoeld, dan bent u duurzaam gescheiden.

2.2b ongehuwd samenwonendenOok als u ongehuwd samenwoont, kunt u – onder bepaalde voor­waarden – kiezen voor het fiscale partnerschap. U moet:• beidenmeerderjarig(18jaarofouderofgehuwd)zijn;• onafgebrokengedurendeminimaalzesmaandeneengemeen­

schappelijke huishouding hebben gevoerd. Daarbij tellen de eerste en laatste dag van het samenwonen beide mee;

• gedurendedietijdophetzelfdeadresingeschrevenhebbengestaan in de Basisadministratie Persoonsgegevens (bevol­kingsregister).

U moet in dit geval beiden de aangifte ondertekenen.

a Als meerderjarige broers en zussen nog thuis wonen of samen-wonen, kunnen zij kiezen voor het fiscale partnerschap. Dat is vooral interessant als één van beiden werkt en de ander geen inkomen heeft. Deze niet-verdiener heeft dan immers recht op teruggave van de al-gemene heffingskorting. Voor deze teruggave is echter wél vereist dat de minstverdiener niet in belangrijke mate (voor minimaal €400 per kwartaal) wordt onderhouden door de ouder(s).

Daarbij gelden de volgende bijzonderheden:• Ukuntgedurendeeenkalenderjaarkiezenvoorhetpartner­

schap als u deze keuze in het voorafgaande jaar heeft gemaakt en uw partner in het kalenderjaar is overleden voordat de zesmaandsperiode is verstreken.

• Ukuntmeteenbloedverwantindeeerstegraad(oudersenkinderen) ook een partnerschap vormen als u beiden bij de aanvang van het kalenderjaar ten minste 27 jaar of ouder bent.

• Ukuntmeteenbuitenlandsbelastingplichtigealleeneenpartnerschap vormen als deze kiest voor belastingheffing als binnenlands belastingplichtige.

Uw keuze voor het partnerschap maakt u bij het aanvragen van een voorlopige teruggaaf of bij het indienen van de aangifte.

2 Uw persoonlijke situatie

getrouwd, maar niet bij elkaar wonendWat in de praktijk steeds vaker gebeurt, is het volgende. Twee mensen trouwen met elkaar, maar willen geen gezamenlijke huishouding voeren. Zij blijven apart wonen, doen aangifte als ongehuwden omdat zij duurzaam gescheiden leven en geven beiden (negatieve) inkomsten uit hun eigen woning op. De fis-cus vindt in zulke situaties dat er geen sprake is van duurzaam gescheiden leven, maar van gehuwd zijn (alleen als er eerst als gehuwden is samengewoond waarna een van beiden de samen-woning verbreekt, is er volgens de fiscus sprake van duurzaam gescheiden leven). Er is dan volgens de fiscus maar één eigen woning. Omdat beide echtelieden ieder een andere eigen wo-ning aangeven, vallen beide woningen in box 3 (zie par. 4.7b). Er is nog geen procedure gevoerd over deze situatie.

Page 54: Belasting Gids 2009

UW PeRSooNLiJKe SiTUATie

Consumentenbond Belastinggids 200954

b Als u bij het doen van aangifte verzoekt om het fiscale partner-schap, kunt u daar volgens de wet niet meer op terugkomen. Als u tóch wilt afzien van het fiscale partnerschap, dan kunt u een door beiden getekend verzoek indienen bij de inspecteur. Als deze bij het opleggen van de aanslagen nog rekening kan houden met deze keuzeherzie-ning, moet hij dat van de staatssecretaris doen.U kunt ook een herziene elektronische aangifte indienen. Ook dat geldt als een verzoek om keuzeherziening.Is de aanslag eenmaal opgelegd, dan kunt u niet meer op het verzoek terugkomen, zelfs niet als u bezwaar maakt tegen deze aanslag. Als u bij het aanvragen van een voorlopige teruggave verzoekt om het fiscale partnerschap, mag u deze keuze later nog herzien.

a Als u bij het doen van aangifte niet voor het fiscale partnerschap kiest, kunt u nog van gedachten veranderen zolang de aanslag van (een van) u beiden nog niet definitief vaststaat. U moet dan natuurlijk de gemeenschappelijke posten alsnog over u beiden verdelen (zie par. 2.3). U kunt dat het beste doen door een hernieuwde aangifte in te dienen. Het is mogelijk om de elektronische aangifte te wijzigen en opnieuw te versturen. De Belastingdienst zal dan van de laatste versie uitgaan.

b Voor het successierecht worden samenwonenden bij overlijden on-der omstandigheden gelijk behandeld aan gehuwden. Woont u minder dan vijf jaar samen, dan is daarvoor in ieder geval nodig dat u voor de inkomstenbelasting kiest voor het fiscale partnerschap. Door een jaar niet te kiezen voor het fiscale partnerschap, kunt u ineens de hoge vrij-stelling en het lage tarief voor het schenkings- en successierecht kwijt zijn. Zie hoofdstuk 12 (par. 12.4a) voor de details van de regeling.

2.2c Meer partners in een jaarU kunt niet twee partners tegelijkertijd hebben. Maar het is wel mogelijk om in een jaar opeenvolgend meer dan één partner te hebben.

U kunt echter slechts met één van beide partners kiezen voor uitbreiding van het partnerschap naar het hele jaar om de ge­meenschappelijke posten te kunnen verdelen (zie par. 2.3b). Als u niet kiest voor uitbreiding van het partnerschap moet u ieder uw eigen inkomen en vermogen aangeven.

2.3 gevolgen partnerschapHet fiscale partnerschap heeft gevolgen voor de toerekening van inkomsten, aftrekposten en het vermogen dat in box 3 moet worden aangegeven. Er zijn posten die ieder voor zich moet aan­geven (zelfstandige inkomensbestanddelen) en gemeenschap­

pelijke inkomensbestanddelen waarvan het niet uitmaakt wie ze aangeeft. Over de verdeling van deze posten kunt u uitgebreid lezen in hoofdstuk 9. Als u geen fiscale partner heeft, moet u alle inkomsten en uw vermogen zelf aangeven. Dat geldt ook als u ongehuwd samenwoont, maar niet kiest voor het partner­schap. Als u een deel van het jaar een fiscale partner heeft en niet kiest voor uitbreiding van het partnerschap naar het hele jaar, moet u ook uw eigen inkomen en vermogen aangeven.Het aangaan van het fiscale partnerschap heeft ook gevolgen voor de heffingskortingen. Dat kunt u nalezen in hoofdstuk 10.

2.3a Zelfstandige inkomensbestanddelenDe volgende posten moet iedere partner zelf aangeven:• winstuitonderneming;• looninkomsten,verminderdmetdereisaftrek;• pensioen;• resultaatuitoverigewerkzaamheden,zoalsvoorfreelancers,

alfahulpen en huishoudelijke hulpen;• periodiekeuitkeringenenverstrekkingen,zoalsderijksbij­

drage eigen woning en alimentatie;• verliesuitwerkenwoning,ditiseennegatiefbedragaan

inkomsten uit werk en woning (box 1) uit een van de vooraf­gaande acht jaren;

• (negatieve)uitgavenvoorinkomensvoorzieningen,zoalslijf­rentepremies.

2.3b gemeenschappelijke inkomensbestanddelenDaarnaast zijn er gemeenschappelijke inkomsten en uitgaven. Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft (of u kiest voor uitbreiding van een deeltijdpartnerschap naar het hele jaar), mag u kiezen wie van de partners ze aangeeft. Ook mag u deze posten onderling verdelen, al is het niet mogelijk om van één inkomensbron de positieve inkomsten aan de ene partner toe te rekenen en de aftrekpost aan de andere. Bij de inkomsten uit eigen woning bijvoorbeeld mag u het eigenwoningforfait ver­minderd met de hypotheekrente wel procentueel verdelen, maar is het niet mogelijk om het eigenwoningforfait aan de één toe te delen en de renteaftrek aan de ander.U mag overigens ieder jaar opnieuw kiezen hoe u de posten aangeeft. U doet dat op het moment van aangifte, maar mag op deze keuze terugkomen totdat de aanslag van beiden definitief vaststaat. Ook bij het aanvragen van een voorlopige teruggave mag u deze posten al verdelen.Nogmaals: dit alles geldt alleen als u het hele jaar dezelfde fis­cale partner had. Als u een gemeenschappelijke post niet aan­geeft of deze door de verdeling niet voor 100% wordt aangege­ven, kent de fiscus deze post voor 50% aan u beiden toe.

Als de inspecteur een navorderingsaanslag oplegt, mag u het nagevorderde inkomen, als het een gemeenschappelijke post be­treft, nog over beide partners verdelen totdat de navorderings­aanslag definitief vaststaat. Dat kunt u bijvoorbeeld doen door dit in uw bezwaar aan te geven. Als u de verdeling zodanig maakt dat een deel van die post bij uw partner belast wordt, mag de in­

een nieuwe partnerU woont tot 15 juli samen met een huisgenoot waarmee u kiest voor het fiscale partnerschap. Op 12 oktober treedt u in het hu-welijk met een andere persoon. Vanaf die datum bent u met deze persoon fiscaal partner.

Page 55: Belasting Gids 2009

UW PeRSooNLiJKe SiTUATie

Consumentenbond Belastinggids 2009 55

specteur bij uw partner ook een navorderingsaanslag opleggen.U kunt niet terugkomen op de verdeling van posten die niet in de navordering zijn betrokken.

a Als u in de loop van het jaar emigreert of juist in Nederland komt wonen, heeft u niet het hele jaar dezelfde partner. Toch mag u ook dan kiezen voor inkomenstoerekening alsof u het hele jaar dezelfde partner heeft gehad. Voorwaarde is dan wel dat u en uw partner op dezelfde datum Nederland verlaten of binnenkomen.

Als u het gehele jaar dezelfde fiscale partner heeft, zijn gemeen­schappelijke inkomsten en uitgaven:• inkomstenuitdeeigenwoningwaarinuzelfwoont(eigenwo­

ningforfait verminderd met de aftrekbare kosten);• inkomenuitaanmerkelijkbelang:box2;• depersoonsgebondenaftrekpostenbestaandeuit: ­ uitgaven voor onderhoudsverplichtingen, zoals betaalde

alimentatie; ­ verliezen op beleggingen in durfkapitaal; ­ uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30

jaar; ­ buitengewone uitgaven (ziektekosten enzovoort); ­ weekenduitgaven voor gehandicapten; ­ scholingsuitgaven (studiekosten); ­ uitgaven voor monumentenpanden; ­ giften;• hetvermogeninbox3.

a Als u slechts een gedeelte van het jaar een fiscale partner heeft, mag u ook voor het andere gedeelte van het jaar voor het partnerschap kiezen. Dan geldt al het vorige.

b Als het partnerschap eindigt door overlijden, mag u bij keuze voor een voljaarspartnerschap de gemeenschappelijke inkomsten en af-trekposten nog wel verdelen over u beiden, maar dat geldt niet voor het vermogen in box 3. Dat moet worden aangegeven bij de ‘eigenaar’ van de vermogensbestanddelen. Zie par. 2.7b.

b De keuze voor uitbreiding van het partnerschap naar een heel jaar geldt alleen voor de inkomenstoerekening en niet voor de heffings-kortingen (behoudens overlijden, zie hoofdstuk 10). Uw keuze maakt u bij het aanvragen van een voorlopige teruggaaf of bij het doen van aangifte.

Als u slechts een gedeelte van het jaar een fiscale partner heeft en niet kiest voor het hele jaar partnerschap, geeft ieder zijn eigen inkomsten en aftrekposten aan. Ook het vermogen voor de rendementsheffing in box 3 moet u dan afzonderlijk aange­ven, zowel op 1 januari als op 31 december.

b Als u samenwoont, kan dat gevolgen hebben voor de belasting-heffing (en ook voor het recht op eventuele toeslagen), zelfs als u niet voor het partnerschap kiest. Voor veel regelingen wordt een huisge-noot namelijk gelijkgesteld met een fiscale partner. Zie bijvoorbeeld

de bijleenregeling, de beperking van renteaftrek voor lening bij de huisgenoot, of bij aankoop van (een deel van) het huis van een huis-genoot en het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan de onderneming of bv van een huisgenoot. Waar dat aan de orde is, vermelden wij dat duidelijk.

2.3c Bijzonderheden bij einde huwelijk door overlijdenAls het huwelijk wordt ontbonden doordat een van de partners overlijdt, kan de achterblijvende partner voor de inkomenstoe­rekening toch kiezen voor het partnerschap gedurende het gehele jaar. U mag het vermogen in box 3 echter niet verdelen. De details van deze nieuwe regeling (ingegaan per 1 januari 2008) leest u in par. 7.2d.

2.3d Voordelen van inkomenstoerekeningHet verdelen van het inkomen tussen u en uw partner, kan voor­delig zijn. U kunt dat uitgebreid nalezen in hoofdstuk 9.

2.4 Minderjarige (stief-/pleeg-)kinderen

2.4a inkomenstoerekeningAls u minderjarige kinderen heeft, moet u hun belastbare in­komen uit eigen woning, uit aanmerkelijk belang en hun ver­mogen in box 3, toerekenen aan de ouder die het gezag over het kind uitoefent (dit is normaal gesproken de ouder bij wie het kind woont). Oefent u beiden het gezag uit en woont u samen met de andere ouder, dan mag u kiezen wie van u de bestand­delen tot zijn inkomen of vermogen rekent. U mag ze ook verde­len, zolang u maar 100% aangeeft. In het jaar van overlijden van uw partner geeft u bij uw partner op 1 januari en op de overlij­densdatum de helft van het vermogen van uw minderjarige kinderen aan. U geeft voor uzelf op 1 januari de helft van hun vermogen aan en per 31 december hun totale vermogen. Als u als ouders (fiscaal) gescheiden bent, geeft u ieder de helft aan.Overigens geldt er een verhoogde vrijstelling van het vermogen in box 3 als u minderjarige kinderen heeft.De overige inkomsten en aftrekposten moet het minderjarige kind zelf aangeven.Onder kinderen worden verstaan eigen kinderen, stiefkinderen en pleegkinderen.• Eigen kinderen zijn kinderen die worden geboren uit een hu­

welijk. Zijn de ouders niet getrouwd, dan is het alleen een kind van de vader als deze het kind heeft erkend. Geadop­teerde kinderen zijn eveneens eigen kinderen.

• Stiefkinderen zijn de kinderen uit een eerder huwelijk van de echtgenoot. Schoonzoons en ­dochters behoren niet tot de stiefkinderen.

b Een echtscheiding maakt geen einde aan het zijn van stiefkind. Maar voor het successierecht bestaat er daarna geen aanverwantschap meer. Kinderen van de echtgenoot van wie men gescheiden is, hebben voor het successierecht nauwelijks een vrijstelling en vallen ook in het hoogste tarief, tenzij zij kunnen worden beschouwd als pleegkind.

Page 56: Belasting Gids 2009

UW PeRSooNLiJKe SiTUATie

Consumentenbond Belastinggids 200956

• Determpleegkind is een fiscale term. Een kind is volgens de fiscus een pleegkind als het door de belastingplichtige wordt onderhouden en opgevoed als een eigen kind. Het is niet goed denkbaar dat een kind een pleegkind kan zijn als het nooit bij u in huis heeft gewoond. Er wordt niet aan de onderhoud­seis voldaan als er andere bronnen van financiële middelen zijn, zoals alimentatie en uitkeringen van een voogdijvereni­ging. Daarop bestaat een uitzondering als de pleegouders – ondanks de vergoeding – zodanig bijdragen in het levens­onderhoud dat dat kind in belangrijke mate door hen wordt onderhouden. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn bij een pleegzorgvergoeding.

b Het successierecht hanteert een ander begrip ‘pleegkind’. Daar wordt de eis gesteld dat het kind tot aan het 22e jaar gedurende een periode van ten minste vijf jaar als een eigen kind is onderhouden en opgevoed.

2.4b overige fiscale gevolgen minderjarige kinderenHet hebben van (minderjarige) kinderen heeft nog veel meer gevolgen voor de belastingheffing van uzelf (en uw fiscale part­ner).We noemen:• demogelijkeaftrekvoorlevensonderhoudvankinderen(zie

par. 8.3);• deinvloedopdeheffingskortingen(ziehoofdstuk10).Dekin­

derkorting is per 1 januari 2008 vervangen door de kinder­toeslag, maar het hebben van kinderen kan nog wel invloed hebben op de (alleenstaande­)ouderkorting en de combina­tiekorting;

• deverhogingvanhetheffingvrijevermogeninbox3(ziepar.7.3b);

• deaftrekvanziektekosten(ziepar.8.4);• deaftrekvanweekenduitgavenvoorgehandicaptekinderen

(zie par. 8.5);• deterbeschikkingstellingsregeling(minderjarigekinderen

zijn verbonden personen, zie par. 5.5).

2.5 echtscheidingAls u getrouwd bent en gaat scheiden, zijn de volgende zaken van belang:• heteindevandeinkomenstoerekening;• departneralimentatietussengewezenpartners;• dekinderalimentatie;• devoortgezettebewoningvandeechtelijkewoning;• deverdelingvanhetgemeenschappelijkvermogen;• devereveningvandepensioenaanspraken.U kunt alles over echtscheiding lezen in par. 12.1.

2.6 ontbinding niet-huwelijks samenlevingsverband

Hierover kunt u alles lezen in par. 12.2.

2.7 overlijdenDe fiscale gevolgen van overlijden zijn bijzonder gecompliceerd. Na een overlijden eindigt de belastingplicht, maar er moet nog wel het nodige worden afgehandeld. Wie doet bijvoorbeeld aan­gifte over welke inkomsten, wie mag welke kosten aftrekken enzovoort.

2.7a Wie doet aangifte over welke inkomsten?In het jaar van overlijden eindigt de belastingplicht op de over­lijdensdatum (zie echter par. 2.7b voor de keuze voor het part­nerschap voor het hele jaar). Op naam van de overledene moet dan aangifte inkomstenbelasting worden gedaan – via een zo­genoemd F­biljet – over de periode tot de overlijdensdatum. Inkomsten en uitgaven die over deze periode zijn ontvangen of gedaan, behoren tot het belastbare inkomen van de overledene. Inkomsten en uitgaven uit de periode daarna behoren tot het belastbare inkomen van de erfgenamen. Het vermogen valt voor de erfgenamen in box 3.

b Als er geen keuze voor het partnerschap wordt gemaakt, is het niet mogelijk om voor een overledene elektronisch aangifte te doen. Dat moet dan dus met een papieren biljet, het F-biljet. Dat is, als de over-ledene gehuwd was, uiterst gecompliceerd. Als u kiest voor het hele jaar partnerschap, kunt u wel elektronisch aangifte doen. Ook voor een alleenstaande overleden persoon is het niet mogelijk om elektronisch aangifte te doen.

a Het komt vaak voor dat de overledene alle goederen aan zijn echt-genoot achterlaat onder de verplichting alle schulden te voldoen. De andere erfgenamen krijgen een vordering op deze echtgenoot wegens overbedeling. Deze geldvordering (meestal van de kinderen op de achtergebleven ouder) en de daarmee corresponderende schuld (van de achtergebleven ouder aan de kinderen) hoeven niet te worden aan-gegeven in box 3. De achtergebleven ouder geeft dus de volle waarde van de goederen aan en de kinderen geven niets aan.

b Als erfgenaam moet u uw aandeel van de onverdeelde boedel (er-fenis) wél aangeven in box 3, maar het over de erfenis verschuldigde successierecht mag u niet aftrekken. Zie par. 7.2b.

Postuum loonInkomsten na het overlijden behoren tot het inkomen van de erfgenamen. Maar als de werkgever van de overledene nog sa­larisbetalingen doet en hierop loonheffing inhoudt, stemt de fiscus ermee in dat deze uitbetalingen bij de overledene worden belast. Dit maakt ook verschil uit voor de heffing van succes­sierecht: als de uitbetaling bij de overledene wordt aangegeven, wordt hierover eerst inkomstenbelasting geheven en maakt het nettobedrag deel uit van de nalatenschap. Over dat bedrag is ook nog eens successierecht verschuldigd.Wordt de uitbetaling als loon van de erfgenamen beschouwd, dan hoeven de erfgenamen er alleen inkomstenbelasting over te betalen. De ingehouden loonheffing mag dan door de erfge­namen worden verrekend. Overigens mogen de erfgenamen er

Page 57: Belasting Gids 2009

UW PeRSooNLiJKe SiTUATie

Consumentenbond Belastinggids 2009 57

afzonderlijk voor kiezen of het loon bij de erflater of bij hen wordt belast. Dat hoeft dus niet voor allen gelijk te zijn.

a Bereken bij postuum loon of het voordelig is dit loon bij het in-komen van de overledene of bij de erfgenamen aan te geven. Als uw eigen inkomen in een laag tarief valt en dat van de overledene in een hoog tarief, zou het voordelig kunnen zijn om het inkomen bij u te laten belasten. Als uw eigen inkomen in een hoog tarief valt en dat van de erflater in een laag tarief, kunt u het beter bij de overledene laten belasten.

b Als een erfgenaam ervoor kiest om het loon bij de overledene te la-ten belasten en dit loon wordt in het jaar volgend op dat van overlijden uitbetaald, dan mag er niet meer op naam van de overledene aangifte van worden gedaan. De ingehouden loonheffing is dan eindheffing, dat wil zeggen dat de inkomsten niet aangegeven hoeven te worden, maar de loonheffing ook niet verrekend mag worden.

Eenmalige uitkeringen van de werkgever van de overledene zijn belastingvrij tot een bedrag van driemaal het brutomaand­loon.

2.7b Fiscaal partnerschap in jaar van overlijden

GehuwdIn het jaar van overlijden gelden bijzondere regels met betrek­king tot het fiscale partnerschap. Was u gehuwd met de overle­dene, dan bent u tot de datum van overlijden automatisch fiscaal partner. Voor het deel van het jaar na het overlijden kunt u kiezen voor het fiscale partnerschap. Als u dat doet, geldt de inkomenstoerekening voor partners gedurende het hele jaar, wat wil zeggen dat u de gemeenschappelijke inkomensbestand­delen en aftrekposten naar keuze mag toerekenen aan uzelf of aan uw overleden partner. Voor het vermogen in box 3 geldt echter een uitzondering. Normaal gesproken mag dit worden

verdeeld bij de keuze voor een heel jaar partnerschap, maar in geval van overlijden gedurende het jaar moet het vermogen van beiden afzonderlijk worden aangegeven. Voor de overledene mag een lager percentage, afhankelijk van de maand van over­lijden, worden gehanteerd om het inkomen in box 3 te bereke­nen. Zie par. 7.2d.

a Aangezien inkomstenbelasting aftrekbaar is voor het successierecht, kan het zin hebben om de belastingschuld van uw overleden echtge-noot zo hoog mogelijk te maken door zo veel mogelijk positieve inko-mensbestanddelen en zo veel mogelijk vermogen aan hem toe te reke-nen. De aftrekbare posten kunt u dan het beste bij uzelf aangeven.

a Als uw echtgenoot is overleden in het eerste halfjaar heeft uw overleden echtgenoot of uzelf toch recht op uitbetaling van de hef-fingskorting waar als minstverdiener recht op bestaat (zie par. 10.3o), ondanks het feit dat u niet minimaal zes maanden elkaars fiscale part-ner bent geweest.

Als u niet kiest voor het hele jaar partnerschap moet bij de overledene zijn eigen inkomen en vermogen worden aangegeven en bij uzelf uw eigen inkomen en vermogen.

Ongehuwd samenwonenAls u ongehuwd met de overledene samenwoonde, kunt u in het jaar van overlijden kiezen voor het fiscale partnerschap als u aan de voorwaarden daarvoor voldeed. Als uw partner in de eerste helft van het jaar is overleden, kunt u niet meer voldoen aan de eis van zes maanden samenwonen. Toch kunt u ook dan kiezen voor het fiscale partnerschap als u dat in het vooraf­gaande jaar ook gedaan heeft. De gevolgen zijn verder hetzelfde als bij gehuwden. Zie de vorige paragraaf.

2.7c Aftrekbare kosten bij overlijdenOver de aftrekbare kosten bij overlijden leest u in par. 8.4g.

Page 58: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 200958

Wat betekent uw inkomen uit werk voor de belasting?

3.1 inleidingVerreweg de meeste Nederlanders vervullen een dienstbetrek­king (verdienen de kost bij een baas). Aangifte hiervan doen is redelijk simpel, de werkgever houdt immers belasting in op het loon. Als er verder geen inkomsten of aftrekposten zijn, is de ingehouden loonbelasting precies evenveel als de te betalen inkomstenbelasting. Als u verder weinig andere inkomsten heeft, hoeft u dan ook meestal geen aangifte inkomstenbelas­ting te doen.Maar niet alleen loon uit dienstbetrekking is ‘loon’. Om de be­lastingheffing te vereenvoudigen en het risico voor de overheid te verkleinen, moet ook op de meeste verzekeringsuitkeringen loonbelasting worden ingehouden. Deze uitkeringen worden dan ook als loon aangegeven.En dan zijn er nog de inkomsten uit vroegere dienstbetrekking, meestal in de vorm van pensioen. Ook deze moeten als loon, maar nu uit vroegere dienstbetrekking, worden aangegeven. Datzelfde geldt voor de meeste uitkeringen op grond van soci­ale­verzekeringswetten (zie voor dit soort inkomsten par. 3.9).

3.2 Loon uit dienstbetrekking

3.2a Wat behoort tot uw loon?Tot uw loon behoren alle voordelen die u uit hoofde van uw dienstbetrekking geniet. Daartoe rekent u natuurlijk in de eer­ste plaats alles wat u van uw werkgever uitbetaald krijgt.In het algemeen zijn de betalingen van uw werkgever in uw fiscale jaaropgaaf verwerkt. In het daarop vermelde fiscale jaarloon zitten dus alle beloningen, waaronder salaris, tan­tième,gratificaties,pensioenaanvullingenenandereuitkerin­gen, de bovenmatige onkostenvergoedingen, het werkgevers­gedeelte van de premies zorgverzekering enzovoort.De WW­premies en de door uzelf betaalde pensioenpremies zijn al afgetrokken van het fiscale loon.

3.2b Bijzonder loonEen aantal gevallen van bijzonder loon vindt u hierna in de paragrafen over afvloeiing en ontslag en over fiscaal voorde­lige beloningsvormen. Hier wijzen wij u alvast op de volgende vormen van bijzonder loon.

Loon uit dienstbetrekking van een anderHiervan is sprake als uw werkgever aan uw familieleden of aan derden uitkeringen doet, die voor hen loon vormen. Voorbeel­den zijn studieuitkeringen van uw werkgever aan uw kinderen en vergoedingen voor de echtgenoot of partner in verband met bijzondere activiteiten.

Fooien en tipsDeze behoren tot uw belaste looninkomsten. Het kan zijn dat uw werkgever over (een gedeelte van) deze fooien en tips al loon­heffing heeft afgedragen; die kunt u dan verrekenen met uw inkomstenbelasting. Dit is bijvoorbeeld vaak het geval bij ho­recapersoneel. Een en ander is dan tevens verwerkt in uw fis­cale jaaropgaaf. Voor zover geen loonheffing is afgedragen, moet u de fooien en tips aangeven als resultaat uit overige werk­zaamheden. De belasting komt dan geheel voor uw rekening.

Beloningen van derdenAlles wat u in samenhang met uw dienstbetrekking van derden ontvangt, is voor u belast. Denk aan steekpenningen, vergoe­dingen van relaties van uw werkgever en dergelijke. Deze be­loningen zijn niet in uw jaaropgaaf verwerkt; u moet ze als resultaat uit overige werkzaamheden aangeven.Een uitzondering hierop vormen de stakingsuitkeringen uit de stakingskas van vakbonden; deze zijn vrijgesteld.

Bijzondere uitkeringen van uw werkgever• Fondsuitkeringen;uitkeringenuiteenondersteuningsfonds

kunnen onder omstandigheden onbelast zijn.• Beloningenideeënbus,presentiegeldondernemingsraad:deze

uitkeringen zijn belast.

Postuum loonInkomsten na het overlijden behoren tot het inkomen van de erfgenamen. Maar als de werkgever van de overledene nog sa­larisbetalingen doet en hierop loonheffing inhoudt, stemt de fiscus ermee in dat deze uitbetalingen bij de overledene worden belast.Dit maakt ook verschil uit voor de heffing van successierecht: als de uitbetaling bij de overledene wordt aangegeven, wordt hierover eerst inkomstenbelasting geheven en maakt het net­tobedrag deel uit van de nalatenschap. Over dat bedrag is ook nog eens successierecht verschuldigd. Wordt de uitbetaling als loon van de erfgenamen beschouwd, dan hoeven de erfgenamen

3 Loon en pensioen

Page 59: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 59

er alleen inkomstenbelasting over te betalen. Zij mogen de in­gehouden loonbelasting dan natuurlijk verrekenen. Overigens mogen de erfgenamen er afzonderlijk voor kiezen of het loon bij de erflater of bij hen wordt belast. Dat hoeft dus niet voor allen gelijk te zijn.

a Bereken bij postuum loon of het voordelig is dit loon bij het inko-men van de overledene, dan wel bij de erfgenamen aan te geven. Als uw eigen inkomen in een laag tarief valt en dat van de overledene in een hoog tarief, zou het voordelig kunnen zijn om het inkomen bij u te laten belasten. Als uw eigen inkomen in een hoog tarief valt en dat van de erflater in een laag tarief, kunt u het beter bij de overledene laten belasten.

b Als een erfgenaam ervoor kiest om het loon bij de overledene te la-ten belasten en dit loon wordt in het jaar volgend op dat van overlijden uitbetaald, dan mag er niet meer op naam van de overledene aangifte van worden gedaan. De ingehouden loonheffing is dan eindheffing.

Eenmalige uitkeringen van de werkgever van de overledene zijn belastingvrij tot een bedrag van driemaal het brutomaand­loon.

Negatief loonNegatief loon mag u in mindering brengen op uw belaste in­komsten.Van negatief loon is sprake als u bijvoorbeeld te veel ontvangen loon aan uw werkgever heeft moeten terugbetalen, of als u als bestuurder of commissaris van een nv of bv aansprakelijk bent gesteld op grond van de Wet bestuurdersaansprakelijkheid. Ook de schade die uw werkgever op u verhaalt omdat u schuldig was aan het ontstaan ervan, vormt negatief loon. Een boete die u heeft moet betalen omdat u heeft gehandeld in strijd met een concurrentiebeding, mag u eveneens aftrekken als negatief loon, aldus de rechtbank in Haarlem. Dat geldt onder omstan­digheden ook voor vrijwillig betaalde pensioenpremies.

Gebruikelijk loon aanmerkelijkbelanghouderAls u arbeid verricht voor een vennootschap waarin u een aan­merkelijk belang heeft – u bent bijvoorbeeld directeur­groot­aandeelhouder – moet uw bv aan u een loon toekennen van ten minste 70% van het salaris dat voor uw functie gebruikelijk zou zijn. Het moet daarbij gaan om loon voor de loonbelasting, dus inclusief de bijtelling voor het privégebruik van de auto en na aftrek van de bijdragen voor de levensloopregeling.Het aan u toegekende loon mag bovendien niet lager zijn dan het salaris van de bestbetaalde werknemer en ook niet lager dan €40.000. Het loon moet daarbij inclusief de bijtelling wegens het privégebruik van de auto worden beoordeeld. Alleen als u aannemelijk kunt maken dat in een normale zakelijke verhou­ding een lager loon zou zijn betaald, mag u van dat lagere loon uitgaan. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als u maar een ge­deelte van het jaar heeft gewerkt of als u in deeltijd werkt. Of als de aard van de werkzaamheden of de structureel slechte

financiële positie van de vennootschap geen hoger loon recht­vaardigt.Als het werkelijk aan u toegekende loon lager is dan wat het volgens de hiervoor genoemde regels zou moeten zijn, wordt het verschil toch als (fictief) loon beschouwd.

3.3 Fiscaal voordelige beloningsvormenHiertoe kunt u rekenen: onbelaste uitkeringen, loon in natura, onbelaste of laag belaste verstrekkingen, aandelenopties, ren­teloze of laagrentende leningen, spaarregelingen, kostenver­goedingen, aanspraken en vanaf 1 januari 2006 de levensloop­regeling (zie par. 3.3h).

3.3a onbelaste uitkeringenSoms mag uw werkgever u belastingvrij een uitkering doen. Die mogelijkheid bestaat in de volgende gevallen.

JubileumvergoedingenBij of na uw 25­ of 40­jarig ambtsjubileum mag uw werkgever u belastingvrij een bedrag uitkeren van maximaal één maand sa­laris. Als salaris wordt beschouwd uw brutoloon vóór bijtelling van belaste aanspraken (bijvoorbeeld het werkgeversaandeel in de Zorgverzekeringswet), en vóór aftrek van het werknemersdeel van de pensioenpremies en premies werknemersverzekeringen. Incidentele beloningen worden alleen tot het salaris gerekend als ze een vast, overeengekomen onderdeel van de beloning vor­men. Vakantiegeld en de vaste dertiende maand tellen dus wél mee,deonregelmatigetantième-uitkeringniet.De uitkering mag ook plaatsvinden ná het jubileum. U kunt de uitkering voor een 25­jarig dienstverband dus ook bij uw 30­ja­rig jubileum ontvangen. Als u 40 jaar in dienst bent, mag de uitkering nog een keer een maandsalaris zijn.

a De jubileumuitkering mag worden gebaseerd op uw vaste maand-salaris plus uw vakantiegeld en uw vaste gratificatie of dertiende maand. Omdat de bijtelling voor het privégebruik van de auto vanaf 1 januari 2006 ook tot het loon behoort, mag de jubileumuitkering ook daarop worden gebaseerd.

a Tot en met 1993 gold een ruimere regeling voor jubileum- en ont-slaguitkeringen. Als u destijds zo’n uitkering heeft genoten, telt deze niet mee voor de huidige regeling.

OntslaguitkeringenAls u ten minste 25 of 40 jaar werkzaam bent geweest bij uw werkgever en het dienstverband wordt verbroken, kan uw werk­gever u een onbelaste vergoeding uitkeren die op dezelfde wijze wordt berekend als de jubileumvergoeding. U kunt echter alleen van deze regeling gebruikmaken als u nog geen jubileumuitke­ring heeft gehad.

FeestdagenregelingUw werkgever mag u ter gelegenheid van een algemeen erken­

Page 60: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 200960

de feestdag of Sinterklaas slechts één keer per jaar geschenken in natura geven van ten hoogste €70, tegen een belastingtarief van 20%. Deze belasting komt voor rekening van uw werkgever. Bij meer of duurdere geschenken tot een bedrag van €136 per keer en €272 per jaar moet de werkgever tegen het normale tarief eindheffing afdragen, voor ú nog steeds belastingvrij. Bij nog duurdere geschenken moet er loonbelasting worden inge­houden. Deze komt dan voor úw rekening.

OverlijdensuitkeringenEenmalige uitkeringen van de werkgever bij overlijden zijn belastingvrij tot een bedrag gelijk aan driemaal het bruto­maandloon. Deze uitkering kan ook belastingvrij worden ge­daan als niet de werknemer overlijdt, maar diens echtgenoot, fiscale partner, de persoon die in het voorafgaande kalender­jaar diens fiscale partner was, of kind.

3.3b Loon in naturaU ontvangt loon in natura als het loon anders dan in geld wordt uitbetaald. Voorbeelden van dergelijk loon zijn gratis huisves­ting, gratis of goedkoop eten, vrij reizen, gratis vakanties en dergelijke.Loon in natura behoort tot uw belaste loon. Voor de waardering is het van belang of u het loon in natura gebruikt of verbruikt voor een behoorlijke uitoefening van uw dienstbetrekking. Is dat het geval, dan mag u als waarde het bedrag nemen dat u zich ermee bespaart, hetgeen (veel) minder kan zijn dan de waarde in het economisch verkeer. In andere gevallen geldt de waarde in het economisch verkeer: het bedrag dat u er ‘in de winkel’ voor zou moeten betalen.

a Loon in natura kan zeer voordelig zijn. Uw werkgever moet dat in uw jaaropgaaf verwerken, waarbij hij uitgaat van een geschatte waarde. U kunt er in uw aangifte echter een andere waarde aan toekennen. Vraag na of, en zo ja hoe, uw werkgever een en ander heeft gewaardeerd.

Voor sommige zaken bestaan verplichte waarderingsregels (onder meer voor gratis huisvesting, gratis bewassing, verwar­ming, koken, licht en water, vrij reizen, kinderopvang, telefoon, fiets). In het algemeen zullen zulke vormen van loon in natura in uw jaaropgaaf zijn verwerkt. De waardering van deze posten wordt behandeld in de volgende paragraaf.

3.3c Vergoedingen en verstrekkingenUw werkgever mag u belastingvrij een aantal kosten vergoeden. Het gaat in de eerste plaats om vergoedingen voor uitgaven die u maakt ter behoorlijke vervulling van uw dienstbetrekking. Bovendien mag hij kosten vergoeden die naar algemeen maat­schappelijke opvattingen niet als beloning worden ervaren (bijvoorbeeld een veiligheidsbril, een zonnebril voor chauffeur of piloot, een verplichte medische keuring, software benodigd voor telewerken).Uw werkgever kan u ook een vaste kostenvergoeding geven. Deze moet dan wel vóór toekenning ervan onderbouwd zijn voor

wat betreft soort kosten en omvang ervan. Deze onderbouwing kan bijvoorbeeld uit de CAO blijken. Het is niet toegestaan om de onderbouwing achteraf te maken of hem te wijzigen. De Be­lastingdienst kan van u verlangen dat u een steekproef houdt voor deze onderbouwing.Bovendien kan uw werkgever u bepaalde zaken ter beschikking stellen (verstrekkingen). Er is een verband tussen vrije ver­strekkingen (uw werkgever geeft u de zaken) en onbelaste ver­goedingen (u koopt de zaken zelf en krijgt ze door uw werkgever betaald). Als uw werkgever u belastingvrij bepaalde zaken kan verstrekken, kan hij u ook een belastingvrije vergoeding geven als u die zaken zelf aanschaft. We laten hierna een aantal pos­ten de revue passeren.

Producten van de werkgeverAls u van uw werkgever een korting krijgt bij de aanschaf van producten uit eigen bedrijf, dan wordt deze korting onder voor­waarden niet tot het loon gerekend. De werkgever mag u een korting van 20% verlenen voor producten tot maximaal €500 (jaar 2008) per kalenderjaar. Geeft hij meer korting, dan behoort dat bedrag tot het loon. De producten mogen voor het bedrijf niet branchevreemd zijn. De producten mogen ook bij een ander, tot hetzelfde concern behorend, bedrijf zijn gekocht.Als de maximumkortingen een jaar niet gehaald wordt, mag het niet­gebruikte deel worden doorgeschoven naar de volgen­de twee jaren.Als u een vergoeding krijgt voor de aanschaf van deze produc­ten, geldt hetzelfde principe: de vergoeding behoort tot het loon voor 80% van de waarde van producten. Het meerdere is onbe­last tot een maximum van €500 per kalenderjaar.

b Deze regeling geldt niet voor geldleningen aan werknemers van bijvoorbeeld een bank- of verzekeringsbedrijf. Daarvoor geldt de rege-ling voor personeelsleningen.

Reizen buiten het woon-werkverkeerVoor reizen buiten het woon­werkverkeer mag uw werkgever u €0,19 per kilometer vergoeden. Het doet er daarbij niet toe hoe u reist. Dit bedrag geldt voor alle soorten vervoer, dus ook voor vervoer per motor, scooter, fiets en te voet. Alleen voor reizen per openbaar vervoer, taxi, boot of vliegtuig mag de werkgever de werkelijke kosten vergoeden.

Vrij reizen per openbaar vervoerAls uw werkgever u gratis reizen per openbaar vervoer ver­strekt die mede nodig zijn voor een behoorlijke vervulling van de dienstbetrekking of voor woon­werkverkeer, hoeft er geen bedrag meer bij het loon te worden geteld.

b Als het vrij reizen niet mede nodig is voor een behoorlijke vervul-ling van uw dienstbetrekking of voor woon-werkverkeer, dan moet de waarde van dit vrije reizen worden gesteld op de waarde in het economisch verkeer, dus op de prijs die u ervoor had moeten betalen bij het zelf aanschaffen.

Page 61: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 61

VoordeelurenkaartUw werkgever kan u gratis een voordeelurenkaart verstrekken of vergoeden. U moet de kaart dan wel (mede) voor woon­werk­verkeer gebruiken.

Kost en inwoningDe fiscus hanteert voor de waardering van kost en inwoning en verstrekte maaltijden normbedragen. Die zijn onder meer af­hankelijk van de hoogte van het loon.

Consumpties tijdens werktijdEen vergoeding of verstrekking van consumpties tijdens werk­tijd die geen deel uitmaken van een maaltijd, behoort niet tot het loon. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om koffie, thee, gebak, een stuk fruit en andere tussendoortjes van weinig waarde. U kunt onbelast een vergoeding krijgen van maximaal €2,75 per week en €0,55 per dag als deze consumpties niet al worden verstrekt.

MaaltijdenEen vergoeding voor of verstrekking van maaltijden is onbelast als de maaltijden een meer dan bijkomstig zakelijk karakter hebben. Denk aan maaltijden tijdens overwerk of dienstreizen. De werkgever mag de werkelijke kosten vergoeden, maar hij mag ook aansluiten bij de normbedragen voor maaltijden in bedrijfs­kantines (€2,05 per lunch en €3,90 per warme maaltijd).

Maaltijden in de bedrijfskantineDe waarde van een kantinemaaltijd bedraagt €2,05 voor het ontbijt en een koffiemaaltijd (lunch) en €3,90 voor een warme maaltijd. Dit bedrag moet uw werkgever bij uw loon tellen. Als u moet betalen voor een maaltijd, wordt dat van deze bedragen afgetrokken.Als uw werkgever een vergoeding betaalt voor maaltijden in de bedrijfskantine, wordt het hele bedrag daarvan tot het loon gerekend.

Vergoeding voor onregelmatige dienstenHet is niet meer mogelijk om een onbelaste vergoeding voor onregelmatige diensten te krijgen.

TelefoonAls u een telefoon thuis heeft voor de behoorlijke vervulling van uw dienstbetrekking, is de vergoeding geheel onbelast als u de aansluiting voor 10% of meer zakelijk gebruikt. Gebruikt u deze minder dan 10% zakelijk, dan is de vergoeding geheel belast. Regelt uw werkgever deze aansluiting, dan wordt er geen bedrag bij het loon geteld als het zakelijke gebruik 10% of meer is. Bij een lager zakelijk gebruik moet uw werkgever de kosten die hij voor deze aansluiting maakt, bij uw loon tellen.

Mobiele telefoons, smartphones, blackberry’sMobiele telefoons vallen onder de telefoonregeling. Maar som­mige mobiele telefoons hebben zulke uitgebreide gebruiksmoge­lijkheden dat de telefoonfunctie ondergeschikt kan zijn. In ieder

geval vallen smartphones en blackberry’s onder de telefoonrege­ling: het toetsenbord daarvan is zodanig ingericht dat de invoer­mogelijkheden te beperkt zijn voor langdurig gebruik als com­puter. Pocket­pc’s, mininotebooks en navigatieapparatuur vallen echter onder de regeling voor computers en dergelijke.

InternetaansluitingenAls u voor de behoorlijke vervulling van uw dienstbetrekking een internetaansluiting heeft via een kabelaansluiting of via ADSL, is de vergoeding geheel onbelast als u de aansluiting voor 10% of meer zakelijk gebruikt. Gebruikt u deze minder dan 10% zakelijk, dan is de vergoeding geheel belast. Regelt uw werkgever deze aansluiting, dan wordt er geen bedrag bij het loon geteld als het zakelijke gebruik 10% of meer is. Bij een lager zakelijk gebruik moet uw werkgever de kosten die hij voor deze aansluiting maakt, bij uw loon tellen.

Computer van de baasUw werkgever mag u een computer ter beschikking stellen. Als u deze nagenoeg geheel (meer dan 90%) zakelijk gebruikt, hoeft er niets bij het loon te worden geteld. Als het zakelijke gebruik minder is, moet er vanaf het moment van eerste ingebruikname drie jaar lang 30% van de waarde van de computer bij het loon worden geteld. De waarde van de computer wordt daarna op nihil gesteld.Als de kostprijs van de computer lager is dan €450, mag het hele bedrag in één keer onbelast worden vergoed.

TelewerkenUw werkgever mag belastingvrij uw werkplek thuis inrichten voor een bedrag van €1815 per vijf kalenderjaren. U moet dan wel:• minimaalééndagperweekechtthuiswerken;• umoetdatdoenmetbehulpvantelematica(computermet

modem of fax);• deinrichtingmoetvoldoenaandeeisengesteldinhetAr­

beidsomstandighedenbesluit;• bovendienmoetuhieroverschriftelijkafsprakenmetuw

werkgever hebben gemaakt.Onder dezelfde voorwaarden mag uw werkgever u een belas­tingvrije vergoeding geven van €1815 per vijf jaar.

De fiets van de baasAls u een fiets met een maximale cataloguswaarde van €749 van uw werkgever in bruikleen heeft, is er fiscaal niets aan de hand als u de fiets gebruikt voor het woon­werkverkeer. Daar­voor is vereist dat u meer dan de helft van uw werkdagen met de fiets naar uw werk ‘pleegt te reizen’. Daar wordt ook toe ge­rekend het naar de trein fietsen om vervolgens per trein naar het werk te reizen. Bovendien mag de werkgever maar eenmaal per drie jaar een nieuwe fiets ter beschikking stellen.Is de ter beschikking gestelde fiets duurder dan €749, dan moet er een bedrag voor privégebruik bij uw loon worden geteld. Uit praktische overwegingen wordt dat door de staatssecretaris

Page 62: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 200962

vastgesteld op jaarlijks 10% van de nieuwwaarde van de fiets. Dit bedrag wordt in december (of de laatste maand dat u de fiets gebruikt) bij uw loon geteld en daarover wordt loonbelasting ingehouden. Bij in­ of uitdiensttreding gedurende het jaar wordt dit bedrag tijdsevenredig verlaagd.

a Als de ter beschikking gestelde fiets duurder is dan €749, mag uw werkgever u wel belastingvrij een vergoeding geven van €0,19 per kilometer voor het woon-werkverkeer en voor de overige zakelijke kilometers.

Als uw werkgever u een fiets schenkt met een cataloguswaarde van maximaal €749, en u gebruikt hem voor woon­werkverkeer (opnieuw minimaal de helft van uw werkdagen), hoeft er niets bij uw loon worden geteld. Als u de fiets helemaal niet voor woon­werkverkeer gebruikt, moet de waarde in het economisch verkeer worden bijgeteld. Is de cataloguswaarde hoger dan €749, dan moet dit meerdere eveneens tot uw loon worden gerekend.Bij het verstrekken van een gebruikte fiets geldt dezelfde rege­ling. Daar wordt gekeken naar de waarde in het economische verkeer van de fiets op het moment van verstrekken.Uw werkgever kan u ook eens per drie jaar de waarde van een fiets belastingvrij vergoeden, mits de fiets niet duurder is dan €749. Ook hier geldt weer dat u minimaal de helft van uw werk­dagen op de fiets naar uw werk moet komen. Bij aanschaf van een gebruikte fiets kan uw werkgever de waarde in het econo­mische verkeer vergoeden.Als u de fiets al in gebruik had voordat u aan de fietsregeling ging deelnemen, is de vergoeding belastingvrij tot de afgeschre­ven waarde van de fiets. De afschrijving wordt daarbij gesteld op de cataloguswaarde, verminderd met 10% restwaarde, ver­deeld over een afschrijvingstermijn van 60 maanden.

Als u aan uw werkgever een gedeelte van de fiets vergoedt, bij­voorbeeld omdat hij duurder is dan €749, dan komt uw bijdrage in mindering op de bijtelling. Maar de bijtelling kan nooit ne­gatief worden.Verder kunnen zaken die direct met de fiets samenhangen, zo­als regenkleding, een bandenreparatieset, een CO2­pompje, batterijverlichting, een steun voor de aktetas, een fietsenstal­ling bij het station, sloten en onderhoudsbeurten na akkoord van de Belastingdienst tot €82 per kalenderjaar belastingvrij worden vergoed of verstrekt. Daarnaast is een verstrekking voor een fietsverzekering onbelast.

a Voor zakelijke reizen met de eigen fiets mag de werkgever u belas-tingvrij een bedrag vergoeden van €0,19 per kilometer. Dat mag ook voor een fiets die door de werkgever is geschonken.

Vergoedingen voor verlies en beschadigingEen vergoeding van uw werkgever voor verlies of beschadiging van persoonlijke spullen ontvangt u onbelast. Denk aan verlies van een bril, sieraden, reisbagage, schoenen, horloge en derge­lijke. Het verlies of de beschadiging moet dan wel zijn ontstaan door een bijzondere gebeurtenis die samenhangt met de dienst­betrekking.

Cursussen, vakliteratuur en dergelijkeVrijgesteld zijn vergoedingen en verstrekkingen voor de vol­gende kosten, nodig voor de uitoefening van uw beroep:• excursies,studiereizen,inclusiefdereis-enverblijfkosten;• studiekostenomuwkennisoppeiltehouden;• kostenvancursussen,congressen,seminarsendergelijke.Autokosten die u hiervoor maakt, mogen slechts tegen €0,19 per kilometer worden vergoed.

Huisvesting buiten de woonplaatsKosten voor huisvesting buiten de woonplaats, veroorzaakt door de dienstbetrekking, mogen gedurende twee jaar belas­tingvrij worden vergoed.

Werkruimte in de woningOnder omstandigheden kunt u een belastingvrije vergoeding ontvangen voor de werkruimte in uw woning. De werkruimte moet naar verkeersopvattingen een zelfstandig deel van uw woning vormen. Hiermee wordt bedoeld dat de werkruimte een zodanige zelfstandigheid bezit dat de ruimte duidelijk te onder­scheiden is door uiterlijke kenmerken, bijvoorbeeld door een eigen opgang of ingang. Daarnaast kunnen ook de voorzienin­gen in de werkruimte van belang zijn ter bepaling van de zelf­standigheid, bijvoorbeeld eigen sanitair. Een werkruimte die een dusdanige zelfstandigheid bezit, zou ook als zodanig ver­huurd kunnen worden aan derden.Als een werkruimte als een zelfstandig deel van de woning kan worden beschouwd, is een vergoeding mogelijk in twee situa­ties:• Uheeftbuitenshuisookeenwerkruimte,maaruverdient

70% van het totale bedrag van uw inkomsten uit arbeid en winst uit onderneming in (dus door lijfelijke aanwezigheid) de werkruimte thuis.

• Uheeftbuitenshuisgeenwerkruimte,maaruverdient70%van het gezamenlijke bedrag van uw inkomsten uit arbeid en winst uit onderneming in of vanuit de werkruimte thuis en bovendien 30% in die werkruimte.

Uw werkgever mag u belastingvrij maximaal 20% van de huur of 20% van de economische huurwaarde (deze kunt u aflezen uit tabel 6 in par. 4.11b) van de woning vergoeden. Dit is inclusief energiekosten en de kosten van inrichting.

Lekker goedkoop peddelenU heeft 18 maanden geleden een nieuwe fiets gekocht voor €500. U besluit deel te gaan nemen aan de fietsregeling van uw werkgever. Deze mag u het volgende vergoeden. De restwaarde van de fiets is €50, er mag worden afgeschreven over €450 in 60 maanden, dat is €7,50 per maand. De afschrijving bedraagt over 18 maanden €135. Uw werkgever mag u €500 - €135 = €365 be-lastingvrij vergoeden.

Page 63: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 63

Wat betreft de inrichting van de werkruimte: deze valt onder de regels voor het telewerken (zie hiervóór).

Premies ongevallenverzekeringUw werkgever kan u de premies voor een ongevallenverzeke­ring belastingvrij vergoeden. Het moet dan wel gaan om een verzekering die uitsluitend betrekking heeft op ongevallen tij­dens het vervullen van de dienstbetrekking. Uitkeringen uit zo’n verzekering zijn belast bij de werknemer.

b De belastingheffing over zulke uitkeringen is natuurlijk bijzonder vervelend. Als u deze belastingheffing wilt voorkomen, kunt u beter zelf een verzekering sluiten. De premie is dan weliswaar niet aftrekbaar, maar de uitkering is daarentegen onbelast.

Representatiekosten en relatiegeschenkenZulke kosten kunnen belastingvrij worden vergoed als ze zijn gemaakt in verband met uw dienstbetrekking. Hiertoe kunnen ook de kosten van interne representatie horen. Dit zijn het op kantoor aan collega’s geven van een presentje bij verjaardag, geboorte, huwelijk en afscheid. De vergoeding is echter alleen maar belastingvrij als er een voldoende verband is tussen de dienstbetrekking en deze kosten. Dat verband is volgens de Hoge Raad niet aanwezig bij traktaties wegens een verjaardag binnen een afdeling. Voor leidinggevenden zal eerder sprake zijn van een verband tussen kosten en dienstbetrekking dan voor niet­leidinggevenden.

StudiekostenUw werkgever mag studiekosten belastingvrij vergoeden. Het moet dan wel gaan om kosten die onder de scholingsuitgaven vallen, dus uitsluitend voor een studie voor een beroep of om uw kennis op peil te houden. Zie verder par. 8.6.

VerhuiskostenVerhuiskosten mogen belastingvrij worden vergoed als de ver­huizing verband houdt met uw dienstbetrekking. In twee geval­len is daaraan in ieder geval voldaan:• ugaatwonenbinneneenstraalvan10kilometervanuwar­

beidsplaats, terwijl u eerst buiten deze straal woonde;• uverkortdoordeverhuizingdereisafstandtussenuwwoning

en uw werk met ten minste 50% en ook met ten minste 10 kilometer.

De verhuizing moet dan wel plaatsvinden binnen twee jaar na aanvaarding van een nieuwe dienstbetrekking of overplaatsing. In andere situaties wordt afzonderlijk beoordeeld of de verhui­zing in direct verband staat met uw dienstbetrekking.De vrijgestelde vergoeding bedraagt:• dekostenvandeoverbrengingvandeboedel;• voordeoverigekosten12%vanuwnieuwelooninclusiefde

bijtelling voor het privégebruik van de auto, met een maxi­mum van €5445.

a Als u om een zakelijke reden verhuist, mag uw werkgever u de aan- en verkoopkosten van uw privéwoning (niet de koopprijs van het huis zelf ) vergoeden. Uw werkgever zal de loonbelasting hierover voor zijn rekening nemen als eindheffing. Hij mag daarvoor het gunstige enkelvoudige tarief hanteren. Voor u als werknemer heeft deze rege-ling als gevolg dat u de vergoeding belastingvrij ontvangt.

Contributies vakbondsverenigingZulke contributies mogen belastingvrij worden vergoed.

OutplacementUw werkgever mag de kosten van outplacement belastingvrij vergoeden. Hieronder vallen ook sollicitatiekosten.

Advocaatkosten bij ontslagDe advocaatkosten die u in verband met een (dreigend) ontslag moet maken, zijn niet aftrekbaar. Uw (ex­)werkgever mag u er echter wel een belastingvrije vergoeding voor geven.

BedrijfsfitnessOnder voorwaarden kan bedrijfsfitness belastingvrij worden vergoed of verstrekt.Onder bedrijfsfitness wordt verstaan de conditie­ of kracht­training van werknemers, georganiseerd of geïnitieerd door de werkgever. Het is niet nodig dat de fitness op het werk plaats­vindt, dat mag ook erbuiten, mits op een vaste, door de werkge­ver aangegeven, plek. Als het fitnesscentrum meerdere vesti­gingen heeft, mag u kiezen waar u traint. De deelname moet openstaan voor 90% van de werknemers.

Stoppen met rokenAls u wilt stoppen met roken, kan uw werkgever u de kosten daarvan onder voorwaarden vergoeden. Het gaat dan bijvoor­beeld om de kosten van een cursus. Voorwaarde is dat de cursus wordt ingepast in het Arboplan.

Vergoeding bijzondere ziektekostenOnder de volgende voorwaarden mogen ziektekosten belasting­vrij worden vergoed door uw werkgever.• Dekostenwordennietaldooreenandervergoed;• Devergoedingenkomennietovereenmetprestatiesopgrond

van de basisverzekering van de Zorgverzekeringswet; en• Devergoedingenwordenverstrektof toegezegdvóórhet

einde van het jaar waarin de kosten worden gemaakt.Het gaat niet alleen om uw eigen kosten, maar ook om die van uw partner en bloed­ of aanverwanten in de rechte lijn (kinde­ren, ouders) en de tweede graad van de zijlijn (broers, zus­sen).

Vergoeding geneeskundig onderzoekEen vergoeding van uw werkgever voor een geneeskundig on­derzoek is onder omstandigheden belastingvrij. Het moet dan gaan om een geneeskundig of arbeidsgezondheidskundig on­derzoek in het kader van preventie­ en verzuimbeleid, om een

Page 64: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 200964

second opinion van een ARBO­dienst of om een aanstellings­keuring.

3.3d AandelenoptiesOnder een aandelenoptie wordt in dit verband verstaan het recht dat u van uw werkgever krijgt om (in de toekomst) tegen een vastgestelde prijs aandelen in het bedrijf te kopen. Het voor­deel uit een aandelenoptie is belast.Als u een optie uitoefent of verkoopt, wordt het voordeel op dat moment belast. Als een tegenprestatie ontbreekt of is bedongen bij niet onder normale omstandigheden gesloten overeenkomst, wordt als genoten bedrag aangemerkt de waarde in het econo­mische verkeer. Als u een bedrag moet bijdragen, mag u dat van het voordeel aftrekken.

3.3e Renteloze of laagrentende leningenEen renteloze of laagrentende lening van uw werkgever kan aanleiding geven tot belastingheffing, maar dat hoeft niet. Voor dat laatste is vereist dat de lening een eigenwoningschuld is waarvan de rente aftrekbaar is. Ook als de lening wordt ver­strekt voor de aanschaf van iets waarvoor de werkgever ook een belastingvrije vergoeding had kunnen geven, voor de aan­schaf van een computer die voor 90% of meer voor de dienstbe­trekking wordt gebruikt of voor de inrichting van een telewerk­plek, behoort het rentevoordeel niet tot het loon. Als geen van deze situaties zich voordoet, moet de werkgever wel een bedrag tot uw loon rekenen, namelijk een percentage van 5,3% per jaar, verminderd met het bedrag dat u aan uw werkgever aan rente betaalt.

3.3f SpaarloonregelingVolgens deze regeling zet uw werkgever een deel van uw bru­toloon opzij. Over dat spaarbedrag moet hij dan nog wel 25% afdragen. Het maximale bedrag dat u zo kunt sparen, is €613 per jaar (2008).Als u de spaarloonregeling gebruikt voor personeelsopties (aan­delen in de vennootschap van de werkgever of een daarmee verbonden vennootschap), wordt het bedrag dat wordt besteed aan opties verdubbeld. Het bedrag van de vrijstelling moet eerst worden verminderd met het in geld gespaarde bedrag. Wat over­blijft mag worden verdubbeld en in personeelsopties worden omgezet.

Tussentijdse opname van het spaarsaldo is onder de volgende voorwaarden mogelijk:• bijdeaankoopvaneeneigenwoninginfiscalezin(dusgeen

tweede woning);

• voordebetalingvanpremiesopeen(tijdelijke)oudedagslijf­rente, of voor een lijfrente voor een meerderjarig invalide (klein)kind;

• vooreenkapitaalverzekering(bijvoorbeeldbijdeaankoopvan een woning), de premie mag door uzelf of door uw partner worden betaald;

• voorovermakingnaareenspaarrekeningeigenwoning,be­leggingsrecht eigen woning, lijfrentespaarrekening of een lijfrentebeleggingsrecht;

• voorhetstartenvaneenonderneming;• voorhetvrijwilligstortenvanpensioenpremies;• voorhetopnemenvanverlof;• voorhetbetalenvanscholingsuitgaven;• voordekostenvooreenprocedureEVC(ErkenningVerwor­

ven Competenties);• voorhetbetalenvankinderopvang.U mag het spaartegoed ook omzetten in effecten. Deze moeten dan echter gedurende dezelfde termijn geblokkeerd staan.

b U mag niet tegelijkertijd deelnemen aan de spaarloonregeling én aan de levensloopregeling. U moet dus kiezen. Uw keus mag u wel ieder jaar wijzigen.

b De spaarloonregeling staat niet voor u open als u als directeur-groot-aandeelhouder, eventueel met uw partner, de enige werknemer bent.

Meer werkgeversU kunt alleen meedoen met de spaarloonregeling via de werk­gever bij wie u op 1 januari in dienst was en die op uw loon de algemene heffingskorting toepast. Deze regel dient ervoor te zorgen dat u slechts eenmaal deelneemt aan de spaarloonrege­ling.

3.3g AansprakenEen aanspraak in fiscale zin is een recht dat u tijdens uw dienst­betrekking opbouwt en dat u pas later, of onder bepaalde voor­waarden, geldend kunt maken. De bekendste aanspraak is het pensioenrecht; de door u betaalde pensioenpremies zijn aftrek­baar, terwijl de te zijner tijd door u te genieten pensioenuitke­ringen worden belast.Om van deze omkeerregel gebruik te kunnen maken, moet er wel sprake zijn van een fiscaal toegestane pensioenregeling. De fiscus stelt onder meer eisen aan de pensioenhoogte, in samen­hang met het genoten salaris en de gemaakte diensttijd, en aan de wijze waarop de pensioenregeling wordt uitgevoerd.Ook uw recht op uitkering van ziektekosten is een aanspraak; de waarde hiervan wordt echter belast en is fiscaal gelijkgesteld aan het gedeelte van de premie voor de zorgverzekering of het ziekenfonds dat uw werkgever voor zijn rekening neemt.

3.3h LevensloopregelingPer 1 januari 2006 is de nieuwe levensloopregeling in werking getreden. Op grond van deze regeling mag u per jaar maximaal 12% van uw brutoloon sparen tot een totaal maximum van 210%

Personeelsoptiesu zet €350 op uw geblokkeerde spaarloonrekening. Dan blijft er (€613 - €350 =) €263 over die u nog mag sparen. Als u perso-neelsopties wilt kopen, kan dat tot een bedrag van 2 x €263, dat is €526.

Page 65: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 65

van uw brutoloon. U mag in overleg met uw werkgever verlof opnemen en uw levenslooptegoed in die periode opnemen. Er moet op dat moment belasting worden ingehouden (volgens het schijventarief van box 1). U mag het levenslooptegoed gebruiken voor ieder doel, dus ook voor vervroegd pensioen.Bij opname van het levenslooptegoed heeft u recht op een extra heffingskorting van €191 per deelnamejaar (maar nooit meer dan het opgenomen tegoed). Wanneer u ouderschapsverlof neemt en deelneemt aan de levensloopregeling, heeft u recht op een extra heffingskorting van 50% van het minimumloon per opgenomen uur verlof (dat is een heffingskorting van circa €3,86 per opgenomen verlofuur). U hoeft geen bedragen op te nemen uit uw levenslooptegoed voor het recht op deze heffingskorting. De enige voorwaarde is, dat u deelneemt aan de levenslooprege­ling en geld stort op uw levenslooprekening. Maar voor de uit­betaling van de opgebouwde heffingskorting moet u het levens­looptegoed wel gebruiken.U kunt niet tegelijk deelnemen aan de levensloopregeling en de spaarloonregeling. U moet jaarlijks de keuze tussen beide re­gelingen maken.Hierna sommen wij de kenmerken van de levensloopregeling op.

Het opbouwen van het spaartegoed• Ukuntperjaarmaximaal12%vanhetloonsparentotin

totaal maximaal 210% van het jaarloon. Zodra u op 31 decem­ber van enig jaar inclusief rendement op het ingelegde geld 210% van het jaarloon heeft gespaard, mag u het volgende jaar niet meer storten. Zolang dat niet het geval is, mag u het volgende jaar 12% bijstorten. Het kan wel zo zijn dat daarna door het maken van rendement meer dan dit maximum op de rekening staat.

a Als u door een storting in een bepaald jaar nét over de grens van 210% van het loon uitkomt, kunt u wellicht in dat jaar beter wat minder storten, zodat u net onder die grens blijft. U kunt dan in het jaar daarop de volle 12% storten. Daarmee bereikt u een zo hoog mogelijk bedrag op uw levenslooprekening.

• InoverlegmetdewerkgeverkuntuookADV-loonofover­werktijd omzetten in geld in de levensloopregeling.

• Hetgeldmagunaarkeuzestallenbijbanken,verzekeraarsof pensioenmaatschappijen.

• Voorwerknemersdieop1januari2005tussende50en55jaaroud waren, geldt niet het maximum van 12% per jaar. Zij kun­nen sneller sparen (als ze zich dat kunnen veroorloven), maar nooit meer dan 210% van het jaarloon. Voor werknemers die op 1 januari 2005 55 jaar of ouder waren, blijven de bestaande voordelen van oude VUT­ en prepensioenregelingen be­staan.

• Werknemersdiehunper1januari2006bestaandeprepen-sioenafspraken willen afkopen, mogen dit bedrag in de le­vensloopregeling storten. Dat mag in dat jaar dan meer zijn dan 12% van het jaarloon.

• Hetgespaardebedragmagwordengebruiktombestaandepensioenrechten te verbeteren, mits het totaal van de pen­sioenrechten maar binnen het wettelijke kader blijft.

• Ishetlevenslooptegoed(gedeeltelijk)opgebruikt,danmaguopnieuw sparen tot het maximum is bereikt. Dat mag ook bij salarisverhogingen als het tegoed daardoor minder wordt dan 210% van het jaarloon.

• Bijwijzigingvanwerkgeverkuntuhetspaartegoedgewoonmeenemen: het staat immers bij een bank of verzekerings­maatschappij.

• Degeldenmaguookbeleggeninaandelen,mitsgeblokkeerd.

Het opnemen van het verlof• Hetverlofmagualleenopnemeninoverlegmetdewerkge­

ver.• Umagindeverlofperiodenietmééropnemendanhetsalaris

direct voorafgaand aan dat verlof.• Erhoeftgeenspecifiekeredentezijnomverlofoptenemen

(zoals zwangerschap, studie, zorgverlof).• Hetverlofmaguvollediggebruikenomeerdertestoppenmet

werken.• Hetlevenslooptegoedkuntuookgebruikenomparttimete

gaan werken, waarbij het salaris wordt aangevuld uit het levenslooptegoed.

• Ukuntookgebruikmakenvaneenkredietfaciliteit.Dathoudtin dat de bank méér aan uitkeringen aan de werkgever mag overmaken dan er al gespaard is, een soort voorschot eigen­lijk. U kunt kan dan langer verlof nemen dan uw tegoed toe­staat, maar u moet wel binnen de grenzen van de 210% blij­ven. Na afloop van het verlof moet u natuurlijk weer gewoon doorsparen om het krediet af te lossen.

Werknemersverzekeringen• Overhetgespaardebedragwordenwelpremiesvoordewerk­

nemersverzekering ingehouden: zo blijven de toekomstige uitkeringen uit deze verzekering volledig gehandhaafd.

• Overdeperiodevanverlofzijnoverdeopgenomenbedragengéén premies werknemersverzekeringen verschuldigd.

• Opnamevaneenverlofvannietmeerdan18maandenheeftgeen nadelige gevolgen voor de uitkeringsrechten. Duurt het verlof langer dan 18 maanden, dan kan dat wel het geval zijn. Zo is het mogelijk dat niet meer voldaan wordt aan de wekeneis voor een WW­uitkering of dat het dagloon wordt verlaagd.

• In2006isdeZiekenfondswetvervangendoordeZorgverzeke­ringswet. Onder deze wet zijn premies voor ziektekosten ver­schuldigd op het moment dat er loonheffing wordt ingehouden. In de spaarperiode zijn dus geen premies verschuldigd over het gespaarde bedrag en in de uitkeringsfase zijn daarentegen wél premies verschuldigd over de opgenomen bedragen.

Fiscale aspecten• Erwordtgeenbelastinggehevenoverdegespaardebedragen,

niet bij inhouding en ook niet tijdens het sparen (vrijgesteld in box 3).

Page 66: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 200966

• Dewerkgeverenwerknemerbepalenzelfoferoverdege­spaarde bedragen pensioen opgebouwd wordt. De wet biedt hiervoor de ruimte.

• Indeuitkeringsfasekaninoverlegtussenwerkgeverenwerknemer eveneens pensioen worden opgebouwd over de uitkeringen.

• Erwordtbelastinginbox1gehevenbijhetopnemenvandegelden tijdens het levensloopverlof.

b Over de gespaarde gelden ontvangt u van de bank of verzekeraar rente of dividend; omdat bij opname van spaargeld ook het rende-ment op het geld wordt uitgekeerd, is over dit rendement progressief belasting verschuldigd (dit in tegenstelling tot rendement op eigen spaargeld dat in box 3 valt).

• Deinkomstenwordenbelastalsinkomstenuittegenwoor­dige arbeid, zodat recht bestaat op de arbeidskorting. Dit is alleen anders als het tegoed wordt uitgekeerd wegens afkoop of het bereiken van de 65­jarige leeftijd. Dan is er sprake van inkomsten uit vroegere arbeid.

• Bijopnamevanhet(volledige)wettelijketoegestaneouder­schapsverlof krijgen de ouders van de Belastingdienst de helft van het minimumloon per opgenomen verlofuur uitbetaald, mits ze voldoende belasting moeten betalen om deze ouder­schapsverlofkorting in mindering te kunnen brengen. De maximale korting is momenteel €657,50 per maand (over maximaal drie maanden). Dit geldt alleen voor ouders die deelnemen aan de levensloopregeling. Het is daarvoor niet nodig om in die periode ook op te nemen uit de levensloopre­geling. Deelname op zich is voldoende.

Let op: per 2009 verandert bovenstaande: u kunt bij ouder­schapsverlof (verlengd tot maximaal zes maanden) ook recht hebben op de ouderschapsverlofkorting zonder deelname aan de levensloopregeling.

• Bijopnamevanhetverlofgeldteenextraheffingskorting,delevensloopverlofkorting. Deze heffingskorting is in principe het bedrag van de opgenomen gelden, maar er geldt een maxi­mum van €191 (jaarlijks geïndexeerd) per gespaard jaar. Bij bijvoorbeeld vijf jaar sparen en een opname van ten minste €955 (5 x €191), mag u de belasting in het jaar van verlof ver­minderen met 5 x €191 = €955. U moet dan wel voldoende be­lasting betalen om van deze extra heffingskorting volledig gebruik te kunnen maken.

• Alshettegoednognietopisbijhetmetpensioengaan,wordthet hele bedrag in één keer uitgekeerd en wordt daarover loonbelasting ingehouden. Het is niet verplicht om het geld eerder uit te laten keren, bijvoorbeeld bij werkloosheid of arbeidsongeschiktheid.

OverlijdenAls de werknemer overlijdt terwijl er nog een levenslooptegoed staat, wordt dit tegoed in één keer uitgekeerd aan de erfgena­men. Deze kunnen vervolgens kiezen, net zoals bij regulier postuum loon, of het bedrag nog bij de erflater wordt belast of

bij de erfgenamen. Als belastingheffing plaatsvindt bij de erf­later, worden deze inkomsten gekwalificeerd als inkomsten uit tegenwoordige arbeid en is hierop de arbeidskorting van toepas­sing. Bovendien zal er naar alle waarschijnlijkheid recht be­staan op de levensloopverlofkorting. Bij belastingheffing bij de erfgenamen is er sprake van inkomsten uit vroegere arbeid en bestaat hoogstwaarschijnlijk geen recht op de levensloopver­lofkorting.

LijfrentenHet is ook mogelijk om uw bijdrage in de levensloopregeling te storten als premies van een lijfrente en zo het levenslooptegoed bij elkaar te sparen. De ‘spaarpot’ mag echter niet in één keer belastingvrij worden uitgekeerd; er moet een toegestane lijf­rentevorm voor worden aangekocht. Zie hoofdstuk 6. Of een lijfrente belastingtechnisch voor u interessant is, hangt af van het belastingvoordeel nu in vergelijking met de te betalen pro­gressieve belasting over de lijfrente­uitkeringen in de toe­komst. Het is overigens niet verstandig om een lijfrente uitslui­tend wegens het (vermeende) belastingvoordeel aan te schaffen.

Levensloop en dgaOok als directeur­grootaandeelhouder (dga) bent u in dienst­betrekking en kunt u gebruikmaken van de levensloopregeling. Dat kan – in tegenstelling tot de spaarloonregeling – zelfs als u het enige personeelslid bent. Door het sparen in de levens­loopregeling kunt u echter wel in de problemen komen met de gebruikelijk loonregeling. Het gebruikelijke loon dat een dga moet genieten, wordt namelijk afgemeten ná aftrek van de bij­dragen in de levensloopregeling. Dat kan met name lastig uit­pakken voor dga’s die op 1 januari 2005 tussen de 50 en 55 jaar oud waren. Zij mogen namelijk meer dan 12% storten in de levensloopregeling. Na deze inleg moet er echter nog een ge­bruikelijk loon met een minimum van €40.000 (zie par. 3.2b) overblijven.

3.4 Afvloeiing en ontslagBij afvloeiing en ontslag worden tussen werkgever en werkne­mer vaak afspraken gemaakt over schadevergoedingen en af­koopsommen. Soms is sprake van smartengeld; verder kunnen boetes en verhogingen een rol spelen als er sprake is geweest van een procedure. Mogelijk kunt u bij uw vertrek ook een ex­tra pensioenstorting bedingen. Als die storting plaatsvindt in het kader van een fiscaal toegestane pensioenregeling, blijft de premie onbelast. De latere pensioenuitkering wordt dan na­tuurlijk weer normaal belast.

a Denk bij ontslag aan de mogelijkheid van een onbelaste uitkering als u nog geen gebruik heeft gemaakt van de belastingvrije jubileum-uitkering. U moet dan wel minimaal 25 of 40 jaar in dienst zijn geweest (zie ook par. 3.3a).

Page 67: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 67

3.4a SchadeloosstellingenNormaal gesproken bent u gewoon belasting verschuldigd over een schadeloosstelling bij ontslag. Hierover wordt het progres­sieve tarief van box 1 berekend.U kunt echter ook met uw werkgever overeenkomen dat u de schadeloosstelling niet ineens krijgt uitgekeerd, maar in de vorm van een reeks betalingen in de komende jaren. Fiscaal kan er dan sprake zijn van een stamrecht, dat wil zeggen een recht op een periodieke uitkering. Behalve bij uw werkgever kunt u dat stamrecht ook bij een verzekeringsmaatschappij onderbrengen, waar uw werkgever dan de uitkering voor u koopt. Ook staat de fiscus onder bepaalde voorwaarden nog toe dat u het stamrecht in een ‘eigen’ stamrecht­bv onderbrengt. Via zo’n stamrecht kunt u de belastingheffing uitstellen totdat u de uitkeringen ontvangt.Zo’n stamrecht kan in het bijzonder fiscaal interessant zijn als u in de toekomst in een lagere belastingschijf denkt te vallen, door minder inkomsten of in verband met het lagere tarief in de eerste twee schijven na uw 65e jaar.Het is niet de bedoeling dat de ontslaguitkering wordt gebruikt als een verkapte VUT­regeling. De inspecteur heeft de mogelijk­heid om een ontslaguitkering te toetsen en bij een VUT­achtige constructie zal hij ook als zodanig worden belast, dat wil zeggen dat de werkgever 26% loonbelasting voor zijn rekening moet nemen en dat u direct belasting moet betalen over het hele be­drag.

a Denk bij ontslag aan de mogelijkheden van belastingvrije vergoe-dingen (bijvoorbeeld voor outplacement) en van extra pensioenstor-tingen als u een pensioentekort heeft.

a Uw ex-werkgever mag u een belastingvrije vergoeding geven voor de advocaatkosten die u in verband met het ontslag moet maken.

b Als uw werkgever u tijdens de opzegtermijn geen loon doorbe-taalt, wordt u geacht de ontslaguitkering voor deze loondoorbetaling te gebruiken. Tijdens deze periode krijgt u geen uitkering.

3.4b SmartengeldSoms wordt bij het einde van de dienstbetrekking smartengeld uitgekeerd. Dat wordt in beginsel normaal belast, tenzij het gaat om een vergoeding voor immateriële schade. Van zo’n schade is bijvoorbeeld sprake als u bij de beëindiging van de arbeids­overeenkomst leed is berokkend. Aantasting in eer en goede naam wordt maar hoogstzelden geaccepteerd als reden voor het onbelast laten van een uitkering. Eigenlijk is daarvan al­leen sprake als het gaat om een bekende persoonlijkheid.De fiscus en de belastingrechter beoordelen een en ander zelf­standig; of u en uw werkgever het erover eens zijn dat het om smartengeld gaat, of dat de kantonrechter dit uitspreekt in het ontbindingsvonnis, is dus niet doorslaggevend.Bij gezondheidsschade als gevolg van een bedrijfsongeval zal de fiscus overigens vrijwel altijd immateriële schade veronder­stellen, ook al zit in de smartengelduitkering in feite ook een

component ter vergoeding van het gemis aan arbeidscapaciteit door de gezondheidsschade.

a Als u er niet zeker van bent of (een gedeelte van) uw uitkering belastingvrij is of niet, kunt u de kwestie vooraf aan de fiscus voorleg-gen. Deze legt zijn opvatting dan in een uitspraak vast.

3.4c Beëindigingsverhogingen en boetesEen vergoeding van uw werkgever wegens te late betaling van het loon behoort tot het normale belaste loon. Ook de schade­loosstelling die de rechter u bij ontbinding van de arbeidsover­eenkomst wegens dringende reden toekent, is normaal belast tegen het progressieve tarief.Maar de verhoging die uw werkgever u verschuldigd is bij een ten onrechte verleend ontslag op staande voet is onbelast: deze vloeit namelijk niet voort uit uw dienstbetrekking, maar uit de wet.

3.5 Complicaties bij loon uit dienstbetrekkingU kunt als werknemer met bijzondere problemen te maken krij­gen als u meende niet in een loondienstverhouding te werken, terwijl dat achteraf toch het geval bleek te zijn. Een ander pro­bleem kan zijn dat uw werkgever wel loonheffing heeft inge­houden, maar deze niet aan de fiscus heeft afgedragen.

3.5a Uw arbeid blijkt achteraf in dienstbetrekking te zijn verricht

Het kan zijn dat u en uw werkgever meenden dat er geen sprake was van een dienstbetrekking, maar dat fiscus of bedrijfsver­eniging achteraf anders oordeelt. De belastingrechter heeft aangegeven hoe in dit soort situaties moet worden gehandeld. Daarbij is onder meer vast komen te staan dat uw werkgever de nabetaalde loonheffing op u kan verhalen als de naheffing is gebaseerd op de redenering dat u een brutobeloning heeft ontvangen. Om dit soort complicaties te vermijden, doet u er bij twijfel goed aan vooraf zekerheid te verkrijgen van de fiscus. Temeer omdat de fiscus onder omstandigheden de aanslag loon­heffing ook aan u mag opleggen in plaats van aan uw werkge­ver; de fiscus heeft hierbij namelijk een zogenoemd keuze­recht.

Als u twijfelt of er in uw geval sprake is van een loondienstbe­trekking, vraag dan een Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) aan. Dit is een verklaring die u bij de fiscus kunt aanvragen en waarin staat vermeld dat uw werkzaamheden niet in dienstbe­trekking worden verricht. U kunt een VAR sinds kort ook elek­tronisch aanvragen op www.belastingdienst.nl.De fiscus zal een onderzoek doen naar de omstandigheden waaronder u uw werkzaamheden verricht. Een VAR geldt voor zowel de loonbelasting als voor de werknemersverzekeringen. De VAR geeft uitsluitend zekerheid voor ondernemers en direc­teuren­grootaandeelhouders. Als u resultaat uit overige werk­zaamheden geniet, kunt u nog wel een VAR krijgen, maar geldt

Page 68: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 200968

geen absolute zekerheid voor uw opdrachtgever dat er geen loonheffing en premies werknemersverzekeringen betaald hoe­ven te worden. Er kan dan namelijk nog steeds sprake zijn van een fictieve dienstbetrekking. Daarvoor is uw opdrachtgever niet gevrijwaard.De VAR is slechts één jaar geldig.

a U kunt samen met uw opdrachtgever ook kiezen voor de toepas-sing van de Wet loonbelasting. Dan zijn alle bepalingen van deze wet op u en uw opdrachtgever van toepassing. Dit heet opting-in.

3.5b Fictieve dienstbetrekkingenDe fiscus kent ook fictieve dienstbetrekkingen. Dat zijn arbeids­relaties die fiscaal worden behandeld als een dienstbetrekking. U behoort tot deze zogenoemde gelijkgestelden als u:• opdoorgaansmeerdantweedagenperweekwerkt(ongeacht

het aantal arbeidsuren);• deverplichtingheeftpersoonlijktewerken;• zichvooreenmaandoflangerheeftverplichttotdearbeid;• eeninkomenverwerftdatdoorgaanstenminste2/5deelvan

het wettelijk brutominimumloon per week bedraagt.Voorbeelden van andere fictieve dienstbetrekkingen zijn onder meer: commissarissen, thuiswerkers, aannemers van werk en hun hulpen (tenzij ze in de uitoefening van hun beroep of bedrijf werken; dan zijn ze ondernemer en is sprake van winst uit on­derneming), artiesten,leerlingenenstagiairs,enquêteurs en oproepkrachten. Hier kunt u met dezelfde verhaalsproblema­tiek te maken krijgen als in par. 3.5a.

Dienstverlening aan huisVoor huishoudelijke hulpen, alfahulpen en ander ‘huisperso­neel’ geldt de regeling ‘dienstverlening aan huis’. Deze regeling houdt in dat u geen loonheffing en premies werknemersverze­keringen en premies zorgverzekering hoeft in te houden voor de persoon die op niet meer dan drie dagen per week huishou­delijke taken voor u verricht. Het gaat hierbij om schoonmaken, wassen, strijken, het verrichten van tuinonderhoud en klein onderhoud aan uw huis, het uitlaten van de honden, het funge­ren als privéchauffeur, het doen van boodschappen en het ver­lenen van mantelzorg, al dan niet via een persoonsgebonden budget.Degene die het werk voor u uitvoert, moet de inkomsten uiter­aard wel zelf aangeven, namelijk als resultaat uit overige werk­zaamheden.Wordt er op vier dagen of meer bij u gewerkt, dan moet u wel loonheffing, WW­premies en premies zorgverzekering inhou­den en afdragen. Maar er hoeft slechts eenmaal per jaar aan­gifte te worden gedaan, in plaats van de gebruikelijke eenmaal per maand.

3.5c Loonheffing wel ingehouden, maar niet afgedragen

Problemen kunnen ook ontstaan als uw werkgever wel de loon­heffing inhoudt, maar deze niet afdraagt aan de fiscus. Dit kan

gebeuren als uw werkgever bijvoorbeeld een malafide koppel­baas is, of als uw werkgever weliswaar te goeder trouw is, maar in financiële nood verkeert.De fiscus kan u dan onder omstandigheden eveneens aanspra­kelijk houden voor de betaling van de loonheffing. In het alge­meen gebeurt dit niet als u te goeder trouw mocht menen dat uw werkgever de loonheffing zou afdragen. Daarvan is bijvoor­beeld sprake als u regelmatig loon­ of salarisstroken ontving, waarop uw salaris en de daarop gepleegde inhoudingen op een voor het lekenoog normale wijze staan vermeld. In dat soort gevallen mag u de ingehouden, maar niet afgedragen loonhef­fing toch in aftrek brengen op uw inkomstenbelasting. Maar als u had kunnen weten dat u bij een malafide werkgever werk­te, wordt de ten onrechte niet afgedragen loonheffing op u ver­haald.

3.6 Reiskosten woning-werkVoor de aftrek van kosten van het reizen tussen uw woning en uw werk geldt de reisaftrek, maar uitsluitend voor reizen met het openbaar vervoer en niet als u met eigen vervoer reist.

3.6a De forfaitaire aftrek voor werknemersVoor reizen met openbaar vervoer geldt tabel 4. Wij noemen de bedragen per jaar. Bij reizen gedurende een gedeelte van het jaar neemt u een tijdsevenredig bedrag.Deze tabel geldt voor reizen op vier dagen per week of meer. Als u drie, twee of één dag reist, moet u de bedragen evenredig verminderen. De aftrek is alleen mogelijk als u met openbaar vervoer reist en beschikt over een openbaar­vervoer(OV­)ver­klaring of over een reisverklaring.Een OV­verklaring moet ten minste de volgende gegevens bevat­ten:

TABeL 4 ReiSAFTReK WooN-WeRKVeRKeeR MeT oPeNBAAR VeRVoeR

reisafstand in kilometers

meer dan niet meer dan €

- 10 -10 15 41015 20 54720 30 91730 40 1.13640 50 1.48250 60 1.64960 70 1.83070 80 1.89280 - 1.918

Page 69: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 69

• uwnaamenadres;• deroutewaarvoordeplaatsbewijzengeldigzijn;• hettijdvakvangeldigheidvanplaatsbewijzen.De verklaring moet bovendien gedagtekend zijn en betrekking hebben op een tijdvak van twaalf maanden.

a U heeft ook met een Belgische OV-verklaring recht op deze aftrek.

De reisverklaring is een verklaring van uw werkgever met de volgende gegevens:• naamenadresvanuwwerkgever;• uwnaamenadres;• aantaldagendatuperweekmetopenbaarvervoernaaruw

werk heeft gereisd.De verklaring moet door uw werkgever worden ondertekend en samen met de plaatsbewijzen aan de inspecteur kunnen wor­den overhandigd.

a Ook een werkende student met een OV-studentenkaart mag ge-bruikmaken van het forfait voor woon-werkverkeer. De OV-verklaring komt in dat geval van de Informatie Beheer Groep.

a Als u twee werkgevers heeft, waarvan de ene u een OV-kaart ver-strekt, heeft u ook voor de andere baan recht op de reisaftrek. U reist bijvoorbeeld voor werkgever A gedurende drie dagen per week en krijgt van hem een OV-kaart. Deze gebruikt u ook voor de reizen naar werkgever B op de andere twee dagen van de week. U heeft recht op 50% van de reisaftrek volgens tabel 4.

Wanneer is de forfaitaire aftrek van toepassing?U moet het forfait toepassen als u:• inkomstenuittegenwoordigearbeidheeft(loondienstofre­

sultaat uit overige werkzaamheden);• meerdan10kmvanuwwerkplekwoont(enkele-reisafstand).

Als u eerst naar uw kantoor reist en van daaruit ritten maakt, is het reiskostenforfait van toepassing op de ritten naar uw kantoor. Ook op uw reizen naar een tijdelijke werkplek kan het forfait van toepassing zijn, als aan bepaalde criteria is voldaan. Als u geen vaste werkplek heeft maar in een vast rayon werkt en reist, is het reiskostenforfait van toepassing op de rit tussen uw woning en de rayongrens;

• inderegeltenminsteeenmaalperweekopdezelfdedagheenen weer reist. Aan deze regel wordt u geacht te voldoen als u op minimaal 40 dagen in een kalenderjaar naar dezelfde ar­beidsplaats bent gereisd. Dan is dus het reiskostenforfait van toepassing. Het forfait is van toepassing als u de heen­ en terugreis binnen 24 uur maakt, ook al gebeurt dat op twee verschillende dagen. Als u niet voldoet aan de 40­dageneis, kunt u toch kiezen voor toepassing van het reiskostenforfait als u op 20 dagen naar dezelfde werkplek reist.

a Als u op meer dan 20, maar minder dan 40 dagen reist tussen uw woning en arbeidsplaats, kunt u kiezen voor toepassing van het reis-kostenforfait.

Hoe bepaalt u de reisafstand?Voor de reisafstand neemt u het aantal kilometers dat u per openbaar vervoer aflegt. Deze afstand staat vermeld op uw OV­verklaring.

Bijzondere omstandighedenIn de standaardsituatie heeft u het hele jaar door over dezelfde afstand gereisd en kunt u dus simpelweg het forfaitaire bedrag uit de tabel overnemen. Hierna geven we aan hoe u in een aan­tal bijzondere omstandigheden moet handelen.

Reisafstand groter dan 90 km, minder dan vier dagen per weekMet een OV­verklaring kunt u gebruikmaken van een bijzon­dere aftrekregeling: u mag €0,21 per werkelijk gereisde kilome­ter (alleen de enkele reis) aftrekken, tot een maximum van €1918 per jaar.

Onderbreking door ziekte, verblijf buitenland, vakantiesBij tijdelijke onderbreking (minder dan zes weken) van uw werk door ziekte of vakantie blijft het forfait onveranderd van kracht. Bij een duurzame onderbreking ligt dit anders.

Aanvang of beëindiging dienstverband in de loop van het jaarU moet het reiskostenforfait tijdsevenredig toepassen.

Reizen gezinsbezoekAls u doordeweeks in een andere plaats woont dan uw gezin, is het forfait alleen van toepassing op uw reizen tussen uw door­deweekse verblijfplaats en uw werkplek. De reizen die u door­deweeks of in de weekends naar uw gezin maakt, vallen buiten het forfait. U kunt deze kosten niet aftrekken.

Meer werkplekken, op verschillende dagenU moet voor iedere werkplek afzonderlijk bepalen of het forfait van toepassing is. Voor iedere afstand moet u het daarbij beho­rende forfait nemen, naargelang het aantal dagen per week dat u naar de werkplek reist. Als het aantal dagen wisselt, moet u het gemiddelde aantal dagen per werkplek nemen. Het maxi­mumbedrag van de aftrek is €1918.

Meer werkplekken op dezelfde dagU past het forfait toe op de werkplek waar u het vaakst naar toe reist. De kilometers naar de andere werkplek(ken) zijn niet af­trekbaar.

Verschillende keren per dag heen en weer reizen naar dezelfde werkplek, voor dezelfde werkgeverU moet het forfait toepassen alsof u maar één keer per dag heen en weer reist.

Meer reizen op dezelfde dag naar dezelfde werkplek, voor verschillende werkgeversHiervan kan sprake zijn als u een dag­ en een avondwerkkring heeft in dezelfde plaats. U moet het forfait toepassen op de rei­

Page 70: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 200970

zen voor de betrekking waarvoor u het meeste reist; de reizen naar de andere betrekking zijn niet aftrekbaar.

Uw werkgever verzorgt uw vervoerU kunt geen forfaitaire aftrek toepassen. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een auto van de zaak, of als u met een personeelsbus wordt gehaald en gebracht.

3.6b De forfaitaire vergoeding

Reizen met openbaar vervoerAls u met het openbaar vervoer reist, mag uw werkgever de door u gemaakte kosten volledig belastingvrij vergoeden als u de plaatsbewijzen bij hem inlevert. Uw werkgever mag u €0,19 per kilometer vergoeden voor de kilometers die u met eigen vervoer reist, bijvoorbeeld naar station of bushalte. Dat geldt ongeacht het soort vervoer.

a Als u reist met een OV-chipkaart, kunt u geen plaatsbewijzen inle-veren, gewoonweg omdat die niet worden uitgegeven. U mag toch de werkelijke kosten vergoed krijgen als u aan uw werkgever het overzicht overhandigt dat door het vervoersbewijs wordt gemaakt

Als u wel met het openbaar vervoer reist, maar u komt niet in aanmerking voor vergoeding van de werkelijke kosten, bijvoor­beeld omdat u de plaatsbewijzen niet inlevert, dan mag uw werkgever u €0,19 per kilometer vergoeden.

Reizen met eigen vervoerUw werkgever mag u voor uw woon­werkverkeer €0,19 per ki­lometer vergoeden, ongeacht het soort vervoer. Dat mag dus per auto, fiets, scooter, bromfiets of zelfs lopend zijn.

ReisafstandHet gaat om de werkelijk afgelegde reisafstand. Deze kan ver­schillen naar gelang de aard van het vervoer. De afstand per auto kan afwijken van de afstand met bijvoorbeeld de fiets of scooter. De werkgever moet de afstand aannemelijk kunnen maken. Dat kan op alle mogelijke manieren. Een goede indica­tie hiervoor is een routeplanner, maar deze afstand kan afwij­ken door het soort vervoer.Doorslaggevend blijft het werkelijke aantal kilometers.

Vaste reiskostenvergoedingHet declareren van de reiskosten woon­werkverkeer kan admi­nistratief lastig zijn. Daarom heeft de staatssecretaris regels gegeven ingeval werkgever en werknemer liever een vaste ver­goeding overeenkomen.

Als u vermoedelijk gedurende tenminste 36 weken naar uw arbeidsplaats reist, geldt de volgende regeling.Het aantal kilometers wordt berekend aan de hand van de vol­gende factoren:• hetaantalregulierewerkdagenbedraagt260;

• hetgemiddeldeaantaldageninverbandmetkortstondigeafwezigheid (vakantie, verlof, ziekte en dergelijke) bedraagt 54;

• detotalereisafstandbedraagtmaximaal150kilometerheenen weer.

Van kortstondige afwezigheid is sprake als een afwezigheid van maximaal zes aaneensluitende weken in redelijkheid is te ver­wachten. Op het moment dat een langdurige afwezigheid (lan­ger dan zes weken) is te voorzien, mag de vaste reiskostenver­goeding de lopende en daaropvolgende kalendermaand nog onbelast worden uitbetaald.Daarna is de vaste vergoeding pas weer toegestaan vanaf de eerste dag van de maand volgende op de maand van herstel.

Als u niet altijd naar uw vaste werkplek reist mag ook een an­dere methode worden gebruikt. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:• Demaximalevergoedingis€0,19perkilometer.

Reiskostenvergoeding (1)U woont op 55 kilometer van uw werk. U werkt op 5 dagen per week. De vaste vergoeding bedraagt dan: (260 - 54) x (55 x 2) x €0,19 = €4305 per jaar, dat is €359 per maand.Deze regeling geldt als u doorgaans naar een vaste arbeidsplaats reist. Daarvan is sprake als u op jaarbasis vermoedelijk ten minste (70% van 52 weken) 36 weken naar uw werk reist. Bij een dienst-verband van een deel van een jaar geldt eveneens de 70%, maar nu van het aantal weken dat het dienstverband duurt. Bij een dienstverband van 40 weken reist u doorgaans naar uw werk als u vermoedelijk 70% van 40 weken, dus 28 weken naar die werk-plek reist.Als u in deeltijd werkt, kan de regeling evenredig worden toege-past. Bij een reisafstand van meer dan 150 kilometer vice versa mag wel een vaste vergoeding worden gegeven, maar moet er een nacalculatie plaatsvinden.

Reiskostenvergoeding (2)U reist op jaarbasis doorgaans naar uw werk in Ammerzoden op 18 kilometer afstand van uw woning. Op één dag in de week werkt u thuis en éénmaal in de drie weken reist u naar een verga-dering op het hoofdkantoor in Hedel.Voor de reizen naar Ammerzoden is een vaste vergoeding zonder nacalculatie mogelijk. De vergoeding op jaarbasis voor 5 dagen per week zou bedragen (260 - 54) x 36 x €0,19 = €1409. U reist 2/3 van de weken 4 dagen per week en 1/3 van de weken 3 dagen per week naar Ammerzoden. De onbelaste vergoeding bedraagt 2/3 x 4/5 x €1409 + 1/3 x 3/5 x €1409 = €1033. Voor de reizen naar Hedel mag geen vaste vergoeding zonder nacalculatie worden gegeven, wel kunt u deze kilometers declareren tegen €0,19 per kilometer of u kunt een vaste vergoeding mét nacalculatie krij-gen.

Page 71: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 71

• Erwordtuitgegaanvan214gewerktedagenperjaar.Daarbijis rekening gehouden met reisonderbrekingen voor inciden­teel thuiswerk, ziekte, vakantie sabbatsverlof en zorgverlof.

• Ureistopminstens(70%van214=)150dagennaardevastearbeidsplaats.

In de volgende gevallen moet het aantal dagen tijdsevenredig worden genomen:• uwerktopminderdan5dagenperweek;• uwdienstbetrekkingbegintofeindigtinhetjaar;• dereisafstandwijzigtdoorbijvoorbeeldverhuizingofover­

plaatsing;• devastevergoedingwordtstopgezet.

3.6c Wat valt onder de vergoeding van €0,19 per kilometer?

De vergoeding van €0,19 per kilometer moet álle kosten van de auto dekken. Dat houdt in dat er geen aparte vergoeding gege­ven kan worden voor de volgende kosten:• dekostendieaandeautozelfgemaaktmoetenwordenvoor

het zakelijke gebruik van een aanhangwagen, zoals schok­dempers, trekhaak, extra brandstof of waardevermindering. De kosten van het zakelijk gebruik van de aanhanger zelf mogen wel worden vergoed, daarvoor geldt geen vast bedrag, het gaat om de werkelijke kosten van het zakelijke gebruik ervan;

• tol-enveergelden.Voorveergeldentellendevaarkilometersmee voor de reisafstand.

3.6d CarpoolenEr zijn twee soorten carpoolen: op basis van een meerijregeling van de werkgever en op basis van afspraken tussen werknemers onderling.

Meerijregeling van de werkgeverHiervan is sprake als de werkgever met de chauffeur heeft af­gesproken dat hij met de eigen auto ook andere werknemers ophaalt. De chauffeur kan dan een onbelaste kilometervergoe­ding krijgen van €0,19 voor de totale afstand, dus inclusief om­rijkilometers, als hij met zijn eigen auto rijdt. Voor een auto van de zaak mag geen aparte vergoeding worden gegeven, maar alle kilometers worden als zakelijk beschouwd. Voor de meerijders is sprake van vervoer vanwege de werkgever en zij hebben geen recht op een vergoeding.

Carpoolen op basis van afspraken tussen werknemersAls de chauffeur en de meerijders onderling afspreken om samen te rijden, heeft iedereen recht op de vergoeding van €0,19 per kilometer. De omrijkilometers hebben dan echter een privéka­rakter en daarvoor is geen onbelaste vergoeding mogelijk. Als de meerijders hun vergoeding aan de chauffeur doorbetalen, gaat dat buiten de fiscus om: er wordt geen belasting over geheven.In de volgende situaties is géén sprake van een meerijregeling via de werkgever:

• terbevorderingvanhetcarpoolenverstrektdewerkgeveraan carpoolers een hogere vergoeding (maar maximaal €0,19) dan aan niet­carpoolers;

• omcarpoolersinaanmerkingtelatenkomenvoordehogerevergoeding, maakt de werkgever kenbaar dat het de verant­woordelijkheid is van werknemers wie als chauffeur fungeert en wie als werknemer;

• decarpoolersmoetenaandewerkgeverkenbaarmakendatzij carpoolen en met wie;

• decarpoolersontvangeneenvergoeding,waarvandehoogteniet afhankelijk is van het feit dat zij bestuurder dan wel meerijder zijn.

3.6e ParkerenVoor parkeren geldt een aparte regeling.• Deverstrekkingvanparkeergelegenheidisonbelastalsdeze

zich bevindt bij de plaats van werkzaamheden. Het gaat daar­bij bijvoorbeeld om een parkeerkaart voor een parkeergarage. Deze vrijstelling geldt niet als uw werkgever u een credit­ card of chipknip met een alternatieve aanwendingsmoge­lijkheid geeft om te kunnen parkeren.

• Deverstrekkingvanparkeergelegenheidbijuwwoningofeen andere plaats die geen relatie heeft met uw werkzaam­heden, is belast.

• Deverstrekkingvanparkeergelegenheiddiewel(zijdelings)te maken heeft met uw werk, bijvoorbeeld bij een opstapplaats voor het openbaar vervoer voor woon­werkverkeer, zit in de €0,19 per kilometer.

• Eenvergoedingvoorparkeergelegenheidinofbijdewoningis belast.

• Eenvergoedingvoorparkeergelegenheidbijdeplaatsvandewerkzaamheden zit in de vergoeding van €0,19 per kilome­ter.

• Devergoedingvanparkeergelegenheiddie(zijdelings)tema­ken heeft met uw werk, bijvoorbeeld bij een opstapplaats voor het openbaar vervoer voor woon­werkverkeer, zit in de €0,19 per kilometer.

b Voor alle duidelijkheid: als u een kilometervergoeding krijgt van €0,19 en u maakt een zakelijke rit, bijvoorbeeld naar hartje Amsterdam, dan kan uw werkgever u niet de parkeerkosten apart vergoeden. Deze komen dus voor uw eigen rekening, tenzij de werkgever bereid is over de vergoeding belasting te betalen.

3.7 FietsaftrekEr zijn voordelige regelingen voor het verstrekken of ter be­schikking stellen van een fiets door de werkgever. Bovendien mogen per fiets afgelegde kilometers voor het woon­werkver­keer of andere zakelijke kilometers belastingvrij vergoed wor­den tegen €0,19 per kilometer. Er bestaat echter geen aftrekpost voor reizen op de fiets. Zie ook par. 3.3c.

Page 72: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 200972

3.8 De autoAls u een auto voor zakelijke doeleinden gebruikt, zijn er twee mogelijkheden:• uheefteenautovandezaak,dieuterbeschikkingisgesteld

door uw werkgever;• ugebruiktuweigenautovoorzakelijkedoeleinden.Voor ondernemers geldt een vergelijkbare regeling, waar we hier niet verder op ingaan.

3.8a Auto van de zaakHet privévoordeel van een auto van de zaak wordt in de loonhef­fing betrokken. U hoeft dit dus niet apart aan te geven in het aangifteprogramma.U heeft in fiscaal opzicht een auto van de zaak als uw werkgever alle kosten die zijn verbonden aan het gebruik van de auto voor zijn rekening neemt. Dus zelfs als de auto uw privé­eigendom is! Ditzelfde geldt voor de lease­auto die eigendom van de lease­maatschappij is.

Bijtelling percentage van de waardeBij een auto van de zaak wordt een bedrag bij uw loon geteld in verband met het voordeel van gratis privérijden. Deze bijtelling bedraagt 25% van de (catalogus)waarde. Voor auto’s met een CO2­uitstoot van 95 gram per kilometer voor benzineauto’s en 110 gram per kilometer voor dieselauto’s, hoeft u maar 14% van de cataloguswaarde bij te tellen. Uw werkgever verdeelt het jaarbedrag in twaalf gelijke delen en telt dit iedere maand bij uw loon op, zodat er loonbelasting over wordt afgedragen. Bij een privégebruik op jaarbasis van minder dan 500 km hoeft er in het geheel geen bedrag bij uw loon te worden geteld.

Als uw werkgever ten onrechte rekening heeft gehouden met een bedrag voor privégebruik, is het volgens de Belastingdienst toegestaan om dit in de inkomstenbelasting te corrigeren. U vult dan de gegevens van de jaaropgaaf in inclusief de bijtelling voor privégebruik. Vervolgens vult u het privégebruik dat uw werkgever ten onrechte bij uw loon heeft geteld, in als negatief loon, dus met een minteken vóór het bedrag.

Ter beschikking gesteld aan meer dan één werknemerAls een auto aan meer dan één persoon tegelijk ter beschikking wordt gesteld, moet het privégebruik in redelijkheid over deze personen worden verdeeld. Dat geldt ook als een directeur­grootaandeelhouder en de partner samen een auto van de zaak gebruiken.

Welke waarde?Het gaat om de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm. Voor bestelauto’s gaat het om de cataloguswaarde inclusief btw. Voor een personen­ of bestelauto van vijftien jaar of ouder geldt de vrije­verkoopwaarde.Voor accessoires geldt de volgende regeling als het kenteken­bewijs is afgegeven vóór 1 juli 2006:• Alsdeaccessoiresnietafzonderlijkzijnopgenomenindedoor

de fabrikant of importeur vastgestelde prijslijst, verhogen zij niet de cataloguswaarde. Het moment van inbouwen is niet belangrijk.

• Alsdeaccessoireswelafzonderlijkzijnopgenomenindedoorde fabrikant of importeur vastgestelde prijslijst, verhogen zij de cataloguswaarde van de auto uitsluitend wanneer ze op of vóór de dag van de toekenning van het kenteken worden in­gebouwd. Inbouw na deze datum verhoogt de cataloguswaar­de van de auto niet.

Is het kentekenbewijs afgegeven na 1 juli 2006, dan tellen alleen de accessoires mee die door of namens de fabrikant of de im­porteur zijn aangebracht vóór de datum van toekenning van het kentekenbewijs.Andere accessoires tellen niet mee, óók niet als ze zijn aange­bracht vóór de datum van toekenning van het kentekenbe­wijs.Een headset voor een mobiele telefoon valt niet onder de regels voor de auto, maar onder de regels voor de telefoon.

Gevolgen bijtelling voor loonafhankelijke regelingenDe bijtelling voor het privégebruik werkt ook door naar een aantal loonafhankelijke regelingen, zoals de 30%­regeling, de gebruikelijkloonregeling en de afdrachtverminderingen. Al­leen voor de pensioenopbouw telt deze bijtelling niet mee. Er wordt over de bijtelling geen pensioen opgebouwd.

De kilometeradministratieAls u de bijtelling wilt ontlopen, moet u kunnen aantonen dat u niet meer dan 500 km privé heeft gereden met de auto. U moet daarvoor een sluitende kilometeradministratie bijhouden, waarin u uw zakelijke en privéreizen per dag en per rit ver­meldt, met aantekening van de reisafstand, de bezochte adres­sen, het doel van het bezoek, de begin­ en eindstand van de teller per rit, en een duidelijk onderscheid tussen privé­ en za­kelijke kilometers. Ten behoeve van deze administratie heeft de Belastingdienst een zogeheten modelrittenstaat gepubliceerd (verkrijgbaar bij de Belastingdienst).

a Zorg ervoor dat uw kilometeradministratie aansluit bij uw agen-da.

In uitzonderlijke gevallen kunt u ook op andere wijze aantonen dat u minder dan 500 km privé heeft gereden. Zo heeft de be­lastingrechter bepaald dat een rechercheur van politie, die een ondeugdelijke kilometeradministratie had, toch niets hoefde bij te tellen. Privégebruik was namelijk disciplinair verboden en ook niet verzekerd. Daarnaast had de man goede redenen om ook uit het oogpunt van veiligheid in zijn eigen tijd geen gebruik van de auto te maken. De rechter vond dat de man aannemelijk had gemaakt dat de auto niet privé was ge­bruikt.

a De staatssecretaris heeft een beleidsbesluit uitgebracht waarin diverse situaties aan de orde komen waarbij ander bewijs dan een

Page 73: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 73

rittenregistratie wordt geaccepteerd. In grote lijnen komt dit neer op een verbod van privégebruik door de werkgever en een strikte con-trole daarop.

b Voor directeuren-grootaandeelhouders is het leveren van be-wijs lastiger, omdat afspraken tussen een directeur en zijn eigen bv minder waarde hebben dan tussen een normale werknemer en werkgever. Er kan echter wel een afspraak met de inspecteur worden gemaakt.

De kilometergrenzen moet u tijdsevenredig toepassen. Ten slotte gelden de grenzen ongeacht de vraag hoe vaak u in het desbetreffende jaar van auto van de zaak bent gewisseld en hoeveel u daarbij per auto privé heeft gereden.

Verklaring geen privégebruik autoUw werkgever mag de bijtelling bij een privégebruik van min­der dan 500 kilometer uitsluitend achterwege laten als u aan de Belastingdienst een ‘verklaring geen privégebruik auto’ aan­vraagt en die aan uw werkgever overhandigt. Het formulier daarvoor kunt u downloaden vanaf de website van de Belas­tingdienst of bestellen bij de BelastingTelefoon (0800­0543). De inspecteur kan u na afloop van het jaar vragen om aan te tonen dat er inderdaad niet meer dan 500 kilometer privé is gereden. Uw werkgever is met zo’n verklaring echter gevrijwaard voor naheffing van loonbelasting (tenzij hij weet dat er meer dan 500 kilometer privé is gereden). Eventuele naheffingen worden dan aan uzelf opgelegd.De verklaring heeft een onbepaalde looptijd. Een verandering moet u dus zo snel mogelijk aan de Belastingdienst melden.

Aftrek van voor eigen rekening komende kostenKosten die u in verband met privégebruik van de auto aan uw werkgever betaalt, mogen in mindering worden gebracht op de bijtelling, echter tot ten hoogste het bedrag van de bijtelling. Hierop zijn overigens nog wel uitzonderingen mogelijk.Aftrekbaar is ook een vergoeding die u uw werkgever betaalt omdat deze in verband met uw persoonlijke wensen een duur­dere auto heeft gekocht dan hij had gebudgetteerd. Een vergoe­ding die u ineens betaalt, mag niet in één keer in mindering worden gebracht; u moet het bedrag dan over een reeks van jaren uitsmeren, op basis van redelijke afschrijvingstermij­nen.Kosten die u aan anderen dan uw werkgever betaalt, zijn in principe niet aftrekbaar. Denk bijvoorbeeld aan tol­ en veergel­den, parkeergelden en dergelijke. Maar als u met uw werkgever overeenkomt dat die betalingen namens hem zijn gedaan en worden aangemerkt als bijdragen wegens privégebruik, mogen ze toch in aftrek worden gebracht.

Bijtelling tijdsevenredigAls u de auto van de zaak in de loop van het jaar heeft gekre­gen, moet de forfaitaire bijtelling tijdsevenredig worden geno­men. Dat geldt ook als de auto u gedurende een gedeelte van het jaar niet ter beschikking heeft gestaan, bijvoorbeeld omdat u buitenslands verbleef of ziek was. Voorwaarde is dan wel dat de auto gedurende die tijd daadwerkelijk ter beschikking van uw werkgever stond. Deze heeft dan moeten beschikken over de sleutels en de papieren, terwijl bovendien aannemelijk moet zijn dat de auto in die periode aan andere werknemers ter be­schikking stond. Stalling van de auto in uw garage, of op Schiphol, of bij uw werkgever, vermindert uw bijtelling dus niet.

GaragevergoedingUw werkgever kan u geen belastingvrije vergoeding verstrek­ken voor het gebruik van uw privégarage voor de auto van de zaak.

Vergoeding andere kostenUw werkgever mag u alle kosten vergoeden die te maken hebben met de auto van de zaak, dus ook parkeer­, veer­ en tolgelden en kosten voor de autoslaaptrein voor het gedeelte dat op de auto betrekking heeft.

Aftrek bij gebruik auto voor andere werkzaamhedenAls u de auto van de zaak mede gebruikt voor uw resultaat uit overige werkzaamheden, kunt u daar mogelijk een evenredig deel van de forfaitaire bijtelling als aftrekbare kosten opvoeren. Houd er rekening mee dat deze kilometers dan als privé ver­reden kilometers worden beschouwd.

3.8b Bestelauto’sVoor bestelauto’s gelden dezelfde regels als voor personenauto’s. Alleen als de bestelauto naar aard of inrichting uitsluitend of

Auto van de zaak (1)U heeft op 1 september 2008 een auto van de zaak gekregen. In de periode tot 31 december heeft u slechts 300 km privé gere-den, hetgeen u met een sluitende kilometeradministratie kunt aantonen. Ondanks het feit dat u minder dan 500 km privé heeft gereden, moet er toch (een evenredig deel van) 25% (14%) van de waarde bij uw loon worden geteld omdat u op jaarbasis 3 x 300 km, dus 900 km privé heeft gereden.

Auto van de zaak (2)U heeft in de eerste twee maanden van het jaar geen privége-bruik en heeft daarom een ‘verklaring geen privégebruik auto’. Na twee maanden krijgt u een andere baan, andere auto en u gebruikt hem in de laatste tien maanden van het jaar veelvuldig voor privédoeleinden. U vraagt dan ook om de ‘verklaring geen privégebruik’ in te trekken. Over het hele jaar genomen heeft u meer dan 500 kilometer privé gereden. Er moet nu voor het hele jaar 25% (14%) van de waarde van de auto bij het loon worden geteld. U krijgt een naheffingsaanslag loonheffing en eventueel ook voor de premies Zorgverzekeringswet over het privégebruik van januari en februari.

Page 74: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 200974

nagenoeg uitsluitend geschikt blijkt te zijn voor vervoer van goederen, hoeft u geen 25% (14%) bij te tellen. In dit soort bestel­auto’s ontbreekt bijvoorbeeld de stoel naast de bestuurder, om­dat daar gereedschap is opgeborgen of goederen moeten worden vervoerd.Uw werkgever moet voor zulke auto’s het werkelijk gereden aantal privékilometers tegen de werkelijke kilometerprijs bij uw loon tellen.

3.8c Zakelijk gebruik privé-auto

Aftrek zakelijke kilometersAls u uw eigen auto zakelijk gebruikt, kunt u de kosten hiervan niet aftrekken. Idem voor de reiskosten voor uw woon­werk­verkeer met de eigen auto.

Vergoedingen van uw werkgeverUw werkgever kan u een kilometervergoeding geven; dit kan belastingvrij tot een bedrag van €0,19 per kilometer. Ook voor het woon­werkverkeer mag hij €0,19 per kilometer vergoeden (zie par. 3.6b).

AutoleningenUw werkgever kan u een autolening verstrekken. Als deze ren­teloos of laagrentend is, moet u uw voordeel tot het loon worden gerekend en daarop moet loonbelasting worden ingehouden. Daarbij wordt uitgegaan van een genormeerd rentepercentage van 5,3%. Het voordeel is deze 5,3% minus de werkelijk door u betaalde rente.Als uw werkgever de lening kwijtscheldt, is het bedrag van de kwijtschelding normaal gesproken eveneens belast als loon uit dienstbetrekking. Zulke schulden zijn aftrekbaar van uw ver­mogen in box 3.

3.8d Privégebruik motorfiets

Zakelijk gebruik eigen motorfietsAls u uw eigen motorfiets gebruikt voor zakelijke doeleinden, mag uw werkgever u een onbelaste vergoeding van €0,19 per kilometer geven. Dat geldt ook voor het woon­werkverkeer. De aldaar genoemde regels (zie par. 3.6b) en de praktische uitvoe­ring gelden ook voor de motorfiets.

Een ter beschikking gestelde motorfietsHet voordeel van het privégebruik van een door uw werkgever ter beschikking gestelde motorfiets moet bij uw loon worden geteld en daarover moet loonbelasting worden ingehouden. Dit privégebruik moet worden gesteld op het werkelijk aantal ge­reden privékilometers tegen de werkelijke kilometerprijs. Als u voor het privégebruik een bedrag aan uw werkgever moet betalen, mag dat van de bijtelling worden afgetrokken. De bijtel­ling kan echter nooit negatief worden.Voor zakelijke kilometers met de ter beschikking gestelde mo­torfiets is verder geen vergoeding meer mogelijk.

3.9 Uitkeringen en pensioenen

3.9a Uitkeringen onder inhouding van loonheffingEr zijn uitkeringen die niet tot het loon behoren, maar waar wel loonheffing op wordt ingehouden. Dat is om het u makkelijk te maken; u hoeft dan niet na afloop van het jaar de belasting hierover te betalen, omdat die al is ingehouden. Maar ook voor de fiscus is het makkelijk, en veel minder risicogevoelig.Deze uitkeringen worden in het algemeen gezien als inkomsten uit vroegere dienstbetrekking. Zo moet u ze in ieder geval aan­geven. Doordat u ze als inkomsten uit vroegere dienstbetrek­king aangeeft, wordt er ook geen arbeidskorting berekend, hetgeen precies de bedoeling is.U moet hier invullen de uitkeringen uit de sociale verzekerings­wetten, zoals WIA, WW, ANW, bijstandsuitkeringen en andere uitkeringen uit vroegere dienstbetrekking.Wat betreft lijfrenteuitkeringen: verzekeringsmaatschappijen zijn verplicht om daarop loonheffing in te houden. Zodra dat het geval is, moet u ze aangeven als inkomsten uit vroegere arbeid, ook al is de loonheffing ten onrechte ingehouden. Zo kan het zijn dat van de lijfrente een deel van de premie niet aftrekbaar was, waardoor deze in box 3 belast is geweest, of in box 1 volgens de saldomethode.Dit vindt u uitgebreid behandeld in par. 5.3a.

Lijfrente in box 3Als de lijfrente (deels) in box 3 belast is geweest, kan het zijn dat de verzekeringsmaatschappij toch loonheffing inhoudt op de uitkeringen. Dat is dan ten onrechte, maar het is daar immers niet bekend hoe het bij u is gelopen met de premieaftrek. Als de lijfrente dan niet belast is in box 1, moet u als inkomsten aange­ven €0 en mag u de ingehouden loonheffing invullen en verre­kenen. Het kan natuurlijk zijn dat u daarover vragen krijgt van de inspecteur, maar die zijn dan eenvoudig te beantwoorden.Lijfrente­uitkeringen vallen in principe onder de rubriek ‘pe­riodieke uitkeringen’. Maar als een professionele verzekerings­maatschappij ze uitkeert, moet deze loonheffing inhouden. Daarmee verandert het karakter van de uitkering echter niet: het blijft een periodieke uitkering. En voor periodieke uitke­ringen zijn de kosten aftrekbaar. Voor inkomsten uit (vroegere) arbeid is dat niet toegestaan. U kunt deze kosten dan het beste als negatiefpost opgeven onder de lijfrente­uitkering.

SaldolijfrenteEen saldolijfrente is een lijfrente met een niet­aftrekbare pre­mie, die in box 1 wordt afgewikkeld. De uitkeringen zijn pas belast nadat zij de niet­aftrekbare premie gaan overtreffen. Dit is bijvoorbeeld het geval:• Voordeeerste€2269premiediena1januari2001isbetaald

op een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule (afgesloten vóór 16 oktober 1990).

• Voordeeerste€2269premieopeenlijfrenteverzekeringdieis afgesloten vóór 14 september 1999 waarvan de premies na die datum niet zijn verhoogd.

Page 75: Belasting Gids 2009

LooN eN PeNSioeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 75

• Vooreenlijfrentemetniet-aftrekbarepremiedieuvóór1januari 2001 heeft gesloten.

U kunt in par. 5.3a de details over de saldolijfrente nalezen.

3.9b PensioenenEr zijn vier soorten pensioenen:• oudedagspensioenen;• nabestaandenpensioenen;• wezenpensioenen;• invaliditeitspensioenen.

OudedagspensioenenHet bekendste oudedagspensioen is de AOW. Daarnaast zijn er bedrijfspensioenen (waaronder die van het ABP), beroepspen­sioenen en dergelijke. Al deze pensioenen worden fiscaal be­handeld als inkomsten uit vroegere arbeid. Door de uitkerings­instantie is loonheffing ingehouden, die door de fiscus automatisch wordt verrekend met uw inkomstenbelasting.

NabestaandenpensioenenHiervoor geldt hetzelfde als voor de oudedagspensioenen. Be­halve om weduwe­ en weduwnaarspensioenen gaat het hier ook om partnerpensioen bij ongehuwd samenwonenden. Om te be­ginnen is er het Anw­pensioen en voorts de nabestaandenpen­sioenen zoals die bij een bedrijfs­ of beroepspensioen verzekerd kunnen zijn (dat is zeker niet altijd het geval).

WezenpensioenenDe uitkering moet worden aangegeven door het kind zelf en niet door de ouder.

InvaliditeitspensioenenDeze inkomsten vormen eveneens inkomsten uit vroegere arbeid, tenzij ze tijdelijk zijn (dat wil zeggen, korter duren dan een jaar).

VUT-uitkeringen, wachtgeld, OBU-uitkeringenDeze worden fiscaal behandeld als oudedagspensioenen.

Page 76: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 200976

een eigen huis betekent veel fiscaal voordeel. Maar niet alleen dat.

b Het aangifteprogramma van de Belastingdienst behandelt eerst de bijleenregeling en daarna pas de eigenwoningregeling. Wij geven er de voorkeur aan om deze volgorde te veranderen. De bijleenrege-ling heeft te maken met de renteaftrek. Daarom behandelen wij deze ook op die plaats.

4.1 De eigenwoningregelingDe fiscus beschouwt een eigen woning als vermogen dat inkom­sten oplevert, in de vorm van gratis of goedkoop wonen. Dit zogenoemde inkomen in natura moet normaal gesproken wor­den gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer. Daar staat dan tegenover dat de kosten aftrekbaar zijn. Maar bij de eigen woning worden de inkomsten en aftrekbare kosten vastgesteld volgens een bijzondere ‘eigenwoningregeling’:• deinkomstenwordenforfaitairvastgesteld(heteigenwoning­

forfait);• dekostenzijnbeperktaftrekbaar,namelijkalleenderente

en kosten van geldleningen (en nog niet eens álle rente en kosten, zie par. 4.1g), plus de kosten van erfpachtcanons en andere periodieke betalingen;

• eriseenaftrekpostwegensgeenofweinigeigenwoningschul­den (Wet Hillen): zie par. 4.1j.

Niet aftrekbaar zijn dus de kosten van afschrijving, onderhoud en de zakelijke lasten, zoals verzekeringspremies en de onroe­rendezaakbelasting; die zijn namelijk al verwerkt in het eigen­woningforfait.

4.1a De eigen woning in box 1

Uitsluitend hoofdverblijfDe eigen woning is het gebouw met ondergrond dat u, of de personen die tot uw huishouden behoren, als hoofdverblijf ter beschikking staat, op grond van een eigendomsrecht of een recht van lidmaatschap van een coöperatie. Ook een woning op

erfpachtgrond, waarvoor u jaarlijks erfpachtcanon verschul­digd bent, kan een eigen woning zijn. Bovendien is vereist dat u of uw partner de voordelen geniet, de kosten en lasten betaalt en de waardeveranderingen u of uw partner aangaan.Maar ook als u uitsluitend de economische eigendom van uw hoofdverblijf heeft, en niet tevens de juridische eigendom, valt de woning onder de eigenwoningregeling. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de juridische eigendom bij een stichting berust of nog bij de vorige eigenaar.Tot de eigen woning worden ook gerekend een duurzaam aan een plaats gebonden woonboot of woonwagen.Als u een recht van vruchtgebruik, een recht van gebruik of een recht van bewoning heeft, valt de woning alleen maar onder de eigenwoningregeling als u dat recht heeft verkregen krach­tens erfrecht. Bovendien moet u dan de voordelen (het woonge­not) genieten en de kosten en lasten moeten op u drukken. U moet het vruchtgebruik dan hebben verkregen omdat dat in het testament stond, als het recht ontstond op grond van een wet­telijke regeling (bijvoorbeeld het erfrecht) of door de verdeling van de nalatenschap. Voor de blooteigenaar valt deze woning in box 3.Tot de eigen woning behoren ook bijgebouwen (zoals een ga­rage of een schuur), als deze met de woning één complex vormen of als ze dienstbaar zijn aan de eigen woning. Zo is in de recht­spraak uitgemaakt dat een garage op 75 meter loopafstand níet, en de schuren bij een boerderij wél tot de eigen woning behoren. Dat laatste gold ook voor een zomerhuis op een perceel waarop ook het eigen huis stond. Een stuk grond, grenzend aan de eigen woning, gescheiden door een stroomdraad, werd niet als een aanhorigheid bij de eigen woning beschouwd. Dat had mede te maken met de grootte van het perceel.Geen eigen woning zijn:• detweedewoning;• dedoorugehuurdewoning(hiervoorbetaaltueenzakelijke

vergoeding);• dedooruverhuurdewoning(dezestaatnietu,maardehuur­

der ter beschikking); met een uitzondering voor tijdelijke verhuur;

• dewoningdieuterbeschikkingstaatopgrondvaneenrechtvan (vrucht)gebruik dat niet krachtens erfrecht is verkre­gen;

• dewoningdieonderdeelisvanuwondernemingsvermogenof van uw werkzaamheidsvermogen (vermogen dat u gebruikt voor het behalen van resultaat uit overige werkzaamheden, zie par. 5.4);

• hetzelfstandigegedeeltevaneengebouw,schipofwoonwa­gen, dat wordt gebruikt

­ in een onderneming van u of een persoon die tot uw huis­houden behoort en waar in de onderneming een bedrag ten laste van de winst mag worden gebracht; of

4 De eigen woning

Page 77: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 77

­ voor resultaat uit overige werkzaamheden van u of een tot uw huishouden behorende persoon en waarvoor een bedrag ten laste van dat resultaat kan worden gebracht; of

­ in een vennootschap waarin u of een tot uw huishouden behorend persoon een aanmerkelijk belang heeft en waarbij deze vennootschap een bedrag ten laste van zijn winst kan brengen;

• ofhetgedeeltevandewoningdatdooru(andersdantijdelijk)is verhuurd.

Tóch een eigen woningIn bepaalde situaties valt een woning toch onder de eigenwo­ningregeling, ook al gebruikt u hem niet als hoofdverblijf.• Alsueeneigenwoningtekoop aanbiedt en de woning staat

leeg, blijft deze woning uw eigen woning, mits u deze woning in het kalenderjaar of in een van de vorige twee jaren als eigen woning heeft gebruikt. U hoeft geen eigenwoningforfait aan te geven en mag de rente (en kosten) van een lening ge­durende deze periode wel af blijven trekken.

• Alsueenwoning(inaanbouw)heeftgekochtendezestaatleeg, valt deze onder de eigenwoningregeling als u aanneme­lijk kunt maken dat deze woning bedoeld is om in het kalen­derjaar of in een van de daaropvolgende twee jaren als hoofd­verblijf te gaan dienen. Het eigenwoningforfait is nihil.

a Als u voor uw oude woning al een voorlopig koopcontract heeft gesloten, zal in het algemeen de waardeverandering van uw oude woning u niet meer aangaan; deze komt voor rekening van de koper. Toch blijft, totdat u verhuisd bent, in dit geval de eigenwoningregeling van toepassing gedurende maximaal twee jaar na het sluiten van het voorlopige koopcontract.

a Bij een woning in aanbouw kan de termijn eventueel nog langer worden dan ‘het lopende jaar en de volgende twee kalenderjaren’. Dat is het geval als de bouw onverwacht vertraging oploopt, bijvoorbeeld door faillissement van de aannemer. Zolang de verwachte oplevering maar zal plaatsvinden in het kalenderjaar of één van de twee volgende kalenderjaren, blijft de eigenwoningregeling van toepassing.

• Alsubouwgrond heeft gekocht met de bedoeling daar een eigen woning op te (laten) bouwen, valt ook dit stuk grond

onder de eigenwoningregeling. Het wordt beschouwd als een woning in aanbouw.

• Alsunaeenscheiding uw woning ter beschikking stelt aan uw ex­echtgenoot, blijft de woning gedurende twee jaar na het tijdstip van uw vertrek uit de woning nog als uw eigen woning gelden. U geeft het eigenwoningforfait aan en trekt de rente (en kosten) van de lening af. Het eigenwoningforfait kunt u vervolgens weer als alimentatie in aftrek brengen en uw ex­echtgenoot geeft ditzelfde bedrag aan. Zie par. 12.1e.

a Als uw ex-echtgenoot de woning binnen deze tweejaarsperiode verlaat en u biedt de woning leeg te koop aan, dan blijft de eigenwo-ningregeling gelden volgens de regels van de verhuisregeling. Dat houdt in dat de woning een eigen woning blijft tot het einde van het tweede volle jaar nadat u de woning heeft verlaten.

• Alsuuwwoningverlaatomdatuopgenomenmoetwordenin een zorginstelling, blijft deze woning nog gedurende twee jaar na het tijdstip van uw vertrek onder de eigenwoningrege­ling vallen. U moet het eigenwoningforfait aangeven en de rente blijft twee jaar lang aftrekbaar.

a Als u gehuwd bent, wordt uw fiscale woonplaats niet verlegd naar het verzorgingshuis als u dat niet wilt. In dat geval blijft de woning waar uw echtgenoot in is blijven wonen, ook úw hoofdverblijf. De eigenwo-ningregeling geldt dan onverkort voor dat huis. Maar meldt u zich voor de AOW aan als ongehuwde, zodat u een hogere AOW-uitkering gaat ontvangen, dan wordt u ook in de inkomstenbelasting als ongehuwd aangemerkt.

• Alsutijdelijk ergens anders woont, kan uw woning als eigen woning worden beschouwd. U mag dan niet ergens anders een eigen woning in fiscale zin hebben en uw oorspronkelijke woning mag niet worden bewoond (ook niet door de kinde­ren). Bovendien moet u die woning al minimaal een jaar in eigendom hebben gehad. U moet wel een hoger eigenwoning­forfait aangeven, namelijk 0,9% van de WOZ­waarde (met een maximum van €9300). Dit is de zogeheten uitzendregeling. U mag de woning overigens wel gebruiken voor vakanties. De woning blijft dan onder de uitzendregeling vallen met het verhoogde eigenwoningforfait.

4.1b De bijtelling van de huurwaardeVolgens de eigenwoningregeling moet u een bepaald bedrag bij uw inkomen tellen, bekend als het eigenwoningforfait. De hoog­te van deze bijtelling is afhankelijk van de WOZ­waarde van uw woning.

Projectontwikkelaar faillietU heeft in 2006 een woning in aanbouw gekocht. De verwachte opleveringsdatum was eind 2008. In de jaren 2006, 2007 en 2008 valt deze woning onder de eigenwoningregeling. In augustus 2008 gaat de projectontwikkelaar failliet, waardoor de bouw stil komt te liggen. In december verschijnt de reddende engel ten to-nele: de bouw wordt hervat en de verwachte opleveringsdatum is nu juli 2009. Omdat in 2008 aannemelijk is dat u de woning in het kalenderjaar (2008) of in één van de twee volgende jaren als eigen woning gaat gebruiken, is de eigenwoningregeling ook van toepassing van augustus 2008 tot juli 2009.

Leeg te koopU heeft de echtelijke woning in januari 2006 verlaten. Uw ex-echtgenote is er blijven wonen, maar in 2007 biedt u de woning leeg te koop aan. Deze woning valt tot eind 2008 onder de eigen-woningregeling.

Page 78: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200978

De waarde van de woningAlle woningen zijn getaxeerd met peildatum 1 januari 2007. Vanaf dit jaar is de WOZ­periode een jaar; de waarde wordt dus jaarlijks vastgesteld. De WOZ­beschikkingen moeten ui­terlijk in het voorjaar 2008 zijn uitgereikt door uw gemeente. Deze waardering geldt voor de inkomstenbelasting voor het jaar 2008. Daarna wordt de WOZ­waarde jaarlijks vastge­steld.

a U kunt bij de gemeente kosteloos een taxatieverslag opvragen.

Nog geen WOZ-beschikkingU kunt de WOZ­waarde van uw woning altijd bij de gemeente navragen. Heeft u een nieuwbouwwoning gekocht, dan ont­vangt u van de gemeente automatisch een beschikking. Als de gemeente de waarde van de woning nog niet heeft vastge­steld, moet u zelf een schatting maken van de waarde die uw woning op 1 januari 2007 zou hebben gehad. Blijkt later dat uw schatting te hoog was, dan kunt u de Belastingdienst een kopie van de beschikking toesturen. Uw eigenwoningforfait zal dan worden aangepast. Was uw schatting te laag, dan zal de Belastingdienst de te weinig geheven belasting mogelijk bij u navorderen.

U heeft bij de gemeente bezwaar tegen de WOZ-beschikking gemaaktAls de gemeente na uw bezwaar de WOZ­waarde van uw woning heeft verlaagd, mag u uiteraard uitgaan van deze lagere waar­de.Heeft de gemeente nog geen uitspraak gedaan, dan moet u van de oorspronkelijke waarde uitgaan. De Belastingdienst heeft echter toegezegd dat uw eigenwoningforfait automatisch zal worden aangepast als de gemeente de WOZ­waarde van uw wo­ning naderhand verlaagt. U kunt het beste een kopie van de uitspraak op het bezwaarschrift opsturen aan de Belasting­dienst.

De waarde van de woning wijzigt in de WOZ-periodeAls de waarde van uw woning in 2007 door bijvoorbeeld een verbouwing, verbetering of wijziging van het bestemmingsplan verandert, wordt de WOZ­waarde niet (meer) veranderd.

De berekening van het eigenwoningforfaitVoor het berekenen van het eigenwoningforfait gaat u uit van de WOZ­waarde van uw woning per 1 januari 2007. Vervolgens gaat u voor die waarde in tabel 5 na welk percentage u daarover moet nemen. De huurwaarde bedraagt in alle gevallen maxi­maal €9300.

b Per 1 januari 2009 zal er geen maximum meer gelden voor de huurwaarde. Bovendien zal er een hoger percentage gelden voor de waarde van een huis boven de €1.000.000. Zie hoofdstuk 13 voor de details.

CascowoningHet kan zijn dat u in een huurwoning woonde en de binnenkant van de woning heeft gekocht van de woningcorporatie. U heeft dan een zogenoemde cascowoning. Tot 1 januari 2001 kon u de rente op de lening om de binnenkant aan te kopen, in aftrek brengen onder de eigenwoningregeling. U gaf het huurwaarde­forfait over de waarde van de binnenkant aan. Sinds 1 januari 2001 kan dat niet meer, omdat voor de eigenwoningregeling vereist is dat u de volle eigendom van het hele huis heeft. Zowel de waarde van de binnenkant als de schuld vallen in box 3.Er geldt een overgangsregeling voor situaties die op 1 januari 2001 al bestonden. U moet in dat geval 35% van het eigenwo­ningforfait over de volle WOZ­waarde van het huis aangeven en mag de rente (maximaal 30 jaar) aftrekken.

4.1c Andere voordelen uit eigen woningDe inkomensbijtelling voor de eigen woning is beperkt tot het eigenwoningforfait. Andere voordelen die u uit uw eigen wo­ning verkrijgt, zijn dus niet belast. Wel is het natuurlijk zo dat er geen sprake meer is van een eigen woning zodra u de woning verhuurt.Voorbeelden van de onbelaste voordelen die we hier bedoelen, zijn onder meer:• verzekeringsuitkeringen en onteigeningsvergoedingen, voor

zover ze betrekking hebben op het bij u in gebruik zijnde (deel van het) huis;

• vergoedingenvoorbillboardsoflichtreclame;• vergoedingenvoortijdelijkestallingvancaravansofboten

in een loods of schuur (voor zover de eigenaren van de cara­vans of boten geen eigen sleutel van de loods of schuur hebben en voor zover u ook geen vaste staanplaats heeft verhuurd);

• eenvergoedingvanuwwerkgevervoorhetgebruikvandewerkruimte, als u voldoet aan de voorwaarden die daarvoor gelden (zie par. 3.3c);

• vergoedingenvoorhetgebruikvankamersdoorhuisgenotendie tot uw huishouding behoren (bijvoorbeeld: inwonende kinderen of ouders, betalende logés/gasten). Let op: als u geen gezamenlijke huishouding voert, is sprake van verhuur.

Een periodieke uitkering in verband met uw woning (overheids­bijdrage koopwoningen) is wél belast, met uitzondering van de koopsubsidie (op grond van de Wet bevordering eigenwoning­bezit); een eenmalige uitkering ontvangt u daarentegen weer

TABeL 5 eigeNWoNiNgFoRFAiT

als de WOZ-waarde meer is dan

maar niet meer dan

bedraagt het percentage

- € 12.500 nihil€ 12.500 € 25.000 0,20%€ 25.000 € 50.000 0,30%€ 50.000 € 75.000 0,40%€ 75.000 en hoger 0,55%

U geeft maximaal €9300 aan.

Page 79: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 79

belastingvrij. Bij tijdelijke verhuur van de eigen woning geldt een bijzondere regeling (zie par. 4.4a).

4.1d Kostenaftrek voor de eigen woningBij de eigenwoningregeling hoort een beperkte kostenaftrek. Alleen de rente van schulden, de kosten van geldleningen en de periodieke betalingen voor de rechten van erfpacht, opstal en beklemming zijn aftrekbaar. Niet aftrekbaar zijn de kosten van afschrijving, verzekering en onderhoud, evenmin als de zake­lijke lasten, zoals de belastingen en heffingen (deze aftrekbe­perking geldt weer niet voor de monumentenwoning en de wo­ning die tot uw onderneming behoort).Al met al zijn de wél aftrekbare kosten:• derente op de geldlening(en) ten behoeve van aankoop, on­

derhoud of verbetering van de woning;• dekostenvandeleningovereenkomst(bijeenhypotheek:de

kosten van de notaris en de inschrijving in het kadaster, in­clusief btw);

• detaxatiekosten voor de geldlening;• deborgstellingsprovisievooreenNationaleHypotheekGa­

rantie (NHG);• dekostenvaneenbouwkundigrapportSWEW in verband

met de aanvraag van een NHG:• debereidstellingprovisie die een bank u kan berekenen om

recht te houden op een bepaald rentepercentage;• deboeterente en royementskosten bij voortijdige aflossing

van de geldlening;• deboeterenteendevertragingsrentebijniet-tijdigebetaling

van de termijnen van rente en aflossing;• deafsluit­ en verlengingsprovisie (zie par. 4.1g voor beperking

van deze aftrek);• hetdisagio dat u de bank betaalt als de rente van uw hypo­

theek naar beneden is afgerond;• dedooruvooreenvolgendjaarvooruitbetaalderente (zie

par. 4.1g voor beperking van deze renteaftrek);• dekostenvoorhetafsluitenvandegeldlening (telefoon, pa­

pier, porti, reiskosten en dergelijke);• deerfpachtcanons, grondrenten, betalingen voor het recht

van opstal of voor een recht van beklemming (niet: de afkoop­som voor deze rechten).

b Als u een stacaravan als eigen woning gebruikt en u moet huur beta-len voor de grond, dan is dat niet als een erfpachtcanon aan te merken.

• derenteopleningendieubentaangegaanomeenrechtvanerfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot de eigen woning af te kopen;

• debouw­, reserverings­ en grondrente die u betaalt ná de ondertekening van de voorlopige koopovereenkomst.

• derenteopleningenterfinancieringvantaxatiekosten,af­sluitprovisie, notariskosten, makelaarskosten, overdrachts­belasting, btw en vergoedingen aan de bouwer of projectont­wikkelaar die onderdeel uitmaken van de koopsom van de woning.

b Als u te maken heeft met de bijleenregeling (zie par. 4.1h), is vol-gens de staatssecretaris de rente op een lening ter financiering van de kosten van een geldlening (taxatiekosten, afsluitprovisie, notariskosten voor de hypotheek) niet aftrekbaar.

b De rente om rente te financieren (rente op rente) is niet aftrekbaar: zie par. 4.1g.

b Als u samen met anderen voorziet in uw huisvesting via een zo-genoemde woonvereniging, kunt u tegen problemen aanlopen. Voor de renteaftrek is vereist dat u zelf de hoofdschuldenaar van de lening bent. Als de hypotheek centraal door de woonvereniging is afgeslo-ten en de woonvereniging betaalt de rente uit de contributie van de leden, dan is deze rente niet aftrekbaar, maar valt de schuld in box 3. Wel is het mogelijk om de rente door tussenkomst van de vereniging te betalen: zolang u maar hoofdschuldenaar van de lening blijft, is de rente dan toch aftrekbaar.

b Als u van de hypotheekbemiddelaar een deel van zijn provisie ontvangt (retourprovisie), moet u die in mindering brengen op de afsluitprovisie die u in aftrek brengt.

4.1e Renteaftrek niet alleen bij hypothecaire geldlening

Aftrekbaar zijn alle renten en kosten van geldleningen in ver­band met aankoop, onderhoud of verbetering van uw woning. Het gaat daarbij niet alleen om hypothecaire geldleningen, maar ook om geldleningen zonder hypothecaire inschrijving. U kunt dus ook de rente aftrekken van een tijdelijk krediet dat u voor de aankoop, verbetering of het onderhoud van uw woning bent aangegaan, en ook de rente op de geldlening van uw ouders of andere familieleden. De rente die u betaalt bij huurkoop of leasing is eveneens aftrekbaar onder de eigenwoningregeling, mits het huurkoop­ of leasecontract is aangegaan voor aankoop, onderhoud of verbetering van die woning.

4.1f Renteaftrek alleen voor leningen voor de eigen woning

Als u de geldlening niet voor de aankoop, het onderhoud of de verbetering van de eigen woning bent aangegaan maar bijvoor­beeld voor de aanschaf van een caravan of voor woninginrich­ting, of voor consumptieve uitgaven zoals een vakantiereis, kunt u de rente en kosten niet onder de eigenwoningregeling aftrekken, zelfs niet als de lening door een hypothecaire in­schrijving op uw woning is verzekerd. Deze rente is zelfs in het geheel niet aftrekbaar, want de schulden vallen in box 3, waar het vermogen met het bedrag van de schulden wordt vermin­derd.Als u over het jaar 2000 rente heeft afgetrokken bij de eigen woning en deze aftrek is door de inspecteur geaccepteerd, dan blijft deze rente onder de eigenwoningregeling aftrekbaar. De Hoge Raad heeft bepaald dat er een uitdrukkelijke standpunt­bepaling nodig is om na 1 januari 2001 recht te blijven houden op deze renteaftrek. Als die standpuntbepaling er niet is ge­

Page 80: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200980

weest, mag de inspecteur alsnog om bewijzen vragen omtrent het verband tussen lening en eigen woning.

GeneratiehypotheekEr zijn veel hypotheekvormen op de markt waarbij een kind een huis koopt met hulp van de ouders. De banken bieden pro­ducten aan waarbij de ouders hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schuld van het kind en soms ook de rente betalen. Dat kan tot problemen leiden bij de renteaftrek voor het kind. De rente is in ieder geval niet bij de ouders aftrekbaar, want die zijn im­mers geen eigenaar van het huis.De renteaftrek bij het kind verloopt dan als volgt:• alshetkindderentezelfbetaalt,isderentenormaalaftrek­

baar, ondanks de hoofdelijke aansprakelijkheid van de ou­ders;

• alsdeoudersderentebetalen,isdiebijhetkindaftrekbaarals de rente aan de ouders wordt vergoed; gaat daar tijd over­heen, dan is de rente aftrekbaar in het jaar van betaling door het kind aan de ouders;

• alsdeoudersderentebetalenenhetkindblijftditbedragrentedragend schuldig aan de ouders, dan is de rente voor het kind aftrekbaar vanaf het moment dat de rente rentedra­gend wordt;

• renteaftrekisooktoegestaanalsderentedoorhetkindaande ouders wordt voldaan uit een schenking van de ouders; renteaftrek bij het kind is niet mogelijk als deze schenking een kwijtschelding inhoudt.

a De renteaftrek kan in een bepaalde periode voor uw kind on-gunstig zijn, bijvoorbeeld als er geen inkomen is. Als u dan de rente betaalt en door uw kind aan u laat terugbetalen op het moment dat uw kind wél inkomen heeft, verschuift de aftrek naar deze laatste periode.

b De rente mag door uw kind echter niet rentedragend aan u worden schuldig gebleven, want rente is aftrekbaar op het moment dat hij rentedragend wordt.

Rente voor verbouwing, verbetering of onderhoudVoor de renteaftrek op leningen die u heeft gebruikt voor ver­bouwing, verbetering of onderhoud van de eigen woning is ver­eist dat u deze met schriftelijke bescheiden kunt onderbouwen. U dient dus alle bonnetjes, facturen en dergelijke te bewaren. Doet u dat niet, dan is de rente niet aftrekbaar, maar valt de schuld in box 3.

a Voor verbouwingsleningen die vóór 1 januari 2001 zijn aangegaan mag de inspecteur niet meer om schriftelijke bescheiden vragen.

Bijkopen blooteigendomAls de vruchtgebruiker van een woning die hij als hoofdverblijf gebruikt, de blooteigendom van die woning bijkoopt, groeit zijn eigendom aan tot volle eigendom en gaat deze woning weer on­der de eigenwoningregeling vallen. De lening om de blooteigen­

dom aan te kopen, behoort tot de eigenwoningschuld, zodat de rente aftrekbaar is. Als er nog een lening was die betrekking had op het vruchtgebruik, gaat ook deze tot de eigenwoning­schuld behoren.

Aankopen woninghelft van de ex-partnerAls u bij een echtscheiding een deel van de gezamenlijke woning koopt, is de rente op de lening die u hiervoor sluit, aftrekbaar. Als u dit deel van de woning krijgt toegewezen en u bent daar­door overbedeeld (u krijgt méér dan waarop u recht heeft), heeft u een schuld aan uw ex­partner. Ook deze schuld behoort tot de eigenwoningschulden.

Gemengde leningenAls u een geldlening deels voor uw eigen woning en deels voor andere doeleinden bent aangegaan, moet u de rente en kosten splitsen.Het deel dat betrekking heeft op de woning kunt u onder de eigenwoningregeling aangeven; het restant van de schuld moet u aangeven in box 3, waardoor de rente niet aftrekbaar is. Deze regeling is nogal ingewikkeld. In veel gevallen is immers niet goed aanwijsbaar welk bedrag nu voor de eigen woning, en welk bedrag voor de aanschaf van andere zaken heeft gediend. Vaak wordt bijvoorbeeld bij de aankoop van een woning een bedrag aan eigen geld ingelegd, en wordt tegelijkertijd een lening op­genomen waarmee het restant van de koopsom, en de aanschaf van inrichting en stoffering worden bekostigd. De staatssecre­taris is van mening dat de lening in een dergelijk geval evenre­dig gesplitst moet worden.Het is echter de vraag of dat standpunt houdbaar is. In een ge­rechtelijke procedure zou u zich op het standpunt stellen dat het eigen geld voor de inrichting en de stoffering is gebruikt, en de geldlening voor de woning.

a Het is veel beter om in zulke gevallen afzonderlijke leningen af te sluiten. U heeft dan niets met deze problematiek te maken.

a De staatssecretaris keurt voor alle aflossingen op zulke gemengde leningen goed dat u zelf kiest van welk deel u de aflossing afboekt. Vaak is dat het box 3-gedeelte, maar onder omstandigheden kan het beter

Schuld en scheidingU gaat scheiden. Uw gezamenlijke vermogen bestaat uit een bankrekening van €40.000 en een eigen woning met een waarde van €250.000. Verder is er een hypotheekschuld van €150.000. Het vermogen bedraagt dan €140.000, waarvan ieder recht heeft op €70.000. U krijgt de woning toegewezen, samen met de hypotheekschuld. Uw ex-echtgenoot krijgt het banksaldo van €40.000. U heeft per saldo €100.000 gekregen (€30.000 te veel) en uw ex-echtgenoot €40.000 (€30.000 te weinig). U heeft daardoor een schuld aan uw ex-echtgenoot van €30.000. Deze schuld behoort tot de eigenwoningschuld en rente die u aan uw ex-echtgenoot moet betalen, is aftrekbaar.

Page 81: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 81

zijn om het box 1-gedeelte af te lossen, bijvoorbeeld in verband met de aftrek wegens geen of geringe schulden.

Voor panden die gedeeltelijk worden verhuurd en voor het an­dere gedeelte als eigen woning worden gebruikt, geldt eveneens een goedkeuring. De lening mag zoveel mogelijk worden toege­rekend aan het eigenwoninggedeelte. Deze keuze moet worden gemaakt in de aangifte over het jaar waarin de lening tot stand is gekomen. Als het gebruik van de woning later wijzigt (u gaat bijvoorbeeld drie jaar na aanschaf uw huis gedeeltelijk verhuren), mag de lening zoveel mogelijk worden toegerekend aan het eigen­woninggedeelte. Aflossingen van de lening mogen zoveel mogelijk worden toegerekend aan het box 1­ en het box 3­gedeelte.

a De rente op een hypothecaire lening die u bent aangegaan vóór 1 januari 1996 kunt u altijd als rente op de eigen woning aftrekken. Daarvoor is wel vereist dat de lening nog in zijn oorspronkelijke vorm bestaat en de hypotheek nog op hetzelfde huis rust.

Volgorde lening/verbouwingEen verbouwing neemt vaak enige tijd in beslag. Als u met ge­leend geld verbouwt, kunt u tegen problemen aanlopen, omdat het verband tussen de lening en de verbouwing niet altijd even duidelijk is.Als u eerst geld leent en vervolgens gaat verbouwen, is het niet nodig om de verbouwing direct uit de lening te betalen. U mag het geld tijdelijk parkeren op bijvoorbeeld een spaarrekening. U mag de verbouwing dan zelfs betalen van een andere (gewone) rekening. Zolang de lening maar is aangegaan met als doel de verbouwing, is de rente aftrekbaar.

a U mag de rente volgens een uitspraak van de Hoge Raad alleen maar aftrekken vanaf het moment dat u de lening daadwerkelijk ge-bruikt voor de verbouwing, dus vanaf het moment dat u de rekeningen voor de verbouwing betaalt. De staatssecretaris heeft echter goedge-keurd dat de rente op een lening die is aangegaan voor verbetering of onderhoud van de woning gedurende het eerste half jaar na het afsluiten van de lening volledig aftrekbaar is, ook al begint de verbou-wing niet meteen (maar wel binnen dit halve jaar). Als het geld in een depot staat, valt dit in deze periode in box 3. Onder depot wordt hier verstaan een speciaal voor de verbouwing geopende rentedragende rekening.Als u na afloop van deze zesmaandsperiode het geld van de lening in een apart depot houdt, mag u de rente nog anderhalf jaar aftrekken onder aftrek van de rente van het depot, tenzij op een eerder tijdstip blijkt dat het depot niet meer bestemd is om te dienen voor betalingen van de verbouwing. Daarna vallen zowel het restant van de lening als het depot in box 3 totdat het depot weer wordt gebruikt voor betalin-gen van de verbouwing.Als het geld niet in een bouwdepot staat maar bijvoorbeeld op uw spaarrekening, geldt na zes maanden weer de hoofdregel: aftrek van rente voor zover de lening is gebruikt om de verbouwing te betalen en het saldo van de spaarrekening, inclusief de gelden die met de lening zijn verkregen, in box 3.

De staatssecretaris heeft ook een goedkeuring afgegeven voor het geval er eerst wordt verbouwd met eigen geld en er daarna een lening wordt gesloten. Als de lening wordt gesloten binnen een half jaar na aanvang van de verbouwingswerkzaamheden, wordt de lening tot het bedrag van verbouwingskosten die in die periode zijn voldaan, als een eigenwoningschuld aange­merkt.

4.1g Beperkingen kostenaftrek

Rente op leningen van partnersAls u voor het kopen (of verbeteren of onderhouden) van een eigen woning geld leent van uw partner of van degene met wie u een gezamenlijke huishouding voert, is de rente niet aftrek­baar.

a Als u nog bij uw ouders in huis woont en daarmee een gezamen-lijke huishouding voert, en u besluit om een eigen woning te kopen waarvoor u geld leent van uw ouders, zou de rente op deze lening niet aftrekbaar zijn zolang u niet verhuisd bent. De staatssecretaris heeft voor zulke gevallen goedgekeurd dat de rente toch aftrekbaar is.

a Als u bij een echtscheiding (een deel van) het huis van uw ex-echt-genoot koopt, kunt u bij hem of haar geld voor deze aankoop lenen. U bent immers geen partners meer.

b Het kan zijn dat u ten tijde van het aangaan van de lening nog niet een gezamenlijke huishouding voerde met degene van wie u heeft geleend. Dan geldt de aftrekbeperking pas vanaf het moment dat u gaat samenwonen. Evenzo herleeft de renteaftrek weer als u de geza-menlijke huishouding verbreekt.

Aankoop van een huis van de partnerAls u (een deel van) een huis koopt van uw partner of van de­gene met wie u een gezamenlijke huishouding voert, kunt u

VerbouwingskostenU gaat verbouwen voor €40.000. In afwachting van de goedkeu-ring van de lening begint u op 1 april alvast met de werkzaam-heden. U betaalt de aannemer van uw spaarrekening op 1 mei €10.000 en op 1 juli nog eens €5000. Op 15 juli is de lening rond en wordt een bedrag van €40.000 op uw rekening gestort. U stort daarvan €15.000 terug op uw spaarrekening en zet de overige €25.000 in een bouwdepot. De eindafrekening van €25.000 wordt op 1 februari volgend jaar betaald vanaf het bouwdepot. U mag de rente op de volledige €40.000 aftrekken tot 6 maanden na de aanvang van de lening, dus van 15 juli tot 15 januari van het vol-gende jaar. Het bouwdepot valt in die periode geheel in box 3.Vanaf 15 januari 2009 gaat de regeling voor bouwdepots gel-den. Dat wil zeggen dat u dan de rente over de volle €40.000 lening mag aftrekken onder aftrek van de ontvangen rente op het bouwdepot. Deze regel geldt nog anderhalf jaar, dus tot 15 juli 2010.

Page 82: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200982

tegen een beperking van de renteaftrek aanlopen. De rente is dan slechts aftrekbaar voor zover de lening na de koop niet hoger is dan vóór de koop. U kunt dus niet de totale lening voor deze woning verhogen door een deel van de woning van uw partner te kopen.

Rente ter financiering van aftrekbare kostenAls u rente betaalt op leningen die u heeft gebruikt om aftrek­bare kosten te financieren, is deze rente niet aftrekbaar bij de eigen woning. U kunt hierbij denken aan zogenoemde stapel­rente of een bijleenhypotheek. Bij deze producten betaalt u de rente in eerste instantie niet, maar wordt hij bijgeschreven bij de hoofdsom. Het volgende jaar betaalt u dan niet alleen rente over de hoofdsom, maar ook over de bijgeschreven rente.Alleen de rente over de oorspronkelijke lening is aftrekbaar. De bijgeschreven rente verhuist als schuld naar box 3 en het jaar daarop is de rente daarover niet aftrekbaar.

a De staatssecretaris heeft voor een klein aantal bijleenhypotheken een uitzondering op deze aftrekbeperking gemaakt. Het gaat hier-bij om de Perspectiefhypotheek (nieuwe stijl) van Van Nierop Assu-radeuren, de Lage Lasten Hypotheek (nieuwe stijl) van de Westland/Utrecht Hypotheekbank en de Netto Lasten Hypotheek (voorheen Prominent-hypotheek) van de SNS-bank. De tot 31 december 2000 bijgeschreven rente behoort tot de schuld voor de eigen woning, de daarna bijgeschreven rente is wel aftrekbaar maar behoort niet meer tot de schuld voor de eigen woning. Deze bijgeschreven rente verhuist dus naar box 3, zodat de rente op deze bijgeschreven rente niet meer aftrekbaar is in box 1.

a Wel aftrekbaar is de rente die u betaalt over bij aankoop meegefi-nancierde makelaarskosten, overdrachtsbelasting of btw en meege-financierde vergoedingen aan de bouwer of projectontwikkelaar die onderdeel uitmaken van de koopsom van de woning. Datzelfde geldt voor de rente over meegefinancierde taxatiekosten, afsluitprovisie en notariskosten (voor zover deze betrekking hebben op de schuld). De staatssecretaris is van mening dat dit laatste niet geldt als u te maken krijgt met de bijleenregeling.

b Dit geldt niet voor gefinancierde boeterente. Leent u bij aflossing of oversluiten dus geld om deze boeterente te betalen, dan mag u de rente over die lening niet aftrekken.

Beperking in verband met vooruitbetaalde renteVooruitbetaalde rente mag u in principe niet aftrekken in het jaar van betalen, maar moet u in gelijke porties verdelen over

de resterende rentetermijn. Alleen als u in 2008 rente heeft vooruitbetaald over een periode die eindigt vóór 1 juli 2009, mag u het hele bedrag in 2008 aftrekken.

b Als u denkt deze regel te kunnen omzeilen door twee bedragen aan rente te betalen, één over de periode tot 1 juli van 2009 en één over de daarna gelegen periode, komt u van een koude kermis thuis. De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat beide rentebetalingen als één en dezelfde moeten worden beschouwd en dat deze rente dus niet in 2008 aftrekbaar is.

BoeterenteBoeterente bij vervroegde aflossing van de lening of bij over­sluiten van de lening in verband met een lagere rentestand, wordt fiscaal gezien als vooruitbetaalde rente. Toch mag u het bedrag in het jaar van betaling aftrekken, mits het een reële boeterente betreft. Pogingen om rente vooruit te betalen door ze om te vormen tot boeterente, worden echter afgestraft. De boeterente volgt dan de gewone regels van vooruitbetaalde rente, hetgeen betekent aftrek in de resterende jaren van de lening.

Bijzondere regeling afsluit- en verlengingsprovisiesZulke provisies vormen in feite vooruitbetaalde rente. U kunt deze provisies echter toch in het jaar van betaling aftrekken voor zover ze niet meer dan 1,5% van de hoofdsom en tevens niet meer dan €3630 bedragen. Het moet dan gaan om een schuld ter verwerving van de eigen woning, daaronder mede begrepen onderhoud en verbetering van deze woning, mits met schrifte­lijke bescheiden aantoonbaar. Bovendien moet de woning voor u een eigen woning zijn in het betreffende kalenderjaar en in de twee daaropvolgende kalenderjaren. Het meerdere moet u in gelijke porties verdelen over de resterende jaren van de le­ning.

Schat, kan ik geld van je lenen?Stel dat uw partner een huis heeft, gefinancierd met €90.000 le-ning. Het huis is inmiddels €272.000 waard. U wilt de helft van het huis kopen voor €136.000. Dan blijft in totaal toch maar de rente op de lening van €90.000 aftrekbaar. Het restant van de schuld valt in box 3.

Vooruitbetaalde rente (1)U betaalt op 1 december 2008 de rente over de periode 1 decem-ber 2008 tot en met 31 mei 2009. Deze rente is in zijn geheel in 2008 aftrekbaar.

Vooruitbetaalde rente (2)U betaalt in 2008 rente voor 2008, 2009 en 2010 in één keer aan de bank. Het bedrag is €4500. Het bedrag over 2008 (€1500) is in 2008 aftrekbaar. Het restant moet u verdelen over 2009 en 2010 en komt in die jaren in aftrek.

Vooruitbetaalde rente (3)U betaalt in juli 2008 rente tot en met juni 2010 in één keer aan de bank. Het bedrag is €4500. Het bedrag over 2008 (€750) is in 2008 aftrekbaar. Het restant ad €3750 moet u verdelen over 2009 en 2010. In die jaren komt €1875 in aftrek.

Page 83: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 83

Beperking tot 30 jaarDe rente is maar 30 jaar aftrekbaar. Na deze termijn wordt de schuld opgenomen in box 3, waar hij het vermogen verlaagt.

a Voor leningen die op 1 januari 2001 al bestonden, is de termijn van 30 jaar pas op 1 januari 2001 begonnen.

Als u na verhuizing een hoger bedrag leent, moet u het bedrag van deze nieuwe lening in twee stukken knippen. Voor het oor­spronkelijke bedrag van de lening loopt de termijn gewoon door en voor het meerdere gaat een nieuwe termijn lopen.

Deze termijn loopt voor de gehele oorspronkelijke lening, on­geacht of erop is afgelost. Alleen als de gehele lening is afgelost, wordt de termijn opgeschort.

Als u geld bijleent ter verbetering of onderhoud van uw woning, gaat voor dat gedeelte een nieuwe termijn van 30 jaar lopen.

Beperking in verband met vrijgestelde kapitaaluitkering/SEW/BEWAls u een vrijgestelde uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning ontvangt (KEW, zie par. 4.3a), of uw spaarreke­ning eigen woning of beleggingsrecht eigen woning (BEW, zie par. 4.3b) wordt gedeblokkeerd, wordt u geacht deze uitkering te gebruiken voor de financiering van een eventuele volgende eigen woning. Voor dat bedrag is de rente niet meer aftrek­baar.

Dit geldt zelfs als u niet echt de uitkering in handen krijgt, maar de verzekering na verkoop van het huis laat doorlopen (u heeft dan een fictieve uitkering). En bij een SEW en BEW geldt dit ook bij een fictieve deblokkering (er wordt niet meer voldaan aan de voorwaarden voor de SEW/BEW omdat u geen eigen woning meer heeft en u lost met het saldo de schuld op de wo­ning niet af). Ook zo’n fictieve uitkering telt mee bij de beper­king van de renteaftrek. Alleen als u binnen drie jaar na ver­koop van het huis een andere eigen woning koopt en de kapitaalverzekering, spaarrekening eigen woning of beleg­gingsrecht eigen woning daar weer aan koppelt, krijgt u niet met deze aftrekbeperking te maken en is de volledige financie­ringsrente aftrekbaar. De aangroei van de verzekering of spaar­ of beleggingsrekening, die in box 3 belast is geweest, is dan niet nog een keer in box 1 belast (zie par. 4.2i).

a Deze aftrekbeperking geldt niet voor kapitaalverzekeringen die op 1 januari 2001 al bestonden.

4.1h De bijleenregelingSinds 1 januari 2004 is er nog een belangrijke aftrekbeperking in de wet opgenomen, de zogenoemde bijleenregeling. Deze geldt uitsluitend als u uw huis ná 1 januari 2004 heeft verkocht of gekocht.

De eigenwoningreserveDe bijleenregeling kent een aantal specifieke begrippen. De eer­ste daarvan is het begrip ‘eigenwoningreserve’. Dit is het ver­schil tussen de verkoopopbrengst van uw huis verminderd met de verkoopkosten en de schulden die u voor het verkochte huis had. De eigenwoningreserve heet ook wel de overwaarde.

Er kan ook een negatieve eigenwoningreserve ontstaan, namelijk als de verkoopwaarde van de woning lager is dan de daarop be­trekking hebbende schuld. Het restant schuld is geen eigenwo­ningschuld meer. De negatieve eigenwoningreserve mag worden afgeboekt van een eventuele opvolgende positieve eigenwoning­reserve (bij een verkoop van het nieuwe huis binnen vijf jaar).

EigenwoningschuldDe eigenwoningschuld is de lening(en) die is (zijn) aangegaan ter verwerving (verbouwing of onderhoud) van de eigen woning,

Nog een lening (1)U heeft in het verleden (vóór 1 januari 2001) een huis gekocht met een lening van €200.000. U heeft op 1 april 2008 een nieuw huis gekocht met een lening van €500.000. De rente op €200.000 is aftrekbaar tot en met 2030 (30 jaar na 1 januari 2001) en de rente op €300.000 is aftrekbaar tot 1 april 2038 (afgezien van een eventuele aftrekbeperking op grond van de bijleenregeling).

Nog een lening (2)Stel: u leende in 2008 een bedrag van €360.000, af te lossen in 30 jaarlijkse termijnen van €12.000. Na 20 jaar staat nog maar €120.000 van deze schuld open. U koopt een nieuw huis met een lening van €600.000. Hiervan is €360.000 nog maar 10 jaar aftrekbaar (ondanks het feit dat er van de oude lening nog maar €120.000 open stond) en het restant nog 30 jaar.

KeW en renteU ontvangt een uitkering uit een kapitaalverzekering eigen wo-ning van €113.000. U koopt een nieuw huis van €272.000. U kunt nu slechts de rente op een lening van €159.000 (€272.000 minus €113.000) aftrekken. Als u meer leent, valt dit meerdere in box 3 en is de rente niet aftrekbaar.

eigenwoningreserveU heeft een woning die u gaat verkopen. U ontvangt daarvoor €285.000. De makelaarskosten bedragen €4500. De schuld voor deze woning bedraagt €195.000. Uw eigenwoningreserve be-draagt dan:

Nettoverkoopopbrengst € 280.500Af: Eigenwoningschuld € 195.000

Eigenwoningreserve € 85.500

Page 84: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200984

maar ten hoogste het bedrag gelijk aan de kosten van verwer­ving van de woning verminderd met de eigenwoningreserve.

Afboeken eigenwoningreserveAls u binnen vijf jaar na verkoop van uw oude huis een nieuw huis koopt, kunt u wellicht niet de volledige aankoopprijs van dat nieuwe huis financieren met aftrekbare rente. Voor het be­drag van de eigenwoningreserve is dat niet mogelijk. Financiert u toch de hele woning, dan valt het bedrag van de eigenwoning­reserve in box 3 zonder renteaftrek.

a De schuld die na afboeking van de eigenwoningreserve overblijft, mag altijd minimaal het bedrag zijn dat u op de verkochte woning als schuld had, maar uiteraard nooit meer dan de aankoopprijs van de nieuwe woning. Dit geldt alleen als u de oude woning minimaal zes maanden als hoofdverblijf ter beschikking had. Het moet dus gaan om een echte eigen woning.

Deze minimumregel houdt in dat de eigenwoningreserve niet geheel wordt ‘gebruikt’ als u naar een goedkopere woning ver­huist. In het voorgaande voorbeeld wordt van de eigenwoning­reserve slechts een bedrag van €55.000 gebruikt (€250.000 ­ €195.000). Dat houdt in dat de eigenwoningreserve tot een bedrag van €30.500 (€85.500 ­ €55.000) blijft staan. Dit kan in­vloed hebben op de eigenwoningschuld als u binnen vijf jaar nog een keer verhuist, maar ook op de financiering van een verbouwing of afkoop van een erfpachtrecht binnen deze vijf­jaarsperiode.

De eigenwoningschuld mag nooit hoger zijn dan de verwer­vingskosten van de eigen woning.

VerbouwingAls u gaat verbouwen met geleend geld, is de rente daarvan in principe aftrekbaar. Maar als er bij verhuizing naar een goed­koper huis nog een eigenwoningreserve is overgebleven (zie hiervóór), dan is de rente op een verbouwingsfinanciering niet aftrekbaar tot het bedrag van de eigenwoningreserve.

Afname eigenwoningreserveDe eigenwoningreserve mag met de volgende posten worden verminderd, maar kan daardoor niet negatief worden:• Bijaankoopvaneennieuwewoningbinnenvijfjaarnaver­

koop van de oude woning wordt de eigenwoningreserve afge­boekt van de maximale eigenwoningschuld, zie hiervóór. De eigenwoningreserve wordt met dit bedrag verminderd.

• Hoeweldewettekstzegtdatdekostenvandeverbouwingdeeigenwoningreserve slechts verminderen als deze kosten meer bedragen dan €5000 (gehuwden €10.000), heeft de staats­secretaris goedgekeurd dat deze grens niet geldt. De kosten van verbouwing mogen, dus, ongeacht het bedrag, van de eigenwoningreserve worden afgeboekt.

Afkoop recht van erfpacht, opstal of beklemmingDe rente op een lening voor de afkoop van een erfpachtrecht is aftrekbaar.De schuld daarvoor maakt deel uit van de eigenwoningschuld. Als er nog een eigenwoningreserve is, moet de afkoopsom hoger zijn dan de eigenwoningreserve. Alleen voor dat meerdere heeft u recht op renteaftrek. De afkoopsom van een erfpachtrecht mag u afboeken van de eigenwoningreserve. Voor deze afboe­

eigenwoningreserve en renteaftrekIn het vervolg van het vorige voorbeeld koopt u direct een nieuw huis voor €400.000 (inclusief alle kosten). De eigenwoningreserve moet u hiervan afboeken en slechts het restant van de lening valt in box 1 onder de eigenwoningregeling.

Aankoopprijs woning € 400.000Af: Eigenwoningreserve € 85.500

Eigenwoningschuld € 314.500

Leent u bijvoorbeeld toch €400.000, dan valt €85.500 van deze lening in box 3.

eigenwoningschuldU had een huis met een nettoverkoopopbrengst van €280.500 en een hypotheekschuld van €195.000. Uw eigenwoningreserve bedraagt dan €85.500. U verhuist naar een huis van €250.000. Na afboeking van de eigenwoningreserve zou de eigenwoning-schuld nog maar €164.500 bedragen. Ingevolge de minimumre-gel bedraagt de eigenwoningschuld echter €195.000. Over dit bedrag mag u de rente aftrekken bij de eigen woning.

Minimumregel en eigenwoningschuldU had een huis met een nettoverkoopopbrengst van €280.500 en een hypotheekschuld van €195.000. Uw eigenwoningreserve bedraagt dan €85.500. U verhuist naar een huis van €150.000.Na afboeking van de eigenwoningreserve zou de eigenwoning-schuld nog maar €64.500 bedragen. Ingevolge de minimumre-gel bedraagt de eigenwoningschuld echter niet €195.000, maar maximaal €150.000. U mag de rente over €150.000 aftrekken bij de eigen woning. De eigenwoningreserve blijft hierdoor €85.500.

Verbouwing en eigenwoningreserveIn de situatie van het voorbeeld ‘Eigenwoningschuld’ gaat u uw huis verbouwen voor een bedrag van €50.000. Er staat nog een eigenwoningreserve van €30.500. U kunt slechts €19.500 lenen met aftrekbare rente. Leent u het hele bedrag van de verbou-wing, dan is de rente op €30.500 niet aftrekbaar. De eigenwo-ningreserve wordt verminderd met het bedrag van de verbou-wing en staat nu dus op €0.

Page 85: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 85

king geldt wel de eis dat deze hoger is dan €5000 (gehuwden en andere fiscale partners €10.000). De tekst over de goedkeuring voor het achterwege laten van de drempel rept alleen over de financiering van de verbouwing. Wij nemen aan dat dat een vergissing is en dat ook bij afkoop van erfpacht de drempel van €5000 achterwege kan blijven.

Woning van en naar box 3Onder vervreemding of aanschaf van een eigen woning wordt ook verstaan het brengen van een woning van box 1 naar box 3 en andersom. Als u uw eigen woning permanent gaat verhu­ren, verhuist deze woning naar box 3. Op dat moment moet u vaststellen of er een eigenwoningreserve is. Zo ja, dan wordt de schuld voor de volgende eigen woning met deze eigenwoning­reserve verminderd als deze woning binnen vijf jaar is aange­kocht.In het omgekeerde geval, als een woning verhuist van box 3 naar box 1 (bijvoorbeeld omdat u een verhuurde woning zelf als hoofdverblijf gaat gebruiken), moet de schuld voor deze woning, die eveneens naar box 1 verhuist, worden verminderd met een eigenwoningreserve die is ontstaan in de vijf jaren voorafgaand aan de verhuizing van box 3 naar box 1.In beide gevallen wordt de waarde van de woning voor het be­rekenen van de eigenwoningschuld op de waarde in het econo­mische verkeer (vrije­verkoopwaarde) gesteld. Het is verstandig om het huis door een makelaar te laten taxeren om problemen met de Belastingdienst te voorkomen.

Twee eigen woningenHet kan natuurlijk zijn dat u in verband met de aankoop van een nieuwe woning tijdelijk twee eigen woningen heeft. Zolang uw oude woning niet is verkocht, weet u natuurlijk niet hoe hoog de eigenwoningreserve voor die woning is. Totdat de oude woning is verkocht, is de rente op de lening voor de nieuwe woning aftrekbaar, nadat die eventueel is verminderd met de eigenwoningreserve van een nog eerdere woning. Verkoopt u de oude woning, dan moet u de daarbij ontstane eigenwoning­reserve alsnog afboeken van de eigenwoningschuld van de nieuwe woning.

Eigenwoningreserve en partnersU zou de bijleenregeling kunnen ontlopen door bij verhuizing de eigendom van uw woning op uw partner te laten overgaan.

Als u samen met uw fiscale partner in een eigen woning woont en u besluit samen naar een andere eigen woning te verhuizen, dan doet niet ter zake op wiens naam een eigenwoningreserve staat en wie eigenaar wordt van het nieuwe huis. Deze reserve moet worden afgeboekt ongeacht of u of uw partner de eigenaar van de woning wordt.Deze regeling geldt niet alleen voor fiscale partners, maar ook voor personen die geen fiscale partners zijn, maar wel duur­zaam een gezamenlijke huishouding voeren.Als u niet van tevoren gezamenlijk een eigen woning bewoonde, geldt de regeling niet. Dat is bijvoorbeeld het geval als u voor samenwonen ieder een eigen woning bewoonde. In dat geval moet ieder van u beiden zijn eigen eigenwoningreserve afboe­ken van zijn deel van de nieuwe woning.

De aftrekbeperking voor samenwoners geldt alleen maar zolang het partnerschap of de gezamenlijke huishouding duurt. Als u uit elkaar gaat, moet de eigenwoningschuld weer afzonderlijk worden beoordeeld.

Eigenwoningreserve en echtscheidingAls u gaat scheiden, kunt u een beschikking aan de belasting­inspecteur vragen om de eigenwoningreserve toe te rekenen naar de mate waarin ex­partners gerechtigd zijn tot het ver­

eigenwoningregeling bij twee eigen woningenU koopt voor €300.000 een nieuwe woning en biedt uw oude woning leeg te koop aan. Beide woningen vallen onder de ei-genwoningregeling. De rente over €300.000 is aftrekbaar totdat uw oude woning is verkocht, of naar box 3 verhuist (bijvoorbeeld omdat u het huis gaat verhuren). U verkoopt uw oude woning, waarbij een eigenwoningreserve wordt gevormd van €40.000. Vanaf het moment van verkoop is voor de nieuwe woning nog slechts de rente op €260.000 aftrekbaar.

Antimisbruikbepaling eigenwoningreserveU woont samen met uw vriendin in een eigen woning die uw ei-gendom is. Bij verkoop realiseert u een eigenwoningreserve van €60.000. U verhuist samen met uw vriendin naar een nieuwe ei-gen woning met een waarde van €340.000. Als u eigenaar wordt, moet u de eigenwoningreserve afboeken van deze aankoopprijs en zou slechts €280.000 aan eigenwoningschuld overblijven. Als de eigen woning zou worden aangekocht door uw vriendin zou, zonder wettelijke regeling, uw eigenwoningreserve niet hoeven te worden afgeboekt.Hiervoor is een antimisbruikbepaling in de wet opgenomen.

eigenwoningregeling bij gezamenlijke aankoopU woont in een eigen woning waar bij verkoop een eigenwo-ningreserve wordt gevormd van €25.000. Uw oude eigenwo-ningschuld was €110.000. Uw vriendin woont in een eigen wo-ning met een eigenwoningreserve van €30.000. Haar eigenwo-ningschuld was €65.000. U gaat samenwonen in een huis met een aanschafwaarde (inclusief kosten) van €240.000. U wordt ieder voor de helft eigenaar. Op uw helft moet u de regels van de bijleenregeling toepassen. Voor u geldt dat u €120.000 (de helft van het huis) moet verminderen met €25.000. Maar de oude ei-genwoningschuld bedroeg €110.000. Dat is dus ook uw eigen-woningschuld op de (helft van de) nieuwe woning. Uw vriendin moet haar helft van €120.000 verminderen met haar eigenwo-ningreserve van €30.000 en zij houdt een eigenwoningschuld over van €90.000.

Page 86: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200986

vreemdingssaldo (opbrengst minus de hypotheekschuld) van de woning. Bij een huwelijk in gemeenschap van goederen is ieder der echtgenoten gerechtigd tot de helft van het vervreemdings­saldo. Ieder heeft dan de helft van de eigenwoningreserve.Bij een huwelijk onder huwelijkse voorwaarden kan dit lastiger liggen. Dan zal het huis eigendom zijn van een van beiden. De­gene die juridisch eigenaar is, zit bij verkoop van het huis met de mogelijke eigenwoningreserve opgescheept. Die kan nadelig zijn als hij of zij binnen vijf jaar een ander huis wil kopen.Nu zijn er veel huwelijkse voorwaarden waarin een finaal ver­rekenbeding is opgenomen. Een dergelijk beding houdt in dat bij ontbinding van het huwelijk de vermogens worden verdeeld alsof er gemeenschap van goederen bestond. Ieder krijgt dus de helft van het gezamenlijke vermogen en daarmee de helft van de netto­opbrengst van het huis. Maar daarmee wordt in de bijleenregeling geen rekening gehouden. De eigenwoningre­serve blijft bij de eigenaar. Er is slechts één manier om deze te verdelen en dat is het gezamenlijk aan de inspecteur vragen van een beschikking dat de eigenwoningreserve wordt verdeeld naar verhouding van de feitelijke verdeling van de opbrengst.

Deze regeling geldt volgens de staatssecretaris alleen maar voor een verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden of in de sa­menlevingsovereenkomst.Als er bij de echtscheiding alsnog wordt overeengekomen dat de ene partner een deel van de overwaarde aan de ander ver­goedt, is het niet mogelijk om de eigenwoningreserve anders te verdelen dan overeenkomt met de eigendom. En ook een verde­ling door de rechter als vergoeding voor het niet­verrekenen van kosten tijdens het huwelijk is geen reden om de eigenwo­ningreserve anders te verdelen.Overigens heeft de inspecteur geen middelen om een echtgenoot tot medewerking te dwingen. Als er geen gezamenlijk verzoek wordt gedaan, kan de inspecteur geen beschikking afgeven.

4.1i DepotrenteAls u een huis bouwt, kan het zijn dat een gedeelte van de hy­pothecaire geldlening door de geldgever in depot wordt gehou­den. U ontvangt daarop een rente die overigens als regel wat

lager ligt dan wat u op uw geldlening betaalt. Voor zover het geld op het depot staat, is de lening niet bestemd voor de eigen woning. Zowel lening als depot vallen in box 3. Zodra er uit het depot betalingen worden gedaan, verhuist de lening voor het overeenkomende deel naar box 1.De staatssecretaris heeft goedgekeurd dat de rente op de lening onder voorwaarden toch aftrekbaar is in box 1 nadat hij is verminderd met de ontvangen rente op het depot. Zowel de schuld als het depot valt dan dus niet in box 3. Deze goedkeu­ring geldt gedurende de eerste twee jaar na ondertekening van de koop/aannemingsovereenkomst. Bovendien geldt dit uit­sluitend voor het bedrag ter verwerving van de woning of voor de verbouwing. Wordt er meer geleend, bijvoorbeeld voor de rente die naar verwachting in de bouwperiode moet worden voldaan, dan valt dit meerdere in box 3, zowel de schuld als het depot.

a Als de lening is bestemd voor verbouwing en niet voor de aankoop van een huis, geldt een ruimere goedkeuring van de staatssecretaris. Zie par. 4.1f onder ‘Volgorde lening/verbouwing’.

a Zogenoemde bouwrente die u voor een nieuwbouwwoning moet betalen die betrekking heeft op de periode vóór het tekenen van het koopcontract kunt u wel meefinancieren met recht op aftrek van de rente op de lening.

4.1j Aftrek bij geen of geringe eigenwoningschuldDeze aftrekpost staat bekend onder naam ‘Wet Hillen’. Is het saldo van het eigenwoningforfait en aftrekbare kosten positief, dan heeft u een aftrekpost ter grootte van dit positieve saldo. Een positief saldo hoeft u niet aan te geven.

a Als u ook nog spaargeld heeft, kan het gunstig zijn hiermee uw (hypotheek)schuld op de woning af te lossen.

eigenwoningreserve en huwelijkse voorwaardenPieternel en Jan-Jaap waren onder huwelijkse voorwaarden ge-trouwd. Omdat Jan-Jaap een onderneming dreef, stond het huis op naam van Pieternel. Het huis wordt na de scheiding verkocht voor €300.000, de schuld was nog €180.000. Pieternel heeft dus een eigenwoningreserve van €120.000. Door het verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden moet zij echter €60.000 van de overwaarde afstaan aan Jan-Jaap. Toch blijft de volledige eigen-woningreserve bij haar berusten. Als Jan-Jaap meewerkt, kunnen zij een beschikking krijgen dat ieder een eigenwoningreserve van €60.000 heeft. Wil hij niet meewerken, dan blijft de volledige eigenwoningreserve bij Pieternel. Bij de verdere verdeling van het vermogen zal zij dit nadeel vergoed willen zien.

Alleen depotrente over bouwkosten in box 1U koopt een nieuwbouwwoning voor €300.000 inclusief meefi-nancierbare kosten. De verwachte rente in de bouwperiode be-draagt €30.000. U leent €330.000, die in zijn geheel op het depot wordt gestort. Slechts €300.000 van de lening en van het depot valt in box 1. Wordt er rente betaald vanuit het depot, dan heeft 300.000:330.000 deel daarvan betrekking op de eigen woning. Het restant, 30.000:330.000, heeft betrekking op de financiering van de rente en is niet aftrekbaar.

Schuld aflossenU bent alleen en u heeft een eigen huis met een WOZ-waarde van €500.000 en nog een hypotheekschuld van €50.000 tegen 5% rente. Verder heeft u nog spaargeld van €100.000 dat u 4% ople-vert. U moet aan eigenwoningforfait 0,55% van €500.000 bij uw inkomen tellen ofwel €2750. Uw betaalde rente en uw aftrekpost bedraagt €2500. U hoeft het restant van €250 niet op te geven

Page 87: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 87

b Ook de periodieke erfpachtcanons behoren tot de aftrekbare kosten. Als u die moet betalen, zult u niet snel aan deze aftrekpost toekomen. U kunt de erfpacht natuurlijk wel afkopen, maar houd er dan rekening mee dat deze afkoopsom niet aftrekbaar is. Financiert u deze afkoopsom, dan is de rente daarop weer wel aftrekbaar (tenzij de aftrek wordt beperkt door de bijleenregeling).

a Wellicht kunt u met de eigenaar van de grond overeenkomen dat u over een bepaald jaar de periodieke erfpachtcanons vooruit- of ach-teraf betaalt. Daardoor kunt u in aanmerking komen voor de aftrekpost bij geen of geringe eigenwoningschuld. De eigenaar wil daar overigens vaak niet aan meewerken. Vooral gemeentes, de grootste uitgevers van erfpacht, kunnen niet aan dergelijke verzoeken voldoen.

a Wellicht kunt u met de bank overeenkomen dat u over een bepaald jaar alle rente achteraf betaalt. Daardoor kunt u in aanmerking komen voor de aftrekpost bij geen of geringe eigenwoningschuld.

b Deze aftrekpost geldt voor het saldo van al uw eigen woningen samen. Dit heeft met name nadelige gevolgen als u eigenaar bent van een huis zonder hypotheek en daarnaast een huis in aanbouw heeft gekocht dat u met geleend geld heeft gefinancierd. Voor het huis zon-der hypotheek zou u recht hebben op deze aftrekpost, maar omdat u op het nieuwe huis aftrekbare rente heeft, vervalt dit voordeel geheel of gedeeltelijk.

b Als u nog een kleine eigenwoningschuld heeft, kan alleen aflossing ervoor zorgen dat deze geen eigenwoningschuld meer is. U kunt niet kiezen of u de schuld in box 1 bij de eigen woning, of in box 3 aangeeft. Voor het karakter van de schuld is het oorspronkelijke verband tus-sen schuld en aanschaf doorslaggevend. Bent u de schuld aangegaan voor de financiering van de eigen woning, dan blijft dat gedurende de rest van de looptijd het geval. Zelfs oversluiten van de lening heeft geen zin, want daarmee wordt het verband met de eigen woning niet verbroken.

4.2 Kapitaalverzekering eigen woning (KeW)Een kapitaalverzekering eigen woning (KEW) is een kapitaal­verzekering die aan de woning wordt gekoppeld doordat deze

verzekering aan bepaalde eisen voldoet. De inkomsten uit een kapitaalverzekering eigen woning worden in principe in box 1 belast. Maar onder bepaalde voorwaarden gelden vrijstellin­gen, en dat is vaak de reden om voor een KEW te besluiten.

4.2a Voorwaarden kapitaalverzekering eigen woningEen kapitaalverzekering kan als een kapitaalverzekering eigen woning worden aangemerkt als hij aan de volgende voorwaar­den voldoet:• Indepolismoetwordenopgenomendatdeuitkeringzalwor­

den gebruikt voor de aflossing van een hypothecaire schuld die u bent aangegaan ter verwerving van uw eigen woning in de zin van de Wet inkomstenbelasting 2001. Voor kapitaal­verzekeringen die op of na 1 oktober 2005 zijn gesloten, moet de tekst verwijzen naar de ‘eigenwoningschuld’ in plaats van naar ‘schulden die zijn aangegaan ter verwerving van de ei­gen woning’.

• Indeovereenkomstmoetzijnopgenomendaterminimaal15jaar premie (of tot eerder overlijden van de verzekerde) wordt betaald, waarvan de hoogste premie niet meer dan tien keer zo hoog is als de laagste.

• Deverzekeringmagslechtsrechtgevenopeeneenmaligeuitkering (dus niet een uitkering in twee of meer termijnen) bij leven of overlijden van uzelf, uw echtgenoot of degene met wie u duurzaam een gezamenlijke huishouding voert.

a De staatssecretaris keurt goed dat er na 15 jaar een vrijgestelde uitkering wordt gedaan en na 20 jaar een tweede uitkering.

• Deverzekeringmoettotslotzijnafgeslotenbijeenprofessi­onele verzekeraar.

Koppelen ja of nee?Of het al dan niet verstandig is om een bestaande kapitaalver­zekering te laten omvormen tot een kapitaalverzekering eigen woning, kunt u nalezen in par. 7.8e.

4.2b Vrijstelling kapitaalverzekering eigen woningDe uitkering uit een kapitaalverzekering eigen woning is vrij­gesteld als u ten minste 15 jaar premie betaalt waarvan de hoog­ste premie niet meer dan tien keer zo hoog is als de laagste en het uitgekeerde kapitaal niet meer bedraagt dan €32.900. Is het kapitaal hoger, dan is uitsluitend het rentebestanddeel in dat meerdere belast. Dat berekent u op de volgende manier.

dankzij de Wet Hillen. Aan rente op uw spaargeld ontvangt u €4000. Rekening houdend met 1,2% belasting (en het heffingvrij vermogen) in box 3 houdt u hiervan €3044 over. In totaal houdt u minus de door u betaalde hypotheekrente dus €544 over. Maar als u besluit om met uw spaargeld uw hypotheek af te lossen, hoeft u geen rente meer te betalen; in deze situatie een bespa-ring van €2500 netto. Nog steeds hoeft u geen eigenwoningfor-fait bij uw inkomen te tellen dankzij de wet Hillen. Uw spaargeld bedraagt nu nog €50.000, waarover u €2000 rente ontvangt. Re-kening houdend met 1,2% belasting in box 3 (en het heffingvrij vermogen) houdt u hiervan nog €1644 over. Dat is €1100 meer dan bij niet aflossen van uw hypotheek.

Berekening rentebestanddeel KeW (1)U krijgt een kapitaaluitkering van €34.000. U heeft daarvoor aan premies betaald €25.500. Dat is 75% van het uitgekeerde kapitaal. Het rentebestanddeel bedraagt dus 25%. Omdat de uitkering ho-ger is dan het vrijgestelde bedrag, moet u belasting betalen in box 1 over de rente in dat meerdere. De uitkering is €1100 te hoog. U betaalt uiteindelijk belasting over het rentebestanddeel van €275 (25% van €1100) en wel tegen het progressieve tarief van box 1.

Page 88: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200988

Als u ten minste 20 jaar premies heeft betaald, waarvan de hoogste premie niet meer dan tien keer zo hoog is als de laagste, bedraagt het vrijgestelde kapitaal €145.000. Beide vrijstellingsbedragen worden jaarlijks geïndexeerd. De vrijstelling kan in de loop van de tijd dan ook aardig oplopen. Met deze verhogingen kunt u al rekening houden bij het sluiten van de verzekering.

4.2c Vrijstelling en schuld eigen woningIn alle gevallen geldt dat de vrijstelling nooit meer kan bedra­gen dan de schuld op de eigen woning die ermee wordt afge­lost.

a U kunt uw eigenwoningschuld vlak voor het uitkeren van het ka-pitaal nog verhogen door uw huis te verbouwen met geleend geld. U kunt op die manier de belastingheffing over de rente in (een deel van) het kapitaal ontlopen.

4.2d gehuwden en andere fiscale partnersDe vrijstelling is niet overdraagbaar aan uw echtgenoot of an­dere fiscale partner. Maar u kunt toch van een dubbele vrijstel­ling gebruikmaken door beiden als verzekeringnemer of onher­roepelijk begunstigde in de polis op te laten nemen.

4.2e Vrijstellingen oud-regimekapitaalverzekeringAls u een vóór 1 januari 1992 afgesloten kapitaalverzekering (oud­regimeverzekering) per 1 januari 2001 heeft gekoppeld, worden de vrijstellingen verhoogd met de waarde in het econo­misch verkeer van deze verzekering per 31 december 2000.

b De verhoging van het vrijstellingsbedrag wordt tenietgedaan als u het verzekerde kapitaal op deze verzekering verhoogt. Ook hier blijft gelden dat de vrijstelling nooit meer kan bedragen dan de schuld op de eigen woning.

4.2f Vrijstelling eenmaal per levenU kunt bovenstaande vrijstellingen slechts eenmaal in uw leven gebruiken. Heeft u een vrijgestelde uitkering ontvangen en ontvangt u later nog een uitkering, dan is deze laatste uitkering slechts vrijgesteld voor het restant van het vrijstellingsbe­drag.

b Ook als u een vrijgestelde uitkering krijgt uit een kapitaalverze-kering die u heeft afgesloten tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001, wordt de vrijstelling van de kapitaalverzekering eigen woning ver-laagd.

a Als u een vrijgestelde uitkering krijgt uit een kapitaalverzekering die is gesloten vóór 1 januari 1992, wordt de vrijstelling voor uw kapi-taalverzekering eigen woning daar niet mee verminderd.

4.2g Uitkeringen bij overlijdenDe maximale vrijstellingen gelden ook voor de uitkering bij overlijden. Wel wordt in dat geval de vrijstelling voor de over­levende partner verhoogd met het niet­gebruikte deel van de vrijstelling van de overledene (maar maximaal tot het uitge­keerde kapitaal), om te voorkomen dat zijn eigen deel van de vrijstelling bij leven wordt opgesoupeerd door de uitkering bij overlijden van de partner.

a In de meeste gevallen is het beter om het overlijdensrisico apart te verzekeren en deze verzekering in box 3 te laten vallen. U vraagt dan uw verzekeringsmaatschappij om de voorwaarden van het over-

Aangroei vrijstellingBij een jaarlijkse indexatie met 1,5% is de hoge vrijstelling over 20 jaar al opgelopen tot €195.294. De lage vrijstelling bedraagt over 15 jaar dan €41.132.

Berekening rentebestanddeel KeW (2)U heeft een kapitaalverzekering eigen woning die op 1 januari 2010 het bedrag van €113.000 uitkeert. Uw hypotheekschuld be-draagt op dat moment €90.000. Hoewel het uitgekeerde bedrag beneden uw vrijstelling ligt, moet u toch belasting betalen over het rentebestanddeel in €23.000, omdat uw vrijstelling is beperkt tot het bedrag van de hypotheekschuld.

Vrijstelling bij oud-regimekapitaalverzekeringU heeft in 1988 een kapitaalverzekering afgesloten met een verzekerd bedrag van €226.000, uit te keren op 1 januari 2010. Deze verzekering heeft op 31 december 2000 een waarde in het economisch verkeer van €158.000. Uw vrijstelling voor een ka-pitaalverzekering eigen woning wordt dan €303.000 (€158.000 + €145.000) bij 20 jaar premiebetaling en €190.900 (€158.000 + €32.900) bij 15 jaar premiebetaling.

eenmalige vrijstellingIn 2016 ontvangt u een uitkering van €22.000 uit een in 2001 gekoppelde kapitaalverzekering eigen woning. U lost hiermee de schuld op uw eigen woning af. In 2040 ontvangt u wederom een uitkering uit een gekoppelde kapitaalverzekering, nu van €181.000. Door de indexering is de vrijstelling bij 20 jaar premie-betaling opgelopen tot €186.504. U heeft slechts recht op een vrijstelling van (€186.504 minus €22.000 =) €164.504. U betaalt dus belasting over de rente in een uitkering van €16.496.

Vrijstelling en overlijdenUw echtgenoot komt te overlijden. U ontvangt een kapitaaluitke-ring van €110.000. U heeft zelf een vrijstelling van (stel) €145.000. Daar wordt de vrijstelling van uw echtgenoot bij opgeteld, doch maximaal het bedrag van de uitkering, dus hier €110.000.Uw vrijstelling bedraagt daarmee €255.000. Deze wordt door de uitkering met €110.000 opgebruikt en u houdt een vrijstelling van €145.000 over.

Page 89: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 89

lijdensdeel van de verzekering zodanig in te richten dat dit deel niet voldoet aan de eisen voor de kapitaalverzekering eigen woning. De waarde van zo’n verzekering is namelijk te verwaarlozen, zodat u er in box 3 geen belasting over betaalt, en de uitkering is eveneens geheel belastingvrij. U hoeft met de uitkering bij overlijden dan bovendien niet de hypotheekschuld af te lossen en de renteaftrek voor volgende leningen wordt niet beperkt.

4.2h Samenloop vrijstellingen met spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen woning

U moet de vrijstelling voor de kapitaalverzekering eigen woning verminderen met het bedrag dat gedeblokkeerd wordt vanaf uw spaarrekening eigen woning en beleggingsrecht eigen wo­ning. U kunt meer over deze nieuwe regeling lezen in par. 4.3.

4.2i Fictieve uitkeringenNaast de werkelijke uitkering kent de wet een aantal fictieve uitkeringen. Sommige daarvan zijn belast; andere zijn vrijge­steld:• Deverzekeringvoldoetnietmeeraandehierbovengenoem­

de voorwaarden voor koppeling aan de eigen woning. Het rentebestanddeel in de (fictieve) uitkering ter hoogte van de waarde in het economisch verkeer is in principe belast. Voor het geval u uw eigen woning verkoopt, is de uitkering in de meeste gevallen belastingvrij: zie hierna.

• Deverzekeringwordtafgekochtofvervreemd. Het rentebe­standdeel in de waarde in het economisch verkeer wordt be­last met het progressieve tarief.

• Deverzekeringwordtingebrachtineenondernemingsver­mogen. Ook hier wordt het rentebestanddeel in de waarde in het economisch verkeer belast.

• Deverzekeringkomtgedeeltelijktotuitkering. Het rentebe­standdeel in de volledige waarde in het economisch verkeer (dus niet alleen in het uitgekeerde deel) wordt belast.

• Erwordtnietmeervoldaanaanhetvereistevan15jaarpre­miebetaling binnen de bandbreedte 10:1. Het rentebestand­deel in de waarde in het economisch verkeer wordt belast.

• Deverzekeringoverschrijdteenlooptijdvan30jaar. Omdat de schuld op de eigen woning niet wordt afgelost, wordt ook dan belasting geheven over de rente in de waarde in het eco­nomisch verkeer.

• Deverzekeringnemerofonherroepelijkbegunstigdeemi­greert. Bij emigratie hoeft u niet te voldoen aan de voorwaar­de dat de schuld op de eigen woning met de uitkering wordt afgelostendater15c.q.20jaarpremieszijnbetaald.Deuit­kering zal in de meeste gevallen dan ook belastingvrij zijn.

a Voor op 1 januari 2001 bestaande kapitaalverzekeringen hoeft op het moment van emigratie niet te worden voldaan aan alle vrijstel-lingsvereisten van de wet die tot 31 december 2000 golden. Er worden geen voorwaarden gesteld aan de minimumperiode van premiebeta-ling; de vrijstelling geldt dus ook als u minder dan 15 jaar premie heeft betaald. Er moet nog wel worden voldaan aan alle overige eisen van de vrijstelling volgens de wet IB 1964.

4.2j Verkoop eigen woningAls u uw huis verkoopt, is de (fictieve) uitkering in veel gevallen niet belast. U hoeft dan niet te voldoen aan het looptijdvereiste en aan de eis dat de schuld met de uitkering wordt afgelost. Wel moet u beneden uw maximum blijven (€145.000, jaarlijks geïn­dexeerd en voor oud­regimepolissen, afgesloten vóór 1 januari 1992, verhoogd met de waarde in het economisch verkeer per 31 december 2000).

U beëindigt de verzekeringU kunt de verzekering beëindigen. De uitkering is dan belas­tingvrij. Voor op 1 januari 2001 bestaande kapitaalverzekerin­gen geldt deze vrijstelling echter uitsluitend als de uitkering ook vrijgesteld zou zijn geweest als de oude Wet inkomstenbe­lasting nog zou gelden. Dit houdt in dat er in dat geval wel de­gelijk aan de looptijdvereiste en de premiebetalingsperiode van de oude wet moet zijn voldaan.Voor verzekeringen die zijn afgesloten tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001 blijven eveneens de maxima van €28.134 bij 15 jaar premiebetaling en €95.294 bij 20 jaar premiebetaling gelden.

U laat de verzekering doorlopenAls u de verzekering laat doorlopen, verhuist hij naar box 3 voor de waarde in het economisch verkeer. Vanaf dat moment betaalt u jaarlijks de vermogensrendementsheffing van 1,2% van de waarde. U kunt de verzekering weer koppelen zodra u opnieuw een eigen woning heeft. De vrijstelling in box 1 wordt dan verhoogd met de aangroei van de verzekering in de periode dat hij in box 3 valt.

Als u een kapitaalverzekering van vóór 1 januari 2001 heeft gekoppeld, hoeft op het moment van fictieve uitkering niet be­oordeeld te worden of deze voldoet aan de eisen van de oude Wet inkomstenbelasting. Maar bij de feitelijke uitkering van het kapitaal moet voor vrijstelling wél aan die eisen worden vol­daan.

4.2k Koppelen na 2001Als u een kapitaalverzekering heeft die in box 3 valt, kunt u die op ieder gewenst moment koppelen aan de eigen woning. U doet

Aanhouden KeWU heeft een kapitaalverzekering eigen woning die op het mo-ment dat u uw huis verkoopt een waarde van €45.000 heeft. U besluit de verzekering aan te houden en hij gaat over naar box 3 voor deze waarde. Na twee jaar koopt u weer een eigen wo-ning en u koppelt de verzekering aan deze woning. De waarde is inmiddels opgelopen tot €54.000. In deze periode heeft een renteaangroei plaatsgehad van bijvoorbeeld €2000. Als uw ver-zekering bij uitkering boven het vrijstellingsbedrag uitkomt, wordt het rentebestanddeel berekend als het uitgekeerde ka-pitaal minus de betaalde premies en verminderd met de €2000 aangroei in box 3.

Page 90: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200990

dat door het laten aanpassen van de voorwaarden van de ver­zekering.De aangroei van de verzekering in box 3 wordt in box 1 niet nog een keer belast. Deze aangroei wordt namelijk beschouwd als betaalde premies, zodat u daarover geen belasting betaalt.

b Dit geldt niet als de verzekering in box 3 vrijgesteld is geweest op grond van de overgangsregeling (zie par. 7.8e), dus voor verzekeringen die vóór 14 september 1999 zijn gesloten.

b Als u een kapitaalverzekering heeft afgesloten vóór 1 januari 1992 (pre Brede Herwaarderingspolis) en deze na 1 januari 2001 koppelt, heeft u geen recht meer op de verhoging van de vrijstelling met de waarde in het economische verkeer per 31 december 2000.

4.3 BanksparenVanaf 1 januari 2008 is er een nieuwe regeling in de wet opge­nomen om u te helpen bij het aflossen van de eigenwoning­schuld. Deze regeling is min of meer gelijk aan die van de kapi­taalverzekering eigen woning. Er gelden praktisch dezelfde voorwaarden, maar in plaats van bij een verzekeringsmaat­schappij mag hij worden gesloten bij een bank.Er zijn twee manieren om van deze regeling gebruik te maken, via de spaarrekening eigen woning (SEW) of via een beleggings­recht eigen woning (BEW).

4.3a Spaarrekening eigen woning (SeW)Bij deze vorm, verder afgekort als SEW, legt u ieder jaar een bedrag in op een speciale geblokkeerde bankrekening. Dat is echter wel aan voorwaarden gebonden.

Voorwaarden spaarrekening eigen woningEr is pas sprake van een spaarrekening eigen woning als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:• Uheefteeneigenwoningmeteeneigenwoningschuld;

b Bij een kapitaalverzekering eigen woning is niet – zoals bij de SEW – vereist dat de verzekerde zelf een eigen woning heeft; dat mag ook de echtgenoot zijn of degene met wie de verzekerde duurzaam een gezamenlijke huishouding voert. Bij een SEW moet u wel zelf een eigen woning hebben. Dat levert een groot probleem op als u

buiten gemeenschap van goederen bent getrouwd en slechts één van beiden eigenaar is van het huis. Alleen deze persoon zou dan een spaarrekening eigen woning kunnen hebben. Wij kunnen ons niet voorstellen dat dit de bedoeling is en verwachten reparatie van dit euvel, hoewel dit probleem bij de politiek waarschijnlijk nog niet eens bekend is.

b Bij een kapitaalverzekering eigen woning is niet vereist dat u ge-durende de looptijd een eigenwoningschuld heeft. U moet voor het gebruikmaken van de vrijstelling echter wél een eigenwoningschuld hebben. Bij een SEW daarentegen moet u gedurende de hele looptijd een eigenwoningschuld hebben, zij het dat er geen eisen zijn gesteld aan de hoogte ervan.

• Derekeningisgeblokkeerdenmaginprincipeslechtseen­malig worden gedeblokkeerd ter aflossing van de eigenwo­ningschuld;

b U mag de spaarrekening dus niet in gedeeltes deblokkeren. Dan voldoet de spaarrekening niet meer aan de eisen en is het gehele ren-dement op de spaarrekening belast in box 1. De enige uitzondering op deze regel is een deblokkering na 15 jaar die niet hoger is dan €32.900. Dit bedrag moet dan wel worden gebruikt voor aflossing van de eigen-woningschuld en is dan vrijgesteld. Dit verlaagt de vrijstelling bij 20 jaar premiebetaling.

• Erwordtjaarlijkseenbedragnaarderekeningovergemaaktwaarbij het hoogste jaarbedrag niet hoger mag zijn dan tien­maal het laagste jaarbedrag;

• Dezejaarlijksestortingenvindenplaatsgedurendetenmin­ste 15 jaar of tot het overlijden van de rekeninghouder, zijn echtgenoot of degene met wie hij duurzaam een gezamenlijke huishouding voert;

• Alseengewonespaarrekeningopenigmomentwordtomge­zet in een spaarrekening eigen woning, wordt het tegoed op dat moment aangemerkt als eerste overmaking;

b  Het saldo op de omgezette rekening wordt aangemerkt als eerste storting. De bandbreedte (hoogste inleg mag niet meer dan 10 keer zo hoog zijn als de laagste) wordt aan dit bedrag afgemeten. Als dat niet in uw plannen past, kunt u het saldo van deze spaarrekening vóór de omzetting beter aanpassen.

• Deopderekeningrentegenoteninkomstenwordenbijgeboektop deze rekening (en zijn dus ook geblokkeerd);

• Alserdeblokkeringplaatsvindtindeloopvaneenjaar,moe­ten de inkomsten (rente) over het eerste deel van het jaar eerst nog bijgeboekt worden;

• Debedragenmoetenwordengestortbijeenbankdieinge­volge de wet op het financieel toezicht in Nederland het be­drijf van bank mag uitoefenen.

De minimale termijn van 15 jaar en de termijn van 20 jaar voor de hoge vrijstelling beginnen pas te lopen op het omzettings­moment.

Koppelen en renteaangroeiU heeft een kapitaalverzekering die al een aantal jaren in box 3 is gevallen. De aangroei van de verzekering in deze periode be-draagt €6800. U besluit in 2008 om de verzekering te koppelen.De uitkering op de einddatum is €200.000, €55.000 meer dan het vrijstellingsbedrag (zonder rekening te houden met de indexatie van het vrijstellingsbedrag). De rente in deze uitkering bedraagt bijvoorbeeld €36.000. De aangroei in box 3 wordt echter niet als rente aangemerkt, zodat u belasting betaalt over €36.000 - €6800 = €29.200.

Page 91: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 91

Als aan al deze voorwaarden wordt voldaan, hoeft het saldo van deze rekening niet te worden aangegeven in box 3.

Vrijstelling spaarrekening eigen woningEen spaarrekening eigen woning mag worden gedeblokkeerd. Dan geldt een vrijstelling voor het rendement (de rente) onder soortgelijke voorwaarden als bij een kapitaalverzekering eigen woning. Deze zijn:• Despaarrekeningeigenwoningisgedurendeminimaal20

jaar geblokkeerd geweest en het bedrag op de spaarrekening dat gedeblokkeerd wordt, bedraagt €145.000;

• Despaarrekeningeigenwoningisgedurendeminimaal15jaar geblokkeerd geweest en het bedrag op de spaarrekening dat gedeblokkeerd wordt, bedraagt €32.900;

• Deeigenwoningschuldwordtafgelostmethetgedeblokkeer­de bedrag. De vrijstelling is dus maximaal het bedrag van de eigenwoningschuld.

Als u buiten gemeenschap van goederen bent getrouwd, zou slechts één van beiden een spaarrekening eigen woning kunnen hebben, omdat daarvoor vereist is dat de inlegger zelf een eigen woning heeft (zie hiervóór). Er zou dan ook maar één keer ge­bruik kunnen worden gemaakt van de vrijstelling.Als u in gemeenschap van goederen bent gehuwd, kan de spaar­rekening eigen woning op beider naam staan en kan gebruik worden gemaakt van een dubbele vrijstelling. Omdat wij ons niet kunnen voorstellen dat dit de bedoeling is, verwachten wij reparatie van de wet op dit punt (zie hiervóór).

Als het gedeblokkeerde bedrag hoger is dan de eigenwoning­schuld, wordt de vrijstelling beperkt tot het bedrag van de ei­genwoningschuld.

a Als uw schuld voor de eigen woning lager is dan het verwachte te deblokkeren bedrag, kunt u die schuld nog verhogen door vlak voor de deblokkering te verbouwen of onderhoud te plegen met geleend geld. Daarmee gaat uw eigenwoningschuld omhoog (tenzij de bijleenrege-ling roet in het eten gooit) en is een groter deel van de spaarrekening eigen woning vrijgesteld.

Is het saldo op de spaarrekening eigen woning hoger dan het vrijstellingsbedrag, dan is het rendement in het meerdere be­last. Dat wordt berekend op dezelfde wijze als bij een kapitaal­verzekering eigen woning. Wij verwijzen naar paragraaf 4.2b.

Vrijstelling eenmaal per levenNet als bij de kapitaalverzekering eigen woning geldt deze vrij­stelling maar eenmaal per persoon. Vindt er een vrijgestelde deblokkering plaats, dan vermindert deze de vrijstelling voor de toekomst.

Samenloop met vrijstelling KEW en BEWOok de kapitaalverzekering eigen woning en het beleggingsrecht eigen woning kennen een vrijstelling van eenmaal per leven. Deze vrijstellingen gelden voor alle drie de vormen samen. Ont­vangt u een vrijgestelde uitkering uit een KEW, dan vermindert deze vrijstelling ook die voor de SEW en het BEW. Evenzo wordt de vrijstelling KEW en BEW verlaagd door een vrijgestelde de­blokkering van een SEW, en de vrijstelling KEW en SEW ver­laagd met een vrijgestelde deblokkering van een BEW.

Fictieve deblokkeringenIn de volgende gevallen vindt er een fictieve deblokkering plaats:• Despaarrekeningvoldoetnietmeeraandeeisenvooreen

spaarrekening eigen woning (bijvoorbeeld doordat een jaar­lijkse inleg te hoog of juist te laag is). Het rendement in het hele bedrag van de spaarrekening is belast;

• Despaarrekeningwordtvervreemdofverdeeld,tenzijditisin het kader van het aangaan of beëindigen van een huwelijk of van een duurzame gezamenlijke huishouding en de spaar­rekening wordt voortgezet als een spaarrekening eigen wo­ning. Het rendement in het hele bedrag van de spaarrekening is belast;

• Despaarrekeningwordtingebrachtineenondernemings­vermogen. Het rendement in het hele bedrag van de spaar­rekening is belast;

• Despaarrekeningwordtgedeeltelijkgedeblokkeerd(datmagimmers slechts in één keer). Het rendement in het hele bedrag van de spaarrekening is belast. Er geldt een uitzondering voor een gedeeltelijke deblokkering bij een inlegperiode van ten minste 15 jaar;

Deblokkering spaarrecht eigen woningU heeft een eigen woning met een hypotheekschuld van €80.000. Ook heeft u een spaarrekening eigen woning waar €120.000 op staat. U heeft daar in de loop van de tijd €90.000 op gestort. Het rendement bedraagt dus €30.000 (25%). Uw vrijstelling bedraagt €80.000 omdat de hypotheekschuld die u aflost €80.000 bedraagt. Dan moet u bij deblokkering belasting betalen in box 1 over het ren-dement in €40.000 (het bedrag dat de spaarrekening hoger is dan de vrijstelling). U betaalt belasting over €10.000 (25% van €40.000).

Vermindering vrijstellingU heeft een spaarrekening eigen woning. Na 15 jaar deblokkeert u het bedrag van €20.000 dat daar inmiddels op staat. Dit be-drag is vrijgesteld als u daar uw eigenwoningschuld mee aflost. Uw vrijstelling voor de toekomst wordt verminderd met deze €20.000.

Samenloop SeW, BeW en KeWU heeft een kapitaalverzekering eigen woning die na 15 jaar €20.000 uitkeert. Dit bedrag is vrijgesteld als de eigenwoning-schuld ermee wordt afgelost. Uw vrijstelling voor opvolgende kapitaalverzekeringen eigen woning, spaarrekeningen eigen woning en beleggingsrechten eigen woning worden verminderd met deze €20.000.

Page 92: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200992

• Erzijn30jaarverstrekensindsdeeersteinlegenudeblok­keert de rekening niet voor de aflossing van de eigenwoning­schuld. Het rendement in het hele bedrag van de spaarreke­ning is belast;

• Deeigenaarvandespaarrekeningkomtteoverlijden.Dede­blokkering wordt dan geacht te hebben plaatsgevonden on­middellijk op het aan het overlijden voorafgaande tijdstip. Als de spaarrekening wordt voortgezet door de rechtheb­bende (erfgenaam) is er geen fictieve deblokkering;

• Deeigenaarvandespaarrekeningemigreert.

OverlijdenBij een kapitaalverzekering eigen woning is altijd een uitkering bij overlijden meeverzekerd. Dat ligt bij een spaarrekening ei­gen woning anders. U spaart immers gewoon op een geblok­keerde rekening en mag alleen in bepaalde gevallen het geld opnemen, normaal gesproken ter aflossing van de eigenwoning­schuld. Bij overlijden is er een fictieve deblokkering. Het bedrag dat op de rekening staat, komt vrij. Als voor dat bedrag de ei­genwoningschuld wordt afgelost, geldt de vrijstelling bij een uitkering van maximaal €145.000 voor de overledene. Wordt de eigenwoningschuld hier niet mee afgelost, dan is het rendement belast in box 1 bij de overledene.Maar u kunt als erfgenaam de spaarrekening eigen woning ook voortzetten. Dan is er geen fictieve uitkering. Uw vrijstelling wordt verhoogd met het saldo van de spaarrekening op het mo­ment van overlijden van de erflater. U heeft 12 maanden de tijd om bij de bank het verzoek tot continuering te doen.

a Als u bij overlijden van uw partner een uitkering wilt krijgen om de volledige hypotheekschuld te kunnen aflossen, kunt u een aparte overlijdensverzekering sluiten bij een verzekeringsmaatschappij. Deze verzekering zou u dan bijvoorbeeld het verschil kunnen uitkeren tus-sen de eigenwoningschuld en het saldo van de SEW bij het overlijden van uw partner.

Huis verkopenAls het huis wordt verkocht, wordt er niet meer voldaan aan de eisen voor een spaarrekening eigen woning en vindt er een fic­tieve deblokkering plaats. Er is immers geen eigen woning meer. Er hoeft echter geen belasting te worden betaald, er geldt een vrijstelling bij een uitkering van maximaal €145.000. De vrijstel­ling wordt verminderd met het geblokkeerde bedrag. De spaar­rekening valt daarna in box 3. Ook als u niet deblokkeert, valt deze spaarrekening vanaf de verkoop van uw huis in box 3.

Tijdelijk geen eigen woningAls u tijdelijk naar een ander (huur)huis verhuist, vindt er een fictieve deblokkering plaats op het moment van verkoop van uw woning. De spaarrekening verhuist naar box 3, er hoeft niet te worden afgerekend. Als u binnen drie jaar weer een eigen huis koopt, kunt u de spaarrekening weer omvormen tot een spaarrekening eigen woning. De vrijstelling wordt dan weer verhoogd met de vrijstelling die bij de fictieve deblokkering is gebruikt en met het rendement uit de periode dat u geen eigen woning had.

4.3b Beleggingsrecht eigen woning (BeW)In plaats van een spaarrekening eigen woning kunt u ook beleg­gen in geblokkeerde aandelen. Deze moeten zijn ondergebracht bij een erkende financiële instelling. Het is verstandig om daar­bij rekening te houden met het risico van beleggen en uw beleg­gingsprofiel.Wat is gezegd voor een spaarrekening eigen woning geldt ook voor een beleggingsrecht eigen woning. Het rendement op de geblokkeerde aandelen mag uitsluitend worden gebruikt om het aandelenbezit uit te breiden. Door de omzettingsmogelijk­heid (zie volgende paragraaf) mag het rendement ook op een spaarrekening eigen woning worden gezet.

4.3c omzetten SeW, BeW en KeWDe kapitaalverzekering eigen woning, spaarrekening eigen woning en het beleggingsrecht eigen woning zijn onderling uit­wisselbaar. U kunt de ene vorm zonder belastingheffing omzet­ten in de andere vorm. Dat lijkt bij een kapitaalverzekering eigen woning lastig, maar het omzetten van een (gedeelte van een) SEW in een BEW en andersom geeft u de mogelijkheid om uw financiën zo goed mogelijk afgestemd op de markt te rege­len.

Huis verkochtU verkoopt uw huis. Op dat moment staat er €70.000 op uw SEW. U heeft gedurende de hele looptijd voldaan aan de eisen voor een SEW. Er vindt op het moment van de verkoop een fictieve uit-kering plaats van €70.000, maar daarvoor geldt de vrijstelling. U mag de SEW laten doorlopen zonder het bedrag te deblokkeren; dan verhuist het saldo van deze rekening naar box 3. U mag

echter ook deblokkeren en het geld gebruiken voor andere din-gen. Uw vrijstelling wordt in beide gevallen voor de toekomst verminderd met €70.000.

even in een huurhuisU verkoopt uw huis. Op dat moment staat er €70.000 op uw SEW. U heeft gedurende de hele looptijd voldaan aan de eisen voor een SEW. Er vindt op het moment van de verkoop een fictieve uitkering plaats van €70.000, maar daarvoor geldt de vrijstelling. U laat de SEW doorlopen zonder het bedrag te deblokkeren. Na twee jaar koopt u een ander huis. In die twee jaar heeft de spaarrekening een rendement opgeleverd van €6.000. U mag de SEW nu weer ‘koppelen’ aan de woning. Uw vrijstelling, die met €70.000 was afgenomen, wordt nu weer verhoogd met deze €70.000 én met het rendement van €6000. In de tweejaarsperi-ode is de SEW immers belast geweest in box 3.

Page 93: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 93

4.4 Verhuur van de eigen woningAls u uw woning permanent verhuurt, is de eigenwoningrege­ling niet meer van toepassing, maar valt de woning in box 3, net als de schuld die u bent aangegaan voor aanschaf, verbete­ring of onderhoud ervan. Voor tijdelijke verhuur geldt een spe­ciale regeling.

4.4a Tijdelijke verhuurAls u uw eigen woning tijdelijk verhuurt, geldt de volgende fis­cale regeling:• inplaatsvanheteigenwoningforfaitmoetu75%vandehuur­

inkomsten (exclusief de vergoeding voor gas, licht en water) bij uw inkomen tellen als inkomsten uit de eigen woning;

• debeperktekostenaftrekvandeeigenwoningregelingblijftonverkort van kracht (dus geen aftrek van kosten van af­schrijving, onderhoud, verzekering en zakelijke lasten, maar alleen van rente en kosten van geldleningen, erfpachtcanons en periodieke betalingen voor het recht van opstal of beklem­ming).

Deze regeling moet u ook toepassen als u de woning tijdelijk tegen een vergoeding aan derden ter beschikking stelt op een andere basis dan verhuur. Het begrip ‘tijdelijke verhuur’ moet u dus ruim opvatten. Het kan gaan om incidentele verhuur over een aantal korte perioden, maar ook om verhuur gedurende langere tijd voor een aaneengesloten periode (bijvoorbeeld bij detachering in het buitenland), als u van plan bent de woning daarna weer zelf te gaan gebruiken.

a Als u uw woning gemeubileerd en/of gestoffeerd verhuurt, mag u een deel van de huurprijs afsplitsen. Het gedeelte van de huurprijs dat u voor de meubilering/stoffering ontvangt, is namelijk niet belast in box 1. De betreffende zaken moet u in box 3 aangeven als ‘roerende zaken niet voor eigen gebruik’, maar ze zullen niet echt veel waarde hebben.

4.4b Duurzame verhuurAls u uw eigen woning duurzaam verhuurt, of deze tegen een zakelijke vergoeding anderszins aan een derde ter beschikking stelt, is de eigenwoningregeling niet meer van toepassing. De woning wordt dan fiscaal behandeld als een beleggingspand en valt in box 3. Zie hiervoor hoofdstuk 7.In hoofdzaak komt het erop neer dat u 4% van de waarde van het pand moet aangeven in box 3, na aftrek van de schuld. De werkelijke huurinkomsten zijn niet meer belast en er zijn geen kosten meer aftrekbaar, ook niet de rente van de schuld voor deze woning.

Aankoop verhuurde woning, bestemd voor later eigen gebruikAls u een verhuurde woning koopt, valt deze niet onder de ei­genwoningregeling. Koopt u zo’n woning met het oogmerk daar ooit zelf in te gaan wonen, dan valt hij in eerste instantie in box 3 en verhuist hij naar box 1 zodra hij u als hoofdverblijf ter beschikking staat. Ook de schuld gaat op dat moment naar box 1, zodat de rente aftrekbaar wordt.

4.4c Verhuur van een gedeelte van de eigen woningAls u een gedeelte van uw eigen woning verhuurt, moet u ook weer onderscheid maken tussen duurzame en tijdelijke ver­huur. Van tijdelijke verhuur is sprake als u bijvoorbeeld tijdens het zomerseizoen enkele kamers verhuurt. In dat geval geldt de hierboven omschreven eigenwoningregeling. Is sprake van duurzame verhuur, dan geldt de normale fiscale regeling voor beleggingspanden.Als u de woning nog gedeeltelijk in eigen gebruik heeft, moet u op dat gedeelte het eigenwoningforfait evenredig toepassen (zie ook par. 4.1a). Bij tijdelijke verhuur geldt daarbij voor de hele woning de beperkte kostenaftrek. Bij permanente verhuur valt het niet­verhuurde deel onder de eigenwoningregeling met bij­telling van een evenredig deel van het eigenwoningforfait en aftrek van een deel van de rente en andere kosten. Het ver­huurde deel valt in box 3; u geeft een evenredig deel van de verkoopwaarde als bezitting aan, onder aftrek van een deel van de schuld. U heeft geen recht op aftrek van kosten. Wellicht heeft u recht op de vrijstelling voor kamerverhuur (zie par. 4.9).De staatssecretaris heeft regels opgesteld voor het toedelen van de schuld aan het eigenwoninggedeelte en het verhuurde ge­deelte. Deze regels vindt u terug in par. 4.1f. onder ‘Gemengde leningen’.

4.4d Verhuur aan ex-echtgenoot tijdens eerste twee jaar na scheiding

Gedurende de eerste twee jaar na het gescheiden gaan wonen van echtgenoten of partners blijft een woning onder de eigen­woningregeling vallen, eventueel ondanks het feit dat de eige­naar niet meer in de woning woont. Als u als eigenaar de wo­ning in deze periode verhuurt aan uw ex­echtgenoot, is de ontvangen huur onbelast. De woning valt immers onder de ei­genwoningregeling en daarom zijn inkomsten daaruit niet be­last.

4.5 gratis ter beschikking stellenVanaf 1 januari 2001 geldt de eigenwoningregeling alleen nog voor de woning die u zelf gebruikt op grond van een eigendoms­recht (zie par. 4.1a), en niet meer voor de woning waarin u woont op grond van een recht van (vrucht)gebruik. Als een woning gratis ter beschikking wordt gesteld, vallen de woning en het gebruiksrecht in box 3. Deze situaties worden dan ook in hoofd­stuk 5 behandeld.Daarop is slechts één uitzondering, namelijk als u een recht van (vrucht)gebruik heeft krachtens erfrecht en de voordelen en kosten en lasten voor uw rekening zijn. U geeft als bewoner zelf het eigenwoningforfait aan en kunt gebruikmaken van de beperkte kostenaftrek die geldt voor de eigen woning. De (bloot)eigenaar moet de waarde van de woning in box 3 aange­ven, na aftrek van de waarde van het recht van gebruik. Zie par. 7.5h.

Page 94: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200994

4.6 Meer eigenaren/ongehuwd samenwonenden

Als u de eigendom van de woning deelt met anderen, zijn er drie mogelijkheden:• Ubenttezamenmetuwechtgenootofdegenemetwieuhet

gehele jaar fiscaal partner bent (zie par. 2.2b) eigenaar en bewoner van de woning: de eigenwoningregeling is van toe­passing. U kunt kiezen wie het eigenwoningforfait vermin­derd met de aftrekbare kosten aangeeft. Het maakt daarbij niet uit of u getrouwd bent in gemeenschap van goederen of op huwelijkse voorwaarden.

• Ubenttezamenmetéénofmeeranderen(niethetgehelejaar uw fiscale partner) eigenaar en bewoner: ieder van de eigenaren/bewoners moet dan de eigenwoningregeling toe­passen naar rato van ieders gerechtigdheid in de woning. Dat betekent dat ieder een gedeelte van het eigenwoningfor­fait moet bijtellen. De rente en kosten van geldlening mogen in aftrek worden gebracht naar rato van ieders schuld en de periodieke erfpachtbetalingen door degene die ze be­taalt.

b De staatssecretaris is van mening dat de eigenwoningregeling in zo’n situatie uitsluitend van toepassing is op degene die 50% of meer van de woning in eigendom heeft. Voor mede-eigenaren die een kleiner aandeel hebben, zou hun deel in box 3 vallen, net zoals de schuld die hiervoor is aangegaan. Het is de vraag hoe de rechter hierover denkt.Dit probleem is overigens te verhelpen door schriftelijk overeen te komen dat ieder der partijen de economische eigendom krijgt van hun eigen deel. Zo’n overeenkomst zou bij een 60-40-verdeling kun-nen luiden:Ondergetekenden komen overeen dat van de woning te… ieder der par-tijen de economische eigendom bezitten in overeenstemming met hun aandeel in het eigendomsrecht in bedoelde woning.

• Ubentsamenmeteenofmeerandereneigenaarvandewo­ning, maar niet alle eigenaren wonen er ook in. Voor de be­woner/mede­eigenaar geldt de eigenwoningregeling naar rato van diens gerechtigdheid in de woning. Dat betekent een evenredige bijtelling van de huurwaarde en de beperkte kos­tenaftrek. Voor de niet­bewoner/mede­eigenaar valt een evenredig deel van de woning met bijbehorende schuld in box 3. Eventuele inkomsten behoren niet tot het inkomen en kos­ten zijn niet aftrekbaar.

Als de bewoner/mede­eigenaar een groter deel van het huis bewoont dan overeenkomt met zijn aandeel in de eigendom, en dit is gebaseerd op een recht van gebruik, moet de bewo­ner/mede­eigenaar de waarde van het gebruiksrecht van dit deel van de woning in box 3 aangeven en mag de eigenaar die er niet in woont dit gebruiksrecht in aftrek brengen van de waarde van zijn deel van de woning.

4.7 eén eigenaar, meer gebruikers

4.7a gehuwden en ongehuwden met een gezamenlijke huishouding

Zowel bij gehuwden als bij ongehuwd samenwonenden kan het zijn dat één de eigenaar is van een woning die hij samen met anderen deelt. Als hoofdregel geldt daarbij dat op de eigenaar de eigenwoningregeling van toepassing is. Als u het hele jaar fiscaal partner bent van elkaar (zie par. 2.1), kunt u kiezen wie van u beiden het saldo van het eigenwoningforfait en de aftrek­bare kosten in aanmerking neemt.Als u niet het gehele jaar een fiscale partner heeft, geeft u zelf het eigenwoningforfait aan en trekt u de rente en overige kosten ook zelf af. Alleen als u uw huisgenoot een recht op bewoning geeft, geldt een andere regeling. Uw huisgenoot geeft dan aan de waarde van het recht van bewoning (zie par. 7.5h voor de berekening daarvan), u geeft in box 3 aan de waarde van dit deel van de woning onder aftrek van de waarde van het ge­bruiksrecht en onder aftrek van een evenredig deel van de schuld, en u geeft bovendien het eigenwoningforfait aan over het deel van de woning dat u niet in gebruik heeft afgestaan, met een evenredige kostenaftrek.

a Als u wilt voorkomen dat u de aftrek van kosten verliest, moet u uw huisgenoot niet een gebruiksrecht geven op een deel van de woning. U kunt dan beter niets regelen, want dan geeft u gewoon het eigenwoningforfait aan over de gehele woning, onder aftrek van de rente en overige aftrekbare kosten.

4.7b ongehuwden zonder gezamenlijke huishoudingDe situatie met één eigenaar en meer gebruikers kan zich ook voordoen bij ongehuwden die geen gezamenlijke huishouding voeren, bijvoorbeeld omdat ze de maaltijden niet gezamenlijk gebruiken en ieder hun eigen gang gaan. Voor de eigenaar geldt de eigenwoningregeling alleen voor het gedeelte van de woning dat hij zelf bewoont. Het andere deel valt in box 3, samen met de schuld voor dit gedeelte. Als de bewoner een zakelijke ver­goeding betaalt, moet de eigenaar de volle waarde van dit deel aangeven. Als de bewoner geen vergoeding betaalt, moet de bewoner de waarde van het woonrecht aangeven (voor de waar­dering zie par. 7.5h) en de eigenaar geeft de waarde van dit deel aan na aftrek van de waarde van het woonrecht.

4.8 De tweede woningBuiten de woning die u of uw huishouding tot hoofdverblijf dient, kunt u nog andere woningen in eigendom hebben. In het huidige belastingstelsel valt een tweede woning in box 3. Dat wil zeggen dat u 4% van de waarde van de woning verminderd met de waarde van de schuld moet aangeven en dat de kosten niet aftrekbaar zijn. Alleen als de woning u minimaal 30% van de tijd zelf ter beschikking staat, hoeft u niet de verkoopwaar­de per 1 januari en 31 december 2008 te nemen, maar mag u de WOZ­waarde per 1 januari 2007 nemen. Zie par. 7.5a.

Page 95: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 2009 95

4.8a Woning in aanbouwEen woning in aanbouw kan u nog niet als hoofdverblijf dienen, want hij is nog niet voor bewoning geschikt. In principe zou de eigenwoningregeling op zo’n woning dus niet van toepassing zijn. Er is echter een speciale regeling die regelt dat de woning toch onder de eigenwoningregeling valt als hij bestemd is om als uw eigen woning te dienen in het kalenderjaar of in een van de twee opvolgende jaren.U hoeft over deze woning geen eigenwoningforfait aan te geven en mag wel de rente en de overige kosten binnen de eigenwo­ningregeling in aftrek brengen.

4.8b Twee woningen bij verhuizingAls u een nieuwe woning heeft gekocht of gebouwd terwijl u uw oude nog niet heeft verkocht, bezit u tijdelijk twee woningen. Voor deze situatie gelden overgangsregelingen. Woont u nog in de oude woning, dan geldt voor de nieuwe woning de eigenwo­ningregeling met een eigenwoningforfait van nihil als aanne­melijk is dat u daar in het lopende kalenderjaar of in één van de twee volgende kalenderjaren gaat wonen. Staat uw oude wo­ning leeg te koop, dan geldt voor die woning de eigenwoningre­geling met een eigenwoningforfait van nihil als hij u in het lo­pende kalenderjaar of in één van de twee voorafgaande kalenderjaren als eigen woning ter beschikking heeft ge­staan.

a Als u eerst uw nieuwe huis leeg laat staan, geldt daarvoor dat de eigenwoningregeling van toepassing kan zijn gedurende het lopende en de twee daarop volgende kalenderjaren. Verhuist u tegen het einde van deze termijn naar uw nieuwe woning en laat u de oude woning leeg te koop staan, dan geldt daarvoor ook nog eens een termijn van de daarop volgende twee jaar. U kunt dus bijna vijf jaar lang twee eigen woningen hebben die onder de eigenwoningregeling vallen.

4.8c Leegstaande woning na echtscheidingOok bij een echtscheiding kan de voormalige echtelijke woning leeg komen te staan, in afwachting van verkoop. De woning blijft gedurende het lopende kalenderjaar en de volgende twee jaren onder de eigenwoningregeling vallen en u hoeft hierover geen eigenwoningforfait aan te geven, terwijl u wel recht op de kostenaftrek heeft.Als de niet­eigenaar er nog eerst in gewoond heeft en de woning daarna leeg komt te staan, geldt de eigenwoningregeling voor dezelfde termijn (zie par. 4.1a).

4.8d Woning voor uw ouders, kennissen of kinderenAls u een woning of appartement koopt voor uw ouders, ken­nissen of kinderen, woont er iemand anders dan de eigenaar in dat huis. Dan is noch voor de eigenaar, noch voor de bewoner de eigenwoningregeling van toepassing. De woning valt in box 3. Als de bewoners een zakelijke huur betalen, hoeven zij zelf niets aan te geven en moet de eigenaar de volle waarde van de woning in box 3 aangeven, na aftrek van de schuld hiervoor.Betalen de bewoners geen zakelijke vergoeding, dan moeten zij

de waarde van hun recht op bewoning aangeven en de eigenaar de waarde van de woning verminderd met de waarde van het recht op bewoning en uiteraard verminderd met de schuld voor deze woning (zie par. 7.5h).

4.8e Tweede woning in het buitenlandAls u een tweede woning in een ander land heeft terwijl u in­gezetene bent van Nederland, kunt u te maken krijgen met be­lastingheffing zowel in dat andere land als in Nederland. Van belang is of Nederland met het betrokken land een belasting­verdrag heeft gesloten. Zo ja, dan wordt in dat verdrag geregeld welk land het heffingsrecht heeft op de inkomsten uit onroe­rende zaken. Meestal komt dat recht toe aan het land waarin de woning ligt. In Nederland geeft u dan in eerste instantie de waarde van de woning aan in box 3 na aftrek van de schuld. U heeft vervolgens recht op vrijstelling ter voorkoming van dub­bele belasting voor het fictieve rendement van 4% van deze waarde. Voor deze vrijstelling moet u wél de betreffende vraag in het aangifteprogramma invullen. De Hoge Raad heeft uitge­maakt dat de vrijstelling moet worden berekend over de waar­de van het huis, verminderd met de schuld daarvoor.

4.9 KamerverhuurU heeft recht op de kamerverhuurvrijstelling als u aan de vol­gende voorwaarden voldoet:• Deinkomstenhebbenin2008nietméérbedragendan€4065.

U moet hierbij de bruto­inkomsten nemen, dus vóór aftrek van kosten en inclusief het bedrag voor meubilering en stof­fering. Ook eventuele servicekosten die u de huurder in re­kening brengt, moet u voor deze grens meetellen.

• Uverhuurtkamersindewoningdieuwhoofdverblijfis.Voorde vrijstelling bij verhuur in een gehuurde woning zie hier­na.

• Deverhuurmagnietseizoengebonden,enooknietvankorteduur zijn. De vrijstelling is verder niet van toepassing bij verhuur per dag of dagdeel.

• Huurderenverhuurdermoetenbijdegemeenteophetzelfdeadres staan ingeschreven als waar de kamer wordt ver­huurd.

• Deverhuurderuimtemaggeenzelfstandigewooneenheidvormen, maar moet deel uitmaken van de woning van de ver­huurder. De verhuur van een etage met eigen opgang, keuken en sanitair valt dus niet onder de vrijstelling.

Als het gaat om verhuur in een eigen woning en u voldoet aan de voorwaarden, dan blijft de hele woning onder de eigenwo­ningregeling vallen. U geeft dus het hele eigenwoningforfait aan en komt in aanmerking voor kostenaftrek volgens de ei­genwoningregeling.Verhuurt u wel kamers maar voldoet u niet aan de voorwaar­den, dan hoeft u weliswaar de ontvangen huur (na aftrek van kosten) niet aan te geven, maar valt slechts het gedeelte van de eigen woning dat u zelf gebruikt onder de eigenwoningregeling. U geeft dus slechts een deel van het eigenwoningforfait aan en

Page 96: Belasting Gids 2009

De eigeN WoNiNg

Consumentenbond Belastinggids 200996

mag slechts een evenredig deel van de rente en overige aftrek­bare kosten opvoeren. Het verhuurde gedeelte valt in box 3, waar u de waarde, verminderd met de schuld, aangeeft. De wer­kelijk ontvangen huur is niet belast en u heeft geen recht op kostenaftrek (ook niet van rente). Als u naast de kamerverhuur meer diensten verricht voor de huurder, vallen de inkomsten onder de regeling voor kostgangers (zie par. 5.4b).Als u een kamer verhuurt in een woning die u zelf huurt, heeft u niets te maken met de voorwaarden voor kamerverhuurvrij­stelling. U hoeft de huur niet aan te geven en u mag geen kosten aftrekken. Alleen als u meer kamers verhuurt, geniet u wellicht resultaat uit overige werkzaamheden. Dat geldt ook als u kost­gangers heeft.

a Als u in gemeenschap van goederen bent gehuwd, heeft u ieder recht op de helft van de huurinkomsten. Het is mogelijk dat de ka-mervrijstelling moet worden toegepast op uw eigen helft van deze inkomsten. Dat zou inhouden dat voor mensen die in gemeenschap van goederen zijn gehuwd een dubbele kamerverhuurvrijstelling zou gelden, namelijk ieder voor zijn eigen helft van de ontvangen huur. Hoewel dit natuurlijk niet de bedoeling van de wetgever is geweest, laat de wettekst geen andere conclusie toe en zou dit een procedure voor de fiscale rechter waard zijn.

4.10 overheidsbijdragen eigen woningDe periodieke bijdrage in verband met de eigen woning geeft u op bij vraag overige inkomsten, periodieke uitkeringen. U kunt daar de bijzonderheden lezen. Zie par. 5.3c.

4.11 De werkruimte in de eigen woningAls u uw woning mede gebruikt voor het behalen van resultaat uit overige werkzaamheden, krijgt u te maken met de regels voor vermogensetikettering. U kunt in par. 5.4c lezen welke mogelijkheden u heeft. Wij geven hier aan wat de gevolgen zijn voor de eigenwoningregeling.

4.11a Woning behoort tot privévermogenAls u een werkruimte heeft in uw eigen woning, blijft deze tot uw eigen woning behoren als het gaat om een niet­zelfstandige werk­ruimte, zoals een logeerkamer of een hoek in de woonkamer.Als de werkruimte wél zelfstandig is, kan het nog zijn dat u deze gebruikt bij het behalen van uw resultaat uit nevenwerkzaam­

heden (of winst uit onderneming), maar dat u de kosten daarvan toch niet in aftrek mag brengen, bijvoorbeeld om u een te klein gedeelte van uw resultaat in (of ‘in of vanuit’) uw werkruimte behaalt: zie par. 5.4c. Ook dan blijft de werkruimte tot de eigen woning behoren.Alleen als u de kosten van de werkruimte in aftrek kunt bren­gen, behoort hij niet tot de eigen woning. Als u de werkruimte dan tot uw privévermogen wilt (mag) rekenen, valt dit gedeelte in box 3, net als de schuld daarvoor. U mag dan bij uw resultaat uit overige werkzaamheden 4% van dit gedeelte van de woning in aftrek brengen. Zie par. 5.4c.

4.11b Woning staat op de resultaatsbalansAls de woning geheel tot het vermogen van uw werkzaamheid (of tot uw ondernemingsvermogen) behoort, geldt een afwij­kende regeling. Voor het woongedeelte moet u dan eveneens een huurwaarde bijtellen, maar die is hoger dan bij de eigen­woningregeling; zie tabel 6. Daartegenover kunt u dan echter wel alle werkelijke kosten op uw resultaat in mindering bren­gen; u heeft dan niets te maken met de beperkte kostenaftrek van de eigenwoningregeling.

b Verkoopwinsten op een woning die op de resultaatsbalans staat, zijn volledig belast in box 1.

4.11c Woning is gesplitstIn sommige gevallen is het mogelijk om de woning te splitsen in een werkzaamheidsgedeelte, dat dan op de balans komt te staan met een volledige kostenaftrek, en een privégedeelte waarop de eigenwoningregeling van toepassing is.

TABeL 6 BiJTeLLiNg WooNgeDeeLTe PAND VooR NeVeNiNKoMSTeN

als de WOZ-waarde meer is dan

maar niet meer dan

bedraagt het percentage

- € 12.500 0,75%, minimaal €100€ 12.500 € 25.000 0,95%€ 25.000 € 50.000 1,05%€ 50.000 € 75.000 1,15%€ 75.000 en hoger 1,30%, maximaal €22.600

Page 97: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 97

in dit hoofdstuk vindt u informatie over de belasting bij allerlei soorten inkomsten buiten dienstbetrekking, zoals alimentatie en periodieke uitkeringen.

5.1 inleidingDe rubriek ‘Andere inkomsten’ bevat een bonte verzameling van inkomsten die in box 1 belast zijn. U leest achtereenvolgens over:• alimentatieenafkoopsommendaarvan;• periodiekeuitkeringenenafkoopsommendaarvan;• freelanceinkomsten;• inkomstendoorhetterbeschikkingstellenvanvermogens­

bestanddelen;• overigeinkomsten;• terugontvangenbedragen(negatievepersoonsgebondenaf­

trekposten en dergelijke).

5.2 ontvangen alimentatieIn hoofdstuk 12 vindt u een overzicht van alles wat speelt bij een echtscheiding.

5.2a AlgemeenEén van de zaken die bij een echtscheiding geregeld moet wor­den, is de alimentatie. Partneralimentatie is de onderhoudsbij­drage die u van uw ex­echtgenoot ontvangt. Deze moet u aan­geven, maar alleen als de verplichting daartoe is gebaseerd op de wet, een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst; geheel onverplichte betalingen hoeft u niet aan te geven. Wel heeft de rechter beslist dat een betaling uit morele overwegingen die plaatsvindt na afloop van de alimentatieverplichting, toch be­last is.Partneralimentatie wordt meestal betaald in week­ of maand­termijnen, maar dat kan ook anders:

• Uontvangteenafkoopsom ineens van uw ex­echtgenoot. Deze wordt bij u belast volgens het normale progressieve tarief van box 1.

b Als u bij de verdeling van de gemeenschappelijke bezittingen wordt overbedeeld, dat wil zeggen dat u méér krijgt dan waarop u volgens het huwelijksgoederenregime recht heeft, kan er sprake zijn van een afkoopsom. Deze moet u dan aangeven.

• Uontvangtbedragenvanwegedeverplichtingtotverreke­ning van pensioenrechten en van lijfrenten waarvan de pre­mies aftrekbaar zijn geweest.

• Uontvangtdealimentatiegeheelofgedeeltelijkinnatura, bijvoorbeeld door betaling van de premies zorgverzekering door uw ex­echtgenoot, of door gratis in de woning te mogen wonen, of door een eventuele (gedeeltelijke) betaling door uw ex­echtgenoot van uw herinrichting en verhuizing. De in geld omgerekende waarde van zo’n verstrekking in natura wordt bij u belast volgens het schijventarief in box 1. Voor het ver­krijgen van het woongenot in de eigen woning bestaat een speciale regeling (zie hierna).

a Als u naast uw alimentatie een bijstandsuitkering ontvangt, is de alimentatie al begrepen in de jaaropgave van de Sociale Dienst en hoeft u hem niet meer afzonderlijk aan te geven.

5.2b Alimentatie in de vorm van woongenot woningAls u mag blijven wonen in de woning die van uw ex­echtgenoot was, of die van u gezamenlijk was, bijvoorbeeld omdat u in ge­meenschap van goederen was gehuwd, krijgt u te maken met alimentatie in natura, namelijk het woongenot van het (gedeel­te van het) huis. U moet als alimentatie aangeven het eigenwo­ningforfait zoals dat voor de eigenwoningregeling geldt. Bent u eigenaar van het halve huis, dan valt uw helft onder de eigen­woningregeling, voor de andere helft moet u het halve eigen­woningforfait als alimentatie aangeven.Als u in een huurhuis woont waarvan uw ex­echtgenoot de huur blijft betalen, moet u de betaalde huur als alimentatie aange­ven.

5.2c Aftrekbare kostenVan de alimentatieontvangsten mag u de kosten die zijn ge­maakt ter verwerving, inning of behoud ervan, aftrekken. Het meest voor de hand liggende voorbeeld zijn de advocaatkosten die u moet maken om de alimentatie te laten vaststellen. Ook als uw ex­echtgenoot pogingen onderneemt om het bedrag van de alimentatie te laten verminderen, mag u de kosten die u ter verdediging maakt, in aftrek brengen. Als uw ex­echtgenoot de alimentatie niet betaalt en u moet daarvoor een deurwaarder inschakelen, zijn deze kosten eveneens aftrekbaar.

5 Andere inkomsten

Page 98: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 200998

5.3 Periodieke uitkeringen en afkoopsommen daarvan

Op de meeste periodieke uitkeringen wordt loonheffing inge­houden. Deze moet u dan aangeven bij de vraag over loon. U kunt daar ook de ingehouden loonbelasting kwijt, zodat deze in mindering gebracht wordt op de uiteindelijk te betalen belas­ting.

5.3a Lijfrente-uitkeringen en afkoopsommen daarvanTer wille van de samenhang tussen de verschillende lijfrente­uitkeringen behandelen we hier niet alleen de uitkeringen waarop geen loonheffing wordt ingehouden, maar alle lijfrente­uitkeringen en de afkoopsommen daarvan.

Lijfrentetermijnen waarvoor de premies zijn afgetrokkenAls u de premies voor een lijfrente in aftrek heeft gebracht, moet u de uitkeringen aangeven. Dat doet u niet bij deze vraag, maar bij de vraag ‘Loon e.d.’ onder box 1: werk en woning. Ver­zekeringsmaatschappijen moeten namelijk loonheffing inhou­den op zulke lijfrente­uitkeringen.

Kapitaalverzekering met lijfrenteclausuleDe premies voor een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule (afgesloten vóór 16 oktober 1990) zijn sinds 2001 niet meer af­trekbaar.Dezelijfrentevoldoetquavormnietaandehuidigeeisen voor premieaftrek. Betaalt u niet­aftrekbare premies, dan moet u de polis splitsen. Alleen het gedeelte dat staat tegenover de (in het verleden) aftrekbare premies valt in box 1. Het ge­deelte tegenover de niet­aftrekbare premies valt in box 3. U moet de waarde hiervan ieder jaar aangeven en daarover 1,2% vermogensrendementsheffing betalen. De uitkeringen uit dit deel vallen dan niet nog eens een keer in box 1, maar zijn belas­tingvrij.Op deze regeling wordt een uitzondering gemaakt voor zover de niet­aftrekbare premie niet hoger is dan €2269 per jaar. Voor deze €2269 geldt dat de polis in box 1 blijft. De premie is nog steeds niet aftrekbaar, maar (een gedeelte van) de polis verhuist niet naar box 3. De uitkeringen zijn in box 1 belast voor zover zij de daarvoor betaalde (niet­aftrekbare) premies overtreffen (saldomethode).

Kort samengevat moet u in box 1 aangeven:• deuitkeringenvoorzoverstaandetegenoverdevóór1janu­

ari 2001 betaalde, aftrekbare premie;

• deuitkeringenvoorzoverstaandetegenoverdená1januari2001 betaalde premie van maximaal €2269 per jaar, volgens de saldomethode, dus voor zover de uitkeringen méér bedra­gen dan de betaalde, niet­aftrekbare premie.

De berekening van hetgeen u in box 1 moet aangeven is niet altijd even eenvoudig. Dat geldt zeker als de polis bij de verze­keringsmaatschappij niet is gesplitst in de verschillende delen. Dan kunt u het beste de verzekeringsmaatschappij inschakelen om voor u uit te rekenen welk deel van de polis nu precies te­genover welk deel van de premie staat.

Lijfrentes gesloten tussen 1990 en 2001De meeste lijfrentes die ná 15 oktober 1990 zijn afgesloten, vol­doen aan de eisen van de nieuwe wet. U moet alleen letten op de hoogte van de premieaftrek: deze is aanzienlijk ingeperkt. Zie hoofdstuk 6.• Betaaltupremiesopeenlijfrentedieisafgeslotenvóór14

september 1999 en waarvan de premies na die datum niet zijn verhoogd, en zijn die premies niet aftrekbaar (omdat u te wei­nig jaarruimte of reserveringsruimte heeft), dan valt de polis voor dit deel in box 3, maar alleen voor zover de niet­aftrek­bare premies hoger zijn dan €2269 (de uitkeringen uit het box 3­gedeelte hoeft u dan niet aan te geven). Voor de eerste €2269 blijft de polis in box 1 vallen met heffing volgens de saldome­thode.

• Zijndepremieswelverhoogdna14september1999enisdepremie niet aftrekbaar, dan valt de polis voor dit deel geheel in box 3 (de uitkeringen uit het box 3­gedeelte hoeft u dan niet aan te geven).

• Isdelijfrentegeslotenná13september1999,enisdepremieniet aftrekbaar, dan valt (dit deel van) de polis in box 3 en zijn de daar tegenoverstaande lijfrente­uitkeringen belastingvrij.

Lijfrentes gesloten na 1 januari 2001Als u op deze lijfrente premies betaalt die niet aftrekbaar zijn, valt de polis voor dit deel in box 3. De uitkeringen zijn dan niet belast.

SaldolijfrenteOnder de Wet inkomstenbelasting 1964, zoals die gold tot 1 ja­nuari 2001, waren er lijfrentes waarvan de premie niet aftrek­baar waren. De uitkeringen uit zulke ‘saldolijfrentes’ waren belast volgens de saldomethode, dat wil zeggen dat er pas be­lasting verschuldigd was nadat de niet­aftrekbare premie werd overtroffen. Deze lijfrentes werden gebruikt als instrument om inkomen over te hevelen naar bijvoorbeeld echtgenote, kinde­ren en kleinkinderen. Zij konden worden gesloten bij familie­leden, of bij de eigen bv.Voor zulke saldolijfrentes is overgangsrecht ingesteld, waar we nog tot het jaar 2020 mee te maken kunnen hebben. Dat over­gangsrecht luidt als volgt.• De overeenkomst is aangegaan vóór 14 september 1999 en de

premies zijn vóór die datum betaald. Deze polissen blijven tot 31 december 2020 in box 1 vallen. De uitkeringen zijn belast

onbelaste uitkeringU heeft een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule waarvoor u ná 1 januari 2001 gedurende vijf jaren jaarlijks nog €2269 premie betaalt (in totaal dus €11.345). Deze premie is niet aftrekbaar. Na zes jaar krijgt u recht op zes periodieke jaarlijkse uitkeringen van €11.798 per jaar. Van de eerste uitkering is €11.345 onbelast en €453 belast in box 1. Iedere volgende uitkering is volledig belast in box 1.

Page 99: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 99

nadat zij de niet­aftrekbare premies gaan overtreffen. Per 31 december 2020 moet u afrekenen over het rendement dat op dat moment nog in de polis zit. Op verzoek gebeurt dat tegen het tarief van 45%. Het restant van de polis gaat dan per die datum naar box 3.

U had ook per 1 januari 2001 kunnen afrekenen tegen 45% over het rendement dat op dat moment in de polis zat. De polis is in dat geval per 1 januari 2001 naar box 3 verhuisd waar u jaarlijks de waarde moet aangeven.

• U heeft tussen 14 september 1999 en 1 januari 2001 niet-aftrek-bare premies betaald van niet meer dan €2269 per jaar op een overeenkomst die op 14 september 1999 al bestond. Hier geldt dat de uitkeringen belast zijn nadat ze deze niet­aftrekbare premies gaan overtreffen. Per 31 december 2020 moet u afre­kenen over het rendement dat op dat moment nog in de polis zit. Op verzoek gebeurt dat tegen het tarief van 45%. Het res­tant van de polis gaat dan per die datum naar box 3. U had kunnen kiezen voor afrekening per 1 januari 2001 tegen 45%. De polis moet u dan daarna in box 3 aangeven.

• U heeft na 14 september 1999 niet-aftrekbare premies betaald die hoger zijn dan €2269 op een polis die op 14 september 1999 al bestond. Voor de eerste €2269 geldt hetgeen hiervoor is ge­zegd. Voor zover de premies meer bedragen dan €2269 per jaar, is de polis per 1 januari 2001 direct naar box 3 gegaan, waarbij is afgerekend in box 1 (op verzoek tegen 45%) over het aangegroeide rendement op deze premies. U moet dit deel van de polis dan in box 3 aangeven.

• U heeft na 14 september 1999 niet-aftrekbare premies betaald op een polis die op 14 september 1999 nog niet bestond. De polis is per 1 januari 2001 direct naar box 3 gegaan en u heeft per 1 januari 2001 afgerekend over het rentebestanddeel. U moet de polis in box 3 aangeven.

Negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningenAls u een verboden handeling verricht met een polis waarvan de premies onder het nieuwe belastingstelsel aftrekbaar zijn, treedt een sanctiebepaling in werking. Uitsluitend bij een ka­pitaalverzekering met lijfrenteclausule geldt dit niet, daarover verderop meer.U moet dan een bedrag bij uw inkomen tellen, de zogenoemde negatieve uitgaven voor inkomensvoorzieningen. U heeft ach­teraf gezien ten onrechte premieaftrek gehad en deze premie­aftrek moet teruggedraaid worden.U moet het betreffende bedrag dus weer bij uw inkomen tellen. Maar daar blijft het niet bij: u moet ook het rendement op deze polis bij uw inkomen tellen. U moet, met andere woorden, de waarde van de polis in het economisch verkeer bij uw inkomen tellen. Als er nog geen uitkeringen zijn geweest uit deze lijf­rente is deze bijtelling minimaal de door u betaalde premies. Bovendien moet u 20% revisierente betalen over de waarde in het economisch verkeer van de lijfrente.Deze sanctiebepaling treedt in werking als:• ueenlijfrenteomvormttoteenvormdienietdoordewetis

toegestaan (zoals het aanwijzen van uw echtgenoot of uw

kinderen als begunstigde van een oudedagslijfrente waarvan u de verzekeringnemer bent);

• udeaanspraakafkooptofvervreemdt;• deaanspraakformeeloffeitelijkvoorwerpvanzekerheid

wordt;• deaanspraakwordtondergebrachtbijeenniet-toegestane

verzekeraar;• eenpensioentekortterdekkingwaarvanpremieszijngestort,

wordt gecompenseerd door een verbetering van dat pensioen (dit geldt niet als de pensioenverbetering voortvloeit uit een collectieve pensioenregeling).

Bij afkoop van zo’n verzekering zal de verzekeringsmaatschap­pij loonheffing inhouden en wel tegen het hoogste tarief van 52%. Bovendien zal de revisierente worden afgehouden van de afkoopsom. De verzekeringsmaatschappij is namelijk hoofdelijk aansprakelijk voor zowel de belasting als de revisierente. De fiscus kan beide zonder meer innen bij de verzekeringsmaat­schappij. Die wil dat risico niet lopen en houdt deze bedragen dus in van de afkoopsom. Als u een definitieve aanslag inkom­stenbelasting met daarop de revisierente aan de verzekerings­maatschappij laat zien, krijgt u van hen dit bedrag terug. U moet de bruto­uitkering aangeven.

De revisierente wordt u apart in rekening gebracht bij de aan­slag over het betreffende jaar. Deze bedraagt 20% van de af­koopwaarde van de verzekering. Maar als de premie minder dan 10 jaar geleden is betaald, mag u volgens een bepaalde be­rekeningswijze eventueel aantonen dat deze minder moet zijn.Dat werkt als volgt. Er wordt net gedaan alsof er een navorde­ringsaanslag wordt opgelegd om de premieaftrek terug te draaien, met een fictief belastingtarief van 50%. Dan wordt

RevisierenteU heeft in 2005 een bedrag van €50.000 premie betaald (voor een lijfrente voor een invalide kind). U besluit in 2008 om de verzeke-ring af te kopen. De (fictieve) belasting bedraagt €25.000.Als er voor dat bedrag over 2005 een navorderingsaanslag opge-legd zou worden, zou de rente daarover bedragen:2006 eerste kwartaal 3,50%2006 tweede kwartaal 3,75%2006 derde en vierde kwartaal 4,00%2007 eerste kwartaal 4,70%2007 tweede kwartaal 5,00%2007 derde kwartaal 5,25%2007 vierde kwartaal 5,40%2008 eerste kwartaal 5,30%2008 tweede kwartaal 4,75%2008 derde kwartaal 5,15%2008 vierde kwartaal 5,45%In totaal zou de rente dan €3515 bedragen. Dat is aanzienlijk min-der dan de 20% over €50.000 (€10.000).

Page 100: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009100

daarover rente berekend. Deze rente begint te lopen op 1 janu­ari van het jaar na de premieaftrek en eindigt op 31 december van het jaar van afkoop. Het rentepercentage is de heffings­rente die de Belastingdienst altijd rekent. Deze regeling is ook wel rechtvaardig, want u heeft al die tijd het belastingvoordeel over de premieaftrek gehad.

Afkoop kapitaalverzekering met lijfrenteclausuleAls u een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule afkoopt, wordt er geen loonheffing ingehouden. U geeft gewoon het be­drag aan als afkoopsom en daar wordt dan inkomstenbelasting over geheven. Er wordt geen revisierente berekend.

Ontvangen arbeidsongeschiktheidsuitkeringenOp particuliere arbeidsongeschiktheidsuitkeringen wordt geen loonheffing ingehouden. Deze geeft u dus aan bij andere inkom­sten. Er wordt wel inkomstenbelasting over geheven.

5.3b Aftrekbare kostenKosten om belaste periodieke uitkeringen te verkrijgen, zijn aftrekbaar. U kunt hierbij denken aan de volgende kosten:• advocaatkosten(nietvooreengoudenhanddruk);• telefoonkosten;• portokosten;• reiskosten;• incassokosten.Dit is zelfs zo als de periodieke uitkering fictief aan de loonbe­lasting is onderworpen, zoals bij veel lijfrente­uitkeringen het geval is. Het doel van de loonheffing is hier een vereenvoudigde belastingheffing, en niet het brengen van de uitkeringen onder alle regels van loon uit (vroegere) dienstbetrekking, waardoor er geen kostenaftrek mogelijk zou zijn.Rente van schulden die u bent aangegaan teneinde deze inkom­sten te verkrijgen, zijn uitdrukkelijk niet aftrekbaar. Dat houdt in dat u de schuld zelf in box 3 (zie par. 7.2) kunt aftrekken.Het gaat hierbij bijvoorbeeld om leningen om lijfrentepremies te financieren.

5.3c overheidsbijdragen eigen woningOp sommige koopwoningen kunt u van de rijksoverheid of van de gemeente een subsidie krijgen. Gebeurt dat in de vorm van een eenmalige bijdrage, dan wordt deze niet belast. Periodieke bijdragen worden wél belast, tenzij het gaat om koopsubsidie (op grond van de Wet bevordering eigenwoningbezit).Als u enig eigenaar bent, terwijl de woning geen deel uitmaakt van enige huwelijksgemeenschap, dan moet u de periodieke bijdrage bij uw inkomen tellen.Als u en uw echtgenoot samen eigenaar zijn en dat ook waren vanaf de eerste datum van bewoning door u beiden, of als de woning vanaf genoemde datum deel uitmaakt van enige huwe­lijksgoederengemeenschap tussen u en uw echtgenoot, moet u de premie splitsen.Daarbij is niet de tenaamstelling van de toekenningsbeschik­king van de rijksbijdrage beslissend, maar het feit of de woning

mede­eigendom is, of deel uitmaakt van een huwelijksgoede­rengemeenschap.

a Splitsing van de overheidsbijdrage kan voordelig zijn, vooral als uw partner geen of weinig inkomsten heeft.

Als u vanwege een zogeheten antispeculatiebeding een deel van de verkoopwinst aan de gemeente moet afdragen, is dat niet aftrekbaar.

5.4 Resultaat uit overige werkzaamhedenInkomsten uit arbeid, anders dan uit dienstbetrekking, worden gevormd door het resultaat uit overige werkzaamheden. Als u voor een opdrachtgever werkt, kunt u samen met hem kiezen voor inhouding van loonbelasting. Alle bepalingen van de loon­belasting zijn dan van toepassing. Deze keuze is ook wel bekend onder de naam opting­in.

5.4a Soorten inkomstenAls resultaat uit overige werkzaamheden worden beschouwd de belaste inkomsten uit arbeid waarop geen loonheffing is in­gehouden en die geen winst uit onderneming vormen. Maar niet alle inkomsten uit arbeid zijn belast: opbrengsten uit hob­by of liefhebberij blijven bijvoorbeeld onbelast; kosten die daar­mee verband houden mag u ook niet aftrekken. Uw inkomsten uit arbeid buiten dienstbetrekking worden in feite alleen belast als u uw activiteiten in het economisch verkeer verricht, met het oogmerk voordeel te behalen, terwijl ook redelijkerwijs valt te verwachten dat u dit voordeel zult behalen.Voorbeelden van zulke inkomsten zijn:• royalty’s, auteurs­ en octrooirechten voor de schrijver of de

uitvinder zelf en vergoedingen voor door u geschreven artike­len of boeken, of door u gehouden voordrachten en lezingen;

• vacatie-enpresentiegelden voor bestuurs­ en commissiear­beid;

• fooien waarover uw werkgever geen loonheffing heeft afge­dragen, omdat hiermee bij de vaststelling van uw loon geen rekening is gehouden;

• inkomstenuitoctrooirechten;• provisie-inkomstenvanverzekerings­ en handelsagenten

(niet­ondernemers);• freelance-inkomsten van journalisten, vertalers, radio­ en

tv­medewerkers (niet­ondernemers);• inkomstenals‘huispersoneel gedurende ten hoogste drie

dagen per week’ (bij arbeid op meer dan drie dagen per week zijn door de opdrachtgever loonbelasting, premies werkne­mersverzekering en Zorgverzekeringswet verschuldigd);

• bijverdienstenuitwerkzaamhedendienietindienstbetrek­king werden verricht.

Dienstverlening aan huisVoor huishoudelijke hulpen, alfahulpen en ander ‘huispersoneel’ geldt de regeling ‘dienstverlening aan huis’. Deze regeling houdt

Page 101: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 101

in dat u geen loonheffing, premies werknemersverzekeringen en premies zorgverzekering hoeft in te houden voor de persoon die op niet meer dan drie dagen per week huishoudelijke taken voor u verricht. Het gaat hierbij om schoonmaken, wassen, strij­ken, het verrichten van tuinonderhoud en klein onderhoud aan uw huis, het uitlaten van de honden, het fungeren als privéchauf­feur, het doen van boodschappen en het verlenen van mantel­zorg, al dan niet via een persoonsgebonden budget.Wordt er op vier dagen of meer gewerkt, dan moeten er wel loonheffing, premies werknemersverzekeringen en Zorgverze­keringswet worden ingehouden en afgedragen. Maar er hoeft slechts eenmaal per jaar aangifte te worden gedaan, in plaats van de gebruikelijke eenmaal per maand.

5.4b Bijzondere soorten resultaat uit overige werkzaamheden

Arbeidsbeloning voor meewerkende echtgenoot of partnerEen ondernemer of resultaatgenieter kan zijn echtgenoot of partner een reële arbeidsbeloning toekennen voor door deze verrichte hulpwerkzaamheden. Deze beloning moet door de echtgenoot/partner worden aangegeven als resultaat uit ove­rige werkzaamheden als deze hoger is dan €5000. Een lagere beloning is dus voor de echtgenoot/partner vrijgesteld, maar bij de ondernemer/resultaatgenieter is deze beloning dan niet aftrekbaar van het resultaat.

Belaste speculatie-inkomsten/vermogenswinstVermogenswinst die voortkomt uit speculatie is in beginsel onbelast. Zo is koerswinst op aandelen of opties, winst bij ver­koop van uw eigen woning of een beleggingspand, of bij verkoop vanantiquiteitenofkunstwerkennietbelast.Maardezewin­sten zijn wel belast als u ze behaalt bij de uitoefening van uw bedrijf of beroep, of als er sprake is van bijzondere omstandig­heden, bijvoorbeeld als u meer arbeid heeft verricht dan bij normaal vermogensbeheer gebruikelijk is. Als u bijvoorbeeld een beleggingspand zelf verbouwt, wordt de winst bij verkoop mogelijk belast. Het in belangrijke mate zelf verrichten van groot onderhoud wordt in de wet expliciet genoemd als oorzaak voor belastbaarheid van het resultaat.Denk ook aan de belastbaarheid van vermogenswinst die u kon behalen door gebruik te maken van bijzondere kennis die u uit hoofde van uw beroepsuitoefening heeft opgedaan. Speculatie­winst is ook belastbaar als van begin af aan vaststond dat u voordeel zou behalen met uw speculatie.Naarmate u meer arbeid verricht, meer met geleend geld werkt, de transacties sneller achter elkaar verricht, meer gebruik­maakt van bijzondere deskundigheid en het voordeel beter was te voorzien, moet u ook meer rekening houden met belastinghef­fing over uw speculatiewinsten.

Het uitponden van onroerende zakenHet resultaat dat wordt behaald met het uitponden van onroe­rende zaken wordt belast als resultaat uit overige werkzaam­

heden. Er moet echter sprake zijn van meer dan normaal ver­mogensbeheer. U kunt hierbij denken aan het aankopen van een complex van onroerende zaken of het splitsen van een on­roerende zaak in appartementsrechten teneinde de afzonder­lijke onderdelen met winst te kunnen verkopen. Als bij een verhuurd flatgebouw een beleid wordt gevoerd gericht op de verkoop van losse appartementen, zoals het te koop aanbieden aan de zittende huurders, het aanbieden van een vertrekpremie, het achterwege laten van noodzakelijk onderhoud en dergelijke teneinde de huurders te bewegen te vertrekken, is sprake van belaste verkoopwinst. Maar het enkel verhuren van flats en te koop aanbieden van vrijkomende appartementen zal niet wor­den belast.

a Als inkomsten zoals hiervóór genoemd belast zijn in box 1, zijn de onderliggende vermogensbestanddelen niet belast in box 3. U hoeft de waarde daarvan dus niet aan te geven.

VrijwilligerswerkVoor het verrichten van vrijwilligerswerk bestaan speciale regelingen. Wel moet dan vaststaan dat u een echte vrijwilliger bent. Dat is het geval als u uw werkzaamheden niet beroepsma­tig verricht. U moet verder uw werkzaamheden verrichten voor een vereniging of stichting die niet belastingplichtig is voor de vennootschapsbelasting, en u moet als regel niet werken voor verschillende verenigingen of stichtingen.Dan zijn er twee situaties mogelijk.• Uontvangtuitsluitendeenvergoedingvoorwerkelijkdooru

gemaakte kosten. Deze vergoeding is belastingvrij. Zo kunt u de werkelijke kilometerkosten vergoed krijgen, ook al zijn ze hoger dan €0,19 per kilometer, of de kosten voor een oppas terwijl u uw vrijwilligerswerk doet.

• Ukrijgtnaasteenvergoedingvooruwkostenookeenver­goeding voor het werk dat u verricht. Dan hangt het van de hoogte van de beloning af of er sprake is van vrijwilligers­werk. Is de beloning ‘marktconform’, dan kan er volgens de Belastingdienst geen sprake zijn van vrijwilligerswerk. De Belastingdienst is van mening dat bij een beloning van min­der dan €4,50 per uur (jongeren van nog geen 23 jaar €2,50 per uur) in ieder geval geen sprake is van een normale belo­ning en er daardoor per definitie sprake is van vrijwilligers­werk (uiteraard blijven de maxima per maand en per jaar wél gelden). Is de beloning hoger, dan zult u als instelling aan­nemelijk moeten maken dat deze vergoeding geen normale beloning is. Daarnaast mag de beloning ook niet hoger zijn dan €150 per maand, en €1500 per jaar. U moet hierbij ook kostenvergoedingen meetellen.

Voldoet u niet aan deze voorwaarden of geniet u hogere vergoe­dingen dan het vrijgestelde bedrag, dan moet u de beloning aangeven als neveninkomsten. De vrijstelling vervalt dan, zo heeft de rechter bevestigd.

a Als u als vrijwilliger kosten maakt zonder dat u deze laat vergoeden, kunt u mogelijk gebruikmaken van de giftenaftrek (zie par. 8.7).

Page 102: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009102

Inkomsten uit het houden van kostgangersU heeft inkomsten uit het houden van kostgangers als u kamers verhuurt en werkzaamheden voor uw huurders verricht, zoals bewassing, schoonhouden, koken en dergelijke. Deze inkom­sten zijn belast, evenals de vergoeding voor de verhuur van de kamer. De werkelijke kosten kunt u aftrekken. Daaronder valt de rente op de hypotheekschuld voor een evenredig deel als het een kamer in de eigen woning betreft, of een evenredig deel van de huur als u een kamer verhuurt in een door uzelf ge­huurde woning. Als de vergoeding voor het gebruik van de kamer (eventueel gemeubileerd en/of gestoffeerd) minder is dan €4065 per jaar, kunt u onder voorwaarden gebruikmaken van de kamerverhuurvrijstelling. De voorwaarden zijn het­zelfde als bij de eigen woning. Zie dus ook par. 4.9. De vergoe­ding voor andere diensten dan de verhuur zijn nog wel be­last.

b Als u pleegzorgvergoedingen ontvangt voor méér dan drie kin-deren, kan het zijn dat de totale vergoeding voor alle pleegkinderen belast wordt als inkomsten uit het houden van kostgangers. Een ver-goeding voor drie kinderen of minder is onbelast.

Prijzen en weddenschappenEen weddenschap is pure speculatie; uw voordeel is daarom onbelast. Ditzelfde geldt voor voordeel uit een kansspel. Dit is alleen anders als de fiscus met succes kan stellen dat er eigen­lijk sprake is van een behendigheidsspel. Alleen tegen zeer routinematige spelers die regelmatig voordeel behalen, pleegt de fiscus zich op deze stelling te beroepen.Ook prijzen van de staatsloterij, lotto, toto en casino’s ontvangt u als particulier belastingvrij; wel wordt een voor particulieren

niet­verrekenbare kansspelbelasting ingehouden (29%) als de prijs meer bedraagt dan €454.Prijzen die u wint met puzzels of prijsvragen zijn onbelast. Dit is weer anders als u voor het winnen van de prijs een bijzon­dere prestatie heeft moeten verrichten. Om die reden krijgen uitvinders, wetenschapsbeoefenaren en kunstenaars de prijs meestal toegekend voor hun gehele oeuvre. Er is dan geen ver­band met een bijzondere prestatie en de prijs is belastingvrij.

5.4c ResultaatbepalingVoor de bepaling van het resultaat uit overige werkzaamheden wordt aangesloten bij de winstbepaling voor ondernemers. U heeft echter geen recht op de ondernemersfaciliteiten zoals zelf­standigenaftrek, startersaftrek, MKB­winstvrijstelling, inves­teringsaftrek, fiscale oudedagsreserve en stakingsaftrek.

AanloopfaseIn de aanloopfase van resultaat uit overige werkzaamheden kan sprake zijn van een hobby. De kosten daarvan kunt u niet aftrekken. Dit kunt u pas als er sprake is van een bron van inkomen.In het algemeen is dat het geval als er structureel positieve inkomsten zijn. De kosten die u in de aanloopfase heeft ge­maakt, mag u dan in aftrek brengen in het eerste jaar dat spra­ke is van een bron van inkomen. Dat mag u voor de vijf jaren die voorafgaan aan dat eerste jaar.

a Als u denkt dat een bezigheid u binnen vijf jaar zo veel gaat op-leveren dat u dat moet aangeven, moet u vooral alle kosten, goed gedocumenteerd met bonnetjes, facturen en dergelijke, bewaren.

Administratieve verplichtingenU bent bij echte nevenwerkzaamheden niet verplicht om een administratie bij te houden, maar u moet wel informatie kun­nen verschaffen aan de fiscus als die daarom vraagt. Vooral de bewijzen van de aftrekbare kosten zijn natuurlijk belangrijk. Die kunt u het beste overzichtelijk bewaren.Als u inkomsten moet aangeven wegens het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen of het verrichten van meer dan normaal, actief vermogensbeheer, bent u wel verplicht om een administratie te voeren.

Bepaling van het resultaat: kasstelsel of vorderingenstelsel?Het resultaat wordt bepaald als de inkomsten min de kosten. Daarbij moeten de regels voor de winstbepaling worden gevolgd (zie verderop). Dat houdt in dat de inkomsten moeten worden verantwoord zodra het werk is gedaan en niet pas als de factuur is opgemaakt en verstuurd. Dit heet het vorderingenstelsel of facturenstelsel.Het kasstelsel is toegestaan als uw werkzaamheden een be­scheiden omvang hebben en zich van jaar tot jaar geen grote verschillen voordoen in de vorderingen en schulden. Dit houdt in dat u de inkomsten dan mag verantwoorden op het moment dat u ze ontvangt. Het volgen van het kasstelsel is in ieder geval

Belastingvrije vergoedingU verricht vrijwilligerswerk en krijgt daarvoor uitsluitend uw au-tokosten vergoed. Omdat u in een dure auto rijdt, krijgt u €0,35 per kilometer vergoed (conform geldende normen, zoals die van de ANWB). U rijdt in een maand 500 kilometer. Uw vergoeding bedraagt daardoor €175. Deze vergoeding is belastingvrij omdat u voor uw werkzaamheden zelf geen vergoeding krijgt.

Te hoge vergoedingU verricht vrijwilligerswerk en krijgt een vergoeding van €2 per uur. U werkt 40 uur in de maand, uw vergoeding bedraagt daar-mee €80. Daarnaast krijgt u uw autokosten vergoed. Omdat u in een dure auto rijdt, krijgt u €0,35 per kilometer vergoed. U rijdt 250 kilometer in de maand. Uw totale vergoeding is €80 voor het werk en €87,50 voor uw kilometers, in totaal €167,50. Dat is meer dan de toegestane €150 per maand. Daardoor valt de ver-goeding onder de belastingheffing. Uw kilometervergoeding is €0,16 te hoog ( u mag belastingvrij €0,19 vergoed krijgen). Over deze €0,16 x 250 kilometer, dat is €40, plus de vergoeding voor uw werk van €80 betaalt u belasting, dat is in totaal over €120.

Page 103: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 103

goedgekeurd voor alfahulpen, gastouders, hulpen van persoons­gebonden budgethouders, overblijfmoeders, geestelijken en gekozen politieke functionarissen.

b Bij de terbeschikkingstellingsregeling (zie par. 5.5) mag u uitdruk-kelijk niet het kasstelsel volgen en moet u ook een goede administratie bijhouden.

InkomstenU moet in principe de werkelijke inkomsten aangeven die u ontvangt. Soms is dat anders, namelijk als u te maken heeft met het ter beschikking stellen van vermogensbestanddelen aan verbonden personen. Zie par. 5.5.Als u het kasstelsel mag volgen, geeft u in een jaar de inkomsten aan die daadwerkelijk worden ontvangen. Moet u aangeven volgens het vorderingenstelsel, dan geeft u de inkomsten aan die in het belastingjaar zijn verdiend, ook als zij nog niet in rekening zijn gebracht.

KostenU mag in principe de kosten in aftrek brengen die betrekking hebben op het resultaat uit overige werkzaamheden. Er zijn echter aftrekbeperkingen. U kunt de hele lijst nalezen in de helpinformatie bij het aangifteprogramma van de Belasting­dienst. Wij behandelen hier alleen de veelvoorkomende kosten en eventueel de aftrekbeperking daarvan.• Telefoonkosten. Niet aftrekbaar zijn de kosten voor een abon­

nement voor een vaste telefoon in de woning. U mag alleen de kosten van de zakelijke gesprekken in aftrek brengen. Voor een mobiele telefoon zijn de kosten voor zakelijke ge­sprekken aftrekbaar, en ook een evenredig deel van de vaste kosten, aanschafkosten, vervanging batterij en dergelijke.

• Reiskosten. U mag reiskosten aftrekken tegen €0,19 per kilo­meter als zij zijn gemaakt ten behoeve van zakelijke reizen met uw privé­auto. Als u uit hoofde van een onderneming of een dienstbetrekking de beschikking heeft over een auto van de zaak, mag u een evenredig deel van de bijtelling voor pri­végebruik ten laste van uw resultaat uit overige werkzaam­heden brengen. Reist u met het openbaar vervoer, dan zijn de werkelijke reiskosten aftrekbaar.

• Zakenlunches en dergelijke.• Kosten voor voeding, drank en genotmiddelen, voor represen-

tatie en voor congressen, seminars, symposia en studiereizen zijn pas aftrekbaar als ze gezamenlijk meer bedragen dan €4200. Alleen voor het meerdere is aftrek mogelijk. In plaats van aftrek van de werkelijke kosten boven de drempel, mag u ervoor kiezen om 73,5% van deze kosten in aftrek te bren­gen. U moet bij het invullen van de aftrekbare kosten dit niet­aftrekbare deel al in mindering brengen.

• Tot uw privévermogen behorende muziekinstrumenten, gereed-schappen, computers en andere dergelijke apparatuur. Deze kosten zijn niet aftrekbaar. Wilt u de kosten hiervan wél kun­nen aftrekken, dan moet u ze tot uw resultaatsvermogen rekenen (als dat toegestaan is).

• Rente en kosten van geldlening. Als u geld leent voor uw ne­venwerkzaamheden, zijn de rente en kosten van deze lening aftrekbaar.

• Dezakelijke beloning voor uw meewerkende partner is niet aftrekbaar als deze lager is dan €5000. Uw partner hoeft deze beloning dan ook niet aan te geven. Is de zakelijke beloning €5000 of hoger, dan kunt u hem aftrekken, maar moet uw partner hem aangeven.

Volgen van winststelselVoor het bepalen van het resultaat wordt in hoofdzaak aanslui­ting gezocht bij het winststelsel. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen totale winst en jaarwinst. De totale winst komt pas aan de orde bij het einde van de werkzaamheden. Met de jaarwinst heeft u ieder jaar te maken. Wij behandelen alleen de veelvoorkomende onderwerpen.

VermogensetiketteringU gebruikt wellicht een aantal zaken voor het uitoefenen van uw werkzaamheid. U krijgt dan te maken met de regels van de vermogensetikettering. Dat houdt in dat u moet bepalen of u deze zaken rekent tot uw werkzaamheidsvermogen (op de ba­lans zet), of tot uw privévermogen, of dat u het vermogensbe­standdeel splitst in een zakelijk en een privédeel. De gevolgen daarvan zijn als volgt:1 Als de zaken op de balans staan, mag u alle met die zaken

samenhangende kosten in aftrek brengen, inclusief afschrij­ving van de waarde over de gebruiksduur. Gebruikt u die zaken ook voor privédoeleinden, dan moet u weer een bedrag bij het resultaat optellen. Bij het einde van uw werkzaamheid gaat zo’n zaak naar uw privévermogen over voor de waarde in het economische verkeer (vrije­verkoopwaarde). Als die waarde hoger is dan de boekwaarde (aankoopwaarde minus de afschrijvingen), maakt u daarbij een boekwinst waarover u in het algemeen belasting moet betalen.

b Per 1 januari 2007 is de afschrijving op zaken beperkt. Voor onroe-rende zaken die u gebruikt voor uw nevenwerkzaamheden mag u niet verder afschrijven dan tot op 50% van de WOZ-waarde. Voor overige bedrijfsmiddelen (en dus ook de auto die op uw resultaatsbalans staat) mag u niet meer dan 20% per jaar afschrijven.

Pand als werkzaamheidsvermogenU heeft een pand dat u gebruikt voor uw nevenwerkzaamheden. Dat pand rekent u tot uw werkzaamheidsvermogen. De aan-koopprijs van het pand was drie jaar gelden €300.000. U schrijft per jaar €10.000 af. Na drie jaar eindigt uw werkzaamheid. De boekwaarde van dat pand is op dat moment €300.000 min 3 jaar afschrijving van in totaal €30.000, dat is €270.000. Het pand is op dat moment €320.000 waard en voor die waarde gaat het naar uw privévermogen. U moet belasting betalen over €320.000 – €270.000 = €50.000.

Page 104: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009104

b Het is vaak niet verstandig om een pand tot het werkzaamheids-vermogen te rekenen, omdat u de boekwinst moet afrekenen. Als u dat enigszins kunt voorkomen, is dat beter.

2 Als u de zaken tot uw privévermogen rekent, mag u de kosten daarvan niet van uw resultaat aftrekken. Het betreffende vermogensbestanddeel wordt eventueel in box 3 belast, net zoals de schuld die u daarvoor bent aangegaan, en u mag een gebruiksvergoeding van uw winst in aftrek brengen van maximaal het inkomen dat u in box 3 aangeeft. Daarbij hoeft u de schuld niet af te trekken.

3 Soms kan of moet een zaak worden gesplitst in een zakelijk gedeelte en een privégedeelte. Voor ieder deel afzonderlijk gelden dan de hierboven beschreven regels. Bij resultaat uit overige werkzaamheden is dit niet goed voor te stellen. Het moet dan namelijk gaan om een zaak die fysiek te onderschei­den is in een privé­ en een zakelijk gedeelte, zoals een woning met een afgescheiden bedrijfs­ en privédeel. Dat zal in het algemeen alleen bij een onderneming het geval zijn.

Werkkamer thuisEen vraag die vaak wordt gesteld: mag ik de kosten van een werkkamer in mijn huis aftrekken als ik daar mijn resultaat uit overige werkzaamheden verdien? Een aantal jaren was dat bijzonder gecompliceerd, maar de wetgever heeft dat nu redelijk versimpeld.Als een werkkamer niet voldoet aan de volgende twee eisen, zijn de kosten niet aftrekbaar en behoort hij tot de woning (bij de eigen woning is de eigenwoningregeling dus van toepassing op de hele woning inclusief de werkkamer):• Dewerkkamermoeteenzelfstandigdeelvandewoningzijn.

Dat is bijvoorbeeld het geval bij een eigen opgang, een eigen toilet en keukentje. De ruimte moet zodanig zijn dat hij zon­der meer verhuurd zou kunnen worden aan een vreemde.

• Dewerkkamerwordtgebruiktvoorhetbehalenvanresultaatuit overige werkzaamheden op een manier dat er een bedrag in aftrek kan worden gebracht. En dat is weer het geval als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

­ u heeft buitenshuis ook een werkruimte, maar u verdient

70% van uw totale inkomsten uit arbeid en winst uit onder­nemingen in (dus door lijfelijke aanwezigheid) de werk­ruimte thuis of

­ u heeft buitenshuis geen werkruimte, maar u verdient 70% van uw totale inkomsten uit arbeid en winst uit onderne­ming in of vanuit die werkruimte thuis en bovendien 30% van die totale inkomsten in die werkruimte.

Voldoet een werkkamer aan deze eisen, dan kunt u de kosten aftrekken. Als het gaat om een werkkamer in een huurwoning, mag u een evenredig deel van de huur in aftrek brengen, en ook de inrichtingskosten, verwarmings­ en energiekosten, inboe­delverzekering en dergelijke.Gaat het om een werkkamer in de eigen woning, dan wordt het verhaal iets lastiger. De werkkamer valt dan namelijk in box 3, waar u 4% van de waarde moet aangeven. Van de schuld op uw woning moet u eveneens een evenredig deel in box 3 aftrekken. De rente op dit deel is niet aftrekbaar. U mag vervolgens uw resultaat verminderen met maximaal 4% van de waarde van de werkkamer (een evenredig deel van de waarde van uw huis). Daarbij hoeft u de schuld voor dit deel van uw huis niet in aftrek te brengen.Het is duidelijk dat er niet veel werkruimtes in de eigen woning meer zijn waarvan de kosten aftrekbaar zijn. Het zelfstandig­heids­ en het inkomstencriterium staan dat in de weg.

AutoAls u een auto op uw balans zet, mag u alle kosten daarvan in aftrek brengen, maar moet u 25% van de cataloguswaarde bij uw inkomen tellen. Voor 2008 geldt echter voor auto’s met een CO2­uitstoot van maximaal 95 gram per kilometer voor benzineauto’s en 110 gram per kilometer voor dieselauto’s, dat u maar 14% van de cataloguswaarde bij hoeft te tellen. Uitsluitend als u kunt aan­tonen (het liefst door middel van een rittenadministratie) dat u de auto op jaarbasis minder dan 500 kilometer voor privédoel­einden gebruikt, mag u de bijtelling achterwege laten.

Waardering woongenotHet komt nogal eens voor dat resultaatgenieters mogen wonen in een woning van de opdrachtgever, bijvoorbeeld predikanten. Zij moeten dan voor het woongenot een percentage van de WOZ­waarde bij hun verdiensten optellen. Daarvoor geldt tabel 6 (zie par. 4.11b).

b Het kan zijn dat u woont in een huis dat een hoge WOZ-waarde heeft in verhouding tot uw verdiensten. U moet dan toch tabel 6 toe-passen. Als u samen met uw opdrachtgever kunt kiezen voor het toe-passen van de bepalingen van de Wet loonbelasting (opting-in, zie par. 5.4 in de inleiding), mag u de huur maximeren tot het bedrag dat behoort bij een inkomen zoals het uwe.

5.5 Ter beschikking stellen vermogensbestanddelen

Onder deze categorie vallen de volgende inkomsten:

Pand als privévermogenU heeft een pand dat u deels gebruikt voor uw nevenwerkzaamhe-den, stel voor 50%. U besluit om het pand in het privévermogen te houden. De waarde van het pand is zowel op 1 januari als op 31 de-cember €250.000. De schuld bedraagt €200.000. U geeft 50% van het pand aan in box 3 (wat met de andere helft gebeurt doet hier even niet ter zake), evenals 50% van de schuld. Dat is dus €125.000 waarde van het pand min €100.000 schuld, in totaal €25.000. U mag maximaal 4% van de waarde van dit (deel van het) pand (zonder dat u de schuld daarop in mindering hoeft te brengen) ten laste van uw resultaat brengen als een soort huur, tenzij een zakelijke huur veel lager is. Dit is 4% van €125.000, dus €5.000.

Page 105: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 105

• devoordelenuithetterbeschikkingstellenvanvermogens­bestanddelen aan een met u verbonden persoon die deze ver­mogensbestanddelen in zijn onderneming gebruikt;

• voordelenuithetterbeschikkingstellenvanvermogensbe­standdelen aan de bv waarin u of een met u verbonden per­soon een aanmerkelijk belang heeft (5% of meer van de aan­delen). Het gaat daarbij bijvoorbeeld om een lening (al dan niet rentedragend), een kapitaalverzekering bij de eigen bv, of verhuur van een pand.

a Het incidenteel gebruiken van uw privé-auto door uw partner in zijn of haar onderneming leidt niet tot toepassing van de regeling voor terbeschikkingstelling.

U moet voor zulke terbeschikkingstellingen een zakelijke prijs als inkomen verantwoorden en mag de werkelijke kosten in aftrek brengen. U heeft dan eventueel wel te maken met de af­trekbeperkingen die ook voor ondernemers/resultaatgenieters gelden. Uw partner of de bv mag de zakelijke prijs ten laste van de winst brengen.Onder met u verbonden personen worden in deze regeling ver­staan:• uwfiscalepartner;• degenemetwieueennotarieelsamenlevingscontractheeft

gesloten;• degenedievoordetoepassingvanuwpensioenregelingals

uw partner is aangemeld;• degenemetwieusameneenwoningbewoontdievoorubei­

den als eigen woning wordt aangemerkt en die mede aanspra­kelijk is voor een hypothecaire schuld op die woning;

• degenemetwieugedurendeminimaalzesmaandeninhetkalenderjaar op hetzelfde adres staat ingeschreven in de Ba­sisadministratie Persoonsgegevens en die overigens voldoet aan de vereisten voor het fiscale partnerschap, tenzij u aan­nemelijk kunt maken dat er geen sprake is van een gemeen­schappelijke huishouding;

• uwminderjarigekinderenendeminderjarigekinderenvanuw partner of een van de andere hiervóór genoemde perso­nen;

• oudersvanminderjarigekinderen;• anderebloed-enaanverwanteninderechtelijnvandehier­

vóór genoemde personen als het een ongebruikelijke terbe­schikkingstelling betreft.

Voor de terbeschikkingstellingsregelingen kan het huwelijks­goederenrecht van belang zijn. Bent u in gemeenschap van goederen gehuwd, dan kunt u bijvoorbeeld geen goederen ter beschikking stellen aan uw echtgenoot. Er kunnen zeer gecom­pliceerde situaties ontstaan, die het bestek van deze gids te buiten gaan. En als u ter beschikking stelt aan de bv van uzelf of uw echtgenoot, of aan een andere verbonden persoon (min­derjarig kind), dan is de bestuursbevoegdheid tot het vermo­gensbestanddeel doorslaggevend voor wie de opbrengsten moet aangeven. In de meeste gevallen is dat ieder voor de helft, onder aftrek van de helft van de kosten.

5.5a Bepaling van het resultaatVoor de bepaling van het resultaat zijn de winstbepalingen van toepassing. Dat houdt in dat u een balans en een verlies­ en winstrekening moet opmaken. Bovendien mag u voor de ver­antwoording van de inkomsten niet meer aansluiten bij de ont­vangst (het zogenoemde kasstelsel), maar moet u de inkomsten al in uw inkomen opnemen als het werk is verricht en de vor­dering op uw opdrachtgever ontstaat.

b U mag het kasstelsel gebruiken en kunt met een summiere admi-nistratie volstaan als u resultaat uit overige werkzaamheden geniet door het verrichten van arbeid. Dit is niet toegestaan bij het ter be-schikking stellen van vermogensbestanddelen.

U moet zaken die u voor uw werkzaamheden gebruikt, op uw balans zetten. U mag daarop afschrijven en de kosten ten laste van uw winst brengen. De keerzijde is dat u over de winst die u maakt bij de verkoop van deze zaken of bij het einde van de terbeschikkingstelling, belasting moet betalen naar het pro­gressieve tarief van box 1.Overigens zijn er onder omstandigheden wel mogelijkheden om de belastingclaim bij het einde van de terbeschikkingstelling door te schuiven.

a Als u bij verkoop van deze zaken verlies maakt, is dit aftrekbaar als verlies uit werk en woning. Dit kunt u verrekenen met uw andere inkomsten in box 1.

Omdat de winstbepalingen van toepassing zijn, mag u wel de kosten, en dus ook de financieringsrente die u maakt, in aftrek brengen. U moet daarbij rekening houden met de aftrekbeper­kingen in het winstregime. U kunt dit nalezen in par. 5.4.Het hof Den Bosch heeft uitgemaakt dat u een vermogensbe­standdeel dat is aangeschaft met het oog op de terbeschikking­stelling, vanaf het moment van de aanschaf moet rekenen tot het ‘werkzaamheidsvermogen’ en niet pas op het moment dat het vermogensbestanddeel bedrijfsklaar is. Deze uitspraak handelde over een pand dat eerst verbouwd moest worden om het in gebruik te kunnen nemen.

einde terbeschikkingstellingU stelt een bedrijfspand ter beschikking aan uw partner die het in zijn onderneming gebruikt. U geeft de huur aan die u voor het pand ontvangt. Dit pand moet u op uw balans zetten.Stel dat de waarde bij het begin van de terbeschikkingstelling €272.000 bedraagt, de afschrijving per jaar bedraagt €5440. Dit bedrag brengt u ten laste van het resultaat. Na tien jaar is de boek-waarde van het pand €217.600. Uw partner staakt zijn onderne-ming, waardoor ook een einde komt aan de terbeschikkingstelling. De waarde van het pand is op dat moment €453.000. U maakt een boekwinst van (€453.000 minus €217.600) €235.400. Hierover moet u progressief belasting betalen. Onder omstandigheden kunt u wel 10 jaar rentedragend uitstel van betaling krijgen van de ontvanger.

Page 106: Belasting Gids 2009

ANDeRe iNKoMSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009106

5.6 overige inkomstenEr is nog een restpost van inkomsten die in box 1 belast zijn, de overige inkomsten. Hieronder valt rente of huur die u in 2008 heeft ontvangen, maar die nog betrekking heeft op de jaren vóór 2001. Daarover is immers nog geen belasting betaald. Onder deze post valt ook het belastbare deel van een uitkering uit een kapitaalverzekering.

5.6a Rente en huur van vóór 1 januari 2001Ontving u in 2008 nog rente of huur die betrekking had op de jaren vóór 2001, dan moet u deze inkomsten in box 1 aangeven. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn met een langlopende rente­spaarbrief.Inkomsten die betrekking hebben op de periode ná 1 januari 2001 hoeft u niet aan te geven. Het onderliggende vermogens­bestanddeel is immers belast in box 3. Als de inkomsten betrek­king hebben op beide periodes, moet u ze splitsen en hoeft u alleen maar het deel van vóór 1 januari 2001 aan te geven in box 1.

b De per 1 januari en 31 december aangegroeide maar nog niet uit-betaalde rente moet óók in box 3 worden aangegeven.

5.6b Belast deel van uitkering uit kapitaalverzekeringAlleen bij kapitaalverzekeringen die vóór 1 januari 2001 zijn afgesloten, kunnen belaste posten ontstaan. Kapitaalverzeke­ringen die na die datum zijn afgesloten, vallen óf onder de ka­pitaalverzekering eigen woning (aan te geven bij de post eigen woning) óf zij worden in box 3 belast.Als het een kapitaalverzekering betreft die vóór 1 januari 1992 is gesloten, kan er alleen maar sprake zijn van een belast ren­tebestanddeel als de uitkering wordt gedaan voordat de looptijd voor de vrijstelling is verstreken en er niet wordt voldaan aan de volgende verhouding tussen hoogste en laagste premie:• maximaal5keerzohoogalsdelaagstebij12totenmet15

jaar premiebetaling;• maximaal10:1bij16totenmet20jaarpremiebetaling;• maximaal15:1bij21totenmet30jaaren• maximaal20:1bijeenlooptijdvanmeerdan30jaar.Wordt niet aan deze eisen voldaan, dan is de volledige rente in de uitkering belast. Die rente wordt berekend als uitgekeerd kapitaal min de betaalde premies.Bij een kapitaalverzekering die is afgesloten tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001, is de vrijstelling:• €28.134bijvijftienjaarpremiebetalingen• €95.294bijtwintigjaarpremiebetaling.In beide gevallen mag de hoogste premie niet meer dan 10 keer zo hoog zijn als de laagste.Voldoet de uitkering niet aan de eisen, dan is het rentebestand­deel belast. Daarvoor wordt de saldomethode gebruikt: het rentebestanddeel wordt gevormd door het ontvangen kapitaal minus de daarvoor betaalde premies. Is de uitkering te hoog, maar wordt verder wél aan de eisen van de vrijstelling voldaan, dan geldt dat alleen voor het kapitaal dat te hoog is.

b Heeft u naast deze verzekering nóg een kapitaalverzekering, ofwel een kapitaalverzekering eigen woning (zie par. 4.2), ofwel een verze-kering die in box 3 is vrijgesteld (zie par 7.8), dan worden de vrijstel-lingen van die verzekering verminderd met de vrijstelling die u op deze kapitaalverzekering gebruikt.

5.7 Terugontvangen bedrag of vergoeding voor een bedrag dat u eerder heeft afgetrokken

Als u in 2008 een bedrag heeft terugontvangen dat u in een eerdere aangifte heeft afgetrokken of als u daarvoor een ver­goeding heeft ontvangen, moet u dat bedrag in 2008 bij uw in­komen tellen. Als u gehuwd bent, moet degene die het bedrag heeft afgetrokken het ontvangen bedrag of de ontvangen ver­goeding bij zijn inkomen tellen. Dat geldt ook voor ongehuwd samenwonenden die ten tijde van de aftrek kozen voor het fis­cale partnerschap en nu nog steeds samenwonen (ook als zij in het jaar van teruggave of vergoeding niet kiezen voor het part­nerschap). Bent u inmiddels niet meer met die persoon ge­trouwd, of woont u niet meer samen met die persoon, dan moet u het bedrag alleen maar aangeven als ú het heeft ontvan­gen.Het gaat om vergoedingen of terugontvangen bedragen voor:• alimentatie of andere onderhoudsverplichtingen;• ziektekosten en andere buitengewone uitgaven die u in 2001

t/m 2007 heeft afgetrokken;• studiekosten of andere scholingsuitgaven die u in 2001 t/m

2007 heeft afgetrokken;• (onderhouds)kostenvoormonumentenpanden, bijvoorbeeld

een subsidie voor het onderhoud. Subsidies voor verbeterin­gen hoeft u niet aan te geven, u heeft de kosten van verbete­ring immers niet in aftrek kunnen brengen;

• kwijtgescholdendurfkapitaal; als u vóór 1 januari 2008 een Tante­Agaathlening heeft kwijtgescholden en u heeft dat be­drag in aftrek gebracht, moet u het bedrag dat u toch van de onderneming terugontvangt, hier aangeven.

Belaste rente bij kapitaalverzekering (1)U koopt uw kapitaalverzekering in 2008 af, maar heeft slechts 13 jaar premies betaald. De uitkering bedraagt €45.000, u heeft in totaal €30.000 premies betaald. Dan is de belaste rente (€45.000 - €30.000) €15.000. Daarover betaalt u belasting in box 1.

Belaste rente bij kapitaalverzekering (2)U ontvangt een uitkering van €38.134 uit een kapitaalverzeke-ring waar u 16 jaar premie over heeft betaald. De betaalde pre-mie is €28.600, dat is 75% van het uitgekeerde kapitaal. De rente bedraagt dus 25%. De vrijstelling bedraagt €28.134. Het kapitaal is €10.000 hoger dan de vrijstelling. De rente bedraagt 25% daar-van, dat is €2500. Dat moet u in box 1 aangeven.

Page 107: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 107

Aardig wat mensen hebben een lijfrenteverzekering gesloten. Als appeltje voor de dorst, maar ook vanwege het fiscale voordeel. en vanaf 1 januari 2008 hoeft dat niet meer bij een verzekeringsmaatschappij. ook banken bieden nu lijfrentevoorzieningen aan. Hoe zit het daar precies mee?

6.1 LijfrentesEen lijfrente is een levensverzekering waarvoor u periodiek of eenmalig (koopsom) een premie betaalt aan een verzekerings­maatschappij en waarbij u voor een latere periode een perio­dieke uitkering verzekert (bijvoorbeeld als u met pensioen gaat). Lijfrente­uitkeringen stoppen bij uw overlijden. Als u vroeg overlijdt, is dat gunstig voor de verzekeringsmaatschap­pij; als u lang leeft, is dat gunstig voor u.Lijfrentepremies zijn – tot een bepaald maximum – aftrekbaar van uw inkomen in box 1 als de lijfrente voldoet aan de eisen die de wet eraan stelt. Het gaat dan om de vorm van de perio­dieke uitkering die u verzekert. De wetgever is beducht voor ongebreideld gebruik van deze aftrekpost en wil aftrek dan ook alleen toestaan als er een uitkering wordt verzekerd die dient voor de verzorging van de oudedag, voor de nabestaanden en bij invaliditeit of arbeidsongeschiktheid.Als de uitkeringen niet aan deze eisen voldoen, is de premie niet aftrekbaar en valt de polis in box 3, waar hij wordt belast met de vermogensrendementsheffing van 1,2%. Ook als u ervoor kiest om de premie niet af te trekken, valt de waarde van de polis in box 3. Vanaf 1 januari 2009 zal deze regeling wijzigen. U kunt dat nalezen in hoofdstuk 13.

b Per 2009 worden lijfrente-uitkeringen altijd in box 1 belast. De uit-keringen in box 1 worden óf volledig belast (als de premies aftrekbaar waren) óf volgens de saldomethode (als de premies niet aftrekbaar waren of niet zijn afgetrokken).

b Voor nieuw af te sluiten lijfrenteverzekeringen per 2009 geldt dat de saldomethode op de toekomstige uitkeringen hooguit geldt voor niet af te trekken premies tot €2269 per jaar (voor de rest zijn de uitke-ringen dus volledig belast).

De uitkeringen uit een lijfrente met aftrekbare premies zijn geheel belast in box 1 tegen een progressief tarief. De uitkerin­gen uit een lijfrente die in box 3 valt, zijn niet belast; de waarde van de polis is immers al belast geweest in box 3. Dat geldt zelfs als het in box 3 niet tot heffing is gekomen omdat uw vermogen daarvoor te laag was.

6.2 Toegestane lijfrentevormen

6.2a AlgemeenEen lijfrente is een aanspraak op een vaste en gelijkmatige periodieke uitkering. Alle toegestane lijfrentevormen mogen niet later eindigen dan bij het overlijden. Er moet in de lijfren­teovereenkomst een verbod staan op afkoop, vervreemding (verkoop) of prijsgeving (afstand doen van het recht op de uit­keringen) en de lijfrente mag ook niet tot zekerheid dienen (zoals als onderpand voor een schuld). Verder is er pas sprake van een periodieke uitkering als er een sterftekans is van on­geveer 1%. Dat houdt in dat er gedurende de afgesproken pe­riode dat er uitkeringen worden gedaan, statistisch gezien 1% kans moet zijn dat u komt te overlijden. Of u aan die eis vol­doet, hangt af van uw leeftijd en de periode van de uitke­ring.Naast deze algemene voorwaarden gelden specifieke voorwaar­den voor de premieaftrek.

6.2b Toegestane lijfrentesDe soorten lijfrenten die gesloten mogen worden, zijn:• Oudedagslijfrente: deze mag ingaan wanneer u wilt, maar

uiterlijk in het jaar waarin u 70 jaar wordt, en mag uitsluitend eindigen bij overlijden.

• Nabestaandenlijfrente: deze gaat in bij het overlijden van uzelf of van uw (gewezen) partner. Als de uitkeringen toekomen aan bloed­ of aanverwanten, niet zijnde de partner, in de rechte lijn of in de tweede of derde graad van de zijlijn, mogen ze uitsluitend eindigen hetzij bij het overlijden van de gerech­tigde, hetzij wanneer deze 30 jaar wordt. Uitkeringen aan anderen dan deze groep, bijvoorbeeld aan de echtgenoot, mo­gen tijdelijk zijn.

a Als de uitkeringen uit een nabestaandenlijfrente toekomen aan bloed- of aanverwanten zoals hiervóór omschreven, en ze eindigen op het 30e jaar, geldt voor de uitkering niet het normale vereiste van een sterftekans van ongeveer 1%. Dat houdt in dat er in dat geval

6 Aftrek premies lijfrente

Page 108: Belasting Gids 2009

AFTReK PReMieS LiJFReNTe

Consumentenbond Belastinggids 2009108

een kortlopende lijfrente uitgekeerd mag worden, bijvoorbeeld van 1 termijn van het 29e tot het 30e jaar.

a De staatssecretaris heeft een resolutie uitgebracht over uitstel van de ingangsdatum van een nabestaandenlijfrente totdat een eventuele uitkering op grond van de ANW is geëindigd. Dat geldt niet alleen voor de weduwe, maar ook voor wezen of halfwezen. Voor wezen mag de uitkering zelfs uitgesteld worden tot hun 21e jaar en voor halfwezen tot hun 18e jaar, zelfs als hun ANW-uitkering eerder stopt.

• Overbruggingslijfrente: deze is vanaf 1 januari 2006 niet meer toegestaan.

a Alle lijfrentepolissen waarvan de premies vóór 1 januari 2006 (uiterlijk bij de aangifte over 2005) zijn afgetrokken, mogen nog wel worden gebruikt voor overbruggingslijfrenten, zelfs als die vorm van de lijfrente nu nog niet in de polis staat. U kunt zo’n polis op ieder moment wijzigen in een overbruggingslijfrente.

• Tijdelijkeoudedagslijfrente. Deze mag niet eerder ingaan dan in het jaar waarin u 65 jaar wordt. De uiterlijke ingangsda­tum is het jaar waarin u 70 wordt. De minimumlooptijd is vijf jaar en de maximumuitkering bedraagt €19.761 per jaar. Be­staande reeds ingegane tijdelijke oudedagslijfrentes mogen gewoon doorlopen, ook al bent u nog geen 65 jaar. Maar als u een nog niet ingegane tijdelijke oudedagslijfrente heeft, mo­gen de uitkeringen niet eerder ingaan dan op uw 65e, ook al gaat u eerder met pensioen. Dat mocht tot 1 januari 2006 wél, toen had u de keuze tussen het jaar van 65 worden of het eerdere jaar dat u met pensioen ging.

• Lijfrente voor een meerderjarig invalide kind of kleinkind. De termijnen mogen niet eerder ingaan dan bij meerderjarigheid en mogen uitsluitend eindigen bij het overlijden van dat (klein)kind. De premies zijn onbeperkt aftrekbaar. Wel moet er sprake zijn van een lijfrente die dient ter voorziening in het levensonderhoud van het invalide (klein)kind. Dat houdt een beperking in in die zin, dat het niet mag gaan om een bovenmatige lijfrente. De staatssecretaris heeft medegedeeld, dat hier ruimhartig mee omgegaan kan worden. Het hoeft niet te gaan om een lijfrenteuitkering op een minimumbe­staansniveau voor de invalide. De gegoedheid van de ouders mag een rol spelen, en ook het feit dat het leven voor een in­valide duurder is dan voor een niet­invalide.

• Aanspraken op periodieke uitkeringen bij invaliditeit, ziekte of ongeval, waarvan de termijnen toekomen aan uzelf als verzekeringnemer. De premies zijn onbeperkt aftrekbaar.

• Vrijwillig betaalde ANW-premies. Onder zeer speciale om­standigheden kunnen mensen die zijn geboren tussen 1 janu­ari 1950 en 1 juli 1956 premies betalen voor de ANW (Alge­mene nabestaandenwet). Dat kan als het particulier sluiten van zo’n verzekering niet, of alleen tegen een hoge premie mogelijk is en de echtgenoot niet al vóór 1 juli 1999 is overle­den. Betaalt u zulke premies, dan zijn deze aftrekbaar onder de post lijfrentepremies.

6.2c Combinaties van lijfrentesHet is toegestaan om in een lijfrentecontract verschillende vor­men van de hiervóór genoemde lijfrentes te combineren. De gang­baarste vorm is een oudedagslijfrente gecombineerd met een nabestaandenlijfrente (meestal is de hoogte daarvan 70% van de oudedagslijfrente). Als u bij het sluiten van een verzekering niet aangeeft dat u een afwijkende vorm wilt verzekeren, zal de verze­keringsmaatschappij automatisch deze combinatie verzekeren.

6.2d omzetten lijfrenteU mag op ieder willekeurig moment een toegestane lijfrente omzetten in een andere toegestane lijfrente. Zo mag u een ou­dedagslijfrente omzetten in een tijdelijke oudedagslijfrente (binnen de daarvoor geldende grenzen). Of een nabestaanden­lijfrente in een oudedagslijfrente. Vraag bij de verzekerings­maatschappij hoe dat in zijn werk gaat; wellicht zijn er beper­kingen. In ieder geval zal de hoogte van de uitkering door de omzetting veranderen en de verzekeringsmaatschappij zal hier­voor kosten berekenen.

6.3 Aftrek van premiesVoor de (tijdelijke) oudedagslijfrente en de nabestaandenlijf­rente is de aftrek van de premies beperkt. Dat werkt als volgt.

6.3a JaarruimteU heeft recht op een aftrekbedrag als u aan het begin van het kalenderjaar nog geen 65 jaar bent en een pensioentekort in het jaar voorafgaande aan het jaar van aftrek heeft. Het begrip ‘pensioentekort’ wordt in de wet gedefinieerd. Het is niet wat in normaal spraakgebruik onder een pensioentekort wordt ver­staan. Het tekort in aangroei wordt berekend door een formule die als volgt kan worden uitgelegd.U bepaalt eerst uw premiegrondslag naar de bedragen over het jaar 2007. Deze bestaat uit:• winstuitonderneming;• loon;• resultaatuitoverigewerkzaamheden;• periodiekeuitkeringenenverstrekkingen;• verminderdmet€11.155wegensdeAOWdieiedereenop­

bouwt.U mag maximaal €104.806 als premiegrondslag meetellen.Van deze premiegrondslag neemt u 17%. Het bedrag dat u dan krijgt, vindt de wetgever voldoende om pensioen mee op te bou­wen.Wat u op een andere manier opbouwt, moet daar dan nog van af. Dat wordt als volgt bepaald: de pensioenaangroei bij uw werkgever over het jaar 2007 (deze behoort u te krijgen van het pensioenfonds van uw werkgever) vermenigvuldigt u met 7,5. Dit bedrag trekt u af van 17% van de premiegrondslag. Dan heeft u uw jaarruimte gevonden.Hier moeten de in 2007 vrijwillig betaalde pensioenpremies van de spaarloonregeling nog van af en u komt dan uit bij het bedrag aan premies dat u ingevolge de jaarruimte mag aftrekken.

Page 109: Belasting Gids 2009

AFTReK PReMieS LiJFReNTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 109

a U heeft waarschijnlijk een pensioentekort als u bijvoorbeeld een auto van de zaak heeft met een bijtelling voor privégebruik (hoewel het privégebruik tot het loon behoort, mag over dit voordeel geen pensi-oen worden opgebouwd), of als u hoge variabele beloningsbestand-delen heeft die niet meetellen voor de berekening van het pensioen dat via uw werkgever wordt geregeld. En uiteraard ook als u via uw werkgever helemaal geen pensioen opbouwt.

a U kunt met het rekenprogramma ‘jaarruimte lijfrentepremieaf-trek’ op www.belastingdienst.nl uitrekenen hoeveel uw jaarruimte bedraagt. Ook in het aangifteprogramma van de Belastingdienst staat een rekenmodule, waarmee u uw jaarruimte kunt berekenen.

6.3b ReserveringsruimteAls u in de afgelopen zeven jaar in aanmerking zou zijn geko­men voor aftrek ingevolge de jaarruimte, maar u heeft geen of minder premies betaald, dan mag u dat alsnog doen. U rekent uit of u in de afgelopen zeven jaren (oudste jaar eerst) jaar­ruimte heeft gehad. U mag dan alsnog over 2008 de premie af­trekken als u dat toen niet heeft gedaan. De maximumaftrek volgens de reserveringsruimte bedraagt €6590. Als u aan het begin van het kalenderjaar 55 jaar of ouder bent, bedraagt het maximum €13.016.

b U mag in de reserveringsruimte nooit méér aftrekken dan 17% van de premiegrondslag over het jaar 2008 (zie onder jaarruimte).

6.3c RetourprovisieSommige verzekeringstussenpersonen berekenen u advieskos­ten in de vorm van een uurtarief en geven u in ruil daarvoor hun provisie terug (retourprovisie). De door u betaalde advies­kosten worden meegeteld als betaalde premie en de retourpro­visie moet u in mindering brengen op de premie.

6.4 U heeft te veel premies betaaldAls u het rekenprogramma gaat gebruiken tijdens het doen van aangifte, kan het zijn dat blijkt dat u te veel premies heeft be­taald en dat u een deel daarvan niet in aftrek kunt brengen. Als het gaat om een lijfrente die is afgesloten vóór 14 september 1999 waarvan de premies na die tijd niet zijn verhoogd, blijft de lijf­rente in box 1 vallen voor zover die premie niet hoger is dan €2269. De uitkering uit deze lijfrente wordt voor dit deel belast volgens de saldomethode, dat wil zeggen dat deze pas belast is als hij hoger is dan de niet­aftrekbare premie. Zie par 5.3a. Is de niet­aftrekbare premie uit zo’n lijfrente hoger dan €2269, dan valt dit meerdere van de lijfrenteverzekeringsuitkeringen in box 3. Zie par. 7.5g. Dat is bijzonder lastig, vooral omdat de uit­kering voor dit deel later niet belast is. U moet dus goed bijhou­den of en hoeveel niet­aftrekbare premie u over de jaren heeft betaald.Gaat het om een lijfrente die u heeft afgesloten ná 13 september 1999, dan valt het deel van de verzekering voor zover staand tegenover de niet­aftrekbare premie, altijd in box 3.

b Voor een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule is de premie nooit aftrekbaar. Kijk voor verzekeringen die zijn gesloten vóór 1 janu-ari 1992 goed na of deze al dan niet deze vorm hebben. Vanaf 1 januari 2009 zal deze regeling wijzigen. U kunt dat nalezen in hoofdstuk 13.

6.5 Tijdstip van aftrekU mag de premies over 2008 tot 1 april 2009 betalen om ze nog over 2008 in aftrek te brengen.

6.5a Verzuimde premieaftrekHeeft u in het verleden premies betaald die u in aftrek had kun­nen brengen en bent u deze aftrek vergeten, dan valt deze polis in principe in box 3 waar u jaarlijks 4% van de waarde moet aangeven. Als de aanslag over het jaar van aftrek nog niet on­herroepelijk vaststaat, kunt u een aanvulling op uw aangifte doen. Maar ook als de aanslag wel onherroepelijk vast staat (de bezwaartermijn is verstreken zonder dat u bezwaar heeft ge­maakt), kunt u nog een verzoek om aftrek indienen bij uw in­specteur. Dat mag voor de afgelopen vijf jaar. Dus in 2009 kunt u nog een verzoek indienen voor de jaren 2004 en later. Dan wordt uw aanslag ‘ambtshalve herzien’.

b Als u (het gedeelte van) de verzekering heeft aangegeven in box 3, heeft u na het definitief worden van de aanslag geen recht meer op deze ambtshalve vermindering teneinde de premie alsnog in aftrek te kunnen brengen. Er wordt dan van uitgegaan dat u de premie bewust niet heeft afgetrokken.

6.6 oude lijfrentepolissenVoor de aftrek van premies is bij de invoering van de Wet in­komstenbelasting 2001 geen overgangsrecht ingesteld. Voldoet uw lijfrente niet meer aan de voorwaarden van de wet, dan zijn

Berekening premieaftrekU heeft een baan waarmee u in 2007 een loon van €39.155 ver-diende. Uw pensioenaangroei in 2007 bedroeg €408. Uw premie-grondslag bedraagt dan €39.155 minus €11.155 = €28.000.17% daarvan is €4760. De aangroei van uw pensioen verme-nigvuldigt u met 7,5: dat wordt €3060. Dat trekt u af van €4760, waardoor uw jaarruimte uitkomt op €1700. U kunt dus tot een bedrag van €1700 premies betalen en aftrekken.

RetourprovisieU besluit een lijfrente af te sluiten met een koopsom van €2500. De verzekeringstussenpersoon berekent u voor zijn diensten een bedrag van €250 (2 uur à €125). Hij betaalt zijn provisie ten bedrage van €300 aan u terug. U mag nu €2450 (€2500 + €250 - €300) als lijfrentepremie in aanmerking nemen.

Page 110: Belasting Gids 2009

AFTReK PReMieS LiJFReNTe

Consumentenbond Belastinggids 2009110

de premies niet aftrekbaar. Op alle premies is dus de nieuwe wet van toepassing.Dat geldt ook voor de oude kapitaalverzekeringen met lijfren­teclausule. In de oude Wet inkomstenbelasting gold voor zulke lijfrentes een ruim overgangsregime. Deze premies wa­ren tot ruim €9600 aftrekbaar. Omdat geen van deze lijfrentes voldoen aan de eisen van de nieuwe Wet inkomstenbelasting 2001 (een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule is niet toegestaan), is het sindsdien afgelopen met de premieaftrek voor deze polissen. De polis valt in box 1 met belastingheffing volgens de saldomethode voor zover de premies niet hoger zijn dan €2269 (zie par. 5.3a), of in box 3 voor de waarde cor­responderend met de premie die hoger is dan €2269 (zie par. 7.5g).De meeste lijfrentes die zijn gesloten tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001, voldoen aan de eisen die de Wet inkomstenbelas­ting 2001 aan een lijfrente stelt en de premies daarvoor zijn naar alle waarschijnlijkheid binnen de daarvoor geldende grenzen aftrekbaar.

6.7 LijfrentesparenSinds 1 januari 2008 kunt u uw oudedagsvoorziening niet alleen meer bij verzekeringsmaatschappijen, maar ook bij banken regelen met dezelfde fiscale voordelen. De concurrentie tussen banken en verzekeringsmaatschappijen zou er voor moeten zorgen, dat u voordeliger uit bent. De tijd zal het leren.In plaats van het betalen van een premie voor een lijfrente legt u bij lijfrentesparen een bedrag in op een geblokkeerde spaar­rekening of beleggingsrekening. De inleg kan aftrekbaar zijn, afhankelijk van uw tekort in pensioenopbouw in de afgelopen zeven jaar. Het rendement op het spaartegoed of de beleggings­rekening mag niet vrij worden opgenomen, maar moet bij de hoofdsom worden gevoegd.De waarde van de spaar­/beleggingsrekening hoeft niet te wor­den aangegeven in box 3 voor zover de inleg aftrekbaar is/was. De uitkeringen zijn belast in box 1 voor zover gedaan uit het spaartegoed waarvan de inleg aftrekbaar is/was. Is de inleg (deels) niet aftrekbaar, dan moet dat deel van de spaarrekening tezamen met het daarop aangegroeide rendement in box 3 wor­den aangegeven.

6.8 Toegestane uitkeringenVan het tegoed inclusief het bijgeboekte rendement moeten pe­riodieke uitkeringen worden bedongen. De termijnen daarvan moeten vast en gelijkmatig zijn die met een gelijke tussenpoze van maximaal een jaar worden uitgekeerd. De volgende uitke­ringen zijn toegestaan.

6.8a oudedagsuitkeringU mag van het spaartegoed uitkeringen voor uzelf bedingen. Deze mogen op ieder gewenst moment ingaan, maar uiterlijk in het jaar dat u 70 wordt. De duur van de uitkeringen bedraagt

20 jaar plus het aantal jaren dat u jonger dan 65 bent op het moment van de eerste uitkering.

Als de uitkeringen per jaar niet meer bedragen dan €19.449 en de eerste termijn wordt uitgekeerd in het jaar waarin u 65 jaar of ouder bent, mogen zij in 5 jaar worden gedaan.Ook als de termijnen ingaan binnen zes maanden na het over­lijden van uw (gewezen) partner, mag de termijn beperkt wor­den tot 5 jaar.Als u komt te overlijden nadat de eerste uitkering is ingegaan, gaan de resterende uitkeringen over naar uw erfgenamen. Er komt dan geen verandering in de duur en hoogte van de uitke­ringen. U kunt in uw testament regelen aan wie van uw erfge­namen de uitkeringen toekomen. U kunt bijvoorbeeld bepalen dat uw vrouw de gehele uitkering krijgt. Komt zij te overlijden voordat alle uitkeringen zijn gedaan, gaat het restant over naar de erfgenamen van uw vrouw, bijvoorbeeld de kinderen.

6.8b NabestaandenuitkeringDe bancaire lijfrente kent niet een echte nabestaandenuitke­ring. Een nabestaandenuitkering ontstaat bij het overlijden van de gerechtigde tot de spaarrekening. Zijn de uitkeringen bij het overlijden al ingegaan, dan gaan zij ongewijzigd over op de erf­genamen (zie 6.8a). Zijn ze op het moment van overlijden nog niet ingegaan, dan moeten de uitkeringen aan de volgende voor­waarden voldoen.• Determijnenmoetendirectnahetoverlijdeningaanentoe­

komen aan een natuurlijk persoon.• Eennabestaandenuitkeringmoettenminste5jaarduren.

Voor bloed­ of aanverwanten (niet de partner of gewezen part­ner) in de rechte lijn (kinderen, ouders, kleinkinderen, groot­ouders) of in de tweede of derde graad van de zijlijn wordt deze termijn verlengd tot minimaal 20 jaar. Als deze bloed­ of aan­verwant jonger is dan 30 jaar, kan de termijn weer verkort worden tot minimaal 5 jaar, maar nooit meer dan het aantal jaren tot aan het dertigste jaar.

Als er geen testament is, geldt ingeval van een huwelijk of ge­registreerd partnerschap voor de nalatenschap de wettelijke ouderlijke boedelverdeling. Dat houdt in dat u als echtgenoot recht hebt op het hele tegoed van de lijfrentspaarrekening en

Bancaire oudedagsuitkeringU bent 63 jaar als u besluit om het tegoed op uw geblokkeerde rekening om te zetten in een periodieke uitkering. Deze moet nu 22 jaar lopen (20 + 2 jaar).

NabestaandenuitkeringU bent gerechtigd tot de lijfrentespaarrekening van uw vader die is overleden. U was op het moment van overlijden van uw vader 28 jaar. U mag nu kiezen of de uitkeringen 2 jaar duren, of 20 jaar.

Page 111: Belasting Gids 2009

AFTReK PReMieS LiJFReNTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 111

dat uw kinderen slechts een niet­opeisbare vordering op u heb­ben voor hun deel van de nalatenschap. U heeft dan als enige recht op de uitkeringen.

6.8c Tijdelijke oudedagsuitkeringU mag voor uw lijfrentespaartegoed voor uzelf een tijdelijke uitkering bedingen. Hij mag niet eerder ingaan dan in het jaar waarin u 65 jaar wordt. De uitkeringen moeten tenminste vijf jaar duren en mogen per jaar niet meer bedragen dan €19.761.

6.9 Aftrek van de inlegVoor de aftrek van de inleg gelden dezelfde regels als voor de aftrek van lijfrentepremies. De regels voor het berekenen van de jaarruimte en reserveringsruimte zijn identiek.

6.10 omzetting van lijfrentevormenEen lijfrente kan zonder meer worden omgezet in een bancaire lijfrente. En een bancaire lijfrente kan omgezet worden in een echte lijfrente. Het grote verschil tussen beide vormen uit zich bij overlijden. Bij een lijfrente vervallen de uitkeringen (tenzij u dat verzekerd hebt door een nabestaandenuitkering, maar ook die vervalt ooit). Een bancaire lijfrente is geen lijfrente maar een spaarrekening die op uw erfgenamen overgaat bij uw overlijden, zij het dat de er een periodieke uitkering van moet worden bedongen. Een langlevenrisico, een van de voordelen van een echte lijfrente (u krijgt méér uitkeringen dan uw inleg plus rendement), komt niet voor bij een bancaire lijfrente. Aan de andere kant vervalt bij een bancaire lijfrente een niet­uitge­keerd deel nooit aan de bank. Het kortlevenrisico bestaat daar niet.

Omdat u beide vormen in elkaar kunt omzetten, kunt u een gunstig tijdstip uitzoeken om uw uiteindelijke keuze te maken.

b Als u een lijfrente die u in een overbruggingslijfrente mag omvor-men (in principe zijn dat lijfrentes waarvan de premies voor 1 januari 2006 zijn afgetrokken, zie par. 6.2b), omvormt tot een lijfrentespaar-rekening, mag u hiervoor geen overbruggingsuitkering meer bedin-gen. Zet u de lijfrentespaarrekening weer om in een echte lijfrente, dan herleeft het recht van de oorspronkelijke lijfrente tot omvorming in een overbruggingslijfrente.

LanglevenrisicoU heeft een oudedagslijfrente bedongen om uw pensioen aan te vullen. Deze gaat in op uw 65e jaar. U komt te overlijden op uw 99e jaar. De statistieken zeggen, dat de gemiddelde man op zijn 78e overlijdt. De verzekeringsmaatschappij rekent de uitkeringen uit gebaseerd op deze gemiddelde leeftijd. U krijgt nu dus 21 jaar ‘te veel’ uitkeringen. Bij een bancaire lijfrente die ingaat op of na uw 65e jaar krijgt u 20 jaar een uitkering en niet méér. Vanaf uw 85e heeft geen uitkeringen meer vanuit uw lijfrentespaarrekening.

KortlevenrisicoU heeft een oudedagslijfrente bedongen om uw pensioen aan te vullen. Deze gaat in op uw 65e jaar. U komt te overlijden op uw 69e jaar. De statistieken zeggen, dat de gemiddelde man op zijn 78e overlijdt. De verzekeringsmaatschappij rekent de uitkeringen uit gebaseerd op deze gemiddelde leeftijd. U krijgt dus 9 jaar te weinig uitkeringen. Bij een bancaire lijfrente gaan de resterende termijnen (20 – 4 = 16 jaar) over op uw erfgenamen.

Page 112: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009112

Vermogen wordt in box 3 belast. Maar wat is ‘vermogen’ precies en hoe zit dat dan met die belasting?

7.1 inleidingWie een vermogen heeft dat gemiddeld (per 1 januari en 31 de­cember) hoger is dan het heffingvrije vermogen van €20.315 per persoon, moet dat aangeven en daarover belasting betalen. Deze belasting bedraagt 30% over een fictief inkomen van 4% van het belastbare vermogen.Vermogen bestaat uit bezittingen verminderd met schulden. Niet alles telt mee, sommige bezittingen zijn vrijgesteld en niet alle schulden mogen in aftrek worden gebracht. Dit hoofdstuk legt u uit hoe dat in elkaar zit.

7.2 Wat behoort tot uw vermogen?Om te bepalen hoeveel belasting u moet betalen, kijken we eerst wat u wel of niet als vermogen moet aangeven. Volgens de wet vallen vermogensbestanddelen waarvan de inkomsten al in box 1 of 2 zijn belast, niet in box 3.Dat geldt bijvoorbeeld voor:• deeigenwoningdieualshoofdverblijfgebruikt,deschuld

daarvoor en de daaraan gekoppelde kapitaalverzekering;• lijfrenteswaarvandepremieisafgetrokken;• decommanditairedeelnameinbijvoorbeeldscheeps-offilm-

cv’s.

Om te voorkomen dat u belasting gaat ontduiken door vermo­gensbestanddelen gedurende de peildatum niet in box 3 te laten vallen, maar de inkomsten daaruit in box 1 of 2 te laten belas­ten, zijn er maatregelen genomen tegen dit zogenoemde boxhop­pen. U kunt daarover meer informatie vinden in par. 7.6.In box 3 vallen uw bezittingen, verminderd met uw schulden. Deze bezittingen en schulden worden gemeten op twee peildata, te weten op 1 januari van een kalenderjaar en op 31 december

van dat jaar. Deze twee vermogens worden bij elkaar opgeteld en door twee gedeeld. Als u op een van beide peildata niet (bin­nenlands) belastingplichtig bent, wordt in plaats van op die peildatum gepeild op de datum waarop de binnenlandse belas­tingplicht begint of eindigt. Het rendement van 4% wordt dan tijdsevenredig verlaagd, waarbij delen van maanden worden verwaarloosd. Dit is het geval bij emigratie, immigratie, gebo­ren worden en overlijden.

a U kunt belasting besparen door vermogensbestanddelen vlak voor het jaareinde van box 3 naar box 1 over te brengen. Zo kunt u, als u uw eigen woning rond de jaarwisseling verkoopt, de levering beter in janu-ari dan in december laten plaatsvinden. Een eigen woning valt immers in box 1, terwijl de som geld die u ervoor ontvangt op uw bankrekening komt te staan en tot uw belaste vermogen behoort. Voor de aankoop van een eigen woning geldt natuurlijk precies het omgekeerde: u kunt de woning beter in december dan in januari geleverd krijgen, omdat uw vermogen dat in uw huis zit, dan in box 1 valt en niet in box 3.

a Als u consumptieve goederen aanschaft, kunt u dat beter in de-cember dan in januari doen. Consumptieve goederen voor eigen ge-bruik zijn immers niet belast in box 3 en het geld waarmee u ze koopt, is wel belast. Dat geldt ook als u consumptieve goederen aanschaft met geleend geld. De schuld verlaagt immers ook (afgezien van de drempel van €2800 per persoon) uw vermogen in box 3.

a Als u vrijgestelde bezittingen aanschaft, zoals beleggingen in durfkapitaal of maatschappelijke beleggingen, kunt u dat beter in december dan in januari doen. Dat geldt ook als u deze beleggingen aanschaft met geleend geld. De schuld verlaagt immers ook (afgezien van de drempel van €2800 per persoon) uw vermogen in box 3.

7.2a BezittingenDe wet geeft aan welke bezittingen in het vermogen meetellen. Zoals gezegd: het gaat daarbij om bezittingen die niet al in box 1 of 2 zijn belast. De volgende bezittingen zijn belast:• Onroerendezaken (behalve dus de eigen woning die als hoofd­

verblijf wordt gebruikt).

7 Sparen en beleggen

Peildata (1)U bent op 1 juli 2008 geëmigreerd. U geeft als vermogen aan het gemiddelde per 1 januari en 1 juli. Na aftrek van uw heffingvrije vermogen berekent u het inkomen in box 3 als 6/12 van 4%, dus als 2% van de rendementsgrondslag.

Peildata (2)Emigreert u per 1 april, dan bedraagt het rendement niet 4%, maar 3/12 van 4%, dat is 1%.

Page 113: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 113

• Rechtendiedirectofindirectoponroerendezaken betrek­king hebben. Hiermee wordt bedoeld het vruchtgebruik of een persoonlijk recht van gebruik, maar ook de blooteigen­dom van een onroerende zaak.

• Roerendezaken die u (en uw gezinsleden) niet voor persoon­lijke doeleinden gebruikt. Als u roerende zaken wel voor persoonlijke doeleinden gebruikt – zoals een auto, de inboe­del, een niet­verhuurde boot – tellen deze dus niet mee, tenzij u ze hoofdzakelijk als belegging aanhoudt. Daarbij kunt u bijvoorbeeld denken aan antieke meubels, die wel in uw huis staan, maar die u als appeltje voor de dorst heeft aangeschaft. Het zal voor de inspecteur overigens niet meevallen om het beleggingsdoel aan te tonen.

• Rechtenoproerendezaken (zie echter par. 7.4).• Rechtendienietopzakenbetrekkinghebben,waaronder

geld. Hieronder vallen obligaties, aandelen, beleggingsfond­sen, opties, lijfrenteverzekeringen waarvan de premie niet is afgetrokken in box 1, niet­vrijgestelde kapitaalverzekeringen en alle waardepapieren. Ook een (ver)bouwdepot kan in box 3 vallen. In hoofdstuk 4 wordt het (ver)bouwdepot uitgebreid behandeld.

• Overigevermogensrechtenmeteenwaardeinhetecono­misch verkeer. Dit is het ‘vuilnisvat’, waar alles ingestopt wordt wat niet hiervoor al is genoemd. Bijvoorbeeld vermo­gen dat in een trust zit, niet­bedrijfsmatig geëxploiteerde vergunningen en dergelijke.

a Een vordering op de Belastingdienst voortvloeiend uit een wet waarop de AWR (Algemene wet rijksbelastingen) van toepassing is (bijvoorbeeld inkomstenbelasting, loonbelasting, omzetbelasting, successierecht, schenkingsrecht) of uit de AWR zelf (bijvoorbeeld hef-fingsrente), telt niet mee.

b Als u voor een appartement, al dan niet een eigen woning in fis-cale zin, geld stort in een onderhoudspotje (van de VVE) waarvan het gezamenlijke onderhoud van het gebouw wordt betaald, behoort uw aandeel daarin tot uw vermogen dat u in box 3 moet aangeven. Het feit dat u niet aan dat geld kunt komen, vormt geen waardedrukkende factor. U moet gewoon uw volle aandeel daarin aangeven.

7.2b SchuldenSchulden zijn verplichtingen met waarde in het economisch verkeer. Er geldt een ondergrens van €2800 (voor gehuwden en andere fiscale partners geldt het dubbele). Tot dit bedrag zijn de schulden niet aftrekbaar. Bovendien zijn belastingschulden en verschuldigde heffings­ en invorderingsrente niet aftrekbaar.

b Omdat schulden voor de eigen woning/hoofdverblijf in box 1 val-len, mag u ze niet meer in box 3 aangeven.

a Onder bepaalde voorwaarden mag u belastingschulden toch af-trekken in box 3. U moet dan vóór 1 oktober van het jaar (of drie maan-den vóór het overlijden of emigreren) schriftelijk hebben verzocht om het opleggen van een (nadere) voorlopige aanslag. Als de inspecteur

de aanslag dan op een zodanig laat tijdstip oplegt dat u deze niet meer vóór het jaareinde kunt betalen, mag u de belastingschuld meenemen in box 3. Dat geldt echter alleen voor het bedrag zoals dat uiteindelijk verschuldigd blijkt te zijn. Vragen om een extra hoge aanslag heeft dus geen zin. Bovendien moet het hele bedrag van de aanslag (zodra u deze ontvangt) binnen de daarvoor gestelde termijn zijn voldaan.U effectueert deze vermindering in box 3 in de aangifte door het verla-gen van de waarde van één of meer aan te geven bezittingen.

a De Belastingdienst heeft in december 2007 een fout gemaakt bij de automatische incasso’s van de voorlopige aanslagen inkomstenbe-lasting 2007. Daardoor zijn deze bedragen pas in januari 2008 geïncas-seerd. Bij juiste incasso zou het bedrag daarvan uw vermogen hebben verlaagd. Daarom mag u de in januari geïncasseerde bedragen die betrekking hebben op het jaar 2007 in aftrek brengen op het vermo-gen per 31 december 2007 (door een correctie op de aangifte over 2007) en per 1 januari 2008. Dit doet u door één van de bezittingen te verminderen met het betreffende bedrag.

b Als u belasting betaalt zonder dat er al een aanslag is, mag u dit bedrag niet op uw vermogen in mindering brengen. Of beter gezegd: u moet het betaalde bedrag weer gewoon als vordering bij uw ver-mogen optellen. De rechter heeft uitgemaakt dat een belastingschuld pas verschuldigd is als er een aanslag voor is opgelegd. Als u zonder aanslag betaalt, is dit een onverschuldigde betaling die u als vorde-ring moet aangeven. Naast de fiscale gevolgen is het zonder aanslag betalen om nog een andere reden uiterst onverstandig. Er staat dan namelijk geen betalingskenmerk bij de betaling en de Belastingdienst kan deze betaling daarom niet thuisbrengen. Het zou u weleens heel veel moeite kunnen kosten om dit geld terug te krijgen. En als inmid-dels de aanslag wordt opgelegd, moet u die betalen. U kunt zich niet beroepen op het feit dat u al betaald heeft.

Als u een gift doet aan een goed doel in de vorm van een lijf­rente, vormen de nog niet betaalde lijfrentetermijnen volgens de rechtbank in Haarlem geen schuld die in box 3 in aftrek kan komen. Er is inmiddels cassatieberoep bij de Hoge Raad inge­steld. De advocaat­generaal (adviseur) bij de Hoge Raad komt tot de conclusie dat de nog niet betaalde termijnen wél uw vermogen in box 3 verminderen. In afwachting van het oordeel van de Hoge Raad zelf kunt u deze schuld het beste wel opnemen in box 3, al is het maar ter behoud van rechten. Volgens deze advocaat­ge­neraal zou dezelfde redenering opgaan bij alimentatieverplich­tingen. U zou de contante waarde van alle toekomstige alimen­tatieverplichtingen dan als schuld in box 3 mogen aftrekken.

7.2c Verkrijgingen krachtens erfrechtAls een van de ouders is overleden, hebben de kinderen vaak een vordering in geld op de achtergebleven ouder, omdat deze ouder alle goederen uit de nalatenschap toegedeeld heeft gekre­gen onder de verplichting alle schulden van de nalatenschap voor zijn rekening te nemen. Zo’n geldvordering hoeft u niet aan te geven, en de achtergebleven ouder mag de corresponde­rende schuld niet in aftrek brengen.

Page 114: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009114

b De langstlevende ouder schiet meestal conform het testament het successierecht van de kinderen voor. In het vorige voorbeeld betaalt uw moeder dan het successierecht over uw erfenis van €150.000. Uw moeder heeft een vordering op u ten bedrage van dit voorgeschoten successierecht en u een schuld aan uw moeder. Deze vordering wordt in het algemeen afgetrokken van de schuld wegens overbedeling en het saldo wordt niet aangegeven in box 3, noch door uw moeder, noch door u. Als u het goed zou doen, zou deze vordering/schuld wegens het voorschieten van successierechten gewoon door beide partijen aangegeven moeten worden.

7.2d Fiscale partnersDe vermogensrendementsheffing kent twee peildata, in prin­cipe 1 januari en 31 december. Alleen als u het gehele jaar de­zelfde partner heeft of een gedeelte van het jaar een partner heeft en voor de inkomenstoerekening kiest voor een geheel jaar partnerschap, mag u op beide peildata de vermogens van u beiden optellen en naar willekeur verdelen over u beiden. Als u slechts een gedeelte van het jaar een partner heeft (en niet kiest voor een heel jaar partnerschap), moet u op beide peil­data alleen uw eigen vermogen aangeven.

Als er slechts een deel van het jaar sprake is van belasting­plicht, mag u het rendement van 4% tijdsevenredig verlagen. De Hoge Raad oordeelde dat het tijdsevenredig verlaagde per­centage zelfs toegepast mocht worden bij de keuze voor het hele jaar fiscaal partnerschap met uw overleden echtgenoot. De wet­gever heeft dit ‘lek’ gerepareerd door te bepalen dat het vermo­

gen in het jaar van overlijden aangegeven moet worden door degene die daartoe gerechtigd is. U mag beider vermogens dus niet meer bij elkaar tellen en vervolgens verdelen over uzelf en uw overleden echtgenoot.

Uit beide voorbeelden blijkt dat het voor de belastingschuld in box 3 een groot verschil uitmaakt of het overlijden vroeg of laat in het jaar plaatsvindt (€6999 tegenover €17.000). Dit gevolg van de nieuwe regels is bewust door de wetgever aanvaard en er is niets tegen te doen.

7.3 Heffingvrij vermogen

7.3a Hoogte heffingvrij vermogenNadat u de rendementsgrondslag heeft berekend als het gemid­delde van uw vermogen per het begin en het eind van het jaar, mag u het heffingvrije vermogen daar vanaf halen. Iedereen heeft recht op een aftrek van €20.315. Als u het hele jaar gehuwd bent of als samenwonende kiest voor het hele jaar fiscaal part­nerschap, kunt u dit heffingvrije vermogen overdragen aan de partner, óók in het jaar van overlijden. Deze heeft dan recht op een heffingvrij vermogen van €40.630. U heeft dan uiteraard zelf geen recht meer op heffingvrij vermogen.

7.3b KindertoeslagAls u of uw fiscale partner als ouder aan het einde van een kalenderjaar het gezag uitoefent over minderjarige kinderen, heeft u per minderjarig kind recht op een verhoging van het

Vaders testamentUw vader is overleden op 6 maart 2008. Zijn nalatenschap be-droeg €300.000 aan bankrekeningen en effecten, waarvan uw moeder recht heeft op de helft en u op de andere helft. Uw moeder heeft alle zaken van de erfenis toebedeeld gekregen en heeft een schuld wegens overbedeling aan u van €150.000. Uw moeder moet nu de volle €300.000 (plus haar eigen vermogen) aangeven in box 3. Zij mag de schuld aan u niet in aftrek brengen en u hoeft uw vordering niet aan te geven. Zowel de vordering als de schuld zijn gedefiscaliseerd.

Peildata en huwelijkU trouwt op 29 augustus. Vanaf die datum bent u fiscaal partner. Alleen als u kiest voor het gehele jaar partnerschap (zie par. 2.3b) mag u uw beider vermogen op 1 januari en op 31 december ver-delen over uzelf en uw partner. Als u niet kiest voor inkomenstoe-rekening over het gehele jaar, moet u zowel op 1 januari als op 31 december uw eigen vermogen aangeven. Als u in gemeenschap van goederen bent getrouwd (u bent niet vóór uw huwelijk bij de notaris geweest om de eigendom van uw beider vermogens te regelen), behoort uw beider vermogen per 31 december aan u beiden voor de helft toe. U moet dan ieder de helft van het gezamenlijke vermogen aangeven.

Peildata en overlijden (1)Uw echtgenoot is op 15 februari 2008 overleden. Hij liet u een vermogen van €1.000.000 na. U heeft zelf geen vermogen. Of u nu wel of niet kiest voor uitbreiding van het fiscale partner-schap naar het hele jaar, u geeft voor uw partner 1/12 van 4% van €1.000.000 aan, dat is €3333 (geen rekening houdend met het heffingvrije vermogen). U heeft aan het begin van het jaar geen vermogen en aan het eind van het jaar €1.000.000. U geeft dus 4% van €500.000 aan, dat is €20.000. Gezamenlijk is dat €23.333, waarover dan 30% belasting betaald moet worden, of-wel €6999.

Peildata en overlijden (2)Uw echtgenoot is op 15 december 2008 overleden. Hij liet u een vermogen van €1.000.000 na. U heeft zelf geen vermogen. Of u nu wel of niet kiest voor uitbreiding van het fiscale partnerschap naar het hele jaar, u geeft voor uw partner 11/12 van 4% van €1.000.000 aan, dat is €36.667 (geen rekening houdend met het heffingvrije vermogen). U heeft aan het begin van het jaar geen vermogen en aan het eind van het jaar €1.000.000. U geeft dus 4% van €500.000 aan, dat is €20.000. Gezamenlijk is dat €56.667. Hierover is 30% belasting verschuldigd ofwel €17.000.

Page 115: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 115

heffingvrije vermogen van €2715. Als u een partner heeft, geldt deze toeslag voor de oudste van u beiden, tenzij u ervoor kiest de toeslag over te dragen.Als uw kind gedurende 2008 18 jaar werd of in 2008 op jongere leeftijd trouwde of geregistreerd partner werd, heeft u geen recht meer op de kindertoeslag. U geeft het vermogen van uw kind per 1 januari wél aan en per 31 december niet meer, dat moet het kind zelf doen.

a Als u als gescheiden ouders beiden het gezag heeft over het kind, mag u allebei uw heffingvrije vermogen verhogen met de kindertoe-slag.

7.3c ouderentoeslagEn dan is er nog de ouderentoeslag. Dit is een bedrag waarmee het heffingvrije vermogen wordt verhoogd als u bij het einde van het kalenderjaar of bij het einde van de belastingplicht 65 jaar of ouder bent. Naast een inkomensgrens is daarvoor vereist dat uw gemiddelde rendementsgrondslag na aftrek van uw hef­fingvrije vermogen (de saldogrondslag) niet meer bedraagt dan €268.821 (bij fiscale partners €537.642). De hoogte van deze toe­slag kunt u uit tabel 7 aflezen.

Ouderentoeslag en partnerschapAls u het hele jaar een fiscale partner heeft of een gedeelte van het jaar, maar kiest voor een vol jaar partnerschap, kunt u bei­den recht hebben op de ouderentoeslag. U moet dan beiden een inkomen uit werk en woning (vóór aftrek van kinderopvang en persoonsgebonden aftrekposten) hebben dat lager is dan €19.119 en uw gezamenlijke vermogen moet lager zijn dan €537.642. Bovendien moet u dan beiden aan het einde van het kalender­jaar of bij het einde van de belastingplicht 65 jaar of ouder zijn. U mag deze toeslag overdragen aan uw partner.

7.4 VrijstellingenDe wet kent in box 3 een aantal vrijstellingen. Wij sommen ze hier voor u op.

7.4a Bos- en natuurterreinen en landgoederenDe vrijstelling geldt alleen als u de volle eigendom heeft van zulke bezittingen. Onder natuurterreinen wordt verstaan: hei­develden, hoogveenterreinen, zandverstuivingen, duinterrei­nen, kwelders, schorren, gorzen, slikken, riet­ en ruiglanden en laagveenmoerassen, allemaal voor zover ze niet als land­bouwgrond worden gebruikt.De vrijstelling geldt alleen voor landgoederen in de zin van de Natuurschoonwet, en bovendien alleen voor de ondergrond en niet voor gebouwde eigendommen. Deze gebouwen volgen óf de eigenwoningregeling, óf ze zijn belast in box 3. Als het gebouw staat ingeschreven in het monumentenregister is zelfs aftrek van kosten mogelijk als persoonsgebonden aftrekpost (zie par. 8.8).

7.4b Voorwerpen van kunst en wetenschapVoor voorwerpen van kunst en wetenschap die u niet hoofdza­kelijk als belegging gebruikt, geldt een vrijstelling. Deze vrij­stelling geldt ook als u de voorwerpen ter beschikking stelt aan bijvoorbeeld een museum. Tot slot is bepaald dat een voorwerp van kunst en wetenschap dat tot een verzameling behoort, niet alleen daardoor tot een belegging wordt bestempeld.

7.4c Rechten op roerende zaken krachtens erfrechtBij deze vrijstelling gaat het om bijvoorbeeld het vruchtgebruik krachtens erfrecht op roerende zaken. Niet zelden krijgt een

TABeL 7 oUDeReNToeSLAg

bij een inkomen uit werk en woning (voor aftrek van persoonsgebonden aftrekposten) van

meer danmaar niet meer dan

bedraagt de ouderentoeslag

- € 13.744 € 26.892 € 13.744 € 19.119 € 13.446 € 19.119 nihil

Krijg ik wel of geen ouderentoeslag?Uw inkomen uit werk en woning (box 1) bedraagt €12.634. U heeft een bankrekening van €68.067, aandelen van €11.345 en een tweede woning van €54.454. U heeft een doorlopend kre-diet van €4992. Aan het einde van het jaar zijn deze bedragen hetzelfde.Uw rendementsgrondslag bedraagt dan:+ € 68.067+ € 11.345+ € 54.454- € 4.992+ € 2.800 (niet aftrekbaar deel van schulden)

€ 131.674

Uw saldogrondslag bedraagt:+ € 131.674- € 20.315 (algemeen heffingvrije vermogen)

€ 111.359Zowel uw saldogrondslag als uw inkomen uit werk en woning voldoen aan de eisen, dus u heeft recht op de ouderentoeslag.

Uw belastbare vermogen bedraagt dan:+ € 131.674- € 20.315 (algemeen heffingvrije vermogen)- € 26.892 (ouderentoeslag)

€ 84.467

Page 116: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009116

achtergebleven echtgenoot het vruchtgebruik van alle goederen van de erflater. Voor zover de roerende zaken dienen voor eigen gebruik, hoeven ze niet te worden meegeteld voor de vermo­gensrendementsheffing. Alleen als de inspecteur kan aantonen dat deze zaken worden aangehouden als belegging, geldt er geen vrijstelling.

7.4d Bepaalde rechtenVoor bepaalde rechten is een vrijstelling opgenomen. Het gaat hierbij om de volgende rechten.

Beperkte kapitaalsuitkeringen en uitvaartverzekeringenRechten op een kapitaalsuitkering uit levensverzekering, die uitsluitend bestaan uit een uitkering bij overlijden van uzelf, uw fiscale partner of een bloed­ of aanverwant (maakt niet uit in welke graad) of uit een prestatie in natura voor de verzorging van de uitvaart (uitvaartverzekeringen), zijn vrijgesteld onder de volgende voorwaarden:• desomvanhetverzekerdekapitaaluitzulkeverzekeringen

mag per verzekerde niet meer bedragen dan €6590; dan wel• desomvandewaardevandierechtenbedraagtperpersoon

(begunstigde) niet meer dan €6590.Het gaat hier om het totaal van zulke verzekeringen. Is het to­tale verzekerde kapitaal (bedrag van de verzekerde uitkering) per verzekerde hoger dan €6590, dan nog zijn de meeste verze­keringen vrijgesteld, omdat de waarde per begunstigde gedu­rende de looptijd meestal minder bedraagt dan het bedrag van €6590. Als de verzekeringsmaatschappij geen waarde op kan/wil geven, zult u zelf een schatting moeten doen.

InvaliditeitsuitkeringenVrijgesteld is eveneens de waarde van uw rechten op een kapi­taalsuitkering die uitsluitend plaatsvindt bij invaliditeit, ziek­te en ongeval.

Overdrachtsprijs in termijnen van een aanmerkelijk belangHeeft u uw aanmerkelijk belang (aandelenbezit van minimaal 5%) verkocht en bent u daarvoor een overdrachtsprijs in ter­mijnen overeengekomen waarvan het aantal en de omvang nog niet vaststaan, dan geldt er een vrijstelling voor het nog niet ontvangen bedrag. Dat geldt uitdrukkelijk niet als de totale prijs wel bekend is en er betaling in een vaststaand aantal ter­mijnen is overeengekomen. De nog niet ontvangen termijnen zijn dan wel gewoon belast in box 3.

7.4e Spaarloonregelingen/levensloopregelingTot uw bezittingen behoren niet spaartegoeden, aandelenoptie­rechten, aandelen of winstbewijzen die u aanhoudt in het kader van een werknemersspaarregeling. Dat geldt uitsluitend gedu­rende de periode dat deze bezittingen geblokkeerd zijn. De vrij­stelling geldt dan tot een totaalbedrag van maximaal €17.025. Als u geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het spaarloon over de jaren 2001 tot en met 2004 per 1 september 2005 te deblokkeren en het geld gewoon op de geblokkeerde re­

kening heeft laten staan, geldt deze vrijstelling nog steeds voor het geblokkeerde gedeelte. Heeft u het geld gebruikt, dan ver­valt de vrijstelling.

a Het levenslooptegoed is in zijn geheel vrijgesteld.

7.4f Kortlopende termijnen van inkomsten en verplichtingen

InkomstenOm te voorkomen dat u ieder jaar per 31 december moet bepalen hoeveel rente/huur er per die datum is aangegroeid maar nog niet ontvangen, is er een vrijstelling opgenomen voor kortlopen­de termijnen van inkomsten en verplichtingen van een jaar of korter. Dit houdt in dat u bijvoorbeeld de aangegroeide rente op een bank­ of spaarrekening niet bij uw vermogen hoeft op te tellen. Deze vrijstelling geldt alleen als ook het onderliggende vermogensbestanddeel tot uw vermogen behoort.

Is de looptijd van een termijn langer dan een jaar, dan moet u de aangegroeide, maar nog niet ontvangen inkomsten per 1 januari en 31 december wel aangeven.

b De Hoge Raad heeft in het verleden uitgemaakt dat een spaarbrief slechts één termijn kent, die afloopt op de einddatum van de spaar-brief, gewoonlijk na een aantal jaren. De aangegroeide rente moet u dan ook per iedere peildatum aangeven. Bovendien moet u rente die betrekking heeft op de periode tot 1 januari 2001 op het moment van ontvangst ook nog eens in box 1 aangeven.

VerplichtingenAl het voorgaande geldt ook voor de verplichtingenkant. U mag dus niet van uw vermogen aftrekken de rente/huur die u per 31 december wel verschuldigd bent, maar nog niet betaald heeft.Daarvoor geldt ook weer als eis dat de termijn een jaar of korter is en dat het onderliggende vermogensbestanddeel tot uw ver­mogen behoort.

Aangegroeide renteU heeft een spaarrekening met daarop €100.000. Deze rekening geeft recht op 4% rente, betaalbaar op 1 juli van ieder jaar. De rente die op 31 december is aangegroeid, 4% x een half jaar x €100.000, dus €2000, hoeft u niet bij uw vermogen te tellen. U geeft dus slechts €100.000 aan.

Rente bij spaarbriefU heeft een spaarbrief die van 5 januari 2004 tot 5 januari 2009 loopt. Het bedrag van de spaarbrief is €100.000, het rentepercen-tage is 5% enkelvoudig. Ieder jaar groeit de spaarbrief met €5000 aan. Op 1 januari 2008 is er €20.000 rente aangegroeid. U geeft dus €120.000 aan op peildatum 1 januari 2008 en €125.000 op peildatum 31 december 2008.

Page 117: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 117

7.4g Maatschappelijke beleggingenMaatschappelijke beleggingen zijn vrijgesteld tot een bedrag van €54.223 per belastingplichtige. Bij aangifte kunnen gehuw­den en andere fiscale partners dit vrijstellingsbedrag aan el­kaar overdragen. Heeft u dit verzoek tot overdracht eenmaal gedaan, dan kunt u daar niet meer op terugkomen.Maatschappelijke beleggingen bestaan uit groene beleggingen en sociaal­ethische beleggingen. Het vrijstellingsbedrag geldt voor uw gezamenlijke bezit in zulke beleggingen.

Groene beleggingenGroene beleggingen zijn aandelen in, winstbewijzen van en geld­leningen aan aangewezen groene fondsen. Er zijn ministeriële regels opgesteld waaraan een fonds moet voldoen om aangewe­zen te worden. De BelastingTelefoon (0800­0543) kan u vertellen welke fondsen er zijn aangewezen als groene fondsen.Er is een overgangsregeling in het leven geroepen voor beleg­gingen in groene fondsen die op 31 december 2000 al tot uw vermogen behoorden en voor beleggingen in fondsen die u na die tijd verkrijgt krachtens erfrecht of huwelijksvermogens­recht, maar die op 31 december 2000 al wel in het bezit waren van uw rechtsvoorganger. Voor zulke beleggingen geldt een aparte vrijstelling in box 3 bovenop de vrijstelling voor maat­schappelijke beleggingen van €54.223. Deze vrijstelling is met ingang van 1 januari 2011 niet meer van toepassing.Voor groene beleggingen geldt ook nog eens een extra heffings­korting van 1,3% van het gemiddelde van uw vrijgestelde bezit in zulke fondsen op de peildata van 1 januari en 31 december (zie ook par. 10.3m).

a Door te beleggen in groene fondsen heeft u al 2,5% voorsprong in rendement vergeleken met gewone fondsen of andere beleggingen. Om te beginnen hoeft u deze fondsen tot het bedrag van de vrijstelling niet aan te geven in box 3, zodat u geen 1,2% rendementsheffing hoeft te betalen. De extra heffingskorting van 1,3% zorgt voor de rest.

Sociaal-ethische beleggingenHet moet hier gaan om fondsen die zijn aangewezen door het ministerie van Financiën. De fondsen moeten bovendien beleg­gen in projecten die in het belang zijn van voedselzekerheid en voedselverbetering, sociale en culturele ontwikkeling of eco­nomische ontwikkeling, werkgelegenheid en regionale ontwik­keling in ontwikkelingslanden.De BelastingTelefoon (0800­0543) kan u vertellen welke fondsen zijn aangewezen als sociaal­ethische fondsen.

7.4h Beleggingen in durfkapitaalUw belegging in durfkapitaal is vrijgesteld tot een maximum van €54.223 per belastingplichtige. Bij het doen van aangifte kunnen gehuwden en andere fiscale partners dit vrijstellings­bedrag aan elkaar overdragen. Op een verzoek tot overdracht kunt u niet meer terugkomen.Beleggingen in durfkapitaal zijn:• directebeleggingenindurfkapitaal;

• indirectebeleggingenindurfkapitaal;• culturelebeleggingen;• MKB-beleggingen.Dezevrijstellingtreedtinwerkingopeen

nog niet bepaalde datum.Het vrijstellingsbedrag geldt voor uw gezamenlijke bezit in zulke beleggingen.

Directe beleggingen in durfkapitaalBij een directe belegging in durfkapitaal gaat het om een lening aan een beginnende ondernemer of aan een rechtspersoon die aan een aantal voorwaarden voldoet. ‘Beginnend ondernemer’ is de natuurlijke persoon die naar verwachting met betrekking tot het jaar in kwestie of het daaropvolgende jaar in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek en die deze aftrek nog geen zeven jaren heeft gehad. Als de ondernemer een bedrijf heeft overgenomen, wordt de zeven jaar verlengd tot veertien jaar.De ‘rechtspersoon’ moet op het moment van verstrekken van de lening aan de volgende voorwaarden voldoen:• debeslotenvennootschapisophetmomentvanverstrekken

van de lening nog niet langer dan acht jaar geleden opgericht;• debeslotenvennootschapdrijftinNederlandeenonderne­

ming van een zodanige omvang dat het personeel jaarlijks ten minste 1225 uren werkt;

• deondernemingisgeenvoortzettingvaneenondernemingvan een natuurlijk persoon die die onderneming meer dan acht jaren drijft;

• defeitelijkewerkzaamhedenvandebeslotenvennootschapbestaan niet uit het beleggen van vermogen of daarmee over­eenkomende werkzaamheden.

Uw lening moet aan de volgende voorwaarden voldoen:• deleningmoetuitdrukkelijkzijnaangegaanmethetoogop

deze regeling en dat moet ook in het opschrift van de over­eenkomst staan;

• hetmoetomminimaal€2269gaan;• deleningmoetwordengebruiktvoordefinancieringvan

zaken die tot het verplichte ondernemingsvermogen behoren, of bij een rechtspersoon voor de financiering van vermogens­bestanddelen die tot het verplichte ondernemingsvermogen zouden behoren als de onderneming voor rekening van een natuurlijk persoon zou worden gedreven. De lening kan ook worden gebruikt voor het financieren van lopende uitgaven, maar niet van het salaris van de directeur­grootaandeelhou­der. Als het om financiering van de huur van een bedrijfspand gaat, moet bovendien worden beoordeeld of dit pand tot het verplichte ondernemingsvermogen zou behoren als het niet gehuurd was, maar eigendom van de ondernemer/bv;

• hetmoeteenachtergesteldeleningzijn:andereschuldeisershebben de eerste acht jaar voorrang bij het innen van hun schulden op de ondernemer;

• aantevergoedenrentemagumaximaaldewettelijkerenteovereenkomen;

• deleningmagnietzijngefinancierdmetgeleendgeld;• delooptijdmoetzijnvastgelegd;

Page 118: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009118

• deleningmoetdenaam,hetsofinummer(bijrechtspersonenhet omzetbelastingnummer) en de handtekening van zowel uzelf als de ondernemer bevatten.

Uitgesloten van de regeling zijn de echtgenoot en andere fis­cale partners, evenals degene met wie men samen de onderne­ming drijft. Om van de regeling gebruik te kunnen maken, moet de startende ondernemer eerst om een beschikking van de Be­lastingdienst vragen waarin wordt verklaard dat hij wordt erkend als beginnende ondernemer. De leningovereenkomst moet vervolgens binnen vier weken na afsluiting worden gere­gistreerd bij de Belastingdienst/Registratie en Successie.

a Als de lening niet wordt aangemerkt als durfkapitaal omdat er niet aan een van de formele eisen is voldaan, kunt u de lening oversluiten en ervoor zorgen dat alsnog aan de eis wordt voldaan. Let u dan wel op dat weer aan alle eisen wordt voldaan, zoals een beschikking, en registratie binnen vier weken.

De vrijstelling geldt slechts gedurende de eerste acht jaren na het verstrekken van de geldlening.

a Als de beginnende ondernemer u niet kan terugbetalen, kunt u het verlies in aftrek brengen op uw inkomen uit werk en woning als een persoonsgebonden aftrekpost (zie par. 8.9). U moet dan wel eerst een beschikking (uitspraak) van de inspecteur hebben dat de lening inderdaad niet terugbetaald kan worden.

Indirecte beleggingen in durfkapitaalOok beleggingen in aangewezen participatiemaatschappijen vallen onder de vrijstelling. Er zijn voorwaarden gesteld aan deze participatiemaatschappijen die ervoor zorgen dat uw geld inderdaad bij beginnende ondernemers terechtkomt. Een ver­lies op zo’n belegging is niet aftrekbaar als persoonsgebonden aftrekpost. De BelastingTelefoon (0800­0543) kan u vertellen welke fondsen zijn aangewezen.

b De heffingskorting voor beleggingen in durfkapitaal geldt niet voor indirecte beleggingen in durfkapitaal.

b Een verlies op een indirecte belegging op durfkapitaal is niet af-trekbaar als persoonsgebonden aftrekpost.

Culturele beleggingenCulturele beleggingen zijn beleggingen in aangewezen fondsen die zich bezighouden met culturele projecten. Dit zijn projecten die in het belang zijn van de Nederlandse podiumkunsten, de Nederlandse film of de Nederlandse musea. De BelastingTele­foon particulieren (0800­0543) kan u vertellen welke fondsen zijn aangewezen.

7.5 Waardering bezittingen en schuldenNu u weet welke bezittingen en schulden u moet meetellen, moet u nog bepalen tegen welke waarde u ze in het vermogen

moet opnemen.De algemene regel luidt dat bezittingen en schulden worden gewaardeerd naar de waarde in het economisch verkeer, dat is de waarde waarvoor ze aan een willekeurige derde verkocht kunnen worden. Daarop maakt de wet slechts een klein aantal uitzonderingen.U leest achtereenvolgens over:• woningenanderedandeeigenwoning/hoofdverblijf;• overigeonroerendezaken;• huurrechten;• effecten;• vorderingen;• spaarbewijzen;• periodiekeuitkeringen;• genotsrechten.

7.5a Woningen andere dan de eigen woning/hoofdverblijf

Verhuurde woningenVoor woningen geldt de waarde in het economisch verkeer. Dit is het bedrag dat u voor de woning zou krijgen in de staat waar­in deze zich op de peildatum bevindt bij verkoop aan de beste gegadigde. Daarbij spelen allerlei factoren een rol, zoals ligging, staat van onderhoud, grootte, oppervlakte perceel enzovoort.Bij verhuurde woningen is met name de huuropbrengst een belangrijke factor. Als vuistregel, maar ook niet meer dan dat, kunt u aanhouden 8 à 12 keer de jaarlijkse huur. Wellicht is het verstandig om de woning eens te laten taxeren.

b Onder omstandigheden kan de waarde aanzienlijk hoger zijn dan deze vuistregel. Als u hierover zekerheid wilt, zult u het pand moeten laten taxeren door een makelaar die verstand heeft van de waarde van verhuurde woningen.

Tweede eigen woningHeeft u een tweede woning, dan mag u uitgaan van de WOZ­waarde per 1 januari 2007 als de woning u ten minste 30% van het jaar (110 dagen) ter beschikking staat. Verhuurt u de woning via een verhuurorganisatie of een bemiddelingsbureau, dan moet u dus het recht hebben om de woning 30% van het jaar te gebruiken. Is dit recht contractueel uitgesloten, dan geeft u de waarde in het economisch verkeer aan. Dat moet ook als u de woning voor meer dan 70% heeft verhuurd.

b De waarde die u per 31 december 2007 heeft opgegeven, is de WOZ-waarde per 1 januari 2005. De waarde die u volgend jaar per 1 januari 2008 moet aangeven, is de WOZ-waarde per 1 januari 2007. Uw vermogen per 31 december 2007 wijkt daardoor af van uw vermogen per 1 januari 2008.

Woning in het buitenlandVoor een tweede huis in het buitenland geldt niet de voordelige waardering op WOZ­waarde per 1 januari 2007. Allereerst na­

Page 119: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 119

tuurlijk niet omdat andere landen geen WOZ­waarde kennen. Ten tweede mag u volgens de staatssecretaris ook niet de vrije­verkoopwaarde per 1 januari 2007 nemen, maar moet u de vrije­verkoopwaarde op de peildata 1 januari en 31 december 2008 aangeven. Het is de vraag of hier geen sprake is van verboden discriminatie. Overigens zal het effect van een lagere waarde­ring in het algemeen te verwaarlozen zijn in verband met de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting voor huizen in het buitenland.De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat u voor de berekening van de vrijstelling ter voorkoming van dubbele belasting moet uit­gaan van de waarde van de woning verminderd met de schuld die u daarvoor bent aangegaan.

Woning voor de kinderen/oudersHeeft u een woning gekocht voor uw (studerende) kind, dan zijn er diverse mogelijkheden:• Uvraagtvanuwkindeenzakelijkehuur.Uwkindhoeftdan

niets aan te geven en u geeft de waarde in het economische verkeer aan.

• Uvraagtvanuwkindwelhuur,maardezeligtaanzienlijkonder het bedrag van een normale zakelijke huur. Uw kind heeft dan een genotsrecht dat gewaardeerd moet worden. Voor deze waardering verwijzen wij naar par. 7.5h. Uw kind geeft de waarde van dit genotsrecht aan en u geeft de waarde in het economisch verkeer verminderd met de waarde van het genotsrecht aan.

• Uvraagtgeenhuurvanuwkindenu‘gedoogt’debewoningdoor uw kind. Uw kind heeft dan geen juridisch afdwingbaar recht. U geeft de volle waarde in het economische verkeer aan en uw kind geeft niets aan.

• Uvraagtgeenhuurvanuwkind,maaruwkindheeftweleenrecht op bewoning (bijvoorbeeld een persoonlijk recht van gebruik). Uw kind geeft dan de waarde van dit recht aan, gewaardeerd volgens de regels die in par. 7.5h staan en u geeft de waarde in het economische verkeer aan, verminderd met de waarde van het genotsrecht.

Hetzelfde principe geldt voor een woning die u van uw ouders heeft gekocht.

Woning voor ex-echtgenootAls u de voormalige eigen woning (hoofdverblijf) ter beschik­king stelt aan uw ex­echtgenoot, dan mag u deze woning nog twee jaar na het verlaten daarvan als eigen woning behande­len. In deze periode hoeft u de woning niet in box 3 aan te ge­ven.Daarna valt de woning echter in box 3 en moet u de waarde van de woning in het economisch verkeer aangeven. U mag het be­drag van het eigenwoningforfait als alimentatie aftrekken. Er wordt daarmee al een aftrek gepleegd voor het gebruik van de woning door uw ex­echtgenoot. Daarom mag u geen rekening houden met het genotsrecht dat uw ex­echtgenoot heeft (zie par. 12.1e) en moet u als eigenaar in box 3 de volle waarde in het economisch verkeer aangeven.

7.5b overige onroerende zakenWe hebben het hier over verhuurde winkel­/kantoorpanden en dergelijke. Hiervoor moet u gewoon de waarde in het econo­misch verkeer aangeven. Ook hier geldt dat de huur een belang­rijke factor is voor deze waarde. U kunt het beste een makelaar inschakelen die ervaring heeft met soortgelijke panden.

7.5c HuurrechtenEen huurrecht is in principe een recht met een waarde in het eco­nomisch verkeer. De wet stelt de waarde van een huurrecht echter op nihil als het recht wordt verleend tegen een zakelijke vergoe­ding die wordt voldaan in regelmatig vervallende termijnen die betrekking hebben op een tijdvak van ten hoogste een jaar. Nor­maliter hoeft een huurrecht dan ook niet te worden aangegeven.Dat moet wel als de huur voor een lange periode vooruit wordt betaald. Dan ontstaat er een genotsrecht met een waarde. Ook als de huur niet zakelijk is, ontstaat er een genotsrecht met een waarde. Dit komt veel voor bij studerende kinderen. De ouders kopen dan een huis en laten de kinderen er tegen geen of een te lage vergoeding in wonen. De methode van waardering vindt u in par. 7.5h.

7.5d effectenHet begrip effecten omvat een bonte verzameling aan waarde­papieren. We laten de belangrijkste de revue passeren. We wij­zen er hierbij uitdrukkelijk op dat aandelen die tot een aanmer­kelijk belang horen, in box 3 niet meegeteld hoeven te worden.Effecten die zijn genoteerd aan de Euronext­beurs in Amster­dam, moeten worden gewaardeerd op de slotnotering op de peildatum. Voor de einddatum is dat 31 december, of als dat op een zaterdag of zondag is, op de dichtstbijzijnde datum waarop de beurs wel open is. De koers op de begindatum is de koers op de einddatum van het voorafgaande jaar.Voor effecten die op andere beurzen zijn genoteerd, moet de beurskoers op dezelfde wijze worden toegepast.Bij niet­genoteerde effecten zijn veel waarderingsmethoden mo­gelijk. Omdat bij de bepaling van de incourante waarde allerlei omstandigheden meespelen, is het bepalen van de waarde erg moeilijk. Factoren die meewegen, zijn onder andere de omvang van uw aandelenpakket in verhouding tot het totale aandelen­pakket, en de bevoegdheden en beperkingen die de aandelen met zich mee kunnen brengen. Ook de omstandigheid dat u al dan niet in samenwerking met andere aandeelhouders invloed kunt uitoefenen op het beleid van de besloten vennootschap kan van invloed zijn op de waardering van uw aandelen.In de praktijk wordt ook wel de intrinsieke waarde berekend om de waarde van de aandelen aan te geven. De intrinsieke waarde wordt vastgesteld aan de hand van de werkelijke waar­den die de activa en de passiva van de bv hebben. Andere me­thoden om de waarde van de aandelen te bepalen, zijn de ren­dementswaarde,derentabiliteitswaardeofdeliquidatiewaarde.Welke methode het beste is voor uw situatie is afhankelijk van de omstandigheden. Een eenduidige methode is niet te geven, raadpleeg daarom een deskundige.

Page 120: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009120

Ook opties moet u in box 3 aangeven. Zijn de opties op de beurs genoteerd, dan geeft u de beurswaarde aan. Personeelsopties zijn wat lastiger te waarderen; schakel daarom een deskundige in.

7.5e VorderingenU moet vorderingen in principe aangeven voor de nominale waarde. Maar ook zaken als de gegoedheid van de schuldenaar, het rentepercentage, de looptijd, aflossingsmogelijkheden, op­eisbaarheid en onderpand zijn van invloed op de waarde van de vordering.Bij een vordering die pas op lange termijn invorderbaar is, moet u de waarde berekenen met inachtneming van de vermoede­lijke looptijd op het moment van het ontstaan van de vordering en met inachtneming van de overeengekomen rente. Dit zal leiden tot een lagere waardering van de vordering. Hetzelfde geldt voor een vordering met een (te) lage of (te) hoge rente; de waarde van de vordering wordt gesteld op de contante waarde, met inachtneming van de normale rente op het moment van het ontstaan van de vordering.Is het twijfelachtig of uw schuldenaar zijn schuld aan u kan betalen, dan dient u ook hiermee rekening te houden. Zie ‘Schul­denaar in problemen’.

Ook een vordering uit een (periodiek) verrekenbeding in de huwelijkse voorwaarden moet u aangeven. Zo’n verrekening kent meestal een vervalbeding. U mag bij de waardering reke­ning houden met de onzekerheid of dit vervalbeding ingeroepen gaat worden.

7.5f SpaarbewijzenBij spaarbewijzen moet u niet alleen de waarde van het onder­liggende bewijs aangeven, maar ook de aangegroeide rente als de rentetermijn langer dan een jaar is. Hoe oneerlijk het ook is, de rente die is aangegroeid tot 1 januari 2001 hoort daar ook bij, hoewel deze rente­inkomsten in het jaar van ontvangst ook nog eens belast zijn in box 1.

b Als de rente uitgekeerd wordt in 2008, moet de rente die betrekking heeft op de periode tot 1 januari 2001 worden aangegeven in box 1.

7.5g Periodieke uitkeringenIn box 3 geeft u uitsluitend uw recht op periodieke uitkeringen aan die niet in box 1 vallen. Het gaat hier bijvoorbeeld om een saldolijf­rente die niet ingevolge de overgangsregeling in box 1 wordt afge­wikkeld of een lijfrente waarvan u de premies (al dan niet opzet­telijk en al dan niet gewild) niet in aftrek heeft gebracht.Als u een lijfrente heeft gesloten vóór 14 september 1999 waar­van de premies niet zijn verhoogd, valt de verzekering voor de eerste €2269 in box 1 met de saldomethode. Het meerdere valt in box 3 en moet u daar aangeven volgens de regels voor niet­ingegane periodieke uitkeringen.

Reeds ingegane periodieke uitkeringenDeze rechten worden gewaardeerd volgens de tabellen 8, 9 en 10. Denkt u er wel om dat u de berekeningen moet uitvoeren op de beide peildata. Omdat de tabellen werken met leeftijdscate­gorieën kan de uitkomst per 1 januari anders zijn dan die per 31 december.

Schuldenaar in problemenU heeft een vordering van €100.000 op iemand die in betalings-moeilijkheden is geraakt. U schat de kans dat hij de aan u ver-schuldigde som betaalt, op 20%. De waarde van uw vordering voor de vermogensrendementsheffing moet u nu schatten op 20% van €100.000 = €20.000.

een ijselijke redding?Wie geld had staan op de Icesave bank in IJsland, kan een be-hoorlijke strop hebben opgelopen. Als dat minder dan €100.000 was, krijgt u uw geld terug van De Nederlandsche Bank. Was het bedrag hoger, dan is dat maar de vraag. Het bedrag dat u zeker terugkrijgt, moet u per 31 december aangeven. Als de hoogte van het bedrag niet zeker is, mag u een schatting maken hoeveel u terugkrijgt en moet u dat bedrag aangeven.

TABeL 8 De waarde van een periodieke uitkering in geld afhankelijk van het leven van één mannelijke persoon (voor vrouwe-lijke personen geldt dezelfde tabel maar wordt de leeftijd met 5 jaar verlaagd), wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag vermenigvuldigd met:

22

wanneer degene gedurende wiens leven de uitkeringen moeten plaatshebben

jonger dan 20 jaar is,22 20 jaar of ouder, doch jonger dan 25 jaar is,21 25 jaar of ouder, doch jonger dan 30 jaar is,20 30 jaar of ouder, doch jonger dan 35 jaar is,19 35 jaar of ouder, doch jonger dan 40 jaar is,18 40 jaar of ouder, doch jonger dan 45 jaar is,16 45 jaar of ouder, doch jonger dan 50 jaar is,15 50 jaar of ouder, doch jonger dan 55 jaar is,13 55 jaar of ouder, doch jonger dan 60 jaar is,11 60 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar is,9 65 jaar of ouder, doch jonger dan 70 jaar is,8 70 jaar of ouder, doch jonger dan 75 jaar is,6 75 jaar of ouder, doch jonger dan 80 jaar is,4 80 jaar of ouder, doch jonger dan 85 jaar is,3 85 jaar of ouder, doch jonger dan 90 jaar is,2 90 jaar of ouder, doch jonger dan 95 jaar is,1 95 jaar of ouder is.

Waardering periodieke uitkering (1)U heeft als man recht op een periodieke uitkering van €10.000 per jaar. U bent 43 jaar. De uitkering eindigt uitsluitend bij uw overlijden. De uitkering moet u dan waarderen op 18 x €10.000= €180.000 (zie tabel 8).

Page 121: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 121

Tabel 9 werkt als volgt. U neemt het totaal van de eerste vijf jaren van de uitkering en vermenigvuldigt die met de factor die overeenkomt met de kolom 0­5 en de rij die overeenkomt met

uw huidige leeftijdscategorie in de linkerkolom. Vervolgens neemt u de totale uitkering van de tweede vijf jaar en verme­nigvuldigt die met de factor in de kolom 5­10 in de rij die over­eenkomt met uw leeftijdscategorie, enzovoort.

Waardering periodieke uitkering (2)U heeft recht op een uitkering van €10.000 per jaar gedurende dertien jaren. Deze uitkering eindigt echter als u voor die tijd komt te overlijden. U bent momenteel 43 jaar.

De waarde van dit recht is:de eerste vijf jaar €50.000 x 0,90 = €45.500de volgende vijf jaar: €50.000 x 0,73 = €36.500de laatste drie jaar: €30.000 x 0,58 = €17.400

Totale waarde uitkering: €98.900

De uitkomst van deze berekening mag niet hoger zijn dan wan-neer het gaat om een levenslange uitkering.Heeft u recht op een uitkering voor onbepaalde tijd die niet van het leven afhankelijk is, dan moet u de waarde stellen op het vier-entwintigvoud van de jaarlijkse uitkering.

Waardering periodieke uitkering (3)U bent 43 jaar en heeft recht op een periodieke uitkering van €10.000 gedurende dertien jaar. Deze uitkering eindigt niet bij overlijden.

De waarde van het recht is:de eerste vijf jaar: €50.000 x 0,91 = €45.500de tweede vijf jaar: €50.000 x 0,75 = €37.500de laatste drie jaar: €30.000 x 0,61 = €18.300

Totale waarde van het recht: €101.300

De waarde kan niet hoger worden dan het vierentwintigvoud van de jaarlijkse uitkering. Zie tabel 10.

TABeL 9De waarde van een periodieke uitkering in geld die van het leven van één mannelijke persoon (voor vrouwelijke personen geldt dezelfde tabel, maar wordt de leeftijd verlaagd met 5 jaar) afhankelijk is en die na een bepaalde tijd vervalt, wordt gesteld op het jaarlijkse bedrag van de uitkering vermenigvuldigd met het aantal jaren gedurende welke de uitkering moet plaatshebben. Deze uitkomst wordt vermenigvuldigd met een van de volgende factoren. In de rijen vindt u de leeftijdscategorie en in de kolommen het aantal jaren uitkering.

0-5

5-10

10-1

5

15-2

0

20-2

5

25-3

0

30-3

5

35-4

0

40-4

5

45-5

0

50-5

5

55-6

0

60 en

m

eer

0-19 0,91 0,74 0,61 0,50 0,41 0,33 0,27 0,21 0,17 0,13 0,09 0,06 0,0320-24 0,91 0,74 0,61 0,50 0,40 0,33 0,26 0,20 0,15 0,11 0,07 0,04 0,0225-29 0,91 0,74 0,61 0,49 0,40 0,32 0,25 0,19 0,13 0,09 0,05 0,02 0,0130-34 0,91 0,74 0,60 0,49 0,39 0,30 0,23 0,16 0,11 0,06 0,03 0,01 0,0035-39 0,90 0,74 0,59 0,48 0,37 0,28 0,20 0,13 0,07 0,03 0,01 0,0040-44 0,90 0,73 0,58 0,46 0,35 0,25 0,16 0,09 0,04 0,01 0,0045-49 0,90 0,72 0,56 0,43 0,30 0,20 0,11 0,05 0,01 0,0050-54 0,89 0,70 0,53 0,38 0,24 0,14 0,06 0,02 0,0055-59 0,88 0,67 0,48 0,31 0,17 0,08 0,02 0,0060-64 0,87 0,62 0,40 0,22 0,10 0,03 0,0065-69 0,84 0,54 0,30 0,14 0,04 0,01 0,0070-74 0,80 0,45 0,20 0,06 0,01 0,0075-79 0,74 0,33 0,10 0,02 0,0080-84 0,65 0,20 0,03 0,0085-89 0,54 0,08 0,0090-94 0,40 0,02

95-100 0,27 0,00100 + 0,18 0,00

leeftijd

aantal jaren

Page 122: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009122

De berekening van een periodieke uitkering die na een bepaal­de tijd vervalt en die niet van het leven afhankelijk is, berekent u aan de hand van tabel 10.

Een periodieke uitkering die vervalt bij het overlijden van de langstlevende van twee of meer personen wordt gelijkgesteld met een periodieke uitkering volgens tabel 8, gerekend naar de leeftijd van de jongste van deze personen, verminderd met tien jaar.

Vervalt de periodieke uitkering bij het overlijden van de eerst­stervende van twee of meer personen, dan gaat u op dezelfde manier te werk en past u tabel 8 toe voor de leeftijd van de oudste, vermeerderd met vijf jaar.

Niet-ingegane periodieke uitkeringenGaat het om een levenslange periodieke uitkering, die van het leven van één mannelijke persoon afhankelijk is, dan moet u tabel 9 gebruiken. Het jaarlijkse bedrag stelt u dan in de peri­ode dat de uitkering nog niet is ingegaan, op nihil. Er worden maximaal 12 vijfjaarsperiodes berekend. Voor een tijdelijke nog niet ingegane periodieke uitkering geldt dezelfde waardering, zij het dat de termijn korter kan zijn.

7.5h genotsrechten

AlgemeenVoor genotsrechten moet u de volle eigendom splitsen in de waarde van het genotsrecht en de waarde van de blooteigendom. Samen is de waarde altijd 100%.De basis voor de bepaling van de waarde van het genotsrecht is het bedrag van het jaarlijkse voordeel. Dit wordt gesteld op 4% van de waarde op de peildatum van de onderliggende zaak of het onderliggende recht. Het werkelijke jaarlijkse voordeel doet niet ter zake. Vervolgens herleidt u dit jaarlijkse voordeel volgens de tabellen die gelden voor de waardering van perio­dieke uitkeringen. U doet dit zowel per 1 januari als per 31 de­cember en neemt daarvan het gemiddelde. De uitkomst is de waarde van het genotsrecht. Zie de vorige paragraaf.De waarde van de blooteigendom is dan de (gemiddelde per 1 januari en 31 december) volle waarde van de onderliggende zaak of het recht, verminderd met de waarde van het genotsrecht.

a In veel testamenten staat een clausule dat de belasting die door de blooteigenaar verschuldigd is, door de vruchtgebruiker moet worden betaald. U kunt het beste controleren of dat in uw geval ook zo is. Dat is natuurlijk ook niet meer dan redelijk, omdat u als blooteigenaar geen opbrengsten krijgt uit het vermogensbestanddeel.

b U moet deze berekeningen zowel per 1 januari als per 31 december maken. Daarbij kan de factor veranderen in verband met het eventueel veranderen van de leeftijdscategorie.

Genotsrechten ontstaan vaak door bijvoorbeeld een vruchtge­bruiktestament. De langstlevende ouder krijgt dan het vrucht­gebruik van het hele vermogen en moet de rente van schulden voor zijn/haar rekening nemen. Ook voor de schuld die is belast met het ‘vruchtgebruik’ geldt bovenstaande waardering.

TABeL 10 Als u recht heeft op een periodieke uitkering die na een be-paalde tijd vervalt, en die niet van het leven afhankelijk is, wordt de waarde gesteld op het jaarlijkse bedrag, vermenig-vuldigd met het aantal jaren van de uitkering, vermenigvul-digd met een van de volgende factoren.

het eerste vijftal jaren 0,91het tweede vijftal jaren 0,75het derde vijftal jaren 0,61het vierde vijftal jaren 0,50het vijfde vijftal jaren 0,41het zesde vijftal jaren 0,34het zevene vijftal jaren 0,28het achtste vijftal jaren 0,23het negende vijftal jaren 0,19het tiende vijftal jaren 0,16het elfde vijftal jaren 0,13het twaalfde vijftal jaren 0,11de volgende jaren 0,09

Waardering periodieke uitkering (4)U heeft een periodieke uitkering van €10.000 per jaar, die afhan-kelijk is van het leven en bovendien van het leven van uw vrouw. U bent 70 jaar en uw vrouw is 64 jaar. U kijkt nu in tabel 8 bij de leeftijd 50-55 jaar en vermenigvuldigt de jaarlijkse uitkering met 15. De waarde van dit recht is dus €150.000.

Waardering periodieke uitkering (5)U bent 25 jaar en u heeft recht op een levenslange periodieke uitkering van €1000 per jaar, die aanvangt op uw 35e jaar. De waarde van deze uitkering rekent u als volgt uit.

uitkering aantal jaren factor =Eerste 5 jaar 0 5 0,91 0Tweede 5 jaar 0 5 0,74 0Derde 5 jaar 1000 5 0,61 3050Vierde 5 jaar 1000 5 0,49 2450Vijfde 5 jaar 1000 5 0,40 2000

Enzovoort, tot en met het twaalfde vijftal jaren. De som van deze bedragen per 5 jaar is de waarde die u moet aangeven in box 3. U moet deze berekening per beide peildata maken, u kunt immers een jaartje ouder geworden zijn.

Page 123: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 123

Recht op bewoning door ex-echtgenootVoor het geval het genotsrecht bestaat uit het ter beschikking stellen van een woning aan de ex­echtgenoot wordt de waarde van het genotsrecht voor de eigenaar van de woning op nihil gesteld. Deze moet de volle waarde van de woning in het econo­mische verkeer aangeven. De ex­echtgenoot moet als alimenta­tie aangeven het eigenwoningforfait en de eigenaar mag dat­zelfde bedrag in aftrek brengen als persoonsgebonden aftrekpost. Zie par. 12.1e voor de behandeling van de eigen wo­ning in het kader van een echtscheiding.

Woning voor studerende kinderenAls een kind een recht op bewoning heeft voor een huis dat van de ouders is, moet dat in sommige gevallen worden aangegeven (zie par. 7.5a). Als uitgangspunt moet worden genomen de hoofd­regel: een genotsrecht wordt gewaardeerd op het tot kapitaal omgerekende jaarlijkse voordeel volgens de regels die gelden voor de waardering van een periodieke uitkering. Het jaar­lijkse voordeel wordt gesteld op 4% van de volle waarde van het onderliggende vermogensbestanddeel, in dit geval dus het huis. Als uw kind helemaal geen huur betaalt, is dat dus niet zo moei­lijk.

Als uw kind wel huur betaalt, maar deze huur is aanmerkelijk te laag, dan moet u het bedrag van het jaarlijkse voordeel even­redig verlagen en loopt de berekening verder hetzelfde.

Woning tijdens leven aan kinderen overgedragenAls u tijdens uw leven uw woning aan uw kinderen heeft over­gedragen om successierechten te besparen en u geen huur be­taalt maar een gebruiksrecht op de woning heeft, moet u dit recht op dezelfde manier waarderen als bij een woning voor studerende kinderen. Dat wil zeggen dat u zelf het gebruiks­recht aan moet geven, terwijl uw kinderen aangeven de volle waarde minus de waarde van uw gebruiksrecht.

7.6 BoxhoppenOmdat de belastingdruk in Nederland nog steeds erg hoog is, zullen er pogingen gedaan worden om zo weinig mogelijk belas­ting te betalen. De mogelijkheden daartoe zijn in het nieuwe stel­sel wel beduidend minder dan in het oude stelsel, maar toch was een aantal bepalingen nodig om misbruik te voorkomen. Eén daarvan is de regeling die het boxhoppen moet voorkomen.Vermogensbestanddelen waarvan de inkomsten worden belast in box 1 of 2, kunnen niet meer in box 3 worden belast. Daarmee kan uiteraard worden gespeeld. Men kan bijvoorbeeld een ver­mogensbestanddeel vlak voor de peildatum van box 3 overhe­velen naar box 1 of 2, zodat dat bestanddeel niet meer meetelt in box 3. Vlak na de peildatum zou het vermogensbestanddeel dan weer naar box 3 kunnen worden overgeheveld, zodat slechts een gering bedrag in box 1 of 2 wordt belast.Tegen dit ‘boxhoppen’ zijn maatregelen genomen. Dat werkt als volgt.Als vermogensbestanddelen niet langer dan drie maanden in box 1 of 2 vallen en in die drie maanden valt een peildatum voor de vermogensrendementsheffing, worden ze alsnog meegeteld in box 3. De inkomsten die toegerekend kunnen worden aan de

VruchtgebruikU heeft het vruchtgebruik van de nalatenschap van uw man ge-erfd. Tot zijn nalatenschap behoort een eigen woning waarop een schuld rust van €100.000 en een auto met een daarop rus-tende financiering van €10.000. De woning valt voor u onder de eigenwoningregeling, net als de daarop rustende schuld. Deze vallen beide in box 1. De auto hoeft u in box 3 niet aan te geven (vruchtgebruik op een roerende zaak voor eigen gebruik). De schuld moet u herrekenen. U neemt daarvoor 4% van de schuld en vermenigvuldigt die met de factor die bij uw leeftijd hoort (zie tabel 8). De uitkomst geeft u onder de schulden aan. U moet daar de niet-aftrekbare drempel van €2800 nog van af halen.

genotsrecht bij huis voor kind (1)U heeft een huis gekocht met een waarde van €200.000 (zowel op 1 januari als op 31 december). Uw kind van 21 jaar heeft het recht om daar gratis in te wonen. Stel dat u dat recht voor vier jaar heeft gegeven en dat dat recht niet afhankelijk is van het leven van uw kind.

Uw kind geeft aan:Het jaarlijkse voordeel is 4% van €200.000 = €8.000Waarde volgens tabel 10, 4 maal €8000 x 0,91= €29.120

U geeft dan dus zelf aan: €200.000 - €29.120= €170.880

Als het recht wel afhankelijk is van het leven van uw kind, be-draagt het recht volgens tabel 9: 4 x €8000 x 0,91 = eveneens €29.120.

genotsrecht bij huis voor kind (2)In het vorige voorbeeld bedraagt de zakelijke huur €800 per maand. Uw kind betaalt u echter maar €500 per maand. Dit is 62,5% van de zakelijke huur. De berekening verloopt dan als volgt: het jaarlijkse voordeel bedraagt 37,5% van €8000 = €3000. De waarde volgens tabel 10 is: 4 x €3000 x 0,91 = €10.920.

Boxhoppen verijdeldU heeft een aanmerkelijk belang en een privéspaarrekening waar €100.000 op staat. U leent het geld van de spaarrekening op 15 december uit aan uw besloten vennootschap. Daardoor valt dit bedrag in box 1 (ter beschikking stellen vermogensbestanddelen aan de eigen bv). Op 15 januari lost de besloten vennootschap de lening weer af. De in deze maand aangegroeide rente wordt in box 1 belast en bovendien telt het bedrag van €100.000 mee in box 3.

Page 124: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009124

box 1­ (of 2­)periode, worden in die box ook nog eens belast. Deze belastingheffing wordt niet teruggenomen en er wordt dus dub­bel belast. Het maakt daarbij niet uit of u hiermee een fiscaal voordeel wilt behalen of niet: er is geen tegenbewijs mogelijk. Deze regeling geldt uitsluitend als het vermogensbestanddeel voorafgaand én na afloop van deze periode bij u of uw partner in box 3 valt en dus niet als het binnen deze periode aan een derde wordt verkocht of van een derde wordt gekocht.

a De staatssecretaris heeft medegedeeld dat een rekening-cou-rantverhouding tussen een directeuraandeelhouder en zijn bv met wisselende debet- en creditstanden niet kan leiden tot boxhoppen. Gedurende de periode dat de rekening-courant een tegoed van de bv op de aandeelhouder aangeeft, moet er rente berekend worden die door de aandeelhouder in box 1 moet worden aangegeven onder de terbeschikkingstellingsregeling. De staatssecretaris heeft echter goedgekeurd dat deze renteberekening achterwege kan blijven als de rekening-courant het hele jaar lager blijft dan €17.500.

Het is onduidelijk hoe de situatie uitpakt als de belastingplich­tige in deze driemaandsperiode overlijdt. Als het betreffende vermogensbestanddeel bij een ander dan de fiscale partner te­rechtkomt, zal de antimisbruikbepaling in ieder geval niet van toepassing zijn. Als het vermogensbestanddeel wel bij de fis­cale partner terechtkomt, is de regeling wellicht wel van toepas­sing.Bij emigratie geldt de bepaling uitsluitend als het gaat om een vermogensbestanddeel dat na emigratie nog tot het binnen­landse inkomen/vermogen behoort. Als dat niet zo is, valt het vermogensbestanddeel namelijk na afloop van de termijn niet in box 3 en geldt de regeling niet.

Als een vermogensbestanddeel langer dan drie maanden, maar niet langer dan zes maanden in box 1 of 2 valt met daarin een peildatum, moet u dit vermogensbestanddeel in box 3 aangeven, en de inkomsten die in box 1 of 2 worden behaald ook nog eens in die box. Maar nu heeft u de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren dat het gaat om een zakelijke transactie en niet om het verlagen van uw belastingdruk. U moet dan aantonen dat u een zakelijk belang (dus een ander dan een fiscaal belang) heeft bij het schuiven met het vermogensbestanddeel.

a U kunt nog wel belasting besparen door dividend, dat uw eigen bv uitkeert, pas na 1 januari te laten uitkeren in plaats van in december. Dit dividend komt op uw bankrekening terecht. Als dat vóór 1 januari is, wordt uw vermogen per peildatum 31 december en 1 januari van het volgende jaar, verhoogd met het netto-uitgekeerde dividend. U kunt dat voorkomen door vlak ná 1 januari uit te laten keren.

7.7 overgangsmaatregelenOm ervoor te zorgen dat inkomsten niet onbelast blijven of juist dubbel belast worden, worden er bij een overgang naar een nieuwe wet overgangsmaatregelen worden getroffen. U vindt

ze hier op een rijtje voor wat betreft box 3 en voor zover ze nu nog van belang zijn.

7.7a Lopende en gerijpte termijnen van huren, pachten en rente

RenteRente­inkomsten zijn niet belast. De bankrekening valt in box 3 en daarover moet u 4% rendement aangeven. Rente­inkomsten die na 31 december 2000 worden ontvangen en betrekking heb­ben op de periode tot en met 31 december 2000, zouden ten on­rechte buiten de belastingheffing vallen. Daarom is bepaald dat rente die wordt ontvangen na 31 december 2000 en die betrek­king heeft op de periode tot en met 31 december 2000, wordt belast in box 1 op het moment dat deze rente wordt ontvan­gen.

Als de rente in zijn geheel betrekking heeft op het jaar 2000 of eerder (de rentetermijn is dan helemaal gerijpt), moet u deze eveneens in het jaar van ontvangst als inkomen in box 1 aan­geven.Al het bovenstaande geldt niet voor lopende termijnen van rente die zijn ontstaan in verband met de verdeling van een nalatenschap onder de volgende voorwaarden:• derentemoetbetrekkinghebbenopeenoverbedeling;en• derentewordtnietuitbetaald,maarwordtverrekendmetde

rente op de corresponderende schuld na het overlijden van de schuldenaar; en

• decorresponderenderenteheeftvoordegenediehemschul­dig is, niet geleid tot een aftrekpost; en

• zoweldeschuldeiseralsdeschuldenaarzijnbinnenlandsbelastingplichtig.

Deze rente hoeft u dus niet aan te geven, ook al heeft ze betrek­king op jaren vóór 2001.

Huren en pachtenVoor huren en pachten geldt eenzelfde regeling. Zij zijn op het moment van ontvangst in box 1 belast voor zover zij betrekking hebben op de periode vóór 1 januari 2001. De huren en pachten die betrekking hebben op de jaren 2001 en later zijn uiteraard niet belast, omdat de onderliggende zaak in box 3 is belast.

7.7b groene fondsenEr is een overgangsregeling in het leven geroepen voor beleg­gingen in groene fondsen die op 31 december 2000 al tot uw vermogen behoorden en in fondsen die u na die tijd verkrijgt krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht, maar die op

Rente op spaarbriefUw rentespaarbrief keert in 2008 rente uit. Op 1 juli 2008 ont-vangt u €7500 rente voor de periode van 1 juli 2000 tot 1 juli 2008. Hiervan is €500 belast in box 1. Op deze rente is de rente-vrijstelling niet meer van toepassing.

Page 125: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 125

31 december 2000 al wel bestonden. Voor zulke beleggingen geldt een aparte vrijstelling in box 3 bovenop de vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen van €54.223. Deze vrijstel­ling is met ingang van 1 januari 2011 niet meer van toepas­sing.

7.7c ParticipatiemaatschappijenUw belegging in aangewezen participatiemaatschappijen, waar­voor u onder het oude stelsel een extra dividendvrijstelling genoot, is vrijgesteld tot een bedrag van €11.345.

7.8 KapitaalverzekeringenKapitaalverzekeringen zijn een aparte paragraaf waard. Deze regelingen zijn namelijk uitermate ingewikkeld. De slogan van de Belastingdienst: ‘Leuker kunnen we het niet maken, wel makkelijker’, gaat hier echt niet op.We beginnen met de hoofdlijnen en gaan vervolgens steeds meer in op de details.

7.8a HoofdlijnenKapitaalverzekeringen die ná 1 januari 2001 zijn afgesloten, kunnen in box 1 of in box 3 vallen. Ze vallen in box 1 als ze worden gekoppeld aan de eigen woning. De verzekering moet dan voldoen aan bepaalde voorwaarden. U kunt hierover alles lezen in hoofdstuk 4.Kan een kapitaalverzekering niet gekoppeld worden, dan valt hij in box 3.Voor op 1 januari 2001 bestaande kapitaalverzekeringen bestaat een overgangsregeling. Ook deze verzekeringen kunnen gekop­peld worden aan de eigen woning. Kunt of wilt u dat niet, dan valt de verzekering in box 1 met een belast rentebestanddeel, of in box 3 met een voorwaardelijk vrijgesteld rentebestanddeel. De verzekering valt in box 3 als hij aan bepaalde voorwaarden voldoet (zie par. 7.8c).

7.8b Kapitaalverzekering in box 3Als u een verzekering die u ná 1 januari 2001 heeft afgesloten, niet kunt of wilt koppelen, valt hij in box 3, zodat u 1,2% vermo­gensrendementsheffing verschuldigd bent over de gemiddelde waarde van de verzekering. Deze waarde krijgt u ieder jaar van de verzekeringsmaatschappij door. De uitkering op de eindda­tum is dan natuurlijk onbelast.

7.8c overgangsregelingenVoor kapitaalverzekeringen die op 1 januari 2001 al bestonden en die u niet koppelt aan de eigen woning, geldt de volgende overgangsregeling.Onder de volgende voorwaarden belandt de verzekering in box 3:• voordeverzekeringzijnvanafdeeerstepremiebetalingjaar­

lijks premies voldaan waarbij de hoogste premie niet meer dan tien keer zo hoog is als de laagste; of

• voordeverzekeringzijntenminstevijftienjaarpremiesvol­

daan waarbij de hoogste premie niet meer dan tien keer zo hoog is als de laagste; of

• deverzekeringiseenzogenoemdeoud-regimeverzekering,dat wil zeggen afgesloten vóór 1 januari 1992.

Voldoet een verzekering niet aan deze voorwaarden, dan blijven de oude wettelijke bepalingen van toepassing, wat betekent dat het rentebestanddeel in de uiteindelijke uitkering belast wordt in box 1. De waarde van de verzekering hoeft u dan uiteraard niet in box 3 aan te geven.

Vrijstelling gedurende looptijdVoldoet een verzekering wel aan de hiervóór genoemde voor­waarden, dan valt hij in box 3, maar geldt er tijdens de looptijd een vrijstelling tot een bedrag van €123.428, als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:• deverzekeringisgeslotenvóór14september1999;• na13september1999ishetverzekerdekapitaalnietverhoogd

(in de overeenkomst opgenomen verhogingen, zoals bij een verzekering waarvan de premies worden betaald uit een werknemersspaarregeling, tellen hierbij niet mee); en

• na13september1999isdelooptijdnietverlengd.De vrijstelling geldt tot en met het jaar 2029.Voor gehuwden en partners geldt een dubbele vrijstelling. U hoeft daarvoor de polis niet aan te passen.Als uw kapitaalverzekering in box 3 meer waard is dan het vrijstellingsbedrag, hoeft u alleen maar dit meerdere aan te geven.

Vrijstelling uitkeringDe uitkering uit zo’n verzekering die onder het overgangsrecht valt, volgt de regels die onder de oude wetgeving golden. Voor polissen die u na 1 januari 1992 heeft gesloten, is de vrijstelling €28.134 bij vijftien jaar premiebetaling en €95.294 bij twintig jaar premiebetaling. Bij oudere polissen is de vrijstelling on­beperkt, mits de hoogste premie een bepaalde verhouding heeft tot de laagste premie, afhankelijk van de looptijd (maximaal 5:1 bij 12 tot en met 15 jaar premiebetaling; maximaal 10:1 bij 16 tot en met 20 jaar; maximaal 15:1 bij 21 tot en met 30 jaar en maximaal 20:1 bij een looptijd van meer dan 30 jaar).

a Voor deze belastingheffing wordt de uitkering maximaal op €123.428 gesteld of op de hogere waarde in het economisch verkeer per 31 december 2000.

7.8d SamenloopbepalingenAangezien de vrijstellingen voor kapitaalverzekeringen die zijn afgesloten tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001 (Brede Her­waarderingspolissen), en ook de vrijstelling voor de kapitaal­verzekering eigen woning, slechts eenmaal per leven gelden, hanteert de wet samenloopbepalingen. Deze houden in dat de vrijstelling in box 3 van €123.428 wordt verminderd met de vrij­gestelde uitkeringen van zulke kapitaalverzekeringen. Tevens wordt de vrijstelling voor een kapitaalverzekering eigen woning verminderd met het bedrag van de vrijstelling voor kapitaal­

Page 126: Belasting Gids 2009

SPAReN eN BeLeggeN

Consumentenbond Belastinggids 2009126

verzekeringen die zijn afgesloten tussen 1 januari 1992 en 1 januari 2001.

a De vrijstelling in box 3 wordt niet verlaagd als een kapitaalverze-kering uit de periode 1992 tot 2001 tot uitkering komt wegens over-lijden.

b Als u meerdere kapitaalverzekeringen heeft die in box 3 belast worden, kunnen deze gezamenlijk boven de vrijstelling in box 3 uit-komen. Komt één van deze verzekeringen tot uitkering, dan moet u daarmee de vrijstelling in box 3 verminderen. Deze uitkering wordt niet eerst ‘toegerekend’ aan het in box 3 belaste deel van de kapitaal-verzekeringen.

Deze samenloopbepalingen gelden niet voor kapitaalverzeke­ringen die u heeft afgesloten vóór 1 januari 1992. U kunt dus

een vrijgestelde uitkering uit zo’n verzekering ontvangen, zon­der dat deze de vrijstelling voor de kapitaalverzekering eigen woning aantast en ook zonder de vrijstelling in box 3 voor an­dere verzekeringen te verlagen. Omgekeerd wordt de vrijstel­ling voor deze verzekeringen (zowel in box 3 als bij uitkering van het kapitaal) niet aangetast door vrijgestelde uitkeringen uit een kapitaalverzekering eigen woning of door een vrijge­stelde uitkering uit een Brede Herwaarderingspolis (afgesloten tussen 1 januari 1992 en 31 december 2000).

7.8e Kapitaalverzekering wel of niet koppelen?Een van de meest complexe regelingen in het nieuwe belasting­stelsel is het overgangsrecht met betrekking tot de kapitaalver­zekeringen. Ook in 2008 heeft u nog met dit overgangsrecht te maken. De vraag of u een bestaande kapitaalverzekering alsnog moet koppelen, is voor de gemiddelde belastingbetaler zeer moeilijk te beantwoorden. Daarbij spelen zeer veel factoren een rol. Bij twijfel kunt u beter een adviseur inschakelen.

Hoe koppelt u een verzekering?Koppelen van de verzekering doet u door de verzekeraar de voorwaarden van de polis te laten aanpassen, zodat de verze­kering de clausule bevat dat de uitkering uitsluitend gebruikt kan worden voor aflossing van de eigenwoningschuld.

Wanneer koppelen?U kunt op ieder willekeurig moment een kapitaalverzekering koppelen aan de eigen woning door de verzekeringsmaatschap­pij te verzoeken de polisvoorwaarden aan te laten passen. Zodra de verzekering voldoet aan de voorwaarden voor de kapitaal­verzekering eigen woning, valt hij in box 1. De rente­aangroei in de box 3­periode wordt dan als betaalde premie aangemerkt, zodat er over deze rente­aangroei niet dubbel belasting wordt geheven. Zie par. 4.2j.

a Als u een kapitaalverzekering van vóór 14 september 1999 op enig moment heeft gekoppeld en u heeft daarna de eigen woning verkocht zonder de verzekering te beëindigen, gaat deze verzekering daarna weer tot de grondslag van box 3 behoren. De vrijstelling gedurende de looptijd van €123.428 (zie par. 7.8c) herleeft dan weer.

b Als u een kapitaalverzekering oud regime (afgesloten vóór 1 januari 1992) pas ná 1 januari 2001 aan de eigen woning koppelt, heeft u geen recht meer op de verhoging van de vrijstelling met de waarde in het economische verkeer per 1 januari 2001 (zie par. 4.2e).

eenmalige vrijstelling (1)U heeft in 1993 een kapitaalverzekering gesloten die u naar box 3 laat overgaan met gebruikmaking van de vrijstelling van €123.428. De verzekering keert in 2014 een bedrag van €90.756 uit. Deze uitkering is vrijgesteld, omdat voldaan is aan de vereis-ten van twintig jaar premiebetaling binnen de bandbreedte 1:10. Maar de vrijstelling in box 3 wordt nu met deze €90.756 vermin-derd tot €32.672. Dit kan invloed hebben op andere kapitaalver-zekeringen die in box 3 onder de vrijstelling vallen.

eenmalige vrijstelling (2)U heeft een kapitaalverzekering eigen woning die in 2008 €68.067 uitkeert. Deze uitkering is geheel vrijgesteld, omdat u voldoet aan de voorwaarden daarvoor. Daarnaast heeft u een ka-pitaalverzekering die onder de vrijstelling van box 3 valt. In 2008 bedraagt de waarde van deze verzekering €86.218. In 2008 wordt de vrijstelling in box 3 verlaagd met €68.067. Deze bedraagt dan nog maar €55.361 (€123.428 - €68.067). Vanaf de peildatum 31 december 2008 moet u dus aangeven €86.218 minus de vrijstel-ling van €55.361, te weten €30.857.

eenmalige vrijstelling (3)U heeft een kapitaalverzekering afgesloten in 1993. Deze keert in 2013 een kapitaal uit van €90.756. U laat deze verzekering in box 3 vallen, omdat hij dan geheel vrijgesteld is. De uitkering is eveneens vrijgesteld omdat u voldoet aan de voorwaarden die onder de Wet inkomstenbelasting 1964 aan deze uitkering wer-den gesteld.In 2002 koopt u een nieuw huis met een kapitaalverzekering die u koppelt aan deze woning. Deze verzekering keert in 2032 een bedrag uit van €226.890. De vrijstelling die op dat moment van toepassing is op de kapitaalverzekering eigen woning (door in-dexatie wordt deze vrijstelling verhoogd), wordt verminderd met de vrijstelling die u in 2013 heeft gebruikt, dus met €90.756.

eenmalige vrijstelling (4)U heeft twee kapitaalverzekeringen in box 3 met een gezamen-lijke waarde van €240.000. Eén van de verzekeringen keert een bedrag uit van €100.000. Uw vrijstelling wordt daarmee vermin-derd en er blijft een vrijstelling over van €23.428. Van de andere kapitaalverzekering moet u nu (€140.000 - €23.428 =) €116.572 aangeven in box 3.

Page 127: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 127

gelukkig zijn er allerlei posten die we bij onze aangifte mogen aftrekken. Denk aan alimentatie, ziektekosten, giften en dergelijke.

8.1 inleidingMet aftrekposten worden bedoeld de zogeheten persoonsgebon­den aftrekposten. Dit is een groep aftrekposten met een speci­ale aftrekmethodiek (zie par. 8.1a). Ze zijn bij fiscale partners desgewenst allemaal naar elkaar over te hevelen.Achtereenvolgens leest u over:• betaaldealimentatie;• uitgavenlevensonderhoudkinderen;• ziektekosten;• weekendbezoekgehandicapten;• scholingsuitgaven;• giften;• monumentenpanden;• kwijtgescholdendurfkapitaal;• restantpersoongebondenaftrekpostenvanvoorgaandeja­

ren;• negatievepersoonsgebondenaftrekposten.

8.1a Hoe wordt er afgetrokken?De persoonsgebonden aftrekposten zijn aftrekbaar in box 1, maar kunnen het inkomen daar niet negatief maken. Het ge­deelte dat daardoor niet in box 1 in aftrek komt, schuift door naar box 3. In box 3 verminderen de resterende persoonsgebon­den aftrekposten uw inkomen uit sparen en beleggen. Als ook daar geen ruimte voor is, schuift het resterende gedeelte naar box 2. Zijn dan nog niet alle persoonsgebonden aftrekposten in aftrek gekomen, dan schuift het restant door naar het volgende jaar, waar ze weer volgens dezelfde methodiek in aftrek komen. U kunt op deze manier en onder deze omstandigheden de per­soonsgebonden aftrekposten onbeperkt naar de toekomst ver­schuiven.Bij uw overlijden vervalt het nog niet in aftrek gebrachte be­drag. Als uw fiscale partner is overleden met achterlating van

een nog niet verrekend deel van de persoonsgebonden aftrek­posten, mag u deze zelf alsnog in aftrek brengen.

a Als u het hele jaar een fiscale partner heeft, kunt u de persoons-gebonden aftrekposten verdelen over uzelf en uw partner. Als u in het bovenstaande voorbeeld wél vermogen in box 3 had en u weet dat u volgend jaar een hoog inkomen in box 1 heeft, kunt u de per-soonsgebonden aftrekposten beter doorschuiven naar volgend jaar. U rekent dan het vermogen aan uw echtgenoot toe, zodat u de €5000 persoonsgebonden aftrekposten niet zelf hoeft te verrekenen in box 3. Dat is immers onvoordelig vanwege het lage tarief in box 3.

8.2 Betaalde alimentatie

8.2a PartneralimentatiePartneralimentatie is de onderhoudsbijdrage die u aan uw ex­echtgenoot moet betalen; deze is als persoonsgebonden aftrek­post aftrekbaar bij degene die haar betaalt (achtereenvolgens in box 1, 3, 2 of een volgend jaar: zie par. 8.1a), en belast in box 1 bij degene die haar ontvangt. Deze aftrek geldt alleen als de alimentatieverplichting is gebaseerd op de wet, een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst; geheel onverplichte betaling leidt dus niet tot aftrek. Wel heeft de rechter beslist dat aftrek toch mogelijk is voor een betaling uit morele overwegingen die plaatsvindt na afloop van de alimentatieverplichting. Hij ba­seerde zich hierbij op een resolutie uit 1995, waarin is toegezegd dat de alimentatie ook na afloop van de wettelijk verplichte pe­riode aftrekbaar blijft.Partneralimentatie wordt meestal betaald in week­ of maand­termijnen, maar dat kan ook anders:• Ubetaalteenafkoopsom ineens aan uw ex­echtgenoot. Deze

is bij u gewoon aftrekbaar als persoonsgebonden aftrekpost, en wordt bij de ander belast volgens het normale progres­sieve tarief van box 1. Voorwaarde is wel dat er een alimen­tatieverplichting was, die afgekocht kon worden. Zo kunt u niet aftrekken een bedrag dat u aan uw ex­echtgenoot betaalt wegens de verdeling van de goederengemeenschap.

8 Aftrekposten

Boxhoppen met aftrekpostenU heeft een inkomen in box 1 van €10.000. Uw persoonsgebon-den aftrekposten bedragen €15.000. U mag in box 1 €10.000 af-trekken. Het restant ten bedrage van €5000 moet u in mindering brengen op uw inkomen (4% van uw vermogen) in box 3. U heeft echter geen inkomen in box 3 en u moet het bedrag van €5000 in aftrek brengen op uw inkomen in box 2. Dat heeft u ook niet en dit bedrag schuift nu door naar volgend jaar. Daar brengt u het bedrag weer eerst in mindering op uw inkomen in box 1 en-zovoort.

Page 128: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009128

• Degemeenteverhaaltdekostenvanbijstand op u.• Ubetaaltbedragenterzakevandeverplichtingtotverreke­

ning van pensioenrechten en van lijfrenten waarvan de pre­mies aftrekbaar zijn geweest.

• Ubetaaltdealimentatiegeheelofgedeeltelijkinnatura, bij­voorbeeld door premies zorgverzekering voor uw rekening te nemen, of door gratis woongenot te verschaffen, of door een eventuele herinrichting en verhuizing (gedeeltelijk) voor uw rekening te nemen. De in geld omgerekende waarde van zo’n verstrekking in natura is bij u als betaler aftrekbaar en wordt bij uw ex­echtgenoot belast volgens het schijventarief in box 1. Voor het verschaffen van het woongenot in de eigen woning bestaat een speciale regeling: zie par. 8.2b.

• Ookalsueenafkoopsombetaaltdoorhetstortenvaneenlijfrentepremie is deze premie aftrekbaar, onder de volgende voorwaarden:

­ de termijnen van de lijfrente moeten toekomen aan de ge­wezen echtgenoot, met andere woorden, de echtscheiding moet formeel tot stand zijn gekomen door het inschrijven van het echtscheidingsvonnis in het register;

­ de termijnen moeten onmiddellijk na het betalen van de premie ingaan;

­ de termijnen moeten eindigen uiterlijk bij het overlijden van de gewezen echtgenoot.

a Als de lijfrentepremie al wordt betaald voordat de echtscheiding formeel tot stand is gekomen, is het bedrag daarvan toch aftrekbaar als de echtscheiding maar tot stand is gekomen ten tijde van het indienen van de aangifte waarin de aftrek plaatsvindt.

• Alsupensioenrechtenverrekentdoorhetaaneenprofessio­nele verzekeraar betalen van een premie voor een lijfrente, is deze premie eveneens aftrekbaar.

Alimentatie aan ex-samenwonende partnerOok alimentatie aan iemand met wie u ongehuwd samenwoon­de, kan aftrekbaar zijn. Het is dan wel nodig dat er een over­eenkomst is waarvan nakoming afgedwongen kan worden bij de rechter. Afkoopsommen van een dergelijke verplichting zijn volgens de wet niet aftrekbaar, maar de fiscale rechter heeft daar anders over geoordeeld. Dat geldt echter alleen voor af­koopsommen die na 1 januari 2001 zijn betaald; pas vanaf die datum is er volgens de rechter ongelijke behandeling van ge­lijke gevallen. De Hoge Raad (de hoogste rechter) moet hier nog over oordelen. Het is de vraag hoe de belastingheffing bij uw ex­partner dan gaat verlopen. Het lijkt niet mogelijk om derge­lijke afkoopsommen te belasten zonder de wettekst aan te pas­sen.

8.2b De eigen woningBij de aftrekbare alimentatie speelt de (voormalige) eigen wo­ning een bijzondere rol. Het verstrekken van woongenot wordt beschouwd als alimentatie in natura. Dat geldt niet alleen als het gaat om een gehuurd huis, maar ook als de eigen woning

wordt bewoond door uw (ex­)echtgenoot. Daarbij speelt de ei­gendomsverhouding van deze woning een rol.

Woning was geheel uw eigendomAls u buiten gemeenschap van goederen was gehuwd, kan de woning geheel uw eigendom zijn. Gedurende de eerste twee jaar (24 maanden) nadat u de woning heeft verlaten, blijft de eigen­woningregeling gelden, mits uw (ex­)echtgenoot maar in die woning woont. U geeft gedurende deze periode in box 1 het ei­genwoningforfait aan en mag de rente op de eigenwoningschuld in aftrek brengen. U trekt het eigenwoningforfait als alimenta­tie af.

a Als uw (ex-)echtgenoot u huur betaalt in de tweejaarsperiode dat de woning voor u onder de eigenwoningregeling valt, hoeft u deze niet aan te geven.

a Als de woning binnen deze tweejaarsperiode leeg te koop wordt gezet, gaat de verhuisregeling gelden (zie par. 4.1a). U hoeft geen ei-genwoningforfait meer aan te geven, maar mag wel de rente blijven aftrekken. De verhuisregeling blijft gelden tot aan het einde van het tweede volle kalenderjaar nadat u de woning heeft verlaten.

Na deze twee jaar moet u de woning in box 3 aangeven. De schuld daarvoor mag u aftrekken van uw vermogen in box 3. U moet de waarde in het economisch verkeer aangeven. Als uw (ex­)echtgenoot nog in de woning woont, mag u het eigenwo­ningforfait vervolgens als alimentatie in aftrek brengen.

Woning viel in goederengemeenschapAls de woning in de huwelijksgoederengemeenschap viel, met andere woorden u was in gemeenschap van goederen gehuwd, heeft u alleen te maken met uw eigen helft van de woning. Daar­voor geldt precies hetzelfde als wanneer de woning geheel uw eigendom was (zie hiervoor), maar dan voor de helft. Een over­zicht van de gevolgen van echtscheiding vindt u in par. 12.1.

8.3 Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen

Onder kinderen worden verstaan eigen kinderen, stiefkinderen en pleegkinderen.• Eigen kinderen zijn kinderen die worden geboren uit een hu­

welijk. Zijn de ouders niet getrouwd, dan is het alleen een kind van de vader als deze het kind heeft erkend. Geadop­teerde kinderen zijn eveneens eigen kinderen.

• Stiefkinderen zijn de kinderen uit een eerder huwelijk van de echtgenoot. Schoonzoons en ­dochters behoren niet tot de stiefkinderen.

b Door echtscheiding komt geen einde aan het zijn van stiefkind. Maar voor het successierecht bestaat er daarna geen aanverwantschap (zie par. 2.4a) meer. Kinderen van de echtgenoot van wie men geschei-den is, hebben voor het successierecht nauwelijks een vrijstelling en

Page 129: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 129

vallen ook in het hoogste tarief, tenzij zij kunnen worden beschouwd als pleegkind.

• Determpleegkind is een fiscale term. Een kind is een pleeg­kind als het door belastingplichtige wordt onderhouden en opgevoed als een eigen kind. Er wordt niet aan de onderhouds­eis voldaan als er andere bronnen van financiële middelen zijn, zoals alimentatie en uitkeringen van een voogdijvereni­ging. Daarop bestaat een uitzondering als de pleegouders – ondanks de vergoeding – zodanig bijdragen in het levenson­derhoud dat dat kind in belangrijke mate wordt onderhouden (zie par. 8.3a). Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn als er een pleegzorgvergoeding wordt ontvangen.

b Voor het successierecht geldt een ander begrip ‘pleegkind’. Daar wordt de eis gesteld dat het kind tot aan het 22e jaar gedurende een periode van ten minste vijf jaar als een eigen kind is onderhouden en opgevoed.

8.3a VoorwaardenVoor de aftrekpost ‘levensonderhoud kinderen’ gelden de vol­gende voorwaarden:• Uwkindmagnoggeen30jaaroudzijn.• Hetkindmoetin belangrijke mate door u worden onderhou­

den.Dit houdt in dat u ten minste €400 per kwartaal moet bijdragen aan het levensonderhoud van uw kind.

b Ziektekosten die u voor uw kind maakt, vallen niet onder de kosten voor het levensonderhoud. U kunt deze kosten uitsluitend als buiten-gewone uitgaven in aftrek brengen bij uzelf, maar alleen als uw kind ze zelf niet kan betalen of als u zich redelijkerwijs gedwongen kunt voelen om deze kosten te betalen.

a Kosten van levensonderhoud zijn niet alleen de kosten voor voe-ding, huisvesting, kleding en dergelijke, maar ook de kosten voor stu-die, zoals de aanschaf van boeken, collegegeld, cursusgeld, reiskosten enzovoort.

• Uwkindmoetnietinzijneigenlevensonderhoudkunnenvoorzien. Zo kan een eigen vermogen of eigen inkomen van het kind in de weg staan van deze aftrekpost. De rechter heeft bijvoorbeeld beslist dat een eigen vermogen van het kind van €30.000 tot gevolg heeft dat de ouders geen aftrekpost hebben voor levensonderhoud van dat kind.

• U,ofeenpersoondietotuwhuishoudenbehoort,maggeenrecht hebben op kinderbijslag voor dat kind of op een soort­gelijke buitenlandse uitkering.

a Als u wegens gemoedsbezwaren ontheffing heeft gekregen van de volksverzekeringen, geldt deze eis niet. U heeft dan zonder meer recht op deze aftrekpost als aan de overige voorwaarden is voldaan.

a Als u wel recht heeft op kinderbijslag, maar deze wordt aan uw

ex-partner betaald om dubbele uitkering te voorkomen, geldt deze laatste voorwaarde ook niet. U mag dan echter geen gezamenlijke huishouding voeren met degene die voor dit kind wel recht heeft op uitbetaling van de kinderbijslag.

b Bij co-ouderschap moet u een overeenkomst sluiten wie van u bei-den de kinderbijslag gaat ontvangen. Deze overeenkomst moet u op-sturen naar de Sociale Verzekeringsbank. Pas dan heeft de ouder zon-der kinderbijslag recht op aftrek voor kosten van levensonderhoud.

a Als u met uw ex-echtgenoot bent overeengekomen dat u ieder recht heeft op de helft van de kinderbijslag en u heeft deze afspraak ge-meld bij de Sociale Verzekeringsbank, heeft u formeel afstand gedaan van de helft van de kinderbijslag. De fiscale rechter heeft uitgemaakt dat u dan de bedragen voor levensonderhoud voor de helft in aftrek mag brengen als u aan de overige voorwaarden voldoet.

• Uwkindmaggeenrechthebbenopstudiefinanciering(WSF),een tegemoetkoming in de studiekosten (WTS) of een verge­lijkbare buitenlandse regeling.

a Als uw kind recht heeft op een OV-kaart maar verder niet op stu-diefinanciering, wordt dit niet beschouwd als ‘recht hebben op stu-diefinanciering’. U kunt dan recht hebben op de aftrekpost levenson-derhoud van kinderen. Datzelfde geldt als uw kind recht heeft op een rentedragende lening. Alleen het recht op een basisbeurs blokkeert voor de ouders de aftrek voor levensonderhoud van kinderen.

De aftrek geldt per kalenderkwartaal. Als u op de eerste dag van het kwartaal aan deze voorwaarden voldoet, heeft u voor dat kwartaal recht op deze aftrekpost.

a Voor de onderhoudseis van €400 per kwartaal mag u het jaarbedrag nemen en dat door 4 delen als u uw kind het hele jaar onderhoudt. Het maakt niet uit dat u het ene kwartaal wat meer en het andere kwartaal wat minder bijdraagt aan het levensonderhoud van uw kind.

Beslissend is de situatie op de peildatum. Deze moet echter wel min of meer duurzaam zijn: als u uw kind op de peildatum wel onderhoudt, maar het staat vast dat het vlak daarna betaald werk gaat verrichten, geldt de aftrek voor dat kwartaal niet.

8.3b AftrekbedragAls u voldoet aan de voorwaarden, kunt u de bedragen zoals vermeld in tabel 11 in aftrek brengen.

8.3c Mate van onderhoudenDe term ‘in belangrijke mate’ houdt in dat u per kwartaal €400 moet bijdragen in het onderhoud van uw kind, of dat u recht moet hebben op kinderbijslag of een vergelijkbare buitenland­se regeling.De term ‘grotendeels’ betekent dat u van de totale kosten van levensonderhoud ten minste de helft en bovendien meer dan €690 per kwartaal voor uw rekening neemt. Voor het ‘(nage-

Page 130: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009130

noeg) geheel’ onderhouden is vereist dat u minimaal 90% van het levensonderhoud betaalt en bovendien minimaal €1035 per kwartaal.

8.3d Aftrek levensonderhoud en fiscaal partnerschapAls u een fiscale partner heeft, mag u de uitgaven van uzelf en die van uw partner bij elkaar optellen om te bepalen in welke mate u uw kind onderhoudt. Als u samenwoont maar niet kiest voor het fiscale partnerschap, mag dit niet. Het gaat dan uit­sluitend om uw eigen uitgaven.Als u bij het begin van een kalenderkwartaal een fiscale part­ner heeft, worden de kosten van levensonderhoud voor dat kwartaal bij ieder van u voor de helft in aanmerking genomen. Als u het gehele jaar elkaars fiscale partner bent, mag u de kosten vervolgens weer bij elkaar tellen en naar keuze over u beiden verdelen. Als u wel samenwoont maar niet kiest voor het fiscale partnerschap, heeft u zelf volledig recht op deze af­trekpost.

8.4 Aftrek van buitengewone uitgavenIn 2007 werd aangekondigd dat de aftrek wegens buitengewone uitgaven per 1 januari 2009 zou komen te vervallen. Uit het in­middels ingediende wetsvoorstel blijkt echter dat een klein deel van deze aftrekpost blijft bestaan, namelijk voor zover de aftrek te maken heeft met chronische ziekte of invaliditeit. U kunt in hoofdstuk 13 nalezen wat er per 1 januari 2009 nu precies gaat gebeuren.Opvallend voor 2008 is de verlaging van de drempel, het bedrag dat overschreden moet worden voordat u buitengewone uitga­ven kunt aftrekken. Deze drempel is nog maar 1,65% van het (gezamenlijke) drempelinkomen. U mag echter de basispremie en de inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekerings­wet niet aftrekken.

De buitengewone uitgaven bestaan uit de volgende kosten:• ziekte;• invaliditeit;

• bevalling;• adoptie;• overlijden;• arbeidsongeschiktheid;• chronischeziekte;• ouderdom;• chronischeziektevankinderen.

8.4a Toerekening en samenvoeging buitengewone uitgaven

De buitengewone uitgaven zijn geïndividualiseerd, dat wil zeg­gen dat iedereen zijn eigen buitengewone uitgaven moet bere­kenen.

Heel jaar dezelfde fiscale partnerAls u het gehele jaar of een gedeelte van het jaar dezelfde fis­cale partner heeft maar voor de inkomenstoerekening kiest voor een heel jaar partnerschap, moet u deze kosten bij elkaar tellen, vervolgens de niet­aftrekbare drempel afmeten aan de drempelinkomens (verzamelinkomens vóór aftrek van per­soonsgebonden aftrekposten, zie par. 8.4b) van u beiden en mag u het aftrekbare bedrag over u beiden verdelen.

Gedeelte van het jaar een fiscale partnerAls u slechts een gedeelte van het jaar een fiscale partner heeft en niet kiest voor het hele jaar inkomenstoerekening, moet u in principe ieder uw eigen buitengewone uitgaven in aftrek brengen.Hierop geldt een uitzondering voor de kosten van ziekte, inva­liditeit en bevalling en overlijdenskosten. U mag in deze ru­brieken niet alleen uw eigen kosten, maar ook die voor uw fiscale partner gedurende het partnerschap in aftrek brengen en ook de kosten voor uw kinderen die jonger dan 27 jaar zijn. U mag bovendien adoptiekosten voor uzelf en voor uw partner in aftrek brengen voor zover gemaakt tijdens het partner­schap.De fiscale partner mag de door u afgetrokken kosten uiteraard niet meer zelf in aftrek brengen. De drempel wordt voor u bei­den afgemeten aan uw eigen drempelinkomen en u trekt ver­volgens ieder uw eigen buitengewone uitgaven af. Er is dus geen sprake van samenvoeging en verdeling van deze aftrek.

TABeL 11 LeVeNSoNDeRHoUD KiNDeReN

omschrijving/ leeftijd kind

onderhouds-vereiste

aftrek per kwartaal

€per jaar

- tot 6 jaar belangrijke mate 285 1.140 - 6 tot 12 jaar belangrijke mate 345 1.380 - 12-18 jaar belangrijke mate 405 1.620 - 18 jaar en ouder belangrijke mate 345 1.380 kind 18 jaar en ouder grotendeels 690 2.760 kind 18 jaar en ouder niet tot huishouden behorend

(nagenoeg) geheel 1.035 4.140

Partnerschap en aftrek (1)U treedt op 1 november 2008 in het huwelijk. Vanaf die datum bent u van rechtswege partner van elkaar. U kiest niet voor het hele jaar partnerschap. U brengt uw eigen buitengewone uitga-ven in aftrek, vermeerderd met de kosten van ziekte, invaliditeit en bevalling, overlijdenskosten en adoptiekosten van uw partner die na 1 november zijn betaald. Uw drempel en maximum wor-den afgemeten aan uw eigen drempelinkomen. Uw partner mag de buitengewone uitgaven in aftrek brengen die niet door u in aftrek zijn gebracht.

Page 131: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 131

8.4b Niet-aftrekbare drempelVoor uw kosten van ziekte, invaliditeit enzovoort geldt een niet­aftrekbare drempel, waarvan de hoogte afhankelijk is van de hoogte van uw drempelinkomen. Zie de tabellen 12 en 13.

DrempelinkomenUw drempelinkomen is het verzamelinkomen (inkomen van alle drie de boxen tezamen) vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten. Deze niet­aftrekbare drempel geldt ook als u slechts een gedeelte van het jaar belastingplichtig bent ge­weest.

Toerekening, samenvoeging en hoogte van de drempelAls u het gehele jaar dezelfde fiscale partner heeft, moet u de buitengewone uitgaven van uzelf en van uw partner bij elkaar tellen en past u de drempel toe uit tabel 12 voor fiscale partners. U moet daarbij uitgaan van uw gezamenlijke drempelinkomen. Datzelfde geldt als u een gedeelte van het jaar een fiscale part­ner heeft, en kiest voor het hele jaar partnerschap.Als u niet het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft, moet u tabel 13 voor ongehuwden toepassen op uw eigen drempelinko­men.

8.4c Kring van verwantenDe kring van verwanten voor wie u buitengewone uitgaven kunt aftrekken, is afhankelijk van de soort uitgave.

Kosten van bevallingVoor de kosten van bevalling kunt u aftrekken de kosten voor uzelf, uw fiscale partner en uw kinderen die nog geen 27 jaar zijn, en voor tot uw huishouden behorende ernstig gehandi­capte personen van 27 jaar en ouder. Iemand is ernstig gehan­dicapt als hij, gelet op zijn beperkingen, aanspraak kan maken op opname in een krachtens de AWBZ geregelde intramurale inrichting.

Kosten van ziekte en invaliditeitVoor de kosten van ziekte en invaliditeit geldt dezelfde groep als bij bevalling, uitgebreid met bij u inwonende zorgafhanke­lijke ouders, broers of zusters. Iemand is zorgafhankelijk als hij zou zijn aangewezen op beroepsmatige hulp of verzorging in een verzorgingsinrichting of verpleeginrichting als hij niet bij u zou inwonen.

Kosten van overlijdenVoor de kosten ter zake van overlijden kunt u aftrekken de kos­ten voor uzelf, uw fiscale partner en uw kinderen die nog geen 27 jaar zijn.

Partnerschap en aftrek (2)U treedt op 1 november in het huwelijk. Vanaf die datum bent u van rechtswege elkaars fiscale partner. U heeft gedurende het jaar voor een bedrag van €4200 aan aftrekbare ziektekosten be-taald, waarvan €1200 ná 1 november. Uw partner heeft vóór 1 november €2000 aftrekbare ziektekosten betaald en na die da-tum €1500. U mag nu €4200 + €1500 = €5700 ziektekosten in aanmerking nemen. Uw drempelinkomen bedraagt €30.000. De niet-aftrekbare drempel bedraagt daardoor (1,65% van €30.000 =) €495. Uw aftrek bedraagt daardoor (5700 – 495 =) €5205. Uw echtgenoot mag €2000 ziektekosten in aanmerking nemen. Als het drempelinkomen van uw partner €10.000 bedraagt, is de drempel voor uw partner (1,65% van €10.000 =) €165. De aftrek van uw partner bedraagt dan €1835. Gezamenlijk kunt u dan (€5205 + €1835 =) €7040 aftrekken.U mag de ziektekosten echter ook anders verdelen. U mag uw eigen ziektekosten van ná 1 november ook bij uw partner aftrek-ken, deze heeft dan een aftrek van €3500 + €1200 = €4700. Na aftrek van de drempel van €165 bedraagt de aftrek €4535. Uw aftrek bedraagt dan €3000 - €495 = €2505. Uw gezamenlijke af-trek is dan nog steeds €7040. Aangezien uw tarief in box 1 hoger is dan dat van uw echtgenoot, kunt u beter de eerstgenoemde verdeling kiezen.Stel dat u het hele jaar had gekozen voor het fiscale partner-schap, dan was uw drempel 1,65% van €40.000 is €660. Uw aftrek bedraagt dan (€4200 + €3500 =) €7700 - €660, dat is €7040. Maar nu mag u de aftrekpost verdelen zoals u zelf wilt. Dat kan nog een groter tariefvoordeel opleveren.

TABeL 12 DReMPeL BUiTeNgeWoNe UiTgAVeN oNgeHUWDeN

drempelinkomen drempel

meer danmaar niet meer dan

- € 6.999 € 115 € 6.999 - 1,65% van verzamelinkomen vóór

persoonsgebonden aftrek

TABeL 13 DReMPeL BUiTeNgeWoNe UiTgAVeN FiSCALe PARTNeRS

drempelinkomen drempel

meer danmaar niet meer dan

- € 13.998 € 230 € 13.998 - 1,65% van verzamelinkomen vóór

persoonsgebonden aftrek

Page 132: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009132

Kosten van arbeidsongeschiktheid, chronische ziekte en ouderdomVoor deze groep geldt alleen aftrek voor uzelf.

Kosten voor chronisch zieke kinderenHier gaat het om kosten die u heeft gemaakt voor uw kinderen van nog geen 27 jaar.

Kosten voor adoptieU kunt aftrekken de kosten voor adoptie die u of uw fiscale partner heeft gemaakt.Voor uw kinderen van 21 jaar of ouder maar jonger dan 27 jaar geldt dat u voor hen alleen aftrek kunt claimen als zij de adop­tiekosten in redelijkheid niet zelf kunnen dragen.Als u een fiscale partner heeft, wordt onder kind ook verstaan een kind van uw fiscale partner.

8.4d De aftrekbare kosten van ziekte en invaliditeitHierna volgt een uitgebreide opsomming van de aftrekbare kosten in verband met ziekte en invaliditeit.

b Aftrek is alleen mogelijk als de kosten niet vergoed zijn.

b U kunt buitengewone uitgaven voor een ander dan uzelf, uw fis-cale partner of uw minderjarige kinderen (zie par. 8.4c) alleen maar aftrekken als de betreffende persoon de kosten in redelijkheid niet zelf kan dragen.

Geneeskundige, heelkundige en verloskundige hulpDe kosten van medische behandeling door artsen, specialisten, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten en tandartsen zijn aftrekbaar. Dit geldt ook voor de kosten van een laserbe­handeling bij de oogarts of oogkliniek.Als medische behandelingen worden ook beschouwd een inen­ting, periodiek gezondheidsonderzoek en sportkeuring. De kosten van een medische verklaring voor het rijbewijs en van de medische keuring voor een levensverzekering of een baan zijn echter niet als buitengewone uitgave aftrekbaar.

a Inentingskosten zijn naar hun aard kosten van geneeskundige hulp, ook als u zich preventief laat inenten, bijvoorbeeld voor een reis naar de tropen.

Genoemde kosten kunt u overigens alleen als buitengewone uitgave aftrekken als de behandeling medisch noodzakelijk was (waarbij het ook kan gaan om een psychisch­medische nood­zaak). Zo zijn niet aftrekbaar:• sekseveranderingzondermedischereden;• schoonheidsbehandeling (waaronder een facelift en plasti­

sche chirurgie) zonder medische reden;• kostenmetbetrekkingtotorthopedagoog,psycholoogofre­

medial teacher, tenzij de behandeling is gebaseerd op een medische noodzaak (bijvoorbeeld dyslexie of dyscalculie), en onder medisch toezicht plaatsvindt.

Wel aftrekbaar kunnen zijn de kosten in verband met kaalheid, vetophoping en rimpels. Dat is zeker het geval als het gaat om bijverschijnselen van een ziekte of het gebruik van geneesmid­delen.Maar ook bij psychische stoornissen of lichamelijke klachten (bijvoorbeeld veroorzaakt bij aanzienlijk overgewicht) zijn zulke kosten aftrekbaar. Kaalheid op jonge leeftijd wordt daar­bij als niet normaal gezien, zodat de kosten van aanschaf en onderhoud van een pruik aftrekbaar zijn. Maar vanaf een jaar of 45 wordt kaalheid niet meer als abnormaal beschouwd en vervalt de aftrek van deze kosten, tenzij er sprake is van ern­stige psychische problemen.Contributies van belangenverenigingen zijn in het algemeen niet aftrekbaar. Uitzondering is de contributie voor de Diabetes Vereniging Nederland, omdat de activiteiten van die vereniging – in tegenstelling tot veel andere verenigingen – bijna geheel bestaan uit het geven van medische informatie en directe hulp aan diabetici, onder verantwoording van gespecialiseerde art­sen. Aftrek van contributies aan andere belangenverenigingen is tot nu toe door de fiscus steeds geweigerd.

Alternatieve genezersDe kosten hiervan zijn in beginsel aftrekbaar als het gaat om medici. Hiertoe kunt u onder meer rekenen de chiropractor, acupuncturist, homeopaat en antroposofische genezer. De Heil­praktiker is echter van aftrek uitgesloten. De kosten van an­dere behandelwijzen, zoals transcendente meditatie, kunnen aftrekbaar zijn als de behandeling op verwijzing en onder be­geleiding van een arts plaatsvindt.

Bijzondere therapieënDe Hoge Raad heeft geoordeeld dat bij therapieën alleen sprake is van ziektekosten als de activiteiten deel uitmaken van een complex van samenhangende maatregelen, die op voorschrift van een arts en onder rechtstreeks toezicht of begeleiding van een arts tot doel hebben de fysieke en psychische toestand van een patiënt te optimaliseren. Bij gebrek aan rechtstreeks me­disch toezicht is aftrek nog mogelijk als het gaat om therapeu­tische activiteiten onder omstandigheden waarin gezonde per­sonen soortgelijke activiteiten niet uitoefenen.

MedicijnenKosten van medicijnen en verbandmiddelen kunt u aftrekken. Ze moeten wel door een arts zijn voorgeschreven. Aftrekbaar zijn ook de niet­vergoede kosten van cannabis dat door een arts is voorgeschreven.Voor farmaceutische middelen die niet door een arts zijn voor­geschreven, mag u als huisapotheek een bedrag van €23 per gezinslid aftrekken. De kosten van voedingssupplementen zijn niet aftrekbaar.

Homeopathische geneesmiddelenHiervoor gelden dezelfde aftrekregels als voor normale genees­middelen.

Page 133: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 133

Verblijf in een ziekenhuis of verpleeginrichtingDeze kosten zijn aftrekbaar als de opname om medische rede­nen plaatsvindt. Hiertoe kunt u rekenen de opnamekosten, de extra kosten van klassenverpleging, de kosten van het medisch onderzoek, het gebruik van de eerste hulp en de operatiekamer, en alle overige kosten in verband met de opname. Deze kosten zullen in het algemeen worden vergoed. U kunt alleen het niet­vergoede deel aftrekken.Voor een opname om een niet­medische reden – bijvoorbeeld een schoonheidsbehandeling zonder medische indicatie – is geen aftrek als buitengewone uitgave mogelijk.Zo kunt u ook geen kosten aftrekken die u maakt om een moei­lijk opvoedbaar kind in een internaat te laten opnemen, ook al bevat het onderwijsprogramma therapeutische onderdelen. Als op een school echter gebruik wordt gemaakt van paramedici, zoals een logopedist of een fysiotherapeut, en deze behandeling is door de huisarts voorgeschreven, dan kunt u een deel van het schoolgeld wél in aftrek brengen. U zult dan een redelijke schatting moeten maken.

Langdurige verpleging buitenshuisVerblijft u in een verzorgingshuis dat niet onder de AWBZ valt, dan mag u aftrekken het in de pensionprijs begrepen aanwijs­bare bedrag voor eventuele hulp bij ziekte, ongeval of ouder­dom. Als de pensionprijs wegens ziekte/invaliditeit hoger is dan normaal, mag u dat meerdere als ziektekosten in aftrek brengen.

Tijdelijk verblijf thuis tijdens vakantiesAls uw kind of ander familielid langdurig is opgenomen in een verpleeghuis, maar tijdens vakanties bij u verblijft, mag u de extra kosten niet als ziektekosten in aftrek brengen. Deze kos­ten vallen onder de post ‘weekenduitgaven voor gehandicap­ten’.

Opname in een AWBZ-inrichtingBij langdurige verpleging in een AWBZ­inrichting mag u 25% van uw eigen bijdrage aftrekken.Er zijn overigens ook woonvormen die niet onder de AWBZ val­len, maar waarin wel een stukje medische zorg is geregeld. Voor de aftrek van een deel van de door u betaalde kosten kunnen dan door het tehuis afspraken zijn gemaakt met de Belasting­dienst. U kunt bij de administratie van het tehuis opvragen welk gedeelte van de door u betaalde bijdrage aftrekbaar is als ziektekosten.

Premies zorgverzekering

Basispremies. Vanaf 1 januari 2008 zijn de basispremies niet meer aftrekbaar. Dat heeft te maken met de voorgestelde wijzi­ging in de aftrek voor buitengewone uitgaven per 1 januari 2009. Dit gemis aan aftrek wordt gecompenseerd door de lage drem­pel die in 2008 voor de aftrek geldt.

Aanvullende dekking. De premies die u aan uw zorgverzekeraar betaalt om aanvullende dekking te krijgen, mag u zonder meer aftrekken.

Inkomensafhankelijke bijdrage. Ook de inkomensafhankelijke bijdrage is per 2008 niet meer aftrekbaar. Dat geldt zelfs als deze inkomensafhankelijke bijdrage betrekking heeft op het jaar 2007. Dat kan gebeuren als u ondernemer bent of resultaat uit overige werkzaamheden geniet. Na het doen van aangifte over 2007 kan namelijk een aanslag worden opgelegd als er over 2007 te weinig bijdrage is ingehouden of betaald.

Kunst- en hulpmiddelenDe fiscus rekent tot kunst­ en hulpmiddelen de medische en niet­medische artikelen die u in staat stellen uw normale li­chaamsfuncties te vervullen, waartoe u zonder dat hulpmiddel niet in staat zou zijn, zoals bril, gehoorapparaat, prothesen en­zovoort. Het is hierbij niet vereist dat deze zaken alleen door zieke of invalide personen plegen te worden gebruikt.Verder mag u aftrekken de kosten van zaken die een bijzondere hoedanigheid bezitten die meebrengt dat deze zaken alleen door zieke en/of invalide personen worden gebruikt. Een goede in­dicatie hiervoor is het verstrekkingenpakket van de Zorgver­zekeringswet en de AWBZ.Over aanpassingen aan de woning leest u in de volgende para­graaf.Aftrekbaar zijn de kosten van aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van deze kunst­ en hulpmiddelen. Bij een duur artikel, dat bovendien gedurende een langere periode wordt gebruikt, moet u de aanschafprijs wellicht afschrijven over de economische gebruiksperiode; in het algemeen kunt u daarvoor twee of drie jaar aanhouden. Als het artikel echter voor iemand zonder uw ziekte of handicap géén waarde vertegenwoordigt, kunt u de aanschafprijs in één keer als buitengewone uitgave opvoeren.Voorbeelden van aftrekbare kunst­ en hulpmiddelen zijn:• bril,contactlenzenenzonnebrilmetopsterktegeslepengla­

zen;• kunstgebittenenanderegebitsprothesen(eenkrooninhet

gebit is geen kunst­ of hulpmiddel, deze kosten vallen onder de genees­ en heelkundige behandelingen; een vastgeschroef­de gebitsprothese echter wel);

• gehoorapparaatenbatterijendaarvoor;• thermometer,bloeddrukmeter;• rolstoel,krukkenentraplift;• herniabed;• lichaamsprothesen;• steunkousenensteunzolen;• breukbanden;• krukken;• elektrischeschrijfmachinevooreenspastischkind;• band-ofcassetterecordervooreenblinde;• uitgavenvooreendoventolk;• abonnementskostenvooreencardiofoon van Hartis;

Page 134: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009134

• cursusgebarentaalvoordeoudersvaneendoofofslechtho­rend kind;

• tv-loepvooreenslechtziende;• speciaalgeconstrueerdbedvooreenslechtziende;• hometrainer,mitsaangeschaftopmedischadvies;• haarstukjeofpruik,aangeschaftopmedischadvies;• blindengeleidehond;• brailleapparaatvooreenblinde(computerenrecorder);• druktoetstelefoonvooreenmultiplesclerosepatiënt.Niet aftrekbaar zijn de kosten van apparaten die niet in direct verband staan met uw ziekte of invaliditeit, zoals muziekap­paratuur, sauna of solarium, centrale verwarming in plaats van oliekachels, nieuwe vloerbedekking, hoogtezon, elektrische deken, infraroodlamp, vaatwasmachine, aangepaste keuken.

Woon- en bouwkundige voorzieningenAanpassingen aan uw woning, woonboot, woonwagen of aan­horigheid daarvan zijn aftrekbaar als deze op medisch voor­schrift zijn aangebracht en de kosten daarvan nergens zijn te verhalen.Als het aanbrengen van bouwkundige voorzieningen niet leidt tot een waardevermeerdering van de woning, is aftrek van kos­ten zonder meer mogelijk. Bij een waardevermeerdering die lager is dan 10% van de aanpassingskosten (na aftrek van de vergoeding daarvoor), mag u de kosten eveneens aftrekken. Bedraagt de waardevermeerdering meer dan 10% van de aan­passingskosten (na aftrek van de vergoeding daarvoor), dan vermindert u de aftrek met deze waardevermeerdering minus de bedoelde 10% van de aanpassingskosten.

Als u een verbouwing in twee of meer jaren betaalt, berekent u eerst de aftrekbare kosten van de verbouwing en brengt u in ieder jaar een evenredig deel in aftrek. Het kan zijn dat de af­trek die in het jaar 2009 zou moeten plaatsvinden, vervalt door de wijziging van het ziektekostenregime. U kunt dat nalezen in hoofdstuk 13.

Voor aanpassingen aan een huurwoning geldt dezelfde bereke­ning. Het bepalen van de waardestijging is daar echter lastiger. U zult zelf een schatting moeten maken. Hoewel sprake is van een huurwoning kunt u als huurder toch belang hebben bij een waardevermeerdering, omdat de verhuurder verplicht is u na afloop van het huurcontract schadeloos te stellen voor door u aangebrachte verbeteringen.

Auto-, reis- en vervoerskostenDe fiscus onderscheidt de volgende kosten:• dekostenverbondenaanhetvervoervandeziekeofinvalide

zelf, en aan diens auto;• dekostenvoordebegeleidervandeziekeofinvalide;• dekostenvoorhetbezoekenofhalenenbrengenvaneen

zieke of invalide.

Kosten vervoer van de zieke of invalide en van diens autoDe kosten verbonden aan het vervoer van en naar medische instellingen, behandelcentra, artsen en paramedici zijn altijd aftrekbaar. Maar bij ver weg gelegen kuuroorden moet u in de regel aannemelijk maken dat het bezoek echt een medische be­handeling betrof.Alleen een medisch advies is hiertoe niet toereikend; u zult ook inzicht moeten geven in wat de behandeling inhield. Mocht de fiscus tot het oordeel komen dat de behandeling (mede) zal zijn ondergaan om niet­medische, consumptieve redenen, dan zal de aftrek – geheel of gedeeltelijk – worden geweigerd.Tot uw auto­ en vervoerskosten behoren de directe vervoers­kosten (uw werkelijke autokosten, treinkaart of taxi).

LeefkilometersDe kosten van uw auto en vervoer voor andere doeleinden dan bezoek aan (para)medische behandelcentra en behandelaars en andere dan bezoekkosten van zieke familieleden (zie ver­derop), de zogenoemde leefkilometers, zijn alleen aftrekbaar

Aanpassing (1)U brengt in uw toilet steunen aan à €500. Dit leidt niet tot waarde-vermeerdering van de woning. U kunt de kosten dus in aftrek bren-gen voor zover u daarvoor geen vergoeding heeft ontvangen.

Aanpassing (2)U betegelt uw tuinpad om dit begaanbaar te maken voor een rol-stoelgebruiker. De totale kosten bedragen €3000. Er wordt €1000 vergoed. Zo’n aanpassing leidt niet tot een waardestijging van uw woning en u kunt dus €2000 in aftrek brengen.

Aanpassing (3)U bouwt een extra kamer aan uw huis voor een invalide persoon. De aanpassingskosten bedragen €30.000. U krijgt €16.000 ver-goed, waarmee uw aftrekbare kosten op €14.000 uitkomen. De waardestijging van uw woning bedraagt €10.000. Dit is een waar-destijging van meer dan 10% van de (drukkende) aanpassings-kosten. Buiten aanmerking blijven de waardestijging (€10.000) minus 10% van de aanpassingkosten (10% van €14.000 = €1400), dat is €8600. U kunt dus in aftrek brengen €14.000 - €8600 = €5400.

Kostenaftrek bij verbouwingU bouwt een extra kamer aan uw huis voor een invalide per-soon. De aanpassingskosten bedragen €30.000. In 2008 betaalt u €25.000 en in 2009 €5000. Door de aanpassing stijgt de woning met €10.000 in waarde. Deze waardevermeerdering is meer dan 10% van de aanpassingskosten (€3000). Buiten aanmerking blijft dan €10.000 - €3000 is €7000. Als ‘hulpmiddel’ mag u dan aanmer-ken €30.000 - €7000 is €23.000. In 2008 is 5/6 (€25.000/€30.000), dus €19.167 aftrekbaar. Of het overige deel in 2009 aftrekbaar is, kunt u nalezen in hoofdstuk 13.

Page 135: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 135

voor zover deze uitstijgen boven hetgeen gebruikelijk is voor iemand in uw financiële en maatschappelijke positie, die niet uw ziekte of handicap heeft. Het is niet eenvoudig om hiervoor afdoende bewijs te leveren.

Bijzondere voorzieningen aan uw autoDe voorzieningen die u aan uw auto of garage om strikt medi­sche redenen heeft laten aanbrengen, zijn aftrekbaar. Hiertoe kunt u onder meer rekenen de kosten van portierverbreding en van inbouw van een handgasinstallatie.

Afbreken reis in het buitenlandAls u door ziekte een buitenlandse reis moet afbreken, zijn de kosten van de terugreis voor u en uw begeleiders aftrekbaar, voor zover daar extra kosten mee zijn gemoeid (bijvoorbeeld omdat u met het vliegtuig moet in plaats van met de auto), die bovendien niet door uw reis­ of annuleringsverzekering worden vergoed.

Kosten vervoer van de begeleiderDe vervoerskosten zijn aftrekbaar, evenals de overnachtings­ en verblijfkosten. Voorwaarde is wel dat voor de begeleiding medische noodzaak bestond. Tot de reis­ en verblijfkosten wor­den ook de kosten gerekend die u moet maken om in het buiten­land een ziek familielid op te halen.Overigens heeft de Hoge Raad beslist dat de kosten voor bege­leiding van visueel gehandicapten tijdens hun vakantie geen buitengewone uitgaven vormen.

Kosten regelmatig ziekenbezoek en van halen en brengenVoor de aftrek van kosten voor regelmatig ziekenbezoek is een speciale regeling getroffen. Voor toepassing daarvan hoeft de zieke overigens niet per se in een ziekenhuis of verpleeginrich­ting te zijn opgenomen; het kan net zo goed gaan om verpleging thuis.De kosten zijn aftrekbaar als:• udirectvoorafgaandaandeopnamemetdeziekeeengemeen­

schappelijke huishouding had; dit geldt ook voor kinderen die pas nadien buiten de deur zijn gaan wonen;

• deverplegingvandeziekebuitenuwhuishoudinglangerdaneen maand duurt. In principe moet dit een aaneengesloten periode zijn. Bij verschillende ziekenhuisopnames die elk korter dan een maand duren, is wel aftrek mogelijk als ze elkaar met zulke korte onderbrekingen opvolgen en zo dui­delijk met elkaar samenhangen, dat ze in wezen als één op­name gezien moeten worden;

• deafstandtussenuwwoningendeinstellingwaardeziekeis opgenomen meer dan 10 km enkele reis bedraagt;

• udeziekeregelmatigbezoekt,hetgeennormaalgesprokeninhoudt ten minste één keer per week; bij langdurig zieken wordteenbezoekfrequentievaneenmaalpermaandookweltoereikend geacht.

De reiskosten zijn forfaitair vastgesteld op €0,20 per kilometer als u per auto reist; bij ander vervoer gaat het om de werkelijke kosten.

Is de afstand zodanig dat in redelijkheid niet kan worden ver­langd dat u dezelfde dag terugreist, dan kunt u op grond van deze regeling ook de kosten van een overnachting aftrekken.Al het bovenstaande geldt zelfs als de zieke op grote afstand – bijvoorbeeld in het buitenland – voor verpleging is opgenomen, zolang u maar aan de voorwaarden voldoet; ook vliegkosten kunnen dus aftrekbaar zijn. Niet aftrekbaar zijn daarentegen de kosten van uitstapjes die u met de zieke maakt.Als de zieke het weekend bij u thuis doorbrengt, krijgt u te ma­ken met de kosten voor het halen en brengen. Verdedigbaar is dat deze kosten onder de hierboven genoemde voorwaarden aftrekbaar zijn als kosten voor ziekenbezoek, maar dan slechts voor één heenreis en één terugreis. Als het gaat om kinderen tot 30 jaar is wellicht aftrek als kosten van levensonderhoud mogelijk (zie aldaar). Eventueel kan aftrek als weekenduitgaven plaatsvinden (zie par. 8.5).

DieetkostenDieetkosten zijn alleen aftrekbaar als het dieet op medisch voorschrift wordt gevolgd. De kosten moeten hoger zijn dan €113. Komen de kosten daarbovenuit, dan zijn ze aftrekbaar, zij het uitsluitend voor de vaste bedragen uit het overzicht.Voorts moet u nog rekening houden met het volgende:• Erisalrekeninggehoudenmetdedrempelvan€113.Dat

bedrag hoeft u dus niet in mindering te brengen.• Debedrageninhetoverzichtgeldenvoorhethelejaar.Alsu

niet het hele jaar een dieet heeft gevolgd, moet u het bedrag tijdsevenredig toepassen.

• Umagmaximaaléénvastbedragaftrekkenperziektebeeld.Als uw dieet aan meer omschrijvingen voldoet of als u meer dan één dieet volgde, mag u alleen het hoogste bedrag aftrek­ken. Als u echter voor meerdere ziektebeelden een dieet volgt, mag u voor ieder ziektebeeld een bedrag aftrekken.

Kleding en beddengoedExtra uitgaven voor kleding en beddengoed kunt u onder de volgende voorwaarden aftrekken:• deziekeofinvalidemoettotuwhuishoudenbehoren;• hetmoetgaanomiemanduitdekringvanverwantendie

voor aftrek van ziektekosten in aanmerking komt (zie par. 8.4c);

• deziekteofinvaliditeitmoettenminsteeenjaarhebbengeduurd, of zal naar verwachting ten minste een jaar du­ren.

Zonder nader bewijs kunt u dan een bedrag aftrekken van €300 per jaar, of €750 per jaar als u kunt bewijzen dat uw uitgaven méér dan €600 hebben bedragen.Tot de kosten van kleding en beddengoed behoren in dit ver­band ook de kosten van aanpassing van een bed, orthopedisch schoeisel, vloerbedekking, extra kosten in verband met herstel van kleding en beddengoed, extra kosten van wassen en schoon­maken, luiers en andere incontinentiemiddelen.Als u pas in de loop van het jaar aan de voorwaarden bent gaan voldoen, mag u de aftrek evenredig toepassen.

Page 136: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009136

oVeRZiCHT AFTReKBARe DieeTKoSTeN

ziektebeeld en aandoening soort dieet

vast aftrekbaar bedrag

Algemene symptomenondervoeding/groeiachterstand bij kinderen energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118

energieverrijkt € 1.118 vloeibaar energieverrijkt € 639

ondervoeding energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118 energieverrijkt € 1.118 vloeibaar energieverrijkt € 809

decubitus (doorliggen) energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118

Hypertensie (hoge bloeddruk) en hartziektenhypertensie (hoge bloeddruk) natriumbeperkt € 420 decompensatio cordis (hartfalen) natriumbeperkt € 420 decompensatio cordis (hartfalen) sterk natriumbeperkt € 505

Ziekte van de luchtwegenchronische obstructieve longziekten (COPD) energieverrijkt € 1.118

Maag-, darm- en leverziektendumping syndroom (onwel worden na het eten door plotselinge val van de spijsmassa in de darm)

lactosebeperkt € 431

chronische pancreatitis (ontsteking van de alvleesklier) energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118 cystic fibrosis (taaislijmziekte) energieverrijkt € 1.118

energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118 coeliakie (overgevoeligheid voor gluten) en ziekte van Duhring glutenvrij € 1.222

glutenvrij in combinatie met lactosebeperkt € 1.484 short bowelsyndroom (onvoldoende voedselopname) energieverrijkt € 1.118

energieverrijkt in combinatie met MCT*-verrijkt € 1.696 leverziekte energieverrijkt in combinatie met MCT*-verrijkt, tevens alcoholvrij € 1.612

energieverrijkt in combinatie met MCT*-verrijkt, tevens natriumbeperkt en alcoholvrij

€ 2.021

overige energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118 energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt en lactosebeperkt € 1.361 matig vetbeperkt in combinatie met MCT*-verrijkt, tevens energieverrijkt € 1.035

Metabole ziekten (stofwisselingsziekten)diabetes (suikerziekte) diabetes dieet € 288

diabetes dieet natriumbeperkt € 420 hypercholesterolemie (te hoog cholesterolgehalte) verzadigd-vetzurenbeperkt en cholesterolbeperkt in combinatie met visverrijkt,

groentenverrijkt en fruitverrijkt€ 288

verzadigd-vetzurenbeperkt en cholesterolbeperkt in combinatie met visverrijkt, groentenverrijkt, fruitverrijkt met plantensterolen

€ 304

cholesterolverlagend en natriumbeperkt € 420 vetstofwisselingsstoornis sterk vetbeperkt in combinatie met MCT*-verrijkt € 1.035 fructose-intolerantie (fructose = vruchtensuiker) sterk fructosebeperkt € 740 galactosemie (teveel galactose in het bloed) galactosevrij € 657 sacharase isomaltase deficiëntie (onvoldoende opname van bepaalde enzymen)

polysacharidenverrijkt en meervoudig-onverzadigdvetzurenverrijkt in combinatie met sacharosebeperkt, fructosebeperkt, matig vetbeperkt, matig natriumbeperkt en calciumbeperkt

€ 1.746

eiwitstofwisselingsstoornis (bijv. PKU of hyperlysinemie) natuurlijk-eiwitbeperkt € 2.145

Page 137: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 137

Extra gezinshulpDe kosten van gezinshulp kunt u aftrekken als ziektekosten voor zover zij meer bedragen dan het bedrag dat volgt uit tabel 14.

a Uw eigen bijdrage voor de gezinshulp die u krijgt via de Wet maat-schappelijke ondersteuning (WMO) behoren bij de specifieke uitgaven (zie par. 8.4h). Daarvoor geldt geen drempel.

Als u het gehele jaar dezelfde partner heeft, worden de uitgaven voor gezinshulp samengevoegd. U berekent dan het bedrag waar u bovenuit moet komen aan de hand van de drempelinko­mens van u beiden.Bij gezinshulp gedurende een deel van het jaar kunt u de drem­pel evenredig berekenen.

a Als u aftrek van deze kosten had tijdens de ziekte van uw inmid-dels overleden echtgenoot, kunt u de kosten van extra gezinshulp op dezelfde wijze in aftrek brengen in de maand van overlijden van uw echtgenoot en gedurende de drie daaropvolgende maanden.

Als gezinshulp kunt u iemand beschouwen die werkzaamheden verricht die in een gezin gebruikelijk zijn, zoals boodschappen doen, wassen, schoonhouden en koken. Ook een familielid of eigen kind kan als gezinshulp fungeren; deze moet dan wel een

zakelijke beloning voor het werk ontvangen. De noodzaak voor het in dienst nemen van een gezinshulp moet overigens recht­streeks in verband staan met de ziekte. En nadat de zieke is hersteld, is het ook met de aftrek gedaan.

a Als u geen thuiszorg kunt krijgen terwijl u daar wel recht op heeft, zijn de kosten van kinderopvang als extra gezinshulp aftrekbaar. Om voor aftrek in aanmerking te komen, moet u beschikken over een re-kening van de gezinshulp, met daarop diens naam en adres. De fiscus kan zo controleren of de gezinshulp de inkomsten wel opgeeft.

a Als u bent aangewezen op extramurale AWBZ-zorg, mag u uw ei-gen bijdrage daarvoor als verpleegkosten aftrekken. U heeft dan niets te maken met de drempel uit tabel 14, zelfs niet als daar een deel voor gezinshulp in zit.

Kosten speciaal onderwijsAls uw kind om medische redenen speciaal onderwijs moet volgen (bijvoorbeeld in verband met een geestelijke of lichame­lijke handicap), kunt u de hieraan verbonden extra kosten af­trekken als ziektekosten.Gaat het niet om een strikt medische, maar bijvoorbeeld om een pedagogische reden, dan is aftrek niet toegestaan. U be­paalt uw aftrek door de kosten voor uw kind te vergelijken met die voor een gezond kind; ook de kosten van vervoer van en

ziektebeeld en aandoening soort dieet

vast aftrekbaar bedrag

Infectieziektenaids energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118

Ziekten van de nieren en urinewegennierziekten natriumbeperkt € 394 chronische nierinsufficientie met hemodialyse eiwitaangewezen in combinatie met matig natriumbeperkt € 394 nefrotisch syndroom (verstoring van de bloedfiltering in de nieren) natriumbeperkt € 394

Oncologie (Kanker)oncologie (kanker) energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118

Overigvoedselovergevoeligheid koemelkeiwitvrij € 535

soja-eiwitvrij € 358 kippenei-eiwitvrij € 360 lactosebeperkt € 431 tarwevrij € 1.026 koemelkeiwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij € 503 koemelkeiwitvrij in combinatie met soja-eiwitvrij € 664 koemelkeiwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij en soja-eiwitvrij € 1.338 koemelkeiwitvrij in combinatie met kippenei-eiwitvrij, soja-eiwitvrij en tarwevrij € 1.717 koemelkeiwitvrij in combinatie met glutenvrij € 1.514

brandwonden energieverrijkt in combinatie met eiwitverrijkt € 1.118

* Multi Chain Triglyceride, speciale vetzuren

Page 138: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009138

naar school mag u meerekenen. Hetzelfde geldt voor de kosten van een remedial teacher, als hij op medische gronden werk­zaam is.

Persoonsgebonden budgettenEen persoonsgebonden budget (PGB) is een bedrag waarmee u zelf de soort hulp kiest die u wenst. Het is bedoeld voor mensen die langdurig huishoudelijke hulp, verzorging of verpleging nodig hebben, maar die niet naar een inrichting of verzorgings­huis willen.Het PGB wordt toegekend door een regionaal zorgkantoor. Daarvan zijn drie soorten:• verplegingenverzorging;• verstandelijkgehandicaptenzorg;• geestelijkegezondheidszorg.De uitkeringen op grond van deze PGB’s zijn vrijgesteld van belasting­ en premieheffing. Maar de vrijstelling vervalt zodra u buitengewone uitgaven claimt waarvoor het budget is ver­strekt.Degene die de zorg verricht, moet de ontvangen bedragen wel als inkomsten aangeven.

8.4e BevallingDe kosten van een bevalling zijn aftrekbaar samen met uw af­trekbare ziektekosten. De niet­aftrekbare drempel geldt voor het totaal. U kunt aftrekken de door u betaalde kosten van be­valling van uzelf, uw partner, uw kinderen die nog geen 27 jaar oud zijn of van tot uw huishouden behorende ernstig gehandi­capte personen van 27 jaar of ouder.Met betrekking tot de bevalling komen de medische en para­medische kosten voor aftrek in aanmerking. Daartoe kunt u onder meer rekenen de kosten van:• artsenspecialist;• verloskundige;• consultatiebureau;• fysiotherapeut;• opnameindekraamkliniekofhetziekenhuis;• kraamverzorgster;• extrahuishoudelijkehulp;

• medicijnenenverpleegmiddelen;• bloedonderzoekenandereonderzoeken;• vervoerskostenvoordebevallingenvoorhetbezoekaande

(para)medici.De kosten van de extra huishoudelijke hulp zijn aftrekbaar on­der dezelfde voorwaarden als bij de normale ziektekosten. Om­dat het hier meestal zal gaan om tijdelijke gezinshulp, moet u de drempel afmeten aan het tijdvak dat u deze gezinshulp nodig heeft. Heeft u de gezinshulp bijvoorbeeld drie maanden nodig, dan bedraagt de drempel een kwart van het bedrag dat uit tabel 14 volgt. Tot de kosten van de huishoudelijke hulp en de kraam­verpleegster kunt u ook de kosten van hun maaltijden, koffie en thee rekenen.

Vergoedingen van de verzekering moet u op uw aftrekbare kos­ten in mindering brengen. Vergoedingen van uw werkgever die tot uw belastbare loon worden gerekend, mag u hierbij echter buiten beschouwing laten.Kosten van abortus zijn aftrekbaar als deze op medische indi­catie plaatsvindt. De kosten zijn aftrekbaar in het jaar waarin u deze heeft betaald; dat kan dus ook een ander jaar zijn dan dat van de bevalling.

Niet aftrekbaar zijn onder meer de kosten van:• babyvoedingenextravoedingvoordemoeder;• geboortekaartjesenadvertenties;• traktaties,zoalsbeschuitmetmuisjes(ooknietvoorcolle­

ga’s);• positiekledingenbaby-uitzet;• inrichtingvandekinderkamer;• oudercursus;• abonnementoptijdschriftvoorouders.

8.4f AdoptieDe kosten van adoptie zijn aftrekbaar als onderdeel van de bui­tengewone uitgaven.Bij adoptie zijn aftrekbaar:• Kostenvoorindieningenbehandelingvanhetadoptiever­

zoek, daaronder begrepen de griffierechten, leges, kosten van rechtsbijstand, en de kosten voor het verkrijgen van de be­ginseltoestemming. Ook uw reiskosten naar de rechtbank, andere instanties en uw advocaat zijn aftrekbaar, net zoals de kosten van telefoon, fax en porti.

• Bijadoptievaneenbuitenlandskind:dekostenvandeadop­tieprocedure in het woonland van het kind, eveneens met inbegrip van de bijkomende kosten, en de uitgaven voor ver­voer en begeleiding van het kind naar uw woning, met inbe­grip van de reis­ en verblijfkosten. De laatste zijn aftrekbaar in het jaar waarin de minister van Justitie de beginseltoe­stemming heeft gegeven; dit hoeft niet het jaar te zijn waarin de uitgaven zijn gedaan.

b In China moet voor een adoptie een fors bedrag worden betaald aan de autoriteiten, zo’n €3000. Dit bedrag gaat naar het kindertehuis

TABeL 14 exTRA geZiNSHULP

bij eendrempelinkomen

van

worden de uitgaven voor gezinshulp geacht extra te zijn voor zover zij meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verza-melinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrekmeer dan

maar niet meer dan

- € 28.852 0%€ 28.852 € 43.279 1%€ 43.279 € 57.703 2%€ 57.703 - 3%

Page 139: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 139

dat het vervolgens doorbetaalt aan de overheid. Zulke bedragen heb-ben geen betrekking op de adoptieprocedure en kunnen volgens de Hoge Raad dan ook niet in aftrek worden gebracht.

• Kostenvandeverplichtevoorlichtingendievandeverplich­te bemiddeling (tot een maximum van €1000). Ook als de adoptie is mislukt, zijn genoemde kosten aftrekbaar, op voor­waarde dat u genoemde beginseltoestemming heeft gekre­gen.

8.4g Aftrekbare kosten bij overlijdenDe kosten van de laatste ziekte en van overlijden zijn aftrekbaar als kosten voor ziekte en overlijden (buitengewone uitgaven). U kunt alleen overlijdenskosten aftrekken voor uzelf (begrafe­nisverzekering), uw echtgenoot, partner en kinderen die nog geen 27 jaar zijn.

b Er is geen aftrek mogelijk voor overlijdenskosten van andere fami-lieleden, zoals de begrafeniskosten van ouders.

Tot de kosten van overlijden behoren ook de uitgaven voor de reis of het verblijf die zijn gedaan in verband met de laatste ziekte van uw in het buitenland verblijvende partner of kind dat nog geen 27 jaar is.

a Wellicht is met een beroep op de hardheidsclausule tevens aftrek mogelijk van de door u betaalde reis van uw kinderen vanuit het bui-tenland naar Nederland voor de laatste ziekte van u of uw echtgenoot, als uw kinderen deze reis zelf niet kunnen betalen.

Deze kosten zijn aftrekbaar naast de kosten van overlijden. Be­zoekt u bijvoorbeeld uw kind wegens laatste ziekte in het bui­tenland en reist u daar na het overlijden ook heen voor de be­grafenis, dan kunt u de kosten voor beide reizen in aftrek brengen.De overlijdenskosten zijn slechts aftrekbaar voor zover zij niet hoger zijn dan wat gebruikelijk is. Daarbij wordt gekeken naar de maatschappelijke en financiële positie van de overledene.Kosten gemaakt ná het overlijden behoren tot de buitengewone uitgaven van de erfgenamen; aftrek is echter uitsluitend moge­lijk voor de fiscale partner of voor de ouder(s) van een kind dat nog geen 27 jaar is. Dit is ook zo als de kosten kunnen worden betaald uit een uitkering van een kapitaalverzekering of uit de nalatenschap.Als u van de werkgever van de overledene uitkeringen krijgt (zoals de belastingvrije overlijdensuitkering) of u krijgt een uitkering uit hoofde van de sociale verzekeringswetten (AOW, ANW, Ziektewet), dan zijn de kosten nog steeds aftrekbaar bij u als partner. Zulke uitkeringen verminderen niet de aftrek­bare kosten.Aftrek is niet mogelijk als de overledene een uitvaartverzeke­ring in natura had waaruit de kosten van de begrafenis of cre­matie worden bestreden. De verzekeringspremies zijn destijds voor de verzekerde aftrekbaar geweest als buitengewone last.

Als de uitvaartverzekering een uitkering in geld doet ten be­hoeve van de begrafenis of de crematie, dan moet u deze in mindering brengen op uw aftrekbare kosten.Mogelijk wilt u als erfgenaam een groter deel van de genoemde kosten voor uw rekening nemen dan overeenkomt met uw aan­deel in de nalatenschap. In dat geval kunt u de door u betaalde kosten toch als buitengewone uitgave aftrekken, op voorwaar­de dat u ze niet zult verhalen op uw mede­erfgenamen en er sprake is van een dringende morele verplichting.Deze wordt aanwezig geacht als:• uvoorafgaandeaanhetoverlijdenmetdeoverledenewas

gehuwd of gekozen had voor het fiscale partnerschap; óf• umetuwkindvannoggeen27jaargedurendetenminstezes

maanden voorafgaand aan het overlijden een gemeenschap­pelijke huishouding voerde.

Als de gezamenlijke huishouding niet heeft voortgeduurd tot het moment van overlijden omdat dat door de ziekte niet moge­lijk was, bijvoorbeeld doordat opname in een verpleeghuis no­dig was, geldt deze regeling toch.

Aftrekbaar zijn onder meer de kosten van:• premiesvooreenbegrafenisverzekering,rechtgevendopeen

uitkering in natura, dat wil zeggen de begrafenis wordt ge­heel verzorgd; dit geldt alleen als er onder geen enkele voor­waarde recht bestaat op een teruggave van een eventueel overschot (dat wil zeggen de begrafenis is goedkoper geweest dan de premies die zijn betaald);

• deaankoopvaneengrafbijleven,ookvaneendubbelgrafals u samen met uw echtgenoot begraven wilt worden, als het grafrecht niet kan worden vervreemd;

• begrafenisencrematie;• uitvaartdienst;• huurvandeopbaarruimte;• grafkransengrafbloemen;• condoléancebijeenkomst;• rouwbrieven;• vervoer;• volgauto’s;• overlijdensadvertentie;• koffietafel;• grafbedekking;• grafzerk;• hetbijwonenvandebegrafenis(metinbegripvandehuur

van gelegenheidskleding).

Niet aftrekbaar zijn de kosten van aanschaf van rouwkleding, de kosten van herbegrafenis, de verlenging van grafrechten, de onderhoudskosten van het graf en het grafmonument, de boe­delkosten en de successierechten.

Extra kosten van huishoudelijke hulp in verband met ziekte of invaliditeit van de overledene mag u aftrekken als afzonder­lijke post binnen de buitengewone uitgaven (zie par. 8.4d onder ‘extra gezinshulp’).

Page 140: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009140

8.4h extra aftrek wegens ouderdom, arbeidsongeschiktheid of chronische ziekte en chronisch zieke kinderen

Bij de buitengewone uitgaven bestaan drie extra aftrekbedra­gen, te weten één voor 65­plussers, één voor arbeidsongeschik­ten en chronisch zieken, en één voor chronisch zieke kinderen. Ze mogen worden bijgeteld bij het bedrag van de overige bui­tengewone uitgaven. De extra aftrek levert dus alleen iets op als u met het totaal boven de in par. 8.4c vermelde drempel uitkomt.

Extra ouderdomsaftrekAls u op 1 januari 2008 65 jaar of ouder was, heeft u recht op een extra aftrek van €821. Als uw echtgenoot op deze datum ook 65 jaar of ouder was, heeft ook hij recht op deze aftrek. Als u het gehele jaar dezelfde partner heeft, mag u vervolgens de buiten­gewone uitgaven bij elkaar tellen, zodat u gezamenlijk voor een dubbele aftrek in aanmerking komt.

Extra aftrek voor arbeidsongeschiktenAls u op 1 januari 2008 voor méér dan 45% arbeidsongeschikt was en bovendien jonger was dan 65 jaar, mag u zonder meer €821 bij uw ziektekosten optellen. Als uw partner aan deze voor­waarden voldoet, heeft deze ook recht op de arbeidsongeschikt­heidsaftrek.De fiscus beoordeelt zelf uw arbeidsongeschiktheid, maar sluit in principe aan bij het oordeel van bijvoorbeeld een uitkerings­instantie. Als u geen uitkering heeft maar wel arbeidsonge­schikt bent, mag u ook op een andere manier aantonen dat u arbeidsongeschikt bent, zoals door een verklaring van een arts, niet zijnde de eigen huisarts. Verder gaat het uitsluitend om uw verdiencapaciteit; u heeft recht op de aftrek als u door uw ar­beidsongeschiktheid niet in staat bent om minimaal 55% van het inkomen te verdienen dat gebruikelijk is voor personen in uw omstandigheden.Mocht u weliswaar medisch arbeidsongeschikt zijn maar uw verdiencapaciteit toch kunnen handhaven, dan heeft u geen recht op de aftrek. Bovendien moet de arbeidsongeschiktheid van structurele aard zijn, dat wil zeggen dat ze op de peildatum (1 januari) al twaalf maanden bestond of nog twaalf maanden zal voortduren.

Aftrek voor chronisch ziekenU heeft recht op een extra aftrekpost van €821 als u voldoet aan de volgende voorwaarden:• uwasop1januari2008noggeen65jaaroud;• ukomtnietinaanmerkingvoordearbeidsongeschiktheids­

aftrek;• uheeftvooruzelfvoormeerdan€325uitgegevenaandevol­

gende ziektekosten (specifieke uitgaven): ­ hulpmiddelen inclusief medicijnen; ­ vervoer met uitzondering van reiskosten regelmatig zieken­

bezoek; ­ extra gezinshulp;

­ medisch voorgeschreven dieet; ­ kleding en beddengoed; ­ 25% van de eigen bijdrage voor verblijf in AWBZ­instelling

(intramurale AWBZ­zorg); ­ 100% van de eigen bijdrage voor extramurale AWBZ­zorg; ­ 100% van de eigen bijdrage voor (persoonsgebonden budget

voor) huishoudelijke verzorging via WMO; ­ 100% van de eigen bijdrage verschuldigd door persoonsge­

bonden­budgethouder AWBZ­zorg.Als uw partner aan de voorwaarden voor deze aftrek voldoet, heeft ook hij recht op de extra aftrekpost van €821.

Extra aftrek voor chronisch zieke kinderenU heeft recht op aftrek voor chronisch zieke kinderen als uw kind op 1 januari 2008 nog geen 27 jaar is, door u in belangrijke mate wordt onderhouden en u voor meer dan €325 aan bepaal­de ziektekosten heeft uitgegeven voor dat kind. Het gaat om dezelfde soort ziektekosten als staat opgesomd bij de chronisch­ziekenaftrek. De aftrek bedraagt voor ieder kind waarvoor aan de voorwaarden wordt voldaan, €821.Heeft uw partner volgens dezelfde voorwaarden recht op deze aftrek, dan wordt het bedrag gehalveerd om te voorkomen dat de aftrek twee keer wordt toegekend.

Verhoging bepaalde ziektekostenAls uw drempelinkomen (zie par. 8.4b) niet hoger is dan €31.589, worden uw ziektekosten die genoemd zijn bij de chronisch­ziekenaftrek (zie hiervóór) met 113% verhoogd.

b Als u het hele jaar een fiscale partner heeft of u heeft een gedeelte van het jaar een partner, maar u kiest voor uitbreiding van het fiscale partnerschap naar het hele jaar, mag uw gezamenlijke drempelinko-men niet boven het bedrag van €31.589 uitkomen.

8.4i VerzilveringsregelingAftrek van ziektekosten leidt in een aantal gevallen niet of in beperkte mate tot een werkelijke teruggave van belasting. De aftrekpost kan voor een gedeelte ‘wegvallen’ in de heffingskor­tingen (zie par.10.3o). Dit gebeurt met name bij ouderen, maar ook ondernemers kunnen ermee te maken krijgen.

Tussen wal en schipU heeft als alleenstaande 65-plusser uitsluitend een AOW-uit-kering en een pensioentje van €2000 per jaar. Uw inkomen be-draagt dan €14.644. De belasting hierover bedraagt €2299. Daar trekt u nog heffingskortingen, in dit geval van €2011, van af, zodat u slechts €288 belasting betaalt. Stel dat u een aftrekpost voor ziektekosten heeft van €3000 (na aftrek van de drempel). De belasting bedraagt nu nog maar €1828 en na aftrek van de heffingskortingen hoeft u geen belasting meer te betalen. Dit komt erop neer dat de ziektekosten maar gedeeltelijk tot een be-lastingteruggave zouden leiden. Want zodra uw belasting lager wordt dan €2011, krijgt u geen geld meer terug.

Page 141: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 141

a U hoeft de regeling zelf niet toe te passen, de Belastingdienst zorgt er automatisch voor dat u de teruggave krijgt. U moet dan wel belas-tingaangifte doen.

Voor de geïnteresseerden volgt hier toch een uitleg van de rege­ling, met name aan de hand van voorbeelden.

De verzilveringsregeling zorgt ervoor dat u van de fiscus toch het verschil krijgt uitbetaald tussen uw heffingskortingen en de lagere belasting, in het vorige voorbeeld dus €2011 – €1828 = €183. En uiteraard krijgt u de op uw uitkering/pensioen inge­houden loonheffing ook terug.Als uw inkomen vóór aftrek van de buitengewone uitgaven al zó laag was dat u geen belasting betaalde (met andere woorden de belasting is lager dan uw heffingskortingen), krijgt u niet de volledige heffingskorting, maar slechts een deel daarvan te­rug.

a Voor de teruggave is nodig dat u een aangifte indient. Dus zelfs als u denkt dat u geen belasting terugkrijgt, kunt u beter wel aangifte doen.

a Deze regeling gold ook al over 2004. U kunt over dat jaar ook nog aangifte doen.

b Als uw inkomen door de ziektekostenaftrek negatief wordt, gel-den de normale regels voor het verrekenen van persoonsgebonden aftrekposten. Het niet-verrekende gedeelte van de ziektekosten kunt u dan in volgende jaren alsnog van het inkomen aftrekken. U krijgt wel op grond van de verzilveringsregeling de heffingskorting terug, maar niet meer dan dat.

De teruggave op grond van de verzilveringsregeling wordt door middel van een aparte beschikking geregeld. U krijgt dus eerst een aanslag en vervolgens een beschikking met daarin de te­ruggave. Tegen deze beschikking kunt u bezwaar maken.Als u het hele jaar een fiscale partner heeft, kunt u kiezen bij wie u de persoonsgebonden aftrekposten in aftrek brengt. Dat kan invloed hebben op degene van u beiden die recht heeft op de verzilveringsregeling.Als u minimaal zes maanden van het jaar een fiscale partner heeft, heeft u recht op teruggave van de algemene heffingskor­ting als u geen inkomen heeft en uw partner voldoende belas­

ting verschuldigd is om zowel zijn eigen als uw heffingskorting in aftrek te kunnen brengen. Als uw partner echter door de aftrek van buitengewone uitgaven ineens minder belasting gaat betalen, kan het zijn dat úw teruggave van de heffingskorting gedeeltelijk tenietgaat. Ook voor deze gevallen geldt de verzil­veringsregeling.

Invloed van andere persoonsgebonden aftrekposten op de verzil-veringsregelingHet lijkt onbelangrijk: in welke volgorde mag u de persoons­gebonden aftrekposten aftrekken? Toch kan dat effect hebben. Deze tegemoetkoming op grond van de verzilveringsregeling geldt alleen voor de buitengewone uitgaven. De aftrekvolg­orde is:a. uitgaven voor onderhoudsverplichtingen;b. verliezen op beleggingen in durfkapitaal;c. uitgaven voor levensonderhoud van kinderen;d. buitengewone uitgaven;f. weekenduitgaven voor gehandicapten;g. scholingsuitgaven;h. uitgaven voor monumentenpanden;i. aftrekbare giften.Zakt uw inkomen door de posten a, b of c, dan kan dat invloed hebben op de verzilveringsregeling. Gebeurt dat door de posten e, f, g of h, dan heeft dat geen invloed.

8.5 Weekenduitgaven gehandicaptenAls u een gehandicapt kind heeft van 27 jaar of ouder dat door­gaans in een inrichting wordt verpleegd, heeft u recht op een aftrekpost voor het in huis hebben van dat kind gedurende het weekend. Dat geldt ook voor gehandicapte broers en/of zussen en voor gehandicapten waarvoor u als mentor optreedt. U mag aftrekken €9 per dag dat de gehandicapte bij u thuis verblijft (de dag van halen en brengen telt daarbij mee) en bovendien €0,20 per kilometer voor het halen en brengen (per weekend viermaal de enkele reisafstand).Als u het hele jaar dezelfde partner heeft, heeft ieder van u recht op de helft van deze aftrekpost. U mag dat vervolgens weer bij elkaar tellen en over u beiden verdelen zoals u zelf wilt.

Toch belastingteruggaveU heeft als 65-plusser vóór aftrek van buitengewone uitgaven een belastbaar inkomen van €8736. U betaalt daarover €1372 belasting. Na aftrek van heffingskortingen bedraagt de belas-ting nihil. U heeft €3000 aftrek ziektekosten, zodat uw belastba-re inkomen €5736 bedraagt. Daarover betaalt u €901 belasting en na aftrek van de heffingskortingen niets meer. U krijgt nu op grond van de verzilveringsregeling (€1372 – €901 =) €471 terug.

Welke post eerst?U heeft een inkomen vóór persoonsgebonden aftrekposten van €9000. U betaalt €10.000 alimentatie en €6000 buitengewone uitgaven. U heeft nu geen recht op de teruggave op grond van de verzilveringsregeling, omdat uw inkomen door de alimen-tatie al nihil werd. Als u €10.000 scholingsuitgaven mag aftrek-ken, mag u eerst de buitengewone uitgaven aftrekken, zodat u in aanmerking komt voor de verzilveringsregeling. Pas daarna trekt u de scholingsuitgaven af. Het programma van de Belas-tingdienst rekent dit gelukkig allemaal voor u uit. Het is wel zaak om uw aanslag en tegemoetkomingsbeschikking goed te con-troleren.

Page 142: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009142

8.6 Scholingsuitgaven

8.6a Wat zijn scholingsuitgaven?Tot de scholingsuitgaven behoren uitgaven die u heeft gedaan voor een opleiding om uw vakkennis voor uw huidige beroep op peil te houden en uitgaven voor het volgen van een studie voor een nieuw beroep. Als u een opleiding volgt voor een nieuw be­roep is voor aftrek vereist dat u in redelijkheid kunt verwachten dat u de verworven kennis productief kunt maken. Daarbij spe­len de leeftijd en het soort opleiding nog weleens een rol. Wie op leeftijd is en een ‘leuke’ opleiding volgt, kan tegenspraak van de inspecteur verwachten. Er zal worden gesteld dat er door deze opleiding geen verbetering van de financiële positie verwacht kan worden. Maar de kosten van een cursus ‘werk op maat’ voor een 56­jarige zijn wel aftrekbaar, aldus een rechter.

a Als de opleiding wordt gevolgd met het oogmerk van een betere vervulling van de dienstbetrekking, zijn de kosten aftrekbaar, ook al wordt niet het gewenste resultaat gehaald.

b Als u voor uw huidige beroep vakliteratuur aanschaft, maar geen opleiding volgt, zijn de kosten daarvan niet aftrekbaar. Voor deze aftrek is echt nodig dat u een leertraject volgt.

Het gaat alleen om uw eigen opleiding en niet ook om die van uw partner. Deze moet zijn eigen scholingsuitgaven afzonderlijk berekenen. Na aftrek van de drempel mag u uw gezamenlijke scholingsuitgaven naar willekeur over u beiden verdelen, als u het gehele jaar dezelfde fiscale partner had. In par. 8.6e vindt u een overzicht van kosten die al dan niet aftrekbaar zijn.Niet aftrekbaar zijn de kosten van studies uit liefhebberij en studies die tot het normale levenspatroon behoren, zoals het halen van een rijbewijs (ook niet als je dat rijbewijs nodig hebt voor de uitoefening van de functie), een algemene talencursus enzovoort.

8.6b Toerekening partnersScholingsuitgaven behoren tot de zogenoemde gemeenschap­pelijke inkomensbestanddelen. Dat houdt in dat u deze kosten naar willekeur over uzelf en uw partner mag verdelen als u het gehele jaar dezelfde fiscale partner heeft, of als u slechts een deel van het jaar een partner heeft, maar kiest voor een heel jaar partnerschap (zie hoofdstuk 2).

8.6c Vergoedingen voor studiekostenAftrek van studiekosten is alleen mogelijk als de kosten op u drukken; dus als u de kosten vergoed krijgt, gaat de aftrek niet door. Ontvangt u een voorwaardelijke vergoeding van uw werk­gever – die u bijvoorbeeld bij voortijdig vertrek moet terugbe­talen – dan moet u die vergoeding toch op uw studiekosten in mindering brengen in het jaar van ontvangst.Een eventuele daadwerkelijke terugbetaling naderhand vormt geen negatief loon, maar behoort tot de scholingsuitgaven. U mag deze dus alsnog in aftrek brengen. Als u de vergoeding in

een later jaar krijgt toegekend dan het jaar waarin u de kosten maakte, en het was destijds niet zeker dat u een vergoeding zou krijgen, dan voert u eerst de scholingsuitgaven op in het jaar waarin u deze maakte, en vormt de vergoeding in het latere jaar onderdeel van uw belastbaar loon.Als uw nieuwe werkgever de studiekosten aan de oude werkgever vergoedt, eventueel via u, moet u onderscheid maken tussen ver­goeding in het jaar dat u de studiekosten aan uw oude werkgever moet terugbetalen en vergoeding in een later jaar. Bij vergoeding in het jaar van terugbetaling gebeurt er fiscaal gezien niets. Bij vergoeding in een later jaar heeft u in het jaar van terugbetaling aan de oude werkgever recht op aftrek van scholingsuitgaven, en moet uw nieuwe werkgever de vergoeding in dat latere jaar bij het loon tellen en daarover belasting inhouden.

8.6d Vooruitbetaalde studiekostenVooruitbetaalde kosten zijn aftrekbaar in het jaar waarin u ze betaalt. Dat mag onbeperkt, maar het moet wel gaan om een werkelijke vooruitbetaling en niet om een depotstorting. U moet derhalve tot betaling verplicht zijn.

a In verband met de niet-aftrekbare drempel kan het voordelig zijn om uw studiekosten vooruit te betalen, door bijvoorbeeld bij een meerjarige cursus het collegegeld ineens te betalen. Let er dan wel op dat u de aftrek niet (gedeeltelijk) misloopt doordat de kosten hoger zijn dan het maximumbedrag dat u in aftrek kunt brengen.

8.6e Welke studiekosten zijn aftrekbaar?Bij de scholingsuitgaven zijn onder andere de volgende kosten aftrekbaar:• Les-,college-encursusgelden,tentamen-,examen-enin­

schrijfgelden.• UitgavenvoorhetvolgenvaneenerkendeEVC-procedure.

Dit is een procedure waarbij u uw Elders Verworven Compe­tentie (EVC) laat omzetten in een diploma.

• Literatuur.Hetgaathierbijomstudieboeken,syllabi,readers,abonnementen op vaktijdschriften enzovoort (boeken mag u in één keer aftrekken, u hoeft ze niet af te schrijven).

• Schrijfgereienanderekantoorartikelendieuvooruwstudienodig heeft (papier, pennen, zakcalculator enzovoort).

• DerechtbankinDenHaagheeftbepaalddatookinternetkos­ten aftrekbaar kunnen zijn als vaststaat dat het hebben en gebruiken van een internetaansluiting nodig is voor het vol­gen van de studie. Deze kosten kunnen in redelijkheid worden toegerekend aan de studie.

• Verplichtedeelnameaancongressenenseminars.Alszulkeactiviteiten een verplicht onderdeel uitmaken van de studie of opleiding, zijn de kosten ervan zonder meer aftrekbaar. Is deelname niet verplicht, dan is voor aftrekbaarheid vereist dat er een directe samenhang is met de studie of opleiding.

• Academischepromotie.Dekostenvanhetvoorbereiden,drukken, verpakken en verzenden van het proefschrift, maar uitsluitend voor het aantal exemplaren dat volgens het pro­motiereglement is voorgeschreven, en de kosten van de bij de

Page 143: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 143

promotie behorende receptie. Verder zijn aftrekbaar: tele­foon­, porti­ en kantoorkosten en de huur van de vereiste kleding voor uzelf en uw paranimfen.

Als uw studiekosten bestaan uit de aanschaf van duurzame zaken, zoals een computer, een fax, muziekinstrumenten of een tekentafel, dan moet u de kosten daarvan afschrijven, dat wil zeggen verdelen over het aantal jaren dat de betreffende zaak meegaat.Voor computers geldt een speciale regeling. Als de computer met toebehoren niet duurder is dan €3176 wordt hij in zijn tota­liteit geacht voor de studie nodig te zijn. Is hij duurder, dan moet u aantonen dat het redelijk is om voor uw studie een duurdere computer aan te schaffen. De jaarlijkse afschrijving van een nieuwe computer wordt gesteld op 33,33% van de aanschafprijs nadat de restwaarde van 10% daarop in mindering is gebracht. Als u een gebruikte computer heeft aangeschaft, mag u de af­schrijvingstermijn naar twee jaar verkorten als hij minimaal een jaar oud is. De restwaarde blijft nog steeds 10% (van de door u betaalde prijs).

8.6f Welke studiekosten zijn niet aftrekbaar?De volgende kosten zijn nooit aftrekbaar als scholingsuitga­ven:• reiskosten;

a U mag van uw werkgever nog wel een onbelaste vergoeding voor uw reiskosten voor uw studie ontvangen tot een bedrag van €0,19 per kilometer of voor de kosten van het openbaar vervoer.

• kostenvanhuisvesting.Alsindehuisvestingskosteneenbedrag is begrepen voor het gebruik van ruimte tijdens de opleidingsuren zelf, is dit deel wel aftrekbaar;

• kostenlevensonderhoud(hiertoemoetuookrekenendekos­ten van lunch of diner, en koffie, thee of andere dranken);

• kostenvanovernachting;• kostengezinshulp;• kostenvanexcursiesenstudiereizen;• lidmaatschapskostenvanberoeps-ofwetenschappelijkever­

enigingen;• kostenstudeerkamer,endeinrichtingdaarvan.

8.6g Niet-aftrekbare drempel en maximumBij scholingsuitgaven geldt een niet­aftrekbare drempel. Deze bedraagt €500.Gehuwden en fiscale partners berekenen eerst hun eigen scho­lingsuitgaven en trekken daar hun eigen drempel vanaf.Er geldt ook een maximum voor deze aftrek. Dat bedraagt €15.000 buiten de standaardstudieperiode. Er geldt geen maxi­mum binnen de standaardstudieperiode. Dit is een door u zelf gekozen tijdvak van niet meer dan 16 kwartalen tussen uw 18e en 30e jaar waarin u de voor uw werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels (50% of meer) besteedt aan een opleiding waar­van de totale studielast zo groot is dat daarnaast geen volledige werkkring meer mogelijk is.

8.6h StudiefinancieringAls u studiefinanciering ontvangt, verloopt de aftrek als volgt.

PrestatiebeursAls u een prestatiebeurs ontvangt, kunt u normaal gesproken geen studiekosten aftrekken. Alleen als u van de Informatie Beheer Groep een beschikking ontvangen heeft waaruit blijkt dat de lening niet zal worden omgezet in een beurs, komt u voor aftrek in aanmerking.U mag dan in het jaar waarin u de beschikking ontvangt een vast bedrag (normbedrag) als studiekosten opvoeren, en ook voor de eerdere jaren dat u de prestatiebeurs ontving.De vaste aftrekbedragen (per maand) vindt u in tabel 15.

a Als u in het eerste studiejaar een aanvullende beurs ontvangt (dat is afhankelijk van het inkomen van uw ouders), wordt deze direct in de vorm van een gift gegeven.

a Als uw scholingsuitgaven meer bedragen dan het tweevoud van de hierboven genoemde normbedragen, mag u de werkelijke scholings-uitgaven, verminderd met deze normbedragen, in aftrek brengen.

b Als u bij de aanvang van het studiejaar het collegegeld en de boeken in één keer vooruitbetaalt, komt u in het jaar van betaling waarschijnlijk boven het tweevoud van de normbedragen uit. Volgens de staatssecre-taris moet u deze toets echter aanleggen over de hele periode waarop de vooruitbetaling betrekking heeft en dan komt u normaal gesproken niet boven dit tweevoud uit. Vooruitbetaling helpt dan dus niets. Het Hof te Den Haag en de advocaat-generaal (adviseur) bij de Hoge Raad zijn echter een andere mening toegedaan. Deze toets moet worden aangelegd over het kalenderjaar van betaling. Bij vooruitbetaling in september van de bedragen voor het hele schooljaar mag deze toets worden aangelegd over de maanden september tot en met december. Het wachten is op de Hoge Raad. Totdat die uitspraak heeft gedaan kunt u het beste uitgaan van de uitspraak van het Hof Den Haag.

a Bij thuiswonende studenten is het bedrag van de genormeerde kostenaftrek hoger dan de beurs. Het verschil tussen beide mag in aftrek worden gebracht.

Lening wordt geen beursU krijgt in 2008 een beschikking dat u over de jaren 2005/06, 2006/07 en 2007/08 geen omzetting van de lening naar een beurs krijgt. U mag nu over die jaren de betreffende normbedra-gen aftrekken, dat is voor 2005 (8 maanden €174,81 en 4 maan-den €176,48) een bedrag van €2103,60, voor 2006 (8 maanden €177,09 en 4 maanden €179,00) €2132,72, voor 2007 ( 8 maan-den €179,90 en 4 maanden €182,17) €2167,88 en voor 2008 (8 maanden €183,17) €1465,36.Omdat u voor een aantal jaren tegelijk scholingsuitgaven moet aftrekken, geldt in dit geval niet het maximum van €15.000, maar wordt dat maximum verhoogd met de in de voorgaande jaren niet in aftrek gebrachte bedragen zoals genoemd in tabel 15.

Page 144: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009144

a Scholingsuitgaven die betrekking hebben op een deel van het jaar waarin geen prestatiebeurs wordt genoten, kunt u aftrekken in het jaar van betaling. U hoeft ze niet te verminderen met de beurs van het andere deel van het jaar. Omdat er geen recht meer is op de prestatiebeurs, kunt u de werkelijke kosten aftrekken.

NulleningOok als u een nullening heeft (dat wil zeggen, u leent €0 maar heeft wel recht op de OV­kaart), mag u uitsluitend de genor­meerde studiekosten in aftrek brengen.

Andere studietoelagenAls u een studietoelage ontvangt op basis van de Wet tegemoet­koming studiekosten zijn uw studiekosten aftrekbaar voor zo­ver ze meer bedragen dan de toelage. Hetzelfde geldt voor een bestuursbeurs; dat is een beurs die studentenverenigingen aan bestuursleden plegen te verstrekken.Bij een belaste studietoelage kunt u al uw werkelijke kosten als scholingskosten opvoeren.

8.6i Lening voor studiekostenAls uw ouders in het verleden uw studiekosten, zoals college­geld, voor u hebben betaald, zult u hen dit wellicht terug moeten betalen. U kunt dan op het moment van terugbetaling van deze lening geen studiekosten aftrekken. U had dat moeten doen in het jaar waarin uw ouders deze kosten voor u betaalden.

8.7 Aftrekbare giften

8.7a giften en partnerschapAls u het hele jaar dezelfde partner heeft, moet u de giften bij elkaar tellen en de niet­aftrekbare drempel en het maximum berekenen over het drempelinkomen (verzamelinkomen van u beiden vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten). Dat geldt overigens niet voor de giften in de vorm van een lijfrente; daarvoor gelden immers geen drempel en maximum. Vervol­gens mag u het saldo van de giften over u beiden verdelen zoals u goeddunkt. U mag deze verdeling ieder jaar herzien.

8.7b Losse giftenGiften zijn financiële bijdragen die u uit vrijgevigheid, dus zon­der tegenprestatie, verstrekt. Ze zijn aftrekbaar onder de vol­gende voorwaarden:• DegiftmoetzijngedaanaaneeninNederlandgevestigde

kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, we­tenschappelijke of het algemeen nut beogende instelling met een van de Belastingdienst verkregen ANBI­verklaring.

• Umoetdegiftkunnenbewijzenmetschriftelijkebescheiden.• Ergeldteenniet-aftrekbaredrempelvan1%vanuwdrempe­

linkomen (inkomen in de drie boxen tezamen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten), met een minimum van €60.

• Aftrekbaaristenhoogste10%vanuwdrempelinkomen.Alsu 11% van uw drempelinkomen schenkt, moet u daarop de niet­aftrekbare drempel van 1% in mindering brengen en komt u precies op de maximumaftrek van 10% van het drem­pelinkomen uit.

a Als u boven de niet-aftrekbare drempel uitkomt, kunt u overwegen om de giften in dat jaar te concentreren. U heeft dan maar eenmaal te maken met deze drempel.

a Als u uw giften in de vorm van een bij de notaris vastgelegde lijf-rente doet, heeft u geen last van de niet-aftrekbare drempel.

Thuiswonend studentU heeft als thuiswonend student over het jaar 2008 (8 maanden €183,17 en 4 maanden €185,42) €2207,04 genormeerde stu-diekosten. Uw basisbeurs over deze periode bedraagt (8 maan-den €91,81 en 4 maanden €92) €1102,48. U mag dus aftrekken €2207,04 min €1102,48, dat is €1104,56. In het jaar dat u de de-finitieve beschikking krijgt dat de beurs niet wordt omgezet in een gift, mag u alsnog het bedrag van €1104,56 aftrekken. Wordt de beurs wel omgezet in een gift, dan mag u geen bedrag meer aftrekken.

TABeL 15 geNoRMeeRDe STUDieKoSTeN iN €

1 januari 2002 tot en met 31 augustus 2002 157,721 september 2002 tot en met 31 december 2002 163,241 januari 2003 tot en met 31 augustus 2003 165,391 september 2003 tot en met 31 december 2003 169,491 januari 2004 tot en met 31 augustus 2004 171,141 september 2004 tot en met 31 december 2004 173,721 januari 2005 tot en met 31 augustus 2005 174,811 september 2005 tot en met 31 december 2005 176,481 januari 2006 tot en met 31 augustus 2006 177,091 september 2006 tot en met 31 december 2006 179,001 januari 2007 tot en met 31 augustus 2007 179,90

Vanaf 1 september 2007 wordt onderscheid gemaakt tussen wetenschappelijk onderwijs (W.O.) en beroepsonderwijs (B.O.)

W.O. B.O.1 september 2007 tot en met 31 december 2007 182,17 128,251 januari 2008 tot en met 31 augustus 2008 183,17 129,251 september 2008 tot en met 31 december 2008 185,42 130,75Per studiejaar zijn de kosten:2002/03 1.9762003/04 2.0472004/05 2.0932005/06 2.1232006/07 2.1552007/08 W.O. 2.1952007/08 beroepsonderwijs 1.547

Page 145: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 145

a Per 2008 moet u eerst bij de Belastingdienst controleren of de in-stelling waaraan u een gift doet, geregistreerd is als ANBI (Algemeen Nut Beogende Instelling) teneinde uw gift te kunnen aftrekken. U kunt dit nakijken op de website van de Belastingdienst.

Hieronder geven we een aantal voorbeelden van instellingen waaraan u aftrekbare giften kunt doen:• godsdienstige/levensbeschouwelijkeinstellingen(denkaan

bijdragen voor zending of missie, kerkelijke bijdragen, giften aan een diaconie, bijdragen aan geestelijken indien uitdruk­kelijk bestemd voor kerkelijke doeleinden of activiteiten, en soortgelijke uitgaven aan joodse, islamitische, hindoe­ of an­dere godsdienstige genootschappen, en/of bijdragen aan hu­manistische/vrijdenkersorganisaties en dergelijke). De Scientology Kerk is door de Hoge Raad uitdrukkelijk niet als een goeddoelinstelling aangemerkt;

• allepubliekrechtelijkerechtspersonen(denkaangemeenten,provincies, landelijke overheid, en dergelijke);

• allepolitiekepartijenwaarbijdegroottevandepartijnietvan belang is, evenmin als de politieke richting (hieronder vallen ook de wetenschappelijke bureaus van deze partijen);

• organisatiesophetgebiedvanmilieu-ennatuurbescherming(zoals Natuurmonumenten, Stichting Natuur en Milieu, Greenpeace Nederland);

• organisatiesophetgebiedvan ­ de gezondheid van het dier (zoals Dierenbescherming); ­ de volkshuisvesting; ­ jeugd en bejaardenzorg; ­ de verkeersveiligheid;• onderwijsinstellingen(zoalsuniversiteiten,VrijeUniversi­

teit, Radboudstichting, hogescholen);• organisatiesdiezichdegenezingofverplegingvanziekenten

doel stellen;• organisatiesdiezichhetverstrekkenvanstudiebeurzenaan

on­ en minvermogenden ten doel stellen;• organisatiesdiezichrichtenopdesportbeoefeninginhet

algemeen (niet een bepaalde ledengroep);• organisatiesophetgebiedvandegezondheidvandemens

(zoals Nederlandse Hartstichting, Nederlandse Stichting Le­prabestrijding, Koningin Wilhelminafonds, Juliana Welzijns­fonds, Prins Bernhardfonds, Prinses Beatrixfonds, Lever Darm Stichting, Nierstichting Nederland, Nationaal Reuma­fonds, Nederlands Astmafonds, Nationaal Aidsfonds, Neder­landse Stichting voor het Gehandicapte Kind, Memisa, Ne­derlandse Rode Kruis, Stichting Nationaal Revalidatiefonds, Vereniging voor het Nederlandse Blindenwezen, Vereniging de Zonnebloem en dergelijke);

• instellingenvoorkunstencultuur(zoalsmusea,orkesten,harmonie); er staat een lijst op de website van het ministerie van Financiën (www.minfin.nl) bij resolutie CPP2003/ 1372M;

• charitatieveinstellingendiezijnopgerichtdoorserviceclubs(Rotary, OldFellows, Vrijmetselaars). Aan aftrek aan zulke instellingen zijn voorwaarden verbonden;

• organisatiesdiehulpverleningaanminvermogendenenmen­sen in nood nastreven (zoals Leger des Heils, Novib, Mensen in Nood, Terre des Hommes, Foster Parents Plan, Amnesty International, Stichting Vluchteling, Unicef, SOS Kinderdor­pen, Nationaal Rampenfonds, Artsen zonder Grenzen en dergelijke);

• StichtingScoutingNederland(nietaanplaatselijkegroepen;daar verzet de fiscus zich tegen);

• giftennaaraanleidingvannationalerampen;• verderkuntunogdenkenaandeextrafrankeerwaardeop

bijzondere postzegels (zoals bij kinderpostzegels).

Er zijn ook enkele buitenlandse instellingen aangewezen waar­aan u aftrekbare giften kunt doen, bij voorkeur aan hun Neder­landse vestiging. Het zijn: Aga Khan Foundation, Wildlife Pre­servation Trust, Elmwood Institute, Evangelische Lutherse Kerk te Antwerpen, Self Realization Fellowship, ActionAid, In­ternational Ski Foundation, Institut Européen d’Administration des Affaires, Médecins du Monde, Internationale Vrouwenraad, Project Trust, FAO, The Folly Fellowship, Survival International Charitable Trust, Earthwatch, Unica, Netherland­America Foundation, Fraxa Research Foundation, Global Volunteers, Ashoka, United Nations High Commisioner for Refugees en Fair Trials Abroad Trust.

Niet-declareren van kostenGiftenaftrek is ook mogelijk als u bepaalde kosten niet decla­reert. Als u afziet van het declareren van kosten die u maakt als bestuurslid of adviseur van een instelling waarvoor giften­aftrek mogelijk is, wordt dit als een gift beschouwd als:• deinstellingweliswaareenkostenvergoedingsregelingheeft,

maar u bij voorbaat heeft afgezien van toepassing van deze regeling; of als

• deinstellinggeenkostenvergoedingsregelingheeft(bijvoor­beeld wegens gebrek aan middelen), maar u uitgaven heeft gehad die de instelling volgens algemeen geldende maat­schappelijke opvattingen wel zou horen te vergoeden.

Als uw gift bestaat uit het afzien van het declareren of innen van autokosten, is dit beperkt tot €0,20 per kilometer.Als u kosten declareert, kunt u, als u verder geen vergoeding krijgt voor uw werkzaamheden zelf (ook niet de vrijgestelde vrijwilligersvergoeding van maximaal €1500 per jaar, €150 per maand), de werkelijke kosten belastingvrij declareren. U bent dan niet gebonden aan de wettelijke beperkingen, zoals die van €0,20 voor autokosten. U kunt het van de instelling ontvangen bedrag daarna natuurlijk direct terugstorten als gift en op deze wijze toch de werkelijke kilometerkosten als gift aftrekken. Het is de vraag of de Belastingdienst hiertegen kan optreden. Het is in ieder geval de moeite van het proberen waard.Als vrijwilliger voor een algemeen nut beogende instelling kunt u onder voorwaarden maximaal €150 per maand en maximaal €1500 per jaar belastingvrij verdienen. Dat kunt u nalezen in par. 5.4b Als u afziet van deze vrijwilligersvergoeding, kunt u

Page 146: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009146

dat bedrag aftrekken als gift als de instelling deze niet kan betalen wegens haar slechte financiële situatie en de vergoeding naar algemeen maatschappelijke opvatting wel gegeven had moeten worden. Ook als u de kosten wel vergoed had kunnen krijgen maar daar uitvrijgevigheid van heeft afgezien, is aftrek als gift mogelijk.

Vrijwillige ouderbijdrageEen vrijwillige ouderbijdrage aan een vrije school is niet zo vrijwillig als het lijkt, meent de rechter. Ook al staat er officieel geen sanctie op niet­betalen, zo’n bijdrage is toch niet aftrek­baar.

8.7c giften in de vorm van lijfrentenIn plaats van een losse gift kunt u ook lijfrentetermijnen schen­ken. Daarvoor geldt een afzonderlijke regeling. U kunt deze termijnen als gift aftrekken als:• debegunstigdeinstellingaandevoorwaardenvoorgiftenaf­

trek voldoet (zie hiervóór), of een vereniging is die: ­ ten minste 25 leden heeft, ­ volledige rechtsbevoegdheid heeft, ­ binnen het rijk is gevestigd, ­ en niet aan vennootschapsbelasting is onderworpen, of hier­

van is vrijgesteld;• u tenminste vijf jaar lang jaarlijks een gelijke termijn

schenkt; komt u binnen die periode te overlijden, dan mag de lijfrente in het jaar van uw overlijden eindigen;

a De periodieke gift mag ook eindigen bij arbeidsongeschiktheid of werkloosheid, mits u zelf maar niet of nauwelijks invloed kunt uitoefe-nen op de beëindigingsmogelijkheid.

• deschenkingisgedaanuitvrijgevigheid,duszondertegen­prestatie;

• deschenkingbijnotariëleakteisgedaan(vaaknemendeinstellingen de kosten voor hun rekening).

Als uw lijfrentetermijnen aan deze voorwaarden voldoen, is de aftrek onbeperkt. Bovendien heeft u ook niet te maken met een niet­aftrekbare drempel, zoals bij gewone giften het geval is.Voor de lijfrente zelf gelden de gebruikelijke voorwaarden. Dat wil onder andere zeggen dat het moet gaan om vaste en gelijk­matige periodieke uitkeringen, die eindigen bij het overlijden van degene op wiens leven de verzekering is gesloten.

a Ook een gift in natura kan in termijnen worden gedaan. Het gaat dan meestal om een collectie kunstwerken. U kunt – om problemen te voorkomen – het beste van te voren contact opnemen met de Be-lastingdienst waar u als schenker onder valt.

a Als u de instelling direct over het geld wilt laten beschikken, kunt u het volledige bedrag van de uitkeringen lenen aan de instelling en de schuld in minimaal vijf termijnen kwijtschelden. De periodieke kwijtscheldingen vormen dan de aftrekbare termijnen. U moet voor de kwijtscheldingen wel naar de notaris.

a U kunt de eerste termijn direct na het afsluiten van de lijfrenteover-eenkomst betalen. Hoewel er bij vijf termijnen dan slechts vier jaren verlopen tussen de eerste en de laatste termijn, wordt dit toch door de fiscus geaccepteerd.

a Volgens de advocaat-generaal (adviseur) van de Hoge Raad mag u de nog niet betaalde termijnen als schuld in box 3 aftrekken.

8.7d giften in de vorm van renteloze leningenU kunt een bedrag renteloos lenen aan een goeddoelinstelling. U kunt dan het verschil tussen de contante waarde en de nomi­nale waarde van deze lening als gift in aftrek brengen.

8.8 MonumentenwoningVoor monumentenwoningen geldt een speciale regeling. Voor de fiscus is er sprake van zo’n woning als deze is ingeschreven in het Rijksmonumentenregister (zoals bedoeld in artikel 6 van de Monumentenwet).In alle overige gevallen is er in fiscale zin geen sprake van een monumentenwoning, zelfs al is uw woning aangewezen als be­schermd stadsgezicht of beeldbepalend pand.Als de woning een eigen woning is, geldt een andere regeling dan wanneer het geen eigen woning is. In het laatste geval zijn uitsluitend de onderhoudskosten aftrekbaar met een niet­af­trekbare drempel van 4% van de waarde van het pand.

8.8a eigen woningVoor de monumentenwoning die u als hoofdverblijf ter beschik­king staat, moet u het eigenwoningforfait bijtellen, op dezelfde manier als u dat voor een gewone woning moet doen.

b De regeling voor monumentenwoningen geldt alleen voor de ei-gen woning waarin u woont of die leeg staat in afwachting van verkoop van de vorige woning of die nog in aan- of verbouw is, en bijvoorbeeld niet voor de woning die leegstaat omdat hij verkocht gaat worden, of voor de woning die onder de eigenwoningregeling valt in geval van echtscheiding, opname in een zorginrichting of tijdelijke overplaat-sing.

KostenaftrekBelangrijkste voordeel van de monumentenwoning vormen de ruimere aftrekmogelijkheden. Naast de kosten die onder de eigenwoningregeling aftrekbaar zijn, mag u ook de onderstaan­de kosten aftrekken als persoonsgebonden aftrekpost:

Rente schenkenU leent een bedrag van €500.000 renteloos uit aan een goed-doelinstelling. Dit bedrag is gedurende een jaar niet opeisbaar. De instelling is geen rente verschuldigd. De marktrente is 4%. De contante waarde van de lening bedraagt dan €480.770. Het ver-schil tussen beide bedragen mag u als gift aftrekken. Dat is dus een bedrag van €19.230.

Page 147: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 147

• zakelijkelasten(eigenaarsdeelonroerendezaakbelasting,waterschaps­ en polderlasten);

• verzekeringskosten(premieopstalverzekering;niet:inboe­delverzekering);

• afschrijvingen,15%vanhetbruto-eigenwoningforfait.Hetbruto­eigenwoningforfait bedraagt het percentage van het eigenwoningforfait verhoogd met 0,75%. Dit percentage wordt berekend over de WOZ­waarde. Als u de woning slechts een deel van het jaar in bezit heeft, moet u de afschrijving even­redig berekenen;

• onderhoudskosten.Voor alle bovenstaande kosten samen geldt een drempel van 0,75% van de WOZ­waarde. Deze drempel bedraagt minimaal €100 en maximaal €13.300. Alleen de kosten boven deze drempel zijn aftrekbaar.

b De drempel wordt niet tijdsevenredig verlaagd als u de woning slechts een deel van het jaar in bezit heeft.

Tot de onderhoudskosten mag u rekenen de kosten om de wo­ning in een ordentelijke, oorspronkelijke staat te brengen. Daar­onder vallen bijvoorbeeld de kosten voor:• schilderen,behangen,stucadorenenwitten(echternietals

deze kosten in een huursituatie voor rekening van huurder zouden komen);

• reparatiesaanapparaten,vloeren,muren,gasleidingen,elek­tra enzovoort;

• vervangingvankapotsanitair,inslechtestaatverkerendekeuken en dergelijke;

• vervangingvaneencv-installatie;• grootonderhoudaandak,muren,funderingendergelijke;• uitgavenvooreenmonumentaletuinzijnaftrekbaaralsde

tuin op het moment waarop de kosten in aftrek worden ge­bracht als zelfstandige eenheid is genoemd en ingeschreven in het monumentenregister of als de tuin in de periode waar­over de uitgaven zijn gedaan door de Rijksdienst voor de Mo­numentenzorg is aangemerkt als monumentaal onderdeel bij een pand dat is ingeschreven in het monumentenregister;

• hetvervangenvanversletenonderdelendooronderdelenvangelijkwaardige moderne makelij;

• de(binnenhuis)architectvoorzoverbetrekkinghebbendeopde onderhoudswerkzaamheden.

Maar de kosten die normaal gesproken voor rekening van de huurder komen, zoals binnenschilderwerk, normaal tuinon­derhoud, witten van muren, behangen, en kleine reparaties,

mag u niet aftrekken. Alleen als ze samenhangen met werk­zaamheden die u in uw hoedanigheid van eigenaar laat doen, is aftrek wellicht wél mogelijk. Ditzelfde geldt als de kosten van het herstel in de oude toestand zó hoog zijn, dat geen huurder in redelijkheid geacht kan worden deze voor zijn rekening te nemen.

Niet aftrekbaar zijn voorts de kosten van verbetering, zoals het aanbrengen van een cv­installatie als die niet al aanwezig was, of het ombouwen van een kale zolder tot slaapkamers. Bij een combinatie zult u de kosten moeten splitsen; aftrekbaar is dan bijvoorbeeld slechts het deel dat overeenkomt met de vervan­ging van een eenvoudig keukenblok; de meerkosten van de luxe keukeninrichting mag u niet aftrekken.

a U kunt uw restauratieplan vooraf ter beoordeling naar de Belas-tingdienst Amersfoort, Bureau Monumentenpanden (033 – 450 52 77) sturen.

b De onderhoudskosten zijn slechts aftrekbaar voor zover zij gebrui-kelijk zijn. Als de onderhoudskosten in verhouding tot de waarde van het pand erg hoog zijn, zal de inspecteur proberen aan te tonen dat zij ongebruikelijk hoog zijn en een deel ervan willen schrappen.Omdat dit criterium bij onderhoud aan monumentenpanden nieuw is, staan de grenzen nog niet vast.

RestauratiehypotheekDe subsidies voor monumentenpanden zijn grotendeels vervan­gen door de restauratiehypotheek. U kunt onder voorwaarden een zeer voordelige hypotheek krijgen voor 70% van de aftrek­bare verbouwingskosten. De rente daarvan is 5% lager dan de gemiddelde rente voor een hypotheeklening met een rentevas­te periode van 10 jaar. De afsluitprovisie is 1,5%. Wilt u de lening voor aanvang van de verbouwingswerkzaamheden afsluiten, dan moet u beschikken over een mededeling van het Bureau Monumentenpanden waarin de hoogte van de fiscaal aftrek­bare verbouwingskosten wordt vermeld.Op www.restauratiefonds.nl kunt u informatie vinden over alle mogelijke financieringen.

8.8b Woning in box 3Als uw pand in box 3 valt, zijn uitsluitend de onderhoudskosten aftrekbaar. De niet­aftrekbare drempel bedraagt 4% van de waarde in het economisch verkeer van het pand op 1 januari 2008. Dat geldt ook als de woning op dat moment nog niet in uw bezit was.

Aftrekpost bij monumentenwoningU heeft een monumentenpand met een WOZ-waarde van €400.000. Het eigenwoningforfait is 0,55% daarvan. Het bruto-eigenwoningforfait is 1,30%, dat is €5200. De afschrijving be-draagt 15% daarvan, dus €780. Kocht u dit pand pas per 1 juli, dan bedraagt de afschrijving €390.

Verbouwing monumentenpandU koopt op 26 mei een monumentenpand en gaat dat eerst verbouwen. U betaalt in 2008 €40.000 onderhoudskosten. De waarde van het pand op 1 januari was €300.000. De drempel bedraagt 4% daarvan, dus €12.000. U mag €28.000 in aftrek brengen.

Page 148: Belasting Gids 2009

AFTReKPoSTeN

Consumentenbond Belastinggids 2009148

b Als u de woning mag waarderen op WOZ-waarde omdat deze u minimaal 30% ter beschikking staat (zie par. 7.5a), moet u voor de bepa-ling van de drempel toch uitgaan van de waarde in het economische verkeer per 1 januari van het betreffende jaar.

De beperking van de aftrekpost voor bloot­eigenaren is per 1 januari 2008 vervallen. Voor u als blooteigenaar geldt dezelfde regeling als voor volle eigenaren.

8.9 Kwijtgescholden durfkapitaal van u en uw fiscale partner

U kunt in par. 7.4h lezen aan welke voorwaarden leningen moe­ten voldoen om in aanmerking te komen voor aftrek. Als u zo’n lening heeft gesloten met een beginnende ondernemer en de ondernemer kan u niet terugbetalen, kunt u het bedrag van de lening dat u niet terugkrijgt, in aftrek brengen.De voorwaarden daarvoor zijn:• dekwijtscheldingheeftnietplaatsgevondeninheteerstejaar

van verstrekking van de lening;• uheeftdeleningkwijtgescholdenbinnenachtjaarnaver­

strekking;• uheefteenbeschikkingvandeBelastingdienstdatdestar­

tende ondernemer het bedrag niet kan terugbetalen.De maximumaftrek bedraagt over de achtjaarsperiode €46.984 per beginnende ondernemer.Als u het hele jaar een fiscale partner heeft, mag u de aftrek voor u beiden bij elkaar tellen en naar willekeur over u beiden verdelen.

b Als u heel 2008 een fiscale partner had, berekent u eerst per fiscale partner de aftrek. Daarbij moet voor iedere partner afzonderlijk reke-ning worden gehouden met de maximumaftrek van €46.984. Wordt een deel van dit maximum niet gebruikt, dan kunt u dat niet overdra-gen aan de andere partner.Na berekening van de aftrek per partner mogen beide bedragen bij elkaar worden geteld en over u beiden worden verdeeld. Het is dus zaak om bij het aangaan van de lening al een goede verdeling te maken tussen u en uw partner.

b Als u heeft belegd in ‘indirect durfkapitaal’ (als u heeft belegd in een fonds, dat uw gelden vervolgens uitleent aan beginnende onder-nemers), komt u niet in aanmerking voor deze aftrek.

8.10 Restant persoonsgebonden aftrekposten voorafgaande jaren

Door de aftrekmethodiek van de persoonsgebonden aftrekpos­ten (zie par. 8.1a) kan het zijn dat u in voorafgaande jaren een deel van deze post(en) niet in aftrek heeft kunnen brengen. U mag deze post dan vooruitschuiven naar de volgende jaren. In 2008 mag u dus alsnog de persoonsgebonden aftrekposten uit voorafgaande jaren aftrekken die toen niet aftrekbaar wa­ren.Als u het hele jaar een fiscale partner heeft (of u kiest voor een heel jaar partnerschap, zie hoofdstuk 2), telt u deze posten uit het verleden op bij de posten van dit jaar en mag u het totale bedrag verdelen tussen u en uw partner.Bij uw overlijden vervalt het nog niet in aftrek gebrachte be­drag. Als uw fiscale partner is overleden met achterlating van een nog niet verrekend deel van de persoonsgebonden aftrek­posten, mag u deze zelf alsnog in aftrek brengen.

8.11 Negatieve persoongebonden aftrekposten

Als u achteraf een vergoeding krijgt van bepaalde persoons­gebonden aftrekposten, of u krijgt een bedrag terug, dan moet u deze vergoeding of dit bedrag bij uw inkomen tellen als ne­gatieve persoonsgebonden aftrekpost. Maar dat hoeft u alleen te doen als de betreffende kosten feitelijk tot een vermindering van het belastbare inkomen hebben geleid. Als u niet aan af­trek toekwam omdat de drempel niet werd gehaald, hoeft u zo’n teruggave dus ook niet bij uw inkomen te tellen. Zie hoofd­stuk 5.6.Deze post moet worden aangegeven door degene die indertijd de aftrek heeft gehad. Als u ten tijde van de aftrek een fiscale partner had en nu niet meer, hoeft u het bedrag alleen maar aan te geven als u het daadwerkelijk heeft ontvangen. Ontvangt uw ex­partner het bedrag, dan moet deze het aangeven.

Page 149: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 149

‘gedeelde smart is halve smart’ gaat voor fiscale partners zeker op. Slim met inkomsten en aftrekposten schuiven, kan aardig wat belasting schelen.

9.1 inleidingEen van de kenmerkendste eigenschappen van het stelsel van de inkomstenbelasting is de mogelijkheid voor fiscale partners om bepaalde inkomsten en aftrekposten vrijelijk te verdelen. Deze keuze kan ieder jaar anders zijn. Dat lijkt simpel, maar de gevolgen zijn soms vérstrekkend. Wij zetten ze in dit hoofdstuk voor u op een rij.

9.2 Wie kunnen verdelenVerdeling is toegestaan aan twee groepen.

9.2a Hele jaar fiscaal partnerAls u het hele jaar elkaars fiscale partner bent, mag u de te verdelen posten naar willekeur aan u beiden toerekenen. U bent het hele jaar elkaars fiscale partner als u het hele jaar getrouwd bent of een geregistreerd partnerschap bent aangegaan. U mag dan niet duurzaam gescheiden leven, want dan is er geen spra­ke van fiscaal partnerschap.U bent ook het hele jaar elkaars fiscale partner als u ongehuwd samenwoont, het hele jaar voldoet aan de voorwaarden voor het partnerschap (par. 2.2b) en kiest voor het partnerschap. Die keuze kunt u maken bij voorlopige teruggave of bij het doen van aangifte. Als u bij het doen van aangifte niet heeft gekozen voor het fiscale partnerschap, kunt u dat alsnog doen totdat de eerste aanslag van u beiden definitief vaststaat (zie par. 2.2b).

a Als een aanslag van een van u beiden nog niet definitief vaststaat (bijvoorbeeld omdat u nog geen aanslag heeft gekregen of in een pro-cedure met de fiscus bent verwikkeld), kunt u de verdeling nog herzien. Als dat inhoudt dat de aanslag van uw partner te laag was vastgesteld, moet deze wel instemmen met het opleggen van een navorderings-

aanslag. Als de aanslag van beide partners definitief vaststaat, kunt u de verdeling niet meer herzien. Een uitzondering hierop is mogelijk als de fiscus later een van u een navorderingsaanslag oplegt waardoor uw inkomen wijzigt. Dan kunt u op de verdeling terugkomen totdat deze navorderingsaanslag definitief vaststaat.

9.2b gedeelte van het jaar fiscaal partnerGehuwden (daaronder begrepen geregistreerde partners) zijn elkaars fiscale partners vanaf de datum van het huwelijk. Het fiscale partnerschap eindigt op het moment van duurzaam ge­scheiden gaan leven, of tot het overlijden. In het eerste en laat­ste jaar van het partnerschap is er dus sprake van een partner­schap gedurende een deel van het jaar. Dan moet ieder zijn eigen inkomsten, aftrekposten en vermogen aangeven. Maar er mag worden gekozen voor uitbreiding van het partnerschap naar het hele jaar, zodat deze posten weer naar willekeur verdeeld kunnen worden. Deze keuze kan worden gemaakt bij voorlo­pige teruggave of bij de aangifte. Wordt deze keuze niet uiterlijk bij de aangifte gemaakt, dan kan dat nog totdat de eerste van de aanslagen van beiden definitief is.Ongehuwd samenwonenden kunnen in het eerste en laatste jaar van het samenwonen kiezen voor het fiscale partnerschap. Voor de voorwaarden zie par. 2.2b. Dat kan overigens alleen als de samenwoonperiode minimaal zes maanden in het jaar heeft geduurd. Bij overlijden hoeft onder omstandigheden niet te worden voldaan aan deze zesmaandseis. Wordt gekozen voor het fiscale partnerschap, dan kan dat uitgebreid worden naar het hele jaar. Dan kunnen de gemeenschappelijke inkomsten en aftrekposten worden verdeeld.

b In het jaar van overlijden mag het vermogen in box 3 niet worden verdeeld. Zie par. 7.2d.

9.3 Wat valt er te verdelen?Als u het programma van de Belastingdienst volgt, komt u vanzelf uiteindelijk terecht in het scherm ‘Verdelen’. Alle pos­ten die u mag verdelen, kunt u in dit scherm zien. U kunt hier vrijblijvend experimenteren met de verdeling van de daarvoor in aanmerking komende posten. De te betalen belasting staat op de onderste regel van dit scherm en als u de verdeling ver­andert, zult u in sommige gevallen het belastingbedrag zien veranderen (niet altijd, soms maakt een verdeling geen ver­schil).

b Omdat de verdeling van deze posten op heel veel zaken invloed heeft, is het zaak om eerst alle andere vragen in te vullen en dan pas naar het verdeelscherm te gaan. In ieder geval is het verstandig om de verdeling vlak voor het versturen van de aangiftes nog eens te con-troleren.

9 Verdelen

Page 150: Belasting Gids 2009

VeRDeLeN

Consumentenbond Belastinggids 2009150

De posten die u kunt verdelen, zijn:• inkomstenuitdeeigenwoningwaarinuzelfwoont(eigenwo­

ningforfait verminderd met de aftrekbare kosten);• inkomenuitaanmerkelijkbelang:box2;• depersoonsgebondenaftrekpostenbestaandeuit: ­ uitgaven voor onderhoudsverplichtingen, zoals betaalde

alimentatie; ­ verliezen op beleggingen in durfkapitaal; ­ uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 30

jaar; ­ buitengewone uitgaven (ziektekosten enzovoort); ­ weekenduitgaven voor gehandicapten; ­ scholingsuitgaven (studiekosten); ­ uitgaven voor monumentenpanden; ­ giften;• hetvermogeninbox3.

b De te verrekenen dividendbelasting mag u ook willekeurig aan-geven (bij de post ‘Te verrekenen bedragen’), maar die wordt niet ver-deeld in het scherm waar alle overige posten worden verdeeld. U moet die verdeling maken door in het scherm ‘te verrekenen bedragen’ in te vullen wie van beiden deze belasting wil verrekenen.

a Als u vorig jaar persoonsgebonden aftrekposten had die u niet kon verrekenen met uw inkomen, mag u deze dit jaar alsnog in aftrek brengen. Deze aftrekpost uit vorig jaar mag u, als u dit jaar het hele jaar een fiscale partner heeft, over u beiden verdelen.

a In het jaar van overlijden van uw partner kunt u kiezen voor het hele jaar fiscaal partnerschap. Maar u moet het vermogen aangeven bij degene die daartoe gerechtigd was, voor uw overleden partner per 1 januari en op de overlijdensdatum en voor u per 1 januari en 31 december. Voor uw overleden partner geldt dan een verlaagd rende-ment, afhankelijk van de maand van overlijden.

9.4 De gevolgen van verdelenHet verdelen van inkomsten, aftrekposten en het vermogen in box 3 kan veel gevolgen hebben.

9.4a TariefvoordeelU kunt aftrekposten toerekenen aan degene met het hoogste inkomen in box 1, zodat u deze aftrekposten tegen het hoogste tarief in aftrek kunt brengen.

9.4b ouderenkortingVoor de ouderenkorting (een verhoging van de heffingskorting als u 65 jaar of ouder bent) is vereist dat uw verzamelinkomen (dit is het inkomen in de drie boxen tezamen) niet hoger is dan €32.234.Door te schuiven met aftrekposten kunt u wellicht bereiken dat u inderdaad beneden deze grens blijft. Zie par. 10.3j.

9.4c ouderentoeslag box 3Wie aan het eind van het kalenderjaar 65 jaar of ouder is, heeft in box 3 naast het normale heffingvrije vermogen van €20.315 recht op de ouderentoeslag, een verhoging van het heffingvrije vermogen, als zijn inkomen uit werk en woning (vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten) lager is dan €19.119. Bo­vendien moet de saldogrondslag (het gemiddelde vermogen in box 3 na aftrek van het normale heffingvrije vermogen) lager zijn dan €268.821 (gehuwden en andere fiscale partners lager dan €537.642). De grens voor het vermogen is door de verdeling niet te beïnvloeden omdat het bij fiscale partners om het geza­menlijke vermogen gaat, maar de inkomengrens kan wel wor­den beïnvloed, bijvoorbeeld door het negatieve inkomen uit de eigen woning gunstig te verdelen. Zie par. 7.3c voor de details.

b U moet wel oppassen dat het tariefnadeel van deze toerekening van de negatieve inkomsten uit eigen woning niet groter is dan het voordeel van het extra heffingvrije vermogen.

9.4d AanslaggrensAls de door u te betalen belasting lager is dan €43, hoeft u dit bedrag niet te betalen. U kunt door te schuiven proberen te bereiken dat de verschuldigde belasting precies €42 is. Dan zult u in het verdeelscherm zien dat het uiteindelijk te betalen be­drag op nul uitkomt.

a U kunt dit niet alleen bereiken door te schuiven in het verdeel-scherm, maar ook door de dividendbelasting goed te verdelen. Helaas kan dat niet in het verdeelscherm, maar moet u de post ‘te verrekenen bedragen’ aanpassen als u daar wijzigingen in aan wilt brengen.

Hogere teruggave eigen woningU heeft een inkomen uit een parttimebaan van €15.000 bruto, uw echtgenoot heeft een inkomen van €80.000. U heeft een eigen woning met een saldo inkomsten min aftrekposten van €9000 negatief. Als u deze post aftrekt, krijgt u hierover 33,60% (€3024) terug. Als uw echtgenoot deze post in aftrek brengt, bedraagt de teruggave 52% van €9000, dat is €4680.

Doe mij maar tweemaal ouderentoeslagHet vermogen van u en uw echtgenoot samen bedraagt €150.000. U heeft AOW en pensioen van bij elkaar €20.000. U heeft een eigen woning waarop een lening zit. Door ten minste €881 negatieve inkomsten uit eigen woning aan uzelf toe te re-kenen, heeft u recht op de ouderentoeslag van €13.446. Als u ten minste €6256 negatieve inkomsten uit eigen woning aan uzelf toerekent, bedraagt de ouderentoeslag €26.892.

Toch ouderenkortingU heeft AOW en pensioen van bij elkaar €33.000. Uw echtgenoot heeft een inkomen van €36.000. Uw ziektekostenaftrek bedraagt €2500. Door ten minste €766 van deze aftrekpost aan u toe te rekenen, heeft u recht op de ouderenkorting van €486.

Page 151: Belasting Gids 2009

VeRDeLeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 151

a U kunt dit niet alleen bereiken door te schuiven in het verdeel-scherm, maar ook door de heffingskortingen voor groene en maat-schappelijke beleggingen en die voor durfkapitaal goed te verdelen. Helaas kan dat niet in het verdeelscherm, maar moet u hiervoor speci-aal naar het scherm ‘heffingskortingen’.

9.4e Schuiven met persoonsgebonden aftrekpostenEen kenmerk van de persoonsgebonden aftrekposten is dat zij achtereenvolgens kunnen worden afgetrokken in box 1, in box 3 en dan in box 2. In geen van de boxen kan het inkomen door deze aftrekposten negatief worden. Als de aftrekpost groter is dan het inkomen in de betreffende box, schuift het meerdere door naar de volgende box en uiteindelijk naar het volgende jaar. Daar wordt het opgeteld bij de persoonsgebonden aftrek­posten van dat jaar en gebeurt hetzelfde.Met deze wetenschap in het achterhoofd kan onder omstandig­heden een voordeel worden behaald. Als uw tarief dit jaar laag is en u weet dat u volgend jaar in een hoger tarief valt, wilt u de aftrekpost natuurlijk liever volgend jaar hebben. Dat kan als uw partner geen inkomen heeft. Als u de persoonsgebonden aftrek bij u in aanmerking neemt, heeft u niet alleen een lage teruggave (door het lage tarief), maar bovendien daalt de be­lasting die u moet betalen, wellicht zelfs tot nul. Dat zou kunnen betekenen dat uw partner de algemene heffingskorting niet (geheel) uitbetaald krijgt, daarvoor is immers nodig dat u vol­doende belasting betaalt (zie par. 10.3o). Als u weet dat uw in­komen volgend jaar hoger is, kunt u de persoonsgebonden af­trekpost doorschuiven naar volgend jaar. U rekent hem dan dit jaar aan uw partner toe. Die heeft echter geen inkomen en de hele post wordt naar volgend jaar doorgeschoven.

9.5 Na het einde van het partnerschapDe verdeling van posten kan ook nog van invloed zijn nadat het partnerschap is geëindigd. Dat speelt op twee gebieden. Het kan zijn dat u een aftrekpost uit het verleden weer bij uw inkomen moet tellen, bijvoorbeeld omdat u daar alsnog een vergoeding voor heeft gekregen. Als het dan gaat om een post die tijdens het partnerschap is verdeeld, moet u natuurlijk weten wie van u beiden dat bij het inkomen moet tellen als het partnerschap niet meer bestaat. Dat kunt u nalezen in par. 5.7.Het kan ook gaan om doorgeschoven persoonsgebonden aftrek­posten die in een bepaald jaar niet in aftrek kwamen omdat het inkomen daarvoor te laag was. De vraag is dan wie de post mag aftrekken nadat het partnerschap is geëindigd. Het antwoord hangt af van de verdeling van die post tijdens het partnerschap. Dat illustreren wij aan de hand van de volgende voorbeelden.

Aftrekpost naar volgend jaarU heeft een salaris van €45.000 en negatieve inkomsten uit ei-gen woning van €10.000. Uw echtgenote heeft geen inkomen. U koopt uw alimentatie af en betaalt uw ex-echtgenote een bedrag van €50.000. Uw inkomsten uit werk en woning bedragen vóór de aftrek van alimentatie €35.000. Uw huidige echtgenote krijgt haar heffingskorting terug. Als u de hele afkoopsom in aftrek brengt, betaalt u geen belasting, maar u krijgt ook geen terug-gave van de algemene heffingskorting.Ook uw vrouw krijgt geen teruggave van de algemene heffings-korting. Van de aftrekpost komt (€50.000 - €35.000) niet voor af-trek in aanmerking, dit bedrag schuift door naar volgend jaar. Dat is niet gunstig. U kunt er beter voor zorgen dat u precies zoveel belasting verschuldigd bent, dat zowel uw eigen heffingskor-tingen als die van uw vrouw daar nog op in mindering kunnen worden gebracht.U kunt dat bereiken door een deel van de persoonsgebonden aftrekpost aan uw echtgenote toe te rekenen. Dat leidt niet tot aftrek, want zij heeft geen inkomen. Dat deel schuift dus door naar volgend jaar en moet zodanig groot zijn dat u dit jaar in ie-der geval uw beider heffingskortingen kunt realiseren. Dat is een kwestie van schuiven in het verdeelscherm.

Uit elkaar (1) Van uzelf Van uw partnerInkomen uit werk en woning € 20.000 € 0Persoonsgebondenaftrekposten (pga, 25.000) - € 25.000

Belastbaar inkomen € 0 € 0Door te schuiven pga € 5.000 € 0

Volgend jaar mag u het hele bedrag van €5000 in aftrek brengen als u geen fiscaal partner meer bent. Bent u nog wel fiscaal part-ner van elkaar, dan mag u het bedrag van €5000 weer verdelen.

Uit elkaar (2) Van uzelf Van uw partnerInkomen uit werk en woning € 20.000 € 0

Persoonsgebondenaftrekposten (pga 25.000) - € 8.000 - € 17.000

Belastbaar inkomen € 12.000 € 0Door te schuiven pga € 0 € 17.000

Als u volgend jaar geen fiscaal partner meer bent van elkaar, mag uw ex-partner €17.000 persoonsgebonden aftrekpost in aftrek brengen. Bent u volgend jaar nog wel partner van elkaar, dan mag u deze €17.000 weer verdelen. Deze verdeling zou gemaakt kunnen zijn om ervoor te zorgen, dat u beiden uw heffingskor-ting kunt realiseren (zie par. 9.4e).

Page 152: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009152

U bent nu al een heel eind met uw aangifte. Tijd om te kijken hoe u de belasting berekent. Maar eerst mag u de heffingskortingen van de te betalen belasting afhalen.

10.1 inleidingDe belasting wordt berekend over uw belastbare inkomen in de afzonderlijke boxen zonder aftrek van een belastingvrije som. In plaats daarvan wordt deze belasting verminderd met diver­se heffingskortingen, afhankelijk van uw omstandigheden. De heffingskortingen zijn bedoeld om de belastingvrije sommen uit het oude belastingstelsel te vervangen.

10.2 TarievenIn de belasting die u over uw inkomsten in box 1 betaalt, zitten ook de premies over de volksverzekeringen (AOW, ANW, AWBZ). Vandaar dat er twee tabellen zijn: één voor mensen die nog geen 65 jaar oud zijn, en één voor mensen van 65 jaar en ouder. Deze laatste groep betaalt immers geen premies AOW. Er geldt een speciale regeling in het jaar van 65 worden.

b Er kunnen kleine afrondingsverschillen optreden in de tabellen.

In het jaar dat u 65 jaar wordt, gebruikt u tabel 16 voor de maan­den dat u nog geen 65 bent en tabel 17 voor de maanden dat u 65 bent, inclusief de maand van uw verjaardag. In tabel 18 kunt u aan de hand van de maand waarin u 65 wordt, uw tarief terug­vinden.

Het tarief in box 2 (inkomen uit aanmerkelijk belang) bedraagt 25%.Het tarief in box 3 bedraagt 30%.

10 Tarieven en heffingskortingen

TABeL 16 BeLASTiNg eN PReMieS VoLKS- VeRZeKeRiNg VooR De gRoeP JoNgeR DAN 65 JAAR

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning

van meer dan (beginbedrag)

maar niet meer dan

bedragen de belasting en

premie

plus van het meerdere dan

het beginbedrag

€ 0 € 17.579 € 0 33,60%€ 17.579 € 31.589 € 5.905 41,85%€ 31.589 € 53.860 € 11.768 42,00%€ 53.860 - € 21.121 52,00%

TABeL 17 BeLASTiNg eN PReMieS VoLKS- VeRZeKeRiNg VooR De gRoeP VAN 65 JAAR eN oUDeR

Bij een belastbaar inkomen uit werk en woning

van meer dan (beginbedrag)

maar niet meer dan

bedragen de belasting en

premie

plus van het meerdere dan

het beginbedrag

€ 0 € 17.579 € 0 15,70%€ 17.579 € 31.589 € 2.759 23,95%€ 31.589 € 53.860 € 6.114 42,00%€ 53.860 - € 15.467 52,00%

TABeL 18 PeRCeNTAge iN JAAR VAN 65 WoRDeN

maand waarinu 65 wordt

percentage in schijf 1

percentage in schijf 2

januari 0,16 23,95%februari 0,17 25,44%maart 0,19 26,93%april 0,20 28,43%mei 0,22 29,92%juni 0,23 31,41%juli 0,25 32,90%augustus 0,26 34,39%september 0,28 35,88%oktober 0,29 37,38%november 0,31 38,87%december 0,32 40,36%

Page 153: Belasting Gids 2009

TARie VeN eN HeFFiNgSKoRTiNgeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 153

b In het jaar dat u 65 wordt, moet u voor de berekening van de be-lasting in box 1 uw gehele jaarinkomen als uitgangspunt nemen en daarop het gemiddelde tarief loslaten, zelfs als u uw gehele inkomen heeft ontvangen in de periode dat het lage tarief van toepassing is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als u vanaf uw 65e jaar een AOW-uitkering krijgt en in het eerste deel van het jaar geen inkomen had.

10.3 HeffingskortingenIedereen heeft recht op heffingskortingen. Er zijn er verschil­lende: de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, (aanvul­lende) combinatiekorting, (aanvullende) alleenstaande­ouder­korting, ouderschapsverlofkorting, levensloopverlofkorting, jonggehandicaptenkorting, ouderenkorting, alleenstaande­ouderenkorting en de kortingen voor maatschappelijke beleg­gingen, directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleg­gingen.Het werkt als volgt. U rekent eerst uit hoeveel belasting u moet betalen over uw inkomen in alle boxen samen. Daarna mag u dit bedrag verminderen met de heffingskortingen. De hoogte daarvan is afhankelijk van een aantal omstandigheden.Het kan zijn dat u meer heffingskorting heeft dan u aan belas­ting moet betalen. Als u meer dan zes maanden een partner heeft, krijgt u het niet­gebruikte deel van een bepaalde hef­fingskorting terugbetaald van de Belastingdienst (zie verderop onder ‘Wijze van uitbetaling’). Daarvoor is vereist dat uw part­ner meer belasting verschuldigd is dan het bedrag van zijn ei­gen én uw heffingskortingen.

b Als u geen inkomen heeft of uitsluitend inkomen dat is onder-worpen aan loonheffing, kunt u uw heffingskortingen alleen maar terugkrijgen door een voorlopige teruggaaf of door het invullen en verzenden van het aangifteprogramma.

b Als u door emigratie of immigratie slechts een deel van het jaar binnenlands belastingplichtig bent, heeft u geen recht op de heffings-kortingen.

10.3a Algemene heffingskortingIedereen heeft recht op een heffingskorting van €2074.Als u 65 jaar of ouder bent, is het bedrag lager, namelijk €970, omdat u dan geen premies AOW hoeft te betalen en de heffings­kortingen, net zoals het tarief in de eerste twee schijven, een belastingdeel en een premiedeel kennen. In het jaar dat u 65 wordt, moet u het jaar in twee stukken knippen: voor het eerste deel, tot de maand waarin u 65 jaar wordt, geldt de hoge hef­fingskorting; voor het laatste deel, inclusief de maand waarin u 65 jaar wordt, de lage. De hoogte van de heffingskorting is dus afhankelijk van de maand waarin u 65 jaar wordt.

10.3b ArbeidskortingIedereen die betaalde arbeid verricht, heeft recht op een extra korting. Deze korting wordt berekend over de arbeidskorting­

grondslag, dat is het gezamenlijke bedrag van de met tegen­woordige arbeid genoten winst uit onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden en loon. De korting voor 65­minners bedraagt de som van:• 1,758%vandearbeidskortinggrondslag,maarmaximaal

€151;en• hetnavolgendepercentagevandearbeidskortinggrondslag

boven €8587 met het daarbij genoemde maximum.

De arbeidskorting bedraagt ten minste de voor de loonheffing genoten arbeidskorting, maar nooit meer dan het maximum.

Als u 65 jaar of ouder bent, bedraagt de arbeidskorting:• 0,823%vandearbeidskortinggrondslag,maarmaximaal

€72;plus• 9,217%vandearbeidskortinggrondslagboven€8587.Het maximum van de totale arbeidskorting bedraagt hier €1029.

b In het jaar dat u 65 jaar wordt, worden de percentages verlaagd, afhankelijk van de maand waarin u 65 jaar wordt.

10.3c KinderkortingDe kinderkorting is per 1 januari 2008 vervangen door de kin­dertoeslag (niet te verwarren met de kinderopvangtoeslag). U kunt de informatie hierover en het aanvraagprogramma vinden op www.belastingdienst.nl, achter het tabblad toeslagen of op www.toeslagen.nl.

10.3d CombinatiekortingU krijgt een combinatiekorting als u werkzaamheden buiten uw huishouden verricht en daarmee meer dan €4542 verdient of in aanmerking komt voor de zelfstandigenaftrek. Verder is vereist dat u gedurende meer dan zes maanden een kind (dat op 1 januari 2008 nog geen 12 jaar oud was) tot uw huishouden kunt rekenen dat op uw adres ingeschreven staat in de Basisad­ministratie Persoonsgegevens (het bevolkingsregister). Deze laatste inschrijvingseis geldt niet voor zogenoemde co­ou­ders.Als partners beiden aan de voorwaarden voldoen, kunnen zij allebei aanspraak maken op deze korting. De hoogte van de

TABeL 19 ARBeiDSKoRTiNg

leeftijd op 1 januari percentage

maximum van de totale arbeidskorting

tot 57 jaar 12,430% € 1.443 57 t/m 59 jaar 14,874% € 1.697 60 t/m 61 jaar 17,298% € 1.949 62 t/m 64 jaar 19,723% € 2.201

Page 154: Belasting Gids 2009

TARie VeN eN HeFFiNgSKoRTiNgeN

Consumentenbond Belastinggids 2009154

combinatiekorting is €112 per partner (€54 als u 65 jaar of ouder bent).Als de termijn van zes maanden niet wordt gehaald omdat het kind overlijdt, blijft toch recht bestaan op deze korting.

b In het jaar dat u 65 jaar wordt, wordt het bedrag van de combinatie-korting verlaagd, afhankelijk van de maand waarin u 65 jaar wordt.

10.3e Aanvullende combinatiekortingAls u recht heeft op de combinatiekorting, kunt u ook recht hebben op de aanvullende combinatiekorting. U moet hiervoor óf geen partner hebben óf een partner met inkomsten uit tegen­woordige arbeid die hoger zijn dan uw eigen inkomsten uit te­genwoordige arbeid. Heeft u een gelijk inkomen uit tegenwoor­dige arbeid, dan heeft de oudste van u beiden recht op de aanvullende combinatiekorting.

b Als uw partner geen inkomen heeft, bestaat voor u geen recht op deze korting.

De hoogte van de aanvullende combinatiekorting bedraagt €746. Als u 65 jaar of ouder bent, bedraagt hij €350.

b In het jaar dat u 65 jaar wordt, wordt het bedrag van de aanvul-lende combinatiekorting verlaagd, afhankelijk van de maand waarin u 65 jaar wordt.

10.3f ouderschapsverlofkortingSinds de invoering van de levensloopregeling per 1 januari 2006 heeft u eventueel recht op de ouderschapsverlofkorting. Daar­voor is vereist dat u in het kalenderjaar deelneemt aan de le­vensloopregeling (uw werkgever is verplicht deze in te stellen, zij het dat hij niet verplicht is om levensloopverlof te geven). Als u gebruikmaakt van uw wettelijke ouderschapsverlof (dat op fulltimebasis maximaal 13 weken mag duren), heeft u recht op een ouderschapsverlofkorting van 50% van het wettelijk mini­mumloon per werkdag, dat is 50% van €61,62, dus €30,88 per werkdag. Neemt u een minder aantal uren per dag verlof, dan wordt het minimumloon herleid tot een uurloon en bedraagt de heffingskorting 50% daarvan per opgenomen uur.Er geldt een maximum: deze korting mag niet meer bedragen dan het verschil tussen het belastbare loon van vorig jaar en dat van dit jaar. Als in het voorgaande jaar ook al ouderschaps­verlof is opgenomen, mag worden uitgegaan van het jaar daar­voor.Voor de ouderschapsverlofkorting is tevens vereist dat u over een door uw werkgever ondertekende verklaring beschikt waarin ten minste is opgenomen uw naam en adresgegevens, het loonheffingennummer van uw werkgever, uw sofinummer en de periode en het aantal uren ouderschapsverlof.

a De ouderschapsverlofkorting is voordelig. Omdat het niet uitmaakt hoeveel u stort in de levensloopregeling, kunt u beter maar wel mee-doen als u van deze korting gebruik wilt maken.

a Net als bij de algemene heffingskorting wordt het bedrag aan u uitbetaald als u onvoldoende inkomen heeft, maar uw partner wel vol-doende belasting betaalt (zie verderop onder ‘Wijze van uitbetaling’).

10.3g Alleenstaande-ouderkortingU komt voor deze extra korting in aanmerking als u gedurende zes maanden:• geenpartnerhad;en• eenhuishoudingvoerdemeteenkinddatdooruinbelang­

rijke mate wordt onderhouden, dat wil zeggen voor ten min­ste €400 per kwartaal, of waarvoor u recht heeft op kinder­bijslag; en

• datkindophetzelfdeadresalsustondingeschreven;en• udehuishoudinguitsluitendvoerdemetkinderendieaan

het begin van het jaar nog geen 27 jaar oud waren.De hoogte van deze korting is €1459; als u 65 jaar of ouder bent €683.

a Voor deze korting is (onder andere) vereist dat het kind minimaal zes maanden tot uw huishouden behoort. Uw kind moet daarvoor tussen de drie en vier dagen per week bij u verblijven. Schooluren tellen daarbij mee. De fiscale rechter heeft uitgemaakt dat schooluren geheel worden toegerekend aan de ouder bij wie het kind zowel vóór als ná schooltijd verblijft. Als uw kind vóór schooltijd bij de ene ouder verblijft en ná schooltijd bij de andere ouder, moeten de schooluren gelijkelijk over u beiden worden verdeeld.

Als de termijn van zes maanden niet wordt gehaald omdat het kind of de ouder overlijdt, blijft toch recht bestaan op deze kor­ting.

b In het jaar dat u 65 jaar wordt, wordt het bedrag van de alleen-staande-ouderkorting verlaagd, afhankelijk van de maand waarin u 65 jaar wordt.

10.3h Aanvullende alleenstaande-ouderkortingAls u recht heeft op de alleenstaande­ouderkorting heeft u daar­naast recht op de aanvullende alleenstaande­ouderkorting als:• uwerkzaamhedenbuitenuwhuishoudenverricht:en• gedurendeminimaalzesmaandeneenkindtotuwhuishou­

den behoort dat aan het begin van het kalenderjaar nog geen 16 jaar oud is; en

• datkindgedurendedieperiodeopuwadresingeschrevenstaat.

Deze korting bedraagt 4,3% (als u 65 jaar of ouder bent 2,01%) van het buiten de huishouding verdiende inkomen. De maxi­mumkorting bedraagt €1459; als u 65 jaar of ouder bent €683.Als de termijn van zes maanden niet gehaald wordt omdat een ouder of kind overlijdt, blijft toch recht bestaan op deze kor­ting.

b In het jaar dat u 65 jaar wordt, wordt het bedrag van de aanvul-lende alleenstaande-ouderkorting verlaagd, afhankelijk van de maand waarin u 65 jaar wordt.

Page 155: Belasting Gids 2009

TARie VeN eN HeFFiNgSKoRTiNgeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 155

10.3i JonggehandicaptenkortingAls u recht heeft op toekenning van een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en niet op de ouderenaftrek, krijgt u een extra heffingskorting van €666, de jonggehandicaptenkorting.

10.3j ouderenkortingAls u aan het einde van het belastingjaar minimaal 65 jaar oud bent, heeft u recht op een ouderenkorting van €486, mits uw verzamelinkomen niet meer bedraagt dan €32.234.

10.3k Alleenstaande-ouderenkortingAls u recht heeft op een AOW­uitkering voor alleenstaanden, heeft u ook recht op de alleenstaande­ouderenkorting van €555.

a Er geldt geen inkomensgrens voor het recht op alleenstaande-ouderenkorting. Als u een alleenstaanden-AOW-uitkering krijgt, heeft u dus altijd recht op deze korting.

10.3l LevensloopverlofkortingU heeft recht op de levensloopverlofkorting als u geld opneemt uit uw levenslooptegoed bij het opnemen van levensloopverlof. Dat kan ook bij pensionering of 65 jaar worden.Bij afkoop, vervreemding of opname van het geld in één keer vervalt het recht op deze heffingskorting. De heffingskorting bedraagt €191 per jaar dat is deelgenomen aan (bedragen zijn gestort in) de levensloopregeling, maar maximaal het tegoed dat is opgenomen. De in eerdere jaren genoten levensloopver­lofkorting brengt u daarop in mindering. Wat u niet kunt ver­rekenen met uw belasting, wordt teruggegeven als u een part­ner heeft met voldoende inkomen (zie verderop bij ‘Wijze van uitbetaling’).

10.3m extra heffingskorting groene en sociaal-ethische beleggingen

U krijgt een extra heffingskorting van 1,3% van uw groene en sociaal­ethische beleggingen die in box 3 zijn vrijgesteld. Deze heffingskorting geldt niet alleen voor groene beleggingen die onder de vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen vallen (tot een maximum van €54.223 per persoon), maar ook voor groene beleggingen die op grond van de overgangsregeling on­beperkt zijn vrijgesteld (zie par. 7.7b). Als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft (daarbij inbe­grepen de situatie dat u een gedeelte van het jaar een fiscale partner heeft maar kiest voor het hele jaar partnerschap), gaat het om de vrijgestelde beleggingen van u en uw partner sa­men.

a Ook als u 65 jaar of ouder bent, bedraagt deze heffingskorting 1,3%. Hij wordt niet, zoals de andere heffingskortingen, verlaagd.

10.3n extra heffingskorting beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen

U heeft recht op een extra heffingskorting van 1,3% van uw directe beleggingen in durfkapitaal en in uw culturele beleg­gingen die in box 3 zijn vrijgesteld. Als u op de peildatum een fiscale partner heeft, gaat het om de vrijgestelde beleggingen van u en uw partner samen.

a Ook als u 65 jaar of ouder bent, bedraagt deze heffingskorting 1,3%. Hij wordt niet, zoals de andere heffingskortingen, verlaagd.

b U heeft alleen recht op heffingskorting voor directe beleggingen in durfkapitaal; niet voor indirecte beleggingen in durfkapitaal.

10.3o Wijze van uitbetalingMet bepaalde heffingskortingen kan rekening worden gehouden bij de inhouding van loonheffing door uw werkgever. Dit geldt voor de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de jong­gehandicaptenkorting, de levensloopverlofkorting, de ouderen­korting en de alleenstaande­ouderenkorting. Heeft u meer dan één werkgever of uitkeringsinstantie, dan mag er slechts een­maal rekening worden gehouden met deze kortingen.Komt u in aanmerking voor andere heffingskortingen, dan kunt u deze terugvragen bij de voorlopige teruggaaf of als u aangifte doet. Bij voorlopige teruggaaf of bij het doen van aangifte kunt u uw eventuele recht op de ouderschapsverlofkorting, de com­binatiekorting, de aanvullende combinatiekorting, de alleen­staande­ouderkorting, de aanvullende alleenstaande­ouder­korting, de kortingen voor directe beleggingen in durfkapitaal of voor maatschappelijke beleggingen en als minstverdiener de algemene heffingskorting geldend maken.De heffingskortingen worden in mindering gebracht op de be­lasting die u moet betalen. Nu kan het zijn dat u minder belas­ting hoeft te betalen dan het bedrag aan heffingskortingen waarop u recht heeft. U zou daarmee een deel van de heffings­wkortingen verliezen.Als u gedurende minimaal zes maanden in het jaar een partner had, dan krijgt de minstverdiener het niet­gebruikte deel van de algemene heffingskorting, de arbeidskorting, de (aanvul­lende) combinatiekorting, de ouderschapsverlofkorting en de levensloopverlofkorting rechtstreeks uitbetaald door de Belas­tingdienst. U krijgt echter niet méér betaald dan het bedrag dat uw partner na aftrek van diens eigen heffingskortingen aan belasting betaalt (met andere woorden, de belasting die u en uw partner samen betalen, moet meer zijn dan de heffingskorting waarop u en uw partner samen recht hebben).

b U krijgt de heffingskortingen voor maatschappelijke beleggingen en voor directe beleggingen in durfkapitaal en culturele beleggingen bij onvoldoende inkomen niet uitbetaald van de Belastingdienst, ook niet als u een partner heeft die voldoende belasting betaalt om ook uw heffingskortingen van af te halen. Om deze heffingskortingen te kunnen realiseren, moeten deze dus toegerekend worden aan uw partner.

Page 156: Belasting Gids 2009

TARie VeN eN HeFFiNgSKoRTiNgeN

Consumentenbond Belastinggids 2009156

a Als de termijn van zes maanden niet wordt gehaald omdat een van de partners overlijdt, blijft toch recht bestaan op deze teruggave.

Zonder partner krijgt u uw heffingskortingen bij onvoldoende inkomen niet uitbetaald.

b Als u bij het begin van het kalenderjaar nog geen 30 jaar bent, heeft u geen recht op deze teruggave als u meer dan zes maanden in belang-rijke mate (€400 per kwartaal) door uw ouders bent onderhouden. Dit is bijvoorbeeld het geval als broers/zussen nog bij hun ouders wonen en één van hen inkomen heeft en de ander niet. Dan kan gekozen worden voor het partnerschap, maar de teruggave van de algemene heffingskorting hangt af van de onderhoudsbijdrage van de ouders aan de minstverdienende.

10.4 MiddelingMisschien heeft u in een bepaald jaar incidenteel hoge inkom­sten, of krijgt u in één keer een forse nabetaling over voorgaan­de jaren. Dan kan het gebeuren dat u in box 1 (een deel van) die extra inkomsten moet afrekenen tegen een hoger tarief (42% of 52%) dan wanneer u die inkomsten netjes over de jaren ver­spreid had binnengekregen. Inkomsten in box 2 en 3 hebben een vast tarief van 25% en 30%, zodat het probleem zich daarbij niet kan voordoen.

Gelukkig mag u ‘middelen’. Via middeling kunt u eenmalige hoge inkomsten fictief spreiden over een driejaarsperiode.Dit kan bijvoorbeeld aantrekkelijk zijn als u een ontslaguitke­ring heeft gekregen, of een eenmalig hoge winstuitkering, of als u eenmalige hoge aftrekposten heeft of sterk wisselende ondernemingswinsten. Denk ook aan de situatie waarin u na uw afstuderen voor het eerst gaat verdienen. En als uw echtge­noot is overleden, heeft u wellicht ineens meer inkomen in box 1 (nabestaandenpensioen).

Het systeem van de middeling werkt als volgt:• telvandrieachtereenvolgendebelastingjarenuwoorspron­

kelijke inkomens in box 1 bij elkaar op en deel deze door drie;

• herberekenvoordealdusverkregeninkomensdeverschul­digde belasting, met toepassing van het voor het desbetref­fende jaar geldende schijventarief zonder aftrek van heffings­kortingen;

• berekenhetverschiltussenhetgeenuoverdedriejaarvóóren ná middeling aan belasting verschuldigd bent in box 1 zonder aftrek van heffingskortingen;

• alsdatverschilgroterisdan€545,krijgtuhetmeerderete­rug.

Middeling gebeurt via een schriftelijk verzoek. U moet dit in­dienen binnen 36 maanden nadat de laatste aanslag inkomsten­belasting die op de bij de middeling betrokken jaren betrekking heeft, onherroepelijk is komen vast te staan. Bij het verzoek moet u een berekening van de middeling overleggen.Na het verstrijken van de genoemde termijn van 36 maanden kunt u om ‘ambtshalve middeling’ verzoeken. Zo’n verzoek wordt nog in behandeling genomen als u niet meer dan tien maanden te laat bent en de teruggaaf krachtens de middeling meer dan 10% van de herrekende belasting bedraagt, met een minimum van €681.

Middeling is ook mogelijk voor het jaar waarin u 65 jaar wordt. Voor deze middelingsberekening wordt ervan uitgegaan dat u de volledige premies voor de volksverzekeringen betaalt (dus de premies voor mensen die nog geen 65 jaar zijn). Middeling is niet mogelijk voor een jaar dat al eerder in een middeling is betrokken. En ook niet voor het jaar van overlijden of emigre­ren.Tegen een beslissing van de fiscus over uw verzoek om midde­ling kunt u op dezelfde wijze bezwaar en beroep aantekenen als tegen een belastingaanslag.

10.5 HardheidsclausuleAls de normale regels van belastingheffing in uw geval bijzon­der onredelijk uitpakken, kunt u soms een beroep doen op de hardheidsclausule. Voor de toepassing hiervan moet u een schriftelijk verzoek doen aan het ministerie van Financiën (Postbus 20201, 2500 EE Den Haag). Voor veelvoorkomende ge­vallen bestaan overigens standaardregelingen, die de Belas­tingdienst zelf toepast.Verzoeken om toepassing van de hardheidsclausule worden lang niet altijd ingewilligd. Het moet namelijk gaan om gevol­gen die door de wetgever niet zijn voorzien. In sommige geval­len bent u zelfs kansloos, bijvoorbeeld bij verzoeken om geen bijtelling te hoeven doen in verband met de auto van de zaak, en in kwesties rond het woon­werkverkeer. In die gevallen heeft de wetgever namelijk een bepaalde regeling in het leven geroe­pen, en bewust voor lief genomen dat zoiets voor sommigen vervelend uitpakt.Tegen een beslissing over uw verzoek is geen beroep mogelijk; wel kunt u zich tot de Nationale Ombudsman of de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer wenden.

Heffingskorting via partner (1)U heeft geen inkomen. Uw partner heeft een inkomen waarover hij, na aftrek van zijn heffingskortingen, nog €4500 belasting be-taalt. U krijgt uw eigen algemene heffingskorting van €2074 van de Belastingdienst terug.

Heffingskorting via partner (2)U heeft geen inkomen. Uw partner heeft een inkomen waarover hij na aftrek van zijn eigen heffingskortingen nog maar €908 be-lasting hoeft te betalen. U krijgt nu slechts €908 heffingskortin-gen uitbetaald van de Belastingdienst.

Page 157: Belasting Gids 2009

TARie VeN eN HeFFiNgSKoRTiNgeN

Consumentenbond Belastinggids 2009 157

10.6 RekenvoorbeeldTot slot een rekenvoorbeeld voor de bere­kening van de belasting die u verschuldigd bent. We gaan uit van de volgende gege­vens: de heer en mevrouw De Wit hebben drie kinderen, van 9, 12 en 14 jaar oud. Me­neer De Wit (42 jaar oud) heeft een baan met een brutojaarloon van €49.000. Me­vrouw De Wit heeft €5500 verdiend met resultaat uit overige arbeid. Het gezin woont in een eigen huis met een WOZ­waarde van €283.000. Zij hebben een hypo­theek waar ze per jaar €8100 rente op beta­len. In de loop der jaren hebben ze het een en ander bij elkaar gespaard, een spaar­rekening waarop het hele jaar €55.000 staat en diverse beleggingen in beleggingsfond­sen van €57.000 aan het begin van het jaar en €44.000 aan het einde van het jaar. De schuld voor hun auto bedraagt per 1 janu­ari €8350 en op 31 december €7450. Hun fiscale plaatje vindt u in het schema op de volgende pagina.

Box i

Inkomsten uit dienstbetrekking € 49.000

Inkomsten uit eigen woning:- eigenwoningforfait 0,55% van €283.000 € 1.557 - aftrekbare rente € 8.100 Saldo inkomsten uit eigen woning - € 6.544 Inkomsten uit werk en woning € 42.456

Belasting hierover:- eerste schijf van €17.579 (33,60%) € 5.905 - tweede schijf van €14,010 (41,85%) € 5.863 - derde schijf van €10,868 (42%) € 4.564 Belasting in box I € 16.332

Box iii

Rendementsgrondslag:- gemiddeld spaarsaldo € 55.000 - gemiddeld saldo fondsen € 50.500 - gemiddelde schuld - € 7.900 Bij: niet aftrekbaar gedeelte schuld (tweemaal €2800) € 5.600 Rendementsgrondslag € 103.200

Heffingvrij vermogen:- basisbedrag (voor gehuwden, tweemaal €20.315) € 40.630 - kindertoeslag (drie kinderen maal €2715) € 8.145 Heffingvrij vermogen € 48.775 Grondslag forfaitair rendement € 54.425 Inkomen uit sparen en beleggen (4% hierover) € 2.177 Belasting hierover (30%) € 653 Totale belasting over verzamelinkomen € 16.985

Heffingskortingen:- algemene heffingskorting € 2.074 - arbeidskorting € 1.443 - combinatiekorting € 112 Totale heffingskorting € 3.629 Te betalen belasting meneer De Wit € 13.356

Mevrouw De WitResultaat uit overige werkzaamheden € 5.500

Belasting hierover:- eerste schijf van €5500 (33,60%) € 1.848

Heffingskortingen:- algemene heffingskorting € 2.074 - arbeidskorting € 97 - combinatiekorting € 112 - aanvullende combinatiekorting € 746

€ 3.029 Teruggave heffingskortingen mevrouw De Wit - € 1.181

Gezamenlijk betalen de heer en mevrouw De Wit aan belasting: € 12.175

Door kleine afrondingsverschillen wijken sommige berekeningen af.

Page 158: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009158

Nadat u aangifte heeft gedaan, ligt de bal bij de Belastingdienst. over teruggaaf en (voorlopige) aanslag.

11.1 inleidingU heeft – al dan niet met behulp van deze gids – aangifte gedaan. Waarschijnlijk met behulp van het aangifteprogramma van de Belastingdienst. Als u alles goed heeft ingevuld, berekent het programma precies hoeveel belasting u moet bijbetalen of te­rugkrijgt. In de meeste gevallen heeft u daarmee voldaan aan uw verplichtingen. Maar er kunnen zich onverwachte dingen voordoen, zoals een correctie van de inspecteur op uw aangifte. Of u bent zelf iets vergeten. Daarna komt de aanslag (voorlopig of definitief). Als u het daar niet mee eens bent, heeft u nog bezwaar­ en beroepsmogelijkheden.

11.2 Correctie op de aangifte

11.2a U corrigeert uw aangifte zelfNa indiening mag u uw aangifte altijd nog corrigeren, bijvoor­beeld omdat u een inkomsten­ of aftrekpost over het hoofd heeft gezien. Zulke correcties kunnen dus zowel tot een hoger als tot een lager belastbaar inkomen leiden. Ook na het opleggen van de aanslag kunt u nog corrigeren.Leidt de correctie tot een verlaging van uw aanslag, dan moet u tegelijkertijd bezwaar aantekenen om een lagere aanslag op­gelegd te krijgen. Dat moet gebeuren binnen zes weken na de dagtekening van het aanslagbiljet. U kunt uw aangifte zelfs nog corrigeren na de uitspraak op het bezwaarschrift. U moet dan binnen zes weken na dagtekening van de uitspraak een beroep­schrift indienen.

11.2b Fiscus corrigeert uw aangifteOok de fiscus kan uw aangifte corrigeren. Over het algemeen krijgt u daarvan schriftelijk bericht. Mocht de fiscus nalaten u te berichten, dan blijft de correctie geldig, tenzij natuurlijk uw eventuele bezwaar of beroep wordt gehonoreerd. Als de fiscus uw definitieve aanslag nog wil corrigeren, moet hij een navor­deringsaanslag (zie par. 11.6c) zien te innen.Een aangifte die opzettelijk onjuist of onvolledig is gedaan, wordt niet alleen gecorrigeerd, maar kan ook worden bestraft met een vergrijpboete of strafvervolging (zie par. 1.1c).

11.3 Teruggaaf vóór 1 juli 2009Als er te veel loonheffing is ingehouden, bijvoorbeeld omdat u een aftrekpost heeft waarvoor u geen voorlopige teruggave heeft gevraagd, krijgt u na het doen van aangifte belasting te­rug. Als u uw aangifte compleet en behoorlijk vóór 1 april 2009 indient, krijgt u deze teruggave vóór 1 juli 2009.

11.4 Voorlopige teruggaafU hoeft niet altijd te wachten met een teruggave totdat u aan­gifte heeft gedaan. U kunt ook een voorlopige teruggave aan­vragen. Dat kan in de volgende gevallen.

11.4a AftrekpostenAls er te veel loonheffing wordt ingehouden, bijvoorbeeld omdat u aftrekposten heeft, kunt u van de Belastingdienst tijdens het kalenderjaar een voorlopige teruggaaf krijgen. De belasting over de aftrekposten wordt dan in maandelijkse termijnen op uw rekening overgemaakt. Deze mogelijkheid geldt voor de vol­gende aftrekposten:• reisaftrek;• negatievebelastbareinkomstenuiteigenwoning;• uitgavenvoorinkomensvoorzieningen(aftrekvoorlijfrente­

premies);• persoonsgebondenaftrekposten(ziehoofdstuk8);• verliezenuitwerkenwoningovervoorafgaandejarenals

over die jaren aangifte is gedaan.Voor het jaar 2009 heeft u, als u over 2008 ook al een voorlopige teruggaaf had, automatisch een beschikking in huis gekregen (vóór het einde van het jaar 2008) waarin de Belastingdienst zelf uw voorlopige teruggaaf over 2009 heeft berekend op grond van de voorlopige teruggaaf over 2008. U hoeft in dat geval dus zelf geen verzoek meer te doen. Het is wel zaak om de beschik­king goed te bekijken en daar bezwaar tegen te maken bij ge­wijzigde omstandigheden, bijvoorbeeld omdat de WOZ­waarde van uw woning niet juist is of uw persoonlijke situatie of inko­men in 2009 flink wijzigt. Ook als de voorlopige teruggaaf te hoog is, is het verstandig om het bedrag omlaag te laten bren­

11 Na de aangifte

Page 159: Belasting Gids 2009

NA De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 159

gen. Anders krijgt u immers na afloop van het jaar 2009 een (grote) aanslag inkomstenbelasting verhoogd met heffings­rente, berekend over de periode vanaf 1 juli 2009 tot de datum van de aanslag. En die heffingsrente is op dit moment hoog (zie paragraaf 11.8b).

11.4b HeffingskortingenU kunt ook een voorlopige teruggaaf krijgen voor heffingskor­tingen. U kunt dat nalezen in par. 10.3o onder het kopje ‘Wijze van uitbetaling’.

11.4c AanvraagAls u vóór 23 december 2008 geen beschikking heeft ontvangen, kunt u het beste zelf een formulier aanvragen of het programma downloaden van internet (www.belastingdienst.nl). Als u de voorlopige teruggaaf niet vóór aanvang van het jaar van aftrek indient, kunt u dit altijd nog later doen (niet later dan 1 novem­ber van het lopende jaar). De voorlopige teruggaaf wordt dan uitbetaald in zoveel termijnen als er nog maanden in het jaar resteren. Gaat de voorlopige teruggaaf bijvoorbeeld in augustus in, dan krijgt u vijf maanden lang eenvijfde deel van de terug­gave op uw rekening gestort.Als er tijdens het jaar wijzigingen optreden, bijvoorbeeld door de aankoop van een eigen woning, kunt u een een nieuwe voor­lopige teruggaaf aanvragen. De termijnbedragen worden dan aangepast.

11.5 De verplichte aanslagEr zijn twee situaties mogelijk: u krijgt wél, of géén verplichte aanslag inkomstenbelasting.Zelfs als u een op naam gestelde uitnodiging voor het doen van aangifte heeft gekregen en u heeft aangifte gedaan, hoeft dat nog niet automatisch te leiden tot een verplichte aanslag (al bent u wél verplicht aangifte te doen).U krijgt een aanslag als de verschuldigde belasting en premie de inhoudingen (loonheffing, dividendbelasting) met meer dan €42 overtreffen. Dit heet de aanslaggrens. De reden hiervan kan zijn dat u inkomsten had waarop geen loonheffing is inge­houden (bijvoorbeeld resultaat uit overige werkzaamheden of inkomsten uit sparen en beleggen) of dat u voor de loonheffing andere heffingskortingen had dan voor de inkomstenbelas­ting.Als uit uw aangifte blijkt dat u niet meer dan €42 hoeft bij te betalen, krijgt u een zogeheten nihilaanslag; u hoeft dan niets te betalen. Deze moet binnen drie jaar na het einde van het belastingjaar zijn opgelegd. Heeft u uitstel gevraagd en gekre­gen voor het doen van aangifte, dan wordt de drie jaar verlengd met deze uitstelperiode.

a Als u in 2008 65 jaar oud bent geworden en u heeft een verzamel-inkomen dat uitsluitend bestaat uit een AOW-uitkering, dan hoeft u in ieder geval geen belasting bij te betalen.

11.6 Soorten aanslagenDe fiscus kan u verschillende soorten aanslagen opleggen: de voorlopige aanslag, de definitieve aanslag en de navorderings­aanslag. Bovendien kunt u te maken krijgen met een conserve­rende aanslag.

11.6a Voorlopige aanslagDe fiscus legt u een voorlopige aanslag op als aannemelijk is dat u nog een aanslag met te betalen belasting opgelegd zult krijgen. Zo’n aanslag kan betrekking hebben op een eerder, maar ook op het lopende belastingjaar.

Over een eerder belastingjaarU kunt in 2009 een voorlopige aanslag opgelegd krijgen over een al verstreken belastingjaar, bijvoorbeeld over 2007 of 2008. Dat gebeurt dan meestal aan de hand van de door u ingediende aan­gifte, of het VA­biljet als u om uitstel heeft gevraagd. Een voor­lopige aanslag over een verstreken belastingjaar moet u nor­maal gesproken binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet betalen.

Over het lopende belastingjaarU kunt in 2009 ook een voorlopige aanslag over het jaar 2009 zelf opgelegd krijgen. Deze aanslag kan zijn gebaseerd op de veronderstelling dat u over dat jaar zeer waarschijnlijk meer belasting verschuldigd bent dan op uw (loon)inkomsten wordt ingehouden. In de regel wordt deze voorlopige aanslag opgelegd vóór 31 januari 2009. Later kan echter ook, bijvoorbeeld als ze wordt gebaseerd op de door u ingediende aangifte inkomsten­belasting 2008, of op het door u ingediende VA­biljet bij het ver­zoek om uitstel. Een voorlopige aanslag die in het jaar zelf wordt opgelegd, mag u in termijnen betalen.

a U krijgt (betalings)korting als u een voorlopige aanslag over het lopende jaar in één keer (vooruit)betaalt. Op de aanslag is vermeld hoeveel korting.

b Als u bezwaar maakt tegen de voorlopige aanslag, krijgt u op ver-zoek voor het bestreden bedrag uitstel van betaling. Maar als u niet de hele aanslag in één keer betaalt, vervalt het recht op de betalings-korting. U kunt de aanslag dus het beste helemaal betalen na aftrek van de betalingskorting. U krijgt dan van de Belastingdienst het teveel betaalde vanzelf terug na toewijzing van het bezwaar.

Bezwaar en beroepTegen een voorlopige aanslag kunt u op dezelfde manier be­zwaar en beroep aantekenen als tegen een definitieve aanslag (zie par. 11.7a). U krijgt voor het bestreden bedrag automatisch uitstel van betaling.

Meer voorlopige aanslagenDe Belastingdienst mag u meer voorlopige aanslagen opleggen. Als bijvoorbeeld een voorlopige aanslag is opgelegd op grond van een schatting van uw inkomsten over 2008, en naderhand

Page 160: Belasting Gids 2009

NA De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009160

blijkt uit de door u ingediende aangifte 2008 dat die schatting te laag was, dan kan de Belastingdienst dus nog een tweede voorlopige aanslag opleggen.

Uitstel van betalingHet kan zijn dat u wel erg veel aanslagen tegelijkertijd krijgt opgelegd, bijvoorbeeld een voorlopige aanslag over het voor­gaande jaar en een voorlopige aanslag over het lopende jaar. Hoewel de ontvanger niet verplicht is om in dit soort gevallen een betalingsregeling te treffen, kunt u toch daarom verzoeken. Bij een redelijke ontvanger krijgt u het soms voor elkaar dat u één of meer van deze aanslagen in termijnen mag betalen die eindigen ná de officiële laatste betaaltermijn.

11.6b Definitieve aanslagDe definitieve aanslag wordt als regel opgelegd op basis van de door u ingediende aangifte inkomstenbelasting. Als u de aan­gifte echter niet op tijd heeft ingediend, kunt u ook ambtshalve een definitieve aanslag opgelegd krijgen. Tegen de definitieve aanslag is bezwaar en beroep mogelijk.

VerjaringstermijnDe definitieve aanslag moet door de Belastingdienst worden opgelegd binnen drie jaar na het tijdstip waarop de belasting­schuld is ontstaan. Voor de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen is dat 31 december. Voor de inkomstenbe­lasting 2008 eindigt de termijn dus op 31 december 2011.

b De verjaringstermijn wordt verlengd met de volledige termijn waarvoor u uitstel heeft gevraagd en gekregen voor het inleveren van het aangiftebiljet. Dat geldt zelfs als u de aangifte eerder indient.

11.6c NavorderingsaanslagAls de definitieve aanslag eenmaal is opgelegd, bent u er nog niet voorgoed vanaf. De fiscus kan u namelijk gedurende vijf jaren na het ontstaan van de belastingschuld nog verrassen met een navorderingsaanslag. Voor het jaar 2008 is dat dus nog tot en met 2013. Deze termijn wordt verlengd met de termijn van een eventueel uitstel voor het indienen van uw aangifte.

b Voor verzwegen buitenlands inkomen en vermogen geldt zelfs een navorderingstermijn van twaalf jaar. De Hoge Raad heeft over deze verlengde navorderingstermijn vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie. Het is de vraag of deze termijn houdbaar zal blijken te zijn. Deze verlengde termijn geldt overigens niet als de navorderings-aanslag óók binnen de vijfjaarstermijn opgelegd had kunnen worden omdat de feiten al bekend waren. Dan geldt gewoon de termijn van vijf jaar, eventueel verlengd met het verkregen uitstel voor het indienen van de aangifte.

Van het voornemen van navordering stuurt de fiscus u een ken­nisgeving met daarin de details van de navordering, zoals het bedrag van de op te leggen aanslag; u kunt daar dan binnen een bepaalde termijn op reageren. U hoeft niet te reageren, maar

soms kan een reactie zinnig zijn omdat de navorderingsaanslag daardoor eventueel kan worden voorkomen. Soms vergeet de fiscus een kennisgeving te sturen, maar dat betekent niet dat de navorderingsaanslag daardoor ongeldig is geworden. U kunt tegen deze aanslag op de normale wijze bezwaar en beroep aan­tekenen.

Nieuw feitNavordering is in principe alleen mogelijk als er sprake is van een nieuw feit. Dat is een feit dat de fiscus bij de behandeling van uw aangifte niet wist of redelijkerwijs niet kon weten. De eis van een nieuw feit geldt echter niet:• alsudeaangifteopzettelijkverkeerdheeftingevuld,ubent

dan te kwader trouw;• alseenvoorlopigeaanslag,eenvoorheffingofeenvoorlopige

teruggaaf ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verre­kend;

• alsdeverdelingvangemeenschappelijkeinkomens-ofver­mogensbestanddelen niet goed is gebeurd (u geeft minder dan 100% aan).

a De verdeling van de post waarover wordt nageheven, kunt u alsnog bepalen zolang de navorderingsaanslag nog niet definitief vaststaat. U kunt ook bij een navorderingsaanslag nog gebruikmaken van de regels van de aanslaggrens (par. 11.2a).

De teruggaven van de algemene heffingskorting die u als minst­verdiener van twee partners rechtstreeks van de Belasting­dienst ontvangt (zie par. 10.3o), kan na afloop van de vijfjaars­termijn worden herzien als blijkt dat de door uw partner te betalen belasting lager is dan uw teruggave van heffingskor­ting. U krijgt namelijk van de Belastingdienst als minstverdie­ner niet méér heffingskorting terug dan het bedrag dat uw partner aan belasting moet betalen. De inspecteur moet dat corrigeren binnen acht weken nadat de aanslag van de meest­verdiener onherroepelijk vaststaat.Van een nieuw feit is geen sprake als de fiscus heeft verzuimd uw aangifte of de daarbij horende bijlagen behoorlijk te lezen, terwijl daarin het feit dat de grondslag voor de navordering vormt, staat vermeld. Dit feit moet dan wel echt duidelijk ver­meld zijn, want de inspecteur mag tot op zekere hoogte vertrou­wen op aangiften, zeker als die zijn verzorgd door een goed bekend staand belastingadviesbureau.Als u digitaal aangifte doet, kunt u geen bijlagen meesturen. U kunt ook geen bijlagen meesturen met het biljet. Als u wel bij­lagen wilt meesturen om het risico op navordering te verklei­nen, zult u een afzonderlijke brief moeten sturen naar de Be­lastingdienst in uw eigen district. En als u het risico op navordering helemaal wilt uitsluiten, vult u eerst het aangif­tebiljet in op de voor u onvoordelige manier en maakt u vervol­gens bezwaar tegen de aanslag waarbij u uitgaat van het voor u voordelige standpunt. Het eventuele twijfelpunt behandelt u dan uitgebreid in de bezwaarfase. U kunt wel in de diverse spe­cificaties die u bij de vragen kunt invullen, tekst kwijt. Als de

Page 161: Belasting Gids 2009

NA De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 161

inspecteur deze tekst negeert, is er na het opleggen van de de­finitieve aanslag geen mogelijkheid meer tot navorderen op het door u aangegeven punt. Er is dan geen nieuw feit. Dit is anders als u te kwader trouw bent, dus wist of had behoren te weten dat uw aangifte fout was. Ook fouten of verzuimen van de Belastingdienst kunnen een navordering in de weg staan wegens het ontbreken van een nieuw feit. Dat is bijvoorbeeld het geval als de fiscus controle van uw aangifte om redenen van doelmatigheid achterwege laat, terwijl het navorderingsfeit bij een fatsoenlijke controle aan het licht zou zijn gekomen. Er mag dan geen navorderings­aanslag worden opgelegd. Houd er verder rekening mee dat de fiscus ervan uit mag gaan dat u de aangifte naar waarheid invult: u kunt de fiscus nooit verwijten dat ze niet van het tegendeel is uitgegaan. Kennelijke schrijf­ of tikfouten mag de fiscus overigens herstellen. Fouten van personeel dat op andere eenheden werkzaam is, kunt u uw inspecteur niet aanrekenen (er mag dan worden nagevorderd), maar wel de fouten van ambtenaren van zijn eigen aanslageen­heid (nu mag er niet worden nagevorderd).Door de steeds verdergaande automatisering van het aangifte­proces is er een verschuiving merkbaar in de rechtspraak over het wel of niet aanwezig zijn van een nieuw feit en wanneer er sprake is van een ambtelijk verzuim. Zo is een fout in de aan­giftesoftware voor rekening van de Belastingdienst en er mag dan niet nagevorderd worden. Ook het ten onrechte niet over­nemen van gegevens door de Belastingdienst, die wel in de aan­gifte staan vermeld, kan niet tot navordering leiden. In het beruchte geval van de belastingplichtige die per ongeluk in plaats van €3419 een bedrag van €3.419.635 rente aftrok, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er niet nagevorderd mocht worden. Dit was een onbedoelde fout van belastingplichtige die uitslui­tend niet was ontdekt door de door de Belastingdienst gevolgde werkwijze. Het is aan de politiek, en niet aan de rechter om de navorderingsmogelijkheden tot dergelijke gevallen uit te brei­den, aldus de Hoge Raad.

BewijslastDe fiscus zal over het algemeen met de bewijzen voor een na­vorderingsaanslag moeten komen. Alleen als u uw aangifte niet (of niet volledig) heeft ingevuld, kunt u te maken krijgen met een omkering van de bewijslast. U moet dan bewijzen dat de fiscus het fout heeft.

BoeteBij een navorderingsaanslag krijgt u doorgaans ook een boete, behalve als u geen verwijt kan worden gemaakt. Er kan u geen verwijt worden gemaakt als u een standpunt heeft ingenomen dat achteraf weliswaar onjuist is gebleken, maar niettemin pleitbaar is geweest. Als u met voldoende zorg een belastingad­viseur heeft ingeschakeld om uw belastingzaken te behartigen en u hem alle noodzakelijke stukken en inlichtingen heeft ge­geven, wordt een fout van deze adviseur niet aan u toegerekend en mag u geen boete krijgen, zo heeft de Hoge Raad beslist. Als

er wél iets te verwijten valt, gelden de vergrijpboetes uit tabel 2 in par. 1.1c.In enkele gevallen wordt de boete kwijtgescholden of vermin­derd. Bijvoorbeeld als uw vergrijp niet in verhouding staat tot het bedrag van de boete, of als u er financieel slecht voor staat. Bij het opleggen van de boete moet de fiscus u overigens wel meedelen waarop de boete is gebaseerd. U kunt bezwaar maken tegen het opleggen van een boete of tegen het bedrag ervan. Dat moet u doen binnen zes weken na het opleggen ervan.

11.6d Conserverende aanslagIn sommige gevallen wordt er een aanslag opgelegd zonder de bedoeling deze meteen te innen. Het is een soort aanslag ‘voor de zekerheid’. U hoeft hem alleen te betalen als zich bepaalde omstandigheden voordoen. Dit geldt in de volgende situaties:• Uemigreertnaarhetbuitenlandenheeftinhetverledenpre­

mies voor lijfrentes in aftrek gebracht. U krijgt een conser­verende aanslag voor de belasting over de waarde van de polis, verhoogd met 20% revisierente. Deze aanslag wordt pas geïnd als u binnen een termijn van tien jaar een verboden handeling verricht met deze lijfrente, zoals afkoop (zie par. 5.2a). Doet u dat niet, dan vervalt de aanslag na deze tien jaar. Bij emigratie naar landen binnen de EU wordt door de ont­vanger automatisch en zonder het stellen van zekerheid uit­stel van betaling verleend. Voor emigratie naar andere lan­den is het stellen van zekerheid nog wel vereist en zult u moeten verzoeken om uitstel van betaling.

• UemigreertnaarhetbuitenlandenheeftinNederlandpen­sioen opgebouwd. U krijgt een conserverende aanslag opge­legd voor de belasting over de volle waarde van uw pen­sioenaanspraak. Ook hier geldt weer dat de aanslag niet geïnd wordt als het pensioen normaal wordt afgewikkeld en dat de aanslag vervalt na verloop van tien jaar. Bij emigratie naar landen binnen de EU wordt door de ontvanger automa­tisch en zonder het stellen van zekerheid uitstel van betaling verleend. Voor emigratie naar andere landen is het stellen van zekerheid nog wel vereist en zult u moeten verzoeken om uitstel van betaling. Er is een aantal procedures aange­spannen om te laten beoordelen of zo’n conserverende aan­slag in strijd is met het EU­recht en/of met de verdragen ter voorkoming van dubbele belasting. Daarbij is door de recht­bank al uitgemaakt dat Nederland niet het recht heeft om de (eventuele) belastingheffing over opgebouwde pensioenen naar zich toe te trekken als het verdrag de belastingheffing toewijst aan het woonland. Deze procedures zullen nog wel enige jaren in beslag nemen als dit tot aan de Hoge Raad en eventueel het Europese Hof van Justitie uitgevochten moet worden.

• Alsuemigreertenuheefteenkapitaalverzekeringeigenwoning, kunt u een aanslag krijgen voor het belaste rentebe­standdeel dat is opgebouwd in deze verzekering (zie par. 4.2h). In de meeste gevallen is de uitkering echter belastingvrij, maar het kan bijvoorbeeld zijn dat het verzekerde kapitaal

Page 162: Belasting Gids 2009

NA De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009162

hoger is dan het vrijstellingsbedrag. De aanslag wordt geïnd op het moment dat uw woning geen eigen woning meer is (dus bij verkoop), maar uiterlijk twee jaar na emigratie.

• Alsuemigreertenuheefteenaanmerkelijkbelang(5%ofmeer van de aandelen in een besloten of naamloze vennoot­schap), mag er een conserverende aanslag worden opgelegd. Het Hof van Justitie heeft bepaald dat zo’n aanslag niet in strijd is met het Europese Recht als er automatisch uitstel van betaling wordt verleend. Voor landen buiten de EU moet er echter nog steeds zekerheid worden gesteld, bijvoorbeeld door het afgeven van een bankgarantie voor deze conserve­rende aanslag.

11.7 Bezwaar, beroep en cassatie

11.7a BezwaarAls u het niet eens bent met een voorlopige, definitieve of na­vorderingsaanslag, kunt u binnen zes weken na dagtekening van het aanslagbiljet een bezwaarschrift bij de Belastingdienst indienen. Als u het bezwaarschrift per post stuurt, moet het binnen zeven weken na dagtekening zijn ontvangen door de Belastingdienst.

a Verzend uw bezwaarschrift aangetekend of geef het tegen een ontvangstbewijs bij de Belastingdienst af.

a Bezwaar- en beroepschriften kunt u per post insturen, maar niet per e-mail. Het insturen van een bezwaarschrift per fax is ook niet gel-dig, maar de Belastingdienst zal u een bericht sturen dat het bezwaar-schrift per post verstuurd moet worden en u daar een termijn voor geven. Bezwaar- en beroepschriften via e-mail worden zonder meer niet-ontvankelijk verklaard.

U moet uw bezwaarschrift voorzien van uw naam, adres en burgerservicenummer, en duidelijk vermelden tegen welke aanslag u het bezwaar richt. U moet uw bezwaar bovendien motiveren. Als u nog tijd nodig heeft om gegevens voor uw mo­tivering te verzamelen, kunt u ook een pro­formabezwaarschrift indienen, waarin u tevens om uitstel van uw motivering vraagt. Daarmee stelt u dan in eerste instantie uw rechten veilig. Dat moet u dan wel doen binnen de bezwaartermijn. De termijn voor afhandeling van het bezwaar is zes weken. De fiscus heeft het recht om deze termijn eenzijdig met vier weken te verlengen. En als u daarmee akkoord gaat, kan de termijn nog verder worden verlengd. Denkt u er wel om dat er invorde­ringsrente wordt geheven als de fiscus achteraf gelijk krijgt, óók over de termijn waarmee de afhandeling is verlengd.Het bezwaarschrift moet worden afgehandeld door een andere behandelend ambtenaar dan degene die uw aanslag heeft gere­geld; anders wordt, volgens een uitspraak van het Hof te Den Bosch, de aanslag vernietigd en heeft u recht op teruggave van het griffierecht en op een vergoeding van proceskosten. Boven­dien moet u, als u daarom verzoekt, worden gehoord en er moet

naar aanleiding van dit horen een verslag worden opgesteld door de Belastingdienst.Een bezwaarschrift wordt door de fiscus automatisch ook als een verzoek om uitstel van betaling beschouwd als in het be­zwaarschrift het bedrag wordt vermeld dat wordt bestreden en een berekening van dat bedrag wordt gegeven. In alle andere gevallen moet u expliciet om uitstel van betaling vragen.

Bezwaar te laat ingediend/termijnverlengingAls de bezwaartermijn is verstreken, kunt u alsnog in aanmer­king komen voor behandeling van uw bezwaar. De oorzaak van de te late indiening van het bezwaarschrift moet dan wel buiten uw macht liggen. Er moet bijvoorbeeld sprake zijn geweest van een poststaking, van verkeerde voorlichting door de fiscus of van door de fiscus verkeerd geadresseerde stukken. De termijn van zes weken wordt dan verlengd.Als de vertraging niet buiten uw macht ligt, kunt u nog slechts een verzoek om ambtshalve herziening doen.

Ambtshalve herzieningAls uw bezwaartermijn is verlopen en een verzoek om termijn­verlenging ook niets heeft opgeleverd, kunt u de inspecteur nog verzoeken de aanslag ambtshalve te herzien. Dat kan al­leen als er sprake is van een vergissing of een omissie die zon­der twijfel zou hebben geleid tot een andere aanslag, als een en ander destijds bekend was geweest. De herziening kan met vijf jaar terugwerkende kracht plaatsvinden; de teruggaaf moet daarbij ten minste €113 zijn. De herzieningsperiode wordt zelfs tien jaar als de Belastingdienst van uw vergissing weet had kunnen hebben; in dit geval moet de teruggaaf ten minste €453 zijn.

11.7b Vergoeding kosten bezwaarfaseVoor de kosten in de bezwaarfase is een regeling in de wet op­genomen. U moet uitdrukkelijk en vóór de uitspraak verzoeken om toekenning van deze vergoeding. U krijgt alleen een ver­goeding als de Belastingdienst onrechtmatig handelt (dus de wet verkeerd heeft uitgelegd) of gewoon een duidelijke fout heeft gemaakt en niet als het bezwaar handelt om een verschil van interpretatie van feiten.U heeft alleen recht op vergoeding als u zich door een derde beroepsmatig laat bijstaan, bijvoorbeeld door een belastingad­viseur. Bovendien kunt u kosten van een getuige, deskundige of tolk en reis­ en verblijfkosten alsmede verletkosten vergoed krijgen. Het moet wel redelijk zijn dat u voor de behandeling van het bezwaar zulke kosten maakt. Als het gaat om een ver­gissing die simpel kan worden rechtgezet, heeft u geen recht op een vergoeding.De hoogte van de vergoeding wordt vastgesteld aan de hand van een puntenstelsel, waarbij een punt een vergoeding ople­vert van €161. Het indienen van een bezwaarschrift levert in principe 1 punt op. De inspecteur kan dit echter verminderen als het gaat om een licht geval. Dat mag niet uitsluitend wor­den beoordeeld aan de hand van het financiële belang. De be­

Page 163: Belasting Gids 2009

NA De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 163

werkelijkheid van het geval voor de gemachtigde is veel be­langrijker. Het bijwonen van een hoorzitting levert eveneens 1 punt op en het verschijnen op een andere hoorzitting 0,5 punt. Dat is in de meeste gevallen verre van kostendekkend te noe­men.

11.7c Beroep bij de rechtbankTegen de uitspraak van de fiscus op uw bezwaarschrift kunt u een beroepschrift indienen bij de rechtbank. Ook hierbij geldt bij het versturen per post een termijn van zes weken na dagte­kening van de uitspraak; bovendien moet het beroepschrift binnen zeven weken zijn ontvangen. En ook hier bestaat de mo­gelijkheid van een pro­formaberoepschrift.In uw beroepschrift moet u duidelijk vermelden om welke aan­slag het gaat; u moet een kopie van de aanslag en de uitspraak op het bezwaarschrift meesturen. En u kunt dus ook beroep aantekenen tegen een fictieve weigering van de fiscus om op uw bezwaarschrift uitspraak te doen. Als u beroep heeft ingesteld, houdt dit niet automatisch uitstel van betaling in. U moet bij de ontvanger om uitstel vragen en bij het verzoek een kopie van het beroepschrift meesturen. De ontvanger is verplicht om dit uitstel van betaling te geven.

a Vergeet niet om uitstel van betaling te vragen als u beroep heeft ingesteld. U krijgt anders onherroepelijk een aanmaning. U kunt dan alsnog uitstel van betaling vragen.

GriffierechtVoor de behandeling van uw beroepschrift moet u €39 griffie­recht betalen (bedrag 2008).

Mondelinge of schriftelijke uitspraakDe rechtbank kan of mondeling of schriftelijk uitspraak doen. U kunt tegen beide uitspraken hoger beroep instellen bij het Gerechtshof.

Beroep te laat ingediendAls u door omstandigheden die buiten uw macht lagen de be­roepstermijn heeft laten verlopen, kunt u, net als bij het te laat indienen van een bezwaarschrift, alsnog voor behandeling van het beroep in aanmerking komen. U dient dan alsnog een be­roepschrift in en vermeldt daarin waarom u het beroep niet eerder heeft kunnen instellen.

SprongcassatieAls u het met de inspecteur eens bent met de vaststelling van de feiten, maar niet over de uitleg van de rechtsregels, kunt u voorstellen om het hoger beroep bij het Hof over te slaan en direct cassatieberoep bij de Hoge Raad in te stellen. Dit heet een sprongcassatie. De inspecteur moet daar dan wel mee akkoord gaan. Ook de inspecteur kan een voorstel voor sprongcassatie voorstellen. U moet wel oppassen met het akkoord gaan, want bij de Hoge Raad kunt u niet meer tornen aan de vastgestelde feiten en dat kan in uw nadeel werken.

11.7d Hoger beroep bij gerechtshofAls u het niet eens bent met de uitspraak van de rechtbank, kunt u hoger beroep instellen bij het gerechtshof. Daarvoor is €107 griffierecht verschuldigd (bedrag 2008). Ook de inspecteur kan in beroep gaan als hij het niet eens is met de uitspraak van de rechtbank. Het gerechtshof behandelt de hele zaak opnieuw en zal zich ook buigen over de feiten.

Mondelinge of schriftelijke uitspraakHet hof doet mondeling of schriftelijk uitspraak. Daarbij kan de zaak worden terugverwezen naar de rechtbank of het ge­rechtshof kan zelf uitspraak doen. Als u tegen een mondelinge uitspraak in cassatie wilt gaan, wordt de mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke uitspraak (die vanzelfspre­kend hetzelfde luidt als de mondelinge uitspraak).

Beroep te laat ingediendAls u door omstandigheden die buiten uw macht lagen, de be­roepstermijn heeft laten verlopen, kunt u, net als bij het te laat indienen van een bezwaarschrift, alsnog voor behandeling van het beroep in aanmerking komen. U dient dan alsnog een be­roepschrift in en vermeldt daarin waarom u het beroep niet eerder heeft kunnen instellen.

11.7e CassatieTot slot kunt u tegen de hofuitspraak nog in cassatie gaan bij de Hoge Raad, en wel binnen zes weken na dagtekening van de hofuitspraak. Het griffierecht bedraagt €107 (bedrag 2008). Cas­satie is alleen mogelijk tegen een schriftelijke uitspraak van het hof. De €53 die u heeft betaald om een mondelinge uitspraak in een schriftelijke te laten omzetten, komt in mindering op het verschuldigde griffierecht.Cassatie is alleen mogelijk als het hof rechtsregels heeft ge­schonden. Puur feitelijke kwesties kunt u dus niet aan de Hoge Raad voorleggen. Zo kunt u ook geen nieuwe feiten aanvoe­ren.

11.7f Vergoeding proceskostenZowel de rechtbank als het hof kunnen u een vergoeding voor proceskosten in de beroepsfase toekennen. De hoogte daarvan is onder meer afhankelijk van het financieel belang van de zaak en wordt vastgesteld aan de hand van een puntenstelsel, waar­bij een punt een vergoeding oplevert van €322. Het indienen van een beroepschrift levert u normaal gesproken 1 punt op, even­als het verschijnen ter zitting. U krijgt deze vergoeding als u geheel of gedeeltelijk door de rechter in het gelijk wordt gesteld en als u beroepsmatige hulp, zoals een belastingadviseur, heeft ingeschakeld.Bovendien kunt u kosten van een getuige, deskundige of tolk en reis­ en verblijfkosten, alsmede verletkosten vergoed krijgen. De vergoeding is verre van kostendekkend. U kunt ook het be­taalde griffierecht terugkrijgen.De rechtbank in Arnhem heeft in een uitzonderingsgeval een vergoeding van de werkelijke proceskosten (ter hoogte van

Page 164: Belasting Gids 2009

NA De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009164

€10.000) toegekend. De inspecteur volhardde in dat geval tot op de zitting willens en wetens in een kenbaar onterechte navor­dering.

b Ook ú kunt worden veroordeeld tot betaling van een vergoeding, al zal dat in de praktijk niet snel gebeuren. Ga niettemin niet lukraak procederen.

11.8 Betaling van aanslagen, heffings- en invorderingsrente

Voor aanslagen inkomstenbelasting en premieheffing volks­verzekeringen geldt een betalingstermijn van twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet. Hierop zijn twee uitzon­deringen:• eenaanslagdiebetrekkingheeftophetlopendejaarmagu

in evenzovele termijnen betalen als er na de maand van de dagtekening nog aan hele maanden in het belastingjaar res­teren;

• voornavorderingsaanslagengeldteenbetalingstermijnvaneen maand.

11.8a Betaling van aanslagen

Te late betalingAls u te laat betaalt, krijgt u eerst een aanmaning, gevolgd door een dwangbevel, een herhaalbevel en ten slotte volgt inbeslag­neming van uw bezittingen of loonbeslag bij uw werkgever. Elke fase jaagt u steeds verder op kosten. U doet er daarom beter aan dit soort complicaties te vermijden en in ieder geval tijdig over­leg te plegen met de fiscus.

Uitstel van betalingAls u bezwaar maakt tegen een aanslag, geldt dit ook als ver­zoek om uitstel van betaling voor het deel van de aanslag dat u bestrijdt. U moet het bestreden bedrag wel vermelden in het bezwaarschrift en ook de berekening daarvan. In alle andere gevallen moet u expliciet om uitstel van betaling verzoeken. Dat uitstel wordt u doorgaans automatisch toegekend. Mocht de Belastingdienst desondanks uitstel weigeren, dan kunt u:• zichbeklagenbijdedirectieparticulierenvandeBelasting­

dienst te Utrecht, de Nationale Ombudsman of de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer;

• deburgerlijkerechterinkortgedingvragendeBelasting­dienst te verbieden invorderingsmaatregelen te nemen.

VerjaringHet recht om een opgelegde aanslag in te vorderen, verjaart na vijf jaar. Bij uitstel van betaling wordt deze verjaringstermijn echter verlengd met de duur van het uitstel. En als de ontvanger nog tijdens de verjaringstermijn tot een vervolgingsactie over­gaat, begint vanaf dat moment een nieuwe verjaringstermijn van weer vijf jaar.

11.8b HeffingsrenteAls u een aanslag krijgt opgelegd die u moet betalen, wordt u over het bedrag van de aanslag heffingsrente in rekening ge­bracht. Heffingsrente is ook verschuldigd bij navorderingsaan­slagen.Vanaf het belastingjaar 2006 wordt de heffingsrente niet meer berekend vanaf het einde van het belastingjaar, maar vanaf 1 juli van het betreffende belastingjaar tot aan de dagtekening van het aanslagbiljet. Dat geldt echter niet voor oude belasting­jaren, daarvoor blijft het oude systeem werken, dat wil zeggen een renteberekening vanaf het einde van het belastingtijdvak waar deze betrekking op heeft.

U kunt ook heffingsrente van de fiscus ontvangen, namelijk als u belasting terugkrijgt. Heffingsrente die op één van de peil­data van het vermogen in box 3 nog niet betaald is, telt niet mee voor uw vermogen. Datzelfde geldt als u nog heffingsrente te­goed heeft van de Belastingdienst. Heffingsrente wordt overi­gens niet vergoed bij teruggaven die voortvloeien uit verliesver­rekening of middeling.De heffingsrente wordt bij beschikking vastgesteld. Daartegen kunt u binnen zes weken bezwaar en beroep aantekenen. De heffingsrente staat normaal gesproken op het aanslagbiljet ver­meld. Als u bezwaar maakt tegen de aanslag, dan maakt u daar­mee niet óók bezwaar tegen de heffingsrente. Dat moet u expli­ciet vermelden, of u moet tegen het bedrag van heffingsrente apart bezwaar maken. De rente wordt enkelvoudig berekend (geen rente op rente). Ze wordt per kwartaal aangepast Voor het eerste kwartaal van 2007 is de rente vastgesteld op 4,7%, voor het tweede kwartaal 5%, voor het derde kwartaal 5,25% en voor het vierde kwartaal 5,4%. Voor 2008 zijn de percentage voor de vier kwartalen ach­tereenvolgens: 5,3%, 4,75%, 5,15% en 5,45%. Voor de berekening wordt een maand op 30 dagen gesteld en een jaar op 360 dagen; de maand waarin de periode eindigt, wordt echter op het wer­kelijke aantal dagen gesteld.

Vermindering van heffingsrenteOmdat de heffingsrente zo hoog is, worden er vele pogingen

Periodebepaling heffingsrente• Ukrijgtmetdagtekening28april2008eendefinitieveaanslag

over 2005. De heffingsrente wordt berekend vanaf 1 januari 2006 tot 28 april 2008.

• Ukrijgtmetdagtekening28april2008eenvoorlopigeaanslagover 2008. Er wordt geen heffingsrente berekend want de dag-tekening van de aanslag ligt voor 1 juli.

• Ukrijgtmetdagtekening31augustus2008eenvoorlopigeaanslag over 2008. De heffingsrente wordt berekend vanaf 1 juli 2008 tot 31 augustus 2008.

• Ukrijgtmetdagtekening1juli2008eendefinitieveaanslagover 2007. De heffingsrente wordt berekend vanaf 1 juli 2007 tot 1 juli 2008.

Page 165: Belasting Gids 2009

NA De AANgiFTe

Consumentenbond Belastinggids 2009 165

gedaan om het bedrag ervan omlaag te krijgen. Heffingsrente is geen straf voor het te laat betalen van een aanslag. Het is een puur economische heffing: u heeft gedurende een bepaalde pe­riode geld van de schatkist onder u gehad. Dat geld heeft u op de bank kunnen zetten en daarvan heeft u rente kunnen trek­ken. Die rente behoort eigenlijk niet ú, maar de schatkist toe. U kunt het in rekening brengen van heffingsrente voorkomen of beperken door een te hoge voorlopige teruggave te laten ver­minderen of door een voorlopige aanslag aan te vragen. Als in deze aanvraag alle gegevens staan vermeld die nodig zijn om de hoogte van de aanslag te kunnen bepalen, heeft de inspec­teur drie maanden de tijd om deze aanslag op te leggen. Komt de aanslag later, dan mag er geen heffingsrente meer worden berekend na de driemaandstermijn. Het indienen van een aan­gifte wordt niet beschouwd als een verzoek om het opleggen van een voorlopige aanslag. U moet echt een apart verzoek indienen. Een vrijwillig opgegeven schatting in een verzoek om uitstel voor de indiening van een aangifte wordt beschouwd als een verzoek om het opleggen van een voorlopige aanslag. U moet wel een verzoek indienen voor de vermindering van de hef­fingsrente, de Belastingdienst zal dat niet uit zichzelf doen.

Het in rekening brengen van heffingsrente hoort ook achter­wege te blijven als de Belastingdienst zo weinig voortvarend te werk is gegaan dat hij een beginsel van behoorlijk bestuur schendt door heffingsrente te berekenen, aldus de Nationale Ombudsman.

11.8c invorderingsrenteInvorderingsrente wordt u in rekening gebracht als u een aan­slag niet op tijd betaalt. Deze rente gaat daags na de vervalda­tum van de aanslag lopen tot de dag waarop u deze betaalt. Bij een eenmalige betaling of bij een laatste betaling van een reeks betalingen wordt een bedrag van €23 niet in rekening ge­bracht.Ook invorderingsrente kunt u ontvangen, namelijk als een al door u betaalde aanslag wordt verminderd. Ook dan begint de rente daags na de vervaldatum te lopen, tot de dag van de ver­minderingsbeschikking.Overigens geldt voor de invorderingsrente hetzelfde als voor de heffingsrente: ze wordt bij beschikking vastgesteld, waarte­gen binnen zes weken bezwaar en beroep mogelijk is. De bere­keningswijze is hetzelfde, en ook het percentage.

Page 166: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009166

een handige samenvatting van de informatie die niet direct met uw aangifte te maken heeft, maar wel degelijk belangrijk voor u kan zijn.

12.1 echtscheidingNeem de fiscale gevolgen van een echtscheiding. Die zijn com­plex en veelomvattend.Als uw huwelijk wordt ontbonden door echtscheiding, zijn de volgende zaken van belang:• heteindederinkomenstoerekening;• departneralimentatietussengewezenpartners;• dekinderalimentatie;• devoortgezettebewoningvandeechtelijkewoning;• deverdelingvanhetgemeenschappelijkvermogen;• devereveningvandepensioenaanspraken.Als u duurzaam gescheiden gaat leven, gaat het alleen om de eerste vier kwesties; het vermogen wordt dan dus (nog) niet verdeeld en er vindt ook (nog) geen verevening van pensioen­aanspraken plaats. Van duurzaam gescheiden leven in fiscale zin is sprake als u en uw echtgenoot de samenleving hebben verbroken zonder het oogmerk te hebben deze weer te hervat­ten. Zo’n verbreking van de samenleving kan ook tegen de wil van de echtelieden geschieden, bijvoorbeeld als één van de echt­genoten in een verzorgingsinrichting of psychiatrisch zieken­huis wordt opgenomen, zonder dat er redelijkerwijs een voor­uitzicht bestaat dat hij/zij de inrichting ooit weer zal kunnen verlaten. Als u in een dergelijk geval niet wilt dat het partner­schap wordt verbroken, kunt u gewoon als partners aangifte doen. Maar de staatssecretaris heeft in een resolutie aangege­ven dat de keuze voor het fiscale partnerschap niet meer ge­maakt kan worden als u ervoor kiest om als alleenstaande te worden aangemerkt, zoals voor de AOW.

a In onze boekuitgave Scheiden - Financiële en juridische aspecten vindt u uitgebreide informatie over dit onderwerp. Zie www.consu-mentenbond.nl/webwinkel.

12.1a geen inkomenstoerekening meerIs uw huwelijk ontbonden in de loop van 2008 of bent u in dat jaar duurzaam gescheiden gaan leven, dan bent u tot op dat moment nog elkaars fiscale partner. De keuze voor verdeling van de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en grond­slag voor de vermogensrendementsheffing is echter alleen maar mogelijk als u het gehele jaar dezelfde fiscale partner heeft. U kunt bij een partnerschap gedurende een deel van het jaar ge­zamenlijk kiezen voor een heel jaar partnerschap voor de in­komenstoerekening, zodat u – zelfs nu u gescheiden woont – de gemeenschappelijke inkomensbestanddelen en de grondslag voor de vermogensrendementsheffing naar keuze kunt verde­len. U moet dan wél beiden de aangifte tekenen.Als u niet kiest voor een vol jaar inkomenstoerekening, moet u beiden uw eigen inkomen en vermogen aangeven. Ook de overdracht van het heffingsvrije vermogen in box 3 en van de vrijstelling voor maatschappelijke beleggingen en beleggingen in durfkapitaal is alleen mogelijk als u het hele jaar dezelfde fiscale partner heeft.

12.1b HeffingskortingenAls de huwelijkse periode in 2008 nog ten minste zes maanden heeft bedragen, komt de minstverdienende partner eventueel nog in aanmerking voor de terugbetaling van niet­gebruikte heffingskortingen. Zie par. 10.3o.

12.1c PartneralimentatiePartneralimentatie is voor de betaler een persoonsgebonden aftrekpost (par. 8.2a). Voor de ontvanger is het een inkomens­post (par. 5.2); is er loonheffing op ingehouden, dan moet de alimentatie worden aangegeven bij loon (par. 1.4). Zie de betref­fende hoofdstukken.

12.1d onderhoudsverplichting jegens kinderenOuders hebben een onderhoudsverplichting jegens hun kinde­ren. Deze verplichting eindigt bij het bereiken van de leeftijd van 21 jaar. Voor zover uw kind meerderjarig is (vanaf 18 jaar, of eerdere huwelijksdatum) moet het zelf om die onderhouds­verplichting vragen; bij jongere kinderen ligt die verantwoor­delijkheid automatisch bij de ouder die met het ouderlijk gezag is belast. Als uw kind gehuwd is, wordt diens echtgenoot geacht zijn inkomsten mede aan te wenden voor uw kind. Pas als deze inkomsten niet toereikend zijn, kan het kind u op uw onder­houdsverplichting aanspreken.Ook voor de berekening van de hoogte van de kinderalimenta­tie gelden normen.

12 Fiscale varia

Page 167: Belasting Gids 2009

FiSC ALe VARiA

Consumentenbond Belastinggids 2009 167

Kinderalimentatie is niet aftrekbaar bij de betalende ouder en tegelijkertijd ook niet belast bij de ontvangende ouder of het kind. De betalende ouder kan echter wel een beroep doen op de vaste aftrekregeling voor ondersteuning van een kind jonger dan 30 jaar. Deze regeling vindt u in par. 8.3 uiteengezet.

12.1e De echtelijke woningDe echtscheiding heeft ook gevolgen voor de fiscale behandeling van de eigen woning. Er zijn verschillende mogelijkheden:

De woning is eigendom van de vertrokken echtgenoot.Als deze woning geen deel uitmaakt van een huwelijksgemeen­schap en hij wordt door de ander gratis bewoond, dan is de wo­ning voor geen van beiden een eigen woning: voor de vertrek­kende partner niet omdat hij er niet woont en voor de achterblijvende partner niet omdat hij geen eigenaar is. Gedurende de eerste twee jaar (24 maanden) na het gescheiden gaan wonen geldt een speciale regeling. U mag als vertrek­kende echtgenoot de woning nog als eigen woning beschouwen. U geeft het eigenwoningforfait aan en mag de rente aftrekken. Het eigenwoningforfait kan vervolgens weer als betaalde ali­mentatie in aftrek worden gebracht.

a Als de achterblijvende echtgenoot u in deze eerste twee jaar huur betaalt, hoeft deze huur niet te worden aangegeven, ook niet onder de ‘tijdelijke verhuur’-regeling.

a Als de woning binnen de tweejaarstermijn leeg te koop wordt ge-zet, blijft de eigenwoningregeling gelden volgens de verhuisregeling (zie par. 4.7b). Als eigenaar hoeft u gedurende de termijn van de ver-huisregeling (in dit geval het jaar van gescheiden gaan wonen plus de twee volgende kalenderjaren) geen eigenwoningforfait aan te geven en mag de rente wel blijven aftrekken.

Na deze twee jaar moet de woning door de vertrekkende echt­genoot worden aangegeven in box 3, evenals de corresponde­rende (hypotheek)schuld. De rente is niet aftrekbaar. Hij mag als alimentatie aftrekken het woongenot, dat wordt gesteld op het eigenwoningforfait. De achterblijvende partner moet het bedrag van het eigenwoningforfait als ontvangen alimentatie aangeven in box 1.

a Het gemis aan renteaftrek na afloop van de tweejaarsperiode kunt u als volgt oplossen. U verkoopt de woning aan uw ex-echtgenoot. Deze sluit daarvoor een lening (eventueel bij u), waarop rente betaald moet worden. U betaalt aan uw ex-echtgenoot extra alimentatie ter hoogte van deze rente. U kunt deze bedragen nu als alimentatie in aftrek brengen. Uw ex-echtgenoot heeft als inkomsten het eigen-woningforfait verminderd met de hypotheekrente. Als ontvangen alimentatie geeft hij aan de vergoeding voor de rentebedragen. De hypotheekrente en de ontvangen vergoeding voor de rentebedragen vallen tegen elkaar weg.

De woning is eigendom van beide echtgenoten.Dat kan het geval zijn door de juridische tenaamstelling, of door het feit dat de woning deel uitmaakt van de huwelijksgemeen­schap. De achterblijvende echtgenoot geeft het eigenwoningfor­fait aan over de helft van de woning en kan het overeenkomen­de deel van de rente aftrekken. Voor hem is dit immers een ‘echte’ eigen woning, hij is eigenaar van dit deel en woont er in. Het andere deel wordt door de vertrekkende echtgenoot ter be­schikking gesteld aan de achterblijvende ex­echtgenoot. Gedu­rende de eerste twee jaar valt deze helft van de woning onder de eigenwoningregeling, ondanks het feit dat de vertrekkende echtgenoot daar niet meer woont. Het halve eigenwoningforfait mag als alimentatie worden afgetrokken. De achterblijver moet dit bedrag als ontvangen alimentatie aangeven. Na afloop van de tweejaarsperiode moet de vertrokken echtge­noot zijn helft van het huis in box 3 aangeven en mag hij het halve eigenwoningforfait als alimentatie in aftrek brengen. De achterblijvende ex geeft dit bedrag aan als alimentatie.

a Als de woning in de eerste twee jaar leeg te koop wordt gezet, gaat voor de vertrokken echtgenoot de verhuisregeling gelden vanaf het moment van vertrek uit de woning. Voor de andere echtgenoot gaat de verhuisregeling in op het moment dat het huis leeg komt te staan. Voor deze echtgenoot kan de eigenwoningregeling dus langer gelden dan voor de vertrokken echtgenoot.

b Bij echtscheiding kan de bijleenregeling een rol spelen. Zie hoofd-stuk 4.

12.1f Verdeling van het huwelijksvermogenGemeenschappelijk vermogen moet bij de ontbinding van het huwelijk worden verdeeld (boedelverdeling). Een dergelijk ver­mogen kan zijn ontstaan door een huwelijksgemeenschap (dat is zeker het geval bij het gebruikelijke huwelijk in gemeenschap van goederen) of door gemeenschappelijke aanschaf. Het uit­gangspunt is dat het gemeenschappelijk vermogen gelijkelijk moet worden verdeeld. Als een van beiden wordt overbedeeld (meer dan de helft krijgt toebedeeld), kunnen fiscale problemen ontstaan, omdat dit kan worden beschouwd als een schenking of als een verkapte afkoop van een alimentatieverplichting.Bij schenking is schenkingsrecht verschuldigd, maar hiervan kan alleen sprake zijn als de bevoordeling bewust plaatsvindt.Als er sprake is van afkoop, kan enerzijds de onderbedeelde echtgenoot fiscale aftrek claimen en anderzijds de overbedeel­

House for saleU heeft het huis verlaten op 1 mei 2007. In juni 2008 vertrekt ook uw ex-echtgenoot uit de woning en deze wordt leeg te koop ge-zet. Voor u geldt de halve woning als een eigen woning tot 31 de-cember 2009 en voor uw ex-echtgenoot tot 31 december 2010.Zie verder hoofdstuk 4 (eigen woning), hoofdstuk 5 (ontvangen alimentatie) en hoofdstuk 8 (betaalde alimentatie).

Page 168: Belasting Gids 2009

FiSC ALe VARiA

Consumentenbond Belastinggids 2009168

de echtgenoot worden belast. In zulke gevallen moet u uiterst zorgvuldig te werk gaan; in het algemeen doet u er goed aan deskundig advies in te winnen.Complicaties kunnen ook ontstaan bij de verdeling van lijfren­tepolissen. Als de polis aan een van beiden wordt toebedeeld en de ander krijgt ter compensatie een ander vermogensbestand­deel (bijvoorbeeld een woning of de inboedel), geldt als regel dat de één de waarde van het compenserende vermogensbestand­deel mag aftrekken, terwijl diezelfde waarde dan bij de ander wordt belast. Ook hier is het inwinnen van deskundig advies aan te raden. Bij twijfel kunt u altijd proberen vooraf met de fiscus tot overeenstemming te komen.

12.1g PensioenenOp 1 mei 1995 is de Wet verevening pensioenrechten bij schei­ding in werking getreden. Volgens deze wet worden pensioen­aanspraken die zijn opgebouwd tijdens het huwelijk voortaan altijd gedeeld (het weduwen­ en weduwnaarspensioen blijft echter buiten deze verdeling). De pensioenaanspraken zijn geen deel meer van de huwelijksgemeenschap, zodat deze verevening in beginsel ook geen fiscale gevolgen meer heeft. Als u de echt­scheiding binnen twee jaar meldt aan het pensioenfonds, krijgt u uw deel van het pensioen later uitbetaald door dit fonds. Als u dat niet meldt, moet u uw pensioendeel laten uitbetalen door uw ex­echtgenoot. Voor echtscheidingen die zijn uitgesproken vóór 1 mei 1995 gelden bijzondere regels voor pensioenvereve­ning.U kunt samen besluiten om de toepassing van deze wettelijke vereveningsregeling uit te sluiten. Dat moet u dan wel uitdruk­kelijk overeenkomen, want neemt u hier niets over op, dan is altijd de wettelijke regeling van toepassing.

12.1h Aftrekbare kostenKosten die u moet maken voor uw alimentatie­inkomsten zijn aftrekbaar. Het gaat bijvoorbeeld om proceskosten teneinde uw alimentatie vast te laten stellen, om te voorkomen dat de ali­mentatie wordt verlaagd, om ervoor te zorgen dat de alimenta­tie werkelijk wordt betaald en dergelijke. Proceskosten voor de alimentatiebetaler zijn niet aftrekbaar.

12.2 ontbinding niet-huwelijks samenlevingsverband

Ongehuwd samenwonenden hebben bij de verbreking van hun samenleving in beginsel geen bijzondere onderhoudsverplich­tingen jegens elkaar. Maar mogelijk hebben ze destijds wel een samenlevingsovereenkomst gesloten met daarin zo’n onder­houdsverplichting.Ook gebeurt het wel dat zo’n verplichting bij de beëindiging van de relatie alsnog wordt overeengekomen. Fiscaal worden deze verplichtingen als volgt behandeld:• Zolangunogeengemeenschappelijkehuishoudingheeft,is

de onderhoudsuitkering niet aftrekbaar bij de betaler en niet belast bij de ontvanger.

• Alsdesamenlevingisbeëindigd,isdeuitkeringalleenaf­trekbaar bij de betaler als deze is gebaseerd op een overeen­komst of een rechterlijke uitspraak (dus rechtens afdwing­baar is), én tevens op een dringende verplichting van moraal en fatsoen. Van dit laatste zal vrijwel nooit sprake zijn als de ontvanger zelf in zijn levensonderhoud kan voorzien.

b In onze vorige belastinggids vermeldden wij dat een afkoopsom van alimentatie aan een partner met wie u ongehuwd samenwoonde, aftrekbaar zou zijn. Dat had de lagere rechter bepaald. De Hoge Raad heeft in cassatie echter anders geoordeeld. Hoewel deze uitspraak handelde over het oude belastingstelsel, lijkt het er op dat hetzelfde geldt voor het stelsel dat sinds 1 januari 2001 van kracht is. U mag een dergelijke afkoopsom waarschijnlijk dus niet aftrekken.

Ook ten aanzien van de gemeenschappelijke woning kunnen bij de verbreking van de samenwoning fiscale complicaties rijzen. Hierbij geldt hetzelfde als bij echtscheiding (zie par. 12.1e).

12.3 eenoudergezinnenAls u niet (meer) bent gehuwd, en tezamen met uw kind(eren) een huishouding vormt, kunt u wellicht gebruikmaken van extra heffingskortingen voor eenoudergezinnen, zoals de alleenstaan­de­ouderkorting, en voor wie buitenshuis werkt en een kind jonger dan 16 jaar onderhoudt, de aanvullende alleenstaande­ouderkorting. Zie voor meer bijzonderheden par. 10.3g en 10.3h.

12.3a Co-oudersVeel gescheiden ouders besluiten om hun kind(eren) toch geza­menlijk op te voeden. De kinderen verblijven dan ongeveer de helft van de tijd bij de ene ouder en de andere helft bij de an­dere ouder. Er is sprake van co­ouderschap als het kind tussen de drie en vier dagen per week bij elke ouder verblijft of om de week bij een van beiden. Is dat het geval, dan behoort het kind het hele jaar volledig tot beide huishoudens. Dat heeft een aan­tal gevolgen.

U heeft beiden recht op de (aanvullende) combinatiekorting als u buiten uw huishouden meer dan €4542 verdient of in aanmer­king komt voor de zelfstandigenaftrek. Daarvoor is vereist dat een van de kinderen op 1 januari nog geen 12 jaar oud was. Voor deze korting is het bij co­ouderschap niet nodig dat uw kind op uw adres staat ingeschreven. Zie par. 10.3d en 10.3e.U heeft daarnaast recht op de alleenstaande-ouderkorting als u geen partner had; een huishouding voerde met een kind dat door u in belangrijke mate wordt onderhouden (dat wil zeggen voor ten minste €400 per kwartaal, of waarvoor u recht heeft op kin­derbijslag); dat kind op hetzelfde adres als u stond ingeschreven en u de huishouding uitsluitend voerde met kinderen die aan het begin van het jaar nog geen 27 jaar oud waren. Het inschrij­ven van een kind op ieder adres heeft dus tot gevolg dat u beiden recht heeft op de alleenstaande­ouderkorting die €1459 (bent u 65 jaar of ouder: €683) bedraagt. Verder kunt u beiden in aan­

Page 169: Belasting Gids 2009

FiSC ALe VARiA

Consumentenbond Belastinggids 2009 169

merking komen voor de aanvullende alleenstaande ouderkor­ting als u met werken buitenshuis inkomen verdient. Die korting is 4,3% (65­plussers 2,01%) van dat inkomen met een maximum van €1459 (65­plussers 683). Zie verder par. 10.3g en 10.3h.

Tot slot heeft u recht op de aftrekpost voor levensonderhoud van kinderen als u een kind in belangrijke mate onderhoudt, dat wil zeggen voor minimaal €400 per kwartaal en voor dat kind geen recht heeft op kinderbijslag. Omdat het kind (de kin­deren) tot uw beider huishouden beho(o)r(t)en, moet u daar wel iets extra’s voor regelen. U heeft namelijk beiden formeel recht op de kinderbijslag voor de kinderen. De Sociale Verzekerings­bank betaalt op verzoek weliswaar uit aan één van de ouders, maar dat is niet genoeg. U moet een overeenkomst sluiten met uw ex­echtgenoot wie van u recht heeft op kinderbijslag voor welk kind, en die overeenkomst moet u opsturen naar de SVB. Pas dan bestaat formeel geen recht meer op kinderbijslag voor dat kind en mag u de kosten voor levensonderhoud aftrekken (vast bedrag per kwartaal). Zie par. 8.3.

12.4 Schenkingen in de familiesfeerSchenkingen in de familiesfeer zijn nooit aftrekbaar van uw inkomen. U kunt echter wel te maken krijgen met het schen­kingsrecht en de daarbij horende vrijstellingen. Door uitge­kiend te schenken, valt er vaak aardig wat belasting, met name successierechten, te besparen.

12.4a Vrijstellingen en tarievenVoor schenkingen in de familiesfeer gelden in 2009 voor het schenkingsrecht de volgende vrijstellingen:• oudersaankinderen:€4556perkalenderjaar;• oudersaankinderenvan18jaarofouder,maarjongerdan

35 jaar: eenmalig €22.760, mits de schenking wordt aangege­ven bij de Belastingdienst.

a Van de eenmalige vrijstelling kan ook gebruik worden gemaakt als niet het kind, maar diens echtgenoot binnen de genoemde leeftijds-grenzen valt. De schenking kan in dat geval toch worden gedaan aan uw kind. Samenwonen is niet voldoende voor het toepassen van deze bepaling, uw kind moet getrouwd of geregistreerd partner zijn.

a Als schenkingen worden gedaan binnen een jaar voor het huwe-lijk van uw kind, wordt het huwelijk geacht reeds ten tijde van die schenkingen te hebben bestaan. In verband met het verlopen van de leeftijdsgrens van uw aanstaande schoonzoon/dochter kunt u de gift dus ook binnen die periode doen.

• grootoudersaankleinkinderen:€2734perkalenderjaar;• alleandereschenkingen(bijvoorbeeldvankinderenaanou­

ders): €2734 per jaar; bij overschrijding van dit bedrag is de hele schenking belast, zij het dat er bij kleine overschrijdin­gen van het drempelbedrag een glijdende schaal is ingebouwd om schokeffecten te voorkomen.

Bijzondere vrijstellingenDe volgende schenkingen zijn eveneens, en in hun geheel vrij­gesteld:• Schenkingenaanalgemeennutbeogendeinstellingen(AN­

BI’s, deze moeten als zodanig zijn geregistreerd bij de Belas­tingdienst, zie ook par. 8.7).

• Schenkingenwegensonvermogenvandebegiftigde.Alsdebegunstigde zijn schulden niet meer kan betalen, en dat ook in de toekomst waarschijnlijk niet zal kunnen, dan is de schenking geheel vrijgesteld.

• Schenkingenwegenseendringendeverplichtingvanmoraalen fatsoen (bijvoorbeeld het onverplicht toekennen van een pensioen aan huishoudelijk personeel).

• Schenkingenvanbedragenwaaroverloon-ofinkomstenbe­lasting is verschuldigd. Deze samenloopbepaling is bijvoor­beeld van toepassing bij schenking van lijfrentetermijnen aan een natuurlijk persoon en bij een schenking van uw werkgever als deze schenking belastbaar is voor de inkom­stenbelasting.

Maar de vrijstelling geldt niet als het voorwerp van de schen­king niet hetzelfde is als het voorwerp dat onder de inkom­stenbelasting valt. Dat is bijvoorbeeld het geval bij schenking van een recht op lijfrente, in plaats van de lijfrentetermijnen zelf. Over dat recht is dan dus schenkingsrecht, en over de lijfrentetermijnen inkomstenbelasting, verschuldigd.

a Van deze samenloopbepaling wordt veel gebruikgemaakt als een kapitaalverzekering met lijfrenteclausule (uit het pre-Brede-Herwaar-deringregime) wordt geschonken aan kinderen. Dan is het slim uw kind pas als begunstigde aan te wijzen als de kapitaalverzekering is geëxpi-reerd, met andere woorden als het kapitaal wordt uitgekeerd en u daar een lijfrente voor moet aanschaffen. Wijst u uw kind als begunstigde aan vóór de expiratie, dan schenkt u de hele lijfrente in plaats van de afzonderlijke termijnen, met als gevolg dat de samenloopbepaling niet werkt. U bent dan schenkingsrecht verschuldigd op het moment dat het kapitaal expireert over de volle waarde daarvan en uw kind moet bo-vendien inkomstenbelasting betalen over de afzonderlijke termijnen.Als u uw kind als begunstigde aanwijst ná expiratie en uw kind aan-vaardt de begunstiging van de lijfrente (door dat schriftelijk tegenover de verzekeringsmaatschappij te bevestigen), dan schenkt u niet de afzonderlijke lijfrentetermijnen, maar de hele lijfrente. De samenloop-bepaling werkt dan eveneens niet; u betaalt schenkingsrecht over de hele lijfrente en uw kind betaalt ook nog eens inkomstenbelasting over de afzonderlijke termijnen. Om dit ongewenste effect te voorkomen, dient uw kind zich dus te onthouden van het aanvaarden van de be-gunstiging (door niets te doen). Dan krijgt het kind steeds een termijn waarover het inkomstenbelasting verschuldigd is. Schenkingsrecht is dan niet aan de orde.

b Als uw kind recht heeft op studiefinanciering, mag het niet meer dan €12.916,17 netto bijverdienen. Daar hoort ook het fictieve rende-ment van het vermogen in box 3 toe, net zoals lijfrentetermijnen. Pas op dat uw kind daar niet boven komt, want de terugbetalingsregelin-gen en bijbehorende boetes zijn niet mals.

Page 170: Belasting Gids 2009

FiSC ALe VARiA

Consumentenbond Belastinggids 2009170

TariefDe tarieven voor het schenkingsrecht voor het jaar 2009 vindt u in tabel 20.

Tariefgroep I: echtgenoot, kinderen, samenwonenden die na hun 22e jaar ten minste vijf jaar hebben samengewoond. U valt ook in tariefgroep I als u een gezamenlijke huishouding voert met iemand die – net als u – minimaal 18 jaar oud is en niet een bloed­ of aanverwant in de rechte lijn is (ouders, grootouders, kinderen, kleinkinderen en aangetrouwden daarvan). Bij over­lijden moet deze gezamenlijke huishouding zes maanden heb­ben geduurd en bij schenking twee jaar. U moet verder op het­zelfde adres staan ingeschreven in de Basisadministratie Persoonsgegevens (het bevolkingsregister) en een notarieel samenlevingscontract hebben gesloten. U moet de laatste vijf jaar bij de aangifte inkomstenbelasting hebben gekozen voor het fiscale partnerschap (zie par. 2.2b) als u aan alle voorwaar­den daarvoor voldeed. En tot slot moet u de enige zijn die vol­doet aan al deze voorwaarden.

Tariefgroep Ia: afstammelingen in de tweede of verdere graad. Het schenkingsrecht bedraagt 160% van het schenkingsrecht voor tariefgroep I.

Tariefgroep II: broers, zussen, ouders, (over)grootouders.

Tariefgroep III: alle andere verkrijgers behalve kerkelijke en charitatieve instellingen. Deze laatste betaalden in het jaar 2005 nog een vast tarief van 8% van de verkrijging, maar vanaf 2006 is deze heffing vervallen. Zij moeten dan door de Belasting­dienst wel zijn aangewezen als ‘nuttige’ instelling (ANBI, alge­meen nut beogende instelling). Zonder zo’n aanwijzing is het hoogste tarief van toepassing.

FormaliteitenBijna alle schenkingen zijn vormvrij. Alleen als er voor de le­vering van het geschonkene een notariële akte is vereist, bij­

voorbeeld voor onroerende zaken en aandelen in een besloten vennootschap, moet de schenking daarvan ook notarieel gebeu­ren. Ook voorwaardelijke schenkingen en schenkingen die pas werken bij overlijden, moeten bij notariële akte plaatsvinden. Het is de vraag of schuldigerkenningen uit vrijgevigheid (zie par. 12.4b) onder deze laatste categorie vallen.Het is in ieder geval verstandig om zulke schuldigerkenningen bij de notaris te regelen om alle risico uit te sluiten.

Bijzondere regelsOp schenkingen zijn verder de volgende regels van toepassing:• Schenkingenbinnen180dagenvóóroverlijdenwordenge­

lijkgesteld met een erfrechtelijke verkrijging waarover suc­cessierecht is verschuldigd; dit geldt alleen niet voor schen­kingen aan kinderen van 18 tot 35 jaar met gebruikmaking van de eenmalige verhoogde vrijstelling.

• Schenkingenaanuwkinderenhoevendoorhennietindenalatenschap te worden ingebracht. U kunt bij de schenking echter bedingen dat deze wél moeten worden ingebracht in uw nalatenschap.

• Alsudoorschenkingenbijlevenéénvanuwkinderentekort­doet in diens legitieme portie (wettelijk erfdeel), kan dat kind de schenking ‘aantasten’.

• SchenkingengedaandooreenNederlanderaaniemanddiein het buitenland woont, zijn belast met Nederlands schen­kingsrecht.

• Schenkingengedaandooriemanddieinhetbuitenlandwoontaan een in Nederland woonachtig persoon zijn vrijgesteld

Berekening schenkingsrechtEen schenking van uw ouders levert na vrijstelling een belast-baar bedrag van €50.000 op. U valt in tariefgroep I. Op de regel met een belastbaar bedrag van €45.519 tot €91.026 neemt u dan eerst het bedrag in de kolom ‘bedrag’, dus €2.958. U telt daarbij op 12% van het verschil tussen €50.000 en €45.519 dus €537. In totaal bedraagt het schenkingsrecht: €2.958 + €537 = €3.496.

TABeL 20 SCHeNKiNgSReCHT 2009 iN €

gedeelte van belaste verkrijging

verkrijger in tariefgroep

I II III

bedrag plus bedrag plus bedrag plus

0 - 22.763 0 5% 0 26% 0 41% 22.763 - 45.519 1.138 8% 5.918 30% 9.332 45% 45.519 - 91.026 2.958 12% 12.744 35% 19.572 50% 91.026 - 182.042 8.418 15% 28.671 39% 42.325 54% 182.042 - 364.073 22.070 19% 64.167 44% 91.473 59% 364.073 - 910.163 58.655 23% 144.260 48% 198.871 63%910.163 en hoger 182.255 27% 406.383 53% 542.907 68%

Page 171: Belasting Gids 2009

FiSC ALe VARiA

Consumentenbond Belastinggids 2009 171

van Nederlands schenkingsrecht. De laatste soort schenking is echter wel belast in Nederland als de schenker nog geen tien jaar geleden is geëmigreerd uit Nederland en de Neder­landse nationaliteit heeft. De Hoge Raad heeft bepaald dat deze regel niet in strijd is met het EU­recht. Als de schenker niet de Nederlandse nationaliteit heeft, is de schenking ook belast in Nederland als de schenking binnen een jaar na emi­gratie uit Nederland is gedaan. Als er Nederlands onroerend goed wordt geschonken, is er wel het zogeheten recht van overgang verschuldigd. Dit recht is vergelijkbaar met het schenkingsrecht.

Aansprakelijkheid en aangifteDe begunstigde moet het schenkingsrecht betalen. Maar voor de betaling is ook de schenker hoofdelijk aansprakelijk. De aan­gifte moet worden gedaan door schenker en begunstigde geza­menlijk.Voor alle schenkingen moet aangifte worden gedaan binnen twee maanden na afloop van het kalenderjaar waarin de schen­king heeft plaatsgevonden. Dat hoeft niet per se met een aangif­tebiljet te gebeuren, maar u mag de gegevens van de schenking ook per brief meedelen aan de Belastingdienst. Het is wel ver­standig om daarbij zowel van schenker als begiftigde alle per­soonlijke gegevens, inclusief het fiscale nummer, te vermelden.U hoeft geen aangifte te doen als de schenking binnen het bedrag van de normale vrijstelling blijft (van een schenking binnen de eenmalige hoge vrijstelling van ouder aan kind is aangifte wél verplicht; als u geen aangifte doet, heeft u geen recht op de hoge vrijstelling). Het is altijd verstandig de schenking op papier te zetten met handtekeningen van beide partijen eronder.

a In onze boekuitgave Slim nalaten en schenken – Het erfrecht in de praktijk vindt u uitgebreide informatie over dit onderwerp. Zie www.consumentenbond.nl/webwinkel.

12.4b Schuldigerkenning uit vrijgevigheid (schenken op papier)

Als u uw kinderen bedragen schuldig erkent, is er sprake van een schenking. Zo’n schenking kunt u het beste bij notariële akte doen. Daarbij kunt u over die schuld een normale rente betalen. Als een normale rente wordt beschouwd: ten minste 75% van de marktrente ten tijde van de schuldigerkenning. Voor het overhevelen van vermogen is het overigens gunstig om een hoge rente te betalen. Die rente is niet aftrekbaar. De schuld valt voor u in box 3 en voor uw kind valt de corresponderende vordering eveneens in box 3. Zo’n schuldigerkenning met ren­tebetaling heeft dus niet alleen tot gevolg dat u vermogen over­hevelt naar uw kind en zodoende successierecht bespaart, maar kan in de inkomstenbelasting ook nog fiscaal voordeel opleve­ren als u de schuld kunt aftrekken van uw vermogen, terwijl uw (meerderjarige) kind wellicht niet zoveel vermogen heeft dat hij/zij over de vordering belasting moet betalen (bijvoor­beeld omdat het kind nog gebruik kan maken van het heffing­vrije vermogen).

Wat u beslist niet moet doen, is de schuld renteloos maken, of de rente pas bij overlijden opeisbaar maken, of de rente in wer­kelijkheid niet betalen. In dat geval erkent de fiscus bij uw over­lijden de schuld namelijk niet en wordt een en ander toch bij uw nalatenschap opgeteld. Dat betekent dat uw kind toch succes­sierecht moet betalen. Bovendien is het wél betalen van rente aan uw kind ook een vorm van vermogensoverheveling die tot een besparing van successierechten leidt.

a U hoeft voor het overhevelen van vermogen niet per se naar de notaris. U kunt ook geld schenken aan uw kinderen en het vervolgens met een onderhandse lening weer van hen teruglenen. Het Gerechts-hof Den Haag heeft deze handelwijze in 2001 goedgekeurd bij iemand wiens doel het was de notariskosten te besparen. De fiscale conse-quenties zijn hetzelfde als bij een schuldigerkenning bij de notaris. Zet alles wel keurig op papier en maak de bedragen via een bank- of girorekening over, en zorg ervoor dat tussen de schenking en de terug-lening een tussenpoos van enkele weken of maanden zit. Overigens zijn de meningen verdeeld over de vraag of deze vorm van schenken en weer teruglenen onder het nieuwe burgerlijk recht, dat in 2003 is ingevoerd, nog wel geldig is. De rechter heeft zich daar nog niet over uitgelaten. Om problemen te voorkomen, kunt u wellicht toch beter naar de notaris gaan.

Laagrentende of renteloze lening door ouders aan kinderenAls uw kinderen geld van u lenen tegen een normale rente, val­len de schuld en de vordering gewoon in box 3. Er zijn dan geen schenkingsaspecten.Als uw kinderen u een lagere rente betalen, vallen de schuld en de vordering nog steeds in box 3, maar wellicht tegen een lagere waarde wegens een te laag rentepercentage. Dit heeft wel gevolgen voor het schenkingsrecht:• Bijeendirectopeisbareleningisgeenschenkingsrechtver­

schuldigd, op voorwaarde dat uw kind daadwerkelijk in staat is de lening op elk moment af te lossen; zo niet, dan wordt de lening gezien als een niet­direct opeisbare lening (zie hierna).

• Bijeenniet-directopeisbareleningiswélschenkingsrechtverschuldigd, en wel over het over de looptijd van de lening gekapitaliseerde rentevoordeel als gevolg van de lagere ren­te. Bij een lening van ten hoogste een jaar is schenkingsrecht verschuldigd over het verschil tussen de nominale en de con­tante waarde van de vordering.

12.5 ouderlijke woning overdragen aan kinderen

Vanwege heffing van overdrachtsbelasting en de gevolgen voor de inkomstenbelasting (de eigenwoningregeling is niet van toe­passing) is het bij leven overdragen van de ouderlijke woning bijna nooit meer interessant.Ouders kunnen hun woning aan hun kinderen overdragen on­der voorbehoud van een recht van gebruik en bewoning of on­der voorbehoud van een recht van vruchtgebruik. Dat betekent

Page 172: Belasting Gids 2009

FiSC ALe VARiA

Consumentenbond Belastinggids 2009172

dat de ouders in de woning mogen blijven wonen. Vanwege dat recht krijgen de kinderen de woning tegen een lager bedrag dan de vrije­verkoopwaarde. Het huis zal pas de vrije­verkoopwaar­de hebben als de ouders het huis verlaten. Doen die ouders dat ‘metterwoon’, dat wil zeggen door een andere oorzaak dan over­lijden, bijvoorbeeld door naar een bejaardenhuis te verhuizen, dan is de waardeaangroei van dat huis voor de kinderen voor het schenkingsrecht belastingvrij, mits er een metterwoonclau­sule is opgenomen bij de vestiging van het recht van (vrucht)­gebruik.Ook op de overdrachtsbelasting heeft de metterwoonclausule invloed. Er wordt geen overdrachtsbelasting geheven op het moment van afstand van het recht van gebruik als er een met­terwoonclausule is opgenomen. Zonder metterwoonclausule wordt op dat moment wél overdrachtsbelasting geheven.

a Het Gerechtshof in Leeuwarden heeft bepaald dat afstand van het recht van gebruik zelfs niet tot een schenking leidt als er geen met-terwoonclausule in de overeenkomst staat. In het betreffende geval waren beide ouders erg ziek en konden zij niet meer in het huis blijven wonen. Er werd afstand gedaan van het recht van gebruik en de doch-ter kon het huis vrij verkopen. Als er vrijwillig afstand was gedaan van het recht van gebruik of er was sprake geweest van een vruchtgebruik, dan was de uitkomst anders geweest en zou deze afstand wel belast zijn geweest met schenkingsrecht.

Als de woning door overlijden vrijkomt, kan de waardeaangroei wél met successierecht belast zijn, namelijk als een fictieve suc­cessierechtelijke verkrijging. De kinderen betalen dan succes­sierecht over de waarde van de woning ten tijde van het over­lijden, verminderd met de door hen betaalde aankoopsom (als een van beide ouders overlijdt, neemt u 50% van de waarde en de aankoopsom) en 6% rente over deze aankoopsom. Deze ren­te wordt berekend vanaf de dag waarop de aankoopsom werd betaald, tot het moment van overlijden.Een woning die op zo’n wijze is overgedragen, valt niet meer onder de eigenwoningregeling, maar in box 3. De ouders geven de waarde van het gebruiksrecht aan en de kinderen het restant van de waarde. De rente op een eventuele schuld is niet aftrek­baar, maar de schuld valt eveneens in box 3. U kunt daarover lezen in par. 7.5a.

a Overdracht van de eigen woning is een ingewikkelde materie. Doe liever niets op dit gebied op eigen houtje, maar raadpleeg een des-kundige, zoals een notaris.

12.6 Kruiselings verzekerenAls er door een overlijden een kapitaalverzekering tot uitkering komt, is deze belast met successierecht. Alleen als er voor deze verkrijging niets aan het vermogen van de erflater is onttrok­ken, hoeft er geen successierecht te worden betaald over de kapitaaluitkering. Wat dat precies betekent, leest u hierna . Als de verkrijger zelf een gedeelte van de premies aan de verzeke­

ringsmaatschappij verschuldigd is geweest, mogen deze pre­mies op de verkrijging in mindering worden gebracht voor de berekening van het successierecht.Voor gehuwden die in algehele gemeenschap van goederen zijn gehuwd, geldt dat de premies in principe altijd uit het gemeen­schappelijk vermogen zijn voldaan, dus ook uit het vermogen van de erflater, zodat er per definitie sprake is van een be­laste uitkering. Wel mag op de uitkering de helft van de pre­mies in mindering worden gebracht; deze zijn immers door de verkrijger betaald via de gemeenschap van goederen. Alleen als de premies aanwijsbaar verschuldigd waren uit (eventueel) privévermogen van de begunstigde geldt de fictiebepaling niet en is de totale uitkering onbelast. Zo’n privévermogen is bij­voorbeeld mogelijk als de begunstigde eerder geld geschonken heeft gekregen waarop de uitsluitingsclausule van toepassing is (dan valt de schenking niet in een eventuele goederenge­meenschap).Als u buiten gemeenschap van goederen bent gehuwd, is het dus mogelijk om de belastingheffing over deze kapitaaluitke­ring te voorkomen. Om te voldoen aan de regel dat er niets aan het vermogen van de erflater is onttrokken, moeten de premies dan verschuldigd zijn door degene die ook de uitkering krijgt. Deze verschuldigdheid moet uit de verzekeringspolis blijken. Het is dan niet meer van belang wie de premies in werkelijkheid betaalt. Dat kan dus ook de erflater zijn.Als er een finaal verrekenbeding is opgenomen in de huwelijks­voorwaarden (dit is een bepaling in de huwelijkse voorwaarden dat er bij het einde van het huwelijk wordt verrekend alsof er gemeenschap van goederen is geweest), moet daarbij vermeld zijn dat de premies voor levensverzekering niet bij deze verre­kening worden betrokken. Anders wordt via een omweg toch weer iets aan het vermogen van de erflater onttrokken en werkt de vrijstelling niet.Ook voor samenwonenden is het op kruiselingse wijze verze­keren zonder betaling van successierecht op dezelfde wijze als bij buiten gemeenschap van goederen gehuwden mogelijk. Al­leen moet er bij samenwonenden in een eventueel samenle­vingscontract wel op gelet worden dat de premies nooit uit een eventueel gezamenlijk vermogen verschuldigd zijn.

12.7 HypotheekvormenWij laten een aantal veelvoorkomende hypotheekvormen de revue passeren met in het kort de fiscale gevolgen ervan. De uitgebreide uitleg van deze gevolgen kunt u elders in deze gids vinden.

12.7a Lineaire hypotheekU sluit een lening waarvan u jaarlijks op een hoofdsom een gelijk bedrag aflost. Stel dat u een lening sluit van €300.000 met een periode van 30 jaar, dan lost u ieder jaar €10.000 af. De rente wordt daardoor ieder jaar lager, omdat de hoofdsom af­neemt. De rente is, afgezien van de aftrekbeperkingen (zie par. 4.1g), aftrekbaar.

Page 173: Belasting Gids 2009

FiSC ALe VARiA

Consumentenbond Belastinggids 2009 173

12.7b AnnuïteitenhypotheekU sluit een lening en betaalt ieder jaar een gelijk bedrag aan de bank. Dit bedrag bestaat gedeeltelijk uit rente en gedeeltelijk uit aflossen. De rente zal in de beginfase hoog zijn en het aflos­singsdeel laag. Hoe langer de lening loopt, des te minder rente en des te meer aflossing u betaalt. De bank geeft u ieder jaar een opgave van de betaalde rente. Deze is, afgezien van aftrek­beperkingen, aftrekbaar.

12.7c LevenhypotheekU sluit een lening waar u niet op hoeft af te lossen. U sluit tege­lijkertijd een kapitaalverzekering die een uitkering geeft aan het einde van de looptijd van de lening (meestal 30 jaar). Daar­voor moet u premies betalen die niet aftrekbaar zijn. De uitke­ring moet worden gebruikt voor de aflossing van de eigenwo­ningschuld. Deze uitkering bestaat uit een gegarandeerd stuk en een deel dat afhankelijk is van het renteverloop. In het alge­meen is de uitkering ongeveer voldoende voor het aflossen van de schuld. De rente over de volledige lening is aftrekbaar, afge­zien van aftrekbeperkingen. De uitkering uit de kapitaalverze­kering is onder voorwaarden en tot bepaalde bedragen belas­tingvrij.

12.7d SpaarhypotheekOok hier is, net als bij een levenhypotheek, sprake van een lening waarop niet wordt afgelost en een kapitaalverzekering waarvoor u een niet­aftrekbare premie betaalt. Kenmerk van de spaarhypotheek is echter dat het rendement in de kapitaal­verzekering net zo hoog is als de rente die u moet betalen op de lening. Daardoor is het bedrag van de uitkering uit de kapi­taalverzekering exact gelijk aan de schuld aan het einde van de looptijd. Als de rente op de lening gedurende de looptijd wijzigt, wordt de premie voor de kapitaalverzekering aange­past om ervoor te zorgen dat de uitkering gelijk blijft aan de schuld.

12.7e Banksparen eigen woningBij een spaar­ of levenhypotheek sluit u een kapitaalverzeke­ring om aan het einde van de looptijd de schuld op de eigen woning af te lossen. Sinds 1 januari 2008 kunt u ook gebruik­maken van het banksparen voor de eigen woning. Daarbij legt u jaarlijks bedragen in op een geblokkeerd spaarrekening of effectenrekening. Als u aan bepaalde voorwaarden voldoet, hoeft u deze spaar­ of beleggingsrekening niet aan te geven in box 3 en is het rendement eveneens onbelast als u er de eigen­woningschuld mee aflost. De voorwaarden zijn vergelijkbaar met die van een kapitaalverzekering eigen woning. De regeling staat uitgebreid uitgelegd in paragraaf 4.3.

12.7f BeleggingshypotheekHierbij sluit u een lening waarop niet wordt afgelost. Om de aflossing te regelen, wordt u verplicht om geld te beleggen. Dit houdt echter wel het risico van waardedaling in. Het beleggen kan op verschillende manieren.

• Ukunteenkapitaalverzekeringsluitenwaarbijuwpremiesworden belegd in aandelen(fondsen). De uitkering uit de ka­pitaalverzekering blijft daardoor onbelast binnen de grenzen en voorwaarden.

• Ukuntverplichtwordenomjaarlijkseen(klein)bedragtestorten op een effectenrekening, waardoor u als het ware spaart voor de aflossing van de lening. De effectenrekening wordt in box 3 belast.

• Ukuntméérlenendanunodigheeftvoorhethuis.Hetmeer­dere wordt dan op een beleggingsrekening gestort, waar het gedurende de looptijd van de lening moet blijven staan en aangroeit (!) zodat de lening daarmee afgelost kan worden. De effectenrekening wordt in box 3 belast. Maar ook de lening wordt voor dit deel in box 3 belast. Dat wil zeggen dat de rente op dit deel van de lening niet aftrekbaar is, maar dat de lening het vermogen in box 3 verlaagt. Ook de kosten van geldlening zijn voor een evenredig deel niet aftrekbaar, omdat een deel van de lening niet wordt aangegaan voor de verwer­ving van de eigen woning.

12.7g generatiehypotheekAls uw kind een huis wil kopen maar daar zelf niet genoeg voor kan lenen, wil de bank waarschijnlijk wel een hypotheeklening verstrekken als u als ouder borg staat of als mededebiteur wordt opgenomen. De bank kan zijn geld dan immers altijd bij u halen. Veel banken bieden zulke producten aan.De renteaftrek verloopt als volgt. Als het kind de rente zelf aan de bank betaalt, eventueel met behulp van schenkingen van de ouders, is de rente aftrekbaar in het jaar van betaling. Als de ouders de rente aan de bank betalen, is die rente voor hen niet aftrekbaar, het gaat immers niet om hun eigen woning. Voor het kind is deze rente niet aftrekbaar omdat hij door een ander wordt betaald.De ouders krijgen voor het door hen betaalde bedrag een vor­dering op het kind (dat heet een regresvordering) en pas als het kind de rente terugbetaalt aan de ouders, ontstaat de aftrekpost voor het kind. De ouders mogen deze terugbetaling wel mogelijk maken door een schenking zonder dat de belastingaftrek ver­valt, maar als de rentebetaling wordt kwijtgescholden, vervalt de aftrek voor het kind. De ouders kunnen dus beter geld schen­ken (denk aan de schenkingsvrijstellingen) door dat over te maken op de bankrekening van het kind. Het kind kan dan vervolgens per bank de rente overmaken naar de ouders.Als de aftrek verschoven moet worden naar het moment dat het kind aan de ouders terugbetaalt, is het wel van belang dat de regresvordering niet rentedragend wordt. Dat heeft te maken met het tijdstip van aftrek: dat is het moment van betalen, van ter beschikking stellen, van verrekenen of van rentedragend worden. Dus als de regresvordering rentedragend wordt, is de rente op dat moment aftrekbaar.Dat kan in verband met een laag inkomen van het kind nadelig zijn. Verschuiven naar de toekomst, als het kind een beter in­komen heeft en dus meer baat bij belastingaftrek, is dan gun­stiger.

Page 174: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009174

De belangrijkste cijfers en wijzigingen per 1 januari 2009 op een rij.

13.1 inleidingAan het eind van deze gids treft u, zoals u gewend bent, de be­langrijkste wijzigingen in de belastingwetgeving per 1 januari 2009 aan. Gooi deze gids dus niet weg nadat u uw aangifte heeft ingevuld. De themahoofdstukken, in combinatie met dit hoofd­stuk, maken deze gids immers het hele jaar bruikbaar.

13.2 Box 1: Werk en woning

13.2a Tarief inkomsten uit werk en woningHet progressieve tarief van box 1 wordt ieder jaar aangepast aan de inflatie. U kunt de cijfers vinden in tabel 21 en 22.

13.2b LoonIn de bepalingen voor inkomsten uit arbeid zijn de volgende wijzigingen aangebracht.

Auto van de zaakVoor de loonbelasting geldt een verlaagde bijtelling van 14% voor het privégebruik als er sprake is van een geringe CO2­uitstoot. Daarvan is sprake als deze niet hoger is dan 95 gr/km voor dieselauto’s en niet hoger dan 110 gr/km voor benzine­, lpg­ en aardgasauto’s. Voor auto’s met een CO2­uitstoot van meer dan 95 en minder dan 117 gram per km voor een benzine­auto en van meer dan 110, maar minder dan 141 gram per km voor dieselauto’s geldt een bijtelling van 20%. Voor auto’s die hieraan niet voldoen, bedraagt de bijtelling 25%.

ReisaftrekDe wijzigingen in de reisaftrek voor reizen tussen woning en werk per openbaar vervoer vindt u in tabel 23. Deze tabel geldt voor reizen op vier dagen per week of meer. Als u drie, twee of één dag reist, moet u de bedragen evenredig verminderen.Als de enkelereisafstand groter is dan 90 km, bedraagt de aftrek €0,22 per km vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop wordt gereisd, maar maximaal €1951.

Onbelaste reiskostenvergoeding van uw werkgeverUw werkgever mag u voor alle reiskosten een vergoeding van €0,19 per km geven. Dat geldt niet alleen voor zakelijke kilome­ters, maar ook voor het woon­werkverkeer. Als u met het open­baar vervoer reist, mag uw werkgever u hiervoor de werkelijke kosten vergoeden (plus natuurlijk de €0,19 per km voor het ver­voer van en naar het station of bushalte met eigen vervoer).

PersoneelsleningenDe rente op personeelsleningen wordt tot het loon gerekend

13 Cijfers en wijzigingen voor 2009

TABeL 21 BeLASTiNg eN PReMieS VoLKSVeR-ZeKeRiNg VooR De gRoeP JoNgeR DAN 65 JAAR

bij een belastbaar inkomen uit werk en woning

van meer dan maar niet meer dan

totaal tarief heffing over totaal van de

schijven

0 € 17.878 33,50% € 5.989 € 17.878 € 32.127 42,00% € 11.973 € 32.127 € 54.776 42,00% € 21.485 € 54.776 52,00%

TABeL 22 BeLASTiNg eN PReMieS VoLKSVeR-ZeKeRiNg VooR De gRoeP VAN 65 JAAR eN oUDeR

bij een belastbaar inkomen uit werk en woning

van meer dan maar niet meer dan

totaal tarief heffing over totaal van de

schijven

0 € 17.878 15,60% € 2.788 € 17.878 € 32.127 24,10% € 6.222 € 32.127 € 54.776 42,00% € 15.734 € 54.776 52,00%

Page 175: Belasting Gids 2009

CiJFeRS eN WiJZigiNgeN VooR 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 175

voor zover deze minder bedraagt dan 4,9%. Als de lening wordt gebruikt voor de eigen woning en de rente in de inkomstenbe­lasting aftrekbaar zou zijn, hoeft er geen voordeel tot het loon te worden gerekend.

LevensloopregelingAls u niet deelneemt aan de spaarloonregeling, kunt u deelne­men aan de levensloopregeling. U kunt jaarlijks maximaal 12% van uw loon sparen. Was u op 31 december 2005 51 jaar of ouder maar nog geen 56 jaar, dan mag u meer sparen dan 12% van het loon. Bij het opnemen van verlof heeft u dan recht op de levensloopverlofkorting. Het levenslooptegoed is vrijgesteld in box 3.

13.2c eigen woning

EigenwoningforfaitHet eigenwoningforfait is ongewijzigd ten opzichte van 2008. U kunt de bedragen vinden in hoofdstuk 4, tabel 5. Het maximum van het eigenwoningforfait is echter vervallen.

Kapitaalverzekering/spaarrekening of beleggingsrecht eigen woningDe vrijstellingen voor deze spaarvormen voor de eigen woning zijn als volgt aangepast:• bijeenpremiebetalingvantenminstetwintigjaarwaarbij

de hoogste premie niet meer dan tien keer zo hoog is als de laagste, bedraagt de vrijgestelde uitkering €147.500;

• bijeenpremiebetalingvantenminstevijftienjaarwaarbijde hoogste premie niet meer dan tien keer zo hoog is als de laagste, bedraagt de vrijgestelde uitkering €33.500.

Vrijstelling kamerverhuurDe kamerverhuurvrijstelling is verhoogd tot €4144.

13.2d LijfrentepremiesU kunt premies voor een lijfrente aftrekken tot de volgende bedragen:• Ingevolgedejaarruimtemaximaal€26.491(overmaximaal

€155.827 premiegrondslag). De AOW­franchise bedraagt €11.345.

• Dereserveringsruimtebedraagtmaximaal17%vandepre­miegrondslag met een maximum van €6703 en als u op 1 ja­nuari 2009 55 jaar of ouder bent, maximaal €13.238.

Bij de berekening van de jaarruimte moet u uitgaan van de inkomensgegevens over het jaar 2008 en ook van de pensioen­aangroei over 2008.Premies voor een lijfrente en inleg op een lijfrentespaarreke­ning of lijfrentebeleggingsrecht ingevolge de jaarruimte en de reserveringsruimte mogen voor 1 april 2010 worden betaald en over 2009 in aftrek worden gebracht. Voor ondernemerslijfren­tes mag de premie vóór 1 juli worden betaald om over het voor­afgaande jaar te worden afgetrokken.

13.2e Lijfrente met niet-aftrekbare premieDe lijfrente met een niet­aftrekbare premie is altijd een groot probleem geweest van het lijfrenteregime sinds 1 januari 2001. Het deel van de lijfrente dat tegenover het niet­aftrekbare deel van de premie staat, valt namelijk in box 3. En ook als u er niet voor koos om de premie af te trekken, valt de lijfrente in box 3. Dat geeft grote uitvoeringsproblemen bij belastingplichtigen, verzekeringsmaatschappijen en de Belastingdienst. Daar is nu een einde aan gekomen. Alle lijfrentes die voldoen aan de voor­waarden voor aftrek, worden in box 1 afgewikkeld. De uitke­ringen zijn volledig belast, óók als de premie niet is afgetrok­ken. Alleen voor zover de niet afgetrokken premie niet meer dan €2269 per jaar bedraagt, geldt de saldomethode. Dat houdt in dat de uitkeringen in box 1 pas belast zijn nadat zij de niet­afgetrokken premie van maximaal €2269 per jaar gaan over­schrijden. Is de niet­afgetrokken premie hoger dan €2269 per jaar, dan is dat meerdere dus gewoon belast in box 1. Door deze methodiek is het niet meer nodig om lijfrentes te splitsen in een box 1­ en een box 3­gedeelte. Daarnaast wordt er een afkoopmogelijkheid opgenomen voor kleine lijfrentes. Dat zijn lijfrentes met een waarde in het eco­nomische verkeer van maximaal €4000, waarvan nog geen ter­mijnen zijn vervallen. Deze grens geldt per lijfrentecontract, waarbij lijfrentespaarrekeningen of –beleggingsrechten bij de­zelfde instelling worden meegeteld. Afkoop is dan mogelijk zonder dat er revisierente wordt berekend. Wel is de afkoopsom natuurlijk gewoon belast als periodieke uitkering.Deze regeling geldt ook voor lijfrentes die zijn afgesloten vóór 1 januari 2009. Als u de premies niet heeft afgetrokken, vrijwil­lig of omdat daar geen ruimte voor was, gaan de uitkeringen in box 1 belast worden volgens bovenstaande regels. Er zullen in de beleidssfeer regels worden opgesteld waarin u gedurende twee jaar de tijd krijgt om de contracten te splitsen in een box 1­ en een box 3­gedeelte.

TABeL 23 ReiSAFTReK WooN-WeRKVeRKeeR MeT oPeNBAAR VeRVoeR

reisafstand in kilometers

meer dan niet meer dan reisaftrek

- 10 -10 15 € 417 15 20 € 557 20 30 € 933 30 40 € 1.156 40 50 € 1.508 50 60 € 1.678 60 70 € 1.862 70 80 € 1.925 80 - € 1.951

Page 176: Belasting Gids 2009

CiJFeRS eN WiJZigiNgeN VooR 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009176

13.2f Buitengewone uitgavenDe regeling voor aftrek van buitengewone uitgaven is ingeperkt in verband met de nieuwe regelingen voor chronisch zieken en invaliden. Toch blijft een groot deel van de regeling bestaan. De naam is anders geworden. De regeling heet vanaf 2009 ‘Uitgaven voor specifieke zorgkosten’. Wij geven de hoofdlijnen van de nieuwe regeling aan.

DrempelDe niet­aftrekbare drempel bedraagt 1,65% van uw verzamel­inkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten en met een minimum van €118. Als u het hele jaar een fiscale part­ner heeft, wordt het minimumbedrag van de drempel verhoogd tot €236 en wordt de niet­aftrekbare drempel berekend over het verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrek­posten van u en uw partner samen. Als uw (gezamenlijke) drem­pelinkomen hoger is dan €38.000, bedraagt de drempel boven dit bedrag niet 1,65%, maar €5,75%.

Premies ZorgverzekeringswetDeze zijn niet aftrekbaar.

Kosten van genees- en heelkundige behandelingenDeze kosten blijven aftrekbaar, maar uitgesloten van aftrek zijn de kosten van ooglaserbehandelingen ter vervanging van bril of contactlenzen.

MedicijnenDe kosten van door een arts voorgeschreven medicijnen blijven aftrekbaar.

HulpmiddelenDe kosten van hulpmiddelen blijven aftrekbaar met uitzonde­ring van brillen, contactlenzen en overige hulpmiddelen ter ondersteuning van het gezichtsvermogen. Voor blinden zijn de kosten ter ondersteuning van het gezichtsvermogen overigens wel aftrekbaar.

Extra gezinshulpDeze kosten zijn aftrekbaar voor zover het betreft ‘extra’ kosten. In tabel 24 leest u welke kosten extra zijn.

DieetkostenDeze blijven aftrekbaar.

Reiskosten ziekenbezoekDeze regeling blijft bestaan onder dezelfde voorwaarden als in 2008.

Beperking uitgaven voor specifieke zorgkostenDe volgende kosten zijn niet aftrekbaar:• Premiesvoorziektekostenregelingen;• EigenbijdragenopgrondvandeAWBZ;• EigenbijdragenopgrondvandeWmo;• Uitgavendietenlastekomenvaneenverplichtofvrijwillig

eigen risico;• Uitgavendievallenonderhetverplichtteverzekereneigen

risico ingevolge de Zorgverzekeringswet.

a Eigen bijdragen AWBZ en WMO die betrekking hebben op de jaren tot en met 2008, maar die na 30 november 2008 in rekening zijn ge-bracht en in 2009 zijn betaald of verrekend, kunnen in 2009 (deels) als uitgave voor specifieke zorgkosten in aanmerking worden genomen en tellen ook mee voor de vermenigvuldigingsfactor.

Aftrek voor ouderdom, invaliditeit, chronische ziekte of chronisch zieke kinderenDeze vaste aftrekposten zijn allemaal vervallen.

Verhoging specifieke uitgavenDe kosten die hierboven zijn genoemd, met uitzondering van de uitgaven voor genees­ en heelkundige behandelingen, mogen met 113% worden verhoogd als het (gezamenlijke) drempelin­komen niet hoger is dan €32.127.

Kleding en beddengoedDe aftrek voor extra kosten voor kleding en beddengoed be­draagt €300. Als u kunt aantonen dat de extra uitgaven meer dan €600 bedragen, wordt de aftrek verhoogd tot €750.

Reiskosten ziekenbezoekAls u in aanmerking komt voor aftrek van reiskosten voor zie­kenbezoek, is het aftrekbedrag voor eigen vervoer €0,19 per km.

Niet meer aftrekbaarNiet meer aftrekbaar zijn de kosten van bevalling, adoptie en overlijden. Voor adoptiekosten komt er een tegemoetkoming van €3700 die wordt uitbetaald na een afgeronde interlandelijke adoptie.

Drempel voor hoge inkomensU heeft een drempelinkomen van €48.000. Uw drempel bedraagt 1,65% van €38.000 plus 5,75% van €10.000. Dat is in totaal €627 plus €575, dus €1202.

TABeL 24 exTRA geZiNSHULP

bij eendrempelinkomen

van

worden de uitgaven voor gezinshulp geacht extra te zijn voor zover zij meer bedragen dan het in deze kolom vermelde percentage van het verza-melinkomen vóór toepassing van de persoonsgebonden aftrekmeer dan

maar niet meer dan

- € 28.852 0%€ 28.852 € 43.279 1%€ 43.279 € 57.703 2%

Page 177: Belasting Gids 2009

CiJFeRS eN WiJZigiNgeN VooR 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 177

13.2g Aftrek levensonderhoud voor kinderenU voldoet aan de onderhoudseis als u per kwartaal minimaal €410 bijdraagt aan het onderhoud van het kind. De aftrekbare bedragen kunt u vinden in tabel 25.

13.2h Weekenduitgaven gehandicaptenDe reiskosten voor het halen en brengen van een gehandicapte in de zin van deze regeling is omlaag gegaan naar €0,19 per kilometer.

13.2i giftenGiften in de vorm van het afzien van een vergoeding van kosten voor vervoer per auto worden in aanmerking genomen voor €0,19 per km.

13.3 Box 2

13.3a Tarief in box 2Voor het jaar 2008 geldt een tarief van 25% voor het belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang.

13.4 Box 3: Sparen en beleggen

13.4a Heffingvrij vermogenHet heffingvrije vermogen bedraagt in 2009 €20.661. Als u het hele jaar een fiscale partner heeft, is het heffingvrije vermogen €41.322.

13.4b ouderentoeslagDe ouderentoeslag leest u uit tabel 26 af. Uw saldogrondslag (gemiddelde vermogen na aftrek van het heffingvrije vermogen) mag voor de ouderentoeslag niet hoger zijn dan €273.391. Als u het hele jaar dezelfde partner heeft of kiest voor het hele jaar partnerschap, is de ouderentoeslag afhankelijk van uw beider saldogrondslag. De grens voor de ouderentoeslag wordt in dit geval verhoogd naar €546.782. De ouderentoeslag kan vervol­gens naar één van u beiden worden overgeheveld, zodat slechts

deze persoon aangifte hoeft te doen om uw beider ouderentoe­slag te gebruiken.

13.4c KindertoeslagDe kindertoeslag bedraagt €2762 per minderjarig kind.

13.4d SchuldendrempelSchulden worden pas in aanmerking genomen als zij meer be­dragen dan €2900. Als u het hele jaar dezelfde partner heeft, is deze drempel €5800.

13.4e Vrijstelling maatschappelijke beleggingenMaatschappelijke beleggingen zijn vrijgesteld tot een bedrag van €55.145. In 2009 geldt ook nog steeds de vrijstelling voor groene beleggingen die u op 31 december 2000 al in uw bezit had.De vrijstelling voor beleggingen in durfkapitaal bedraagt in 2008 €55.145.

13.4f Kleine overlijdensverzekeringDe vrijstelling voor kleine overlijdensrisicoverzekeringen be­draagt €6703.

13.5 HeffingskortingenU kunt de bedragen van de heffingskortingen per 1 januari 2009 vinden in tabel 27.

13.5a Wijzigingen in de heffingskortingen

Teruggave algemene heffingskorting aan fiscale partnerWie geen of weinig inkomen heeft, maar wel een partner met inkomen, kan zijn algemene heffingskorting van de fiscus te­rugkrijgen. Vanaf 2009 wordt deze teruggave echter in stapjes verlaagd. Over 2009 kunt u van de algemene heffingskorting van €2007 maximaal nog maar €1873 terugkrijgen. Deze beper­king geldt niet als u als minstverdiener bent geboren vóór 1 januari 1972 of als er kinderen van 5 jaar of jonger tot uw huis­houden behoren.

ArbeidskortingDe arbeidskorting is inkomensafhankelijker gemaakt. Als uw winst uit onderneming, resultaat uit overige werkzaamheden

TABeL 25 LeVeNSoNDeRHoUD KiNDeReN

omschrijving/leeftijdkind

onderhouds-vereiste

aftrek per kwartaal

€per jaar

tot 6 jaar belangrijke mate 290 1.1606 tot 12 jaar belangrijke mate 350 1.40012-18 jaar belangrijke mate 410 1.6408 jaar en ouder belangrijke mate 350 1.400kind 18 jaar en ouder grotendeels 700 2.800kind 18 jaar en ouder niet tot huishouden behorend

(nagenoeg) geheel 1.050 4.200

TABeL 26 oUDeReNToeSLAg

bij een inkomen in box I van

meer dan maar niet meer dan bedraagt de ouderentoeslag

- € 13.978 € 27.350 € 13.978 € 19.445 € 13.675 € 19.445 nihil

Page 178: Belasting Gids 2009

CiJFeRS eN WiJZigiNgeN VooR 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009178

of loon (behaald met tegenwoordige arbeid) minimaal €42.509 is, wordt de maximale arbeidskorting verminderd met €24.

OuderenkortingU heeft recht op de ouderenkorting als u op 31 december 2009 65 jaar of ouder bent en uw verzamelinkomen niet meer be­draagt dan €34.282.

CombinatiekortingDe combinatiekorting is vervallen.

Inkomensafhankelijke combinatiekortingDe minstverdienende partner of de alleenstaande ouder heeft

recht op de inkomensafhankelijke combinatiekorting, als zij zorgen voor een kind jonger dan 12 jaar. Het basisbedrag is €770 als met werken een inkomen van minimaal €4619 wordt ver­diend, of als er recht bestaat op de zelfstandigenaftrek. Voor het inkomen boven €4619 is deze korting 3,8% tot de totale kor­ting €1785 bedraagt. Dit maximum wordt bereikt bij een inko­men uit werk van €30.800.

DoorwerkbonusDe doorwerkbonus is een heffingskorting voor mensen die vanaf het jaar dat zij 62 worden door blijven werken. De hoogte van deze korting wordt berekend door een leeftijdsafhankelijk percentage toe te passen op het inkomen uit werk tussen €8860 en €54.776. Zie tabel 27.

De ouderschapsverlofkortingHet wettelijk recht op ouderschapsverlof wordt per 1 januari 2009 uitgebreid van 13 naar 26 weken. Het is niet meer nodig om deel te nemen aan de levensloopregeling, iedere ouder die ou­derschapsverlof opneemt, komt in aanmerking voor deze kor­ting.

13.6 AanslaggrensDe aanslaggrens voor 2009 bedraagt €43. Aanslagen tot dit be­drag worden niet opgelegd.

13.7 SchenkingsrechtDe tarieven voor het schenkingsrecht per 1 januari 2009 kunt u vinden in par. 12.5, evenals de vrijstellingen.

13.8 inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet

13.8a Maximum bijdrage-inkomenHet maximuminkomen waarover premies zorgverzekering verschuldigd zijn, bedraagt in 2009 €32.369.

13.8b Percentage inkomensafhankelijke bijdrageHet percentage inkomensafhankelijke bijdrage is in 2009 6,9% als u een inhoudingsplichtige heeft. Voor inkomsten zonder inhoudingsplichtigen bedraagt het percentage 4,8%. Ook voor directeuren­grootaandeelhouders is het percentage 4,8%.

TABeL 27 HeFFiNgSKoRTiNgeN 2009

jonger dan 65

jaar

ouder dan 65

jaar

Algemene heffingskorting € 2.007 € 935 Arbeidskorting inkomens tot €42.509 (maximaal)• tot 57 jaar € 1.504 • 57, 58 of 59 jaar € 1.762 • 60 of 61 jaar € 2.018 • 62 jaar of ouder € 2.274 € 1.059 Arbeidskorting inkomens vanaf €42.509 (maximaal)• tot 57 jaar € 1.480 • 57, 58 of 59 jaar € 1.738 • 60 of 61 jaar € 1.994 • 62 jaar of ouder € 2.250 € 1.048 Inkomensafhankelijke combinatiekorting € 1.765 € 823 Alleenstaande-ouderkorting € 902 € 421 Aanvullende alleenstaande-ouderkorting (max.) € 1.484 € 692 Jonggehandicaptenkorting € 678 Ouderenkorting € 661 Alleenstaande ouderenkorting € 410 Doowerkbonus• 62 jaar (5%) € 2.296 • 63 jaar (7%) € 3.214 • 64 jaar (10%) € 4.592 • 65 jaar (2%) € 918 • 66 jaar (2%) € 918 • 67 (e.v.) jaar (1%) € 459 Levensloopverlofkorting (per jaar van deelname) € 195 Ouderschapsverlofkorting (per verlofuur) € 3,99 Korting maatschappelijke beleggingen 1,3% * 1,3% *Korting directe beleggingen in durfkapitaal 1,3% * 1,3% *

* van het vrijgestelde bedrag in box 3

De doorwerkbonus in de praktijkU wordt in 2009 64 jaar. Uw inkomen uit werk bedraagt €27.000. Dan heeft u recht op een doorwerkbonus van (€27.000 - €8860) x 10% = €1813.

Page 179: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009 179

Aaandelen 39, 119aandelenopties 22, 64aangifte 19

aanvragen 159correctie 158niet ingediend 19onjuist 19te laat 19uitstel 19

aangifteprogramma 19, 20vooringevulde aangifte (VIA) 15zelf aanvragen 19

aanmerkelijk belang 36, 116aankoopkosten 38aftrekbare kosten 37gebruikelijk loon 59overdrachtsprijs 37reguliere voordelen 36vererving 37verkrijging door huwelijk 37verkrijging door schenking 37verkrijgingsprijs 37verkrijging tegen te lage waarde 37voordeel uit 38

aannemers van werk 68aanslag

ambtshalve 19ambtshalve herziening 162betaling 164bezwaar 162conserverende 161definitieve 160heffingsrente 164invorderingsrente 165navorderings­ 160soorten 159verplichte 159voorlopige 159

aanslaggrens 150aanspraken 64aanvullende alleenstaande-

ouderkorting 154aanvullende combinatiekorting 154abortus 138adoptie 138advocaatkosten bij ontslag 63afkoop

alimentatie 43erfpacht 25lijfrente 36

afkoop kapitaalverzekering met lijf-renteclausule 100

afkoopsom lijfrente 98afkoopsom periodieke uitkering 98aftrekbare kosten bij lijfrente-

uitkeringen 74

aftrekbare kosten periodieke uitkeringen 100

aftrek buitengewone uitgaven 130aftrek dubbele belasting 48aftrekposten 17, 42, 127, 158aftrek wegens geen of geringe eigenwo-

ningschuld 29, 76afvloeiingregeling 66alimentatie 5, 97

afkoopsom 43, 127aftrekbare kosten 30, 97, 168betaalde 42, 127bijstandsuitkering 97bijstandsverhaal 128eigen woning 128fiscaal partners 42in natura 97, 128kinder­ 30lijfrentepremie storten 128lijfrentepremies verrekenen 128na samenwonen 168ontvangen 30, 97ontvangen afkoopsom 97partner­ 30, 127pensioenrechten verrekenen 128samenwoning verbroken 128terugontvangen 106verrekening lijfrente 97verrekening pensioenrechten 97woning 97

alleenstaande-ouderenkorting 155alleenstaande-ouderkorting 154alternatieve genezers 132ambtshalve aanslag 19ambtshalve herziening 162ambtsjubileum 59annuïteitenhypotheek 173ANW-premie 108AOW 10arbeidsbeloning meewerkende echtge-

noot/partner 101arbeidskorting 22, 153arbeidsongeschiktheidsaftrek 140arbeidsongeschiktheidsuitkeringen,

ontvangen 100artiesten 68artiesten- of beroepssporters -

regeling 33auteursrechten 100auto 72

zakelijk gebruik privé­auto 74autoleningen 74auto van de zaak 72

bestelauto’s 73bijtelling 72bijtelling tijdsevenredig 73cataloguswaarde 72

garagevergoeding 73gebruik voor nevenwerkzaamheden 73kilometeradministratie 72loonbelasting 72meer werknemers 72parkeergelden 73tolgelden 73vergoeding aan werkgever 73vergoeding andere kosten 73verklaring geen privégebruik auto 73

AWBZ-inrichting 133

Bbanksparen 90bedrijfsfitness 63bedrijfskantinemaaltijden 61belastingschulden 113beleggen 112beleggingen in durfkapitaal 117beleggingshypotheek 173beleggingsrecht eigen woning 92

omzetten in KEW/SEW 92Belgische OV-verklaring reisaftrek 69beloningen van derden 58bereidstellingprovisie 79beroep bij rechtbank 163

griffierecht 163sprongcassatie 163te laat ingediend 163uitspraak 163vergoeding proceskosten 163

betaalde alimentatie 127betaling van aanslagen 164

te laat 164uitstel 164verjaring 164

bevalling 138bezittingen 41, 112

aandelen, obligaties 39bank­, giro­ en spaartegoeden 39gehuwden 38minderjarige kinderen 38onroerende zaken 40overige vorderingen en contant geld 40samenwonenden 38tweede woning 40

bezwaar tegen aanslag 162beroep bij rechtbank 163cassatieberoep 163hoger beroep 163te laat ingediend 162termijnverlenging 162vergoeding kosten 162

bijleenregeling 83afboeken eigenwoningreserve 84fiscaal partners 85

Register

Page 180: Belasting Gids 2009

RegiSTeR

Consumentenbond Belastinggids 2009180

partners/samenwonenden 25twee woningen 85verbouwing 84woning van en naar box 3 85

bijzondere beloningsvormen 22bijzondere therapieën 132bijzonder loon 58

beloningen van derden 58fooien 58uit dienstbetrekking van een ander 58uitkeringen van uw werkgever 58

blackberry 61blooteigendom 122

van onroerende zaken 113boete

bij onjuiste aangifte 19bij te late aangifte 19

bos- en natuurterreinen 115bouwdepot 29, 86, 113bouwgrond 77box 1

andere inkomsten 30inkomen uit werk en woning 21lijfrenten en andere inkomsten 35

box 2aanmerkelijk belang 36verdelen inkomsten 150

box 3invorderingsrente 113kapitaalverzekering 125monumentenwoning 147overgangsmaatregelen 124schulden van u en uw fiscale partner 41sparen en beleggen 38verdelen vermogen 150vrijstellingen 115

boxenstelsel 15boxhoppen 39, 123bronheffing op buitenlandse spaarren-

te 51buitengewone uitgaven 43, 130

aftrek 130fiscaal partners 44, 130niet­aftrekbare drempel 44, 131toerekening en samenvoeging 130verzilveringsregeling 44wijzigingen 4

buitenlandse inkomsten 23bronbelasting 49

Ccardiofoon 133carpoolen 71cascowoning 78cassatieberoep 163chronische ziekte 140chronisch zieke kinderen 140combinatiekorting 153compensatieregeling

dienstbetrekking in België 50computer van de baas 61

conserverende aanslag 50, 161consumpties tijdens werktijd 61contributies vakbondsvereniging 63co-ouderschap 129, 168

levensonderhoud kinderen 129correctie op de aangifte 158

door de fiscus 158door uzelf 158

culturele beleggingen 118, 155cursussen via werkgever 62

Ddefinitieve aanslag 160

verjaringstermijn 160diabetesvereniging 132dieetkosten 135dienstbetrekking

fictief 68wel of niet? 67

dienstverlening aan huis 68, 100dividendbelasting 50

verdelen 150drempelinkomen 131drempel ziektekosten 131dringende verplichting van moraal en

fatsoen 168dubbele belasting

aftrek ter voorkoming 48durfkapitaal 47, 117, 148, 155duurzame verhuur eigen woning 93

eechtscheiding 56, 77, 166

bijleenregeling 85co­ouderschap 168eigen woning 167heffingskortingen 166inkomenstoerekening 166leegstaande woning 95onderhoudsverplichting kinderen 166partneralimentatie 166pensioen 168verdeling huwelijksvermogen 167

economische eigendom eigen woning 76eenoudergezin 168effecten 119eigen woning 76, 118, 128

aan kinderen overgedragen 123, 171aankopen helft ex­partner 80afkoop erfpacht 84afsluitprovisie 79, 82aftrek wegens geen of geringe eigenwo­

ningschuld 29afwijkende regelingen 25alimentatie 128andere voordelen 78bereidstellingprovisie 79berekening eigenwoningforfait 78bezwaar tegen de WOZ­beschikking 26bijgebouwen 76bijkopen blooteigendom 80

bijleenregeling 83bijtelling van de huurwaarde 77bijzondere situaties 26, 27boeterente 79, 82bouwdepot 29, 86bouwgrond 77bouwrente 79cascowoning 78deel van de woning verhuurd 26definitie 25depotrente 86disagio 79duurzame verhuur 93echtscheiding 77economische eigendom 76één eigenaar, meer gebruikers 94eigenwoningforfait 78eigenwoningreserve 83erfpachtcanons 79fiscaal partners 26garage 76gedeelte van het jaar een fiscale

partner 26geen of geringe eigenwoningschuld 86gemengde leningen 80generatiehypotheek 80gratis ter beschikking stellen 93grondrente 79hoofdverblijf 76in aanbouw 77, 95in box 1 76in de verkoop 77kamerverhuurvrijstelling 27kostenaftrek 79kosten geldlening 79lichtreclame 78meer bewoners die geen fiscale part­

ners zijn 26meer eigenaren 94monumentenwoning 146Nationale Hypotheek Garantie

(NHG) 79nog geen WOZ­beschikking

ontvangen 27onteigeningsvergoedingen 78opname in zorginstelling 77overheidsbijdragen 96periodieke betalingen voor erfpacht,

opstal en beklemming 29periodieke overheidsbijdragen 31rapport SWEW 79renteaftrek 79

beperking door kapitaaluitkering 83beperking tot 30 jaar 83bij aankoop huis van partner 81financiering aftrekbare kosten 82lening van partner 81niet-hypothecaire lening 79verband met eigen woning 80vooruitbetaalde rente 79, 82voor verbouwing of verbetering 84

Page 181: Belasting Gids 2009

RegiSTeR

Consumentenbond Belastinggids 2009 181

retourprovisie 79royementskosten 79saldo inkomsten en aftrekposten 29samenwonenden, geen fiscale

partners 29stalling van caravans of boten 78taxatiekosten 79tijdelijke overplaatsing 77tijdelijke verhuur 26, 27, 93uitzendregeling 77verbouwing 81verhuizing 95verhuur 93, 118verhuur aan ex­echtgenoot 93verzekeringsuitkeringen 78voor ex­echtgenoot 119voor kennissen 95voor kinderen 95, 119voor ouders 95, 119vooruitbetaalde rente 79waarde 26werkgever vergoedt werkruimte 78werkruimte 96Wet Hillen 76woning van en naar box 3 85woonboot 76woonvereniging 79woonwagen 76WOZ­waarde 78

eigenwoningforfait 27, 76berekening 78

eigenwoningregeling 76eigenwoningreserve 83

afboeken 84afname 84echtscheiding 85fiscaal partners 85negatieve 83

eigenwoningschuld 27, 83, 86aflossen 4, 25

einde huwelijk door overlijden 55emigratie

kapitaalverzekering 89enquêteurs 68erfpacht

afkoop 25EVC (Erkenning Verworven

Competenties) 64

Ffeestdagenregeling 59fictieve dienstbetrekking 68fietsaftrek 71fiets van de baas 61fiscaal loon 21

bijzonderheden 22fiscaal partnerschap 20

gevolgen 54huwelijk 20samenwonen 20verdelen 52

fiscaal voordelige beloningsvormen 59fiscale partners 53, 114

bij overlijden 57bijleenregeling 85broers en zussen 53buitengewone uitgaven 130deel van het jaar 57gehuwden 53geregisteerde partners 53giften 144heffingvrij vermogen 114kindertoeslag 114levensonderhoud kinderen 130ouderentoeslag 115overdracht heffingvrij vermogen 114samenwonenden 53studiekosten 142verdelen inkomsten en

aftrekposten 149verdelen vermogen 114

fooien 22, 58, 100freelance-inkomsten 100freelancewerkzaamheden 33functionaris bij een internationale

organisatie 23

ggebruikelijk loon aanmerkelijk

belanghouder 59gehandicapten

uitgaven voor weekendbezoek 45gehuwden 53gelijkgestelden voor loonbelasting 68gemeenschappelijke inkomens-

bestanddelen 54gemengde leningen 80geneeskundige hulp 132geneeskundig onderzoek

vergoeding werkgever 63generatiehypotheek 80, 173genotsrechten 122geregistreerde partners 53gezinshulp 137giften 4, 46, 144

aftrekbare 144buitenlandse instellingen 145drempel 144in de vorm van lijfrentetermijnen 46lijfrente 146lijst van instellingen 145losse 144niet­aftrekbare drempel 46niet­declareren van kosten 145partnerschap 47, 144renteloze lening 146vrijwillige ouderbijdrage school 146vrijwilligers 146

gouden handdruk 67gratis ter beschikking stellen eigen

woning 93groene beleggingen 117, 124, 155

Hhardheidsclausule 156heffingskorting 51, 153, 159

aanvullende alleenstaande­ouderkor­ting 154

aanvullende combinatiekorting 154algemene 153alleenstaande­ouderenkorting 155alleenstaande­ouderkorting 154arbeidskorting 153beleggingen in durfkapitaal 155combinatiekorting 153culturele beleggingen 155groene beleggingen 155jonggehandicaptenkorting 155kinderkorting 153levensloopverlofkorting 155loonbelasting 155middeling 156minstverdienende partner 155ouderenkorting 155ouderschapsverlofkorting 154sociaal­ethische beleggingen 155voorlopige teruggaaf 155wijze van uitbetaling 155

heffingsrente 164bezwaar 164vermindering 164

heffingvrij vermogen 114hoogte 114kindertoeslag 114ouderentoeslag 115

hoger beroep bij gerechtshof 163vergoeding proceskosten 163

huishoudelijke hulp 68, 100huisvesting buiten woonplaats 62huur en pacht belast in box 1 124huur en pacht van vóór 2001 34huurrecht 119huur van vóór 1 januari 2001 106huwelijk 20hypotheekvormen 172

iIcesave 120inentingskosten 132inkomensbestanddelen

gemeenschappelijke 54zelfstandige 54

inkomenstoerekeningminderjarige kinderen 55voordelen 55

inkomensvoorzieningen 35negatieve uitgaven 36

inkomen uit werk en woning 21inkomsten

uit tegenwoordige dienstbetrekking 21uit vroegere dienstbetrekking 22

inkomsten uit arbeid 58interne representatie 63internetaansluiting 61

Page 182: Belasting Gids 2009

RegiSTeR

Consumentenbond Belastinggids 2009182

invaliditeitspensioen 75invaliditeitsuitkering 31, 108, 116invorderingsrente 165

in box 3 113

Jjaaropgaaf 21jaarruimte 11jonggehandicaptenkorting 155jubileumvergoeding 59

Kkamerverhuur 95kamerverhuurvrijstelling 27kansspelbelasting 51kapitaalsuitkeringen 116kapitaalverzekering 125

belastbaar deel 34belast rentedeel 106hoofdlijnen 125in box 3 125koppelen of niet? 126met lijfrenteclausule 98niet vrijgesteld deel 40overgangsregeling 125samenloopbepalingen 125uitkering 125vrijstelling 34vrijstelling gedurende looptijd 125

kapitaalverzekering eigen woning 27, 87afkoop 89bandbreedte overschreden 89belastbaar deel 27emigratie 89fictieve uitkering 89gedeeltelijke uitkering 89inbreng in onderneming 89koppelen 87koppelen na 2001 89looptijd langer dan 30 jaar 89verkoop eigen woning 89vervreemding 89voorwaarden 87vrijstelling 29, 87

eenmaal per leven 88gehuwden 88maximale schuld eigen woning 88oud-regimepolis 88samenwonenden 88uitkering bij overlijden 88

kapitaalverzekering met lijfrente- clausule 109

kinderalimentatie 30kinderen 55, 128

definitie 128inkomenstoerekening 55levensonderhoud 128mate van onderhouden 129pleeg­ 56, 129stief­ 55, 128

uitgaven levensonderhoud 43kinderkorting 153kindertoeslag 114klagen 17kleding en beddengoed 135kortlopende inkomsten 116kortlopende verplichtingen 116kostenaftrek eigen woning 79kost en inwoning 61kostgangers 102kraamzorg 138kruiselings verzekeren 172kunst- en hulpmiddelen 133kunstverzameling 115kwijtgescholden durfkapitaal 47, 148

terugontvangen 106

Llaagrentende leningen werkgever 64laserbehandeling oogarts 132leegstaande woning na

echtscheiding 95levenhypotheek 173levensloopregeling 64, 116

directeur groot­aandeelhouder 66fiscale aspecten 65lijfrenten 66opbouwen spaartegoed 65opnemen verlof 65overlijden 66vrijstelling in box 3 116werknemersverzekeringen 65

levensloopverlofkorting 155levensonderhoud kinderen 128

aftrekbedrag 129co­ouderschap 129fiscaal partnerschap 130mate van onderhouden 129uitgaven 128

lijfrente 66, 98, 107aanspraak op invaliditeitsuitkering 108afkoop 36afkoopsom 98aftrek premies in box 1 107bijtelling premies 99combinaties 108gesloten na 1 januari 2001 98gesloten tussen 1990 en 2001 98giften 146in box 3 74invaliditeits­ 108nabestaanden­ 107negatieve premies 99niet­aftrekbare premie 98omzetten 108oudedags­ 107overbruggings­ 108overzicht regimes 12premieaftrek 107, 108

AOW-inbouw 108jaarruimte 108

pensioenaangroei 108reserveringsruimte 109

premieaftrek oude polissen 109sanctiebepalingen 99schenken aan kinderen 169soorten 35, 107te veel betaalde premie 109tijdelijke oudedags­ 108toegestane vormen 107verboden handeling 99verlengen 14verzuimde premieaftrek 109voor meerderjarig invalide kind 108

lijfrentegiften 5lijfrentesparen 5, 110

aftrek van de inleg 111nabestaandenuitkering 110omzetting in lijfrente 111oudedagsuitkering 110tijdelijke oudedagsuitkering 111toegestane uitkeringen 110

lijfrenteuitkeringenaftrekbare kosten 74loonheffing 74zonder loonbelasting 31

lineaire hypotheek 172loon 58

complicaties 67fiscaal 21in natura 60negatief 59onbelaste uitkeringen 59postuum 58te laat betaald 68uit dienstbetrekking 58

loonheffing, ingehouden 21lopende huur, pacht, rente 124

Mmaaltijden van werkgever 61maatschappelijke beleggingen 117medicijnen 132

homeopathische 132meer partners in een jaar 54meewerkende echtgenoot 101minderjarige kinderen 55

fiscale gevolgen 56inkomenstoerekening 55

mobiele telefoon 61monumentenregeling 47monumentenwoning 146

box 3 147eigen woning 146kostenaftrek 146restauratiehypotheek 147 terugontvangen onderhoudskosten 106

motorfiets 74privégebruik 74ter beschikking gesteld door werkgever 74zakelijk gebruik 74

Page 183: Belasting Gids 2009

RegiSTeR

Consumentenbond Belastinggids 2009 183

Nnabestaandenlijfrente 35, 107nabestaandenpensioen 75nalatenschap

rente 124Nationale Hypotheek Garantie (NHG)

79navorderingsaanslag 54, 160

bewijslast 161boete 161nieuw feit 160termijn 160verdelen nagevorderde posten 54

negatief loon 59negatieve eigenwoningreserve 83negatieve lijfrentepremies 99negatieve persoongebonden

aftrekposten 148negatieve uitgaven voor inkomens-

voorzieningen 36normbedragen studiekosten 143nullening 144

oobesitas 132obligaties 39OBU-uitkeringen 75octrooirechten 100omzetten lijfrente 108omzetting SEW/BEW/KEW 92onbelaste uitkeringen 59onderbedelingsvordering 114onderhoudsdepot 113onderhoud/verbetering van de nieuwe

woningkosten 24schulden 24

ondersteuningsfondsuitkeringen uit 58

ongehuwd samenwonenden 53ongevallenuitkering 31ongevallenverzekering 63onroerende zaken 112, 119onroerende zaken uitponden 101ontbinding samenwonen 56, 168onteigeningsvergoedingen 78ontslag

advocaatkosten 63schadeloosstelling 67smartengeld 67uitkering 59

ontslaguitkering 59opbrengsten uit overige werkzaam-

heden 32aftrekbare kosten en lasten 32balansposten 33

oproepkrachten 68opting-in 68oudedagslijfrente 35, 107

tijdelijke 108oudedagspensioen 75

ouderdomsaftrek 140ouderenkorting 155ouderentoeslag 115

en partnerschap 115ouderschapsverlofkorting 154outplacement 63overbedelingsschuld 114overbruggingslijfrente 108overgangsmaatregelen in box 3 124overgangsregeling groene

beleggingen 117overgangsregeling kapitaal-

verzekeringen 125overgewicht 132overheidsbijdragen eigen woning 96,

100overige inkomsten 106

belast rentedeel kapitaalverzekering 106huur van vóór 1 januari 2001 106rente van vóór 1 januari 2001 106

overlijden 56, 139aftrekbare kosten 57, 139en box 3 5laatste ziekte 139loon na 58partnerschap in jaar van 57persoonsgebonden aftrekposten 127, 148postuum loon 56wie doet aangifte 56

overlijdensuitkering 60

Pparkeren 71participatiemaatschappijen 125partneralimentatie 30, 127, 166peildatum

bezittingen en schulden 112bij deel van het jaar 114emigratie 112geboren worden 112huwelijk 114immigratie 112overlijden 112, 114

pensioen 10, 74bijsparen 11bijstorten 11en WW 10franchise 10invaliditeits­ 75maximale opbouw 10nabestaanden­ 75oudedags­ 75premies 64wezen­ 75

pensioenpremies 64pensioentekort 108periodieke overheidsbijdragen eigen

woning 31periodieke uitkeringen 30, 31, 40, 98,

120afkoopsommen 31, 98

aftrekbare kosten 32, 100niet­ingegane 122overige 31terugbetaald 32

persoonlijke situatie 53, 58persoonsgebonden aftrekposten 127

methodiek van aftrek 127negatieve 148restant voorafgaande jaren 47, 148schuiven met 151verdelen 150volgorde van aftrek 127

persoonsgebonden budget 138pleegkind 56, 129pleegzorgvergoedingen 102postuum loon 56, 58premies ongevallenverzekering 63

vergoeding van werkgever 63premies volksverzekeringen 48

vrijstelling of vermindering 48presentiegelden bestuursleden 100prestatiebeurs 143prijzen 102producten van de werkgever 60provisie verzekeringsagenten 100

Rrechten op onroerende zaken 113rechten op roerende zaken 113, 115reisaftrek 23

bijzondere situaties 23openbaar vervoer 23

reisaftrek woon-werkverkeer 68Belgische OV­verklaring 69bijzondere omstandigheden 69gezinsbezoek 69meer reizen op dezelfde dag naar de­

zelfde werkplek 69meer werkplekken, op dezelfde dag 69meer werkplekken, op verschillende

dagen 69onderbreking 69reisafstand 69reisafstand groter dan 90 km 69toepassing 69 verschillende keren per dag 69 vervoer werkgever 70

reiskostenbuiten woon­werkverkeer 60woon­werkverkeer 68

reiskostenforfait 23reisverklaring 68rekenvoorbeeld belasting-

berekening 157relatiegeschenken 63rendementsgrondslag 114renteaftrek eigen woning 79rente belast in box 1 124rente-inkomsten van vóór 2001 34rente i.v.m. nalatenschap 124renteloze leningen 146

Page 184: Belasting Gids 2009

RegiSTeR

Consumentenbond Belastinggids 2009184

renteloze leningen werkgever 64rentespaarbrief 116rente van vóór 1 januari 2001 106representatiekosten 63reserveringsruimte 11, 35restant persoonsgebonden aftrekpos-

ten voorafgaande jaren 148restauratiehypotheek 147resultaat uit overige werkzaam-

heden 100administratieve verplichtingen 102aftrekbare kosten 103auto 104bepaling resultaat 102bijzondere soorten 101inkomsten 103kasstelsel 102soorten 100verliezen uit de aanloopfase 102vermogensetikettering 103vorderingenstelsel 102werkkamer 104winststelsel 103woongenot 104

retourprovisie 79revisierente 99roerende zaken 113royalty’s 100

Ssaldolijfrente 74, 98samenloop box 1, 2 en 3 39samenwonen 20, 53

alimentatie 168onderhoudsverplichting 56, 168uit elkaar gaan 56, 168

sanctiebepaling lijfrentes 99schadeloosstelling bij ontslag 67schenkingen 169

aangifte 171aansprakelijkheid 171bijzondere regels 170bijzondere vrijstellingen 169formaliteiten 170lening ouders aan kinderen 171samenloop met inkomstenbelasting 169schuldigerkenning uit vrijgevigheid 171tariefgroepen 170tarieven 169

scholingsuitgaven 45schoonheidsbehandeling 132schulden 41

drempel 42eigen woning/hoofdverblijf 113niet aftrekbare drempel 113

smartengeld 67smartphone 61sociaal-ethische beleggingen 117, 155soorten aanslagen 159spaarbewijzen 120spaarbrief 116

spaarhypotheek 173spaarloonregelingen 64, 116

vrijstelling in box 3 116spaarrekening eigen woning 90

fictieve deblokkering 91omzetten in KEW/BEW 92overlijden 92verkoop huis 92voorwaarden 90

sparen 112speciaal onderwijs 137speculatie-inkomsten 101sportkeuring 132sprongcassatie 163stiefkinderen 55, 128stoppen met roken

cursuskosten via werkgever 63studiefinanciering 143

andere studietoelagen 144prestatiebeurs 143

studiekosten 45, 142aanschaf duurzame zaken 143aftrekbare 142computer 143drempel 143hobbies 142internet 142lening voor 144maximum 143niet­aftrekbare 143normbedragen 143nullening 144omschrijving 142partners 142standaardstudieperiode 143terugontvangen 106vergoedingen 142vergoeding werkgever 63vooruitbetaald 142

studietoelagen 31

Ttarieven 152

box 1 152box 2 152box 3 152

taxatiekosten 79tegenwoordige dienstbetrekking 21

buitenlandse inkomsten 23telefoonvergoeding 61telewerken 61ter beschikking gestelde vermogens-

bestanddelen 33aftrekbare kosten en lasten 34opbrengsten 33

ter beschikking stellen vermogens-bestanddelen 104bepaling van het resultaat 105 huwelijksgoederenrecht 105

terugbetaalde periodieke uitkeringen 32

teruggaaf belastingvoorlopig 51, 158vóór 1 juli 158

teruggave ziektekosten 148terugontvangen bedragen die eerder

in aftrek zijn gebracht 34, 106alimentatie 106kwijtgescholden durfkapitaal 106onderhoudskosten monumenten­

pand 106studiekosten 106ziektekosten 106

thuiswerkers 68tijdelijke oudedagslijfrente 35, 108tijdelijke verhuur eigen woning 93tijdelijk twee woningen 25trustvermogen 50tweede woning 40, 94, 118

in het buitenland 95, 118twee partners in een jaar 21twee woningen bij verhuizing 95

Uuitgaven levensonderhoud kinderen

43, 128uitkeringen 74

onbelaste 59uitponden van onroerende zaken 101uitstel van aangifte 19uitvaartverzekering 116

Vvacatiegelden bestuursleden 100vakbondsvereniging, contributies 63vakliteratuur 62VAR 67vaste reiskostenvergoeding 70verbouwing 81, 84

geleend geld 81volgorde lening/verbouwing 81

verdelen inkomsten 149gedeelte jaar partner 149gevolgen 150hele jaar partner 149na einde partnerschap 151ouderenkorting 150ouderentoeslag in box 3 150tariefvoordeel 150welke posten? 150

verdelen vermogen in box 3 150vergoedingen 60vergoeding kosten bezwaarfase 162vergoeding onregelmatige diensten 61vergoeding woon-werkverkeer 70

eigen vervoer 70openbaar vervoer 70reisafstand 70vaste vergoeding 70vervoer werkgever 70

vergrijpboete 19verhuisd

Page 185: Belasting Gids 2009

RegiSTeR

Consumentenbond Belastinggids 2009 185

naar een duurder huis 24naar een goedkoper huis 24

verhuiskosten 63verhuurde onroerende zaken 119verhuurde woningen 118verhuur eigen woning 93

aan ex­echtgenoot 93verhuur gedeelte eigen woning 93Verklaring Arbeidsrelatie (VAR) 67verklaring geen privégebruik auto 73verkrijgingen krachtens erfrecht 113verlies

uit aanmerkelijk belang 51uit werk en woning 51

verlies of beschadiging goederen 62verloskundige hulp 132vermogen 112

verschuiven 123vermogensbestanddelen

ter beschikking stellen 104vermogensetikettering 103vermogenswinst 101verplichte aanslag 159verrekening dividendbelasting 50verrekening kansspelbelasting 51verstrekkingen 60verzilveringsregeling 44, 140verzuimboete 19VIA (vooringevulde aangifte) 15voedingssupplementen 132volgorde aftrek persoonsgebonden af-

trekposten 127voordeelurenkaart 61voorlopige aanslag 51, 159voorlopige teruggaaf 17, 158vooruitbetaalde rente 82voorwerpen van kunst en

wetenschap 115vorderingen 120

op achtergebleven ouder 113, 114vrij reizen per openbaar vervoer 60vrijstellingen in box 3 115

beleggingen in durfkapitaal 117bos­ en natuurterreinen 115culturele beleggingen 118genotsrechten 122groene beleggingen 117invaliditeitsuitkering 116kapitaalsuitkeringen 116kortlopende inkomsten 116kortlopende verplichtingen 116kunstverzameling 115landgoederen 115levensloopregeling 116lopende huur, pacht, rente 124maatschappelijke beleggingen 117overlijdensuitkering 116rechten op roerende zaken 115sociaal­etische beleggingen 117spaarloonregeling 116uitvaartverzekering 116

verkocht aanmerkelijk belang 116voorwerpen van kunst en

wetenschap 115vrijstelling spaarrekening eigen

woning 91vrijwillig betaalde ANW-premie 108vrijwilligerswerk 101, 145

giftenaftrek 146vroegere dienstbetrekking 22

buitenlandse inkomsten 23vruchtgebruik onroerende zaken 112vruchtgebruik roerende zaken 113VUT-uitkeringen 75

Wwaardering bezittingen en

schulden 118blooteigendom 122effecten 119genotsrechten 122huurrecht 119overige onroerende zaken 119periodieke uitkeringen 120spaarbewijzen 120tweede woning 118verhuurd onroerend goed 118vorderingen 120woning 118

in het buitenland 118voor ex-echtgenoot 119voor kinderen/ouders 119

wachtgeld 75weddenschappen 102weekenduitgaven gehandicapten 141werkkamer 104werkruimte in de woning 62werkruimte in eigen woning 96Wet Hillen 76, 86wezenpensioen 75winststelsel 103woning

in het buitenland 118woning in aanbouw 95woningwaarde 26woonboot 76woongenot 104woonwagen 76WOZ-waarde 78

bezwaar 78nog geen beschikking 78wijziging waarde 78

WW en pensioen 10 Zzakelijk gebruik privé-auto 74zelfstandige inkomens-

bestanddelen 54ziektekosten 43

abortus 138afbreken reis in buitenland 135algemene uitgaven 44

alternatieve genezers 132arbeidsongeschiktheid 140AWBZ­inrichting 133bijzondere therapieën 132chronische ziekte 140contributies van belangen­

verenigingen 132diabetesvereniging 132dieetkosten 135geneeskundige hulp 132gezinshulp 137homeopathische geneesmiddelen 132inenting 132kaalheid 132kleding en beddengoed 135kraamzorg 138kring van verwanten 131kunst­ en hulpmiddelen 133langdurige verpleging 133laserbehandeling oogarts 132leefkilometers 134medicijnen 132niet­aftrekbare drempel 45, 131obesitas 132overgewicht 132persoonsgebonden budget 138premie inkomensafhankelijke

bijdrage 133premie zorgverzekering 133reiskosten 134reiskosten begeleider 135speciaal onderwijs 137specifieke uitgaven 44teruggave 148terugontvangen 106vakantie thuis 133verblijf in ziekenhuis of verpleeg­

inrichting 133verloskundige hulp 132vervoerskosten 134voedingssupplementen 132voorzieningen aan auto 135woon­ en bouwkundige

voorzieningen 134ziekenbezoek 135

ziekteuitkering 31zorgverzekering

aanvullende dekking 133basispremie 133inkomensafhankelijke bijdrage 52premie 133

Page 186: Belasting Gids 2009

Consumentenbond Belastinggids 2009186

Kies zelf uw lidmaatschap (prijzen 2009)Als u per 1 januari 2009 lid wordt van de Consumentenbond heeft u toegang tot alle online testresultaten en koopadvies op maat via Consumentengids Online, het exclusieve gedeelte op onze site alleen voor leden. U logt eenvoudig in via www.consumentenbond.nl. U heeft de keuze uit een van onderstaande lidmaatschapsvormen.

Consumentengids inclusief Consumentengids Online (inclusief mo-biel internet) In de Consumentengids vindt u objectieve tests en deskundig, onafhankelijk advies over uiteenlopende producten en diensten. De Consumentengids verschijnt jaarlijks 11 keer, inclusief het dikke zomernummer. Met toegang tot alle online testresultaten en koopadvies op maat via Consumentengids Online, het exclu­sieve ledengedeelte op onze site. Prijs: €58 per jaar.

Geldgids inclusief Consumentengids Online (inclusief mobiel inter-net) De Geldgids geeft u heldere en objectieve informatie over onder meer pensioenen, belastingen, hypotheken, sparen en verzekerin­gen. De Geldgids verschijnt jaarlijks 8 keer, inclusief de ‘Belasting­gids’ en de special ‘Eigen woning’. U heeft ook toegang tot alle online testresultaten en koopadvies op maat via Consumentengids Online, het exclusieve ledengedeelte op onze site. Prijs: €58 per jaar.

Digitaalgids inclusief Consumentengids Online (inclusief mobiel internet) Wilt u de juiste keuze maken bij aanschaf van hardware en software en wilt u meer met uw pc? De Digitaalgids vergelijkt abonnementen voor internetbellen, pc’s, printers, software en staat boordevol tips. De Digitaalgids verschijnt jaarlijks 6 keer. U heeft ook toegang tot alle online testresultaten en koopadvies op maat via Consumentengids Online, het exclusieve ledengedeelte op onze site. Prijs: €58 per jaar.

Gezondgids inclusief Consumentengids Online (inclusief mobiel internet) Wilt u bewust en gezond leven? Onze Gezondgids helpt u met tests van voeding, praktische hulpmiddelen en therapieën en informatie hoe u kwalen voorkomt en in conditie blijft. De Gezond­gids verschijnt jaarlijks 10 keer (inclusief twee extra dikke thema­nummers). U heeft ook toegang tot alle online testresultaten en koopadvies op maat via Consumentengids Online, het exclusieve ledengedeelte op onze site. Prijs: €58 per jaar.

Reisgids inclusief Consumentengids Online (inclusief mobiel inter-net) Met de Reisgids krijgt u niet alleen informatie om bij weg te dromen. Dankzij tests, prijspeilingen en kritische inspecties ter plekke kunt u meteen op stap en weet u welke adressen en maat­schappijen u beter kunt mijden. De Reisgids verschijnt jaarlijks 6 keer (exclusief de themaspecial). U heeft ook toegang tot alle online testresultaten en koopadvies op maat via Consumentengids Online, het exclusieve ledengedeelte op onze site. Prijs: €58 per jaar.

Consumentengids Online (inclusief mobiel internet) Wat is het beste ziekenhuis? Of de goedkoopste lijfrentepolis? Via Consumen­tengids Online, het exclusieve ledengedeelte op onze site, heeft u toegang tot alle online testinformatie en koopadvies op maat. U weet direct wat voor ú de beste keuze is. Gegarandeerd onafhan­kelijk en betrouwbaar. Prijs: €43 per jaar.

De voordelen op een rijWelk abonnement u ook kiest, u bent altijd lid van de Consumen­tenbond en profiteert van aantrekkelijke ledenvoordelen:• ToegangtotConsumentengidsOnline.• Gratispersoonlijkadvies,pertelefoonofe-mail,overalledoor

ons geteste producten en diensten.• Groepsbemiddelingbijproblemenmeteenleverancier.• Ledenkorting–totwel30%–opalonzeboeken.• Gratiswekelijksedigitalenieuwsbriefmetactueleinformatie,

handige tips en adviezen.

WebwinkelBezoek onze webwinkel op www.consumentenbond.nl/webwinkel voor een volledig overzicht van onze boeken en bladen.

Aanvullende informatie? Dat kan!Als abonnee van de Consumentengids inclusief toegang tot Consu­mentengids Online kunt u een extra abonnement nemen op onze andere gidsen.

Jaarprijzen voor Consumentengidsleden (2009):Geldgids €36Reisgids €29Digitaalgids €29Gezondgids €29Belastinggids €14,50 (prijs tot 15 januari 2010)Testjaarboek €10,50 (prijs tot 1 november 2009)

Heeft u alléén een abonnement op Consumentengids Online, dan betaalt u voor het eerste extra gidsabonnement (Consumentengids, Geldgids, Digitaalgids, Gezondgids of de Reisgids) slechts €15 per jaar.

Hoe kunt u ons bereiken?Voor wijzigingen en algemene vragen kunt u terecht bij de afdeling Service en Advies, bereikbaar van maandag t/m donderdag (09.00 – 21.00 uur), vrijdag (09.00 – 17.30 uur). Telefoon (070) 445 45 45, fax (070) 445 45 96, postadres Postbus 1000, 2500 BA Den Haag, kantoor Enthovenplein 1, Den Haag, internet www.consumentenbond.nl, contact www.consumentenbond.nl/contact.Voor persoonlijk advies (alleen voor leden) kunt u terecht bij de afde­ling Service en Advies, bereikbaar van maandag t/m donderdag (09.00 – 21.00 uur), vrijdag (09.00 – 17.30 uur). Telefoon (070) 445 40 00, contact www.consumentenbond.nl/contact.

Abonnement en lidmaatschap geldgidsHet lidmaatschap mét de Geldgids kost €58 per jaar. Bent u al lid, dan betaalt u voor een jaarabonnement €36. Leden van Consumen­tengids Online betalen slechts €15 voor een eerste gidsabonnement. Voor dit bedrag heeft u recht op: zes reguliere nummers van de Geld­gids, plus in januari de Belastinggids met cd­rom én in het najaar de themaspecial Eigen woning. U ontvangt maandelijks de digitale Geldgids Nieuwsbrief met tips en nieuws over financiële zaken (als u zich hiervoor aanmeldt via www.consumentenbond.nl).Het lidmaatschap gaat in per de eerste dag van de volgende maand en heeft een looptijd van 12 maanden. Als u een machtiging voor automatische incasso van contributie en/of abonnementsgelden afgeeft, is deze van toepassing op al uw (toekomstige) lidmaatschap­pen en/of abonnementen van de Consumentenbond.Gaat u verhuizen geef dan uw adreswijziging minimaal drie weken van tevoren door. Vermeld het oude en het nieuwe adres. Opzegging van uw lidmaatschap of abonnement kan uitsluitend per e­mail, fax of brief (Postbus 1000, 2500 BA, Den Haag). Uw opzegging moet uiterlijk één maand voor de vervaldatum bij de Service & Ad­vies binnen zijn. U krijgt dan binnen drie weken een schriftelijke bevestiging. Heeft u deze niet ontvangen, neem dan contact op met de Service & Advies.Een los nummer kost €3,85 voor leden, €5,95 voor niet­leden (plus €2,50 verzendkosten). Voor informatie over verzendkosten naar het buitenland kunt u contact opnemen met de afdeling Service & Ad­vies.

PrivacyDe Consumentenbond legt persoonsgegevens vast van leden, abon­nees en anderen met wie contact is geweest. Deze gegevens worden gebruikt om de (abonnee­)overeenkomst uit te voeren en/of om u te informeren over voor u relevante activiteiten, producten en dien­sten van de Consumentenbond.Als u op deze informatie geen prijs stelt, of als u uw toestemming voor het gebruik van uw e­mailadres wilt intrekken, dan kunt u dit schriftelijk doorgeven aan: Consumentenbond, afdeling Service & Advies, Antwoordnummer 2259, 2502 XB Den Haag (geen postzegel nodig).

WegWiJZeR CoNSUMeNTeNBoND

Page 187: Belasting Gids 2009

Samen rijk worden

Hoe bescherm je een gezamen lijk vermogen?Hoe kan liefde je rijk maken? Hoe word je, kortom, samen steen rijk? Het boek ‘Samen rijk worden’ helpt u en uw partner bij het maken van de juiste financiële keuzes. ledenprijs €12,50* niet-ledenprijs €15*

Slimmer met uwgeld omgaan?

Het Jaarboek Geld 2009, telt 384 pagina’s tests, tips enachtergrondinformatie over alle mogelijke financiële onder-werpen. Hierdoor maakt u uw keuzes voortaan op basis van gezond verstand én gedegen, onafhankelijke informatie.ledenprijs €11,50*niet-ledenprijs €14,50*

Blijf op de hoogte van de laatste informatie op financieel gebied

Uw geldzaken online

Betalen, kopen, sparen, beleggen en verzekeren: internet biedt de mogelijkheid dit zonder tussen-komst van adviseurs te doen. Thuis, op uw eigen computer. ‘Uw geldzaken online’ leert u hoe u dit op een veilige, verantwoor-de manier doet. ledenprijs €14,50*niet-ledenprijs €18,25*

Testjaarboek 2009

Een internetprovider, een zorg-verzekering of digitale televisie? Kiezen is knap lastig, ook als het om minder gecompliceerde producten of diensten gaat. Het ‘Testjaarboek 2009’ helpt u bij het maken van de juiste keuzes.ledenprijs €11,50*niet-ledenprijs €14,50*

*Exclusief €2,50 verzendkosten. Bestelt u meer uitgaven tegelijkertijd, dan betaalt u maximaal €3,75 verzendkosten.

384 pagina’s, december 2008 208 pagina’s, oktober 2008

152 pagina’s, september 2008 416 pagina’s, november 2008

Bestellen?( (070) 445 45 45 8 www.consumentenbond.nl/webwinkel

Page 188: Belasting Gids 2009

Altijd de juiste financiële keuzeAls het om geldzaken gaat, moet u vaak snel een beslissing nemen waar u lang aan vast zit. Met de geldgids krijgt u onafhankelijk en goed advies om zelf een keuze te kunnen maken.

Met een abonnement op de Geldgids ontvangt u:

• Zes keer per jaar de Geldgids, 52 pagina’s onaf-hankelijk en advertentievrij.

• Onafhankelijk en betrouwbare testinformatie over verzekeringen, pensioenen, hypotheken en beleggingen.

• De Belastinggids mét cd-rom in januari (winkel- waarde €18).

• Het themanummer Eigen woning in november.

• Elke maand actuele tips en nieuws in de E-nieuwsbrief.

ISBN 978-905951109-5

9 7 8 9 0 5 9 5 1 1 0 9 5

Abonneren?( (070) 445 45 45 8 www.consumentenbond.nl/webwinkel

Leden van de Consumentenbond betalen slechts €39. Bent u nog geen lid, dan betaalt u €58 voor een abonnement inclusief online toegang tot alle testresultaten.